Cebora 965 Plasma Prof 55 Handleiding

Type
Handleiding
42
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE
MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKS-
AANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR
ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE
MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUI-
KERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUI-
TEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHE-
DEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN
SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN
VOOR ANDEREN. Daarom moet de
gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opge-
somd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor
meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met
code 3.300.758
ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn.
· Installeer en aard de lasmachine volgens de gel-
dende voorschriften.
· Raak elektrische onderdelen of elektroden onder
spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of
natte kledij.
· Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geï-
soleerd bent.
· Zorg voor een veilige werkpositie.
DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw
gezondheid.
· Houd uw hoofd uit de buurt van dampen.
· Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie
en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming
in de werkzone te vermijden.
BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden
veroorzaken.
· Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefil-
terd glas en bescherm uw lichaam met aangepas-
te veiligheidskledij.
· Bescherm anderen door de installatie van geschikte
schermen of gordijnen.
GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN
· Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden
veroorzaken; daarom dient u zich ervan te verge-
wissen dat er geen brandbaar materiaal in de
buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen.
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks
geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/las-
procédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken
die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers
alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen.
PACEMAKERS
· De magnetische velden veroorzaakt door een hoge
stroom kunnen een nadelige uitwerking hebben op pace-
makers. Personen die elektronische apparatuur (pacema-
kers) dragen moeten informatie bij een arts inwinnen voor
ze afvlam-, booglas-, puntlas- en snijwerkzaamheden
benaderen.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen
of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
Deze machine is vervaardigd in overeenstemming met de
voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm
EN50199 en mag uitsluitend worden gebruikt voor
professionele doeleinden in een industriële omgeving.
Het garanderen van elektromagnetische compatibili-
teit kan problematisch zijn in niet-industriële omge-
vingen.
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
2 INSTALLATIE
Haal het apparaat uit zijn verpakking en monteer de wie-
len en het handgreep volgens de instructies in Fig. 1
Gebruik de snijhuls f 1.1 die bij de toorts wordt geleverd.
2.1 BESCHRIJVING VAN DE TOORTS
Deze stroombron is alleen geschikt voor CEBORA
snijtoortsen en wordt geleverd met het model CP95 C.
Deze snijtoorts is ontwikkeld in overeenstemming
met de voorschriften op het gebied van de veiligheid
die deel uitmaken van de norm EN50192. Deze norm
schrijft voor dat het snijmondstuk, als het verticaal
geplaatst wordt op een horizontaal vlak, aangezien
het een onder spanning staand onderdeel is, niet mag
worden aangeraakt door de traditionele testvinger
waarvan de eigenschappen worden vermeld in de
norm zelf. Om aan dit voorschrift te voldoen, is het
niet mogelijk de eerder geproduceerde onderdelen te
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PLASMASNIJMACHINE
Fig.1
43
gebruiken, aangezien het contact met de testvinger
mogelijk zou zijn bij het gebruik van lange elektroden
en snijmondstukken. Er is dus een snijhulshouder
gerealiseerd met beschermbuis die elk onopzettelijk
contact met de onder spanning staande delen onmo-
gelijk maakt, en gebruik van een nieuw, lang snij-
mondstuk toestaat waarmee sneden kunnen worden
uitgevoerd inhoeken ofverzonken delen. Om risico's
door het gebruik van de eerder genoemde onderdelen
te vermijden, is deze snijhulshouder ontwikkeld met
een linkse schroefdraad, en wordt dus tegen de klok
in aangeschroefd.
2.2 BESCHRIJVING VAN DE OPBOUW VAN HET
APPARAAT
A) Voedingskabel
B) luchtaansluiting (schroefdraad 1/4" gas
vrouwelijk)
C) Netschakelaar
E) Instelknop druk
F) Manometer
G) Led thermische beveiliging
H) Massakabelaansluiting
I) Vochtafscheider
L) Led onvoldoende luchtdruk.
M) Controlelampje netvoeding.
2.3 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Deze installatie is voorzien van de volgende beveiligin-
gen:
Thermische beveiliging:
Deze beveiliging voorkomt overbelasting. De over-
belasting wordt aangegeven doordat de led G (zie
fig.2) continu gaat branden.
Luchtdruk beveiliging:
Deze veiligheid is op de snijtoortsvoeding aange-
bracht, en voorkomt dat het apparaat functioneert
bij een te lage luchtdruk. De beveiliging wordt aangege-
ven doordat de led L (zie fig.2) gaat branden.
Openspanning beveiliging:
Deze zit op de snijtoortskop, en vermijdt dat er gevaarlij-
ke spanningen op de snijtoorts zijn bij het vervangen van
het mondstuk, de diffusor, de elektrode of de mondstuk-
houder;
• Verwijderde beveiligingen niet.
• Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderdelen.
• Vervang eventuele beschadigde onderdelen van het
apparaat of van de snijtoorts altijd door originele
materialen.
• Laat het apparaat niet zonder omkasting werken.
Dit zou gevaarlijk zijn voor de bediener en de perso-
nen die zich in het werkgebied bevinden, en zou vol-
doende koeling van het apparaat verhinderen.
2.4 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS
IEC 60974.1 Het apparaat is vervaardigd in overeenstem-
EN 50192 ming met de volgende normen.
EN 50199
N°. Serienummer.
Moet worden vermeld op elk verzoek met
betrekking tot het apparaat.
Neerwaartse curve.
Geschikt voor plasmasnijden.
TORCH TYPE Type van toorts dat kan worden gebruikt met
dit apparaat om een veilig systeem te vormen.
U
0
. Secundaire openboogspanning.
X. Inschakelduurpercentage.
De inschakelduur drukt het percentage van
10 minuten uit gedurende dewelke het las-
GHLM C I EBF
A
Fig.2
44
apparaat met een bepaalde stroom I
2
en
spanning U
2
kan worden gebruikt zonder te
oververhitten.
I
2
. Snijstroom.
U
2
Secundaire traploos regelbare spanning met
lasstroom I
2
Deze spanning hangt af van de
afstand tussen de contacttip en het werk-
stuk.
Als deze afstand toeneemt, stijgt de snij
spanning eveneens en kan de inschakel
duur X% verminderen.
U
1
. Nominale voedingsspanning voor.
1~ 50/60Hz Eénfasige voeding van 50 of 60 Hz
3~ 50/60Hz Driefasige voeding van 50 of 60 Hz
I
1
max Max. opgenomen stroom bij overeenkomsti-
ge stroom I
2
en spanning U
2
.
I
1
eff Dit is de maximale waarde van de eigenlijke
opgenomen stroom, rekening houdend met
de inschakelduur.
Deze waarde komt gewoonlijk overeen met
de capaciteit van de zekering (trage type)
die moet worden gebruikt als beveiliging
van het apparaat.
IP21 C. Beschermingsklasse van de behuizing.
Een 1 als tweede cijfer betekent dat dit
apparaat niet geschikt om buiten in de regen
te worden gebruikt.
De bijkomende letter C betekent dat het
apparaat beveiligd is tegen de aanraking van
onder spanning staande onderdelen van het
voedingscircuit met een stuk gereedschap
(diameter van 2,5 mm ).
. Geschikt voor werkzaamheden in omgevin
gen met verhoogd risico.
OPMERKINGEN: Het apparaat is ook ontworpen voor
gebruik in omgevingen met verontreinigingsgraad 3. (Zie
IEC 664).
2.5 INBEDRIJFSSTELLING
Het apparaat moet worden geïnstalleerd door gekwalifi-
ceerd personeel. Alle verbindingen moeten tot stand
worden gebracht overeenkomstig de geldende normen
en met volledige inachtneming van de wet op de onge-
vallenpreventie (zie CEI 26-10 CENELEC HD427).
Sluit de luchttoevoer aan op verbinding B.
In het geval de luchttoevoer afkomstig is van een druk-
regelaarvan een compressor of een centrale installatie,
moet de drukregelaar worden ingesteld op een uitgangs-
druk van niet meer dan 8 bar (0,8 MPa). Als de lucht-
toevoer afkomstige is van een fles, moet deze zijn
voorzien van een reduceerventiel; sluit nooit een
persluchtfles rechtstreeks aan op de drukregelaar
van het apparaat! De druk zou de capaciteit van de
verminderaar drukregelaar te boven kunnen gaan, die
daardoor zou kunnen ontploffen!
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de
spanning die wordt aangegeven op het voorpaneel van
het apparaat. De spanning kan worden veranderd met de
instelschijf onder de hoofdschakelaar (Art 965) (zie fig. 3).
Sluit de voedingskabel A aan: de geel-groene draad van
de kabel moet worden aangesloten op een deugdelijke
aarding van de installatie, de overige draden moeten op
S
de fase draden worden aangesloten via een schakelaar
die zo mogelijk dichtbij de snijzone is geplaatst, om in
geval van nood een snelle uitschakeling toe te staan.
Het vermogen van de thermische schakelaar of van de
zekeringen in serie met de schakelaar moet gelijk zijn aan
de door het apparaat verbruikte stroom I
1
eff.
De verbruikte stroom I
1
eff. wordt afgeleid uit de techni-
sche gegevens die op het apparaat worden vermeld
onder de beschikbare voedingsspanning U
1
.
Eventuele verlengkabels moeten een diameter hebben
die voldoende groot is voor de verbruikte stroom I
1
max.
3 GEBRUIK
Lees voor het gebruik de normen CEI 26/9 - CENELEC
HD 407 en CEI 26.11 - CENELEC HD 433 aandachtig
door, en controleer verder of de isolatie van de kabels
onbeschadigd is.
Verzeker u ervan dat de startknop niet is ingedrukt.
Schakel het apparaat in met de schakelaar C. Hierdoor
gaat het lampje V branden.
Door even op de toortsschakelaarte drukken, wordt de
persluchtstroom geopend. Stel in deze toestand de
druk, die wordt aangegeven op de manometer F, op 4,7
bar (0.47 MPa) in door middel van de knop E van de druk-
regelaar, en blokkeer de knop weer door hem omlaag te
drukken.
Sluit de massaklem aan op het werkstuk dat gesneden
moet worden.
Het snijcircuit mag niet opzettelijk direct of indirect in
contact worden gebracht met deaardingsdraad, behalve
op het werkstuk dat gesneden moet worden.
Als het te snijden werkstuk opzettelijk met de aarde wordt
verbonden via de aardingsdraad, moet de verbinding zo
rechtstreeks mogelijk zijn en worden uitgevoerd met een
draad met een doorsnede die minstens gelijk is aan de
massakabel van de snijstroom, en op hetzelfde punt zijn
aangesloten op het te behandelen werkstuk als de mas-
sakabel, met behulp van de klem van de massakabel of
met behulp van een tweede massaklem die in de onmid-
delijke nabijheid is geplaatst. Alle mogelijke voorzorgs-
maatregelen moeten worden genomen om zwerfstromen
te vermijden.
Gebruik de snijhuls ø 1.2 die bij de toorts wordt geleverd.
Aangezien het snijden gebeurt door middel van contact,
raakt de snijhuls gemakkelijk verstopt door gesmolten
metaal. U doet er daarom goed aan de snijhuls regelma-
tig schoon te maken om te voorkomen dat de metaal-
deeltjes zich hechten aan de snijhuls.
Fig. 3
45
Gebruik het handvat niet om het apparaat op te tillen.
Verzeker u ervan dat de massaklem en het werkstuk een
goed elektrisch contact maken, in het bijzonder bij
gelakte, geoxideerde staalplaat of staalplaat met isole-
rende bekledingen.
Verbind de massaklem niet met het stuk materiaal dat
moet worden weggenomen.
Druk op de toortsschakelaar om de vonkenboog in te
schakelen.
Als het snijden na 2,5 seconden niet begint, wordt de
hoog-frequent ontstekingsboog uitgeschakeld en moet
de toortsschakelaar opnieuw worden ingedrukt om weer
te starten.
Houd de snijtoorts verticaal gedurende de snede.
Het snijden moet zoveel mogelijk gebeuren door de
toorts te trekken: trekken is gewoonlijk makkelijker dan
duwen (zie fig. 5).
Nadat de snede is voltooid en de knop is losgelaten, blijft
er gedurende nog ongeveer 90 seconden lucht uit de snij-
toorts komen om de toorts zelf af te laten koelen.
Zet het apparaat niet uit voordat deze tijd verstreken
is.
Als er gaten moeten worden gemaakt of als de snede
moet worden gemaakt vanuit het midden van een werk-
stuk, moet de snijtoorts schuin gehouden worden en
langzaam recht worden geplaatst, zodat het gesmolten
materiaal niet op het mondstuk terechtkomt (zie fig.4). Dit
is nodig bij het doorboren van werkstukken die dikker zijn
dan 2 mm.
Als er ronde sneden moeten worden gemaakt, wordt
geadviseerd de als optie geleverde passer te gebruiken.
Het is van belang te herinneren dat het gebruik van deze
passer de hierboven beschreven starttechniek noodzake-
lijk kan maken (fig.4).
Houd de vonkboog niet onnodig ingeschakeld in de lucht,
om slijtage van de elektrode, de luchtverdeler en het snij-
mond
stuk niet te vergroten.
Zet het apparaat uit nadat het werk beëindigd is.
4 SNIJPROBLEMEN
4.1 SLECHTE PENETRATIE
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
de snijsnelheid is te hoog. Zorg ervoor dat de boog
altijd in het te snijden werkstuk doordringt en in de bewe-
gingsrichting hooguit een schuine stand van 10 -15 aan-
neemt (fig.5) . Zo wordt voorkomen dat het snijmondstuk
verkeerd wordt gebruikt en dat er brandplekken op de
snijhulshouder ontstaan.
het werkstuk is te dik (zie de schema's voorsnijsnel-
heden, fig. 6)
de massaklem maakt geen goed elektrisch contact met
het werkstuk.
het snijmondstuk en de elektrode zijn versleten.
N.B. : Als de boog niet goed doordringt, kan metaalslak
de opening van het mondstuk verstoppen.
4.2 DE BOOG GAAT UIT
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
het mondstuk, de elektrode of de luchtverdeler is ver-
sleten
de luchtdruk is te hoog
de voortloopsnelheid is te laag
4.3 SCHUINE INSNIJDING
Mocht er sprake zijn van een schuine insnijding, schakel
het apparaat dan uit en vervang het snijmondstuk.
OPEN
15° max.
fig. 4
fig. 5
42
0.5
1.0
1.5
2.0
2.5
m/min
3.0
3.5
4.0
4.5
5.0
1/8 1/4 3/8 1/2
inc.
5/8 3/4 7/8
6 8 10 12
mm
14 16 18 20 22
20
40
60
80
100
inc/min
120
140
160
INOX
AL
FE
PLASMA PROF 55
Fig. 6
46
4.4 OVERMATIGE SLIJTAGE VAN VERBRUIKSON-
DERDELEN
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
a) de luchtdruk ligt lager dan de geadviseerde waarde.
b) te veel brandplekken op het uiteinde van de snijhuls-
houder
5 PRAKTISCHE WENKEN
Als de lucht in de installatie vocht en olie bevat in aan-
zienlijke hoeveelheden, is het beter een scheidingsfilter te
gebruiken teneinde te voorkomen dat er een overmatige
oxidatie en slijtage van de verbruiksonderdelen plaats-
vindt, dat de snijtoorts wordt beschadigd, en dat de snij-
snelheid en de snijkwaliteit minder worden.
Verontreinigingen in de lucht bevorderen oxidatie van
de elektrode en het mondstuk, en kunnen bovendien de
boogontsteking bemoeilijken. Reinig bij controle hierop
het uiteindevan de elektrode en het binnengedeelte van
het mondstuk met zeer fijn schuurpapier.
Verzeker u ervan dat de nieuwe elektrode en het nieu-
we mondstuk goed schoon en ontvet zijn, alvorens hen te
monteren.
Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen, om
beschadiging van de snijtoorts te vermijden.
6 ONDERHOUD
Schakel voor alle ingrepen, die moeten worden ver-
richt door gekwalificeerd personeel, altijd de voeding
naar het apparaat af.
6.1 ONDERHOUD STROOMBRON
Bij onderhoud aan de binnenzijde van het apparaat dient
u na te gaan of de schakelaar C in de stand "O" staat en
of de voedingskabel is afgekoppeld van het elektrici-
teitsnet.
Ook als het apparaat is voorzien van een vochtafscheider
met automatische afvoer van de condens, die telkens in
werking treedt als de luchttoevoer wordt afgesloten, is
het een goed gebruik om geregeld te controleren of er
geen condenssporen aanwezig zijn in het reservoirI
(fig.2).
Bovendien moet metaalstof dat zich in het apparaat heeft
opgehoopt regelmatig worden verwijderd met behulp van
perslucht.
6.1.1 Diagnose
6.2 ONDERHOUD VAN DE TOORTS
Zoals fig. 7 laat zien, zijn de volgende onderdelen aan slij-
tage onderhevig: de elektrode A, de luchtverdeler B en de
snijhuls C; Om deze te vervangen, moet eerst de snij-
hulshouder D worden losgeschroefd.
De elektrode A moet worden vervangen wanneer een kra-
ter van ongeveer 1,5 mm diep zichtbaar is in het midden.
OPGELET: Schroef de elektrode niet met geweld los;
oefen een geleidelijke kracht uit tot de draad loskomt. De
nieuwe elektrode moet in de zitting worden geschroefd
en worden vastgezet, maar niet helemaal aangedraaid.
De snijhuls C moeten worden vervangen wanneer de
opening beschadigd is of breder is geworden in vergelij-
king met een nieuw onderdeel. Wanneer de vervanging
van de elektrode of de snijhuls wordt uitgesteld, zullen
deze onderdelen oververhit raken en zal de luchtverdeler
B minder lang meegaan.
Controleer of de snijhulshouder D goed vastzit na het ver-
vangen.
OPGELET: Schroef de snijhulshouder D alleen op het
toortslichaam als de elektrode A, de luchtverdeler B en
de snijhuls C zijn bevestigd.
Als een van deze onderdelen niet aanwezig is, zal het
apparaat niet goed werken en komt de veiligheid van
de gebruiker in gevaar.
6.3 MAATREGELEN NA EEN REPARATIE.
Nadat er een reparatie is uitgevoerd, moet erop worden
gelet dat de bedrading opnieuw zodanig wordt geplaatst
dat er een veilige isolatie is tussen de primaire en de
secundaire zijde van het apparaat. Zorg ervoor dat de
draden niet in contact kunnen komen met bewegende
onderdelen of onderdelen diewarmworden tijdens de
werking. Monteer alle bandjes terug zoals op het origine-
le apparaat, om te vermijden dat er een verbinding kan
ontstaan tussen de primaire en de secundaire zijde, als er
onopzettelijk een draad kapot gaat of losraakt.
Plaats verder alle schroeven terug met de getande schijf-
jes, zoals op het originele apparaat.
LED-STATUS
knippert 2
maal,
gevolgd door
pauze van 1
seconde
knippert 3
maal,
gevolgd door
pauze van 1
seconde
LED
G
G
TOESTAND
Knop ingedrukt tijdens
hetstarten van het
apparaat
Reed-contact gesloten
tijdens het starten van
het apparaat
OPLOSSING
Laat de knop los tijdens
het starten van het
apparaat
Neem contact op met
de technische dienst
A
B
C
D
fig. 7

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PLASMASNIJMACHINE BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN. 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758 ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn. · Installeer en aard de lasmachine volgens de geldende voorschriften. · Raak elektrische onderdelen of elektroden onder spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of natte kledij. · Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geïsoleerd bent. · Zorg voor een veilige werkpositie. benaderen. ONTPLOFFINGEN · Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT Deze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm EN50199 en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-industriële omgevingen. ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BEKWAAM PERSONEEL. 2 INSTALLATIE Haal het apparaat uit zijn verpakking en monteer de wielen en het handgreep volgens de instructies in Fig. 1 Gebruik de snijhuls f 1.1 die bij de toorts wordt geleverd. DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw gezondheid. · Houd uw hoofd uit de buurt van dampen. · Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming in de werkzone te vermijden. BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden veroorzaken. · Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefilterd glas en bescherm uw lichaam met aangepaste veiligheidskledij. · Bescherm anderen door de installatie van geschikte schermen of gordijnen. GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN · Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden veroorzaken; daarom dient u zich ervan te vergewissen dat er geen brandbaar materiaal in de buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen. GELUID Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. PACEMAKERS · De magnetische velden veroorzaakt door een hoge stroom kunnen een nadelige uitwerking hebben op pacemakers. Personen die elektronische apparatuur (pacemakers) dragen moeten informatie bij een arts inwinnen voor ze afvlam-, booglas-, puntlas- en snijwerkzaamheden 42 Fig.1 2.1 BESCHRIJVING VAN DE TOORTS Deze stroombron is alleen geschikt voor CEBORA snijtoortsen en wordt geleverd met het model CP95 C. Deze snijtoorts is ontwikkeld in overeenstemming met de voorschriften op het gebied van de veiligheid die deel uitmaken van de norm EN50192. Deze norm schrijft voor dat het snijmondstuk, als het verticaal geplaatst wordt op een horizontaal vlak, aangezien het een onder spanning staand onderdeel is, niet mag worden aangeraakt door de traditionele testvinger waarvan de eigenschappen worden vermeld in de norm zelf. Om aan dit voorschrift te voldoen, is het niet mogelijk de eerder geproduceerde onderdelen te gebruiken, aangezien het contact met de testvinger mogelijk zou zijn bij het gebruik van lange elektroden en snijmondstukken. Er is dus een snijhulshouder gerealiseerd met beschermbuis die elk onopzettelijk contact met de onder spanning staande delen onmogelijk maakt, en gebruik van een nieuw, lang snijmondstuk toestaat waarmee sneden kunnen worden uitgevoerd inhoeken ofverzonken delen. Om risico's door het gebruik van de eerder genoemde onderdelen te vermijden, is deze snijhulshouder ontwikkeld met een linkse schroefdraad, en wordt dus tegen de klok in aangeschroefd. 2.2 BESCHRIJVING VAN DE OPBOUW VAN HET APPARAAT A) B) C) E) F) G) H) I) L) M) Voedingskabel luchtaansluiting (schroefdraad vrouwelijk) Netschakelaar Instelknop druk Manometer Led thermische beveiliging Massakabelaansluiting Vochtafscheider Led onvoldoende luchtdruk. Controlelampje netvoeding. 1/4" gas ➡ ➡ Deze veiligheid is op de snijtoortsvoeding aangebracht, en voorkomt dat het apparaat functioneert bij een te lage luchtdruk. De beveiliging wordt aangegeven doordat de led L (zie fig.2) gaat branden. Openspanning beveiliging: Deze zit op de snijtoortskop, en vermijdt dat er gevaarlijke spanningen op de snijtoorts zijn bij het vervangen van het mondstuk, de diffusor, de elektrode of de mondstukhouder; • Verwijderde beveiligingen niet. • Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderdelen. • Vervang eventuele beschadigde onderdelen van het apparaat of van de snijtoorts altijd door originele materialen. • Laat het apparaat niet zonder omkasting werken. Dit zou gevaarlijk zijn voor de bediener en de personen die zich in het werkgebied bevinden, en zou voldoende koeling van het apparaat verhinderen. 2.4 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS IEC 60974.1 Het apparaat is vervaardigd in overeenstemEN 50192 ming met de volgende normen. EN 50199 N°. Serienummer. Moet worden vermeld op elk verzoek met betrekking tot het apparaat. 2.3 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN Neerwaartse curve. Deze installatie is voorzien van de volgende beveiligingen: Thermische beveiliging: Deze beveiliging voorkomt overbelasting. De overbelasting wordt aangegeven doordat de led G (zie fig.2) continu gaat branden. Luchtdruk beveiliging: Geschikt voor plasmasnijden. G H L M TORCH TYPE U0. X. Type van toorts dat kan worden gebruikt met dit apparaat om een veilig systeem te vormen. Secundaire openboogspanning. Inschakelduurpercentage. De inschakelduur drukt het percentage van 10 minuten uit gedurende dewelke het lasA C I E B F Fig.2 43 apparaat met een bepaalde stroom I2 en spanning U2 kan worden gebruikt zonder te oververhitten. I2. Snijstroom. U2 Secundaire traploos regelbare spanning met lasstroom I2 Deze spanning hangt af van de afstand tussen de contacttip en het werkstuk. Als deze afstand toeneemt, stijgt de snij spanning eveneens en kan de inschakel duur X% verminderen. U1. Nominale voedingsspanning voor. 1~ 50/60Hz Eénfasige voeding van 50 of 60 Hz 3~ 50/60Hz Driefasige voeding van 50 of 60 Hz I1 max Max. opgenomen stroom bij overeenkomstige stroom I2 en spanning U2. I1 eff Dit is de maximale waarde van de eigenlijke opgenomen stroom, rekening houdend met de inschakelduur. Deze waarde komt gewoonlijk overeen met de capaciteit van de zekering (trage type) die moet worden gebruikt als beveiliging van het apparaat. IP21 C. Beschermingsklasse van de behuizing. Een 1 als tweede cijfer betekent dat dit apparaat niet geschikt om buiten in de regen te worden gebruikt. De bijkomende letter C betekent dat het apparaat beveiligd is tegen de aanraking van onder spanning staande onderdelen van het voedingscircuit met een stuk gereedschap (diameter van 2,5 mm ). S . Geschikt voor werkzaamheden in omgevin gen met verhoogd risico. OPMERKINGEN: Het apparaat is ook ontworpen voor gebruik in omgevingen met verontreinigingsgraad 3. (Zie IEC 664). 2.5 INBEDRIJFSSTELLING Het apparaat moet worden geïnstalleerd door gekwalificeerd personeel. Alle verbindingen moeten tot stand worden gebracht overeenkomstig de geldende normen en met volledige inachtneming van de wet op de ongevallenpreventie (zie CEI 26-10 CENELEC HD427). Sluit de luchttoevoer aan op verbinding B. In het geval de luchttoevoer afkomstig is van een drukregelaarvan een compressor of een centrale installatie, moet de drukregelaar worden ingesteld op een uitgangsdruk van niet meer dan 8 bar (0,8 MPa). Als de luchttoevoer afkomstige is van een fles, moet deze zijn voorzien van een reduceerventiel; sluit nooit een persluchtfles rechtstreeks aan op de drukregelaar van het apparaat! De druk zou de capaciteit van de verminderaar drukregelaar te boven kunnen gaan, die daardoor zou kunnen ontploffen! Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de spanning die wordt aangegeven op het voorpaneel van het apparaat. De spanning kan worden veranderd met de instelschijf onder de hoofdschakelaar (Art 965) (zie fig. 3). Sluit de voedingskabel A aan: de geel-groene draad van de kabel moet worden aangesloten op een deugdelijke aarding van de installatie, de overige draden moeten op 44 Fig. 3 de fase draden worden aangesloten via een schakelaar die zo mogelijk dichtbij de snijzone is geplaatst, om in geval van nood een snelle uitschakeling toe te staan. Het vermogen van de thermische schakelaar of van de zekeringen in serie met de schakelaar moet gelijk zijn aan de door het apparaat verbruikte stroom I1eff. De verbruikte stroom I1 eff. wordt afgeleid uit de technische gegevens die op het apparaat worden vermeld onder de beschikbare voedingsspanning U1. Eventuele verlengkabels moeten een diameter hebben die voldoende groot is voor de verbruikte stroom I1max. 3 GEBRUIK Lees voor het gebruik de normen CEI 26/9 - CENELEC HD 407 en CEI 26.11 - CENELEC HD 433 aandachtig door, en controleer verder of de isolatie van de kabels onbeschadigd is. Verzeker u ervan dat de startknop niet is ingedrukt. Schakel het apparaat in met de schakelaar C. Hierdoor gaat het lampje V branden. Door even op de toortsschakelaarte drukken, wordt de persluchtstroom geopend. Stel in deze toestand de druk, die wordt aangegeven op de manometer F, op 4,7 bar (0.47 MPa) in door middel van de knop E van de drukregelaar, en blokkeer de knop weer door hem omlaag te drukken. Sluit de massaklem aan op het werkstuk dat gesneden moet worden. Het snijcircuit mag niet opzettelijk direct of indirect in contact worden gebracht met deaardingsdraad, behalve op het werkstuk dat gesneden moet worden. Als het te snijden werkstuk opzettelijk met de aarde wordt verbonden via de aardingsdraad, moet de verbinding zo rechtstreeks mogelijk zijn en worden uitgevoerd met een draad met een doorsnede die minstens gelijk is aan de massakabel van de snijstroom, en op hetzelfde punt zijn aangesloten op het te behandelen werkstuk als de massakabel, met behulp van de klem van de massakabel of met behulp van een tweede massaklem die in de onmiddelijke nabijheid is geplaatst. Alle mogelijke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om zwerfstromen te vermijden. Gebruik de snijhuls ø 1.2 die bij de toorts wordt geleverd. Aangezien het snijden gebeurt door middel van contact, raakt de snijhuls gemakkelijk verstopt door gesmolten metaal. U doet er daarom goed aan de snijhuls regelmatig schoon te maken om te voorkomen dat de metaaldeeltjes zich hechten aan de snijhuls. Gebruik het handvat niet om het apparaat op te tillen. Verzeker u ervan dat de massaklem en het werkstuk een goed elektrisch contact maken, in het bijzonder bij gelakte, geoxideerde staalplaat of staalplaat met isolerende bekledingen. Verbind de massaklem niet met het stuk materiaal dat moet worden weggenomen. Druk op de toortsschakelaar om de vonkenboog in te schakelen. Als het snijden na 2,5 seconden niet begint, wordt de hoog-frequent ontstekingsboog uitgeschakeld en moet de toortsschakelaar opnieuw worden ingedrukt om weer te starten. Houd de snijtoorts verticaal gedurende de snede. Het snijden moet zoveel mogelijk gebeuren door de toorts te trekken: trekken is gewoonlijk makkelijker dan duwen (zie fig. 5). Nadat de snede is voltooid en de knop is losgelaten, blijft OPEN fig. 5 fig. 4 dan 2 mm. Als er ronde sneden moeten worden gemaakt, wordt geadviseerd de als optie geleverde passer te gebruiken. Het is van belang te herinneren dat het gebruik van deze passer de hierboven beschreven starttechniek noodzakelijk kan maken (fig.4). Houd de vonkboog niet onnodig ingeschakeld in de lucht, om slijtage van de elektrode, de luchtverdeler en het snijmond stuk niet te vergroten. Zet het apparaat uit nadat het werk beëindigd is. 4 SNIJPROBLEMEN 4.1 SLECHTE PENETRATIE Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: • de snijsnelheid is te hoog. Zorg ervoor dat de boog altijd in het te snijden werkstuk doordringt en in de bewegingsrichting hooguit een schuine stand van 10 -15 aanneemt (fig.5) . Zo wordt voorkomen dat het snijmondstuk verkeerd wordt gebruikt en dat er brandplekken op de snijhulshouder ontstaan. • het werkstuk is te dik (zie de schema's voorsnijsnelheden, fig. 6) • de massaklem maakt geen goed elektrisch contact met het werkstuk. • het snijmondstuk en de elektrode zijn versleten. N.B. : Als de boog niet goed doordringt, kan metaalslak de opening van het mondstuk verstoppen. 4.2 DE BOOG GAAT UIT 15° max. er gedurende nog ongeveer 90 seconden lucht uit de snijtoorts komen om de toorts zelf af te laten koelen. Zet het apparaat niet uit voordat deze tijd verstreken is. Als er gaten moeten worden gemaakt of als de snede moet worden gemaakt vanuit het midden van een werkstuk, moet de snijtoorts schuin gehouden worden en langzaam recht worden geplaatst, zodat het gesmolten materiaal niet op het mondstuk terechtkomt (zie fig.4). Dit is nodig bij het doorboren van werkstukken die dikker zijn Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: • het mondstuk, de elektrode of de luchtverdeler is versleten • de luchtdruk is te hoog • de voortloopsnelheid is te laag 4.3 SCHUINE INSNIJDING Mocht er sprake zijn van een schuine insnijding, schakel het apparaat dan uit en vervang het snijmondstuk. inc. 1/8 1/4 3/8 1/2 5/8 3/4 7/8 5.0 160 4.5 140 4.0 120 PLASMA PROF 55 100 3.0 2.5 80 FE 2.0 inc/min m/min 3.5 60 1.5 1.0 40 AL INOX 20 0.5 2 4 6 8 10 12 mm 14 16 18 20 22 Fig. 6 45 4.4 OVERMATIGE SLIJTAGE VAN VERBRUIKSONDERDELEN 6.2 ONDERHOUD VAN DE TOORTS Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: a) de luchtdruk ligt lager dan de geadviseerde waarde. b) te veel brandplekken op het uiteinde van de snijhulshouder 5 PRAKTISCHE WENKEN • Als de lucht in de installatie vocht en olie bevat in aanzienlijke hoeveelheden, is het beter een scheidingsfilter te gebruiken teneinde te voorkomen dat er een overmatige oxidatie en slijtage van de verbruiksonderdelen plaatsvindt, dat de snijtoorts wordt beschadigd, en dat de snijsnelheid en de snijkwaliteit minder worden. • Verontreinigingen in de lucht bevorderen oxidatie van de elektrode en het mondstuk, en kunnen bovendien de boogontsteking bemoeilijken. Reinig bij controle hierop het uiteindevan de elektrode en het binnengedeelte van het mondstuk met zeer fijn schuurpapier. • Verzeker u ervan dat de nieuwe elektrode en het nieuwe mondstuk goed schoon en ontvet zijn, alvorens hen te monteren. • Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen, om beschadiging van de snijtoorts te vermijden. A B C D fig. 7 Bij onderhoud aan de binnenzijde van het apparaat dient u na te gaan of de schakelaar C in de stand "O" staat en of de voedingskabel is afgekoppeld van het elektriciteitsnet. Ook als het apparaat is voorzien van een vochtafscheider met automatische afvoer van de condens, die telkens in werking treedt als de luchttoevoer wordt afgesloten, is het een goed gebruik om geregeld te controleren of er geen condenssporen aanwezig zijn in het reservoirI (fig.2). Bovendien moet metaalstof dat zich in het apparaat heeft opgehoopt regelmatig worden verwijderd met behulp van perslucht. Zoals fig. 7 laat zien, zijn de volgende onderdelen aan slijtage onderhevig: de elektrode A, de luchtverdeler B en de snijhuls C; Om deze te vervangen, moet eerst de snijhulshouder D worden losgeschroefd. De elektrode A moet worden vervangen wanneer een krater van ongeveer 1,5 mm diep zichtbaar is in het midden. OPGELET: Schroef de elektrode niet met geweld los; oefen een geleidelijke kracht uit tot de draad loskomt. De nieuwe elektrode moet in de zitting worden geschroefd en worden vastgezet, maar niet helemaal aangedraaid. De snijhuls C moeten worden vervangen wanneer de opening beschadigd is of breder is geworden in vergelijking met een nieuw onderdeel. Wanneer de vervanging van de elektrode of de snijhuls wordt uitgesteld, zullen deze onderdelen oververhit raken en zal de luchtverdeler B minder lang meegaan. Controleer of de snijhulshouder D goed vastzit na het vervangen. OPGELET: Schroef de snijhulshouder D alleen op het toortslichaam als de elektrode A, de luchtverdeler B en de snijhuls C zijn bevestigd. Als een van deze onderdelen niet aanwezig is, zal het apparaat niet goed werken en komt de veiligheid van de gebruiker in gevaar. 6.1.1 Diagnose 6.3 6 ONDERHOUD Schakel voor alle ingrepen, die moeten worden verricht door gekwalificeerd personeel, altijd de voeding naar het apparaat af. 6.1 ONDERHOUD STROOMBRON LED LED-STATUS TOESTAND OPLOSSING G knippert 2 Knop ingedrukt tijdens maal, hetstarten van het gevolgd door apparaat pauze van 1 seconde Laat de knop los tijdens het starten van het apparaat G knippert 3 Reed-contact gesloten Neem contact op met maal, tijdens het starten van de technische dienst gevolgd door het apparaat pauze van 1 seconde 46 MAATREGELEN NA EEN REPARATIE. Nadat er een reparatie is uitgevoerd, moet erop worden gelet dat de bedrading opnieuw zodanig wordt geplaatst dat er een veilige isolatie is tussen de primaire en de secundaire zijde van het apparaat. Zorg ervoor dat de draden niet in contact kunnen komen met bewegende onderdelen of onderdelen diewarmworden tijdens de werking. Monteer alle bandjes terug zoals op het originele apparaat, om te vermijden dat er een verbinding kan ontstaan tussen de primaire en de secundaire zijde, als er onopzettelijk een draad kapot gaat of losraakt. Plaats verder alle schroeven terug met de getande schijfjes, zoals op het originele apparaat.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64

Cebora 965 Plasma Prof 55 Handleiding

Type
Handleiding