Gossen MetraWatt METRALINE RCD-CHECK Handleiding

Type
Handleiding
Bedieningshandleiding
METRALINE RCD
CHECK
RCD-meetinstrument
3-349-694-05
4/7.19
2 GMC-I Messtechnik GmbH
Inhoudsopgave Pagina
1 Inleiding ........................................................................... 2
1.1 Leveringsomvang ..........................................................................2
1.2 Optionele toebehoren .....................................................................2
1.3 Veiligheidsinstructies .....................................................................2
1.4 Gebruik .........................................................................................3
1.5 Toegepaste normen .......................................................................3
1.6 Milieu ...........................................................................................3
2 Beschrijving van het instrument ...................................... 3
2.1 Behuizing ......................................................................................3
2.2 Bediening en OLED-display ............................................................4
2.3 Ingebruikname ..............................................................................4
3 Meten ............................................................................... 4
3.1 Instrument inschakelen/uitschakelen ..............................................4
3.2 Instructies en grondbeginselen die voor alle metingen
gelden ..........................................................................................4
3.3 Instelbare parameters ....................................................................5
3.4 Meten van de afzonderlijke parameters van een RCD .......................6
3.4.1 Contactspanning Uc .......................................................................6
3.4.2 Aanspreektijd TIME ........................................................................6
3.4.3 Afschakelstroom I .........................................................................7
3.5 Overige functies van het instrument ................................................7
3.6 RESET-functies van het instrument .................................................7
4 Technische specificaties .................................................. 8
4.1 Meetfuncties .................................................................................8
4.2 Algemene gegevens ......................................................................8
5 Onderhoud ....................................................................... 9
5.1 Onderhoud van het instrument .......................................................9
5.1.1 Batterijen/accu's vervangen ...........................................................9
5.1.2 Accu's opladen ..............................................................................9
5.1.3 Zekering vervangen .......................................................................9
5.2 Reiniging .......................................................................................9
5.3 Herkalibratie ................................................................................10
6 Reparatie- en reserveonderdelenservice
Kalibratiecentrum en apparatenverhuurservice ............ 10
7 Productsupport .............................................................. 10
1 Inleiding
1.1 Leveringsomvang
1 meetinstrument met flexibele meetpen
4batterijen (AAA)
1etui
1 korte bedieningshandleiding
1 cd-rom met bedieningshandleidingen in de beschikbare talen
1 fabriekskalibratiecertificaat
1.2 Optionele toebehoren
4 x AAA NiMH-batterijen (Z507B)
1 acculader (Z507A)
1.3 Veiligheidsinstructies
Lees de bedieningshandleiding vóór gebruik van het instrument
aandachtig en volledig door en volg alle aanwijzingen op. Zorg dat
de bedieningshandleiding voor alle gebruikers toegankelijk is.
Betekenis van de symbolen op het instrument
Dit instrument heeft een dubbele
of versterkte isolatie.
Gevaar voor letsel door elektrische stroom,
waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats.
(Let op: volg de documentatie op!)
CE-markering, het instrument voldoet aan alle relevante
Europese normen
Controleer vóór gebruik of het instrument veilig is. Het instrument
mag niet worden gebruikt, wanneer
het zichtbaar beschadigd is
het deksel van het batterijcompartiment ontbreekt
het langere tijd onder ongunstige omstandigheden werd
bewaard
er niet correct mee is omgegaan, bijvoorbeeld bij een val van
1 m hoogte
het niet zo functioneert zoals in de bedieningshandleiding
staat beschreven. In dat geval adviseren we een RESET. Zie
Hoofdstuk 3.6 op pagina 7.
LET OP
Raak geleidende delen, meetpennen e.d. niet aan wanneer
het instrument is ingeschakeld en er mogelijk nog spanning
op een meetpen staat - GEVAAR OP ONGEVALLEN!
Gebruik alleen meetpennen die bij de levering horen of die als
toebehoren verkrijgbaar zijn.
Schakel het instrument vóór het vervangen van toebehoren
uit. Er mag geen spanning op staan!
Bij het uitvoeren van metingen moeten alle veiligheidseisen,
voorschriften en normen onvoorwaardelijk worden opgevolgd.
Er mag geen toets ingedrukt zijn wanneer er contact wordt
gemaakt met het meetobject.
Het meetinstrument mag niet worden blootgesteld aan de
invloed van agressieve stoffen, gas, stoom, vloeistoffen en
stof.
Het meetinstrument mag alleen worden gebruikt binnen de
voorwaarden die in Hoofdstuk 4 op pagina 8 onder TECHNI-
SCHE SPECIFICATIES staan vermeld.
Bij de overgang van een koude naar een warme omgeving
kan er condens ontstaan. Een korte periode van acclimatise-
ren wordt daarom aanbevolen.
Wanneer het instrument langere tijd niet wordt gebruikt, advi-
seren we de batterijen te verwijderen.
Het meetinstrument bevat twee vrij krachtige magneten. Houd
het daarom uit de buurt van hiervoor gevoelige objecten (hor-
loges, creditcards e.d.)
De afbeeldingen in deze bedieningshandleiding zijn tekenin-
gen en kunnen daarom afwijken van de realiteit.
!
GMC-I Messtechnik GmbH 3
Uitsluiting van aansprakelijkheid
Bij het meten van circuits met RCD-schakelaars is het mogelijk dat de
laatste zich uitschakelen. Dit kan ook gebeuren als de meting dit
normaal gesproken niet voorziet. Mogelijk is er lekstroom aanwe-
zig die samen met de meetstroom van het meetinstrument de uit-
schakeldrempel van de RCD-schakelaar overschrijdt. PC's die in
de directe omgeving staan, kunnen hierdoor worden uitgescha-
keld en hun gegevens verliezen. Vóór het meten moet er daarom
een passende backup worden gemaakt van alle gegevens en
programma’s en moet de computer eventueel worden uitgezet.
De fabrikant van het meetinstrument is niet aansprakelijk voor
directe of indirecte schade aan apparaten, computers, randappa-
ratuur of gegevensbestanden als er metingen worden verricht.
Gebruik alleen originele toebehoren.
De max. toelaatbare spanning tussen meetpen en aarde
bedraagt 300 V!
De max. toelaatbare (vreemde) spanning tussen de meetpen-
nen bedraagt 600 V!
Het apparaat openen / reparatie
Om er voor te zorgen dat dit apparaat feilloos en veilig blijft wer-
ken en de garantie behouden blijft, mag het apparaat uitsluitend
door bevoegde en vakkundige personen worden geopend.
Ook originele onderdelen mogen uitsluitend worden ingebouwd
door bevoegde en vakkundige personen.
Indien geconstateerd wordt dat het apparaat is geopend door niet
bevoegde personen, zal de fabrikant geen enkele aanspraken op
garantie met btrekking tot persoonlijke veiligheid, meetonnauw-
keurigheid, conformiteit met de geldende veiligheidsmaatregelen
of gevolgschade in welke vorm dan ook verlenen.
1.4 Gebruik
Het meetinstrument wordt geleverd in een compacte behuizing,
waarbij de meetpennen op gepatenteerde wijze worden bewaard.
Het contrastrijke, vierkleurige OLED-display zorgt voor optimale
leesbaarheid. Bij metingen onder ongunstige lichtomstandighe-
den kan de te meten plek worden bijgelicht met de witte led aan
de voorkant.
Met het RCD-meetinstrument kunnen de volgende metingen wor-
den uitgevoerd:
Uitschakeltijd van RCD's (aardlekschakelaars)
Uitschakelstroom van RCD's (aardlekschakelaars)
Contactspanning
Lusimpedantie zonder het activeren van de RCD (aardlek-
schakelaar)
Faseherkenning
1.5 Toegepaste normen
Meten EMC Veiligheid
EN 61557-1 EN 55022 Klasse B EN 61010-1
EN 61557-6 EN 61326-1 EN 61010-031
1.6 Milieu
De transportverpakking is van recyclebaar karton.
Batterijen/accu's moeten volgens de voorschriften worden verwij-
derd.
Het apparaat mag niet met het normale huisvuil worden
weggegooid. Meer informatie over het WEEE-kenmerk
vindt u op internet bij www.gossenmetrawatt.com met de
zoekterm WEEE.
2 Beschrijving van het instrument
2.1 Behuizing
Afb. 2.1 Bovenaanzicht
Voor het transport kan de flexibele meetpen dusdanig met een
magneet aan de behuizing worden vastgeklikt, dat beide metalen
pennen ingesloten en beschermd zijn.
Om de accu's in het instrument op te laden, moet de stekker van
de flexibele meetpen worden uitgetrokken en het schuifje naar
links worden bewogen, zodat de aansluiting voor de stekker van
de acculader vrij komt te liggen.
Afb. 2.2 Detailafbeelding van het batterijdeksel aan de achterkant
!
Vaste meetpen van het instrument
Ledlamp
OLED-display
Aansluiting voor flexibele meetpen
Aansluiting voor acculader
H
o
u
d
e
r
v
o
o
r
f
l
e
x
i
b
e
l
e
m
e
e
t
p
e
n
Kunststof-
Bedieningsvlak
behuizing
Schroeven van het batterijdeksel
Batterijdeksel
Typeplaatje
4 GMC-I Messtechnik GmbH
2.2 Bediening en OLED-display
1 Grafisch OLED-display
2 Toets START:
Inschakelen:
enige tijd ingedrukt houden tot het
display wordt verlicht
Meting starten:
enige tijd ingedrukt houden om de
meting te starten,
kort indrukken om de meting te
starten als er spanning op de meet-
pennen staat (m.u.v. Uc: wordt na
het aanbrengen van spanning direct
weergegeven),
Te meten plek bijlichten:
kort indrukken om de verlichting in-
of uit te schakelen.
Uitschakelen:
twee keer kort indrukken om het
instrument uit te schakelen.
3 Toets FUNC voor het kiezen van de
meetfuncties: Uc, TIME, I
4 Toets IΔN voor het kiezen van de
nominale verschilstroom
5 Toets TYPE:
Functie Uc:
voor het kiezen van het RCD-type
– Functie TIME:
voor het kiezen van de vorm en de
initiële polariteit van de verschilstroom en tevens van het RCD-type
– Functie I :
voor het kiezen van de vorm en de initiële polariteit van de verschilstroom
6 Toets xIΔN
– Functie Uc:
voor het kiezen van de contactspanningsgrens
– Functie TIME
: voor het kiezen van de multiplicator voor de verschilstroom
Afb. 2.3 Bedieningsvlak en OLED-display
Afb. 2.4 Voorbeeld van informatie die op het display wordt
weergegeven
De informatie op het display varieert afhankelijk van de gekozen
functie.
2.3 Ingebruikname
Na het plaatsen van de batterijen of accu's conform Hoofdstuk
5.1 op pagina 9 is het instrument klaar voor gebruik.
3 Meten
3.1 Instrument inschakelen/uitschakelen
Het instrument wordt ingeschakeld door de toets START enige tijd
ingedrukt te houden.
Druk twee keer kort op de toets START om het instrument uit te
schakelen. Let op: er mag hierbij geen spanning op de meetpen-
nen staan. Wanneer er geen toets wordt ingedrukt en er ook geen
spanning op de meetpennen staat, schakelt het instrument na
enkele seconden in de standbymodus (zwakkere verlichting). Het
instrument verlaat de standbymodus weer (d.w.z. terug naar
maximale verlichting), zodra er een toets wordt ingedrukt of er
spanning op de meetpennen wordt gezet. Het instrument scha-
kelt zichzelf uit wanneer het ca. 1 minuut niet actief is, d.w.z. wan-
neer er gedurende deze tijd geen toets wordt ingedrukt en ook
geen spanning op de meetpennen wordt gezet.
3.2 Instructies en grondbeginselen die voor alle metingen
gelden
Parameters instellen
De gewenste functies en parameters worden met de toetsen
FUNC, IΔN, TYPE en xIΔN gekozen. Zie Hoofdstuk 3.3. De meting
wordt gestart met de toets START. Alle ingestelde functies en para-
meters blijven net zolang geldig tot ze worden gewijzigd.
Stoorspanning
Als er een (stoor)spanning < 190 V of > 255 V op de meetpennen
aanwezig is, wordt dit in het display weergegeven. De toets START
is in dit geval geblokkeerd.
Defecte zekering
Wanneer er netspanning op de meetpennen staat en de zekering
defect of niet ingestoken is, dan wordt dit op het display weerge-
geven.
Afb. 3.3 Weergave van de defecte zekering
De zekering moet worden vervangen, zoals in Hoofdstuk 5.1.3
staat beschreven.
Opmerking
Wanneer er bij een goed werkende zekering een span-
ning tussen ca. 25 V ... 190 V aanwezig is, toont het
instrument eveneens het symbool „uitgevallen zekering“.
Controleer daarom vóór het vervangen van de zekering of
de spanning in het gemeten stroomcircuit niet < 190 V
bedraagt!
Voorwaarden voor de RCD-meting
Wanneer er op de meetpennen een spanning tussen
190 V ... 255 V staat, wordt op het display de effectieve
waarde weergegeven en kan met START de meting worden
gestart.
Afb. 3.4 Voorbeeld spanningsmeting
Telkens wanneer de toets START wordt ingedrukt, controleert
het instrument voor het meten van de RCD-parameters eerst
of de contactspanning Uc (Ucontact) niet hoger is dan de
ingestelde grenswaarde. Wanneer de grenswaarde wordt
overschreden, dan wordt dit weergegeven en wordt de
meting beëindigd.
3
1
2
4
5
6
Batterijweergave
Meet-
IΔN en
Temperatuurweergave
RCD-type
Neven-
Hoofd-
meetwaarde
functie Vorm IΔN
waarde
Multipli-
catoren
Afb. 3.1 Weergave van
(stoor)spanning
<190V
Afb. 3.2 Weergave van
(stoor)spanning
> 255 V
GMC-I Messtechnik GmbH 5
Activering tijdens het meten van de contactspanning
Wanneer na START de in Afb. 3.7 weergegeven informatie ver-
schijnt, dan is de RCD tijdens het meten van de contactspanning
aangesproken. Dit kan zijn veroorzaakt door een verkeerd inge-
stelde nominale stroom IΔN, door een defecte RCD of door reeds
aanwezige lekstroom via de RCD (aardlekschakelaar). Deze situa-
tie wordt net zolang weergegeven tot een van de functiekeuze-
toetsen wordt ingedrukt of het instrument weer op de netspan-
ning wordt aangesloten.
Afb. 3.7 Voorbeeld van de weergegeven activering tijdens het
meten van de contactspanning
Lage batterijspanning
Wanneer de batterijspanning te laag is (op het display is alleen het
rode veld van de batterijweergave zichtbaar), kan er met de toets
START geen meting worden gestart. Wordt er toch op START
gedrukt, dan verschijnt gedurende ca. 1 s het symbool van een
ontladen batterij. Daarna schakelt het instrument weer terug naar
de oorspronkelijke toestand. Vervang de batterijen door nieuwe of
laad de accu's weer op, zoals in Hoofdstuk 5.1 staat beschreven!
Temperatuuroverschrijding
Wanneer er na elkaar meermaals hogere waarden van IΔN wor-
den gemeten, geeft het rode veld de interne opwarming van het
instrument weer. Bij toenemende opwarming wordt het veld volle-
dig rood en breder. Bij overschrijding van de max. toelaatbare
temperatuur verschijnt het symbool STOP. Wanneer de toets START
wordt ingedrukt, licht gedurende ca. 1 s het symbool voor tempe-
ratuuroverschrijding op en kunnen er geen verdere metingen
meer worden uitgevoerd. Daarna schakelt het instrument terug
naar de toestand voordat START werd ingedrukt. Laat het meetin-
strument afkoelen. De afkoeling kan via de temperatuurweergave
worden gevolgd.
Meting uitvoeren
Zet de meetpennen nauwkeurig op het meetobject, voordat u met
de toets START de meting start. Controleer daarna of de weergave
van de netspanning stabiel is. Verwijder de meetpennen tijdens
de meting niet van het meetobject, anders kunnen er vertekende
meetwaarden ontstaan!
Invloeden op het meetresultaat
De via de PE lopende stroom heeft bijv. door aangesloten ver-
bruikers of capaciteiten tussen L en PE, een ongunstige
invloed op het meetresultaat of maakt meten zelfs onmogelijk
. Verwijder zulke gebruikers daarom voor de meting.
Meetresultaten kunnen door diverse factoren worden beïn-
vloed:
wanneer er in het gemeten stroomcircuit een lekstroom
loopt
wanneer er in een aardingssysteem stoorspanningen
optreden
wanneer het aardingssysteem door de aanwezigheid
van een ander aardingssysteem wordt beïnvloed
wanneer de netspanning niet constant is
Wanneer tegelijk met het meetresultaat het symbool
hiernaast oplicht, dan bevindt het meetresultaat van
deze functie zich binnen de vastgelegde grenswaar-
den.
3.3 Instelbare parameters
•De grenswaarde van de contactspanning Ucmax kan op 50 V of 25
V worden ingesteld. Het instellen gebeurt met de toets xIΔN,
wanneer de functie contactspanningsmeting Uc (via de toets
FUNC) is ingeschakeld.
•De nominale waarde van de verschilstroom kan met de toets IΔN
worden ingesteld op
10 mA, 30 mA, 100 mA, 300 mA, 500 mA.
Voor de multiplicator voor de verschilstroom kan met de toets
xIΔN worden gekozen uit de waarden ½, 1, 2, 5 (voor 10/30/
100 mA) en ½, 1 (voor 300 en 500 mA), mits de functie TIME
(via de toets FUNC) is ingeschakeld.
•Het type RCD (aardlekschakelaar): vorm en polariteit van de ver-
schilstroom worden met de toets TYPE ingesteld.
Zie voor verdere details de Technische specificaties Hoofdstuk 4.
Afb. 3.5 Contactspanning
>50V
Afb. 3.6 Contactspanning
>25V
Afb. 3.8 Batterijspanning te
laag
Afb. 3.9 Batterijtoestand na
het indrukken van
START
Afb. 3.10 STOP: weergave
hoge temperatuur
Afb. 3.11 Weergave hoge
temperatuur na het
indrukken van
START
Symbolen
op het
display
RCD-type
(vorm van de verschilstroom)
Initiële polariteit
van de verschilstroom
AC (Sinus)
positieve halve golf
negatieve halve golf
A (pulserend)
positieve halve golf
negatieve halve golf
Symbolen
op het
display
RCD-type RCD-type
AC of A
standaard
selectief
TEST
S
6 GMC-I Messtechnik GmbH
3.4 Meten van de afzonderlijke parameters van een RCD
3.4.1 Contactspanning Uc
De weergegeven contactspanning heeft betrekking op de nomi-
nale waarde van de verschilstroom. Om veiligheidsredenen wordt
ze met de volgende coëfficiënten vermenigvuldigd:
Kies met de toets FUNC de functie Uc.
Met de toets IΔN wordt de nominale waarde van de verschil-
stroom ingesteld.
Met de toets TYPE wordt het type RCD (aardlekschakelaar) in-
gesteld.
Met de toets xIΔN wordt de grenswaarde van de
contactspanning Uc ingesteld.
Afb. 3.12 Voorbeeld: instellingen voor het meten van de contact-
spanning
Sluit het instrument zoals hierna wordt uitgelegd achter de
RCD (aardlekschakelaar) aan tussen L en PE. Voorbeeld:
Afb. 3.13 Aansluitvoorbeeld
Druk na de stabilisatie van de spanningswaarde U
L-PE
kort op
de toets START om de meting te starten.
Na het voltooien van de meting wordt het resultaat als volgt weer-
gegeven:
Afb. 3.14 Resultaat van een meting van de contactspanning
RL … foutieve lusimpedantie; R
L
= Uc*/ IΔN, waarbij Uc* de daad-
werkelijk gemeten contactspanning is, dus zonder de veiligheids-
coëfficiënt in de tabel aan het begin van dit hoofdstuk.
Opmerking
De waarde van de foutieve lusimpedantie wordt op het
display weergegeven wanneer de verschilstroom als IΔN
30 mA is ingesteld.
Verwijder het meetinstrument van de te meten RCD.
3.4.2 Aanspreektijd TIME
De volgende tabel geeft de aanspreektijden conform de normen
EN 61008, EN 61009 en IEC 60364-4-41 weer:
* bij ½ I
ΔN
mag een RCD niet aanspreken
Stel met de toets FUNC de functie TIME in.
Met de toets IΔN wordt de nominale waarde van de verschil-
stroom ingesteld.
Met de toets TYPE wordt het type RCD (aardlekschakelaar) in-
gesteld.
Met de toets xIΔN wordt de multiplicator ingesteld.
Afb. 3.15 Voorbeeld: instellingen voor het meten van de aan-
spreektijd
Sluit het instrument achter de te meten RCD (aardlekschake-
laar) aan op L en PE, zoals in Afb. 3.13 is weergegeven.
Druk na de stabilisatie van de spanningswaarde U
L-PE
kort op
de toets START om de meting te starten.
Na het voltooien van de meting wordt het resultaat als volgt weer-
gegeven:
Uc (Ucontact) … hoogte van de contactspanning
Verwijder het meetinstrument van de te meten RCD.
Opmerking: selectieve RCD's hebben een tijdvertraging die het
noodzakelijk maakt, na elke meting een bepaalde tijd te wachten
tot de uitgangssituatie weer is bereikt. Daarom is er voor het
meten van selectieve RCD's een pauze van 30 s ingebouwd, die
op het display wordt weergegeven door een countdowntimer die
van 30 s tot 1 s aftelt:
R C D type C ontact voltage is
proportional to:
1,05× I
Δ
N
1,05× 2 × I
Δ
N
1,05×
× I
Δ
N
1,05× 2x
× I
Δ
N
½ I
ΔN
*I
ΔN
2 I
ΔN
5 I
ΔN
Opmerking
standaard
300 ms 150 ms 40 ms max. toelaatbare
afschakelstroom
selectief
500 ms 200 ms 150 ms
130 ms 60 ms 50 ms min. toelaatbare
afschakelstroom
Afb. 3.16 Resultaat van de
meting van de aan-
spreektijd
Afb. 3.17 Resultaat wanneer
de RCD niet is aan-
gesproken
GMC-I Messtechnik GmbH 7
Afb. 3.18 Voorbeeld: wachttijd bij het meten van selectieve
RCD's
3.4.3 Afschakelstroom I
Met de toets FUNC wordt de functie I ingesteld.
Met de toets IΔN wordt de verschilstroom ingesteld.
Met de toets TYPE wordt het type RCD (aardlekschakelaar)
ingesteld.
Afb. 3.19 Instellingen voor het meten van de afschakelstroom
Sluit het instrument achter de te meten RCD (aardlekschake-
laar) aan op L en PE, zoals in Afb. 3.13 is weergegeven.
Druk na de stabilisatie van de spanningswaarde U
L-PE
kort op
de toets START om de meting te starten.
Na het voltooien van de meting wordt het resultaat als volgt weer-
gegeven:
Uc (Ucontact) … hoogte van de contactspanning
Verwijder het meetinstrument van de te meten RCD.
3.5 Overige functies van het instrument
Faseherkenning
Wanneer rechtsonder op het display het symbool hier rechts
wordt weergegeven, en met de vaste meetpen een fase
wordt aangeraakt, verandert het symbool:
De andere meetpen mag nergens aangesloten zijn en ook niets
aanraken!
Opmerking
Pak het meetinstrument op de gebruikelijke wijze met de hand
vast!
De fasespanning moet 190 V bij 45 ... 65 Hz ten opzichte van
de aarde bedragen, anders is het weergegeven resultaat onbe-
trouwbaar.
Opvragen van de firmwareversie
Verwijder beide meetpennen van het meetobject/stroomcircuit en
schakel het meetinstrument uit voordat u de firmwareversie
opvraagt.
Schakel het meetinstrument in door de toets FUNC ingedrukt
te houden en tegelijkertijd gedurende enige tijd op de toets
START te drukken.
De firmwareversie verschijnt nu in het display.
Laat de toets FUNC los om naar het standaardmenu terug te
keren.
3.6 RESET-functies van het instrument
Wanneer het meetinstrument niet functioneert zoals in deze hand-
leiding beschreven, adviseren we om een RESET uit te voeren.
Schakel hiervoor het meetinstrument uit en zorg dat beide meet-
pennen niets aanraken. Mochten na het opnieuw inschakelen van
het instrument de functies niet correct zijn, verwijder dan de bat-
terijen zoals in Hoofdstuk 5.1 op pagina 9 staat beschreven,
wacht minstens 10 seconden en plaats de batterijen weer terug
(of vervang ze door nieuwe).
Wanneer het meetinstrument hierna nog steeds niet functioneert
zoals beschreven, verwijder dan de batterijen en neem contact op
met onze serviceafdeling. Zie Hoofdstuk 6.
Afb. 3.20 Resultaat van de
meting van de
afschakelstroom
Afb. 3.21 Voorbeeld: RCD is
niet aangesproken
Afb. 3.22 Fase niet belast Afb. 3.23 Fase belast
8 GMC-I Messtechnik GmbH
4 Technische specificaties
4.1 Meetfuncties
Aardlekschakelaar (RCD) – algemene gegevens
Nominale foutstroom 10, 30, 100, 300, 500 mA
Afwijking van de
nominale foutstroom (–0/+0,1)IΔ; IΔ= I
ΔN
, 2x I
ΔN
, 5x I
ΔN
Vorm van de
nominale foutstroom Sinus AC, pulserende gelijkstroom A
RCD-type standaard en selectief S
Initiële polariteit
van de foutstroom 0° of 180°
Spanningsbereik 190 V ... 255 V / 45 ... 65 Hz
Door het instrument gegenereerde foutstroom (echt effectieve
waarde @ 20 ms):
Contactspanning Uc en Uci
Nominaal bereik conform EN 61557-6 (3,0 ... 49,0) V voor grens-
waarde 25V voor contactspanning
Nominaal bereik conform EN 61557-6 (3,0 ... 99,0) V voor grens-
waarde 50V voor contactspanning
Foutlusimpedantie RL
Nominaal bereik conform EN 61557-3; 27 Ω ... 2000 Ω
Meetstroom: ½ I
ΔN
Het resultaat van de meting van de foutlusimpedantie wordt op
het display weergegeven wanneer de nominale foutstroom op
I
ΔN 30 mA is ingesteld.
Aanspreektijd TIME
Standaard aardlekschakelaar (bereik conform EN 61557-6):
Selectieve aardlekschakelaar (bereik conform EN 61557-6):
Afschakelstroom I
Bereik conform EN 61557-6
Wisselspanning (frequentiebereik 45 ... 65 Hz)
Legenda
a) Bij wisselende grootheden wordt de echte effectieve waarde
TRMS van de spanning gemeten.
b) De hier genoemde meetonzekerheden gelden alleen wanneer
de netspanning gedurende de meting stabiel was, het aar-
dingssysteem vrij van stoorspanningen was, er geen invloed
van nabijgelegen systemen was en wanneer er geen
lekstroom door het gemeten stroomcircuit stroomde.
c) v.d.m. van de meetwaarde, D = Digit (d.w.z. cijfer van het
decimaal cijfer met de kleinste positiewaarde)
4.2 Algemene gegevens
Referentieomstandigheden
Temperatuur (23 ± 2)°C
Relatieve
luchtvochtigheid 40 ... 60%
Positie van het
instrument willekeurig
Omgevingsomstandigheden
Arbeidsomstandigheden
Gebruikstemperatuur 0 ... 40°C
Relatieve
luchtvochtigheid max. 85%, condens moet worden uitge-
sloten
Positie van het
instrument willekeurig
Opbergomstandigheden
Temperatuur –10 ... +70°C
Relatieve
luchtvochtigheid max. 90% (–10 ... +40)°C
max. 80% (+40 ... +70)°C
Positie van het
instrument willekeurig
Stroomvoorziening
Batterijen/accu's 4 x AAA-knoopcellen (LR03) alkaline 1,5V
of NiMH 1,2V (met minstens 750 mAh)
Aantal metingen met accu's à 800 mAh:
ca. 3000 metingen
Elektrische veiligheid
Meetcategorie met opgezette meetpuntbescherming:
CAT I II 300 V
zonder meetpuntbescherming:
CAT I I 300 V
Verontreinigingsgraad 2
Beschermingsklasse II
Smeltveiligheid SIBA keramiek zekering
6,3 mm x 32 mm, F1 A/600V
Schakelvermogen 50 kA bij 600V
Mechanische opbouw
Display OLED, meerkleurig, grafisch
Beschermingsgraad IP43
Afmetingen ca. 260 x 70 x 40 mm
Gewicht ca. 0,36 kg met batterijen
½ I
ΔN
I
ΔN
2 x I
ΔN
5 x I
ΔN
I
IΔN
(mA)
AC A AC A AC A AC A AC A
10 5 3,5 10 20 20 40 50 100
✓✓
30 15 10,5 30 42 60 84 150 212 ✓✓
100 50 35 100 141 200 282 500 ✓✓
300 150 105 300 424 ✓✓
500 250 175 500
Meetbereik Resolutie Intrinsieke
onnauwkeurigheid
Meetonzekerheid
0,0 ... 9,9V
0,1V
(–0/+10%) v.d.m.+2D (–0/+10%) v.d.m.+3D
10,0 ... 99,9V (–0/+10%) v.d.m. (–0/+10%) v.d.m.+1D
Meetbereik Resolutie Intrinsieke
onnauwkeurigheid
Meetonzekerheid
0 ... 2000 Ω 1 Ω (5%v.d.m.+3D+0,05V/
IΔN) (5%v.d.m.+5D+0,05V/IΔN)
Meetbereik Resolutie Intrinsieke
onnauwkeurigheid
Meetonzekerheid
0 ... 300
ms
(½IΔN, IΔN)
1 ms ±3 ms ±4 ms
0 ... 150
ms
(2x IΔN)
0 ... 40
ms
(5x IΔN)
Meetbereik Resolutie Intrinsieke
onnauwkeurigheid
Meetonzekerheid
0 ... 500 ms
(½I
ΔN, IΔN)
1 ms ±3 ms ±4 ms
0 ... 200 ms
(2x I
ΔN)
0 ... 150 ms
(5x I
ΔN)
Meetbereik IΔ Resolutie Intrinsieke
onnauwkeurigheid
Meetonzekerheid
0,4 ... 1,1 I
ΔN
(Type AC)
0,1 mA ± 0,08 IΔN ±0,1 IΔN
0,4 ... 1,5 I
ΔN
(Type A)
Meetbereik Resolutie Intrinsieke
onnauwkeurigheid
Meetonzekerheid
190 ... 255V 0,1V
± (2% v.d.m. + 2D) ±(3% v.d.m. + 3D)
GMC-I Messtechnik GmbH 9
5 Onderhoud
5.1 Onderhoud van het instrument
Let op, gevaarlijke spanning!
Gevaarlijke spanning in het batterijcompartiment!
Voor het openen van het batterijcompartiment
Verwijder voor het openen van het batterijcompartiment de
meetpennen van het meetobject en schakel het instrument uit.
Gebruik het instrument alleen met gesloten batterijcompartiment
Zonder gesloten en vastgeschroefd batterijdeksel mag het
instrument niet in gebruik worden genomen.
Voor het meetinstrument kunnen alkalinebatterijen of NiCD/NiMH-
accu's worden gebruikt,
Afmeting 4 x AAA (LR03).
De toestand van de batterijen/accu's wordt voortdurend weerge-
geven. Zie Hoofdstuk 3.2.
Vervang de batterijen/accu's bij te weinig spanning.
Opmerking
Wij adviseren om de accu's of batterijen te verwijderen,
wanneer het instrument langere tijd niet wordt gebruikt
(bijv. tijdens vakantie). Het volledig ontladen of uitlopen
van batterijen waardoor het instrument onder ongunstige
omstandigheden kan worden beschadigd, wordt hier-
door voorkomen.
5.1.1 Batterijen/accu's vervangen
Draai de 2 schroeven van het batterijdeksel los (zie achterkant van
het instrument) en verwijder het deksel. Plaats de batterijen in het
compartiment. Let hierbij op de juiste polariteit (zie informatie op
de bodem van het batterijcompartiment).
Afb. 5 Juiste polariteit van de knoopcellen
Vervang altijd alle vier de batterijen en gebruik bij voorkeur hoog-
waardige types. Plaats het deksel daarna weer op het comparti-
ment en draai de schroeven weer vast.
5.1.2 Accu's opladen
Let op!
!
Gebruik alleen de als toebehoren leverbare acculader
(Z507A) voor het opladen van de accu's in het meetin-
strument.
Zorg er vóór het bevestigen van de acculader aan het meetin-
strument voor dat:
– de accu's met de polen in de juiste richting zijn
geplaatst.
– het meetinstrument met alle polen van het te meten
circuit is gescheiden.
– het meetinstrument tijdens het opladen uitgeschakeld
blijft.
De accu's worden opgeladen zodra de acculader op het elektrici-
teitsnet en aan het meetinstrument wordt aangesloten (zie Afb.
2.1). Bij volledig ontladen accu's duurt het laden max. 5 uur en
30 minuten (geïntegreerde veiligheidstimer).
Veiligheidsinstructies
Laad geen alkalinebatterijen op. Deze kunnen uitlopen, ont-
ploffen etc., waardoor de acculader ernstig beschadigd of
vernietigd kan worden.
Bij accu's die voor de eerste keer worden opgeladen of die
lange tijd (enkele maanden) niet werden gebruikt, kan de
gebruiksduur na het opladen aanzienlijk korter zijn dan gebrui-
kelijk. Herhaal in dit geval het op- en ontladen een aantal
keren.
Bij autarke, intelligente acculaders worden dergelijke laad-ont-
laad-cycli automatisch uitgevoerd. Zie hiervoor de handleiding
van de acculader. Met deze procedure wordt de capaciteit
van de accu's weer vergroot en daarmee de gebruiksduur
verlengd.
Indien er geen verbetering optreedt, dan kan het zijn dat een
of meer accu's niet meer over de oorspronkelijke eigenschap-
pen beschikken. In dat geval dient de verbruikte accu bijvoor-
beeld met behulp van een spanningsmeting geïdentificeerd en
vervangen te worden.
Na lang en regelmatig gebruik wordt de capaciteit van alle
accu's langzaam kleiner. Wanneer dit wordt vastgesteld, die-
nen alle accu's te worden vervangen.
5.1.3 Zekering vervangen
Let op!
!
Vervang de zekering alleen door een zekering van het
voorgeschreven type. Zie Technische specificaties.
Het gebruik van andere zekeringen dan die van het voor-
geschreven type kan tot beschadiging van het meetin-
strument of zelfs tot gevaar voor de gebruiker leiden.
De zekering bevindt zich in het batterijcompartiment.
Draai de 2 schroeven van het batterijdeksel los en verwijder
het deksel. Haal de defecte zekering uit de houder en vervang
deze door een nieuwe. Sluit het deksel weer en draai de
schroeven weer vast. Controleer of het instrument functio-
neert!
5.2 Reiniging
Gebruik een zachte doek en zeepwater voor het reinigen van het
instrument. Gebruik het instrument pas weer wanneer het opper-
vlak helemaal droog is.
Let op!
!
Gebruik geen reinigingsmiddel op basis van benzine of
alcohol! Voorkom dat er vloeistof in het instrument bin-
nendringt!
Opgesteld in Duitsland • Wijzigingen voorbehouden • Een pdf-versie is beschikbaar op het internet
GMC-I Messtechnik GmbH
Südwestpark 15
90449 Nürnberg •
Duitsland
Telefoon +49 911 8602-111
Fax +49 911 8602-777
e-mail info@gossenmetrawatt.com
www.gossenmetrawatt.com
5.3 Herkalibratie
De aard van de metingen en de manier waarop uw meetinstru-
ment wordt gebruikt, zijn van invloed op de levensduur van de
onderdelen van het instrument en kunnen tot afwijkingen van de
gegarandeerde nauwkeurigheid leiden.
Bij strenge eisen aan de meetnauwkeurigheid en bij gebruik op
bouwplaatsen waar het instrument vaak getransporteerd wordt
en bloot staat aan sterke temperatuurschommelingen, adviseren
wij een betrekkelijk korte kalibratietermijn van 1 jaar. Wanneer uw
meetinstrument voornamelijk in laboratoria en in binnenruimten
wordt gebruikt zonder sterke klimatologische of mechanische
belastingen, dan is een kalibratietermijn van 2 tot 3 jaar door-
gaans voldoende.
Bij herkalibratie* in een geaccrediteerd kalibratielaboratorium
(DIN EN ISO/IEC 17025) worden de afwijkingen van uw meetin-
strument ten opzichte van herleidbare standaards gemeten en
gedocumenteerd. De vastgestelde afwijkingen kunnen daarna
worden gebruikt om de afgelezen waarden te corrigeren.
Graag voeren wij in ons kalibratielaboratorium DAkkS- of fabrieks-
kalibraties voor u uit. Kijk voor meer informatie over dit onderwerp
op onze website onder:
www.gossenmetrawatt.com ( COMPANY Quality and Certif-
icates DAkkS-Calibration Center).
Door uw instrumenten regelmatig te laten kalibreren, voldoet u
aan de eisen van een kwaliteitsmanagementsysteem conform
DIN EN ISO 9001.
* Kalibreren omvat niet het controleren van de specificaties of het justeren van het
instrument. Bij onze producten voeren we echter vaak een vereiste justering uit en
bevestigen we dat het meetinstrument binnen de specificaties valt.
6 Reparatie- en reserveonderdelenservice
Kalibratiecentrum en apparatenverhuurservice
Desgewenst kunt u contact opnemen met:
GMC-I Service GmbH
Service-Center
Beuthener Straße 41
90471 Nürnberg • Duitsland
Telefoon +49 911 817718-0
Fax +49 911 817718-253
www.gmci-service.com
Dit adres geldt alleen voor Duitsland.
In het buitenland kunt u contact opnemen met onze vertegen-
woordigers of vestigingen.
7 Productsupport
Desgewenst kunt u contact opnemen met:
GMC-I Messtechnik GmbH
Hotline Productsupport
Telefoon +49 911 8602-0
Fax +49 911 8602-709
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10

Gossen MetraWatt METRALINE RCD-CHECK Handleiding

Type
Handleiding