NL
67
de gevaarlijkste is - en bij opening in werking zullen treden waar-
door ze een hersluiting tegen het obstakel zullen veroorzaken met
desastreuze gevolgen! Om te verifiëren of de draairichting juist is
behoeft u alleen maar een alleen maar een korte impuls op de
ingang Stap-voor-Stap te geven; de eerste manoeuvre die de
besturingseenheid uitoefent nadat ze onder spanning is gezet is
altijd de manoeuvre OPENING; dus behoeft u alleen maar te con-
troleren of de poort open gaat. Als de manoeuvre in de verkeerde
richting plaats vindt, gaat u als volgt te werk:
1 - Schakel de stroomtoevoer uit
2 - Bij de driefasenmotor trifase, wisselt u 2 van de 3 aansluitingen
van de motor om. Bij de éénfasemotor dient u de aansluitingen
“OPENING” en “SLUITING” van de motor om te wisselen.
Nadat u wat hierboven beschreven is uitgevoerd hebt, is het
raadzaam opnieuw te proberen of de draairichting correct is waarvoor
u de handelingen vanaf punt “G” opnieuw dient uit te voeren.
H) Test een complete manoeuvre van de poortopener: het is
raadzaam steeds in handbediende modus te werken terwijl alle
functies gedeactiveerd zijn. Beweeg de poort met behulp van de
instructie-ingangen tot het punt van opening; als alles goed is
verlopen, kunt u tot een sluitingsmanoeuvre overgaan en de poort
tot het eindpunt laten lopen.
I) Voer verscheidene openings- en sluitingsmanoeuvres uit om te
controleren or er eventueel defecten in de mechanische structuur
van de automatisering zijn en om te verifiëren of er punten met een
bijzondere wrijving bestaan.
L) Test of de veiligheidsinrichtingen FOTO bij de openings manoeuvre
geen enkel gevolg hebben; bij sluiting veroorzaken zij een
onderbreking van de manoeuvre. Als de kaart PIU' aanwezig is
dient u ook de werking van de ingang FOTO 2 te controleren, die
bij het sluiten geen enkel gevolg heeft, maar bij het openen de
manoeuvre onderbreekt. De op de ingang STOP aangesloten
inrichtingen werken zowel bij opening als sluiting en onderbreken
altijd de manoeuvre.
De besturingseenheid kent 3 afstellingen die via de afstellingstrim-
mers tot stand komen; deze wijzigen de onderstaande parameters:
Werkingsduur (TL):
Hiermee wordt de maximale tijdsduur van de openings- of sluitings-
manoeuvre afgesteld.
Pauzeduur (TP):
Bij "automatische" werking wordt met deze functie de tijd tussen het
einde van de openingsmanoeuvre en het begin van de sluitings-
manoeuvre afgesteld.
Kracht(F):
Hiermee kunt u de drempel voor inwerkingtreding van de stroommeting
afstellen. Voor het afstellen van de werkingsduur TL, selecteert u de wer-
kingsmodus “Semi-automatisch” door de dipschakelaar 1 op ON te zet-
ten en vervolgens de trimmer TL halverwege te zetten. Voer bij deze
afstellingen een openings en een sluitingscyclus uit en stel de trimmer TL
eventueel zodanig bij, dat er voldoende tijd is om de gehele manoeuvre
uit te voeren en er ook nog een zekere speling van 2 of 3 seconden over-
blijft. Indien er niet voldoende tijd is, ook al hebt u de trimmer TL op het
maximum gezet, dient u de brug TLM op de print tussen de trimmers
TL en TP te verbreken om de werkingstijd te verlengen. Voor het afstel-
len van de Pauzeduur TP selecteert u de werkingsmodus “Automatisch”
door de dipschakelaar 2, op ON te zetten en vervolgens stelt u de trim-
mer TP af, zoals u dat wenst. Om een en ander te controleren dient u
een openingsmanoeuvre uit te voeren en vervolgens de tijd te controle-
ren die er verstrijkt voordat de poort weer automatisch gesloten wordt.
Speciale aandacht dient u te schenken aan de afstelling van de trimmer
KRACHT (F); deze afstelling kan van invloed zijn op de graad van veilig-
heid van de automatisering. Voor het afstellen hiervan dient u proefon-
dervindelijk te werk te gaan bij het meten van de kracht die nodig is om
het systeem in werking te doen treden. Volg hiertoe ook de aanwijzin-
gen die u in het volgende hoofdstuk vindt. Het afstellen vindt niet lineair
over de gehele amplitude van de trimmer plaats, maar is in slechts één
zone geconcentreerd, waardoor het kan gebeuren dat in het eerste deel
van de trimmer afstelling geen enkel gevolg heeft en dat u daarna
slechts eventjes de trimmer moet draaien om grote variates te verkrijgen.
De reden van deze weinig lineaire werking moet gezocht worden in de
noodzaak een goede werking te garanderen bij een uitgebreid gamma
motoren, zowel éénfase- als driefasenmotoren.
4) Afstellingen:
5) Detectiesysteem van obstakels:
Deze besturingseenheid is voorzien van een systeem voor het opspo-
ren van obstakels, dat gebaseerd is op bepaalde technieken voor het
controleren van de kracht van de motor in functie van het door de
motor opgenomen vermogen. Deze techniek wordt algemeen
“stroommeting” genoemd en veroorzaakt een inversie of een onder-
breking van de manoeuvre, al naar gelang de geprogrammeerde wer-
kingsmodus. In deze besturingseenheid kan het controlesysteem op
twee manieren werken: “normaal” of “intelligent” die via dipschakelaar
8 geselecteerd kunnen worden (zie hoofdstuk “Programmeerbare
functies”). In de “normale” modus treedt het systeem in werking wan-
neer het door de motor opgenomen vermogen de met de trimmer
Kracht afgestelde drempel bereikt. Er is één niveau en dit heeft als
nadeel dat wanneer er meer vermogen opgenomen wordt, iets wat
aan veranderingen in de spanning, temperatuur of anderszins te wijten
is, het systeem ten onrechte in werking kan treden.
De “intelligente” modus is ontwikkeld om deze beperking te overwinnen.
Deze heeft de eigenschap het niveau waarop het systeem in werking
treedt aan te passen, behalve met het door de trimmer afge stelde punt
ook via een intelligente handeling die langzame veranderingen als
gevolg van de hierboven genoemde redenen te onderscheiden van de
snelle veranderingen welke door een obstakel veroorzaakt worden.
N.B.: Bij beide systemen is tijdens de beginfase van de manoeuvre
en voor een duur van 1,5 seconde de detectie van obstakels via
stroommeting niet actief.
Het afstellen van de kracht samen met andere voorzieningen moet
het mogelijk maken de recente Europese voorschriften prEN 12453:
veiligheid bij het gebruik van door motoren aangedreven deuren vereis-
ten en indelingen; en prEN 12445: veiligheid bij het gebruik van door
motoren aangedreven deuren- testmethodes, in acht te nemen. Deze
normen vereisen het toepassen van maatregelen om de krachten bij
het aansturen van automatische deuren te beperken.
5