Gossen MetraWatt PROFITEST MBASE Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruiksaanwijzing
PROFITEST MBASE MTECH en SECULIFEIT
Meetapparaten IEC 60364.6 / DIN VDE 0100
3-349-470-05
5/10.09
2 GMC-I Messtechnik GmbH
456
8
91011
7
MEM: Knop voor opslagfuncties
HELP:
Contextgevoelige helpfunctie oproepen
ID
N
: RCD activeren
R
LO
:R
OFFSET
meten
ON/START
:
Inschakelen (ca. gedurende 3 sec. indrukken)
Meting starten – stoppen
ESC
: terugspringen vanuit submenu
13
31
Softkeys
Bedieningsterminal
Meetapparaat en adapter
16 1715
Aansluitingen stroomtang/sonde
14
Knoppen met vaste functie
2
18 19 20
21
Interfaces, aansluiting laadapparaat
12
!
RS232
2
Parameterkeuze
Opgegeven
grenswaarde
Invoerfuncties
•Opslagfuncties
LED's & aansluitsymbolen
Hoofdst. 18.1
9
10
GMC-I Messtechnik GmbH 3
Legenda
Overzicht van de apparaatinstellingen en meetfunctie
s in
functie van de draaiknopstand
Meetapparaat en adapter
1 Bedieningsterminal met knoppen
en display
met raster
voor een optimale gezichtshoek
2 Bevestigingsoog voor draagriem
3 Functiedraaiknop
4 Meetadapter (2-polig)
5 Stekkerinzet
(landspecifiek)
6 Teststekker
(met bevestigingsring)
7 Krokodillenklem (opsteekbaar)
8 Meetpennen
9 Knop ON/START *
10 Knop I ID
N
/compens./Z
OFFSET
11 Contactvlakken voor vingercontact
12 Houder voor teststekker
13 Zekeringen
14 Klem voor meetpennen (8)
Aansluitingen stroomtang/sonde
15 Stroomtang aansluiting 1
16 Stroomtang aansluiting 2
17 Sondeaansluiting
Interfaces,
aansluiting laadapparaat
18 USB-slave voor pc-aansluiting
19 RS232 voor aansluiting van
barcode- of RFID-lezer
20 Aansluiting voor laadapparaat
Z502D
Let op!
Als u het laadapparaat aan-
sluit, mogen er geen batterij-
en in het apparaat zitten.
21 Deksel van het batterijenvakje
(vakje voor batterijen of accu's
en reservezekeringen)
Kijk voor uitleg over de bedie-
nings- en weergave-elementen in
Hoofdst. 17
Batterijcontroleweergave
Meetfunctie
Meting loopt/stopt
Gebruikt geheugen
Meet-
Parameter
Display
PE
Waarde opslaan
Batterij vol
Batterij OK
Batterij zwak
Batterij (bijna) leeg
Batterijcontroleweergave
BAT
BAT
BAT
BAT
Geheugengebruiksweergave
MEM
Geheugen half vol
MEM
Geheugen vol > gegevens doorsturen naar de pc
Aansluittest – controle netaansluiting ( Hoofdst. 18.1)
N
PE
L
N
PE
L
)(
Aansluiting OK L en N verwisseld
N
PE
L N
PE
L
x
N
PE
L N
PE
L
x
x
RUN READY
Aansluittest Hoofdst. 18.1
U < 8 V
L
PE
N
x
L
PE
N
Deze gebruiksaanwijzing beschrijft het meetapparaat met de
softwareversie SW-VERSIE 02.03.00.
* Alleen inschakelen met de knop op het apparaat
grootheden
Schake-
laar-
stand/
Beschrij-
ving vanaf
Picto-
gram
Apparaatinstellingen
Meetfuncties
SETUP
Pag. 7
Helderheid, contrast, tijd/datum
Taal (D, GB, P), profielen (ETC, PC.doc)
Fabrieksinstellingen
<
Test: LED, LCD, geluidssignaal
Draaiknopaanpassing, accutest >
IN
Pag. 15
UIN Contactspanning
ta Aanspreektijd
RE Aardweerstand
U / U
N
Netspanning / nominale spanning
f / f
N
Netfrequentie / nominale frequentie
IF
Pag. 17
UIN Contactspanning
I Foutstroom
RE Aardweerstand
U / U
N
Netspanning / nominale spanning
f / f
N
Netfrequentie / nominale frequentie
ZL-PE
Pag. 23
ZL-PE Lusimpedantie
IK Kortsluitstroom
ZL-N
Pag. 25
ZL-N Netimpedantie
IK Kortsluitstroom
U Spanningsafname in %
Z
OFFSET
Om rekening te houden met de
spanningsafname
RE
Pag. 27
Meting naar keuze met of zonder sonde
RE(L-PE) Aardlus (zonder sonde/tang)
RE Aardweerstand (met sonde/tang)
UE
Aarddraadspanning (alleen met sonde/tang)
U / U
N
Netspanning / nominale spanning
f / f
N
Netfrequentie / nominale frequentie
RLO
Pag. 38
RLO Laagohmige weerstand met ompoling
R
LO+,
R
LO–
Laagohmige weerstand eenpolig
R
OFFSET Offsetweerstand
RISO
Pag. 34
RISO Isolatieweerstand
RE(ISO) Aardleiderweerstand
U Spanning op de meetpennen
UISO Testspanning
Drempel: aanspreek-/doorslagspanning
U
Pag. 13
Eenfasemeting U
L-N-PE
UL-N Spanning tussen L en N
UL-PE Spanning tussen L en PE
UN-PE Spanning tussen N en PE
US-PE Spanning tussen sonde en PE
f Frequentie
Driefasenmeting U
3~
UL3-L1 Spanning tussen L3 en L1
UL1-L2 Spanning tussen L1 en L2
UL2-L3 Spanning tussen L2 en L3
f Frequentie
Draaiveldrichting
SENSOR
Pag. 40
I
L/AMP
Fout-, afleider- resp. lekstromen
T/RF Temperatuur/vocht (wordt voorbereid)
EXTRA
Pag. 33
PTEST Meterstarttest
ZST Vloer isolatie-impedantie
AUTO Automatische testprocessen
(wordt voorbereid)
4 GMC-I Messtechnik GmbH
Inhoudsopgave
Pag.
1 Leveringsomvang .............................................................. 4
2 Gebruik .............................................................................. 5
2.1 Overzicht van de leveringsomvang
van de apparaatvarianten PROFITEST MASTER ................................5
3 Veiligheidskenmerken en veiligheidsmaatregelen ........... 6
4 Inbedrijfstelling ................................................................. 6
4.1 Batterijen inzetten resp. vervangen ...................................................6
4.2 Het apparaat in-/uitschakelen ..........................................................6
4.3 Batterij- resp. accutest ....................................................................6
4.4 Accu's in het meetapparaat opladen ................................................6
4.5 Apparaatinstellingen ........................................................................7
5 Algemene instructies ...................................................... 10
5.1 Het apparaat aansluiten .................................................................10
5.2 Automatische instelling, bewaking en uitschakeling .........................10
5.3 Meetwaardeweergave en meetwaarden bewaren ............................10
5.4 Meten of randaardecontactdozen goed zijn aangesloten ..................10
5.5 Helpfunctie ...................................................................................11
5.6
Parameters of grenswaarden instellen in het voorbeeld van de RCD-meting .11
5.7 Willekeurig instelbare parameters of grenswaarden .........................12
5.8 Tweepolige meting met snelle of halfautomatische poolwissel .........12
6 Meten van wisselspanning en frequentie ....................... 13
6.1 1-Fasemeting ...............................................................................13
6.1.1 Spanning tussen L en N (U
L-N
),
L en PE
(U
L-PE
) evenals
N en PE
(U
N-PE
)
bij landspecifieke stekkerinzet bijv. randaardecontactdoos ...............13
6.1.2
Spanning tussen L – PE, N – PE en L – L bij aansluiting 2-polige adapter ... 13
6.2 3-Fasenmeting (Spanningen tussen verbonden fasen) en
draaiveldrichting ...........................................................................14
7
Controleren van aardlekbeveiligingsschakelingen (RCD) .....14
7.1 Meten van de (aan nominale foutstroom gerelateerde) contactspanning
met
1
/
3
van de nominale foutstroom en aanspreekmeting met nominale
foutstroom ....................................................................................15
7.2
Speciale metingen van installaties resp. RCD-aardlekschakelaars ..........17
7.2.1 Installaties resp. RCD-aardlekschakelaars testen met stijgende
foutstroom (wisselstroom) voor RCD's van het type A, AC en B ........17
7.2.2 Controleren van installaties resp. RCD-aardlekschakelaars met stijgende
foutstroom (gelijkstroom) voor RCD's van het type B ........................17
7.2.3 Meten van RCD-aardlekschakelaars met 5 I
N .................................... 18
7.2.4 Het testen van RCD-aardlekschakelaars
die geschikt zijn voor pulserende gelijk-foutstromen ........................18
7.3 Het testen van speciale RCD-aardlekschakelaars ............................19
7.3.1
Installaties met selectieve RCD-aardlekschakelaars van het type RCD-S .19
7.3.2 PRCD's met niet-lineaire elementen van het type PRCD-K ...............19
7.3.3 SRCD, PRCD-S (SCHUKOMAT, SIDOS of daarmee vergelijkbare) ......20
7.3.4 RCD-schakelaars van het type G of R .............................................21
7.4
Het meten van foutstroom (RCD-) beveiligingsschakelings in TN-S-netten .... 22
8 Het testen van de uitschakelvoorwaarden
van overstroom-beveiligingen,
het meten van de lusimpedantie en het vaststellen van de
kortsluitstroom (functie Z
L-PE
en I
K
) ................................ 23
8.1 Metingen met onderdrukking van de RCD-aanspreking ...................24
8.1.1 Het meten met positieve halve golven (alleen PROFITEST MTECH) ...24
8.2 De meetwaarden beoordelen .........................................................24
9 Het meten van de netimpedantie (functie Z
L-N
) .............. 25
10 Het meten van de aardweerstand (functie R
E
) ................ 27
10.1 Meten met sonde ..........................................................................28
10.2 Meten zonder sonde ......................................................................29
10.3 Het meten van de aarddraadspanning (functie U
E
) ...........................30
10.4 Selectieve aardweerstandsmeting met stroomtang als toebehoren ...31
11 Het meten van de impedantie van isolerende vloeren en
muren (Vloer isolatie-impedantie Z
ST
) ............................ 33
12
Het meten van de isolatieweerstand ....................................34
12.1
Algemeen ..........................................................................................34
12.2 Speciaal geval aardleiderweerstand (R
EISO
) .....................................36
13
Het controleren van de tellerstart met randaarde-adapter .. 37
14 Het meten van laagohmige weerstanden tot 100 Ohm
(aardleiding en potentiaalvereffeningsleider) ................. 38
15 Metingen met sensoren als toebehoren .......................... 40
15.1 Stroommeting met behulp van een stroomtang ...............................40
16 Database ......................................................................... 41
16.1 Aanmaken van verdelerstructuren algemeen ..................................41
16.2 Overdragen van verdelerstructuren ................................................41
16.3 Verdelerstructuur in het meetapparaat aanmaken ...........................41
16.3.1 Structuuraanmaak (voorbeeld van de stroomkring) ..........................42
16.3.2 Zoeken van structuurelementen .....................................................43
16.4 Gegevensopslag en rapportage ......................................................44
16.4.1 Het gebruik van barcode- en RFID-leesapparaten ...........................45
17 Bedienings- en weergave-elementen ............................. 46
18 Technische karakteristieke waarden .............................. 48
18.1 Signalisatie van de LED's, netaansluitingen en potentiaalverschillen .51
19 Onderhoud ....................................................................... 56
19.1 Firmwareversie en kalibratie-info ...................................................56
19.2 Gebruik met batterijen, accu's en laadproces .................................56
19.2.1 Laadproces met het laadapparaat (toebehoren Z502D) ...................56
19.3 Zekeringen ...................................................................................56
19.4 Behuizing .....................................................................................56
20 Bijvoegsel ........................................................................ 57
20.1 Tabel 1 .......................................................................................57
20.2 Tabel 2 .......................................................................................57
20.3 Tabel 3 .......................................................................................57
20.4 Tabel 4 .......................................................................................57
20.5 Tabel 5 .......................................................................................58
20.6 Tabel 6 ........................................................................................58
20.7 Controleren van elektrische machines volgens DIN EN 60204
– toepassingen, grenswaarden ......................................................59
20.8 Herhalingsmetingen volgens BGV A3
– grenswaarden voor elektrische installaties en bedrijfsmiddelen .....60
20.9 Lijst met korte aanduidingen en hun betekenis ...............................61
20.10 Trefwoordenregister ......................................................................62
20.11 Literatuurlijst ................................................................................63
20.11.1 Internetadressen voor meer informatie ..........................................63
21 Reparatie- en reserveonderdelenservice
DKD-Kalibratiecentrum en apparatenverhuurservice ..... 64
22 Rekalibratieservice .......................................................... 64
23 Productsupport ................................................................ 64
1 Leveringsomvang
1 Meetapparaat
1 Randaardestekkerinzet (PRO-Schuko) (landspecifiek)
1 2-Polige meetadapter en
1 leider voor uitbreiding tot 3-polige adapter (PRO-A3-II)
2 Krokodillenklemmen
1 Draagriem
1 set accu’s (Z502C)*
1 laadapparaat (Z502D)*
1 Korte gebruiksaanwijzing
1 Gebruiksaanwijzing (op CD-ROM)
1 DKD-kalibratiecertificaat
1 PC-programma ETC voor communicatie met het
meetapparaat.
1 Installatiehandleiding voor het USB-stuurprogramma
1 Installatiehandleiding voor het programma ETC
1 Korte gebruiksaanwijzing voor het programma ETC
* Leveringsomvang vanaf 1-9-2009
GMC-I Messtechnik GmbH 5
2Gebruik
Met het meet- en testapparaat PROFITEST MASTER kunt u snel en
rationeel beveiligingsmaatregelen volgens
DIN VDE 0100 deel 600:2008 (opbouwen van laagspanningsin-
stallaties; metingen – eerste metingen)
ÖVE-EN 1 (Oostenrijk), SEV 3755 (Zwitserland)
en andere landspecifieke voorschriften testen.
Het apparaat is uitgerust met een microprocessoren en voldoet
aan de bepalingen IEC 61557/EN 61557/VDE 0413:
Deel 1: Algemene eisen
Deel 2: Isolatieweerstandsmeetapparaten
Deel 3: Lusimpedantiemeetapparaten
Deel 4: Meetapparaten voor het meten van de weerstand van
aardleiders,
aardleidingen en potentiaalvereffeningsleiders
Deel 5: Aardweerstandsmeetapparaten
Deel 6: Apparaten voor het testen van de werking van voorzienin-
gen voor aardlekbeveiliging (RCD) en de effectiviteit van
beveiligingsmaatregelen in TT- en TN-stelsels
Deel 7: Draaiveldrichtingmeters.
Deel 10:Gecombineerde meetapparatuur voor beproeving,
meting of bewaken van beveiligingsmaatregelen
Het is vooral geschikt:
bij het opbouwen
bij het in bedrijf stellen
voor herhalingsmetingen
en bij het lokaliseren van fouten in elektrische installaties.
U kunt met dit apparaat alle waarden meten die vereist zijn voor
een afnamerapport (bijv. van de ZVEH).
U kunt een meet- en testrapport via de pc laten uitprinten en alle
gemeten gegevens archiveren. Dit is vooral zeer belangrijk in het
kader van deproductaansprakelijkheid.
Het toepassingsgebied van de PROFITEST M
ASTER dekt alle wissel-
stroom- en draaistroomnetten tot 230 V / 400 V (300 V / 500 V)
nominale spanning en 16
2
/
3
/ 50 / 60 / 200 / 400 Hz nominale fre-
quentie.
Met de PROFITEST MASTER kunt u meten en testen:
spanning / frequentie / draaiveldrichting
lusimpedantie / netimpedantie
RCD-beveiligingsschakelingen
aardweerstand / aarddraadspanning
Vloer Isolatieweerstand / isolatieweerstand
aardleiderweerstand
laagohmige weerstand (potentiaalvereffening)
lekstroom met stroomtang
tellerstart
leidinglengte
Voor het testen van elektrische machines volgens DIN EN 60204
zie Hoofdst. 20.7.
Voor herhalingsmetingen volgens BGV A3 zie Hoofdst. 20.8.
Betekenis van de symbolen op het apparaat
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats
(let op, kijk in de documentatie!)
Apparaat van beschermingsklasse II
Laadaansluiting 12 V DC voor laadapparaat Z502D
Let op!
Als u het laadapparaat aansluit, mogen er geen batterijen in
het apparaat zitten.
Het apparaat mag niet met het normale huisvuil wor-
den weggegooid. Meer informatie over het WEEE-ken-
merk vindt u op internet bij www.gossenmetra-
watt.com met de zoekterm WEEE.
EG-Conformiteitskenmerk
2.1 Overzicht van de leveringsomvang
van de apparaatvarianten PROFITEST M
ASTER
* zogenaamde Life-meting, is alleen zinvol als er geen voorstroom in de
installatie is
PROFITEST ... M
BASE MTECH SECU-
LIFE IT
Artikelnummer M520M M520O M690A
RCD-metingen
U
B
-meting zonder FI-aanspreking
✓✓✓
Meten van de aanspreektijd
✓✓✓
Meten van de aanspreekstroom I
F
✓✓✓
Selectieve, SRCD's, PRCD's, type G/R
✓✓✓
Voor alle stromen gevoelige RCD's type B
✓✓
Testen op N-PE-verwisseling
✓✓✓
Metingen van de lusimpedantie Z
L-PE
/ Z
L-N
Zekeringentabel voor netten zonder RCD
✓✓✓
Zonder RCD-aanspreking, zekeringentabel
✓✓
Met 15 mA meetstroom, zonder RCD-aanspreking
✓✓✓
Aardweerstand R
E
I/U-meetprocédé, met netbedrijf
✓✓✓
Selectieve aardweerstand R
E
(met netbedrijf)
met sonde, aarddraad en sommatie transformator
✓✓✓
Meting potentiaalvereffening R
LO
automatische ompoling
✓✓✓
Isolatieweerstand R
ISO
Testspanning variabel of stijgend
✓✓✓
Spanning U
L-N
/ U
L-PE
/ U
N-PE
/ f
✓✓✓
Speciale metingen
Lekstroom (tangmeting) I
L
, I
AMP
✓✓✓
Tellerstart
✓✓✓
Draaiveldrichting
✓✓✓
Standplaatsisolatie Z
ST
✓✓✓
Aardleiderweerstand R
E(ISO)
✓✓✓
Uitrusting
De menutaal kan worden ingesteld
✓✓✓
Geheugen (database max. 50000 objecten)
✓✓✓
Interface voor scanners RS232
✓✓✓
Interface voor gegevensoverdracht USB
✓✓✓
PC-gebruikerssoftware ETC
✓✓✓
Meetcategorie CAT III 600 V / CAT IV 300 V
✓✓✓
DKD-kalibratie
✓✓✓
!
6 GMC-I Messtechnik GmbH
3 Veiligheidskenmerken en veiligheidsmaatrege-
len
Dit apparaat voldoet aan de eisen van de geldende Europese en
nationale EG-Richtlijnen. Wij bevestigen dit met het CE-symbool.
De hiervoor opgestelde conformiteitsverklaring kan worden aange-
vraagd bij GMC-I Messtechnik GmbH.
Het elektronische meet- en testapparaat is gebouwd en gekeurd
conform de veiligheidsbepalingen IEC 61010-1/EN 61010-1/VDE
0411-1.
Bij doelmatig gebruik is de veiligheid van de gebruiker en het
apparaat gegarandeerd.
Lees vóór gebruik de gebruiksaanwijzing van uw apparaat zorgvuldig en vol-
ledig door. Volg alle instructies in de gebruiksaanwijzing op. Maak de ge-
bruiksaanwijzing toegankelijk voor alle gebruikers.
De metingen mogen uitsluitend worden verricht door een elektricien.
Houd de teststekker en de meetpennen vast als u ze bijv. in een
stekkerbus gestoken heeft. Als er trekbelasting op de spiraalkabel
komt, loopt u kans gewond te raken door de terugspringende
teststekker of de terugspringende meetpen.
Het meet-en testapparaat mag niet gebruikt worden:
als het deksel van het batterijenvakje is weggenomen
als er zichtbare beschadigingen zijn
met beschadigde aansluitsnoeren en meetadapters
als het niet meer feilloos werkt
na langdurige opslag in ongunstige omstandigheden
(bijv. vocht, stof, temperatuur).
Uitsluiting van aansprakelijkheid
Bij het meten van netten met RCD-schakelaars, kunnen deze uitscha-
kelen. Dat kan ook gebeuren als de meting dit normaal gesproken
niet voorziet. Er kan reeds sprake zijn van lekstroom die samen
met de meetstroom van het meetapparaat de uitschakeldrempel
van de RCD-schakelaar overschrijden. PC's die in de buurt
gebruikt worden, kunnen dus worden uitgeschakeld en op die
manier hun gegevens verliezen. Vóór het meten moet er dus van
alle gegevens en programma's op de juiste manier een backup
gemaakt zijn en moet de computer eventueel worden uitgezet. De
fabrikant van het meetapparaat is niet aansprakelijk voor recht-
streekse of onrechtstreekse schade aan apparaten, computers,
randapparatuur of gegevens als er metingen worden verricht.
Backup
Stuur uw opgeslagen gegevens regelmatig door naar een pc om
eventueel gegevensverlies te voorkomen.
Wij zijn niet aansprakelijk voor gegevensverlies.
Om de gegevens voor te bereiden en te beheren adviseren wij de
volgende pc-programma's:
E-Befund Manager (Oostenrijk)
Protokollmanager
nieuw!
PS3 (documentatie, beheer, rapporten schrijven en afspraken
beheren)
PC.doc-WORDEXCEL (rapporten en lijsten schrijven)
PC.doc-ACCESS (meetgegevensmanagement)
4 Inbedrijfstelling
4.1 Batterijen inzetten resp. vervangen
Let op!
!
Voordat u het batterijenvakje opent, moet het apparaat
met alle polen van de meetkring (net) worden afgekop-
peld!
Voor het gebruik van het meetapparaat heeft u 8 stuks normaal in
de handel verkrijgbare 1,5 V mignoncellen volgens IEC LR 6
nodig.
U mag alleen alkali-mangaan-cellen gebruiken die voldoen aan
IEC LR 6. Wij adviseren u, geen zink-koolstofbatterijen te gebrui-
ken abgeraten, da omdat de interne weerstand ervan te hoog is.
Opmerking
Oplaadbare NiCd- of NiMH-cellen kunt u ook gebruiken.
Kijk voor het laden en het laadapparaat ook in hoofdst.
19.2 op pag. 56.
Vervang altijd een volledige set batterijen.
Ruim de batterijen op milieuvriendelijke wijze op.
Draai aan de achterzijde de spleetschroef van het deksel van
het batterijenvakje los en neem het weg.
Neem de batterijendrager eruit en zet er 8 stuks 1,5-V-mignon-
cellen juist gepoold en volgens de aangegeven symbolen in.
Let op!
!
Zorg er absoluut voor dat alle batterijen of accu's juist
gepoold worden aangebracht. Als er reeds een cel met
verkeerde polariteit is ingezet, dan herkent het meetap-
paraat dit niet en kunnen de batterijen of accu's gaan uit-
lopen.
Schuif de gevulde batterijendrager in het batterijenvakje. Hij
kan alleen op de juiste manier worden ingezet.
Breng het deksel weer aan en draai het vast.
Let op!
!
Het apparaat mag niet gebruikt worden als het deksel van
het batterijenvakje niet aangebracht en vastgedraaid is!
Batterijen die verkeerd gepoold zijn ingezet, kunnen ertoe lei-
den dat de batterijen gaan uitlopen!
4.2 Het apparaat in-/uitschakelen
Door op de knop ON/START te drukken, schakelt u het meetappa-
raat in. Het menu dat bij de huidige functieschakelaarstand hoort,
verschijnt in beeld.
Door tegelijkertijd op de knoppen MEM en HELP te drukken, scha-
kelt u het apparaat handmatig uit.
Na een in de SETUP ingestelde duur wordt het apparaat automa-
tisch uitgeschakeld, zie Apparaatinstellingen Hoofdst. 4.5.
4.3 Batterij- resp. accutest
Als de batterijspanning onder de geoorloofde
waarde is gedaald, verschijnt het hiernaast afge-
beelde pictogram. Tevens verschijnt „Low Batt!!!“ samen met een
batterijensymbool in beeld. Bij zeer sterk ontladen batterijen werkt
het apparaat niet. Dan verschijnt er ook niets op het display.
4.4 Accu's in het meetapparaat opladen
Let op!
!
Gebruik voor het laden van de accu's in het meetappa-
raat alleen het als accessoire leverbare laadapparaat
Z502D. Voordat u het laadapparaat aansluit op de laad-
aansluiting moet u voor het volgende zorgen:
accu's met de juiste polen ingelegd, geen batterijen
– het meetapparaat is met alle polen van de meetkring
afgekoppeld
– het meetapparaat blijft tijdens het laden uitgeschakeld.
Kijk voor het opladen van de accu's in het meetapparaat in
Hoofdst. 19.2.1.
BAT
GMC-I Messtechnik GmbH 7
4.5 Apparaatinstellingen
SETUP
Menu LED- en LCD-test
Menu Draaiknopaanpassing
Menu Helderheid/contrast
Softwareversie
Kalibratiedatum
Display: datum / tijd
Display: Autom. uitschakeling
Display: Autom. uitschakeling
van de displayverlichting na 15 s
van het meetapparaat na 45 s Tijd, taal, profielen
1
2
3
4
en batterijentest
0b
0a
0
Terugspringen naar het hoofdmenu
LED-NETZ: Test groen
LED-NETZ: Test rood
LED-UL/RL: Test rood
LED RCD-FI: Test rood
Cellentest
Cellentest geïnverteerd
Alle pixels uitvoegen
Alle pixels invoegen
Geluidssignaaltest
1
Terugspringen naar het hoofdmenu
Helderheid verhogen
Helderheid verminderen
Contrast verhogen
Contrast verminderen
Tijd instellen
Profielen voor
Fabrieksinstellingen
Verdelerstructuren
Taal van het
bedieningsmenu
3
3a
3b
3c
3d
3e
Datum instellen
Inschakelduur
Displayverlichting/meetapparaat
0b
Terugspringen naar het submenu
0a
Inschakelduur displayverlichting
Helderheid- en contrastinstelling Tijd, inschakelduur en fabrieksinstellingen
Menukeuze voor bedrijfsparameters
LED-tests LCD- en geluidssignaaltests
Inschakelduur meetapparaat
Meetpersoon kiezen
(verandering met ETC)
8 GMC-I Messtechnik GmbH
Menu LED- en LCD-test
Menu Draaiknopaanpassing
Menu Helderheid/contrast
Softwareversie
Kalibratiedatum
Display: datum / tijd
Display: Autom. uitschakeling
Display: Autom. uitschakeling
van de displayverlichting na 15 s
van het meetapparaat na 45 s Tijd, taal, profielen
1
2
3
4
en batterijentest
0b
0a
0
Terugspringen naar het hoofdmenu
Helderheid verhogen
Helderheid verminderen
Contrast verhogen
Contrast verminderen
Tijd instellen
Profielen voor
Fabrieksinstellingen
Verdelerstructuren
Taal van het
bedieningsmenu
3
3a
3b
3c
3d
3e
Datum instellen
Inschakelduur
Displayverlichting/meetapparaat
Tijd instellen
Menukeuze voor bedrijfsparameters
Helderheid en contrast instellen Tijd, taal, profielen, geluidssignaal instellen
Datum instellen
Tijd/datum kiezen
Uren
Minuten
verhogen
Instellingen
overnemen
verhogen
3a
Seconden
verhogen
Terugspringen naar het submenu
Uren
Minuten
verminderen
verminderen
Seconden
verminderen
Tijd/datum kiezen
Dag
Maand
verhogen
Instellingen
overnemen
verhogen
3b
Jaar
verhogen
Terugspringen naar het submenu
Dag
Maand
verminderen
verminderen
Jaar
verminderen
Meetpersoon kiezen
(verandering met ETC)
GMC-I Messtechnik GmbH 9
Betekenis van afzonderlijke parameters
Inschakelduur meetapparaat
Hier kunt u de tijd kiezen waarna het meetapparaat automatisch
wordt uitgeschakeld. Deze keuze heeft een grote uitwerking op
de levensduur/de laadtoestand van de batterijen/accu's.
Inschakelduur LCD-verlichting
Hier kunt u de tijd kiezen waarna de LCD-verlichting automatisch
wordt uitgeschakeld. Deze keuze heeft een grote uitwerking op
de levensduur/de laadtoestand van de batterijen/accu's.
Submenu: Draaiknopaanpassing
Voor het exact afstellen van de draaiknop kunt u als volgt te werk
gaan:
1 Om in het submenu Draaiknopaanpassing te komen, drukt u
op de softkey-knop TESTS Draaiknop/batterijentest.
2 Druk nu op de softkey-knop met het draaiknopsymbool.
3 Draai de draaiknop vervolgens naar rechts telkens naar de
volgende meetfunctie toe (na SETUP eerst I
N
).
4 Druk op de softkey-knop die aan de draaiknop op de LCD is
toegewezen. Als u deze softkey-knop heeft ingedrukt, scha-
kelt het display over op de volgende meetfunctie. De tekst van
de LCD-weergave van de draaiknop moet overeenstemmen
met de daadwerkelijke stand van de draaiknop.
Het niveaustreepje in de LCD-weergave van de draaiknop moet
precies in het midden van het zwarte zwarte functieveld staan.
Deze wordt rechts staand aangevuld met een cijfer tussen –1 en
101. Deze waarde moet tussen 45 en 55 liggen. In het geval van
–1 of 101 stemt de stand van het draaiwiel niet overeen met de
meetfunctie die in de LCD-weergave is gekozen.
5 Als de getoonde waarde buiten dit bereik ligt, stelt u deze
positie bij door op de softkey-knop Bijstellen te drukken.
Een kort geluidssignaal bevestigt het bijstellen.
Opmerking
Als de tekst van de LCD-weergave van de draaiknop niet
overeenstemt met de daadwerkelijke stand van de draai-
knop, waarschuwt een continu signaal u terwijl u de soft-
key-knop Bijstellen indrukt.
6 Ga door met punt 2. Herhaal deze procedure totdat u alle
draaiknopfuncties gecontroleerd resp. bijgesteld heeft.
Met ESC keert u terug naar het hoofdmenu.
Submenu: opvragen batterij- resp. accuspanning
Als de batterijspanning kleiner of gelijk is aan 8,0 V brandt de LED
UL/RL rood en hoort u bovendien een signaal.
Opmerking
Meetproces
Als de batterijspanning tijdens een
meetprocedure onder de 8,0 V daalt,
wordt dit alleen aangegeven met een
pop-up-venster. De gemeten waarden
zijn ongeldig. De meetresultaten kunnen niet worden
bewaard.
Met ESC keert u terug naar het hoofdmenu.
Let op!
!
Gegevensverlies bij het verande-
ren van de taal, het profiel of bij
het terugzetten op fabrieksinstel-
ling!
Maak op uw pc eerst een
backup van uw meetgege-
vens voordat u op deze knop
drukt.
Het hiernaast afgebeelde vra-
genvenster verzoekt u, het
wissen nogmaals te bevesti-
gen.
Taal van het bedieningsmenu (CULTURE)
Kies met de bijbehorende landcode de gewenste landensetup.
Profielen voor verdelerstructuren (PROFILES)
Kies het pc-analyseprogramma dat u gebruikt.
De instelbare hiërarchieën van de verdelerstructuren worden aan-
gepast aan het profiel van het pc-analyseprogramma.
Fabrieksinstellingen (GOME SETTING)
Als u op deze knop drukt, wordt het meetapparaat teruggezet in
de toestand die het had vlak na levering uit de fabriek.
Firmwareversie en kalibratie-info (voorbeeld)
Door op een willekeurige knop te drukken keert u terug naar
het hoofdmenu.
0a
0b
2
2
3c
3d
3e
4
10 GMC-I Messtechnik GmbH
5 Algemene instructies
5.1 Het apparaat aansluiten
In installaties met randaardecontactdozen sluit u het apparaat op
het net aan met de teststekker waarop de passende landspeci-
fieke stekkerinzet is bevestigd. De spanning tussen de buitenste
geleider L en de aardleiding PE mogen maximaal 253 V bedra-
gen!
U hoeft hierbij niet te letten op de stekkerpoling. Het apparaat
meet de plaats van buitenste geleider L en nulleider N en poolt de
aansluiting om als dat nodig is.
Uitgezonderd zijn:
spanningsmeting in schakelaarstand U
isolatieweerstandsmeting
laagohmige weerstandsmeting
De plaats van buitenste geleider L en nulleider N zijn gemarkeerd
op de stekkerinzet.
Als metingen verricht op draaistroomcontactdozen, in verdelers of
op vaste aansluitingen, dan neemt u de meetadapter (2-polig) en
bevestigt u hem aan de teststekker (zie in dit verband ook tabel
16.1). De aansluiting maakt u met de meetpen (op PE resp. N) en
met de tweede meetpen (op L).
Voor de draaiveldmeting moet u de tweepolige meetadapter met
de meegeleverde meetkabel tot een driepolige adapter aanvullen.
Contactspanning (bij de RCD-meting) en aardweerstand kunnen
met een sonde worden gemeten, maar aarddraadspanning, vloer
isolatieweerstand en sondespanning moeten met een sonde wor-
den gemeten. De sonde wordt aangesloten op de sondeaanslui-
ting met een aanrakingsbeveiligde aansluitstekker met een door-
snede van 4 mm.
5.2 Automatische instelling, bewaking en uitschakeling
Het meetapparaat stelt automatisch alle gebruiksomstandighe-
den in die het zelf kan achterhalen. Het meet de spanning en de
frequentie van het aangesloten net. Als de waarden binnen de
geldige bereiken voor nominale spanning en nominale frequentie
liggen, dan worden ze aangegeven op het display. Als de waar-
den daarbuiten liggen, dan worden i.p.v. U
N
en f
N
de huidige
waarden van spanning (U) en frequentie (f) aangegeven.
De contactspanning die door de meetstroom wordt aangemaakt,
worden bij elke meetprocedure bewaakt. Als de contactspanning
de grenswaarde van > 25 V resp. > 50 V overschrijdt, dan wordt
de meting onmiddellijk afgebroken. De LED U
L
/R
L
brandt rood.
Het apparaat kan niet in gebruik worden genomen of het wordt
onmiddellijk uitgeschakeld, als de batterijspanning onder de geoor-
loofde grenswaarde komt.
De meting worden automatisch afgebroken resp. de meetproce-
dure wordt geblokkeerd (met uitzondering van spanningsmeetbe-
reiken en draaiveldmeting):
bij ongeoorloofde netspanning (< 60 V, > 253 V / > 330 V /
> 440 V resp. > 550 V) bij metingen, waarbij netspanning
nodig is
alsbij een isolatieweerstandsmeting resp. laagohmige meting
een stoorspanning bestaat
als de temperatuur in het apparaat te hoog is.
Ongeoorloofde temperaturen treden doorgaans pas na ca. 50
meetprocedures met tussenpozen van 5 s op als de functie-
draaiknop in de schakelstand Z
L-PE
of Z
L-N
staat.
Als men probeert, een meetprocedure te starten, verschijnt er
een melding op het display.
Het apparaat schakelt zichzelf ten vroegste aan het einde van een
(automatische) meetprocedure en na afloop van de opgegeven
inschakelduur (Zie hoofdstuk 4.2) automatisch uit. De inschakel-
duur wordt weer met de in de setup ingestelde tijd verlengd, als
men een knop indrukt of aan de functiedraaiknop draait.
Bij het meten met een stijgende foutstroom in installaties met
selectieve RCD-aardlekschakelaars blijft het meetapparaat ca.
gedurende 75 s ingeschakeld plus de opgegeven inschakelduur.
Het apparaat schakelt zichzelf altijd zelf uit!
5.3 Meetwaardeweergave en meetwaarden bewaren
Op het display verschijnt het volgende:
meetwaarden met hun korte aanduiding en eenheid,
de gekozen functie,
de nominale spanning,
de nominale frequentie
evenals foutmeldingen.
Bij de automatisch plaatsvindende meetprocedures worden de
meetwaarden tot aan het starten van een andere meetprocedure
resp. totdat het apparaat zichzelf uitschakelt opgeslagen en ver-
schijnen ze als digitale waarden in beeld.
Als de eindwaarde van het meetbereik wordt overschreden, dan
wordt de eindwaarde weergegeven met het vooraf geplaatste „>“
(groter dan) symbool en wordt hiermee een meetwaardeoverloop
aangegeven.
Opmerking
De LCD-weergaven in deze gebruiksaanwijzing kunnen
vanwege productverbeteringen afwijken van die van het
huidige apparaat.
5.4 Meten of randaardecontactdozen goed zijn aangesloten
Het meteen van randaardecontactdozen op goede aansluiting -
vóór de betreffende meting van de beveiligingsmaatregel - wordt
vereenvoudigd door het foutdetectiesysteem van het meetappa-
raat.
Het apparaat geeft een verkeerde aansluiting als volgt aan:
Ongeoorloofde netspanning (< 60 V of > 253 V):
De LED MAINS/NETZ knippert rood en de meetprocedure is
geblokkeerd.
Aardleiding niet aangesloten of potentiaal t.o.v. aarde 25 V bij f > 45
Hz (schakelaarstand U – eenfasemeting):
Bij het aanraken van de contactvlakken (vingercontacten) bij
gelijktijdig contact maken van PE (zowel door landspecifieke
stekkerinzet bijv. randaardecontactdoos als als door de meet-
pen PE op de 2-polige adapter) verschijnt PE in beeld. Boven-
dien branden de LED's U
L
/R
L
en RCD/FI rood.
Nulleider N niet aangesloten (bij netafhankelijke metingen):
de LED MAINS/NETZ knippert rood
Eén van de twee aardcontacten niet aangesloten:
Dit wordt bij de functies RCD, Z
L-N
, Z
L-PE
en R
E
automatisch
gecontroleerd. Een slechte overgangsweerstand van een con-
tact al naar gelang de poling van de stekker tot de volgende
weergaven:
Weergave in aansluitpictogram:
PE onderbroken (x) of met betrekking tot
de knoppen van de teststekker onderlig-
gende aardleidingbeugel onderbroken
Oorzaak: Spanningsmeetpad onderbroken
Gevolg: de meting wordt geblokkeerd
Weergave in het aansluitpictogram:
met betrekking tot de knoppen van de
teststekker bovenliggende aardleidingbeu-
gel onderbroken
Oorzaak: Stroommeetpad onderbroken
Gevolg: geen meetwaardeweergave
Opmerking
Zie ook „Signalisatie van de LED's, netaansluitingen en
potentiaalverschillen” vanaf pag.51
Let op!
!
Als N en PE in een net zonder RCD-schakelaar wordt
verwisseld, wordt dit niet herkend en niet aangegeven.
In een net met RCD-schakelaar spreekt deze bij het
meten van de contactspanning zonder aanspreking
(automatische Z
L-N
-meting) aan als N en PE verwisseld
zijn.
GMC-I Messtechnik GmbH 11
5.5 Helpfunctie
Voor elke schakelaarstand resp. basisfunctie kunt u, nadat u ze met
de functiedraaiknop gekozen heeft, de volgende informatie in beeld
brengen:
aansluitschema
meetbereik
nominaal bereik en meetonnauwkeurigheid
nominale waarde
Om de helpfunctie op te roepen, drukt u op de knop HELP.
Als er meerdere helppagina's voor elke meetfunctie zijn, moet
u de knop HELP herhaald indrukken.
Om de helpfunctie te verlaten, drukt u op de knop ESC.
5.6 Parameters of grenswaarden instellen in het voorbeeld van de RCD-meting
1 Roep het submenu voor het instellen van gewenste parame-
ters op.
2 Kies de parameters met de cursorknoppen of.
3 Ga met de cursorknop naar het instelmenu van de gekozen
parameter.
4 Kies met de cursorknoppen ofde instelwaarde.
5 Bevestig de instelwaarde met . Deze waarde wordt in het
instelmenu overgenomen.
6Pas met
neemt u de instelwaarde permanent over voor de
bijbehorende meting en springt u terug naar het hoofdmenu.
In plaats van met keert u met ESC terug naar het hoofd-
menu, zonder de nieuwe gekozen waarde over te nemen.
Parametervergrendeling
Afzonderlijke gekozen parameters worden vóór overname in het
meetvenster op plausibiliteit gecontroleerd.
Als de door u gekozen parameter in niet zinvol
is in combinatie met andere, reeds ingestelde
parameters, dan wordt deze niet overgenomen
en verschijnt er een foutvenster. De eerder inge-
stelde parameter blijft bewaard.
Oplossing: kies een andere parameter.
1
2
2
3
4
4
5
6
2
4
3
5
6
12 GMC-I Messtechnik GmbH
5.7 Nieuw! Willekeurig instelbare parameters of grenswaar-
den
Voor bepaalde parameters kunt u behalve de vaste waarden nog
willekeurig andere waarden binnen de opgegeven grenzen instel-
len, voor zover het symbool Menu EDIT (3) aan het einde van de
lijst met instelwaarden verschijnt.
Grenswaarde of nominale spanning willekeurig toewijzen
1 Roep het submenu voor het instellen van de gewenste para-
meter op (niet afgebeeld, siehe Hoofdst. 5.6).
2 Parameter (U
L
of U
N
) met de cursorknoppen ofkiezen (niet
afgebeeld, zie Hoofdst. 5.6).
3 Met de cursorknoppenof instelwaarde met het sym-
bool kiezen.
4 Editeermenu kiezen: druk op de knop met het symbool .
5 Met de cursorknoppen LINKS of RECHTS kiest u het betref-
fende cijfer of de betreffende eenheid. Met neemt u het cijfer
of de eenheid over. De volledige waarde overnemen doet u
met
en door te bevestigen met . De nieuwe grenswaarde
of nominale waarde wordt aan de lijst toegevoegd.
Opmerking
Houdt u zich aan de opgegeven grenzen voor de nieuwe
instelwaarde.
Nieuwe, willekeurig ingestelde grenswaarden of nominale
waarden van de parameterlijst kunnen met behulp van de
pc en het programma ETC gewist/gewijzigd worden.
5.8 Nieuw! Tweepolige meting met snelle of halfautomati-
sche poolwissel
Voor de volgende metingen is een snelle, halfautomatische twee-
polige meting mogelijk.
Spanningsmeting U
Lusimpedantiemeting Z
LP-E
Isolatieweerstandsmeting R
ISO
Snelle poolwissel op de teststekker
De polingsparameter staat op AUTO.
Een snelle en comfortabele omschakeling tussen alle polingsva-
rianten zonder over te schakelen naar het submenu voor de para-
meterinstelling is mogelijk door op de knop I
N
op het apparaat of
op de teststekker te drukken.
Halfautomatische poolwissel bij het opslaan
De polingsparameter staat op AUTO.
Als er een meting met alle polingsvarianten verricht moet worden,
dan vindt er na elke meting een halfautomatische poolwissel
plaats als men de knop Opslaan heeft ingedrukt.
Met een druk op de knop I
N
op het apparaat of op de teststek-
ker kunt u polingsvarianten overslaan.
Cijfer/eenheid kiezen
Cijfer/eenheid kiezen
Cijfer/eenheid overnemen
Teken wissen
Waarde bewaren (op lijst)
Editeerbare waarde kiezen
Editeerbare waarde kiezen
Menu EDIT kiezen
3
4
01/10
02/10
03/10
04/10
05/10
06/10
07/10
08/10
09/10
10/10
L1-PE
L2-PE
L3-PE
N-PE
L1-N
L2-N
L3-N
L1-L2
L2-L3
L1-L3
01/10
02/10
03/10
04/10
05/10
06/10
07/10
08/10
09/10
10/10
L1-PE
L2-PE
L3-PE
N-PE
L1-N
L2-N
L3-N
L1-L2
L2-L3
L1-L3
GMC-I Messtechnik GmbH 13
6 Meten van wisselspanning en frequentie
Meetfunctie kiezen
Omschakelen tussen 1- en 3-fasenmeting
Door herhaald op de hiernaast afgebeelde softkey-
knop te drukken, schakelt om tussen 1- en 3-fasen-
meting. De gekozen fasemeting wordt geïnverteerd
weergegeven (wit op zwart).
6.1 1-Fasemeting
Aansluiting
Voor het meten van de sondespanning U
S-PE
moet er een sonde
worden gezet.
6.1.1 Spanning tussen L en N (U
L-N
),
L en PE
(U
L-PE
)
evenals
N en PE
(U
N-PE
) bij landspecifieke stekkerinzet bijv.
randaardecontactdoos
Door herhaald op de hiernaast afgebeelde softkey-
knop te drukken, schakelt om tussen landspecifieke
stekkerinzet bijv. randaardecontactdoos en 2-polige
adapter. De gekozen soort aansluiting wordt geïn-
verteerd weergegeven (wit op zwart).
6.1.2
Spanning tussen
L – PE, N – PE en L – L
bij aansluiting 2-polige adapter
Door herhaald op de hiernaast afgebeelde softkey-
knop te drukken, schakelt om tussen landspecifieke
stekkerinzet bijv. randaardecontactdoos en 2-polige
adapter. De gekozen soort aansluiting wordt geïn-
verteerd weergegeven (wit op zwart).
Tweepolige meting met een snelle of halfautomatische poolwissel,
zie Hoofdst. 5.8.
U
1
2
2
14 GMC-I Messtechnik GmbH
6.2 3-Fasenmeting (Spanningen tussen verbonden fasen) en
draaiveldrichting
Aansluiting
Om het apparaat aan te
sluiten, heeft de
meetadapter (2-polig)
nodig die met de mee-
geleverde meetkabel tot
een driepolige
meetadapter uitgebreid
moet worden.
Druk een softkey-
knop U3~ in
Op alle draaistroomcontactdozen is altijd een rechts draaiveld vereist.
Het aansluiten van meetapparaten in het geval van CEE-con-
tactdozen is meestal
een probleem, er zijn contactproblemen.
Met behul van de door ons aangeboden VARIO-STEKKER-SET
Z500A kunnen snelle en betrouwbare metingen zonder con-
tactproblemen worden verricht.
Aansluiting bij 3-leidermeting stekker L1-L2-L3 naar rechts
vanaf PE-stekkerbus
De draaiveldrichting wordt aangegeven met de volgende meldin-
gen:
Opmerking
Kijk voor alle meldingen m.b.t. de controle van de netaan-
sluiting in Hoofdst. 18.1.
Spanningspolariteit
Als normen het inbouwen van eenpolige schakelaars in de nullei-
der verbieden, moet men met een meting van de spanningspola-
riteit constateren dat alle eventueel aanwezige eenpolige schake-
laars in de buitenste geleiders ingebouwd zijn.
7 Controleren van aardlekbeveiligingsschakelingen
(RCD)
Het meten van aardlekbeveiligingen (RCD) bestaat uit:
•bekijken,
•testen,
meten.
Om te testen en te meten gebruikt u het meetapparaat.
Meetprocédé
Door het genereren van een foutstroom achter de aardlekbeveili-
ging moet bewezen worden dat de
aardlekbeveiliging ten laatste bij het bereiken van haar nomi-
nale foutstroom aanspreekt en
de voor de installatie overeengekomen grens van de continu
geoorloofde contactspanning U
L
niet wordt overschreden.
Dit bereikt men door:
het meten van de contactspanning
16 meting met volledige golven en extrapoleren naar I
N
Bewijs van de aanspreking binnen 400 ms resp. 200 ms met
I
N
Bewijs van de aanspreekstroom met stijgende foutstroom.
Hij moet tussen 50% en 100% van I
N
liggen (meestal bij ca.
70%)
Geen voortijdige aanspreking met het meetapparaat, aange-
zien men start met 30% van de foutstroom (als er geen voor-
stroom in de installatie stroomt).
Meetnorm
Volgens DIN VDE 0100 deel 610:2004 moet worden bewezen dat
de contactspanning die optreedt bij de nominale foutstroom de
voor deze installatie maximaal geoorloofde waarde niet over-
schrijdt.
de foutstroomaardlekschakelaars bij de nominale foutstroom
binnen 400 ms (1000 ms bij selectieve RCD-aardlekschake-
laars) aanspreken.
Tabel RCD/FI Vorm van de
verschilstroom
Correcte werking van de RCD/FI-schakelaar
Type AC Type A Type B
Wisselstroom
plotseling optredend
✔✔✔
langzaam oplopend
Pulserende
gelijkstroom
plotseling optredend
met of zonder 0,006 A
✔✔
langzaam oplopend
Gelijkstroom
I
N
3
-------
I
N
(meting tot 1000 ms)
t
a
I
a
t
GMC-I Messtechnik GmbH 15
Belangrijke instructies
•Met de PROFITEST M
ASTER zijn eenvoudige metingen op alle
RCD-types mogelijk. Kies RCD, SRCD, PRCD e.d.
De meting hoeft per RCD (FI) slechts op één plaats in de aan-
gesloten stroomkringen plaats te vinden, op alle andere aan-
sluitingen in de stroomkring moet een laagohmige doorgang
van de aardleiding worden bewezen (R
LO
of U
B
).
In het TN-systeem geven de meetapparaten vanwege de lage
aardleidingweerstand vaak 0,1 V contactspanning aan.
Houd ook rekening met eventuele voorstromen in de installatie.
Deze kunnen al bij het meten van de contactspanning U
B
lei-
den tot aanspreken van de RCD of bij metingen met stijgende
stroom leiden tot verkeerde meetresultaten:
weergave = I
F
- I
Vorstrom
Selectieve aardlekbeveiligingen (RCD S) met identificatie kun-
nen als enige beveiliging voor automatische uitschakeling ge-
bruikt worden als zij zich net als niet-selectieve
aardlekbeveiligingen houden aan de uitschakelvoorwaarden
(dus t
a
< 400 ms). Dit kan worden bewezen door het meten
van de uitschakeltijd.
RCD's van het type B mogen niet in serie liggen met RCD's
van het type A.
Opmerking
Voormagnetisering
Met de 2-polige adapter zijn alleen AC-metingen voor-
zien. Het onderdrukken van de RCD-aanspreking m.b.v.
een voormagnetisering door gelijkstroom is alleen moge-
lijk met de landspecifieke stekkerinzet bijv. randaarde-
contactdoos of de 3-polige adapter.
Meting zonder of met sonde
U kunt de metingen verrichten met of zonder sonde.
Voorwaarde voor de meting met sonde is dat de sonde het
potentiaal heeft van de referentieaarde. Dit betekent dat zij buiten
de spanningstrechter van de aarddraad (R
E
) van de RCD-beveili-
gingsschakeling wordt gezet.
De afstand aarddraad t.o.v. de sonde moet minstens 20 m bedra-
gen.
De sonde wordt aangesloten met een aanrakingsbeveiligde stek-
ker met 4 mm doorsnede.
U zult deze meting in de meeste gevallen verrichten zonder
sonde.
Let op!
!
De sonde maakt deel uit van de meetkring en kan vol-
gens VDE 0413 een stroom geleiden tot maximaal
3,5 mA.
U kunt de spanningsvrijheid van een sonde controleren met de
functies U
SONDE
, zie ook hoofdst. 6.1 op pag. 13.
7.1 Meten van de (aan nominale foutstroom gerelateerde)
contactspanning met
1
/
3
van de nominale foutstroom en
aanspreekmeting met nominale foutstroom
Meetfunctie kiezen
Aansluiting
Parameter instellen voor I
N
I
N
Nominale foutstromen: 10 ... 500 mA
Type 1: RCD, SRCD, PRCD ...
Nominale stromen: 16 ... 224 A
Type 2: AC , A , B *
* Type B = gevoelig voor alle stromen
Faseverschuiving 0°/180°
x-voudige aanspreekstroom:
Negatieve/positieve halve golf
Negatieve/positieve impuls
1, 2, 5
Golfvorm:
Aansluiting:
zonder/met aarding
Contactspanning:
Aanspreektijd:
< 25 V, < 50 V, < 65 V
16 GMC-I Messtechnik GmbH
1) Meten van de contactspanning zonder aanspreken van de RCD
Meetprocédé
Om de bij nominale foutstroom optredende contactspanning U
IN
te achterhalen, meet het apparaat met een stroom die slechts ca.
1/3 bedraagt van de nominale foutstroom. Op die manier wordt
voorkomen dat hierbij de RCD-aardlekschakelaar aanspreekt.
Het grote voordeel van dit meetprocédé zit in het feit dat u op elke
contactdoos snel en gemakkelijk de contactspanning kunt meten,
zonder dat de RCD-aardlekschakelaar aanspreekt.
De normale en omslachtige meetmethode om de juiste werking
van de RCD-beveiliging op een plaats te controleren en te bewij-
zen dat alle andere te beveiligen delen van de installatie via de PE-
leider laagohmig en betrouwbaar met dit meetpunt verbonden
zijn, kan vervallen.
N-PE-verwisselingscontrole
Er vindt een extra meting plaats waarbij
bepaald wordt, of N en PE verwisseld zijn.
In het geval van een verwisseling verschijnt
de hiernaast afgebeelde pop-up.
Let op!
!
Om gegevensverlies bij gegevensverwerkende installa-
ties te voorkomen, moet u eerst een backup van al uw
gegevens maken en kunt u het best alle verbruikers uit-
schakelen.
De meting starten
Op het display verschijnt o.a. de contactspanning U
IN
en de
berekende aardweerstand R
E
.
Opmerking
De meetwaarde van de aardweerstand R
E
wordt slechts
met een geringe stroom bepaald. Nauwkeuriger waarden
krijgt bij de schakelaarstand R
E
.
Bij installaties met RCD-aardlekschakelaar kan men dan
de functie DC + kiezen.
Per ongeluk aansprekende RCD door voorstromen in de installatie
Door middel van een spanningsmeting met de meetadapter (2-
polig) kunnen deze gemeten worden. Eventueel voorkomende
voorstromen kunnen volgens hoofdst. 15.1 op pag. 40 met
behulp van een stroomtang vastgesteld worden. Als de voorstro-
men in de installatie tamelijk groot zijn of als men een te hoge
meetstroom voor de schakelaar heeft genomen, dan bestaat de
kans dat de RCD-schakelaar tijdens het meten van de contact-
spanning aanspreekt.
Als u de contactspanning gemeten heeft, kunt u met het apparaat
meten, of de RCD-aardlekschakelaar bij een nominale foutstroom
binnen 400 ms resp. 1000 ms aanspreekt.
Per ongeluk aansprekende RCD door lekstroom in de meetkring
Bij het meten van de contactspanning met 30% van de nominale
foutstroom, spreekt een RCD-schakelaar normaal gesproken niet
aan. Door reeds aanwezige lekstroom in de meetkring, bijv. door
aangesloten verbruikers met EMC-schakeling (frequentieomvor-
mers, pc's) kan toch de uitschakelgrens worden overschreden.
2) Aanspreekmeting na het meten van de contactspanning
Druk binnen de inschakeltijd van ca. 30 s
op de knop I
N
.
De aanspreekmeting is
voor elke RCD-aardlek-
schakelaar slechts op
één meetpunt nodig.
Als de RCD-aardlekschakelaar bij de nominale foutstroom aanspreekt,
dan knippert de LED MAINS/NETZ rood (netspanning is uitgescha-
keld) en op het display verschijnt o.a. de aanspreektijd t
a
en de
aardweerstand R
E
.
Als de RCD-aardlekschakelaar bij de nominale foutstroom niet aan-
spreekt, dan brandt de LED RCD/FI rood.
Contactspanning te hoog
Als de met 1/3 van de nominale foutstroom I
N
gemeten en naar
I
N
geëxtrapoleerde contactspanning U
IN
> 50 V (> 25 V), dan
brandt de LED U
L
/R
L
rood.
Als de contactspanning tijdens de meetprocedure U
IN
>50V
(> 25 V), dan vindt er een veiligheidsuitschakeling plaats.
Opmerking
Veiligheidsuitschakeling: tot 70 V vindt de veiligheidsuit-
schakeling binnen 3 s plaats volgens IEC 61010.
De contactspanningen worden tot 70 V aangegeven. Als deze
waarde groter is, wordt U
IN
> 70 V aangegeven.
Grenswaarden voor continu geoorloofde contactspanningen
De grens voor de continu geoorloofde contactspanning bedraagt
bij wisselspanning U
L
= 50 V (internationale overeenkomst). Voor
speciale toepassingsgevallen zijn lagere waarden voorgeschreven
(bijv. voor landbouwbedrijven U
L
=25V).
Let op!
!
Als de contactspanning te hoog is of als de RCD-aard-
lekschakelaar niet aanspreekt, dan moet de installatie
gerepareerd worden (bijv. een te hoge aardweerstand,
defecte RCD-aardlekschakelaar enz.)!
Draaistroomaansluitingen
Bij draaistroomaansluitingen moet de aanspreekmeting voor een
foutloze controle van de RCD-beveiliging in combinatie met elk
van de drie buitenste geleiders (L1, L2 en L3) worden verricht.
Inductieve verbruikers
Als bij de uitschakelcontrole van een RCD inductieve verbruikers
mee worden uitgeschakeld, dan kunnen er bij het uitschakelen
spanningspieken in de kring ontstaan. Het meetapparaat geeft
dan mogelijk „Meetopbouw controleren“ aan. Schakel alle ver-
bruikers in dit geval vóór de aanspreekmeting uit. In extreme
gevallen kan één van de zekeringen in het meetapparaat aanspre-
ken en/of kan het meetapparaat beschadigd worden.
GMC-I Messtechnik GmbH 17
7.2 Speciale metingen van installaties resp. RCD-aardlekschake-
laars
7.2.1 Installaties resp. RCD-aardlekschakelaars testen
met stijgende foutstroom (wisselstroom)
voor RCD's van het type A, AC en B
Meetprocédé
Voor het meten van de RCD-beveiligingsschakeling genereert het
apparaat in het net een continu stijgende foutstroom van (0,3 ...
1,3) I
N
. Het apparaat slaat de op het aanspreekmoment van
de RCD-aardlekschakelaar bestaande waarden van de contact-
spanning en de aanspreekstroom op en brengt ze in beeld.
Bij het meten met stijgende foutstroom kunt u kiezen uit de con-
tactspanningsgrenzen U
L
=25V en U
L
= 50 V/65 V.
Meetfunctie kiezen
Aansluiting
Parameter instellen voor I
F
De meting starten
Meetprocedure
Als de meetprocedure gestart is, stijgt de door het apparaat
gegenereerde meetstroom van de 0,3-voudige nominale fout-
stroom continu, totdat de RCD-aardlekschakelaar aanspreekt. Dit
kan worden waargenomen aan de steeds verder toenemende
vulling van de driehoek bij ID. De onderste en bovenste grens-
waarde worden aangegeven met de twee verticale stippellijnen.
Als de contactspanning de gekozen grenswaarde bereikt
(U
L
= 65 V, 50 V bzw. 25 V) voordat de RCD-aardlekschakelaar
aanspreekt, dan vindt er een veiligheidsuitschakeling plaats. De
LED U
L
/R
L
brandt rood.
Opmerking
Veiligheidsuitschakeling: tot 70 V vindt de veiligheidsuit-
schakeling binnen 3 s plaats volgens IEC 61010.
Als de RCD-aardlekschakelaar niet aanspreekt voordat de stij-
gende stroom de nominale foutstroom I
N
bereikt, dan brandt de
LED RCD/FI rood.
Let op!
!
Een voorstroom in de installatie wordt bij de meting overlapt
door de foutstroom, die door het apparaat gegenereerd
wordt en beïnvloedt de gemeten waarden van contactspan-
ning en aanspreekstroom. Zie ook Hoofdst. 7.1.
Beoordeling
Om een aardlekbeveiliging te beoordelen, moet er volgens
DIN VDE 0100 deel 610 echter met stijgende foutstroom worden
gemeten en moet aan de hand van de gemeten waarden de con-
tactspanning voor de nominale foutstroom I
N
worden berekend.
De snellere en eenvoudigere meetmethode Zie hoofdstuk 7.1
heeft om die reden de voorkeur.
7.2.2 Controleren van installaties resp. RCD-aardlekschakelaars met
stijgende foutstroom (gelijkstroom) voor RCD's van het type B
Volgens VDE 0413 deel 6 moet bewezen worden, dat bij vlakke
gelijkstroom de aanspreekfoutstroom ten hoogste de tweevou-
dige waarde aanneemt van de nominale foutstroom I
N
. Daartoe
moet er een continu stijgende gelijkstroom opgebracht worden,
beginnend met het 0,2-voudige van de nominale foutstroom I
N
.
Als de stroom lineair stijgt, mag de stijging de 2-voudige waarde
van I
N
binnen 5 s niet overschrijden.
De controle met afgevlakte gelijkstroom moet in beide richtingen
van de meetstroom mogelijk zijn.
I
F
Nominale foutstromen:
10 ... 500 mA
Type 1: RCD, SRCD, PRCD ...
Nominale stromen: 16 ... 125 A
Type 2: AC , A , B *
* Type B = gevoelig voor alle stromen
Sinus
Negatieve/positieve gelijkstroom
Golfvorm:
Aansluiting:
zonder/met aarding
Contactspanning:
Aanspreekgrenswaarden:
18 GMC-I Messtechnik GmbH
7.2.3 Meten van RCD-aardlekschakelaars met 5 I
DN
Het meten van de aanspreektijd gebeurt in dit geval met 5-voudige nomi-
nale foutstroom.
Opmerking
Metingen met 5-voudige nominale foutstroom zijn vereist
voor de productietest van RCD-aardlekschakelaars en
G. Bovendien worden ze toegepast bij de persoonlijke
bescherming.
U kunt de meting bij de positieve halve golf „0° “ of bij de nega-
tieve halve golf „180° “ starten.
Verricht beide metingen. De langste uitschakeltijd van de twee is
de maatstaf voor de toestand van de geteste RCD-aardlekscha-
kelaar. Beide waarden moeten < 40 ms zijn.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen – positieve of negatieve halve golf
Parameter instellen – 5-voudige nominale stroom
Opmerking
De volgende beperkingen gelden bij de keuze van de x-vou-
dige aanspreekstromen in functie van de nominale stroom:
300 mA: 1 x I
N
, 2 x I
N
500 mA: 1 x I
N
De meting starten
7.2.4 Het testen van RCD-aardlekschakelaars
die geschikt zijn voor pulserende gelijk-foutstromen
Hiervoor kunnen de RCD-aardlekschakelaars met positieve of
negatieve halve golven getest worden. Het aanspreken gebeurt
conform de norm met 1,4-voudige nominale stroom.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen – positieve of negatieve halve golf
Parameter instellen – meting met en zonder voorstroom
Niet-aanspreekmeting (meten met voorstroom):
indien de RCD bij de 1 s durende niet-aan-
spreektest met 50% I
N
te vroeg, d.w.z. vóór de
eigenlijke aanspreekmeting aanspreekt, ver-
schijnt de hiernaast afgebeelde pop-up:
Opmerking
De volgende beperkingen gelden bij de keuze van de x-vou-
dige aanspreekstromen in functie van de nominale stroom:
300 mA: 1 x I
N
, 2 x I
N
500 mA: 1 x I
N
Opmerking
Volgens DIN EN 50178 (VDE 160) moeten bij bedrijfsmid-
delen > 4 kVA die gladde gelijk-foutstromen kunnen
genereren (bijv. frequentieomvormers) RCD-aardlekscha-
kelaars type B (die gevoelig zijn voor alle stromen)
gebruikt worden.
Voor het testen van deze aardlekschakelaars is een
meting met pulserende gelijk-foutstromen niet geschikt.
Opmerking
Bij de productietest van RCD-schakelaars wordt geme-
ten met positieve en negatieve halve golven. Als een
stroomkring belast wordt met pulserende gelijkstroom,
dan kan de werking van de RCD-aardlekschakelaar met
deze test worden verricht om er zeker van te zijn dat de
RCD-schakelaar door de pulserende gelijkstroom niet in
verzadiging terechtkomt en dus niet meer aanspreekt.
S
I
N
Negatieve halve golf
Positieve halve golf
Golfvorm:
negatieve puls
positieve puls
x-voudige aanspreekstroom:
5-voudige aanspreekstroom
I
N
Golfvorm:
negatieve puls
positieve puls
Negatieve halve golf
Positieve halve golf
x-voudige aanspreekstroom:
Voorstroom 50% I
N
GMC-I Messtechnik GmbH 19
7.3 Het testen van speciale RCD-aardlekschakelaars
Speciale RCD-metingen en hun parametercombinaties
7.3.1 Installaties met selectieve RCD-aardlekschakelaars van het type
RCD-S
In installaties waarin twee in serie geschakelde RCD-aardlekscha-
kelaars worden gebruikt, die in geval van een fout niet gelijktijdig
mogen aanspreken, gebruikt men selectieve RCD-aardlekscha-
kelaars. Deze hebben een vertraagde reactie en worden met het
symbool gekenmerkt.
Meetprocédé
Het meetprocédé stemt overeen met het procédé voor normale
RCD-aardlekschakelaars (zie hoofdstuk 7.1 op pag. 15 en 7.2.1
op pag. 17).
Als er selectieve RCD-aardlekschakelaars worden gebruikt, dan
mag de aardweerstand slechts half zo groot zijn als die bij het
gebruik van normale RCD-aardlekschakelaars.
Het apparaat geeft om die reden de dubbele waarde van de
gemeten contactspanning aan.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen – selectief
De meting starten
Aanspreekmeting
Druk op de knop I
N
. De RCD-aardlekschakelaar spreekt aan.
Op het display verschijnt de zandloper en daarna de aan-
spreektijd t
A
en de aardweerstand R
E
.
De aanspreekmeting is
voor elke RCD-aardlek-
schakelaar slechts op
één meetpunt nodig.
Opmerking
Selectieve RCD-aardlekschakelaars schakelen vertraagd
uit. Door de voorbelasting bij het meten van de contact-
spanning wordt het uitschakelgedrag kortstondig (tot
30 s) beïnvloed. Om de voorbelasting door het meten van
de contactspanning te elimineren, is vóór de aanspreek-
meting een wachttijd nodig. Na het starten van de meet-
procedure (aanspreekmeting) verschijnen er gedurende
ca. 30 s knipperende balken in beeld. Aanspreektijden
tot 1000 ms zijn geoorloofd.
7.3.2 PRCD's met niet-lineaire elementen van het type PRCD-K
De PRCD-K is een, als tussengeschakeld kabelapparaat met alle
polen (L/N/PE) schakelende, mobiele verschilstroominrichting met
elektronische foutstroomanalyse. Bovendien is in de PRCD-K een
onderspanningsaanspreking en een aardleidingcontrole inge-
bouwd.
De PRCD-K heeft een onderspanningsaanspreking en moet dus
worden gebruikt met netspanning, de meting mogen alleen in
ingeschakelde toestand (PRCD-K schakelt met alle polen) wor-
den verricht.
Begrippen (uit DIN VDE 0661)
Mobiele beveiligingen zijn aardlekschakelaars, die met behulp van
gestandaardiseerde stekkerinrichtingen tussen verbruikers en een
vast geïnstalleerde contactdoos geschakeld kunnen worden.
Een opnieuw aansluitbare, mobiele beveiliging is een beveiliging,
die zodanig gebouwd is dat ze het aansluiten op beweeglijke lei-
dingen mogelijk maakt.
Denk er aan dat in mobiele RCD's doorgaans een niet-lineair ele-
ment in de aardleiding is ingebouwd, dat bij een U
I
-meting
onmiddellijk tot overschrijding van de hoogste geoorloofde con-
tactspanning leidt (U
I
meer dan 50 V).
Mobiele RCD's die geen niet-lineair element in de aardleiding
hebben ingebouwd, moeten volgens hoofdst. 7.3.3 op pag. 20
getest worden.
Doel (uit DIN VDE 0661)
De mobiele beveiligingen (PRCD's) zijn bedoeld voor het bescher-
men van persoenen en zaken. Met deze beveiligingen is een ver-
hoging van het veiligheidsniveau van de in elektrische installaties
toegepaste beveiligingsmaatregelen tegen elektrische schokken
te bereiken conform DIN VDE 0100 del 410. Zij dienen zodanig te
worden uitgevoerd dat ze door een rechtstreeks aangebrachte
stekker op de beveiliging resp. met een stekker met korte kabel
worden gebruikt.
Param./
meting
I
N
Type 1 Type 2 I
N
x I
N
Pulse-
rende ge-
lijk-foutstr.
Niet-aan-
spreek-
meting
50% I
N
Selectief RCD-
Productie
Personen
5 x I
N
Voor alle
stromen
gevoelige
B
S
S
I
N
I
F
of
Type 1:
20 GMC-I Messtechnik GmbH
Meetprocédé
Al naar gelang het meetprocédé kan het volgende gemeten wor-
den:
de aanspreektijd t
A
bij aanspreekmeting met nominale fout-
stroom I
N
(de PRCD-K moet reeds aanspreken bij halve nomi-
nale stroom)
de aanspreekstroom I
bij het meten met stijgende foutstroom
I
F
Meetfunctie kiezen
Aansluiting
Parameter instellen – PRCD met niet-lineaire elementen
De meting starten
7.3.3 SRCD, PRCD-S (SCHUKOMAT, SIDOS of daarmee vergelijkbare)
RCD-aardlekschakelaars van de serie SCHUKOMAT, SIDOS en
dergelijke, die elektrisch identiek hiermee zijn, moeten na desbe-
treffende parameterkeuze getest worden.
Bij RCD-aardlekschakelaars van deze types wordt de PE-leider
bewaakt. Deze is mede opgenomen in de sommatie transforma-
tor. Bij een foutstroom van L naar PE is de aanspreekstroom dus
slechts half zo hoog, d.w.z. de RCD moet reeds bij de halve nomi-
nale foutstroom I
N
aanspreken.
Of de mobiele RCD's en SRCD's van gelijke constructie zijn, kan
worden getest door het meten van de contactspanning U
IN
. Als
een contactspanning U
IN
in een verder intacte installatie op de
PRCD > 70 V wordt aangegeven, dan is er zeer waarschijnlijk
sprake van een PRCD met niet-lineair element.
PRCD-S
PRCD-S (Portable Residual Current Device – Safety) is een spe-
ciale mobiele beveiliging met aardleidingherkenning resp. aardlei-
dingcontrole. Het apparaat is bedoeld ter bescherming van per-
sonen tegen elektriciteitsongevallen binnen laagspanningsbereik
(130 ... 1000 V). Een PRCD-S moet voor commercieel gebruik
geschikt zijn en wordt net als een verlengkabel tussen een elektri-
sche verbruiker – doorgaans een elektrisch gereedschap – en een
stopcontact geïnstalleerd.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen – SRCD / PRCD
De meting starten
I
N
I
F
of
Type 1:
PRCD-K
I
N
I
F
of
Type 1:
SRCD
GMC-I Messtechnik GmbH 21
7.3.4 RCD-schakelaars van het type G of R
Met behulp van het meetapparaat is het mogelijk, behalve de nor-
male en selectieve RCD-aardlekschakelaars ook speciale eigen-
schappen van een G-schakelaar te controleren.
De G-schakelaar is een Oostenrijkse bijzonderheid en voldoet aan
de apparatennorm ÖVE/ÖNORM E 8601. Door zijn hogere
stroombestendigheid en kort-tijdvertraging worden verkeerde
aansprekingen tot een minimum beperkt.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen – type G/R (VSK)
Contactspanning en aanspreektijd kunnen worden gemeten met
behulp van een G/R-RCD-schakelaar-instelling.
Opmerking
Bij het meten van de aanspreektijd bij nominale fout-
stroom moet u er op letten, dat bij G-schakelaars aan-
spreektijden geoorloofd zijn tot 1000 ms. Stel de betref-
fende Grenswaarde in.
Stel vervolgens in het menu 5 x I
N
in en herhaal de aan-
spreekmeting met de positieve halve golf 0° en de negatieve
halve golf 180°. De langste uitschakeltijd van de twee is de
maatstaf voor de toestand van de geteste RCD-aardlekscha-
kelaar.
Parameter instellen – positieve of negatieve halve golf
Parameter instellen – 5-voudige nominale stroom
Opmerking
De volgende beperkingen gelden bij de keuze van de x-vou-
dige aanspreekstromen in functie van de nominale stroom:
300 mA: 1 x I
N
, 2 x I
N
500 mA: 1 x I
N
De meting starten
De aanspreektijd moet in beide gevallen tussen 10 ms (minimum-
vertragingstijd van de G-schakelaar!) en 40 ms liggen.
G-schakelaars met andere nominale foutstromen meet u met de
betreffende parameterinstelling in het menupunt I
N
. Ook in dit
geval moet u de grenswaarde dienovereenkomstig instellen.
Opmerking
De parameterinstelling RCD voor selectieve schake-
laars is voor G-schakelaars niet geschikt.
I
N
Type 1:
Negatieve halve golf
Positieve halve golf
Golfvorm:
negatieve puls
positieve puls
x-voudige aanspreekstroom:
5-voudige aanspreekstroom
S
22 GMC-I Messtechnik GmbH
7.4 Het meten van foutstroom (RCD-) beveiligingsschakelings
in TN-S-netten
Aansluiting
Een RCD-schakelaar kan alleen in een TN-S-net worden gebruikt.
In een TN-C-net zou een RCD-schakelaar niet werken, omdat de
PE niet aan de RCD-schakelaar voorbij geleid is, maar recht-
streeks in de contactdoos verbonden is met de N-leider. Een fout-
stroom zou dus via de RCD-schakelaar terugstromen en geen
verschilstroom genereren, die leidt tot het aanspreken van de
RCD-schakelaar.
De weergave van de contactspanning zal doorgaans eveneens
0,0 V zijn, omdat de nominale foutstroom van 30 mA samen met
de lage lusweerstand een zeer kleine Spanning oplevert:
De meetresolutie bedraagt 0,1 V, en aldus wordt de waarde afge-
rond en wordt 0,0 V aangegeven.
UINR
E
IN 130mA 30mV 0 03V,== ==
GMC-I Messtechnik GmbH 23
8 Het testen van de uitschakelvoorwaarden
van overstroom-beveiligingen,
het meten van de lusimpedantie en het vaststel-
len van de kortsluitstroom (functie Z
L-PE
en I
K
)
Het testen van overstroom-beveiligingen bestaat uit bezichtigen
en meten. Voor het meten gebruikt u de PROFITEST M
ASTER.
Meetprocédé
De Lusimpedantie Z
L-PE
wordt gemeten en de kortsluitstroom I
K
wordt vastgesteld, om te controleren, of de uitschakelvoorwaar-
den van de beveiligingen gerespecteerd worden.
De lusimpedantie is de weerstand van de stroomlus (EVU-station
– buitenste geleider – aardleiding) bij een gestelsluiting (leidende
verbinding tussen buitenste geleider en aardleiding). De waarde
van de lusimpedantie bepaalt de grootte van de kortsluitstroom.
De kortsluitstroom I
K
mag niet onder een volgens DIN VDE 0100
vastgelegde waarde komen, zodat de beveiliging van een installa-
tie (zekering, slagpenzekering) veilig uitschakelt.
Om die reden moet de gemeten waarde van de lusimpedantie
kleiner zijn dan de maximaal geoorloofde waarde.
Tabellen over de geoorloofde weergavewaarden voor de lusimpe-
dantie evenals de minimum weergavewaarden voor kortsluit-
stroom voor de nominale stromen van diverse zekeringen en
schakelaars vindt u op de helppagina's alsook in Hoofdst. 20
vanaf pag. 57. In deze tabel is rekening gehouden met de max.
apparaatfout volgens VDE 0413. Zie ook Hoofdstuk 8.2.
Om de lusimpedantie Z
L-PE
te meten, meet het apparaat al naar
gelang de aanwezige netspanning en netfrequentie met een
meetstroom van 0,83 A tot 4 A en een meetduur van max.
600 ms.
Als tijdens deze meting een gevaarlijke contactspanning (> 50 V) op-
treedt, dan vindt er een veiligheidsuitschakeling plaats.
Aan de hand van de gemeten lusimpedantie
Z
L-PE
en de netspan-
ning berekent het meet- en testapparaat de kortsluitstroom I
K
. Bij
netspanningen die binnen de nominale spanningsbereiken voor
de nominale netspanningen 120 V, 230 V en 400 V liggen, wordt
de kortsluitstroom gerelateerd aan deze nominale spanningen.
Als de netspanning buiten deze nominale spanningsbereiken, dan
berekent het apparaat de kortsluitstroom I
K
aan de hand van de
aanwezige netspanning en de gemeten lusimpedantie Z
L-PE
.
Meetprocédé met onderdrukking van de RCD-aanspreking
PROFITEST MTECH biedt de mogelijkheid, de lusimpedantie te meten in
installaties, die uitgerust zijn met RCD-aardlekschakelaars.
Het meetapparaat
gegenereerd hier-
voor een
gelijkstroom die de
magnetische kring
van de RCD-scha-
kelaar in verzadi-
ging brengt.
Met het meetappa-
raat wordt dan een
meetstroom over-
lapt, die alleen
halve golven van
gelijke polariteit
heeft. De RCD-
schakelaar kan
deze meetstroom dan niet meer herkennen en spreekt tijdens het
meten dus niet meer aan.
De meetkabel van het apparaat naar de teststekker is uitgevoerd
in vierleidertechniek. De weerstanden van het aansluitsnoer en
van de meetadapter worden bij een meting automatisch gecom-
penseerd en worden niet bij het meetresultaat meegerekend.
Meetfunctie kiezen
Aansluiting
Opmerking
De lusweerstand moet voor elke stroomkring op de verst
verwijderd plaats worden gemeten om de maximale
lusimpedantie van de installatie te registreren.
Opmerking
Voormagnetisering
Met de 2-polige adapter zijn alleen AC-metingen voor-
zien. Het onderdrukken van de RCD-aanspreking m.b.v.
een voormagnetisering door gelijkstroom is alleen moge-
lijk met de landspecifieke stekkerinzet bijv. randaarde-
contactdoos of de 3-polige adapter.
Opmerking
Houdt u zich aan de nationale voorschriften, bijc. de
noodzakelijkheid van de meting over RCD-schakelaars
heen in Oostenrijk.
Draaistroomaansluitingen
Bij draaistroomaansluitingen moet de meting van de lusimpedan-
tie voor een foutloze controle van de overstroombeveiliging met
elk van de drie buitenste geleiders (L1, L2 en L3) t.o.v. de aardlei-
ding PE worden verricht.
Start
t1
t3
Meten
t2
Gebruik
RCD buiten werking!
t
I
F
/mA
Onderdrukking van de RCD-aanspreking
bij pulsstroomgevoelige RCD-aardlekschakelaars
Z
L-PE
24 GMC-I Messtechnik GmbH
8.1 Metingen met onderdrukking van de RCD-aanspreking
8.1.1 Het meten met positieve halve golven (alleen PROFITEST MTECH)
De meting met halve golven plus DC biedt de mogelijkheid, lusim-
pedanties in installatie te meten, die met RCD-aardlekschakelaars
uitgerust zijn.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen
* Parameters die alleen voor rapportage bedoeld zijn en geen inlvoed heb-
ben op de meting
Instellingen I
K
-berekening
De kortsluitstroom I
K
is bedoeld ter controle van de uitschakeling
van een overstroombeveiliging. Om er voor te zorgen dat een
overstroombeveiliging op tijd aanspreekt, moet de kortsluitstroom
I
K
groter zijn dan de aanspreekstroom Ia (zie tabel Hoofdst. 20.6).
De varianten die met de knop „Limits“ kunnen worden gekozen,
betekenen:
IK: Ia voor het berekenen van de I
K
wordt de getoonde
meetwaarde van Z
L-PE
zonder enige correctie overge-
nomen
Ik: Ia+% voor het berekenen van de I
K
wordt de getoonde
meetwaarde van Z
L-PE
gecorigeerd met de meeton-
nauwkeurigheid van het meetapparaat
IK: 2/3 Z voor het berekenen van de I
K
wordt de getoonde
meetwaarde van Z
L-PE
gecorrigeerd met alle mogelijke
afwijkingen (in VDE 0100 deel 600 worden deze gede-
tailleerd gedefinieerd als Z
s(m)
2/3 x U
0
/Ia)
Halfautomatische meting in meerpolige netten
* Parameter AUTO zie Hoofdst. 5.8
De meting starten
8.2 De meetwaarden beoordelen
An de hand van Tabel 1 op pag. 57 kunt u de maximaal geoor-
loofde lusimpedanties Z
L-PE
vaststellen die met inachtneming van
de maximale meetafwijking van het apparaat (in normalen mee-
tomstandigheden) aangegeven mogen worden. Tussenwaarden
kunt u interpoleren.
Aan de hand van Tabel 6 op pag. 58 kunt u op basis van de
gemeten kortsluitstroom de maximaal geoorloofde nominale
stroom van de beveiliging (zekering resp. aardlekschakelaar) voor
nominale spanning 230/240 V met inachtneming van de maxi-
male gebruiksfout van het apparaat vaststellen (stemt overeen
met DIN VDE 0100 deel 610).
Z
L-PE
Nominale stromen: 2 ... 160 A
Aanspreekkarakteristieken:
B/E,C,D,K
Doorsnede*: 1,5 ... 70 mm²
Kabeltypes*: NY..., H03... - H07...
Aantal aders*: 2 ... 10 aders
Sinus
15 mA Sinus
Golfvorm:
DC-Offset en positieve halve golf
Contactspanning:
Limiet / grenswaarde:
I
K
< Limiet / grenswaarde
U
L
R
L
Metingen tussen Lx-PE / N-PE / Lx-N / Lx-Ly / AUTO*
2-Polige meting (alleen voor rapportage):
met x, y = 1, 2, 3
GMC-I Messtechnik GmbH 25
9 Het meten van de netimpedantie (functie Z
L-N
)
Meetprocédé (meten van de interne netweerstand)
De netimpedantie Z
L-N
wordt volgens hetzelfde meetprocédé
gemeten als de lusimpedantie Z
L-PE
(zie hoofdstuk 8op pag.23).
De stroomlus wordt hierbij via de nulleider N gevormd en niet via
de aardleiding PE zoals bij de lusimpedantiemeting .
Meetfunctie kiezen
Aansluiting TT-systeem
Aansluiting TN-S-systeem
Parameter instellen
I
K
In het meetapparaat berekende kortsluitstroom (bij nominale
spanning)
Z Foute lusimpedantie
Ia Aanspreekstroom
(zie informatiebladen van de stroombrekers/zekeringen)
%
Eigen afwijking van het meetapparaat
TAB Grenswaarden volgens de Technische aansluitvoorwaar-
den voor aansluiting op het laagspanningsnet
tussen het distributienet en de meetinrichting
DIN Grenswaarde volgens DIN 18015-1: DU < 3 %
tussen meetinrichting en verbruiker
VDE Grenswaarde volgens DIN VDE 0100-520: DU < 4%
tussen distributienet en verbruiker
(hier instelbaar tot 10%)
De meting starten
Z
L-N
Nominale stromen: 2...160 A
Aanspreekkarakteristieken: B/E,C,D,K
Doorsnede: 1,5 ... 70 mm²
Kabeltypes: NY..., H03... - H07...
Aantal aders: 2 ... 10 aders
Landspecifieke stekkerinzet bijv.
randaardecontactdoos
2-polige adapter
Limiet / grenswaarde:
I
K
< Limiet / grenswaarde
U
L
R
L
I
K
Limiet / grenswaarde:
U % > Limiet / grenswaarde
U
L
R
L
U
26 GMC-I Messtechnik GmbH
Betekenis en weergave van U (volgens DIN VDE 100 deel 600)
De spanningsafname van het snijpunt tussen het distributienet en
de verbruikerinstallatie tot aan het aansluitpunt van een elektrisch
verbruiksmiddel (contactdoos of apparaatklem) mag niet groter
zijn dan 4% van de nominale spanning van het net.
De spanningsafname berekenen:
U = Z
L-N
• nominale stroom van de zekering
U in % = U / U
L-N
Weergave van U
L-N
(U
N
/ f
N
)
Als de gemeten spanning binnen het bereik ligt van ±10% rond
de betreffende nominale spanning van 120 V, 230 V of 400 V, dan
wordt telkens de betreffende nominale spanning aangegeven. Bij
meetwaarden buiten de ±10%-tolerantiegrens wordt telkens de
daadwerkelijke meetwaarde aangegeven.
Z
OFFSET ON/OFF
Rekening houden met de spanningsafname tot aan het overgavepunt
resp. de meetinrichting
Ga hiervoor als volgt te werk:
Zet de Z
OFFSET van OFF op ON. In de voetregel verschijnt
Z
OFFSET = 0.00 “ .
Sluit de 2-polige adapter op het overgavepunt (meetinrichting/
teller) aan.
Activeer het meten van de offset met I
N
.
Z
OFFSET meten
In de voetregel van het display verschijnt nu de melding Z
OFFSET
x.xx , waarbij x.xx een waarde is tussen 0,00 en 9,99 . Deze
waarde wordt nu bij alle volgende Z
LN
-metingen afgetrokken van
het eigenlijke meetresultaat als u de softkey-knop Z
OFFSET ON/OFF
op ON heeft geschakeld.
ZOFFSET moet in de volgende gevallen opnieuw vastgesteld wor-
den:
na het omschakelen van ON op OFF en terug.
In de volgende gevallen verschijnen foutmeldingen in pop-up-ven-
sters:
–Z
OFFSET
> 10
–Z
OFFSET
> Z
x
(Offsetwaarde groter dan de meetwaarde op de verbruikerin-
stallatie)
GMC-I Messtechnik GmbH 27
10 Het meten van de aardweerstand (functie R
E
)
De aardweerstand R
E
is van belang voor de automatische uit-
schakeling in installatiedelen. Hij moet laagohmig zijn, zodat er in
het geval van een fout een hoge kortsluitstroom stroomt en de
foutstroomaardlekschakelaars de installatie dus veilig uitschake-
len.
Meetopbouw
De aardweerstand (R
E
) is de som van de uitbreidingsweerstand
van de aarddraad en de weerstand van de aarddraad. De aard-
weerstand wordt gemeten door een wisselstroom door de aard-
leider, de aarddraad en de aarduitbreidingsweerstand te laten
lopen. Deze stroom en de spanning tussen aarddraad en een
sonde wordt gemeten.
De sonde wordt met een aanrakingsbeveiligde stekker van 4 mm
doorsnede aangesloten op de sondeaansluiting (17).
Rechtstreekse meting met sonde
Het rechtstreekse meten van de aardweerstand R
E
is alleen
mogelijk in een meetschakeling met sonde. Voorwaarde is echter
dat de sonde het potentiaal van de referentieaarde heeft, d.w.z.
dat zij buiten de spanningstrechter van de aarddraad wordt gezet.
De afstand tussen aarddraad en sonde moet minstens 20 m
bedragen.
Meten zonder sonde
In veel gevallen, vooral op plaatsen waar huizen dicht tegen elkaar
aan gebouwd zijn, is het moeilijk en soms zelfs onmogelijk om
een meetsonde neer te zetten. U kunt de aardweerstand in deze
gevallen ook vaststellen zonder sonde. De weerstandswaarden
van de gebruiksaarddraad RB en van de buitenste geleider L zit-
ten dan wel in het meetresultaat.
Meetprocédé (met sonde)
Het apparaat meet de aardweerstand R
E
volgens het stroom-
spanning-meetprocédé.
De weerstand R
E
wordt hierbij berekend op basis van het quo-
tiënt van spanning U
E
en stroom I
E
, waarbij U
E
tussen aarddraad
en sonde ligt.
De meetstroom die hierbij door de aardweerstand stroomt, wordt
door het apparaat geregeld en bedraagt in de meetbereiken:
1 tot 10 k:4 mA; 0 tot 1 k: 40 mA; 0 tot 100 : 0,4 A
en 0 tot 10 : > 0,8 A tot ca. 3,4 A (afhankelijk van de spanning).
Er wordt een spanningsafval gegenereerd die evenredig is met de
aardweerstand.
Opmerking
De weerstanden van de meetkabel en van de meetadap-
ter worden bij de meting automatisch gecompenseerd en
worden niet bij het meetresultaat meegerekend.
Als er tijdens de metingen gevaarlijke contactspanningen
(> 50 V) optreden, dan wordt de meting afgebroken en
vindt er een veiligheidsuitschakeling plaats.
De sondeweerstand gaat niet op in het meetresultaat en
kan maximaal 50 k bedragen.
Let op!
!
De sonde maakt deel uit van de meetkring en kan vol-
gens VDE 0413 een stroom geleiden tot maximaal
3,5 mA.
Karakteristieke waarden van de aardingsmeting (met netbedrijf)
Meetbereik 0 ... 10 k
Meting met of zonder aarddraadspanning in functie van de parameterin-
voer resp. de keuze van de soort aansluiting:
* deze parameter leidt tot automatische instelling van de soort aansluiting
2-polige adapter en sondeaansluiting
Meetprocédé met onderdrukking van de RCD-aanspreking
PROFITEST M
TECH biedt de mogelijkheid, de aardweerstand te
meten in installaties die uitgerust zijn met RCD-aardlekschake-
laars.
Het meetapparaat
gegenereerd hier-
voor een
gelijkstroom die de
magnetische kring
van de RCD-scha-
kelaar in verzadi-
ging brengt.
Met het meetappa-
raat wordt dan een
meetstroom over-
lapt, die alleen
halve golven van
gelijke polariteit
heeft. De RCD-
schakelaar kan
deze meetstroom dan niet meer herkennen en spreekt tijdens het
meten dus niet meer aan.
De meetkabel van het apparaat naar de teststekker is uitgevoerd
in vierleidertechniek. De weerstanden van het aansluitsnoer en
van de meetadapter worden bij een meting automatisch gecom-
penseerd en worden niet bij het meetresultaat meegerekend.
Speciaal geval handmatige meetbereikkeuze (meetstroomkeuze)
(R AUTO, R = 10 k (4 mA), 1 k (40 mA), 100 (0,4 A),
10 (> 0,8 A), 10 /U
E
)
Opmerking
Bij handmatige bereikskeuze moet u er op letten dat de
nauwkeurigheidsvermeldingen pas vanaf 5% van de
eindwaarde van het bereik gelden (behalve 10 -bereik;
aparte vermelding voor kleine waarden).
De meetwaarden beoordelen
Aan de hand van Tabel 2 op pag. 57 kunt u de weerstandswaar-
den vaststellen, die met inachtneming van de maximale gebruiks-
fout van het apparaat (in nominale gebruiksomstandigheden)
hoogstens aangegeven mogen worden om een vereiste aard-
weerstand niet te overschrijden. Tussenwaarden kunt u interpole-
ren.
RANGE Aansluiting Meetfuncties
xx / xx k
Geen sondemeting
Geen meting U
E
10 / U
E
*
Sondemeting geactiveerd
U
E
wordt gemeten
xx / xx k
Sondemeting geactiveerd
Geen meting U
E
Tangmeting geactiveerd
Geen meting U
E
Start
t1
t3
Meten
t2
Gebruik
RCD buiten werking!
t
I
F
/mA
Onderdrukking van de RCD-aanspreking
bij pulsstroomgevoelige RCD-aardlekschakelaars
28 GMC-I Messtechnik GmbH
10.1 Meten met sonde
De aardweerstand meten met sonde (met netbedrijf) – aansluitschema
Legenda
R
B
Gebruiksaarddraad
R
E
Aardweerstand
R
X
Aardweerstand door systemen van de potentiaalvereffe-
ning
R
S
Sondeweerstand
PAS Potentiaalvereffeningsrail
RE Totale aardweerstand (R
E1
//R
E2
//waterleiding)
Meting R
E
Meetfunctie kiezen
Aansluiting
Aangesloten worden: 2-polige adapter en sonde
Parameter instellen
Meetbereik: AUTO,
10 k (4 mA), 1 k (40 mA), 100 (0,4 A), 10 (> 0,8 A)
Bij installaties met RCD-aardlekschakelaar moet de weerstand
resp. de meetstroom zodaning gekozen worden, dat deze
onder de aanspreekstroom (½ I
N
) ligt.
Soort aansluiting: 2-polige adapter + sonde
Contactspanning: UL < 25 V, < 50 V, < 65 V, willekeurig instelbare
spanning zie Hoofdst. 5.7
Overzetverhouding: hier niet van belang
De meting starten
Opmerking
Als de 2-polige adapter verkeerd
wordt aangesloten, verschijnt het
volgende diagram in beeld.
P
R
O
F
I
T
E
S
T
/
S
E
C
U
L
I
F
E
I
T
W
a
t
e
r
l
e
i
d
i
n
g
SE
2
E
1
B
R
E1
U
Sonde
I
---------------=


R
E
Limiet / grenswaarde:
R
E
> Limiet / grenswaarde
U
L
R
L
GMC-I Messtechnik GmbH 29
10.2 Meten zonder sonde
Aardweerstandsmeting zonder sonde (met netbedrijf) – aansluitschema
Legenda
R
B
Gebruiksaarddraad
R
E
Aardweerstand
R
i
Interne weerstand
R
X
Aardweerstand door systemen van de potentiaalvereffe-
ning
R
S
Sondeweerstand
PAS Potentiaalvereffeningsrail
RE Totale aardweerstand (R
E1
//R
E2
//waterleiding)
In de gevallen waarin het niet mogelijk is een sonde te plaatsen,
kunt u de aardweerstand door schatting zonder sonde vaststellen
met een „aarddraadlusweerstandsmeting“.
De meting wordt op dezelfde manier verricht als beschreven in
Hoofdst. 10.1 „Meten met sonde“ vanaf pag. 28. Op de sonde-
aansluiting (17) is echter geen sonde aangesloten.
De weerstandswaarde R
ESchl
die bij deze meetmethode wordt
gemeten, bevatten ook de weerstandswaarden van de gebruiks-
aarddraad R
B
en van de buitenste geleider L. Voor het berekenen
van de aardweerstand moeten deze twee waarden worden afge-
trokken van de gemeten waarde.
Als men uitgaat van gelijke draaddiameters (buitenste geleider L
en nulleider N), dan is de weerstand van de buitenste geleider half
zo groot als de netimpedantie Z
L-N
(buitenste geleider + nulleider).
U kunt de netimpedantie meten, zoals beschreven in Hoofdst. 9
vanaf pag. 25. De gebruiksaarddraad R
B
mag volgens
DIN VDE 0100 „0 tot 2 “ bedragen.
1) Meting: Z
LN
is R
i
= 2 · R
L
2) Meting: Z
L-PE
is R
ESchl
3) Berekening: R
E1
is Z
L-PE
– 1/2 · Z
L-N
; voor R
B
= 0
Bij het berekenen van de aardweerstand is het zinvol om geen
rekening te houden met de weerstandswaarde van de gebruiks-
aarddraad R
B
, omdat deze waarde over het algemeen niet
bekend is.
De berekende weerstandswaarde bevat dan als veiligheidstoe-
slag de weerstand van de gebruiksaarddraad.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen
Meetbereik: AUTO,
10 k (4 mA), 1 k (40 mA), 100 (0,4 A), 10 (> 0,8 A)
Bij installaties met RCD-aardlekschakelaar moet de weerstand
resp. de meetstroom zodaning gekozen worden, dat deze
onder de aanspreekstroom (½ I
N
) ligt.
Soort aansluiting: 2-polige adapter
Contactspanning: UL < 25 V, < 50 V, < 65 V
Overzetverhouding: hier niet van belang
De meting starten
Opmerking
Als de 2-polige adapter verkeerd
wordt aangesloten, verschijnt het
volgende diagram in beeld.
P
R
O
F
I
T
E
S
T
/
S
E
C
U
L
I
F
E
I
T
Ri
W
a
te
r
l
e
i
d
i
n
g
E
2
E
1
B
R
E
Limiet / grenswaarde:
R
E
> Limiet / grenswaarde
U
L
 R
L
30 GMC-I Messtechnik GmbH
10.3 Het meten van de aarddraadspanning (functie U
E
)
De aardweerstand meten met sonde (met netbedrijf) – aansluitschema
Deze meting is alleen mogelijk met sonde, zie Hoofdst. 10.1.
De aarddraadspanning U
E
is de Spanning die op de aarddraad
optreedt tussen de aarddraadaansluiting en de referentieaarde,
als er tussen de buitenste geleider en de aarddraad een kortslui-
ting optreedt. Het berekenen van de aarddraadspanning is in de
Zwitserse norm SEV 3755 voorgeschreven.
Meetprocédé
Voor het berekenen van de aarddraadspanning meet het appa-
raat allereerst de lusweerstand R
ESchl
van de aarddraad en met-
een daarna de aardweerstand R
E
. Het apparaat slaat beide meet-
waarden op, berekent daarmee op basis van de formule
de aarddraadspanning en geeft deze weer op het display.
Meetfunctie kiezen
Aansluiting
Aangesloten worden: 2-polige adapter en sonde
Parameter instellen
Meetbereik: 10 / U
E
Soort aansluiting: 2-polige adapter + sonde
Contactspanning: UL < 25 V, < 50 V, < 65 V, willekeurig instelbare
spanning zie Hoofdst. 5.7
Overzetverhouding: hier niet van belang
De meting starten
Opmerking
Als de 2-polige adapter verkeerd
wordt aangesloten, verschijnt het
volgende diagram in beeld.
P
R
O
F
I
T
E
S
T
/
S
E
C
U
L
I
F
E
I
T
Ri
W
a
te
r
l
e
i
d
i
n
g
SE
2
E
1
B
U
E
U
N
R
E
R
ESchl
------------------=
R
E
Limiet / grenswaarde:
R
E
> Limiet / grenswaarde
U
L
R
L
GMC-I Messtechnik GmbH 31
10.4 Selectieve aardweerstandsmeting met stroomtang als toebehoren
Als alternatief voor de klassieke meetmethode kan een meting ook worden verricht met stroomtang.
Selectieve aardweerstandsmeting (met netbedrijf) – aansluitschema
Legenda
R
B
Gebruiksaarddraad
R
E
Aardweerstand
R
L
Leidingweerstand
R
X
Aardweerstand door systemen van de potentiaalvereffe-
ning
R
S
Sondeweerstand
PAS Potentiaalvereffeningsrail
RE Totale aardweerstand (R
E1
//R
E2
//waterleiding)
Meting zonder tang: R
E
= R
E1
//R
E2
Meting met tang: R
E
= R
E2
Meetfunctie kiezen
Aansluiting
Aangesloten worden: 2-polige adapter, tang en sonde
Parameter instellen op het meetapparaat
Soort aansluiting: 2-polige adapter + tang
Na parameterkeuze: automatische instelling op meetbereik
10 en overzetverhouding 100 mV/A
Overzetverhouding stroomtang: zie tabel onderaan
Meetbereik (meetstroomkeuze):
10 k (4 mA), 1 k (40 mA), 100 (0,4 A), 10 (> 0,8 A)
Bij installaties met RCD-aardlekschakelaar kan de functie
DC + gekozen worden.
Contactspanning: UL < 25 V, < 50 V, < 65 V, willekeurig instelbare
spanning zie Hoofdst. 5.7
Parameter instellen op de stroomtang
Meetbereik stroomtang: zie tabel onderaan
Meetbereik op de stroomtang kiezen
Belangrijke opmerkingen bij het gebrik van de stroomtang
Gebruik voor deze meting uitsluitend de stroomtang
METRAFLEX P300 of de Z312A.
Lees absoluut gebruiksaanwijzing
van de stroomtang METRAFLEX P300 volg de daarin beschre-
ven veiligheidsinstructies stipt op.
Let absoluut op de stroomrichting, zie de pijl op de stroomtang.
•Gebruik de tang terwijl ze vast is aangesloten. De sensor mag tij-
dens de meting niet bewoge worden.
De stroomtang mag alleen bij voldoende afstand van sterke in-
terferentievelden worden gebruikt.
Onderzoek vóór gebruik altijd de elektronicabehuizing, de ver-
bindingskabel en de flexibele stroomsensor op beschadigin-
gen.
Ter voorkoming van een elektrische schok moet u de
METRAFLEX schoon houden en mag het oppervlak niet ver-
ontreinigd raken.
Zorg er voor dat de flexibele stroomsensor, de verbindingska-
bel en de elektronicabehuizing vóór gebruik droog zijn.
P
R
O
F
I
T
E
S
T
/
S
E
C
U
L
I
F
E
I
T
W
a
t
e
r
l
e
i
d
i
n
g
SE
2
E
1
B
U
Sonde
I
Tang
---------------


R
E
Meetapparaat Tang METRAFLEX P300 Meetapparaat
Parameter
Overzetver-
houding
Schakelaar Meetbereik Meetbereik
1:1
1 V / A
3 A (1 V/A) 3 A 0,5 ... 100 mA
1:10
100 mV / A
30 A (100 mV/A) 30 A 5 ... 999 mA
1:100
10 mV / A
300 A (10 mV/A) 300 A 0,05 ... 10 A
32 GMC-I Messtechnik GmbH
De meting starten
Als u de overzetverhouding in het meetapparaat veranderd heeft,
verschijnt er een popup-venster in beeld met de opmerking dat
deze nieuwe instelling ook op de aangesloten stroomtang moet
worden verricht.
i: Opmerking over de op
dit moment ingestelde
overzetverhouding
in het
meetapparaat.
RE
Tan g
: Selectieve aardweerstand met tang gemeten
RE
Sonde
: Aardweerstand met sonde gemeten, vergelijkende
waarde
Opmerking
Als de 2-polige adapter verkeerd
wordt aangesloten, verschijnt het
volgende diagram in beeld.
GMC-I Messtechnik GmbH 33
11 Het meten van de impedantie van isolerende
vloeren en muren (Vloer isolatie-impedantie Z
ST
)
Meetprocédé
Het apparaat meet de impedantie tussen een belaste metalen
plaat en de aarde. Als wisselspanningsbron wordt de netspanning
gebruikt die op de meetplaats aanwezig is. De vervangingsscha-
keling van Z
ST
wordt beschouwd als parallelschakeling.
Meetfunctie kiezen
Omschakelen tussen vloer isolatie-impedantie en tellerstart
Door op de hiernaast afgebeelde soft-
key-knop te drukken gaat u naar het
submenu waarmee u kunt omschake-
len tussen standplaatsisolatiemeting en
meterstarttest.
Aansluiting en meetop-
bouw
Opmerking: Gebruik de meetopbouw zoals beschreven in Hoofdst.
12.2 (driehoeksonde) of volgende.
Bedek de vloer resp. de muur op minder goede plaatsen, bijv.
in voegen of waar vloerbedekking tegen de muur aankomt,
met een vochtige doek van ca. 270 mm x 270 mm.
Breng de sonde 1081 op het vochtige doek en belast ze bij
vloeren met een gewicht van 750 N/75 kg (een persoon) of bij
muren met 250 N/25 kg (bijv. met uw hand tegen de muur aan
drukken).
Maak een geleidende verbinding met de sonde 1081 en ver-
bind de aansluiting met de sondeaansluiting van het apparaat.
Sluit het apparaat met de teststekker aan op een stopcontact.
Let op!
!
Raak de metalen plaat of de vochtige doek niet aan. Op
deze plaatsen kan maximaal de halve netspanning staan!
Er kan een stroom stromen tot max. 3,5 mA!
De weerstandswaarden moeten op meerdere plaatsen worden
gemeten, zodat voldoende beoordeling mogelijk is. De gemeten
weerstand mag op geen enkele plaats onder de waarde van
50 k komen. Als de gemeten weerstand groter is dan 30 M,
dan verschijnt op het display altijd ZST > 30.0 M.
De meetwaarden beoordelen
Zie Tabel 5 op pag. 58.
EXTRA
34 GMC-I Messtechnik GmbH
12 Het meten van de isolatieweerstand
12.1 Algemeen
Meetfunctie kiezen
Aansluiting
2-polige adapter of test-
stekker
Opmerking
Als u de teststekker met stekkerinzet gebruikt, dan wordt
de isolatieweerstand alleen gemeten tussen de met „L“
gekenmerkte aansluiting van de buitenste geleider en de
aansluiting van de aardleiding PE!
Opmerking
De meetkabels vóór een meetreeks controleren
Vóór de isolatiemeting moet u door middel van het kort-
sluiten van de meetkabels op de meetpennen controleren
of het apparaat < 1 k aangeeft. Hiermee kunt u ver-
keerde aansluiting voorkomen of een onderbreking bij de
meetkabels vaststellen.
Parameter instellen
* willekeurig instelbare Spanning zie Hoofdst. 5.7
Halfautomatische meting in meerpolige netten
* Parameter AUTO zie Hoofdst. 5.8
Grenswaarde voor constante testspanning
Grensstromen voor drempelfunctie
Testspanning
Voor metingen aan gevoelige onderdelen en bij installaties met
spanningsbegrenzende onderdelen kan een van de nominale
spanning afwijkende, meestal lagere testspanning worden inge-
steld.
Spanningsvorm
De functie stijgende testspanning (drempelfunctie) „U
ISO
“ is bedoeld
voor het opsporen van zwakke plaatsen in de isolatie en voor het
vaststellen de aanspreekspanning van spanningsbegrenzende
bouwelementen. Na een korte druk op de knop ON/START wordt
de testspanning continu verhoogd tot aan de opgegeven nomi-
nale spanning U
N
. U is de spanning die tijdens en na de meting op
de meetpennen wordt gemeten. Deze daalt na het meten tot een
waarde onder de 10 V, zie de paragraaf „Meetobject ontladen“.
De isolatiemeting met stijgende testspanning wordt beëindigd:
•zodra de maximaal ingestelde testspanning U
N
bereikt wordt
en de meetwaarde stabiel is
of
zodra de ingesteld meetstroom bereikt wordt
(bijv. na een overslag bij de doorslagspanning).
Voor U
ISO
wordt de maximaal ingestelde testspanning U
N
of een
eventueel aanwezige aanspreek- resp. doorslagspanning aangege-
ven.
De functie constante testspanning biedt twee mogelijkheden:
Zolang u de knop ON/START indrukt, wordt de testspanning U
N
uitgevoerd en wordt de isolatieweerstand R
ISO
gemeten.Laat
de knop pas los als de meetwaarde stabiel is (bij hoge leiding-
capaciteiten kan de inslingertijd enkele seconden bedragen).
De spanning U die tijdens de meting wordt gemeten, stemt
hierbij overeen met de spanning U
ISO
. Als u de knop ON/START
heeft losgelaten, wordt de meting afgesloten en wordt de laat-
ste meetwaarde voor R
ISO
en U
ISO
aangegeven. U daalt na het
meten tot een waarde onder de 10 V, zie de paragraaf „Meet-
object ontladen“.
of
na een korte druk op de knop ON/START wordt de ingesteld test-
spanning U
N
uitgevoerd en wordt de isolatieweerstand R
ISO
gemeten. Zodra de meetwaarde stabiel is (bij hoge leidingca-
paciteiten kan de inslingertijd enkele seconden bedragen),
wordt de meting beëindigd en wordt de laatste meetwaarde
voor R
ISO
en U
ISO
aangegeven. U is de spanning op de meetpen-
nen die tijdens en na de meting wordt gemeten. Deze daalt na
het meten tot een waarde onder de 10 V, zie de paragraaf
„Meetobject ontladen“.
R
ISO
Spanningsvorm: Constant
Testspanning:
50 V / 100 V / 250 V /
500 V
/ 1000 V / xxx V*
Spanningsvorm: Stijging/drempel
Aardleiderweerstand:
Metingen tussen Lx-PE / N-PE / Lx-N / Lx-Ly / AUTO*
2-Polige meting (alleen voor rapportage):
met x, y = 1, 2, 3
Limiet / grenswaarde:
R
ISO
< Limiet / grenswaarde
U
L
R
L
U
ISO
(U
INS
)
Limiet / grenswaarde:
U
ISO
(U
INS
)
I > I
Limit
STOP
GMC-I Messtechnik GmbH 35
De keuze van de pool rapporteren
Alleen voor het rapporteren kunnen hier de polen worden aange-
geven, waartussen er gemeten wordt. De invoer is niet van
invloed op de daadwerkelijke keuze van meetpennen of de polen.
Limits – de grenswaarde instellen
U kunt de grenswaarde van de isolatieweerstand instellen. Als er
meetwaarden optreden onder deze grenswaarde, dan brandt de
rode LED U
L
/R
L
. U kunt kiezen uit grenswaarden tussen 0,5 M
en 10 M. De grenswaarde verschijnt boven de meetwaarde in
beeld.
Meting starten – stijgende testspanning (drempelfunctie)
Even drukken
Meting starten – constante testspanning
Voor continue meting inge-
drukt houden
Opmerking
Bij de isolatieweerstandsmeting worden de batterijen van
het apparaat zwaar belast. Druk bij de functie „constante
testspanning“ op de knop Start totdat de weergave
stabiel is.
Bijzondere voorwaarden bij de isolatieweerstandsmeting
Let op!
!
Isolatieweerstanden kunnen alleen op spanningsvrije
objecten worden gemeten.
Als de gemeten isolatieweerstand kleiner is dan de ingestelde
grenswaarde, dan brandt de LED U
L
/R
L
.
Als er in de installatie een stoorspanning is van 10 V, dan wordt
de isolatieweerstand niet gemeten. LED MAINS/NETZ brandt en
het pop-up-venster „Stoorspanning aanwezig“ verschijnt in beeld.
Alle leidingen (L1, L2, L3 en N) moeten t.o.v. PE worden gemeten!
Let op!
!
Raak de aansluitcontacten van het apparaat niet aan als
er een isolatieweerstandsmeting loopt!
Als de aansluitcontacten vrij zijn of als ze voor meting zijn aange-
sloten op een ohmsche verbruiker, dan zou er bij een spanning
van 1000 V een stroom van ca. 1 mA door uw lichaam stromen.
Door de duidelijk voelbare stroomstoot loopt u kans op lichamelijk
letsel (bijv. als gevolg van uw schrikreactie enz.).
Meetobject ontladen
Let op!
!
Als u aan een capacitief object meet, bijv. aan een lange
kabel dan zal deze zich tot op ca. 1000 V opladen!
Het aanraken van die kabel is dan levensgevaarlijk!
Als u aan capacitief objecten de isolatieweerstand heeft gemeten,
dan ontlaadt het meetobject zich na afloop van de meting auto-
matisch via het apparaat. Het contact met het objecten moet
hiervoor nog steeds bestaan. Het dalen van de spanning wordt
met U.
Koppel de aansluiting pas af, als voor U < 10 V wordt aangegeven!
De meetwaarden beoordelen
Om er voor te zorgen dat de waarden niet onder de in de
DIN VDE-bepalingen vereiste grenswaarden van de isolatieweer-
stand komen, moet er rekening worden gehouden met de meet-
fout van het apparaat. Aan de hand van Tabel 3 op pag. 57 kunt u
de vereiste minimum weergavewaarden voor isolatieweerstanden
vaststellen. De waarden houden rekening met de maximale fout
(in nominale gebruiksomstandigheden) van het apparaat. Tussen-
waarden kunt u interpoleren.
36 GMC-I Messtechnik GmbH
12.2 Speciaal geval aardleiderweerstand (R
EISO
)
De meting wordt verricht om de afleidende eigenschappen van
elektrostatische ladingen voor vloerbedekkingen volgens
EN 1081 vast te stellen.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen
* willekeurig instelbare Spanning zie Hoofdst. 5.7
Aansluiting en meetop-
bouw
Wrijf de vloerbedekking op de te meten plaats af met een
droge doek.
Zet de vloersonde 1081 op en belast ze met een gewicht van
minstens 300N (30kg).
Maak een geleidende verbinding tussen de meetelektrode en
de meetpen en verbind de meetadapter (2-polig) met de aar-
deaansluiting, bijv. het aardcontact van een stopcontact, de
centrale verwarming; voorwaarde is een veilige aardverbinding.
De meting starten
De hoogte van de grenswaarde van de aardleiderweerstand richt
zich naar de relevante bepalingen.
R
ISO
Spanningsvorm: Constant
Testspanning:
50 V /
100 V
/ 250 V / 325 V / 500 V / 1000 V*
Spanningsvorm: Stijging/drempel
Aardleiderweerstand:
Limiet / grenswaarde:
RE(ISO) > Limiet / grenswaarde
U
L
R
L
R
EISO
GMC-I Messtechnik GmbH 37
13 Het controleren van de tellerstart met randaarde-
adapter
Hiermee kan men het starten van energieverbruikstellers testen,
die tussen L en N geschakeld zijn.
Meetfunctie kiezen
Omschakelen tussen vloer isolatie-impedantie en tellerstart
Door op de hiernaast afgebeelde soft-
key-knop te drukken gaat u naar het
submenu waarmee u kunt omschake-
len tussen standplaatsisolatiemeting en
meterstarttest.
Aansluiting L – N
Randaardestekker
De teller wordt getest met behulp van een interne lastweerstand.
Nadat u op de knop Start heeft gedrukt, kunt u binnen volgende
5 s controleren of de teller correct begint te lopen. Het pictogram
voor „RUN“ verschijnt in beeld. U moet achtereenvolgens alle 3
de fase t.o.v. N meten.
Tijdens en na het meten wordt de huidige meetcapaciteit aange-
geven. Het meetapparaat is weer klaar voor nieuwe metingen
(pictogram „READY“)
Opmerking
Als een minimumcapaciteit niet wordt gehaald, dan wordt
de meting niet gestart of wordt ze geannuleerd.
Speciaal geval
Hiermee kan men het starten van energieverbruikstellers testen,
die tussen L-L of L-N geschakeld zijn.
Aansluiting L – L
2-polige adapter
Opmerking
Als er geen stopcontacten met randaarde aanwezig zijn,
dan kunt u de 2-polige adapter gebruiken. Hierbij moet u
de meetpen PE (L2) met N in contact brengen en de
meting starten.
Als u de meetpen PE (L2) bij de tellerstartmeting met PE
in contact brengt, stroomt er ca. 250 mA door de aardlei-
ding en daarvoor liggende RCD wordt uitgeschakeld.
De teller wordt getest met behulp van een interne lastweerstand.
Nadat u op de knop Start heeft gedrukt, kunt u binnen volgende
5 s controleren of de teller correct begint te lopen. U moet achter-
eenvolgens alle 3 de fase t.o.v. N meten.
Tijdens en na het meten wordt de huidige meetcapaciteit aange-
geven. Het meetapparaat is weer klaar voor nieuwe metingen
(pictogram „READY“)
EXTRA
38 GMC-I Messtechnik GmbH
14 Het meten van laagohmige weerstanden tot
100 Ohm (aardleiding en potentiaalvereffenings-
leider)
Het meten van laagohmige weerstanden van aardleidingen, aard-
leiders of potentiaalvereffeningsleiders moet volgens het voor-
schrift met (automatische) ompoling van de meetspanning of met
stroomloop in de ene (+ pool op PE) en in de andere richting
(– pool op PE) worden verricht.
Let op!
!
Laagohmige weerstanden kunnen alleen op spannings-
vrije objecten worden gemeten.
Meetfunctie kiezen
Aansluiting
alleen met 2-polige
adapter!
Parameter instellen
R
OFFSET ON/OFF
– rekening houden met verlengingsleidingen tot 10
Bij gebruimaking van verlengingsleidingen kan de ohmsche weer-
stand van die leidingen automatisch van het meetresultaat wor-
den afgetrokken. Ga hiervoor als volgt te werk:
Zet R
OFFSET van OFF op ON. In de voetregel verschijnt „ROFFSET
= 0.00 “.
Kies een poling of kies de automatische ompoling.
Sluit het uiteinde van de verlengde meetleiding kort met de
tweede meetpen van het meetapparaat.
Activeer het meten van de offsetweerstand met I
N
.
Opmerking
Als bij de automatische ompoling het Verschil tussen
RLO+ en RLO– groter is dan 10%, dan wordt er geen off-
setwaarde overgenomen. In het andere geval wordt tel-
kens de kleinste waarde als offsetwaarde opgeslagen.
De maximale offset bedraagt 9,99 . Door de offset kun-
nen negatieve weerstandswaarden ontstaan.
R
OFFSET meten
In de voetregel van het display verschijnt nu de melding R
OFFSET
x.xx , waarbij x.xx een waarde is tussen 0,00 en 9,99 . Deze
waarde wordt nu bij alle volgende R
LO
-metingen afgetrokken van
het eigenlijke meetresultaat, als u de softkey-knop R
OFFSET ON/OFF
op ON heeft geschakeld.
R
OFFSET moet in de volgende gevallen opnieuw vastgesteld wor-
den:
bij een wissel tussen de soorten poling
na het omschakelen van ON op OFF en terug.
Opmerking
Gebruik deze functie uitsluitend, als u werkt met verlen-
gingsleidingen.
Bij gebruik van verschillende verlengingsleidingen moet
de hierboven beschreven procedure altijd herhaald wor-
den.
Type / poling
Hier kunt u de stroomvloeirichting instellen.
Limits – de grenswaarde instellen
U kunt de grenswaarde van de weerstand instellen. Als er meet-
waarden optreden boven deze grenswaarde, dan brandt de rode
LED U
L
/R
L
. U kunt kiezen uit grenswaarden tussen 1,0 M en
20 M. De grenswaarde verschijnt boven de meetwaarde in
beeld.
R
LO
ROFFSET: ONOFF
Poling: +/- t.o.v. PE
Limiet / grenswaarde:
R
LO
> Limiet / grenswaarde
U
L
R
L
GMC-I Messtechnik GmbH 39
De meting starten
Voor continue meting inge-
drukt houden
Let op!
!
U moet altijd eerst de meetpennen op het meetobject zetten
voordat u op de knop Start drukt.
Als het object onder spanning staat, dan wordt de meten
geblokkeerd als u eerst de meetpennen opzet.
Als u eerst de knop Start indrukt en vervolgens de meetpen-
nen opzet, spreekt de zekering aan.
Welke van de twee zekeringen heeft aangesproken, wordt in
het pop-up-venster van de foutmeldingen aangegeven met een
pijl.
Bij een eenpolige meting wordt de betreffende waarde als RLO in
de database overgenomen.
Automatische ompoling
Na het starten van de meetprocedure meet het apparaat bij auto-
matische ompoling eerst in de ene en dan in de andere stroom-
richting. Bij een continue meting (knop START ingedrukt houden)
vindt de ompoling om de seconde plaats.
Als bij de automatische ompoling het verschil tussen RLO+ en
RLO– groter is dan 10%, dan worden de waarden RLO+ en RLO–
in plaats van RLO in beeld gebracht. De grootste waarde van
RLO+ en RLO– staat bovenaan en wordt in de database overgeno-
men als waarde RLO.
Beoordeling van de meetresultaten
Verschillende resultaten bij de meting in beide stroomrichtingen
duiden op spanning op het meetobject (bijv. thermospanningen of
elementspanningen).
Vooral in installaties waarin de beveiligingsmaatregel „overstroom-
beveiliging“ (vroeger nulstelling) zonder gescheiden aardleiding
toegepast wordt, kunnen de meetresultaten door parallel gescha-
kelde impedanties van gebruiksstroomkringen en door compen-
satiestromen worden vervalst. Ook weerstanden die tijdens de
meting veranderen (bijv. inductiviteiten) of een slecht contact kun-
nen de oorzaak zijn van een verkeerde meting (dubbele weer-
gave).
Om er voor te zorgen dat u eenduidige meetresultaten krijgt, is
het noodzakelijk dat oorzaak van de fout gevonden en verholpen
wordt.
Meet de weerstand in beide richtingen om de oorzaak van de
meetfout te vinden.
Bij de weerstandsmeting worden de batterijen van het apparaat
zwaar belast. Druk bij de meting met stroomloop in een richting
niet langer op de knop START dan nodig is voor de meting.
Opmerking
Laagohmige weerstanden meten
De weerstanden van meetkabel en meetadapter (2-polig)
worden door de meting in vierleidertechniek automatisch
gecompenseerd en gaan niet op in het meetresultaat. Als
u echter een verlengingsleiding gebruikt, dan moet u de
weerstand ervan meten en hem aftrekken van het meet-
resultaat.
Weerstanden die pas na een „inslingerprocedure“ een
stabiele waarde bereiken, mag u niet met automatische
ompoling meten, maar achtereenvolgens met positieve
en negatieve polariteit.
Weerstand waarvan de waarden bij een meting kunnen
veranderen, zijn bijvoorbeeld:
weerstanden van gloeilampen, waarvan de waarden
veranderen vanwege de opwarming door de meetstroom
weerstanden met een hoog inductief aandeel
overgangsweerstanden op contactpunten
De meetwaarden beoordelen
Zie Tabel 4 op pag. 57.
Vaststellen van leidinglengten van gangbare koperleidingen
Als men na de weerstandsmeting op de knop HELP drukt, dan
worden voor gangbare doorsneden de betreffende leidinglengten
berekend en in beeld gebracht.
In geval van verschillende resultaten in beide stroomrichtingen
vervalt de weergave van leidinglengten. In dit geval is er blijkbaar
sprake van capacitieve of inductieve aandelen die de berekening
vervalsen.
Deze tabel geldt uitsluitend voor leidingen van normaal in de han-
del verkrijgbaar leidingkoper en kan niet voor andere materialen
(bijv. aluminium) gebruikt worden!
De poling kiezen Weergave Voorwaarde
+ Pool t.o.v. PE RLO+ Geen
– Pool t.o.v. PE RLO Geen
± Pool t.o.v. PE
RLO indien RLO 10 %
RLO+
RLO
indien RLO > 10 %
40 GMC-I Messtechnik GmbH
15 Metingen met sensoren als toebehoren
15.1 Stroommeting met behulp van een stroomtang
Voor-, lek- en compensatiestromen tot 1 A alsook werkstromen
tot 1000 A kunt u met behulp van speciale stroomtangen meten
die u voor dit doel aansluit op de stekkerbussen (15) en (16).
Let op!
!
Gevaar door hoge spanningen!
Gebruik alleen de als toebehoren aangegeven stroom-
tangen van GMC-I Messtechnik GmbH.
Andere stroomtangen zijn aan de secundaire zijde
mogelijk niet met een belastingsweerstand afgesloten.
Gevaarlijk hoge spanningen kunnen in dit geval de
gebruiker en het meetapparaat in gevaar brengen.
Let op!
!
Maximale ingangsspanning op het meetapparaat!
Meet geen grotere stromen dan is aangegeven voor het
maximale meetbereik van de betreffende tang.
De maximum ingangsspanning op de tangaansluitingen
(15) en (16) van het meetapparaat mag niet hoger liggen
dan 1 V!
Let op!
!
Lees absoluut de gebruiksaanwijzingen van de stroomtan-
gen en houdt u zich aan de daarin beschreven veilig-
heidsinstructies, vooral met betrekking tot de
geoorloofde meetcategorie.
Meetfunctie kiezen
Meetbereik op de stroomtang kiezen
Parameter instellen
In functie van het ingestelde meetbereik op de stroomtang moet
de parameter overzetverhouding dienovereenkomstig ook op het
meetapparaat worden ingesteld.
Aansluiting
De meting starten
Meetapparaat Tangen Meetapparaat
Parameter
Overzetver-
houding
Schakelaar
WZ12C
Schakelaar
Z3512A
Meetbereik
WZ12C
Meetbereik
Z3512A
Meetbereik
1:1
1 V / A
1 mV / mA x 1000 [mV/A] 1 mA... 15 A 0 ... 1 A 5 ... 999 mA
1:10
100 mV / A
x 100 [mV/A] 0 ... 10 A 0,05 ... 10 A
1:100
10 mV / A
x 10 [mV/A] 0 ... 100 A 0,5 ... 100 A
1:1000
1 mV / A
1 mV / A x 1 [mV/A] 1 A ... 150 A 0 ... 1000 A
5 ... 150 A/
999 A
Meetapparaat Tang Meetapparaat
Parameter
Overzetver-
houding
Schakelaar
METRAFLEX P300
Meetbereik
METRAFLEX P300
Meetbereik
1:1
1 V / A
3 A (1 V/A) 3 A 5 ... 999 mA
1:10
100 mV / A
30 A (100 mV/A) 30 A 0,05 ... 10 A
1:100
10 mV / A
300 A (10 mV/A) 300 A 0,5 ... 100 A
SENSOR
Uitvoerbereik tang
ÑIì met METRAFLEXP300
GMC-I Messtechnik GmbH 41
16 Database
16.1 Aanmaken van verdelerstructuren algemeen
In het meetapparaat PROFITEST MASTER kan een volledige verdeler-
structuren met stroomkring- resp. RCD-gegevens worden aange-
maakt.
Met deze structuur is het mogelijk, metingen toe te wijzen aan de
stroomkringen van verschillende verdelers, gebouwen en klanten.
U kunt op twee manieren te werk gaan:
Ter plaatse resp. op
de bouwplaats: ver-
delerstructuur aan-
maken in het
meetapparaat.
Er kan een verdeler-
structuur worden
aangemaakt met
maximaal 50000
structuurelementen.
Deze structuur wordt
bewaard in het flash-
geheugen van het
meetapparaat.
of
Aanmaken en opslaan van een aanwezige verdelerstructuur
met behulp van het rapportageprogramma ETC (Electric Testing
Center) op de pc, zie de korte gebruiksaanwijzing en kijk bij
Rapportageprogramma ETC. Vervolgens wordt de verdeler-
structuur overgedragen aan het meetapparaat.
Opmerking over het rapportageprogramma ETC
Voordat u het pc-programma gaat gebruiken, zijn de volgende
werkstappen vereist:
USB-stuurprogramma installeren (noodzakelijk voor het wer-
ken met de PROFITEST M
ASTER op de pc):
zie de Installatiehandleiding USB2COM PS – Virtuele COM-in-
terface voor de USB-aansluiting (3-349-511-15)
PC-rapportageprogramma ETC installeren:
zie de Installatiehandleiding ETC – Electric Testing Center
(3-349-510-15)
16.2 Overdragen van verdelerstructuren
De volgende overdrachten zijn mogelijk:
Overdragen van een verdelerstructuur van de pc naar het
meetapparaat.
Overdragen van een verdelerstructuur inclusief de meetwaar-
den van het meetapparaat naar de pc.
Voor het overdragen van
structuren en gegevens
tussen meetapparaat en
pc moeten beide met
een USB-interfacekabel
met elkaar verbonden
zijn.
Tijdens het overdragen
van structuren en gege-
vens verschijnt de vol-
gende weergave op het
display.
16.3 Verdelerstructuur in het meetapparaat aanmaken
Overzicht van de betekenis van de symbolen voor het aanmaken van de
structuur
Symbolen Betekenis
Hoofd-
niveau
Subni-
veau
Geheugenmenu pag. 1 van 3
Cursor BOVEN: omhoog bladeren
Cursor ONDER: omlaag bladeren
ENTER: keuze bevestigen
+ – naar het ondergeschikte niveau gaan
(directoryboom openklappen) of
+ naar het bovengeschikte niveau gaan
(directoryboom sluiten)
Structuurbenaming of identificatienummer in
beeld brengen
Omschakelen tussen structuurbenaming en iden-
tificatienummer
Structuurbenaming of identificatienummer uit
beeld brengen
Paginawissel naar menukeuze
Geheugenmenu pag. 2 van 3
Structuurelement toevoegen
Betekenis van de symbolen van boven naar onder:
klant, gebouw, verdeler, RCD, stroomkring,
bedrijfsmiddel (welke symbolen er in beeld worden
gebracht, hangt af van het gekozen structuurele-
ment).
Keuze: cursorknoppen BOBEN/ONDER en ø
Om aan het gekozen structuurelement een bena-
ming toe te voegen, zie tevens het Editeermenu in
de volgende kolom.
EDIT
Zie voor meer symbolen het editeermenu onderaan
Gekozen structuurelement wissen
Meetgegevens in beeld brengen, voor zover er
voor dit structuurelement een meting is verricht.
42 GMC-I Messtechnik GmbH
Symboliek verdelerstructuur / boomstructuur
16.3.1 Structuuraanmaak (voorbeeld van de stroomkring)
Na het maken van de keuze m.b.v. de knop MEM vindt u op drie
menupagina's (1/3, 2/3 und 3/3) alle instelmogelijkheden voor het
aanmaken van een boomstructuur. De boomstructuur bestaat uit
structuurelementen, navolgend ook objecten genoemd.
Positie voor het toevoegen van een nieuw object
Gebruik de knoppen  om de gewenste structuurelementen te
kiezen.
Met gaat u naar het subniveau.
Met >> bladert u naar de volgende pagina.
Nieuw object aanmaken
Druk op de knop voor het aanmaken van een nieuw object.
Het gekozen structuurelement bewerken
Geheugenmenu pag. 3 van 3
Naar een identificatienummer zoeken
> Volledige identificatienummer intoetsen
Naar tekst zoeken
> Volledige tekst (heel woord) intoetsen
Naar identificatienummer of tekst zoeken
Verder zoeken
Editeermenu
Cursor LINKS:
Keuze van een alfanumeriek teken
Cursor RECHTS:
Keuze van een alfanumeriek teken
ENTER: Afzonderlijke tekens overnemen
Invoer bevestigen
Cursor naar links
Cursor naar rechts
Teken wissen
Omschakeling tussen alfanumerieke tekens:
A hoofdletters
a kleine letters
0Cijfers
@ Speciale tekens
Symbolen Betekenis
Verdeler
Het meetsymbool haakje achter een structuurelementsymbool betekent:
alle metingen bij dit element zijn geslaagd
Meetsymbool x: minstens één meting is niet geslaagd
Geen meetsymbool: er is nog geen meting verricht
Gebouw
Klant
RCD
Stroomkring
Bedrijfsmiddel
Bedrijfsmiddel
Bouwelement zoals in de Windows Verkenner:
+: Subobjecten aanwezig, met in beeld brengen
–: Subobjecten verschijnen in beeld, met uit beeld brengen
Omhoog bladeren
Omlaag bladeren
Keuze bevestigen /
in beeld brengen van object-
volgende pagina
Niveau wisselen
of identificatienummer
Object aanmaken
Object wissen
VWA: meetgegevens in beeld brengen
Benaming veranderen
GMC-I Messtechnik GmbH 43
Kies een nieuw object van de lijst
Kies met de knoppen  een gewenste object van de lijst en
bevestig dit met de knop .
Al naar gelang het profiel dat u in de SETUP van meetapparaat
heeft gekozen (zie Hoofdst. 4.5), kan het aantal objecttypes
begrensd zijn of kan de hiërarchie anders zijn opgebouwd.
Benaming intoetsen
Toets een benaming in en bevestig deze vervolgens door het
intoetsen van .
Opmerking
Bevestig de onderaan vooraf ingestelde of gewijzigde
parameters, want anders wordt de nieuw aangemaakte
benaming niet overgenomen en niet opgeslagen.
Parameter voor stroomkring instellen
Hier moet u bijvoorbeeld voor de gekozen stroomkring de nomi-
nale stroomsterkten intoetsen. De aldus overgenomen en opge-
slagen meetparameters worden later bij het wisselen van de
structuurweergave voor de meting automatisch overgenomen in
het huidige meetmenu.
Opmerking
Bij de structuuraanmaak gewijzigde stroomkringparame-
ters blijven ook behouden voor afzonderlijke metingen
(metingen zonder opslag).
16.3.2 Zoeken van structuurelementen
Markeer het structuurelement waaronder gezocht moet worden.
Ga naar pag. 3/3 in het databasemenu
Na het kiezen van de tekstzoekfunctie
en het invoeren van de gezochte tekst (alleen een exacte over-
eenstemming wordt gevonden, geen wildcards, case-sensitive)
wordt de gevonden plaats in beeld gebracht.
Andere plaatsen worden gevonden door het hiernaast
afgebeelde pictogram te kiezen.
Omhoog bladeren
Omlaag bladeren
Keuze bevestigen
Teken kiezen
Teken kiezen
Teken overnemen
Teken wissen
Tekenkeuze:
Objectbenaming opslaan
A, a, 0, @
Parameter kiezen
Parameter kiezen
Lijst parameterinstelling
Parameterkeuze bevestigen
Parameterinstelling bevestigen
en terugspringen naar pag. 1/3
Parameterinstelling kiezen
Parameterinstelling kiezen
in het databasemenu
Omhoog bladeren
Omlaag bladeren
Keuze bevestigen /
in beeld brengen van object-
volgende pagina
Niveau wisselen
of identificatienummer
Naar een identificatienummer zoeken
Naar tekst zoeken
Naar identificatienummer of tekst zoeken
Teken kiezen
Teken kiezen
Teken overnemen
Teken wissen
Tekenkeuze:
Objectbenaming opslaan
Verder zoeken
Naar een identificatienummer zoeken
Naar tekst zoeken
Naar identificatienummer of tekst zoeken
44 GMC-I Messtechnik GmbH
Als er geen andere records worden gevonden, dan verschijnt de
bovenstaande melding in beeld.
16.4 Gegevensopslag en rapportage
Meting voorbereiden en verrichten
Bij elk structuurelement kunnen metingen verricht en opgeslagen
worden. Daartoe gaat u in de aangegeven volgorde te werk:
Stel met het draaiwiel de gewenste meting in.
Start met de knop ON/START of I
N
de meting.
Aan het einde van de meting verschijnt de softkey Diskette“ in
beeld.
Druk even op de knop „Waarde opslaan“.
De weergave wisselt naar het geheugenmenu resp.
naar de structuurweergave.
Navigeer naar de gewenste geheugenlocatie, d.w.z. naar het
gewenste structuurelement/objecten, waar de meetgegevens
moeten worden bewaard.
Als u een commentaar bij de meting wilt invoeren, drukt
u op de knop „MW TX“ en toetst u een via het menu
„EDIT“ een benaming in zoals beschreven in Hoofdst.
16.3.1.
Sluit het opslaan van gegevens af met de knop „STORE“.
Alternatief opslaan
Door lang op de knop „Waarde opslaan“ te drukken,
wordt de meetwaarde op de voor het laatst inge-
stelde plaats in het structuurdiagram opgeslagen,
zonder dat de weergave naar het geheugenmenu
springt.
Opmerking
Voor zover u de parameters in het meetaanzicht veran-
dert, worden deze niet overgenomen voor het structuure-
lement. De meting met de veranderde parameters kan
toch onder het structuurelement worden opgeslagen
waarbij de gewijzigde parameters bij elke meting mee
gerapporteerd worden.
Het oproepen van opgeslagen meetwaarden
Ga naar de verdelerstructuur door op de knop MEM te drukken
en ga met de cursorknoppen naar de gewenste stroomkring.
Ga naar pag. 2
door op de hiernaast afgebeelde knop te drukken:
Breng de meetgegevens in beeld
door op de hiernaast afgebeelde knop te drukken:
Per LCD-weergave verschijnt er
telkens een meting met datum
en tijd alsook uw commentaar
in beeld.
Voorbeeld:
RCD-meting.
Opmerking
Een haakje in de kopregel betekent dat deze meting
geslaagd is.
Een kruisje betekent dat deze meting niet geslaagd is.
U kunt de metingen met de hiernaast afgebeelde
knoppen doorbladeren.
U kunt de meting met de hiernaast afgebeelde
knop wissen.
Een venster met een vraag verzoekt u, uw
wens om te wissen nogmaals te bevesti-
gen.
Met de hiernaast afgebeelde knop
(MW: meetwaarde/PA: parameter) kunt u de instelpa-
rameters voor deze meting in beeld brengen.
U kunt de parameters met de hiernaast afgebeelde
knoppen doorbladeren.
Naar een identificatienummer zoeken
Naar tekst zoeken
Zoeken beëindigen
Naar identificatienummer of tekst zoeken
GMC-I Messtechnik GmbH 45
Gegevensanalyse en rapportage met het programma ETC
Alle gegevens inclusief de verdelerstructuur kunnen met het pro-
gramma ETC naar de pc worden doorgestuurd en geanalyseerd
worden. Hier kunt u achteraf extra informatie intoetsen over de
afzonderlijke metingen. Met een druk op de knop krijgt u een rap-
portage over alle metingen binnen een verdelerstructuur of wor-
den de gegevens naar een EXCEL-tabel geëxporteerd.
Opmerking
Als u aan de functiedraaiknop draait, verlaat u de data-
base. De parameters die u tevoren in de database heeft
ingesteld, worden niet in de meting overgenomen.
16.4.1 Het gebruik van barcode- en RFID-leesapparaten
Zoeken naar een reeds geregistreerde barcode
Het uitgangspunt (schakelaarstand en menu) is willekeurig.
Scannen de barcode van uw object.
Het zoeken start, uitgaande van het op dit moment gekozen
structuurelement in de richting van de lagere hiërarchieën. De
gevonden barcode wordt geïnverteerd weergegeven.
Met ENTER wordt deze waarde overgenomen.
Opmerking
Een reeds gekozen object kan niet worden gevonden.
Algemeen verder zoeken
Ongeacht het feit of er een object gevonden is of niet, kan
men met deze knop verder zoeken:
Object gevonden: verder zoeken onder het eerder
gekozen object
Geen object meer gevonden: de hele database wordt op alle
niveaus doorzocht
Een barcode inlezen om hem te bewerken
Als u zich in het menu voor alfanumerieke invoer bevindt, wordt
een waarde die met een barcode- of RFID-leesapparaat is inges-
cand meteen overgenomen.
Een barcodeprinter gebruiken (toebehoren)
Een barcodeprinter biedt u de volgende toepassingsmogelijkhe-
den:
het toekennen van identificatienummers voor objecten, geco-
deerd als barcode; voor snelle en eenvoudige registratie bij
herhalingsmetingen
het toekennen van voortdurend voorkomende benamingen
bijv. meetobjecttypes als barcode gecodeerd op een lijst om
deze desgewenst voor commentaren te kunnen inlezen.
46 GMC-I Messtechnik GmbH
17 Bedienings- en weergave-elementen
Meetapparaat en adapter
(1) Bedieningsterminal – display
Op het LCD-display verschijnt het volgende:
een of twee meetwaarden als cijfer met drie posities met een-
heid en korte aanduiding de meetgrootheid
nominale waarden voor spanning en frequentie
aansluitschema's
helpteksten
meldingen en instructies.
Het scharnier met getrapt instelbaar raster biedt u de mogelijk-
heid, het weergave- en bedieningsgedeelte naar voor of naar ach-
ter toe te zwenken. U kunt de afleeshoek op die manier optimaal
instellen.
(2) Bevestigingsoog voor draagriem
Bevestig de meegeleverde draagriem aan de bevestigingspunten
rechts en links op het apparaat. U kunt het apparaat dan omhan-
gen en u heeft beide handen vrij om te meten.
(3) Functiedraaiknop
Met deze draaiknop kiest u de basisfuncties:
SETUP / I
N
/ I
F
/ Z
L-PE
/ Z
L-N
/ R
E
/ R
LO
/ R
ISO
/ U / SENSOR /
EXTRA / AUTO
Als het apparaat is ingeschakeld en u draait aan de functiescha-
kelaar, dan worden altijd de basisfuncties gekozen.
(4) Meetadapter
Let op!
!
De meetadapter (2-polig) mag alleen met de teststekker
van het meetapparaat worden gebruikt.
Het is niet toegestaan, de adapter voor andere doelein-
den te gebruiken!
De opsteekbare meetadapter (2-polig) met twee meetpennen
wordt gebruikt voor het meten in installaties zonder randaarde-
contactdozen, bijv. bij vaste aansluitingen, in verdelers, bij alle
draaistroomcontactdozen, evenals voor isolatieweerstands- en
laagohmige meting.
Voor de draaiveldmeting moet u de tweepolige meetadapter met
de meegeleverde meetkabel (meetpen) tot een driepolige
meetadapter aanvullen.
(5) Stekkerinzet (landspecifiek)
Let op!
!
De stekkerinzet mag alleen met de teststekker van het
meetapparaat worden gebruikt.
Het is niet toegestaan, de adapter voor andere doelein-
den te gebruiken!
Met de opgestoken stekkerinzet kunt u het apparaat rechtstreeks
aansluiten op de randaardecontactdozen. U hoeft niet te letten op
de stekkerpoling. Het apparaat meet de plaats van buitenste gelei-
der L en nulleider N en poolt de aansluiting om als dat nodig is.
Als de stekkerinzet op de teststekker is opgestoken, controleert
het apparaat bij alle soorten metingen die met de aardleiding te
maken hebben automatisch of in de stopcontacten met ran-
daarde beide aardcontacten met elkaar en met de aardleiding de
installatie verbonden zijn.
(6) Teststekker
Op de teststekker worden de landspecifieke stekkerinzetstukken
(bijv. aardcontact-stekkerinzet voor Duitsland of de SEV-stekke-
rinzet voor Zwitserland) of de meetadapter (2-polig) gestoken en
geborgd met een draaisluiting.
(7) Krokodilclip (opsteekbaar)
(8) Meetpennen
De meetpennen vormen de tweede (vaste) en derde (opsteek-
bare) pool van de meetadapter. Een spiraalkabel verbindt ze met
het opsteekbare gedeelte van de meetadapter.
(9) Knop ON/Start
Met deze knop op de teststekker of de
bedieningsterminal start u de meetpro-
cedure van de functie die u in het menu
gekozen heeft. Uitzondering: als het apparaat is uitgeschakeld
dan wordt het alleen ingeschakeld als u op de knop op de bedie-
ningsterminal drukt.
De knop hebben dezelfde functie als de knopop de teststek-
ker.
(10)
Knop I
N
/ I (op de bedieningsterminal)
Met deze knop op de teststekker of
bedieningsterminal worden de vol-
gende processen op gang gebracht:
bij de RCD-meting (I
N
): na het meten van de contactspanning
wordt de aanspreekmeting gestart.
Binnen de functie R
LO
wordt de meting van ROFFSET gestart.
(11) Contactvlakken
De contactvlakken zijn aan beide zijden van de teststekker aange-
bracht. Als u de teststekker vastpakt, raakt u deze automatisch
aan. De contactvlakken zijn galvanisch gescheiden van de aan-
sluitingen en van de meetschakeling.
Het apparaat kan worden gebruikt als fasentester van bescher-
mingsklasse II verwendet werden!
Bij een potentiaalverschil van > 25 V tussen de aansluiting van de
aardleiding PE en het contactvlak verschijnt PE in beeld (vgl.
hoofdstuk 18.1„Signalisatie van de LED's, netaansluitingen en
potentiaalverschillen“ vanaf pag.51).
(12) Houder voor teststekker
In de met rubber beklede houder kunt u de teststekker met de
bevestigde stekkerinzet veilig aan het apparaat vastmaken.
(13) Zekeringen
De twee zekeringen van het type M 3,15/500G (noodzekering
FF 3,15/500G) beschermen het apparaat bij overbelasting. De
aansluiting van de buitenste geleider L en de aansluiting van de
nulleider N zijn apart beveiligd. Als een zekering defect is en als bij
het meten het pad gebruikt wordt dat met deze zekering wordt
beschermd, dan verschijnt hierover een melding op het display.
Let op!
!
Verkeerde zekeringen kunnen het meetapparaat
zwwar beschadigen.
Alleen originele zekeringen van GMC-I Messtechnik
GmbH garanderen de vereiste bescherming omdat zij de
juiste aanspreekkarakteristieken hebben
(bestelnummer 3-578-189-01).
Opmerking
De spanningsmeetbereiken blijven ook nog in werking
nadat de zekeringen zijn uitgevallen.
(14) Klemmen voor meetpennen (8)
(15/16) Stroomtangaansluiting
Op deze stekkerbussen mogen uitsluitend de stroomtangen wor-
den aangesloten die als toebehoren worden aangeboden.
(17) Sondeaansluiting
U heeft de sondeaansluiting nodig voor het meten van de sonde-
spanning U
S-PE
, de aarddraadspanning U
E
, de aardweerstand R
E
en de vloer isolatieweerstand.
Zij kan worden gebruikt bij het testen van RCD-veiligheidsinrich-
tingen voor het meten van de contactspanning. De sonde wordt
aangesloten met een aanrakingsbeveiligde stekker met een door-
snede van 4 mm.
GMC-I Messtechnik GmbH 47
Het apparaat controleert of een sonde correct is geplaatst en
geeft op het display de toestand aan.
(18) USB-interface
De USB-aansluiting maakt de gegevensuitwisseling tussen meet-
apparaat en pc mogelijk.
(19) RS232-interface
Met deze aansluiting kunnen de gegevens worden ingevoerd met
een barcode- of RFID-lezer.
(20) Laadaansluiting
Op deze stekkerbus mag uitsluitend het laadapparaat Z502D voor
het laden van accu's in het meetapparaat worden aangesloten.
(21) Deksel van het batterijenvakje – reservezekeringen
Let op!
!
Als het deksel van het batterijenvakje is weggenomen
moet het meetapparaat met alle polen van de meetkring
zijn afgekoppeld!
Het deksel van het batterijenvakje bedekt de batterijenhouder met
de batterijen en de reservezekeringen.
De batterijenhouder biedt plaats aan acht 1,5 V mignoncellen
voor IEC LR 6 voor de voeding van het apparaat. Als u nieuwe
batterijen in het apparaat doet, moetu op de juiste poling letten,
kijk naar de symbolen hiervoor.
Let op!
!
Zorg er absoluut voor dat alle batterijen of accu's juist
gepoold worden aangebracht. Als er reeds een cel met
verkeerde polariteit is ingezet, dan herkent het meetap-
paraat dit niet en kunnen de batterijen of accu's gaan uit-
lopen.
De batterijenhouder past alleen in de juiste positie in het batterij-
envakje.
Onder het deksel van het batterijenvakje zitten twee reservezeke-
ringen.
Bedieningsterminal – LED's
LED MAINS/NETZ
Zij werkt alleen als het apparaat is ingeschakeld. Zij werkt niet bin-
nen het spanningsbereik U
L-N
en U
L-PE
.
Ze brandt groen, rood of oranje, knippert groen of rood, al naar
gelang de aansluiting van het apparaat en de functie (vgl. hoofd-
stuk 18.1„Signalisatie van de LED's, netaansluitingen en poten-
tiaalverschillen“ vanaf pag.51).
De LED brandt ook als er bij het meten van R
ISO
en R
LO
netspan-
ning is.
LED U
L
/R
L
Deze brandt rood als de contactspanning bij het meten van de
RCD-beveiliging > 25 V resp. > 50 V is en na een veiligheidsuit-
schakeling. Als R
ISO
en RLO onder of boven grenswaarde komen,
brandt de LED eveneens.
LED RCD • FI
Deze brandt rood, als de RCD-aardlekschakelaar bij de aan-
spreekmeting met nominale foutstroom niet binnen 400 ms
(1000 ms bij selectieve RCD-aardlekschakelaars van het type
RCD S) aanspreekt. Zij brandt eveneens, als de RCD-aardlek-
schakelaar bij een meting met stijgende foutstroom niet aan-
spreekt voordat de nominale foutstroom bereikt is.
48 GMC-I Messtechnik GmbH
18 Technische karakteristieke waarden
Func-
tie
Meetgrootheid Weergavebereik
Reso-
lutie
Ingangs-
impedantie/
Meetstroom
Meetbereik
Nom. waar-
den
Meetonnauw-
keurigheid
Eigen on-
nauwkeurig-
heid
Aansluitingen
Stekker-
inzet-
stuk
1)
2-
polige-
adapter
3-
polige
adapter
Sonde
Tangen
WZ12C Z3512A
MFLEX
P300
U
U
L-PE
U
N-PE
0 ... 99,9 V 0,1 V
5 M
90 ... 600 V
1)
U
N
= 120/230/
400/500 V
f
N
= 16
2
/
3
/50/
60/200/400 Hz
(2% v.d.m.+5D)
(1%
v.d.m.v.d.m.+5D)

100 ... 600 V 1 V (2% v.d.m.+1D)
(1% v.d.m.+1D)
f
15,0 ... 99,9 Hz
100 ... 999 Hz
0,1 Hz
1 Hz
15,4 ... 420 Hz
(0,2%
v.d.m.+1D)
(0,1%
v.d.m.+1D)
U
3~
0 ... 99,9 V
100 ... 600 V
0,1 V
1 V
90 ... 600 V
(3% v.d.m.+5D)
(3% v.d.m.+1D)
(2% v.d.m.+5D)
(2% v.d.m.+1D)
U
SONDE
0 ... 99,9 V
100 ... 600 V
0,1 V
1 V
0 ... 600 V
(2% v.d.m.+5D)
(2% v.d.m.+1D)
(1% v.d.m.+5D)
(1% v.d.m.+1D)
U
L-N
0 ... 99,9 V
100 ... 600 V
0,1 V
1 V
90 ... 600 V
1)
(3% v.d.m.+5D)
(3% v.d.m.+1D)
(2% v.d.m.+5D)
(2% v.d.m.+1D)

I
DN
I
F
U
IN
0 ... 70,0 V 0,1 V 0,3 · I
N
5 ... 70 V
U
N
= 120/230 V
f
N
= 50/60 Hz
U
L
= 25/50 V
I
N
= 10/30/
100/300/500
mA
U
N
1) 2)
= 400 V
+10% v.d.m.+1D
+1% v.d.m.–1D
...
+9% v.d.m.+1D

naar
keuze
R
E
/ I
N
= 10 mA 10 ... 6,51 k 10
Rekenkundige
waarde
van
U
IN
/
I
DN
R
E
/ I
N
= 30 mA
3 ... 999
1 k ... 2,17 k
3
10
R
E
/ I
N
= 100 mA 1 ... 651 1
R
E
/ I
N
= 300 mA
0,3 ... 99,9
100 ... 217
0,3
1
R
E
/ I
N
= 500 mA
0,2 ... 9,99
100 ... 130
0,2
1
I
/ I
N
= 10 mA 3,0 ... 13,0 mA
0,1 mA
3,0 ... 13,0 mA 3,0 ... 13,0 mA
(5% v.d.m.+1D)
(3,5%
v.d.m.+2D)
I
/ I
N
= 30 mA 9,0 ... 39,0 mA 9,0 ... 39,0 mA 9,0 ... 39,0 mA
I
/ I
N
= 100 mA 30 ... 130 mA 1 mA 30 ... 130 mA 30 ... 130 mA
I
/ I
N
= 300 mA 90 ... 390 mA 1 mA 90 ... 390 mA 90 ... 390 mA
I
/ I
N
= 500 mA 150 ... 650 mA 1 mA 150 ... 650 mA 150 ... 650 mA
U
I
/ U
L
= 25 V 0 ... 25,0 V
0,1 V zoals I
0 ... 25,0 V
+10% v.d.m.+1D
+1% v.d.m.–1D
...
+9% v.d.m.+1 D
U
I
/ U
L
= 50 V 0 ... 50,0 V 0 ... 50,0 V
t
A
/ I
N
0 ... 1000 ms 1 ms 1,05 · I
N
0 ... 1000 ms
4 ms 3 ms
t
A
/ 5 · I
N
0 ... 40 ms 1 ms 5 · I
N
0 ... 40 ms I
N
= 10/30 mA
Z
L-PE
Z
L-N
Z
L-PE
(volledige
golven) Z
L-N
0 ... 999 m
1,00 ... 9,99
1 m
0,01
0,83 ... 4,0 A
0,15 ... 0,49
0,50 ... 0,99
1,00 ... 9,99
U
N
= 120/230 V
U
N
= 400 V
1)
/
500 V bij Z
L-PE
f
N
= 50/60 Hz
(10% v.d.m.+30D)
(10% v.d.m.+30D)
(5% v.d.m.+3D)
(5% v.d.m.+30D)
(4% v.d.m.+30D)
(3% v.d.m.+3D)
Z
L-PE
Z
L-PE
DC+
0,25 ... 0,99
1,00 ... 9,99
(18% v.d.m.+30D)
(10% v.d.m.+3D)
(6% v.d.m.+50D)
(4% v.d.m.+3D)
I
K
0 A ... 999 A
1,00 kA ... 9,99 kA
10,0 kA ... 50,0 kA
1 A
10 A
100 A
120 (108 ... 132) V
230 (196 ... 253) V
400 (340 ... 440) V
Rekenkundige waarde uit Z
L-PE
Z
L-PE
(15 mA)
0,5 ... 9,99
10,0 ... 99,9
100 ... 999
0,01
0,1
1
15 mA
10 ... 100
100 ... 1000
U
N
= 120/230 V
f
N
= 50/60 Hz
(10% v.d.m.+10D)
(8% v.d.m.+2D)
(2% v.d.m.+2D)
(1% v.d.m.+1D)
I
K
(15 mA)
100 ... 999 mA
0,00 ... 9,99 A
10,0 ... 99,9 A
1 mA
0,01 A
0,1 A
Rekenkundige
waarde afh. van U
N
en Z
L-PE
:
I
K
=U
N
/10...1000
Rekenkundige waarde uit Z
L-PE
(15 mA):
I
K
= U
N
/Z
L-PE
(15 mA)
R
E
R
E
(met sonde)
[R
E
(zonder sonde)
Waarden zoals Z
L-
PE
]
0 ... 999 m
1,00 ... 9,99
10,0 ... 99,9
100 ... 999
1 k ...9,99 k
1 m
0,01
0,1
1
0,01 k
0,83 ... 3,4 A
0,83 ... 3,4 A
0,83 ... 3,4 A
400 mA
40 mA
4 mA
0,15 ... 0,49
0,50 ... 0,99
1,0 ...9,99
10 ...99,9
100 ...999
1 k ...9,99 k
U
N
= 120/230 V
U
N
= 400 V
1)
f
N
= 50/60 Hz
(10% v.d.m.+30D)
(10% v.d.m.+30D)
(5% v.d.m.+3D)
(10% v.d.m.+3D)
(10% v.d.m.+3D)
(10% v.d.m.+3D)
(5% v.d.m.+30D)
(4% v.d.m.+30D)
(3% v.d.m.+3D)
(3% v.d.m.+3D)
(3% v.d.m.+3D)
(3% v.d.m.+3D)

R
E
DC+
0 ... 999 m
1,00 ... 9,99
1 m
0,01
0,83 ... 4,0 A
+ 1,25 A DC
0,25 ... 0,99
1,00 ... 9,99
U
N
= 120/230 V
f
N
= 50/60 Hz
(18% v.d.m.+30D)
(10% v.d.m.+3D)
(6% v.d.m.+50D)
(4% v.d.m.+3D)
U
E
0 ... 253 V 1 V
Rekenkundige
waarde
R
E
Sel
tang
R
E
0 ... 999
1 mW ...
1 W
0,83 ... 3,4 A 0,25 ... 300 
5)
zie R
E
(20% v.d.m.+20 D)
(15% v.d.m.+20 D)
R
E
DC+ 0 ... 999
1 mW ...
1 W
U
N
= 120/230 V
f
N
= 50/60 Hz
(22% v.d.m.+20 D)
(15% v.d.m.+20 D)
EXTRA
Z
ST
0 ... 1 M 1 k 2,3 mA bij 230 V
10 k ... 199 k
200 k ... 999 k
U
0
= U
L-N
(20% v.d.m.+2D)
(10% v.d.m.+2D)
(10% v.d.m.+3D)
(5% v.d.m.+3D)
R
ISO
R
ISO
, R
E ISO
1 ... 999 k
1,00 ... 9,99 M
10,0 ... 49,9 M
1 k
10 k
100 k
I
K
= 1,5 mA 50 k... 500 M
U
N
= 50 V
I
N
= 1 mA
Bereik k
(5% v.d.m.+10D
)
Bereik M
(5% v.d.m.+1D)
Bereik k
(3% v.d.m.+10D)
B
ereik M
(3% v.d.m.+1D)

1 ... 999 k
1,00 ... 9,99 M
10,0 ... 99,9 M
1 k
10 k
100 k
U
N
= 100 V
I
N
= 1 mA
1 ... 999 k
1,00 ... 9,99 M
10,0 ... 99,9 M
100 ... 200 M
1 k
10 k
100 k
1 M
U
N
= 250 V
I
N
= 1 mA
1 ... 999 k
1,00 ... 9,99 M
10,0 ... 99,9 M
100 ... 500 M
1 k
10 k
100 k
1 M
U
N
= 500 V
U
N
= 1000 V
I
N
= 1 mA
U 25 ... 1200 V– 1 V 25 ... 1200 V (3% v.d.m.+1D)
(1,5% v.d.m.+1D)
R
LO
R
LO
0,01 ... 9,99
10,0 ... 99,9
10 m
100 m
I
m
200 mA 0,1 ... 6 U
0
= 4,5 V (4% v.d.m.+2D)
(2%
v.d.m.+2D)
GMC-I Messtechnik GmbH 49
v.d.m. = van de meetwaarden
1)
U > 253 V alleen met 2- resp. 3-polige adapter
2)
I
N
= 500 mA, max. U
N
= 250 V
3)
het op de tang ingestelde meetbereik resp. de overzetfactor (I
L
=In: 1 mA...15 A/
Out:1 mV/mA resp. Iamp = 1...150 A/1 mV/A) moet in de schakelaarstand SEN-
SOR in het menu „TYP“ worden ingesteld
4)
het op de tang ingestelde meetbereik resp. de overzetfactor (x 1, x 10, x 100, x
1000 mV/A) moet in de schakelaarstand
SENSOR
in het menu „TYP“ worden ingesteld
5)
bij R
Eselektiv
/R
Egesamt
< 100
Referentievoorwaarden
Netspanning 230 V ±0,1%
Netfrequentie 50 Hz ±0,1%
Frequentie de meetgrootheid
45 Hz ... 65 Hz
Curvevorm van de meetgrootheid
Sinus (afwijking tussen effectieve
richtwaarde en gelijkrichtwaarde
0,1%)
Netimpedantiehoek cos j =1
Sondeweerstand 10 W
Batterijspanning 12 V ±0,5 V
Omgevingstemperatuur +23 °C ±2 K
Relatieve luchtvochtigheid 40% ... 60%
Vingercontact Bij meting potentiaalverschil op
aardpotentiaal
Standplaatsisolatie Zuiver ohms
Nominale bereiken
Spanning U
N
120 V (108 ... 132 V)
230 V (196 ... 253 V)
400 V (340 ... 440 V)
Frequentie f
N
16
2
/
3
Hz (15,4 ... 18 Hz)
50 Hz (49,5 ... 50,5 Hz)
60 Hz (59,4 ... 60,6 Hz)
200 Hz (190 ... 210 Hz)
400 Hz (380 ... 420 Hz)
Totaal spanningsbereik U
Y
65 ... 550 V
Totaal frequentiebereik 15,4 ... 420 Hz
Curvevorm Sinus
Temperatuurbereik 0 °C ... + 40 °C
Batterijspanning 8 ... 12 V
Netimpedantiehoek conform cos = 1 ... 0,95
Sondeweerstand < 50 k
Stroomtoevoer
Batterijen 8 Stuks 1,5 V-mignoncellen
(alkali-mangaan) volgens IEC-LR6
(resp. ANSI-AA of JIS-AM3)
Accu's NiMH (wij adviseren LSD-NiMH)
Laadapparaat (Z502D) 12 V DC
Klinkstekker 3,5 mm
Laadduur ca. 4 uur
Aantal metingen met PROFITEST M
TECH
(standaard setup met verlichting)
R
ISO
1 Meting – 25 s pauze:
ca. 1100 metingen
R
LO
Auto-ompoling/1 
(1 meetcyclus) – 25 s pauze:
ca. 1000 metingen
Overbelastbaarheid
R
ISO
1200 V continu
U
L-PE
, U
L-N
600 V continu
RCD, R
E
, R
F
440 V continu
Z
L-PE
, Z
L-N
550 V (begrenst het aantal metin-
gen en de pauzetijd, bij overbelas-
ting schakelt een thermoschakelaar
het apparaat uit).
R
LO
Een elektronische beveiliging voor-
komt inschakelen als er sprake is
van stoorspanning.
Bescherming door
miniatuurzekeringen FF 3,15 A 10 s,
> 5 A
- aansprekende zekeringen
Elektrische veiligheid
Beschermingsklasse
II volgens IEC 61010-1/EN 61010-1/
VDE 0411-1
Nominale spanning 230/400 V (300/500 V)
Testspanning 3,7 kV 50 Hz
Meetcategorie CAT III 600 V resp. CAT IV 300 V
Verontreinigingsgraad 2
Zekering aansluiting L en N
per 1 G-doorbrandverbinding
FF 3,15/500G 6,3 mm x 32 mm
Elektromagnetische compatibiliteit (EMC)
Productnorm EN 61326-1:2006
SEN-
SOR
I
L/Amp
0 ... 99,9 mA 0,1 mA
5 ... 1000 mA
3)
(10% v.d.m.+8D)
(4% v.d.m.+7D)
100 ... 999 mA 1 mA
(10% v.d.m.+3D)
(4% v.d.m.+2D)
0 ... 99,9 A 0,1 A
5 ... 150 A
3)
(8% v.d.m.+2D)
(3% v.d.m.+2D)
100 ... 150 A 1 A (8% v.d.m.+1D)
(3% v.d.m.+1D)
0 ... 99,9 mA 0,1 mA
5 ... 1000 mA
4)
0,05 ... 10 A
4)
0,5 ... 100 A
4)
5 ... 1000 A
4)
(7% v.d.m.+8D)
(4% v.d.m.+7D)
100 ... 999 mA 1 mA (5% v.d.m.+3D)
(2% v.d.m.+2D)
1,0 ... 9,99 A 0,01 A (4% v.d.m.+2D)
(2% v.d.m.+2D)
10,0 ... 99,9 A 0,1 A (4% v.d.m.+2D)
(2% v.d.m.+2D)
100 ... 999 A 1 A (4% v.d.m.+1D)
(2% v.d.m.+1D)
1,00 ... 1,02 kA 0,01 kA (4% v.d.m.+1D)
(2% v.d.m.+1D)
0 ... 99,9 mA 0,1 mA
1 V/A 30 ... 1000 mA
4)
U
N
= 120/230/
400 V
f
N
= 50/60 Hz
(7% v.M.+100D)
(4% v.M.+100D)
100 ... 999 mA 1 mA (6% v.M.+12D) (3% v.M.+12D)
1,0 ... 9,99 A 0,01 A 100 mV/A 0,3 ... 10 A
4)
(6% v.M.+12D) (3% v.M.+12D)
10,0 ... 99,9 A 0,1 A 10 mV/A 3 ... 100 A
4)
(5% v.M.+11D) (2% v.M.+11D)
Func-
tie
Meetgrootheid Weergavebereik
Reso-
lutie
Ingangs-
impedantie/
Meetstroom
Meetbereik
Nom. waar-
den
Meetonnauw-
keurigheid
Eigen on-
nauwkeurig-
heid
Aansluitingen
Stekker-
inzet-
stuk
1)
2-
polige-
adapter
3-
polige
adapter
Sonde
Tangen
WZ12C Z3512A
MFLEX
P300
Storingsuitzending
Klasse
EN 55022 A
Storingsbestendigheid
Meetwaarde Prestatiekenmerk
EN 61000-4-2 Contact/lucht - 4 kV/8 kV
EN 61000-4-3 10 V/m
EN 61000-4-4 Netaansluiting - 2 kV
EN 61000-4-5 Netaansluiting - 1 kV
EN 61000-4-6 Netaansluiting - 3 kV
EN 61000-4-11 0,5 Periode / 100%
50 GMC-I Messtechnik GmbH
Omgevingsomstandigheden
Nauwkeurigheid 0 ... + 40 C
Gebruik –10 ... +50 °C
Opslag –20 ... +60 °C (zonder batterijen)
Relatieve luchtvochtigheid
max. 75%, condens moet worden uit-
gesloten
Hoogte boven NAP max. 2000 m
Mechanische opbouw
Weergave
Meervoudig display puntmatrix
128 x 128 punten
Afmetingen bxlxd = 260 mm x 330 mm x
90 mm (zonder meetkabels)
Gewicht ca. 2,3 kg met batterijen
IP-classificering Behuizing IP 40, meetpen IP 40
vol-
gens EN 60529/DIN VDE 0470 deel 1
Tabellenuittreksel m.b.t. de betekenis van de IP-code
Data-interface
Type USB-slave voor pc-aansluiting
Type RS232 voor barcode- en RFID-
lezers
IP XY
(1e cijfer X)
Bescherming tegen binnen-
dringen van vaste vreemde
deeltjes
IP XY
(2e cijfer X)
Bescherming tegen binnen-
dringen van water
0 niet beschermd 0 niet beschermd
1 Š 50,0 mm
ý
1 Verticaal druppelen
2 Š 12,5 mm
ý
2 Druppelen (hoek van 15×)
3 Š 2,5 mm
ý
3 Sproeiwater
4 Š 1,0 mm
ý
4Spatwater
GMC-I Messtechnik GmbH 51
18.1 Signalisatie van de LED's, netaansluitingen en potentiaalverschillen
Toe-
stand
Teststek-
ker
Meetada
pter
Stand van de
functieschakelaar
Functie / betekenis
LED-signalisaties
NETZ/
MAINS
brandt
groen
X
I
N
/ I
F
Z
L-N
/ Z
L-PE
Netspanning 65 V tot 253 V, meten vrijgegeven
NETZ/
MAINS
knippert
groen
X
I
N
/ I
F
Z
L-N
/ Z
L-PE
Netspanning 65 V tot 440 V, N-leider niet aangesloten,
meten vrijgegeven (I
N
500 mA, 330 V)
NETZ/
MAINS
knippert
groen
XZ
L-PE
Netspanning 65 V tot 550 V, meten vrijgegeven
NETZ/
MAINS
brandt
oranje
X
I
N
/ I
F
Z
L-N
/ Z
L-PE
Netspanning 65 V tot 253 V t.o.v. PE, 2 verschillende fasen zijn aange-
legd (net zonder N-leider), meten vrijgegeven
NETZ/
MAINS
knippert
rood
X
I
N
/ I
F
Z
L-N
/ Z
L-PE
Netspanning < 65 V of > 253 V, meten geblokkeerd
NETZ/
MAINS
knippert
rood
XZ
L-PE
Netspanning < 65 V of > 550 V, meten geblokkeerd
NETZ/
MAINS
brandt
rood
XR
ISO
/ R
LO
Stoorspanning is aangelegd, meten geblokkeerd
U
L
/R
L
brandt
rood
XX
I
N
R
ISO
/ R
LO
– Contactspanning U
IN
resp. U
I
>25V resp. >50V
– Er heeft een veiligheidsuitschakeling plaatsgevonden
– Grenswaarde onderschreden resp. overschreden bij R
ISO
/ R
LO
RCD/FI
brandt
rood
XX I
N
De RCD-aardlekschakelaar heeft bij de aanspreekmeting niet of niet op
tijd aangesproken
Controle netaansluiting — eenfasesysteem
LCD-aansluitpictogrammen
verschijnt
in beeld
U
(eenfasemeting)
Geen aansluiting herkend
verschijnt
in beeld
alle behalve U Aansluiting OK
verschijnt
in beeld
alle behalve U L en N verwisseld, nulleider heeft fase
verschijnt
in beeld
alle behalve U geen netverbinding
verschijnt
in beeld
alle behalve U Nulleider onderbroken
verschijnt
in beeld
alle behalve U
Aardleiding PE onderbroken,
nulleider N en/of buitenste geleider L hebben fase
verschijnt
in beeld
alle behalve U
Buitenste geleider L onderbroken,
nulleider N heeft fase
verschijnt
in beeld
alle behalve U Buitenste geleider L en aardleiding PE verwisseld
verschijnt
in beeld
alle behalve U
Buitenste geleider L en aardleiding PE verwisseld
Nulleider onderbroken
Controle netaansluiting — driefasensysteem
LCD-aansluitpictogrammen
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Fase 1 ontbreekt
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Fase 2 ontbreekt
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Fase 3 ontbreekt
?
?
?
N
PE
L
N
PE
L
N
PE
L
N
PE
L
x
N
PE
L
x
N
PE
L
x
N
PE
L
N
PE
L
x
?
L2
L3
L1
?
L3
L1
L2
?
52 GMC-I Messtechnik GmbH
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Rechts draaiveld
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Links draaiveld
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Einde tussen L1 en L2
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Einde tussen L1 en L3
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Einde tussen L2 en L3
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Leider L1 ontbreekt
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Leider L2 ontbreekt
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Leider L3 ontbreekt
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Leider L1 op N
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Leider L2 op N
verschijnt
in beeld
U
(driefasenmeting)
Leider L3 op N
Batterijentest
verschijnt
in beeld
alle
Batterijen moeten worden vervangen of accu's moeten worden opgela-
den (U < 8 V).
PE-meting door vingercontact met de contactvlakken van de teststekker
LCD LED's
verschijnt
in beeld
U
L
/R
L
RCD/FI
branden
rood
XX
U
(eenfasemeting)
Potentiaalverschil 25 V tussen vingercontact en PE (aardcontact)
Frequentie f > 45 Hz
verschijnt
in beeld
U
L
/R
L
RCD/FI
branden
rood
XX
U
(eenfasemeting)
indien L correct is gecontacteerd en PE is onderbroken
Toe-
stand
Teststek-
ker
Meetada
pter
Stand van de
functieschakelaar
Functie / betekenis
PE
PE
GMC-I Messtechnik GmbH 53
Foutmeldingen
LCD
XX
Alle metingen
met aardleiding
Potentiaalverschil 25 V tussen vingercontact en PE (aardcontact)
Oplossing: PE-aansluiting controleren
XX
I
N
/ I
F
Z
L-PE
Spanning bij RCD-meting met gelijkstroom te hoog (U > 250 V)
XX R
ISO
Op de meetpennen is een testspanning aangelegd van 1000 V.
Raak de meetpennen niet aan!
XX
I
N
/ I
F
Z
L-N
/ Z
L-PE
RCD spreekt te vroeg aan of is defect
Oplossing: schakeling op voorstromen controleren
XX Z
L-PE
RCD spreekt te vroeg aan of is defect.
Oplossing: met „DC + positieve halve golf“ controleren
XX
I
N
/ I
F
Z
L-N
/ Z
L-PE
RCD heeft aangesproeken tijdens het meten van de contactspanning.
Oplossing: ingestelde nominale meetstroom controleren
XX
I
N
/ I
F
Z
L-N
/ Z
L-PE
Netaansluitingsfout
Oplossing: netaansluiting controleren
X X alle behalve U
Van buiten toegankelijke zekering is defect
De op dit moment getroffen zekering wordt aangegeven met een pijl in
het pop-up-venster.
De spanningsmeetbereiken blijven ook nog in werking nadat de zekerin-
gen zijn uitgevallen.
Speciaal geval R
LO
: stoorspanning tijdens de meting kan de zekering onher-
stelbaar beschadigen.
Oplossing: zekering vervangen, zie Reservezekering in het batterijenvakje.
Houdt u zich aan de instructies m.b.t. het vervangen van de zekering uit Hoofdst.
19.3!
XX
Meetspanningsgenerator defect of interne zekering onherstelbaar
beschadigd (als gevolg van externe stoorspanning tijdens de meting RLO
of vanwege overbelasting).
Als bovendien DC in beeld verschijnt, is de interne DC-zekering defect.
Oplossing: stuur het apparaat naar onze reparatieservice, zie Hoofdst. 21.
XX
I
N
/ I
F
Z
L-N
/ Z
L-PE
Frequentie buiten het geoorloofde bereik
Oplossing: netaansluiting controleren
alle
Temperatuur in het meetapparaat te hoog
Oplossing: wacht totdat het meetapparaat is afgekoeld
XX R
ISO
/ R
LO
Stoorspanning aanwezig
Oplossing: het meetobject moet spanningsvrij geschakeld worden
Toe-
stand
Teststek-
ker
Meetada
pter
Stand van de
functieschakelaar
Functie / betekenis
54 GMC-I Messtechnik GmbH
XX
Alle metingen met
sonde
Stoorspanning op de sonde
XX R
ISO
/ R
LO
Overspanning resp. overbelasting van de meetspanningsgenerator bij het
meten van R
ISO
resp. R
LO
XX
I
N
/ I
F
Z
L-N
/ Z
L-PE
Z
ST
, R
ST
tellerstart
Geen netaansluiting
Oplossing: netaansluiting controleren
XX R
LO
OFFSET-meting niet zinvol
Oplossing: installatie controleren
OFFSET-meting van RLO+ en RLO– nog steeds mogelijk
XR
LO
R
OFFSET
> 50 W:
OFFSET-meting niet zinvol
Oplossing: installatie controleren
XZ
L-N
Z
OFFSET
> 10 W:
OFFSET-meting niet zinvol
Oplossing: installatie controleren
XZ
L-N
Z
OFFSET
> Z
X
:
Offsetwaarde groter dan meetwaarde op de verbruikerinstallatie
OFFSET-meting niet zinvol
Oplossing: installatie controleren
XX R
ISO
/ R
LO
Contactprobleem
Oplossing: teststekker controleren of controleren of meetadapter goed in
de teststekker zit
X R
E
De 2-polige adapter moet omgepoold worden.
XI
N
/ I
F
N en PE zijn verwisseld
XI
N
/ I
F
Weergave in het aansluitpictogram: PE onderbroken (x) of
met betrekking tot de knoppen van de teststekker onder liggende aardlei-
dingbeugel onderbroken
Oorzaak: spanningsmeetpad onderbroken
Gevolg: de meting wordt geblokkeerd
XI
N
/ I
F
Weergave in het aansluitpictogram:
met betrekking tot de knoppen van de teststekker bovenliggende aardlei-
dingbeugel onderbroken
Oorzaak: stroommeetpad onderbroken
Gevolg: geen meetwaardeweergave
R
E
I
N
/ I
F
Sonde wordt niet herkend, sonde niet aangesloten
Oplossing: sondeaansluiting controleren
R
E
I
N
/ I
F
Sonde aangesloten, toch meting zonder sonde
Oplossing: instelparameters controleren
Toe-
stand
Teststek-
ker
Meetada
pter
Stand van de
functieschakelaar
Functie / betekenis
GMC-I Messtechnik GmbH 55
R
E
Tang wordt niet herkend:
– tang niet aangesloten of
stroom door de tang te klein (gedeeltelijke aardingsweerstand te hoog) of
– overzetverhouding verkeerd ingesteld
Oplossing: tangaansluiting controleren, overzetverhouding controleren
batterijen in de METRAFLEX P300 controleren resp. vervangen
R
E
Als u de overzetverhouding in het meetapparaat gewijzigd heeft, ver-
schijnt de opmerking dat u deze ook op de stroomtang moet instellen
R
E
Spanning bij de tangingang te hoog of signaal gestoord
Op het meetapparaat ingestelde parameter overzetverhouding stemt
mogelijk niet overeen met de overzetverhouding op de stroomtang.
Oplossing: overzetverhouding of opbouw controleren
alle
De batterijspanning is kleiner of gelijk aan 8 V.
Er zijn geen betrouwbare metingen meer mogelijk.
Het opslaan van de meetwaarden wordt geblokkeerd.
Oplossing: batterijen moeten vervangen worden of accu's moeten wor-
den opgeladen.
Database- en invoeroperaties
alle
De door u gekozen parameters zijn in combinatie met andere, reeds inge-
stelde parameters niet zinvol. De gekozen parameters worden niet over-
genomen.
Oplossing: toets andere parameters in.
alle Geef een benaming aan (alfanumeriek)
alle
Gebruik met barcodescanner
Foutmelding bij het oproepen van het invoerveld „EDIT“ en bij batterij-
spanning < 8 V. De uitgangsspanning voor het gebruik van de barcodele-
zer wordt bij U < 8 V altijd uitgeschakeld, zodat de restcapaciteit van de
batterijen of accu's voldoende is om benamingen van testobjecten in te
toetsen en de meting te kunnen opslaan.
Oplossing: batterijen moeten vervangen worden of accu's moeten wor-
den opgeladen.
alle
Gebruik met barcodescanner
Barcode niet herkend, verkeerde syntax
alle
Gebruik met barcodescanner
Gegevens kunnen op deze plaats in de structuur niet worden ingevoerd
Oplossing: let op het profiel van de voorgekozen pc-software, zie het
menu SETUP.
alle
Het gegevensgeheugen is vol.
Oplossing: maak op een pc een backup van de meetgegevens en wis
vervolgens het gegevensgeheugen van het meetapparaat door het wis-
sen van „database“ of door het importeren van een (lege) database.
alle
Meting of database (database) wissen.
Dit vragenvenster verzoekt u, het wissen nogmaals te bevestigen.
SETUP
Gegevensverlies bij het veranderen van de taal, het profiel
of bij het terugzetten op fabrieksinstelling!
Maak van uw meetgegevens eerst een backup op een pc voordat u op
de desbetreffende knop drukt.
Dit vragenvenster verzoekt u, het wissen nogmaals te bevestigen.
Toe-
stand
Teststek-
ker
Meetada
pter
Stand van de
functieschakelaar
Functie / betekenis
56 GMC-I Messtechnik GmbH
19 Onderhoud
19.1 Firmwareversie en kalibratie-info
Zie Hoofdst. 4.5.
19.2 Gebruik met batterijen, accu's en laadproces
Kijk regelmatig en met korte tussenpozen of na langdurige opslag
van uw apparaat, of de batterijen of accu's niet zijn uitgelopen.
Als de batterijen of accu's zijn uitgelopen, moet u voordat u het
apparaat weer gaat gebruiken, het elektrolyt zorgvuldig met een
vochtige doek volledig verwijderen en nieuwe batterijen of accu's
in het apparaat plaatsen.
Als u bij de batterijentest (vgl. hoofdstuk 4.3„Batterij- resp. accu-
test“ vanaf pag.6) constateert dat de batterij- of accuspanning
onder de geoorloofde waarde is gedaald, dan moet u de set bat-
terijen vervangen door een nieuwe of moet u de accuset opladen
(vgl. hoofdstuk 4.1„Batterijen inzetten resp. vervangen“ vanaf
pag.6).
Let op!
!
Gebruik voor het laden van de accu's in het meetappa-
raat alleen het als accessoire leverbare laadapparaat
Z502D. Voordat u het laadapparaat aansluit op de laad-
aansluiting moet u voor het volgende zorgen:
accu's zijn ingelegd, geen batterijen
– het meetapparaat is met alle polen van de meetkring
afgekoppeld
het meetapparaat is tijdens het laden uitgeschakeld.
19.2.1 Laadproces met het laadapparaat (toebehoren Z502D)
Plaats de netstekker die in uw land gebruikt wordt in het laad-
apparaat.
Steek de klinkstekker (3,5 mm) in de adapterbus van de voe-
dingskabel en wel zodanig dat de pluspool bij de punt ligt (min-
pool bij de schacht), zie figuur 5 van het uitklapblad in de
gebruiksaanwijzing van het laadapparaat.
Let op!
!
Zorg er voor dat er accu's ingelegd zijn n geen batterijen.
Wij adviseren het gebruik van NiMH-accu's (type ene-
loop).
Let op!
!
Zorg er absoluut voor dat alle batterijen of accu's juist
gepoold worden aangebracht. Ook al is er maar één cel
met verkeerde polariteit is ingezet, dan herkent het meet-
apparaat dit niet en kunnen de batterijen of accu's gaan
uitlopen.
Verbind het laadapparaat via de klinkstekker met het meetap-
paraat en sluit het laadapparaat met de wisselstekker aan op
het 230 V-net.
Let op!
!
Schakel het meetapparaat tijdens het laden niet in. Het bewa-
ken van laadproces door de microcontroller kan anders
gestoord worden en de bij Technische gegevens aange-
geven laadduur kan niet meer gegarandeerd worden.
Kijk voor de betekenis van de LED-controleindicaties tijdens
het laadproces a.u.b. in de gebruiksaanwijzing van het laadap-
paraat.
Koppel het laadapparaat pas van het meetapparaat af, als de
groene LED (vol/ready) brandt.
19.3 Zekeringen
Als vanwege een overbelasting een zekering heeft aangesproken,
dan verschijnt hiervoer een foutmelding op het display. De span-
ningsmeetbereiken van het apparaat blijven echter werken.
Zekering vervangen
Let op!
!
Koppel het apparaat met alle polen van de meetkring af
voordat u het deksel van het zekeringenvakje opent!
Draai de spleetschroeven van het deksel van het zekeringen-
vakje naast de stroomkabel los met een schroevendraaier. De
zekeringen zijn nu toegankelijk.
Reservezekeringen vindt u als u het deksel van het batterijen-
vakje heeft geopend.
Let op!
!
Verkeerde zekeringen kunnen het meetapparaat
zwwar beschadigen.
Alleen originele zekeringen van GMC-I Messtechnik
GmbH garanderen de vereiste bescherming omdat zij de
juiste aanspreekkarakteristieken hebben
(bestelnummer 3-578-189-01). Het is verboden en
levensgevaarlijk om zekeringen te overbruggen resp.
repareren!
Als u zekeringen gebruikt met een andere nominale
stroom, een ander schakelvermogen of een andere aan-
spreekkarakteristiek, dan bestaat de kans dat het appa-
raat beschadigd wordt!
Neem de defecte zekering eruit en vervang ze door een
nieuwe.
Zet het deksel van het zekeringenvakje met de nieuwe zeke-
ring weer in en vergrendel het deksel door hem naar rechts te
draaien.
19.4 Behuizing
De behuizing vergt geen speciaal onderhoud. Zorg er voor dat het
oppervlak schoon is. Gebruik voor het reinigen een licht vochtige
doek. Voordal voor de rubberen beschermflanken adviseren wij
een vochtige vezelvrije microvezeldoek. Gebruik geen poets-,
schuur- en oplosmiddelen.
Terugname en milieuvriendelijke verwerking tot afval
Het apparaat is een product van categorie 9 volgens de ElektroG
(bewakings- en controleinstrumenten), de Duitse Wet op elektri-
sche apparatuur). Dit apparaat valt niet onder de RoHS-richtlijn.
Volgens WEEE 2002/96/EG en ElektroG kenmerken wij onze
elektrische en elektronicaapparatuur (vanaf 8/2005) met het
hiernaast afgebeelde symbool volgens DIN EN 50419. Deze
apparaten mogen niet bij het normale huisvuil worden gedaan.
Neem voor wat betreft de terugname van oude apparaten a.u.b.
contact op met onze service; het adres vindt u in Hoofdstuk 21.
GMC-I Messtechnik GmbH 57
20 Bijvoegsel
Tabellen voor het berekenen van de maximum resp. minimum weergavewaarden met inachtneming van de maximum meetonnauwkeurigheid van het
apparaat
20.1 Tabel 1
20.2 Tabel 2
20.3 Tabel 3
20.4 Tabel 4
Z
L-PE
.
(volledige golf)/
Z
L-N
(
)
Z
L-PE.
(+/- halve golf) ()
Grens-
waarde
Max.
weergave-
waarde
Grens-
waarde
Max.
weergave-
waarde
0,10 0,07 0,10 0,05
0,15 0,11 0,15 0,10
0,20 0,16 0,20 0,14
0,25 0,20 0,25 0,18
0,30 0,25 0,30 0,22
0,35 0,30 0,35 0,27
0,40 0,34 0,40 0,31
0,45 0,39 0,45 0,35
0,50 0,43 0,50 0,39
0,60 0,51 0,60 0,48
0,70 0,60 0,70 0,56
0,80 0,70 0,80 0,65
0,90 0,79 0,90 0,73
1,00 0,88 1,00 0,82
1,50 1,40 1,50 1,33
2,00 1,87 2,00 1,79
2,50 2,35 2,50 2,24
3,00 2,82 3,00 2,70
3,50 3,30 3,50 3,15
4,00 3,78 4,00 3,60
4,50 4,25 4,50 4,06
5,00 4,73 5,00 4,51
6,00 5,68 6,00 5,42
7,00 6,63 7,00 6,33
8,00 7,59 8,00 7,24
9,00 8,54 9,00 8,15
9,99 9,48 9,99 9,05
R
E
/ R
ESchl.
()
Grens-
waarde
Max.
weergave-
waarde
Grens-
waarde
Max.
weergave-
waarde
Grens-
waarde
Max.
weergave-
waarde
0,10 0,07 10,0 9,49 1,00 k 906
0,15 0,11 15,0 13,6 1,50 k 1,36 k
0,20 0,16 20,0 18,1 2,00 k 1,81 k
0,25 0,20 25,0 22,7 2,50 k 2,27 k
0,30 0,25 30,0 27,2 3,00 k 2,72 k
0,35 0,30 35,0 31,7 3,50 k 3,17 k
0,40 0,34 40,0 36,3 4,00 k 3,63 k
0,45 0,39 45,0 40,8 4,50 k 4,08 k
0,50 0,43 50,0 45,4 5,00 k 4,54 k
0,60 0,51 60,0 54,5 6,00 k 5,45 k
0,70 0,60 70,0 63,6 7,00 k 6,36 k
0,80 0,70 80,0 72,7 8,00 k 7,27 k
0,90 0,79 90,0 81,7 9,00 k 8,17 k
1,00 0,88 100 90,8 9,99 k 9,08 k
1,50 1,40 150 133
2,00 1,87 200 179
2,50 2,35 250 224
3,00 2,82 300 270
3,50 3,30 350 315
4,00 3,78 400 360
4,50 4,25 450 406
5,00 4,73 500 451
6,00 5,68 600 542
7,00 6,63 700 633
8,00 7,59 800 724
9,00 8,54 900 815
R
ISO
M
Grens-
waarde
Min.
weergave-
waarde
Grens-
waarde
Min.
weergave-
waarde
0,10 0,12 10,0 10,7
0,15 0,17 15,0 15,9
0,20 0,23 20,0 21,2
0,25 0,28 25,0 26,5
0,30 0,33 30,0 31,7
0,35 0,38 35,0 37,0
0,40 0,44 40,0 42,3
0,45 0,49 45,0 47,5
0,50 0,54 50,0 52,8
0,55 0,59 60,0 63,3
0,60 0,65 70,0 73,8
0,70 0,75 80,0 84,4
0,80 0,86 90,0 94,9
0,90 0,96 100 106
1,00 1,07 150 158
1,50 1,59 200 211
2,00 2,12 250 264
2,50 2,65 300 316
3,00 3,17
3,50 3,70
4,00 4,23
4,50 4,75
5,00 5,28
6,00 6,33
7,00 7,38
8,00 8,44
9,00 9,49
R
LO
Grens-
waarde
Max.
weergave-
waarde
Grens-
waarde
Max.
weergave-
waarde
0,10 0,07 10,0 9,59
0,15 0,12 15,0 14,4
0,20 0,17 20,0 19,2
0,25 0,22 25,0 24,0
0,30 0,26 30,0 28,8
0,35 0,31 35,0 33,6
0,40 0,36 40,0 38,4
0,45 0,41 45,0 43,2
0,50 0,46 50,0 48,0
0,60 0,55 60,0 57,6
0,70 0,65 70,0 67,2
0,80 0,75 80,0 76,9
0,90 0,84 90,0 86,5
1,00 0,94 99,9 96,0
1,50 1,42
2,00 1,90
2,50 2,38
3,00 2,86
3,50 3,34
4,00 3,82
4,50 4,30
5,00 4,78
6,00 5,75
7,00 6,71
8,00 7,67
9,00 8,63
58 GMC-I Messtechnik GmbH
20.5 Tabel 5
20.6 Tabel 6
Minimumweergave kortsluitstroom
voor het berekenen van de nominale stromen van verschillende
zekeringen en schakelaars voor netten met nominale spanning
U
N
=230/240 V
Voorbeeld
Weergavewaarde 90,4 A
eerstvolgende kleinere waarde voor
stroombrekers karakteristiek B uit tabel: 85 A
nominale stroom
(I
N
) van het beschermelement maximaal 16 A
Z
ST
k
Grens-
waarde
Min.
weergave-
waarde
10 14
15 19
20 25
25 30
30 36
35 42
40 47
45 53
50 58
56 65
60 69
70 80
80 92
90 103
100 114
150 169
200 253
250 315
300 378
350 440
400 503
450 565
500 628
600 753
700 878
800 >999
Nominale
stroom I
N
[A]
Laagspanningszekeringen
volgens normen van de reeks DIN VDE 0636
met stroombreker en vermogensschakelaar
Karakteristiek gL, gG, gM Karakteristiek B/E
(vroeger L)
Karakteristiek C
(vroeger G, U)
Karakteristiek D
Karakteristiek K
Uitschakelstroom I
A
5 s Uitschakelstroom I
A
0,4 s Uitschakelstroom I
A
5 x I
N
(< 0,2 s/0,4 s)
Uitschakelstroom I
A
10 x I
N
(< 0,2 s/0,4 s)
Uitschakelstroom I
A
20 x I
N
(< 0,2 s/0,4 s)
Uitschakelstroom I
A
12 x I
N
(< 0,1 s)
Grenswaarde
[A]
Min. weer-
gave
[A]
Grenswaarde
[A]
Min. weer-
gave
[A]
Grenswaarde
[A]
Min. weer-
gave
[A]
Grenswaarde
[A]
Min. weer-
gave
[A]
Grenswaarde
[A]
Min. weer-
gave
[A]
Grenswaarde
[A]
Min. weer-
gave
[A]
2 9,2 10 16 17 10 11 20 21 40 42 24 25
314,11524251516303260643638
4192032342021404280854851
627284750303260641201287276
8373965694042808516017296102
10 47 50 82 87 50 53 100 106 200 216 120 128
13 56 59 98 104 65 69 130 139 260 297 156 167
16 65 69 107 114 80 85 160 172 320 369 192 207
20 85 90 145 155 100 106 200 216 400 467 240 273
25 110 117 180 194 125 134 250 285 500 578 300 345
32 150 161 265 303 160 172 320 369 640 750 384 447
35 173 186 295 339 175 188 350 405 700 825 420 492
40 190 205 310 357 200 216 400 467 800 953 480 553
50 260 297 460 529 250 285 500 578 1000 1,22 k 600 700
63 320 369 550 639 315 363 630 737 1260 1,58 k 756 896
80 440 517 960 1,16 k
100 580 675 1200 1,49 k
125 750 889 1440 1,84 k
160 930 1,12 k 1920 2,59 k
GMC-I Messtechnik GmbH 59
20.7 Controleren van elektrische machines volgens DIN EN 60204 – toepassingen, grenswaarden
Het meetapparaat
PROFI
TEST 204
+
is ontwikkeld voor het meten
van elektrische machines en besturingen. Na de normverandering
in 2007 is bovendien het meten van de lusimpedantie vereist. Het
meten van de lusweerstand evenals het verrichten van andere ver-
eiste metingen voor het controleren van elektrische machines kunt
u ook doen met de meetapparaten van de serie
PROFI
TEST M
ASTER
.
Vergelijking van de voorgeschreven tests tussen de normen
Doorgaande verbinding van het aardleidingsysteem
Hierbij wordt de doorgaande verbinding gecontroleerd van een
aardleidingsysteem door voeden van een wisselstroom tussen
0,20 A en 10 A bij een netfrequentie van 50 Hz (= laagohmige
meting). De meting moet worden verricht tussen de PE-klem en
verschillende punten van het aardleidingsysteem.
Lusimpedantiemeting
De Lusimpedantie Z
L-PE
wordt gemeten en de kortsluitstroom I
K
wordt vastgesteld, om te controleren, of de uitschakelvoorwaar-
den van de beveiligingen gerespecteerd worden, zie Hoofdst. 8.
Isolatieweerstandsmeting
Hierbij worden bij de machine alle actieve leiders van de hoofd-
stroomkringen (L en N resp. L1, L2, L3 en N) kortgesloten en
gemeten t.o.v. PE (aardleiding). Besturingen of delen van de
machine de voor deze spanningen (500 V DC) niet geconfigu-
reerd zijn, mogen voor de duur van de meting van de meetkring
worden afgekoppeld. De meetwaarde mag niet kleiner zijn dan
1 MOhm. De meting mag in afzonderlijke onderdelen worden
onderverdeeld.
Spanningsmetingen (alleen met PROFITEST 204HP/HV)
De elektrische uitrusting van een machine moet tussen de leiders
van alle stroomkringen en het aardleidingsysteem minstens gedu-
rende 1 s een testspanning kunnen verdragen die het 2-voudige
van de nominale spanning van de uitrusting of 1000 V~ bedraagt,
al naar gelang welke waarde telkens de grootste van de twee is.
De testspanning moet een frequentie hebben van 50 Hz en moet
gegenereerd worden door een transformator met een min. nomi-
naal vermogen van 500 VA.
Spanningsmetingen
Voorschrift EN 60204 eist dat de restspanning op elk actief
gedeelte van de machine dat kan worden aangeraakt en waarop
tijdens het gebruik een spanning staat van meer dan 60 V, na het
uitschakelen van de voedingsspanning binnen 5 s gedaald moet
zijn naar een waarde van 60 V of minder.
Controle van de werking
De machine wordt gebruikt met nominale spanning en gecontro-
leerd op werking, vooral op veiligheidsfuncties.
Speciale metingen
Pulsbedrijf voor het lokaliseren van fouten (alleen met
PROFITEST 204HP/HV)
Aardleidingcontrole met 10 A-meetstroom (alleen met
PROFI
TEST
204
+
)
Grenswaarden volgens DIN EN 60204 deel 1
Karakteristiek van de overstroombeveiligingen
voor grenswaardekeuze bij aardleidingcontrole
Meting volgens DIN EN 60204
deel 1
(machines)
Meting volgens DIN EN 61557
(installaties)
Meet-
functie
Doorgaande verbinding van het
aardleidingsysteem
Deel 4: Weerstand van:
– aardleiders
– aardleidingen
– potentiaalvereffenings-
leiders
RLO
Lusimpedantie Deel 3: Lusimpedantie ZL-PE
Isolatieweerstand Deel 2: Isolatieweerstand RISO
Spanningsmeting (controleren van
de spanningsweerstand)
——
Spanningsmeting
(bescherming tegen restspanning)
Deel 10: Gecombineerde meet-
apparaten (o.a. voor spannings-
meting) voor het controleren,
meten of bewaken van beveili-
gingsmaatregelen
U
Controle van de werking
Meting Parameter Doorsnede Normwaarde
Aardleidingmeting
Meetduur 10 s
Grenswaarde
aardleidingweerstand
volgens draaddoor-
snede (buitenste gelei-
der L) en karakteristiek
van de overstroombe-
veiliging
(berekende waarde)
1,5 mm²
2,5 mm²
4,0 mm²
6,0 mm²
10 mm²
16 mm²
25 mm² L
(16 mm² PE)
35 mm² L
(16 mm² PE)
50 mm² L
(25 mm² PE)
70 mm² L
(35 mm² PE)
95 mm² L
(50 mm² PE)
120 mm² L
(70 mm² PE)
500 m
500 m
500 m
400 m
300 m
200 m
200 m
100 m
100 m
100 m
050 m
050 m
Isolatieweer-
standsmeting
Nominale spanning 500 V DC
Weerstandsgrens-
waarde
1M
Lekstroommeting Lekstroom 2,0 mA
Spanningsmeting Ontladingstijd 5 s
Spanningsmeting
Meetduur 1 s
Testspanning 1 kV
of 2 U
N
Uitschakeltijden, karakteristieken Beschikbaar bij doorsnede
Zekering uitschakeltijd 5 s Alle doorsneden
Zekering uitschakeltijd 0,4 s 1,5 mm² tot en met 16 mm²
Stroombreker karakteristiek B
Ia = 5x In - uitschakeltijd 0,1s
1,5 mm² tot en met 16 mm²
Stroombreker karakteristiek C
Ia = 10x In - uitschakeltijd 0,1s
1,5 mm² tot en met 16 mm²
Instelbare vermogensschakelaar
Ia = 8 x In - uitschakeltijd 0,1s
Alle doorsneden
60 GMC-I Messtechnik GmbH
20.8 Herhalingsmetingen volgens BGV A3
– grenswaarden voor elektrische installaties en
bedrijfsmiddelen
Grenswaarden volgens DIN VDE 0701-0702
Maximaal geoorloofde grenswaarden van de aardleidingweerstand
bij aansluitsnoeren tot 5 m lengte
1)
Voor vaste aansluiting bij gegevensverwerkende installaties mag deze
waarde maximaal 1 W zijn (DIN VDE 0701-0702).
2)
Totale aardleidingweerstand maximaal 1
Minimaal geoorloofde grenswaarden van de isolatieweerstand
* met ingeschakelde verwarmingselementen (als verwamingsvermogen >
3,5 kW en R
ISO
< 0,3 M: lekstroommeting vereist)
Maximaal geoorloofde grenswaarden van de lekstroom in mA
* bij apparaten met een verwamingsvermogen > 3,5 kW
Opmerking 1: apparaten die niet zijn uitgerust met aanraakbare delen
die niet met de aardleiding zijn verbonden en die voldoen
aan de eisen voor de behuizinglekstroom en - indien van
toepassing - voor de patiëntenlekstroom, bijv. apparatuur
voor elektronische gegevensverwerking met afgescherm-
de netadapter
Opmerking 2: vast aangesloten apparaten met aardleiding
Opmerking 3: verrijdbare röntgenapparatuur en apparaten met minerale
isolatie
Legenda bij de tabel
I
B
Behuizing-lekstroom (sonde- of contactstroom)
I
DI
Verschilstroom
I
SL
Aardleidingstroom
Maximaal geoorloofde grenswaarden van de vervangende
lekstroom in mA
1)
bij apparaten met een verwamingsvermogen 3,5 kW
Meetnorm Meetstroom
Leegloop-span-
ning
R
SL
Behuizing –
netstekker
VDE 0701-0702:2008 > 200 mA 4 V < U
L
< 24 V
0,3
1)
+ 0,1 
2)
voor elke vol-
gende 7,5 m
Meetnorm Testspanning
R
ISO
SK I SK II SK III Verwarming
VDE 0701-
0702:2008
500 V 1 M 2M 0,25 M 0,3 M *
Meetnorm I
SL
I
B
I
DI
VDE 0701-0702:2008
SK I: 3,5
1 mA/kW
*
0,5
SK I: 3,5
1 mA/kW
*
SK II: 0,5
Meetnorm I
EA
VDE 0701-0702:2008
SK I: 3,5
1 mA/kW
1)
SK II: 0,5
GMC-I Messtechnik GmbH 61
20.9 Lijst met korte aanduidingen en hun betekenis
RCD-schakelaar (aardlekbeveiliging)
I
Aanspreekstroom
I
N
Nominale foutstroom
I
F
Stijgende meetstroom (foutstroom)
PRCD Portable (mobiele) RCD
PRCD-S :
met aardleidingherkenning resp. aardleidingcontrole
PRCD-K:
met onderspanningsaanspreking en aardleidingcontrole
RCD-
Selectieve RCD-aardlekschakelaar
R
E
Berekende aardings- resp. lusweerstand van de aard-
draad
SRCD Socket (vast geïnstalleerde) RCD
t
a
Aanspreektijd / uitschakeltijd
U
I
Contactspanning op het ogenblik van aanspreken
U
IN
Contactspanning
gerelateerd aan de nominale foutstroom I
N
U
L
Grenswaarde voor de contactspanning
Overstroombeveiliging
I
K
Berekende kortsluitstroom (bij nominale spanning)
Z
L-N
Netimpedantie
Z
L-PE
Lusimpedantie
Aarding
R
B
Weerstand van de gebruiksaarddraad
R
E
Gemeten aardweerstand
R
ESchl
Aarddraad-lusweerstand
Laagohmige weerstand van
aard-, aardings- en potentiaalvereffeningsleiders
R
LO+
Weerstand van potentiaalvereffeningsleiders (+ pool op
PE)
R
LO–
Weerstand van potentiaalvereffeningsleider (– pool op PE)
Isolatie
R
E(ISO)
Aardleiderweerstand (DIN 51953)
R
ISO
Isolatieweerstand
R
ST
Vloer isolatieweerstand
Z
ST
Vloer isolatie-impedantie
Stroom
I
A
Uitschakelstroom
I
L
Lekstroom (meting met stroomtang)
I
M
Meetstroom
I
N
Nominale stroom
I
P
Meetstroom
Spanning
f Frequentie van de netspanning
f
N
Nominale frequentie van de nominale spanning
U Spanningsafname in %
U op de meetpennen gemeten spanning tijdens en na de
isolatiemeting van R
ISO
U
Batt
Batterijspanning
U
E
Aarddraadspanning
U
ISO
Bij meting van R
ISO
: Meetspanning, bij drempelfunctie:
aanspreek- of doorslagspanning
U
L-L
Spanning tussen twee buitenste geleiders
U
L-N
Spanning tussen L en N
U
L-PE
Spanning tussen L en PE
U
N
Nominale netspanning
U
3~
Hoogste gemeten spanning bij het bepalen van de draai-
veldrichting
U
S-PE
Spanning tussen sonde en PE
U
Y
Leidingspanning t.o.v. aarde
S
62 GMC-I Messtechnik GmbH
20.10 Trefwoordenregister
A
Aarddraad-lusweerstand ...........................................................................30
Aarddraadspanning
..................................................................................30
Aardleiderweerstand .................................................................................36
B
Backup ......................................................................................................6
Batterijen
inzetten
.............................................................................................6
Laadtoestanden .................................................................................3
testen
................................................................................................6
C
Contactspanning ......................................................................................16
Controleren
van elektrische machines
.................................................................59
D
Draaiveldrichting ......................................................................................14
G
Geheugen
Gebruiksweergave
..............................................................................3
Grenswaarden
volgens DIN VDE 0701-0702 ............................................................60
volgens DIN EN 60 204 deel 1
..........................................................59
G-schakelaar ...........................................................................................21
I
Internetadressen ......................................................................................63
K
Korte aanduidingen ..................................................................................61
L
Literatuurlijst ............................................................................................63
M
Meten
met voorstroom ................................................................................18
volgens BGV A3 ...............................................................................60
N
Niet-aanspreekmeting ..............................................................................18
Nominale spanning (weergave van UL-N) ...................................................26
Norm
DIN EN 50178 (VDE 160)
.................................................................18
DIN EN 60 204
................................................................................59
DIN VDE 0100
..........................................................................23, 29
DIN VDE 0100 deel 410
...................................................................19
DIN VDE 0100 deel 600
.....................................................................5
DIN VDE 0100 deel 610
............................................................17, 24
EN 1081
..........................................................................................36
EN 60529/DIN VDE 0470 deel 1
.......................................................50
EN 61 326-1
...................................................................................49
ÖVE/ÖNORM E 8601
........................................................................21
ÖVE-EN 1 ..........................................................................................5
SEV 3755 ...................................................................................5, 30
VDE 0413
..........................................................................15, 23, 27
P
PRCD-K ...................................................................................................19
PRCD-S ...................................................................................................20
R
RCD-S .....................................................................................................19
S
SCHUKOMAT ...........................................................................................20
SIDOS ......................................................................................................20
Spanningen tussen verbonden fasen
.........................................................14
Spanningsafname in % (functie ZL-N)
........................................................26
SRCD ......................................................................................................20
Stroomtang
Meetbereiken
............................................................................31, 40
Symbolen ...................................................................................................5
T
Tellerstart ................................................................................................37
V
Verlengingsleidingen ................................................................................38
Vloer isolatie-impedantie ..........................................................................33
Z
Zekering
Karakteristieke waarden ...................................................................49
vervangen .......................................................................................56
GMC-I Messtechnik GmbH 63
20.11 Literatuurlijst
20.11.1 Internetadressen voor meer informatie
Wettelijke basis
(Duitse) Betriebs Sicherheits Verordnung (BetrSichV)
Voorschriften van de Duitse ongevallenverzekeringen UVV's
Titel Informatie
regel / voorschrift
Uitgever Uitgave/
bestelnr.
Betriebs Sicherheits
Verordnung (BetrSichV)
BetrSichV
Elektrische Anlagen und
Betriebsmittel
(Elektrische installaties en
bedrijfsmiddelen)
BGV A3 BGETF / Berufsge-
nossenschaft
Elektro Textil Fein-
mechanik
Commentaar
RECHT
9e druk 2003
Elektrische Anlagen und
Betriebsmittel
(Elektrische installaties en
bedrijfsmiddelen)
GUV-V A2 Bundesverband der
Unfallkassen
Bestelnr.
GUV-V A2
VDE-normen
Duitse norm Titel Uitgave Da-
tum
Uitgever
DIN VDE
0100-410
Bescherming tegen een
elektrische schok
2007-06 Beuth-Verlag
GmbH
DIN VDE
0100-530
Opbouwen van laagspan-
ningsinstallaties
Deel 530: kiezen en opbou-
wen van elektrische be-
drijfsmiddel-, schakel- en
regeleenheden
2005-06 Beuth-Verlag
GmbH
DIN VDE
0100-600
Opbouwen van laagspan-
ningsinstallaties
Deel 6: Metingen
2008-06 Beuth-Verlag
GmbH
Normenreeks
DIN EN 61557
Apparatuur voor beproeven,
meten of bewaken van vei-
ligheidsmaatregelen
2006/8 Beuth-Verlag
GmbH
DIN VDE
0105-100
Gebruik van elektrische in-
stallaties, deel 100: alge-
mene eisen
2005-06 Beuth-Verlag
GmbH
Andere Duitstalige literatuur
Titel Auteurs Uitgevers Uitgave/
bestelnr.
Wiederholungs-
prüfungen nach DIN VDE
105
Bödeker, K.; Kin-
dermann, R.; Matz,
F.; Uhlig, H.-P
Hüthig & Pflaum
www.vde-verlag.de
Druk 2007
VDE-Bestelnr.
310589
Messpraxis
Schutzmaßnahmen
Dieter Feulner
(Hrsg.), Bödeker, K.
Kindermann, R.
u. a.
Richard Pflaum Verlag
www.pflaum.de
Opnieuw bewerkt
2005
ISBN 3-7905-
0924- 8
Prüfungen vor Inbetrieb-
nahme von Niederspan-
nungsanlagen
Kammler, M.
Nienhaus, H.
Vogt, D.
VDE Verlag GmbH
www.vde-verlag.de
VDE-documen-
tenreeks
band 63
2e druk (2004)
Schnelleinstieg in die
neue
DIN VDE 0100-410:
Schutz gegen elektr.
Schlag
Hörmann, W.
Nienhaus, H.
Schröder, B.
VDE Verlag GmbH
www.vde-verlag.de
VDE-documen-
tenreeks
band 140
3e druk (2007)
Erstprüfung elektrischer
Gebäudeinstallation
Bödeker, W.
Kindermann, R.
Huss Medien Verlag
Technik, Berlin
Elektropraktiker-
Bibliothek
Fehlerstrom- Schut-
zschalter; Auswahl,
Einsatz, Prüfung
Bödeker, W.
Kindermann, R.
Huss Medien Verlag
Technik, Berlin
Elektropraktiker-
Bibliothek
VDE-Prüfung nach
BGVA3 und BetrSichV
Henning, W.,
Rosenberg, W.
Beuth-Verlag GmbH
www.beuth.de
VDE-documen-
tenreeks 43
druk 2006
Merkbuch
für den Elektrofachmann
GMC-I Messtechnik GmbH Bestelnr.
3-337-038-01
Prüfdokumentation
7000 für Erst-und Wie-
derholungsprüfungen
elektrischer Anlagen
Richard Pflaum
Verlag, München
www.pflaum.de
Fachwissen
Elektroinstallation
(für die Berufsschule)
Hübscher, Jagla,
Klaue, Wickert
Westermann Schul-
buchverlag GmbH
www.westermann.de
ISBN 978-3-14-
221630-0
2e druk 2007
Prüfungsfragen
Praxis Elektrotechnik
Arbeitskreis
Bastian
Europa-Lehrmittel
www.europa-lehrmittel.de
ISBN-13 978-3-
8085-3167-9
7e druk 2007
Fachkunde Elektrotechnik
Europa-Lehrmittel
www.europa-lehrmittel.de
ISBN 978-3-
8085-3160-0
26e druk 2008
Internetadres
www.dguv.de GUV-informatie, -regels en -voorschriften
door de Bundesverband der Unfallkassen
www.beuth.de VDE-bepalingen, DIN-normen, VDI-richtlijnen
door de Beuth-Verlag GmbH
www.bgetf.de BG-informatie, -regels en -voorschriften
door de (Duitse) "gewerbliche Berufsgenossenschaf-
ten"
bijv. BGFTE (Berufsgenossenschaft der Elektro Textil
Feinmechanik)
Gemaakt in Duitsland • Wijzigingen voorbehouden • Een PDF-versie vindt u op internet
GMC-I Messtechnik GmbH
Südwestpark 15
90449 Nürnberg •
Duitsland
Telefoon+49 911 8602-111
Telefax +49 911 8602-777
E-mail info@gossenmetrawatt.com
www.gossenmetrawatt.com
SECULIFE...
E-mail
www.
seculife.eu
21 Reparatie- en reserveonderdelenservice
DKD-Kalibratiecentrum* en apparatenverhuur-
service
Neem indien nodig a.u.b. contact op met:
GMC-I Service GmbH
Service-Center
Thomas-Mann-Straße 16 - 20
90471 Nürnberg • Duitsland
Telefoon +49 911 817718-0
Telefax +49 911 817718-253
E-mail service@gossenmetrawatt.com
Dit adres geldt alleen voor Duitsland.
In het buitendland kunt u terecht bij onze vertegenwoordigingen
of vestigingen.
* Kalibratielaboratorium voor elektrische meetgrootheden
DKD – K – 19701 geaccrediteerd volgens DIN EN ISO/IEC 17025:2005
Geaccrediteerde meetgrootheden: gelijkspanning, gelijkstroomsterkte,
gelijkstroomweerstand, wisselspanning, wisselstroomsterkte, effectief wissel-
stroomvermogen, wisselstroom-blindvermogen, gelijkstroomvermogen, capaci-
teit, frequentie en temperatuur
Vakkundige partner
GMC-I Messtechnik GmbH is gecertificeerd volgens
DIN EN ISO 9001:2000.
Ons DKD-Kalibratielaboratorium is volgens DIN EN ISO/
IEC 17025:2005 geaccrediteerd bij de "Deutsche Kalibrierdienst"
met het nummer DKD–K–19701.
Onze meettechnische vakkennis reikt van keuringsrapportage en
het fabriekskalibratiecertificaat tot aan het DKD-kalibratiecertificaat.
Een gratiss meetmiddelmanagement rondt ons aanbod af.
Een DKD-Kalibratielocatie ter plaatse maakt deel uit van onze servi-
ceafdeling. Als er tijdens het kalibreren fouten geconstateerd wor-
den, dan kunen onze vakkundige medewerkers reparaties ver-
richten met originele reserveonderdelen.
Als kalibratielaboratorium kalibreren wij natuurlijk apparaten van
elke fabrikant.
22 Rekalibratieservice
In ons servicecenter kalibreren en rekalibreren wij (bijv. na een jaar
in het kader van uw meetmiddelcontrole of vóór gebruik ...) alle
apparaten van GMC-I Service GmbH en andere fabrikanten en wij
bieden u gratis meetmiddelmanagement, kijk voor het adres in
Hoofdst. 21.
23 Productsupport
Neem indien nodig a.u.b. contact op met:
GMC-I Messtechnik GmbH
Hotline Productsupport
Telefoon +49 911 8602-0
Telefax +49 911 8602-709
E-mail support@gossenmetrawatt.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64

Gossen MetraWatt PROFITEST MBASE Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor