Gossen MetraWatt METRAHIT T-COM de handleiding

Type
de handleiding
METRAHITT-COM
Kabelmultimeter voor het meten aan symmetrische koperkabelinstallaties
Gebruiksaanwijzing
3-349-381-05
6/7.15
2 GMC-I Messtechnik GmbH
Leveringsomvang Contactpersonen
Leveringsomvang
1 Kabelmultimeter
1 Rubberen beschermhoes
1 Paraattas F836
1 Kabelset KS21T (600 V CAT III) bestaande uit:
1 stuk meetkabel 2 adres (geel/blauw) lengte 2 m met meetpennen,
1 stuk aardaansluitsnoer (zwart) lengte 2 m met meetpen
1 Korte gebruiksaanwijzing Nederlands/Engels
1 CD-ROM (inhoud: o.a. gebruiksaanwijzing en informatieblad)
1 DAkkS-kalibratiecertificaat met kalibratierapport
2 Batterijen 1,5 V, type AA in het apparaat geplaatst
GMC-I Messtechnik GmbH 3
Contactpersonen
Toebehoren (sensoren, stekkerinzetstukken, adapter, verbruiksmateriaal)
De voor uw meetapparaat verkrijgbare toebehoren worden regel-
matig gecontroleerd op conformiteit met de op dit moment gel-
dende veiligheidsnormen en indien nodig uitgebreid voor nieuwe
gebruiksdoeleinden. U vindt de voor uw meetapparaat geschikte
huidige toebehoren met een afbeelding, het bestelnummer, een
beschrijving evenals - al naar gelang de omvang van de toebeho-
ren - een informatieblad en een gebruiksaanwijzing op internet bij
www.gossenmetrawatt.com
Zie ook hoofdst. 10 op pagina 66.
Productsupport
Technische vragen
(toepassing, bediening, softwareregistratie)
Neem indien nodig a.u.b. contact op met:
GMC-I Messtechnik GmbH
Hotline Productsupport
Telefoon +49 911 8602-0
Telefax +49 911 8602-709
Software vrijschakelen METRAwin 10
GMC-I Messtechnik GmbH
Front Office
Telefoon +49 911 8602-935
Telefax +49 911 8602-777
4 GMC-I Messtechnik GmbH
Leveringsomvang Contactpersonen
Rekalibratieservice
In ons servicecenter kalibreren en rekalibreren wij (bijv. na een jaar
in het kader van uw meetmiddelcontrole of vóór gebruik ...) alle
apparaten van GMC-I Messtechnik GmbH en andere fabrikanten
en wij bieden u gratis meetmiddelmanagement.
Reparatie- en reserveonderdelenservice
DKD-Kalibratielaboratorium* en apparatenverhuurservice
Neem indien nodig a.u.b. contact op met:
GMC-I Service GmbH
Service-Center
Thomas-Mann-Straße 20
90471 Nürnberg · Duitsland
Telefoon +49 911 817718-0
Fax +49 911 817718-253
e-mail service@gossenmetrawatt.com
www.gmci-service.com
Dit adres geldt alleen voor Duitsland.
In het buitendland kunt u terecht bij onze vertegenwoordigingen
of vestigingen.
* DAkkS-Kalibratielaboratorium voor elektrische meetgrootheden
D-K-15080-01-01 geaccrediteerd volgens DIN EN ISO/
IEC 17025:2005
Geaccrediteerde meetgrootheden: gelijkspanning, gelijkstroomsterkte,
gelijkstroomweerstand, wisselspanning, wisselstroomsterkte, effectief
wisselstroomvermogen, wisselstroom-blindvermogen, gelijkstroomver-
mogen, capaciteit, frequentie en temperatuur
GMC-I Messtechnik GmbH 5
Contactpersonen
Vakkundige partner
GMC-I Messtechnik GmbH is gecertificeerd volgens
DIN EN ISO 9001:2008.
Ons DAkkS-Kalibratielaboratorium is volgens DIN EN ISO/
IEC 17025:2005 geaccrediteerd bij de "Deutsche Kalibrierdienst"
met het nummer D-K-15080-01-01.
Onze meettechnische vakkennis reikt van keuringsrapportage en het fa-
briekskalibratiecertificaat tot aan het DAkkS-kalibratiecertificaat.
Een gratiss meetmiddelmanagement rondt ons aanbod af.
Als kalibratielaboratorium kalibreren wij natuurlijk apparaten van
elke fabrikant.
6 GMC-I Messtechnik GmbH
Inhoudstabel
Inhoud Pagina Inhoud Pagina
1 Veiligheidskenmerken en veiligheidsmaatregelen ............. 8
1.1 Doelmatig gebruik ..........................................................................10
1.2 Betekenis van de gevarensymbolen .................................................10
1.3 Betekenis van de akoestische waarschuwingen ................................10
2 Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaiknop,
symbolen .......................................................................... 12
3 Inbedrijfstelling ................................................................ 16
3.1 Batterijen .......................................................................................16
3.2 Inschakelen ...................................................................................16
3.3 Bedrijfsparameters instellen ............................................................16
3.4 Uitschakelen ..................................................................................17
4 Bedieningsfuncties ........................................................... 18
4.1 De meetfuncties en meetbereiken kiezen .........................................18
4.1.1 Automatische meetbereikkeuze .......................................................18
4.1.2 Handmatige meetbereikkeuze .........................................................18
4.1.3 Snelle metingen .............................................................................19
4.2 Nulpuntcorrectie/relatieve metingen ................................................19
4.3 Display (LCD) .................................................................................20
4.3.1 Digitaal display ...............................................................................20
4.3.2 Analoog display ..............................................................................20
4.4 Opslaan meetwaarde „DATA“ (Auto-Hold / Compare) .......................21
4.4.1 Opslag van minimale en maximale waarde „MIN/MAX“ .....................22
4.5 Meetgegevens optekenen ...............................................................23
5 Metingen .......................................................................... 26
5.1 Spanningsmeting ...........................................................................26
5.1.1 Gelijk- en mengspanningsmeting V DC en V (DC+AC) ......................27
5.1.2 Wisselspannings- en frequentiemeting V AC en Hz
met inschakelbaar laagdoorlaatfilter ................................................28
5.1.3 transiënte overspanningen ..............................................................30
5.1.4 Spanningsmeting boven 600 V .......................................................30
5.2 Weerstandsmeting „“ ..................................................................31
5.3 Temperatuurmeting Temp RTD .......................................................32
5.3.1 Meten met weerstandsthermometer ................................................32
5.4 Lusweerstandsmeting „R
SL
“ met constante stroom 2 mA .................34
5.5 Doorgangstest ..............................................................................35
5.6 Diodentest met constante stroom 2 mA ...........................................36
5.7 Capaciteitsmeting .........................................................................38
5.7.1 Kabellengtemeting m .....................................................................38
5.8 Isolatieweerstandsmeting op telecommunicatie-inrichtingen
functie MISO. ..............................................................................39
5.8.1 De meetkabels aansluiten ...............................................................40
5.8.2 Constateren van stoorspanning ...................................................40
5.8.3 De isolatiemeting verrichten ............................................................40
5.8.4 De meting beëindigen en ontladen ..................................................42
5.9 Stroommeting ................................................................................43
5.9.1 Gelijk- en mengstroommeting direct A DC en A (DC+AC) ..................44
5.9.2 Wisselstroom- en frequentiemeting rechtstreeks A AC en Hz ............45
5.9.3 Gelijk- en mengstroommeting met stroomtang A DC en A (DC+AC) ..46
5.9.4 Wisselstroommeting met stroomtang A AC en Hz .............................47
GMC-I Messtechnik GmbH 7
Inhoudstabel
Inhoud Pagina Inhoud Pagina
6 Apparaat- en meetparameters .........................................48
6.1 Paden naar de parameters ............................................................ 49
6.2 Lijst van alle parameters ............................................................... 49
6.3 Parameteropvragingen – Menu InFo (als looptekst) .......................... 50
6.4 Parameterinvoer – Menu SETUP ..................................................... 50
6.5 Standaardinstellingen (fabrieksinstellingen, defaultinstellingen) ......... 53
7 Interfacegebruik ...............................................................54
7.1 Interface activeren ......................................................................... 54
7.2 Interfaceparameters instellen .......................................................... 55
8 Technische gegevens ......................................................56
9 Onderhoud en calibreren ..................................................62
9.1 Signalisaties – foutmeldingen ........................................................ 62
9.2 Batterijen ...................................................................................... 62
9.3 Zekering ........................................................................................ 63
9.4 Onderhoud behuizing ..................................................................... 64
9.5 Terugname en milieuvriendelijke verwerking tot afval ....................... 64
9.6 Rekalibratie ................................................................................... 65
9.7 Fabrieksgarantie ............................................................................ 65
10 Toebehoren .......................................................................66
10.1 Algemeen ...................................................................................... 66
10.2 Technische gegevens van de meetkabels
(leveringsomvang veiligheidskabelset KS21T) .................................. 66
10.3 Netadapter NAX-
TRA (wordt niet meegeleverd) ............................... 66
10.4 Interfacetoebehoren (worden niet meegeleverd) ............................... 67
11 Trefwoordenregister .........................................................68
8 GMC-I Messtechnik GmbH
Veiligheidsinstructies
1 Veiligheidskenmerken en veiligheidsmaatregelen
U heeft gekozen voor een apparaat dat u zeer veel veiligheid
biedt.
Dit apparaat voldoet aan de eisen van de geldende Europese en
nationale EG-Richtlijnen. Wij bevestigen dit met het CE-symbool.
De hiervoor opgestelde conformiteitsverklaring kan worden aan-
gevraagd bij GMC-I Messtechnik GmbH.
De TRMS Digital multimeter is gebouwd en gekeurd conform de
veiligheidsbepalingen
IEC 61010–1:2010 / DIN EN 61010–1:2010 / VDE 0411–1:2011.
Bij doelmatig gebruik (zie pagina 10) garandeert het zowel de vei-
ligheid van de persoon die het bedient alsook die van het appa-
raat zelf. Deze veiligheid is echter niet gegarandeerd als het appa-
raat op ondoelmatige wijze wordt bediend of als er op onacht-
zame wijze mee wordt omgegaan.
Om de veiligheidstechnisch feilloze toestand van het apparaat te behou-
den en het gevaarloos gebruik ervan te garanderen, is het absoluut nood-
zakelijk dat u de gebruiksaanwijzing van het apparaat vóór gebruik zorg-
vuldig en volledig doorlezen en de instructies op alle punten opvolgt.
Meetcategorieën en hun betekenis volgens IEC 61010-1
Voor uw meetapparaat geldt de meetcategorie
en de toegewezen maximum nominale spanning,
bijv. 600 V CAT II die op het apparaat gedrukt staat.
Houdt u zich aan de volgende veiligheidsmaatregelen:
De multimeter mag niet in een Ex-omgeving worden gebruikt.
De multimeter mag alleen bediend worden door personen die
in staat zijn, contactgevaren te herkennen en veiligheidsmaat-
regelen te nemen. Er is volgens de norm altijd sprake van con-
tactgevaar op plaatsen waar spanningen kunnen voorkomen
die hoger liggen dan 33 (effectieve waarde) resp 70 V DC.Als u
metingen verricht, waarbij contactgevaar bestaat, dan mag u
niet alleen werken. Haal er een tweede persoon bij.
De maximaal geoorloofde spanning
tussen de spanningsmeetaansluitingen resp. alle aansluiting
t.o.v. aarde bedraagt 600 V in de meetcategorie II resp. 300 V
in de meetcategorie III.
Houd er rekening mee dat aan meetobjecten (bijv. aan defecte
apparaten) onvoorziene spanningen kunnen voorkomen. Con-
densatoren kunnen bijv. gevaarlijk geladen zijn.
CAT Definitie
I
Metingen aan stroomkringen
die niet rechtstreeks met het net verbonden zijn:
bijv. boordnetten in motorvoertuigen of vliegtuigen, batterijen ...
II
Metingen aan stroomkringen
die rechtstreeks elektrisch verbonden zijn met het laagspanningsnet:
met stekkers, bijv. in het huishouden, op kantoor, in laboratoria ...
III
Metingen in de gebouweninstallatie:
stationaire verbruikers, verdeleraansluiting, apparaten vast aan de verdeler
GMC-I Messtechnik GmbH 9
Veiligheidsinstructies
Overtuig u er van dat de meetkabels in feilloze staat verkeren,
bijv. onbeschadigde isolatie, geen onderbreking in kabels en
stekkers enz.
In stroomkringen met corona-ontlading (hoogspanning) mag u
met dit apparaat geen metingen verrichten.
U dient bijzonder voorzichtig te zijn als u in HF-stroomkringen
meet. Daar kunnen gevaarlijke mengspanningen voorkomen.
Metingen in een vochtige omgeving zijn verboden.
Zorg er absoluut voor dat u de meetbereiken niet meer overbe-
last dan toegestaan is. U vindt de grenswaarden in hoofdst. 8
Technische gegevens“ in de tabel „Meetfuncties en meetbe-
reiken“ in de kolom „Overbelastbaarheid“.
Gebruik de multimeter uitsluitend met ingelegde batterijen of accu's.
Gevaarlijke stroom of spanning wordt anders niet waargenomen en
uw apparaat kan beschadigd worden.
Het apparaat mag niet met verwijderde zekeringdeksel of bat-
terijendeksel of met geopende behuizing worden gebruikt.
De ingang van de stroommeetbereiken is uitgerust met een
smeltzekering.
De maximaal geoorloofde spanning van meetstroomkring
(= nominale spanning van de zekering) bedraagt 600 V AC/DC.
Zorg er absoluut voor dat u alleen de voorgeschreven
zekering inzet, zie pagina 60! De zekering moet een minimum
uitschakelvermogen hebben van 10 kA.
Het apparaat openen/ reparatie
Om er voor te zorgen dat dit apparaat feilloos en veilig blijft wer-
ken en de garantie behouden blijft, mag het apparaat uitsluitend
door bevoegde en vakkundige personen worden geopend.
Ook originele onderdelen mogen uitsluitend worden ingebouwd
door bevoegde en vakkundige personen.
Indien geconstateerd wordt dat het apparaat is geopend door niet
bevoegde personen, zal de fabrikant geen enkele aanspraken op
garantie met btrekking tot persoonlijke veiligheid, meetonnauw-
keurigheid, conformiteit met de geldende veiligheidsmaatregelen
of gevolgschade in welke vorm dan ook verlenen.
Onderdelen herstellen en vervangen
Als u het apparaat opent, kunnen er onderdelen vrij komen te lig-
gen die onder spanning staan. Voordat u het apparaat gaat repa-
reren of onderdelen gaat vervangen, moet u het apparaat afkop-
pelen van de meetkring. Als daarna een reparatie aan een ge-
opend apparaat onder spanning onvermijdelijk is, dan mag dit al-
leen door een vakman worden gedaan die vertrouwd is met de
daarmee gepaard gaande gevaren.
Fouten en buitengewone slijtage
Als u er va uit moet gaan dat het apparaat niet meer zonder ge-
vaar gebruikt kan worden, dan moet u het buiten werking stellen
en beveiligen tegen verder gebruik. Met gevaarloos gebruik kunt u
niet meer rekenen
als het apparaat zichtbare beschadigingen heeft,
als het apparaat niet meer werkt of als er storingen in de wer-
king optreden,
na langdurige opslag in ongunstige omstandigheden (bijv.
vocht, stof, temperatuur), zie „Omgevingsomstandigheden“ op
pagina 59.
10 GMC-I Messtechnik GmbH
Veiligheidsinstructies
1.1 Doelmatig gebruik
Uw multimeter is een draagbaar apparaat dat u tijdens het
meten in de hand kunt houden.
Met het meetapparaat worden uitsluitend metingen verricht,
zoals beschreven in hoofdst. 5.
Het meetapparaat inclusief de meetkabel en de opsteekbare
meetpennen worden alleen binnen de aangegeven meetcate-
gorie gebruikt, zie pagina 60 en voor de betekenis de tabel op
pagina 8.
De grenzen van de overbelastbaarheid worden niet overschre-
den. Overbelastingswaarden en overbelastingstijden, zie de
Technische gegevens op pagina 56.
De metingen worden alleen binnen de aangegeven omge-
vingsomstandigheden verricht. Werktemperatuurbereik en re-
latieve luchtvochtigheid, zie pagina 59.
Het meetapparaat wordt alleen conform de aangegeven IP-
classificering (IP-code) gebruikt, zie pagina 61.
1.2 Betekenis van de gevarensymbolen
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats
(let op, kijk in de documentatie!)
Waarschuwing voor gevaarlijke spanning op de meetingang:
U > 15 V AC of U > 25 V DC
1.3 Betekenis van de akoestische waarschuwingen
Waarschuwing voor hoge spanning: > 610 V
(intervalsignaal)
Waarschuwing voor hoge stroom: > 1,1 A
(continu geluidssignaal)
!
GMC-I Messtechnik GmbH 11
Veiligheidsinstructies
12 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaiknop, symbolen
2
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaiknop, symbolen
1 Weergave (LCD), voor de betekenis van de symbolen, zie Pag. 13
2 MAN / AUTO Shifttoets voor handmatige/automatische meetbereikskeuze
Parameterwaarden verhogen
Bedrijfsmodus menu: Kiezen van afzonderlijke menupunten tegen de stroomrichting in
3
ON / OFF | LIGHT
Knop voor apparaat AAN / UIT en displayverlichting aan/uit
4 FUNC | ENTER Multifunctionele knop
Bedrijfsmodus menu: De invoer bevestigen (ENTER)
UISO ON / OFF Isolatieweerstandsmeting
knop voor in-/uitschakelen van de isolatieweerstandsmeting
5
Meetbereik verhogen resp. decimale komma naar rechts verschuiven (functie MAN)
6
Draaiknop
voor meetfuncties, voor de betekenis van de symbolen, zie Pag. 14
7 DAkkS-kalibratiemerk
8 Aansluiting voor massa/dicht bij aarde liggend potentiaal
9 Aansluiting voor stroommeting met automatische vergrendeling
10 Aansluiting voor spannings-, weerstands-, temperatuur-, diode-
en capaci-
teitsmeting met automatische vergrendeling
11 DATA / MIN / MAX
Knop voor de functie meetwaarde houden, vergelijken, wissen en MIN/MAX
Verlagen van waarden
Bedrijfsmodus Menu: Kiezen van afzonderlijke menupunten in stroomrichting
12
MEASURE | SETUP
Knop voor het heen en weer schakelen tussen meet- en menufunctie
13 ZERO | ESC
Knop voor de nulpuntinstelling
Bedrijfsmodus menu: Menuniveau verlaten – terugspringen naar een hoger niveau,
parameterinvoer verlaten zonder op te slaan
POL / UISO: Isolatieweerstandsmeting
voor ompolen van de te controleren leiding knop ingedrukt
houden (voorw. draaiknop in stand M ISO)
14
Meetbereik verkleinen resp. decimale komma naar links verschuiven (functie MAN)
15 Aansluiting voor netadapter
16 Infrarood interface
1
3
4
16
5
6
9

Hoofdst. 4.3

Hoofdst. 3

Hoofdst. 5

Hoofdst. 7

Hoofdst. 6

Hoofdst. 3
e.v.

Hoofdst. 3
13
12

Hoofdst. 4.1
10
2
Hoofdst.
4.1.2
14
8
max. 600 V !
11
15
Hoofdst. 4.1
Hoofdst. 4.4
Hoofdst. 6
Hoofdst. 3
Hoofdst. 6
7

Hoofdst. 1.2
Hoofdst. 3.1
GMC-I Messtechnik GmbH 13
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaiknop, symbolen
Symbolen van het digitale display
1 Batterijcontroleweergave
2 ON: Continue werking (automatische uitschakeling gedeactiveerd)
3 MAN: Handmatige meetbereikomschakeling actief
4 Digitaal display met komma- en polariteitsweergave
5 max/min: MIN/MAX-opslag
6 DATA: weergavegeheugen, „Meetwaarde houden“
7 STORE: geheugenfunctie actief
8 ISO: isolatieweerstandsmeting actief / gekozen testspanning
9 1:x tangstroomfactor (overbrengingsverhouding)
10 IR: infrarood interfacecontroleweergave
11 Schaalverdeling voor analoog display
12 Wijzer voor analoog display, bargraph – pointer,
al naar gelang de instelling in het menu SETUP voor parameter A.d iSP
in beeld verschijnende driehoek: weergave voor overschrijding van het
meetbereik
13 R
SL
: lusweerstandsmeting gekozen
14 Diodenmeting gekozen
15 Gekozen stroomsoort
16 TRMS: true RMS meting
17 Pt100(0): gekozen platinaweerstandsthermometer met
automatische herkenning Pt100/Pt1000
18 in dit geval zonder functie
19 sec (seconds): tijdseenheid seconden
20 DREL: relatieve meting gerelateerd aan ingestelde offset
21 Meeteenheid
22 ZERO: nulpuntinstelling actief
23 Waarschuwing voor gevaarlijke spanning: U > 15 V AC of U > 25 V DC
24 Doorgangstest met geluidssignaal actief
25 h (hours): tijdseenheid uren
1 2910
12
14
15
16
17
21 18
23
24
765
2022
8
3
11
19
25
4
Batterij vol
Batterij OK
Batterij zwak
Batterij (bijna) leeg, U < 1,8 V
Gegevensoverdracht naar / van multimeter actief
IR-interface in stand-by actief
(gereed voor de ontvangs van inschakelcommando's)
Batterijcontroleweergave
Interfacecontroleweergave
13
14 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaiknop, symbolen
Symbolen van de draaischakelaarstanden
Schakelaar
FUNC
Weergave Meetfunctie
V~ 0/4 V~ AC TRMS Wisselspanning, true RMS AC, volle bandbreedte
Hz (V) 1 Hz ~ AC Spanningsfrequentie, volle bandbreedte
V~ 2 V Fil ~ AC TRMS Wisselspanning, true RMS AC, met laagdoorlaat (200 Hz)
Hz (V)
3 Hz Fil ~ AC Spanningsfrequentie, met laagdoorlaat (200 Hz)
V 0/2 V DC Gelijkspanning
V 1 V DC AC TRMS Mengspanning, true RMS ( )
R
SL
0/3 RSL Lusweerstandsmeting met geluidssignaal met I = constant
1 Doorgangstest met geluidssignaal
2
V DC Diodespanning met I = constant
0/2 (Gelijkstroom-) weerstand
Temp RT D 1 ×C Pt 100/1000 Temperatuur met weerstandsthermometer Pt 100/Pt 1000
0/2 nF Capaciteit
m (km) 1 m (km) Kabellengte (via capacitieve lijnbezetting)
a-b, a-E, b-E
0/2 V Stoorspanningscontrole
M
ISO
@100V
1 ISO 100 V / k / MIsolatieweerstandsmeting
A 0/2 A DC Gelijkstroomsterkte
A 1 A DC AC TRMS Mengstroomsterkte, true RMS AC DC
A~ 0/2 A~ AC TRMS Wisselstroomsterkte, true RMS AC
Hz (A) 1 Hz ~ AC Stroomfrequentie
0/2 A DC Gelijkstroomsterkte met AC DC-stroomtang 1 V:1/10/100/1000 A
1 A DC AC TRMS Mengstroomsterkte, true RMS, met AC DC-stroomtang zie boven
0/2 A~ AC TRMS Wisselstroomsterkte, true RMS, met stroomtang zie boven
Hz ( ) 1 Hz ~ AC Stroomfrequentie met stroomtang zie boven
200Hz
200Hz
V
ACDC
V
AC
2
V
DC
2
+=
A
A
A
A
GMC-I Messtechnik GmbH 15
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaiknop, symbolen
Symbolen van het bedieningsmenu in de volgende hoofdstukken
... in het hoofdmenu bladeren
... in het submenu bladeren (scrollen)
komma kiezen
 waarde groter/kleiner maken
time submenu/parameter (zeven-segment-schrift)
1nFo hoofdmenu (zeven-segment-schrift, weergave vet)
Symbolen op het apparaat
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats
(let op, kijk in de documentatie!)
Aarde
CAT II / III Apparaat van de meetcategorie II resp. III, zie ook
„Meetcategorieën en hun betekenis volgens IEC
61010-1“ op pagina 8
Doorlopende dubbele of versterkte isolatie
EG-Conformiteitskenmerk
s
IR
t
Plaats van de infrarood interface, venster op de kop
van het apparaat
Plaats van de netadapteraansluiting,
zie ook hoofdst. 3.1
Zekering voor de stroommeetbereiken,
zie hoofdst. 9.3
Het apparaat mag niet met het normale huisvuil wor-
den weggegooid. Meer informatie over het WEEE-ken-
merk vindt u op internet bij www.gossenmetra-
watt.com met de zoekterm WEEE, zie ook
hoofdst. 9.5.
Kalibratiemerk (blauw zegel):
zie ook „Rekalibratie“ op pagina 65
!
5V/600mA
Telnummer
Registratienummer
Datum van de kalibratie (jaar – maand)
Deutsche Akkreditierungsstelle GmbH – Kalibratielaboratorium
XY123
2012-08
D-K-
15080-01-01
16 GMC-I Messtechnik GmbH
Inbedrijfstelling – Setup
3 Inbedrijfstelling
3.1 Batterijen
Kijk voor het op de juiste manier aanbrengen van de batterijen ab-
soluut in hoofdst. 9.2!
U kunt de huidige batterijspanning opvragen in het menu Info, zie
hoofdst. 6.3.
Let op!
!
Koppel het apparaat van de meetkring af voordat u het deksel van
het batterijenvakje openmaakt om de batterijen te vervangen!
Gebruik met netadapter (wordt niet meegeleverd, zie hoofdst. 10.3)
Als de stroomtoevoer wordt geregeld door de netadapter
NAX-
TRA worden de ingezette batterijen elektronisch uitgescha-
keld, zodat ze in het apparaat kunnen blijven zitten.
Als u accu's gebruikt, moet u deze extern laden.
Als de externe voeding wordt uitgeschakeld, schakelt het appa-
raat onderbrekingsvrij over op batterijgebruik.
3.2 Inschakelen
Apparaat handmatig inschakelen
Druk op de knop ON / OFF | LIGHT totdat de weergave verschijnt.
Het inschakelen wordt bevestigd door een kort geluidssignaal.
Zolang u de knop ingedrukt houdt, zijn alle segmenten van het
LCD-display zichtbaar.
Het LCD is afgbeeld op pagina 13.
Als u de knop loslaat, is het apparaat klaar om te meten.
Displayverlichting
Als het apparaat is ingeschakeld, kunt u met een korte druk op de
knop ON / OFF | LIGHT de achtergrondverlichting activeren. Door
opnieuw te drukken of automatisch na ca. 1 minuut wordt deze
weer uitgeschakeld.
Apparaat met pc inschakelen
Na het overdragen van een datablock door de pc schakelt de
multimeter zichzelf in op voorwaarde dat de parameter „irStb “ op
ir on “ is gezet (zie hoofdst. 6.4).
Wij raden u echter aan, de stroomspaarfunctie „
ir off
“ te gebruiken.
Opmerking
Elektrische ontladingen en hogefrequentiestoringen kunnen
een verkeerde weergave veroorzaken en de meetprocedure
blokkeren.
Koppel het apparaat van de meetkring af. Schakel het apparaat
uit en opnieuw in; dan is het gereset. Als dit niet mocht luk-
ken, dan haalt u de batterij even van de aansluitcontacten af,
zie ook hoofdst. 9.2.
3.3 Bedrijfsparameters instellen
De tijd en de datum instellen
Zie parameter „t iME “ en dAtE “ in hoofdst. 6.4.
Soorten weergave van het analoge display
Hierbij kunt u twee weergavesoorten kiezen, zie parameter
A.d iSP “ in hoofdst. 6.4.
Weergavesoorten van het digitale display
Hierbij kunt u twee weergavesoorten kiezen, zie parameter
0.d iSP “ in hoofdst. 6.4.
GMC-I Messtechnik GmbH 17
Inbedrijfstelling – Setup
3.4 Uitschakelen
Apparaat handmatig uitschakelen
Druk op de knop ON / OFF | LIGHT totdat de tekst 0FF in beeld
verschijnt.
Het uitschakelen wordt bevestigd door een kort geluidssignaal.
Automatisch uitschakelen
Uw apparaat schakelt zichzelf automatisch uit als de meetwaarde
lang constant is (maximal meetwaardeschommeling ca. 0,8% van
het meetbereik per minuut resp. 1 C of 1 F per minuut) en tij-
dens een vooraf aangegeven tijd in minuten geen knop is inge-
drukt noch de draaiknop is gebruikt, zie parameter „APoFF
pagina 51. Het uitschakelen wordt bevestigd door een kort ge-
luidssignaal.
Uitzonderingen zijn:
zend- of opslagmode, continue werking of als er een gevaarlijke
spanning (U > 15 V AC of U > 25 V DC) bij de ingang ligt.
Het automatisch uitschakelen voorkomen
U kunt uw apparaat ook op „CONTINU AAN“ schakelen.
Druk daartoe bij het inschakelen gelijktijdig op de knoppen
en .
De functie „CONTINU AAN“ wordt op het display rechts van
het batterijensymbool aangegeven met het symbool
ON.
De instelling „CONTINU AAN“ kan alleen met een parameterwijziging
ongedaan worden gemaakt, niet door het apparaat uit te schakelen,
zie „APoFF “ pagina 51.
ON / OFF
LIGHT
FUNC
ENTER
18 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
4 Bedieningsfuncties
4.1 De meetfuncties en meetbereiken kiezen
4.1.1 Automatische meetbereikkeuze
De multimeter heeft een automatische meetbereikfunctie voor alle
meetfuncties, met uitzondering van temperatuurmeting, dioden-
test en doorgangstest. De automatische functie begint te werken
zodra het apparaat wordt ingeschakeld. Het apparaat kiest al
naar gelang de aanwezige meetgrootheid automatisch het meet-
bereik dat het beste oplossend vermogen mogelijk maakt. Bij het
overschakelen op frequentiemeting blijft het eerder ingestelde
spanningsmeetbereik behouden.
AUTO-Range functie
De multimeter schakelt automatisch naar het eertvolgende hogere
bereik bij ±(3099 D + 1 D 0310 D) en naar het eerstvolgende la-
gere bereik bij ±(280 D - 1 D 2799 D).
4.1.2 Handmatige meetbereikkeuze
U kunt de automatische meetbereikfunctie uitschakelen en de be-
reiken aan de hand van de volgende tabel handmatig kiezen en
fixeren, door op de knop MAN / AUTO te drukken.
Vervolgens kunt u het gewenste meetbereik instellen met de curs-
orknop
of .
U keert terug naar de automatische bereikskeuze als u de knop
MAN / AUTO indrukt, als u de draaiknop gebruikt of als u het appa-
raat uitschakelt en opnieuw inschakelt.
Overzicht automatische bereiksfunctie en handmatige bereikskeuze
* allen via handmatige bereikskeuze
De multimeter wordt binnen het ingestelde meetbereik gehouden.
Als de bereiksgrens wordt overschreden, verschijnt 0L in beeld.
Met de cursorknop
moet u dan overschakelen naar het eerst-
volgende hogere meetbereik.
Meetsoort M
ISO
: als de meetwaarde bij de handmatige meetbe-
reikskeuze kleiner is dan 10% van het meetbereik, verschijnt u r
(under range) in beeld. Met de cursorknop moet u dan het
eerstvolgende lagere meetbereik kiezen.
Functie
Weer-
gave
MAN / AUTO
Handmatig werking aan:
het gebruikte meetbereik wordt gefixeerd
MAN
of
Schakelreeks bij:
V: 300 mV*
3 V
30 V
300 V
600 V
Hz: 300 Hz
3 kHz
30 kHz
300 kHz (Hz(U))
:
300

3 k

30 k

300 k

3 M

30 M
A: 300A
3 mA
30 mA
300 mA
1A
A : zie hoofdst. 5.9.3 en hoofdst. 5.9.4
F: 30 nF 300 nF 3F 30F 300F
MW
ISO
:
300 k

3 M

30 M

300 M
MAN
MAN / AUTO
Terugkeren naar de automatische meetbereikskeuze
GMC-I Messtechnik GmbH 19
Bedieningsfuncties
4.1.3 Snelle metingen
Als er sneller gemeten moet worden dan dit bij de automatische
meetbereikskeuze mogelijk is, dan moet het geschikte meetbereik
gefixeerd worden. Een snelle meting wordt dankzij de volgende
twee functies gegarandeerd:
•door handmatige meetbereikskeuze, d.w.z. door het meetbereik
met het beste oplossend vermogen te kiezen, zie hoofdst.
4.1.2.
of
•via de functie DATA, zie hoofdst. 4.4. Hierbij wordt na de eerste
meting automatisch het juiste meetbereik gefixeerd, zodat er
vanaf de tweede meetwaarde sneller wordt gemeten.
Bij beide functies blijft het gefixeerde meetbereik ingesteld voor de
daarop volgende seriemetingen.
4.2 Nulpuntcorrectie/relatieve metingen
Al naar gelang de afwijking van het nulpunt kan de gebruiker een
nulpuntinstelling of een referentiewaarde voor relatieve metingen
opslaan:
Voor elke meetfunctie apart wordt de betreffende referentie- of
correctiewaarde als offset van alle toekomstige metingen afge-
trokken en blijft opgeslagen totdat hij weer gewist wordt of de
multimeter wordt uitgeschakeld.
Het instellen van het nulpunt of de referentiewaarde is zowel mo-
gelijk bij de automatische meetbereikskeuze als voor het op dat
moment handmatig gekozen meetbereik.
Nulpunt instellen
Sluit de meetkabels aan op het apparaat en verbind de vrije
uiteinden, behalve bij de capaciteitsmeting, waarbij de leiderui-
teinden open blijven.
Druk even op de knop ZERO | ESC.
Het apparaat bevestigt de nulpuntinstelling met een geluidssig-
naal en op het LCD-display verschijnt het symbool „ZERO
DREL. De waarde die gemeten werd op het moment waarop
de knop werd ingedrukt, doet dienst als referentiewaarde.
U kunt de nulpuntinstelling wissen, door opnieuw op de knop
ZERO | ESC te drukken.
Opmerking
Als gevolg van de effectieve waardemeting TRMS, geeft de
multimeter bij kortgesloten meetkabels in het nulpunt van de
V AC/I AC resp. V(AC+DC)/I (AC+DC)-meting een rest-
waarde aan van 1...10/35 Digit (onlineariteit van de TRMS-
omvormer). Dit heeft geen invloed op de gespecificeerde
nauwkeurigheid boven 1% van het meetbereik (resp. 10%
in de mV-bereiken).
Referentiewaarde vastleggen
Sluit de meetkabels aan op het apparaat en meet een referen-
tiewaarde (max. 1500 Digit).
Druk even op de knop ZERO | ESC.
Het apparaat bevestigt het opslaan van de referentiewaarde
met een geluidssignaal en op het LCD-display verschijnen de
Afwijking van het nulpunt
– bij kortgesloten meetkabeluiteinden voor V, , A
– bij open ingang voor capaciteiten eenheid F
Weergave
0 ... 200 Digit ZERO DREL
> 200 ... 1500 Digit DREL
20 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
symbolen „ZERO REL“ of „REL. De waarde die gemeten
werd op het moment waarop de knop werd ingedrukt, doet
dienst als referentiewaarde.
U kunt de referentiewaarde wissen, door opnieuw op de knop
ZERO | ESC te drukken.
Opmerkingen over de relatieve meting
De relatieve meting heeft uitsluitend betrekking op de digitale
weergave. De analoge weergave geeft nog steeds de originele
meetwaarde aan.
Bij relatieve metingen kunnen ook bij -/F- of AC-meetgroot-
heden negatieve waarden ontstaan.
4.3 Display (LCD)
4.3.1 Digitaal display
Meetwaarde, meeteenheid, stroomsoort, polariteit
Het digitale display geeft de meetwaarde aan met de juiste
komma en het juiste voorteken. Bovendien verschijnt de de geko-
zen meeteenheid en de stroomsoort in beeld. Bij het meten van
gelijke grootheden verschijnt er een minteken voor de cijfers als
de positieve pool van de meetgrootheid op de „“-ingang ligt.
Met de parameter „0.d iSP “ kan men instellen of bij de meetwaar-
deweergave vooraan staande nullen wel of niet in beeld moeten
verschijnen, zie hoofdst. 6.4.
Overschrijding van het meetbereik
Als de eindwaarde van het meetbereik wordt overschreden d.w.z.
vanaf 3100 Digit, verschijnt „0L “ (OverLoad) in beeld.
Uitzonderingen: bij spanningsmeting binnen het 600 V-bereik
vindt weergave „0L “ plaats vanaf 610,0 V, bij de diodenmeting
vanaf 5.100 Digit en binnen het 1 A-bereik vanaf 1,100 Digit.
4.3.2 Analoog display
Meetwaarde, polariteit
Het analoge display heeft dezelfde dynamische werking als een
draaispoelrelais. Het is vooral van voordeel bij het bekijken van
meetwaardeschommelingen en bij het afvlakken.
De gebruiker kan in het menu „SETUP “ met de parameter „A.d iSP
2 manieren van weergave kiezen, zie hoofdst. 6.4:
Bargraph – balk
Pointer: een wijzer die de huidige meetwaarde in realtime mar-
keert.
Bij metingen van gelijke grootheden toont de analoge schaalver-
deling een negatief bereik van 5 schaaldelen, zodat u meetwaar-
deschommelingen rond „nul“ nauwkeurig kunt bekijken. Als de
meetwaarde het negatieve bereik van 5 schaaldelen overschrijdt,
dan wordt de polariteit van het analoge display omgeschakeld.
De schaalwaarden van de analoge schaalverdeling worden auto-
matisch bepaald. Voor de handmatige meetbereikskeuze is dit
een zeer goed hulpmiddel.
Overschrijding van het meetbereik
De overschrijding van het meetbereik in het positieve bereik wordt
weergegeven met de rechter driehoek.
Weergaverefresh
Het analoge display wordt in de weergave bargraph en pointer
40 maal per seconde geactualiseerd.
GMC-I Messtechnik GmbH 21
Bedieningsfuncties
4.4 Opslaan meetwaarde „DATA“ (Auto-Hold / Compare)
Met de functie DATA (Auto-Hold) kunt u een afzonderlijke meet-
waarde automatisch „vasthouden“. Dit komt bijv. van pas, als het
aftasten van het meetpunt met de meetpennen al uw aandacht
opeist. Na het aanleggen van het meetsignaal en het stabiliseren
van de meetwaarde conform de „voorwaarde“ in de volgende
tabel houdt het apparaat de meetwaarde op het digitale display
vast en geeft het een akoestisch signaal. Nu kunt u de meetpen-
nen van het meetpunt afnemen en de meetwaarde op het digitale
display aflezen. Als het meetsignaal hierbij de in de tabel ge-
noemde grenswaarde onderschrijdt, wordt de functie voor een
nieuwe opslag gereactiveerd.
Meetwaardevergelijking (DATA Compare)
Als de huidige, vastgehouden waarde minder dan 100 Digit af-
wijkt van de eerste opgeslagen waarde, dan weerklinkt het sig-
naal twee maal. Als de afwijking groter is dan 100 Digit, weerklinkt
er slechts een kort signaal.
Opmerking
DATA beïnvloedt het analoge display niet. Daar kunt u
gewoon de huidige meetwaarde blijven aflezen. Denk er
echter aan dat bij een „vastgehouden“ digitaal display ook
de cijfers achter de komma niet meer veranderen (meetbe-
reik gefixeerd, symbool MAN).
Zolang de functie DATA actief is, mag u de meetbereiken niet
handmatig veranderen.
De functie DATA wordt uitgeschakeld als u de knop DATA/MIN/MAX
„lang“ (gedurende ca. 1 s) indrukt, als u de meetfunctie wisselt of
als u het apparaat uitschakelt en opnieuw inschakelt.
1)
Reactiveren door onderschrijden van de aangegeven meetwaardegren-
zen
2)
Bij de eerste maal opslaan van een meetwaarde als referentiewaarde 2x geluids-
signaal. Bij vervolgens vasthouden alleen 2x, als de huidige, vastgehouden
waarde minder dan 100 Digit afwijkt van de
eerste
opgeslagen waarde.
Legenda: MW = meetwaarde, v. b = van het meetbereik
Functie
DATA
Knop
DATA/
MIN/MAX
Voorwaarde Reactie op het apparaat
Meetfunc-
tie
Meetsig-
naal
Weergave
Ge-
luids-
signaal
MW
digital
DATA
Activeren kort knippert 1 x
Opslaan
(gestabili-
seerde meet-
waarde)
V, A, F, Hz,
%
> 10%
v. b
ver-
schijnt in
beeld
statisch
1 x
2 x
2)

0L
Reactiveren
1)
V, A, F, Hz,
%
< 10%
v. b
opge-
slagen
MW
knippert

= 0L
Wissel naar
MIN/MAX
kort zie tabel hoofdst. 4.4.1
Verlaten lang
wordt
gewist
wordt
gewist
2 x
V, A, Hz
t [s]
100%
10%
geactiveerd
gereactiveerd
opslaan
opslaan
3000 Digit
van het meetbereik
F, %
22 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
Voorbeeld
Het spanningsmeetbereik is handmatig ingesteld op 30 V.
De eerste meetwaarde is 5 V en wordt opgeslagen omdat hij gro-
ter is dan 10 % van het meetbereik (= 3 V) en dus zeker boven
achtergrondruis ligt. Zodra de meetwaarde onder 10 % van het
meetbereik daalt, d.w.z. kleiner is dan 3 V, wat hetzelfde is als het
afnemen van de meetpennen van het meetpunt, is het apparaat
voor gereed voor een nieuwe opslag.
4.4.1 Opslag van minimale en maximale waarde „MIN/MAX“
Met de functie MIN/MAX kunt u de minimale en de maximale
meetwaarde „vasthouden“ die bestond in de tijd na het activeren
van MIN/MAX op de ingang van het meetapparaat. De belangrijk-
ste toepassing is het bepalen van de minimale en maximale
waarde bij de langdurige waarneming van meetgrootheden.
De functie MIN/MAX kan in alle meetfuncties geactiveerd worden.
MIN/MAX beïnvloedt het analoge display niet; u kunt de huidige
meetwaarde daarop gewoon blijven aflezen.
Breng de meetgrootheid op het apparaat en fixeer het meetbereik
met de knop MAN / AUTO voordat u de functie MIN/MAX activeert.
De functie MIN/MAX wordt uitgeschakeld als u de knop DATA/MIN/
MAX „lang“ (gedurende ca. 1 s) indrukt, als u de meetfunctie wis-
selt of als u het apparaat uitschakelt en opnieuw inschakelt.
Opmerking
In tegenstelling tot de functie DATA kan de functie MIN/MAX
ook worden gebruikt bij de temperatuurmeting.
Functie
MIN/MAX
Knop
DATA/
MIN/MAX
MIN- en MAX-
meetwaarden
Reactie op het apparaat
Weergave Ge-
luid
s-
sig-
naal
Meetwaarde
digitaal
max
min
1.
Activeren
en opslaan
2 x kort
worden
opgeslagen
huidige
meetwaarde
max en
min
2 x
2.
Opslaan
en
weergeven
kort
Het opslaan gaat door op de
achtergrond,
de nieuwe MIN- en MAX-
waarden verschijnen in beeld
opgesl. MIN-
waarde
min 1 x
kort
opgesl. MAX-
waarde
max 1 x
3.
Terug naar
1.
kort
zoals 1.,
opgeslagen waarden worden
niet gewist
zoals 1. zoals 1. 1 x
Opheffen lang worden gewist
huidige
meetwaarde
wordt
gewist
2 x
GMC-I Messtechnik GmbH 23
Bedieningsfuncties
4.5 Meetgegevens optekenen
De kabelmultimeter biedt de mogelijkheid, de meetgegevens met
instelbare bemonsteringsfrequenties gedurende lange periodes
periodes als meetreeksen op te tekenen. De gegevens worden
bewaard in een batterijgebufferd geheugen en blijven ook behou-
den als de multimeter wordt uitgeschakeld. Het systeem regi-
streert de meetwaarden hierbij relatief ten opzichte van realtime.
De opgeslagen meetwaarden kunnen met het pc-programma
METRAV
IEW worden uitgelezen. Voorwaarde is een pc, die via
een USB-interfacekabel verbonden is met de bidirectionele inter-
faceadapter USBX-
TRA die op een kabelmultimeter is gestoken.
Zie ook hoofdst. 7 „Interfacegebruik“.
Overzicht van de geheugenparameters
Menufunctie STORE
Stel eerst de bemonsteringsfrequentie voor de geheugenfunctie
in (zie hoofdst. 6.4 Parameter „rAtE “) en start dan de geheu-
genfunctie.
Kies allereerst de gewenste meetfunctie en een zinvol meetbe-
reik.
Controleer vóór langdurige meetwaarderegistraties de laadtoe-
stand van de batterijen resp. de accu's, zie hoofdst. 6.3.
Sluit eventueel de netadapter NAX-TRA aan.
Het optekenen starten met menufuncties
Ga naar de bedrijfsmodus „SETUP“ door op MEASURE | SETUP te
drukken en kies daar het hoofdmenu „StorE“.
1nFo
... StorE 000.0 % StArt
Als u bevestigt met FUNC | ENTER start u de geheugenfunctie.
STORE verschijnt op het analoge display en geeft aan dat de ge-
heugenfunctie ingeschakeld is.
Op het digitale display verschijnt „StoP “.
Met MEASURE | SETUP keert u terug naar de meetfunctie.
Parameter Pagina: koptekst
CLEAr
24: Geheugen wissen
EMpty
24: Geheugen wissen – verschijnt na CLEAr
0CCUP
24: Gebruikte geheugen afvragen
rAtE
50: rAtE – Zend-/bewaarsnelheid instellen
StArt
23: Het optekenen starten met menufuncties
StoP
24: Optekenen beëindigen
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
24 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
Tijdens het optekenen
Als de geheugenfunctie actief is,
STORE verschijnt onder het ana-
loge display in beeld, kunt u de
hoeveelheid gebruikt geheugen contro-
leren
:
StoP
000.3 %
Zodra het geheugen vol is, verschijnt de melding „100.0 %“.
Om de meetwaarden tijdens het opslaan te kunnen bekijken, gaat u
naar de meetfunctie door op MEASURE | SETUP te drukken. Door
opnieuw op MEASURE | SETUP te drukken, keert u terug naar het
geheugenmenu.
Als u met de draaiknop of de knop FUNC | ENTER een andere meet-
functie kiest, wordt er een nieuw geheugenblok aangemaakt. Het
oppslaan loopt dan automatisch door.
Optekenen beëindigen
Na een druk op de knop MEASURE | SETUP verschijnt „StoP“ op
het display.
StoP start
Bevestig de weergave „StoP “ met FUNC | ENTER.
De weergave
STORE wordt gewist en geeft het uiteinde van de
optekening aan.
Met MEASURE | SETUP keert u terug naar de meetfunctie.
U kunt de geheugenfunctie ook afsluiten door de multimeter uit
te schakelen.
Gebruikte geheugen afvragen
In het menu's „1nFo “ kunt u het gebruikte geheugen ook tijdens
het opslaan opvragen, zie ook hoofdst. 6.3
Bereik van het gebruikte geheugen: 000.1 % ... 099.9 %.
1nFo
bAtt
:
...
0CCUP
%:
017.4
%
Met het menu „StorE“ kunt u het gebruikte geheugen opvragen
voordat u met opslaan begint.
1nFo
... StorE 017.4 % StArt
Geheugen wissen
Met deze functie wist u alle opgeslagen meetwaarden!
Als de geheugenfunctie in gebruik is, kan deze functie niet wor-
den uitgevoerd.
1nFo
... StorE 017.4 % StArt
CLEAr empty
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 25
Bedieningsfuncties
26 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5 Metingen
5.1 Spanningsmeting
Opmerkingen over de spanningsmeting
Gebruik de multimeter uitsluitend met ingelegde batterijen. Gevaar-
lijke spanningen worden anders niet waargenomen en uw apparaat
kan beschadigd worden.
De multimeter mag alleen bediend worden door personen die
in staat zijn, contactgevaren te herkennen en veiligheidsmaatre-
gelen te nemen. Er is altijd sprake van contactgevaar op plaat-
sen waar spanningen kunnen voorkomen die hoger liggen dan
33 V (effectieve waarde).Raak de meetpennen bij het testen al-
leen achter de vingerbescherming aan. Raak in geen geval de
metallieke meetpennen aan.
Als u metingen verricht, waarbij contactgevaar bestaat, dan mag
u niet alleen werken. Haal er een tweede persoon bij.
De maximaal geoorloofde spanning
tussen de aansluitingen (9) resp. (10) en aarde (8)
bedraagt 600 V in meetcategorie II resp. 300 V in meetcatego-
rie III.
Houd er rekening mee dat aan meetobjecten (bijv. aan defecte
apparaten) onvoorziene spanningen kunnen voorkomen. Con-
densatoren kunnen bijv. gevaarlijk geladen zijn.
In stroomkringen met corona-ontlading (hoogspanning) mag u
met dit apparaat geen metingen verrichten.
U dient bijzonder voorzichtig te zijn als u in HF-stroomkringen
meet. Daar kunnen gevaarlijke mengspanningen voorkomen.
Houd er rekening mee dat bij het meten met laagdoorlaatfilter gevaar-
lijke spanningspieken niet zichtbaar zijn.
Wij raden u aan de spanning allereerst zonder laagdoorlaatfilter te
meten om mogelijke gevaarlijke spanningen te herkennen.
Zorg er absoluut voor dat u de meetbereiken niet meer overbe-
last dan toegestaan is. U vindt de grenswaarden in hoofdst. 8
Technische gegevens“ in de tabel „Meetfuncties en meetbe-
reiken“ in de kolom „Overbelastbaarheid“.
Voor de spanningsmeting van 150 V en hoger, mag u alleen de ka-
belset KS17-2 gebruiken. Alleen deze kabelset is geschikt voor
de meetcategorie II/600 V en hoger, III/1000 V resp. IV/600 V.
GMC-I Messtechnik GmbH 27
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.1.1 Gelijk- en mengspanningsmeting V DC en V (DC+AC)
Zet de parameter CL iP in het Setup-menu Stroomtang op 0FF.
Als u dat niet doet, worden alle meetwaarden in A weergege-
ven en gecorrigeerd met de gekozen overbrengingsverhouding
voor een aangesloten stroomtang.
1nFo
... SET rAtE ... CL IP
1 / 10/100/1000 / 0ff

Zet de draaiknop overeenkomstig de te meten spanning op
V resp. V .
Sluit de meetkabels aan zoals afgebeeld.
De aansluiting „“ moet hierbij zo dicht mogelijk bij dicht bij
aarde liggend potentiaal liggen.
Opmerking
in het bereik 600 V wordt u gewaarschuwd door een inter-
valsignaal als de meetwaarde de eindwaarde van het meet-
bereik overschrijdt.
Overtuig u er van dat er geen stroommeetbereik („A“) is ingescha-
keld als u uw multimeter voor het meten van de spanning aansluit!
Als de uitschakelgrenswaarden van de zekeringen bij verkeerde
bediening worden overschreden, dan bestaat er gevaar voor u en
voor uw apparaat!
De multimeter bevindt zich na het inschakelen in de schake-
laarstand V altijd in het meetbereik 3 V. Zodra u de knop MAN /
AUTO indrukt en de gemeten waarde < 280 mV bedraagt, schakelt
de multimeter over naar het mV-meetbereik.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
aEb
– (+)
+ (–)
V= : 100 mV610 V
020.00
V
DC
AC
TRMS
020.00
V
DC
V
V
V
V
> 15 V AC of > 25 V DC:
> 610 V:
Waarschuwingen voor gevaarlijke spanningen:
max. 600 V 1 kHz
V: 10 mV610 V
Hz: 1Hz 300 kHz
P
max
= 6 x 10
6
V x Hz
Meetbereiken:
230
.
0
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
5 Bereiken: 300 mV/3 V/30 V
300 V/600 V
28 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.1.2 Wisselspannings- en frequentiemeting V AC en Hz
met inschakelbaar laagdoorlaatfilter
Zet de parameter CL iP in het Setup-menu Stroomtang op 0FF.
Als u dat niet doet, worden alle meetwaarden in A weergege-
ven en gecorrigeerd met de gekozen overbrengingsverhouding
voor een aangesloten stroomtang.
1nFo
... SET rAtE ... CL IP
1 / 10/100/1000 / 0ff
Zet de draaiknop overeenkomstig de te meten spanning resp.
de frequentie op V~ resp. Hz.
Sluit de meetkabels aan zoals afgebeeld. De aansluiting „
moet hierbij zo dicht mogelijk bij dicht bij aarde liggend potenti-
aal liggen.
Spanningsmeting
Opmerking
in het bereik 600 V wordt u gewaarschuwd door een inter-
valsignaal als de meetwaarde de eindwaarde van het meet-
bereik overschrijdt.
Overtuig u er van dat er geen stroommeetbereik („A“) is ingescha-
keld als u uw multimeter voor het meten van de spanning aan-
sluit!Als de uitschakelgrenswaarden van de zekeringen bij ver-
keerde bediening worden overschreden, dan bestaat er gevaar
voor u en voor uw apparaat!
U kunt heen en weer schakelen tussen spanningsmeting zon-
der en met laagdoorlaatfilter.
Blijf op de multifunctionele knop FUNC | ENTER drukken, totdat
de eenheid V resp. V/Fil op het display verschijnt.
Frequentiemeting
Leg de meetgrootheid aan zoals bij de spanningsmeting.
Kies handmatig het meetbereik voor de spanningsamplitude.
Bij het overschakelen op frequentiemeting blijft het eerder in-
gestelde spanningsmeetbereik behouden.
U kunt heen en weer schakelen tussen frequentiemeting zon-
der en met laagdoorlaatfilter.
Blijf op de multifunctionele knop FUNC | ENTER drukken, totdat
de eenheid Hz resp. Hz/Fil op het display verschijnt.
De laagste meetbare frequenties en de maximaal geoorloofde
spanningen vindt u in hoofdst. 8 „Technische gegevens“.
Meten met laagdoorlaatfilter
Let op!
!
Houd er rekening mee dat gevaarlijke spanningspieken bij
deze meting niet zichtbaar zijn, zie ook Spanningscompara-
tor.
Wij raden u aan de spanning allereerst zonder laagdoorlaat-
filter te meten om mogelijke gevaarlijke spanningen te her-
kennen.
Desgewenst kan er een 200 Hz-laagdoorlaatfilter mee worden in-
geschakeld om bij metingen bijv. aan kabels capacitief ingekop-
pelde hoogfrequente impulsen > 200 Hz uit te filteren d.w.z. on-
gewenste spanningen boven de 200 Hz onzichtbaar te maken.
Het op dat moment ingeschakelde laagdoorlaatfilter wordt aange-
geven door het in beeld brengen van Fil. De multimeter schakelt
automatisch over naar de handmatige meetbereikskeuze.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 29
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
Bij ingeschakeld filter en bij signalen > 100 Hz wordt de gespecifi-
ceerde meetnauwkeurigheid niet bereikt.
Spanningscomparator voor het weergaven van gevaarlijke spanningen
Het ingangsignaal resp. het meetsignaal wordt door een span-
ningscomparator onderzocht op gevaarlijke pieken omdat deze
door de laagdoorlaatfilterfunctie onzichtbaar gemaakt worden.
Bij U > 15 V AC of U > 25 V DC verschijnt er een gevarensymbool
in beeld:
COM mA A
V
Temp
aEb
max. 600 V 1 kHz
V~: 10 mV610 V
Hz: 1Hz 300 kHz
~
P
max
= 6 x 10
6
V x Hz
Meetbereiken:
> 15 V AC of > 25 V DC:
> 610 V:
Waarschuwingen voor gevaarlijke spanningen:
230
.
0
5 Bereiken: 300 mV/3 V/30 V
300 V/600 V
0230.6
V
AC
TRMS
0050.3
Hz
AC
V~
Hz
V~
Hz
0229.9
V
AC
TRMS
Fil
V~ & Filter
200Hz
V~
0050.0
AC
Fil
Hz
Hz & filter
!
!
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
200Hz
Hz
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
30 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.1.3 transiënte overspanningen
De multimeters zijn beveiligd tegen transiënte overspanningen
binnen het spanningsmeetbereik tot 4 kV met een stijg-/halve-
ringstijd van 1,2/50 ms. Als bij metingen bijv. aan transformatoren
of motoren met een grote impulsduur gerekend moet worden,
raden wij u voor die gevallen aan onze meetadapter KS30 te ge-
bruiken. Deze biedt bescherming tegen transiënte overspannin-
gen tot 6 kV met een stijg-/halveringstijd van 10/1000 ms. De
continue belastbaaarheid bedraagt 1200 V
eff
. Het bijkomende in-
vloedseffect bij gebruikmaking van de meetadapter KS30 be-
draagt ca. –2%.
5.1.4 Spanningsmeting boven 600 V
Spanningen boven de 600 V kunt u meten met een hoogspan-
ningsmeetkop, bijv. HV3
1)
resp. HV30
2)
van GMC-I Messtechnik
GmbH. De massa-aansluiting moet hierbij absoluut geaard wor-
den. Houdt u zich aan de vereiste veiligheidsmaatregelen!
1)
HV3: 3 kV
2)
HV30: 30 kV, alleen voor (DC) -spanningen
COM mA A
V
Temp
aEb
Spanningsmeting boven 600 V
met de hoogspanningsmeetkop HV3
zwart
rood
zwart
x1000
x100
GMC-I Messtechnik GmbH 31
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.2 Weerstandsmeting „
Koppel de stroomtoevoer van de stroomkring van het te meten
apparaat af en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is. Stoor-
spanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid controleren met behulp van de gelijk-
spanningsmeting, zie hoofdst. 5.1.1.
Zet de draaiknop op „“.
Sluit het testobject aan zoals afgebeeld.
Opmerking
Gebruik bij hoogohmige weerstanden korte of afge-
schermde meetkabels.
Verbetering van de nauwkeurigheid door nulpuntinstelling
In alle meetbereiken kunt u de weerstand van de toevoerleidingen
en overgangsweerstanden door een nulpuntinstelling elimineren,
zie hoofdst. 4.2.
COM mA A
V
Temp
aEb
R
x
R
x
0V !
!
0000.0
k
6 Bereiken: 300 3k / 30k / 300k / 3M / 30 M
Meetbereiken: 0,1 k ... 31 M
Temp
RTD
0025.6
C
Pt1000
FUNC
ENTER
Temp
RTD
32 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.3 Temperatuurmeting Temp RTD
De temperatuurmeting gebeurt met een weerstandsthermometer
van het type Pt100 of Pt1000 (toebehoren, wordt niet meegele-
verd) die op de spanningsingang wordt aangesloten.
De temperatuureenheid kiezen
1nFo
... tEMP °C / °F 
(°C = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
5.3.1 Meten met weerstandsthermometer
Zet de draaiknop op „“ resp. „Temp
RTD
“.
Ga naar de andere meetfunctie met FUNC | ENTER.
Het type Pt100 of Pt1000 wordt automatisch herkend en in beeld ge-
bracht.
Er zijn twee mogelijkheden om de kabelweerstand te compense-
ren:
Automatische compensatie
Druk op de knop ZERO | ESC.
De weergave „Short leads“ verschijnt.
Als u de kabelweerstand rechtstreeks wilt intoetsen, kunt u de
volgende intoetsinstructie overslaan.
Sluit de aansluitsnoeren van het meetapparaat kort.
De weergave „000.0 “ verschijnt. Als u op de knop FUNC | ENTER
drukt, vindt er een automatische compensatie van de weer-
stand van de aansluitsnoeren bij toekomstige metingen plaats.
U kunt de kortsluiting nu verwijderen, het apparaat is klaar om
te meten.
Kabelweerstand intoetsen
In het menu Automatische compensatie moet u nogmaals de
knop ZERO | ESC indrukken.
Toets met de cursortoetsen de bekende weerstand van de
aansluitsnoeren in:
met de knoppen
kiest u de decade, d.w.z. de positie van
het cijfer dat u wilt veranderen en met de knoppen stelt u
het betreffende cijfer in. De defaultwaarde is 0,43 . De invoer-
grenzen liggen tussen 0 en 50 .
Met een druk op FUNC | ENTER accepteert u de ingestelde
waarde en keert u terug naar de meting. De kabelweerstand
blijft ook bewaard als het apparaat is uitgeschakeld.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 33
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
COM mA A
V
Tem p
aEb
0025.6
C
Pt1000
RTD
0000.0
short leads
r00.05
Kabelweerstand intoetsen
automatische
RTD
compensatie
Meetbereiken
RTD Pt 100 200,0 +850,0 C
RTD Pt 1000 150,0 +850,0 C
FUNC
ENTER
ZERO
ESC
ZERO
ESC
FUNC
ENTER
0000.0
k
Temp
RTD
FUNC
ENTER
34 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.4 Lusweerstandsmeting „R
SL
“ met constante stroom 2 mA
Koppel de stroomtoevoer van de stroomkring van het te meten
apparaat af en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is. Stoor-
spanningen vervalsen het meetresultaat!
Zet de draaiknop op R
SL
.
RSL verschijnt op het display.
Sluit het te testen meetpunt aan zoals afgebeeld.
Al naar gelang de ingestelde grenswaarde/drempel geeft de mul-
timeter boven deze waarde een continu geluidssignaal.
Bij open aansluitingen verschijnt „0L “ in beeld.
De grenswaarde kan in het menu „SETUP “ worden ingesteld, zie
ook hoofdst. 6.4:
1nFo
... SET rAtE ... r_sl
> 100, 200 , 2 ... 3 k, 0L 
(2 = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
aEb
R
x
R
x
0V !
!
00.000
k
R
SL
000.8
R
SL
: 300 /3 k
Meetbereiken:
R
SL
FUNC
ENTER
R
SL
> 100, 200 , 2 ... 3 k, OL
0.443
V
DC
FUNC
ENTER
RSL
(0,1 ... 3,1 k)
GMC-I Messtechnik GmbH 35
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.5 Doorgangstest
Koppel de stroomtoevoer van de stroomkring van het te meten
apparaat af en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is. Stoor-
spanningen vervalsen het meetresultaat!
Zet de draaiknop op „R
SL
“ resp. „ .
Druk op de multifunctionele knop FUNC | ENTER.
Er verschijnt een luidsprekersymbool op het display.
Sluit het te testen doorgangspunt aan zoals afgebeeld.
Al naar gelang de ingestelde grenswaarde geeft de multimeter bij
doorgang resp. kortsluiting, d.w.z. bij een waarde die kleiner is
dan de grenswaarde, een continu geluidssignaal.
Bij open aansluitingen verschijnt „0L “ in beeld.
De grenswaarde kan in het menu „SETUP “ worden ingesteld, zie
ook hoofdst. 6.4:
1nFo
... SET rAtE ... bEEP
1, 10, 20, 30, 40, 90 
(10 = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
aEb
0V !
!
0.443
V
DC
R < 1, 10, 20, 30, 40, 90
FUNC
ENTER
R
SL
FUNC
ENTER
R: 300
Meetbereik:
000.8
0000.0
R
SL
RSL
(0,1 ... 310 )
36 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.6 Diodentest met constante stroom 2 mA
Koppel de stroomtoevoer van de stroomkring van het te meten
apparaat af en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is. Stoor-
spanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid controleren met behulp van de gelijk-
spanningsmeting, zie hoofdst. 5.1.1.
Zet de draaiknop op „R
SL
“ resp. „ .
Druk op de knop FUNC | ENTER totdat het diodensymbool op
het display verschijnt.
Sluit het testobject aan zoals afgebeeld.
Doorlaatrichting resp. kortsluiting
Het meetapparaat geeft de doorlaatspanning in Volt aan
(weergave: 4 posities). Zolang de spanningsafval de max. weer-
gavewaarde van 5,1 V niet overschrijdt, kunt u ook meer in serie
geschakelde elementen of referentiediodes met een kleine refe-
rentiespanning en Z-diodes controleren.
Sperrichting of onderbreking
Het meetapparaat geeft overloop .0L aan.
Opmerking
Parallel met de diode lopende weerstanden en halfgeleider-
trajecten vervalsen het meetresultaat!
COM mA A
V
Temp
aEb
Doorstroomrichting Sperrichting
0V !
0.654
0.L
tot 5,100 V
Meetbereik:
+
0.443
V
!
000.8
DC
FUNC
ENTER
R
SL
GMC-I Messtechnik GmbH 37
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
38 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.7 Capaciteitsmeting
Koppel de stroomtoevoer van de stroomkring van het te meten
apparaat af en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is.
Condensatoren moeten voor de meting altijd ontladen zijn.
Stoorspanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid controleren met behulp van de gelijk-
spanningsmeting, zie hoofdst. 5.1.1.
Zet de draaiknop op „ .
Sluit het (ontladen!) testobject met meetkabels zoals afgebeeld
op de stekkerbussen aan.
Opmerking
Gepolariseerde condensatoren moeten met de „–“ pool op de
stekkerbus „^“ worden aangesloten.
Parallel met de condensator lopende weerstanden en halfgelei-
dertrajecten vervalsen het meetresultaat!
5.7.1 Kabellengtemeting m
In de kabellengtemode berekent het apparaat de lengte als func-
tie van de capaciteitswaarde die door de gebruiker is ingevoerd:
Voorbereiding en uitvoering zoals bij de capaciteitsmeting.
Druk hier op de multifunctionele knop FUNC | ENTER.
In plaats van „F“ verschijnen voor km lengte „k“ en „m“ op het
display.
Om de schaalverdelingsfactor „CAP“ (capacitieve lijnbezetting)
voor de kabellengtemeting in te stellen, zie hoofdst. 6.4.
Opmerking
Bij het bepalen van de kabellengten moet u er op letten dat
de kabelparameters (bijv. doorsnede) identiek zijn. Verschil-
lende kabelparameters, bijv. bij samengestelde kabels van
verschillende types kabel of diameters vervalsen het meetresul-
taat.
Lengte (km) =
Gemeten capaciteit (nF)
Capaciteitswaarde (nF/km)
GMC-I Messtechnik GmbH 39
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.8 Isolatieweerstandsmeting op telecommunicatie-inrichtingen –
functie M
ISO
.
Voor metingen aan symmetrische koperkabelinstallaties met twee lei-
dingen en afscherming zijn er 3 stekkerbussen a, b en E. Door de
draaiknop om te draaien kunt u kiezen of de isolatietest tussen
a-b, a-E of b-E verricht moet worden.
Een eenaderige onderbreking resp. het contact met een ongescha-
kelde ader (capacitieve asymmetrie) kan worden herkend door
snel te wisselen met de knop POL / U
ISO.
Bij een goede leiding moet de bargraph in de schakelaarstanden a-
E en b-E even groot zijn (alleen bij ongeschakelde leidingen!).
lange kabel – grote bargraph
kort kabel – kleine bargraph
De totale lengte van een bargraph is gelijk aan een capaciteit van
50 nF 100 nF.
COM mA A
V
Temp
aEb
0V !
!
10.38
F
+
+
Meetbereik: 10 pF ... 300 F
3,100 km / 31,000 km
Meetbereiken:
COM mA A
V
Temp
aEb
m
15.00
m
m
k
FUNC
ENTER
5 Bereiken: 30 nF / 300 nF/
3 F / 30 F / 300 F
40 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.8.1 De meetkabels aansluiten
Opmerking
De meetkabels controleren
Vóór de isolatiemeting moet u in de schakelaarstand of
door het kortsluiten van de meetkabels op de meetpen-
nen controleren of het apparaat vrijwel nul aangeeft. Hier-
mee kunt u verkeerde aansluiting voorkomen of een onder-
breking bij de meetkabels vaststellen.
Kabelaansluiting:
sluit de meetkabels op de stekkerbussen a, b en E aan.
5.8.2 Constateren van stoorspanning
Zet de draaiknop achtereenvolgens op „a-b, a-E en b-E“ om
een eventueel aanwezige stoorspanning bij alle drie de leiding-
paren in beeld gebracht te krijgen.
Opmerking
Isolatieweerstanden mogen alleen op spanningsvrije objec-
ten worden gemeten.
5.8.3 De isolatiemeting verrichten
Let op, hoogspanning!
Raak de geleidende uiteinden van de meetpennen
niet aan
als het
apparaat voor het meten van isolatieweerstanden ingescha-
keld is. Steek naar mogelijkheid alleen de voor de meting
benodigde meetkabels in want de vrij liggende meetpennen
resp. leideruiteinden zorgen voor contactgevaar. Er kan een
stroom van 1,5 mA (in het meetapparaat begrensd) door
uw lichaam stromen die weliswaar niet levensgevaarlijk
wordt, maar waarvan de elektrische schok wel voelbaar is.
Als u aan een capacitief testobject meet, bijv. aan een lange
kabel dan kan deze zich tot op ca. ±120 V opladen.
Het aanraken van het testobject na het meten is in dit geval
levensgevaarlijk!
COM mA A
V
Temp
aEb
00
.
00
Meetkabels kortsluiten
a
a
b
b
E
E
R
x
0V !
!
ab
aE
Eb
a-b
a-E
b-E
M
ISO
@100V
UISO
Stoorspanningdetectie
000.0
UISO
V
DC
AC
TRMS
ISO
GMC-I Messtechnik GmbH 41
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
De isolatieweerstandsmeting inschakelen:
Druk even op de knop U
ISO ON / OFF.
De isolatieweerstand van het actueel leidingpaar verschijnt in
beeld.
De te controleren leiding ompolen:
–Normaal ompolen:
houd de knop POL / U
ISO ingedrukt.
–Snel ompolen:
druk met korte intervallen de knop POL / UISO. Op het display
verschijnt „bAL.C“ (ballistische capaciteit) voor relatieve
kabellengtebepaling. Na ca. 2 s niet op de knop drukken,
schakelt het apparaat terug naar de normale isolatiemeting.
Schakel achtereenvolgens op „M
ISO
_a-b, M
ISO
_a-E of
M
ISO
_b-E“ om de gewenste metingen te verrichten.
Bij de isolatieweerstandsmeting is de automatische meetbereik-
functie actief.
Als de meetwaarde bij de handmatige meetbereikskeuze (zie
hoofdst. 4.1.2) kleiner is dan 10% van het meetbereik, dan ver-
schijnt u r (under range) in beeld. Met de cursorknop
moet u
dan het eerstvolgende lagere meetbereik kiezen.
Automatisches herkennen van stoorspanning
tijdens de isolatiemeting
Als het apparaat tijdens de isolatiemeting een stoorspanning >
15 V AC of > 25 V DC herkent (voorwaarde: U
stoor
¼ U
ISO
, Riq <
100 k), dan verschijnt op het LCD-display kortstondig „Error
voor fout. Vervolgens wordt er automatisch overgeschakeld op
spanningsmeting en verschijnt de op dit moment gemeten span-
ning in beeld.
000.00
M
M
a-b
a-E
b-E
M
ISO
@100V
ISO
a-b
FUNC
ENTER
UISO ON / OFF
ZERO
ESC
POL / UISO
FUNC
ENTER
UISO ON / OFF
a-E
FUNC
ENTER
UISO ON / OFF
ZERO
ESC
POL / UISO
FUNC
ENTER
UISO ON / OFF
b-E
FUNC
ENTER
UISO ON / OFF
ZERO
ESC
POL / UISO
FUNC
ENTER
UISO ON / OFF
UISO
000.0
UISO
V
FUNC
ENTER
+–
+
a
a
b
b
E
E
+
0V !
Ompolen
Ontladen
Testspanning
inschakelen
DC
AC
TRMS
100V
ISO
42 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
Opmerking
Bij de automatische stoorspanningsdetectie leidt een polari-
teitsafhankelijke dode zone tot foute metingen. Deze dode
zone liggen tussen 60 V en 135 V DC AC
eff
Sinus
(natuurkundig probleem: bij een stoorspanning die qua
grootte gelijk is aan de meetspanning, worden beide span-
ningen geneutraliseerd).
Er kan niet handmatig worden overgeschakeld naar de isolatie-
meting zolang de spanning op de meetklemmen is aangelegd.
Als er geen stoorspanning meer is aangelegd, kan de M
ISO
-me-
ting gestart worden door opnieuw op de knop UISO ON / OFF te
drukken.
Als er een spanning is aangelegd die groter is dan 110 V DC AC, dan
wordt deze akoestisch aangegeven met een intervalsignaal en
optisch met „U HI .
Let op!
!
Als „Error“ verschijnt, is er vermoedelijk sprake van een
grote capacitieve oplading van de leiding (van het testob-
ject). Oplossing:
sluit de leiding (het testobject) a-b, a-E en b-E kort. Herhaal
de meting vervolgens.
5.8.4 De meting beëindigen en ontladen
Druk even op de knop U
ISO ON / OFF.
Na afloop van de meting wordt een eventueel nog aanwezige
restspanning in beeld gebracht, die veroorzaakt kan zijn door lei-
dingcapaciteiten. De interne weerstand van 100 k van het appa-
raat verwijdert de ladingen snel. Het contact met het object moet
nog steeds bestaan.U kunt het dalen van de spanning recht-
streeks volgen op het LCD-display. Koppel de aansluiting pas af, als
de spanning < 25 V is!
Opmerking
Bij de isolatieweerstandsmeting worden de batterijen van
het apparaat zwaar belast. Schakel de isolatieweerstands-
meting in de meetpauzes dus uit. Gebruik uitsluitend alkali-
mangaan-cellen volgens IEC 6 LR61.
Opmerking
De schakelaarstanden a-b, a-E en b-E zijn uitsluitend
beschikbaar voor stoorspanningsdetectie tijdens de isolatie-
weerstandsmeting.
Verricht de spanningsmetingen alleen in de schakelaarstand
V, V of V.
De functies DATA/MIN/MAX/ZERO zijn hier niet beschikbaar.
GMC-I Messtechnik GmbH 43
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.9 Stroommeting
Opmerkingen over de stroommeting
Gebruik de multimeter uitsluitend met ingelegde batterijen of accu's.
Gevaarlijke stromen worden anders niet waargenomen en uw appa-
raat kan beschadigd worden.
Bouw de meetkring mechanisch vast op en beveilig hem tegen
per ongeluk openen. Leg de draaddiameters en verbindings-
punten zodanig dat zij niet ongeoorloofd warm kunnen wor-
den.
Bij stromen die groter zijn dan 1,1 A wordt u gewaarschuwd
door een continu geluidssignaal.
De ingang van de stroommeetbereiken is uitgerust met een
smeltzekering. De maximaal geoorloofde spanning van meet-
stroomkring (= nominale spanning van de zekering) bedraagt
600 V AC/DC.
Zorg er absoluut voor dat u alleen de voorgeschreven
zekering inzet! De zekering moet een minimum uitschakelvermo-
gen hebben van 10 kA.
Als in het actieve stroommeetbereik de zekering defect is, ver-
schijnt „FUSE “ op het digitale display en gelijktijdig weerklinkt er
een geluidssignaal in het geschakelde stroommeetbereik.
Verhelp na het doorslaan van de zekering eerst de oorzaak van
de overbelasting voordat u het apparaat weer bedrijfsklaar
maakt!
Het vervangen van de zekeringen staat beschreven in hoofdst.
9.3.
Zorg er absoluut voor dat u de meetbereiken niet meer overbe-
last dan toegestaan is. U vindt de grenswaarden in hoofdst. 8
Technische gegevens“ in de tabel „Meetfuncties en meetbe-
reiken“ in de kolom „Overbelastbaarheid“.
44 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.9.1 Gelijk- en mengstroommeting direct A DC en A (DC+AC)
Schakel eerst de stroomtoevoer naar de meetkring resp. naar
de verbruikers uit (1) en ontlaad, voor zover aanwezig, alle con-
densatoren.
Zet de draaiknop overeenkomstig de te meten stroom op A
resp. A .
Kies de stroomsoort conform de meetgrootheid door telkens
even op de multifunctionele knop FUNC | ENTER te drukken. Bij
elke druk op de knop wordt er afwisselend heen en weer ge-
schakeld tussen A DC of A (DC + AC)
TRMS
en wordt het om-
schakelen bevestigd met een geluidssignaal. De
ingeschakelde stroomsoort geeft de symbolen DC of
(DC+AC)
TRMS
op het LCD-display aan.
Sluit het meetapparaat veilig (zonder overgangsweerstand),
zoals afgebeeld, aan zodat het in serie is met de verbruiker (2).
Schakel de stroomtoevoer van de schakelkring weer in (3).
Lees het display af. Noteer de meetwaarde, indien u niet in de
bedrijfsmodus opslaan of zenden bent.
Schakel de stroomtoevoer naar de meetkring resp. naar de
verbruikers weer uit (1) en ontlaad, voor zover aanwezig, alle
condensatoren.
Haal de meetpennen van het meetpunt af en herstel de nor-
male toestand van de meetkring.
COM mA A
V
Tem p
aEb
~
R
x
~
R
x
1
3
2
!
A
A
003.50
mA
DC
003.50
mA
DC
AC
TRMS
A
A
A: 0,1 A . .. 1,1 A
A: 3 A . .. 1,1 A
5 Bereiken: 300 A / 3 mA / 30 mA / 300 mA / 1 A
88
.
8
.
8
.
8
!
I > 1,1 A
Stroom
Current
Meetbereiken:
Stroommeting alleen met
ingelegde batterijen!
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 45
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.9.2 Wisselstroom- en frequentiemeting rechtstreeks A AC en Hz
Schakel eerst de stroomtoevoer naar de meetkring resp. naar
de verbruikers uit (1) en ontlaad, voor zover aanwezig, alle con-
densatoren.
Zet de draaiknop overeenkomstig de te meten stroom resp. de
te meten frequentie op A~ resp. Hz.
Kies de gewenste meetgrootheid door telkens even op de mul-
tifunctionele knop FUNC | ENTER te drukken. Bij elke druk op de
knop wordt er afwisselend heen en weer geschakeld tussen
AC
TRMS
resp. Hz en wordt het omschakelen bevestigd met
een geluidssignaal.
Sluit het meetapparaat veilig (zonder overgangsweerstand),
zoals afgebeeld, aan zodat het in serie is met de verbruiker.
Schakel de stroomtoevoer van de schakelkring weer in (3).
Lees het display af. Noteer de meetwaarde, indien u niet in de
bedrijfsmodus opslaan of zenden bent.
Schakel de stroomtoevoer naar de meetkring resp. naar de
verbruikers weer uit (1) en ontlaad, voor zover aanwezig, alle
condensatoren.
Haal de meetpennen van het meetpunt af en herstel de nor-
male toestand van de meetkring.
COM mA A
V
Tem p
aEb
~
R
x
~
R
x
1
3
2
A~
Hz
A~
Hz
003.50
mA
AC
TRMS
0050.1
Hz
AC
88
.
8
.
8
.
8
!
!
I > 1,1 A
Stroommeting alleen met
ingelegde batterijen!
Stroom
FUNC
ENTER
Meetbereiken:
Hz: 1 Hz . .. 31 kHz
A ~: 3 A . .. 1,1 A
5 Bereiken: 300 A / 3 mA / 30 mA / 300 mA / 1 A
3 Bereiken: 300 Hz / 3 kHz / 30 kHz
46 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.9.3 Gelijk- en mengstroommeting
met stroomtang A DC en A (DC+AC)
Omvormeruitgang spanning/stroom
Als er een stroomtang op de multimeter (V-ingang) wordt aangeslo-
ten, worden alle stroomweergaven conform de ingestelde overbren-
gingsverhouding met de juiste waarde weergegeven. Voorwaarde
hiervoor is wel dat de stroomsensor tenminste een van de hieronder
aangegeven overbrengingsverhoudingen heeft en men dit in het
volgende menu eerst instelt (
Cl
ip

0FF
), zie ook hoofdst. 6.4.
Instelmenu stroomtang
1nFo ... SET rAtE ... CL IP
0ff/1 / 10/100/1000

De maximaal geoorloofde bedrijfsspanning is de nominale span-
ning van de stroomtransformator.
Houd bij het aflezen van de meet-
waarde rekening met de extra fout door de stroomtang.
(Standaardwaarde/fabrieksinstelling: Cl ip = 0ff = spannings-
weergave)
Overbrenings-
verhouding
CL IP
Meetbereiken Tangtype
300 mV 3 V 30 V
1:1
1mV/1mA
300,0 mA 3,000 A 30,00 A WZ12C
1:10
1mV/10mA
3,000 A 30,00 A 300,0 A
WZ12B, Z201A/B,
METRAFLEX
1:100
1mV/100mA
30,00 A 300,0 A 3.000 kA
Z202A/B,
METRAFLEX
1:1000
1 mV/1 A
300,0 A 3.000 kA 30.00 kA
Z202A/B, Z203A/B,
WZ12C, METRAFLEX
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Tem p
aEb
~
R
x
Stroom
0035
.
0
A
1:1000
A
DC
0035
.
0
A
1:1000
A
DC
AC
TRMS
FUNC
ENTER
R
i
R
i
~ 9 M
V
V
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
Meetbereiken:
mA/A: zie tabel
GMC-I Messtechnik GmbH 47
Metingen V/Hz – R
SL
– Temp – – m – M
ISO
– A/Hz
5.9.4 Wisselstroommeting met stroomtang A AC en Hz
Omvormeruitgang spanning/stroom
Als er een stroomtang op de multimeter (V-ingang) wordt aangeslo-
ten, worden alle stroomweergaven conform de ingestelde overbren-
gingsverhouding met de juiste waarde weergegeven. Voorwaarde
hiervoor is wel dat de stroomsensor tenminste een van de hieronder
aangegeven overbrengingsverhoudingen heeft en men dit in het vol-
gende menu eerst instelt (
Cl
ip

0FF
), zie ook hoofdst. 6.4.
Instelmenu stroomtang
1nFo
... SET rAtE ... CL IP
0ff/1 / 10/100/1000

De maximaal geoorloofde bedrijfsspanning is de nominale span-
ning van de stroomtransformator.
Houd bij het aflezen van de meet-
waarde rekening met de extra fout door de stroomtang.
(Standaardwaarde/fabrieksinstelling: Cl ip = 0ff = spannings-
weergave)
Overbren-
gingsverhou-
ding
CL IP
Meetbereiken Tangtype
300 mV 3 V 30 V
1:1
1mV/1mA
300,0 mA 3,000 A 30,00 A WZ12C
1:10
1mV/10mA
3,000 A 30,00 A 300,0 A
WZ12B, Z201A/B,
METRAFLEX
1:100
1mV/100mA
30,00 A 300,0 A 3.000 kA
Z202A/B,
METRAFLEX
1:1000
1 mV/1 A
300,0 A 3.000 kA 30.00 kA
Z202A/B, Z203A/B,
WZ12C, METRAFLEX
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
0035.0
A
AC
TRMS
A~
Hz
1:1000
0050.1
Hz
AC
1:1000
FUNC
ENTER
V~
Hz
COM mA A
V
Tem p
aEb
~
R
x
Stroom
R
i
~ 9 M
R
i
Meetbereiken:
Hz: 1 Hz . .. 31 kHz
MEASURE
SETUP
... SET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
 0ff
mA/A: zie tabel
3 Bereiken: 300 Hz / 3 kHz / 30 kHz
48 GMC-I Messtechnik GmbH
Apparaat- en meetparameters
6 Apparaat- en meetparameters
Met de bedrijfsmodus „SETUP “ (menumodus) van uw apparaat
kunt u bedrijfs- en meetparameters instellen, informatie oproepen
en de interface activeren.
U bereikt de menumodus door op de knop MEASURE | SETUP te
drukken, als uw apparaat reeds is ingeschakeld en zich in de
bedrijfsmodus „Meten“ (meetmodus) bevindt.
1nFo “ verschijnt op het display.
Door herhaaldelijk op de knop

(in willekeurige richting) te drukken,
gaat u naar de hoofdmenu's „SET “ en „tEMP
(bovendien „SEnd “ en „StorE “) en weer terug naar „InFo “.
Als u het gewenste hoofdmenu heeft gekozen, bereikt u het
bijbehorende submenu door op FUNC | ENTER te drukken.
Door herhaaldelijk op de knop  te drukken kiest u de ge-
wenste parameter.
Om de parameter te controleren of te veranderen,
bevestigt u deze met FUNC | ENTER.
Met de knoppen
gaat u naar de invoerpositie.
Met de knoppen  stelt u de waarde in.
Alleen met FUNC | ENTER accepteert u de wijziging.
Met ZERO | ESC gaat u zonder wijzigingen terug
naar het submenu en na nogmaals op ZERO | ESC
te drukken, gaat u naar het hoofdmenu enz.
U bereikt de meetmodus vanuit elk menuniveau,
door op de knop FUNC | ENTER te drukken.
Na herhaaldelijk op MEASURE | SETUP te drukken, (zonder de multi-
meter eerst uit te schakelen) gaat u vanuit de meetmodus altijd
terug naar het voor het laatst gekozen menu of parameter.
Voorbeeld: de tijd instellen
1nFo ... set rAte ... t iME
10:24 (hh:mm)

Uren en minuten instellen:
hiermee gaat u naar de gewenste invoerpositie.
 Cijfers instellen, de invoerpositie knippert;
om de cijfers snel te veranderen:
knop ingedrukt houden.
als u de invoer heeft bevestigd, wordt de tijd overge-
nomen.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 49
Apparaat- en meetparameters
6.1 Paden naar de parameters 6.2 Lijst van alle parameters
bAtt
:
uers
ion
:
dAtE
:
t iME
:
0CCvP
:
1nFo
tEMPSEnd SET StorE
StArt
StoP
000.0
CLEAr
StArt
StoP
Submenu's/parameters
rAtE
0..d iSP
A.d iSP
CL iP
APoFF
v_1so
Cap
r _sl
bEEP
irStb
Addr
dAtE
t iME
C
F
Hoofdmenu's
opvragen instellen instellen instellen instellen
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
01nfo
MEASURE
SETUP
020
.
00
V
DC
AC
TRMS
bevestigen
FUNC
ENTER
bevestigen
FUNC
ENTER
bevestigen
FUNC
ENTER
bevestigen
FUNC
ENTER
Parameter
Pagina: koptekst
0.d iSP 50: 0.diSP – Vooraan staande nul tonen/niet tonen
Addr
55: Interfaceparameters instellen
A.d iSP 51: A.diSP – Analoge display: weergavesoorten kiezen
APoFF
51: APoFF – Vooraf aangegeven tijd voor automatische uitschakeling en
continu AAN
bAtt
50: bAtt – Batterijspanning opvragen
bEEP
51: bEEP – De grenswaarde van de doorgangstest instellen
Cap
52: CAP – Schaalverdelingsfactor kabellengtemeting (capacitieve lijnbezetting)
CLEAr
23: Meetgegevens optekenen
CL IP
46: Gelijk- en mengstroommeting met stroomtang A DC en A (DC+AC)
47: Wisselstroommeting met stroomtang A AC en Hz
dAtE
50: dAtE – Datum opvragen, 52: dAtE – Datum intoetsen
EMpty
23: Meetgegevens optekenen
1nfo
50: Parameteropvragingen – Menu InFo (als looptekst)
irStb
55: Interfaceparameters instellen
0CCvP
23: Meetgegevens optekenen
rAtE
50: rAtE – Zend-/bewaarsnelheid instellen
r_sL
52: r _SL – Grenswaarde van de aardleidingweerstand instellen
SEnd
54: Interface activeren
SET
50: Parameterinvoer – Menu SETUP
StArt
23: Meetgegevens optekenen
StoP
store
tEMP
32: Temperatuurmeting Temp RTD
t iME
50: tiME – Tijd opvragen, 52: tiME – Tijd instellen
uErS
ion
50: vErSion – Firmwareversie opvragen
50 GMC-I Messtechnik GmbH
Apparaat- en meetparameters
6.3 Parameteropvragingen – Menu InFo (als looptekst)
bAtt Batterijspanning opvragen
1nFo bAtt
:
2.75 V.
vErSion – Firmwareversie opvragen
1nFo bAtt:
uErS ion
:
1.00
dAtE – Datum opvragen
1nFo bAtt:
...
dAtE
:
31
.
12
.
05 (TT.MM.JJ)
T = dag, M = maand, J = jaar
De datum en de tijd moeten na een batterijwissel opnieuw inge-
toetst worden.
tiME – Tijd opvragen
1nFo bAtt:
...
t iME
:
13
:
46
:
56
(hh:mm:ss)
h = uren, m = minuten, s = seconden
De datum en de tijd moeten na een batterijwissel opnieuw inge-
toetst worden.
OCCUPGebruikte geheugen opvragen
1nFo bAtt:
...
0CCvP
:
000
.
0
%
6.4 Parameterinvoer – Menu SETUP
rAtE Zend-/bewaarsnelheid instellen
De bemonsteringsfrequentie bepaalt de tijdsinterval, na afloop
waarvan de betreffende meetwaarde doorgestuurd wordt naar de
interface of naar het meetwaardegeheugen.
De volgende bemonsteringsfrequenties kunnen worden ingesteld:
[mm:ss.z]: 00:00.1, 00:00.2, 00:00.5, 00:01.0, 00:02.0, 00:05.0
[h:mm:ss.z] (h=uren, m=minuten, s=seconden
, z=tienden van sec.
):
0:00:10, 0:00:20, 0:00:30, 0:00:40, 0:00:50, 0:01:00, 0:02:00,
0:05:00, 0:10:00, 0:20:00, 0:30:00, 0:40:00, 0:50:00, 1:00:00,
2:00:00, 3:00:00, 4:00:00, 5:00:00, 6:00:00, 7:00:00, 8:00:00,
9:00:00
De bemonsteringsfrequentie instellen
1nFo
...
SET rAtE
00:00.1 ... 00:00.5 ... 9:00:00 
(00:00.5 = 0,5 s = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
0.diSP – Vooraan staande nul tonen/niet tonen
Hiermee kunt u instellen of de bij de meetwaardeweergave voor-
aan staande nullen wel of niet getoond moeten worden.
1nFo
...
SET rAtE ... 0.diSP
0000.0 : met vooraan staande nullen (Standaardwaarde/
fabrieksinstelling)
0.0 : geen nullen vooraan zichtbaar

MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 51
Apparaat- en meetparameters
A.diSP – Analoge display: weergavesoorten kiezen
Voor het analoge display kunt u kiezen uit twee weergavesoorten:
bArG: bargraph
Po int: pointer (wijzerweergave)
1nFo
... SET rAtE ... A.d iSP
bArG / Po int 
(po int = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
APoFF – Vooraf aangegeven tijd voor automatische uitschakeling en con-
tinu AAN
Uw apparaat schakelt zichzelf automatisch uit als de meetwaarde
lang constant is en er tijdens de vooraf aangegeven tijd „APoFF “ in
minuten geen knop wordt ingedrukt noch aan de draaiknop is ge-
draaid.
Als u de instelling on kiest, wordt de multimeter ingesteld op con-
tinu AAN voor langlopende metingen, op het display verschijnt
ON
rechts van het batterijensymbool. De multimeter kan nu alleen
handmatig worden uitgeschakeld. De instelling „on “ kan alleen
met een parameterwijziging ongedaan worden gemaakt, niet door
het apparaat uit te schakelen.
1nFo
... SET rAtE ... APoFF
10 ... 59 min on

(10 min = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
bEEP – De grenswaarde van de doorgangstest instellen
1nFo
... SET rAtE ... bEEP
1, 10, 20, 30, 40, 90 
(10 = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
irStb – Toestand van de infrarood-ontvanger in stand-by
Instellen, zie hoofdstuk 7.2 op pagina 55.
Addr – Apparaatadressen instellen
Zie hoofdstuk 7.2 op pagina 55.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
52 GMC-I Messtechnik GmbH
Apparaat- en meetparameters
dAtE – Datum intoetsen
Met de huidige datum is het mogelijk, meetwaarden in realtime te
registeren.
1nFo
... SET rAtE ... dAtE
31.12 (TT: dag . MM: maand)

2005 (JJJJ: jaar)

De datum en de tijd moeten na een batterijwissel opnieuw inge-
toetst worden.
tiME Tijd instellen
Met de huidige tijd is het mogelijk, meetwaarden in realtime te re-
gisteren.
1nFo
... SET rAtE ... t iME
10:24 (hh:mm)

De datum en de tijd moeten na een batterijwissel opnieuw inge-
toetst worden.
CLIP – De tangstroomfactor instellen
Zie hoofdst. 5.9.3 en hoofdst. 5.9.4.
r _SL – Grenswaarde van de aardleidingweerstand instellen
1nFo
... SET rAtE ... r _sl
> 100, 200 , 2 ... 3 k, 0L 
(2 = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
CAP –
Schaalverdelingsfactor kabellengtemeting (capacitieve lijnbezetting)
1nFo ... SET rAtE ... CAP
010 nF . .. 100 nF . .. 500 nF

(100 nF = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 53
Apparaat- en meetparameters
6.5 Standaardinstellingen (fabrieksinstellingen, defaultinstellingen)
U kunt de tot nu toe aangebrachte wijzigingen ongedaan maken
en de standaardinstellingen (fabrieksinstellingen) weer activeren.
Dit kan in de volgende gevallen zinvol zijn:
als er software- of hardwareproblemen zijn opgetreden
als u de indruk heeft dat de multimeter verkeerd werkt
Koppel het apparaat van de meetkring af.
Haal de batterijen er even uit, zie ook hoofdst. 9.2.
Druk tegelijkertijd op de twee knoppen en
,
houd ze ingedrukt
en sluit tegelijkertijd de batterijen aan.
ZERO
ESC
ON / OFF
LIGHT
54 GMC-I Messtechnik GmbH
Interfacegebruik
7 Interfacegebruik
De kabelmultimeter is voor de overdracht van meetgegevens naar
de pc uitgerust met een infrarood interface. De meetwaarden
worden via de behuizing optisch overgedragen met infraroodlicht
naar een interface-adapter (toebehoren) toe. Deze wordt op de
multimeter gestoken. De USB-interface van een adapter maakt
de verbinding met de pc mogelijk via een interfacekabel.
Bovendien kunnen commando's en parameters van de pc naar
de multimeter worden overgedragen. Dit zijn:
De meetparameters instellen en uitlezen
Meetfunctie en meetbereik kiezen
•De meting starten
De opgeslagen meetwaarden uitlezen
7.1 Interface activeren
Het activeren van de interface voor de ontvangstfunctie (de multi-
meter ontvangen gegevens van de pc) gebeurt automatisch door-
dat de pc de interface aanspreekt, op voorwaarde dat de para-
meter „irStb “ op „ir on “ staat, zie Hoofdst. 7.2 of het apparaat
reeds is ingeschakeld (het eerste commando wekt de multimeter,
maar voert nog geen volgend commando uit).
De bedrijfsmodus „Continu zenden“ wordt handmatig ingescha-
keld en wel zoals in het onderstaande beschreven. In deze be-
drijfsmodus draagt het apparaat voortdurend via de aangesloten
interfaceadapter de meetgegevens naar de pc over. Deze kunnen
met een terminalprogramma in beeld gebracht worden.
De continue zendfunctie met menufuncties starten
1nFo
... SEnd StArt send
Het interfacegebruik wordt op het display aangegeven met een
knipperend symbool .
De continue zendfunctie met menufuncties stoppen
1nFo
... SEnd send
stop send
Het symbool verdwijnt.
Automatisch in- en uitschakelen tijdens het verzenden
Als de transfersnelheid 10 s of meer bedraagt, schakelt het dis-
play zichzelf tussen twee aftastingen automatisch uit om de batte-
rij te ontzien. De enige uitzondering is de continue werking.
Zodra er een gebeurtenis plaatsvindt, wordt het display automa-
tisch weer aangezet.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 55
Interfacegebruik
7.2 Interfaceparameters instellen
irStb – Toestand van de infrarood-ontvanger in stand-by
Als de multimeter is uitgeschakeld, kan de infrarood interface
twee schakeltoestanden hebben:
ir on: IR verschijnt op het display, de infrarood interface is
actief, d.w.z. signalen bijv. inschakelcommando's kun-
nen worden ontvangen, stroom wordt ook verbruikt
als de multimeter is uitgeschakeld.
ir oFF: IR verschijnt niet op het display,
de infrarood interface is uitgeschakeld,
er kunnen geen signalen worden ontvangen.
1nFo
... SET rAtE ... irStb
ir on / ir oFF

(irstb = ir oFF = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
Addr – Adres
Als er meerdere multimeter via de interfaceadapter op de pc wor-
den aangesloten, dan kan aan elk apparaat een eigen adres wor-
den toegewezen. Voor het eerste apparaat moet het adres 1 wor-
den ingesteld, voor het tweede apparaat adres 2 enz.
1nFo
... SET rAtE ... Addr
00 ... 01 ... 15

(15 = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
56 GMC-I Messtechnik GmbH
Technische gegevens
8 Technische gegevens
Meet-
functie
(ingang)
Meetbereik
Oplossend
vermogen bij
eindwaarde
van het
meetbereik
Ingangsimpedantie
Eigen onzekerheid
in referentieomstandigheden
Overbelastbaar-
heid
2)
(... % v.d. meetw. + ... D) (... % v.d. meetw. + ... D) (... % v.d. meetw. + ... D)
~ / ~
1) 11)
1) 11)
Waarde Tijd
V
(a)
300,0 mV 100 V9M 9M // < 50 pF 0,5 + 3
10)
1,5 + 3 (> 300 D) 1,5 + 3 (> 300 D)
600 V
DC
AC
eff
Sinus
6)
continu
3,000 V 1 mV 9 M 9M // < 50 pF 0,5 + 1
1,5 + 3 (> 30 D) 1,5 + 3 (> 100 D)
30,00 V 10 mV 9 M 9M // < 50 pF 0,5 + 1
300,0 V 100 mV 9 M 9M // < 50 pF 0,5 + 1
600 V 1 V 9 M 9M // < 50 pF 0,5 + 1
spanningsafval ca. bij eindwaarde
B.
~
1) 11)
1) 11)
A
(E)
300,0 mA 100 nA 18 mV 18 mV 0,5 + 5 1,5 + 5 (> 100 D) 1,5 + 5 (> 100 D)
0,3 A continu
3,000 mA 1 A 160 mV 160 mV
0,5 + 3
1,5 + 5 (> 30 D) 1,5 + 5 (> 100 D)
30,00 mA 10 A 32 mV 32 mV
300,0 mA 100 A 320 mV 320 mV
1,000 A 1 mA 600 mV 600 mV 0,5 + 5 1,6 A 5 min
Factor 1:1/10/100/1000
Ingang Ingangsimpedantie
10)
~
1) 11)
1) 11)
A
(a)
0,3/3/30/300 A 300 mV
Spanningsmeetingang ca. 9 M
(stekkerbus V)
0,5 + 3
1,5 + 3 (> 300 D) 1,5 + 3 (> 300 D)
Meetingang
3/30/300/3k A 3 V 1,5 + 3 (> 30 D) 1,5 + 3 (> 100 D)
600 V eff max. 10 s
30/300/3k/30k A
30 V plus fout stroomtang
Leegloopspan-
ning
Meetstroom bij
eindwaarde B.
(... % v.d. meetw. + ... D)
(a)
300,0 100 m < 1,4 V ca. 250 A 0,5 + 3
10)
600 V
DC
AC
eff
Sinus
max. 10 s
3,000 k 1 < 1,4 V ca. 160 A 0,5 + 1
30,00 k 10 < 1,4 V ca. 28 A 0,5 + 1
300,0 k 100 < 1,4 V ca. 2,9 A 0,5 + 1
3,000 M 1k < 1,4 V ca. 0,31 A 0,5 + 1
30,00 M 10 k < 1,4 V ca. 33 nA 2,0 + 5
R
SL
300,0 100 m ca. 13 V
ca. 2 mA const.
3 + 5
3,000 k 1 ca. 13 V 3 + 5
300,0 100mW ca. 13 V 3 + 5
5,1 V
3)
1mV ca. 13 V 2 + 5
GMC-I Messtechnik GmbH 57
Technische gegevens
1)
15 ... 45 ... 65 Hz ... 10 (5) kHz Sinus. Kijk voor invloeden op de volgende pagina's
2)
bij 0 ... + 40 C
3)
weergave tot max. 5,1 V, daarboven overloop „OL“.
4)
vermelding geldt voor metingen aan foliecondensatoren en bij batterijgebruik
5)
laagste meetbare frequentie bij sinusvormig meetsignaal symmetrisch met het
nulpunt
6)
overbelastbaarheid van de spanningsmeetingang: vermogensbegrenzing: fre-
quentie x spanning max. 6 x 10
6
V x Hz: bijv. max. 600 V 1 kHz
7)
overbelastbaarheid van de stroommeetingang:
maximale stroomwaarden, zie Stroommeetbereik
8)
ingangsgevoeligheid signaal Sinus 10% tot 100% van het spanning- of stroom-
meetbereik; Beperking: in het mV-meetbereik tot 100 kHz 30 % v. b., tot 300 kHz
50% v. b. , in het 1 A-meetbereik 30 % v. b.
in het A -meetbereik gelden de spanningsmeetbereiken met max. 30 kHz
9)
plus voelerafwijking
10)
als functie ZERO actief
11)
bij kortgesloten klemmenpunten restwaarde 1 ... 10 D, uitzondering: mV/A-
bereik 1 ... 35 D in het nulpunt als gevolg van TRMS-omvormer
Legenda: B. = meetbereik, D = digit, v. M. = van de meetwaarde
Isolatiemeting (a-b, a-E, b-E)
1)
stoorspanningsdetectie
2)
bij R < 100 k verschijnt eerst „Error“ in beeld.
Beperking: 250 ... 310,0 kmet externe netadapter
Ontlaadweerstand
U
0 max
(... % v.d. meetw. + ... D)
F
(a)
30,00 nF 10 pF 10 M 0,7 V 1 + 6
4) 10)
600 V
DC
AC
eff
Sinus
max. 10 s
300,0 nF 100 pF 1 M 0,7 V 1 + 6
4)
3,000 F 1 nF 100 k 0,7 V 1 + 6
4)
30,00 F10nF 12k 0,7 V 1 + 6
4)
300,0 F 100 nF 3 k 0,7 V 5 + 6
4)
f
min
5)
(... % v.d. meetw. + ... D)
Hz (V)/
Hz (A)
300,0 Hz 0,1 Hz
1 Hz
0,5 + 1
8)
Hz (V)
6)
:
Hz(A )
6)
:
600 V
Hz (A):
7
)
max. 10 s
3,000 kHz 1 Hz
30,00 kHz 10 Hz 10 Hz
Hz (V)
300,0 kHz 100 Hz 100 Hz
(... % v.d. meetw. + ... D)
9)
C
Pt 100
– 200,0 ...
+200,0 C
0,1 C
2 K + 5
600 V
DC/AC
eff
Sinus
max. 10 s
+200,0 ..
. +
850,0 C
1 + 5
Pt 1000
– 150,0 ...
+200,0 C
2 K + 5
+200,0 ..
. +
850,0 C
1 + 5
Meetfunctie
schakelaarstand
Meetbereik
Oplossend
vermogen
Eigen onzekerheid van
het digitale display in re-
ferentieomstandigheden
U
stoor
/M
ISO
1)
6 ... 110 V 0,1 V (3% v.d. meetw. + 30 D)
M
ISO
(U
N
= 100 V)
5 ... 310,0 k
2)
0,1 k
(3 % v.d. meetw. + 5 D)
0,280 ... 3,100 M 1 k
02,80 ... 31,00 M 10 k
(5 % v.d. meetw. + 5 D)
028,0 ... 310,0 M 100 k
58 GMC-I Messtechnik GmbH
Technische gegevens
Invloedsgrootheden en invloedseffect
1)
Met nulpuntinstelling
2)
Vermogensbegrenzing: frequentie x spanning max. 6 x 10
6
V x Hz
3)
Voor beide meetsoorten met de TRMS-omvormer in het AC en (AC+DC)
bereik geldt de vermelding van de nauwkeurigheid in de frequentieka-
rakteristiek vanaf een weergave van 10% tot 100% van het meetbereik.
5)
Met uitzondering van sinusvormige curvevorm
Meet-
functie
schake-
laarstand
Nom.spg.
U
N
Leer-
loopspg
. U
o
Nomi-
nale
stroom
I
N
Kort-
sluit-
stroom
I
k
Geluids-
signaal
bij
Overbelastbaarheid
Waarde Tijd
U
stoor
/
M
ISO
— —
U > 110
V
110 V continu
M
ISO
100 V max.
120 V
> 1,0
mA
<1,2
mA
U > 110
V
100 V
10 s
Invloeds-
grootheid
Invloedsbereik
Meetgrootheid/
meetbereik
1)
Invloedseffect
(...% v.d. meetw. + ... D)
/ 10 K
Temperatuur
0 C ... +21 C
en
+25 C... +40 C
V 0,2 + 5
V 0,4 + 5
300 ... 3 M 0,5 + 5
30 M 1 + 5
mA/A 0,5 + 5
mA/A 0,8 + 5
30 nF ... 300 F1 + 5
Hz 0,2 + 5
C/F (Pt100/Pt1000) 0,5 + 5
In-
vloeds-
groot-
heid
Meetgrootheid/
meetbereik
Invloedsbereik
Eigen onzekerheid
3)
 ... % v.d. meetw. + ... D)
Frequen-
tie
V
AC
2)
300 mV
...
300 V
> 15 Hz ... 45 Hz
3 + 5 > 300 Digit
> 65 Hz ... 10 kHz
600 V
> 65 Hz ... 5 kHz 3 + 5 > 60 Digit
A
AC
300 A
...
1 A
> 15 Hz ... 45 Hz
3 + 10 > 300 Digit
> 65 Hz ... 10 kHz
A
AC
+DC
300 A
...
1 A
> 15 Hz ... 45 Hz
3 + 30 > 300 Digit
> 65 Hz ... 10 kHz
A
AC
300 mV /
3 V / 30 V
> 65 Hz ... 10 kHz 3 + 5 > 300 Digit
Invloeds-
grootheid
Invloedsbereik
Meetgrootheid/
meetbereik
Invloedseffect
5)
Crestfactor CF
1 ... 3
V, A
1 % v.d. meetw.
> 3 ... 5
3 % v.d. meetw.
Invloeds-
grootheid
Invloedsbereik Meetgrootheid Invloedseffect
Relatieve lucht-
vochtigheid
75 %
3 dagen
Apparaat uit
V A, , F, Hz, C1 x eigen afwijking
Batterij-
spanning
1,8 ... 3,6 V dito zit in eigen afwijking
GMC-I Messtechnik GmbH 59
Technische gegevens
Insteltijd (na handmatige bereikskeuze)
Referentievoorwaarden
Omgevingstemperatuur +23 ×C ±2 K
Relatieve vochtigheid 40 % º 75 %
Frequentie v.d. meetgr. 45 Hz º 65 Hz
Curvevorm v.d. meetgr
.Sinus
Batterijspanning 3 V ±0,1 V
Omgevingsomstandigheden
Nauwkeurigheidsbereik 0 C ... + 40 C
Werktemperaturen 10 C ... +50 C
Opslagtemperaturen 25 C ... +70 C (zonder batterijen)
Relatieve luchtvochtigheid
40 ... 75%, condens moet worden uit-
gesloten
Hoogte boven NAP tot 2000 m
Plaats van gebruik
Binnenshuis; buiten: alleen binnen de
aangegeven omgevingsomstandigheden
Weergave
LCD-display (65 mm x 36 mm) met analoge en digitale weergave
en met weergave van meeteenheid, stroomsoort en verschillende
speciale functies.
Achtergrondverlichting
De geactiveerde achtergrondverlichting wordt na ca. 1 min auto-
matisch uitgeschakeld.
analoog
Weergave LCD-schaalverdeling naar keuze met bar-
graph of wijzer, al naar gelang parameterin-
stelling
Schaalverdeling lineair
(bereiken behalve M
ISO
):
5 ... 0 ... ±30 met 35 schaaldelen bij ,
0 ... 30 met 30 schaaldelen in alle andere
bereiken
logaritmisch
(bereik M
ISO
):
 0,33 30 300
bargraph i.p.v. wijzer
Polariteitsweergave Met automatische overschakeling
Overloopweergave Met symbool „
Meetcijfer 40 Metingen/s en weergaverefresh
Invloeds-
grootheid
Invloedsbereik
Meetgrootheid/
meetbereik
Demping
Common mode-
ruis
Verstoring max. 600 V V > 120 dB
Verstoring max. 600 V
50 Hz ... 60 Hz Sinus
3 V , 30 V > 80 dB
300 V > 70 dB
600 V > 60 dB
Serie-
stoorspanning
Verstoring V ,
telkens nominale waarde van het meet-
bereik,
max. 600 V , 50 Hz ... 60 Hz Sinus
V> 50dB
Verstoring max. 600 V V > 110 dB
Meetgrootheid/
meetbereik
Insteltijd van het
digitale display
Sprongfunctie
van de meetgrootheid
V, V
A, A
1,5 s
van 0 naar 80 %
van de eindwaarde van het meetbereik
300 ... 3 M 2s
van naar 50 %
van de eindwaarde van het meetbereik
30 M 5s
Doorgang < 50 ms
C (Pt 100) max. 3 s
1,5 s
30 nF ... 300 Fmax. 5s
van 0 naar 50 %
van de eindwaarde van het meetbereik
>10 Hz 1,5 s
60 GMC-I Messtechnik GmbH
Technische gegevens
digitaal
Display/cijferhoogte 7-Segment-cijfers / 15 mm
Aantal posities 3¾ posities 3100 stappen
Overloopweergave „OL“ verschijnt 3100 Digit
Polariteitsweergave „–“ voorteken verschijnt,
als pluspool op „
Meetcijfer 10 Metingen/s en 40 metingen/s
bij MIN/
MAX-functie met uitzondering van meetfuncties
capaciteit, frequentie- en mark-space-verhou-
ding
Weergaverefresh 2 x/s, om de 500 ms
Elektrische veiligheid
Beschermingsklasse II volgens EN 61010-1:2010/VDE 0411-
1:2011
Meetcategorie II III
Nominale spanning 600 V 300 V
Verontreinigingsgraad 2
Testspanning 3,5 kV~ volgens EN 61010-1:2010/
VDE 0411-1:2011
Zekering
Smeltzekering FF 1,6 A/700 V AC/DC;
6,3 mm x 32 mm;
schakelvermogen 50 kA bij 700 V AC/DC;
beschermt de stroommeetingang in de
bereiken 300 A tot 1 A
Stroomtoevoer
Batterij 2 x 1,5 V mignoncellen (2 x AA-size)
alkali-mangaan-cellen volgens IEC LR6
Bedrijfsduur met alkali-mangaan-cellen:
ca. 200 uur zonder MW
ISO
-meting
Batterijcontrole Weergave van de batterijcapaciteit met 4-
segment batterijensymbool „ .
Afvraging van de huidige batterijspanning
met menufunctie.
Power OFF-functie
De multimeter schakelt zichzelf automatisch
uit:
– als de batterijspanning
onder ca. 1,8 V komt
– als gedurende een instelbare tijd
(10 ... 59 min) geen knop of draaiknop is
gebruikt en de multimeter niet in
CONTINU AAN-mode staat
Netadapteraansluiting
Als de netadapter is ingestoken
worden de ingelegde batterijen of accu's
automatisch uitgeschakeld.
Ingelegde accu's moeten extern worden
geladen.
1)
bij interfacegebruik tijden x 0,7
Meetfunctie
Nominale
spanning U
N
Weerstand
van het
testobject
Bedrijfsduur
in uren
Aantal mogelijke
metingen met nominale
stroom volgens VDE 0413
V 200
1)
V 150
1)
M
100 V 1 M 50
100 V 100 k 3000
GMC-I Messtechnik GmbH 61
Technische gegevens
Elektromagnetische compatibiliteit (EMC)
Storingsuitzending EN 61326-1: 2006 klasse B
Storingsbestendig-
heid EN 61326-2-1: 2006
Data-interface
Type
optisch met infraroodlicht door de behuizing
Gegevensoverdracht serieel, bidirectioneel (niet IrDa-compatibel)
Rapport apparaatspecifiek
Baudrate 38400 Baud
Functies – Instellen/afvragen van meetfuncties
en parameters
Afvragen van huidige meetgegevens
Door de opsteekbare interfaceadapter USBX-
TRA (zie Toebeho-
ren) vindt aanpassing aan de computerinterface USB plaats.
Meetwaardegeheugen apparaat
Grootte geheugen 4 MBit / 540 kB voor ca. 15.400 meetwaar-
den met datum en tijd
Mechanische opbouw
Behuizing slagvaste kunststof (ABS)
Afmetingen 200 mm x 87 mm x 45 mm
(zonder rubberen beschermhoes)
Gewicht ca. 0,35 kg met batterijen
IP-classificering Behuizing: IP 54
(drukcompensatie door behuizing)
Tabellenuittreksel m.b.t. de betekenis van
de IP-code
IP XY
(1e cijfer X)
Bescherming tegen bin-
nendringen van vaste
vreemde deeltjes
IP XY
(2e cijfer X)
Bescherming tegen bin-
nendringen van water
0 niet beschermd 0 niet beschermd
1 50,0 mm
ý
1 Verticaal druppelen
2 12,5 mm
ý
2 Druppelen (hoek van 15×)
3 2,5 mm
ý
3 Sproeiwater
4 1,0 mm
ý
4 Spatwater
5 Stofvrij 5 Straalwater
62 GMC-I Messtechnik GmbH
Onderhoud – Calibreren
9 Onderhoud en calibreren
Let op!
!
Koppel het apparaat van de meetkring af voordat u de dek-
sels van het batterijen- of zekeringenvak openmaakt om de
batterij of een zekering te vervangen!
9.1 Signalisaties – foutmeldingen
9.2 Batterijen
Opmerking
Batterijontname in de in Betriebspausengebruikspauzes
De ingebouwde kwartklok heeft ook hulpenergie nodig als
het apparaat is uitgeschakeld en ze belast de batterijen. Wij
raden u derhalve aan om vóór lange gebruikspauzes (bijv.
vakantie) de batterijen uit het apparaat te nemen. Hierdoor
voorkomt u diepontlading en uitlopende batterijen, hetgeen
in ongunstige omstandigheden beschadigingen tot gevolg
kan hebben.
Opmerking
Batterijwissel
Bij een batterijwissel gaan de opgeslagen meetgegevens
verloren. Om gegevensverlies te voorkomen, raden wij u aan
om van de gegevens vóór een batterijwissel met behulp van
de software METRAV
IEW op een pc een backup te maken.
De ingestelde bedrijfsparameters blijven behouden, tijd en
datum moeten nieuw ingesteld worden.
Laadtoestand
In het menu „1nfo “ kunt u informatie krijgen over de huidige laad-
toestand van de batterijen:
1nFo bAtt
:
2.75 V.
Kijk vóór de eerste inbedrijfstelling of na opslag van uw apparaat,
of de batterijen niet zijn uitgelopen. Herhaal deze controle daarna
regelmatig met korte tussenpozen.
Als de batterij is uitgelopen, moet u voordat u het apparaat weer
gaat gebruiken, het batterij-elektrolyt zorgvuldig met een vochtige
doek volledig verwijderen en een nieuwe batterij in het apparaat
plaatsen.
Als op het display het teken „ verschijnt, dan moet u zo
snel mogelijk de batterij vervangen. U kunt weliswaar nog blijven
meten, maar u moet dan wel rekening houden met minder meet-
nauwkeurigheid.
Het apparaat werkt met twee 1,5 V-batterijen volgens IEC LR 6
(of met twee NiCd-accu's van dit formaat).
Melding Functie Betekenis
FUSE
Stroommeting Zekering defect
in alle bedrijfsmodi de batterijspanning is onder 1,8 V gedaald
0L
Meten Signalisatie van een overloop
ur
MW
ISO
-meting Meetwaarde minder dan 10% van het
meetbereik
Error
MW
ISO
-meting Er is stoorspanning waargenomen
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 63
Onderhoud – Calibreren
Batterijen vervangen
Let op!
!
Koppel het apparaat van de meetkring af voordat u het dek-
sel van het batterijenvakje openmaakt om de batterijen te
vervangen!
Leg het apparaat op de voorzijde neer.
Draai de spleetschroef van het deksel met de batterijensymbo-
len naar links.
Licht het deksel er af en neem de batterijen uit het batterijen-
vakje.
Plaats twee nieuwe 1,5 V-mignoncellen conform de aangege-
ven polariteitssymbolen op het deksel van het batterijenvakje in
het batterijenvakje.
Als u het deksel van het batterijenvakje weer inzet, moet u de
zijde met de geleidehaken er het eerst inzetten.
Draai de spleetschroef naar rechts in.
Ruim de opgebruikte batterijen op milieuvriendelijke wijze op!
9.3 Zekering
Zekering testen
De zekering wordt automatisch gecontroleerd:
als het apparaat wordt ingeschakeld in de draaiknopstand A
als het apparaat is ingeschakeld en men de draaiknopstand A kiest
in het actieve stroommeetbereik bij aangelegde spanning
Als de zekering defect is of niet ingezette is, verschijnt „FuSE“ op
het digitale display. De zekering onderbreekt de stroommeetbe-
reiken. Alle andere meetbereiken blijven werken.
Zekering vervangen
Verhelp na het doorslaan van een zekering eerst de oorzaak van
de overbelasting voordat u het apparaat weer bedrijfsklaar maakt!
Let op!
!
Koppel het apparaat van de meetkring af voordat u het
deksel van het zekeringenvakje openmaakt om de zekering
te vervangen!
Leg het apparaat op de voorzijde neer.
Draai de spleetschroef van het deksel met de zekeringensym-
bolen naar links.
Licht het deksel er uit en gebruik de vlakke zijde van het zeke-
ringendeksel om de defecte zekering er uit te drukken.
Plaats een nieuwe zekering in het apparaat. Zorg er voor dat
de zekering centrisch d.w.z. binnen de zijdelingse overgangs-
stukken gefixeerd wordt.
Als u het zekeringendeksel weer inzet, moet u de zijde met de
geleidehaken er het eerst inzetten.
Draai de spleetschroef naar rechts in.
Doe de defecte zekering bij het normale huisvuil.
Zekering defect
fuse
A
DC
64 GMC-I Messtechnik GmbH
Onderhoud – Calibreren
Let op!
!
Zorg er absoluut voor dat u alleen de voorgeschreven
zekering inzet!
Als u een zekering met een andere aanspreekkarakteristiek,
een andere nominale stroom of een ander schakelvermo-
gen, dan is er gevaar voor u en voor de veiligheidsdiodes,
weerstanden of andere onderdelen.
Het is verboden provisorisch gerepareerde zekeringen te
gebruiken of de zekeringhouder kort te sluiten.
Opmerking
Het controleren van de zekering bij ingeschakeld apparaat
Als u een zekering in het ingeschakelde apparaat heeft
gedaan, moet u het apparaat even uitschakelen en opnieuw
inschakelen. U kunt het ook even in een niet-stroommeetbe-
reik en weer terug naar het A-meetbereik schakelen.
Als het contact slechts is of als de zekering defect is, ver-
schijnt FUSE op het display.
9.4 Onderhoud behuizing
De behuizing vergt geen speciaal onderhoud. Zorg er voor dat het
oppervlak schoon is. Gebruik voor het reinigen een licht vochtige
doek. Gebruik geen poets-, schuur- of oplosmiddelen.
9.5 Terugname en milieuvriendelijke verwerking tot afval
Het apparaat is een product uit categorie 9 volgens de Duitse
wetgeving op elektrische apparaten “ElektroG” (bewakings- en
controle-instrumenten). Dit apparaat valt onder RoHS-richtlijn.
Overigens wijzen wij u erop dat de laatste versie hiervan op de
internetsite www.gossenmetrawatt.com te vinden is, via het zoek-
scherm. U kunt dan zoekbegrip WEEE ingeven.
Conform WEEE 2012/19/EU en ElektroG voorzien wij
onze elektrische en elektronische apparaten van het
hiernaast afgebeelde symbool volgens DIN EN 50419.
Deze apparaten mogen niet bij het normale huisvuil worden ge-
daan.
Als u vragen heeft over de terugname van oude apparaten, neem
dan a.u.b. contact op met onze service-afdeling; het adres vindt u
in pagina 4.
Indien u in uw instrument of toebehoren batterijen of accu‘s ge-
plaats heeft die niet meer functioneren, dient u die via de van
rechtswege geldende voorschriften te verwijderen.
Batterijen of accu's kunnen schadelijke stoffen of zware metalen
bevatten zoals lood (PB), cadmium (Cd) of kwik (Hg).
Het hiernaast vermelde symbool geeft aan dat batterijen
of accu's niet via standaard huisvuil afgegeven kunnen
worden, maar in daartoe bestemde afnamestations afge-
geven moeten worden.
Pb Cd Hg
GMC-I Messtechnik GmbH 65
Onderhoud – Calibreren
9.6 Rekalibratie
De meettaak en de belasting van uw meetapparaat beïnvloedt de
veroudering van de bouwelementen en kan afwijkingen van de
toegezegde nauwkeurigheid veroorzaken.
Als er hoge eisen aan de meetnauwkeurigheid worden gesteld en
als het apparaat op bouwplaatsen wordt gebruikt waar het veel
getransporteerd wordt en waar het blootgesteld is aan grote tem-
peratuurschommelingen adviseren wij een betrekkelijk korte cali-
bratie-interval van 1 jaar. Als uw meetapparaat voornamelijk wordt
gebruikt in laboratoria en binnenshuis zonder dat het wordt bloot-
gesteld aan sterke klimatologische of mechanische belasting dan
volstaat doorgaans een calibratie-interval van 2 tot 3 jaar.
Bij de rekalibratie* in een geaccrediteerd kalibratielaboratorium
(DIN EN ISO/IEC 17025) worden de afwijkingen van uw meetap-
paraat tot terug te brengen normale waarden gemeten en gedo-
cumenteerd. De vastgestelde afwijkingen kunt u bij daaropvol-
gende toepassing gebruiken om de afgelezen waarden te corrige-
ren.
Graag stellen wij in ons kalibratielaboratorium DAkkS- of fabrieks-
kalibraties voor u op. Meer informatie hierover vindt u op onze
internetsite
www.gossenmetrawatt.com ( Company DAkkS Calibration
Center of FAQs Calibration questions and answers).
Als u uw meetapparaat regelmatig rekalibreert, voldoet u daarmee
aan de eisen van een kwaliteitsmanagementsysteem volgens DIN
EN ISO 9001.
* Het controleren van de specificatie of het afstellen is geen onderdeel
van een kalibratie. Onze producten worden wel vaak afgesteld als dit
nodig is en daarmee wordt het naleven van de specificatie bevestigd.
9.7 Fabrieksgarantie
De garantieperiode voor alle digitale multimeters en calibratie-ap-
paraten uit de serie METRAHIT bedraagt 3 jaar na levering. De fa-
brieksgarantie omvat productie- en materiaalfouten met uitzonde-
ring van beschadigingen als gevolg van ondoelmatig gebruik of
verkeerde bediening alsmede alle gevolgkosten.
Het calibratiecertificaat bevestigt dat de gespecificeerde techni-
sche gegevens van het product op het tijdstip van calibratie in
acht zijn genomen. Wij garanderen het in acht nemen van de ge-
specificeerde gegevens binnen de geoorloofde toleranties voor
een periode van 12 maanden na levering.
66 GMC-I Messtechnik GmbH
Toebehoren
10 Toebehoren
10.1 Algemeen
De grote hoeveelheid toebehoren die voor onze meetapparaten
verkrijgbaar is, wordt regelmatig gecontroleerd op conformiteit
met de op dit moment geldende veiligheidsnormen en indien
nodig uitgebreid voor nieuwe gebruiksdoeleinden. De passende
actuele toebehoren die voor uw meetapparaten geschikt zijn,
vindt u samen met een afbeelding, een bestelnummer, een be-
schrijving evenals - al naar gelang de omvang van de toebehoren
- met een informatieblad en een gebruiksaanwijzing op internet
onder www.gossenmetrawatt.de ( Products Measuring
Technology – Portable Digital Multimeters METRAHIT ...
Multimeter Accessories).
10.2 Technische gegevens van de meetkabels
(leveringsomvang veiligheidskabelset KS21T)
Elektrische veiligheid
Maximale nominale spanning
Meetcategorie 600 V CAT III
Maximale
nominale stroom 16 A
Omgevingsomstandigheden (EN 61010-031)
Tempera t u u r 2 0 C ... + 50 C
Relatieve
luchtvochtigheid 50 ... 80%
Verontreinigingsgraad 2
10.3 Netadapter NAX-
TRA (wordt niet meegeleverd)
Gebruik voor de stroomtoevoer van uw apparaat uitsluitend de
netadapter van GMC-I Messtechnik GmbH. Deze biedt garan-
deert vanwege een extreem geïsoleerde kabel uw veiligheid even-
als een goede elektrische scheiding (secundaire nominale gege-
vens 5 V/600 mA). Als de stroomtoevoer wordt geregeld door de
netadapter worden de ingezette batterijen elektronisch uitgescha-
keld, zodat ze in het apparaat kunnen blijven zitten.
GMC-I Messtechnik GmbH 67
Toebehoren
10.4 Interfacetoebehoren (worden niet meegeleverd)
Bidirectionele interfaceadapter USBX-
TRA
Met deze adapter kunt u de kabelmultimeter evenals multimeters
van de serie METRAHITX-TRA, die uitgerust zijn met een seriële IR-
interface, verbinden met de USB-interface van een pc. De adap-
ter maakt de gegevensoverdracht tussen de multimeter en een pc
mogelijk.
PC-analysesoftware METRAwin 10
De pc-software METRAwin 10 is een meertalig programma voor de
registratie van meetgegevens* voor tijdgerelateerde optekening,
visualisering, analyse en rapportage van de meetwaarden uit de
multimeters van de METRAHIT-serie.
De gedetailleerde gegevens voor systeemeisen vindt u bij de ins-
tallatiehandleiding van METRAwin 10/METRAwin 45.
* geschikt voor (IBM-compatible) Windows besturingssystemen
68 GMC-I Messtechnik GmbH
Trefwoordenregister
11 Trefwoordenregister
Numerics
0.diSP ................................................................... 50
A
A.diSP ................................................................... 51
Addr ...................................................................... 55
APoFF ................................................................... 51
Automatisch uitschakelen
Tijd aangeven
...............................................17
voorkomen ....................................................17
AUTO-Range functie ............................................ 18
B
bAtt ....................................................................... 50
Batterijen
Gebruikspauzes ............................................62
Laadtoestand ................................................62
Laadtoestanden ............................................13
vervangen .....................................................63
bEEP ..................................................................... 51
C
Capaciteitsmeting ................................................ 38
D
dAtE ................................................................ 50, 52
Defaultinstellingen ............................................... 53
Diodentest ............................................................ 36
Displayverlichting ................................................. 16
Doelmatig gebruik ................................................ 10
Doorgangstest ...................................................... 35
E
Error ...................................................................... 41
F
Fabrieksgarantie ................................................... 65
Fabrieksinstellingen .............................................53
Foutmeldingen ......................................................62
G
Geheugen
Gebruikte geheugen afvragen ......................24
Optekenen beëindigen ..................................24
Optekening starten .......................................23
wissen ...........................................................24
H
Hotline productsupport ........................................... 3
I
inschakelen
handmatig .....................................................16
met pc ...........................................................16
Interfaces
Statussen ......................................................13
Toebehoren ...................................................67
irStb ....................................................................... 55
K
Kabellengtemeting ............................................... 38
Kabelweerstand ....................................................32
L
Leveringsomvang ................................................... 2
M
Meetbereikkeuze
automatisch
...................................................18
handmatig ..................................................... 18
Meetcategorie
Betekenis ........................................................ 8
Meetkabels ............................................................66
Meetwaardeopslag
Functie DATA ................................................ 21
MIN/MAX-waarden ....................................... 22
N
Netadapter
Inbedrijfstelling ............................................. 16
Plaats van de aansluiting ............................. 15
Toebehoren ................................................... 66
O
OCCUP ...................................................................50
Ompolen ................................................................41
Onderhoud
Behuizing ...................................................... 64
Ontlading ...............................................................42
Overzicht
Knoppen en aansluitingen ........................... 12
Parameter ..................................................... 49
P
Productsupport .......................................................3
R
rAtE ........................................................................50
Rekalibratieservice ............................................4, 65
Reparatie- en reserveonderdelenservice ...............4
GMC-I Messtechnik GmbH 69
Trefwoordenregister
S
Schaalverdelingsfactor ......................................... 38
Software vrijschakelen ........................................... 3
Spanningscomparator .......................................... 29
Spanningsmeting
boven 1000 V ...............................................30
Opmerkingen ................................................26
Standaardinstellingen .......................................... 53
Stoorspanningdetectie ......................................... 41
Stroommeting
Opmerkingen ................................................43
Stroomtang ..................................................... 46, 47
Symbolen
Apparaat ........................................................15
Digitaal display ..............................................13
Draaischakelaarstanden ...............................14
T
Temperatuurmeting
met weerstandsthermometers .....................32
Terugname van het apparaat .............................. 64
tiME ................................................................. 50, 52
U
under range .......................................................... 18
ur (under range) ............................................. 41, 62
V
Veiligheidsmaatregelen .......................................... 8
vErSion .................................................................. 50
W
WEEE-kenmerk .................................................... 15
Weerstandsmeting ............................................... 31
Z
Zekering
vervangen ..................................................... 63
70 GMC-I Messtechnik GmbH
Trefwoordenregister
GMC-I Messtechnik GmbH 71
Trefwoordenregister
Gemaakt in Duitsland Wijzigingen voorbehouden Een PDF-versie vindt u op internet
GMC-I Messtechnik GmbH
Südwestpark 15
90449 Nürnberg •
Duitsland
Telefoon +49 911 8602-111
Fax +49 911 8602-777
www.gossenmetrawatt.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Gossen MetraWatt METRAHIT T-COM de handleiding

Type
de handleiding