Cebora 361.01 Plasma Sound PC 10051/T Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

53
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PLASMASNIJMACHINE
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHI-
NE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING
AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE
VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GE-
BRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN
SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR
ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen
op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaam-
heden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informa-
tie, bestel het handboek met code 3.300.758.
GELUID.
Deze machine produceert geen rechtstreeks ge-
luid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/laspro-
cédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken
die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers
alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen.
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk
zijn.
• De elektrische stroom die door een wille-
keurige conductor stroomt produceert
elektromagnetische velden (EMF). De las-
of snijstroom produceert elektromagneti-
sche velden rondom de kabels en de gene-
ratoren.
• De magnetische velden veroorzaakt door een hoge
stroom kunnen een nadelige uitwerking hebben op pace-
makers. Personen die elektronische apparatuur (pacema-
kers) dragen moeten informatie bij een arts inwinnen voor
ze afvlam-, booglas-, puntlas- en snijwerkzaamheden be-
naderen.
De blootstelling aan elektromagnetische velden, gepro-
duceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezond-
heid op onbekende manier beïnvloeden.
Elke operator moet zich aan de volgende procedure hou-
den om de gevaren geproduceerd door elektromagneti-
sche velden te beperken:
- Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven lig-
gen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar
vast.
- Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de elek-
trodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt.
- Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van
de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de
aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet
de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich te-
vens aan deze zijde bevinden.
- Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid
van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk.
- Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werk-
zaamheden verricht.
ONTPLOFFINGEN.
• Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen
of dampen.
• Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden
worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
Deze machine is vervaardigd in overeenstemming met
de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde
norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden
gebruikt voor professionele doeleinden in een indus-
triële omgeving. Het garanderen van elektromagne-
tische compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-
industriële omgevingen.
VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEK-
TRONISCHE UITRUSTING.
Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon
afval!
Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC betref-
fende de verwerking van elektrisch en elektronisch afval
en de toepassing van deze richtlijn conform de nationale
wetgeving, moet elektrische apparatuur die het einde van
zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden ingeza-
meld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich houdt
aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de appa-
ratuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger te
informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden.
Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt
u bij aan een schoner milieu en een betere volksgezond-
heid!
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BE-
KWAAM PERSONEEL.
1.1 PLAATJE MET WAARSCHUWINGEN
De genummerde tekst hieronder komt overeen met de
genummerde hokjes op het plaatje.
1. De vonken die door het snijden veroorzaakt worden,
kunnen ontplofngen of brand veroorzaken.
1.1 Houd brandbaar materiaal buiten het bereik van de
snijzone.
1.2 De vonken die door het snijden veroorzaakt worden,
kunnen brand veroorzaken. Houd een blusapparaat
binnen handbereik en zorg ervoor dat iemand altijd
gereed is om het te gebruiken.
1.3 Snij gesloten houders nooit open.
2. De plasmaboog kan (brand)wonden veroorzaken.
2.1 Schakel de elektrische voeding uit alvorens u de
toorts demonteert.
2.2 Houd materiaal buiten het bereik van het snijtraject.
2.3 Draag altijd een complete bescherming voor uw li-
chaam.
3. De elektrische schokken die door de toorts of de kabel
veroorzaakt worden, kunnen dodelijk zijn. Bescherm u
tegen het gevaar voor elektrische schokken.
3.1 Draag isolerende handschoenen. Draag nooit voch-
tige of kapotte handschoenen.
54
?
OFF
Gklaxmzx, hj x j
g bnnsxmksksk
ghxnnmzxkxsk
gasuwencmc
tghsdhjsjksdjkxc
Ghgopglòdfòxlc òkvfàlxcvò l+dòvòùx
Sm,nxcv,mzx.c ierlòdfb-.èeì’,c mdlò
hsjkklasjlòsòlxc,òz
jhgfjksdhfjksdklcsmkldc
1 1.1 1.2 1.3
2 2.1 2.2 2.3
3 3.1 3.2 3.3
4 4.1 4.2 4.3
5 5.1
6
7
3098464
3.2 Controleer of u van het te snijden stuk en de vloer
geïsoleerd bent.
3.3 Haal de stekker van de voedingskabel uit het stop-
contact alvorens u werkzaamheden aan de machine
verricht.
4. De inhalatie van de dampen die tijdens het snijden
geproduceerd worden, kan schadelijk voor de ge-
zondheid zijn.
4.1 Houd uw hoofd buiten het bereik van de dampen.
4.2 Maak gebruik van een geforceerd ventilatie- of af-
zuigsysteem om de dampen te verwijderen.
4.3 Maak gebruik van een afzuigventilator om de dampen
te verwijderen.
5. De straling van de boog kan de ogen en de huid ver-
branden. Daarom moet de operator het gelaat op
passende wijze beschermen en de ogen bescher-
men met lenzen met een beschermingsgraad die ge-
lijk of groter is aan DIN11.
5.1 Draag een veiligheidshelm en -bril. Draag een pas-
sende gehoorbescherming en overalls met een ge-
sloten kraag. Draag helmmaskers met lters met de
juiste ltergraad. Draag altijd een complete bescher-
ming voor uw lichaam.
6. Lees de aanwijzingen door alvorens u van de machi-
ne gebruik maakt of er werkzaamheden aan verricht.
7. Verwijder de waarschuwingsetiketten nooit en dek ze
nooit af.
2 ALGEMENE BESCHRIJVING
Dit apparaat is een gelijkstroomgenerator ontworpen
voor het snijden van elektrogeleidende materialen (meta-
len en legeringen) met behulp van een proces met plas-
maboog. Het plasmagas kan lucht of stikstof zijn.
2.1 MONTAGE SNIJTOORTS (Fig. 1)
Na de centraalstekker van de snijtoorts in de bescher-
ming R te hebben gestoken, moet hij op de verbinding P
worden aangebracht door de ringmoer helemaal aan te
draaien om luchtlekkages die de goede werking van de
snijtoorts zouden kunnen beschadigen of beïnvloeden, te
vermijden.
Zorg ervoor dat er geen beschadigingen in de stroom-
pen komen en verbuig de pennetjes van de centraalstek-
ker niet. Een beschadiging in de pen heeft tot gevolg dat
hij niet kan worden afgekoppeld, terwijl een verbogen
pende goede aanbrenging op de centraalaansluiting P
niet meer garandeert, waardoor de werking van het ap-
paraat verhinderd wordt.
Zet de bescherming R vast op het paneel met de daar-
voor bestemde schroeven.
Sluit de aardekabel aan de de klem W als u automatische
snijtoortsen gebruikt.
2.2 BESCHRIJVING VAN DE OPBOUW VAN HET AP-
PARAAT
A) Voedingskabel
B) luchtaansluiting (schroefdraad 1/4" gas vrouwelijk)
C) Netschakelaar
E) Instelknop druk
F) Manometer
G) Led thermische beveiliging
H) Massakabelaansluiting
I) Vochtafscheider
L) Led onvoldoende luchtdruk.
M) Regelknopvan de snijstroom
P) Centraalaansluiting voor snijtoorts.
R) Veiligheidsbescherming.
S) Led blokkering; gaat branden in omstandigheden
waardoor de machine niet goed kan functioneren.
T) Drukknop voor in- en uitschakeling van de functie
"SELF-RESTART PILOT"
U) Led die gaat branden als de functie "SELF-RESTART
PILOT" actief is
V) Controlelampje netvoeding.
W) Aardeklem voor rechte toortsen.
2.3 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Deze installatie is voorzien van de volgende beveiligin-
gen:
Thermische beveiliging:
Deze beveiliging voorkomt overbelasting. De overbe-
lasting wordt aangegeven doordat de led G (zie g.1)
continu gaat branden.
55
Luchtdruk beveiliging:
Deze veiligheid is op de snijtoortsvoeding aange-
bracht, en voorkomt dat het apparaat functioneert
bij een te lage luchtdruk. De beveiliging wordt aangege-
ven doordat de led L (zie g.1) gaat branden.
Als led L knipperend gaat branden, wil dat zeggen dat de
druk tijdelijk onder 3,2 ÷ 3,5 bar gedaald is.
Openspanning beveiliging:
Deze zit op de snijtoortskop, en vermijdt dat er gevaar-
lijke spanningen op de snijtoorts zijn bij het vervangen
van het mondstuk, de diffusor, de elektrode of de mond-
stukhouder;
Verwijderde beveiligingen niet.
Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderde-
len.
Vervang eventuele beschadigde onderdelen van
het apparaat of van de snijtoorts altijd door origi-
nele materialen.
Laat het apparaat niet zonder omkasting werken.
Dit zou gevaarlijk zijn voor de bediener en de per-
sonen die zich in het werkgebied bevinden, en zou
voldoende koeling van het apparaat verhinderen.
2.4 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS
Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met de vol-
gende normen: IEC 60974.1 - IEC 60974.3 - IEC 60974.7
- IEC 60974.10 Cl. A - IEC 61000-3-11 - IEC 61000-3-12
(zie opmerking 2).
. Serienummer.
Moet worden vermeld op elk verzoek met
betrekking tot het apparaat.
Driefasige statische transformator-gelijk-
richter.
Neerwaartse curve.
Geschikt voor plasmasnijden.
torch type Type van toorts dat kan worden gebruikt
met dit apparaat om een veilig systeem te
vormen.
U0. Secundaire openboogspanning.
X. Inschakelduurpercentage.
De inschakelduur drukt het percentage van
10 minuten uit gedurende dewelke het las-
appa raat met een bepaalde stroom I2 en
spanning U2 kan worden gebruikt zonder te
oververhitten.
I2. Snijstroom.
Art. 359: 60A @ 208/220/230/400/440V
Art. 361: a) 100A @ 400/440V
b) 80A @ 208/220/230V
U2 Secundaire traploos regelbare spanning
met lasstroom I2 Deze spanning hangt af
van de afstand tussen de contacttip en het
werkstuk.
Als deze afstand toeneemt, stijgt de snij
spanning eveneens en kan de inschakel
duur X% verminderen.
U1. Nominale voedingsspanning voor 208/ 220/
230V - 400/440V met automatische span-
ningswijziging.
3~ 50/60Hz Driefasige voeding van 50 of 60 Hz
I1 Max Max. opgenomen stroom bij overeenkom-
stige stroom I2 en spanning U2.
I1 eff Dit is de maximale waarde van de eigenlijke
opgenomen stroom, rekening houdend met
de inschakelduur.
Deze waarde komt gewoonlijk overeen met
de capaciteit van de zekering (trage type)
die moet worden gebruikt als beveiliging
van het apparaat.
IP23 S. Beschermingsklasse van de behuizing.
De Graad 3 als tweede cijfer geeft aan dat
het apparaat opgeslagen kan worden, maar
dat het bij neerslag niet buiten gebruikt kan
worden, tenzij in een beschermde omge-
ving.
S
Geschikt voor werkzaamheden in omgevin-
gen met verhoogd risico.
W
Fig. 1
56
OPMERKINGEN:
1-Het apparaat is ontworpen om te functioneren in een
omgeving met een vervuilingsgraad 3 (Zie IEC 60664).
2-Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-3-12,
mits de maximum toelaatbare impedantie Zmax van
de installatie lager of gelijk is aan 0,146 (Art. 359)-0,088
(Art. 361) op het interfacepunt tussen de installatie van
de gebruiker en het lichtnet. De installateur of de ge-
bruiker van de apparatuur zijn verantwoordelijk voor en
moeten waarborgen dat de apparatuur aangesloten is
op een stroomvoorziening met een maximum toelaat-
bare impedantie Zmax lager of gelijk aan 0,146 (Art.
359)-0,088 (Art. 361). Raadpleeg eventueel het elektri-
citeitsbedrijf.
2.5 INBEDRIJFSSTELLING
Het apparaat moet worden gnstalleerd door ge-
kwaliceerd personeel. Alle verbindingen moeten
tot stand worden gebracht overeenkomstig de gel-
dende normen en met volledige inachtneming van de
wet op de ongevallenpreventie (zie CEI 26-26 / IEC
- TS 62081).
Sluit de luchttoevoer aan op verbinding B.
In het geval de luchttoevoer afkomstig is van een drukre-
gelaarvan een compressor of een centrale installatie,
moet de drukregelaar worden ingesteld op een uit-
gangsdruk van niet meer dan 8 bar (0,8 MPa). Als de
luchttoevoer afkomstige is van een es, moet deze
zijn voorzien van een reduceerventiel; sluit nooit een
persluchtes rechtstreeks aan op de drukregelaar
van het apparaat! De druk zou de capaciteit van de
verminderaar drukregelaar te boven kunnen gaan,
die daardoor zou kunnen ontploffen!
Sluit de voedingskabel A aan: de geel-groene draad van
de kabel moet worden aangesloten op een deugdelijke
aarding van de installatie, de overige draden moeten op
de fase draden worden aangesloten via een schakelaar
die zo mogelijk dichtbij de snijzone is geplaatst, om in
geval van nood een snelle uitschakeling toe te staan.
Het vermogen van de thermische schakelaar of van de
zekeringen in serie met de schakelaar moet gelijk zijn aan
de door het apparaat verbruikte stroom I1eff.
De verbruikte stroom I1 eff. wordt afgeleid uit de techni-
sche gegevens die op het apparaat worden vermeld on-
der de beschikbare voedingsspanning U1.
Eventuele verlengkabels moeten een diameter hebben
die voldoende groot is voor de verbruikte stroom I1max.
3 GEBRUIK
Verzeker u ervan dat de startknop niet is ingedrukt.
Schakel het apparaat in met de schakelaar C. Hierdoor
gaat het lampje V branden.
Met een korte druk op de toets van de toorts wordt de
persluchtstroom geopend. Stel nu de druk, weergege-
ven op de drukmeter F, af. Draai aan de knop E van de
reductor en stel 5 bar (0,5 MPa) in voor toortsen met een
lengte van 6 m. en stel 5,5 bar (0,55 MPa) in voor toortsen
met een lengte van 12 m. Vergrendel vervolgens de knop
E door hem in te drukken.
Het snijcircuit mag niet opzettelijk direct of indirect in
contact worden gebracht met deaardingsdraad, behalve
op het werkstuk dat gesneden moet worden.
Als het te snijden werkstuk opzettelijk met de aarde wordt
verbonden via de aardingsdraad, moet de verbinding zo
rechtstreeks mogelijk zijn en worden uitgevoerd met een
draad met een doorsnede die minstens gelijk is aan de
massakabel van de snijstroom, en op hetzelfde punt zijn
aangesloten op het te behandelen werkstuk als de mas-
sakabel, met behulp van de klem van de massakabel of
met behulp van een tweede massaklem die in de onmid-
delijke nabijheid is geplaatst. Alle mogelijke voorzorgs-
maatregelen moeten worden genomen om zwerfstromen
te vermijden.
3.1 SNIJDEN (“CUT” SNIJWIJZE)
Kies de snijstroom door middel van de knop M.
Toorts Cebora CP101:
Gebruik het speciale afstandsstuk met twee punten Art.
1404 in het geval van een mondstuk ø 1,2 en een stroom
tussen 45 en 60 A.
Toorts Cebora CP161:
Met een snijstroom van 20 tot 40A en een mondstuk
met een doorsnede van 0,8 mm kunt u snijden door het
mondstuk direct op het stuk te laten steunen (drag cut).
In het geval van een stroom van meer dan 40A is het
noodzakelijk dat u een verend afstandsblok of een af-
standsblok of tweepuntig gebruikt om te voorkomen dat
het mondstuk of de bescherming ervan direct met het te
snijden stuk in aanraking komt.
Bewaar een afstand van ongeveer 4 mm tussen de be-
scherming van het mondstuk en de bescherming als u de
toorts automatisch gebruikt, zie de snijtabellen.
Verzeker u ervan dat de massaklem en het werkstuk een
goed elektrisch contact maken, in het bijzonder bij ge-
lakte, geoxideerde staalplaat of staalplaat met isoleren-
de bekledingen.
Verbind de massaklem niet met het stuk materiaal dat
moet worden weggenomen.
Druk op de toortsschakelaar om de vonkenboog in te
schakelen.
Als het snijden na 2 seconden nog niet begint, gaat de
vonkenboog uit en moet de schakelaar opnieuw worden
ingedrukt om de boog weer te ontsteken.
Houd de snijtoorts verticaal gedurende de snede.
Nadat de snede is voltooid en de knop is losgelaten, blijft
er gedurende nog ongeveer 100 seconden lucht uit de
snijtoorts komen om de toorts zelf af te laten koelen.
Zet het apparaat niet uit voordat deze tijd verstreken
is.
Als er gaten moeten worden gemaakt of als de snede
moet worden gemaakt vanuit het midden van een werk-
stuk, moet de snijtoorts schuin gehouden worden en
langzaam recht worden geplaatst, zodat het gesmolten
materiaal niet op het mondstuk terechtkomt (zie g.2).
Dit is nodig bij het doorboren van werkstukken die dikker
zijn dan 3 mm.
Neem de snijtabel in acht als u de toorts automatisch
gebruikt. Als er ronde sneden moeten worden gemaakt,
57
wordt geadviseerd de als optie geleverde passer te ge-
bruiken. Het is van belang te herinneren dat het gebruik
van deze passer de hierboven beschreven starttechniek
noodzakelijk kan maken (g.2).
Fig. 2
Fig. 3
Houd de vonkboog niet onnodig ingeschakeld in de
lucht, om slijtage van de elektrode, de luchtverdeler en
het snijmond stuk niet te vergroten.
Zet het apparaat uit nadat het werk beëindigd is.
3.2 SNIJDEN OP ROOSTERS (SELF–RESTART SNIJ-
WIJZE).
Activeer deze functie als u geperforeerde staalplaten of
roosters moet snijden.
De ontstekingsboog wordt automatisch weer ingescha-
keld als u aan het einde van de snede de knop ingedrukt
houdt. Gebruik deze functie uitsluitend als dit nood-
zakelijk is om een overmatige slijtage of verbruik van
de elektrode of mondstuk te vermijden.
4.3 SCHOONBRANDEN (”GOUGE” SNIJWIJZE). uit-
sluitend voor toorts CP161.
Fig. 4
Met deze handeling kunt u defecte lassen verwijderen,
gelaste stukken van elkaar losmaken, appen voorbe-
reiden, enz. Maak voor deze handeling gebruik van een
mondstuk ø 3 mm.
De te gebruiken stroomwaarde varieert afhankelijk van de
dikte en de hoeveelheid te verwijderen materiaal van 60
tot 100A. Voer de handeling uit met een gekantelde toorts
(afb.4). Verplaats de toorts naar het gesmolten materiaal
zodat het gas, dat uit de toorts stroomt, het materiaal
verwijdert. De kanteling van de toorts ten opzichte van
het stuk is afhankelijk van de gewenste penetratie. Ge-
smolten afvalmateriaal kan zich tijdens het proces aan
het mondstukhouder en de bescherming vasthechten.
Reinig het mondstukhouder en de bescherming regelma-
tig om te voorkomen dat zich fenomenen (dubbele boog)
kunnen voordoen die in een aantal seconden het mond-
stuk kunnen vernietigen.
We raden een zorgvuldige bescherming van de opera-
tor en de personen die zich in de nabijheid van de werk-
plaats bevinden aangezien zich tijdens dit proces sterke
stralingen (ultraviolet en infrarood) kunnen ontwikkelen.
Schakel aan het einde van de bewerking de machine
uit.
4 SNIJPROBLEMEN
4.1 SLECHTE PENETRATIE
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
• de snijsnelheid is te hoog. Zorg ervoor dat de boog
altijd in het te snijden werkstuk doordringt en in de be-
wegingsrichting hooguit een schuine stand van 10 -15
aanneemt. Zo wordt voorkomen dat het snijmondstuk
verkeerd wordt gebruikt en dat er brandplekken op de
snijhulshouder ontstaan.
het werkstuk is te dik.
de massaklem maakt geen goed elektrisch contact
met het werkstuk.
het snijmondstuk en de elektrode zijn versleten.
de snijstroomsterkte is te laag.
N.B. : Als de boog niet goed doordringt, kan metaalslak
de opening van het mondstuk verstoppen.
4.2 DE BOOG GAAT UIT
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
het mondstuk, de elektrode of de luchtverdeler is ver-
sleten
de luchtdruk is te hoog
de voortloopsnelheid is te laag
4.3 SCHUINE INSNIJDING
Mocht er sprake zijn van een schuine insnijding, schakel
het apparaat dan uit en vervang het snijmondstuk.
Voorkom dat het mondstuk elektrisch in aanraking komt
met het te snijden werkstuk (ook via metaalslak) als de
snijstroomsterkte hoger is dan 45 A, want in dat geval
wordt de mondstukopening snel of onmiddellijk vernield,
met een slecht snijresultaat als gevolg.
58
4.4 OVERMATIGE SLIJTAGE VAN VERBRUIKSON-
DERDELEN
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
a) de luchtdruk ligt lager dan de geadviseerde waarde.
b) te veel brandplekken op het uiteinde van de snijhuls-
houder
5 PRAKTISCHE WENKEN
• Als de lucht in de installatie vocht en olie bevat in aan-
zienlijke hoeveelheden, is het beter een scheidingslter te
gebruiken teneinde te voorkomen dat er een overmatige
oxidatie en slijtage van de verbruiksonderdelen plaats-
vindt, dat de snijtoorts wordt beschadigd, en dat de snij-
snelheid en de snijkwaliteit minder worden.
• Verontreinigingen in de lucht bevorderen oxidatie van
de elektrode en het mondstuk, en kunnen bovendien de
boogontsteking bemoeilijken. Reinig bij controle hierop
het uiteindevan de elektrode en het binnengedeelte van
het mondstuk met zeer jn schuurpapier.
• Verzeker u ervan dat de nieuwe elektrode en het nieuwe
mondstuk goed schoon en ontvet zijn, alvorens hen te
monteren.
• Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen, om
beschadiging van de snijtoorts te vermijden.
6 ONDERHOUD
Schakel voor alle ingrepen, die moeten worden ver-
richt door gekwaliceerd personeel, altijd de voe-
ding naar het apparaat af.
6.1 ONDERHOUD STROOMBRON
Bij onderhoud aan de binnenzijde van het apparaat
dient u na te gaan of de schakelaar C in de stand "O"
staat en of de voedingskabel is afgekoppeld van het
elektriciteitsnet.
Controleer eveneens of de uiteinden van de condensa-
tors van de IGBT-groep niet onder spanning staan.
Ook als het apparaat is voorzien van een vochtafscheider
met automatische afvoer van de condens, die telkens
in werking treedt als de luchttoevoer wordt afgesloten,
is het een goed gebruik om geregeld te controleren of
er geen condenssporen aanwezig zijn in het reservoirI
(g.1).
Bovendien moet metaalstof dat zich in het apparaat heeft
opgehoopt regelmatig worden verwijderd met behulp
van perslucht.
6.1.1 Diagnose
De LED S licht op wanneer de volgende toestanden zich
voordoen:
LED S TOESTAND OPLOSSING
Brandt
constant
Bij het opstarten van
het apparaat
Wacht 5 sec.
Brandt
constant
Knop ingedrukt tijdens
het opstarten van het
apparaat
Laat de knop los
LED S TOESTAND OPLOSSING
Brandt
constant
Ontbrekende beveili-
ging R
Monteer de beveiliging
Brandt
constant
Verkeerde spanning
van IGBT-aandrijving
Neem contact op met
de technische dienst
Brandt
constant
Reed-contact geslo-
ten tijdens het opstar-
ten van het apparaat
Neem contact op met
de technische dienst
Brandt
constant
Voedingsspanning te
laag
Controleer de voe-
dingsspanning
Brandt
constant
Ontbrekende fase in
de toevoerleiding
Controleer de toevoer-
leiding. Opmerking:
in sommige situaties
doet een ontbrekende
fase de LED S niet
oplichten. Contro-
leer daarom altijd de
toevoerleiding in geval
van een defect
Knippert Kortsluiting tussen
de elektrode en het
mondstuk tijdens het
opstarten van het ap-
paraat of tijdens het
snijden
Vervang de elektrode
en het gasmondstuk,
en de verdeler indien
nodig
6.2 ONDERHOUD VAN DE TOORTS
Verwijzend naar de Afb. 5 en 6 zijn met name de volgende
onderdelen onderworpen aan slijtage: de elektrode A, de
diffuser B, het mondstuk C en de bescherming van het
mondstuk E. Vervang deze onderdelen nadat de mond-
stukhouder D losgedraaid heeft.
Fig. 5 Fig. 6
A
A
B
B
D
D
E
C
C
Vervang de elektrode A als deze in het midden een krater
met een diepte van ongeveer 1,2 mm vertoont.
OPGELET: Schroef de elektrode niet met geweld los; oe-
fen een geleidelijke kracht uit tot de draad loskomt. De
nieuwe elektrode moet in de zitting worden geschroefd
en worden vastgezet, maar niet helemaal aangedraaid.
De snijhuls C moeten worden vervangen wanneer de
opening beschadigd is of breder is geworden in verge-
lijking met een nieuw onderdeel. Wanneer de vervanging
59
van de elektrode of de snijhuls wordt uitgesteld, zullen
deze onderdelen oververhit raken en zal de luchtverdeler
B minder lang meegaan.
Controleer of de snijhulshouder D goed vastzit na het
vervangen.
LET OP: draai de mondstukhouder D op de toorts als
de elektrode A, de diffuser B, het mondstuk C en de be-
scherming van het mondstuk E (uitsluitend in het geval
van CP 161) gemonteerd zijn.
Als een van deze onderdelen niet aanwezig is, zal het
apparaat niet goed werken en komt de veiligheid van
de gebruiker in gevaar.
6.3 MAATREGELEN NA EEN REPARATIE.
Nadat er een reparatie is uitgevoerd, moet erop worden
gelet dat de bedrading opnieuw zodanig wordt geplaatst
dat er een veilige isolatie is tussen de primaire en de
secundaire zijde van het apparaat. Zorg ervoor dat de
draden niet in contact kunnen komen met bewegende
onderdelen of onderdelen diewarmworden tijdens de
werking. Monteer alle bandjes terug zoals op het origi-
nele apparaat, om te vermijden dat er een verbinding kan
ontstaan tussen de primaire en de secundaire zijde, als er
onopzettelijk een draad kapot gaat of losraakt.
Plaats verder alle schroeven terug met de getande schijf-
jes, zoals op het originele apparaat.

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PLASMASNIJMACHINE BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN. 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758. GELUID. Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk zijn. • De elektrische stroom die door een willekeurige conductor stroomt produceert elektromagnetische velden (EMF). De lasof snijstroom produceert elektromagnetische velden rondom de kabels en de generatoren. • De magnetische velden veroorzaakt door een hoge stroom kunnen een nadelige uitwerking hebben op pacemakers. Personen die elektronische apparatuur (pacemakers) dragen moeten informatie bij een arts inwinnen voor ze afvlam-, booglas-, puntlas- en snijwerkzaamheden benaderen. De blootstelling aan elektromagnetische velden, geproduceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezondheid op onbekende manier beïnvloeden. Elke operator moet zich aan de volgende procedure houden om de gevaren geproduceerd door elektromagnetische velden te beperken: - Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar vast. - Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt. - Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich tevens aan deze zijde bevinden. - Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk. - Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werkzaamheden verricht. ONTPLOFFINGEN. • Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. • Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT Deze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in nietindustriële omgevingen. VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE UITRUSTING. Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon afval! Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch afval en de toepassing van deze richtlijn conform de nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger te informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een betere volksgezondheid! ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BEKWAAM PERSONEEL. 1.1 PLAATJE MET WAARSCHUWINGEN De genummerde tekst hieronder komt overeen met de genummerde hokjes op het plaatje. 1. De vonken die door het snijden veroorzaakt worden, kunnen ontploffingen of brand veroorzaken. 1.1 Houd brandbaar materiaal buiten het bereik van de snijzone. 1.2 De vonken die door het snijden veroorzaakt worden, kunnen brand veroorzaken. Houd een blusapparaat binnen handbereik en zorg ervoor dat iemand altijd gereed is om het te gebruiken. 1.3 Snij gesloten houders nooit open. 2. De plasmaboog kan (brand)wonden veroorzaken. 2.1 Schakel de elektrische voeding uit alvorens u de toorts demonteert. 2.2 Houd materiaal buiten het bereik van het snijtraject. 2.3 Draag altijd een complete bescherming voor uw lichaam. 3. De elektrische schokken die door de toorts of de kabel veroorzaakt worden, kunnen dodelijk zijn. Bescherm u tegen het gevaar voor elektrische schokken. 3.1 Draag isolerende handschoenen. Draag nooit vochtige of kapotte handschoenen. 53 2 ALGEMENE BESCHRIJVING 1 1.1 1.2 Dit apparaat is een gelijkstroomgenerator ontworpen voor het snijden van elektrogeleidende materialen (metalen en legeringen) met behulp van een proces met plasmaboog. Het plasmagas kan lucht of stikstof zijn. 1.3 2.1 MONTAGE SNIJTOORTS (Fig. 1) ? 2 2.1 2.2 Na de centraalstekker van de snijtoorts in de bescherming R te hebben gestoken, moet hij op de verbinding P worden aangebracht door de ringmoer helemaal aan te draaien om luchtlekkages die de goede werking van de snijtoorts zouden kunnen beschadigen of beïnvloeden, te vermijden. Zorg ervoor dat er geen beschadigingen in de stroompen komen en verbuig de pennetjes van de centraalstekker niet. Een beschadiging in de pen heeft tot gevolg dat hij niet kan worden afgekoppeld, terwijl een verbogen pende goede aanbrenging op de centraalaansluiting P niet meer garandeert, waardoor de werking van het apparaat verhinderd wordt. Zet de bescherming R vast op het paneel met de daarvoor bestemde schroeven. Sluit de aardekabel aan de de klem W als u automatische snijtoortsen gebruikt. 2.3 F OF 3 3.1 4 4.1 5 5.1 6 3.2 4.2 4.3 2.2 BESCHRIJVING VAN DE OPBOUW VAN HET APPARAAT 7 G kl g 3.3 a xm b Ghgopglòdfòxlc òkvfàlxcvò l+dòvòùx Sm,nxcv,mzx.c ierlòdfb-.èeì’,c mdlò hsjkklasjlòsòlxc,òz jhgfjksdhfjksdklcsmkldc zx n , h sx h xn m j x g n a m ks j ks su tg w zx k h e kx sd n sk h cm js jk c sd jk xc g n 3098464 3.2 Controleer of u van het te snijden stuk en de vloer geïsoleerd bent. 3.3 Haal de stekker van de voedingskabel uit het stopcontact alvorens u werkzaamheden aan de machine verricht. 4. De inhalatie van de dampen die tijdens het snijden geproduceerd worden, kan schadelijk voor de gezondheid zijn. 4.1 Houd uw hoofd buiten het bereik van de dampen. 4.2 Maak gebruik van een geforceerd ventilatie- of afzuigsysteem om de dampen te verwijderen. 4.3 Maak gebruik van een afzuigventilator om de dampen te verwijderen. 5. De straling van de boog kan de ogen en de huid verbranden. Daarom moet de operator het gelaat op passende wijze beschermen en de ogen beschermen met lenzen met een beschermingsgraad die gelijk of groter is aan DIN11. 5.1 Draag een veiligheidshelm en -bril. Draag een passende gehoorbescherming en overalls met een gesloten kraag. Draag helmmaskers met filters met de juiste filtergraad. Draag altijd een complete bescherming voor uw lichaam. 6. Lees de aanwijzingen door alvorens u van de machine gebruik maakt of er werkzaamheden aan verricht. 7. Verwijder de waarschuwingsetiketten nooit en dek ze nooit af. 54 A) Voedingskabel B) luchtaansluiting (schroefdraad 1/4" gas vrouwelijk) C) Netschakelaar E) Instelknop druk F) Manometer G) Led thermische beveiliging H) Massakabelaansluiting I) Vochtafscheider L) Led onvoldoende luchtdruk. M) Regelknopvan de snijstroom P) Centraalaansluiting voor snijtoorts. R) Veiligheidsbescherming. S) Led blokkering; gaat branden in omstandigheden waardoor de machine niet goed kan functioneren. T) Drukknop voor in- en uitschakeling van de functie "SELF-RESTART PILOT" U) Led die gaat branden als de functie "SELF-RESTART PILOT" actief is V) Controlelampje netvoeding. W) Aardeklem voor rechte toortsen. 2.3 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN Deze installatie is voorzien van de volgende beveiligingen: Thermische beveiliging: Deze beveiliging voorkomt overbelasting. De overbelasting wordt aangegeven doordat de led G (zie fig.1) continu gaat branden. W Fig. 1 Luchtdruk beveiliging: Deze veiligheid is op de snijtoortsvoeding aangebracht, en voorkomt dat het apparaat functioneert bij een te lage luchtdruk. De beveiliging wordt aangegeven doordat de led L (zie fig.1) gaat branden. Als led L knipperend gaat branden, wil dat zeggen dat de druk tijdelijk onder 3,2 ÷ 3,5 bar gedaald is. Openspanning beveiliging: Deze zit op de snijtoortskop, en vermijdt dat er gevaarlijke spanningen op de snijtoorts zijn bij het vervangen van het mondstuk, de diffusor, de elektrode of de mondstukhouder; • Verwijderde beveiligingen niet. • Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderdelen. • Vervang eventuele beschadigde onderdelen van het apparaat of van de snijtoorts altijd door originele materialen. • Laat het apparaat niet zonder omkasting werken. Dit zou gevaarlijk zijn voor de bediener en de personen die zich in het werkgebied bevinden, en zou voldoende koeling van het apparaat verhinderen. 2.4 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met de volgende normen: IEC 60974.1 - IEC 60974.3 - IEC 60974.7 - IEC 60974.10 Cl. A - IEC 61000-3-11 - IEC 61000-3-12 (zie opmerking 2). N°. Serienummer. Moet worden vermeld op elk verzoek met betrekking tot het apparaat. Driefasige statische transformator-gelijkrichter. Neerwaartse curve. torch type Geschikt voor plasmasnijden. Type van toorts dat kan worden gebruikt met dit apparaat om een veilig systeem te vormen. U0. Secundaire openboogspanning. X. Inschakelduurpercentage. De inschakelduur drukt het percentage van 10 minuten uit gedurende dewelke het lasappa raat met een bepaalde stroom I2 en spanning U2 kan worden gebruikt zonder te oververhitten. I2. Snijstroom. Art. 359: 60A @ 208/220/230/400/440V Art. 361: a) 100A @ 400/440V b) 80A @ 208/220/230V U2 Secundaire traploos regelbare spanning met lasstroom I2 Deze spanning hangt af van de afstand tussen de contacttip en het werkstuk. Als deze afstand toeneemt, stijgt de snij spanning eveneens en kan de inschakel duur X% verminderen. U1. Nominale voedingsspanning voor 208/ 220/ 230V - 400/440V met automatische spanningswijziging. 3~ 50/60Hz Driefasige voeding van 50 of 60 Hz I1 Max Max. opgenomen stroom bij overeenkomstige stroom I2 en spanning U2. I1 eff Dit is de maximale waarde van de eigenlijke opgenomen stroom, rekening houdend met de inschakelduur. Deze waarde komt gewoonlijk overeen met de capaciteit van de zekering (trage type) die moet worden gebruikt als beveiliging van het apparaat. IP23 S. Beschermingsklasse van de behuizing. De Graad 3 als tweede cijfer geeft aan dat het apparaat opgeslagen kan worden, maar dat het bij neerslag niet buiten gebruikt kan worden, tenzij in een beschermde omgeving. Geschikt voor werkzaamheden in omgevinS gen met verhoogd risico. 55 OPMERKINGEN: 1-Het apparaat is ontworpen om te functioneren in een omgeving met een vervuilingsgraad 3 (Zie IEC 60664). 2-Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-3-12, mits de maximum toelaatbare impedantie Zmax van de installatie lager of gelijk is aan 0,146 (Art. 359)-0,088 (Art. 361) op het interfacepunt tussen de installatie van de gebruiker en het lichtnet. De installateur of de gebruiker van de apparatuur zijn verantwoordelijk voor en moeten waarborgen dat de apparatuur aangesloten is op een stroomvoorziening met een maximum toelaatbare impedantie Zmax lager of gelijk aan 0,146 (Art. 359)-0,088 (Art. 361). Raadpleeg eventueel het elektriciteitsbedrijf. Het snijcircuit mag niet opzettelijk direct of indirect in contact worden gebracht met deaardingsdraad, behalve op het werkstuk dat gesneden moet worden. Als het te snijden werkstuk opzettelijk met de aarde wordt verbonden via de aardingsdraad, moet de verbinding zo rechtstreeks mogelijk zijn en worden uitgevoerd met een draad met een doorsnede die minstens gelijk is aan de massakabel van de snijstroom, en op hetzelfde punt zijn aangesloten op het te behandelen werkstuk als de massakabel, met behulp van de klem van de massakabel of met behulp van een tweede massaklem die in de onmiddelijke nabijheid is geplaatst. Alle mogelijke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om zwerfstromen te vermijden. 2.5 INBEDRIJFSSTELLING 3.1 SNIJDEN (“CUT” SNIJWIJZE) Het apparaat moet worden geïnstalleerd door gekwalificeerd personeel. Alle verbindingen moeten tot stand worden gebracht overeenkomstig de geldende normen en met volledige inachtneming van de wet op de ongevallenpreventie (zie CEI 26-26 / IEC - TS 62081). Sluit de luchttoevoer aan op verbinding B. In het geval de luchttoevoer afkomstig is van een drukregelaarvan een compressor of een centrale installatie, moet de drukregelaar worden ingesteld op een uitgangsdruk van niet meer dan 8 bar (0,8 MPa). Als de luchttoevoer afkomstige is van een fles, moet deze zijn voorzien van een reduceerventiel; sluit nooit een persluchtfles rechtstreeks aan op de drukregelaar van het apparaat! De druk zou de capaciteit van de verminderaar drukregelaar te boven kunnen gaan, die daardoor zou kunnen ontploffen! Sluit de voedingskabel A aan: de geel-groene draad van de kabel moet worden aangesloten op een deugdelijke aarding van de installatie, de overige draden moeten op de fase draden worden aangesloten via een schakelaar die zo mogelijk dichtbij de snijzone is geplaatst, om in geval van nood een snelle uitschakeling toe te staan. Het vermogen van de thermische schakelaar of van de zekeringen in serie met de schakelaar moet gelijk zijn aan de door het apparaat verbruikte stroom I1eff. De verbruikte stroom I1 eff. wordt afgeleid uit de technische gegevens die op het apparaat worden vermeld onder de beschikbare voedingsspanning U1. Eventuele verlengkabels moeten een diameter hebben die voldoende groot is voor de verbruikte stroom I1max. Kies de snijstroom door middel van de knop M. Toorts Cebora CP101: Gebruik het speciale afstandsstuk met twee punten Art. 1404 in het geval van een mondstuk ø 1,2 en een stroom tussen 45 en 60 A. Toorts Cebora CP161: Met een snijstroom van 20 tot 40A en een mondstuk met een doorsnede van 0,8 mm kunt u snijden door het mondstuk direct op het stuk te laten steunen (drag cut). In het geval van een stroom van meer dan 40A is het noodzakelijk dat u een verend afstandsblok of een afstandsblok of tweepuntig gebruikt om te voorkomen dat het mondstuk of de bescherming ervan direct met het te snijden stuk in aanraking komt. Bewaar een afstand van ongeveer 4 mm tussen de bescherming van het mondstuk en de bescherming als u de toorts automatisch gebruikt, zie de snijtabellen. 3 GEBRUIK Verzeker u ervan dat de startknop niet is ingedrukt. Schakel het apparaat in met de schakelaar C. Hierdoor gaat het lampje V branden. Met een korte druk op de toets van de toorts wordt de persluchtstroom geopend. Stel nu de druk, weergegeven op de drukmeter F, af. Draai aan de knop E van de reductor en stel 5 bar (0,5 MPa) in voor toortsen met een lengte van 6 m. en stel 5,5 bar (0,55 MPa) in voor toortsen met een lengte van 12 m. Vergrendel vervolgens de knop E door hem in te drukken. 56 Verzeker u ervan dat de massaklem en het werkstuk een goed elektrisch contact maken, in het bijzonder bij gelakte, geoxideerde staalplaat of staalplaat met isolerende bekledingen. Verbind de massaklem niet met het stuk materiaal dat moet worden weggenomen. Druk op de toortsschakelaar om de vonkenboog in te schakelen. Als het snijden na 2 seconden nog niet begint, gaat de vonkenboog uit en moet de schakelaar opnieuw worden ingedrukt om de boog weer te ontsteken. Houd de snijtoorts verticaal gedurende de snede. Nadat de snede is voltooid en de knop is losgelaten, blijft er gedurende nog ongeveer 100 seconden lucht uit de snijtoorts komen om de toorts zelf af te laten koelen. Zet het apparaat niet uit voordat deze tijd verstreken is. Als er gaten moeten worden gemaakt of als de snede moet worden gemaakt vanuit het midden van een werkstuk, moet de snijtoorts schuin gehouden worden en langzaam recht worden geplaatst, zodat het gesmolten materiaal niet op het mondstuk terechtkomt (zie fig.2). Dit is nodig bij het doorboren van werkstukken die dikker zijn dan 3 mm. Neem de snijtabel in acht als u de toorts automatisch gebruikt. Als er ronde sneden moeten worden gemaakt, wordt geadviseerd de als optie geleverde passer te gebruiken. Het is van belang te herinneren dat het gebruik van deze passer de hierboven beschreven starttechniek noodzakelijk kan maken (fig.2). Fig. 3 Fig. 2 Houd de vonkboog niet onnodig ingeschakeld in de lucht, om slijtage van de elektrode, de luchtverdeler en het snijmond stuk niet te vergroten. Zet het apparaat uit nadat het werk beëindigd is. 3.2 SNIJDEN OP ROOSTERS (SELF–RESTART SNIJWIJZE). Activeer deze functie als u geperforeerde staalplaten of roosters moet snijden. De ontstekingsboog wordt automatisch weer ingeschakeld als u aan het einde van de snede de knop ingedrukt houdt. Gebruik deze functie uitsluitend als dit noodzakelijk is om een overmatige slijtage of verbruik van de elektrode of mondstuk te vermijden. 4.3 SCHOONBRANDEN (”GOUGE” SNIJWIJZE). uitsluitend voor toorts CP161. De te gebruiken stroomwaarde varieert afhankelijk van de dikte en de hoeveelheid te verwijderen materiaal van 60 tot 100A. Voer de handeling uit met een gekantelde toorts (afb.4). Verplaats de toorts naar het gesmolten materiaal zodat het gas, dat uit de toorts stroomt, het materiaal verwijdert. De kanteling van de toorts ten opzichte van het stuk is afhankelijk van de gewenste penetratie. Gesmolten afvalmateriaal kan zich tijdens het proces aan het mondstukhouder en de bescherming vasthechten. Reinig het mondstukhouder en de bescherming regelmatig om te voorkomen dat zich fenomenen (dubbele boog) kunnen voordoen die in een aantal seconden het mondstuk kunnen vernietigen. We raden een zorgvuldige bescherming van de operator en de personen die zich in de nabijheid van de werkplaats bevinden aangezien zich tijdens dit proces sterke stralingen (ultraviolet en infrarood) kunnen ontwikkelen. Schakel aan het einde van de bewerking de machine uit. 4 SNIJPROBLEMEN 4.1 SLECHTE PENETRATIE Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: • de snijsnelheid is te hoog. Zorg ervoor dat de boog altijd in het te snijden werkstuk doordringt en in de bewegingsrichting hooguit een schuine stand van 10 -15 aanneemt. Zo wordt voorkomen dat het snijmondstuk verkeerd wordt gebruikt en dat er brandplekken op de snijhulshouder ontstaan. • het werkstuk is te dik. • de massaklem maakt geen goed elektrisch contact met het werkstuk. • het snijmondstuk en de elektrode zijn versleten. • de snijstroomsterkte is te laag. N.B. : Als de boog niet goed doordringt, kan metaalslak de opening van het mondstuk verstoppen. 4.2 DE BOOG GAAT UIT Fig. 4 Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: • het mondstuk, de elektrode of de luchtverdeler is versleten • de luchtdruk is te hoog • de voortloopsnelheid is te laag 4.3 SCHUINE INSNIJDING Mocht er sprake zijn van een schuine insnijding, schakel het apparaat dan uit en vervang het snijmondstuk. Voorkom dat het mondstuk elektrisch in aanraking komt met het te snijden werkstuk (ook via metaalslak) als de snijstroomsterkte hoger is dan 45 A, want in dat geval wordt de mondstukopening snel of onmiddellijk vernield, met een slecht snijresultaat als gevolg. Met deze handeling kunt u defecte lassen verwijderen, gelaste stukken van elkaar losmaken, flappen voorbereiden, enz. Maak voor deze handeling gebruik van een mondstuk ø 3 mm. 57 4.4 OVERMATIGE SLIJTAGE VAN VERBRUIKSONDERDELEN Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: a) de luchtdruk ligt lager dan de geadviseerde waarde. b) te veel brandplekken op het uiteinde van de snijhulshouder 5 PRAKTISCHE WENKEN • Als de lucht in de installatie vocht en olie bevat in aanzienlijke hoeveelheden, is het beter een scheidingsfilter te gebruiken teneinde te voorkomen dat er een overmatige oxidatie en slijtage van de verbruiksonderdelen plaatsvindt, dat de snijtoorts wordt beschadigd, en dat de snijsnelheid en de snijkwaliteit minder worden. • Verontreinigingen in de lucht bevorderen oxidatie van de elektrode en het mondstuk, en kunnen bovendien de boogontsteking bemoeilijken. Reinig bij controle hierop het uiteindevan de elektrode en het binnengedeelte van het mondstuk met zeer fijn schuurpapier. • Verzeker u ervan dat de nieuwe elektrode en het nieuwe mondstuk goed schoon en ontvet zijn, alvorens hen te monteren. • Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen, om beschadiging van de snijtoorts te vermijden. 6 ONDERHOUD Schakel voor alle ingrepen, die moeten worden verricht door gekwalificeerd personeel, altijd de voeding naar het apparaat af. LED S Brandt constant Brandt constant Brandt constant TOESTAND Ontbrekende beveiliging R Verkeerde spanning van IGBT-aandrijving Reed-contact gesloten tijdens het opstarten van het apparaat Brandt Voedingsspanning te constant laag Brandt Ontbrekende fase in constant de toevoerleiding Knippert OPLOSSING Monteer de beveiliging Neem contact op met de technische dienst Neem contact op met de technische dienst Controleer de voedingsspanning Controleer de toevoerleiding. Opmerking: in sommige situaties doet een ontbrekende fase de LED S niet oplichten. Controleer daarom altijd de toevoerleiding in geval van een defect Kortsluiting tussen Vervang de elektrode de elektrode en het en het gasmondstuk, mondstuk tijdens het en de verdeler indien opstarten van het ap- nodig paraat of tijdens het snijden 6.2 ONDERHOUD VAN DE TOORTS Verwijzend naar de Afb. 5 en 6 zijn met name de volgende onderdelen onderworpen aan slijtage: de elektrode A, de diffuser B, het mondstuk C en de bescherming van het mondstuk E. Vervang deze onderdelen nadat de mondstukhouder D losgedraaid heeft. 6.1 ONDERHOUD STROOMBRON Bij onderhoud aan de binnenzijde van het apparaat dient u na te gaan of de schakelaar C in de stand "O" staat en of de voedingskabel is afgekoppeld van het elektriciteitsnet. Controleer eveneens of de uiteinden van de condensators van de IGBT-groep niet onder spanning staan. Ook als het apparaat is voorzien van een vochtafscheider met automatische afvoer van de condens, die telkens in werking treedt als de luchttoevoer wordt afgesloten, is het een goed gebruik om geregeld te controleren of er geen condenssporen aanwezig zijn in het reservoirI (fig.1). Bovendien moet metaalstof dat zich in het apparaat heeft opgehoopt regelmatig worden verwijderd met behulp van perslucht. 6.1.1 Diagnose De LED S licht op wanneer de volgende toestanden zich voordoen: LED S TOESTAND OPLOSSING Brandt Bij het opstarten van Wacht 5 sec. constant het apparaat Brandt Knop ingedrukt tijdens Laat de knop los constant het opstarten van het apparaat 58 A B C A D B C D E Fig. 5 Fig. 6 Vervang de elektrode A als deze in het midden een krater met een diepte van ongeveer 1,2 mm vertoont. OPGELET: Schroef de elektrode niet met geweld los; oefen een geleidelijke kracht uit tot de draad loskomt. De nieuwe elektrode moet in de zitting worden geschroefd en worden vastgezet, maar niet helemaal aangedraaid. De snijhuls C moeten worden vervangen wanneer de opening beschadigd is of breder is geworden in vergelijking met een nieuw onderdeel. Wanneer de vervanging van de elektrode of de snijhuls wordt uitgesteld, zullen deze onderdelen oververhit raken en zal de luchtverdeler B minder lang meegaan. Controleer of de snijhulshouder D goed vastzit na het vervangen. LET OP: draai de mondstukhouder D op de toorts als de elektrode A, de diffuser B, het mondstuk C en de bescherming van het mondstuk E (uitsluitend in het geval van CP 161) gemonteerd zijn. Als een van deze onderdelen niet aanwezig is, zal het apparaat niet goed werken en komt de veiligheid van de gebruiker in gevaar. 6.3 MAATREGELEN NA EEN REPARATIE. Nadat er een reparatie is uitgevoerd, moet erop worden gelet dat de bedrading opnieuw zodanig wordt geplaatst dat er een veilige isolatie is tussen de primaire en de secundaire zijde van het apparaat. Zorg ervoor dat de draden niet in contact kunnen komen met bewegende onderdelen of onderdelen diewarmworden tijdens de werking. Monteer alle bandjes terug zoals op het originele apparaat, om te vermijden dat er een verbinding kan ontstaan tussen de primaire en de secundaire zijde, als er onopzettelijk een draad kapot gaat of losraakt. Plaats verder alle schroeven terug met de getande schijfjes, zoals op het originele apparaat. 59
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92

Cebora 361.01 Plasma Sound PC 10051/T Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor