Mase IS 08-09.5, IS 09-10.2 Usage Manual

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Mase IS 08-09.5 Usage Manual. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
68
mase
NL
INHOUDSOPGAVE
IN GEVAL DE SPECIFICATIES UIT DEZE INSTALLATIE-
HANDLEIDING VERONACHTZAAMD WORDEN, KOMT DE
GARANTIE OP HET PRODUCT TE VERVALLEN
Afbeeldingen ......................................................... 2
Schakelschema ................................................ 9-10
1 Algemene informatie .................................. 68
1.1 Doel van de handleiding.................................. 68
1.2 Bijgaande informatie .......................................69
1.3 Identificatie van de machine ........................... 69
1.4 Veiligheidsvoorschriften .................................. 69
1.5 Veiligheidsvoorschriften .................................. 69
2 Beschrijving van de generator ................... 70
2.1 Algemeen ...................................................... 70
2.2 Koelsysteem .................................................. 70
2.3 Bedieningspaneel ........................................... 70
3 GEBRUIK VAN DE GENERATOR .................. 71
3.1 Controles vooraf ............................................. 71
3.2 Ontluchting van het brandstofsysteem ............ 71
3.3 Starten ........................................................... 71
3.4 Stoppen van de groep..................................... 71
4 Beschermingen............................................ 71
4.1 Bescherming lage oliedruk .............................71
4.2 Bescherming hoge temperatuur water ............ 72
4.3 Bescherming overtemperatuur ...........................
wisselstroomdynamo ....................................... 72
4.4
Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting ......
72
4.5 Bescherming tegen kortsluiting van de
elektrische laagspanningsinstallatie ............... 72
5 Onderhoud ................................................... 72
5.1 Buitengewoon onderhoud van de motor .......... 72
5.2 Verversing motorolie en vervanging oliefilter .... 72
5.3 Reiniging van het luchtfilter ............................. 73
5.4 Vervanging van het brandstoffilter ................... 73
5.5 Controle van de koelvloeistof .......................... 73
5.6 Controle van de spanning van de V-snaren ..... 74
5.7 Lediging van het koelsysteem ........................ 74
5.8 Verversing van de koelvloeistof ....................... 74
5.9 Vervanging van de zinkanodes ....................... 74
5.10 Onderhoud van de zeewaterpomp ................... 74
5.11 Onderhoud van de wisselstroomdynamo ........ 74
5.12 Onderhoud van de accu .................................. 75
5.13 Inactieve periodes .......................................... 75
5.14 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde
ingrepen ........................................................ 75
5.15 Storingentabel ................................................ 75
Onderdelen van het schakelschema ................. 76
6 Technische eigenschappen ........................ 77
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
mase
69
NL
1. ALGEMENE INFORMATIE
Raadpleeg deze handleiding aandachtig alvorens over te gaan tot willekeurige werkzaamheden op de
machine.
1.1 Doel van de handleiding
Hartelijk dan voor uw keuze van een MASE product.
Deze handleiding is opgesteld door de fabrikant en vormt onderdeel van de uitrusting van het generatoraggregaat en moet
zorgvuldig worden bewaard, beschermd tegen vocht en andere invloeden die hem zouden kunnen schaden. De
handleiding moet het aggregaat volgen als deze in over zou gaan in handen van een andere gebruiker of nieuwe eigenaar.
De informatie in de handleiding is gericht aan al diegenen die betrokken zijn bij de levenscyclus van het generatoraggregaat
en is nuttig en noodzakelijk ter informatie van zowel degenen die de verschillende werkzaamheden daadwerkelijk uit
zullen voeren, alsook voor degenen die deze activiteiten zullen coördineren, de nodige logistiek zullen voorbereiden en
de toegang zullen regelen tot de plaats waarop de groep geïnstalleerd zal worden.
De handleiding definieert het doel waarvoor de machine is gebouwd en bevat alle informatie die nodig is om een veilig
en correct gebruik te garanderen.
Het voortdurend in acht nemen van de aanwijzingen in de handleiding garandeert de veiligheid voor de bediener, de
zuinigheid in het gebruik en een langere duur van de machine zelf.
Om de raadpleging ervan te vergemakkelijken is zij onderverdeeld in hoofdstukken die de voornaamste begrippen
identificeren; voor een snelle raadpleging van de onderwerpen kunt u de inhoudsopgave raadplegen (pag. 63).
Symbolen
De tekstgedeelten die speciale aandacht verdienen worden vet gedrukt weergegeven en voorafgegaan door de hierna
geïllustreerde en gedefinieerde symbolen.
Geeft aan dat er met aandacht moet worden gewerkt, om geen ernstige consequenties te
ondervinden die tot de dood van personeel of mogelijke schade aan de gezondheid zouden kunnen leiden.
Situatie die zich zou kunnen voordoen tijdens de levensduur van een product, systeem of installatie en
die riskant geacht wordt en persoonlijk letsel of schade aan eigendommen, het milieu of financiële verliezen zou kunnen
veroorzaken.
Geeft aan dat er moet worden opgelet om geen ernstige consequenties te ondervinden die
materiële met zich mee zouden brengen, zoals bijvoorbeeld aan productiemiddelen of het product.
Aanwijzingen van bijzonder belang
De tekeningen zijn als voorbeeld bedoeld. Ook als de machine die u in uw bezit heeft aanzienlijk afwijkt van de illustraties
in deze handleiding, worden de veiligheid en de informatie hiervoor toch gegarandeerd.
De fabrikant streeft een constante ontwikkeling en bijwerking van zijn product na, en kan derhalve zonder enige
waarschuwing vooraf wijzigingen aanbrengen.
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
70
mase
NL
1.2 Bijgaande informatie
De volgende documentatie maakt deel uit van deze
handleiding:
- CE Verklaring van overeenstemming (afb. 1);
- Gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor;
- Serviceboekje;
- Garantiebewijs;
- Garantiekaart.
1.3 Identificatie van de machine
Zie afb. 2
1 Machinecode
3 Bouwjaar
4 Vermogensfactor
5 Verklaarde frequentie
6 Continu vermogen
7 Nominale spanning
8 Stroom
9 Gewicht
10 Prestatieklasse
11 Serienummer
De gegevens die het codenummer van de machine, het
serienummer en het bouwjaar identificeren moeten altijd
aan de fabrikant worden doorgegeven bij verzoeken om
informatie of bij bestelling van vervangingsonderdelen.
Zie afb. 3
1 Geluiddempende kast
2 Bovenste toegangsdeur
3 Onderste toegangsdeur
4 Instrumentenpaneel
5 Verankeringsbeugels
6 Verbinding rook- en koelwaterafvoer
7 Verbinding aansluiting zeewaterinlaat
8 Verbinding aansluiting brandstoftank
9 Verbindingsklemmen accu
10 Luchtfilter motor
11 Expansievat koelvloeistof
12 Extractiepomp motorolie
13 Inzetstuk gasoliefilter
14 Zeewaterpomp
15 Brandstofpomp
16 Filterelement oliefilter
17 Olievuldop
18 Verbindingskast elektriciteitslijn
19 Wisselstroomdynamo batterijlader
20 Koelvloeistoftank
21 Warmtewisselaar water/lucht
22 Uitlaatspruitstuk
23 Startmotor
1.4 Instrumentenpaneel
Legenda afb. 4
1 Urenteller
2 Magnetothermische schakelaar
3 Thermische wisselstroomschakelaar
4 START-/STOP-knop
5 Motorbeschermingsmodule
6 Lampje RUN motor gestart
7 Lampje OIL lage oliedruk
8 Lampje °C hoge temperatuur motor
9 Lampje BATT werking batterijlader
10 Lampje °C hoge temperatuur
wisselstroomdynamo
11 Bougies (niet aanwezig)
12 Brandstofuitgang (uitvoering RINA)
1.5 Veiligheidsvoorschriften
Lees alle informatie in deze handleiding en in de
installatiehandleiding aandachtig door; zij zijn van
fundamenteel belang voor een correcte installatie en het
juiste gebruik van de stroomopwekkinggroep en nodig om
onmiddellijk in te kunnen grijpen in geval dat nodig is.
De fabrikant aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid
voor persoonlijk letsel of materiele schade, die voortkomen
uit veronachtzaming van de veiligheidsvoorschriften.
Bekijk de veiligheidsborden die op de machine zijn
aangebracht aandachtig, en neem de aanwijzingen ervan
in acht.
- Laat de groep niet gebruiken door ondeskundige
personen of personen die geen geschikte opleiding
hebben gehad.
- Laat kinderen of dieren niet in de buurt komen van de
stroomopwekkingsgroep wanneer deze in werking
is.
- Kom niet met natte handen aan de generator of het
bedieningspaneel, aangezien de generator een
mogelijke oorzaak van elektrische schokken is als hij
slecht wordt gebruikt.
- Eventuele controles op de stroomopwekkingsgroep
moeten worden uitgevoerd bij uitgeschakelde motor;
controles op een ingeschakelde groep mogen
uitsluitend worden verricht door gespecialiseerd
personeel.
- Zuig nooit de verbrandingsgassen aan, want zij
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid.
- Zorg ervoor dat de toegangsdeuren gesloten zijn
wanneer de stroomopwekkingsgroep in gebruik is.
- Raak nooit met uw handen het motorlichaam of de
wisselstroomdynamo aan als de
stroomopwekkingsgroep in werking is of nog warm
is.
Als er olie- of brandstoflekkages
geconstateerd worden, dient u te zorgen voor een
nauwkeurige reiniging, om brandgevaar te
vermijden.
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
mase
71
NL
In het geval van brand mag geen
water worden gebruikt voor het doven, maar moeten
brandblusapparaten worden gebruikt.
Als er zich problemen voordoen
o u uitleg nodig heeft, neem dan contact op met de
SERVICE-dienst van Mase.
2. BESCHRIJVING VAN DE GENERATOR
2.1 Algemeen
De stroomopwekkingsgroepen IS 8 en SI 8.5 zijn
ontworpen om gemakkelijk aan boord van schepen te
kunnen worden geïnstalleerd.
De geluiddempende kast, gemaakt van isolerende panelen
van gelakt zeewaardig aluminium, geeft gemakkelijk
toegang tot de motor en de wisselstroomgenerator voor
het uitvoeren van onderhouds- en controlewerkzaamheden,
en zorgt tegelijkertijd voor een aanzienlijke verlaging van
het geluidsniveau.
De 4-takt diesel motor met directe injectie, gebouwd door
Yanmar, is uiterst betrouwbaar en robuust; de emissies
aan de uitlaat zijn in overeenstemming met de CARB-
normen.
De wisselstroomdynamo, van het synchrone, 4-polige
type, zonder borstels, heeft een elektronische
spanningsregelaar (SR7) die de stabiliteit ±5% ervan ten
opzichte van de nominale waarde garandeert.
De grote lostrekcapaciteit van de wisselstroomdynamo
maakt de stroomopwekkingsgroep zeer geschikt voor het
voeden van elektromotoren van air-conditioners,
ontziltingsinstallaties, compressoren, enz.
De stroomopwekkingsgroep beschikt over een lokaal
bedieningspaneel (afb 3 ref. 4) waarop zich de bedieningen
en de controle-instrumenten bevinden.
2.2 Koelsysteem
De motor van de stroomopwekkingsgroep wordt gekoeld
door de circulatie in een gesloten circuit van koelvloeistof
die de warmte afgeeft aan zeewater door middel van een
warmtewisselaar (afb. 3 ref. 20).
Deze warmtewisselaar, gemaakt van kopernikkel, is
speciaal ontworpen door mase om de motor zeewaardig
te maken.
Een tweede warmtewisselaar zorgt voor koeling van de
lucht in de geluidgedempte kast en de lucht die nodig is
voor ventilatie van de wisselstroomdynamo.
Bij installatie moeten een brandstofcircuit van zeewater
voor koeling en een afvoersysteem voor de
verbrandingsgassen en het water dat gebruikt is voor de
koeling, worden aangebracht.
2.3 Bedieningspaneel
Op de stroomopwekkingsgroep zit een bedieningspaneel
voor de besturingen voor het starten en stoppen. Een
motorbeschermingsmodule (afb. 4  ref. 5) beheert de
beschermingen van de stroomopwekkingsgroep, door de
motor in het geval van storingen te stoppen en de
geconstateerde afwijking aan te geven door de lampjes.
- Als het groene controlelampje RUN (afb. 4 ref. 6)
brandt, signaleert het dat de groep in werking is en
dat er geen storingen worden waargenomen.
- Als het rode controlelampje BATT (afb. 4 ref. 9)
brandt, signaleert het dat de wisselstroomdynamo
van de batterijlader defect is.
- Als het rode controlelampje OIL (afb. 4 ref. 7)
brandt, signaleert het dat de druk van de motorolie
onvoldoende is.
- Als het rode controlelampje °C brandt, signaleert
het dat de temperatuur van de koelvloeistof of van het
water dat circuleert in de warmtewisselaars, te hoog
is.
- Als het rode controlelampje °C brandt, signaleert
het dat de wikkelingen van de wisselstroomdynamo
te hoge temperaturen hebben bereikt.
Op het bedieningspaneel zitten verder:
- een tweepolige magnetothermische schakelaar (afb.
4 ref. 2), die de stroomtoevoer onderbreekt in het
geval van overbelasting en kortsluiting.
- een thermische schakelaar (afb. 4 ref. 3) ter
bescherming van de elektrische
laagspanningsinstallatie tegen kortsluiting.
- een urenteller (afb. 4 ref. 1);
- de start- en stopknop van de stroomopwekkingsgroep
(afb. 4 ref. 5).
De stroomopwekkingsgroep is voorbereid voor aansluiting
via een connector op het afstands-startpaneel, door
mase als optie geleverd, dat eventueel kan worden
geïnstalleerd op het bedieningspaneel.
Er zijn twee verschillende modellen afstand-startpanelen
leverbaar, zoals te zien op afbeelding 5.
De eenvoudigste uitvoering heeft een start- en stopknop
(afb. 5 ref. 1), een groen controlelampje (afb. 5 ref. 2)
dat aangeeft dat de groep gestart is, als het gaat branden.
De tweede uitvoering van het afstandsbedieningspaneel
(afb. 5 ref. 3) voorziet, afgezien van de start- en
stopknop, in een instrument dat de drukwaarde van de
motorolie aangeeft (afb. 5 ref. 4) en een instrument dat
de temperatuur van de koelvloeistof aangeeft (afb. 5 ref.
5).
Als het afstand-startpaneel is aangesloten, is het niet
mogelijk de stroomopwekkingsgroep te starten vanaf het
lokale paneel.
ls er onderhoudswerkzaamheden
worden uitgevoerd op de stroomopwekkingsgroep,
moet de negatieve pool van de startaccu worden
afgekoppeld om onopzettelijke starts te vermijden.
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
72
mase
NL
generator zijn, blijft alleen het groene lampje RUN (afb. 4
ref. 6) branden om aan te geven dat de groep gestart is
en regelmatig functioneert.
Herhaaldelijke startpogingen
met negatief resultaat kunnen een overmatige
waterophoping in de afvoerinstallatie veroorzaken,
met mogelijk ernstige consequenties voor de motor.
Als het moeilijk blijkt de motor te starten, mag men het
niet te lang blijven proberen zonder eerst de kraan van de
zeewaterinlaat (afb. 6 ref. 2) te sluiten.
3.4 Stoppen van de groep
De groep wordt gestopt door op de knop OFF op het
bedieningspaneel te drukken.
Alvorens de stroomopwekkingsgroep
te starten wordt geadviseerd hem enkele minuten
te laten functioneren zonder stroom op te nemen,
om de motor en de wisselstroomdynamo te laten
afkoelen.
4. BESCHERMINGEN
De stroomopwekkingsgroepen IS 8, IS 9,5 zijn uitgerust
met een serie beschermingen die hen behoeden tegen
onjuist gebruikt en storingen in de werking.
Wanneer een stroomopwekkingsgroep stopt doordat een
bescherming heeft ingegrepen, zal het lampje, dat de
betreffende storing aangeeft, gaan branden op de
motorbeschermingsmodule (afb. 5 ref- 5) van het
bedieningspaneel.
4.1 Bescherming lage oliedruk
Grijpt in door de groep te stoppen wanneer de druk van de
motorolie onvoldoende is; de ingreep wordt gesignaleerd
doordat het lampje OIL gaat branden (afb. 4 ref. 7).
Over het algemeen is het voldoende de olie aan te vullen
om de groep weer te kunnen starten.
De bescherming tegen lage
oliedruk geeft geen indicatie over het niveau van de
motorolie in de oliepan. Een dagelijkse controle
van dit niveau is derhalve noodzakelijk.
De motor functioneert correct
zolang hij niet langer dan 3 minuten maximaal 30°
gekanteld is; er zijn geen tijdslimieten voor een
kanteling van 25°, zowel in de lengte als in de
breedte. Als de motor zich in omstandigheden
bevindt waarbij hij moet werken bij sterkere
kantelingen, bestaat het risico dat er onvoldoende
smering of afzuiging is door het luchtfilter van de
smeerolie.
3. GEBRUIK VAN DE GENERATOR
3.1 Controles vooraf
Bij de eerste start van de stroomopwekkingsgroep, of na
een onderhoudsingreep te hebben uitgevoerd, is het een
goede regel altijd te controleren:
- of de olie het juiste niveau heeft, met behulp van de
peilstok (afb. 7 ref. 2), zie de tabel A van de
aanbevolen oliën (afb. 8).
- of alle verankeringspunten van de groep goed zijn
gespannen.
- of alle elektrische gebruikers afgekoppeld zijn om te
vermijden dat de groep wordt gestart terwijl hij belast
wordt.
- of alle water- en brandstofleidingen goed verbonden
zijn
- of alle elektrische aansluitingen op de juiste manier
zijn uitgevoerd en of er geen aansluitingen in slechte
staat zijn.
- of de waterkraan open staat (afb. 6 ref. 2)
- of het gedeelte van het watercircuit van de pomp naar
de kleppen met de hand gevuld is, in het geval er een
afsluitklep is gemonteerd op de zeewaterinlaat (zoals
aanbevolen in de installatiehandleiding) (afb. 4 ref.
1).
3.2 Ontluchting van het brandstofsysteem
De aanwezigheid van luchtbellen in het brandstofsysteem
heeft tot gevolg dat de motor onregelmatig werkt of niet in
staat is het nominale toerental te bereiken. De lucht kan
in het brandstofcircuit doordringen via een niet perfecte
afgedichte koppeling (leidingen, filters, tank) of als de
brandstof in de tank op het minimum niveau is.
Het brandstofsysteem is zo ontworpen dat de luchtbellen
die in het circuit zijn doorgedrongen, zelfstandig worden
geëlimineerd. De automatische ontluchting wordt
verkregen door de brandstofpomp een aantal minuten
voordat de motor gestart wordt, te activeren.
De pomp wordt geactiveerd door de START-knop een
ogenblik in te drukken.
Als de motor na deze handeling nog steeds onregelmatig
functioneert, moet een technicus worden geraadpleegd
voor een nauwgezette controle van het brandstofysteem.
3.3 Starten
Alvorens de groep te starten dient u zich ervan te
vergewissen dat de voorafgaande controles, die beschreven
worden in paragraaf 3.1, zijn uitgevoerd.
Start de groep door op de START-knop op het
bedieningspaneel (afb. 4 ref. 4) te drukken en hem pas
los te laten nadat de groep gestart is. Let er hierbij op dat
elke poging niet langer dan 15 sec. duurt en laat minstens
30 sec. voorbijgaan tussen de pogingen. Alle
signaleringslampjes van de motorbeschermingsmodule
(afb. 4 ref. 5) zullen bij de start enkele seconden gaan
branden, en als er geen storingen in de motor of de
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
mase
73
NL
4.2 Bescherming hoge temperatuur water
Grijpt in door de stroomopwekkingsgroep uit te schakelen
als de temperatuur van de koelvloeistof van de motor te
hoog is of als de circulatie van het zeewater komt te
ontbreken.
De ingreep van de bescherming wordt gesignaleerd door
de inschakeling van het lampje °C (afb. 4 ref. 10).
De stroomopwekkingsgroep dient mag pas opnieuw
worden gestart nadat de oorzaak van de storing is
opgespoord en geëlimineerd.
4.3 Bescherming overtemperatuur
wisselstroomdynamo
Grijpt in door de stroomopwekkingsgroep uit te schakelen
wanneer er zich een thermische overbelasting op de
wisselstroomdynamo voordoet.
De ingreep van de bescherming wordt gesignaleerd doordat
het lampje °C (afb. 4 ref. 8) gaat branden. De
stroomopwekkinggroep kan pas na enkele minuten worden
gestart wanneer de temperatuur van de wikkelingen van
de wisselstroomdynamo terugkeert naar normale
waarden. Het wordt hoe dan ook geadviseerd de oorzaken
van de ingreep op te sporen en te elimineren.
In het geval van een ingreep van
een van de bovenstaande beschermingen, moet,
nadat de oorzaak van de ingreep is opgezocht en
opgeheven, de STOP-knop worden ingedrukt om
het bedieningspaneel te resetten (het signaal zou
anders in het geheugen blijven, waardoor de motor
niet kan worden gestart).
4.4 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting
De stroomopwekkingsgroep is beschermd tegen
kortsluiting en elektrische overbelasting. Een tweepolige,
magnetothermische schakelaar (afb. 4 ref. 2) onderbreekt
de stroomtoevoer wanneer er zich kortsluiting voordoet of
wanneer de stroomtoevoer hoger is dan de nominale
waarde.
Alvorens het contact te herstellen door de hendel van de
magnetothermische schakelaar op te tillen, moeten de
gebruikers worden afgekoppeld.
4.5 Bescherming tegen kortsluiting van de elektrische
laagspanningsinstallatie
In het geval van kortsluiting van de elektrische
laagspanningsinstallatie zal het circuit (afb. 4  ref. 3)
worden verbroken zodat de groep gestopt wordt. In dit
geval gaan de signaleringslampjes van de
motorbeschermingsmodule allemaal uit en is het niet
mogelijk een nieuwe startpoging te doen.
Alvorens het elektrische circuit te herstellen door op de
knop op de thermische schakelaar (afb. 4 ref. 3) te
drukken, moet een gespecialiseerd technicus de oorzaak
van de kortsluiting opsporen en verhelpen.
5. ONDERHOUD
Alle onderhoudswerkzaamheden
op de stroomopwekkingsgroep moeten worden
verricht bij uitgeschakelde motor, nadat deze
voldoende is afgekoeld, en mogen alleen worden
verricht door geautoriseerd personeel.
Voordat u zich toegang
verschaft tot de stroomopwekkingsgroep moet een
pool van de startaccu worden afgekoppeld, om
onopzettelijke starts te vermijden.
5.1 Buitengewoon onderhoud van de motor
De periodieke ingrepen die op de motor moeten worden
verricht worden vermeld in de tabel B.
Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de handleiding
die door de fabrikant van de motor wordt geleverd, en elke
stroomopwekkingsgroep vergezelt.
Controleer het niveau van de
motorolie met behulp van de peilstok (afb. 7 ref. 2).
Het niveau moet altijd tussen de kenmerken MAX en
MIN liggen die op de peilstok (afb. 7, ref. 1) staan
aangegeven.
5.2 Verversing motorolie en vervanging oliefilter
De inhoud van de oliepan van de motor bedraagt 3,6 liter.
Het bijvullen of vullen van de motorolie moet gebeuren via
de opening (afb. 3 ref.17).
Om de olie in de oliepan te verversen moet de
niveaupeilstok (afb. 7 ref. 2) worden verwijderd en moet
de extractiepomp (afb. 3 ref. 12) worden bediend nadat
de schroef die als dop fungeert is weggehaald.
Het wordt geadviseerd de olie af te tappen als hij nog
voldoende warm is, zodat het gemakkelijker wegstroomt.
Zie tabel A, afb. 8, voor de aanbevolen olie.
De eerste verversing van de
motorolie dient te worden verricht na 50 bedrijfsuren
van de stroomopwekkingsgroep; de tweede en latere
verversingen dienen om de 200 u. te geschieden.
Voor nadere bijzonderheden
over de smering van de motor dient u de gebruiks-
en onderhoudshandleiding van de motor te
raadplegen, die bij de stroomopwekkingsgroep
geleverd wordt.
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
74
mase
NL
Laat afgewerkte olie of brandstof
nooit in het milieu achter, want het zijn vervuilende
producten.
Geef afgewerkte smeerolie af bij de speciale
Verzamelcentra die zijn belast met de verwerking ervan
als afval.
Zorg ervoor dat de motorolie
niet in contact komt met de huid. Draag
handschoenen en een veiligheidsbril tijdens de
onderhoudswerkzaamheden.
Komt u toch in contact met smeerolie, was het
betreffende lichaamsdeel dan onmiddellijk
zorgvuldig met veel water en zeep.
Om het filterelement van het motoroliefilter (afb. 3 ref. ?)
te vervangen, moet de betreffende steun worden
losgeschroefd met behulp van gereedschap dat gewoon
in de handel verkrijgbaar is. Plaats het nieuwe filterelement
en zorg ervoor dat de rubberen ringpakkingen worden
gesmeerd.
De eerste verversing dient te worden uitgevoerd na 50
bedrijfsuren van de stroomopwekkingsgroep, voor de
tweede en latere verversingen dient een interval van 400
uur in acht te worden genomen.
Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de gebruiks- en
onderhoudshandleiding van de motor.
Gebruik voor de veiligheid van
de motor uitsluitend oorspronkelijke
vervangingsonderdelen.
Maak alle onderdelen van de
stroomopwekkingsgroep die vervuild zijn met olie
en brandstof na de werkzaamheden schoon.
5.3 Reiniging van het luchtfilter
De stroomopwekkingsgroepen van de serie IS beschikken
over een droog luchtfilter, dat verhindert dat er vreemd
voorwerpen kunnen binnenkomen in de
verbrandingsruimte. Voor het onderhoud is het voldoende
de filterkern een maal per jaar schoon te maken met
gasolie, om onzuiverheden te verwijderen.
Laat de vloeistoffen die gebruikt
worden voor het wassen van het luchtfilter niet in het
milieu achter, maar geef hen af bij de speciale
Verzamelcentra.
Alle onderhoudswerkzaamheden
op de stroomopwekkingsgroep moeten worden verricht
bij uitgeschakelde motor, na hem voldoende te hebben
laten afkoelen, en mogen alleen worden verricht door
geautoriseerd personeel.
Voordat u zich toegang verschaft tot
de stroomopwekkingsgroep moet de negatieve pool van
de startaccu worden afgekoppeld, om onopzettelijke
starts van de groepte vermijden.
5.4 Vervanging van het brandstoffilter
Om een lange levensduur en de juiste werking van de
motor te waarborgen, is het uiterst belangrijk dat het
filterelement van het brandstoffilter regelmatig wordt
vervangen, op de tijden die worden aangegeven door de
fabrikant van de motor en vermeld staan in de tabel van
paragraaf 5.12.
Dit dient te gebeuren met de volgende handelingen:
- sluit de brandstofkraan (afb. 3 ref. 24).
- schroef de steunringmoer (afb. 3 ref. 13) helemaal
los
- verwijder het oude filterelement en plaats het nieuwe
- herhaal voor het terugplaatsen dezelfde handelingen
in omgekeerde volgorde.
Na de vervanging is het noodzakelijk het brandstofsysteem
te ontluchten, volgens de handelingen van paragraaf 3.2.
Zorg ervoor dat de brandstof
niet in contact komt met de huid. Draag
handschoenen en een veiligheidsbril tijdens de
onderhoudswerkzaamheden.
Komt u toch in contact met brandstof, was het betreffende
lichaamsdeel dan onmiddellijk zorgvuldig met veel water
en zeep.
Verwijder na de vervanging alle sporen brandstof
en geef de hiervoor gebruikte doeken af bij een
speciaal Verzamelcentrum.
5.5 Controle van de koelvloeistof
Periodiek moet het niveau van het koelmiddel in het
gesloten koelcircuit worden gecontroleerd. De
referentietekens voor deze controle zijn op het expansievat
(afb. 3 ref. 11) aangegeven. Als het niveau onvoldoende
is, moet er koelvloeistof worden toegevoegd in het
expansievat, erop lettend dat de aanwijzing van het
maximum niveau niet wordt overschreden.
Open de sluitdop van het expansievat
(afb. 3 ref. 11) en van de tank (afb. 3 ref. 20) nooit als
de motor warm is, om te vermijden dat de koelvloeistof
gevaarlijk naar buiten komt.
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
mase
75
NL
5.6 Controle van de spanning van de V-snaren
Er wordt een V-snaar gebruikt om de rotatiebeweging over
te brengen van de poelie van de motoras naar die van de
zeewaterpomp (afb. 9 ref. 1).
Een overmatige spanning van de riem versnelt de slijtage
ervan, terwijl een geringe spanning de poelies onbelast
laat draaien en dus niet voor voldoende circulatie van het
water zorgt.
Regel de spanning van de riem als volgt:
haal de twee stelschroeven (afb. 9 ref. 2) los en verplaats
de zeewaterpompen naar buiten om de spanning te
vergroten, of naar binnen om haar te verkleinen. Blokkeer
de schroeven en controleer de spanning ervan.
De riem is correct gespannen als hij ongeveer 5 mm
doorbuigt (afb. 9) onder een belasting van 8 kg.
Een tweede riem wordt gebruikt voor overdracht van de
rotatie van de poelie van de aandrijfas naar die van de
vloeistofpomp van het gesloten circuit en van de
wisselstroomdynamo van de batterijlader (afb. 9 ref. 3).
Regel de spanning van de riem als volgt: haal de stelschroef
(afb. 9 ref. 4) los en verplaats de wisselstroomdynamo
van de acculader (afb. 9 ref. 5) naar buiten om de
spanning te vergroten en naar binnen om haar te verkleinen.
De riem is correct gespannen als hij ongeveer 10 mm
doorbuigt (afb. 9) onder een belasting van 8 kg.
Om te vermijden dat de riem onbelast
draait, mag hij niet met olie worden vervuild. Maak de riem
schoon met benzine als er bij een controle vet op blijkt te
zitten.
Kom nooit met uw handen aan de V-
snaar of aan de poelies als de motor gestart is.
5.7 Lediging van het koelsysteem
Voor onderhoud op de warmtewisselaar water-lucht of op
het koelsysteem moet het aanzuigcircuit van het zeewater
worden geleegd. Dit dient als volgt te worden gedaan:
- sluit de kraan van de zeewaterinlaat (afb. 6 ref. 2);
- open de aftapkraan (afb. 6 ref. 3) totdat het water
helemaal is weggelopen.
- sluit de aftapkraan weer.
Open de zeewaterinlaatkraan
weer voordat u de stroomopwekkingsgroep start.
5 .8 Verversing van de koelvloeistof
Ververs de koelvloeistof in het gesloten koelcircuit ieder
jaar.
Sluit een stuk rubberslang (afb. 10 ref. 2) met een lengte
van 20-30 cm aan op de aftapkraan (afb. 10 ref. 1) die
op het onderstel van de motor zit, om de opvang van
afgewerkte koelvloeistof in een opvangbak (afb. 10 ref.
3) te vergemakkelijken. Open de kraan en laat het
gesloten koelcircuit helemaal leeglopen.
Sluit de kraan weer na deze handeling en vul het circuit
opnieuw met koelvloeistof.
Laat afgewerkte koelvloeistof
niet in het milieu achter, want het is een vervuilende
stof.
Geef afgewerkte koelvloeistof af bij de speciale
verzamelcentra die belast zijn met de verwerking ervan
als afval.
5.9 Vervanging van de zinkanodes
Ter bescherming van de warmtewisselaar water-lucht
(afb. 11 ref. 1) en de warmtewisselaar water-vloeistof
(afb. 11 ref. 2) tegen galvanische stromen zitten hierin
twee opofferingsanodes van zink (afb. 11 ref. 4).
De slijtagetoestand hiervan moet regelmatig worden
gecontroleerd, en zo nodig moeten ze worden vervangen
om te voorkomen dat galvanische stromen de
warmtewisselaar onherstelbaar beschadigen. Het wordt
geadviseerd het zink minstens eenmaal per maand te
controleren als de groep nieuw is, om de slijtagesnelheid
na te gaan, en vervolgens op basis daarvan een regelmaat
vast te stellen
Het is hoe dan ook wenselijk de zinkanoden minstens
eenmaal per jaar te vervangen.
Op afb. 11 worden de punten aangegeven waarop de
zinkanoden geplaatst zijn.
5.10 Onderhoud van de zeewaterpomp
Minstens eenmaal per jaar moet worden gecontroleerd of
de rubberen rotor van de zeewaterpomp intact is (afb. 12
ref. 1).
Alvorens de zeewaterpomp open te maken voor inspectie
van de rotor moet het zeewater uit het koelcircuit worden
afgetapt, zoals beschreven in paragraaf 5.7.
Om bij de rotor te kunnen komen moet het sluitdeksel
(afb. 12 ref. 2) worden verwijderd en moet de rotor met
een tang worden weggehaald, door hem met kracht naar
buiten te trekken. Voor het terugplaatsen van een nieuwe
rotor moeten de bovenstaande handelingen in omgekeerde
volgorde worden herhaald.
5.11 Onderhoud van de wisselstroomdynamo
De wisselstroomdynamo die op dit model generator wordt
gebruikt is van het synchrone, zelfbekrachtigde type met
elektronische spanningsregeling. Dit model
wisselstroomdynamo, zonder spruitstuk en borstels,
vereist geen bijzondere onderhoudswerkzaamheden. De
controles en het periodieke onderhoud zijn beperkt tot het
elimineren van eventuele vocht- en oxidatiesporen die de
dynamo zouden kunnen beschadigen.
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
76
mase
NL
5.12 Onderhoud van de accu
Het wordt geadviseerd om voor het starten van alle
modellen stroomopwekkingsgroepen een accu van 80 A/
h te gebruiken bij omgevingstemperaturen boven 0°C, en
van 100 A/h voor lagere temperaturen. Het is belangrijk
dat een nieuwe accu die geïnstalleerd wordt, helemaal is
opgeladen.
Controleer minstens eenmaal per maand het niveau van
het elektrolyt en vul het eventueel aan met gedistilleerd
water. Als de stroomopwekkingsgroep lange tijd niet
wordt gebruikt, is het raadzaam de accu af te koppelen en
op een droge plaats bij een temperatuur boven 10°C te
bewaren, en hem eenmaal per maand helemaal op te
laden.
Als de accu lange tijd
helemaal leeg wordt gelaten, bestaat de kans dat
hij onherstelbaar beschadigd wordt.
Bescherm de positieve accuklem beslist zorgvuldig met
vaseline, om corrosie en roestvorming te vermijden.
Voor het bijvullen van zwavelzuur moeten
beslist al geprepareerde oplossingen worden gebruikt.
Bij het uitvoeren van de
werkzaamheden voor het bijvullen van accus, met
gedistilleerd water of zuur, moeten rubberen handschoenen
en een beschermbril worden gedragen, om onopzettelijke
contact van zwavelzuur met de huid te voorkomen.
Komt u toch in contact met zwavelzuur, was het
betreffende lichaamsdeel dan zorgvuldig met veel
water en zeep, en raadpleeg een arts.
Alvorens de accu weer te gaan
opladen dient u het niveau van het elektrolyt te controleren
en eventueel aan te vullen met gedistilleerd water. Dit
moet opnieuw worden gedaan als de oplaadcyclus
beëindigd is.
5.13 Inactieve periodes
Start de stroomopwekkingsgroep minstens eenmaal per
maand. Als de groep lange tijd niet gebruikt zal worden,
moeten de volgende werkzaamheden worden verricht:
- ververs de motorolie
- vervang het filterelement van het oliefilter (zie par. 5.2)
- vervang het filterelement van het brandstoffilter (zie
par. 5.4)
- verwijder de verstuivers en doe in elke cilinder 2 cc
motorolie, en laat de motor enkele toeren draaien
door de poelie van de aandrijfas met de hand te
draaien. Monteer de verstuivers weer.
- Vervang de zinkblokjes (zie par. 5.9).
- Laat antivriesvloeistof opzuigen door de
zeewaterinlaatslang, hetgeen tot taak heeft de
warmtewisselaars te beschermen tegen lage
temperaturen en de rotor van de zeewaterpomp en de
metalen onderdelen die in het koelsysteem zitten te
smeren.
- Koppel de startaccu af en zet hem op een droge
plaats (zie par. 5.12)
- Koppel de afvoerleiding in zee van het motorspruitstuk
af.
- Maak het zeewaterfilter schoon.
- Sluit de kraan van de zeewaterinlaat
- Laat het zeewater uit de uitlaatpijp lopen.
- Maak de antisifonklep schoon en smeer hem, als hij
geïnstalleerd is (siphon break).
5.14 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde
ingrepen
HANDELING .................................................... UREN
Controle niveau motorolie ................................. 10
Controle niveau koelvloeistof............................ 10
Controle op olielekkages ................................... 20
Controle op brandstoflekkages ......................... 20
Controle op vloeistoflekkages ........................... 20
Instelling spanning V-snaar ..............................100
Controle acculading ..........................................100
Reiniging brandstoffilter ...................................200
Instelling van de riemspanning ........................200
*Verversing motorolie .......................................200
Controle rotor zeewaterpomp ..........................400
Controle toerental motor ..................................400
Controle toestand elektrische aansluitingen ..400
Vervanging brandstoffilter ................................400
*Vervanging oliefilter ........................................400
Controle verstuivers ..........................................400
Controle injectiefasering ..................................400
Instelling speling inlaat/aftapklep....................400
Controle brandstofinjectiepomp.....................1000
Controle elektrolytniveau accu .............. MENSILE
Metalen onderdelen reinigen en roest verwijderen
................................................................. ANNUALE
Reiniging luchtfilter................................ ANNUALE
Totale verversing koelvloeistof ............. ANNUALE
Vervanging zinkanodes ......................... ANNUALE
* De eerste verversing na 50 uur, daarna volgens de
aangegeven intervallen.
5.15 Storingentabel
De startmotor draait maar de hoofdmotor start niet
- Controleer of er brandstof in de tank zit. (Bijvullen)
- Controleer of de stop-elektromagneet in trekkende
stand is (Raadpleeg de Assistentie).
- Tap luchtbellen uit het brandstofcircuit af. (Zie par.
3.2)
TAB. B
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
mase
77
NL
De motorbeschermingsmodule wordt niet
geactiveerd als op de START-knop wordt gedrukt.
- Controleer of de beschermende thermische
schakelaar (afb. 4 ref. 3) open is. (Herstel het
contact door op de rode knop te drukken (afb. 4 ref.
3).
- Controleer de verbindingskabels en -klemmen op de
accu en de elektrische aansluitingen (weer
aansluiten).
- Controleer of de accu intact is (heropladen of
vervangen).
De stroomopwekkingsgroep gaat uit tijdens het
werk
- Controleer of er een bescherming is geactiveerd en
het bijbehorende lampje is gaan branden. (Elimineer
de oorzaak en probeer opnieuw te starten).
- Controleer of er brandstof in de tank zit (bijvullen).
De motor vormt veel rook bij de uitlaat
- Controleer of het olieniveau in de pan niet hoger is dan
de aanduiding MAX. (het niveau herstellen).
- Controleer of de groep niet overbelast is.
- Controleer de afstelling van de verstuivers (Raadpleeg
de Assistentie).
De motor werkt onregelmatig
- Controleer de brandstoffilters (vervangen).
- Tap de luchtbellen af uit het brandstofcircuit. (Zie par.
3.2)
De spanning van de wisselstroomdynamo is te laag.
- Corrigeer de spanningswaarde via de elektronische
regelaar.
- Controleer het toerental van de motor (1560 rpm
zonder aangesloten gebruikers).
- Spanningsregelaar defect (vervangen).
Startaccu leeg
- Controleer het niveau van de elektrolyt in de accu
(Niveau herstellen).
- Controleer de werking van de wisselstroomdynamo.
- Controleer of de accu intact is.
De stroomopwekkingsgroep geeft geen spanning af.
- Controleer of de magnetothermische schakelaar (afb.
4  ref. 2) in de stand ON staat. Als dit niet zo is,
neem dan contact op met een erkend
assistentiecentrum.
Onderdelen van het schakelschema (pag. 9-10, afb
13-14)
1 Magnetothermische schakelaar
2 Urenteller
3 Wisselstroomdynamo
4 Stator
5 Bekrachtiger
6 Elektronische spanningsregelaar
7 Thermische schakelaar
8 Motorbeschermingsmodule
9 START/STOP-knop
10 Brandstofmeter
11 Indicator oliedruk
12 Indicator watertemperatuur
13 Brandstofpomp
14 Sensor hoge watertemperatuur
15 Sensor hoge temperatuur koelvloeistof
16 Oliedrukschakelaar
17 Wisselstroomdynamo
18 Elektromagnetische stopmagneet
19 Startmotor
20 Verbindingsklemmen accu
21 Instrument indicator oliedruk
22 Instrument indicator temperatuur koelvloeistof
23 STAT/STOP-knop
24 Verbindingskabel afstandsbedieningspaneel
25 Connector voor verbinding afstandbedieningspaneel
26 Afstandsbedieningpaneel
27 Afstandsbedieningpaneel
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
78
mase
NL
6. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
IS IS,6,6
50 Hz 60Hz 50 Hz 60Hz
Model
Type
Cilinders
Materiaal cilinderblok
Boring (mm)
Slag (mm)
Cilinderinhoud (cc)
Vermogen 50/60 Hz (PK) 13,5 16,2 14,8 17,8
Toerental 50/60 Hz (rpm) 1500 1800 1500 1800
Compressieverhouding
Verbrandingssysteem
Materiaal kop
Regelaar
Smeersysteem
Inhoud oliepan (l.)
Motorstopsysteem
Brandstofpomp
Max. opstuwing brandstof (cm)
Brandstofverbruik (g/hp/h) 2,9 3,4 3,2 3,6
Vereiste lucht (l/min) 730 876 790 948
Startaccu /Ah-V)
Acculader (Ah-V)
Startmotor (kW-V)
Max. kanteling
50 Hz 60 Hz 50 Hz 60 Hz
Type
Instelling
Koeling
Spanning (V) 115 - 230 120 - 240 115 - 230 120 - 240
Frequentie (Hz) 50 60 50 60
Nominale stroom (A) 67,8 - 33,9 73,3 - 36,6 78,2 - 39,1 83,3 - 41,
6
Max. vermogen (Kw) 7,8 8,8 9 10
Cont. vermogen (Kw) 7,2 8,5 8,2 9,5
Vermogensfactor (cos. Ø )
Isolatieklasse
Spanningsstabiliteit
Frequentiestabiliteit
H
±2%
±5%
gietijzer
synchroon, 4-polig, zelfbekrachtigd
elektronisch
lucht/water (Intercooler W/A)
1
70 - 12
40 - 12
1,2 - 12
30°
5,2
spoel
elektrisch
70
Directe injectie
gietijzer
centrifuge, mechanisch
gestuwd
82
1331
84
18:1
78
1204
Yanmar 3TNE82
diesel, 4-takt
3
Yanmar 3TNE78A
1/88