Gossen MetraWatt PROFITEST 0100S-II+ de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

PROFiTEST
®
0100S-II
Testinstrument DIN VDE 0100
3-348-889-05
2/8.08
Gebruiksaanwijzing
2 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
1
2
3
4
22
21
56789101112 1314
16
17181920
15
35
36
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 3
1 LCD Display
2 drukknop I
ΔN
/ i
3 drukknop START
4 drukknop MENU
5 LED PE
6 LED NETZ/MAINS
7LED U
L
/R
L
8LED Fi/RCCB
9 meetbereikschakelaar
10 draagriem
11 houder voor teststeker
12 meetadapter (2-polig)
13 stekermoduul (landgebonden)
14 teststeker
(met draaivergrendeling)
15 krokodillenbek (opsteekbaar)
16 testpennen
17 drukknop START
18 drukknop I
ΔN
/ i
19 contactvlakken
20 sonde aansluiting
21 bevestigingsogen
22 scharnier
23 reserve zekeringen
24 zekeringen
25 stelbeugel
26 typeplaatje
27 batterijhouder
28 batterijvakdeksel
29 korte aanduiding
meetwaarde 1
30 korte aanduiding
voor gekozen subfunctie
31 drie cijferige meetwaarde 1
met aanduiding meetgrootheid
32 drie cijferige meetwaarde 2
met aanduiding meetgrootheid
33 korte aanduiding voor gekozen
subfunctie; meldingen en tips
34 korte aanduiding meetwaarde 2
35 oplaadaansluiting / aansluiting
stroomtang
36 infrarood interface
24
23
25
26
27
28
17
18
2
3
4
34 33
Meetwaarden opslag in de
29 30 3132
printer-geheugen unit is actief
9
4 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Inhoud Bladzijde Inhoud Bladzijde
1 Gebruik .........................................................................................6
2 Veiligheidskenmerken en voorzorgsmaatregelen ........................7
3 Inbedrijfname ...............................................................................7
3.1 Batterijen plaatsen c.q. omwisselen .................................................7
3.2 Taal kiezen
Basis- of subfuncties instellen .........................................................8
3.3 Batterij- c.q. accutest ......................................................................9
3.4 Accu´s laden ...................................................................................9
4 Beknopte gebruiksaanwijzing
voor een snelle ingebruikname ..................................................10
5 Algemene aanwijzingen .............................................................12
5.1 Instrument aansluiten ....................................................................12
5.2 Automatische instelling, bewaking en uitschakeling .........................12
5.3 Meetwaardeweergave en meetwaardeopslag ..................................13
5.4 Wandcontactdozen met randaarde
op een correcte aansluiting controleren ..........................................13
5.5 Hulpfunctie ...................................................................................14
6 Meten van wisselspanning en frequentie ...................................15
6.1 Spanning tussen fase en nul (U
L-N
) .................................................15
6.2 Spanning tussen L en PE, N en PE alsmede L en N .........................15
6.3 Spanning tussen sonde en PE (U
S-PE
) .............................................16
6.4 Stroommeting d.m.v. stroomtang ...................................................17
7 Testen van aardlekschakelaars ..................................................18
7.1 Meten van de aanraakspanning (gerelateerd aan de
nominale foutstroom) met
1
/
3
van de nominale foutstroom
en uitschakeltest met nominale foutstroom .....................................18
7.2 Speciale tests van installaties resp. aardlekschakelaars ...................21
7.2.1 Testen van installaties resp. aardlekschakelaars
met oplopende foutstroom ..........................................................21
7.2.2 Testen van aardlekschakelaars met 5 IΔ
N
(10 mA en 30 mA) ....22
7.2.3 Testen van aardlekschakelaars,
die voor pulserende foutstroom geschikt zijn ................................23
7.3 Testen van speciale aardlekschakelaars .........................................23
7.3.1 Meten in installaties met selectieve aardlekschakelaars ................23
7.3.2 PRCD´s met niet lineaire elementen .............................................25
7.3.3 SRCD, PRCD (SCHUKOMAT, SIDOS e.d.) .....................................26
7.3.4 Aardlekschakelaars type G ..........................................................27
7.4 Testen met in te stellen foutstroom ................................................28
7.5 Testen van aardlekschakelaars in IT-netten ....................................28
8 Testen van overbelastingsbeveiligingen,
Meten van de aardcircuitweerstand R
schl
en het berekenen van de kortsluitstroom (Z
Schl
en I
K
) ...............30
8.1 Meten met een positieve of negatieve halve periode ........................31
8.2 Beoordelen van de meetwaarden ...................................................32
8.3 Testen van kWh-meter met 2-polige adapter ..................................32
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 5
Inhoud Bladzijde Inhoud Bladzijde
9 Meten van de inwendige weerstand van het net (Z
I
) ................. 34
9.1 Testen van kWh-meter met steker ................................................. 35
10 Meten van de aardingsweerstand (R
E
) ....................................... 36
10.1 Meten met sonde ......................................................................... 37
10.1.1 Automatische keuze van het meetbereik ...................................... 37
10.1.2 Handmatige keuze van het meetbereik ........................................ 37
10.2 Meten zonder sonde ..................................................................... 38
10.3 Beoordelen van de meetwaarden ................................................... 38
10.4 Meten van de foutspanning (U
E
) ..................................................... 39
11 Meten van de isolatieweerstand van bodem en wanden
(isolatieweerstand Z
ST
) .............................................................. 40
12 Meten van de isolatieweerstand (R
ISO
) ...................................... 42
12.1 Meten van de vloergeleidingsweerstand (R
E(ISO)
) ............................. 43
12.2 Beoordelen van de meetwaarden ................................................... 44
12.3 Instellen grenswaarde ................................................................... 44
13 Meten van laagohmige weerstanden R
lo
(aardings- en vereffeningsleidingen) tot 100 Ω ....................... 45
13.1 Meten van laagohmige weerstanden (R
LO
) ..................................... 45
13.2 Meten van laagohmige weerstanden
d.m.v. verlengkabels tot 10 Ω (ΔR
LO
) ............................................ 47
13.3 Berekenen van lengtes van koperen leidingen ................................ 47
13.4 Instellen grenswaarde ................................................................... 48
14 Vaststellen van de draaiveldrichting .......................................... 49
15 Bedienings- en displayfuncties .................................................. 50
16 Technische specificaties .......................................................... 54
16.1 LED functies ............................................................................... 58
17 Onderhoud ................................................................................. 59
17.1 Zelftestprocedure ......................................................................... 59
17.2 Batterijen ..................................................................................... 61
17.3 Smeltveiligheden .......................................................................... 61
17.4 Behuizing ..................................................................................... 61
18 Bijlagen ...................................................................................... 62
18.1 Tabel 1 ........................................................................................ 62
18.2 Tabel 2 ........................................................................................ 62
18.3 Tabel 3 ....................................................................................... 63
18.4 Tabel 4 ....................................................................................... 63
18.5 Tabel 5 ....................................................................................... 63
18.6 Tabel 6 ........................................................................................ 64
18.7 Lijst beknopte aanduidingen ......................................................... 65
19 Reparatie, kalibratie en onderdelen ........................................... 66
6 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
1Gebruik
Met het meet- en testinstrument PROFiTEST
®
0100S-II
kunt u snel en rationeel veiligheidsvoorschriften volgens DIN VDE
0100 (Duitsland), SEV 3569 (Zwitserland), speciale voorschriften
uit andere landen testen en metingen in het kader van de NEN
1010 en NEN 3140 uitvoeren.
Het instrument is voorzien van een microprocessor en voldoet
aan de bepalingen IEC 61557/EN 61 557 / VDE 0413.
Deel 1: Algemene eisen
Deel 2: Isolatieweerstandmeters
Deel 3: Aardcircuitweerstandmeters
Deel 4: Weerstandmeters
Deel 5: Aardverspreidingsweerstandmeters
Deel 6: Instrumenten om de werking van aardlekschakelaars en
overspanningsbeveiligingen (RCD) in TN en TT netten vast
te stellen
Deel 7: Draaiveldrichtingaanwijzers
Het is bijzonder geschikt bij:
het opbouwen van
het in bedrijf stellen van
herhalingstests
het zoeken van fouten in elektrische installaties
Alle in het gereedmeldingsrapport gevraagde waarden kunnen
met dit instrument worden gemeten.
Een als optie leverbare printer (PSI) met geheugen en een geïnte-
greerde interface vergroten het toepassingsgebied van de
PROFiTEST
®
0100S-II.
De meetgegevens kunnen direct of via een PC geprotokolleerd
worden. Dit is m.b.t. produktverantwoordelijkheid bijzonder
belangrijk.
De PROFiTEST
®
0100S-II kan gebruikt worden in alle wissel- en
draaistroomnetten tot 230/400 V (300/500 V) nominale spanning
en 16
2
/
3
/ 50 / 60 / 200 / 400 Hz nominale frequentie.
Met de PROFiTEST
®
0100S-II kunt u het volgende testen en
meten:
•Spanning
•Frequentie
Draaiveldrichting
Aardcircuitweerstand
Netweerstand
Aardlekschakelaars
Aardingsweerstand
Aardelektrodespanning
Bodem/wand isolatie
Isolatieweerstand
Aardlekweerstand
Laagohmige weerstand (weerstand vereffeningsleiding)
Lekstroom met stroomtang
Start van kWh-meters
Lengtes van leidingen
Verleende keurmerken
K
EMA
EUR
aangevraagd aangevraagd
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 7
2 Veiligheidskenmerken en voorzorgsmaatregelen
Het elektronische meet- en testinstrument PROFiTEST
®
0100S-II
is overeenkomstig de voorschriften IEC 61010-1/EN 61010-1/
VDE 0411-1 gefabriceerd en getest.
Bij correct gebruik is de veiligheid van gebruiker en instrument
gewaarborgd.
Lees de gebruiksaanwijzing voor ingebruikname van het instru-
ment zorgvuldig en in zijn geheel door. Volg deze altijd op alle
punten op. Houd de teststeker en sondes vast als u deze b.v. in
een bus steekt.
Het meet- en testinstrument mag niet gebruikt worden wanneer:
het batterijvakdeksel verwijderd is.
het zichtbaar beschadigd is.
de aansluitsnoeren of meetadapters beschadigd zijn.
het niet meer correct functioneert.
het ondeugdelijk is vervoerd.
het een lange tijd onder ongunstige omstandigheden
is opgeslagen.(vochtigheid, stof, temperatuur)
Betekenis der symbolen op het instrument
Gevaar
(Documentatie raadplegen)
Instrument van de isolatieklasse II
Laadbus 9V DC voor accu´s
3 Inbedrijfname
3.1 Batterijen plaatsen c.q. omwisselen
Let op!
Voordat het batterijvak wordt geopend moet het instru-
ment met alle aansluitingen van de meetkring (net) ont-
koppeld worden!
De PROFiTEST
®
0100S-II werkt op zes stuks, normaal in de han-
del verkrijgbare, 1,5 V pen-lite batterijen volgens IEC LR 6.
Er mogen alleen alkaline batterijen volgens IEC LR 6 gebruikt wor-
den. Zink-kool batterijen worden vanwege de korte levensduur
afgeraden.
Tip
Oplaadbare NiCd cellen mogen ook gebruikt worden.
Om op te laden zie hfdst. 17.2 blz 61.
Wissel altijd een complete set batterijen tegelijk uit. Zorg voor een
milieuvriendelijke verwerking van de lege set.
Draai op de achterzijde de schroef van het batterijvakdeksel
(28) los en verwijder deze.
Trek m.b.v. de band de batterijhouder (27) eruit en plaats
6 pen-lite batterijen volgens de met symbolen aangegeven
stroomrichting erin.
Schuif de batterijhouder (27) weer in het batterijvak
(de band moet onder de batterijhouder liggen.)
Plaats het deksel weer terug en schroef deze vast.
Let op!
!
Het instrument mag niet gebruikt worden als het
batterijvakdeksel niet is vastgeschroefd.
!
+
!
8 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
3.2 Taal kiezen
Basis- of subfuncties instellen
MENU
START
MENU
Door op de drukknop
MENU (4) te drukken
kunt u een van de talen
uitkiezen.
START
MENU
Door op de drukknop MENU (4) te drukken kunt u kiezen of na
het inschakelen van het instrument de basisfuncties, of de laatst
ingestelde functie opgeroepen wordt, zodat direct met de meting
kan worden begonnen.
Tip
De basisfunctie wordt automatisch gekozen, als de meet-
bereikschakelaar (9) bediend wordt. Als het instrument de
zelftestprocedure doorloopt moet deze eerst beëindigd
worden alvorens met meten begonnen kan worden.
Verlichting display
Ten einde de levensduur van de batterijen te verlengen kunt u de
verlichting door het drukken van de knop menu (4) uitschakelen.
START
MENU
Ingestelde bedrijfsduur
U kunt via de drukknop MENU (4) de tijd kiezen, waarna het tes-
tinstrument automatisch uitschakelt.
START
MENU
Dit is van invloed op de levensduur van de batterijen.
U
L-N
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 9
3.3 Batterij- c.q. accutest
MENU
START
Tip
De batterij- c.q. accutest moet belast plaatsvinden.
Daarom zullen de LED’s NETZ/MAINS, U
L
/R
L
en
Fi/RCCB kortstondig branden als de knop START
(3 of 18) wordt bediend.
Indien de batterijspanning
onder de toelaatbare
waarde is gezakt verschijnt
er bv.:
Bij zeer sterk ontladen
batterijen werkt het instru-
ment niet meer.
Er verschijnt derhalve dan
ook geen aanwijzing meer.
3.4 Accu´s laden
Let op!
Gebruik om de accu´s te laden alleen de netadapter
Z501D met 9 V DC laadspanning.
De netadapter mag alleen worden aangesloten als:
– accu´s en geen batterijen zijn aangebracht
– het instrument compleet van het net verwijderd is
Sluit de netadapter Z501D op de 3,5 mm laadbus aan de rechter
zijkant van de behuizing aan.
Start de laadprocedure zoals de batterijtest functie. Het testin-
strument herkent dat een laadadapter is aangesloten en begint
met de laadprocedure.
Ontladen accu´s (display < 6 V) hebben ca. 4 uur nodig om op te
laden. Bij zeer sterk ontladen accu´s functioneert het instrument
niet meer. Laat de netadapter Z501D 30 minuten aangesloten en
herhaal de procedure als voorheen omschreven.
U
L-N
10 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
4 Beknopte gebruiksaanwijzing
voor een snelle ingebruikname
Meten en testen met de PROFiTEST‚0100S-II gaat snel en
eenvoudig.
In het algemeen zal de geïntegreerde helpfunctie resp. de
beknopte gebruiksaanwijzing voldoende zijn voor het grootste
deel van de metingen. Toch dient men de informatie, die op dit
hoofdstuk volgt, te lezen en op te volgen.
Begrippen:
Basisfunctie met de meetbereikschakelaar (9) gekozen
instelling. De basisfunctie staat in het menu op
de bovenste plaats. Deze wordt na het bedie-
nen van de meetbereikschakelaar (9) automa-
tisch aangewezen.
Subfunctie functies die in het menu onder de basisfunctie
staan. Deze kunnen met de gele drukknop
MENU (4) gekozen worden. De keuze wordt
met een pijl gemarkeerd.
Bij alle metingen kunt u als volgt te werk gaan:
Basisfunctie met de meetbereikschakelaar (9) instellen
Draai de meetbereikschakelaar (9) in de gewenste positie.
Testinstrument aansluiten
Steek de teststeker (met draaivergrendeling) (14) met de opge-
stoken stekermoduul (landgebonden) (13) in de wandcontact-
doos of sluit het instrument met de meetadapter (2-polig) (12)
direct aan.
In de functies R
LO
en R
ISO
is gebruik van de meetadapter (2-polig)
(12) altijd noodzakelijk.
Na het kiezen van de basis- of subfunctie, overeenkomstig de vol-
gende omschrijving, kan men door de knop I
ΔN
/ i (2 of 18) te
bedienen het daarbij behorende aansluitschema op het LCD Dis-
play (1) laten verschijnen.
Basis- of subfuncties met de drukknop MENU (4) kiezen
Zodra de drukknop MENU (4) wordt bediend, schakelt het instru-
ment in. Er verschijnt een menu met de basisfunctie en de daarbij
behorende subfuncties.
U
L-N
U
L-PE
I
ΔN
10 mA
I
ΔN
30 mA
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 11
Druk zo vaak op de drukknop MENU (4) totdat de pijl naar de
gewenste functie wijst.
Voor elke gekozen functie kan men met de knop I
ΔN
/ i (2 of 18)
hulp oproepen.
Het kiezen van een functie is niet noodzakelijk wanneer de basis-
functie resp. subfunctie, zoals voorheen omschreven, vast is inge-
steld.
Meting starten met de knop START (3 of 17)
en het meetresultaat aflezen
Bij de uitschakeltest van de aardlekschakelaar moet binnen de
ingestelde bedrijfsduur (zolang het instrument nog niet auto-
matisch is uitgeschakeld) de knop I
ΔN
(2 of 18) ingedrukt wor-
den.
I
ΔN
100 mA
I
ΔN
300 mA
I
ΔN
500 mA
Z
Schl
Z
I
R
E
R
ISO
R
LO
12 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
5 Algemene aanwijzingen
5.1 Instrument aansluiten
In installaties met geaarde wandcontactdozen wordt het instru-
ment aangesloten d.m.v. de teststeker (met draaivergrendeling)
(14) waarop de stekermoduul (landgebonden) (13) is bevestigd.
De spanning tussen fase L en aardleiding PE mag max. 253 V
bedragen!
Daarbij hoeft niet op de polariteit te worden gelet. Het instrument
stelt vast welke ader de fase L en welke de nul N is en poolt,
indien noodzakelijk, automatisch om.
Uitzonderingen daarop zijn:
Spanningsmetingen in de schakelaarpositie U
l-pe
Isolatieweerstandmeting
Laagohmige weerstandmeting
Draaiveldrichtingmeting
Op de stekermoduul (landgebonden) (13) is aangegeven op welke
pool de fase L en de nul N moeten worden aangesloten.
Indien aan draaistroom-wandcontactdozen, in verdeelinrichtingen
of aan permanente aansluitingen gemeten wordt, moet de
meetadapter (2-polig) (12) aan de teststeker (met draaivergrende-
ling) (14) bevestigd worden (zie tab. 16.1). De aansluiting wordt
tot stand gebracht door de ene testpen aan de PE of N en de
andere aan de L aan te sluiten.
Bij draaiveldrichtingmeting moet de tweepolige meetadapter met
behulp van de bijgeleverde meetleiding tot een driepolige uitge-
breid worden. In de posities Ul-n en Zi van de meetbereikschake-
laar (9) zijn metingen met de meetadapter (2-polig) (12) niet
mogelijk. Deze metingen kunnen in de stand U
L-PE
en Z
Schl
uitge-
voerd worden.
Aanraakspanning (bij de aardlekschakelaartest) en aardingsweer-
stand kunnen, aardingsspanning, vloer-isolatieweerstand, sonde-
spanning en aardlekschakelaartest in IT-netten moeten met een
sonde gemeten worden. De sonde wordt aan de bus voor sonde
aansluiting (20) met een banaansteker van 4 mm aangesloten.
5.2 Automatische instelling, bewaking en uitschakeling
De PROFiTEST‚0100S-II stelt automatisch alle parameters, die
door het instrument zelfstandig vastgesteld kunnen worden, in.
De spanning en frequentie van het aangesloten net worden
gemeten. Liggen deze waarden binnen de nom. spanning en
nom. frequentiegrenzen, dan worden de waarden onder in het
LCD Display (1) weergegeven. Vallen ze erbuiten, dan worden U
N
en f
N
als actuele meetwaarden van de spanning U en de frequen-
tie f weergegeven.
Netschommelingen beïnvloeden het meetresultaat niet.
De aanraakspanning, die door een teststroom wordt gegene-
reerd, wordt bij elke meting bewaakt. Wordt de grenswaarde van
> 25 V resp. > 50 V overschreden, dan wordt de meting direct
afgebroken. De rode LED U
L
/R
L
(7) gaat branden.
Het instrument werkt niet resp. de meting wordt afgebroken als
de batterijspanning onder de gestelde grenswaarde komt.
De meting wordt automatisch afgebroken resp. het meetverloop
wordt geblokkeerd (behalve bij spannings-meetbereik en draai-
veldrichtingmeting):
bij ontoelaatbare netspanning (< 60 V, > 253 V / > 330 V /
> 440 V resp. > 550 V) bij metingen waarbij netspanning
noodzakelijk is
indien er bij isolatieweerstandmeting of laagohmige weer-
standmeting een vreemde spanning aanwezig is
als de temperatuur van het instrument te hoog is.
Een te hoge temperatuur treedt in de regel alleen op wanneer
er ca. 500 metingen met een interval van 5 sec. met de meet-
bereikschakelaar (9) in de stand Z
Schl
of Z
I
, doorgevoerd wor-
den.
Bij een poging een meting uit te voeren als de temperatuur te
hoog is opgelopen volgt hiervan een melding in het LCD Dis-
play (1).
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 13
Het instrument blijft tot het einde van een (automatische) meting
ingeschakeld en schakelt na afloop van de ingegeven uitschakel-
tijd (zie hfdst. 3.2) automatisch uit. De duur wordt weer met de in
de set-up ingestelde tijd verlengd, zodra een knop of de meetbe-
reikschakelaar (9) bediend wordt.
Tijdens de meting met oplopende foutstroom in installaties met
selectieve aardlekschakelaars, blijft het testinstrument ca.
75 sec., plus de ingegeven tijd, ingeschakeld.
Het instrument schakelt steeds automatisch uit.
5.3 Meetwaardeweergave en meetwaardeopslag
In het LCD Display (1) wordt aangegeven:
meetwaarden met beknopte aanduiding en grootheid.
de gekozen functie
de nominale spanning
de nominale frequentie
foutmeldingen
Bij automatisch verlopende metingen worden de meetwaarden,
tot een volgende meting gestart wordt of tot het instrument auto-
matisch afschakelt, opgeslagen en als digitale waarden weerge-
geven. Als een meetbereik wordt overschreden, wordt aan de
meetwaarde het teken ">" (groter dan) toegevoegd. Op deze
manier wordt een overflow aangeduid.
5.4 Wandcontactdozen met randaarde
op een correcte aansluiting controleren
Het laatste dat gecontroleerd moet worden voordat met het tes-
ten van de veiligheidsvoorschriften kan worden begonnen, is de
correcte aansluiting van de geaarde wandcontactdoos.
Het instrument toont een niet correcte aansluiting als volgt aan:
Ontoelaatbare netspanning (< 60 V of > 253 V):
De LED NETZ/MAINS (6) knippert rood en de meting is
geblokkeerd.
Aardcontact niet aangesloten of het potentiaal van het contact
t.o.v. aarde 100 V bij f > 45 Hz: Bij het aanraken van de con-
tactvlakken (19) gaat de rode LED PE (5) branden.
De meting wordt door de oplichtende LED niet geblokkeerd.
De LED zal niet oplichten c.q. is buiten bedrijf als de meetbe-
reikschakelaar (9) bij ingeschakeld instrument in de positie
U
L-N
of Z
I
staat (zie LED functies, blz. 58).
Tip
In de schakelaarpositie U
L-N
en Z
I
kan bij uitgeschakeld
instrument de rode PE-LED oplichten als de contactvlak-
ken (19) worden aangeraakt en de met N aangegeven
aansluiting van de stekermoduul met de fase van de
wandcontactdoos is verbonden.
Nulleider N niet aangesloten:
de LED NETZ/MAINS (6) knippert groen
(zie LED functies, blz. 58).
Een van beide aardcontacten niet aangesloten:
Dit wordt in de functies FI, Z
I
, Z
Schl
en R
E
automatisch
getest. Bij een slechte overgangsweerstand van een van de
contacten wordt, afhankelijk van de polariteit van de steker:
Slechts ongeveer de helft van de te verwachten netspanning
aangetoond.
Een "STOP-teken" met de waarschuwing "aardingsweer-
stand te hoog of zekering defect" getoond.
Let op!
!
Het verwisselen van N en PE in een installatie zonder
aardlekschakelaar wordt niet herkend noch gesigna-
leerd. In een net met aardlekschakelaar schakelt deze bij
een Z
I
meting uit, als N en PE verwisseld zijn.
14 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
5.5 Hulpfunctie
Voor iedere basis- en subfunctie kunt u, na keuze in het betref-
fende menu, de bijbehorende afbeelding met hulptekst op het
LCD Display (1) oproepen.
Druk voor oproep van de afbeelding de knop I
ΔN
/i
(2 of 18) één maal en druk diverse malen om tussen
afbeelding en hulptekst te wisselen.
Druk om de hulpfunctie te verlaten de drukknop MENU
(4).
I
ΔN
MENU
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 15
6 Meten van wisselspanning en frequentie
6.1 Spanning tussen fase en nul (U
L-N
)
Aansluitschema
MENU
START
Tip
In de functie U
L-N
kan niet met de meetadapter (2-polig)
(12) gemeten worden!
6.2 Spanning tussen L en PE, N en PE alsmede L en N
Aansluitschema
MENU
START
U
L-N
U
L-PE
16 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
I
ΔN
Door de knop I
ΔN
/ i in te drukken worden de spaningen nul-aarde
en fase-nul zichtbaar gemaakt. Door op de knop START te druk-
ken krijgt u weer de voorafgaande afbeelding met spanning fase-
aarde en frequentie terug.
6.3 Spanning tussen sonde en PE (U
S-PE
)
Aansluitschema
MENU
START
U
L-PE
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 17
6.4 Stroommeting d.m.v. stroomtang
Voor-, lek- en vereffeningsstromen kunt u d.m.v. de stroomtang
Z501G, die u via de laadbus aansluit, meten.
Let op!
!
Gevaar door hoge spanningen!
Gebruik uitsluitend de hierboven aangegeven stroom-
tang. Andere stroomtangen zijn evt. aan de secundaire
kant niet door een shuntweerstand belast. Gevaarlijk
hoge spanningen kunnen in dit geval de gebruiker en het
testinstrument in gevaar brengen.
De max. toegestane bedrijfsspanning is de nominale spanning
van de stroomtang.
Let op!
!
Sluit nooit een andere dan een door GMC-I Gossen-
Metrawatt GmbH aanbevolen en vrijgegeven stroomtang
aan! Gebruiker en testinstrument kunnen hierdoor in
gevaar raken c.q. beschadigd worden.
Bij aangesloten stroomtang of netadapter zijn alle andere test-
functies van het testinstrument geblokkeerd. Probeert u het des-
alniettemin dan verschijnt de tekst „Adapter verwijderen“. Er vindt
geen test plaats. Na verwijderen van de stroomtang of netadapter
verdwijnt deze melding bij functies in continubedrijf (b.v. span-
ningsmeting) automatisch. Bij andere functies verdwijnt de mel-
ding zodra een nieuwe meting gestart wordt of van functie gewis-
seld wordt.
Is in de functie I
L
geen stroomtang aangesloten, dan verschijnt de
melding „Stroomtang gebruiken“.
Aansluitschema
MENU
START
U
L-PE
18 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
7 Testen van aardlekschakelaars
Het testen van de aardlekschakelaars omvat:
visuele inspectie
beproeven
meten
Voor het beproeven en meten maakt u gebruik van de
PROFiTEST‚0100S-II. De metingen kunnen met en zonder hulps-
onde uitgevoerd worden. Voor meting in IT-netten is altijd een
hulpsonde nodig.
Voor de meting met de sonde is het noodzakelijk, dat de sonde
hetzelfde potentiaal heeft als de bedrijfsaarde R
B
. Dat betekent,
dat de sonde buiten de spanningstrechter van de aardelektrode
Re moet worden geplaatst.
Deze afstand moet minimaal 20 meter bedragen.
De sonde wordt d.m.v. een aanraakveilige 4 mm banaansteker
aangesloten.
In de meeste gevallen zult u deze meting uitvoeren zonder sonde.
Let op!
!
De sonde maakt deel uit van de meetkring en kan con-
form VDE 0413 een stroom van max. 3,5 mA voeren.
U kunt de spanningloosheid van een sonde m.b.v. de functie
U
SONDE
testen, zie ook hfdst. 6.3 blz 16.
7.1 Meten van de aanraakspanning (gerelateerd aan de
nominale foutstroom) met
1
/
3
van de nominale foutstroom
en uitschakeltest met nominale foutstroom
Aansluitschema
Meetmethode
Voor de van toepassing zijnde nederlandse normen en grens-
waarden verwijzen wij u naar NEN 1010 en NEN 3140.
Conform de DIN VDE 0100 :
Mag de, bij nominale foutstroom optredende aanraakspan-
ning, de maximale waarde voor het betreffende stelsel niet
overschrijden
Moet de aardlekbeveiliging bij nominale foutstroom binnen
400 ms uitschakelen (bij selectieve aardlekschakelaars 1000 ms)
Bij het vaststellen van de aanraakspanning U
IΔN
bij nominale fout-
stroom, meet het instrument met 1/3 van de nominale fout-
stroom. Hierdoor wordt het uitschakelen van de aardlekschake-
laar voorkomen.
Het bijzondere aan deze meetmethode is, dat op iedere wand-
contactdoos de aanraakspanning kan worden gemeten zonder
dat de aardlekschakelaar uitschakelt.
De moeilijke en omslachtige meetmethode, waarbij de werking
van de aardlekschakelaar op iedere wandcontactdoos moet wor-
den uitgevoerd om te bepalen of de beschermcontacten veilig en
laagohmig zijn aangesloten, kan hierbij vervallen.
In het LCD Display (1) worden de aanraakspanning U
IΔN
en de
berekende aardverspreidingsweerstand Re weergegeven.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 19
Na het meten van de aanraakspanning kunt u met het instrument
controleren of de aardlekschakelaar inderdaad binnen 400 ms
resp. 1000 ms uitschakelt.
Schakelt de aardlekschakelaar inderdaad uit bij de nominale fout-
stroom dan wordt de uitschakeltijd en de berekende aardversprei-
dingsweerstand weergegeven.
Schakelt de aardlekschakelaar niet uit binnen de gestelde tijd dan
licht de LED Fi/RCCB (8) rood op.
De uitschakeltest is voor iedere aardlekschakelaar echter maar op
één plaats noodzakelijk.
Tip
Stoorspanningen op de beschermingsleiding PE, op de
aardelektrode of op de aangesloten sonde kunnen de
meting niet beinvloeden.
Door een spanningsmeting met de meetadapter (2-polig)
(12) kan deze spanning gemeten worden. Evt. optre-
dende lekstroom kan conform hfdst. 6.4 blz 17 m.b.v.
stroomtang vastgesteld worden. Is de lekstroom in het
stelsel erg groot of werd er een te hoge teststroom voor
de aardlekschakelaar gekozen, kan dit tot uitschakelen
van de aardlekschakelaar leiden. In dit geval wordt in het
display de melding „Meetaansluiting testen“ weergege-
ven.
MENU
MENU
START
De LED U
L
/R
L
(7) licht rood op als de, met 1/3 van de nominale
foutstroom gemeten en met I
ΔN
berekende aanraakspanning
U
IΔN
>50V (> 25V) is.
Wordt tijdens de meting de aanraakspanningU
IΔN
>50V (>25V)
dan wordt om veiligheidsredenen de meting afgeschakeld.
De aanraakspanningen worden tot 70 V weergegeven. Is de
waarde groter, dan geeft het display: U
IΔN
>70V aan.
I
ΔN
10 mA
I
ΔN
30 mA
I
ΔN
100 mA
I
ΔN
300 mA
I
ΔN
500 mA
20 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Grenswaarden voor continu aanwezige, toelaatbare aanraakspanningen
De grenswaarde voor deze toelaatbare aanraakspanning is bij
wisselspanning U
L
= 50 V ( internationale norm ).
Voor bijzondere gevallen zijn lagere waarden voorgeschreven
(bv. in stallen van boerderijen U
L
=25V).
Uitschakeltest na het meten van de aanraakspanning
Indrukken van de drukknop I
ΔN
(2 of 18) binnen de inschakel-
tijd van ca. 30 sec.
Schakelt de aardlekschakelaar uit bij de nominale foutstroom, dan
licht de LED NETZ/MAINS (6) rood op. De netspanning is dan
afgeschakeld. In het LCD Display (1) worden de uitschakeltijd t
A
en de aardverspreidingsweerstand R
E
weergegeven.
I
ΔN
Bij het opnieuw indrukken van I
ΔN
-knop (2 of 18) schakelt het
LCD Display (1) voor 3 sec. terug naar het vorige beeld.
Schakelt de aardlekschakelaar niet uit bij de nominale foutstroom,
dan licht de LED Fi/RCCB (8) rood op.
Let op!
!
Wanneer de aanraakspanning te hoog is of de aardlek-
schakelaar niet uitschakelt, dan moet de installatie
gecontroleerd worden (bv. aardverspreidingsweerstand
te hoog of aardlekschakelaar defect)
In draaistroomnetten moet, voor de juiste controle van de aard-
lekschakelaars, de meting van de aanraakspanning op elke fase
(L1, L2 en L3) worden uitgevoerd.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 21
7.2 Speciale tests van installaties resp. aardlekschakelaars
7.2.1 Testen van installaties resp. aardlekschakelaars
met oplopende foutstroom
Meetmethode
Om met een oplopende foutstroom te kunnen testen produceert
het instrument in het net een oplopende foutstroom van
(0,3 ... 1,3)
I
ΔN
. Het instrument onthoudt de waarde van de
aanraakspanning en de uitschakelstroom, welke optreden op het
moment van uitschakelen, en geeft deze weer in het display.
Bij de meting met oplopende foutstroom kan men kiezen tussen
beide aanraakspanningsgrenzen U
L
=25V en U
L
=50V.
Aansluitschema
MENU
MENU
START
Verloop van de meting
Nadat de meting gestart is, loopt de door het instrument opge-
wekte foutstroom vanaf 0.3 x nominale foutstroom op, totdat de
aardlekschakelaar uitschakelt. Dit kunt u zien aan de horizontale
balk.
Bereikt de aanraakspanning de gekozen grenswaarde (U
L
=50V
resp. 25 V) voordat de aardlekschakelaar uitschakelt, dan wordt
de meting om veiligheidsredenen beëindigd. De LED U
L
/R
L
(7)
licht rood op.
Schakelt de aardlekschakelaar niet uit voordat de oplopende fout-
stroom de nominale foutstroom I
ΔN
heeft bereikt, dan licht de LED
Fi/RCCB (8) rood op.
I
ΔN
10 mA
I
ΔN
30 mA
I
ΔN
100 mA
I
ΔN
300 mA
I
ΔN
500 mA
22 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Let op!
!
Een lekstroom in de installatie zal bij de meting van de
aanspreekstroom de meetresultaten van de aanraaks-
panning en aanspreekstroom beïnvloeden. Zie ook tip op
blz. 19.
Een met een aardlekschakelaar beveiligde installatie mag conform
de DIN VDE 0100 deel 610 gecontroleerd worden met een
oplopende foutstroom. Daarna mag met de gemeten waarde de
aanraakspanning voor de betreffende nominale foutstroom I
ΔN
berekend worden.
De snellere en eenvoudigere meetmethode zie hfdst. 7.1 verdient
in deze situatie de voorkeur.
7.2.2 Testen van aardlekschakelaars met 5 I
ΔN
(10 mA en 30 mA)
De meting van de uitschakeltijd vindt met 5-voudige nominale
foutstroom plaats.
U kunt kiezen tussen de mogelijkheid de meting bij positieve halve
periode „0°“ of bij negatieve halve periode „180°“ te starten.
Pas beide metingen toe. De langere uitschakeltijd geeft informa-
ties over de toestand van de geteste aardlekschakelaar. Beide
waarden moeten < 40 ms zijn.
MENU
START
I
ΔN
10 mA
I
ΔN
30 mA
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 23
7.2.3 Testen van aardlekschakelaars,
die voor pulserende foutstroom geschikt zijn
Hier kunnen aardlekschakelaars met positieve of negatieve halve
perioden getest worden. Het uitschakelen vindt conform de nor-
men met 1,4 x nominale stroom plaats.
+
I
ΔN
MENU
Knop *
ingedrukt
houden !
+
I
ΔN
MENU
Knop *
ingedrukt
houden !
* Knop zo vaak drukken, tot dat het symboolveld voor pulserende positie-
ve of negatieve gelijkstroom verschijnt
7.3 Testen van speciale aardlekschakelaars
7.3.1 Meten in installaties met selectieve aardlekschakelaars
In installaties waarin men meerdere, in serie geschakelde, aard-
lekschakelaars toepast, zal men in gevallen, waarin de beveiligin-
gen niet gelijktijdig mogen uitschakelen, selectieve aardlekscha-
kelaars gebruiken. Deze hebben een vertraagde uitschakeltijd en
zijn voorzien van het symbool .
Meetmethode
Het meetprincipe is gelijk aan hoofdstuk 7.1 blz 18 en
7.2.1 blz 21.
Indien men selectieve aardlekschakelaars gebruikt, mag de aard-
verspreidingsweerstand maar half zo groot zijn als bij gebruik van
normale aardlekschakelaars.
Het instrument geeft om deze reden de dubbele waarde van de
aanraakspanning weer.
MENU
S
I
ΔN
100 mA
I
ΔN
300 mA
I
ΔN
500 mA
24 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
START
Uitschakeltest
Druk op de knop I
ΔN
(2 of 18). De aardlekschakelaar wordt uit-
geschakeld. Het LCD Display (1) geeft na de zandloper de uit-
schakeltijd tA en de aardverspreidingsweerstand RE weer.
Tip
Selectieve aardlekschakelaars hebben een vertraagde
uitschakeltijd. Door de voorbelasting bij het meten van de
aanraakspanning wordt de uitschakeltijd kortstondig
(ca. 30 sec) beïnvloed. Om deze voorbelasting bij het
meten van de aanraakspanning te elimineren, is er bij de
uitschakeltest een wachttijd noodzakelijk. Na het starten
van de meting (uitschakeltest) wordt er in het LCD Display
(1) een zandloper weergegeven.
Uitschakeltijden tot 1000 ms zijn toegestaan.
START
Bij het opnieuw drukken op de knop I
ΔN
(2 of 18) schakelt het
LCD Display (1) terug naar het beeld U
IΔN
.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 25
7.3.2 PRCD´s met niet lineaire elementen
Gegevens (uit DIN VDE 0661)
Verplaatsbare beveiligingsvoorzieningen tegen aardfoutstroom
(PRCD – Portable Residual Current operated Device) zijn aardlek-
schakelaars die, met behulp van genormaliseerde stekerverbin-
dingen, tussen de verbruiker en een wandcontactdoos gescha-
keld kunnen worden.
Een heraansluitbare, verplaatsbare aardlekschakelaar is een aard-
lekschakelaar, die dusdanig is geconstrueerd, dat verplaatsbare
leidingen kunnen worden aangesloten.
Let er s.v.p. op, dat bij verplaatsbare aardlekschakelaars over het
algemeen een niet lineair element in de aardingsleiding is geinte-
greerd, wat bij een meting van U
IΔ
direct tot een overschrijden van
de maximaal toegestane aanraakspanning leidt (U
IΔ
> 50V).
Verplaatsbare aardlekschakelaars, die niet over een niet lineair
element in de aardingsleiding beschikken, moeten conform hfdst.
7.3.3 blz 26 getest worden.
Doel (uit DIN VDE 0661)
Verplaatsbare beveiligingsvoorzieningen tegen lekstroom (PRCD)
beveiligen personen en goederen. Ze kunnen de veiligheidsdrem-
pel t.a.v. gevaarlijke stromen door het lichaam, zoals bedoeld in
de DIN-VDE 0100 deel 410, verhogen. Ze zijn zo geconstrueerd,
dat ze met een direct aangebouwde steker of door een steker
met een kort snoer aangesloten kunnen worden.
Meetmethode
Al naar gelang de meetmethode, kan het volgende gemeten wor-
den:
de uitschakeltijd t
A
bij uitschakeltest
met nominale foutstroom I
ΔN
de uitschakelstroom I
Δ
bij test met oplopende foutstroom I
F
Aansluitschema
MENU
Afbeelding menu blz. 2
START
I
ΔN
10 mA
I
ΔN
30 mA
26 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
7.3.3 SRCD, PRCD (SCHUKOMAT, SIDOS e.d.)
Aardlekschakelaars van de serie SCHUKOMAT, SIDOS en derge-
lijke die hiermee elektrisch identiek zijn, moeten in deze schake-
laarpositie getest worden.
Bij aardlekschakelaars van deze types vindt een bewaking van de
PE-leiding plaats. Bij een foutstroom van L naar PE is derhalve de
uitschakelstroom slechts half zo hoog, d.w.z. de aardlekschake-
laar moet reeds bij de halve nominale foutstroom I
ΔN
uitschakelen.
De identieke bouwwijze van aardlekschakelaars met SRCD´s
(Socket outlet RCD) kan door meting van de aanraakspanning
U
IΔN
getest worden. Wordt een aanraakspanning U
IΔN
in een ver-
der intacte installatie aan de PRCD > 70V aangetoond, dan is er
naar alle waarschijnlijkheid sprake van een PRCD met niet lineair
element.
MENU
Afbeelding menu blz. 2
START
I
ΔN
START
I
ΔN
10 mA
I
ΔN
30 mA
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 27
7.3.4 Aardlekschakelaars type G
Met behulp van het testinstrument PROFiTEST
®
0100S-II kunt U,
behalve de gebruikelijke en selectieve aardlekschakelaars de spe-
ciale eigenschappen van een G-schakelaar testen.
Draai de meetbereikschakelaar van het testinstrument op
ΔN
= 30 mA resp. 10 mA en kies met de cursor menupunt I
ΔN
.
MENU
Aanraakspanning en uitschakeltijd kunnen zoals bij de gebruike-
lijke aardlekschakelaars gemeten worden.
Tip
Tijdens de meting van de uitschakeltijd bij nominale fout-
stroom dient u er op te letten, dat bij G-schakelaars uit-
schakeltijden tot 1000 ms toegestaan zijn. Schenk in dit
geval geen aandacht aan de rode Fi-LED.
Stel vervolgens in het menu 5 x I
ΔN
in en herhaal de uitschakel-
test met de positieve halve periode 0° en de negatieve halve
periode 180°. De langere uitschakeltijd geeft informatie over de
toestand van de geteste aardlekschakelaar.
MENU
START
De uitschakeltijd dient in beide gevallen tussen 10 ms (minimale
vertragingstijd van de G-schakelaar) en 40 ms te liggen.
G-schakelaars met andere nominale foutstroom meet u in de
daarvoor bestemde positie van de meetbereikschakelaar in
menupunt I
ΔN
. Ook hier hoeft u geen aandacht te schenken aan
de rode Fi-LED.
Tip
De menupositie S voor selectieve schakelaars is
voor G-schakelaars niet geschikt.
I
ΔN
10 mA
I
ΔN
30 mA
28 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
7.4 Testen met in te stellen foutstroom
In het menupunt I
ΔVAR
/R
E
kunt u identieke metingen uitvoeren,
zoals in hfdst. 7.1 beschreven. Echter met dit verschil, dat alle
tests en metingen met een instelbare teststroom tussen 3 mA en
550mA uitgevoerd kunnen worden. Deze functie is geschikt om
de eigenschappen van de aardlekschakelaar en de aanraakspan-
ning aan het uitschakelpunt van de aardlekschakelaar te onder-
zoeken, alsmede om de aardverspreidingsweerstand te meten.
Dit menupunt staat alleen bij 10 mA- en 30 mA- aardlekschake-
laars ter beschikking.
Men stelt als volgt de foutstroom in:
Kies in het menu de functie I
ΔVAR
/R
E
.
Druk de knop I
ΔN
/i.
Er verschijnt een prompt voor de foutstroom.
I
ΔN
Door herhaald de knop I
ΔN
/ i in te drukken wordt de stroom
steeds met 1 mA verhoogd. Blijft de knop I
ΔN
/ i ingedrukt, dan
wordt de stroom automatisch verhoogd. Na enkele seconden
wordt het stijgingstempo sneller. Wordt bovendien de knop
MENU gedrukt en vastgehouden, dan daalt de ingestelde waarde
in het zelfde tempo. Als de gewenste waarde bereikt is, kan
m.b.v. de knop START de test, zoals in hfdst. 7.1 beschreven,
worden uitgevoerd. De test start met positieve halve periode.
Moet de test met negatieve halve periode gestart worden, dan
moet eerst het menupunt „Start met negatieve halve periode
(180°)“ worden gekozen.
Wordt in deze positie de knop MENU nogmaals gedrukt, dan ver-
schijnt weer het basismenu in het display. Het menu wordt verla-
ten, als er binnen 10 sec geen bediening plaats vindt.
Zowel het vaststellen van de aanraakspanning, alsmede de uit-
schakeltest worden met ingestelde foutstroom uitgevoerd.
Wordt voor de foutstroom een waarde ingesteld, die dicht bij de
uitschakelstroom van de aardlekschakelaar ligt, is de vastgestelde
aanraakspanning identiek met de aanraakspanning van de aard-
lekschakelaar.
7.5 Testen van aardlekschakelaars in IT-netten
Met de PROFiTEST
®
0100S-II kunt u ook in IT-netten alle metin-
gen uitvoeren, die in de hfdst. 7.1 tot hfdst. 7.5 beschreven zijn.
Voorwaarde is, dat het net in staat is, de benodigde test- en uit-
schakelstroom tegen aarde te leveren.
Aansluitschema
Sluit het testinstrument aan die fase aan, die het hoogste
potentiaal tegen aarde bezit.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 29
Let op!
!
De test van aardlekschakelaars in IT-netten is niet moge-
lijk zonder sonde; de test dient uitsluitend met sonde
plaats te vinden! De sonde moet daarbij het potentiaal
van de referentieaarde bezitten.
+
I
ΔN
MENU
Knop *
ingedrukt
houden !
MENU
* Knop zo vaak drukken, totdat het symbool IT verschijnt
START
Tip
De LED NETZ/MAINS (6) heeft geen functie bij de test
van aardlekschakelaars in IT-netten (IT-modus).
IT-modus handmatig verlaten:
+
I
ΔN
MENU
Knop MENU ingedrukt houden en de knop I
ΔN
/I zo vaak drukken,
totdat het symbool IT en halve periode verdwijnt.
De IT-modus wordt automatisch verlaten, wanneer
getracht wordt de meting zonder sonde of met een sonde-
weerstand > 50 kΩ uit te voeren
vooraf tussen sonde en aarde een niet toegestane hoge span-
ning optreedt
aan de meetbereikschakelaar (9) gedraaid wordt
het instrument automatisch uitschakelt.
I
ΔN
10
m
A
I
ΔN
30 mA
I
ΔN
100 mA
I
ΔN
300 mA
I
ΔN
500 mA
30 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
8 Testen van overbelastingsbeveiligingen,
Meten van de aardcircuitweerstand R
schl
en het berekenen van de kortsluitstroom (Z
Schl
en I
K
)
Het testen van overbelastingsbeveiligingen omvat visuele
inspectie en meting. Voor het meten gebruikt u de
PROFiTEST
®
0100S-II.
Voor de van toepassing zijnde nederlandse normen en grens-
waarden verwijzen wij u naar NEN 1010 en NEN 3140.
Meetmethode
De aardcircuitweerstand Z
schl
wordt gemeten en de kortsluit-
stroom I
k
wordt berekend om te bepalen of er aan de uitschakel-
voorwaarden voor de beveiliging wordt voldaan.
De aardcircuitweerstand is de weerstand van de stroomkring
(sterpunt transformator / fase / beschermingsleiding - sterpunt
transformator). Bij een gestelsluiting tussen fase en
beschermingsleiding bepaalt de waarde van de aardcircuitweer-
stand de grootte van de kortsluitstroom. De kortsluitstroom Ik
mag niet lager zijn dan de in de DIN VDE 0100 vastgelegde
waarde. Daarmee wordt bepaald of de zekering of installatie-
automaat de installatie veilig afschakelt.
Om deze reden moet de gemeten waarde van de aardcircuit-
weerstand kleiner zijn dan de maximaal toelaatbare waarde.
In hoofdstuk 18 vanaf blz. 62 vindt u tabellen waarin de toelaat-
bare waarden van de aardcircuitweerstand en kortsluitstroom
voor de verschillende zekeringen en installatie-automaten zijn ver-
meld. In deze tabellen is rekening gehouden met de maximale
fouten van het instrument conform DIN VDE 0413. Zie ook hfdst.
8.2.
Om de aardcircuitweerstand Z
schl
te kunnen meten, meet het
instrument met een teststroom van 0,83 A tot 4 A en een tijds-
duur van max. 600 ms. De hoogte van de stroom is afhankelijk
van de netspanning en de netfrequentie.
Indien er tijdens de meting een gevaarlijke aanraakspanning
optreedt (U
l
> 50 V), dan volgt er een automatische afschakeling
van de meting.
Met de gemeten waarde van de aardcircuitweerstand Z
schl
en de
netspanning berekent het instrument de kortsluitstroom I
k
. Bij net-
spanningen, die binnen het nominale gebied 120 V, 230 V of
400 V liggen, wordt de kortsluitstroom berekend met deze nomi-
nale netspanning. Ligt de spanning buiten dit nominale gebied,
dan rekent het instrument met de aanwezige spanning en de
gemeten aardcircuitweerstand Z
schl
.
De PROFiTEST
®
0100S-II biedt verder ook de mogelijkheid om
met een positieve of negatieve halve periode de aardcircuitweer-
standmeting uit te voeren. Deze meetmethode in combinatie met
PROFiTEST
®
DC-II geeft u de mogelijkheid de aardcircuitweer-
stand in installaties met aardlekschakelaars te meten.
Het meetsnoer vanaf het instrument tot aan de teststeker (met
draaivergrendeling) (14) is in de vierleider-techniek uitgevoerd. De
weerstand van de aansluitkabel en de meetadapter (2-polig) (12)
wordt daardoor bij de meting automatisch gecompenseerd en
wordt derhalve niet meegenomen in het meetresultaat.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 31
Aansluitschema
MENU
START
Voor de juiste controle van de overbelastingsbeveiligingen moet
bij draaistroomnetten de meting van de aardcircuitweerstand tus-
sen elke fase (L1, L2 en L3) en de beschermingsleiding PE wor-
den uitgevoerd.
8.1 Meten met een positieve of negatieve halve periode
De meting met een halve periode maakt het mogelijk om met behulp
van het voorschakelapparaat aardcircuitweerstanden te meten in
installaties, welke zijn uitgevoerd met een aardlekschakelaar.
Aansluitschema
MENU
De vraag of men moet meten met een positieve of negatieve
halve periode hangt van de richting van de gelijkstroommagneti-
sering van het voorschakelapparaat af. Schakelt de aardlekscha-
kelaar uit dan moet men met de andere halve periode meten.
START
Z
Schl
Z
Schl
32 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
8.2 Beoordelen van de meetwaarden
Met Tabel 1 op blz. 62 kunt u bij de maximaal toelaatbare aardcir-
cuitweerstand Z
schl
vaststellen welke waarde het instrument
maximaal mag weergeven. Hierbij wordt namelijk rekening gehou-
den met de maximale gebruikersfouten van het instrument. Tus-
senliggende waarden kunt u interpoleren.
Op basis van de berekende kortsluitstroom Ik kunt u, met behulp
van de Tabel 6 op blz. 64, de maximaal toelaatbare nominale
waarde van de beveiliging (smeltpatroon of installatie-automaat)
vaststellen bij een nominale spanning van 230/240 V. Hierbij
wordt rekening gehouden met de maximale gebruikersfouten van
het instrument. (conform DIN VDE 0100 deel 610).
D.m.v. de knop I
ΔN
/ i
wordt na de meting een
indicatie van de maximaal
toelaatbare zekering per
type weergegeven.
De tabel toont de maximaal toelaatbare nominale stroom van de
voorbeveiliging per type karakteristiek op basis van de verkregen
kortsluitstroom. Dit is een indicatieve waarde.
8.3 Testen van kWh-meter met 2-polige adapter
Het aanlopen van kWh-meters die tussen L-L of L-N aangebracht
zijn, kan hier getest worden.
Aansluitschema
MENU
Z
Schl
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 33
Let op!
!
Gebruik uitsluitend de 2-polige adapter en verbind L1
(L2, L3) en N aan kWh-meter-output.
De kWh-meter wordt met behulp van een interne belasting
getest. Na drukken van de drukknop START (3) kunt u binnen de
volgende 5 sec testen of de kWh-meter correct start. Achtereen-
volgens dienen alle 3 fasen ten opzichte van N te worden getest.
Hierbij moet het aanlopen van de kWh meter visueel gecontro-
leerd worden.
START
Na beeindiging van de test wordt de testwaarde aangegeven. Het
instrument kan weer nieuwe tests uitvoeren („READY“)
34 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
9 Meten van de inwendige weerstand van het net (Z
I
)
Meetmethode
De inwendige weerstand van het net Zi wordt volgens dezelfde
meetmethode gemeten als de aardcircuitweerstand Z
schl
(zie
hfdst. 8, blz. 30). Het stroomcircuit is nu niet via de bescher-
mingsleiding PE maar via de nul N gevormd.
Aansluitschema
MENU
START
Tip
Bij het gebruik van de meetadapter (2-polig) (12) is het
meten van de inwendige weerstand Zi alleen mogelijk in
de stand Z
schl
.
Z
I
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 35
9.1 Testen van kWh-meter met steker
De start van kWh-meters, die tussen L en N geschakeld zijn, kan
hier worden getest.
Aansluitschema
MENU
De kWh-meter wordt m.b.v. een interne last getest. Na het
indrukken van de drukknop START (3) kunt u binnen 5 sec testen,
of de kWh-meter correct start. „RUN“ verschijnt. Achtereenvol-
gens dienen de 3 fasen tegen N te worden getest.
START
Na beeindiging van de test wordt de testwaarde getoond. Het
testinstrument kan weer met nieuwe tests beginnen („READY“).
Z
I
36 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
10 Meten van de aardingsweerstand (R
E
)
De aardingsweerstand R
e
is de som van de aardverspreidings-
weerstand (R
a
) en de weerstand van de beschermingsleiding PE.
De aardingsweerstand wordt gemeten door een wisselstroom te
sturen door de beschermingsleiding, aardelektrode en de aard-
verspreidingsweerstand. Hierbij worden de stroom en de span-
ning tussen aarde en de sonde gemeten.
De sonde wordt d.m.v. een aanraakveilige 4 mm banaansteker
aangesloten op de sonde aansluiting (20).
De rechtstreekse meting van de aardingsweerstand R
e
is alleen
mogelijk met sonde. De voorwaarde is wel, dat de sonde buiten
de spanningstrechter van de elektrode wordt geplaatst. De
afstand tussen de elektrode en de sonde zal minimaal 20 meter
moeten bedragen.
In de meeste gevallen, zeker binnen de bebouwde kom, is het
moeilijk, zo niet onmogelijk om een goede sonde te plaatsen. In
deze gevallen kunt u de aardingsweerstand Re ook meten zonder
sonde. Dit betekent wel dat de gemeten weerstand inclusief de
bedrijfsaarde R
b
en de leidingweerstand van de fase (L) is (zie
hfdst. 10.2 „Meten zonder sonde“ op blz. 38).
Meetmethode
Het instrument meet de aardingsweerstand R
e
volgens het
stroom/spanningsprincipe. De meetstroom die hierbij door de
aardingsweerstand vloeit, wordt door het instrument geregeld en
bedraagt in de meetbereiken:
0 tot 10 kΩ - 4mA, 0 tot 1kΩ - 40 mA, 0 tot 100 Ω - 0,4 A en
0 tot 10 Ω > 0,8 A tot ca. 4 A (afhankelijk van de spanning).
Hierdoor ontstaat er een spanningsval die evenredig is met de
aardingsweerstand.
De keuze van het meetbereik en de daarbij behorende meet-
stroom vindt bij de basisfunctie automatisch plaats. Met de sub-
functies kunt u dit handmatig kiezen.
Tip
De weerstand van de meetleidingen en de meetadapter
(2-polig) (12) wordt bij de meting automatisch gecom-
penseerd en daardoor niet meegenomen in het meetre-
sultaat.
Stoorspanningen op de beschermingsleiding PE, de
aarde of op een correct aangesloten sonde beïnvloeden
de meting niet. Deze spanningen kunnen gemeten wor-
den met de spanningsmeting d.m.v. de meetadapter (2-
polig) (12).
Indien er tijdens de meting een gevaarlijke aanraakspan-
ning optreedt (U
l
> 50 V) volgt er een automatische
afschakeling van de meting.
De sonde-weerstand heeft geen invloed op het meetre-
sultaat maar mag dan niet groter zijn dan 50 kΩ. Indien
de weerstand te hoog is wordt er automatisch gemeten
zonder sonde (zie hfdst. 10.2 „Meten zonder sonde“ op
blz. 38).
Let op!
!
De sonde maakt deel uit van de meetkring en kan con-
form VDE 0413 een stroom tot max. 3,5 mA voeren.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 37
10.1 Meten met sonde
Aansluitschema
10.1.1 Automatische keuze van het meetbereik
MENU
START
10.1.2 Handmatige keuze van het meetbereik
Het meetbereik kan ook met de hand gekozen worden. Deze
functie kan gebruikt worden om de aardingsweerstand te meten
in installaties met een aardlekschakelaar.
Om een ongewenste uitschakeling van de aardlekschakelaar te
voorkomen, dient u rekening te houden met de teststroom I
p
van
het apparaat.
MENU
START
Tip
Bij handmatige keuze van het meetbereik dient er op
gelet te worden dat de nauwkeurigheid pas vanaf 5% van
het meetbereik geldt (behalve 10 Ω-bereik; separate aan-
duiding voor kleine waarden).
R
E
R
E
38 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
10.2 Meten zonder sonde
Als het niet mogelijk is, een sonde te gebruiken, kunt u de aar-
dingsweerstand indirect d.m.v. „aardcircuitweerstand-meting“
zonder sonde bepalen.
Het meten wordt precies volgens de methode van hfdst. 10.1
„Meten met sonde“ vanaf blz. 37 uitgevoerd. Aan de sonde aan-
sluiting (20) is echter geen sonde aangesloten.
De bij deze meetmethode gemeten weerstandwaarde R
eschl
bestaat uit: de weerstand van de fasegeleider, de weerstand van
de bedrijfsaarde R
b
van de distributietrafo en de aardversprei-
dingsweerstand. Om de aardingsweerstand te berekenen moeten
beide waarden van deze gemeten waarde worden afgetrokken.
START
Indien de doorsneden van de fasegeleider L en nulgeleider N
gelijk zijn, kan gesteld worden dat de weerstand van de fasegelei-
der identiek is aan de halve netimpedantie (0,5 x Z
i
).
De netimpedantie kunt u volgens hoofdstuk 9 vanaf blz. 34
meten.
De bedrijfsaarde R
b
mag conform DIN VDE 0100 0 Ω tot 2 Ω
bedragen.
De aardverpreidingsweerstand wordt als volgt berekend:
Het is zinvol om bij de berekening van de aardverspreidingsweer-
stand geen rekening te houden met de bedrijfsaarde R
b
, omdat
deze waarde doorgaans niet bekend is.
De berekende weerstandwaarde impliceert dan als veiligheidstoe-
slag de weerstand van de bedrijfsaarde.
10.3 Beoordelen van de meetwaarden
Indien bepaald is wat de maximale weerstandswaarde mag zijn,
kan in Tabel 2 op blz. 62 worden nagegaan wat de maximale aan-
wijzing op de meter mag zijn; dit om er zeker van te zijn dat bij
een afwijking van de meting de weerstandwaarde van de installa-
tie voldoende laag is. Subwaarden kunnen geinterpoleerd wor-
den.
R
E
R
ESchl
=
1
2
---
R
I
R
B
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 39
10.4 Meten van de foutspanning (U
E
)
Voor deze meting moet de sonde worden aangesloten. De fout-
spanning U
e
is de spanning die op de aardelektrode optreedt tus-
sen aardelektrode en de aarde, op het moment dat er kortsluiting
optreedt tussen L en PE.
Meetmethode
Om de foutspanning te meten, meet de PROFiTEST
®
0100S-II
eerst de aardcircuitweerstand R
eschl
, en direct daarna de aardver-
spreidingsweerstand R
e
. Beide waarden worden in het geheugen
opgeslagen waarna U
e
berekend wordt met de formule:
Ue wordt in het LCD Display (1) weergegeven.
Aansluitschema
MENU
START
Sonde defect
U
E
U
N
R
E
R
ESchl
------------------=
R
E
40 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
11 Meten van de isolatieweerstand van bodem en wanden (isolatieweerstand Z
ST
)
Meetmethode
Het instrument meet de weerstand tussen een belaste metalen
plaat en de ondergrond. Als wisselspanningsbron wordt de net-
spanning gebruikt.
Aansluitschema
en meetopstelling
Bedek de vloer of wand op het meest ongunstige punt,
(bv. een voeg) met een vochtige doek van 270 x 270 mm.
Breng op deze vochtige doek een metalen plaat van
250x250x 2 mm, en daarop een isolerende houten plaat.
Belast deze bij vloeren met 750 N/75 kg (een persoon) en bij
wanden met 250 N/25 kg (door b.v. met de hand tegen de
wand te drukken).
Verbind de metalen plaat met de sonde aansluiting (20) van de
PROFiTEST
®
0100S-II.
Sluit het instrument met de teststeker op de wandcontactdoos
aan.
Let op!
!
Raak tijdens de meting nooit de metalen plaat, de voch-
tige doek of blanke delen van het meetsnoer aan. Op
deze delen bevindt zich netspanning! Er kan een stroom
tot max. 3,5 mA vloeien.
MENU
START
De meting dient op verschillende punten te worden uitgevoerd.
De gemeten waarde mag nergens kleiner dan 50 kΩ zijn. Indien
de weerstand groter is dan 1 MΩ, verschijnt in de LCD Display (1)
de waarde Z
ST
> 999 kΩ.
R
E
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 41
Tip
De waarde Rst wordt conform DIN VDE 0100 deel 610
bepaald en is het ohmse deel van de vloer/wand isolatie.
In de praktijk blijkt behalve het ohmse deel ook een capa-
citieve weerstand aanwezig; hierdoor is de schijnbare
weerstand Z
st
lager dan R
st
(parallelschakeling
van R + C).
Voor de beoordeling moet altijd gerekend worden met Z
st
(laagste waarde), omdat deze waarde bepalend is voor
de hoogte van de stroom die bij aanraking door een per-
soon vloeit. Zolang de druk 4/94 van de DIN VDE 0100
deel 610 geldig is, kunt u ook de waarde R
st
gebruiken.
Voor een juiste beoordeling van de meetwaarde verwijzen
wij u naar de normen VDE 0100 en NEN 1010.
42 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
12 Meten van de isolatieweerstand (R
ISO
)
Aansluitschema
Tip
Indien u de steker voor wandcontactdozen gebruikt,
wordt uitsluitend de isolatieweerstand tussen de pen van
de steker, die met "L" gemarkeerd is, en het aardcontact
"PE" gemeten.
MENU
START
Is de gemeten isolatieweerstand kleiner dan de ingestelde grens-
waarde (zie hfdst. 12.3), dan brandt de LED U
L
/R
L
(7).
Tip
De isolatieweerstand kan alleen gemeten worden indien
de installatie spanningsloos is.
Als er op de installatie een spanning
10 V staat, kan de isolatie-
weerstand niet worden gemeten. De LED met LED NETZ/MAINS
(6) brandt. en in het LCD Display (1) verschijnt dan b.v. de vol-
gende tekst:
START
Bij leidingen moet de isolatieweerstand tussen elke ader onderling
gemeten worden!
R
ISO
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 43
Let op!
!
Raak nooit de aansluitcontacten van de meter aan indien
de isolatiemeting is ingeschakeld.
De door de meter opgewekte spanning is 500 V. De maximale
meetstroom is beperkt tot 1 mA, en daardoor niet gevaarlijk; door
het schrikeffect kunnen er indirect toch gevaarlijke situaties ont-
staan.
Let op!
!
Bij metingen aan capacitieve objecten, bijvoorbeeld een
lange kabel, kan deze zich tot 500 V opladen.
Aanraken is dan LEVENSGEVAARLIJK!
Capacitieve objecten worden na het meten van de isolatieweer-
stand automatisch ontladen na het loslaten van de START-
knop (3 resp. 17). De meter dient wel aangesloten te blijven om
het meetobject te kunnen ontladen! De restspanning wordt in het
LCD Display (1) weergegeven.
U kunt de meetpennen verwijderen zodra de spanning < 25 V is.
Tip
Bij het meten van de isolatieweerstand worden de batte-
rijen sterk belast. Druk daarom de START-knop
(3 resp. 17) niet langer in dan nodig;
d.w.z. tot de aanwijzing stabiel is.
12.1 Meten van de vloergeleidingsweerstand (R
E(ISO)
)
Deze meting dient ervoor om na te gaan hoe de geleidbaarheid
van de vloer is voor elektrostatische ladingen; conform
DIN 51953.
Aansluitschema
en meetopstelling
Maak de vloer met een droge doek goed schoon.
Leg een met leidingwater vochtig gemaakt stuk vloeipapier
met een doorsnede van 50 mm op de gewenste plaats.
Plaats een meetelektrode (
5 cm ) en belast deze met een
massa van 10 N (1 kg).
Verbind de meetelektrode met de testpennen (16) van de
PROFiTEST
®
0100S-II en de meetadapter (2-polig) (12) met
een aardpunt, bv. een aardcontact van een wandcontactdoos
of de c.v. installatie.
44 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
MENU
START
De max. grenswaarde van de vloergeleidingsweerstand wordt
bepaald op basis van de hiervoor relevante voorschriften.
12.2 Beoordelen van de meetwaarden
Om er zeker van te zijn dat de waarden voor de isolatieweerstand
en vloergeleidingsweerstand voldoen aan de NEN 1010, dient u
rekening te houden met de mogelijke meetfouten van het meetin-
strument. Uit Tabel 3 op blz. 63 kunt u de minimaal af te lezen
waarden halen indien er van uit wordt gegaan dat de meetfout
maximaal is. De aangegeven waarden zijn conform de vereiste
grenswaarden (VDE 0413). Tussenliggende waarden kunt u inter-
poleren.
12.3 Instellen grenswaarde
U kunt de grenswaarde van de isolatieweerstand in de functie
„R
ISO
Limit“ instellen. Zijn de meetwaarden lager, dan brandt de
rode LED U
L
/R
L
. Er kan gekozen worden tussen 100 kΩ en
10 MΩ. Kies de grenswaarde met de knop I
ΔN
/ i. Door de knop
MENU te drukken keert u naar de menuafbeelding terug.
START
I
ΔN
MENU
R
ISO
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 45
13 Meten van laagohmige weerstanden R
lo
(aardings- en vereffeningsleidingen) tot 100 Ω
13.1 Meten van laagohmige weerstanden (R
LO
)
Bij het meten van de laagohmige weerstand van aardleidingen,
beschermingsleidingen of vereffeningsleidingen, moet conform de
voorschriften met (automatische) polariteitsomschakeling van de
meetspanning, of met een stroomrichting (+ pool aan PE of pool
aan PE) gemeten worden.
Let op!
!
Laagohmige weerstanden kunnen uitsluitend gemeten
worden aan een spanningloos object.
Aansluitschema
MENU
Let op!
!
Sluit altijd eerst de meetpennen aan voor u op de
START knop (3 resp. 17) drukt.
Als er spanning op het object staat wordt de meting geblok-
keerd. Indien u voor het aansluiten van de meetpennen op de
start toets drukt, spreekt de zekering aan.
Het instrument meet standaard met automatische ompoling. De
hoogste van de 2 gemeten waarden verschijnt in het display.
START
Indien het verschil tussen de 2 gemeten waarden te groot is, ver-
schijnen beide waarden in het display. Dit verschil kan bijvoor-
beeld veroorzaakt worden door thermo- of elementspanningen:
R
LO
46 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Met name in een TN-C stelsel waar de nul en de beschermingslei-
ding zijn gecombineerd, kan het meetresultaat beïnvloed worden
door parallel geschakelde impedanties van stroomketens of door
vereffeningsstromen. Ook impedanties die tijdens de meting
variëren (bv. inductie) of slechte contacten kunnen de oorzaak zijn
van meetfouten (met als gevolg een dubbele aanwijzing).
Om een juist meetresultaat te verkrijgen is het noodzakelijk fouten
te herkennen en te elimineren.
Waarschuwing bij vreemde spanningen b.v.
Meet om de oorzaak van de meetfout te vinden de weerstand in
2 richtingen.
Bij weerstandsmeting worden de batterijen sterk belast. Druk
daarom bij het meten van de laagohmige weerstand in een polari-
teit de START-knop (3 resp. 17) niet langer in dan nodig.
Tip
Meten van laagohmige weerstanden
De weerstand van de meetkabel en de meetadapter (2-
polig) (12) wordt door de 4-leider meettechniek automa-
tisch gecompenseerd. Bij gebruik van een verlengkabel
dient u wel zelf de weerstand van de verlengkabel, zoals
in hfdst. 13.2 aangegeven, van het meetresultaat af te
trekken.
Indien de impedantie die gemeten wordt pas na een uit-
slingerverschijnsel een stabiele waarde geeft, kunt u niet
in de stand „automatische ompoling“ meten. De meet-
waarde kan dan fout zijn.
Dit verschijnsel kan optreden indien de weerstands-
waarde tijdens de meting verandert, bijvoorbeeld:
Weerstanden van gloeilampen, waarbij de waarde
door verwarming hoger wordt.
Impedanties met een groot inductief aandeel.
Overgangsweerstanden van contacten.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 47
13.2 Meten van laagohmige weerstanden d.m.v. verlengkabels
tot 10
Ω (ΔR
LO
)
Bij gebruik van verlengkabels kan de ohmse weerstand van deze
verlengkabel automatisch van het meetresultaat worden afgetrok-
ken. Handel hierbij als volgt:
Sluit het einde van de verlengde testkabel met het 2de meet-
punt van het testinstrument kort.
Kies in het menu een functie bij
ΔR
LO
Begin de meting met de START knop
Druk na de meting de knop I
ΔN
/i.
In het display verschijnt de melding
ΔR
LO
offset xxx Ω, waarbij
de xxx een waarde tussen 0,00 en 9,99 Ω aangeeft. Vervol-
gens wordt deze waarde bij alle komende ΔR
LO
-metingen van
het eigenlijke meetresultaat afgetrokken. Een opgeslagen off-
set blijft ook na het uitschakelen van het testinstrument in het
geheugen.
Tip
Maak van deze functie alleen gebruik wanneer u met een
verlengkabel werkt. Gebruikt u andere verlengkabels,
dan dient de procedure te worden herhaald.
13.3 Berekenen van lengtes van koperen leidingen
Drukt u na de weerstandmeting volgens hfdst. 13.1 de
knop I
ΔN
/ i, dan worden voor gebruikelijke doorsneden de
betreffende leidinglengten berekend en weergegeven.
Bij verschillende resultaten in beide stroomrichtingen worden
geen leidinglengten weergegeven. In dit geval is er duidelijk
sprake van capacitieve en inductieve aandelen, die de berekening
foutief beinvloeden.
Deze tabel is uitsluitend bedoeld voor in de handel gebruikelijke
koperen leidingen en kan niet voor ander materiaal (b.v. alumi-
nium) worden gebruikt!
I
ΔN
48 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
13.4 Instellen grenswaarde
Met de grenswaarde „R
LO
Limit“ kunt u de grenswaarde van de
weerstand instellen. Wordt deze overschreden, dan gaat de rode
LED U
L
/R
L
branden. Er staat een keuze van grenswaarden tussen
0,10 Ω en 10 Ω ter beschikking. Kies de grenswaarde met de
knop I
ΔN
/ i. Door de knop MENU te drukken, komt u weer naar
het menubeeld terug.
START
I
ΔN
MENU
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 49
14 Vaststellen van de draaiveldrichting
Aansluitschema
Voor het meten van de richting van het draaiveld heeft u de
meetadapter (2-polig) (12) inclusief de extra kabel voor 3-faseme-
ting nodig.
MENU
Tip
In het LCD display (1) verschijnt:
de hoogst opgetreden spanning
de 3 fasen en de fasevolgorde,
aangeduid met de cijfers 1:2:3
een cirkel met pijlaanduiding om de
draairichting aan te geven.
START
Rechts draaiveld
Links draaiveld
PE of N aan fase
Fase ontbreekt
U
L-PE
50 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
15 Bedienings- en displayfuncties
(1) LCD-display
In het LCD-display wordt weergegeven:
Een of twee meetwaarde(n), 3 cijferig,
inclusief eenheid en aanduiding van de te meten grootheid
Nominale waarde van de spanning en frequentie
Aansluitschema's
Helpteksten
Meldingen en tips
(2) Toets I
ΔN
/ i
Bij het indrukken van deze toets wordt:
bij het testen van de aardlekschakelaar (I
ΔN
), na meting van de
aanraakspanning, de uitschakeltest gestart.
na keuze van een functie in het menu het bijbehorende aan-
sluitschema en de helptekst opgeroepen.
een speciale aardlekschakelaartest gekozen
(in het IT-net, test met positieve of negatieve halve periodes)
informatie behorende bij de meting van Z
schl
, Z
i
en R
lo
getoond
Deze toets heeft dezelfde functie als toets I (18).
(3) Toets start
Met deze toets wordt de in het menu gekozen functie gestart.
Indien het apparaat is uitgeschakeld, wordt door het indrukken
van deze toets de meting gestart in de standaardinstelling, of in
de gewijzigde standaardinstelling.
Bij de volgende metingen meet het instrument net zo lang als de
toets is ingedrukt: R
iso
(isolatieweerstand), R
lo+
resp. R
lo–
(weerstand vereffeningsleiding), Z
st
(vloerisolatieweerstand).
De toets heeft dezelfde functie als toets (17).
(4) Toets MENU
Met de gele menutoets worden de basisfuncties opgeroepen, die
met meetbereikschakelaar (9) ingesteld zijn. Tevens wordt het
instrument ingeschakeld. Nadat de menutoets nogmaals wordt
ingedrukt, wordt de pijl in het display naar de volgende functie
verplaatst.
(5) LED PE
Deze licht rood op, als er tussen de (aangeraakte) contactvlakken
(19) en de beschermingsleiding PE of de nulaansluiting N van de
stekermoduul (landgebonden) (13) een spanning van > 100 V
staat (zie hfdst. 16.1 „LED functies“ op blz. 58).
Tip
De PE LED kan ook oplichten doordat een capacitieve
spanningsdeler wordt gevormd. Dit kan bijvoorbeeld het
geval zijn indien de meetadapter (2-polig) (12) gebruikt
wordt; testpennen (16) in de hand wordt gehouden
(d.w.z. de kunststof handgreep); en de metalen punt van
de testpen aangesloten wordt aan de fase L. Indien u op
een isolerende vloer staat, wordt er op deze manier een
capacitieve spanningsdeler gevormd, en kan de PE LED
oplichten.
(6) LED NETZ/MAINS
Deze werkt alleen als het instrument is ingeschakeld. Als de
meetbereikschakelaar (9) in de stand U
L-N
en U
L-PE
staat, heeft
deze LED geen functie.
Deze LED brandt groen, rood of oranje, of knippert groen of rood,
afhankelijk van de aansluiting van het instrument en de gekozen
functie (zie hfdst. 16.1 „LED functies“ op blz. 58).
De LED brandt ook, als bij de meting R
iso
en R
lo
netspanning
optreedt.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 51
(7) LED U
L
/R
L
Deze brandt rood als tijdens de aardlekschakelaartest de fout-
spanning > 25 V resp. > 50 V wordt en na een afschakeling uit
veiligheidsredenen. Bij onder- resp. overschrijden van de grens-
waarde van R
iso
en R
lo
brandt de LED eveneens.
(8) LED Fi/RCB
Deze brandt rood als bij een uitschakeltest met nominale fout-
stroom de aardlekschakelaar niet binnen 400 ms (1000 ms bij
selectieve aardlekschakelaars) afschakelt.
Wanneer bij een meting met stijgende foutsroom de aardlekscha-
kelaar niet voor het bereiken van de nominale foutstroom afscha-
kelt, brandt de LED eveneens.
(9) Meetbereikschakelaar
Met deze draaischakelaar kiest u de basisfuncties :
U
L-N /
U
L-PE
/ I
ΔN
(10 mA/30 mA/100 mA/300 mA/500 mA)
Z
Schl
/ Z
I
/ R
E
/ R
ISO
/ R
LO
Als het instrument ingeschakeld is en de meetbereikschakelaar
wordt gedraaid, dan wordt altijd de basisfunctie gekozen.
(10) Draagriem
Bevestig de meegeleverde draagriem aan de houders links en
rechts van het instrument. U kunt dan het instrument om de nek
hangen zodat bij het meten beide handen vrij zijn.
(11) Houder voor teststeker
In deze houder kan de teststeker (met draaivergrendeling) (14)
met de ingeschoven stekermoduul (landgebonden) (13) bevestigd
worden.
(12) Meetadapter
Let op!
!
De meetadapter (2-polig) (12) mag alleen in combinatie
met de teststeker (met draaivergrendeling) (14) van de
PROFiTEST
®
0100S-II worden gebruikt. Andere toepas-
singen zijn verboden !
De meetadapter (2-polig) (12) met twee testpennen (16) wordt
toegepast voor het meten in installaties zonder randaarde-wand-
contactdozen, bv. bij vaste aansluitingen, in verdeelinrichtingen,
aan 3 fase-aansluitdozen maar ook voor isolatieweerstand- en
laagohmige weerstandmetingen.
Voor het bepalen van de draaiveldrichting moet u de 2-polige
meetadapter m.b.v. het meegeleverde meetsnoer met testpen
uitbreiden naar een 3-polige uitvoering.
(13) Stekermoduul (landgebonden)
Let op!
!
De stekermoduul (landgebonden) (13) mag alleen in
combinatie met de teststeker (met draaivergrendeling)
(14) van de PROFiTEST
®
0100S-II worden gebruikt.
Andere toepassingen zijn verboden !
Met de opgestoken meetadapter kan het instrument direct op
randaarde-wandcontactdozen aangesloten worden. Het instru-
ment bepaalt de positie van fase L en nul N en poolt, indien nood-
zakelijk, de aansluitingen automatisch om.
Als de stekermoduul (landgebonden) (13) op de teststeker (met
draaivergrendeling) (14) is geschoven, controleert het instrument
bij alle metingen, waarin de beschermingsleiding (PE) is opgeno-
men, automatisch of in een randaarde-wandcontactdoos beide
aardcontacten met de beschermingsleiding zijn verbonden.
52 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
(14) Teststeker
Op de teststeker kunnen de stekermoduul (landgebonden) (13) of
de meetadapter (2-polig) (12) worden aangebracht. De teststeker
is voorzien van een draaivergrendeling.
(15) Krokodillenbek (opsteekbaar)
(16) Testpennen
De testpennen zijn de tweede (vaste) en derde (opsteekbare) pool
van de meetadapter (2-polig) (12). Een krulsnoer verbindt de test-
pen met het insteekbare deel van de meetadapter.
(17) Drukknop
Deze drukknop heeft dezelfde functie als de drukknop
START (3).
(18) Drukknop I
Deze drukknop heeft dezelfde functie als de drukknop I
ΔN
/ i (2).
(19) Contactvlakken
De contactvlakken zijn aan beide zijden van de teststeker (met
draaivergrendeling) (14) aangebracht. Bij het vastpakken van deze
teststeker raakt u deze automatisch aan. Deze contactvlakken
zijn galvanisch gescheiden van de aansluitingen en de meetscha-
keling.
Het instrument kan als fase-zoeker conform
beschermingsklasse II (dubbel geïsoleerd!) gebruikt worden!
Bij een potentiaal verschil > 100 V tussen de beschermingsleiding
PE en de contactvlakken gaat de LED PE (5) branden (zie hfdst.
16.1 „LED functies“ op blz. 58).
(20) Sondeaansluiting
De aansluitbus voor de sonde wordt gebruikt bij de meting van de
sondespanning U
s-pe
, de foutspanning U
e
, de aardverspreidings-
weerstand R
e
en de isolatieweerstand Zst.
Hij kan ook gebruikt worden voor het meten van de aanraakspan-
ning bij de aardlekschakelaartest. De aansluiting van de sonde
gebeurt via een aanraakveilige banaansteker met een doorsnede
van 4 mm.
Het instrument controleert of een sonde is aangesloten en geeft
deze toestand weer in het LCD Display (1).
(21) Bevestigingsogen
Aan zowel de linker als de rechter zijde van het instrument is een
bevestigingsoog aangebracht. Aan deze ogen kan de meegele-
verde draagriem bevestigd worden. Daarmee kan het instrument
om de nek gehangen worden.
(22) Scharnier
Het in stappen verstelbare scharnier maakt het mogelijk het
aflees/bedieningsgedeelte naar voren en naar achteren te zwen-
ken. De afleeshoek is hierdoor optimaal instelbaar.
(23) Reservezekeringen
Twee reservezekeringen bevinden zich achter het batterijvakdek-
sel (28).
(24) Zekeringen
De beide zekeringen van het type M 3,15/500G (noodzekering
FF 3,15/500 G) beveiligen het instrument tegen overbelasting.
Fase L en Nul N zijn elk beveiligd. Als één van de zekeringen
defect is en er wordt gebruikt gemaakt van de met deze zekering
beveiligde meetkring, dan verschijnt er een foutmelding in het
LCD Display (1).
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 53
Let op!
!
Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het testinstru-
ment aanzienlijk beschadigd worden.
Alleen de originele zekeringen garanderen de noodzake-
lijke veiligheid.
Tip
De spanningsmeetbereiken U
l-n
en U
l-pe
zijn ook bij
defecte zekeringen nog bruikbaar!
(25) Stelbeugel
Met de stelbeugel wordt een vaste stand voor het beweegbare
(scharnier) aflees/bedienings-gedeelte verkregen.
Vooral als het instrument in liggende positie met de geheugen-
printereenheid "PROFiTEST
®
PSI" is uitgerust, kan door het uit-
klappen van de stelbeugel een stabiele positie worden verkregen.
(26) Typeplaatje
Hierop staan gegevens over zowel de bediening als over de
eigenschappen van het instrument.
(27) Batterijhouder
De batterijhouder is geschikt voor het aanbrengen van 6 x 1,5 V
pen-lite cellen volgens IEC LR 6 t.b.v. de stroomvoorziening van
het instrument. Let bij het inzetten van nieuwe batterijen op een
juiste polariteit, overeenkomstig de aangegeven symbolen.
De batterijhouder past slechts op één manier in het batterijvak.
(28) Batterijvakdeksel
Let op!
!
Voordat het batterijvakdeksel wordt verwijderd moet het
instrument volledig van de meetkring gescheiden wor-
den.
Het batterijvakdeksel bedekt de batterijhouder (27) met de batte-
rijen, de zekeringen (24) en de reserve zekeringen (23).
(29) Korte aanduiding meetwaarde 1
(30) Korte aanduiding voor de gekozen subfunctie
(31) Drie-cijferige meetwaarde 1
met aanduiding meetgrootheid
(32) Drie-cijferige meetwaarde 2
met aanduiding meetgrootheid
(33) Korte aanduiding
van gekozen subfunctie; meldingen en tips
(34) Korte aanduiding meetwaarde 2
(35) Oplaadbus / Aansluiting stroomtang
Aan deze bus mag uitsluitend de netadapter Z501B t.b.v. het
laden van de accu´s in het testinstrument of de stroomtang
Z501G aangesloten worden.
(36) Infrarood interface (SIR, IrDa)
Via dit interface worden de gegevens naar de PSI-moduul (optie)
gezonden. Voor een update m.b.v PC van de software van het
testinstrument kan een IrDa adapter (optie) aangesloten worden.
54 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
16 Technische specificaties
1)
alleen voor net met spanningscategorie II, vervuilingsgraad 2, max. 5 min
Func-
tie
Meetgrootheid
Meetbereik
(bereik uitlezing I
K
)
Reso-
lutie
Ingangs-
impedantie/
Teststroom
Nom.
gebruiksgebied
Nominale
waarden
Gebruikersfout Basisfout
Aansluitingen
steker
moduul
2)
2 pol.
adapter
3 pol.
adapter
sonde
stroom-
tang
U
L–PE
U
L-PE
0 ... 99,9 V
100 ... 500 V
0,1 V
1 V
aansluiting L-N-
PE
500 kΩ
aansluiting L-PE
500 kΩ
108 ... 253 V
±(2% v.M.+1D)
±(1% v.M.+5D)
±(1% v.M.+1D)
0 ... 99,9 V
100 ... 500 V
0,1 V
1 V
108 ... 500 V
±(1% v.M.+5D)
±(1% v.M.+1D)
f
15,0 ... 99,9 Hz
100 ... 1000 Hz
0,1 Hz
1 Hz
15,4 ... 420 Hz ±(0,2% v.M.+1D) ±(0,1% v.M.+1D)
U
3~
0 ... 99,9 V
100 ... 500(850)
1)
V
0,1 V
1 V
108 ... 500 V ±(3% v.M.+1D) ±(2% v.M.+1D)
U
SONDE
0 ... 99,9 V
100 ... 253 V
0,1 V
1 V
Sonde-PE
1MΩ
0 ... 253 V ±(3% v.M.+5D) ±(2% v.M.+4D)
I
L
0 ... 1 A 0,1 mA 5 mA ... 1,0 A ±(5% v.M.+5D) ±(3% v.M.+3D)
U
L–N
U
L-N
0 ... 99,9 V
100 ... 300 V
0,1 V
1 V
330 kΩ
108 ... 253 V ±(2% v.M.+1D)
±(1% v.M.+5D)
±(1% v.M.+1D)
f
15,0 ... 99,9 Hz
100 ... 1000 Hz
0,1 Hz
1 Hz
15,4 ... 420 Hz ±(0,2% v.M.+1D)
±(0,1%
v.M.+1D)
I
ΔN
U
IΔN
0 ... 70,0 V 0,1 V 0,3 · I
ΔN
5 ... 70 V
U
N
= 120/230 V
f
N
= 50/60 Hz
U
L
= 25/50 V
I
ΔN
= 10/30/
100/300/500
mA
U
N
3)
= 400 V
+10% v.M.+1D
+1% v.M.–1D ...
+9% v.M.+1D

naar
keuze
R
E
/ I
ΔN
= 10 mA 10 Ω ... 6,51 kΩ 10 Ω
berekende waarde
R
E
/ I
ΔN
= 30 mA
3 Ω ... 999 Ω
1 kΩ ... 2,17 kΩ
3 Ω
10 Ω
R
E
/ I
ΔN
= 100 mA 1Ω ... 651 Ω 1Ω
R
E
/ I
ΔN
= 300 mA
0,3 Ω ... 99,9 Ω
100 Ω ... 217 Ω
0,3 Ω
1 Ω
R
E
/ I
ΔN
= 500 mA
0,2 Ω ... 9,99 Ω
100 Ω ... 130 Ω
0,2 Ω
1 Ω
I
Δ
/ I
ΔN
= 10 mA 3,0 ... 13,0 mA
0,1 mA
3,0 ... 13,0 mA 3,0 ... 13,0 mA
±(5% v.M.+1D) ±(1% v.M.+2D)
I
Δ
/ I
ΔN
= 30 mA 9,0 ... 39,0 mA 9,0 ... 39,0 mA 9,0 ... 39,0 mA
I
Δ
/ I
ΔN
= 100 mA 30 ... 130 mA 1 mA 30 ... 130 mA 30 ... 130 mA
I
Δ
/ I
ΔN
= 300 mA 90 ... 390 mA 1 mA 90 ... 390 mA 90 ... 390 mA
I
Δ
/ I
ΔN
= 500 mA 150 ... 650 mA 1 mA 150 ... 650 mA 150 ... 650 mA
U
IΔ
/ U
L
= 25 V 0 ... 25,0 V
0,1 V zoals I
Δ
0 ... 25,0 V
+10% v.M.+1D
+2,5% v.M.–1D
...
+9% v.M.+1D
U
IΔ
/ U
L
= 50 V 0 ... 50,0 V 0 ... 50,0 V
t
A
/ I
ΔN
0 ... 1000 ms 1 ms 1,05 · I
ΔN
0 ... 1000 ms
±4 ms ±3 ms
t
A
/ 5 · I
ΔN
0 ... 40 ms 1 ms 5 · I
ΔN
0 ... 40 ms I
ΔN
= 10/30 mA
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 55
2)
U > 253 V alleen met 2 pol. adapter
3)
100 U
N
x 1/Ω
Func-
tie
Meetgrootheid
Meetbereik
(bereik uitlezing I
K
)
Reso-
lutie
Ingangs-
impedantie/
Teststroom
Nom.
gebruiksgebied
Nominale
waarden
Gebruikersfout Basisfout
Aansluitingen
steker
moduul
2)
2 pol.
adapter
3 pol.
adapter
sonde
stroom-
tang
Z
Schl
Z
I
Z
Schl
(hele periode) Z
I
0,01 ... 9,99 Ω 10 mΩ 0,83 ... 4,0 A
0,15 ... 0,5 Ω
0,5 ... 1,0 Ω
1,0 ... 10 Ω
U
N
= 120/230 V
U
N
2)
= 400 V/
500 V bij Z
Schl
f
N
= 50/60 Hz
±(10% v.M.+8D)
±(10% v.M.+5D)
±(5% v.M.+3D)
±5 D
±(4% v.M.+3D)
±(3% v.M.+3D)
Z
Schl
Z
Schl
(+/– halve
periode)
0,25 ... 1,0 Ω
1,0 ... 10 Ω
±(20% v.M.+5D)
±(10% v.M.+3D)
±(6% v.M.+5D)
±(4% v.M.+3D)
I
K
0 A ... 999 A
1,00 kA ... 9,99 kA
10,0 kA ... 50,0 kA
3)
1 A
10 A
100 A
120 (108 ... 132) V
230 (196 ... 253) V
400 (340 ... 440) V
——
R
E
R
E
(R
ESchl
zonder sonde)
0 ... 10 Ω
0 ... 10 Ω
0 ... 10 Ω
0 ... 100 Ω
0 ... 1 kΩ
1 kΩ ... 10 kΩ
10 mΩ
10 mΩ
10 mΩ
10 mΩ
1 Ω
1 Ω
0,83 ... 3,4 A
0,83 ... 3,4 A
0,83 ... 3,4 A
400 mA
40 mA
4 mA
0,15 Ω ... 0,5 Ω
0,5 Ω ... 1,0 Ω
1,0 Ω ...10 Ω
10 Ω ...100 Ω
100 Ω ...1 kΩ
1 kΩ ...10 kΩ
U
N
= 120/230 V
U
N
= 400 V
f
N
= 50/60 Hz
±(10% v.M.+5D)
±(10% v.M.+5D)
±(5% v.M.+3D)
±(10% v.M.+3D)
±(10% v.M.+3D)
±(10% v.M.+3D)
±5 D
±(4% v.M.+3D)
±(3% v.M.+3D)
±(3% v.M.+3D)
±(3% v.M.+3D)
±(3% v.M.+3D)

U
E
0 ... 253 V 1 V berekende waarde
Z
ST
0 ... 1 MΩ 1 kΩ 2,3 mA bij 230 V
10 kΩ ... 200 kΩ
200 kΩ ... 1 MΩ
U
0
= U
L-N
±(10% v.M.+3D)
±(20% v.M.+3D)
±(5% v.M.+3D)
±(10% v.M.+3D)
R
ST
10 kΩ ... 200 kΩ±(30% v.M.+3D) ±(20% v.M.+3D)
R
ISO
R
ISO
, R
E ISO
0,01 ... 9,99 MΩ
10,0 ... 99,9 MΩ
10 kΩ
100 kΩ
I
K
= 1,5 mA 50 kΩ ... 100 MΩ
U
N
= 100 V
I
N
= 1 mA
±(5% v.M.+1D) ±(3% v.M.+1D)

0,01 ... 9,99 MΩ
10,0 ... 99,9 MΩ
100 ... 200 MΩ
10 kΩ
100 kΩ
1 MΩ
U
N
= 250 V
I
N
= 1 mA
0,01 ... 9,99 MΩ
10,0 ... 99,9 MΩ
100 ... 300 MΩ
10 kΩ
100 kΩ
1 MΩ
U
N
= 500 V
I
N
= 1 mA
U 25 ... 600 V– 1 V 500 kΩ 25 ... 600 V ±(3% v.M.+1D)
±(1,5%
v.M.+1D)
R
LO
R
LO
0,01 Ω ... 9,99 Ω
10,0 Ω ... 99,9 Ω
10 mΩ
100 mΩ
I
m
200 mA 0,2 Ω ... 6 Ω U
0
= 4,5 V ±(8% v.M.+3D) ±(2% v.M.+2D)
56 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Referentiebereiken
Netspanning 230 V ±0,1%
Netfrequentie 50 Hz ±0,1%
Frequentie meetgrootheid 45 Hz ... 65 Hz
Golfvorm sinus (afwijking tussen effectieve en
gelijkgerichte waarde 0,1%))
Netimpedantiehoek cos ϕ =1
Sondeweerstand
10 Ω
Voedingsspanning Batterie: 8 V ±0,5 V
Omgevingstemperatuur +23 °C ±2 K
Relatieve luchtvochtigheid 45% ... 55%
Aanraakcontact bij test PE potentiaal
Vloer- en wandisolatie ohms
Nominale bereiken
Spanning U
n
120 V (108 ... 132 V)
230 V (196 ... 253 V)
400 V (340 ... 440 V)
Frequentie f
n
16
2
/
3
Hz (15,4 ... 18 Hz)
50 Hz (49,5 ... 50,5 Hz)
60 Hz (59,4 ... 60,6 Hz)
200 Hz (190 ... 210 Hz)
400 Hz (380 ... 420 Hz)
Totaal spanningsbereik 65 ... 550 V
Totaal frequentiebereik 15,4 ... 420 Hz
Signaalvorm Sinus
Temperatuurbereik 0
°C ... + 40 °C
Batterijspanning 6 ... 10 V
Netimpedantiehoek overeenkomstig cos ϕ = 1 ... 0,95
Sondeweerstand < 50 kΩ
Temperatuurbereiken / Klimaatklasse
Opslagtemperatuur –20
°C ... +60 °C zonder batterijen
Werktemperatuur –10
°C ... +50 °C
rel. luchtvochtigheid max. 75% zonder dauwvorming
Klimaatklasse 3z/–20/50/60/75%
(in navolging van VDI/VDE 3540)
Hoogte boven NAP max. 2000 m
Voedingsspanning
Batterijen 6 stuks 1,5 V pen-lite's (alkaline)
overeenkomstig IEC-LR6
(resp. ANSI-AA of JIS-AM3)
Accu´s NiCd of NiMH
Netadapter
(Optie)
Z501D (9 V DC)
3,5 mm jackplug
Laadtijd circa 8 uur
Aantal metingen met 1 set batterijen
Riso 1 meting – 25 sec pauze:
1500 metingen
Rlo automatische ompoling
(1 meetcyclus) – 25 sec pauze
1500 metingen
Bij accu´s worden t.g.v. de geringe oplaadcapaciteit t.o.v. batte-
rijen al naar gelang de capaciteit (accu)
2
/
3
van de boven
genoemde metingen bereikt.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 57
Elektrische veiligheid
Beschermingsklasse II volgens IEC 1010-1/EN 61010-1
VDE 0411-1
Nominale spanning 230/400 V (300/500 V)
Testspanning 3,7 kV 50 Hz
Overspanningscategorie III
Vervuilingsgraad 2
Ontstoring (EMV) EN 50081-1
EMV (EMC) EN 50082-1
Zekering
aansluiting L en N elk 1 G-smeltveiligheid
M 3,15/500G 6,3 mm x 32 mm
(Noodzekering FF 3,15/500G)
Toegestane overbelasting
R
iso
600 V continu
U
L-PE
, U
L-N
600 V continu
Fi, R
E
, R
F
440 V continu
Z
schl
, Z
i
550 V (met als limiet het aantal
metingen en de pauzetijd,
bij overschrijden van de belasting
schakelt een thermische beveiliging
het instrument uit)
R
lo
Elektronische beveiliging
blokkeert het inschakelen
bij vreemde spanning
Beveiliging door zekeringen 3,15 A 10 s,
> 5 A
uitschakelen
van de zekeringen
Interface
Type Infrarood interface (SIR/IrDa)
bidirectioneel, halfduplex
Formaat 9600 Baud,
1 Startbit, 1 Stopbit, 8 databits,
geen pariteit, geen handshake
Afstand max. 30 cm
geadviseerde afstand: < 10 cm
Mechanische opbouw
Beschermingsklasse Behuizing IP 40
Testpennen IP 40 volgens
DIN VDE 0470 deel 1/EN60529
Afmetingen 240 mm x 340 mm x 62 mm
(zonder meetsnoeren)
Gewicht ca. 2,5 kg met batterijen
58 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
16.1 LED functies
1)
De LED NETZ/MAINS (6) heeft geen functie bij de test van de aardlekschakelaar in IT-netten.
LED
Toe-
stand
Test-
steker
Meet-
adapter
Stand
meetbereikschakelaar (9)
Functie
PE
brandt
rood
X X alle
Instrument uitgeschakeld en een potentiaal verschil 100 V tussen aanraakvlakken en één van
de aansluitingen L, N, PE resp. L1, L2, L3 bij 1-polige aansluiting of PE bij meerpolige aansluiting
Frequentie f > 45 Hz
PE
brandt
rood
XX
I
ΔN
/ R
E
/ R
LO
/ Z
Schl
/
R
ISO
Instrument ingeschakeld en potentiaal verschil 100 V tussen aanraakvlak en PE
(beschermingsleiding)
Frequentie f > 45 Hz
NETZ/
MAINS
1)
brandt
groen
XI
ΔN
/ R
E
/ R
I
/ Z
Schl
Netspanning 65 V tot 253 V, meting is vrijgegeven
NETZ/
MAINS
1)
knippert
groen
XI
ΔN
/ R
E
/ R
I
/ Z
Schl
Netspanning 65 V tot 440 V, N niet aangesloten, meting is vrijgegeven
(I
ΔN
500 mA, 330 V)
NETZ/
MAINS
knippert
groen
XZ
Schl
Netspanning 65 V tot 550 V, meting is vrijgegeven
NETZ/
MAINS
1)
brandt
oranje
XI
ΔN
/ R
E
/ Z
I
/ Z
Schl
Netspanning 65 V tot 253 V t.o.v. PE. Er zijn 2 fasen aangesloten (net zonder nul),
meting is vrijgegeven
NETZ/
MAINS
1)
knippert
rood
XI
ΔN
/ R
E
/ Z
I
/ Z
Schl
Netspanning < 65 V of > 253 V, meting niet uitvoerbaar
NETZ/
MAINS
knippert
rood
XZ
Schl
Netspanning < 65 V of > 550 V, meting niet uitvoerbaar
NETZ/
MAINS
brandt
rood
XR
ISO
/ R
LO
Netspanning nog aanwezig, meting niet uitvoerbaar
U
L
/R
L
brandt
rood
XX
I
ΔN
R
ISO
/ R
LO
– Aanraakspanning U
IΔN
resp. U
IΔ
>25V resp. >50V
– indien veiligheidsafschakeling heeft plaatsgevonden
– Grenswaarde overschreiding bij R
ISO
/ R
LO
FI/RCD
brandt
rood
XX I
ΔN
Aardlekbeveiliging schakelt bij de uitschakeltest niet of niet tijdig uit
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 59
17 Onderhoud
17.1 Zelftestprocedure
MENU
START
START
Tip
In dit testbeeld wordt de volgende informatie verstrekt:
Software-versie met datum
Typenr. instrument
Datum laatste kalibratie
Statusaanduiding interne testprocedure
(op de aanduiding ROM- en CAL-CHECKSUM:
moet "OK!" volgen. Als de aanduiding niet OK is
mag het instrument niet meer voor metingen gebruikt
worden. Raadpleeg de Service-afdeling van
GMC-Instruments Nederland B.V.)
Druk ter controle van elk testbeeld na ieder testbeeld de knop
START (3 of 17) in.
Door het indrukken van de drukknop MENU (4) kan de testproce-
dure voortijdig worden beëindigd.
Er verschijnen allereerst zes verschillende testbeelden met hori-
zontale en verticale strepen. bv:
START
U
L-N
60 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Hierna verschijnen de volgende testbeelden:
START
START
Tip
Elk van de vier in het display genoemde LED’s knippert
3 keer. De LED PE kan niet automatisch worden getest.
START
Tip
Elk aangegeven relais schakelt 2 keer.
START
Door het indrukken van een willekeurige knop wordt het instru-
ment opnieuw in bedrijf genomen.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 61
17.2 Batterijen
Controleer regelmatig en ook wanneer het instrument langere tijd
niet is gebruikt, of de batterijen c.q. accu´s niet uitgelopen zijn.
Is dit het geval, dan dient U, voordat het instrument weer
gebruikt wordt, de elektrolyt zorgvuldig en volledig met een voch-
tige doek te verwijderen en nieuwe batterijen c.q. accu´s aan te
brengen. Als bij de batterijtest (zie hfdst. 3.3 „Batterij- c.q. accu-
test“ op blz. 9) wordt vastgesteld, dat de batterijspanning onder
het toelaatbare niveau ligt, dan moeten de batterijen worden ver-
vangen door nieuwe (zie hfdst. 3.1 „Batterijen plaatsen c.q.
omwisselen“ op blz. 7).
Let op!
!
Gebruik uitsluitend de netadapter Z501D met 9 V DC.
Voordat u de netadapter aan de laadbus aansluit, dient
u zich ervan te verzekeren, dat:
– accu´s en geen batterijen zijn aangebracht,
– het apparaat volledig van de meetkring verwijderd is,
– de netadapter op 9 V is ingesteld.
17.3 Smeltveiligheden
Als één van de smeltveiligheden door een overbelasting is aange-
sproken, dan verschijnt in het LCD Display (1) een foutmelding.
De spanningsmeetbereiken blijven echter verder functioneren.
Smeltveiligheden omwisselen
Let op!
!
Voor het openen van het deksel van het batterijvakdeksel
(28) moet het instrument volledig van de meetkring wor-
den losgekoppeld !
Maak met een muntstuk of schroevedraaier de schroef van het
batterijvakdeksel (28) los en verwijder het deksel. De zekerin-
gen (24) en de reserve zekeringen (23) zijn nu bereikbaar.
Ontgrendel de houder van de zekeringen (24) m.b.v. een
schroevedraaier door de kap in te drukken en naar links te
draaien.
Let op!
!
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven originele
smeltveiligheden type FF 3,15/500G ! Smeltveiligheden
overbruggen c.q. repareren is niet toegestaan.
Het gebruik van smeltveiligheden met een andere nomi-
nale stroom, afschakelvermogen of afschakelkarakteris-
tiek kan ernstige beschadiging van het instrument tot
gevolg hebben.
Verwijder de defecte smeltveiligheid en vervang deze door een
reserve zekeringen (23).
Plaats de kap met de nieuwe smeltveiligheid in de houder en
vergrendel deze door naar rechts te draaien.
Breng het batterijvakdeksel (28) weer aan en schroef het vast.
17.4 Behuizing
Bijzonder onderhoud is niet noodzakelijk. Let op een schone
oppervlakte. Gebruik alleen een vochtige doek. Vermijd het
gebruik van poetsmiddelen.
62 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
18 Bijlagen
Tabellen voor het bepalen van de maximale resp. minimale aanwijzingen, rekening houdend met de maximale gebruiksfout van het instrument.
18.1 Tabel 1 18.2 Tabel 2
Z
Schl.
(sinus) / Z
I
(Ω) Z
Schl.
(+/- halve sinus) (Ω)
Grens-
waarde
Max.
aanwijzing
Grens-
waarde
Max.
aanwijzing
0,10 0,01 0,10 0,04
0,15 0,06 0,15 0,08
0,20 0,10 0,20 0,12
0,25 0,15 0,25 0,16
0,30 0,20 0,30 0,20
0,35 0,24 0,35 0,25
0,40 0,29 0,40 0,29
0,45 0,33 0,45 0,33
0,50 0,38 0,50 0,37
0,60 0,47 0,60 0,45
0,70 0,59 0,70 0,54
0,80 0,68 0,80 0,62
0,90 0,77 0,90 0,70
1,00 0,86 1,00 0,79
1,50 1,40 1,50 1,33
2,00 1,87 2,00 1,79
2,50 2,35 2,50 2,24
3,00 2,82 3,00 2,70
3,50 3,30 3,50 3,15
4,00 3,78 4,00 3,60
4,50 4,25 4,50 4,06
5,00 4,73 5,00 4,51
6,00 5,68 6,00 5,42
7,00 6,63 7,00 6,33
8,00 7,59 8,00 7,24
9,00 8,54 9,00 8,15
9,99 9,48 9,99 9,05
R
E
/ R
ESchl.
(Ω)
Grens-
waarde
Max.
aanwijzing
Grens-
waarde
Max.
aanwijzing
Grens-
waarde
Max.
aanwijzing
0,10 0,04 10,0 9,49 1,00 k 906
0,15 0,09 15,0 13,3 1,50 k 1,33 k
0,20 0,13 20,0 17,9 2,00 k 1,79 k
0,25 0,18 25,0 22,4 2,50 k 2,24 k
0,30 0,22 30,0 27,0 3,00 k 2,70 k
0,35 0,27 35,0 31,5 3,50 k 3,15 k
0,40 0,31 40,0 36,0 4,00 k 3,60 k
0,45 0,36 45,0 40,6 4,50 k 4,06 k
0,50 0,40 50,0 45,1 5,00 k 4,51 k
0,60 0,50 60,0 54,2 6,00 k 5,42 k
0,70 0,59 70,0 63,3 7,00 k 6,33 k
0,80 0,68 80,0 72,4 8,00 k 7,24 k
0,90 0,77 90,0 81,5 9,00 k 8,15 k
1,00 0,86 100 90,6 9,99 k 9,05 k
1,50 1,40 150 133
2,00 1,87 200 179
2,50 2,35 250 224
3,00 2,82 300 270
3,50 3,30 350 315
4,00 3,78 400 360
4,50 4,25 450 406
5,00 4,73 500 451
6,00 5,68 600 542
7,00 6,63 700 633
8,00 7,59 800 724
9,00 8,54 900 815
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 63
18.3 Tabel 3 18.4 Tabel 4 18.5 Tabel 5
R
ISO
MΩ
Grens-
waarde
Min.
aanwijzing
Grens-
waarde
Min.
aanwijzing
0,10 0,12 10,0 10,7
0,15 0,17 15,0 15,9
0,20 0,23 20,0 21,2
0,25 0,28 25,0 26,5
0,30 0,33 30,0 31,7
0,35 0,38 35,0 37,0
0,40 0,44 40,0 42,3
0,45 0,49 45,0 47,5
0,50 0,54 50,0 52,8
0,55 0,59 60,0 63,3
0,60 0,65 70,0 73,8
0,70 0,75 80,0 84,4
0,80 0,86 90,0 94,9
0,90 0,96 100 107
1,00 1,07 150 159
1,50 1,59 200 212
2,00 2,12 250 265
2,50 2,65 300 317
3,00 3,17
3,50 3,70
4,00 4,23
4,50 4,75
5,00 5,28
6,00 6,33
7,00 7,38
8,00 8,44
9,00 9,49
R
LO
Ω
Grens-
waarde
Max.
aanwijzing
Grens-
waarde
Max.
aanwijzing
0,10 0,06 10,0 9,58
0,15 0,11 15,0 14,1
0,20 0,16 20,0 18,9
0,25 0,21 25,0 23,7
0,30 0,25 30,0 28,5
0,35 0,31 35,0 33,3
0,40 0,35 40,0 38,1
0,45 0,40 45,0 42,9
0,50 0,45 50,0 47,7
0,60 0,54 60,0 57,4
0,70 0,64 70,0 67,0
0,80 0,74 80,0 76,6
0,90 0,83 90,0 86,2
1,00 0,93 99,9 95,7
1,50 1,41
2,00 1,89
2,50 2,37
3,00 2,85
3,50 3,33
4,00 3,81
4,50 4,29
5,00 4,77
6,00 5,74
7,00 6,70
8,00 7,66
9,00 8,62
Z
ST
kΩ
Grens-
waarde
Min.
aanwijzing
10 15
15 20
20 26
25 32
30 37
35 43
40 48
45 54
50 59
56 66
60 70
70 82
80 93
90 104
100 115
150 170
200 254
250 317
300 379
350 442
400 504
450 567
500 629
600 754
700 879
800 > 999
64 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
18.6 Tabel 6
Tabel voor de minimale weer te geven waarden van de kortsluitstroom Ik voor de verschillende smeltveiligheden
en installatie-automaten in distributienetten met een nominale netspanning van 230 / 240 V.
Voorbeeld:
Stel dat de meetwaarde 90,4 A is. De dichtstbijzijnde waarde voor een installatie-automaat met een B karakteristiek uit de tabel
is 85 A. De nominale stroom (I
n
) van de beveiliging is max. 16 A.
Nominale
stroom
I
N
[A]
Laagspannings-smeltveiligheden volgens DIN VDE 0636 met installatie-automaten
karakteristiek gL karakteristiek gL
karakteristiek B
(voorheen L)
karakteristiek C
(voorheen G, U)
karakteristiek D
karakteristiek K
afschakelstroom 5 s afschakelstroom 0,2 s
afschakelstroom
5 x I
N
(< 0,2 s/0,4 s)
afschakelstroom
10 x I
N
(< 0,2 s0,4 s)
afschakelstroom
20 x I
N
(< 0,2 s0,4 s)
afschakelstroom
14 x I
N
(< 0,1 s)
Grenswaarde
[A]
Min.
aanwijzing
[A]
Grenswaarde
[A]
Min.
aanwijzing
[A]
Grenswaarde
[A]
Min.
aanwijzing
[A]
Grenswaarde
[A]
Min.
aanwijzing
[A]
Grenswaarde
[A]
Min.
aanwijzing
[A]
Grenswaarde
[A]
Min.
aanwijzing
[A]
29,211020221011202240432830
314,11630331516303360644245
419,22140432022404380855660
628306064303260641201288489
837,540808540428085160171112120
10 47 50 100 106 50 53 100 106 200 216 140 150
13 60 64 125 133 65 69 130 139 260 298 182 196
16 72 77 148 159 80 85 160 172 320 369 224 243
20 88 94 191 206 100 106 200 216 400 467 280 322
25 120 128 270 309 125 134 250 285 500 593 350 405
32 156 167 332 383 160 172 320 369 640 774 448 528
40 200 216 410 479 200 216 400 467 800 985 560 670
50 260 297 578 693 250 285 500 593 1,00 k 1,29 k 700 860
63 351 407 750 924 315 363 630 762 1,26 k 1,60 k 882 1,10 k
80 452 532
100 573 687
125 751 926
160 995 1,28 k
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 65
18.7 Lijst beknopte aanduidingen
Aardlekschakelaar
I
Δ
Uitschakelstroom
I
ΔN
Nominale foutstroom
I
F
Stijgende teststroom (foutstroom)
PRCD Portable (verplaatsbare) RCD
R
E
Berekende aardverspreiding- cq. aardcircuitweerstand
Selectieve aardlekschakelaar
SRDC Socket (vast geinstalleerde) RCD
t
A
Uitschakeltijd
U
IΔ
Aanraakspanning op moment van uitschakelen
U
IΔN
Aanraakspanning op basis van nominale foutstroom I
ΔN
U
L
Grenswaarde voor de aanraakspanning
Overstroombeveiliging
I
K
Berekende kortsluitstroom (bij nominale spanning)
Z
I
Netimpedantie
Z
Schl
Circuitimpedantie
Aarding
R
B
Weerstand van de bedrijfsaarde
R
E
Gemeten aardingsweerstand
R
ESchl
Aardcircuitweerstand
Laagohmige weerstand van beschermings-,
aardings- en potentiaalvereffeningsleidingen
R
LO+
Weerst. van potentiaalvereffeningsleidingen (+ pool aan PE)
R
LO–
Weerst. van potentiaalvereffeningsleidingen (– pool aan PE)
Isolatie
R
E(ISO)
Vloergeleidingsweerstand (DIN 51953)
R
ISO
Isolatieweerstand
R
ST
Isolatieweerstand van bodem en wanden
Z
ST
Isolatieimpedantie van bodem en wanden
Stroom
IL Lekstroom (meting dmv. stroomtang)
I
M
Meetstroom
I
N
Nominale stroom
I
P
Teststroom
Spanning
f Netfrequentie
f
N
Nominale frequentie van de nominale spanning
U
Batt
Batterijspanning
U
E
Spanning over aardelektrode
U
L-L
Spanning tussen twee fasen
U
L-N
Spanning tussen L en N
U
L-PE
Spanning tussen L en PE
U Spanning
U
N
Nominale netspanning
U
3~
Hoogst gemeten spanning bij meting
van de draaiveldrichting
U
Sonde
U
S-PE
Spanning tussen sonde en PE (sondespanning)
S
66 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
19 Reparatie, kalibratie en onderdelen
Neem voor reparaties, kalibraties en onderdelen contact op met
GMC-Instruments Nederland B.V.
Afd. Service en kalibratie
Postbus 323, 3440 AH Woerden
Daggeldersweg 18, 3449 JD Woerden
Fon: +31 348 42 11 55
Fax: +31 348 42 25 28
E-mail
Deze afdeling repareert en kalibreert herleidbaar naar de nationale
standaard tegen gunstige tarieven.
Bij (kosteloze) opname in het GMC-Instruments Nederland B.V.
kalibratie-oproepsysteem ontvangt u na 1 jaar automatisch een
oproep voor een herleidbare kalibratie van dit instrument
(Waarborginstallateur, ISO 9000 etc.)
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 67
Gedrukt in Duitsland • Wijzigingen voorbehouden
GMC-Instruments Nederland B.V.
Daggeldersweg 18
NL-3449 JD Woerden
Telefoon +31 348 42 11 55
Telefax +31 348 42 25 28
www.gmc-instruments.nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68

Gossen MetraWatt PROFITEST 0100S-II+ de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor