Mase IS 06.5-07.6 Usage Manual

Categorie
Stroomgeneratoren
Type
Usage Manual
IS 6..5 - 7.6
74
mama
mama
ma
ss
ss
s
ee
ee
e
NL
INHOUDSOPGAVE
Afbeeldingen ......................................................................................................................................... 2
Schakelschema ..................................................................................................................................... 9
1 ALGEMENE INFORMATIE ........................................................................................................... 11
1.1 Doel en toepassingsgebied van de handleiding ............................................................................. 11
1.2 Symbolen ..................................................................................................................................... 11
1.3 Referentiedocumentatie ................................................................................................................ 12
1.4 Facsimile van de EG-verklaring van overeenstemming .................................................................. 12
1.5 Referentienormen .......................................................................................................................... 12
1.6 Identificatie van de machine .......................................................................................................... 13
1.7 Samenstelling van de stroomopwekkingsgroepen ......................................................................... 13
1.8 Instrumentenpaneel ...................................................................................................................... 13
2 EIGENSCHAPPEN VAN DE GENERATOR ................................................................................... 14
2.1 Algemene eigenschappen ............................................................................................................. 14
2.2 Koelsysteem ................................................................................................................................ 14
2.3 Bedieningspaneel ......................................................................................................................... 14
2.4 Tabel van de technische eigenschappen ....................................................................................... 15
3 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ................................................................................................. 15
3.1 Algemene voorzorgsmaatregelen .................................................................................................. 15
3.2 Voorschriften voor de veiligheid tijdens de installatie en de inbedrijfstelling ................................... 16
4 GEBRUIK VAN DE GENERATOR ................................................................................................. 16
4.1 Controles vooraf ............................................................................................................................ 16
4.2 Ontluchting van het brandstofsysteem .......................................................................................... 16
4.3 Starten .......................................................................................................................................... 17
4.4 Stoppen van de groep ................................................................................................................... 17
5 BESCHERMINGEN ....................................................................................................................... 17
5.1 Bescherming lage oliedruk ........................................................................................................... 17
5.2 Bescherming hoge temperatuur water ...........................................................................................17
5.3 Bescherming overtemperatuur wisselstroomdynamo .................................................................... 17
5.4 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting .......................................................................... 18
5.5 Bescherming tegen kortsluiting van de elektrische laagspanningsinstallatie ................................. 18
6 ONDERHOUD ............................................................................................................................... 18
6.1 Voorwoord .................................................................................................................................... 18
6.2 Gewoon onderhoud van de motor .................................................................................................. 18
6.3 Verversing van de motorolie en vervanging van het oliefilter ...........................................................18
6.4 Reiniging van het luchtfilter ........................................................................................................... 19
6.5 Vervanging van het brandstoffilter ..................................................................................................19
6.6 Controle van de koelvloeistof ......................................................................................................... 19
6.7 Controle van de spanning van de V-snaren ................................................................................... 19
6.8 Lediging van het koelsysteem ....................................................................................................... 20
6.9 Verversing van de koelvloeistof ...................................................................................................... 20
6.10 Vervanging van de zinkanodes ...................................................................................................... 20
6.11 Onderhoud van de zeewaterpomp ................................................................................................. 20
6.12 Onderhoud van de wisselstroomdynamo ....................................................................................... 20
6.13 Onderhoud van de accu ................................................................................................................ 20
6.14 Inactieve periodes ......................................................................................................................... 21
6.15 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde ingrepen ................................................................ 21
6.16 Storingentabel ............................................................................................................................... 22
7 TRANSPORT EN VERPLAATSING ............................................................................................. 22
8 AFDANKEN .................................................................................................................................. 22
9 Referenties schakelschema ......................................................................................................22
IS 6.5 - 7.6
mama
mama
ma
ss
ss
s
ee
ee
e
75
NL
1 ALGEMENE INFORMATIE
Raadpleeg deze handleiding aandachtig, alvorens welke ingreep dan ook op de machine te verrichten.
1.1 Doel en toepassing van deze handleiding
Wij danken u voor uw keuze van een MASE product.
Deze handleiding is opgemaakt door de fabrikant met het doel de nodige informatie en instructies te verstrekken om
het product op de juiste manier en in veilige omstandigheden te gebruiken en te onderhouden. Het vormt een onderdeel
van de stoomgenerator en moet zorgvuldig worden bewaard, beschermd tegen alle invloeden die hem zouden kunnen
aantasten, zolang de stroomgenerator meegaat. Deze handleiding moet de stroomgenerator volgen wanneer deze
overgaat in handen van een nieuwe gebruiker of eigenaar.
De informatie in deze handleiding is gericht aan al degenen die betrokken zijn bij de stroomgenerator in de loop van
zijn levensduur, en is zowel van belang voor degenen die de verschillende werkzaamheden werkelijk moeten uitvoeren,
alsook voor degene die hen moet coördineren, de benodigde logistiek moet plannen en de toegang tot de plaats waarop
de stroomgenerator geïnstalleerd is en moet werken, moet regelen.
De handleiding definieert het doel waarvoor de machine is gebouwd en bevat alle informatie die nodig om correct, veilig
gebruik te waarborgen.
De voortdurende inachtneming van de indicaties uit de handleiding waarborgt de veiligheid voor de bediener, de
zuinigheid in het gebruik en een langere levensduur van de machine zelf.
Het wordt sterk aanbevolen eerst de inhoud van deze handleiding en de referentiedocumentatie te lezen; alleen op die
manier wordt de juiste werking in de loop der tijd en de betrouwbaarheid van de stroomgenerator, en de bescherming
tegen personen en voorwerpen gewaarborgd .
De tekeningen worden als voorbeeld geleverd. Ook als de machine in uw bezit sterk afwijkt van de illustraties in deze
handleiding, worden de veiligheid en de geldigheid van de informatie gewaarborgd.
Om de raadpleging te vergemakkelijken is de handleiding verdeeld in secties, die de voornaamste beginselen
identificeren;
voor snelle raadpleging van de onderwerpen kunt u de beschrijvende inhoudsopgave raadplegen.
Opmerking: de informatie in deze publicatie was correct op het moment waarop zij ter perse is gegaan. De fabrikant
beoogt een beleid van constante ontwikkeling en bijwerking van het product, en behoudt zich het recht voor om zonder
enige wijziging vooraf wijzigingen aan te brengen.
1.2 Symbolen
De tekstdelen die niet verwaarloosd mogen worden, worden vet afgedrukt en gaan vergezeld van de hieronder
geïllustreerde en gedefinieerde symbolen.
Geeft aan dat er moet worden opgelet, om geen ernstige consequenties te ondervinden die de dood
of mogelijk letsel van het personeel zouden kunnen veroorzaken.
Situatie die zich zou kunnen voordoen tijdens de levensduur van een product, systeem of installatie
waarbij geacht wordt dat het gevaar op persoonlijk letsel, materiele schade, milieuvervuiling of economische verliezen
bestaat.
Geeft aan dat er moet worden opgelet om geen ernstige consequenties te ondervinden die
materiele schade kunnen veroorzaken van de faciliteiten of het product
Aanwijzingen van bijzonder belang.
IN GEVAL DE SPECIFICATIES UIT DEZE INSTALLATIE-HANDLEIDING VERONACHTZAAMD WORDEN,
KOMT DE GARANTIE OP HET PRODUCT TE VERVALLEN
IS 6..5 - 7.6
76
mama
mama
ma
ss
ss
s
ee
ee
e
NL
1.2 Bijgaande informatie
De volgende documentatie maakt deel uit van deze
handleiding:
- CE Verklaring van overeenstemming (afb. 1);
- Gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor;
- Serviceboekje;
- Garantiebewijs;
- Garantiekaart.
1.3 Identificatie van de machine
Zie afb. 2
1 – Machinecode
3 – Bouwjaar
4 – Vermogensfactor
5 – Verklaarde frequentie
6 – Continu vermogen
7 – Nominale spanning
8 – Stroom
9 – Gewicht
10 – Prestatieklasse
11 – Serienummer
De gegevens die het codenummer van de machine, het
serienummer en het bouwjaar identificeren moeten altijd
aan de fabrikant worden doorgegeven bij verzoeken om
informatie of bij bestelling van vervangingsonderdelen.
Zie afb. 3
1 Geluiddempende kast
2 Bovenste toegangsdeur
3 Onderste toegangsdeur
4 Instrumentenpaneel
5 Verankeringsbeugels
6 Verbinding rook- en koelwaterafvoer
7 Verbinding aansluiting zeewaterinlaat
8 Verbinding aansluiting brandstoftank
9 Verbindingsklemmen accu
10 Luchtfilter motor
11 Expansievat koelvloeistof
12 Extractiepomp motorolie
13 Inzetstuk gasoliefilter
14 Zeewaterpomp
15 Brandstofpomp
16 Filterelement oliefilter
17 Olievuldop
18 Verbindingskast elektriciteitslijn
19 Wisselstroomdynamo batterijlader
20 Koelvloeistoftank
21 Warmtewisselaar water/lucht
22 Uitlaatspruitstuk
23 Startmotor
1.4 Instrumentenpaneel
Legenda afb. 4
1 Urenteller
2 Magnetothermische schakelaar
3 Thermische wisselstroomschakelaar
4 START-/STOP-knop
5 Motorbeschermingsmodule
6 Lampje “RUN” motor gestart
7 Lampje “OIL” lage oliedruk
8 Lampje “°C” hoge temperatuur motor
9 Lampje “BATT” werking batterijlader
10 Lampje “°C” hoge temperatuur wisselstroomdynamo
11 Bougies
12 Brandstofuitgang (uitvoering “RINA”)
1.5 Veiligheidsvoorschriften
Lees alle informatie in deze handleiding en in de
installatiehandleiding aandachtig door; zij zijn van
fundamenteel belang voor een correcte installatie en het
juiste gebruik van de stroomopwekkinggroep en nodig om
onmiddellijk in te kunnen grijpen in geval dat nodig is.
De fabrikant aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid
voor persoonlijk letsel of materiele schade, die voortkomen
uit veronachtzaming van de veiligheidsvoorschriften.
Bekijk de veiligheidsborden die op de machine zijn
aangebracht aandachtig, en neem de aanwijzingen ervan
in acht.
- Laat de groep niet gebruiken door ondeskundige
personen of personen die geen geschikte opleiding
hebben gehad.
- Laat kinderen of dieren niet in de buurt komen van de
stroomopwekkingsgroep wanneer deze in werking is.
- Kom niet met natte handen aan de generator of het
bedieningspaneel, aangezien de generator een
mogelijke oorzaak van elektrische schokken is als hij
slecht wordt gebruikt.
- Eventuele controles op de stroomopwekkingsgroep
moeten worden uitgevoerd bij uitgeschakelde motor;
controles op een ingeschakelde groep mogen
uitsluitend worden verricht door gespecialiseerd
personeel.
- Zuig nooit de verbrandingsgassen aan, want zij bevatten
stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid.
- Zorg ervoor dat de toegangsdeuren gesloten zijn
wanneer de stroomopwekkingsgroep in gebruik is.
- Raak nooit met uw handen het motorlichaam of de
wisselstroomdynamo aan als de
stroomopwekkingsgroep in werking is of nog warm is.
Als er olie- of brandstoflekkages
geconstateerd worden, dient u te zorgen voor een
nauwkeurige reiniging, om brandgevaar te
vermijden.
In het geval van brand mag geen
water worden gebruikt voor het doven, maar moeten
brandblusapparaten worden gebruikt.
IS 6.5 - 7.6
mama
mama
ma
ss
ss
s
ee
ee
e
77
NL
Als er zich problemen voordoen
o u uitleg nodig heeft, neem dan contact op met de
SERVICE-dienst van Mase.
2. BESCHRIJVING VAN DE GENERATOR
2.1 Algemeen
De stroomopwekkingsgroepen IS 8 en SI 8.5 zijn
ontworpen om gemakkelijk aan boord van schepen te
kunnen worden geïnstalleerd.
De geluiddempende kast, gemaakt van isolerende panelen
van gelakt zeewaardig aluminium, geeft gemakkelijk
toegang tot de motor en de wisselstroomgenerator voor
het uitvoeren van onderhouds- en controlewerkzaamheden,
en zorgt tegelijkertijd voor een aanzienlijke verlaging van
het geluidsniveau.
De 4-takt diesel motor met directe injectie, gebouwd door
Yanmar, is uiterst betrouwbaar en robuust; de emissies
aan de uitlaat zijn in overeenstemming met de CARB-
normen.
De wisselstroomdynamo, van het synchrone, 4-polige
type, zonder borstels, heeft een elektronische
spanningsregelaar (SR7) die de stabiliteit ±5% ervan ten
opzichte van de nominale waarde garandeert.
De grote lostrekcapaciteit van de wisselstroomdynamo
maakt de stroomopwekkingsgroep zeer geschikt voor het
voeden van elektromotoren van air-conditioners,
ontziltingsinstallaties, compressoren, enz.
De stroomopwekkingsgroep beschikt over een lokaal
bedieningspaneel (afb 3 – ref. 4) waarop zich de bedieningen
en de controle-instrumenten bevinden.
2.2 Koelsysteem
De motor van de stroomopwekkingsgroep wordt gekoeld
door de circulatie in een gesloten circuit van koelvloeistof
die de warmte afgeeft aan zeewater door middel van een
warmtewisselaar (afb. 3 – ref. 20).
Deze warmtewisselaar, gemaakt van kopernikkel, is
speciaal ontworpen door mase om de motor zeewaardig
te maken.
Een tweede warmtewisselaar zorgt voor koeling van de
lucht in de geluidgedempte kast en de lucht die nodig is
voor ventilatie van de wisselstroomdynamo.
Bij installatie moeten een brandstofcircuit van zeewater
voor koeling en een afvoersysteem voor de
verbrandingsgassen en het water dat gebruikt is voor de
koeling, worden aangebracht.
2.3 Bedieningspaneel
Op de stroomopwekkingsgroep zit een bedieningspaneel
voor de besturingen voor het starten en stoppen. Een
motorbeschermingsmodule (afb. 4 – ref. 5) beheert de
beschermingen van de stroomopwekkingsgroep, door de
motor in het geval van storingen te stoppen en de
geconstateerde afwijking aan te geven door de lampjes.
- Als het groene controlelampje “RUN” (afb. 4 – ref. 6)
brandt, signaleert het dat de groep in werking is en dat
er geen storingen worden waargenomen.
- Als het rode controlelampje “BATT” (afb. 4 – ref. 9)
brandt, signaleert het dat de wisselstroomdynamo van
de batterijlader defect is.
- Als het rode controlelampje “OIL” (afb. 4 – ref. 7) brandt,
signaleert het dat de druk van de motorolie onvoldoende
is.
- Als het rode controlelampje “°C” brandt, signaleert het
dat de temperatuur van de koelvloeistof of van het water
dat circuleert in de warmtewisselaars, te hoog is.
- Als het rode controlelampje “°C” brandt, signaleert het
dat de wikkelingen van de wisselstroomdynamo te
hoge temperaturen hebben bereikt.
Op het bedieningspaneel zitten verder:
- een tweepolige magnetothermische schakelaar (afb. 4
– ref. 2), die de stroomtoevoer onderbreekt in het geval
van overbelasting en kortsluiting.
- een thermische schakelaar (afb. 4 – ref. 3) ter
bescherming van de elektrische
laagspanningsinstallatie tegen kortsluiting.
- een urenteller (afb. 4 – ref. 1);
- de start- en stopknop van de stroomopwekkingsgroep
(afb. 4 – ref. 5).
De stroomopwekkingsgroep is voorbereid voor aansluiting
via een connector op het afstands-startpaneel, door
mase als optie geleverd, dat eventueel kan worden
geïnstalleerd op het bedieningspaneel.
Er zijn twee verschillende modellen afstand-startpanelen
leverbaar, zoals te zien op afbeelding 5.
De eenvoudigste uitvoering heeft een start- en stopknop
(afb. 5 – ref. 1), een groen controlelampje (afb. 5 – ref. 2)
dat aangeeft dat de groep gestart is, als het gaat branden.
De tweede uitvoering van het afstandsbedieningspaneel
(afb. 5 – ref. 3) voorziet, afgezien van de start- en
stopknop, in een instrument dat de drukwaarde van de
motorolie aangeeft (afb. 5 – ref. 4) en een instrument dat
de temperatuur van de koelvloeistof aangeeft (afb. 5 – ref.
5).
Als het afstand-startpaneel is aangesloten, is het niet
mogelijk de stroomopwekkingsgroep te starten vanaf het
lokale paneel.
ls er onderhoudswerkzaamheden
worden uitgevoerd op de stroomopwekkingsgroep,
moet de negatieve pool van de startaccu worden
afgekoppeld om onopzettelijke starts te vermijden.
IS 6..5 - 7.6
78
mama
mama
ma
ss
ss
s
ee
ee
e
NL
generator zijn, blijft alleen het groene lampje RUN (afb. 4
– ref. 6) branden om aan te geven dat de groep gestart is
en regelmatig functioneert.
Herhaaldelijke startpogingen
met negatief resultaat kunnen een overmatige
waterophoping in de afvoerinstallatie veroorzaken,
met mogelijk ernstige consequenties voor de motor.
Als het moeilijk blijkt de motor te starten, mag men het
niet te lang blijven proberen zonder eerst de kraan van de
zeewaterinlaat (afb. 6 – ref. 2) te sluiten.
3.4 Stoppen van de groep
De groep wordt gestopt door op de knop “OFF” op het
bedieningspaneel te drukken.
Alvorens de stroomopwekkingsgroep
te starten wordt geadviseerd hem enkele minuten
te laten functioneren zonder stroom op te nemen,
om de motor en de wisselstroomdynamo te laten
afkoelen.
4. BESCHERMINGEN
De stroomopwekkingsgroepen IS 8, IS 9,5 zijn uitgerust
met een serie beschermingen die hen behoeden tegen
onjuist gebruikt en storingen in de werking.
Wanneer een stroomopwekkingsgroep stopt doordat een
bescherming heeft ingegrepen, zal het lampje, dat de
betreffende storing aangeeft, gaan branden op de
motorbeschermingsmodule (afb. 5 – ref- 5) van het
bedieningspaneel.
4.1 Bescherming lage oliedruk
Grijpt in door de groep te stoppen wanneer de druk van de
motorolie onvoldoende is; de ingreep wordt gesignaleerd
doordat het lampje “OIL” gaat branden (afb. 4 – ref. 7).
Over het algemeen is het voldoende de olie aan te vullen
om de groep weer te kunnen starten.
De bescherming tegen lage
oliedruk geeft geen indicatie over het niveau van de
motorolie in de oliepan. Een dagelijkse controle
van dit niveau is derhalve noodzakelijk.
De motor functioneert correct
zolang hij niet langer dan 3 minuten maximaal 30°
gekanteld is; er zijn geen tijdslimieten voor een
kanteling van 25°, zowel in de lengte als in de
breedte. Als de motor zich in omstandigheden
bevindt waarbij hij moet werken bij sterkere
kantelingen, bestaat het risico dat er onvoldoende
smering of afzuiging is door het luchtfilter van de
smeerolie.
3. GEBRUIK VAN DE GENERATOR
3.1 Controles vooraf
Bij de eerste start van de stroomopwekkingsgroep, of na
een onderhoudsingreep te hebben uitgevoerd, is het een
goede regel altijd te controleren:
- of de olie het juiste niveau heeft, met behulp van de
peilstok (afb. 7 – ref. 2), zie de tabel A van de
aanbevolen oliën (afb. 8).
- of alle verankeringspunten van de groep goed zijn
gespannen.
- of alle elektrische gebruikers afgekoppeld zijn om te
vermijden dat de groep wordt gestart terwijl hij belast
wordt.
- of alle water- en brandstofleidingen goed verbonden
zijn
- of alle elektrische aansluitingen op de juiste manier
zijn uitgevoerd en of er geen aansluitingen in slechte
staat zijn.
- of de waterkraan open staat (afb. 6 – ref. 2)
- of het gedeelte van het watercircuit van de pomp naar
de kleppen met de hand gevuld is, in het geval er een
afsluitklep is gemonteerd op de zeewaterinlaat (zoals
aanbevolen in de installatiehandleiding) (afb. 4 – ref.
1).
3.2 Ontluchting van het brandstofsysteem
De aanwezigheid van luchtbellen in het brandstofsysteem
heeft tot gevolg dat de motor onregelmatig werkt of niet in
staat is het nominale toerental te bereiken. De lucht kan
in het brandstofcircuit doordringen via een niet perfecte
afgedichte koppeling (leidingen, filters, tank) of als de
brandstof in de tank op het minimum niveau is.
Het brandstofsysteem is zo ontworpen dat de luchtbellen
die in het circuit zijn doorgedrongen, zelfstandig worden
geëlimineerd. De automatische ontluchting wordt
verkregen door de brandstofpomp een aantal minuten
voordat de motor gestart wordt, te activeren.
De pomp wordt geactiveerd door de START-knop een
ogenblik in te drukken.
Als de motor na deze handeling nog steeds onregelmatig
functioneert, moet een technicus worden geraadpleegd
voor een nauwgezette controle van het brandstofysteem.
3.3 Starten
Alvorens de groep te starten dient u zich ervan te
vergewissen dat de voorafgaande controles, die beschreven
worden in paragraaf 3.1, zijn uitgevoerd.
Start de groep door op de START-knop op het
bedieningspaneel (afb. 4 – ref. 4) te drukken en hem pas
los te laten nadat de groep gestart is. Let er hierbij op dat
elke poging niet langer dan 15 sec. duurt en laat minstens
30 sec. voorbijgaan tussen de pogingen. Alle
signaleringslampjes van de motorbeschermingsmodule
(afb. 4 – ref. 5) zullen bij de start enkele seconden gaan
branden, en als er geen storingen in de motor of de
IS 6.5 - 7.6
mama
mama
ma
ss
ss
s
ee
ee
e
79
NL
4.2 Bescherming hoge temperatuur water
Grijpt in door de stroomopwekkingsgroep uit te schakelen
als de temperatuur van de koelvloeistof van de motor te
hoog is of als de circulatie van het zeewater komt te
ontbreken.
De ingreep van de bescherming wordt gesignaleerd door
de inschakeling van het lampje “°C” (afb. 4 – ref. 10).
De stroomopwekkingsgroep dient mag pas opnieuw
worden gestart nadat de oorzaak van de storing is
opgespoord en geëlimineerd.
4.3 Bescherming overtemperatuur
wisselstroomdynamo
Grijpt in door de stroomopwekkingsgroep uit te schakelen
wanneer er zich een thermische overbelasting op de
wisselstroomdynamo voordoet.
De ingreep van de bescherming wordt gesignaleerd doordat
het lampje “°C” (afb. 4 – ref. 8) gaat branden. De
stroomopwekkinggroep kan pas na enkele minuten worden
gestart wanneer de temperatuur van de wikkelingen van
de wisselstroomdynamo terugkeert naar normale
waarden. Het wordt hoe dan ook geadviseerd de oorzaken
van de ingreep op te sporen en te elimineren.
In het geval van een ingreep van
een van de bovenstaande beschermingen, moet,
nadat de oorzaak van de ingreep is opgezocht en
opgeheven, de STOP-knop worden ingedrukt om
het bedieningspaneel te resetten (het signaal zou
anders in het geheugen blijven, waardoor de motor
niet kan worden gestart).
4.4 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting
De stroomopwekkingsgroep is beschermd tegen
kortsluiting en elektrische overbelasting. Een tweepolige,
magnetothermische schakelaar (afb. 4 – ref. 2) onderbreekt
de stroomtoevoer wanneer er zich kortsluiting voordoet of
wanneer de stroomtoevoer hoger is dan de nominale
waarde.
Alvorens het contact te herstellen door de hendel van de
magnetothermische schakelaar op te tillen, moeten de
gebruikers worden afgekoppeld.
4.5 Bescherming tegen kortsluiting van de elektrische
laagspanningsinstallatie
In het geval van kortsluiting van de elektrische
laagspanningsinstallatie zal het circuit (afb. 4 – ref. 3)
worden verbroken zodat de groep gestopt wordt. In dit
geval gaan de signaleringslampjes van de
motorbeschermingsmodule allemaal uit en is het niet
mogelijk een nieuwe startpoging te doen.
Alvorens het elektrische circuit te herstellen door op de
knop op de thermische schakelaar (afb. 4 – ref. 3) te
drukken, moet een gespecialiseerd technicus de oorzaak
van de kortsluiting opsporen en verhelpen.
5. ONDERHOUD
Alle onderhoudswerkzaamheden
op de stroomopwekkingsgroep moeten worden
verricht bij uitgeschakelde motor, nadat deze
voldoende is afgekoeld, en mogen alleen worden
verricht door geautoriseerd personeel.
Voordat u zich toegang
verschaft tot de stroomopwekkingsgroep moet een
pool van de startaccu worden afgekoppeld, om
onopzettelijke starts te vermijden.
5.1 Buitengewoon onderhoud van de motor
De periodieke ingrepen die op de motor moeten worden
verricht worden vermeld in de tabel “B”.
Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de handleiding
die door de fabrikant van de motor wordt geleverd, en elke
stroomopwekkingsgroep vergezelt.
Controleer het niveau van de
motorolie met behulp van de peilstok (afb. 7 – ref. 2).
Het niveau moet altijd tussen de kenmerken MAX en
MIN liggen die op de peilstok (afb. 7, ref. 1) staan
aangegeven.
5.2 Verversing motorolie en vervanging oliefilter
De inhoud van de oliepan van de motor bedraagt 3,6 liter.
Het bijvullen of vullen van de motorolie moet gebeuren via
de opening (afb. 3 –ref.17).
Om de olie in de oliepan te verversen moet de
niveaupeilstok (afb. 7 – ref. 2) worden verwijderd en moet
de extractiepomp (afb. 3 – ref. 12) worden bediend nadat
de schroef die als dop fungeert is weggehaald.
Het wordt geadviseerd de olie af te tappen als hij nog
voldoende warm is, zodat het gemakkelijker wegstroomt.
Zie tabel “A”, afb. 8, voor de aanbevolen olie.
De eerste verversing van de
motorolie dient te worden verricht na 50 bedrijfsuren
van de stroomopwekkingsgroep; de tweede en latere
verversingen dienen om de 200 u. te geschieden.
Voor nadere bijzonderheden
over de smering van de motor dient u de gebruiks-
en onderhoudshandleiding van de motor te
raadplegen, die bij de stroomopwekkingsgroep
geleverd wordt.
IS 6..5 - 7.6
80
mama
mama
ma
ss
ss
s
ee
ee
e
NL
Laat afgewerkte olie of brandstof
nooit in het milieu achter, want het zijn vervuilende
producten.
Geef afgewerkte smeerolie af bij de speciale
Verzamelcentra die zijn belast met de verwerking ervan
als afval.
Zorg ervoor dat de motorolie
niet in contact komt met de huid. Draag
handschoenen en een veiligheidsbril tijdens de
onderhoudswerkzaamheden.
Komt u toch in contact met smeerolie, was het
betreffende lichaamsdeel dan onmiddellijk
zorgvuldig met veel water en zeep.
Om het filterelement van het motoroliefilter (afb. 3 – ref. ?)
te vervangen, moet de betreffende steun worden
losgeschroefd met behulp van gereedschap dat gewoon
in de handel verkrijgbaar is. Plaats het nieuwe filterelement
en zorg ervoor dat de rubberen ringpakkingen worden
gesmeerd.
De eerste verversing dient te worden uitgevoerd na 50
bedrijfsuren van de stroomopwekkingsgroep, voor de
tweede en latere verversingen dient een interval van 400
uur in acht te worden genomen.
Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de gebruiks- en
onderhoudshandleiding van de motor.
Gebruik voor de veiligheid van
de motor uitsluitend oorspronkelijke
vervangingsonderdelen.
Maak alle onderdelen van de
stroomopwekkingsgroep die vervuild zijn met olie
en brandstof na de werkzaamheden schoon.
5.3 Reiniging van het luchtfilter
De stroomopwekkingsgroepen van de serie IS beschikken
over een droog luchtfilter, dat verhindert dat er vreemd
voorwerpen kunnen binnenkomen in de
verbrandingsruimte. Voor het onderhoud is het voldoende
de filterkern een maal per jaar schoon te maken met
gasolie, om onzuiverheden te verwijderen.
Laat de vloeistoffen die gebruikt
worden voor het wassen van het luchtfilter niet in het
milieu achter, maar geef hen af bij de speciale
Verzamelcentra.
Alle onderhoudswerkzaamheden
op de stroomopwekkingsgroep moeten worden verricht
bij uitgeschakelde motor, na hem voldoende te hebben
laten afkoelen, en mogen alleen worden verricht door
geautoriseerd personeel.
Voordat u zich toegang verschaft tot
de stroomopwekkingsgroep moet de negatieve pool van
de startaccu worden afgekoppeld, om onopzettelijke
starts van de groepte vermijden.
5.4 Vervanging van het brandstoffilter
Om een lange levensduur en de juiste werking van de
motor te waarborgen, is het uiterst belangrijk dat het
filterelement van het brandstoffilter regelmatig wordt
vervangen, op de tijden die worden aangegeven door de
fabrikant van de motor en vermeld staan in de tabel van
paragraaf 5.12.
Dit dient te gebeuren met de volgende handelingen:
- sluit de brandstofkraan (afb. 3 – ref. 24).
- schroef de steunringmoer (afb. 3 – ref. 13) helemaal
los
- verwijder het oude filterelement en plaats het nieuwe
- herhaal voor het terugplaatsen dezelfde handelingen
in omgekeerde volgorde.
Na de vervanging is het noodzakelijk het brandstofsysteem
te ontluchten, volgens de handelingen van paragraaf 3.2.
Zorg ervoor dat de brandstof
niet in contact komt met de huid. Draag
handschoenen en een veiligheidsbril tijdens de
onderhoudswerkzaamheden.
Komt u toch in contact met brandstof, was het betreffende
lichaamsdeel dan onmiddellijk zorgvuldig met veel water
en zeep.
Verwijder na de vervanging alle sporen brandstof
en geef de hiervoor gebruikte doeken af bij een
speciaal Verzamelcentrum.
5.5 Controle van de koelvloeistof
Periodiek moet het niveau van het koelmiddel in het
gesloten koelcircuit worden gecontroleerd. De
referentietekens voor deze controle zijn op het expansievat
(afb. 3 – ref. 11) aangegeven. Als het niveau onvoldoende
is, moet er koelvloeistof worden toegevoegd in het
expansievat, erop lettend dat de aanwijzing van het
maximum niveau niet wordt overschreden.
Open de sluitdop van het expansievat
(afb. 3 – ref. 11) en van de tank (afb. 3 – ref. 20) nooit als
de motor warm is, om te vermijden dat de koelvloeistof
gevaarlijk naar buiten komt.
IS 6.5 - 7.6
mama
mama
ma
ss
ss
s
ee
ee
e
81
NL
5.6 Controle van de spanning van de V-snaren
Er wordt een V-snaar gebruikt om de rotatiebeweging
over te brengen van de poelie van de motoras naar die van
de zeewaterpomp (afb. 9 – ref. 1).
Een overmatige spanning van de riem versnelt de slijtage
ervan, terwijl een geringe spanning de poelies onbelast
laat draaien en dus niet voor voldoende circulatie van het
water zorgt.
Regel de spanning van de riem als volgt:
haal de twee stelschroeven (afb. 9 – ref. 2) los en
verplaats de zeewaterpompen naar buiten om de spanning
te vergroten, of naar binnen om haar te verkleinen.
Blokkeer de schroeven en controleer de spanning ervan.
De riem is correct gespannen als hij ongeveer 5 mm
doorbuigt (afb. 9) onder een belasting van 8 kg.
Een tweede riem wordt gebruikt voor overdracht van de
rotatie van de poelie van de aandrijfas naar die van de
vloeistofpomp van het gesloten circuit en van de
wisselstroomdynamo van de batterijlader (afb. 9 – ref. 3).
Regel de spanning van de riem als volgt: haal de stelschroef
(afb. 9 – ref. 4) los en verplaats de wisselstroomdynamo
van de acculader (afb. 9 – ref. 5) naar buiten om de
spanning te vergroten en naar binnen om haar te verkleinen.
De riem is correct gespannen als hij ongeveer 10 mm
doorbuigt (afb. 9) onder een belasting van 8 kg.
Om te vermijden dat de riem onbelast
draait, mag hij niet met olie worden vervuild. Maak de
riem schoon met benzine als er bij een controle vet op
blijkt te zitten.
Kom nooit met uw handen aan de V-
snaar of aan de poelies als de motor gestart is.
5.7 Lediging van het koelsysteem
Voor onderhoud op de warmtewisselaar water-lucht of op
het koelsysteem moet het aanzuigcircuit van het zeewater
worden geleegd. Dit dient als volgt te worden gedaan:
- sluit de kraan van de zeewaterinlaat (afb. 6 – ref. 2);
- open de aftapkraan (afb. 6 – ref. 3) totdat het water
helemaal is weggelopen.
- sluit de aftapkraan weer.
Open de
zeewaterinlaatkraan weer voordat u de
stroomopwekkingsgroep start.
5 .8 Verversing van de koelvloeistof
Ververs de koelvloeistof in het gesloten koelcircuit ieder
jaar.
Sluit een stuk rubberslang (afb. 10 – ref. 2) met een
lengte van 20-30 cm aan op de aftapkraan (afb. 10 – ref.
1) die op het onderstel van de motor zit, om de opvang van
afgewerkte koelvloeistof in een opvangbak (afb. 10 – ref.
3) te vergemakkelijken. Open de kraan en laat het
gesloten koelcircuit helemaal leeglopen.
Sluit de kraan weer na deze handeling en vul het circuit
opnieuw met koelvloeistof.
Laat afgewerkte koelvloeistof
niet in het milieu achter, want het is een vervuilende
stof.
Geef afgewerkte koelvloeistof af bij de speciale
verzamelcentra die belast zijn met de verwerking ervan
als afval.
5.9 Vervanging van de zinkanodes
Ter bescherming van de warmtewisselaar water-lucht
(afb. 11 – ref. 1) en de warmtewisselaar water-vloeistof
(afb. 11 – ref. 2) tegen galvanische stromen zitten hierin
twee opofferingsanodes van zink (afb. 11 – ref. 4).
De slijtagetoestand hiervan moet regelmatig worden
gecontroleerd, en zo nodig moeten ze worden vervangen
om te voorkomen dat galvanische stromen de
warmtewisselaar onherstelbaar beschadigen. Het wordt
geadviseerd het zink minstens eenmaal per maand te
controleren als de groep nieuw is, om de slijtagesnelheid
na te gaan, en vervolgens op basis daarvan een regelmaat
vast te stellen
Het is hoe dan ook wenselijk de zinkanoden minstens
eenmaal per jaar te vervangen.
Op afb. 11 worden de punten aangegeven waarop de
zinkanoden geplaatst zijn.
5.10 Onderhoud van de zeewaterpomp
Minstens eenmaal per jaar moet worden gecontroleerd of
de rubberen rotor van de zeewaterpomp intact is (afb. 12
– ref. 1).
Alvorens de zeewaterpomp open te maken voor inspectie
van de rotor moet het zeewater uit het koelcircuit worden
afgetapt, zoals beschreven in paragraaf 5.7.
Om bij de rotor te kunnen komen moet het sluitdeksel
(afb. 12 – ref. 2) worden verwijderd en moet de rotor met
een tang worden weggehaald, door hem met kracht naar
buiten te trekken. Voor het terugplaatsen van een nieuwe
rotor moeten de bovenstaande handelingen in omgekeerde
volgorde worden herhaald.
5.11 Onderhoud van de wisselstroomdynamo
De wisselstroomdynamo die op dit model generator
wordt gebruikt is van het synchrone, zelfbekrachtigde
type met elektronische spanningsregeling. Dit model
wisselstroomdynamo, zonder spruitstuk en borstels,
vereist geen bijzondere onderhoudswerkzaamheden. De
controles en het periodieke onderhoud zijn beperkt tot
het elimineren van eventuele vocht- en oxidatiesporen die
de dynamo zouden kunnen beschadigen.
IS 6..5 - 7.6
82
mama
mama
ma
ss
ss
s
ee
ee
e
NL
5.12 Onderhoud van de accu
Het wordt geadviseerd om voor het starten van alle
modellen stroomopwekkingsgroepen een accu van 80 A/
h te gebruiken bij omgevingstemperaturen boven 0°C, en
van 100 A/h voor lagere temperaturen. Het is belangrijk
dat een nieuwe accu die geïnstalleerd wordt, helemaal is
opgeladen.
Controleer minstens eenmaal per maand het niveau van
het elektrolyt en vul het eventueel aan met gedistilleerd
water. Als de stroomopwekkingsgroep lange tijd niet
wordt gebruikt, is het raadzaam de accu af te koppelen
en op een droge plaats bij een temperatuur boven 10°C
te bewaren, en hem eenmaal per maand helemaal op te
laden.
Als de accu lange tijd
helemaal leeg wordt gelaten, bestaat de kans dat
hij onherstelbaar beschadigd wordt.
Bescherm de positieve accuklem beslist zorgvuldig met
vaseline, om corrosie en roestvorming te vermijden.
Voor het bijvullen van zwavelzuur moeten
beslist al geprepareerde oplossingen worden gebruikt.
Bij het uitvoeren van de
werkzaamheden voor het bijvullen van accu’s, met
gedistilleerd water of zuur, moeten rubberen
handschoenen en een beschermbril worden gedragen,
om onopzettelijke contact van zwavelzuur met de huid te
voorkomen.
Komt u toch in contact met zwavelzuur, was het
betreffende lichaamsdeel dan zorgvuldig met veel
water en zeep, en raadpleeg een arts.
Alvorens de accu weer te gaan
opladen dient u het niveau van het elektrolyt te controleren
en eventueel aan te vullen met gedistilleerd water. Dit
moet opnieuw worden gedaan als de oplaadcyclus
beëindigd is.
5.13 Inactieve periodes
Start de stroomopwekkingsgroep minstens eenmaal per
maand. Als de groep lange tijd niet gebruikt zal worden,
moeten de volgende werkzaamheden worden verricht:
- ververs de motorolie
- vervang het filterelement van het oliefilter (zie par.
5.2)
- vervang het filterelement van het brandstoffilter (zie
par. 5.4)
- verwijder de verstuivers en doe in elke cilinder 2 cc
motorolie, en laat de motor enkele toeren draaien
door de poelie van de aandrijfas met de hand te
draaien. Monteer de verstuivers weer.
- Vervang de zinkblokjes (zie par. 5.9).
- Laat antivriesvloeistof opzuigen door de
zeewaterinlaatslang, hetgeen tot taak heeft de
warmtewisselaars te beschermen tegen lage
temperaturen en de rotor van de zeewaterpomp en
de metalen onderdelen die in het koelsysteem zitten
te smeren.
- Koppel de startaccu af en zet hem op een droge
plaats (zie par. 5.12)
- Koppel de afvoerleiding in zee van het motorspruitstuk
af.
- Maak het zeewaterfilter schoon.
- Sluit de kraan van de zeewaterinlaat
- Laat het zeewater uit de uitlaatpijp lopen.
- Maak de antisifonklep schoon en smeer hem, als hij
geïnstalleerd is (siphon break).
5.14 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde
ingrepen
HANDELING .................................................... UREN
Controle niveau motorolie ................................ 10
Controle niveau koelvloeistof ........................... 10
Controle op olielekkages................................... 20
Controle op brandstoflekkages ......................... 20
Controle op vloeistoflekkages........................... 20
Instelling spanning V-snaar..............................100
Controle acculading..........................................100
Reiniging brandstoffilter...................................200
Instelling van de riemspanning .......................200
*Verversing motorolie .......................................200
Controle rotor zeewaterpomp..........................400
Controle toerental motor ..................................400
Controle toestand elektrische aansluitingen ..400
Vervanging brandstoffilter ...............................400
*Vervanging oliefilter ........................................400
Controle verstuivers ..........................................400
Controle injectiefasering ..................................400
Instelling speling inlaat/aftapklep ...................400
Controle brandstofinjectiepomp .................... 1000
Controle elektrolytniveau accu .............. MENSILE
Metalen onderdelen reinigen en roest verwijderen
................................................................. ANNUALE
Reiniging luchtfilter ............................... ANNUALE
Totale verversing koelvloeistof ............. ANNUALE
Vervanging zinkanodes ......................... ANNUALE
* De eerste verversing na 50 uur, daarna volgens de
aangegeven intervallen.
5.15 Storingentabel
De startmotor draait maar de hoofdmotor start niet
- Controleer of er brandstof in de tank zit. (Bijvullen)
- Controleer of de stop-elektromagneet in trekkende
stand is (Raadpleeg de Assistentie).
- Tap luchtbellen uit het brandstofcircuit af. (Zie par.
3.2)
TAB. “B”
IS 6.5 - 7.6
mama
mama
ma
ss
ss
s
ee
ee
e
83
NL
De motorbeschermingsmodule wordt niet
geactiveerd als op de START-knop wordt gedrukt.
- Controleer of de beschermende thermische
schakelaar (afb. 4 – ref. 3) open is. (Herstel het
contact door op de rode knop te drukken (afb. 4 – ref.
3).
- Controleer de verbindingskabels en -klemmen op de
accu en de elektrische aansluitingen (weer
aansluiten).
- Controleer of de accu intact is (heropladen of
vervangen).
De stroomopwekkingsgroep gaat uit tijdens het
werk
- Controleer of er een bescherming is geactiveerd en
het bijbehorende lampje is gaan branden. (Elimineer
de oorzaak en probeer opnieuw te starten).
- Controleer of er brandstof in de tank zit (bijvullen).
De motor vormt veel rook bij de uitlaat
- Controleer of het olieniveau in de pan niet hoger is dan
de aanduiding MAX. (het niveau herstellen).
- Controleer of de groep niet overbelast is.
- Controleer de afstelling van de verstuivers (Raadpleeg
de Assistentie).
De motor werkt onregelmatig
- Controleer de brandstoffilters (vervangen).
- Tap de luchtbellen af uit het brandstofcircuit. (Zie par.
3.2)
De spanning van de wisselstroomdynamo is te laag.
- Corrigeer de spanningswaarde via de elektronische
regelaar.
- Controleer het toerental van de motor (1560 rpm
zonder aangesloten gebruikers).
- Spanningsregelaar defect (vervangen).
Startaccu leeg
- Controleer het niveau van de elektrolyt in de accu
(Niveau herstellen).
- Controleer de werking van de wisselstroomdynamo.
- Controleer of de accu intact is.
De stroomopwekkingsgroep geeft geen spanning af.
- Controleer of de magnetothermische schakelaar (afb.
4 – ref. 2) in de stand “ON” staat. Als dit niet zo is,
neem dan contact op met een erkend
assistentiecentrum.
6. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Onderdelen van het schakelschema (pag. 5)
1 Magnetothermische schakelaar
2 Urenteller
3 Wisselstroomdynamo
4 Stator
5 Bekrachtiger
6 Elektronische spanningsregelaar
7 Thermische schakelaar
8 Motorbeschermingsmodule
9 START/STOP-knop
10 Brandstofmeter
11 Indicator oliedruk
12 Indicator watertemperatuur
13 Brandstofpomp
14 Sensor hoge watertemperatuur
15 Sensor hoge temperatuur koelvloeistof
16 Oliedrukschakelaar
17 Wisselstroomdynamo
18 Elektromagnetische stopmagneet
19 Startmotor
20 Verbindingsklemmen accu
21 Instrument indicator oliedruk
22 Instrument indicator temperatuur koelvloeistof
23 STAT/STOP-knop
24 Verbindingskabel afstandsbedieningspaneel
25 Connector voor verbinding afstandbedieningspaneel
26 Afstandsbedieningpaneel
27 Afstandsbedieningpaneel
Motor Yanmar 3TNE78A
Type diesel, 4-takt
Cilinders 3
Materiaal cilinderblok gietijzer
Boring (mm) 78
Slag (mm) 84
Cilinderinhoud (cc) 1204
Vermogen 50/60 Hz (PK) 13,5/16,2
Toerental 50/60 Hz (rpm) 1500/1800
Compressieverhouding 18.01
Verbrandingssysteem Directe injectie
Materiaal kop gietijzer
Regelaar centrifuge, mechanisch
Smeersysteem gestuwd
Inhoud oliepan (l.) 5,8
Motorstopsysteem spoel
Brandstofpomp elektrisch
Max. opstuwing brandstof (cm) 70
Brandstofverbruik (g/hp/h) 165
Vereiste lucht (l/min) 730/876
Startaccu /Ah-V) 70-12
Acculader (Ah-V) 15-gen
Startmotor (kW-V) 1,2/12
Max. kanteling 30”
Generator IS 8 50 Hz / IS 9.5 60 Hz
Type synchroon, 4-polig, zelfbekrachtigd
Instelling elektronisch
Koeling lucht/water (Intercooler W/A)
Spanning (V) 230/120-240
Frequentie (Hz) 50/60
Nominale stroom (A) 31,3/67,5 – 33,7
Max. vermogen (Kw) 7,8/8,8
Cont. vermogen (Kw) 7,2/8,1
Vermogensfactor (cos. Ø ) 1
Isolatieklasse H
Spanningsstabiliteit ±2%
Frequentiestabiliteit ±2,6%

Documenttranscriptie

ma se mas NL IS 6..5 - 7.6 INHOUDSOPGAVE Afbeeldingen ......................................................................................................................................... 2 Schakelschema ..................................................................................................................................... 9 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 ALGEMENE INFORMATIE ........................................................................................................... 11 Doel en toepassingsgebied van de handleiding ............................................................................. 11 Symbolen ..................................................................................................................................... 11 Referentiedocumentatie ................................................................................................................ 12 Facsimile van de EG-verklaring van overeenstemming .................................................................. 12 Referentienormen .......................................................................................................................... 12 Identificatie van de machine .......................................................................................................... 13 Samenstelling van de stroomopwekkingsgroepen ......................................................................... 13 Instrumentenpaneel ...................................................................................................................... 13 2 2.1 2.2 2.3 2.4 EIGENSCHAPPEN VAN DE GENERATOR ................................................................................... 14 Algemene eigenschappen ............................................................................................................. 14 Koelsysteem ................................................................................................................................ 14 Bedieningspaneel ......................................................................................................................... 14 Tabel van de technische eigenschappen ....................................................................................... 15 3 3.1 3.2 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ................................................................................................. 15 Algemene voorzorgsmaatregelen .................................................................................................. 15 Voorschriften voor de veiligheid tijdens de installatie en de inbedrijfstelling ................................... 16 4 4.1 4.2 4.3 4.4 GEBRUIK VAN DE GENERATOR ................................................................................................. 16 Controles vooraf ............................................................................................................................ 16 Ontluchting van het brandstofsysteem .......................................................................................... 16 Starten .......................................................................................................................................... 17 Stoppen van de groep ................................................................................................................... 17 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 BESCHERMINGEN ....................................................................................................................... 17 Bescherming lage oliedruk ........................................................................................................... 17 Bescherming hoge temperatuur water ........................................................................................... 17 Bescherming overtemperatuur wisselstroomdynamo .................................................................... 17 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting .......................................................................... 18 Bescherming tegen kortsluiting van de elektrische laagspanningsinstallatie ................................. 18 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12 6.13 6.14 6.15 6.16 ONDERHOUD ............................................................................................................................... 18 Voorwoord .................................................................................................................................... 18 Gewoon onderhoud van de motor .................................................................................................. 18 Verversing van de motorolie en vervanging van het oliefilter ........................................................... 18 Reiniging van het luchtfilter ........................................................................................................... 19 Vervanging van het brandstoffilter .................................................................................................. 19 Controle van de koelvloeistof ......................................................................................................... 19 Controle van de spanning van de V-snaren ................................................................................... 19 Lediging van het koelsysteem ....................................................................................................... 20 Verversing van de koelvloeistof ...................................................................................................... 20 Vervanging van de zinkanodes ...................................................................................................... 20 Onderhoud van de zeewaterpomp ................................................................................................. 20 Onderhoud van de wisselstroomdynamo ....................................................................................... 20 Onderhoud van de accu ................................................................................................................ 20 Inactieve periodes ......................................................................................................................... 21 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde ingrepen ................................................................ 21 Storingentabel ............................................................................................................................... 22 7 TRANSPORT EN VERPLAATSING ............................................................................................. 22 8 AFDANKEN .................................................................................................................................. 22 9 Referenties schakelschema ...................................................................................................... 22 74 ma se mas NL IS 6.5 - 7.6 1 ALGEMENE INFORMATIE Raadpleeg deze handleiding aandachtig, alvorens welke ingreep dan ook op de machine te verrichten. IN GEVAL DE SPECIFICATIES UIT DEZE INSTALLATIE-HANDLEIDING VERONACHTZAAMD WORDEN, KOMT DE GARANTIE OP HET PRODUCT TE VERVALLEN 1.1 Doel en toepassing van deze handleiding Wij danken u voor uw keuze van een MASE product. Deze handleiding is opgemaakt door de fabrikant met het doel de nodige informatie en instructies te verstrekken om het product op de juiste manier en in veilige omstandigheden te gebruiken en te onderhouden. Het vormt een onderdeel van de stoomgenerator en moet zorgvuldig worden bewaard, beschermd tegen alle invloeden die hem zouden kunnen aantasten, zolang de stroomgenerator meegaat. Deze handleiding moet de stroomgenerator volgen wanneer deze overgaat in handen van een nieuwe gebruiker of eigenaar. De informatie in deze handleiding is gericht aan al degenen die betrokken zijn bij de stroomgenerator in de loop van zijn levensduur, en is zowel van belang voor degenen die de verschillende werkzaamheden werkelijk moeten uitvoeren, alsook voor degene die hen moet coördineren, de benodigde logistiek moet plannen en de toegang tot de plaats waarop de stroomgenerator geïnstalleerd is en moet werken, moet regelen. De handleiding definieert het doel waarvoor de machine is gebouwd en bevat alle informatie die nodig om correct, veilig gebruik te waarborgen. De voortdurende inachtneming van de indicaties uit de handleiding waarborgt de veiligheid voor de bediener, de zuinigheid in het gebruik en een langere levensduur van de machine zelf. Het wordt sterk aanbevolen eerst de inhoud van deze handleiding en de referentiedocumentatie te lezen; alleen op die manier wordt de juiste werking in de loop der tijd en de betrouwbaarheid van de stroomgenerator, en de bescherming tegen personen en voorwerpen gewaarborgd . De tekeningen worden als voorbeeld geleverd. Ook als de machine in uw bezit sterk afwijkt van de illustraties in deze handleiding, worden de veiligheid en de geldigheid van de informatie gewaarborgd. Om de raadpleging te vergemakkelijken is de handleiding verdeeld in secties, die de voornaamste beginselen identificeren; voor snelle raadpleging van de onderwerpen kunt u de beschrijvende inhoudsopgave raadplegen. Opmerking: de informatie in deze publicatie was correct op het moment waarop zij ter perse is gegaan. De fabrikant beoogt een beleid van constante ontwikkeling en bijwerking van het product, en behoudt zich het recht voor om zonder enige wijziging vooraf wijzigingen aan te brengen. 1.2 Symbolen De tekstdelen die niet verwaarloosd mogen worden, worden vet afgedrukt en gaan vergezeld van de hieronder geïllustreerde en gedefinieerde symbolen. Geeft aan dat er moet worden opgelet, om geen ernstige consequenties te ondervinden die de dood of mogelijk letsel van het personeel zouden kunnen veroorzaken. Situatie die zich zou kunnen voordoen tijdens de levensduur van een product, systeem of installatie waarbij geacht wordt dat het gevaar op persoonlijk letsel, materiele schade, milieuvervuiling of economische verliezen bestaat. Geeft aan dat er moet worden opgelet om geen ernstige consequenties te ondervinden die materiele schade kunnen veroorzaken van de faciliteiten of het product Aanwijzingen van bijzonder belang. 75 ma se mas IS 6..5 - 7.6 NL 1.2 Bijgaande informatie 1.4 Instrumentenpaneel De volgende documentatie maakt deel uit van deze handleiding: Legenda afb. 4 - 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 CE Verklaring van overeenstemming (afb. 1); Gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor; Serviceboekje; Garantiebewijs; Garantiekaart. 1.3 Identificatie van de machine Zie afb. 2 1 3 4 5 6 7 8 9 10 11 – Machinecode – Bouwjaar – Vermogensfactor – Verklaarde frequentie – Continu vermogen – Nominale spanning – Stroom – Gewicht – Prestatieklasse – Serienummer Urenteller Magnetothermische schakelaar Thermische wisselstroomschakelaar START-/STOP-knop Motorbeschermingsmodule Lampje “RUN” motor gestart Lampje “OIL” lage oliedruk Lampje “°C” hoge temperatuur motor Lampje “BATT” werking batterijlader Lampje “°C” hoge temperatuur wisselstroomdynamo Bougies Brandstofuitgang (uitvoering “RINA”) 1.5 Veiligheidsvoorschriften Lees alle informatie in deze handleiding en in de installatiehandleiding aandachtig door; zij zijn van fundamenteel belang voor een correcte installatie en het juiste gebruik van de stroomopwekkinggroep en nodig om onmiddellijk in te kunnen grijpen in geval dat nodig is. De fabrikant aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor persoonlijk letsel of materiele schade, die voortkomen uit veronachtzaming van de veiligheidsvoorschriften. Bekijk de veiligheidsborden die op de machine zijn aangebracht aandachtig, en neem de aanwijzingen ervan in acht. - Laat de groep niet gebruiken door ondeskundige personen of personen die geen geschikte opleiding hebben gehad. - Laat kinderen of dieren niet in de buurt komen van de stroomopwekkingsgroep wanneer deze in werking is. - Kom niet met natte handen aan de generator of het bedieningspaneel, aangezien de generator een mogelijke oorzaak van elektrische schokken is als hij slecht wordt gebruikt. - Eventuele controles op de stroomopwekkingsgroep moeten worden uitgevoerd bij uitgeschakelde motor; controles op een ingeschakelde groep mogen uitsluitend worden verricht door gespecialiseerd personeel. - Zuig nooit de verbrandingsgassen aan, want zij bevatten stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid. - Zorg ervoor dat de toegangsdeuren gesloten zijn wanneer de stroomopwekkingsgroep in gebruik is. - Raak nooit met uw handen het motorlichaam of de wisselstroomdynamo aan als de stroomopwekkingsgroep in werking is of nog warm is. De gegevens die het codenummer van de machine, het serienummer en het bouwjaar identificeren moeten altijd aan de fabrikant worden doorgegeven bij verzoeken om informatie of bij bestelling van vervangingsonderdelen. Zie afb. 3 1 Geluiddempende kast 2 Bovenste toegangsdeur 3 Onderste toegangsdeur 4 Instrumentenpaneel 5 Verankeringsbeugels 6 Verbinding rook- en koelwaterafvoer 7 Verbinding aansluiting zeewaterinlaat 8 Verbinding aansluiting brandstoftank 9 Verbindingsklemmen accu 10 Luchtfilter motor 11 Expansievat koelvloeistof 12 Extractiepomp motorolie 13 Inzetstuk gasoliefilter 14 Zeewaterpomp 15 Brandstofpomp 16 Filterelement oliefilter 17 Olievuldop 18 Verbindingskast elektriciteitslijn 19 Wisselstroomdynamo batterijlader 20 Koelvloeistoftank 21 Warmtewisselaar water/lucht 22 Uitlaatspruitstuk 23 Startmotor Als er olie- of brandstoflekkages geconstateerd worden, dient u te zorgen voor een nauwkeurige reiniging, om brandgevaar te vermijden. In het geval van brand mag geen water worden gebruikt voor het doven, maar moeten brandblusapparaten worden gebruikt. 76 ma se mas NL IS 6.5 - 7.6 Op de stroomopwekkingsgroep zit een bedieningspaneel voor de besturingen voor het starten en stoppen. Een motorbeschermingsmodule (afb. 4 – ref. 5) beheert de beschermingen van de stroomopwekkingsgroep, door de motor in het geval van storingen te stoppen en de geconstateerde afwijking aan te geven door de lampjes. - Als het groene controlelampje “RUN” (afb. 4 – ref. 6) brandt, signaleert het dat de groep in werking is en dat er geen storingen worden waargenomen. - Als het rode controlelampje “BATT” (afb. 4 – ref. 9) brandt, signaleert het dat de wisselstroomdynamo van de batterijlader defect is. - Als het rode controlelampje “OIL” (afb. 4 – ref. 7) brandt, signaleert het dat de druk van de motorolie onvoldoende is. - Als het rode controlelampje “°C” brandt, signaleert het dat de temperatuur van de koelvloeistof of van het water dat circuleert in de warmtewisselaars, te hoog is. - Als het rode controlelampje “°C” brandt, signaleert het dat de wikkelingen van de wisselstroomdynamo te hoge temperaturen hebben bereikt. Als er zich problemen voordoen o u uitleg nodig heeft, neem dan contact op met de SERVICE-dienst van Mase. 2. BESCHRIJVING VAN DE GENERATOR 2.1 Algemeen De stroomopwekkingsgroepen IS 8 en SI 8.5 zijn ontworpen om gemakkelijk aan boord van schepen te kunnen worden geïnstalleerd. De geluiddempende kast, gemaakt van isolerende panelen van gelakt zeewaardig aluminium, geeft gemakkelijk toegang tot de motor en de wisselstroomgenerator voor het uitvoeren van onderhouds- en controlewerkzaamheden, en zorgt tegelijkertijd voor een aanzienlijke verlaging van het geluidsniveau. De 4-takt diesel motor met directe injectie, gebouwd door Yanmar, is uiterst betrouwbaar en robuust; de emissies aan de uitlaat zijn in overeenstemming met de CARBnormen. Op het bedieningspaneel zitten verder: - een tweepolige magnetothermische schakelaar (afb. 4 – ref. 2), die de stroomtoevoer onderbreekt in het geval van overbelasting en kortsluiting. - een thermische schakelaar (afb. 4 – ref. 3) ter bescherming van de elektrische laagspanningsinstallatie tegen kortsluiting. - een urenteller (afb. 4 – ref. 1); - de start- en stopknop van de stroomopwekkingsgroep (afb. 4 – ref. 5). De wisselstroomdynamo, van het synchrone, 4-polige type, zonder borstels, heeft een elektronische spanningsregelaar (SR7) die de stabiliteit ±5% ervan ten opzichte van de nominale waarde garandeert. De grote lostrekcapaciteit van de wisselstroomdynamo maakt de stroomopwekkingsgroep zeer geschikt voor het voeden van elektromotoren van air-conditioners, ontziltingsinstallaties, compressoren, enz. De stroomopwekkingsgroep beschikt over een lokaal bedieningspaneel (afb 3 – ref. 4) waarop zich de bedieningen en de controle-instrumenten bevinden. De stroomopwekkingsgroep is voorbereid voor aansluiting via een connector op het afstands-startpaneel, door mase als optie geleverd, dat eventueel kan worden geïnstalleerd op het bedieningspaneel. Er zijn twee verschillende modellen afstand-startpanelen leverbaar, zoals te zien op afbeelding 5. De eenvoudigste uitvoering heeft een start- en stopknop (afb. 5 – ref. 1), een groen controlelampje (afb. 5 – ref. 2) dat aangeeft dat de groep gestart is, als het gaat branden. De tweede uitvoering van het afstandsbedieningspaneel (afb. 5 – ref. 3) voorziet, afgezien van de start- en stopknop, in een instrument dat de drukwaarde van de motorolie aangeeft (afb. 5 – ref. 4) en een instrument dat de temperatuur van de koelvloeistof aangeeft (afb. 5 – ref. 5). Als het afstand-startpaneel is aangesloten, is het niet mogelijk de stroomopwekkingsgroep te starten vanaf het lokale paneel. 2.2 Koelsysteem De motor van de stroomopwekkingsgroep wordt gekoeld door de circulatie in een gesloten circuit van koelvloeistof die de warmte afgeeft aan zeewater door middel van een warmtewisselaar (afb. 3 – ref. 20). Deze warmtewisselaar, gemaakt van kopernikkel, is speciaal ontworpen door mase om de motor zeewaardig te maken. Een tweede warmtewisselaar zorgt voor koeling van de lucht in de geluidgedempte kast en de lucht die nodig is voor ventilatie van de wisselstroomdynamo. Bij installatie moeten een brandstofcircuit van zeewater voor koeling en een afvoersysteem voor de verbrandingsgassen en het water dat gebruikt is voor de koeling, worden aangebracht. ls er onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd op de stroomopwekkingsgroep, moet de negatieve pool van de startaccu worden afgekoppeld om onopzettelijke starts te vermijden. 2.3 Bedieningspaneel 77 ma se mas IS 6..5 - 7.6 NL generator zijn, blijft alleen het groene lampje RUN (afb. 4 – ref. 6) branden om aan te geven dat de groep gestart is en regelmatig functioneert. 3. GEBRUIK VAN DE GENERATOR 3.1 Controles vooraf Herhaaldelijke startpogingen Bij de eerste start van de stroomopwekkingsgroep, of na een onderhoudsingreep te hebben uitgevoerd, is het een goede regel altijd te controleren: - of de olie het juiste niveau heeft, met behulp van de peilstok (afb. 7 – ref. 2), zie de tabel A van de aanbevolen oliën (afb. 8). - of alle verankeringspunten van de groep goed zijn gespannen. - of alle elektrische gebruikers afgekoppeld zijn om te vermijden dat de groep wordt gestart terwijl hij belast wordt. - of alle water- en brandstofleidingen goed verbonden zijn - of alle elektrische aansluitingen op de juiste manier zijn uitgevoerd en of er geen aansluitingen in slechte staat zijn. - of de waterkraan open staat (afb. 6 – ref. 2) - of het gedeelte van het watercircuit van de pomp naar de kleppen met de hand gevuld is, in het geval er een afsluitklep is gemonteerd op de zeewaterinlaat (zoals aanbevolen in de installatiehandleiding) (afb. 4 – ref. 1). met negatief resultaat kunnen een overmatige waterophoping in de afvoerinstallatie veroorzaken, met mogelijk ernstige consequenties voor de motor. Als het moeilijk blijkt de motor te starten, mag men het niet te lang blijven proberen zonder eerst de kraan van de zeewaterinlaat (afb. 6 – ref. 2) te sluiten. 3.4 Stoppen van de groep De groep wordt gestopt door op de knop “OFF” op het bedieningspaneel te drukken. Alvorens de stroomopwekkingsgroep te starten wordt geadviseerd hem enkele minuten te laten functioneren zonder stroom op te nemen, om de motor en de wisselstroomdynamo te laten afkoelen. 4. BESCHERMINGEN De stroomopwekkingsgroepen IS 8, IS 9,5 zijn uitgerust met een serie beschermingen die hen behoeden tegen onjuist gebruikt en storingen in de werking. Wanneer een stroomopwekkingsgroep stopt doordat een bescherming heeft ingegrepen, zal het lampje, dat de betreffende storing aangeeft, gaan branden op de motorbeschermingsmodule (afb. 5 – ref- 5) van het bedieningspaneel. 3.2 Ontluchting van het brandstofsysteem De aanwezigheid van luchtbellen in het brandstofsysteem heeft tot gevolg dat de motor onregelmatig werkt of niet in staat is het nominale toerental te bereiken. De lucht kan in het brandstofcircuit doordringen via een niet perfecte afgedichte koppeling (leidingen, filters, tank) of als de brandstof in de tank op het minimum niveau is. Het brandstofsysteem is zo ontworpen dat de luchtbellen die in het circuit zijn doorgedrongen, zelfstandig worden geëlimineerd. De automatische ontluchting wordt verkregen door de brandstofpomp een aantal minuten voordat de motor gestart wordt, te activeren. De pomp wordt geactiveerd door de START-knop een ogenblik in te drukken. Als de motor na deze handeling nog steeds onregelmatig functioneert, moet een technicus worden geraadpleegd voor een nauwgezette controle van het brandstofysteem. 4.1 Bescherming lage oliedruk Grijpt in door de groep te stoppen wanneer de druk van de motorolie onvoldoende is; de ingreep wordt gesignaleerd doordat het lampje “OIL” gaat branden (afb. 4 – ref. 7). Over het algemeen is het voldoende de olie aan te vullen om de groep weer te kunnen starten. De bescherming tegen lage oliedruk geeft geen indicatie over het niveau van de motorolie in de oliepan. Een dagelijkse controle van dit niveau is derhalve noodzakelijk. 3.3 Starten Alvorens de groep te starten dient u zich ervan te vergewissen dat de voorafgaande controles, die beschreven worden in paragraaf 3.1, zijn uitgevoerd. Start de groep door op de START-knop op het bedieningspaneel (afb. 4 – ref. 4) te drukken en hem pas los te laten nadat de groep gestart is. Let er hierbij op dat elke poging niet langer dan 15 sec. duurt en laat minstens 30 sec. voorbijgaan tussen de pogingen. Alle signaleringslampjes van de motorbeschermingsmodule (afb. 4 – ref. 5) zullen bij de start enkele seconden gaan branden, en als er geen storingen in de motor of de De motor functioneert correct zolang hij niet langer dan 3 minuten maximaal 30° gekanteld is; er zijn geen tijdslimieten voor een kanteling van 25°, zowel in de lengte als in de breedte. Als de motor zich in omstandigheden bevindt waarbij hij moet werken bij sterkere kantelingen, bestaat het risico dat er onvoldoende smering of afzuiging is door het luchtfilter van de smeerolie. 78 ma se mas IS 6.5 - 7.6 NL Alvorens het elektrische circuit te herstellen door op de knop op de thermische schakelaar (afb. 4 – ref. 3) te drukken, moet een gespecialiseerd technicus de oorzaak van de kortsluiting opsporen en verhelpen. 4.2 Bescherming hoge temperatuur water Grijpt in door de stroomopwekkingsgroep uit te schakelen als de temperatuur van de koelvloeistof van de motor te hoog is of als de circulatie van het zeewater komt te ontbreken. De ingreep van de bescherming wordt gesignaleerd door de inschakeling van het lampje “°C” (afb. 4 – ref. 10). De stroomopwekkingsgroep dient mag pas opnieuw worden gestart nadat de oorzaak van de storing is opgespoord en geëlimineerd. 5. ONDERHOUD Alle onderhoudswerkzaamheden op de stroomopwekkingsgroep moeten worden verricht bij uitgeschakelde motor, nadat deze voldoende is afgekoeld, en mogen alleen worden verricht door geautoriseerd personeel. 4.3 Bescherming overtemperatuur wisselstroomdynamo Voordat u zich toegang verschaft tot de stroomopwekkingsgroep moet een pool van de startaccu worden afgekoppeld, om onopzettelijke starts te vermijden. Grijpt in door de stroomopwekkingsgroep uit te schakelen wanneer er zich een thermische overbelasting op de wisselstroomdynamo voordoet. De ingreep van de bescherming wordt gesignaleerd doordat het lampje “°C” (afb. 4 – ref. 8) gaat branden. De stroomopwekkinggroep kan pas na enkele minuten worden gestart wanneer de temperatuur van de wikkelingen van de wisselstroomdynamo terugkeert naar normale waarden. Het wordt hoe dan ook geadviseerd de oorzaken van de ingreep op te sporen en te elimineren. 5.1 Buitengewoon onderhoud van de motor De periodieke ingrepen die op de motor moeten worden verricht worden vermeld in de tabel “B”. Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de handleiding die door de fabrikant van de motor wordt geleverd, en elke stroomopwekkingsgroep vergezelt. Controleer het niveau van de motorolie met behulp van de peilstok (afb. 7 – ref. 2). Het niveau moet altijd tussen de kenmerken MAX en MIN liggen die op de peilstok (afb. 7, ref. 1) staan aangegeven. In het geval van een ingreep van een van de bovenstaande beschermingen, moet, nadat de oorzaak van de ingreep is opgezocht en opgeheven, de STOP-knop worden ingedrukt om het bedieningspaneel te resetten (het signaal zou anders in het geheugen blijven, waardoor de motor niet kan worden gestart). 5.2 Verversing motorolie en vervanging oliefilter De inhoud van de oliepan van de motor bedraagt 3,6 liter. Het bijvullen of vullen van de motorolie moet gebeuren via de opening (afb. 3 –ref.17). Om de olie in de oliepan te verversen moet de niveaupeilstok (afb. 7 – ref. 2) worden verwijderd en moet de extractiepomp (afb. 3 – ref. 12) worden bediend nadat de schroef die als dop fungeert is weggehaald. Het wordt geadviseerd de olie af te tappen als hij nog voldoende warm is, zodat het gemakkelijker wegstroomt. Zie tabel “A”, afb. 8, voor de aanbevolen olie. 4.4 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting De stroomopwekkingsgroep is beschermd tegen kortsluiting en elektrische overbelasting. Een tweepolige, magnetothermische schakelaar (afb. 4 – ref. 2) onderbreekt de stroomtoevoer wanneer er zich kortsluiting voordoet of wanneer de stroomtoevoer hoger is dan de nominale waarde. Alvorens het contact te herstellen door de hendel van de magnetothermische schakelaar op te tillen, moeten de gebruikers worden afgekoppeld. De eerste verversing van de motorolie dient te worden verricht na 50 bedrijfsuren van de stroomopwekkingsgroep; de tweede en latere verversingen dienen om de 200 u. te geschieden. 4.5 Bescherming tegen kortsluiting van de elektrische laagspanningsinstallatie In het geval van kortsluiting van de elektrische laagspanningsinstallatie zal het circuit (afb. 4 – ref. 3) worden verbroken zodat de groep gestopt wordt. In dit geval gaan de signaleringslampjes van de motorbeschermingsmodule allemaal uit en is het niet mogelijk een nieuwe startpoging te doen. Voor nadere bijzonderheden over de smering van de motor dient u de gebruiksen onderhoudshandleiding van de motor te raadplegen, die bij de stroomopwekkingsgroep geleverd wordt. 79 ma se mas IS 6..5 - 7.6 NL geautoriseerd personeel. Laat afgewerkte olie of brandstof nooit in het milieu achter, want het zijn vervuilende producten. Geef afgewerkte smeerolie af bij de speciale Verzamelcentra die zijn belast met de verwerking ervan als afval. Voordat u zich toegang verschaft tot de stroomopwekkingsgroep moet de negatieve pool van de startaccu worden afgekoppeld, om onopzettelijke starts van de groepte vermijden. 5.4 Vervanging van het brandstoffilter Zorg ervoor dat de motorolie niet in contact komt met de huid. Draag handschoenen en een veiligheidsbril tijdens de onderhoudswerkzaamheden. Komt u toch in contact met smeerolie, was het betreffende lichaamsdeel dan onmiddellijk zorgvuldig met veel water en zeep. Om een lange levensduur en de juiste werking van de motor te waarborgen, is het uiterst belangrijk dat het filterelement van het brandstoffilter regelmatig wordt vervangen, op de tijden die worden aangegeven door de fabrikant van de motor en vermeld staan in de tabel van paragraaf 5.12. Dit dient te gebeuren met de volgende handelingen: - sluit de brandstofkraan (afb. 3 – ref. 24). - schroef de steunringmoer (afb. 3 – ref. 13) helemaal los - verwijder het oude filterelement en plaats het nieuwe - herhaal voor het terugplaatsen dezelfde handelingen in omgekeerde volgorde. Na de vervanging is het noodzakelijk het brandstofsysteem te ontluchten, volgens de handelingen van paragraaf 3.2. Om het filterelement van het motoroliefilter (afb. 3 – ref. ?) te vervangen, moet de betreffende steun worden losgeschroefd met behulp van gereedschap dat gewoon in de handel verkrijgbaar is. Plaats het nieuwe filterelement en zorg ervoor dat de rubberen ringpakkingen worden gesmeerd. De eerste verversing dient te worden uitgevoerd na 50 bedrijfsuren van de stroomopwekkingsgroep, voor de tweede en latere verversingen dient een interval van 400 uur in acht te worden genomen. Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor. Zorg ervoor dat de brandstof niet in contact komt met de huid. Draag handschoenen en een veiligheidsbril tijdens de onderhoudswerkzaamheden. Komt u toch in contact met brandstof, was het betreffende lichaamsdeel dan onmiddellijk zorgvuldig met veel water en zeep. Gebruik voor de veiligheid van de motor uitsluitend oorspronkelijke vervangingsonderdelen. Maak alle onderdelen van de stroomopwekkingsgroep die vervuild zijn met olie en brandstof na de werkzaamheden schoon. Verwijder na de vervanging alle sporen brandstof en geef de hiervoor gebruikte doeken af bij een speciaal Verzamelcentrum. 5.3 Reiniging van het luchtfilter 5.5 Controle van de koelvloeistof De stroomopwekkingsgroepen van de serie IS beschikken over een droog luchtfilter, dat verhindert dat er vreemd voorwerpen kunnen binnenkomen in de verbrandingsruimte. Voor het onderhoud is het voldoende de filterkern een maal per jaar schoon te maken met gasolie, om onzuiverheden te verwijderen. Periodiek moet het niveau van het koelmiddel in het gesloten koelcircuit worden gecontroleerd. De referentietekens voor deze controle zijn op het expansievat (afb. 3 – ref. 11) aangegeven. Als het niveau onvoldoende is, moet er koelvloeistof worden toegevoegd in het expansievat, erop lettend dat de aanwijzing van het maximum niveau niet wordt overschreden. Laat de vloeistoffen die gebruikt worden voor het wassen van het luchtfilter niet in het milieu achter, maar geef hen af bij de speciale Verzamelcentra. Open de sluitdop van het expansievat (afb. 3 – ref. 11) en van de tank (afb. 3 – ref. 20) nooit als de motor warm is, om te vermijden dat de koelvloeistof gevaarlijk naar buiten komt. Alle onderhoudswerkzaamheden op de stroomopwekkingsgroep moeten worden verricht bij uitgeschakelde motor, na hem voldoende te hebben laten afkoelen, en mogen alleen worden verricht door 80 ma se mas NL IS 6.5 - 7.6 1) die op het onderstel van de motor zit, om de opvang van afgewerkte koelvloeistof in een opvangbak (afb. 10 – ref. 3) te vergemakkelijken. Open de kraan en laat het gesloten koelcircuit helemaal leeglopen. Sluit de kraan weer na deze handeling en vul het circuit opnieuw met koelvloeistof. 5.6 Controle van de spanning van de V-snaren Er wordt een V-snaar gebruikt om de rotatiebeweging over te brengen van de poelie van de motoras naar die van de zeewaterpomp (afb. 9 – ref. 1). Een overmatige spanning van de riem versnelt de slijtage ervan, terwijl een geringe spanning de poelies onbelast laat draaien en dus niet voor voldoende circulatie van het water zorgt. Regel de spanning van de riem als volgt: Laat afgewerkte koelvloeistof niet in het milieu achter, want het is een vervuilende stof. Geef afgewerkte koelvloeistof af bij de speciale verzamelcentra die belast zijn met de verwerking ervan als afval. haal de twee stelschroeven (afb. 9 – ref. 2) los en verplaats de zeewaterpompen naar buiten om de spanning te vergroten, of naar binnen om haar te verkleinen. Blokkeer de schroeven en controleer de spanning ervan. De riem is correct gespannen als hij ongeveer 5 mm doorbuigt (afb. 9) onder een belasting van 8 kg. 5.9 Vervanging van de zinkanodes Ter bescherming van de warmtewisselaar water-lucht (afb. 11 – ref. 1) en de warmtewisselaar water-vloeistof (afb. 11 – ref. 2) tegen galvanische stromen zitten hierin twee opofferingsanodes van zink (afb. 11 – ref. 4). De slijtagetoestand hiervan moet regelmatig worden gecontroleerd, en zo nodig moeten ze worden vervangen om te voorkomen dat galvanische stromen de warmtewisselaar onherstelbaar beschadigen. Het wordt geadviseerd het zink minstens eenmaal per maand te controleren als de groep nieuw is, om de slijtagesnelheid na te gaan, en vervolgens op basis daarvan een regelmaat vast te stellen Het is hoe dan ook wenselijk de zinkanoden minstens eenmaal per jaar te vervangen. Op afb. 11 worden de punten aangegeven waarop de zinkanoden geplaatst zijn. Een tweede riem wordt gebruikt voor overdracht van de rotatie van de poelie van de aandrijfas naar die van de vloeistofpomp van het gesloten circuit en van de wisselstroomdynamo van de batterijlader (afb. 9 – ref. 3). Regel de spanning van de riem als volgt: haal de stelschroef (afb. 9 – ref. 4) los en verplaats de wisselstroomdynamo van de acculader (afb. 9 – ref. 5) naar buiten om de spanning te vergroten en naar binnen om haar te verkleinen. De riem is correct gespannen als hij ongeveer 10 mm doorbuigt (afb. 9) onder een belasting van 8 kg. Om te vermijden dat de riem onbelast draait, mag hij niet met olie worden vervuild. Maak de riem schoon met benzine als er bij een controle vet op blijkt te zitten. 5.10 Onderhoud van de zeewaterpomp Minstens eenmaal per jaar moet worden gecontroleerd of de rubberen rotor van de zeewaterpomp intact is (afb. 12 – ref. 1). Alvorens de zeewaterpomp open te maken voor inspectie van de rotor moet het zeewater uit het koelcircuit worden afgetapt, zoals beschreven in paragraaf 5.7. Om bij de rotor te kunnen komen moet het sluitdeksel (afb. 12 – ref. 2) worden verwijderd en moet de rotor met een tang worden weggehaald, door hem met kracht naar buiten te trekken. Voor het terugplaatsen van een nieuwe rotor moeten de bovenstaande handelingen in omgekeerde volgorde worden herhaald. Kom nooit met uw handen aan de Vsnaar of aan de poelies als de motor gestart is. 5.7 Lediging van het koelsysteem Voor onderhoud op de warmtewisselaar water-lucht of op het koelsysteem moet het aanzuigcircuit van het zeewater worden geleegd. Dit dient als volgt te worden gedaan: - sluit de kraan van de zeewaterinlaat (afb. 6 – ref. 2); - open de aftapkraan (afb. 6 – ref. 3) totdat het water helemaal is weggelopen. - sluit de aftapkraan weer. 5.11 Onderhoud van de wisselstroomdynamo Open zeewaterinlaatkraan weer stroomopwekkingsgroep start. voordat de u De wisselstroomdynamo die op dit model generator wordt gebruikt is van het synchrone, zelfbekrachtigde type met elektronische spanningsregeling. Dit model wisselstroomdynamo, zonder spruitstuk en borstels, vereist geen bijzondere onderhoudswerkzaamheden. De controles en het periodieke onderhoud zijn beperkt tot het elimineren van eventuele vocht- en oxidatiesporen die de dynamo zouden kunnen beschadigen. de 5 .8 Verversing van de koelvloeistof Ververs de koelvloeistof in het gesloten koelcircuit ieder jaar. Sluit een stuk rubberslang (afb. 10 – ref. 2) met een lengte van 20-30 cm aan op de aftapkraan (afb. 10 – ref. 81 ma se mas IS 6..5 - 7.6 NL - 5.12 Onderhoud van de accu Het wordt geadviseerd om voor het starten van alle modellen stroomopwekkingsgroepen een accu van 80 A/ h te gebruiken bij omgevingstemperaturen boven 0°C, en van 100 A/h voor lagere temperaturen. Het is belangrijk dat een nieuwe accu die geïnstalleerd wordt, helemaal is opgeladen. Controleer minstens eenmaal per maand het niveau van het elektrolyt en vul het eventueel aan met gedistilleerd water. Als de stroomopwekkingsgroep lange tijd niet wordt gebruikt, is het raadzaam de accu af te koppelen en op een droge plaats bij een temperatuur boven 10°C te bewaren, en hem eenmaal per maand helemaal op te laden. - Laat antivriesvloeistof opzuigen door de zeewaterinlaatslang, hetgeen tot taak heeft de warmtewisselaars te beschermen tegen lage temperaturen en de rotor van de zeewaterpomp en de metalen onderdelen die in het koelsysteem zitten te smeren. Koppel de startaccu af en zet hem op een droge plaats (zie par. 5.12) Koppel de afvoerleiding in zee van het motorspruitstuk af. Maak het zeewaterfilter schoon. Sluit de kraan van de zeewaterinlaat Laat het zeewater uit de uitlaatpijp lopen. Maak de antisifonklep schoon en smeer hem, als hij geïnstalleerd is (siphon break). Als de accu lange tijd helemaal leeg wordt gelaten, bestaat de kans dat hij onherstelbaar beschadigd wordt. 5.14 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde ingrepen Bescherm de positieve accuklem beslist zorgvuldig met vaseline, om corrosie en roestvorming te vermijden. HANDELING .................................................... UREN Controle niveau motorolie ................................ 10 Controle niveau koelvloeistof ........................... 10 Controle op olielekkages ................................... 20 Controle op brandstoflekkages ......................... 20 Controle op vloeistoflekkages ........................... 20 Instelling spanning V-snaar .............................. 100 Controle acculading .......................................... 100 Reiniging brandstoffilter ................................... 200 Instelling van de riemspanning ....................... 200 *Verversing motorolie ....................................... 200 Controle rotor zeewaterpomp .......................... 400 Controle toerental motor .................................. 400 Controle toestand elektrische aansluitingen .. 400 Vervanging brandstoffilter ............................... 400 *Vervanging oliefilter ........................................ 400 Controle verstuivers .......................................... 400 Controle injectiefasering .................................. 400 Instelling speling inlaat/aftapklep ................... 400 Controle brandstofinjectiepomp .................... 1000 Controle elektrolytniveau accu .............. MENSILE Metalen onderdelen reinigen en roest verwijderen ................................................................. ANNUALE Reiniging luchtfilter ............................... ANNUALE Totale verversing koelvloeistof ............. ANNUALE Vervanging zinkanodes ......................... ANNUALE Voor het bijvullen van zwavelzuur moeten beslist al geprepareerde oplossingen worden gebruikt. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden voor het bijvullen van accu’s, met gedistilleerd water of zuur, moeten rubberen handschoenen en een beschermbril worden gedragen, om onopzettelijke contact van zwavelzuur met de huid te voorkomen. Komt u toch in contact met zwavelzuur, was het betreffende lichaamsdeel dan zorgvuldig met veel water en zeep, en raadpleeg een arts. Alvorens de accu weer te gaan opladen dient u het niveau van het elektrolyt te controleren en eventueel aan te vullen met gedistilleerd water. Dit moet opnieuw worden gedaan als de oplaadcyclus beëindigd is. 5.13 Inactieve periodes Start de stroomopwekkingsgroep minstens eenmaal per maand. Als de groep lange tijd niet gebruikt zal worden, moeten de volgende werkzaamheden worden verricht: - ververs de motorolie - vervang het filterelement van het oliefilter (zie par. 5.2) - vervang het filterelement van het brandstoffilter (zie par. 5.4) - verwijder de verstuivers en doe in elke cilinder 2 cc motorolie, en laat de motor enkele toeren draaien door de poelie van de aandrijfas met de hand te draaien. Monteer de verstuivers weer. - Vervang de zinkblokjes (zie par. 5.9). TAB. “B” * De eerste verversing na 50 uur, daarna volgens de aangegeven intervallen. 5.15 Storingentabel De startmotor draait maar de hoofdmotor start niet - Controleer of er brandstof in de tank zit. (Bijvullen) - Controleer of de stop-elektromagneet in trekkende stand is (Raadpleeg de Assistentie). - Tap luchtbellen uit het brandstofcircuit af. (Zie par. 3.2) 82 ma se mas IS 6.5 - 7.6 NL De motorbeschermingsmodule wordt niet geactiveerd als op de START-knop wordt gedrukt. - Controleer of de beschermende thermische schakelaar (afb. 4 – ref. 3) open is. (Herstel het contact door op de rode knop te drukken (afb. 4 – ref. 3). - Controleer de verbindingskabels en -klemmen op de accu en de elektrische aansluitingen (weer aansluiten). - Controleer of de accu intact is (heropladen of vervangen). 6. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN Motor Yanmar 3TNE78A Type Cilinders Materiaal cilinderblok Boring (mm) Slag (mm) Cilinderinhoud (cc) Vermogen 50/60 Hz (PK) Toerental 50/60 Hz (rpm) Compressieverhouding Verbrandingssysteem Materiaal kop Regelaar Smeersysteem Inhoud oliepan (l.) Motorstopsysteem Brandstofpomp Max. opstuwing brandstof (cm) Brandstofverbruik (g/hp/h) Vereiste lucht (l/min) Startaccu /Ah-V) Acculader (Ah-V) Startmotor (kW-V) Max. kanteling De stroomopwekkingsgroep gaat uit tijdens het werk - Controleer of er een bescherming is geactiveerd en het bijbehorende lampje is gaan branden. (Elimineer de oorzaak en probeer opnieuw te starten). - Controleer of er brandstof in de tank zit (bijvullen). De motor vormt veel rook bij de uitlaat - Controleer of het olieniveau in de pan niet hoger is dan de aanduiding MAX. (het niveau herstellen). - Controleer of de groep niet overbelast is. - Controleer de afstelling van de verstuivers (Raadpleeg de Assistentie). Generator Type Instelling Koeling Spanning (V) Frequentie (Hz) Nominale stroom (A) Max. vermogen (Kw) Cont. vermogen (Kw) De motor werkt onregelmatig - Controleer de brandstoffilters (vervangen). - Tap de luchtbellen af uit het brandstofcircuit. (Zie par. 3.2) De spanning van de wisselstroomdynamo is te laag. - Corrigeer de spanningswaarde via de elektronische regelaar. - Controleer het toerental van de motor (1560 rpm zonder aangesloten gebruikers). - Spanningsregelaar defect (vervangen). Vermogensfactor (cos. Ø ) Isolatieklasse Spanningsstabiliteit Frequentiestabiliteit diesel, 4-takt 3 gietijzer 78 84 1204 13,5/16,2 1500/1800 18.01 Directe injectie gietijzer centrifuge, mechanisch gestuwd 5,8 spoel elektrisch 70 165 730/876 70-12 15-gen 1,2/12 30” IS 8 50 Hz / IS 9.5 60 Hz synchroon, 4-polig, zelfbekrachtigd elektronisch lucht/water (Intercooler W/A) 230/120-240 50/60 31,3/67,5 – 33,7 7,8/8,8 7,2/8,1 1 H ±2% ±2,6% Onderdelen van het schakelschema (pag. 5) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 Startaccu leeg - Controleer het niveau van de elektrolyt in de accu (Niveau herstellen). - Controleer de werking van de wisselstroomdynamo. - Controleer of de accu intact is. De stroomopwekkingsgroep geeft geen spanning af. - Controleer of de magnetothermische schakelaar (afb. 4 – ref. 2) in de stand “ON” staat. Als dit niet zo is, neem dan contact op met een erkend assistentiecentrum. 83 Magnetothermische schakelaar Urenteller Wisselstroomdynamo Stator Bekrachtiger Elektronische spanningsregelaar Thermische schakelaar Motorbeschermingsmodule START/STOP-knop Brandstofmeter Indicator oliedruk Indicator watertemperatuur Brandstofpomp Sensor hoge watertemperatuur Sensor hoge temperatuur koelvloeistof Oliedrukschakelaar Wisselstroomdynamo Elektromagnetische stopmagneet Startmotor Verbindingsklemmen accu Instrument indicator oliedruk Instrument indicator temperatuur koelvloeistof STAT/STOP-knop Verbindingskabel afstandsbedieningspaneel Connector voor verbinding afstandbedieningspaneel Afstandsbedieningpaneel Afstandsbedieningpaneel
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83

Mase IS 06.5-07.6 Usage Manual

Categorie
Stroomgeneratoren
Type
Usage Manual

in andere talen