2 – Indien de stroomopwekkende groep bij levering uitgerust is met een een geïntegreerd differentiaalbeveiligingsaggregaat (met een
neutrale wisselstroomgenerator aangesloten met de aarding van de stroomopwekkende groep).
In het geval van het toevallig gebruik van een of meerdere mobiele of draagbare apparaten, is de aarding van de
stroomopwekkende groep niet noodzakelijk, maar de aansluitingsregels van de aardingen, gemeld in punt a) van paragraaf 1
hierboven, dienen te worden geëerbiedigd.
In het geval van voeding door een tijdelijke of semi-permanente installatie (bouwwerf, spektakel, kermisactiviteit..), de aarding van
de stroomopwekkende groep verbinden met de aarde en de regels eerbiedigen, die vermeld zijn in punt a) van paragraaf 1
hierboven.
In het geval van de hervoeding in noodgeval van een vaste installatie
, moet de verbinding van de stroomopwekkende groep met de
aarding van de installatie die moet hervoed worden, en de elektrische verbinding, uitgevoerd worden door een bevoegd elektrieker,
de toepasselijke reglementering respecterend op de plaats van de installatie.De stroomopwekkende groep niet direct verbinden met
andere krachtbronnen (publiek distributienet, bijvoorbeeld); een bronnenomkeerder installeren.
Mobiele aggregaten (voorbeeld:een stroomopwekkende groep geplaatst op een voertuig in beweging)
Indien de aarding niet mogelijk is, moeten de aardingen van het voertuig en van de gebruiksmaterialen, verbonden met de
stopcontacten van de stroomopwekkende groep, geïnterconnecteerd worden met de aarding van de stroomopwekkende groep door
een beveiligingsgleider, daarbij de regels respecterend van verbinding van de aardingen vermeld in punt a) van paragraaf 1 hierboven.
De beveiliging tegen elektrische schokken wordt bereikt door speciaal ontworpen ontkoppelaars voor de stroomopwekkende groep: in
geval van nood, deze vervangen door ontkoppelaars met identieke nominale waarden en kenmerken.
1.3.6 Gevaar van draaiende onderdelen
Ga nooit dichtbij draaiende onderdelen in werking staan met losse kleren of met lange
haren zonder beschermnet op het hoofd.
Probeer geen draaiende onderdelen in werking tegen te houden, te vertragen of te
blokkeren.
Gevaar
1.3.7 Voorzorgsmaatregelen tegen uitlaatgassen
Koolmonoxide in uitlaatgassen is dodelijk als de concentratie ervan in de lucht die men
inademt te groot is.
Gebruik het aggregaat altijd in een goed geventileerde ruimte waar de gassen zich niet
kunnen ophopen.
Gevaar
Met het oog op de veiligheid en voor de goede werking van het aggregaat, is een goede ventilatie verplicht (risico van vergiftiging, van
oververhitting van de motor en van ongevallen of van schade aan apparatuur of omringende goederen). Indien de apparatuur binnen in
een gebouw gebruikt wordt, dan moeten de uitlaatgassen worden afgevoerd naar buiten en moet er een geschikte ventilatie zijn, om te
voorkomen dat de aanwezige personen of dieren onwel worden.
1.3.8 Voorwaarden voor het gebruik
De vermelde prestaties van de stroomaggregaten worden behaald onder de referentieomstandigheden volgens ISO 8528-1 (2005):
9 Totale atmosferische druk: 100 kPa.
9 Omgevingstemperatuur van de lucht: 25 °C (298K).
9 Relatieve vochtigheid: 30 %.
De prestaties van de aggregaten worden ongeveer 4% verminderd voor elke temperatuurstijging van 10°C en/of ongeveer 1% voor
elke toename van de hoogteligging met 100 m.
1.3.9 Capaciteit van het stroomaggregaat (overbelasting)
Overschrijd nooit de capaciteit (Ampère en/of Watt) van het nominaal vermogen van het aggregaat tijdens werking in continu bedrijf.
Bereken het vereiste elektrische vermogen van de elektrische apparaten (in Watt of Ampère) alvorens het aggregaat aan te sluiten en
in werking te stellen. Dit elektrische vermogen staat eveneens vermeld op de identificatieplaat van de lampen, elektrische apparaten,
motoren etc. De totale waarde van alle vermogens van de gebruikte apparaten mag terzelfder tijd niet hoger liggen dan het nominale
vermogen van het aggregaat.
1.3.10 Bescherming van het milieu
Vang de motorolie bij het aftappen op in een daartoe voorziene verzamelbak: laat de olie nooit op de grond vloeien.
Voorkom, voor zover mogelijk, dat geluiden tegen muren of andere bouwsels weerkaatsen (versterking van het volume).
Als het aggregaat gebruikt wordt op plaatsen met bomen of struikgewas of op begroeid terrein, en als de uitlaatdemper geen
vonkenvanger heeft, verwijder dan de begroeiingen over een voldoende brede zone en let goed op dat vonken geen brand kunnen
veroorzaken.