Cebora 355 Plasma Sound PC 6060/T Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

49
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE
MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIK-
SAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR
ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE
MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS
IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WOR-
DEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN
SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR
ANDEREN. Daarom moet de gebruiker wor-
den gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met
laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde
informatie, bestel het handboek met code 3.300.758
ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn.
· Installeer en aard de lasmachine volgens de gel-
dende voorschriften.
· Raak elektrische onderdelen of elektroden onder span-
ning niet aan met de blote huid, handschoenen of natte kledij.
· Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geïsoleerd bent.
· Zorg voor een veilige werkpositie.
DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw
gezondheid.
· Houd uw hoofd uit de buurt van dampen.
· Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie en
gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming in de
werkzone te vermijden.
BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden
veroorzaken.
· Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefilterd glas
en bescherm uw lichaam met aangepaste veiligheidskledij.
· Bescherm anderen door de installatie van geschikte scher-
men of gordijnen.
GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN
· Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden
veroorzaken; daarom dient u zich ervan te vergewis-
sen dat er geen brandbaar materiaal in de buurt is en
aangepaste beschermkledij te dragen.
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid
van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan
evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet
overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verpli-
chte voorzorgsmaatregelen te treffen.
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk
zijn .
• De elektrische stroom die door een wille-
keurige conductor stroomt produceert elek-
tromagnetische velden (EMF). De las- of
snijstroom produceert elektromagnetische
velden rondom de kabels en de generatoren.
• De magnetische velden geproduceerd door hoge stroom
kunnen de functionering van pacemakers beïnvloeden. De
dragers van vitale elektronische apparatuur (pacemakers)
moeten zich tot hun arts wenden voordat ze booglas-, snij-
, afbrand- of puntlaswerkzaamheden benaderen.
De blootstelling aan elektromagnetische velden, geprodu-
ceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezondheid
op onbekende manier beïnvloeden.
Elke operator moet zich aan de volgende procedure hou-
den om de gevaren geproduceerd door elektromagneti-
sche velden te beperken:
- Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven
liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar
vast.
- Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt.
- Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van
de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de
aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet
de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich
tevens aan deze zijde bevinden.
- Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid
van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk.
- Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werk-
zaamheden verricht.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of
dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met
de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde
norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden
gebruikt voor professionele doeleinden in een indus-
triële omgeving. Het garanderen van elektromagneti-
sche compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-
industriële omgevingen.
VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEK-
TRONISCHE UITRUSTING
Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon
afval!
Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC
betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch
afval en de toepassing van deze richtlijn conform de
nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het
einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden wor-
den ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf
dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar
van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegen-
woordiger te informeren over goedgekeurde inzame-
lingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese
richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een bete-
re volksgezondheid!
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PLASMASNIJMACHINE
50
2 INSTALLATIE
2.1 MONTAGE SNIJTOORTS (Fig. 1)
Na de centraalstekker van de snijtoorts in de bescherming
R te hebben gestoken, moet hij op de verbinding P worden
aangebracht door de ringmoer helemaal aan te draaien om
luchtlekkages die de goede werking van de snijtoorts zou-
den kunnen beschadigen of beïnvloeden, te vermijden.
Zorg ervoor dat er geen beschadigingen in de stroompen
komen en verbuig de pennetjes van de centraalstekker niet.
Een beschadiging in de pen heeft tot gevolg dat hij niet kan
worden afgekoppeld, terwijl een verbogen pende goede
aanbrenging op de centraalaansluiting P niet meer garan-
deert, waardoor de werking van het apparaat verhinderd
wordt.
Zet de bescherming R vast op het paneel met de daarvoor
bestemde schroeven.
2.2 BESCHRIJVING VAN DE OPBOUW VAN HET APPA-
RAAT
A) Voedingskabel
B) luchtaansluiting (schroefdraad 1/4" gas vrouwelijk)
C) Netschakelaar
E) Instelknop druk
F) Manometer
G) Led thermische beveiliging
H) Massakabelaansluiting
I) Vochtafscheider
L) Led onvoldoende luchtdruk.
M) Regelknopvan de snijstroom
P) Centraalaansluiting voor snijtoorts.
R) Veiligheidsbescherming.
S) Led blokkering; gaat branden in omstandigheden
waardoor de machine niet goed kan functioneren.
T) Drukknop voor in- en uitschakeling van de functie
"SELF-RESTART PILOT"
U) Led die gaat branden als de functie "SELF-
RESTART PILOT" actief is
V) Controlelampje netvoeding.
2.3 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Deze installatie is voorzien van de volgende beveiligingen:
Thermische beveiliging:
1) Deze beveiliging voorkomt overbelasting. De overbe-
lasting wordt aangegeven doordat de led G (zie fig.1)
continu gaat branden.
Luchtdruk beveiliging:
Deze veiligheid is op de snijtoortsvoeding aangebracht,
en voorkomt dat het apparaat functioneert bij een te
lage luchtdruk. De beveiliging wordt aangegeven doordat
de led L (zie fig.1) gaat branden.
Als led L knipperend gaat branden, wil dat zeggen dat de
druk tijdelijk onder 3,2 ÷ 3,5 bar gedaald is.
Openspanning beveiliging:
Deze zit op de snijtoortskop, en vermijdt dat er gevaarlijke
spanningen op de snijtoorts zijn bij het vervangen van het
mondstuk, de diffusor, de elektrode of de mondstukhouder;
• Verwijderde beveiligingen niet.
• Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderdelen.
• Vervang eventuele beschadigde onderdelen van het
apparaat of van de snijtoorts altijd door originele mate-
rialen.
• Laat het apparaat niet zonder omkasting werken. Dit
zou gevaarlijk zijn voor de bediener en de personen die
zich in het werkgebied bevinden, en zou voldoende koe-
ling van het apparaat verhinderen.
2.4 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS
IEC 60974.1 Het apparaat is vervaardigd in overeenstem-
IEC 60974.10ming met de volgende normen.
IEC 60974-7
N°. Serienummer.
Moet worden vermeld op elk verzoek met
betrekking tot het apparaat.
Driefasige statische transformator-gelijkrichter.
Neerwaartse curve.
Geschikt voor plasmasnijden.
Fig.1
51
TORCH TYPE Type van toorts dat kan worden gebruikt met
dit apparaat om een veilig systeem te vormen.
U
0
. Secundaire openboogspanning.
X. Inschakelduurpercentage.
De inschakelduur drukt het percentage van
10 minuten uit gedurende dewelke het
lasappa raat met een bepaalde stroom I
2
en
spanning U
2
kan worden gebruikt zonder te
oververhitten.
I
2
. Snijstroom.
Art. 355: 60A @ 208/220/230/400/440V
Art. 357: a) 100A @ 400/440V
b) 80A @ 208/220/230V
U
2
Secundaire traploos regelbare spanning met
lasstroom I
2
Deze spanning hangt af van de
afstand tussen de contacttip en het werkstuk.
Als deze afstand toeneemt, stijgt de snij
spanning eveneens en kan de inschakel
duur X% verminderen.
U
1
. Nominale voedingsspanning voor
208/220/230V - 400/440V met automatische
spanningswijziging.
3~ 50/60Hz Driefasige voeding van 50 of 60 Hz
I
1
Max Max. opgenomen stroom bij overeenkomstige
stroom I
2
en spanning U
2
.
I
1
eff Dit is de maximale waarde van de eigenlijke
opgenomen stroom, rekening houdend met de
inschakelduur.
Deze waarde komt gewoonlijk overeen met de
capaciteit van de zekering (trage type) die moet
worden gebruikt als beveiliging van het appa-
raat.
IP23 C. Beschermingsklasse van de behuizing.
Klasse 3 als tweede cijfer wil zeggen dat dit
apparaat geschikt is om buiten in de regen te
worden gebruikt.
De bijkomende letter C betekent dat het appa-
raat beveiligd is tegen de aanraking van onder
spanning staande onderdelen van het voe
dingscircuit met een stuk gereedschap (dia-
meter van 2,5 mm ).
. Geschikt voor werkzaamheden in omgevingen
met verhoogd risico.
OPMERKINGEN: Het apparaat is ook ontworpen voor
gebruik in omgevingen met verontreinigingsgraad 3. (Zie
IEC 664).
2.5 INBEDRIJFSSTELLING
Het apparaat moet worden geïnstalleerd door gekwalifi-
ceerd personeel. Alle verbindingen moeten tot stand
worden gebracht overeenkomstig de geldende normen
en met volledige inachtneming van de wet op de onge-
vallenpreventie (zie CEI 26-26 / IEC - TS 62081).
Sluit de luchttoevoer aan op verbinding B.
In het geval de luchttoevoer afkomstig is van een drukrege-
laarvan een compressor of een centrale installatie, moet de
drukregelaar worden ingesteld op een uitgangsdruk van niet
meer dan 8 bar (0,8 MPa). Als de luchttoevoer afkom-
stige is van een fles, moet deze zijn voorzien van een
reduceerventiel; sluit nooit een persluchtfles recht-
streeks aan op de drukregelaar van het apparaat! De
druk zou de capaciteit van de verminderaar drukrege-
S
laar te boven kunnen gaan, die daardoor zou kunnen
ontploffen!
Sluit de voedingskabel A aan: de geel-groene draad van de
kabel moet worden aangesloten op een deugdelijke aarding
van de installatie, de overige draden moeten op de fase dra-
den worden aangesloten via een schakelaar die zo mogelijk
dichtbij de snijzone is geplaatst, om in geval van nood een
snelle uitschakeling toe te staan.
Het vermogen van de thermische schakelaar of van de zeke-
ringen in serie met de schakelaar moet gelijk zijn aan de door
het apparaat verbruikte stroom I
1
eff.
De verbruikte stroom I
1
eff. wordt afgeleid uit de technische
gegevens die op het apparaat worden vermeld onder de
beschikbare voedingsspanning U
1
.
Eventuele verlengkabels moeten een diameter hebben die
voldoende groot is voor de verbruikte stroom I
1
max.
3 GEBRUIK
Verzeker u ervan dat de startknop niet is ingedrukt.
Schakel het apparaat in met de schakelaar C. Hierdoor gaat
het lampje V branden.
Door even op de toortsschakelaarte drukken, wordt de per-
sluchtstroom geopend. In deze toestand stelt u de druk die
wordt aangegeven door drukmeter F af op 4,7 bar (0,47
MPa) voor Art. 355 en op 5 bar (0,5 MPa) voor Art. 357 met
de drukverminderingsknop E. Vergrendel de knop daarna
door hem in te drukken.
Het snijcircuit mag niet opzettelijk direct of indirect in contact
worden gebracht met deaardingsdraad, behalve op het
werkstuk dat gesneden moet worden.
Als het te snijden werkstuk opzettelijk met de aarde wordt
verbonden via de aardingsdraad, moet de verbinding zo
rechtstreeks mogelijk zijn en worden uitgevoerd met een
draad met een doorsnede die minstens gelijk is aan de mas-
sakabel van de snijstroom, en op hetzelfde punt zijn aange-
sloten op het te behandelen werkstuk als de massakabel,
met behulp van de klem van de massakabel of met behulp
van een tweede massaklem die in de onmiddelijke nabijheid
is geplaatst. Alle mogelijke voorzorgsmaatregelen moeten
worden genomen om zwerfstromen te vermijden.
Kies de snijstroom door middel van de knop M.
Art. 355:
Gebruik een snijhuls met diam. 1 tot 45 A en diam. 1,2 van
45 tot 60 A.
Met een snijhuls met diam. 1 kan een contactsnede worden
gemaakt; zorg ervoor dat de aanbevolen spanning niet
wordt overschreden, om beschadiging van de snijhulsaan-
sluiting te voorkomen. Dit zou een zeer slecht snijresultaat
tot gevolg hebben.
Gebruik voor de snijhuls met diam. 1,2 en een stroom van 45
tot 60 A de afstandhouder Art. 1404.
Art 357:
Gebruik een snijhuls met diam. 1,1 tot 45 A en diam. 1,3 van
20 tot 100 A.
Met de snijhuls met diam. 1,1 kan een contactsnede worden
gemaakt; zorg ervoor dat de aanbevolen spanning niet
wordt overschreden, om beschadiging van de snijhulsaan-
sluiting te voorkomen. Dit zou een zeer slecht snijresultaat
tot gevolg hebben.
Gebruik voor de snijhuls met diam. 1,3 en een stroom van 45
tot 100 A de afstandhouder Art. 1408 of veer Art.1386.
Verzeker u ervan dat de massaklem en het werkstuk een
52
goed elektrisch contact maken, in het bijzonder bij gelakte,
geoxideerde staalplaat of staalplaat met isolerende bekle-
dingen.
Verbind de massaklem niet met het stuk materiaal dat moet
worden weggenomen.
Druk op de toortsschakelaar om de vonkenboog in te
schakelen.
Als het snijden na 2 seconden nog niet begint, gaat de
vonkenboog uit en moet de schakelaar opnieuw worden
ingedrukt om de boog weer te ontsteken.
Houd de snijtoorts verticaal gedurende de snede.
Nadat de snede is voltooid en de knop is losgelaten, blijft er
gedurende nog ongeveer 100 seconden lucht uit de snij-
toorts komen om de toorts zelf af te laten koelen.
Zet het apparaat niet uit voordat deze tijd verstreken is.
Als er gaten moeten worden gemaakt of als de snede moet
worden gemaakt vanuit het midden van een werkstuk, moet
de snijtoorts schuin gehouden worden en langzaam recht
worden geplaatst, zodat het gesmolten materiaal niet op het
mondstuk terechtkomt (zie fig.2). Dit is nodig bij het door-
boren van werkstukken die dikker zijn dan 3 mm.
Bij het gebruik in automatisch bedrijf (zie fig. 3) moet het
mondstuk op 6/7 mm afstand tot het werkstuk worden
gehouden en dichtbij worden gebracht, op ca. 3/4 mm
nadat het gat is gemaakt. Materiaal dat dikker is dan 6/8 mm
moet worden geperforeerd voor het snijden.
Als er ronde sneden moeten worden gemaakt, wordt gead-
viseerd de als optie geleverde passer te gebruiken. Het is
van belang te herinneren dat het gebruik van deze passer de
hierboven beschreven starttechniek noodzakelijk kan maken
(fig.2).
Houd de vonkboog niet onnodig ingeschakeld in de lucht,
om slijtage van de elektrode, de luchtverdeler en het snij-
mond stuk niet te vergroten.
Zet het apparaat uit nadat het werk beëindigd is.
Voor het snijden van geperforeerde platen of roosters moet
de functie "Pilot self restart" worden geactiveerd met de
knop T (led U brandt).
Aan het einde van het snijden zal de hoogfrequentboog
automatisch opnieuw ontstoken worden, als de knop inge-
drukt gehouden wordt.
Gebruik deze functie alleen als dat noodzakelijk is,
om te voorkomen dat de elektrode en de snijhuls
onnodig slijten.
4 SNIJPROBLEMEN
4.1 SLECHTE PENETRATIE
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
de snijsnelheid is te hoog. Zorg ervoor dat de boog
Fig. 4
fig. 2
fig. 3
53
altijd in het te snijden werkstuk doordringt en in de bewe-
gingsrichting hooguit een schuine stand van 10 -15 aan-
neemt. Zo wordt voorkomen dat het snijmondstuk
verkeerd wordt gebruikt en dat er brandplekken op de
snijhulshouder ontstaan.
het werkstuk is te dik (zie de schema's voorsnijsnelheden,
fig. 4)
de massaklem maakt geen goed elektrisch contact met
het werkstuk.
het snijmondstuk en de elektrode zijn versleten.
de snijstroomsterkte is te laag.
N.B. : Als de boog niet goed doordringt, kan metaalslak de
opening van het mondstuk verstoppen.
4.2 DE BOOG GAAT UIT
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
het mondstuk, de elektrode of de luchtverdeler is versleten
de luchtdruk is te hoog
de voortloopsnelheid is te laag
4.3 SCHUINE INSNIJDING
Mocht er sprake zijn van een schuine insnijding, schakel het
apparaat dan uit en vervang het snijmondstuk.
Voorkom dat het mondstuk elektrisch in aanraking komt met
het te snijden werkstuk (ook via metaalslak) als de snij-
stroomsterkte hoger is dan 45 A, want in dat geval wordt de
mondstukopening snel of onmiddellijk vernield, met een sle-
cht snijresultaat als gevolg.
4.4 OVERMATIGE SLIJTAGE VAN VERBRUIKSON-
DERDELEN
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
a) de luchtdruk ligt lager dan de geadviseerde waarde.
b) te veel brandplekken op het uiteinde van de snijhul-
shouder
5 PRAKTISCHE WENKEN
Als de lucht in de installatie vocht en olie bevat in aan-
zienlijke hoeveelheden, is het beter een scheidingsfilter te
gebruiken teneinde te voorkomen dat er een overmatige oxi-
datie en slijtage van de verbruiksonderdelen plaatsvindt, dat
de snijtoorts wordt beschadigd, en dat de snijsnelheid en de
snijkwaliteit minder worden.
Verontreinigingen in de lucht bevorderen oxidatie van de
elektrode en het mondstuk, en kunnen bovendien de boo-
gontsteking bemoeilijken. Reinig bij controle hierop het
uiteindevan de elektrode en het binnengedeelte van het
mondstuk met zeer fijn schuurpapier.
Verzeker u ervan dat de nieuwe elektrode en het nieuwe
mondstuk goed schoon en ontvet zijn, alvorens hen te mon-
teren.
Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen, om
beschadiging van de snijtoorts te vermijden.
6 ONDERHOUD
Schakel voor alle ingrepen, die moeten worden verricht
door gekwalificeerd personeel, altijd de voeding naar
het apparaat af.
6.1 ONDERHOUD STROOMBRON
Bij onderhoud aan de binnenzijde van het apparaat dient u
na te gaan of de schakelaar C in de stand "O" staat en of
de voedingskabel is afgekoppeld van het elektriciteit-
snet.
Controleer eveneens of de uiteinden van de condensators
van de IGBT-groep niet onder spanning staan.
Ook als het apparaat is voorzien van een vochtafscheider
met automatische afvoer van de condens, die telkens in
werking treedt als de luchttoevoer wordt afgesloten, is het
een goed gebruik om geregeld te controleren of er geen
condenssporen aanwezig zijn in het reservoirI (fig.1).
Bovendien moet metaalstof dat zich in het apparaat heeft
opgehoopt regelmatig worden verwijderd met behulp van
perslucht.
6.1.1 Diagnose
De LED S licht op wanneer de volgende toestanden zich
voordoen:
6.2 ONDERHOUD VAN DE TOORTS
Zoals fig. 7-8 laat zien, zijn de volgende onderdelen aan
slijtage onderhevig: de elektrode A, de luchtverdeler B en
de snijhuls C; Om deze te vervangen, moet eerst de snij-
hulshouder D worden losgeschroefd.
De elektrode A moet worden vervangen wanneer een kra-
ter van ongeveer 1,5 mm diep zichtbaar is in het midden.
OPGELET: Schroef de elektrode niet met geweld los;
oefen een geleidelijke kracht uit tot de draad loskomt. De
nieuwe elektrode moet in de zitting worden geschroefd
en worden vastgezet, maar niet helemaal aangedraaid.
De snijhuls C moeten worden vervangen wanneer de
opening beschadigd is of breder is geworden in vergelij-
LED S
Brandt
constant
Brandt
constant
Brandt
constant
Brandt
constant
Brandt
constant
Brandt
constant
Brandt
constant
Knippert
TOESTAND
Bij het opstarten van het
apparaat
Knop ingedrukt tijdens het
opstarten van het apparaat
Ontbrekende beveiliging R
Verkeerde spanning van
IGBT-aandrijving
Reed-contact gesloten tij-
dens het opstarten van het
apparaat
Voedingsspanning te laag
Ontbrekende fase in de toe-
voerleiding
Kortsluiting tussen de
elektrode en het mond-
stuk tijdens het opstarten
van het apparaat of tij-
dens het snijden
OPLOSSING
Wacht 5 sec.
Laat de knop los
Monteer de beveiliging
Neem contact op met de
technische dienst
Neem contact op met de
technische dienst
Controleer de voedings-
spanning
Controleer de toevoerleiding.
Opmerking: in sommige
situaties doet een ont-
brekende fase de LED S niet
oplichten. Controleer daa-
rom altijd de toevoerleiding
in geval van een defect
Vervang de elektrode en het
gasmondstuk, en de verde-
ler indien nodig
54
king met een nieuw onderdeel. Wanneer de vervanging
van de elektrode of de snijhuls wordt uitgesteld, zullen
deze onderdelen oververhit raken en zal de luchtverdeler
B minder lang meegaan.
Controleer of de snijhulshouder D goed vastzit na het ver-
vangen.
OPGELET: Schroef de snijhulshouder D alleen op het
toortslichaam als de elektrode A, de luchtverdeler B en
de snijhuls C zijn bevestigd.
Als een van deze onderdelen niet aanwezig is, zal het
apparaat niet goed werken en komt de veiligheid van
de gebruiker in gevaar.
6.3 MAATREGELEN NA EEN REPARATIE.
Nadat er een reparatie is uitgevoerd, moet erop worden gelet
dat de bedrading opnieuw zodanig wordt geplaatst dat er
een veilige isolatie is tussen de primaire en de secundaire
zijde van het apparaat. Zorg ervoor dat de draden niet in
contact kunnen komen met bewegende onderdelen of
onderdelen diewarmworden tijdens de werking. Monteer alle
bandjes terug zoals op het originele apparaat, om te vermij-
den dat er een verbinding kan ontstaan tussen de primaire
en de secundaire zijde, als er onopzettelijk een draad kapot
gaat of losraakt.
Plaats verder alle schroeven terug met de getande schijfjes,
zoals op het originele apparaat.
A
B
C
D
Fig. 7
Fig. 8
A
B
C
D

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PLASMASNIJMACHINE BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN. 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758 ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn. · Installeer en aard de lasmachine volgens de geldende voorschriften. · Raak elektrische onderdelen of elektroden onder spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of natte kledij. · Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geïsoleerd bent. · Zorg voor een veilige werkpositie. DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw gezondheid. · Houd uw hoofd uit de buurt van dampen. · Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming in de werkzone te vermijden. BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden veroorzaken. · Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefilterd glas en bescherm uw lichaam met aangepaste veiligheidskledij. · Bescherm anderen door de installatie van geschikte schermen of gordijnen. GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN · Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden veroorzaken; daarom dient u zich ervan te vergewissen dat er geen brandbaar materiaal in de buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen. GELUID Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk zijn . • De elektrische stroom die door een willekeurige conductor stroomt produceert elektromagnetische velden (EMF). De las- of snijstroom produceert elektromagnetische velden rondom de kabels en de generatoren. • De magnetische velden geproduceerd door hoge stroom kunnen de functionering van pacemakers beïnvloeden. De dragers van vitale elektronische apparatuur (pacemakers) moeten zich tot hun arts wenden voordat ze booglas-, snij, afbrand- of puntlaswerkzaamheden benaderen. De blootstelling aan elektromagnetische velden, geproduceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezondheid op onbekende manier beïnvloeden. Elke operator moet zich aan de volgende procedure houden om de gevaren geproduceerd door elektromagnetische velden te beperken: - Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar vast. - Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt. - Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich tevens aan deze zijde bevinden. - Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk. - Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werkzaamheden verricht. ONTPLOFFINGEN · Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in nietindustriële omgevingen. VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE UITRUSTING Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon afval! Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch afval en de toepassing van deze richtlijn conform de nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger te informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een betere volksgezondheid! ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BEKWAAM PERSONEEL. 49 2.3 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN 2 INSTALLATIE 2.1 MONTAGE SNIJTOORTS (Fig. 1) Na de centraalstekker van de snijtoorts in de bescherming R te hebben gestoken, moet hij op de verbinding P worden aangebracht door de ringmoer helemaal aan te draaien om luchtlekkages die de goede werking van de snijtoorts zouden kunnen beschadigen of beïnvloeden, te vermijden. Zorg ervoor dat er geen beschadigingen in de stroompen komen en verbuig de pennetjes van de centraalstekker niet. Een beschadiging in de pen heeft tot gevolg dat hij niet kan worden afgekoppeld, terwijl een verbogen pende goede aanbrenging op de centraalaansluiting P niet meer garandeert, waardoor de werking van het apparaat verhinderd wordt. Zet de bescherming R vast op het paneel met de daarvoor bestemde schroeven. 2.2 BESCHRIJVING VAN DE OPBOUW VAN HET APPARAAT A) B) C) E) F) G) H) I) L) M) P) R) S) T) U) V) Voedingskabel luchtaansluiting (schroefdraad 1/4" gas vrouwelijk) Netschakelaar Instelknop druk Manometer Led thermische beveiliging Massakabelaansluiting Vochtafscheider Led onvoldoende luchtdruk. Regelknopvan de snijstroom Centraalaansluiting voor snijtoorts. Veiligheidsbescherming. Led blokkering; gaat branden in omstandigheden waardoor de machine niet goed kan functioneren. Drukknop voor in- en uitschakeling van de functie "SELF-RESTART PILOT" Led die gaat branden als de functie "SELFRESTART PILOT" actief is Controlelampje netvoeding. Deze installatie is voorzien van de volgende beveiligingen: Thermische beveiliging: 1) Deze beveiliging voorkomt overbelasting. De overbelasting wordt aangegeven doordat de led G (zie fig.1) continu gaat branden. Luchtdruk beveiliging: ➡ ➡ Deze veiligheid is op de snijtoortsvoeding aangebracht, en voorkomt dat het apparaat functioneert bij een te lage luchtdruk. De beveiliging wordt aangegeven doordat de led L (zie fig.1) gaat branden. Als led L knipperend gaat branden, wil dat zeggen dat de druk tijdelijk onder 3,2 ÷ 3,5 bar gedaald is. Openspanning beveiliging: Deze zit op de snijtoortskop, en vermijdt dat er gevaarlijke spanningen op de snijtoorts zijn bij het vervangen van het mondstuk, de diffusor, de elektrode of de mondstukhouder; • Verwijderde beveiligingen niet. • Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderdelen. • Vervang eventuele beschadigde onderdelen van het apparaat of van de snijtoorts altijd door originele materialen. • Laat het apparaat niet zonder omkasting werken. Dit zou gevaarlijk zijn voor de bediener en de personen die zich in het werkgebied bevinden, en zou voldoende koeling van het apparaat verhinderen. 2.4 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS IEC 60974.1 Het apparaat is vervaardigd in overeenstemIEC 60974.10ming met de volgende normen. IEC 60974-7 N°. Serienummer. Moet worden vermeld op elk verzoek met betrekking tot het apparaat. Driefasige statische transformator-gelijkrichter. Neerwaartse curve. Geschikt voor plasmasnijden. Fig.1 50 Type van toorts dat kan worden gebruikt met apparaat om een veilig systeem te vormen. Secundaire openboogspanning. Inschakelduurpercentage. De inschakelduur drukt het percentage van 10 minuten uit gedurende dewelke het lasappa raat met een bepaalde stroom I2 en spanning U2 kan worden gebruikt zonder te oververhitten. I2. Snijstroom. Art. 355: 60A @ 208/220/230/400/440V Art. 357: a) 100A @ 400/440V b) 80A @ 208/220/230V U2 Secundaire traploos regelbare spanning met lasstroom I2 Deze spanning hangt af van de afstand tussen de contacttip en het werkstuk. Als deze afstand toeneemt, stijgt de snij spanning eveneens en kan de inschakel duur X% verminderen. U1. Nominale voedingsspanning voor 208/220/230V - 400/440V met automatische spanningswijziging. 3~ 50/60Hz Driefasige voeding van 50 of 60 Hz I1 Max Max. opgenomen stroom bij overeenkomstige stroom I2 en spanning U2. Dit is de maximale waarde van de eigenlijke I1 eff opgenomen stroom, rekening houdend met de inschakelduur. Deze waarde komt gewoonlijk overeen met de capaciteit van de zekering (trage type) die moet worden gebruikt als beveiliging van het apparaat. IP23 C. Beschermingsklasse van de behuizing. Klasse 3 als tweede cijfer wil zeggen dat dit apparaat geschikt is om buiten in de regen te worden gebruikt. De bijkomende letter C betekent dat het apparaat beveiligd is tegen de aanraking van onder spanning staande onderdelen van het voe dingscircuit met een stuk gereedschap (diameter van 2,5 mm ). S. Geschikt voor werkzaamheden in omgevingen met verhoogd risico. OPMERKINGEN: Het apparaat is ook ontworpen voor gebruik in omgevingen met verontreinigingsgraad 3. (Zie IEC 664). TORCH TYPE dit U0. X. 2.5 INBEDRIJFSSTELLING Het apparaat moet worden geïnstalleerd door gekwalificeerd personeel. Alle verbindingen moeten tot stand worden gebracht overeenkomstig de geldende normen en met volledige inachtneming van de wet op de ongevallenpreventie (zie CEI 26-26 / IEC - TS 62081). Sluit de luchttoevoer aan op verbinding B. In het geval de luchttoevoer afkomstig is van een drukregelaarvan een compressor of een centrale installatie, moet de drukregelaar worden ingesteld op een uitgangsdruk van niet meer dan 8 bar (0,8 MPa). Als de luchttoevoer afkomstige is van een fles, moet deze zijn voorzien van een reduceerventiel; sluit nooit een persluchtfles rechtstreeks aan op de drukregelaar van het apparaat! De druk zou de capaciteit van de verminderaar drukrege- laar te boven kunnen gaan, die daardoor zou kunnen ontploffen! Sluit de voedingskabel A aan: de geel-groene draad van de kabel moet worden aangesloten op een deugdelijke aarding van de installatie, de overige draden moeten op de fase draden worden aangesloten via een schakelaar die zo mogelijk dichtbij de snijzone is geplaatst, om in geval van nood een snelle uitschakeling toe te staan. Het vermogen van de thermische schakelaar of van de zekeringen in serie met de schakelaar moet gelijk zijn aan de door het apparaat verbruikte stroom I1eff. De verbruikte stroom I1 eff. wordt afgeleid uit de technische gegevens die op het apparaat worden vermeld onder de beschikbare voedingsspanning U1. Eventuele verlengkabels moeten een diameter hebben die voldoende groot is voor de verbruikte stroom I1max. 3 GEBRUIK Verzeker u ervan dat de startknop niet is ingedrukt. Schakel het apparaat in met de schakelaar C. Hierdoor gaat het lampje V branden. Door even op de toortsschakelaarte drukken, wordt de persluchtstroom geopend. In deze toestand stelt u de druk die wordt aangegeven door drukmeter F af op 4,7 bar (0,47 MPa) voor Art. 355 en op 5 bar (0,5 MPa) voor Art. 357 met de drukverminderingsknop E. Vergrendel de knop daarna door hem in te drukken. Het snijcircuit mag niet opzettelijk direct of indirect in contact worden gebracht met deaardingsdraad, behalve op het werkstuk dat gesneden moet worden. Als het te snijden werkstuk opzettelijk met de aarde wordt verbonden via de aardingsdraad, moet de verbinding zo rechtstreeks mogelijk zijn en worden uitgevoerd met een draad met een doorsnede die minstens gelijk is aan de massakabel van de snijstroom, en op hetzelfde punt zijn aangesloten op het te behandelen werkstuk als de massakabel, met behulp van de klem van de massakabel of met behulp van een tweede massaklem die in de onmiddelijke nabijheid is geplaatst. Alle mogelijke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om zwerfstromen te vermijden. Kies de snijstroom door middel van de knop M. Art. 355: Gebruik een snijhuls met diam. 1 tot 45 A en diam. 1,2 van 45 tot 60 A. Met een snijhuls met diam. 1 kan een contactsnede worden gemaakt; zorg ervoor dat de aanbevolen spanning niet wordt overschreden, om beschadiging van de snijhulsaansluiting te voorkomen. Dit zou een zeer slecht snijresultaat tot gevolg hebben. Gebruik voor de snijhuls met diam. 1,2 en een stroom van 45 tot 60 A de afstandhouder Art. 1404. Art 357: Gebruik een snijhuls met diam. 1,1 tot 45 A en diam. 1,3 van 20 tot 100 A. Met de snijhuls met diam. 1,1 kan een contactsnede worden gemaakt; zorg ervoor dat de aanbevolen spanning niet wordt overschreden, om beschadiging van de snijhulsaansluiting te voorkomen. Dit zou een zeer slecht snijresultaat tot gevolg hebben. Gebruik voor de snijhuls met diam. 1,3 en een stroom van 45 tot 100 A de afstandhouder Art. 1408 of veer Art.1386. Verzeker u ervan dat de massaklem en het werkstuk een 51 goed elektrisch contact maken, in het bijzonder bij gelakte, geoxideerde staalplaat of staalplaat met isolerende bekledingen. Verbind de massaklem niet met het stuk materiaal dat moet worden weggenomen. Druk op de toortsschakelaar om de vonkenboog in te schakelen. Als het snijden na 2 seconden nog niet begint, gaat de vonkenboog uit en moet de schakelaar opnieuw worden ingedrukt om de boog weer te ontsteken. Houd de snijtoorts verticaal gedurende de snede. Nadat de snede is voltooid en de knop is losgelaten, blijft er gedurende nog ongeveer 100 seconden lucht uit de snijtoorts komen om de toorts zelf af te laten koelen. Zet het apparaat niet uit voordat deze tijd verstreken is. Als er gaten moeten worden gemaakt of als de snede moet worden gemaakt vanuit het midden van een werkstuk, moet de snijtoorts schuin gehouden worden en langzaam recht worden geplaatst, zodat het gesmolten materiaal niet op het mondstuk terechtkomt (zie fig.2). Dit is nodig bij het doorboren van werkstukken die dikker zijn dan 3 mm. van belang te herinneren dat het gebruik van deze passer de hierboven beschreven starttechniek noodzakelijk kan maken (fig.2). Houd de vonkboog niet onnodig ingeschakeld in de lucht, om slijtage van de elektrode, de luchtverdeler en het snijmond stuk niet te vergroten. Zet het apparaat uit nadat het werk beëindigd is. Voor het snijden van geperforeerde platen of roosters moet de functie "Pilot self restart" worden geactiveerd met de knop T (led U brandt). Aan het einde van het snijden zal de hoogfrequentboog automatisch opnieuw ontstoken worden, als de knop ingedrukt gehouden wordt. Gebruik deze functie alleen als dat noodzakelijk is, om te voorkomen dat de elektrode en de snijhuls onnodig slijten. 4 SNIJPROBLEMEN 4.1 SLECHTE PENETRATIE Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: • de snijsnelheid is te hoog. Zorg ervoor dat de boog fig. 3 fig. 2 Bij het gebruik in automatisch bedrijf (zie fig. 3) moet het mondstuk op 6/7 mm afstand tot het werkstuk worden gehouden en dichtbij worden gebracht, op ca. 3/4 mm nadat het gat is gemaakt. Materiaal dat dikker is dan 6/8 mm moet worden geperforeerd voor het snijden. Als er ronde sneden moeten worden gemaakt, wordt geadviseerd de als optie geleverde passer te gebruiken. Het is Fig. 4 52 altijd in het te snijden werkstuk doordringt en in de bewegingsrichting hooguit een schuine stand van 10 -15 aanneemt. Zo wordt voorkomen dat het snijmondstuk verkeerd wordt gebruikt en dat er brandplekken op de snijhulshouder ontstaan. • het werkstuk is te dik (zie de schema's voorsnijsnelheden, fig. 4) • de massaklem maakt geen goed elektrisch contact met het werkstuk. • het snijmondstuk en de elektrode zijn versleten. • de snijstroomsterkte is te laag. N.B. : Als de boog niet goed doordringt, kan metaalslak de opening van het mondstuk verstoppen. 4.2 DE BOOG GAAT UIT 6.1 ONDERHOUD STROOMBRON Bij onderhoud aan de binnenzijde van het apparaat dient u na te gaan of de schakelaar C in de stand "O" staat en of de voedingskabel is afgekoppeld van het elektriciteitsnet. Controleer eveneens of de uiteinden van de condensators van de IGBT-groep niet onder spanning staan. Ook als het apparaat is voorzien van een vochtafscheider met automatische afvoer van de condens, die telkens in werking treedt als de luchttoevoer wordt afgesloten, is het een goed gebruik om geregeld te controleren of er geen condenssporen aanwezig zijn in het reservoirI (fig.1). Bovendien moet metaalstof dat zich in het apparaat heeft opgehoopt regelmatig worden verwijderd met behulp van perslucht. Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: • het mondstuk, de elektrode of de luchtverdeler is versleten • de luchtdruk is te hoog • de voortloopsnelheid is te laag 6.1.1 Diagnose De LED S licht op wanneer de volgende toestanden zich voordoen: 4.3 SCHUINE INSNIJDING LED S Mocht er sprake zijn van een schuine insnijding, schakel het apparaat dan uit en vervang het snijmondstuk. Voorkom dat het mondstuk elektrisch in aanraking komt met het te snijden werkstuk (ook via metaalslak) als de snijstroomsterkte hoger is dan 45 A, want in dat geval wordt de mondstukopening snel of onmiddellijk vernield, met een slecht snijresultaat als gevolg. 4.4 OVERMATIGE SLIJTAGE VAN VERBRUIKSONDERDELEN Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: a) de luchtdruk ligt lager dan de geadviseerde waarde. b) te veel brandplekken op het uiteinde van de snijhulshouder 5 PRAKTISCHE WENKEN • Als de lucht in de installatie vocht en olie bevat in aanzienlijke hoeveelheden, is het beter een scheidingsfilter te gebruiken teneinde te voorkomen dat er een overmatige oxidatie en slijtage van de verbruiksonderdelen plaatsvindt, dat de snijtoorts wordt beschadigd, en dat de snijsnelheid en de snijkwaliteit minder worden. • Verontreinigingen in de lucht bevorderen oxidatie van de elektrode en het mondstuk, en kunnen bovendien de boogontsteking bemoeilijken. Reinig bij controle hierop het uiteindevan de elektrode en het binnengedeelte van het mondstuk met zeer fijn schuurpapier. • Verzeker u ervan dat de nieuwe elektrode en het nieuwe mondstuk goed schoon en ontvet zijn, alvorens hen te monteren. • Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen, om beschadiging van de snijtoorts te vermijden. 6 ONDERHOUD Schakel voor alle ingrepen, die moeten worden verricht door gekwalificeerd personeel, altijd de voeding naar het apparaat af. TOESTAND OPLOSSING Brandt Bij het opstarten van het constant apparaat Wacht 5 sec. Brandt Knop ingedrukt tijdens het constant opstarten van het apparaat Laat de knop los Brandt Ontbrekende beveiliging R constant Monteer de beveiliging Brandt Verkeerde spanning van constant IGBT-aandrijving Neem contact op met de technische dienst Brandt Reed-contact gesloten tijconstant dens het opstarten van het apparaat Neem contact op met de technische dienst Voedingsspanning te laag Brandt constant Controleer de voedingsspanning Brandt Ontbrekende fase in de toe- Controleer de toevoerleiding. constant voerleiding Opmerking: in sommige situaties doet een ontbrekende fase de LED S niet oplichten. Controleer daarom altijd de toevoerleiding in geval van een defect Vervang de elektrode en het Knippert Kortsluiting tussen de gasmondstuk, en de verdeelektrode en het mondstuk tijdens het opstarten ler indien nodig van het apparaat of tijdens het snijden 6.2 ONDERHOUD VAN DE TOORTS Zoals fig. 7-8 laat zien, zijn de volgende onderdelen aan slijtage onderhevig: de elektrode A, de luchtverdeler B en de snijhuls C; Om deze te vervangen, moet eerst de snijhulshouder D worden losgeschroefd. De elektrode A moet worden vervangen wanneer een krater van ongeveer 1,5 mm diep zichtbaar is in het midden. OPGELET: Schroef de elektrode niet met geweld los; oefen een geleidelijke kracht uit tot de draad loskomt. De nieuwe elektrode moet in de zitting worden geschroefd en worden vastgezet, maar niet helemaal aangedraaid. De snijhuls C moeten worden vervangen wanneer de opening beschadigd is of breder is geworden in vergelij53 A A B B C C D D Fig. 8 Fig. 7 king met een nieuw onderdeel. Wanneer de vervanging van de elektrode of de snijhuls wordt uitgesteld, zullen deze onderdelen oververhit raken en zal de luchtverdeler B minder lang meegaan. Controleer of de snijhulshouder D goed vastzit na het vervangen. OPGELET: Schroef de snijhulshouder D alleen op het toortslichaam als de elektrode A, de luchtverdeler B en de snijhuls C zijn bevestigd. Als een van deze onderdelen niet aanwezig is, zal het apparaat niet goed werken en komt de veiligheid van de gebruiker in gevaar. 6.3 MAATREGELEN NA EEN REPARATIE. Nadat er een reparatie is uitgevoerd, moet erop worden gelet dat de bedrading opnieuw zodanig wordt geplaatst dat er een veilige isolatie is tussen de primaire en de secundaire zijde van het apparaat. Zorg ervoor dat de draden niet in contact kunnen komen met bewegende onderdelen of onderdelen diewarmworden tijdens de werking. Monteer alle bandjes terug zoals op het originele apparaat, om te vermijden dat er een verbinding kan ontstaan tussen de primaire en de secundaire zijde, als er onopzettelijk een draad kapot gaat of losraakt. Plaats verder alle schroeven terug met de getande schijfjes, zoals op het originele apparaat. 54
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80

Cebora 355 Plasma Sound PC 6060/T Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor