Laserliner MultiMeter-Compact de handleiding

Categorie
Multimeters
Type
de handleiding
26
NL
Lees de bedieningshandleiding en de bijgevoegde
brochure ‚Garantie- en aanvullende aanwijzingen‘
volledig door. Volg de daarin beschreven aanwijzingen
op. Bewaar deze documentatie goed.
!
Functie / toepassing
Multimeter voor de meting in het bereik van de overspannings-
categorie CAT III tot max. 1.000 V / CAT IV tot max. 600 V. Met
dit meetapparaat kunnen gelijk- en wisselspanningsmetingen,
gelijken wisselstroommetingen, doorgangs- en diodetests, weer-
standsmetingen, capaciteits-, frequentie- en tastgraadmetingen
binnen de gespeciceerde bereiken worden uitgevoerd. Bovendien
is het meetapparaat uitgerust met een contactloze spannings-
detector met vibratiealarm.
Symbolen
Waarschuwing voor een gevarenpunt
Waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning:
door onbeschermde, spanningvoerende onderdelen
in de behuizing bestaat gevaar voor elektrische schokken.
Veiligheidsklasse II: het controleapparaat beschikt
over een versterkte of dubbele isolatie.
Overspanningscategorie III: bedrijfsmiddelen in vaste
installaties en voor toepassingen waarbij bijzondere
vereisten aan de betrouwbaarheid en de beschik-
baarheid van de bedrijfsmiddelen worden gesteld,
bijv. schakelaars in vaste installaties en apparaten
voor industriële toepassingen met constante
aansluiting op de vaste installatie.
Overspanningscategorie IV: apparaten bedoeld voor
de toepassing aan of in de buurt van de voeding in
de elektrische installatie van gebouwen en vanaf de
hoofdverdeler gezien in de richting van het net bijv.
verbruiksmeter, overstroomschakelaar en stuureenheid
voor dag- en nachtstroom
MultiMeter-Compact
27
NL
Veiligheidsinstructies
Let op dat altijd de correcte aansluitingen, de correcte positie van de
draaischakelaar en het correcte bereik voor de betreffende meting
geselecteerd zijn.
Schakel vóór het meten resp. controleren van weerstand, doorgang,
dioden of capaciteit de spanning van het stroomcircuit uit. Let op
dat alle hoogspanningscondensators ontladen zijn.
Vóór het openen van het batterijvakdeksel dient de stroomtoevoer
naar het apparaat te worden onderbroken.
Werk bij voorkeur niet alleen.
Grijp de meetpunten alleen vast aan de handgrepen. De meet-
contacten mogen tijdens de meting niet worden aangeraakt.
Als het apparaat met vocht of andere geleidende resten bevochtigd
is, mag niet onder spanning worden gewerkt. Vanaf een spanning
van 25V AC resp. 60V DC bestaat gevaar voor levensgevaarlijke
schokken op grond van de vochtigheid. Reinig en droog het apparaat
vóór gebruik. Let bij gebruik buitenshuis op dat het apparaat alleen
onder dienovereenkomstige weersomstandigheden resp. na het
treffen van geschikte veiligheidsmaatregelen toegepast wordt.
Bij de omgang met spanningen van meer dan 25V AC resp. 60V
DC dient uiterst voorzichtig te worden gewerkt. Bij contact met de
elektrische geleiders bestaat bij deze spanningen al levensgevaar door
elektrische schokken.
Gebruik het apparaat niet in omgevingen die met geleidende deeltjes
belast zijn of waarin door optredend vocht (bijv. door condensatie)
een tijdelijk geleidende atmosfeer ontstaat.
Gebruik het apparaat uitsluitend doelmatig binnen de aangegeven
specicaties.
Voer metingen die gevaarlijk dicht bij elektrische installaties moeten
worden uitgevoerd, niet alleen
uit en alléén na instructie van een verantwoordelijke elektromonteur.
Waarborg vóór iedere meting dat het te controleren bereik (bijv.
leiding), het testapparaat en het toegepaste toebehoren (bijv.
aansluitleiding) in optimale staat verkeren. Test het apparaat op
bekende spanningsbronnen (bijv. 230V-contactdoos voor de
AC-controle of de autoaccu voor de DC-controle). Het apparaat
mag niet meer worden gebruikt als één of meerdere functies
uitvallen.
28
NL
1 Draaischakelaar voor de
instelling van de meetfunctie
2 Ingangsbus rood (+)
3 COM-bus zwart (–)
4 10A ingangsbus rood (+)
5 Handmatige bereikskeuze
6 Omschakelen van de
meetfunctie
7 Weergave (contactloze
spanningsdetector)
8 Sensor (contactloze
spanningsdetector)
9 LC-display
10 Houder voor meetpunten
11 Relatief-functie
12 Actuele meetwaarde
behouden, LCD-verlichting
13 Meetpunten
14 Meetcontacten
A Meetwaardeweergave
(4 cijfers, 4.000 digits)
B Batterijlading gering
C Negatieve meetwaarden
D Gelijk- (DC) of
wisselgrootheden (AC)
E Automatische
bereikskeuze
F Actuele meetwaarde
wordt behouden
G Relatief-functie
H Diodetest
I Doorgangstest
J Meeteenheden:
mV, V, µA, mA, Ohm,
kOhm, MOhm, nF, µF,
Hz, kHz, MHz, %
Displayweergave:
O.L: Open line / overow:
Meetkring niet gesloten
resp. meetbereik
overschreden
1
6
7
9
A
IHGFE
D
C
3 24
5
11
12
8
10
JB
zwart
13
rood
14
MultiMeter-Compact
29
NL
Plaatsen van de batterijen
1
1 x 9V NEDA 1604 / IEC 6F22
Bevestiging van de meetpunten
2
Bij niet-gebruik en tijdens het transporteren dienen de meetpunten
steeds in de houder op de achterzijde te worden geplaatst om letsel
door de meetpunten te vermijden.
AUTO-OFF-functie
Het meetapparaat schakelt na 15 minuten inactiviteit automatisch
uit om de batterijen te sparen.
Functie Maximale ingang
V DC / V AC 1.000 V DC, 1.000 V AC
A DC/AC 10 A DC/AC (max. 30 seconden
om de 15 minuten)
Frequentie, weerstand, capaciteit,
tastgraad, diodetest,
doorgangstest
1.000 V DC/AC
Maximaal ingangsvermogen
30
NL
Stroommeting DC/AC
4
Zet de draaischakelaar voor de stroom-
meting op ‚10A‘ en druk op de toets
‚Mode‘ om de spanningssoort (AC, DC)
in te stellen. Schakel de stroomkring uit
voordat u het meetapparaat aansluit.
Verbind vervolgens de meetcontacten
met het meetobject. De berekende
meetwaarde en de polariteit worden
op het display weergegeven. Schakel
de stroomkring opnieuw uit voordat
u het meetapparaat verwijdert.
Meet geen stromen boven 10 A gedurende meer dan
30 seconden. Hierdoor kan/kunnen het apparaat of de
meetpunten beschadigd raken.
!
rood
zwart
Aansluiting van de meetpunten
3
De zwarte meetpunt (-) moet altijd op de ‚COM-bus‘ worden
aangesloten. Bij stroommetingen moet de rode meetpunt (+) op de
‚10A-bus‘ worden aangesloten. Bij alle andere meetfuncties moet
de rode meetpunt (+) op de ‚VΩHz-bus‘ worden aangesloten.
Let vóór iedere meting op de correcte aansluiting van
de meetpunten. Spanningsmeting met aangesloten
stroomaansluitingen 10A kan leiden tot aanspreken van
de ingebouwde zekering en tot schade aan de meetkring.
!
MultiMeter-Compact
31
NL
Spanningsmeting DC/AC
Zet de draaischakelaar op ‚V‘ en druk op
de toets ‚Mode‘ om de spanningssoort
(AC, DC) in te stellen. Verbind vervolgens
de meetcontacten met het meetobject. De
berekende meetwaarde en de polariteit
worden op het display weergegeven.
rood
zwart
5
Weerstandsmeting
6
Zet de draaischakelaar op ‚Ω‘ voor de
weerstandsmeting. Verbind vervolgens
de meetcontacten met het meetobject.
De berekende meetwaarde wordt op
het display weergegeven. Indien geen
meetwaarde, maar ‚O.L‘ op het display
wordt weergegeven, werd het meet-
bereik overschreden of de meetkring is
niet gesloten resp. onderbroken. Weer-
standen kunnen alleen separaat correct
worden gemeten, daarom moeten beide
onderdelen eventueel van de resterende
schakeling worden gescheiden.
rood
zwart
Bij weerstandsmetingen dienen de meetpunten vrij
van verontreinigingen, olie, soldeerlak of vergelijkbare
verontreinigingen te zijn omdat anders verkeerde
meetresultaten kunnen optreden.
!
32
NL
Diodetest
8
Zet de draaischakelaar voor de diodetest
op ‚Ω‘ en druk een keer op de toets
‚Mode‘ om de functie ‚Diodetest‘ te
activeren. Verbind vervolgens de meet-
contacten met de diode. De berekende
meetwaarde van de doorlaatspanning
wordt op het display weergegeven.
Indien geen meetwaarde, maar ‚O.L‘ op
het display wordt weergegeven, werd
de diode in blokkeerrichting gemeten of
is de diode defect. Als 0,0 V gemeten
wordt, is de diode defect of er is een
kortsluiting voorhanden.
Doorlaatrichting
rood
zwart
Doorgangstest
7
Zet de draaischakelaar op de positie
‚Ω‘ en druk twee keer op de toets
‚Mode‘ om de functie ‚Doorgangstest‘
te activeren. Verbind vervolgens de
meetcontacten met het meetobject.
Als doorgang wordt een meetwaarde
van < 150 Ohm herkend, hetgeen
door middel van een akoestisch signaal
wordt bevestigd. Indien geen meet-
waarde, maar ‚O.L‘ op het display
wordt weergegeven, werd het meet-
bereik overschreden of de meetkring
is niet gesloten resp. onderbroken.
rood
zwart
Blokkeerrichting Doorlaatrichting
MultiMeter-Compact
33
NL
Capaciteitsmeting
9
Zet de draaischakelaar voor de
capaciteitsmeting op de positie
‚CAP‘ en druk drie keer op de toets
‚Mode‘ om de functie ‚Capaciteits-
meting‘ te activeren. Verbind vervolgens
de meetcontacten met het meetobject.
Bij gepoolde condensatoren moet de
pluspool met de rode meetpunt worden
verbonden.
rood
zwart
Frequentie- en tastgraadmeting
10
Zet de draaischakelaar voor de fre-
quentiemeting op ‚Hz‘. Verbind
vervolgens de meetcontacten met
het meetobject. Druk op de toets
‚Mode‘ om van Hz naar %-tastgraad
om te schakelen.
rood
zwart
Autorange / handmatig bereik
Bij het inschakelen van het meetapparaat wordt automatisch
de Autorange-functie geactiveerd. Deze functie zoekt in de
dienovereenkomstige meetfuncties naar het optimale bereik voor
de meting. Druk op de toets ‚Range‘ om het handmatige bereik
te activeren. Druk meerdere keren op de toets ‚RANGE‘ totdat het
gewenste bereik is ingesteld. Let daarbij op de veranderingen van
de kommaplaatsen resp. de eenheden. Houd de toets ‚RANGE‘
gedurende 2 seconden ingedrukt om weer naar het ‚Autorange‘-
bereik terug te schakelen. Op het display verschijnt weer ‚AUTO‘.
De ‚Range‘-functie is alleen mogelijk voor de bereiken spannings-,
stroom- en weerstandsmeting.
11
+
+
34
NL
De vergelijkende meting meet relatief ten opzichte van een tevoren
opgeslagen referentiewaarde. Op deze wijze wordt het verschil
tussen de actuele meetwaarde en de opgeslagen referentiewaarde
op het display weergegeven. Druk bij de dienovereenkomstige
meetfunctie tijdens een referentiemeting op de toets ‚REL‘. Op het
display wordt nu de differentiewaarde tussen de actuele meting
en de ingestelde referentiewaarde weergegeven. Druk opnieuw
op de toets ‚REL‘ om deze functie te deactiveren. De REL-functie
is alleen mogelijk voor de bereiken spannings- en stroommeting,
doorgangstest en capaciteitsmeting.
Met de Hold-functie kan de actuele meetwaarde op het display
worden gehouden. Druk opnieuw op de toets ‚HOLD‘ om deze
functie te deactiveren.
Vergelijkende meting
12
Hold-functie
13
LCD-Backlight
14
ON
2 sec
OFF
2 sec
De in het meetapparaat geïntegreerde, contactloze spannings-
detector lokaliseert wisselspanningen van 100 V tot 600 V. Zo
kunnen bijv. spanningvoerende leidingen of kabelonderbrekingen
worden opgespoord. Zet de draaischakelaar op ‚V‘ en beweeg
de spanningsdetector langs het meetobject (5 tot 10 mm). Zodra
wisselspanning wordt gelokaliseerd, brandt de weergave en begint
het apparaat te trillen.
Spanningslokalisatie, contactloos (AC-warning)
15
MultiMeter-Compact
35
NL
De contactloze spanningsdetectie vormt geen ver-
vanging voor een gebruikelijke spanningstest. Het
apparaat herkent een elektrisch veld en reageert dus
ook bij statische oplading.
!
De eenpolige fasetest is niet geschikt voor de controle
op spanningsvrijheid. Hiervoor is een tweepolige fasetest
vereist.
!
Spanningslokalisatie, eenpolige fasecontrole
Verwijder de zwarte meetleiding voor deze meting veiligheidshalve
uit de COM-bus van het apparaat. Zet de draaischakelaar op ‚V‘.
Verbind de rode meetpunt met de fase- resp. de neutrale geleider.
De rode led brandt dan alleen bij de spanningvoerende fasegeleider.
Bij de bepaling van de buitengeleider door middel van de eenpolige
fasetest kan de weergavefunctie door bepaalde omstandigheden
negatief worden beïnvloed (bijv. bij isolerende veiligheidskleding of
op geïsoleerde standplaatsen).
16
Vervangen van de zekering
17
10 A/600 V ink
Bij de vervanging van de zekering onderbreekt u eerst de verbinding
van de meetpunten naar alle spanningsbronnen en vervolgens
naar het apparaat. Draai alle schroeven aan de achterzijde los en
verwijder de batterij. Open de behuizing en vervang de zekering
door een zekering van hetzelfde type en dezelfde specicatie
(10 A / 600 V). Sluit de behuizing en draai de schroeven goed vast.
36
NL
18
Kalibratie
Het meetapparaat moet regelmatig gekalibreerd en gecontroleerd
worden om de nauwkeurigheid van de meetresultaten te kunnen
waarborgen. Wij adviseren, het apparaat een keer per jaar te
kalibreren.
Technische gegevens
Functie Bereik Nauwkeurigheid
DC-spanning
400.0 mV ± (0,5% rdg ± 2 digits)
4.000 V
40.00 V
400.0 V
± (1,2% rdg ± 2 digits)
600 V ± (1,5% rdg ± 2 digits)
AC-spanning
400.0 mV ± (1,5% rdg ± 4 mV)
4.000 V ± (1,2% rdg ± 2 digits)
40.00 V
400.0 V
± (1,5% rdg ± 3 digits)
600 V ± (2,0% rdg ± 4 digits)
DC-stroom
10A
± (2,5% rdg ± 5 digits)
AC-stroom 10A ± (3,0% rdg ± 7 digits)
Weerstand
400.0 Ω
± (1,2% rdg ± 4 digits)
4.000 kΩ ± (1,0% rdg ± 2 digits)
40.00 kΩ
400.0 kΩ
4.000 MΩ
± (1,2% rdg ± 2 digits)
40.00 MΩ ± (2,0% rdg ± 3 digits)
Capaciteit
40.000 nF ± (5,0% rdg ± 50 digits)
400.0 nF
± (3,0% rdg ± 5 digits)4.000 µF
40.00 µF
100.0 µF ± (5,0% rdg ± 5 digits)
Frequentie
9.999 Hz
± (1,5% rdg ± 5 digits)
99.99 Hz
999.9 Hz
± (1,2% rdg ± 3 digits)
9.999 kHz
99.99 kHz
999.9 kHz
9.999 MHz ± (1,5% rdg ± 4 digits)
MultiMeter-Compact
37
NL
Technische veranderingen voorbehouden. 06.15
EU-bepalingen en afvoer
Het apparaat voldoet aan alle van toepassing zijnde
normen voor het vrije goederenverkeer binnen de EU.
Dit product is een elektrisch apparaat en moet volgens de
Europese richtlijn voor oude elektrische en elektronische
apparatuur gescheiden verzameld en afgevoerd worden.
Verdere veiligheids- en aanvullende instructies onder:
www.laserliner.com/info
Tastgraad 0.1%…99.9% ± (1,2% rdg ± 2 digits)
Diodetest 0.3 mA ± (10% rdg ± 5 digits)
Polariteit Voortekens voor negatieve polariteit
LC-display 0 … 3999
Zekering 10A / 600 V ink,
240 A2/s (6,35 x 31,8 mm)
Veiligheidsklasse II, dubbele isolatie
Overspanning CAT III - 1000V, CAT IV - 600V
Verontreinigingsgraad 2
Keuringsnorm EN 61326, EN 61010-1, EN 61010-2-031
Max. rel.
luchtvochtigheid
80% niet-condenserend
Arbeidstemperatuur 0 °C … 55 °C
Spanningsvoorziening 1 x 9V-batterij (NEDA 1604, IEC 6F22)
Afmetingen 150 x 70 x 48 mm
Gewicht 255 g

Documenttranscriptie

! Lees de bedieningshandleiding en de bijgevoegde brochure ‚Garantie- en aanvullende aanwijzingen‘ volledig door. Volg de daarin beschreven aanwijzingen op. Bewaar deze documentatie goed. Functie / toepassing Multimeter voor de meting in het bereik van de overspanningscategorie CAT III tot max. 1.000 V / CAT IV tot max. 600 V. Met dit meetapparaat kunnen gelijk- en wisselspanningsmetingen, gelijken wisselstroommetingen, doorgangs- en diodetests, weerstandsmetingen, capaciteits-, frequentie- en tastgraadmetingen binnen de gespecificeerde bereiken worden uitgevoerd. Bovendien is het meetapparaat uitgerust met een contactloze spanningsdetector met vibratiealarm. Symbolen Waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning: door onbeschermde, spanningvoerende onderdelen in de behuizing bestaat gevaar voor elektrische schokken. Waarschuwing voor een gevarenpunt Veiligheidsklasse II: het controleapparaat beschikt over een versterkte of dubbele isolatie. Overspanningscategorie III: bedrijfsmiddelen in vaste installaties en voor toepassingen waarbij bijzondere vereisten aan de betrouwbaarheid en de beschikbaarheid van de bedrijfsmiddelen worden gesteld, bijv. schakelaars in vaste installaties en apparaten voor industriële toepassingen met constante aansluiting op de vaste installatie. Overspanningscategorie IV: apparaten bedoeld voor de toepassing aan of in de buurt van de voeding in de elektrische installatie van gebouwen en vanaf de hoofdverdeler gezien in de richting van het net bijv. verbruiksmeter, overstroomschakelaar en stuureenheid voor dag- en nachtstroom 26 NL MultiMeter-Compact Veiligheidsinstructies • Let op dat altijd de correcte aansluitingen, de correcte positie van de draaischakelaar en het correcte bereik voor de betreffende meting geselecteerd zijn. • Schakel vóór het meten resp. controleren van weerstand, doorgang, dioden of capaciteit de spanning van het stroomcircuit uit. Let op dat alle hoogspanningscondensators ontladen zijn. • Vóór het openen van het batterijvakdeksel dient de stroomtoevoer naar het apparaat te worden onderbroken. • Werk bij voorkeur niet alleen. • Grijp de meetpunten alleen vast aan de handgrepen. De meetcontacten mogen tijdens de meting niet worden aangeraakt. • Als het apparaat met vocht of andere geleidende resten bevochtigd is, mag niet onder spanning worden gewerkt. Vanaf een spanning van 25V AC resp. 60V DC bestaat gevaar voor levensgevaarlijke schokken op grond van de vochtigheid. Reinig en droog het apparaat vóór gebruik. Let bij gebruik buitenshuis op dat het apparaat alleen onder dienovereenkomstige weersomstandigheden resp. na het treffen van geschikte veiligheidsmaatregelen toegepast wordt. • Bij de omgang met spanningen van meer dan 25V AC resp. 60V DC dient uiterst voorzichtig te worden gewerkt. Bij contact met de elektrische geleiders bestaat bij deze spanningen al levensgevaar door elektrische schokken. • Gebruik het apparaat niet in omgevingen die met geleidende deeltjes belast zijn of waarin door optredend vocht (bijv. door condensatie) een tijdelijk geleidende atmosfeer ontstaat. • Gebruik het apparaat uitsluitend doelmatig binnen de aangegeven specificaties. • Voer metingen die gevaarlijk dicht bij elektrische installaties moeten worden uitgevoerd, niet alleen uit en alléén na instructie van een verantwoordelijke elektromonteur. • Waarborg vóór iedere meting dat het te controleren bereik (bijv. leiding), het testapparaat en het toegepaste toebehoren (bijv. aansluitleiding) in optimale staat verkeren. Test het apparaat op bekende spanningsbronnen (bijv. 230V-contactdoos voor de AC-controle of de autoaccu voor de DC-controle). Het apparaat mag niet meer worden gebruikt als één of meerdere functies uitvallen. NL 27 E 8 F G H I 7 9 10 6 11 5 12 D C B A J 1 rood 13 zwart 4 3 2 1 Draaischakelaar voor de instelling van de meetfunctie A Meetwaardeweergave (4 cijfers, 4.000 digits) 2 Ingangsbus rood (+) B Batterijlading gering 3 COM-bus zwart (–) C Negatieve meetwaarden 4 10A ingangsbus rood (+) D 5 Handmatige bereikskeuze Gelijk- (DC) of wisselgrootheden (AC) 6 Omschakelen van de meetfunctie E Automatische bereikskeuze 7 Weergave (contactloze spanningsdetector) F Actuele meetwaarde wordt behouden 8 Sensor (contactloze spanningsdetector) G Relatief-functie H Diodetest 9 LC-display I Doorgangstest 10 Houder voor meetpunten J 11 Relatief-functie 12 Actuele meetwaarde behouden, LCD-verlichting Meeteenheden: mV, V, µA, mA, Ohm, kOhm, MOhm, nF, µF, Hz, kHz, MHz, % 13 Meetpunten 14 Meetcontacten 28 NL Displayweergave: O.L: Open line / overflow: Meetkring niet gesloten resp. meetbereik overschreden 14 MultiMeter-Compact Maximaal ingangsvermogen Functie Maximale ingang V DC / V AC 1.000 V DC, 1.000 V AC A DC/AC 10 A DC/AC (max. 30 seconden om de 15 minuten) Frequentie, weerstand, capaciteit, tastgraad, diodetest, doorgangstest 1.000 V DC/AC AUTO-OFF-functie Het meetapparaat schakelt na 15 minuten inactiviteit automatisch uit om de batterijen te sparen. 1 Plaatsen van de batterijen 1 x 9V NEDA 1604 / IEC 6F22 2 Bevestiging van de meetpunten Bij niet-gebruik en tijdens het transporteren dienen de meetpunten steeds in de houder op de achterzijde te worden geplaatst om letsel door de meetpunten te vermijden. NL 29 3 Aansluiting van de meetpunten De zwarte meetpunt (-) moet altijd op de ‚COM-bus‘ worden aangesloten. Bij stroommetingen moet de rode meetpunt (+) op de ‚10A-bus‘ worden aangesloten. Bij alle andere meetfuncties moet de rode meetpunt (+) op de ‚VΩHz-bus‘ worden aangesloten. ! Let vóór iedere meting op de correcte aansluiting van de meetpunten. Spanningsmeting met aangesloten stroomaansluitingen 10A kan leiden tot aanspreken van de ingebouwde zekering en tot schade aan de meetkring. 4 Stroommeting DC/AC Zet de draaischakelaar voor de stroommeting op ‚10A‘ en druk op de toets ‚Mode‘ om de spanningssoort (AC, DC) in te stellen. Schakel de stroomkring uit voordat u het meetapparaat aansluit. Verbind vervolgens de meetcontacten met het meetobject. De berekende meetwaarde en de polariteit worden op het display weergegeven. Schakel de stroomkring opnieuw uit voordat u het meetapparaat verwijdert. ! 30 rood zwart Meet geen stromen boven 10 A gedurende meer dan 30 seconden. Hierdoor kan/kunnen het apparaat of de meetpunten beschadigd raken. NL MultiMeter-Compact 5 Spanningsmeting DC/AC Zet de draaischakelaar op ‚V‘ en druk op de toets ‚Mode‘ om de spanningssoort (AC, DC) in te stellen. Verbind vervolgens de meetcontacten met het meetobject. De berekende meetwaarde en de polariteit worden op het display weergegeven. 6 rood Weerstandsmeting Zet de draaischakelaar op ‚Ω‘ voor de weerstandsmeting. Verbind vervolgens de meetcontacten met het meetobject. De berekende meetwaarde wordt op het display weergegeven. Indien geen meetwaarde, maar ‚O.L‘ op het display wordt weergegeven, werd het meetbereik overschreden of de meetkring is niet gesloten resp. onderbroken. Weerstanden kunnen alleen separaat correct worden gemeten, daarom moeten beide onderdelen eventueel van de resterende schakeling worden gescheiden. ! zwart zwart rood Bij weerstandsmetingen dienen de meetpunten vrij van verontreinigingen, olie, soldeerlak of vergelijkbare verontreinigingen te zijn omdat anders verkeerde meetresultaten kunnen optreden. NL 31 7 Doorgangstest Zet de draaischakelaar op de positie ‚Ω‘ en druk twee keer op de toets ‚Mode‘ om de functie ‚Doorgangstest‘ te activeren. Verbind vervolgens de meetcontacten met het meetobject. Als doorgang wordt een meetwaarde van < 150 Ohm herkend, hetgeen door middel van een akoestisch signaal wordt bevestigd. Indien geen meetwaarde, maar ‚O.L‘ op het display wordt weergegeven, werd het meetbereik overschreden of de meetkring is niet gesloten resp. onderbroken. 8 zwart rood Diodetest Zet de draaischakelaar voor de diodetest op ‚Ω‘ en druk een keer op de toets ‚Mode‘ om de functie ‚Diodetest‘ te activeren. Verbind vervolgens de meetcontacten met de diode. De berekende meetwaarde van de doorlaatspanning wordt op het display weergegeven. Indien geen meetwaarde, maar ‚O.L‘ op het display wordt weergegeven, werd de diode in blokkeerrichting gemeten of is de diode defect. Als 0,0 V gemeten wordt, is de diode defect of er is een kortsluiting voorhanden. rood zwart Doorlaatrichting 32 NL Blokkeerrichting Doorlaatrichting MultiMeter-Compact 9 Capaciteitsmeting Zet de draaischakelaar voor de capaciteitsmeting op de positie ‚CAP‘ en druk drie keer op de toets ‚Mode‘ om de functie ‚Capaciteitsmeting‘ te activeren. Verbind vervolgens de meetcontacten met het meetobject. Bij gepoolde condensatoren moet de pluspool met de rode meetpunt worden verbonden. zwart rood + + 10 Frequentie- en tastgraadmeting Zet de draaischakelaar voor de frequentiemeting op ‚Hz‘. Verbind vervolgens de meetcontacten met het meetobject. Druk op de toets ‚Mode‘ om van Hz naar %-tastgraad om te schakelen. zwart rood 11 Autorange / handmatig bereik Bij het inschakelen van het meetapparaat wordt automatisch de Autorange-functie geactiveerd. Deze functie zoekt in de dienovereenkomstige meetfuncties naar het optimale bereik voor de meting. Druk op de toets ‚Range‘ om het handmatige bereik te activeren. Druk meerdere keren op de toets ‚RANGE‘ totdat het gewenste bereik is ingesteld. Let daarbij op de veranderingen van de kommaplaatsen resp. de eenheden. Houd de toets ‚RANGE‘ gedurende 2 seconden ingedrukt om weer naar het ‚Autorange‘bereik terug te schakelen. Op het display verschijnt weer ‚AUTO‘. De ‚Range‘-functie is alleen mogelijk voor de bereiken spannings-, stroom- en weerstandsmeting. NL 33 12 Vergelijkende meting De vergelijkende meting meet relatief ten opzichte van een tevoren opgeslagen referentiewaarde. Op deze wijze wordt het verschil tussen de actuele meetwaarde en de opgeslagen referentiewaarde op het display weergegeven. Druk bij de dienovereenkomstige meetfunctie tijdens een referentiemeting op de toets ‚REL‘. Op het display wordt nu de differentiewaarde tussen de actuele meting en de ingestelde referentiewaarde weergegeven. Druk opnieuw op de toets ‚REL‘ om deze functie te deactiveren. De REL-functie is alleen mogelijk voor de bereiken spannings- en stroommeting, doorgangstest en capaciteitsmeting. 13 Hold-functie Met de Hold-functie kan de actuele meetwaarde op het display worden gehouden. Druk opnieuw op de toets ‚HOLD‘ om deze functie te deactiveren. 14 LCD-Backlight ON 2 sec OFF 2 sec 15 Spanningslokalisatie, contactloos (AC-warning) De in het meetapparaat geïntegreerde, contactloze spanningsdetector lokaliseert wisselspanningen van 100 V tot 600 V. Zo kunnen bijv. spanningvoerende leidingen of kabelonderbrekingen worden opgespoord. Zet de draaischakelaar op ‚V‘ en beweeg de spanningsdetector langs het meetobject (5 tot 10 mm). Zodra wisselspanning wordt gelokaliseerd, brandt de weergave en begint het apparaat te trillen. 34 NL MultiMeter-Compact ! De contactloze spanningsdetectie vormt geen vervanging voor een gebruikelijke spanningstest. Het apparaat herkent een elektrisch veld en reageert dus ook bij statische oplading. 16 Spanningslokalisatie, eenpolige fasecontrole Verwijder de zwarte meetleiding voor deze meting veiligheidshalve uit de COM-bus van het apparaat. Zet de draaischakelaar op ‚V‘. Verbind de rode meetpunt met de fase- resp. de neutrale geleider. De rode led brandt dan alleen bij de spanningvoerende fasegeleider. Bij de bepaling van de buitengeleider door middel van de eenpolige fasetest kan de weergavefunctie door bepaalde omstandigheden negatief worden beïnvloed (bijv. bij isolerende veiligheidskleding of op geïsoleerde standplaatsen). ! De eenpolige fasetest is niet geschikt voor de controle op spanningsvrijheid. Hiervoor is een tweepolige fasetest vereist. 17 Vervangen van de zekering Bij de vervanging van de zekering onderbreekt u eerst de verbinding van de meetpunten naar alle spanningsbronnen en vervolgens naar het apparaat. Draai alle schroeven aan de achterzijde los en verwijder de batterij. Open de behuizing en vervang de zekering door een zekering van hetzelfde type en dezelfde specificatie (10 A / 600 V). Sluit de behuizing en draai de schroeven goed vast. 10 A/600 V flink NL 35 18 Kalibratie Het meetapparaat moet regelmatig gekalibreerd en gecontroleerd worden om de nauwkeurigheid van de meetresultaten te kunnen waarborgen. Wij adviseren, het apparaat een keer per jaar te kalibreren. Technische gegevens Functie DC-spanning AC-spanning Bereik Nauwkeurigheid 400.0 mV ± (0,5% rdg ± 2 digits) 4.000 V 40.00 V 400.0 V ± (1,2% rdg ± 2 digits) 600 V ± (1,5% rdg ± 2 digits) 400.0 mV ± (1,5% rdg ± 4 mV) 4.000 V ± (1,2% rdg ± 2 digits) 40.00 V 400.0 V ± (1,5% rdg ± 3 digits) 600 V ± (2,0% rdg ± 4 digits) DC-stroom 10A ± (2,5% rdg ± 5 digits) AC-stroom 10A ± (3,0% rdg ± 7 digits) 400.0 Ω ± (1,2% rdg ± 4 digits) 4.000 kΩ ± (1,0% rdg ± 2 digits) 40.00 kΩ 400.0 kΩ 4.000 MΩ ± (1,2% rdg ± 2 digits) 40.00 MΩ ± (2,0% rdg ± 3 digits) 40.000 nF ± (5,0% rdg ± 50 digits) Weerstand 400.0 nF Capaciteit 4.000 µF ± (3,0% rdg ± 5 digits) 40.00 µF 100.0 µF 9.999 Hz 99.99 Hz ± (5,0% rdg ± 5 digits) ± (1,5% rdg ± 5 digits) 999.9 Hz Frequentie 9.999 kHz 99.99 kHz ± (1,2% rdg ± 3 digits) 999.9 kHz 9.999 MHz 36 NL ± (1,5% rdg ± 4 digits) MultiMeter-Compact Tastgraad 0.1%…99.9% ± (1,2% rdg ± 2 digits) Diodetest 0.3 mA ± (10% rdg ± 5 digits) Polariteit Voortekens voor negatieve polariteit LC-display 0 … 3999 Zekering 10A / 600 V flink, 240 A2/s (6,35 x 31,8 mm) Veiligheidsklasse II, dubbele isolatie Overspanning CAT III - 1000V, CAT IV - 600V Verontreinigingsgraad 2 Keuringsnorm EN 61326, EN 61010-1, EN 61010-2-031 Max. rel. luchtvochtigheid 80 % niet-condenserend Arbeidstemperatuur 0 °C … 55 °C Spanningsvoorziening 1 x 9V-batterij (NEDA 1604, IEC 6F22) Afmetingen 150 x 70 x 48 mm Gewicht 255 g Technische veranderingen voorbehouden. 06.15 EU-bepalingen en afvoer Het apparaat voldoet aan alle van toepassing zijnde normen voor het vrije goederenverkeer binnen de EU. Dit product is een elektrisch apparaat en moet volgens de Europese richtlijn voor oude elektrische en elektronische apparatuur gescheiden verzameld en afgevoerd worden. Verdere veiligheids- en aanvullende instructies onder: www.laserliner.com/info NL 37
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76

Laserliner MultiMeter-Compact de handleiding

Categorie
Multimeters
Type
de handleiding