Mase IS 35-42 Usage Manual

Categorie
Stroomgeneratoren
Type
Usage Manual
IS 29
74
mase
NL
INHOUDSOPGAVE
Afbeeldingen .........................................................................................................................................2
Schakelschema ..................................................................................................................................... 8
1 ALGEMENE INFORMATIE ........................................................................................................... 75
1.1 Doel en toepassingsgebied van de handleiding ............................................................................. 75
1.2 Symbolen ..................................................................................................................................... 75
1.3 Referentiedocumentatie ................................................................................................................ 76
1.4 Facsimile van de EG-verklaring van overeenstemming .................................................................. 76
1.5 Referentienormen .......................................................................................................................... 76
1.6 Identificatie van de machine .......................................................................................................... 76
1.7 Samenstelling van de stroomopwekkingsgroepen ......................................................................... 77
1.8 Instrumentenpaneel ...................................................................................................................... 77
2 EIGENSCHAPPEN VAN DE GENERATOR................................................................................... 77
2.1 Algemene eigenschappen ............................................................................................................. 77
2.2 Koelsysteem ................................................................................................................................ 77
2.3 Bedieningspaneel ......................................................................................................................... 77
2.4 Tabel van de technische eigenschappen IS 29 ............................................................................ 78
3 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ................................................................................................. 79
3.1 Algemene voorzorgsmaatregelen .................................................................................................. 79
3.2 Voorschriften voor de veiligheid tijdens de installatie en de inbedrijfstelling ................................... 79
4 GEBRUIK VAN DE GENERATOR ................................................................................................. 80
4.1 Controles vooraf ............................................................................................................................ 80
4.2 Ontluchting van het brandstofsysteem .......................................................................................... 80
4.3 Starten .......................................................................................................................................... 80
4.4 Stoppen van de groep ................................................................................................................... 80
5 BESCHERMINGEN ....................................................................................................................... 81
5.1 Bescherming lage oliedruk ........................................................................................................... 81
5.2 Bescherming hoge temperatuur water ...........................................................................................81
5.3 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting .......................................................................... 81
5.4 Bescherming tegen kortsluiting van de elektrische laagspanningsinstallatie ................................. 81
6 ONDERHOUD ...............................................................................................................................82
6.1 Voorwoord .................................................................................................................................... 82
6.2 Gewoon onderhoud van de motor .................................................................................................. 82
6.3 Verversing van de motorolie en vervanging van het oliefilter ........................................................... 82
6.4 Reiniging van het luchtfilter ...........................................................................................................82
6.5 Vervanging van het brandstoffilter .................................................................................................. 83
6.6 Controle van de koelvloeistof ......................................................................................................... 83
6.7 Controle van de spanning van de V-snaren ................................................................................... 83
6.8 Lediging van het koelsysteem ....................................................................................................... 83
6.9 Verversing van de koelvloeistof ...................................................................................................... 83
6.10 Vervanging van de zinkanodes ...................................................................................................... 84
6.11 Onderhoud van de zeewaterpomp ................................................................................................. 84
6.12 Onderhoud van de wisselstroomdynamo ....................................................................................... 84
6.13 Onderhoud van de accu ................................................................................................................ 84
6.14 Inactieve periodes ......................................................................................................................... 84
6.15 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde ingrepen ................................................................ 85
6.16 Storingentabel............................................................................................................................... 85
7 TRANSPORT EN VERPLAATSING ............................................................................................. 86
8 AFDANKEN .................................................................................................................................. 86
9 Referenties schakelschema ......................................................................................................86
IS 29
mase
75
NL
1 ALGEMENE INFORMATIE
Neem aandachtig deze handleiding door alvorens u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine
1.1 Doel en toepassingsgebied van de handleiding
Wij danken u om te hebben gekozen voor een product mase.
Deze handleiding werd opgesteld door de Fabrikant, met als doel alle essentiële informatie en instructies te leveren
om het product op correcte en veilige wijze te gebruiken en te onderhouden, en maakt wezenlijk deel uit van de uitrusting
relatief aan de stroomopwekkingsgroep. Bewaar hem zorgvuldig gedurende de hele levensduur van de machine. Deze
handleiding moet de stroomopwekkingsgroep begeleiden indien deze wordt verplaatst of van gebruiker/eigenaar
veranderd.
De informatie bevat in de handleiding is bestemd voor alls personen betrokken bij de bedrijfscyclus van de
stroomopwekkingsgroep, en zijn noodzakelijk, zowel voor wie de verschillende handelingen feitelijk uitvoert, als voor
wie belast is met de coördinatie ervan, om de nodige logistiek voor te bereiden en de toegang tot de ruimte waar de
stroomopwekkingsgroep wordt geïnstalleerd en zal werken te reglementeren.
De handleiding definieert het doel waarvoor de machine werd ontworpen en bevat alle nodige informatie om borg te staan
voor een veilig en correct gebruik.
De constante inachtneming van de aanwijzingen bevat in de handleiding, garandeert de veiligheid van de operator, een
zuinig gebruik en langere levensduur van de machine.
Het is stellig aangeraden de inhoud van deze handleiding en de referentiedocumenten aandachtig te lezen; Alleen op
deze manier kan worden borg gestaan voor een regelmatige en betrouwbare werking van de stroomopwekkingsgroep,
en wordt schade aan personen en zaken voorkomen.
De tekeningen dienen als voorbeeld. Ook als uw machine aanzienlijk verschilt van de illustraties gegeven in deze
handleiding, worden de veiligheid en de geleverde informatie gegarandeerd.
Om de handleiding makkelijker te raadplegen, werd hij onderverdeeld in hoofdstukken, volgens de belangrijkste
begrippen; Voor een snelle raadpleging verwijzen wij naar de inhoudsopgave.
Nota: de informatie bevat in deze uitgave is correct op het moment van het drukken. De Fabrikant behoudt zich het
recht voor om zonder kennisgeving veranderingen aan te brengen, in het raam van een beleid afgestemd op de
voortdurende ontwikkeling en bijwerking van het product.
1.2 Symbolen
De belangrijkste tekstdelen staan vetjes gedrukt en worden voorafgegaan door symbolen, die hieronder worden
geïllustreerd en toegelicht.
Betekent dat men attent moet zijn, om ernstige gevolgen te voorkomen die de dood kunnen
veroorzaken of schade kunnen toebrengen aan de gezondheid van het personeel.
Situatie die kan optreden tijdens de levensloop van een product, systeem of installatie beschouwd als
zijnde risicodragend voor het personeel, de eigenschappen, het milieu of de zuinige werking.
Betekent dat men attent moet zijn, om ernstige gevolgen te voorkomen die schade kunnen
toebrengen aan materiale bezittingen zoals de hulpbronnen of het product
Belangrijke aanwijzingen.
IN GEVAL DE SPECIFICATIES UIT DEZE INSTALLATIE-HANDLEIDING VERONACHTZAAMD WORDEN,
KOMT DE GARANTIE OP HET PRODUCT TE VERVALLEN
IS 29
76
mase
NL
1.3 Referentiedocumenten
De gebruiksinstructies geleverd met elke
stroomopwekkingsgroep bestaan uit een reeks
documenten waarvan deze handleiding het Algemeen
Deel is. Normaal gezien worden de volgende documenten
geleverd:
a - EG-verklaring van overeenstemming.
b - Handleiding met instructies voor het gebruik en het
onderhoud van de stroomopwekkingsgroepen (deze
handleiding).
c - Handleiding voor de installatie van de
stroomopwekkingsgroepen.
d - Schakelschema van het bedienings-, controle- en
vermogenspaneel.
e - Handleiding voor het Gebruik en het Onderhoud van de
Motor.
f - Handleiding voor het Gebruik en het Onderhoud
geleverd door de Fabrikant van de Wisselstroomdynamo.
g - Eventuale andere handleidingen relatief aan de optionele
accessoires, geleverd door hun respectieve Fabrikanten.
h - Lijst Technische Centra Mase.
i - Garantiebewijs
l - Garantiekaart
1.4 Facsimile van de EG-verklaring van
overeenstemming
De stroomopwekkingsgroepen, gebouwd door het bedrijf
mase, bestemd voor de landen van de Europee
Gemeenschap, zijn conform de van kracht zijnde EG-
richtlijnen (zie 1.5), en zijn voorzien van een EG-verklaring
van overeenstemming (Fig.1).
1.5 Wettelijke referentienormen- en bepalingen
Alle stroomopwekkingsgroepen op diesel van Mase
werden ontworpen en gebouwd overeenkomstig de van
kracht zijnde wetgeving.
De stroomopwekkingsgroep en zijn componenten werden
gerealiseerd overeenkomstig de volgende toepasbare
Normen en Richtlijnen:
EN 292-1/2 : Normen relatief aan de veiligheid van de
operator. Algemene ontwerpprincipes.
EN 294 : Normen relatief aan de veiligheid van de
operator.
Veiligheidsafstand om te voorkomen dat de bovenste
ledematen in contact komen met gevaarlijke onderdelen.
ISO 3046 : Wisselstroommotors met interne verbranding.
IEC 34-1 : Roterende elektrische machines.
ISO 8528 -1 : Wisselstroomopwekkings-groepen,
aangedreven met een wisselstroommotor met interne
verbranding.
EN 60204 -1 (CEI 44-5) :
- Veiligheid van de operator.
- Elektrische uitrusting van de machines.
EN 60439 -1 (CEI 17-13/1) : Geheel van veiligheids- en
manoeuvreerinrichtingen voor laagspanning (LS-
bedieningspanelen).
EN 50081-1/2 (Elektromagnetische compatibiliteit) :
Algemene uitstotingsnormen
- deel 1 - woonwijken, handelswijken en zones met
matige industriële activiteit
- deel 2 - industriezones.
EN 50082-1/2 (Elektromagnetische compatibiliteit) :
Algemene immuniteitsnormen
- deel 1 - woonwijken, handelswijken en zones met
matige industriële activiteit
- deel 2 - industriezones.
89/392/CEE en daaropvolgende wijzigingen bevat in de
richtlijnen 91/368/CEE, 93/44/CEE en 93/68/CEE :
Essentiële vereisten van de machines, met het oog op de
veiligheid en het behoud van de gezondheid (richtlijn
"Machines").
73/23/CEE en daaropvolgende wijzigingen bevat in de
richtlijn 93/68/CEE : Veiligheidsgarantie die het elektrisch
materiaal - bestemd om te worden gebruikt in een
bepaald spanningsbereik - moet bezitten (richtlijnen
"Laagspanning").
1.6 Identificatie van de machine
Zie afb.2
1 - Fabrikant
2 - Machinecode
3 - Bouwjaar
4 - Vermogensfactor
5 - Aangegeven frequentie
6 - Continu vermogen
7 - Nominale spanning
8 - Nominale stroom
9 - Gewicht
10 - Serienummer
De gegevens die het coden van de machine, het serien
en het bouwjaar identificeren, moeten steeds aan de
Fabrikant worden meegedeeld bij verzoeken om
informatie, wisselonderdelen, enz.
IS 29
mase
77
NL
1.7 Samenstelling van de stroomopwekkingsgroepen
Zie afb.3
De stroomopwekkingsgroepen bestaan voornamelijk uit
de volgende componenten:
1 - Geluidsisolerende kast
2 - Bovenste toegangsdeur
3 - Laterale toegangsdeur
4 - Instrumentenpaneel
5 - Verankeringsbeugels
6 - Afvoerkanaal voor rook en koelwater
7 - Verbinding zeewaterinlaat
8 - Verbindingen met brandstoftank
9 - Verbindingsklemmen accu
10- Luchtfilter motor
11- Expansievat koelvloeistof
12- Extractiepomp motorolie
13- Filterpatroon stookolie
14- Zeewaterpomp
15 - Brandstofpomp
16- Filterpatroon olie
17- Bijvuldop olie
18- Aansluitdoos stroomnet
19- Wisselstroomdynamo acculading
20- ?????????
21- Uitlaatspruitstuk
22- Startmotor
23 - Connector afstandsbedieningspaneel
24 - Regelschroef motortoerental
25 - Warmtewisselaar water/water
1.8 Instrumentenpaneel
Zie afb.4
Elke stroomopwekkingsgroep beschikt over een
instrumentenpaneel voor de bediening en de controle,
dat de volgende componenten bevat:
1 - Urenteller
2 - Magnetothermische schakelaar
3 - Thermische gelijkstroomschakelaar
4 - START/STOP-knop
5 - Motorbeschermingsmodule
6 - Controlelampje "RUN" motor gestart
7 - Controlelampje "OIL" lage druk olie
8 - Controlelampje " °C " hoge temperatuur
wisselstroomdynamo
9 - Controlelampje "BATT." acculading
10 - Controlelampje " °C " hoge temperatuur motor
11 - Controlelampje voorgloeiing bougies (niet
aanwezig)
12 - Uitstromen brandstof (model "RINA")
2 EIGENSCHAPPEN VAN DE GENERATOR
2.1 Algemene eigenschappen
De stroomopwekkingsgroepen IS werden ontworpen om
makkelijk in schepen te worden geïnstalleerd.
De geluidsisolerende kast, voorzien van blauw geverfde
alluminiumpanelen, zorgt voor een makkelijke
bereikbaarheid van de motor en de wisselstroomdynamo,
voor een onderhouds- of een controlebeurt, en dempt
tegelijk aanzienlijk het geluid.
De 4-taktdieselmotor met directe injectie, gebouwd door
Yanmar, is bijzonder betrouwbaar en sterk; de
uitstootwaarden aan de uitlaat zijn conform de CARB-
normen.
De synchrone wisselstroomdynamo, met 4 polen, zonder
borstels, beschikt over een elektronische
spanningsregelaar (SR7) die een stabiliteit van ± 5%
garandeert tegenover de nominale waarde. De grote
startcapaciteit van de wisselstroomdynamo maakt de
stroomopwekkingsgroep bijzonder geschikt voor de
voeding van de elektrische motors van airconditionings,
ontzoutingssystemen, compressoren, enz.
De stroomopwekkingsgroep beschikt over een lokaal
bedieningspaneel [afb. 3 ref. 4 ] met bedieningsknoppen
en -instrumenten.
2.2 Koelsysteem
De motor van de stroomopwekkingsgroep wordt afgekoeld
door circulatie, in een gesloten circuit, met een
koelvloeistof die warmte afstaat aan het zeewater, via
een warmtewisselaar [afb. 3 ref. 25] .
Deze warmtewisselaar, werd speciaal door mase
ontworpen voor het gebruik van motors op zee.
Een tweede warmtewisselaar koelt de lucht binnen
in de geluidsisolerende kast en de lucht die nodig is voor
de ventilatie van de wisselstroomdynamo.
Bij de installatie moet voor de koeling een circuit aangelegd
worden dat zeewater aanvoert en een systeem dat het
mengsel van verbrandingsgassen en water afvoert, zoals
aangeduid in de handleiding relatief aan de installatie.
2.3 Bedieningspaneel
Op de stroomopwekkingsgroep bevindt zich een
bedieningspaneel (afb. 4) voor de bediening en de uitvoering
van de start- en stophandelingen. Een
motorbeschermingsmodule [afb. 4, ref. 5] staat in voor de
bescherming van de stroomopwekkingsgroep, door de
motor stil te leggen bij een defect en de opgespoorde
onregelmatigheid te melden m.b.v. de controlelampjes.
- Als het groen controlelampje "RUN" [afb. 4, ref. 6]
brandt, betekent dit dat de groep in werking is en geen
enkele onregelmatigheid werd vastgesteld.
- Als het rood controlelampje "BATT." [afb. 4, ref. 9]
IS 29
78
mase
NL
brandt, betekent dit dat de wisselstroomdynamo die de
accu oplaadt beschadigd is.
- Als het rood controlelampje "OIL" [afb. 4, ref. 7] brandt,
betekent dit dat de druk van de motorolie ontoereikend is.
- Als het rood controlelampje [afb. 4, ref. 10] brandt,
betekent dit dat de temperatuur van de koelvloeistof of
het water dat in de warmtewisselaar stroomt te hoog is.
- Als het rood controlelampje [afb. 4, ref. 8] brandt,
betekent dit dat de windingen van de wisselstroomdynamo
een te hoge temperatuur hebben bereikt.
Op het bedieningspaneel bevinden zich ook:
- een magnetothermische bipolaire schakelaar [afb. 4,
ref. 2] die de stroomtoevoer onderbreekt in geval van
overbelasting en kortsluiting;
- een thermische schakelaar [afb. 4, ref. 3] ter bescherming
van de elektrische laagspanningsinstallatie tegen
kortsluiting;
- een urenteller [afb. 4, ref. 1];
- de start/stopknop relatief aan de
stroomopwekkingsgroep [afb. 4, ref. 4].
De stroomopwekkingsgroep is voorzien om m.b.v. van
een connector [afb. 3, ref. 23] te worden aangesloten op
het afstandsstartpaneel, dat als optie wordt geleverd
door mase, en eventueel op de commandobrug kan
worden geïnstalleerd.
Het afstandsstartpaneel is beschikbaar in twee modellen,
zoals geïllustreerd in afb. 5.
Het meest eenvoudige model [afb. 5, ref. 1] beschikt over
de start/stopknop, en een groen controlelampje [afb. 5,
ref. 2] dat brandt als de groep in werking is.
Het tweede model van het paneel [afb. 5, ref. 3] heeft,
naast de start/stopknop en het controlelampje, een
instrument dat de drukwaarde van de motorolie meet
[afb. 5, ref. 4] en een ander instrument dat de temperatuur
van de koelvloeistof meet [afb. 5, ref. 5].
Tijdens het uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden aan de
stroomopwekkingsgroep moet de negative pool van
de startaccu losgekoppeld zijn om een onverwachte
start van de groep te vermijden.
2.4 Tabel van de technische eigenschappen IS 29
60 Hz
Model
Yanmar 4TNE94A
Type
Diesel 4-takt
Cilinders (aantal)
4
Materiaal cilinderblok
Gietijzer
Boring (mm)
94
Slag (mm)
100
Cilinderinhoud (cc)
2776
Vermogen (PK)
46,4
Toerental
1800
Compressieverhouding
18:1
Injectiesysteem
Direkt
Materiaal kop
Gietijzer
Toerenregelaar
Centrifugaal, mechanisch
Smeersysteem
Onder druk
Inhoud oliepan (l)
10,2
Motorstopsysteem
Spoel
Brandstofpomp
Mechanisch
Max. opvoerhoogte
brandstofpomp (cm)
80
Brandstofverbruik in
volbelaste toestand (l/h)
8,4
Hoeveelheid verbrandingslucht (l/min)
19
Startaccu (Ah-V)
80 - 12
Acculading
40 - 12
Startmotor (kW-V)
2,3 - 12
Max. kanteling tijdens gebruik
30°
Opbrengst zeewaterpomp (l/min)
45
60 Hz
Type
Synchroon, 4-polig
zelfbekrachtigd
Regeling
Elektronisch
Koeling
Lucht
Spanning (V)
120
Frequentie (Hz)
60
Nominale stroom (A)
108
Vermogensfactor (cos ø)
1
Max. vermogen (Kw)
25
Cont. vermogen (Kw)
22,4
Isolatieklasse
H
Spanningsstabiliteit
±2%
Frequentiestabiliteit
±5%
IS 29
mase
79
NL
3 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
3.1 Algemene voorzorgsmaatregelen
Alvorens de stroomopwekkingsgroep te starten en
alvorens met elke willekeurige smeer- of
onderhoudshandeling te beginnen is het absoluut
noodzakelijk dat het personeel dat de groep zal gebruiken
alle WAARSCHUWINGEN en de tekstblokken waar LET
OP en GEVAAR bij staat die in deze handleiding staan
en in de nadere technische documentatie die erbij
verstrekt wordt goed gelezen en begrepen heeft.
De fabrikant kan echter niet alle mogelijke situaties
voorzien die tijdens de toepassing en het gebruik van de
stroomopwekkingsgroep in de praktijk potentiële risico's
met zich mee kunnen brengen.
De diverse handelingen en/of procedures om onderhoud
te plegen die niet uitdrukkelijk geadviseerd worden of
aangegeven zijn in de gebruikshandleidingen moeten
altijd aan de fabrikant gemeld worden en goedgekeurd
worden door de fabrikant.
Wanneer er een procedure gehanteerd moet worden die
niet specifiek geadviseerd is moet de gebruiker ervoor
zorgen en dit valt bovendien onder zijn verantwoordelijkheid
dat de betreffende procedure veilig is en geen persoonlijk
letsel of materiële schade teweeg brengt.
De fabrikant aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid
voor persoonlijk letsel of materiële schade die voortkomen
uit veronachtzaming van de veiligheidsvoorschriften.
Bekijk de veiligheidsborden die op de machine
aangebracht zijn goed en neem de aanwijzingen die erop
staan in acht.
- Laat de stroomopwekkingsgroep niet gebruiken door
ondeskundige personen of personen die geen geschikte
opleiding hebben gehad.
- Laat kinderen of dieren niet in de buurt komen van de
stroomopwekkingsgroep wanneer deze in werking is.
- Kom niet met natte handen aan de generator, aangezien
de generator een mogelijke oorzaak van elektrische
schokken is als hij verkeerd wordt gebruikt.
- Eventuele controles op de stroomopwekkingsgroep
moeten uitgevoerd worden terwijl de motor uitgeschakeld
is; controles op een groep die ingeschakeld is mogen
uitsluitend verricht worden door gespecialiseerd
personeel.
- Adem de verbrandingsgassen nooit in, want zij bevatten
stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid.
- Zorg ervoor dat de toegangsdeuren gesloten zijn wanneer
de stroomopwekkingsgroep in gebruik is.
- Raak het motorblok of de wisselstroomdynamo nooit
met uw handen aan als de stroomopwekkingsgroep in
werking is of nog warm is.
- Tijdens het uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden aan de
stroomopwekkingsgroep moet de minpool van
de startaccu losgekoppeld zijn om plotseling
starten te vermijden.
- Als er olie- of brandstoflekkages geconstateerd
worden dient u te zorgen voor een nauwkeurige
reiniging om brandgevaar te vermijden.
- Toegang verboden voor personen die een
pacemaker dragen, omwille van de mogelijke
elektromagnetische interferenties met de
cardiocirculaire apparaten.
- Ingeval van brand gebruikt u gehomologeerde
brandblussers en nooit water.
Als er zich problemen voordoen
of als u uitleg nodig heeft, neem dan contact op met
de SERVICEDIENST van Mase.
3.2 Voorschriften voor de veiligheid tijdens de
installatie en de inbedrijfstelling
- Het personeel dat met de installatie of de inbedrijfstelling
van de stroomopwekkingsgroep belast is moet altijd
een beschermende helm opzetten; draag
veiligheidsschoenen en een overal.
- Gebruik veiligheidshandschoenen.
- Laat geen gedemonteerde onderdelen, gereedschap
of iets dergelijks dat niet bij de installatie hoort op de
motor of in de buurt daarvan liggen.
- Laat nooit brandbare vloeistoffen of poetslappen die
doordrenkt zijn met brandbare vloeistoffen in de buurt
van de stroomopwekkingsgroep, elektrische apparaten
(met inbegrip van lampen) of delen van de elektrische
installatie achter.
- Tref voorzorgsmaatregelen om het gevaar van
blikseminslag te vermijden.
IS 29
80
mase
NL
4 GEBRUIK VAN DE GENERATOR
4.1 Controles vooraf
Alvorens de groep op de een of andere manier te starten
is het zeer belangrijk dat u zich vertrouwd maakt met de
stroomopwekkingsgroep en de bediening ervan.
Bovendien moet u een visuele veiligheidscontrole op de
machine en de installatie verrichten.
Elke reële of mogelijke bron van gevaar moet weggenomen
worden voordat u verder gaat.
- Controleer de stand van de noodstopknoppen, de
schakelaars en andere noodsystemen die voorhanden
zijn op de stroomopwekkingsgroep.
- Zorg ervoor dat u de bijzondere noodprocedures kent die
van toepassing zijn op de installatie in kwestie.
- Controleer met behulp van de peilstok (afb. 7 - ref. 2) of
de olie op het juiste peil is, zie tabel "A" van de
aanbevolen oliën (afb. 8).
- Controleer of alle verankeringspunten van de groep goed
vastgezet zijn.
- Controleer of alle elektrische gebruikers afgekoppeld
zijn om te vermijden dat de groep gestart wordt terwijl hij
belast wordt.
- Controleer of alle water- en brandstofleidingen goed
aangesloten zijn.
- Controleer of alle elektrische aansluitingen op de juiste
manier uitgevoerd zijn en of er geen aansluitingen in
slechte staat zijn.
- Controleer of de waterkraan open staat (afb. 6 - ref. 2).
- Controleer of het gedeelte van het watercircuit van de
pomp naar de kleppen met de hand gevuld is, in het geval
er een terugslagklep op de zeewaterinlaat gemonteerd is
(zoals geadviseerd in de installatiehandleiding) [afb. 4,
ref. 1].
4.2 Ontluchting van de toevoerinstallatie
De aanwezigheid van luchtbellen in de toevoerinstallatie,
is de oorzaak van een onregelmatige werking van de
motor of verhindert dat het nominale toerental wordt
gehaald. Lucht kan in het circuit van de toevoerinstallatie
dringen doorheen een niet perfect luchtdichte verbinding
(buis, filter, reservoir) of wanneer de brandstof in de
brandstoftank het minimumpeil bereikt heeft.
De luchtbellen kunnen uit het voedingscircuit worden
verwijderd door ten eerste de oorzaak op te heffen
waardoor de lucht heeft kunnen binnendringen en
vervolgens de volgende handelingen te verrichten:
1- Bedien de hendel van de brandstofpomp met de hand
[afb.7, ref.3] totdat alle lucht door de
ontluchtingsschroeven uit de voedingsinstallatie naar
buiten gekomen is.
2- Herhaal bovenstaande werkzaamheden als de motor
nog steeds niet regelmatig functioneert.
Voor meer gedetailleerde
informatie dient u de door de fabrikant van de motor
geleverde handleiding te raadplegen, waarvan elke
groep vergezeld gaat.
4.3 Starten
Alvorens de groep te starten dient u zich ervan te
vergewissen dat de voorafgaande controles, die
beschreven worden in paragraaf 4.1, uitgevoerd zijn.
Start de groep door te drukken op de START-knop op het
bedieningspaneel [afb. 4, ref. 4] en laat de knop los
wanneer de motor gestart is. Houd bij elke startpoging de
knop niet langer dan 15 sec. ingedrukt, en respecteer
een pauze van minstens 30 sec. tussen twee pogingen.
Alle controlelampjes van de motorbeschermingsmodule
gaan gedurende een aantal seconden branden [afb. 4,
ref. 5], en als geen onregelmatige werking van de motor
of de generator wordt geconstateerd, blijft alleen het
groene controlelampje RUN [afb. 4, ref. 6] branden om
aan te geven dat de groep gestart is en naar behoren
functioneert.
Herhaalde en tevergeefse
startpogingen, kunnen leiden tot een overdreven
accumulatie van water in de afvoerleiding, met
mogelijke ernstige gevolgen voor de motor.
Indien moeilijkheden worden ondervonden bij het
starten van de motor, wordt niet aangedrongen vóór
de toevoerkraan van het zeewater werd dichtgedraaid
[afb. 6, ref. 2].
4.4 Stoppen van de groep
De groep wordt gestopt door op de knop [afb. 4, ref. 4]
"STOP" op het bedieningspaneel te drukken.
Alvorens de stroomopwekkende groep
te stoppen, is het raadzaam hem gedurende enkele
minuten te laten functioneren zonder stroom, om de
motor en de wisselstroomdynamo geleidelijk te laten
afkoelen.
IS 29
mase
81
NL
5. BESCHERMINGEN
De stroomopwekkingsgroepen zijn uitgerust met een
aantal beschermingen die ze behoeden voor onjuist
gebruik en storingen die nadelige gevolgen voor de goede
werking kunnen hebben.
Wanneer de stroomopwekkingsgroep stopt doordat er
een bescherming ingeschakeld is, zal het lampje op de
motorbeschermingsmodule (afb. 5 - ref. 5) van het
bedieningspaneel dat de storing die opgetreden is aangeeft
gaan branden.
5.1 Bescherming lage oliedruk
Stopt de groep als de druk van de motorolie ontoereikend
is; hierbij ontsteekt het controlelampje "OIL" [afb. 4, ref.
7].
Meestal volstaat het de juiste hoeveelheid olie bij te
vullen om de groep weer te starten.
- De bescherming tegen lage oliedruk geeft geen
aanduidingen over het niveau van de olie in de
olietank. Een dagelijkse controle van het oliepeil is
bijgevolg noodzakelijk.
- De motor functioneert goed bij een maximale
helling van 30° voor perioden van minder dan 3
minuten; 25° zonder tijdslimiet, zowel op de lengteas
als de dwarsas. Indien de motor functioneert bij
grotere hellingen, bestaat het risico van een
ontoereikende smering of een ontoereikende
aanzuiging van de smeerolie uit de luchtfilter.
5.2 Bescherming hoge temperatuur water
Stopt de stroomopwekkende groep wanneer de
temperatuur van de koelvloeistof van de motor te hoog is
of in afwezigheid van circulerend zeewater.
Hierbij gaat het controlelampje branden [afb. 4, ref. 10].
De stroomopwekkende groep wordt alleen weer gestart
na identificatie en verwijdering van de oorzaak van de
storing.
Ingeval van een ingreep op een
van bovenvernoemde beveiligingen, en na de oorzaak
van het probleem te hebben opgespoord en
verholpen, moet verplicht op de "STOP"-knop worden
gedrukt om het bedieningspaneel terug te stellen
(zoniet blijft het signaal in het geheugen en wordt de
start van de motor verhinderd).
5.3 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting
De stroomopwekkingsgroep wordt beveiligd tegen
kortsluitingen en elektrische overbelasting. Een bipolaire
magnetothermische schakelaar [afb. 4, ref. 2] onderbreekt
de stroomtoevoer wanneer een kortsluiting optreedt of
wanneer de nominale stroomwaarde wordt overschreden.
Alvorens het contact te herstellen door de
magnetothermische schakelaar in geheven stand te
zetten, koppelt u de machines los.
5.4 Bescherming tegen kortsluiting van de
elektrische laagspanningsinstallatie
Ingeval van kortsluiting van de elektrische
laagspanningsinstallatie, onderbreekt een thermische
schakelaar [afb. 4, ref. 3] de stroomtoevoer, waarna de
stroomopwekkingsgroep stilvalt.In dit geval zijn alle
meldingslampjes van de motorbeschermingsmodule
gedoofd, en is een nieuwe startpoging onmogelijk.
Alvorens het elektrisch circuit te herstellen m.b.v. de
drukknop op de thermische schakelaar [afb. 4, ref. 3],
dient een gespecialiseerd technicus de oorzaak van de
kortsluiting op te sporen en te verhelpen.
IS 29
82
mase
NL
6 ONDERHOUD
6.1 Voorwoord
Alle onderhoudswerkzaamheden
op de stroomopwekkingsgroep moeten verricht
worden terwijl de motor uitgeschakeld is, nadat deze
voldoende afgekoeld is en mogen alleen verricht
worden door bevoegd personeel dat naar behoren
geïnstrueerd is.
Er wordt geadviseerd om de aanwijzingen die in de
handleiding staan die door de fabrikant van de motor
verstrekt wordt en die bij elke stroomopwekkingsgroep
gevoegd wordt nauwgezet op te volgen.
Het is belangrijk om de stroomopwekkingsgroep
regelmatig te controleren en er onderhoud aan te plegen;
de ingrepen dienen op basis van het aantal bedrijfsuren
bepaald te worden.
Om onderhoud te plegen moet u de deuren aan de zijkant
en de deur aan de bovenkant verwijderen.
Voordat u aan de
stroomopwekkingsgroep komt moet u een pool van
de startaccu loskoppelen om plotseling starten te
vermijden.
6.2 Gewoon onderhoud van de motor
De periodieke onderhoudswerkzaamheden uit te voeren
op de motor worden aangeduid in de tabel TAB. "B" in
paragraaf 6.15.
Voor meer gedetailleerde informatie, raadpleeg de
handleiding geleverd door de fabrikant van de motor, en
die elke stroomopwekkingsgroep vergezelt.
Controleer het niveau van de
motorolie m.b.v. de peilstok [afb. 7, ref. 2]. Het
niveau moet steeds begrepen zijn tussen het MAX/
MIN-peil aangeduid op de peilstok [afb. 7, ref. 1].
6.3 Verversing van de motorolie en vervanging van
de oliefilter
De inhoud van de oliepan is 10,2 liter
De motorolie wordt bijgevuld doorheen de opening [afb.
3, ref. 17 ].
Om de olie van de oliepan te verversen wordt de peilstok
weggenomen [afb.7, ref. 2] en gebruik gemaakt van de
extractiepomp [afb.7, ref. 7] na de schroef te hebben
verwijderd die dienst doet als dop.
Het is aangeraden de olie af te tappen wanneer deze nog
voldoende warm is, om hem vlot te laten stromen.
Voor de aangewezen types olie, raadpleeg de tabel
TAB."A", in de afb. 8.
- De motorolie dient de eerste keer te worden verversd
na 50 gebruiksuren van de
stroomopwekkingsgroep; voor de tweede en de
daaropvolgende keren volstaat een verversing elke
200 uren.
- Voor meer gedetailleerde informatie over de smering
van de motor, raadpleeg de gebruiks- en
onderhoudshandleiding van de motor, geleverd
met de stroomopwekkingsgroep.
- Oude olie of brandstof zijn vervuilend voor de
omgeving. Laat ze dus niet achter.
Lever de oude smeerolie af in de Verzamelcentra
die belast zijn met de vernietiging ervan.
Breng de motorolie niet in
contact met de huid. Tijdens
onderhoudswerkzaamheden draagt u beschermende
handschoenen en een veiligheidsbril.
In geval van contact met de smeerolie, wast u de huid
onmiddellijk en grondig met water en zeep.
Om het filterpatroon van de motorolie te vervangen [afb.
3, ref. 16] schroeft u hem van zijn houder, m.b.v. van
gereedschap dat makkelijk in de handel verkrijgbaar is.
Plaats het nieuw filterpatroon en smeer de ringvormige
rubberen pakking.
De eerste vervanging wordt uitgevoerd na 50 werkingsuren
van de stroomopwekkingsgroep, voor de tweede en
daaropvolgende keren respecteert u een interval van 400
uren.
Voor meer informatie, raadpleeg de gebruiks- en
onderhoudshandleiding van de motor.
Voor de veiligheid van de motor,
gebruikt u steeds originele wisselonderdelen.
Na deze handelingen
verwijdert u grondig alle olie en brandstof van de
onderdelen van de stroomopwekkinsggroep.
6.4 Reiniging van de luchtfilter
De stroomopwekkingsgroepen van de serie IS zijn
uitgerust met eem droge-luchtfilter die voorkomt dat
vreemde voorwerpen binnendringen in de inlaat van de
verbrandingskamer. Voor het onderhoud volstaat het de
filtereenheid eenmaal per jaar schoon te maken met
stookolie, om onzuiverheden weg te werken.
Verspreid de vloeistoffen
gebruikt voor het spoelen van de luchtfilter niet in
het milieu, maar lever ze af in een speciaal
Verzamelcentrum.
IS 29
mase
83
NL
6.5 Vervanging van de brandstoffilter
Om borg te staan voor een lange levensduur en correcte
werking van de motor, is het van wezenlijk belang het
brandstoffilterpatroon regelmatig te vervangen, volgens
de intervallen bepaald door de fabrikant in de tabel in
paragraaf 6. 15.
Een dergelijke handeling wordt als volgt uitgevoerd:
- schroef het mondstuk van de houder volledig open [afb.
3, ref. 13]
- neem het oude patroon weg en plaats het nieuwe.
- voor de hermontage volgt u de handelingen in omgekeerde
volgorde.
Na de vervanging is het noodzakelijk de toevoerinstallatie
te ontluchten volgens de handelingen beschreven in
paragraaf 4.2
Zorg ervoor dat de brandstof
niet in contact komt met de huid. Tijdens
onderhoudswerkzaamheden draagt u beschermende
handschoenen en een veiligheidsbril.
In geval van contact met de brandstof, wast u de huid
onmiddellijk en grondig met water en zeep.
N a d e h andelingen verwijdert
u zorgvuldig elk spoor van brandstof en levert u de
oude olie af in een Verzamelcentrum.
6.6 Controle van de koelvloeistof
Regelmatig dient het niveau van de koelvloeistof van het
gesloten koelcircuit te worden gecontroleerd. De
referentiewaarden voor een dergelijke controle staan
gedrukt op het expansievat [afb. 3, ref. 11]. Indien het
niveau te laag is, giet u koelvloeistof in het expansievat.
Let erop het maximumniveau niet te overschrijden.
Open nooit de afsluitdop van het
expansievat [afb. 3, ref. 11] of het reservoir [afb. 3, ref.
25] als de motor nog warm is, om de gevaarlijke
uitstroming van koelvloeistof te voorkomen.
6.7 Controle van de spanning van de V-snaren
Een V-snaar wordt gebruikt om de roterende beweging
van de motoraspoelie over te dragen op die van de
zeewaterpomp [afb. 8, ref. 1].
Een overdreven spanning van deze snaar versnelt het
slijtageproces, terwijl een ontoereikende spanning de
poelie laat doldraaien, waardoor het water niet voldoende
circuleert.
De spanning van de snaar wordt als volgt geregeld:
schroef de twee stelschroeven los [afb. 8, ref. 2] en
verplaats de zeewaterpomp naar buiten toe om de druk
te verhogen, of naar binnen toe om de druk te verminderen.
Zet de schroeven aan en controleer de spanning.
Een correcte spanning van de snaar laat bij een duwkracht
van 8 kg een afwijking toe van ongeveer 5 mm [afb.8].
Een tweede snaar wordt gebruikt om de roterende
beweging van de motoraspoelie over te brengen op die
van de vloeistofpomp in het gesloten circuit en van de
wisselstroomdynamo voor de acculading [afb. 8, ref. 3].
De spanning van de snaar wordt als volgt geregeld:
schroef de stelschroeven los [afb. 8, ref. 4] en verplaats
de wisselstroomdynamo voor de acculading [afb. 8, ref.
5] naar buiten toe om de spanning te verhogen en naar
binnen toe om de spanning te verminderen.
Een correcte spanning van de snaar laat bij een duwkracht
van 8 kg een afwijking toe van ongeveer 10 mm [afb. 8].
Om de vermijden dat de snaar
dol draait, hem niet bevuilen met olie. Reinig de riem
met benzina indien bij een controle oliesporen worden
geconstateerd.
Kom met de handen niet in de
buurt van de V-snaar of de poelie terwijl de motor
loopt.
6.8 Lediging van het koelsysteem
Om de water-luchtwisselaar of de koelinstallatie te
onderhouden, is het noodzakelijk het aanzuigcircuit van
het zeewater te ledigen. Dergelijke handeling wordt als
volgt uitgevoerd:
- Draai het kraantje van het zeewater dicht [afb. 6, ref. 2];
- draai de afvoerkraan open [fig. 6, rif. 3] om het water
volledig te laten wegvloeien;
- draai de afvoerkraan weer dicht.
Draai de zeewaterkraan weer
open alvorens de stroomopwekkingsgroep te
herstarten.
6.9 Verversing van de koelvloeistof
Elk jaar wordt de koelvloeistof in het gesloten koelcircuit
als volgt vervangen:
- Maak gebruik van een rubberen pijp, met een lengte van
ongeveer 50 cm en een inwendige diameter van 30/40
mm.
- Steek de pijp door de onderste opening, positioneer
hem onder de dop (afb. 7, ref. 4) en sluit hem aan op een
reservoir met een inhoud van ongeveer 10 liter.
- Open de dop en tap het gesloten koelcircuit volledig af.
Na deze handeling plaats u de dop terug en vult u het
circuit opnieuw met koelvloeistof.
IS 29
84
mase
NL
Verspreid de oude koelvloeistof
niet in de omgeving, omdat hij vervuilend is.
Lever de oude koelvloeistof af in een verzamelcentrum
dat belast is met de vernietiging ervan.
6.10 Vervanging van de zinkanodes
Mte het oog op de bescherming van de warmtewisselaar
water-vloeistof [afb.9, ref. 2] tegen galvanische stromen,
werden twee zinkanodes voorzien.[afb.9, ref. 4]
Het is nodig regelmatig de slijtage te controleren en
eventueel over te gaan tot de vervanging, om te voorkomen
dat de galvanische stromen de wisselaar onherroepelijk
aantasten. Het is aangeraden de zinkanodes minstens
eenmaal per maand te controleren, voor een nieuwe
groep, om de verbruikssnelheid na te gaan en in functie
hiervan regelingen uit te voeren.
Het is in ieder geval raadzaam de zinkanodes minstens
eenmaal per jaar te vervangen.
In de afb. 9 werden de aansluitpunten van de zinkanodes
aangeduid
6.11 Onderhoud van de zeewaterpomp
Minstens eenmaal per jaar wordt de staat nagegaan van
het rubberen draaielement van de zeewaterpomp (afb. 7
ref. 5).
Alvorens de zeewaterpomp te openen, ter controle van
het draaielement, wordt de koelinstallatie volledig geledigd
zoals beschreven in paragraaf 5.7.
Om het draaielement te bereiken is het noodzakelijk het
afsluitdeksel weg te nemen (afb. 7 ref. 6) en m.b.v. een
tang het draaielement te verwijderen door het naar buiten
toe te trekken. Voor de montage van een nieuw
draaielement, herhaal de hierboven beschreven
handelingen in omgekeerde volgorde.
6.12 Onderhoud van de wisselstroomdynamo
De wisselstroomdynamo waarmee dit model is uitgerust
is van het synchrone, zelfbekrachtigde type. Een dergelijk
model, dat niet voorzien is van een uitlaatspruitstuk en
borstels, behoeft geen bijzondere onderhoudsbeurt. De
periodieke controles en onderhoudsbeurten beperken
zich tot de verwijdering van eventuele sporen van vocht en
roest die de groep kunnen beschadigen.
6.13 Onderhoud van de accu
Het is aangewezen om, voor de start van alle modellen
van de stroomopwekkinggroep, een accu te gebruiken
van 80 A/u bij een omgevingstemperatuur groter dan
C en van 100 A/u voor lagere temperaturen. Alvorens een
nieuwe accu te installeren is het belangrijk dat deze
eerst volledig wordt geladen.
Controleer minstens eenmaal per maand het niveau van
de elektrolytische vloeitstof en vul eventueel bij met
gedistilleerd water.
Indien de stroomopwekkingsgroep gedurende een lange
periode niet gebruikt wordt, is het raadzaam de accu te
verwijderen en te bewaren op een droge plaats bij een
temperatuur van meer dan 10° C, en de accu minstens
eenmaal per maand volledig te laden.
Als de accu gedurende lange
periodes volledig leeg wordt gelaten, kan deze
onherroepelijke schade oplopen.
Het is belangrijk de positieve klem van de accu te
beschermen met vaselinevet, om aantasting en
roestvorming te voorkomen.
Om zwavelzuur bij te vullen gebruikt
u verplicht reeds bereide oplossingen.
Om de accu op te vullen met
gedistilleerd water of zuur, worden rubberen
handschoenen en een beschermende bril gedragen,
om te voorkomen dat de huid in contact komt met
het zwavelzuur.
Bij een toevallig contact met het zwavelzuur, wast u
de huid met water en zeep en raapleegt u een arts.
INFORMATIE - Alvorens de accu te laden, controleer
het niveau van de elektrolytische vloeistof en vul
eventueel gedistilleerd water bij. Deze handeling
wordt herhaald nadat de accu werd geladen.
6.14 Periodes van inactiviteit
Start de stroomopwekkingsgroep minstens eenmaal per
maand.
Als de stroomopwekkingsgroep gedurende een lange
periode niet wordt gebruikt, dient u de volgende
handelingen uit te voeren:
- Ververs de motorolie.
- Vervang het patroon van de oliefilter (zie par. 6. 3).
- Vervang het patroon van de brandstoffilter (zie par. 6. 5).
- Verwijder de injectoren, giet in elke cilinder 2 cc
motorolie en laat de motor manueel enkele toeren draaien
m.b.v. de motoraspoelie. Hermonteer de injectoren.
- Vervang de zinkpastilles (zie par. 6. 10)
- Zuig m.b.v. van de zeewater-inlaatpijp koelvloeistof op,
die de wisselaars en het draaielement van de
IS 29
mase
85
NL
zeewaterpomp en de metalen onderdelen van de
koelinstallatie smeert.
- Koppel de startaccu los en bewaar hem op een droge
plaats (zie par. 6. 13)
- Koppel de zeewateruitlaatpijp los van het uitlaatspruitstuk
van de motor.
- Maak de zeewaterfilter schoon
- Sluit de zeewaterinlaatkraan
- Ledig het zeewaterreservoir
- Reinig en smeer de terugslagklep, indien geïnstalleerd
(siphon break)
6.15 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde
ingrepen
HANDELING UUR
Controleer het niveau van de motorolie ................................. 10
Controleer het niveau van de koelvloeistof .......................... 10
Spoor de aanwezigheid van eventuele olielekken op .......... 20
Spoor de aanwezigheid van eventuele brandstoflekken op.20
Spoor de aanwezigheid van eventuele vloeistoflekken op . 20
Regeling van de spanning van de V-snaren ........................ 100
Controleer de lading van de accu .......................................... 100
Reinig de brandstoffilter ......................................................... 200
Regel de snaarspanning ........................................................ 200
* Ververs de motorolie ............................................................ 200
Controleer het draaielement van de zeewaterpomp ............ 400
Controleer het toerental van de motor ................................... 400
Controleer de staat van de elektrische aansluitingen. ......... 400
Vervang de brandstoffilter .................................................... 400
* Vervang de oliefilter ............................................................. 400
Controleer de injectoren ......................................................... 400
Controleer de injectiefasen .................................................... 400
Regel de speling van de inlaat/uitlaatklep .............................. 400
Controleer de injectiepomp van de brandstof. ...................... 1000
Controleer het niveau van de elektrolytische vloeistof in de accu
maande ----------------------------------------------------------------- lijks
Reinig en deoxideer de metalen onderdelen ---------------- jaarlijks
Reinig de luchtfilter -------------------------------------------------- jaarlijks
Vervang volledig de koelvloeistof ------------------------------ jaarlijks
Vervang de zinkanodes ------------------------------------------- jaarlijks
* Voer de eerste ingreep uit na 50 uur, en de
daaropvolgende ingrepen volgens de voorziene intervallen.
6.16 Tabel storingen
De startmotor draait maar de hoofdmotor start niet.
- Controleer of er brandstof in de tank is. (Bijvullen)
- Controleer of de elektromagnetische stopmagneet
ingeschakeld is. (Raadpleeg Technisch Centrum)
- Blaas de luchtbellen af die zich gevormd hebben in het
toevoercircuit. (Zie par. 4. 2)
De motorbeschermingsmodule wordt niet
ingeschakeld met de START-knop.
- Controleer of de thermische veiligheidsschakelaar [afb.
4, ref. 3] open is. (Herstel het contact m.b.v. de rode
drukknop [afb. 4, ref. 3] )
- Controleer de kabels en aansluitklemmen van de accu
en de elektrische aansluitingen. (Heraansluiten)
- Controleer de staat van de accu. (Laden of vervangen)
De stroomopwekkingsgroep valt stil tijdens de
bedrijfscyclus.
- Controleer of een controlemapje brandt dat duidt op de
inschakeling van een beveiliging. (Verwijder de oorzaak
en herstart)
- Controleer of er brandstof in de tank is. (Bijvullen)
De motor geeft veel rook af aan de uitlaat
- Controleer of het oliepeil de MAX-aanduiding niet
overschrijdt. (Bijvullen)
- Controleer of de groep niet overbelast is.
- Controleer de tarrage van de injectoren. (Raadpleeg
Technisch Centrum)
De motor loopt op onregelmatige wijze.
- Controleer de brandstoffilters. (Vervangen)
- Blaas de luchtbellen af die zich gevormd hebben in het
toevoercircuit. (Zie par. 4. 2)
De spanning van de wisselstroomdynamo is te laag.
- Controleer het toerental van de motor:
1560 rpm zonder aangesloten gebruikers op 50Hz
1860 rpm zonder aangesloten gebruikers op 60Hz
- Regel de spanningswaarde m.b.v. de elektronische
regelaar
- Spanningsregelaar defect (vervangen).
Startaccu leeg.
- Controleer het niveau van de elektrolytische vloeistof in
de accu. (Bijvullen)
- Controleer de werking van de wisselstroomdynamo.
- Controleer de staat van de accu
De stroomopwekkingsgroep staat niet onder
spanning.
- Controleer of de magnetothermische schakelaar [afb.4
ref.2 ] in de stand "ON" staat. Als deze handeling geen
positief gevolg heeft, contacteer een Geautoriseerd
Technisch Centrum
TAB. B
IS 29
86
mase
NL
7 TRANSPORT EN VERPLAATSING
Met het oog op het transport worden alle
stroomopwekkingsgroepen door middel van schroeven
aan een pallet bevestigd.
Om de stroomopwekkingsgroepen aan boord van schepen
te verplaatsen moet gebruik gemaakt worden van de
hijshaken van de motor die onder de toegangsdeur aan
de bovenkant (afb. 3 - ref. 2) aangebracht zijn. Haak de
groep zorgvuldig vast en hijs de groep langzaam op,
zonder abrupte bewegingen te maken.
- Als de stroomopwekkingsgroep aan andere punten
vastgehaakt wordt dan aangegeven dan kan de
stroomopwekkingsgroep hierdoor beschadigd
worden of dit kan gevaarlijk zijn voor de
medewerkers.
- Tijdens het ophijsen moet al het personeel de
nodige afstand houden en moeten de medewerkers
een beschermende helm dragen.
8 AFDANKEN
Op het einde van de levensduur van de
stroomopwekkingsgroep, wordt deze afgeleverd aan een
bedrijf dat instaat voor de afdanking.
Gooi de stroomopwekkingsgroep
niet weg, aangezien vele componenten ervan
vervuilend zijn voor het milieu.
9 REFERENTIES SCHAKELSCHEMA (afb. 10)
1 - Magnetothermische schakelaar
2 - Urenteller
3 - Wisselstroomdynamo
4 - Rotor
5 - Stator
6 - Spanningsregelaar
7 - Vermogensklemmenbord
8 - /
9 - Thermische schakelaar
10 - START/STOP-knop
11 - Motorbeschermingsmodule
12 - Klemmenbord
13 - Connector voor verbinding afstandsbedieningspaneel
14 - Brandstofmeter
15 - Indicator oliedruk
16 - Indicator watertemperatuur
17 - Sensor hoge watertemperatuur
18 - Sensor hoge koelvloeistoftemperatuur
19 - Oliedrukschakelaar
20 - Acculaadwisselstroomdynamo
21 - Elektromagnetische stopmagneet
22 - Startmotor
23 - Verbindingsklemmen accu
24 - Verbindingskabel bedieningspaneel
25 - START/STOP-knop
26 - Instrument indicator oliedruk
27 - Instrument indicator koelvloeistoftemperatuur
28 - Set afstandsbedieningspaneel met instrumenten
29 - Set afstandsbedieningspaneel

Documenttranscriptie

mase NL INHOUDSOPGAVE Afbeeldingen ......................................................................................................................................... 2 Schakelschema ..................................................................................................................................... 8 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 ALGEMENE INFORMATIE ........................................................................................................... 75 Doel en toepassingsgebied van de handleiding ............................................................................. 75 Symbolen ..................................................................................................................................... 75 Referentiedocumentatie ................................................................................................................ 76 Facsimile van de EG-verklaring van overeenstemming .................................................................. 76 Referentienormen .......................................................................................................................... 76 Identificatie van de machine .......................................................................................................... 76 Samenstelling van de stroomopwekkingsgroepen ......................................................................... 77 Instrumentenpaneel ...................................................................................................................... 77 2 2.1 2.2 2.3 2.4 EIGENSCHAPPEN VAN DE GENERATOR ................................................................................... 77 Algemene eigenschappen ............................................................................................................. 77 Koelsysteem ................................................................................................................................ 77 Bedieningspaneel ......................................................................................................................... 77 Tabel van de technische eigenschappen IS 29 ............................................................................ 78 3 3.1 3.2 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ................................................................................................. 79 Algemene voorzorgsmaatregelen .................................................................................................. 79 Voorschriften voor de veiligheid tijdens de installatie en de inbedrijfstelling ................................... 79 4 4.1 4.2 4.3 4.4 GEBRUIK VAN DE GENERATOR ................................................................................................. 80 Controles vooraf ............................................................................................................................ 80 Ontluchting van het brandstofsysteem .......................................................................................... 80 Starten .......................................................................................................................................... 80 Stoppen van de groep ................................................................................................................... 80 5 5.1 5.2 5.3 5.4 BESCHERMINGEN ....................................................................................................................... 81 Bescherming lage oliedruk ........................................................................................................... 81 Bescherming hoge temperatuur water ........................................................................................... 81 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting .......................................................................... 81 Bescherming tegen kortsluiting van de elektrische laagspanningsinstallatie ................................. 81 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12 6.13 6.14 6.15 6.16 ONDERHOUD ............................................................................................................................... 82 Voorwoord .................................................................................................................................... 82 Gewoon onderhoud van de motor .................................................................................................. 82 Verversing van de motorolie en vervanging van het oliefilter ........................................................... 82 Reiniging van het luchtfilter ........................................................................................................... 82 Vervanging van het brandstoffilter .................................................................................................. 83 Controle van de koelvloeistof ......................................................................................................... 83 Controle van de spanning van de V-snaren ................................................................................... 83 Lediging van het koelsysteem ....................................................................................................... 83 Verversing van de koelvloeistof ...................................................................................................... 83 Vervanging van de zinkanodes ...................................................................................................... 84 Onderhoud van de zeewaterpomp ................................................................................................. 84 Onderhoud van de wisselstroomdynamo ....................................................................................... 84 Onderhoud van de accu ................................................................................................................ 84 Inactieve periodes ......................................................................................................................... 84 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde ingrepen ................................................................ 85 Storingentabel ............................................................................................................................... 85 7 TRANSPORT EN VERPLAATSING ............................................................................................. 86 8 AFDANKEN .................................................................................................................................. 86 9 Referenties schakelschema ...................................................................................................... 86 74 IS 29 mase NL IS 29 1 ALGEMENE INFORMATIE Neem aandachtig deze handleiding door alvorens u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine IN GEVAL DE SPECIFICATIES UIT DEZE INSTALLATIE-HANDLEIDING VERONACHTZAAMD WORDEN, KOMT DE GARANTIE OP HET PRODUCT TE VERVALLEN 1.1 Doel en toepassingsgebied van de handleiding Wij danken u om te hebben gekozen voor een product mase. Deze handleiding werd opgesteld door de Fabrikant, met als doel alle essentiële informatie en instructies te leveren om het product op correcte en veilige wijze te gebruiken en te onderhouden, en maakt wezenlijk deel uit van de uitrusting relatief aan de stroomopwekkingsgroep. Bewaar hem zorgvuldig gedurende de hele levensduur van de machine. Deze handleiding moet de stroomopwekkingsgroep begeleiden indien deze wordt verplaatst of van gebruiker/eigenaar veranderd. De informatie bevat in de handleiding is bestemd voor alls personen betrokken bij de bedrijfscyclus van de stroomopwekkingsgroep, en zijn noodzakelijk, zowel voor wie de verschillende handelingen feitelijk uitvoert, als voor wie belast is met de coördinatie ervan, om de nodige logistiek voor te bereiden en de toegang tot de ruimte waar de stroomopwekkingsgroep wordt geïnstalleerd en zal werken te reglementeren. De handleiding definieert het doel waarvoor de machine werd ontworpen en bevat alle nodige informatie om borg te staan voor een veilig en correct gebruik. De constante inachtneming van de aanwijzingen bevat in de handleiding, garandeert de veiligheid van de operator, een zuinig gebruik en langere levensduur van de machine. Het is stellig aangeraden de inhoud van deze handleiding en de referentiedocumenten aandachtig te lezen; Alleen op deze manier kan worden borg gestaan voor een regelmatige en betrouwbare werking van de stroomopwekkingsgroep, en wordt schade aan personen en zaken voorkomen. De tekeningen dienen als voorbeeld. Ook als uw machine aanzienlijk verschilt van de illustraties gegeven in deze handleiding, worden de veiligheid en de geleverde informatie gegarandeerd. Om de handleiding makkelijker te raadplegen, werd hij onderverdeeld in hoofdstukken, volgens de belangrijkste begrippen; Voor een snelle raadpleging verwijzen wij naar de inhoudsopgave. Nota: de informatie bevat in deze uitgave is correct op het moment van het drukken. De Fabrikant behoudt zich het recht voor om zonder kennisgeving veranderingen aan te brengen, in het raam van een beleid afgestemd op de voortdurende ontwikkeling en bijwerking van het product. 1.2 Symbolen De belangrijkste tekstdelen staan vetjes gedrukt en worden voorafgegaan door symbolen, die hieronder worden geïllustreerd en toegelicht. Betekent dat men attent moet zijn, om ernstige gevolgen te voorkomen die de dood kunnen veroorzaken of schade kunnen toebrengen aan de gezondheid van het personeel. Situatie die kan optreden tijdens de levensloop van een product, systeem of installatie beschouwd als zijnde risicodragend voor het personeel, de eigenschappen, het milieu of de zuinige werking. Betekent dat men attent moet zijn, om ernstige gevolgen te voorkomen die schade kunnen toebrengen aan materiale bezittingen zoals de hulpbronnen of het product Belangrijke aanwijzingen. 75 mase IS 29 NL 1.3 Referentiedocumenten ISO 8528 -1 : Wisselstroomopwekkings-groepen, aangedreven met een wisselstroommotor met interne verbranding. De gebruiksinstructies geleverd met elke stroomopwekkingsgroep bestaan uit een reeks documenten waarvan deze handleiding het Algemeen Deel is. Normaal gezien worden de volgende documenten geleverd: EN 60204 -1 (CEI 44-5) : - Veiligheid van de operator. - Elektrische uitrusting van de machines. a - EG-verklaring van overeenstemming. b - Handleiding met instructies voor het gebruik en het onderhoud van de stroomopwekkingsgroepen (deze handleiding). c - Handleiding voor de installatie van de stroomopwekkingsgroepen. d - Schakelschema van het bedienings-, controle- en vermogenspaneel. e - Handleiding voor het Gebruik en het Onderhoud van de Motor. f - Handleiding voor het Gebruik en het Onderhoud geleverd door de Fabrikant van de Wisselstroomdynamo. g - Eventuale andere handleidingen relatief aan de optionele accessoires, geleverd door hun respectieve Fabrikanten. h - Lijst Technische Centra Mase. i - Garantiebewijs l - Garantiekaart EN 60439 -1 (CEI 17-13/1) : Geheel van veiligheids- en manoeuvreerinrichtingen voor laagspanning (LSbedieningspanelen). EN 50081-1/2 (Elektromagnetische compatibiliteit) : Algemene uitstotingsnormen - deel 1 - woonwijken, handelswijken en zones met matige industriële activiteit - deel 2 - industriezones. EN 50082-1/2 (Elektromagnetische compatibiliteit) : Algemene immuniteitsnormen - deel 1 - woonwijken, handelswijken en zones met matige industriële activiteit - deel 2 - industriezones. 1.4 Facsimile van de EG-verklaring van overeenstemming 89/392/CEE en daaropvolgende wijzigingen bevat in de richtlijnen 91/368/CEE, 93/44/CEE en 93/68/CEE : Essentiële vereisten van de machines, met het oog op de veiligheid en het behoud van de gezondheid (richtlijn "Machines"). De stroomopwekkingsgroepen, gebouwd door het bedrijf mase, bestemd voor de landen van de Europee Gemeenschap, zijn conform de van kracht zijnde EGrichtlijnen (zie 1.5), en zijn voorzien van een EG-verklaring van overeenstemming (Fig.1). 73/23/CEE en daaropvolgende wijzigingen bevat in de richtlijn 93/68/CEE : Veiligheidsgarantie die het elektrisch materiaal - bestemd om te worden gebruikt in een bepaald spanningsbereik - moet bezitten (richtlijnen "Laagspanning"). 1.5 Wettelijke referentienormen- en bepalingen 1.6 Identificatie van de machine Alle stroomopwekkingsgroepen op diesel van Mase werden ontworpen en gebouwd overeenkomstig de van kracht zijnde wetgeving. De stroomopwekkingsgroep en zijn componenten werden gerealiseerd overeenkomstig de volgende toepasbare Normen en Richtlijnen: Zie afb.2 1 - Fabrikant 2 - Machinecode 3 - Bouwjaar 4 - Vermogensfactor 5 - Aangegeven frequentie 6 - Continu vermogen 7 - Nominale spanning 8 - Nominale stroom 9 - Gewicht 10 - Serienummer EN 292-1/2 : Normen relatief aan de veiligheid van de operator. Algemene ontwerpprincipes. EN 294 : Normen relatief aan de veiligheid van de operator. Veiligheidsafstand om te voorkomen dat de bovenste ledematen in contact komen met gevaarlijke onderdelen. De gegevens die het coden van de machine, het serien en het bouwjaar identificeren, moeten steeds aan de Fabrikant worden meegedeeld bij verzoeken om informatie, wisselonderdelen, enz. ISO 3046 : Wisselstroommotors met interne verbranding. IEC 34-1 : Roterende elektrische machines. 76 mase IS 29 NL 1.7 Samenstelling van de stroomopwekkingsgroepen 2 EIGENSCHAPPEN VAN DE GENERATOR Zie afb.3 De stroomopwekkingsgroepen bestaan voornamelijk uit de volgende componenten: 1Geluidsisolerende kast 2Bovenste toegangsdeur 3Laterale toegangsdeur 4Instrumentenpaneel 5Verankeringsbeugels 6Afvoerkanaal voor rook en koelwater 7Verbinding zeewaterinlaat 8Verbindingen met brandstoftank 9Verbindingsklemmen accu 10- Luchtfilter motor 11- Expansievat koelvloeistof 12- Extractiepomp motorolie 13- Filterpatroon stookolie 14- Zeewaterpomp 15 - Brandstofpomp 16- Filterpatroon olie 17- Bijvuldop olie 18- Aansluitdoos stroomnet 19- Wisselstroomdynamo acculading 20- ????????? 21- Uitlaatspruitstuk 22- Startmotor 23 - Connector afstandsbedieningspaneel 24 - Regelschroef motortoerental 25 - Warmtewisselaar water/water 2.1 Algemene eigenschappen De stroomopwekkingsgroepen IS werden ontworpen om makkelijk in schepen te worden geïnstalleerd. De geluidsisolerende kast, voorzien van blauw geverfde alluminiumpanelen, zorgt voor een makkelijke bereikbaarheid van de motor en de wisselstroomdynamo, voor een onderhouds- of een controlebeurt, en dempt tegelijk aanzienlijk het geluid. De 4-taktdieselmotor met directe injectie, gebouwd door Yanmar, is bijzonder betrouwbaar en sterk; de uitstootwaarden aan de uitlaat zijn conform de CARBnormen. De synchrone wisselstroomdynamo, met 4 polen, zonder borstels, beschikt over een elektronische spanningsregelaar (SR7) die een stabiliteit van ± 5% garandeert tegenover de nominale waarde. De grote startcapaciteit van de wisselstroomdynamo maakt de stroomopwekkingsgroep bijzonder geschikt voor de voeding van de elektrische motors van airconditionings, ontzoutingssystemen, compressoren, enz. De stroomopwekkingsgroep beschikt over een lokaal bedieningspaneel [afb. 3 ref. 4 ] met bedieningsknoppen en -instrumenten. 2.2 Koelsysteem 1.8 Instrumentenpaneel De motor van de stroomopwekkingsgroep wordt afgekoeld door circulatie, in een gesloten circuit, met een koelvloeistof die warmte afstaat aan het zeewater, via een warmtewisselaar [afb. 3 ref. 25] . Deze warmtewisselaar, werd speciaal door mase ontworpen voor het gebruik van motors op zee. Een tweede warmtewisselaar koelt de lucht binnen in de geluidsisolerende kast en de lucht die nodig is voor de ventilatie van de wisselstroomdynamo. Bij de installatie moet voor de koeling een circuit aangelegd worden dat zeewater aanvoert en een systeem dat het mengsel van verbrandingsgassen en water afvoert, zoals aangeduid in de handleiding relatief aan de installatie. Zie afb.4 Elke stroomopwekkingsgroep beschikt over een instrumentenpaneel voor de bediening en de controle, dat de volgende componenten bevat: 1 2 3 4 5 6 7 8 - 9 10 11 12 - Urenteller Magnetothermische schakelaar Thermische gelijkstroomschakelaar START/STOP-knop Motorbeschermingsmodule Controlelampje "RUN" motor gestart Controlelampje "OIL" lage druk olie Controlelampje " °C " hoge temperatuur wisselstroomdynamo Controlelampje "BATT." acculading Controlelampje " °C " hoge temperatuur motor Controlelampje voorgloeiing bougies (niet aanwezig) Uitstromen brandstof (model "RINA") 2.3 Bedieningspaneel Op de stroomopwekkingsgroep bevindt zich een bedieningspaneel (afb. 4) voor de bediening en de uitvoering van de start- en stophandelingen. Een motorbeschermingsmodule [afb. 4, ref. 5] staat in voor de bescherming van de stroomopwekkingsgroep, door de motor stil te leggen bij een defect en de opgespoorde onregelmatigheid te melden m.b.v. de controlelampjes. - Als het groen controlelampje "RUN" [afb. 4, ref. 6] brandt, betekent dit dat de groep in werking is en geen enkele onregelmatigheid werd vastgesteld. - Als het rood controlelampje "BATT." [afb. 4, ref. 9] 77 mase IS 29 NL 2.4 Tabel van de technische eigenschappen IS 29 brandt, betekent dit dat de wisselstroomdynamo die de accu oplaadt beschadigd is. - Als het rood controlelampje "OIL" [afb. 4, ref. 7] brandt, betekent dit dat de druk van de motorolie ontoereikend is. - Als het rood controlelampje [afb. 4, ref. 10] brandt, betekent dit dat de temperatuur van de koelvloeistof of het water dat in de warmtewisselaar stroomt te hoog is. - Als het rood controlelampje [afb. 4, ref. 8] brandt, betekent dit dat de windingen van de wisselstroomdynamo een te hoge temperatuur hebben bereikt. Model Type Cilinders (aantal) Materiaal cilinderblok Boring (mm) Slag (mm) Cilinderinhoud (cc) Vermogen (PK) Toerental Compressieverhouding Injectiesysteem Materiaal kop Toerenregelaar Smeersysteem Inhoud oliepan (l) Motorstopsysteem Brandstofpomp Max. opvoerhoogte brandstofpomp (cm) Brandstofverbruik in volbelaste toestand (l/h) Hoeveelheid verbrandingslucht (l/min) Startaccu (Ah-V) Acculading Startmotor (kW-V) Max. kanteling tijdens gebruik Opbrengst zeewaterpomp (l/min) Op het bedieningspaneel bevinden zich ook: - een magnetothermische bipolaire schakelaar [afb. 4, ref. 2] die de stroomtoevoer onderbreekt in geval van overbelasting en kortsluiting; - een thermische schakelaar [afb. 4, ref. 3] ter bescherming van de elektrische laagspanningsinstallatie tegen kortsluiting; - een urenteller [afb. 4, ref. 1]; de start/stopknop relatief aan de stroomopwekkingsgroep [afb. 4, ref. 4]. De stroomopwekkingsgroep is voorzien om m.b.v. van een connector [afb. 3, ref. 23] te worden aangesloten op het afstandsstartpaneel, dat als optie wordt geleverd door mase, en eventueel op de commandobrug kan worden geïnstalleerd. Het afstandsstartpaneel is beschikbaar in twee modellen, zoals geïllustreerd in afb. 5. Het meest eenvoudige model [afb. 5, ref. 1] beschikt over de start/stopknop, en een groen controlelampje [afb. 5, ref. 2] dat brandt als de groep in werking is. Het tweede model van het paneel [afb. 5, ref. 3] heeft, naast de start/stopknop en het controlelampje, een instrument dat de drukwaarde van de motorolie meet [afb. 5, ref. 4] en een ander instrument dat de temperatuur van de koelvloeistof meet [afb. 5, ref. 5]. Type Regeling Koeling Spanning (V) Frequentie (Hz) Nominale stroom (A) Vermogensfactor (cos ø) Max. vermogen (Kw) Cont. vermogen (Kw) Isolatieklasse Spanningsstabiliteit Frequentiestabiliteit Tijdens het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan de stroomopwekkingsgroep moet de negative pool van de startaccu losgekoppeld zijn om een onverwachte start van de groep te vermijden. 78 60 Hz Yanmar 4TNE94A Diesel 4-takt 4 Gietijzer 94 100 2776 46,4 1800 18:1 Direkt Gietijzer Centrifugaal, mechanisch Onder druk 10,2 Spoel Mechanisch 80 8,4 19 80 - 12 40 - 12 2,3 - 12 30° 45 60 Hz Synchroon, 4-polig zelfbekrachtigd Elektronisch Lucht 120 60 108 1 25 22,4 H ±2% ±5% mase IS 29 NL 3 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN - Tijdens het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan de stroomopwekkingsgroep moet de minpool van de startaccu losgekoppeld zijn om plotseling starten te vermijden. - Als er olie- of brandstoflekkages geconstateerd worden dient u te zorgen voor een nauwkeurige reiniging om brandgevaar te vermijden. - Toegang verboden voor personen die een pacemaker dragen, omwille van de mogelijke elektromagnetische interferenties met de cardiocirculaire apparaten. - Ingeval van brand gebruikt u gehomologeerde brandblussers en nooit water. 3.1 Algemene voorzorgsmaatregelen Alvorens de stroomopwekkingsgroep te starten en alvorens met elke willekeurige smeer- of onderhoudshandeling te beginnen is het absoluut noodzakelijk dat het personeel dat de groep zal gebruiken alle WAARSCHUWINGEN en de tekstblokken waar LET OP en GEVAAR bij staat die in deze handleiding staan en in de nadere technische documentatie die erbij verstrekt wordt goed gelezen en begrepen heeft. De fabrikant kan echter niet alle mogelijke situaties voorzien die tijdens de toepassing en het gebruik van de stroomopwekkingsgroep in de praktijk potentiële risico's met zich mee kunnen brengen. De diverse handelingen en/of procedures om onderhoud te plegen die niet uitdrukkelijk geadviseerd worden of aangegeven zijn in de gebruikshandleidingen moeten altijd aan de fabrikant gemeld worden en goedgekeurd worden door de fabrikant. Wanneer er een procedure gehanteerd moet worden die niet specifiek geadviseerd is moet de gebruiker ervoor zorgen en dit valt bovendien onder zijn verantwoordelijkheid dat de betreffende procedure veilig is en geen persoonlijk letsel of materiële schade teweeg brengt. Als er zich problemen voordoen of als u uitleg nodig heeft, neem dan contact op met de SERVICEDIENST van Mase. 3.2 Voorschriften voor de veiligheid tijdens de installatie en de inbedrijfstelling - Het personeel dat met de installatie of de inbedrijfstelling van de stroomopwekkingsgroep belast is moet altijd een beschermende helm opzetten; draag veiligheidsschoenen en een overal. - Gebruik veiligheidshandschoenen. - Laat geen gedemonteerde onderdelen, gereedschap of iets dergelijks dat niet bij de installatie hoort op de motor of in de buurt daarvan liggen. - Laat nooit brandbare vloeistoffen of poetslappen die doordrenkt zijn met brandbare vloeistoffen in de buurt van de stroomopwekkingsgroep, elektrische apparaten (met inbegrip van lampen) of delen van de elektrische installatie achter. - Tref voorzorgsmaatregelen om het gevaar van blikseminslag te vermijden. De fabrikant aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor persoonlijk letsel of materiële schade die voortkomen uit veronachtzaming van de veiligheidsvoorschriften. Bekijk de veiligheidsborden die op de machine aangebracht zijn goed en neem de aanwijzingen die erop staan in acht. - Laat de stroomopwekkingsgroep niet gebruiken door ondeskundige personen of personen die geen geschikte opleiding hebben gehad. - Laat kinderen of dieren niet in de buurt komen van de stroomopwekkingsgroep wanneer deze in werking is. - Kom niet met natte handen aan de generator, aangezien de generator een mogelijke oorzaak van elektrische schokken is als hij verkeerd wordt gebruikt. - Eventuele controles op de stroomopwekkingsgroep moeten uitgevoerd worden terwijl de motor uitgeschakeld is; controles op een groep die ingeschakeld is mogen uitsluitend verricht worden door gespecialiseerd personeel. - Adem de verbrandingsgassen nooit in, want zij bevatten stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid. - Zorg ervoor dat de toegangsdeuren gesloten zijn wanneer de stroomopwekkingsgroep in gebruik is. - Raak het motorblok of de wisselstroomdynamo nooit met uw handen aan als de stroomopwekkingsgroep in werking is of nog warm is. 79 mase IS 29 NL 4 GEBRUIK VAN DE GENERATOR Voor meer gedetailleerde informatie dient u de door de fabrikant van de motor geleverde handleiding te raadplegen, waarvan elke groep vergezeld gaat. 4.1 Controles vooraf Alvorens de groep op de een of andere manier te starten is het zeer belangrijk dat u zich vertrouwd maakt met de stroomopwekkingsgroep en de bediening ervan. Bovendien moet u een visuele veiligheidscontrole op de machine en de installatie verrichten. Elke reële of mogelijke bron van gevaar moet weggenomen worden voordat u verder gaat. 4.3 Starten Alvorens de groep te starten dient u zich ervan te vergewissen dat de voorafgaande controles, die beschreven worden in paragraaf 4.1, uitgevoerd zijn. Start de groep door te drukken op de START-knop op het bedieningspaneel [afb. 4, ref. 4] en laat de knop los wanneer de motor gestart is. Houd bij elke startpoging de knop niet langer dan 15 sec. ingedrukt, en respecteer een pauze van minstens 30 sec. tussen twee pogingen. Alle controlelampjes van de motorbeschermingsmodule gaan gedurende een aantal seconden branden [afb. 4, ref. 5], en als geen onregelmatige werking van de motor of de generator wordt geconstateerd, blijft alleen het groene controlelampje RUN [afb. 4, ref. 6] branden om aan te geven dat de groep gestart is en naar behoren functioneert. - Controleer de stand van de noodstopknoppen, de schakelaars en andere noodsystemen die voorhanden zijn op de stroomopwekkingsgroep. - Zorg ervoor dat u de bijzondere noodprocedures kent die van toepassing zijn op de installatie in kwestie. - Controleer met behulp van de peilstok (afb. 7 - ref. 2) of de olie op het juiste peil is, zie tabel "A" van de aanbevolen oliën (afb. 8). - Controleer of alle verankeringspunten van de groep goed vastgezet zijn. - Controleer of alle elektrische gebruikers afgekoppeld zijn om te vermijden dat de groep gestart wordt terwijl hij belast wordt. - Controleer of alle water- en brandstofleidingen goed aangesloten zijn. - Controleer of alle elektrische aansluitingen op de juiste manier uitgevoerd zijn en of er geen aansluitingen in slechte staat zijn. - Controleer of de waterkraan open staat (afb. 6 - ref. 2). - Controleer of het gedeelte van het watercircuit van de pomp naar de kleppen met de hand gevuld is, in het geval er een terugslagklep op de zeewaterinlaat gemonteerd is (zoals geadviseerd in de installatiehandleiding) [afb. 4, ref. 1]. Herhaalde en tevergeefse startpogingen, kunnen leiden tot een overdreven accumulatie van water in de afvoerleiding, met mogelijke ernstige gevolgen voor de motor. Indien moeilijkheden worden ondervonden bij het starten van de motor, wordt niet aangedrongen vóór de toevoerkraan van het zeewater werd dichtgedraaid [afb. 6, ref. 2]. 4.4 Stoppen van de groep De groep wordt gestopt door op de knop [afb. 4, ref. 4] "STOP" op het bedieningspaneel te drukken. 4.2 Ontluchting van de toevoerinstallatie Alvorens de stroomopwekkende groep De aanwezigheid van luchtbellen in de toevoerinstallatie, is de oorzaak van een onregelmatige werking van de motor of verhindert dat het nominale toerental wordt gehaald. Lucht kan in het circuit van de toevoerinstallatie dringen doorheen een niet perfect luchtdichte verbinding (buis, filter, reservoir) of wanneer de brandstof in de brandstoftank het minimumpeil bereikt heeft. De luchtbellen kunnen uit het voedingscircuit worden verwijderd door ten eerste de oorzaak op te heffen waardoor de lucht heeft kunnen binnendringen en vervolgens de volgende handelingen te verrichten: 1- Bedien de hendel van de brandstofpomp met de hand [afb.7, ref.3] totdat alle lucht door de ontluchtingsschroeven uit de voedingsinstallatie naar buiten gekomen is. 2- Herhaal bovenstaande werkzaamheden als de motor nog steeds niet regelmatig functioneert. te stoppen, is het raadzaam hem gedurende enkele minuten te laten functioneren zonder stroom, om de motor en de wisselstroomdynamo geleidelijk te laten afkoelen. 80 mase NL IS 29 5. BESCHERMINGEN 5.3 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting De stroomopwekkingsgroepen zijn uitgerust met een aantal beschermingen die ze behoeden voor onjuist gebruik en storingen die nadelige gevolgen voor de goede werking kunnen hebben. Wanneer de stroomopwekkingsgroep stopt doordat er een bescherming ingeschakeld is, zal het lampje op de motorbeschermingsmodule (afb. 5 - ref. 5) van het bedieningspaneel dat de storing die opgetreden is aangeeft gaan branden. De stroomopwekkingsgroep wordt beveiligd tegen kortsluitingen en elektrische overbelasting. Een bipolaire magnetothermische schakelaar [afb. 4, ref. 2] onderbreekt de stroomtoevoer wanneer een kortsluiting optreedt of wanneer de nominale stroomwaarde wordt overschreden. Alvorens het contact te herstellen door de magnetothermische schakelaar in geheven stand te zetten, koppelt u de machines los. 5.4 Bescherming tegen kortsluiting van de elektrische laagspanningsinstallatie 5.1 Bescherming lage oliedruk Stopt de groep als de druk van de motorolie ontoereikend is; hierbij ontsteekt het controlelampje "OIL" [afb. 4, ref. 7]. Meestal volstaat het de juiste hoeveelheid olie bij te vullen om de groep weer te starten. Ingeval van kortsluiting van de elektrische laagspanningsinstallatie, onderbreekt een thermische schakelaar [afb. 4, ref. 3] de stroomtoevoer, waarna de stroomopwekkingsgroep stilvalt.In dit geval zijn alle meldingslampjes van de motorbeschermingsmodule gedoofd, en is een nieuwe startpoging onmogelijk. Alvorens het elektrisch circuit te herstellen m.b.v. de drukknop op de thermische schakelaar [afb. 4, ref. 3], dient een gespecialiseerd technicus de oorzaak van de kortsluiting op te sporen en te verhelpen. - De bescherming tegen lage oliedruk geeft geen aanduidingen over het niveau van de olie in de olietank. Een dagelijkse controle van het oliepeil is bijgevolg noodzakelijk. - De motor functioneert goed bij een maximale helling van 30° voor perioden van minder dan 3 minuten; 25° zonder tijdslimiet, zowel op de lengteas als de dwarsas. Indien de motor functioneert bij grotere hellingen, bestaat het risico van een ontoereikende smering of een ontoereikende aanzuiging van de smeerolie uit de luchtfilter. 5.2 Bescherming hoge temperatuur water Stopt de stroomopwekkende groep wanneer de temperatuur van de koelvloeistof van de motor te hoog is of in afwezigheid van circulerend zeewater. Hierbij gaat het controlelampje branden [afb. 4, ref. 10]. De stroomopwekkende groep wordt alleen weer gestart na identificatie en verwijdering van de oorzaak van de storing. Ingeval van een ingreep op een van bovenvernoemde beveiligingen, en na de oorzaak van het probleem te hebben opgespoord en verholpen, moet verplicht op de "STOP"-knop worden gedrukt om het bedieningspaneel terug te stellen (zoniet blijft het signaal in het geheugen en wordt de start van de motor verhinderd). 81 mase IS 29 NL 6 ONDERHOUD - De motorolie dient de eerste keer te worden verversd na 50 gebruiksuren van de stroomopwekkingsgroep; voor de tweede en de daaropvolgende keren volstaat een verversing elke 200 uren. - Voor meer gedetailleerde informatie over de smering van de motor, raadpleeg de gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor, geleverd met de stroomopwekkingsgroep. - Oude olie of brandstof zijn vervuilend voor de omgeving. Laat ze dus niet achter. Lever de oude smeerolie af in de Verzamelcentra die belast zijn met de vernietiging ervan. 6.1 Voorwoord Alle onderhoudswerkzaamheden op de stroomopwekkingsgroep moeten verricht worden terwijl de motor uitgeschakeld is, nadat deze voldoende afgekoeld is en mogen alleen verricht worden door bevoegd personeel dat naar behoren geïnstrueerd is. Er wordt geadviseerd om de aanwijzingen die in de handleiding staan die door de fabrikant van de motor verstrekt wordt en die bij elke stroomopwekkingsgroep gevoegd wordt nauwgezet op te volgen. Het is belangrijk om de stroomopwekkingsgroep regelmatig te controleren en er onderhoud aan te plegen; de ingrepen dienen op basis van het aantal bedrijfsuren bepaald te worden. Om onderhoud te plegen moet u de deuren aan de zijkant en de deur aan de bovenkant verwijderen. Breng de motorolie niet in contact met de huid. Tijdens onderhoudswerkzaamheden draagt u beschermende handschoenen en een veiligheidsbril. In geval van contact met de smeerolie, wast u de huid onmiddellijk en grondig met water en zeep. Om het filterpatroon van de motorolie te vervangen [afb. 3, ref. 16] schroeft u hem van zijn houder, m.b.v. van gereedschap dat makkelijk in de handel verkrijgbaar is. Plaats het nieuw filterpatroon en smeer de ringvormige rubberen pakking. De eerste vervanging wordt uitgevoerd na 50 werkingsuren van de stroomopwekkingsgroep, voor de tweede en daaropvolgende keren respecteert u een interval van 400 uren. Voor meer informatie, raadpleeg de gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor. Voordat u aan de stroomopwekkingsgroep komt moet u een pool van de startaccu loskoppelen om plotseling starten te vermijden. 6.2 Gewoon onderhoud van de motor De periodieke onderhoudswerkzaamheden uit te voeren op de motor worden aangeduid in de tabel TAB. "B" in paragraaf 6.15. Voor meer gedetailleerde informatie, raadpleeg de handleiding geleverd door de fabrikant van de motor, en die elke stroomopwekkingsgroep vergezelt. Voor de veiligheid van de motor, gebruikt u steeds originele wisselonderdelen. Controleer het niveau van de motorolie m.b.v. de peilstok [afb. 7, ref. 2]. Het niveau moet steeds begrepen zijn tussen het MAX/ MIN-peil aangeduid op de peilstok [afb. 7, ref. 1]. Na deze handelingen verwijdert u grondig alle olie en brandstof van de onderdelen van de stroomopwekkinsggroep. 6.4 Reiniging van de luchtfilter 6.3 Verversing van de motorolie en vervanging van de oliefilter De stroomopwekkingsgroepen van de serie IS zijn uitgerust met eem droge-luchtfilter die voorkomt dat vreemde voorwerpen binnendringen in de inlaat van de verbrandingskamer. Voor het onderhoud volstaat het de filtereenheid eenmaal per jaar schoon te maken met stookolie, om onzuiverheden weg te werken. De inhoud van de oliepan is 10,2 liter De motorolie wordt bijgevuld doorheen de opening [afb. 3, ref. 17 ]. Om de olie van de oliepan te verversen wordt de peilstok weggenomen [afb.7, ref. 2] en gebruik gemaakt van de extractiepomp [afb.7, ref. 7] na de schroef te hebben verwijderd die dienst doet als dop. Het is aangeraden de olie af te tappen wanneer deze nog voldoende warm is, om hem vlot te laten stromen. Voor de aangewezen types olie, raadpleeg de tabel TAB."A", in de afb. 8. Verspreid de vloeistoffen gebruikt voor het spoelen van de luchtfilter niet in het milieu, maar lever ze af in een speciaal Verzamelcentrum. 82 mase IS 29 NL 6.5 Vervanging van de brandstoffilter Een correcte spanning van de snaar laat bij een duwkracht van 8 kg een afwijking toe van ongeveer 5 mm [afb.8]. Om borg te staan voor een lange levensduur en correcte werking van de motor, is het van wezenlijk belang het brandstoffilterpatroon regelmatig te vervangen, volgens de intervallen bepaald door de fabrikant in de tabel in paragraaf 6. 15. Een dergelijke handeling wordt als volgt uitgevoerd: - schroef het mondstuk van de houder volledig open [afb. 3, ref. 13] - neem het oude patroon weg en plaats het nieuwe. - voor de hermontage volgt u de handelingen in omgekeerde volgorde. Na de vervanging is het noodzakelijk de toevoerinstallatie te ontluchten volgens de handelingen beschreven in paragraaf 4.2 Een tweede snaar wordt gebruikt om de roterende beweging van de motoraspoelie over te brengen op die van de vloeistofpomp in het gesloten circuit en van de wisselstroomdynamo voor de acculading [afb. 8, ref. 3]. De spanning van de snaar wordt als volgt geregeld: schroef de stelschroeven los [afb. 8, ref. 4] en verplaats de wisselstroomdynamo voor de acculading [afb. 8, ref. 5] naar buiten toe om de spanning te verhogen en naar binnen toe om de spanning te verminderen. Een correcte spanning van de snaar laat bij een duwkracht van 8 kg een afwijking toe van ongeveer 10 mm [afb. 8]. Om de vermijden dat de snaar dol draait, hem niet bevuilen met olie. Reinig de riem met benzina indien bij een controle oliesporen worden geconstateerd. Zorg ervoor dat de brandstof niet in contact komt met de huid. Tijdens onderhoudswerkzaamheden draagt u beschermende handschoenen en een veiligheidsbril. In geval van contact met de brandstof, wast u de huid onmiddellijk en grondig met water en zeep. Kom met de handen niet in de buurt van de V-snaar of de poelie terwijl de motor loopt. Na de handelingen verwijdert u zorgvuldig elk spoor van brandstof en levert u de oude olie af in een Verzamelcentrum. 6.8 Lediging van het koelsysteem Om de water-luchtwisselaar of de koelinstallatie te onderhouden, is het noodzakelijk het aanzuigcircuit van het zeewater te ledigen. Dergelijke handeling wordt als volgt uitgevoerd: - Draai het kraantje van het zeewater dicht [afb. 6, ref. 2]; - draai de afvoerkraan open [fig. 6, rif. 3] om het water volledig te laten wegvloeien; - draai de afvoerkraan weer dicht. 6.6 Controle van de koelvloeistof Regelmatig dient het niveau van de koelvloeistof van het gesloten koelcircuit te worden gecontroleerd. De referentiewaarden voor een dergelijke controle staan gedrukt op het expansievat [afb. 3, ref. 11]. Indien het niveau te laag is, giet u koelvloeistof in het expansievat. Let erop het maximumniveau niet te overschrijden. Draai de zeewaterkraan weer open alvorens de stroomopwekkingsgroep te herstarten. Open nooit de afsluitdop van het expansievat [afb. 3, ref. 11] of het reservoir [afb. 3, ref. 25] als de motor nog warm is, om de gevaarlijke uitstroming van koelvloeistof te voorkomen. 6.9 Verversing van de koelvloeistof Elk jaar wordt de koelvloeistof in het gesloten koelcircuit als volgt vervangen: - Maak gebruik van een rubberen pijp, met een lengte van ongeveer 50 cm en een inwendige diameter van 30/40 mm. - Steek de pijp door de onderste opening, positioneer hem onder de dop (afb. 7, ref. 4) en sluit hem aan op een reservoir met een inhoud van ongeveer 10 liter. - Open de dop en tap het gesloten koelcircuit volledig af. Na deze handeling plaats u de dop terug en vult u het circuit opnieuw met koelvloeistof. 6.7 Controle van de spanning van de V-snaren Een V-snaar wordt gebruikt om de roterende beweging van de motoraspoelie over te dragen op die van de zeewaterpomp [afb. 8, ref. 1]. Een overdreven spanning van deze snaar versnelt het slijtageproces, terwijl een ontoereikende spanning de poelie laat doldraaien, waardoor het water niet voldoende circuleert. De spanning van de snaar wordt als volgt geregeld: schroef de twee stelschroeven los [afb. 8, ref. 2] en verplaats de zeewaterpomp naar buiten toe om de druk te verhogen, of naar binnen toe om de druk te verminderen. Zet de schroeven aan en controleer de spanning. 83 mase IS 29 NL 6.13 Onderhoud van de accu Verspreid de oude koelvloeistof niet in de omgeving, omdat hij vervuilend is. Lever de oude koelvloeistof af in een verzamelcentrum dat belast is met de vernietiging ervan. Het is aangewezen om, voor de start van alle modellen van de stroomopwekkinggroep, een accu te gebruiken van 80 A/u bij een omgevingstemperatuur groter dan 0° C en van 100 A/u voor lagere temperaturen. Alvorens een nieuwe accu te installeren is het belangrijk dat deze eerst volledig wordt geladen. Controleer minstens eenmaal per maand het niveau van de elektrolytische vloeitstof en vul eventueel bij met gedistilleerd water. Indien de stroomopwekkingsgroep gedurende een lange periode niet gebruikt wordt, is het raadzaam de accu te verwijderen en te bewaren op een droge plaats bij een temperatuur van meer dan 10° C, en de accu minstens eenmaal per maand volledig te laden. 6.10 Vervanging van de zinkanodes Mte het oog op de bescherming van de warmtewisselaar water-vloeistof [afb.9, ref. 2] tegen galvanische stromen, werden twee zinkanodes voorzien.[afb.9, ref. 4] Het is nodig regelmatig de slijtage te controleren en eventueel over te gaan tot de vervanging, om te voorkomen dat de galvanische stromen de wisselaar onherroepelijk aantasten. Het is aangeraden de zinkanodes minstens eenmaal per maand te controleren, voor een nieuwe groep, om de verbruikssnelheid na te gaan en in functie hiervan regelingen uit te voeren. Het is in ieder geval raadzaam de zinkanodes minstens eenmaal per jaar te vervangen. In de afb. 9 werden de aansluitpunten van de zinkanodes aangeduid Als de accu gedurende lange periodes volledig leeg wordt gelaten, kan deze onherroepelijke schade oplopen. Het is belangrijk de positieve klem van de accu te beschermen met vaselinevet, om aantasting en roestvorming te voorkomen. 6.11 Onderhoud van de zeewaterpomp Om zwavelzuur bij te vullen gebruikt Minstens eenmaal per jaar wordt de staat nagegaan van het rubberen draaielement van de zeewaterpomp (afb. 7 ref. 5). Alvorens de zeewaterpomp te openen, ter controle van het draaielement, wordt de koelinstallatie volledig geledigd zoals beschreven in paragraaf 5.7. Om het draaielement te bereiken is het noodzakelijk het afsluitdeksel weg te nemen (afb. 7 ref. 6) en m.b.v. een tang het draaielement te verwijderen door het naar buiten toe te trekken. Voor de montage van een nieuw draaielement, herhaal de hierboven beschreven handelingen in omgekeerde volgorde. u verplicht reeds bereide oplossingen. Om de accu op te vullen met gedistilleerd water of zuur, worden rubberen handschoenen en een beschermende bril gedragen, om te voorkomen dat de huid in contact komt met het zwavelzuur. Bij een toevallig contact met het zwavelzuur, wast u de huid met water en zeep en raapleegt u een arts. INFORMATIE - Alvorens de accu te laden, controleer het niveau van de elektrolytische vloeistof en vul eventueel gedistilleerd water bij. Deze handeling wordt herhaald nadat de accu werd geladen. 6.12 Onderhoud van de wisselstroomdynamo De wisselstroomdynamo waarmee dit model is uitgerust is van het synchrone, zelfbekrachtigde type. Een dergelijk model, dat niet voorzien is van een uitlaatspruitstuk en borstels, behoeft geen bijzondere onderhoudsbeurt. De periodieke controles en onderhoudsbeurten beperken zich tot de verwijdering van eventuele sporen van vocht en roest die de groep kunnen beschadigen. 6.14 Periodes van inactiviteit Start de stroomopwekkingsgroep minstens eenmaal per maand. Als de stroomopwekkingsgroep gedurende een lange periode niet wordt gebruikt, dient u de volgende handelingen uit te voeren: - Ververs de motorolie. - Vervang het patroon van de oliefilter (zie par. 6. 3). - Vervang het patroon van de brandstoffilter (zie par. 6. 5). - Verwijder de injectoren, giet in elke cilinder 2 cc motorolie en laat de motor manueel enkele toeren draaien m.b.v. de motoraspoelie. Hermonteer de injectoren. - Vervang de zinkpastilles (zie par. 6. 10) - Zuig m.b.v. van de zeewater-inlaatpijp koelvloeistof op, die de wisselaars en het draaielement van de 84 mase zeewaterpomp en de metalen onderdelen van de koelinstallatie smeert. - Koppel de startaccu los en bewaar hem op een droge plaats (zie par. 6. 13) - Koppel de zeewateruitlaatpijp los van het uitlaatspruitstuk van de motor. - Maak de zeewaterfilter schoon - Sluit de zeewaterinlaatkraan - Ledig het zeewaterreservoir - Reinig en smeer de terugslagklep, indien geïnstalleerd (siphon break) 6.16 Tabel storingen De startmotor draait maar de hoofdmotor start niet. - Controleer of er brandstof in de tank is. (Bijvullen) - Controleer of de elektromagnetische stopmagneet ingeschakeld is. (Raadpleeg Technisch Centrum) - Blaas de luchtbellen af die zich gevormd hebben in het toevoercircuit. (Zie par. 4. 2) De motorbeschermingsmodule wordt niet ingeschakeld met de START-knop. - Controleer of de thermische veiligheidsschakelaar [afb. 4, ref. 3] open is. (Herstel het contact m.b.v. de rode drukknop [afb. 4, ref. 3] ) - Controleer de kabels en aansluitklemmen van de accu en de elektrische aansluitingen. (Heraansluiten) - Controleer de staat van de accu. (Laden of vervangen) 6.15 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde ingrepen HANDELING IS 29 NL UUR Controleer het niveau van de motorolie ................................. 10 Controleer het niveau van de koelvloeistof .......................... 10 Spoor de aanwezigheid van eventuele olielekken op .......... 20 Spoor de aanwezigheid van eventuele brandstoflekken op.20 Spoor de aanwezigheid van eventuele vloeistoflekken op . 20 Regeling van de spanning van de V-snaren ........................ 100 Controleer de lading van de accu .......................................... 100 Reinig de brandstoffilter ......................................................... 200 Regel de snaarspanning ........................................................ 200 * Ververs de motorolie ............................................................ 200 Controleer het draaielement van de zeewaterpomp ............ 400 Controleer het toerental van de motor ................................... 400 Controleer de staat van de elektrische aansluitingen. ......... 400 Vervang de brandstoffilter .................................................... 400 * Vervang de oliefilter ............................................................. 400 Controleer de injectoren ......................................................... 400 Controleer de injectiefasen .................................................... 400 Regel de speling van de inlaat/uitlaatklep .............................. 400 Controleer de injectiepomp van de brandstof. ...................... 1000 Controleer het niveau van de elektrolytische vloeistof in de accu maande ----------------------------------------------------------------- lijks Reinig en deoxideer de metalen onderdelen ---------------- jaarlijks Reinig de luchtfilter -------------------------------------------------- jaarlijks Vervang volledig de koelvloeistof ------------------------------ jaarlijks Vervang de zinkanodes ------------------------------------------- jaarlijks De stroomopwekkingsgroep valt stil tijdens de bedrijfscyclus. - Controleer of een controlemapje brandt dat duidt op de inschakeling van een beveiliging. (Verwijder de oorzaak en herstart) - Controleer of er brandstof in de tank is. (Bijvullen) De motor geeft veel rook af aan de uitlaat - Controleer of het oliepeil de MAX-aanduiding niet overschrijdt. (Bijvullen) - Controleer of de groep niet overbelast is. - Controleer de tarrage van de injectoren. (Raadpleeg Technisch Centrum) De motor loopt op onregelmatige wijze. - Controleer de brandstoffilters. (Vervangen) - Blaas de luchtbellen af die zich gevormd hebben in het toevoercircuit. (Zie par. 4. 2) De spanning van de wisselstroomdynamo is te laag. - Controleer het toerental van de motor: 1560 rpm zonder aangesloten gebruikers op 50Hz 1860 rpm zonder aangesloten gebruikers op 60Hz - Regel de spanningswaarde m.b.v. de elektronische regelaar - Spanningsregelaar defect (vervangen). * Voer de eerste ingreep uit na 50 uur, en de daaropvolgende ingrepen volgens de voorziene intervallen. TAB. “B” Startaccu leeg. - Controleer het niveau van de elektrolytische vloeistof in de accu. (Bijvullen) - Controleer de werking van de wisselstroomdynamo. - Controleer de staat van de accu De stroomopwekkingsgroep staat niet onder spanning. - Controleer of de magnetothermische schakelaar [afb.4 ref.2 ] in de stand "ON" staat. Als deze handeling geen positief gevolg heeft, contacteer een Geautoriseerd Technisch Centrum 85 mase NL IS 29 7 TRANSPORT EN VERPLAATSING 9 REFERENTIES SCHAKELSCHEMA (afb. 10) Met het oog op het transport worden alle stroomopwekkingsgroepen door middel van schroeven aan een pallet bevestigd. Om de stroomopwekkingsgroepen aan boord van schepen te verplaatsen moet gebruik gemaakt worden van de hijshaken van de motor die onder de toegangsdeur aan de bovenkant (afb. 3 - ref. 2) aangebracht zijn. Haak de groep zorgvuldig vast en hijs de groep langzaam op, zonder abrupte bewegingen te maken. 1 - Magnetothermische schakelaar 2 - Urenteller 3 - Wisselstroomdynamo 4 - Rotor 5 - Stator 6 - Spanningsregelaar 7 - Vermogensklemmenbord 8 -/ 9 - Thermische schakelaar 10 - START/STOP-knop 11 - Motorbeschermingsmodule 12 - Klemmenbord 13 - Connector voor verbinding afstandsbedieningspaneel 14 - Brandstofmeter 15 - Indicator oliedruk 16 - Indicator watertemperatuur 17 - Sensor hoge watertemperatuur 18 - Sensor hoge koelvloeistoftemperatuur 19 - Oliedrukschakelaar 20 - Acculaadwisselstroomdynamo 21 - Elektromagnetische stopmagneet 22 - Startmotor 23 - Verbindingsklemmen accu 24 - Verbindingskabel bedieningspaneel 25 - START/STOP-knop 26 - Instrument indicator oliedruk 27 - Instrument indicator koelvloeistoftemperatuur 28 - Set afstandsbedieningspaneel met instrumenten 29 - Set afstandsbedieningspaneel - Als de stroomopwekkingsgroep aan andere punten vastgehaakt wordt dan aangegeven dan kan de stroomopwekkingsgroep hierdoor beschadigd worden of dit kan gevaarlijk zijn voor de medewerkers. - Tijdens het ophijsen moet al het personeel de nodige afstand houden en moeten de medewerkers een beschermende helm dragen. 8 AFDANKEN Op het einde van de levensduur van de stroomopwekkingsgroep, wordt deze afgeleverd aan een bedrijf dat instaat voor de afdanking. Gooi de stroomopwekkingsgroep niet weg, aangezien vele componenten ervan vervuilend zijn voor het milieu. 86
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86

Mase IS 35-42 Usage Manual

Categorie
Stroomgeneratoren
Type
Usage Manual

in andere talen