Sonel MRU-21 Handleiding

Type
Handleiding
GEBRUIKERSHANDLEIDING
AARDE WEERSTANDSMETER
MRU-21
GEBRUIKERSHANDLEIDING
AARDWEERSTAND METER
MRU-21
SONEL S.A.
Wokulskiego 11
58-100 Świdnica
Polen
Versie 1.08 17.07.2023
2
MRU-21 HANDLEIDING
De MRU-21 meter is een modern, eenvoudig en veilig meetapparaat. Maak kennis met de huidige
handleiding om meetfouten te voorkomen en mogelijke problemen in verband met de werking van de
meter te voorkomen.
3
MRU-21 HANDLEIDING
INHOUD
1 Veiligheid .............................................................................................................. 4
2 Instellingen ........................................................................................................... 5
3 Metingen ............................................................................................................... 6
3.1 Aardweerstandsmeting met de 3-polige methode (RE3P) ............................................. 6
3.2 Aardweerstandmeting met de 2-polige methode (RE2P) ............................................. 10
3.3 Meting van de weerstand van aardingsgeleiders en potentiaalvereffening (RCONT) ...... 12
3.4 Kalibratie van testleads ............................................................................................... 14
3.4.1
AutoZERO draaien Op ...................................................................................................... 14
3.4.2
AutoZERO draaien Uit ...................................................................................................... 15
4 Geheugen ........................................................................................................... 16
4.1 De meetresultaatgegevens opslaan in het geheugen ................................................. 16
4.2 Geheugengegevens weergeven ................................................................................ 18
4.3 Geheugengegevens verwijderen ................................................................................. 19
4.3.1
Bankgegevens verwijderen ............................................................................................... 19
4.3.2
Het hele geheugen verwijderen ......................................................................................... 20
5 meter voeding .................................................................................................... 22
5.1 Bewaking van de stroomvoorzieningsspanning .......................................................... 22
5.2 Vervanging van batterijen............................................................................................ 22
6 Reiniging en onderhoud ................................................................................... 25
7 Opslag ................................................................................................................. 25
8 Demontage en gebruik ..................................................................................... 25
9 Technische specificaties .................................................................................. 26
9.1 Basisgegevens ............................................................................................................ 26
9.2 Andere technische specificatie .................................................................................... 27
9.3 Aanvullende informatie ................................................................................................ 28
9.3.1
RE-meting .......................................................................................................................... 28
9.3.2
RCONT-meting ..................................................................................................................... 29
10
Fabrikant ............................................................................................................. 30
4
MRU-21 HANDLEIDING
Aandacht:
De fabrikant behoudt zich het recht voor om wijzigingen in het uiterlijk, de
uitrusting en de technische gegevens van de meter in te voeren.
1 Veiligheid
MRU-21 meter is ontworpen voor het meten van parameters die belangrijk zijn voor de veiligheid
van elektrische installaties. Om voorwaarden te scheppen voor een correcte werking en de juistheid
van de verkregen resultaten, moeten derhalve de volgende aanbevelingen in acht worden genomen:
Voordat u de meter gaat bedienen, maak u grondig kennis met deze handleiding en houdt u zich
aan de veiligheidsvoorschriften en specificaties die door de producent zijn vastgesteld.
MRU-21 meter is ontworpen om de aardebestendigheid en de weerstand van beschermende
geleiders en uitrustingsbinden te meten. Elke toepassing die afwijkt van de toepassing die in de
huidige handleiding is vermeld, kan leiden tot schade aan het apparaat en een bron van gevaar
voor de gebruiker vormen.
De meter mag uitsluitend worden bediend door voldoende gekwalificeerde personeelsleden die
over vereiste certificaten beschikken voor het uitvoeren van metingen in elektrische installaties.
Ongeoorloofd gebruik van de meter kan leiden tot schade en kan de onbevoegde gebruiker ernstig
in gevaar brengen.
Het gebruik van deze handleiding sluit niet uit dat het moet worden nageleefd in de
arbovoorschriften en aan andere relevante brandvoorschriften die vereist zijn bij de uitvoering van
een bepaald type werk. Voordat u met het apparaat begint in speciale omgevingen, bijvoorbeeld
een mogelijk brandrisico/explosieve omgeving, moet u het raadplegen met de persoon die
verantwoordelijk is voor de gezondheid en veiligheid.
Het is onaanvaardbaar om het volgende te bedienen:
- een beschadigde meter die geheel of gedeeltelijk buiten de orde is,
- een meter met beschadigde testleads isolatie,
- een meter die gedurende een te lange periode in ongunstige omstandigheden (bijvoorbeeld
overmatige vochtigheid) is opgeslagen. Als de meter is overgebracht van een koele
naar een warme omgeving met een hoge relatieve luchtvochtigheid, moet u geen
metingen uitvoeren totdat de meter is opgewarmd tot de omgevingstemperatuur
(ongeveer 30 minuten).
Voordat u met metingen begint, moet u ervoor zorgen dat de testleads zijn aangesloten op de
juiste meetcontactdozen.
Gebruik een meter niet met een open of onjuist gesloten batterijcompartiment of stroom deze niet
uit andere bronnen dan die welke in deze handleiding zijn vermeld.
De ingangen van de meter zijn elektronisch beschermd tegen overbelasting, bijvoorbeeld doordat
ze zijn aangesloten op een live circuit:
- voor alle combinaties van ingangen - tot 276 V gedurende 30 seconden.
Reparaties mogen alleen worden uitgevoerd door een erkend servicepunt.
Het apparaat voldoet aan de eisen van de normen EN 61010-1 en EN 61557-1, -4, -5.
5
MRU-21 HANDLEIDING
2 Instellingen
Druk op de setknop om de testspanning (Un) of voedingsbron (SuPP) te selecteren. Stel na het
vervangen van de batterijen altijd het type voeding in. De juiste ladingsindicatie is afhankelijk van deze
instelling (de ontlaadeigenschappen van wegwerp- en oplaadbare batterijen zijn verschillend).
Zet de meter aan en druk op SET.
Gebruik de knoppen enknoppen om de parameter: Un of
SuPP te selecteren.
Gebruik de knoppen en de knoppen om de parameters te
wijzigen:
= 25 V of 50 V, SuPP = bAt (wegwerpbatterijen) of Acc
(oplaadbare batterijen).
Druk op ENTER om de wijzigingen te valideren en de modus af te
sluiten, of...
... druk op ESC om de instellingsmodus af te sluiten zonder de
wijzigingen te valideren.
6
MRU-21 HANDLEIDING
3 Metingen
3.1 Aardweerstandsmeting met de 3-polige methode (RE3P)
De drie-polige meetmethode is het basistype van weerstand-tegen-aarde meting.
Koppel de geteste
aardelektrode los van de
installatie van de
installatie.
Zet de meter aan.
Draai de
draaischakelaar
naar de RE 3P-positie.
Pas indien nodig de spanningsmeting aan volgens punt 2.
De huidige elektrode (gedreven in de aarde) moet worden aangesloten op H
stopcontact van de meter. De spanningselektrode (gedreven in de aarde) moet worden
aangesloten op S stopcontact van de meter. De geteste aardelektrode moet worden
aangesloten op En stopcontact van de meter.
De geteste aardelektrode en de huidige elektrode en de spanningselektrode moeten worden
uitgelijnd.
Cat Iv
300V
7
MRU-21 HANDLEIDING
De meter is klaar
voor meting. Lees
de
storingsspanning
op het hulpdisplay.
Druk op START.
Voer de meting uit.
Storingsspanning.
Lees het
belangrijkste
meetresultaat.
Weerstand van
aardelektrode RE.
Lees de hulpresultaten (volgorde als
hieronder) door op << en >>te
drukken.
HR
Weerstand van de
huidige elektrode
RS
Weerstand van
spanningselektrode
Extra onzekerheid
veroorzaakt door
weerstand van de
elektroden.
8
MRU-21 HANDLEIDING
De aardweerstand kan worden uitgevoerd wanneer de storingsspanning niet
hoger is dan 24 V. De spanning wordt gemeten tot 100 V, maar boven de 50 V
wordt aangegeven als gevaarlijk. De meter mag niet zijn aangesloten op
spanningen van meer dan 100 V.
S
Herhaal de metingen (stappen 3-6) na
het verplaatsen van de spanning een
paar meter - het plaatsen van het verder
en dichter bij de gemeten aarde
elektrode. Als de R E-meetresultaten
meer dan 3% verschillen, moet de
afstand van de huidige elektrode van de
geteste aardeelektrode aanzienlijk
worden
metingen moeten worden herhaald.
Opmerking:
- Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de kwaliteit van de verbinding tussen de geteste
installatie en het testlood het contactgebied moet vrij zijn van verf, roest, enz.
- Als de weerstand van de hulpelektroden t te hoog is, zal de R E-meteen van aardeelektrode een extra
onzekerheid bevatten. Bijzonder hoge meetonzekerheid treedt op wanneer een kleine waarde van de
weerstand tegen de aarde wordt gemeten met elektroden die een zwak contact met de aarde hebben
(een dergelijke situatie treedt vaak op wanneer de aardelektrode goed is gemaakt en de bovenste
bodemlaag droog en slecht geleidend is). In een dergelijk geval is de weerstandsverhouding van de
elektroden tegen de weerstand van de geteste aardelektrode zeer hoog en bijgevolg is de onzekerheid
van de meting die afhankelijk is van deze verhouding ook zeer hoog. Vervolgens u een berekening
maken volgens de formules in punt 9 om de invloed van de meetomstandigheden te schatten, of u de
grafiek ook in de bijlage gebruiken. Deze onzekerheid wordt ook weergegeven in [%] als een extra
resultaat. Het wordt berekend op basis van de gemeten waarde. Als deze extra onzekerheid meer dan
30% van het symbool wordt weergegeven U het contact tussen de elektrode en de bodem te
verbeteren, bijvoorbeeld door demping met water de plaats waar de elektrode wordt gedreven in de
aarde, het rijden van de sonde in de aarde op een andere plaats, of met behulp van een 80 cm lange
elektrode. Controleer ook de testleads op mogelijke isolatieschade en op een gecorrodeerde of
losgemaakte verbinding tussen de bananenstekker en het elektrode. In de meeste gevallen is de
bereikte meetnauwkeurigheid bevredigend. Men moet zich echter altijd bewust zijn van de
onzekerheid die in de meting is opgenomen.
- Fabriekskalibratie omvat de weerstand van het 2,2 m testlood (meegeleverd).
9
MRU-21 HANDLEIDING
Aanvullende informatie weergegeven door de meter
En
Overmatige interferentiespanning (> 24 V). De meting is niet
mogelijk.
Koppel de bron van interferentie los of probeer een andere
locatie van de hulpelektroden.
En
en continu
audiosignaal
Storingsspanning meer dan 50 V!
Koppel de meter onmiddellijk los!
Koppel de spanningsbron los voordat u de meter opnieuw
aansluit.
En
en continu
audiosignaal
Storingsspanning meer dan 100 V!
Koppel de meter onmiddellijk los!
Koppel de spanningsbron los voordat u de meter opnieuw
aansluit.
met de
elektrode
(elektroden) naam
En
Onderbreking van het meetcircuit of de weerstand van
hulpelektroden hoger dan 60 kΩ.
Controleer de verbindingen in het testcircuit of verminder de
weerstand van de hulpelektrode door deze weer in de grond te
rijden.
(in het veld
hieronder Cel) en
meetresultaat
En
Onzekerheid van de RE meting veroorzaakt door weerstand
van de elektode meer dan 30%. Verlaag de weerstand van de
elektrode door deze weer in de grond te drijven of door de
bodem in de directe omgeving te dempen.
>1,99kΩ
Het RE-meetbereik wordt overschreden.
>50kΩ
Weerstand van de hulpelektrodenboven 50 kΩ (maar onder
60 kΩ).
Interferentiespanning boven 10V, of onstabiel meetresultaat, of
de gemeten spanningen of stromen zijn te laag in verhouding
tot het geluid.
en en
lang audiosignaal
Gemeten spanningen of stromen zijn te laag in verhouding tot
het geluid, of zeer instabiel meetresultaat. (Het symbool
wordt weergegeven in plaats van het resultaat).
En
De maximaal toegestane temperatuur in de meter wordt
overschreden.
10
MRU-21 HANDLEIDING
CAT IV
300V
3.2 Aardweerstandmeting met de 2-polige methode (RE2P)
Zet de meter aan.
Draai de
draaischakelaar
naar de 2P-positie.
Pas indien nodig de spanningsmeting aan volgens punt 2.
En H
2,2 m 1,2 m
Sluit de geteste
faciliteit aan op de E-
en H-terminals.
De meter is klaar
voor meting. Lees de
storingsspanning op
het hulpdisplay.
Druk op START.
Voer de meting uit.
Storingsspanning.
Lees het meetresultaat.
Gemeten weerstand.
Opmerking:
- Fabriekskalibratie omvat de weerstand van de 1,2 m en 2,2 m testleads (geleverd).
11
MRU-21 HANDLEIDING
Aanvullende informatie weergegeven door de meter
En
Overmatige interferentiespanning (> 24 V). De meting is niet
mogelijk.
Koppel de bron van interferentie los.
En
en continu
audiosignaal
Storingsspanning meer dan 50 V!
Koppel de meter onmiddellijk los!
Koppel de spanningsbron los voordat u de meter opnieuw
aansluit.
En
en continu
audiosignaal
Storingsspanning meer dan 100 V!
Koppel de meter onmiddellijk los! (De symbool wordt
weergegeven in plaats van de interferentiespanning).
Koppel de spanningsbron los voordat u de meter opnieuw
aansluit.
En
Onderbreking in het testcircuit.
>1,99kΩ
Het RE-meetbereik wordt overschreden.
Interferentiespanning boven 10 V, of onstabiel meetresultaat,
of de gemeten spanningen of stromen zijn te laag in
verhouding tot het geluid.
en en
lang audiosignaal
Gemeten spanningen of stromen zijn te laag in verhouding tot
het geluid, of zeer instabiel meetresultaat. (Het symbool
wordt weergegeven in plaats van het resultaat).
En
De maximaal toegestane temperatuur in de meter wordt
overschreden.
12
MRU-21 HANDLEIDING
Opmerking
Kalibreer de testleads bij het meten van zeer kleine weerstandswaarden of bij het
gebruik van testleads die verschillen van de meegeleverde 1,2 m en 2,2 m.
Terminal
s.
3.3 Meting van de weerstand van aardingsgeleiders en
potentiaalvereffening (RCONT)
Zet de meter aan.
Draai de
draaischakelaar
naar de RCONT-positie.
Sluit de
geteste
faciliteit
aan
naar de S
En E
De meter is klaar
voor meting.
Druk op START.
Voer de meting uit.
Lees het meetresultaat.
En S
1,2m
2,2
m
Cat Iv
300V
13
MRU-21 HANDLEIDING
Opmerking:
- De teststroom stroomt in één richting. Om het resultaat voor beide richtingen te verkrijgen, schakelt u
de testleads en voert u de meting opnieuw uit en berekent u vervolgens het rekenkundig gemiddelde
van beide resultaten.
Aanvullende informatie weergegeven door de meter
En
Overmatige interferentiespanning (> 3 V RMS). De meting is
niet mogelijk.
Koppel de bron van interferentie los.
En
en continu
audiosignaal
Storingsspanning meer dan 50 V!
Koppel de meter onmiddellijk los!
Koppel de spanningsbron los voordat u de meter opnieuw
aansluit.
> 199H
Het RCONT meetbereik wordt overschreden.
1..3 V RMS interferentiespanning tijdens de R CONT-meting.
Meting is enigszins instabiel. De resultaten kunnen een
extra onzekerheid.
en en
lang audiosignaal
Meten is zeer instabiel.
En
De maximaal toegestane temperatuur in de meter wordt
overschreden.
14
MRU-21 HANDLEIDING
Cat Iv
300V
3.4 Kalibratie van testleads
Om de impact van de weerstand van testleads op het meetresultaat te elimineren, kan de
compensatie (autozeroing) van de weerstand worden uitgevoerd. Dit wordt gemaakt met de
AUTOZERO functie in de Rcont meting.
3.4.1
AutoZERO draaien Op
Zet de meter aan.
Draai de draaischakelaar
naar de RCONT ZERO
Positie.
E S
Kort de test leidt door
het aanbrengen van
krokodil clips op
blootgestelde uiteinden
van de test leidt.
Druk op START.
Autozeroing
uitvoeren.
Autozeroing
voltooid.
Opmerking:
- Vergeet niet dat de weerstand van krokodil clips en krokodil-banaan verbindingen wordt toegevoegd
aan de weerstand van de test leidt.
15
MRU-21 HANDLEIDING
Cat Iv
300V
Opmerking
Het volstaat wanneer de compensatie voor bepaalde testleads slechts één keer
wordt uitgevoerd. Het wordt onthouden wanneer de meter is uitgeschakeld.
3.4.2
AutoZERO draaien Uit
Zet de meter aan.
Draai de draaischakelaar
naar de RCONT ZERO
Positie.
E S
Koppel de
testleads los.
Druk op START.
Autozeroing is
uitgeschakeld. Tijdens
de metingen
compenseert de meter
de weerstand van de
geleverde 1,2 m en
2,2 m lood.
16
MRU-21 HANDLEIDING
4 Geheugen
De MRU-21 meter is voorzien van geheugen dat 990 enkelvoudige meetresultaten kan opslaan
Het hele geheugen is verdeeld in 10 geheugenbanken, met 99 cellen in elke bank. Elk meetresultaat
kan worden opgeslagen in een geheugencel die is gemarkeerd met een geselecteerd getal en in een
geselecteerde geheugenbank. Hierdoor kan de gebruiker van de meter, naar keuze,
geheugencelnummers toewijzen aan individuele meetpunten en de geheugenbanknummers aan
individuele faciliteiten. De gebruiker kan ook metingen in elke volgorde uitvoeren en herhalen zonder
andere gegevens te verliezen.
Geheugen van meetresultaatgegevens wordt niet verwijderd wanneer de meter wordt
uitgeschakeld. Hierdoor kunnen de gegevens later worden gelezen of naar een computer worden
verzonden. Het nummer van een huidige geheugencel of geheugenbank wordt ook niet gewijzigd.
Opmerking:
- Eén cel kan de resultaten van één meting bevatten.
- Na elke vermelding van het meetresultaat naar de cel wordt het aantal automatisch verhoogd.
- Het wordt aanbevolen om het geheugen te verwijderen na het lezen van de gegevens of voordat u
een nieuwe reeks metingen uitvoert die kunnen worden opgeslagen in dezelfde geheugencellen als de
vorige.
4.1 De meetresultaatgegevens opslaan in het geheugen
Druk op ENTER na
voltooiing van de meting.
De meter is in het geheugen
opslagmodus.
De cel is leeg.
Gebruik de en symbolen om de
bank te selecteren...
of gebruik de en symbolen om de cel
te selecteren.
17
MRU-21 HANDLEIDING
Druk opnieuw op ENTER. Het scherm (zie
hieronder) verschijnt voor een moment,
vergezeld van drie korte piepjes, en dan de
meter keert terug naar
het laatste resultaat van de meting weergeven.
Een poging om een resultaat te
overschrijven zorgt ervoor dat het
waarschuwingssymbool wordt
weergegeven.
Of
Druk op ENTER om het
resultaat of ESC te
overschrijven om af te
breken.
Opmerking:
- Opgeslagen in het geheugen is een complete set van resultaten (hoofdresultaat en aanvullende
resultaten), evenals de testspanning voor RE.
18
MRU-21 HANDLEIDING
4.2 Geheugengegevens weergeven
Zet de meter aan.
Draai de
draaischakelaar
aan de mem-positie.
De inhoud van de laatst
opgeslagen cel wordt
weergegeven.
Gebruik de en symbolen om de
bank te selecteren...
of gebruik de en symbolen om de cel
te selecteren.
Druk op << of >> om aanvullende resultaten weer te geven.
19
MRU-21 HANDLEIDING
4.3 Geheugengegevens verwijderen
4.3.1
Bankgegevens verwijderen
Zet de meter aan. Zet
de draaischakelaar
naar het MEM
Positie.
Stel in dat het
banknummer moet
worden verwijderd.
Stel het celnummer
in vóór "1"...
... het celnummer
verdwijnt en
verschijnt het
symbool dat de
bereidheid aangeeft
om te verwijderen.
Druk op ENTER .
De "?" en
symbolen
verschijnen,
waarin u wordt
gevraagd om
verwijdering
te bevestigen.
20
MRU-21 HANDLEIDING
Druk op ENTER om te beginnen met
verwijderen of ESC
af te breken.
Of
De
verwijderings
voortgang
wordt op het
display
weergegeven
als streepjes
(elk streepje
betekent
25%).
Wanneer de
verwijdering
is voltooid,
genereert de
meter drie
korte piepjes
en
stelt het
celnummer in
op "1".
4.3.2
Het hele geheugen verwijderen
Zet de meter aan.
Draai de
draaischakelaar
aan de mem-positie.
Stel het banknummer
in tussen "0" en "9"...
... het banknummer
verdwijnt en
verschijnt het
symbool, wat
aangeeft dat het
gereed is om te
verwijderen.
21
MRU-21 HANDLEIDING
Druk op ENTER .
De "?" en
symbolen
verschijnen,
vraagt u om
verwijdering
te bevestigen.
Druk op ENTER om te beginnen
met verwijderen of
ESC af te breken.
Of
De
verwijderingsvoort
gang wordt op het
display
weergegeven als
streepjes (elk
streepje
betekent 25%).
Wanneer de
verwijdering is
voltooid, genereert
de meter drie korte
piepjes en stelt het
banknummer in op
"0" en het
celnummer op "1".
4.4 Communicatie met een computer
4.4.1
Accessoires voor computerverbinding
Wat nodig is om de meter met een computer te bedienen, zijn extra accessoires, namelijk een
kabel voor seriële transmissie en geschikte software. Als dit pakket niet is gekocht samen met de
meter, kan het worden gekocht bij de fabrikant of een erkende distributeur waar gedetailleerde
software-informatie is ook beschikbaar.
4.4.2
Gegevensoverdracht
Als de draaischakelaar zich in de MEM-positie bevindt, gaat de meter na het detecteren van de
USB-verbinding met een computer automatisch naar de gegevensoverdrachtsmodus en geeft het
volgende scherm weer
.
Volg de instructies van de software om gegevens te verzenden.
22
MRU-21 HANDLEIDING
Waarschu
wing:
Voordat u de batterijen vervangt, koppelt u de testleads los aan de meter.
5 meter voeding
5.1 Bewaking van de stroomvoorzieningsspanning
Het laadniveau van de batterijen of oplaadbare batterijen wordt aangegeven door het symbool in de
rechterbovenhoek van het display op een huidige basis:
Batterijen opgeladen
Batterijen ontladen
Vervang of laad de batterijen op!
Opmerking:
Het symbool op het display betekent onvoldoende stroomspanning en de noodzaak om de
batterijen te vervangen of op te laden.
Metingen uitgevoerd met een onvoldoende voedingsspanning functie extra fouten die de gebruiker
niet in staat is om te evalueren. Bijgevolg kunnen dergelijke metingen niet bewijzen dat het
geteste aardingssysteem correct is.
5.2 Vervanging van batterijen
De MRU-21 wordt aangedreven door vier R14 wegwerp- of oplaadbare batterijen (alkalische
batterijen worden aanbevolen). De wegwerp- of oplaadbare batterijen worden in het compartiment
onderaan de behuizing geplaatst.
Ter vervanging van de batterijen:
alle testleads uit de stopcontacten verwijderen en de meter uitschakelen;
verwijder de vier schroeven van het batterijcompartiment (in het onderste deel van de behuizing),
verwijder het compartiment en haal het deksel eraf (gebruik een gereedschap),
verwijder en vervang alle batterijen, waarbij de juiste polariteit wordt waargenomen bij het
plaatsen van nieuwe batterijen ("-" op de veer). Omgekeerde polariteit zal de meter of de
batterijen niet beschadigen, maar de meter werkt niet.
zet het deksel, plaats het compartiment en zet het vast met 4 schroeven.
23
MRU-21 HANDLEIDING
Na vervanging van batterijen start de meter wanneer deze is
ingeschakeld, in de selectiemodus voor de voeding.
Geselecteerde
voeding: oplaadbare
batterijen:
Gebruik de en symbolen om de voeding te
selecteren: bAt (wegwerpbatterijen) of Acc
(oplaadbare batterijen).
24
MRU-21 HANDLEIDING
Opmerking
!
Stel na het vervangen van de batterijen altijd het type voeding in. De juiste
ladingsindicatie is afhankelijk van deze instelling (de ontlaadeigenschappen
van wegwerp- en oplaadbare batterijen zijn verschillend).
Opmerking
!
Laat de meter onderhouden in geval van batterijlekkage in het compartiment.
Druk op ENTER om de keuze te valideren
De meter gaat naar de meetbereidheidsmodus.
Batterijen moeten worden opgeladen in een externe lader.
25
MRU-21 HANDLEIDING
Opmerking!
Pas in deze handleiding alleen onderhoudsmethoden toe die door de fabrikant
zijn opgegeven.
6 Reiniging en onderhoud
De behuizing van de meter en de behuizing kan worden gereinigd met een zachte, vochtige doek
met all-purpose detergenten. Gebruik geen oplosmiddelen of reinigingsmiddelen die aan de behuizing
kunnen krassen (poeders, pasta's, enz.).
Maak de hulpelektroden schoon met water en droog het. Voordat de hulpelektroden voor langere
tijd worden opgeslagen, is het raadzaam om ze in te vetten met een machinesmeermiddel.
De rollen en testleads moeten worden gereinigd met water en wasmiddelen en vervolgens worden
gedroogd. Het elektronische systeem van de meter vereist geen onderhoud.
7 Opslag
De volgende aanbevelingen moeten in acht worden genomen om een goede opslag van het hulpmiddel
te waarborgen:
Koppel alle testleads los van de meter.
Maak de meter en al zijn accessoires grondig schoon.
Wind de lange test leidt op de rollen.
Als de meter langere tijd moet worden opgeslagen, moeten de batterijen uit het apparaat worden
verwijderd.
om volledige ontlading van de oplaadbare batterijen tijdens langdurige opslag te voorkomen, laadt
u ze van tijd tot tijd op.
8 Demontage en gebruik
Versleten elektrische en elektronische apparatuur moet selectief worden ingezameld, d.w.z. het mag
niet worden verwijderd met afval van een andere soort.
Versleten elektronische apparatuur moet naar een inzamelpunt worden gestuurd in overeenstemming
met de voorschriften inzake afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
Voordat de apparatuur naar een verzamelpunt wordt gestuurd, probeer dan geen elementen te
demonteren.
Houd u aan de lokale voorschriften met betrekking tot de verwijdering van verpakkingen,
versleten batterijen en accu's.
26
MRU-21 HANDLEIDING
%
]
[
d
v
a
n
r
t
lek
e
ancji
ancji
t
Y
s
he
t
is
r
va
n
y
in
at
k
o
d
va
n
d
F
o
ut
Spanningselektrode weerstand Rs[ Ω]
R
H
/ Weerstand
Inch
trotse
elektrode
R
En Grondweerstand
9 Technische specificaties
De opgegeven nauwkeurigheid heeft betrekking op de meterterminals.
"m.v" betekent een standaard gemeten waarde.
9.1 Basisgegevens
Meting van de weerstand tegen aarde RE drie polige methode (RE3P)
Meetmethode: drie polig, in overeenstemming met IEC 61557-5.
Meetbereik acc. naar IEC 61557-5: 0,50 Ω..1,99 kΩ voor Un=50V
0,68 Ω..1,99 k Ω voor Un=25V
Weergavebereik
Resolutie
Nauwkeurigheid
0,00..9,99 
0,01 Ω
(2% m.v. +3 cijfers)
10,0..99,9 
0,1 Ω
100..999 
1 Ω
1,00..1,99 k
0,01k Ω
In de drie polige methode, de meter geeft de onzekerheid veroorzaakt door de hulpelektroden
weerstand. Dergelijke onzekerheid kan ook worden geëvalueerd aan de hand van het volgende
diagram:
100,0000
10,0000
1,0000
0,1000
0,0100
0,0010
1
10 100
1000
10000
100000
Voltage elektrode weerstand Rs[ Ω]
Invloed van de weerstand van de hulpelektroden enmeetnauwkeurigheid
RH/rE=30
RH/rE=3
R
H
= Huidige elektrodeweerstand
RH/rE=1 RE
Van weerstand van de aarde
RH/rE=0,3
Extra onzekerheid veroorzaakt door weerstand van
Sondes [%]
27
MRU-21 HANDLEIDING
Meting van de weerstand van hulpaardeeelektroden RH en RS
Weergavebereik
Resolutie
Nauwkeurigheid
000...999 Ω
1 Ω
(5% (RS + RE + RH)+ 3 cijfers)
1,00 .. 9,99k Ω
0,01k Ω
10,0 .. 50,0k Ω
0,1k Ω
Meting van interferentiespanning UN (RMS)
Interne weerstand: ongeveer 100 kΩ
Weergavebereik
Resolutie
Nauwkeurigheid
0...100V
1v
(2% m.v. +3 cijfers)
Meting van de weerstand van aardingsgeleiders en potntiaalvereffening RCONT
Meetmethode: technisch volgens EN 61557-4
Meetbereik volgens IEC 61557-4: 0,13 ..199 
Weergavebereik
Resolutie
Nauwkeurigheid
0,00...9,99 Ω
0,01 Ω
(2% m.v. +3 cijfers)
10,0...99,9 Ω
0,1 Ω
100...199 Ω
1 Ω
Opmerking: Gegarandeerd zijn alleen de waarden met toleranties of limieten. Waarden zonder
toleranties zijn alleen voor informatie.
9.2 Andere technische specificatie
a) type isolatie acc. naar EN 61010-1 en IEC 61557 ................................................................. dubbel
b) meetcategorie (2000 m a.s.l.) acc. naar EN 61010-1 ............................................................ IV 300V
c) mate van bescherming van de behuizing acc. tot EN 60529 ........................................................ P54
d) maximale interferentiespanning voor de RE2P, RE3P meting..................................................... 24 V
e) maximale interferentiespanning voor de RCONT-meting ............................................................... 3 V
f) maximaal gemeten interferentiespanning. ...................................................................................100 V
g) RE2P, RE3P teststroomfrequentie .......................................................................................... 125 Hz
h) RE2P, RE3P testspanning .............................................................................................. 25 V of 50 V
i) RE2P, RE3P test huidige ......................................................................................................... 20 mA
j) maximale weerstand van hulpelektroden .................................................................................. 50 kΩ
k) RCONT teststroom (met kortsluitingen voor UBAT 6,0 V) ........................................................... 200 mA
l) maximale spanning bij open terminals voor RCONT ...................................................................... 13 V
m) meter voeding .......................................... R14 alkalische wegwerp- of oplaadbare batterijen (4 pc's)
n) aantal RE-metingen ................................................................ > 1000 (5 Ω,2 metingen per minuut)
o) afmetingen........................................................................................................... 288 x 223 x 75 mm
p) gewicht met batterijen ............................................................................................. ongeveer 1,4 kg
q) scherm ............................................................................... LCD-scherm met achtergrondverlichting
r) bedrijfstemperatuur ......................................................................................................... -10..+55C
s) referentietemperatuur ...................................................................................................... +23 ± 2C
t) bewaartemperatuur........................................................................................... ............-20C.. +70C
u) vochtigheid............. .............................................................................................................. 2090%
v) referentievochtigheid ......................................................................................................... 4060%
w) tijd tot AUTO-OFF ........................................................................................................... 5 minuten
x) altitude a.s.l. ....................................................................................................................... ≤2000 m*
y) het product voldoet aan de EMC eisen acc. tot .................................... EN 61326-1 en EN 61326-2-2
z) kwaliteit standaard ................................. ontwikkeling, ontwerp en productie zijn ISO 9001 compliant
28
MRU-21 HANDLEIDING
NOTE
* Information about the use of meter at altitude from 2000 m to 5000 m
As for voltage inputs E, S, H the instrument is to be considered downgraded to measurement
category CAT III 300 V to ground (max 300 V between inputs) or CAT IV 150 V to ground (max
150 V between inputs). Markings and symbols indicated on the instrument are to be considered
valid when using it at altitude lower than 2000 m.
9.3 Aanvullende informatie
Gegevens over aanvullende onzekerheden zijn vooral nuttig wanneer de meter wordt
gebruikt in niet-standaardomstandigheden en voor metrologische laboratoria met het oog op
kalibratie.
9.3.1
RE-meting
9.3.1.1
Extra onzekerheid veroorzaakt door resistentie van hulpaardeelektroden:
0%
RH and RS ≤ 100
7.5%
(RH ≥ 5 k or RS ≥ 5 k)
en RE ≥ 500
 
%105,1
004,0
5,7 28
H
E
H
dod R
R
R
RS ≥ 5k en RE ≤ 500
 
%105,1
004,0
150
100000 28
H
E
H
S
S
dod R
R
R
R
R
resterende gevallen
De meter geeft RE,RH en RS in [Ω]. Deze onzekerheid wordt berekend door de meter en
weergegeven als ER.
9.3.1.2
Extra onzekerheid veroorzaakt door seriële interferentiespanning
RE
Uwy
Additional uncertainty []
0.00…9.99
25 V
(0.01RE + 0.012)Uz 0.007Uz2
50 V
(0.01RE + 0.012)Uz 0.003Uz2
10.0…99.9
25 V, 50 V
(0.001RE + 0.05)Uz 0.001Uz2
100 …1.99 k
(0.001RE + 0.5)Uz 0.001Uz2
9.3.1.3
Extra onzekerheid veroorzaakt door omgevingstemperatuur
± 0,25 cijfer/°C voor Uwy = 50V, ± 0,33 cijfers/°C voor Uwy = 25V
29
MRU-21 HANDLEIDING
9.3.1.4
Extra onzekerheden volgens IEC 61557-5
Werkonzekerheid of
beïnvloedende factoren
Referentievoorwaarden of
werkingsbereik
Aanwijzing
Extra
onzekerheid
Positie
Referentiepositie
±90°
E1
0
Spanning van de voeding
Unom ÷ Umin
E2
0
Opslagtemperatuur
0 ÷ 35°C
E3
acc. naar
formule
vanaf
9.2.1.3
Seriële
interferentiespanning
3V
E4
acc. naar
formule
vanaf
9.2.1.2
Weerstand van elektroden
en hulpaardeelektrodes
Van 0 tot 100RE,
maar 50 kΩ
E5
acc. naar
formule
vanaf
9.2.1.1
Werkonzekerheid
2
5
2
4
2
3
2
2
2
1
15,1 EEEEEAB
waar A = nauwkeurigheid
9.3.2
RCONT-meting
9.3.2.1
Extra onzekerheid veroorzaakt door omgevingstemperatuur
±0,15%/°C
9.3.2.2
Extra onzekerheden volgens IEC 61557-4
Werkonzekerheid of
beïnvloedende factoren
Referentievoorwaarden of
werkingsbereik
Aanwijzing
Extra
onzekerheid
Positie
Referentiepositie
±90°
E1
0
Spanning van de voeding
Unom ÷ Umin
E2
0
Opslagtemperatuur
0 ÷ 35°C
E3
±0.15%/°C
Werkonzekerheid
2
3
2
2
2
1
15,1 EEEAB
waar A = nauwkeurigheid
30
MRU-21 HANDLEIDING
Opmerking
Onderhoudsreparaties mogen uitsluitend door de fabrikant
worden uitgevoerd.
10
Fabrikant
De fabrikant van het apparaat en de leverancier van garantie en service na garantie:
SONEL S.A.
Wokulskiego 11
58-100 Świdnica
Polen
tel. +48 74 884 10 53 (Klantenservice)
e-mail: customerservice@sonel.com
webpagina: www.sonel.com
31
MRU-21 HANDLEIDING
OPMERKINGEN
32
MRU-21 HANDLEIDING
OPMERKINGEN
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36

Sonel MRU-21 Handleiding

Type
Handleiding