Cebora 296 Power Plasma 3100 Handleiding

Type
Handleiding
38
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET
DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN
DE GEBRUIKSAANWIJZING AAN-
DACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOL-
LEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN
GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK
ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet
de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna
opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan.
Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek
met code 3.300.758
ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn.
· Installeer en aard de lasmachine volgens de gel-
dende voorschriften.
· Raak elektrische onderdelen of elektroden onder
spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of
natte kledij.
· Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geï-
soleerd bent.
· Zorg voor een veilige werkpositie.
DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw
gezondheid.
· Houd uw hoofd uit de buurt van dampen.
· Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie
en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming
in de werkzone te vermijden.
BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden
veroorzaken.
· Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefil-
terd glas en bescherm uw lichaam met aangepas-
te veiligheidskledij.
· Bescherm anderen door de installatie van geschikte
schermen of gordijnen.
GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN
· Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden
veroorzaken; daarom dient u zich ervan te verge-
wissen dat er geen brandbaar materiaal in de
buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen.
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks
geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/las-
procédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken
die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers
alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen.
PACEMAKERS
· De magnetische velden die worden opgewekt door de
hoge stroom kunnen de werking van pacemakers beïn-
vloeden. Dragers van vitale elektronische apparaten
(pacemakers) dienen hun arts te raadplegen alvorens
vlambooglas-, snij-, guts- of puntlaswerkzaamheden uit
te voeren.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen
of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
Deze machine is vervaardigd in overeenstemming met de
voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm
EN50199 en mag uitsluitend worden gebruikt voor
professionele doeleinden in een industriële omgeving.
Het garanderen van elektromagnetische compatibili-
teit kan problematisch zijn in niet-industriële omge-
vingen.
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
2 ALGEMENE BESCHRIJVING
Deze constante gelijkstroomgenerator is ontworpen voor
het snijden van elektrisch geleidende materialen (metalen
en legeringen) met behulp van een plasma-lichtboog. Als
plasmagas kan lucht of stikstof worden gebruikt.
2.1 BESCHRIJVING VAN DE OPBOUW VAN HET
APPARAAT
A) Voedingskabel
B) luchtaansluiting (schroefdraad 1/4" gas vrouwe-
lijk)
C) Netschakelaar
D) Controlelampje netvoeding
E) Instelknop druk
F) Manometer
G) Led thermische beveiliging
H) Massakabelaansluiting
I) Vochtafscheider
L) Led onvoldoende luchtdruk.
M) Regelknopvan de snijstroom
N) Led blokkering; gaat branden in omstandigheden
waardoor de machine niet goed kan functione-
ren.
O) Led die gaat branden als de functie "SELF-
RESTART PILOT" actief is
P) Drukknop voor in- en uitschakeling van de func-
tie "SELF-RESTART PILOT"
Q) Vaste toortsaansluiting.
2.2 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Deze installatie is voorzien van de volgende beveiligin-
gen:
Thermische beveiliging:
Om overbelastingen tijdens het snijden te voorko-
men.
Wordt aangeduid door het branden van led G (zie afb. 1)
Luchtdruk beveiliging:
Deze veiligheid is op de snijtoortsvoeding aange-
bracht, en voorkomt dat het apparaat functioneert
bij een te lage luchtdruk. De beveiliging wordt aangege-
ven doordat de led L (zie fig.1) gaat branden.
Openspanning beveiliging:
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PLASMASNIJMACHINE
39
1) In het geval van kortsluiting tussen snijhuls en elektro-
de in de ontstekingsfase van de boog
2) In het geval van kortsluiting tussen de contacten van
het reedrelais op print 22 (zie explosietekening).
3) Als de elektrode zodanig versleten is dat hij moet wor-
den vervangen.
In dit geval blokkeert het apparaat; dit wordt aangeduid
doordat led N gaat branden.
4) Bovendien is dit apparaat voorzien van automatische
selectie van de voedingsspanning en de volgende bevei-
ligingen:
A) Voeding 230V: tijdens de ontstekingsfase blijft het
apparaat geblokkeerd (lampje N brandt) zolang de span-
ning lager is dan 200V.
Na de ontstekingsfase functioneert het apparaat tot 180V.
B) Voeding 115V: tijdens de ontstekingsfase blijft het
apparaat geblokkeerd (lampje N brandt) zolang de span-
ning lager is dan 100V.
Na de ontstekingsfase functioneert het apparaat tot 90V.
• Verwijderde beveiligingen niet.
• Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderde-
len.
• Vervang eventuele beschadigde onderdelen van het
apparaat of van de snijtoorts altijd door originele
materialen.
• Gebruik uitsluitend Cebora snijtoortsen van het type
CP 40.
• Laat het apparaat niet zonder omkasting werken.
Dit zou gevaarlijk zijn voor de bediener en de perso-
nen die zich in het werkgebied bevinden, en zou vol-
doende koeling van het apparaat verhinderen.
2.3 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS
EN 60974.1 Het apparaat is volgens deze Europese
EN 50199 normen gebouwd.
EN 50192
N . Serienummer, dat altijd dient te worden
vermeld bij vragen betreffende het appa-
raat.
Eenfase inverter
Dalende karakteristiek.
Geschikt voor plasmasnijden.
TORCH TYPE Type snijtoorts die met dit apparaat kan
worden gebruikt.
U
0
. PEAK Secundaire nullastspanning. Piekwaarde.
X. Inschakelduurpercentage.
De inschakelduur drukt het percentage
van 10 minuten uit dat overeenkomt met
de tijd waarbinnen het apparaat kan
werken op een bepaalde stroomsterkte I
2
en stroom
spanning U
2
zonder oververhit te raken.
I
2
. Snijstroomsterkte.
U
2
Secundaire spanning bij snijstroomsterkte
I
2
. Deze spanning wordt gemeten wan-
neer de snijhuls in contact met het werk-
stuk snijdt.
Als deze afstand toeneemt, neemt ook
de snijspanning toe en kan de
inschakelduur X% afnemen.
U
1
. Nominale voedingsspanning
Fig.1
Via A.Costa, 24
40057-Cadriano-Bologna-Italy
®
V
I
0
M
G
N
D
L
O
P
H
E
F
B
C
A
I
Q
40
1~ 50/60Hz Eenfase voeding 50 of 60 Hz. Het appa-
raat is voorzien van een automatische
span ningswisselaar.
I
1
. Stroomverbruik bij de bijbehorende snij
stroomsterkte I
2
en snijspanning U
2
.
IP23. Beschermingsklasse van de behuizing.
De 3 als tweede cijfer wil zeggen dat dit
apparaat welgeschikt is om buiten in de
regen te worden gebruikt.
Geschikt voor werkzaamheden in omge-
vin gen met verhoogd risico.
OPMERKING: Het apparaat is bovendien geschikt voor
omgevingen met vervuilingsgraad 3 (zie IEC 664).
2.4 INBEDRIJFSSTELLING
Het apparaat moet worden geïnstalleerd door gekwa-
lificeerd personeel. Alle verbindingen moeten tot
stand worden gebracht overeenkomstig de geldende
normen en met volledige inachtneming van de wet op
de ongevallenpreventie (zie CEI 26-10 CENELEC
HD427).
Sluit de luchttoevoer aan op verbinding B.
Mocht de lucht in de installatie teveel vocht en olie bevat-
ten, gebruik dan een droogfilter teneinde te voorkomen
dat er een overmatige oxidatie en slijtage van verbruiks-
onderdelen plaatsvindt, dat de toorts wordt beschadigd
en dat de snijsnelheid en snijkwaliteit minder worden.
In het geval de luchttoevoer afkomstig is van een druk-
regelaarvan een compressor of een centrale installatie,
moet de drukregelaar worden ingesteld op een uitgangs-
druk van niet meer dan 8 bar (0,8 MPa). Als de lucht-
toevoer afkomstige is van een fles, moet deze zijn
voorzien van een reduceerventiel; sluit nooit een
persluchtfles rechtstreeks aan op de drukregelaar
van het apparaat! De druk zou de capaciteit van de
verminderaar drukregelaar te boven kunnen gaan, die
daardoor zou kunnen ontploffen!
Sluit de voedingskabel A aan: de geel-groene draad van
de kabel moet worden aangesloten op een deugdelijke
aarding van de installatie, de overige draden moeten op
de fase draden worden aangesloten via een schakelaar
die zo mogelijk dichtbij de snijzone is geplaatst, om in
geval van nood een snelle uitschakeling toe te staan.
Het vermogen van de thermische schakelaar of van de
zekeringen in serie met de schakelaar moet gelijk zijn aan
de door het apparaat verbruikte stroom I
1
.
De verbruikte stroom I
1
wordt afgeleid uit de technische
gegevens die op het apparaat worden vermeld onder de
beschikbare voedingsspanning U
1
.
Eventuele verlengkabels moeten een diameter hebben
die voldoende groot is voor de verbruikte stroom I
1
.
3 GEBRUIK
Lees voor het gebruik de normen CEI 26/9 - CENELEC
HD 407 en CEI 26.11 - CENELEC HD 433 aandachtig
door, en controleer verder of de isolatie van de kabels
onbeschadigd is.
Verzeker u ervan dat de startknop niet is ingedrukt.
Schakel het apparaat in met de schakelaar C. Hierdoor
gaat het lampje D branden.
Door even op de toortsschakelaarte drukken, wordt de
S
persluchtstroom geopend.
Aangezien de boog niet ontstoken is, komt de lucht
slechts gedurende 5 sec. uit de snijtoorts.
Stel in deze toestand de druk, die wordt aangegeven op
de manometer F, op 3,5 bar (0.35 MPA) in door middel
van de knop E van de drukregelaar, en blokkeer de knop
weer door hem omlaag te drukken.
Sluit de massaklem aan op het werkstuk dat gesneden
moet worden.
Het snijcircuit mag niet opzettelijk direct of indirect in
contact worden gebracht met deaardingsdraad, behalve
op het werkstuk dat gesneden moet worden.
Als het te snijden werkstuk opzettelijk met de aarde wordt
verbonden via de aardingsdraad, moet de verbinding zo
rechtstreeks mogelijk zijn en worden uitgevoerd met een
draad met een doorsnede die minstens gelijk is aan de
massakabel van de snijstroom, en op hetzelfde punt zijn
aangesloten op het te behandelen werkstuk als de mas-
sakabel, met behulp van de klem van de massakabel of
met behulp van een tweede massaklem die in de onmid-
delijke nabijheid is geplaatst. Alle mogelijke voorzorgs-
maatregelen moeten worden genomen om zwerfstromen
te vermijden.
Gebruik de knop M om de snijstroom in te stellen van 5
tot 25 A afhankelijk van het uit te voeren werk.
Zorg ervoor dat de massaklem en het werkstuk goed
elektrisch contact maken, vooral bij gelakt of geoxideerd
metaal of een isolatiedeklaag; sluit de klem zo dicht
mogelijk bij het snijgebied aan.
Verzeker u ervan dat de massaklem en het werkstuk een
goed elektrisch contact maken, in het bijzonder bij
gelakte, geoxideerde staalplaat of staalplaat met isole-
rende bekledingen.
Verbind de massaklem niet met het stuk materiaal dat
moet worden weggenomen.
Druk op de toortsschakelaar om de vonkenboog in te
schakelen. Als het snijden na 2 seconden nog niet begint,
gaat de vonkenboog uit en moet de schakelaar opnieuw
worden ingedrukt om de boog weer te ontsteken.
Het snijden dient te worden gestart zoals aangegeven op
afb. 2a, niet zoals op afb. 2b
Houd de snijtoorts verticaal gedurende de snede.
Nadat de snede is voltooid en de knop is losgelaten, blijft
er gedurende nog ongeveer 40 seconden lucht uit de snij-
toorts komen om de toorts zelf af te laten koelen.
Zet het apparaat niet uit voordat deze tijd verstreken
is.
fig.2/A
fig. 2/B
41
Voor het snijden van geperforeerde platen of roosters
moet de functie "Pilot self restart" worden geactiveerd
met de knop P (led O brandt).
Aan het einde van het snijden zal de hoogfrequentboog
automatisch opnieuw ontstoken worden, als de knop
ingedrukt gehouden wordt.
Gebruik deze functie alleen als dat noodzakelijk is, om te
voorkomen dat de elektrode en de snijhuls onnodig slij-
ten.
Als er gaten moeten worden gemaakt of als de snede
moet worden gemaakt vanuit het midden van een werk-
stuk, moet de snijtoorts schuin gehouden worden en
langzaam recht worden geplaatst, zodat het gesmolten
materiaal niet op het mondstuk terechtkomt (zie fig.2). Dit
is nodig bij het doorboren van werkstukken die dikker zijn
dan 3 mm.
Indien u door meerdere lagen metaal moet snijden, wat
normaal het geval is bij carrosseriewerken, moet u de
snijstroom instellen op de minimumwaarden.
Voor stroomwaarden tussen 5 en 10 A kan het handig zijn
de inlaatdruk in te stellen op ongeveer 2 bar.
Zet het apparaat uit nadat het werk beëindigd is.
3.1 VERVANGING VAN DE AAN SLIJTAGE ONDERHE-
VIGE ONDERDELEN
Schakel het apparaat altijd uit, voordat u de aan slijtage
onderhevige onderdelen gaat vervangen.
De elektrode moet worden vervangen als hij op de voor-
kant een gat heeft van ongeveer 1 mm.
De snijhuls moet worden vervangen wanneer het gat
niet egaal rond meer is, en het snijvermogen afneemt.
De isolatiering moet worden vervangen als hij op som-
mige plekken zwart geworden is. Vanwege de kleine
afmetingen is het heel belangrijk dat de ring goed gericht
wordt tijdens de
montage (zie afb. 4).
De snijhulshouder moet worden vervangen wanneer het
isolerende gedeelte beschadigd is
Controleer of de elektrode T, de isolatiering U en de snij-
huls V correct gemonteerd zijn, en of de snijhulshouder W
goed vastgeschroefd zit.
Is dat niet het geval, dan kan dat de werking van het
apparaat, en in het bijzonder ook de veiligheid van de
bediener, in gevaar brengen.
4 SNIJPROBLEMEN
4.1 SLECHTE PENETRATIE
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
de snijsnelheid is te hoog. Zorg ervoor dat de boog
altijd in het te snijden werkstuk doordringt en in de bewe-
gingsrichting hooguit een schuine stand van 10 -15 aan-
neemt. Zo wordt voorkomen dat het snijmondstuk ver-
keerd wordt gebruikt en dat er brandplekken op de snij-
hulshouder ontstaan.
het werkstuk is te dik (zie de schema's voorsnijsnel-
heden, fig. 5)
de massaklem maakt geen goed elektrisch contact met
het werkstuk.
het snijmondstuk en de elektrode zijn versleten.
de snijstroomsterkte is te laag.
N.B. : Als de boog niet goed doordringt, kan metaalslak
de opening van het mondstuk verstoppen.
4.2 DE BOOG GAAT UIT
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
het mondstuk, de elektrode of de luchtverdeler is ver-
sleten.
de luchtdruk is te hoog
de voortloopsnelheid is te laag
4.3 BEPERKTE LEVENSDUUR VAN DE AAN SLIJTAGE
ONDERHEVIGE ONDERDELEN
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
olie of vuil in de luchttoevoer,
onnodig lange hoogfrequentboog,
te lage luchtdruk.
fig.3
fig. 4
Fig. 5
42
5 PRAKTISCHE WENKEN
Als de lucht in de installatie vocht en olie bevat in aan-
zienlijke hoeveelheden, is het beter een scheidingsfilter te
gebruiken teneinde te voorkomen dat er een overmatige
oxidatie en slijtage van de verbruiksonderdelen plaats-
vindt, dat de snijtoorts wordt beschadigd, en dat de snij-
snelheid en de snijkwaliteit minder worden.
Verzeker u ervan dat de nieuwe elektrode en het nieu-
we mondstuk goed schoon en ontvet zijn, alvorens hen te
monteren.
Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen, om
beschadiging van de snijtoorts te vermijden.
6 ONDERHOUD
Schakel voor alle ingrepen, die moeten worden ver-
richt door gekwalificeerd personeel, altijd de voeding
naar het apparaat af.
6.1 ONDERHOUD STROOMBRON
Bij onderhoud aan de binnenzijde van het apparaat dient
u na te gaan of de schakelaar C in de stand "O" staat en
of de voedingskabel is afgekoppeld van het elektrici-
teitsnet.
Ook als het apparaat is voorzien van een vochtafscheider
met automatische afvoer van de condens, die telkens in
werking treedt als de luchttoevoer wordt afgesloten, is
het een goed gebruik om geregeld te controleren of er
geen condenssporen aanwezig zijn in het reservoirI
(fig.1).
Bovendien moet metaalstof dat zich in het apparaat heeft
opgehoopt regelmatig worden verwijderd met behulp van
perslucht.
6.2 MAATREGELEN NA EEN REPARATIE.
Nadat er een reparatie is uitgevoerd, moet erop worden
gelet dat de bedrading opnieuw zodanig wordt geplaatst
dat er een veilige isolatie is tussen de primaire en de
secundaire zijde van het apparaat, en in het bijzonder
dient u er zeker van te zijn dat de bescherming 50 (zie
explosietekening) gemonteerd is. Zorg ervoor dat de dra-
den niet in contact kunnen komen met bewegende
onderdelen of onderdelen diewarmworden tijdens de
werking. Monteer alle bandjes terug zoals op het origine-
le apparaat, om te vermijden dat er een verbinding kan
ontstaan tussen de primaire en de secundaire zijde, als er
onopzettelijk een draad kapot gaat of losraakt.
Plaats verder alle schroeven terug met de getande schijf-
jes, zoals op het originele apparaat.

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR PLASMASNIJMACHINE BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN. 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758 ONTPLOFFINGEN · Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT Deze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm EN50199 en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-industriële omgevingen. ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BEKWAAM PERSONEEL. 2 ALGEMENE BESCHRIJVING ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn. · Installeer en aard de lasmachine volgens de geldende voorschriften. · Raak elektrische onderdelen of elektroden onder spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of natte kledij. · Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geïsoleerd bent. · Zorg voor een veilige werkpositie. DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw gezondheid. · Houd uw hoofd uit de buurt van dampen. · Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming in de werkzone te vermijden. BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden veroorzaken. · Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefilterd glas en bescherm uw lichaam met aangepaste veiligheidskledij. · Bescherm anderen door de installatie van geschikte schermen of gordijnen. Deze constante gelijkstroomgenerator is ontworpen voor het snijden van elektrisch geleidende materialen (metalen en legeringen) met behulp van een plasma-lichtboog. Als plasmagas kan lucht of stikstof worden gebruikt. 2.1 BESCHRIJVING VAN DE OPBOUW VAN HET APPARAAT A) B) C) D) E) F) G) H) I) L) M) N) O) GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN · Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden veroorzaken; daarom dient u zich ervan te vergewissen dat er geen brandbaar materiaal in de buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen. P) Q) Voedingskabel luchtaansluiting (schroefdraad 1/4" gas vrouwelijk) Netschakelaar Controlelampje netvoeding Instelknop druk Manometer Led thermische beveiliging Massakabelaansluiting Vochtafscheider Led onvoldoende luchtdruk. Regelknopvan de snijstroom Led blokkering; gaat branden in omstandigheden waardoor de machine niet goed kan functioneren. Led die gaat branden als de functie "SELFRESTART PILOT" actief is Drukknop voor in- en uitschakeling van de functie "SELF-RESTART PILOT" Vaste toortsaansluiting. 2.2 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN GELUID Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. PACEMAKERS · De magnetische velden die worden opgewekt door de hoge stroom kunnen de werking van pacemakers beïnvloeden. Dragers van vitale elektronische apparaten (pacemakers) dienen hun arts te raadplegen alvorens vlambooglas-, snij-, guts- of puntlaswerkzaamheden uit te voeren. 38 Deze installatie is voorzien van de volgende beveiligingen: Thermische beveiliging: Om overbelastingen tijdens het snijden te voorkomen. Wordt aangeduid door het branden van led G (zie afb. 1) Luchtdruk beveiliging: ➡ ➡ Deze veiligheid is op de snijtoortsvoeding aangebracht, en voorkomt dat het apparaat functioneert bij een te lage luchtdruk. De beveiliging wordt aangegeven doordat de led L (zie fig.1) gaat branden. Openspanning beveiliging: 1) In het geval van kortsluiting tussen snijhuls en elektrode in de ontstekingsfase van de boog 2) In het geval van kortsluiting tussen de contacten van het reedrelais op print 22 (zie explosietekening). 3) Als de elektrode zodanig versleten is dat hij moet worden vervangen. In dit geval blokkeert het apparaat; dit wordt aangeduid doordat led N gaat branden. 4) Bovendien is dit apparaat voorzien van automatische selectie van de voedingsspanning en de volgende beveiligingen: A) Voeding 230V: tijdens de ontstekingsfase blijft het apparaat geblokkeerd (lampje N brandt) zolang de spanning lager is dan 200V. Na de ontstekingsfase functioneert het apparaat tot 180V. B) Voeding 115V: tijdens de ontstekingsfase blijft het apparaat geblokkeerd (lampje N brandt) zolang de spanning lager is dan 100V. Na de ontstekingsfase functioneert het apparaat tot 90V. • Verwijderde beveiligingen niet. • Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderdelen. • Vervang eventuele beschadigde onderdelen van het apparaat of van de snijtoorts altijd door originele materialen. • Gebruik uitsluitend Cebora snijtoortsen van het type CP 40. • Laat het apparaat niet zonder omkasting werken. Dit zou gevaarlijk zijn voor de bediener en de personen die zich in het werkgebied bevinden, en zou voldoende koeling van het apparaat verhinderen. M G N D L O P 2.3 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS Q EN 60974.1 EN 50199 EN 50192 N. H Fig.1 Het apparaat is volgens deze Europese normen gebouwd. Serienummer, dat altijd dient te worden vermeld bij vragen betreffende het apparaat. Eenfase inverter Dalende karakteristiek. E TORCH TYPE U0. PEAK X. F B I V 0 C A I ® Via A.Costa, 24 40057-Cadriano-Bologna-Italy I2. U2 U1. Geschikt voor plasmasnijden. Type snijtoorts die met dit apparaat kan worden gebruikt. Secundaire nullastspanning. Piekwaarde. Inschakelduurpercentage. De inschakelduur drukt het percentage van 10 minuten uit dat overeenkomt met de tijd waarbinnen het apparaat kan werken op een bepaalde stroomsterkte I2 en stroom spanning U2 zonder oververhit te raken. Snijstroomsterkte. Secundaire spanning bij snijstroomsterkte I2. Deze spanning wordt gemeten wanneer de snijhuls in contact met het werkstuk snijdt. Als deze afstand toeneemt, neemt ook de snijspanning toe en kan de inschakelduur X% afnemen. Nominale voedingsspanning 39 1~ 50/60Hz Eenfase voeding 50 of 60 Hz. Het apparaat is voorzien van een automatische span ningswisselaar. I1. Stroomverbruik bij de bijbehorende snij stroomsterkte I2 en snijspanning U2. IP23. Beschermingsklasse van de behuizing. De 3 als tweede cijfer wil zeggen dat dit apparaat welgeschikt is om buiten in de regen te worden gebruikt. S Geschikt voor werkzaamheden in omgevin gen met verhoogd risico. OPMERKING: Het apparaat is bovendien geschikt voor omgevingen met vervuilingsgraad 3 (zie IEC 664). 2.4 INBEDRIJFSSTELLING Het apparaat moet worden geïnstalleerd door gekwalificeerd personeel. Alle verbindingen moeten tot stand worden gebracht overeenkomstig de geldende normen en met volledige inachtneming van de wet op de ongevallenpreventie (zie CEI 26-10 CENELEC HD427). Sluit de luchttoevoer aan op verbinding B. Mocht de lucht in de installatie teveel vocht en olie bevatten, gebruik dan een droogfilter teneinde te voorkomen dat er een overmatige oxidatie en slijtage van verbruiksonderdelen plaatsvindt, dat de toorts wordt beschadigd en dat de snijsnelheid en snijkwaliteit minder worden. In het geval de luchttoevoer afkomstig is van een drukregelaarvan een compressor of een centrale installatie, moet de drukregelaar worden ingesteld op een uitgangsdruk van niet meer dan 8 bar (0,8 MPa). Als de luchttoevoer afkomstige is van een fles, moet deze zijn voorzien van een reduceerventiel; sluit nooit een persluchtfles rechtstreeks aan op de drukregelaar van het apparaat! De druk zou de capaciteit van de verminderaar drukregelaar te boven kunnen gaan, die daardoor zou kunnen ontploffen! Sluit de voedingskabel A aan: de geel-groene draad van de kabel moet worden aangesloten op een deugdelijke aarding van de installatie, de overige draden moeten op de fase draden worden aangesloten via een schakelaar die zo mogelijk dichtbij de snijzone is geplaatst, om in geval van nood een snelle uitschakeling toe te staan. Het vermogen van de thermische schakelaar of van de zekeringen in serie met de schakelaar moet gelijk zijn aan de door het apparaat verbruikte stroom I1. De verbruikte stroom I1 wordt afgeleid uit de technische gegevens die op het apparaat worden vermeld onder de beschikbare voedingsspanning U1. Eventuele verlengkabels moeten een diameter hebben die voldoende groot is voor de verbruikte stroom I1. persluchtstroom geopend. Aangezien de boog niet ontstoken is, komt de lucht slechts gedurende 5 sec. uit de snijtoorts. Stel in deze toestand de druk, die wordt aangegeven op de manometer F, op 3,5 bar (0.35 MPA) in door middel van de knop E van de drukregelaar, en blokkeer de knop weer door hem omlaag te drukken. Sluit de massaklem aan op het werkstuk dat gesneden moet worden. Het snijcircuit mag niet opzettelijk direct of indirect in contact worden gebracht met deaardingsdraad, behalve op het werkstuk dat gesneden moet worden. Als het te snijden werkstuk opzettelijk met de aarde wordt verbonden via de aardingsdraad, moet de verbinding zo rechtstreeks mogelijk zijn en worden uitgevoerd met een draad met een doorsnede die minstens gelijk is aan de massakabel van de snijstroom, en op hetzelfde punt zijn aangesloten op het te behandelen werkstuk als de massakabel, met behulp van de klem van de massakabel of met behulp van een tweede massaklem die in de onmiddelijke nabijheid is geplaatst. Alle mogelijke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om zwerfstromen te vermijden. Gebruik de knop M om de snijstroom in te stellen van 5 tot 25 A afhankelijk van het uit te voeren werk. Zorg ervoor dat de massaklem en het werkstuk goed elektrisch contact maken, vooral bij gelakt of geoxideerd metaal of een isolatiedeklaag; sluit de klem zo dicht mogelijk bij het snijgebied aan. Verzeker u ervan dat de massaklem en het werkstuk een goed elektrisch contact maken, in het bijzonder bij gelakte, geoxideerde staalplaat of staalplaat met isolerende bekledingen. Verbind de massaklem niet met het stuk materiaal dat moet worden weggenomen. Druk op de toortsschakelaar om de vonkenboog in te schakelen. Als het snijden na 2 seconden nog niet begint, gaat de vonkenboog uit en moet de schakelaar opnieuw worden ingedrukt om de boog weer te ontsteken. Het snijden dient te worden gestart zoals aangegeven op afb. 2a, niet zoals op afb. 2b fig.2/A fig. 2/B 3 GEBRUIK Lees voor het gebruik de normen CEI 26/9 - CENELEC HD 407 en CEI 26.11 - CENELEC HD 433 aandachtig door, en controleer verder of de isolatie van de kabels onbeschadigd is. Verzeker u ervan dat de startknop niet is ingedrukt. Schakel het apparaat in met de schakelaar C. Hierdoor gaat het lampje D branden. Door even op de toortsschakelaarte drukken, wordt de 40 Houd de snijtoorts verticaal gedurende de snede. Nadat de snede is voltooid en de knop is losgelaten, blijft er gedurende nog ongeveer 40 seconden lucht uit de snijtoorts komen om de toorts zelf af te laten koelen. Zet het apparaat niet uit voordat deze tijd verstreken is. Voor het snijden van geperforeerde platen of roosters moet de functie "Pilot self restart" worden geactiveerd met de knop P (led O brandt). Aan het einde van het snijden zal de hoogfrequentboog automatisch opnieuw ontstoken worden, als de knop ingedrukt gehouden wordt. Gebruik deze functie alleen als dat noodzakelijk is, om te voorkomen dat de elektrode en de snijhuls onnodig slijten. Als er gaten moeten worden gemaakt of als de snede moet worden gemaakt vanuit het midden van een werkstuk, moet de snijtoorts schuin gehouden worden en langzaam recht worden geplaatst, zodat het gesmolten materiaal niet op het mondstuk terechtkomt (zie fig.2). Dit is nodig bij het doorboren van werkstukken die dikker zijn dan 3 mm. Indien u door meerdere lagen metaal moet snijden, wat normaal het geval is bij carrosseriewerken, moet u de snijstroom instellen op de minimumwaarden. Voor stroomwaarden tussen 5 en 10 A kan het handig zijn de inlaatdruk in te stellen op ongeveer 2 bar. Zet het apparaat uit nadat het werk beëindigd is. 4 SNIJPROBLEMEN 4.1 SLECHTE PENETRATIE Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: • de snijsnelheid is te hoog. Zorg ervoor dat de boog altijd in het te snijden werkstuk doordringt en in de bewegingsrichting hooguit een schuine stand van 10 -15 aanneemt. Zo wordt voorkomen dat het snijmondstuk verkeerd wordt gebruikt en dat er brandplekken op de snijhulshouder ontstaan. • het werkstuk is te dik (zie de schema's voorsnijsnelheden, fig. 5) 3.1 VERVANGING VAN DE AAN SLIJTAGE ONDERHEVIGE ONDERDELEN Schakel het apparaat altijd uit, voordat u de aan slijtage onderhevige onderdelen gaat vervangen. • De elektrode moet worden vervangen als hij op de voorkant een gat heeft van ongeveer 1 mm. • De snijhuls moet worden vervangen wanneer het gat niet egaal rond meer is, en het snijvermogen afneemt. • De isolatiering moet worden vervangen als hij op sommige plekken zwart geworden is. Vanwege de kleine afmetingen is het heel belangrijk dat de ring goed gericht wordt tijdens de montage (zie afb. 4). Fig. 5 • de massaklem maakt geen goed elektrisch contact met het werkstuk. • het snijmondstuk en de elektrode zijn versleten. • de snijstroomsterkte is te laag. N.B. : Als de boog niet goed doordringt, kan metaalslak de opening van het mondstuk verstoppen. fig. 4 fig.3 • De snijhulshouder moet worden vervangen wanneer het isolerende gedeelte beschadigd is Controleer of de elektrode T, de isolatiering U en de snijhuls V correct gemonteerd zijn, en of de snijhulshouder W goed vastgeschroefd zit. Is dat niet het geval, dan kan dat de werking van het apparaat, en in het bijzonder ook de veiligheid van de bediener, in gevaar brengen. 4.2 DE BOOG GAAT UIT Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: • het mondstuk, de elektrode of de luchtverdeler is versleten. • de luchtdruk is te hoog • de voortloopsnelheid is te laag 4.3 BEPERKTE LEVENSDUUR VAN DE AAN SLIJTAGE ONDERHEVIGE ONDERDELEN Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren: • olie of vuil in de luchttoevoer, • onnodig lange hoogfrequentboog, • te lage luchtdruk. 41 5 PRAKTISCHE WENKEN • Als de lucht in de installatie vocht en olie bevat in aanzienlijke hoeveelheden, is het beter een scheidingsfilter te gebruiken teneinde te voorkomen dat er een overmatige oxidatie en slijtage van de verbruiksonderdelen plaatsvindt, dat de snijtoorts wordt beschadigd, en dat de snijsnelheid en de snijkwaliteit minder worden. • Verzeker u ervan dat de nieuwe elektrode en het nieuwe mondstuk goed schoon en ontvet zijn, alvorens hen te monteren. • Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen, om beschadiging van de snijtoorts te vermijden. 6 ONDERHOUD Schakel voor alle ingrepen, die moeten worden verricht door gekwalificeerd personeel, altijd de voeding naar het apparaat af. 6.1 ONDERHOUD STROOMBRON Bij onderhoud aan de binnenzijde van het apparaat dient u na te gaan of de schakelaar C in de stand "O" staat en of de voedingskabel is afgekoppeld van het elektriciteitsnet. Ook als het apparaat is voorzien van een vochtafscheider met automatische afvoer van de condens, die telkens in werking treedt als de luchttoevoer wordt afgesloten, is het een goed gebruik om geregeld te controleren of er geen condenssporen aanwezig zijn in het reservoirI (fig.1). Bovendien moet metaalstof dat zich in het apparaat heeft opgehoopt regelmatig worden verwijderd met behulp van perslucht. 6.2 MAATREGELEN NA EEN REPARATIE. Nadat er een reparatie is uitgevoerd, moet erop worden gelet dat de bedrading opnieuw zodanig wordt geplaatst dat er een veilige isolatie is tussen de primaire en de secundaire zijde van het apparaat, en in het bijzonder dient u er zeker van te zijn dat de bescherming 50 (zie explosietekening) gemonteerd is. Zorg ervoor dat de draden niet in contact kunnen komen met bewegende onderdelen of onderdelen diewarmworden tijdens de werking. Monteer alle bandjes terug zoals op het originele apparaat, om te vermijden dat er een verbinding kan ontstaan tussen de primaire en de secundaire zijde, als er onopzettelijk een draad kapot gaat of losraakt. Plaats verder alle schroeven terug met de getande schijfjes, zoals op het originele apparaat. 42
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60

Cebora 296 Power Plasma 3100 Handleiding

Type
Handleiding