Boss MD-200 de handleiding

Type
de handleiding
Gebruikershandleiding
Lees zorgvuldig “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (het infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en de
Gebruikershandleiding (p. 19)) voordat u het apparaat gaat gebruiken. Na het lezen bewaart u de documenten op een plaats waar u deze later
makkelijk kunt raadplegen.
© 2019 Roland Corporation
2
Paneelbeschrijvingen
Bovenpaneel
1
2
3 4
5
6
7 8 9 10
11 12
1 Display
Toont de parameters en de waarden.
2 [RATE]-regelaar
Past de snelheid aan waarop het eectgeluid wijzigt, of
verandert van geheugen.
Het display verandert telkens wanneer u op de regelaar
drukt.
Snelheid (frequentie) & Snelheid (tempo/frequentie)
& Geheugen & Snelheid (frequentie) ...
Voorbeeldweergaven
Snelheid (frequentie)
0.01 Hz = “0.01”, 1 Hz = “1.00”, 10 Hz = “10.0
Snelheid (tempo/frequentie)
tempo: 120 = “120.”, tempo: 1000 = “1.0K.”,
tempo: 10000 = “10K.
* Wanneer de modus ROTARY is, wisselt dit de rotatiesnelheid van
de luidspreker tussen SLW (langzaam) en FST (snel).
Geheugen
MANUAL = “MAN”, memory 1–9 = “M-1”–“M-g”, memory
10–99 = “M10”–“Mgg”, memory 100–127 = “M.00”–“M.27
Paneelbeschrijvingen
3
3 [DEPTH]-regelaar
Past de diepte aan waarop het eectgeluid wordt
gemoduleerd.
* Met de ROTARY-modus wordt de hoeveelheid vervorming van
de voorversterker aangepast. Met de SLICER-modus wordt de
balans tussen het eectgeluid en het direct geluid aangepast.
4 [E. LEVEL]-regelaar
Wijzigt het volume van het eectgeluid.
In sommige modi past dit de balans aan tussen
eectgeluid en direct geluid.
5 Modusregelaar
Selecteert het eect.
Modus Beschrijving
CHORUS (CHO)
Chorusgeluid met de nieuwste BOSS-
technologie.
CE-1 CHORUS (CE1)
Een chorusgeluid dat de CE-1 modelleert.
FLANGER (FLG)
Produceert een angingeect.
PHASER (PHS)
Produceert een phasereect.
VINTAGE PHASER
(VPH)
Modelleert de MXR PHASE90
geproduceerd in de jaren '70.
CLASSIC VIBE (CVB)
Modelleert de Uni-Vibe.
VIBRATO (VIB)
Vibrato met een uniek eect.
Modus Beschrijving
TREMOLO (TRM)
Een eect dat het volume cyclisch
verandert.
ROTARY (ROT)
Reproduceert op realistische wijze het
geluid van een roterende luidspreker.
AUTO WAH (AWH)
Moduleert cyclisch een lter om
automatisch een waheect te maken.
SLICER (SLI)
Het geluid wordt cyclisch gesneden om
een verscheidenheid aan slicepatronen
te maken.
OVERTONE (OVT)
Voegt nieuwe boventonen toe om
resonantie en diepte te maken die niet
aanwezig zijn in het originele geluid.
Paneelbeschrijvingen
4
6 PARAM [1]–[3] regelaar
Stel de parameters in. De parameters verschillen afhankelijk van de modus.
Houd de [RATE]-knop ingedrukt en draai aan de regelaars [DEPTH, [E. LEVEL] en PARAM [1] tot [3] om de parameternaam
(afkorting) op het display aan te geven terwijl de waarde wordt gewijzigd.
Modus PARAM 1 PARAM 2 PARAM 3
CHORUS (CHO)
SWT
(SWEETNESS)
Hogere waarden maken een meer
omhullend geluid.
LOC (LOW CUT FREQUENCY)
Regelt de toon van het
lagefrequentiegebied.
HIC (HIGH CUT FREQUENCY)
Regelt de toon van het
hogefrequentiegebied.
CE-1 CHORUS (CE1)
TYP
(TYPE)
CHO: Chorusgeluid van de CE-1
VIB: Vibratogeluid van de CE-1
LO (LOW LEVEL)
Regelt de toon van het
lagefrequentiegebied.
HI (HIGH LEVEL)
Regelt de toon van het
hogefrequentiegebied.
FLANGER (FLG)
RES
(RESONANCE)
Past de hoeveelheid resonantie aan
(feedback).
MAN (MANUAL)
Past de middenfrequentie aan waarop
het eect wordt toegepast.
LOC (LOW CUT FREQUENCY)
Vermindert de
frequentiecomponenten onder de
opgegeven frequentie.
Met de FLT (vlakke) instelling, wordt
het low-cutlter niet toegepast.
PHASER (PHS)
RES
(RESONANCE)
Past de hoeveelheid resonantie aan
(feedback).
MAN (MANUAL)
Past de middenfrequentie aan waarop
het eect wordt toegepast.
LOC (LOW CUT FREQUENCY)
Vermindert de
frequentiecomponenten onder de
opgegeven frequentie.
Met de FLT (vlakke) instelling, wordt
het low-cutlter niet toegepast.
VINTAGE PHASER
(VPH)
TYP
(TYPE)
THR (THRU): Alleen phaser-geluid.
CRH
(CRUNCH): Er wordt vervorming
toegevoegd.
DRV (DRIVE)
Past de hoeveelheid vervorming
aan wanneer CRH (CRUNCH) is
geselecteerd.
TON (TONE)
Past het klankkarakter aan wanneer
CRH (CRUNCH) is geselecteerd.
Paneelbeschrijvingen
5
Modus PARAM 1 PARAM 2 PARAM 3
CLASSIC VIBE (CVB)
TYP
(TYPE)
THR (THRU): Alleen phaser-geluid.
CRH
(CRUNCH): Er wordt vervorming
toegevoegd.
DRV (DRIVE)
Past de hoeveelheid vervorming aan
wanneer FUZ (FUZZ) is geselecteerd.
TON (TONE)
Past het klankkarakter aan wanneer
FUZ (FUZZ) is geselecteerd.
VIBRATO (VIB)
TON
(TONE)
Hogere waarden produceren meer
complexe modulatie.
D/E (DIRECT/EFFECT BALANCE)
Past het volume van het directe
geluid en het eectgeluid aan.
TON (TONE)
Past het klankkarakter aan.
TREMOLO (TRM)
TYP
(TYPE)
TRM (TREMOLO): Moduleert cyclisch het
volume.
PAN
(PAN): Door het linker- en
rechtervolume afwisselend te
veranderen, ontstaat de indruk
dat het geluid tussen de linker- en
rechterluidspreker beweegt wanneer
het in stereo wordt gehoord. (Als u geen
stereo-uitvoer gebruikt, zal dit niet het beoogde eect
produceren.)
WAV (WAVEFORM)
Selecteert het type wave.
TON (TONE)
Past het klankkarakter aan.
ROTARY (ROT)
SLW
(SLOW SPEED)
Past de SLW (langzame)
rotatiesnelheid aan.
FST (FAST SPEED)
Past de FST (snelle)
rotatiesnelheidaan.
R/H (ROTOR / HORN BALANCE)
Past de balans aan tussen de hoorn en
de rotor aan.
AUTO WAH (AWH)
RES
(RESONANCE)
Past de diepte van het waheect in
het gebied van de middenfrequentie
aan.
FRQ (FREQUENCY)
Speciceert de middenfrequentie van
het waheect.
TYP (FILTER TYPE)
LPF: Laagdoorlaatlter. Alleen
het lagefrequentiegebied wordt
doorgegeven.
HPF: Hoogdoorlaatlter. Alleen
het hogefrequentiegebied wordt
doorgegeven.
BPF: Banddoorlaatlter. Alleen een
speciek frequentiegebied wordt
doorgegeven.
Paneelbeschrijvingen
6
Modus PARAM 1 PARAM 2 PARAM 3
SLICER (SLI)
PTN
(PATTERN)
Selecteert het patroon waarop het
geluid wordt gegenereerd.
ATK (ATTAC K )
Wijzigt het attackvolume van het
slicepatroon.
DTY (DUTY)
Past de lengte van het geluid voor het
slicepatroon aan.
OVERTONE (OVT)
LWR
(LOWER LEVEL)
Past de boventoon één octaaf lager
aan.
UNI (UNISON LEVEL)
Past het volume aan waarmee geluid
dat enigszins verschoven is, aan het
directe geluid wordt toegevoegd.
UPR (UPPER LEVEL)
Past de boventoon één octaaf
hogeraan.
7 [TAP DIVISION]-knop
Speciceert de snelheid als een nootwaarde ten
opzichte van BPM.
Voorkomen van onbedoelde bediening
(paneelvergrendeling)
Door langdurig op de [TAP DIVISION]-knop te drukken,
kunt u schakelen tussen het activeren (ontgrendelen) of
uitschakelen (vergrendelen) van de regelaars en knoppen.
Als u een handeling probeert terwijl het apparaat
vergrendeld is, geeft het display LCK aan.
8 TAP DIVISION-indicator
Geeft de snelheid aan als een nootwaarde, in
verhouding tot kwartnoten (100%) van het interval
waarop u op het pedaal drukt.
TAP DIVISION-indicator
Beschrijving
ª ˇ ¸ ˙
TRI
(
Hele noot (400%)
( (
Triool van hele noten (266%)
(
Halve noot (200%)
( (
Triool van halve noten (133%)
(
Kwartnoot (100%)
( (
Triool van kwartnoten (66%)
(
Achtste noot (50%)
( (
Triool van achtste noten (33%)
Paneelbeschrijvingen
7
9 [MEMORY]-knop
Schakelt tussen geheugens of slaat deze op
(MANUAL, 1–127) (p. 10).
Het geheugen verandert telkens wanneer u op de
[MEMORY]-knop drukt. U kunt ook van geheugen
veranderen door de [MEMORY]-knop ingedrukt te
houden en aan de [RATE]-regelaar te draaien.
10 MEMORY-indicator
Geeft het huidige geselecteerde geheugen aan.
Als een geheugen 5–127 is geselecteerd, is de indicator
niet verlicht.
11 [ON/OFF]-schakelaar
Schakelt het eect in/uit.
12 [MEMORY/TAP]-schakelaar
Schakelt tussen geheugens (p. 10).
Druk lang op de [MEMORY/TAP]-schakelaar om de
tapmodus te selecteren.
Door de schakelaar gelijktijdig in te drukken met het tempo
van de song die u speelt, kunt u een modulatiesnelheid
speciceren die overeenkomt met de song.
Met de ROTARY-modus, wordt de rotatiesnelheid van de
luidspreker gewisseld.
MEMO
De functie van de voetschakelaar kan worden gewijzigd
door “MFC(MEMORY FUNCTION).
Paneelbeschrijvingen
8
Achterpaneel (de apparatuur aansluiten)
* Zet het volume altijd op nul en schakel alle apparaten uit alvorens
deze aan te sluiten om defecten of storingen aan de apparatuur te
voorkomen.
A
B
C
D
A
INPUT (A/MONO, B)-aansluitingen
Sluit hier uw gitaar, bas of eectapparaat aan.
Gebruik de A/MONO- en B-aansluitingen als u een
eectapparaat met stereo-uitvoer aansluit. Gebruik
alleen de A/MONO-aansluiting als u dit apparaat in
mono gebruikt.
De stroom in- en uitschakelen
De INPUT A/MONO-aansluiting dient ook als
stroomschakelaar. Het apparaat wordt ingeschakeld
wanneer u een instrument aansluit op de INPUT A/
MONO-aansluiting.
Bij het inschakelen
Schakel apparatuur zoals een gitaarversterker als
laatstein.
Bij het uitschakelen
Schakel apparatuur zoals een gitaarversterker als
eersteuit.
* Verlaag altijd eerst het volume voor u het apparaat in- of
uitschakelt. Zelfs als u het volume hebt verlaagd, hoort u
mogelijk geluid wanneer u het apparaat in- of uitschakelt. Dit is
normaal en wijst niet op een defect.
B OUTPUT (A/MONO, B)-aansluitingen
Verbind deze aansluiting met de luidsprekers van uw
versterker of monitor.
Gebruik alleen de OUTPUT A/MONO-aansluiting als u
dit apparaat in mono gebruikt. Zelfs geluid dat in stereo
wordt ingevoerd, wordt in mono uitgevoerd.
De in-/uitgangen kunnen worden gebruikt om de Insert
Loop-functie te gebruiken (p. 13).
C CTL 1, 2/EXP-aansluitingen
De aansluiting gebruiken als CTL 1, 2
U kunt een voetschakelaar (apart verkrijgbaar: FS-5U,
FS-6, FS-7) aansluiten en deze gebruiken om van
snelheid of geheugen te wisselen (p. 11).
Paneelbeschrijvingen
9
De aansluiting als EXP gebruiken
U kunt een expressiepedaal (apart verkrijgbaar: EV-30,
Roland EV-5, enz.) aansluiten en gebruiken om de
snelheid of het volume van het eectgeluid te regelen
(p. 13).
* Gebruik alleen het in deze handleiding beschreven
expressiepedaal. Het aansluiten van een expressiepedaal van
een ander type kan leiden tot defecten en/of schade aan het
apparaat.
D DC IN-aansluiting
Een netstroomadapter (apart verkrijgbaar: PSA-S-serie)
kan op deze aansluiting worden aangesloten.
* Gebruik alleen de opgegeven netstroomadapter (apart
verkrijgbaar: PSA-S-serie) en steek de stekker in een stopcontact
met de juiste spanning.
* Als de netstroomadapter is aangesloten terwijl het apparaat
is ingeschakeld, gebruikt het apparaat de voeding van de
netstroomadapter.
Zijpaneel (de apparatuur aansluiten)
E
F
E
MIDI-aansluitingen
Gebruik een TRS/MIDI-verbindingskabel (apart
verkrijgbaar: BMIDI-5-35) om een extern MIDI-apparaat
aan te sluiten. U kunt een extern MIDI-apparaat
gebruiken om de geheugens van dit toestel te wisselen.
* Sluit hier geen audioapparaat op aan. Als u dit wel doet, zal dit
leiden tot defecten.
F USB-poort (alleen voor programma-updates)
Sluit uw computer aan met een in de handel
verkrijgbare USB-kabel die USB 2.0 ondersteunt.
* Gebruik geen micro-USB-kabel die alleen ontworpen is om een
apparaat op te laden. Kabels voor alleen laden kunnen geen
gegevens doorsturen.
* Dit wordt alleen gebruikt voor programma-updates.
10
Opslaan naar geheugen
U kunt door u bewerkte eectinstellingen als volgt
opslaan.
1. Druk lang op de [MEMORY]-knop.
Het display geeft Wrt aan.
2. Draai aan de [RATE]-regelaar om de
opslaglocatie te selecteren (MAN, 1–127).
U kunt de opslaglocatie ook selecteren door op de
[MEMORY]-knop te drukken.
Als u wilt annuleren, drukt u op de [TAP DIVISION]-
knop.
3. Druk lang op de [MEMORY]-knop om de
opslagbestemming te bevestigen.
Het geheugen is opgeslagen.
* Als u onder MAN opslaat, worden de instellingen van het
paneel toegepast als waarden voor MODE, DEPTH, E.LEVEL
enPARAM1-3.
Schakelen tussen geheugens
U kunt als volgt een opgeslagen geheugen oproepen.
1. Druk op de [MEMORY]-knop om een geheugen
te selecteren.
Elke keer dat u op de knop drukt, doorloopt u de
geheugens in de volgorde “MAN (handmatig) 0
1 0 2 0 3 0 4 ...1270 MAN...
U kunt ook van geheugen veranderen door de
[MEMORY]-knop ingedrukt te houden en aan de [RATE]-
regelaar te draaien.
* De MEMORY-indicator brandt niet als een geheugen 5–127 is
geselecteerd.
MEMO
U kunt het geheugenomschakelingsbereik opgeven door de
instellingen voor ETF (EXTENT FROM - bereik van) en ETT
(EXTENT TO - bereik tot) te bewerken (
p. 14).
Wat is “MAN” (handmatig)?
Dit apparaat past normaal het eect toe volgens de instellingen
die in het geheugen zijn opgeslagen, maar als u MAN
(handmatig) selecteert, wordt het eect toegepast op basis van
de posities van de paneelregelaars. Zelfs in dit geval roepen de
snelheid en TAP DIVISION de instellingen op die naar MAN zijn
geschreven (dit kan worden gewijzigd).
Geheugens opslaan en wisselen
11
Algemene instellingen (Menu)
Basisbediening
1. Druk tegelijkertijd op de [TAP DIVISION]-knop
en de [MEMORY]-knop.
U gaat naar de menumodus.
2. Draai de [RATE]-regelaar om een parameter te
selecteren en druk vervolgens op de [RATE]-
regelaar.
De waarde wordt weergegeven.
3. Draai de [RATE]-regelaar om de waarde te
wijzigen.
4. Druk op de [RATE]-regelaar.
5. Druk tegelijkertijd op de [TAP DIVISION]-knop
en de [MEMORY]-knop.
U verlaat de menumodus.
Een functie toewijzen aan een extern pedaal
U kunt voetschakelaars (apart verkrijgbaar: FS-5U, FS-6, FS-7)
aansluiten op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting en deze gebruiken om van
snelheid of geheugen te wisselen.
Gebruik de menu-items C1F of “C2F om deze instellingen te
maken (p. 12).
FS-5U FS-6, FS-7
CTL 2 CTL 1
CTL 2 CTL 1
CTL 2
CTL 1
CTL 1
FS-5U×2
FS-5U
FS-6, FS-7
Algemene instellingen (Menu)
12
Menu-parameterlijst
Over de
MEMORYMEMORY
-markering
5 Kan voor elk geheugen worden ingesteld en opgeslagen door de functie
“Opslaan naar geheugen (p. 10). Als u deze functie niet uitvoert, gaan
de instellingen verloren wanneer u van geheugen wisselt.
5 Kan voor elk geheugen worden ingesteld en opgeslagen als de voorkeur
(SWP/MEP/C1P/C2P/EPP) is ingesteld op MEM (MEMORY). Om te
bewaren, raadpleeg “Opslaan naar geheugen” (p. 10).
Indien ingesteld op SYS (SYSTEM), worden de instellingen gebruikt die
voor het apparaat gelden. Functie-instellingen worden automatisch
opgeslagen.
Parameter Beschrijving
tHd
(TEMPO HOLD)
oFF: Werkt met het tempo/de snelheid van het
geheugen.
on: Werkt met het tempo/de snelheid van het
vorige geheugen.
Parameter Beschrijving
SWF
(ON/OFF SWITCH
FUNCTION)
Geef de functies op van de [ON/OFF]-
schakelaar, de [MEMORY/TAP]-schakelaar
en de voetschakelaars die op de CTL 1, 2/
EXP-aansluiting zijn aangesloten.
* De functies die kunnen worden toegewezen,
verschillen afhankelijk van de schakelaar.
oFF: Uitgeschakeld.
SW
(ON/OFF SWITCH)
:
Schakelt het eect in/uit.
MoM (MOMENT)
: Het eect is alleen aan wanneer u
de schakelaar ingedrukt houdt.
MAn
(MANUAL)
: Handmatig selecteren.
M-1
(MEMORY 1)M-g (MEMORY 9) : Selecteert
geheugen 1–9.
M10
(MEMORY 10)Mgg (MEMORY 99) : Selecteert
geheugen 10–99.
M.00
(MEMORY 100)M.27 (MEMORY 127) : Selecteert
geheugen 100–127.
MUP
(MEMORY UP)
: Het geheugennummer
verhogen volgens de MEMORY EXTENT-
instelling.
Mdn
(MEMORY DOWN)
:
Het geheugennummer
verlagen volgens de MEMORY EXTENT-instelling.
MUP. (MEMORY UP, IN/UIT) : Het geheugennummer
verhogen volgens de MEMORY EXTENT-
instelling. Druk lang op de schakelaar om het
eect in/uit te schakelen.
MDN.
(MEMORY DOWN, IN/UIT) : Het
geheugennummer verlagen volgens de
MEMORY EXTENT-instelling. Druk lang op de
schakelaar om het eect in/uit te schakelen.
tAP
(TAP TEMPO)
: Werkt als tap-tempo.
MFC
(MEMORY SWITCH
FUNCTION)
C1F
(CTL1 FUNCTION)
C2F
(CTL2 FUNCTION)
MEMORYMEMORY
MEMORYMEMORY
MEMORYMEMORY
MEMORYMEMORY
MEMORYMEMORY
Algemene instellingen (Menu)
13
Parameter Beschrijving
EPF
(EXPRESSION FUNCTION)
Geeft de functie aan van een
expressiepedaal dat is aangesloten
opdeaansluiting CTL 1, 2/EXP.
oFF: Uitgeschakeld.
RAT
(RATE)
: Dezelfde functie als de [RATE]-
regelaar.
DPT
(DEPTH)
: Dezelfde functie als de [DEPTH]-
regelaar.
Elv
(E.LEVEL)
: Dezelfde functie als de [E.LEVEL]-
regelaar.
PR1
(PARAM1)
: Dezelfde functie als de [PARAM
1]-regelaar.
PR2
(PARAM2)
: Dezelfde functie als de [PARAM
2]-regelaar.
PR3
(PARAM3)
: Dezelfde functie als de [PARAM
3]-regelaar.
EPN
(EXPRESSION MIN)
Geeft het variabele bereik aan van de
parameter bestuurd door EXPRESSION
FUNCTION. Het variabele bereik verschilt
afhankelijk van de parameter.
EPM
(EXPRESSION MAX)
Parameter Beschrijving
ILP
(INSERT LOOP POSITION)
Selecteert de positie waarop het externe
eectapparaat is aangesloten.
OFF (UIT):
De insert-loopfunctie wordt niet gebruikt.
PRE (PRE)
:
Aansluiten vóór het eect van de MD-200.
Gitaar
&
Extern eectapparaat
&
MD-200
&
Versterker
PST (POST)
: Aansluiten na het eect van de
MD-200.
Gitaar
&
MD-200
&
Extern eectapparaat
&
Versterker
Insert Loop-functie
Gitaar
Versterker
Extern
eectapparaat
U kunt een extern eectapparaat aansluiten
tussen de OUTPUT A/MONO-aansluiting en
de INPUT B-aansluiting en dit gebruiken in
combinatie met het eect van de MD-200.
Voor sommige eecttypes kunt u “voor of na
vervorming” aangeven.
MEMORYMEMORY
MEMORYMEMORY
MEMORYMEMORY
MEMORYMEMORY
Algemene instellingen (Menu)
14
Parameter Beschrijving
INS
(INSERT LOOP SWITCH)
Schakelt de Insert Loop-functie in/uit.
OFF, ON
SWP
(ON/OFF SWITCH FUNCTION
PREFERENCE)
MEM (MEM)
: De instelling in het geheugen wordt
gebruikt.
SYS
(SYS)
: De functie van de controller is vast,
ongeacht het geheugen.
MEP
(MEMORY SWITCH
FUNCTION PREFERENCE)
C1P
(CTL1 FUNCTION
PREFERENCE)
C2P
(CTL2 FUNCTION
PREFERENCE)
EPP
(EXPRESSION FUNCTION
PREFERENCE)
ETF (EXTENT FROM)
Geef het schakelbereik van het geheugen
aan (MEMORY EXTENT FROM-TO).
MAN (MANUAL), M-1 (MEMORY 1)M.27 (MEMORY 127)
ETT (EXTENT TO)
RCH
(MIDI RECEIVE CHANNEL)
Geeft het MIDI-ontvangstkanaal aan.
Als dit “oFF is, worden geen MIDI-berichten
ontvangen.
116, oFF
G/B
(GUITAR/BASS MODE)
Speciceert het antwoord van de FLANGER,
PHASER en AUTO WAH.
GTR (Gitaar): Instellingen voor de gitaar.
BAS
(Bas): Instellingen voor de bas.
Parameter Beschrijving
CMD
(CHORUS CONTROL MODE)
Speciceert de functie van E.LEVEL wanneer
CHORUS of CE-1 CHORUS als modus zijn
geselecteerd.
De E.LEVEL-regelaar past de balans tussen
het directe geluid en het eectgeluid aan als
dit op ELV (EFFECT LEVEL) wordt ingesteld.
De E.LEVEL-regelaar past het gecombineerde
volume van het directe geluid en het
eectgeluid aan als dit op TTL (TOTAL
LEVEL) wordt ingesteld. In dit geval worden
het directe geluid en het eectgeluid in een
1:1-verhouding gemixt.
TCH
(MIDI TRANSMIT CHANNEL)
Geeft het MIDI-verzendkanaal aan.
Als dit “oFF is, worden geen MIDI-
berichten verzonden.
Als dit RECEIVE is, wordt dezelfde instelling
als het ontvangstkanaal gebruikt.
116, RCv (RECEIVE), oFF
Pin (PC IN)
Geeft aan of programmawijzigingen worden
ontvangen (on) of niet ontvangen (oFF).
Pot (PC OUT)
Geeft aan of programmawijzigingen worden
verzonden (on) of niet verzonden (oFF).
Correspondentie tussen geheugens en
programmanummers
Geheugen Programmanummer
MAN
1
MEMORY 1–127
2–128
Algemene instellingen (Menu)
15
Parameter Beschrijving
CCI (CC IN)
Geeft aan of besturingswijzigingen worden
ontvangen (on) of niet ontvangen (oFF).
Door CC-berichten te ontvangen, kunt u
met dit toestel MIDI gebruiken om dezelfde
bewerkingen uit te voeren als met een
regelaar of voetschakelaar.
CCO (CC OUT)
Geeft aan of besturingswijzigingen worden
verzonden (on) of niet verzonden (oFF).
RTC (RATE CC)
Geeft het controllernummer aan dat
correspondeert met elke controller.
oFF, 131, 6495
DPC (DEPTH CC)
ELC (E.LEVEL CC)
P1C (PARAM1 CC)
P2C (PARAM2 CC)
P3C (PARAM3 CC)
SWC
(ON/OFF SWITCH CC)
MEC (MEMORY CC)
C1C (CTL1 CC)
C2C (CTL2 CC)
EPC (EXPRESSION CC)
EFC
(EFFECT ON/OFF CC)
Parameter Beschrijving
SYN (SYNC)
Geeft de tempoklok aan waarop dit toestel
zal synchroniseren.
int (INTERNAL)
: Synchroniseren met het interne
tempo.
Aut
(AUTO)
: Normaal synchroniseert u met
het interne tempo, maar als de MIDI-klok
wordt ingevoerd via de MIDI IN-aansluiting,
synchroniseert u het tempo met de MIDI-klok.
Als u de MD-200 als een slave-apparaat gebruikt,
kiest u de Aut”-instelling.
RTS
(REALTIME SOURCE)
Geeft de bron van realtimeberichten aan
die worden verzonden via de MIDI OUT-
aansluiting.
int (INTERNAL)
: Interne realtimeberichten zijn
de bron.
Mid
(MIDI)
: Realtimeberichten van de MIDI IN-
aansluiting zijn de bron.
MTH (MIDI THRU)
Geeft aan of MIDI-berichten die worden
ontvangen bij de MIDI IN-aansluiting
opnieuw worden verzonden zonder
wijziging via de MIDI OUT-aansluiting (on)
of niet opnieuw worden verzonden (oFF).
Algemene instellingen (Menu)
16
Parameter Beschrijving
P1Pg
(P1–P9)
P10Pgg
(P10–P99)
P.00P.28
(P100–P128)
Geef het geheugen op dat overeenkomt
met het ontvangen programmanummer.
Bank select wordt genegeerd (wordt wel
ontvangen).
Als dit op OFF staat, wordt het eect
uitgeschakeld.
OFF, MAN, M-1M.27
17
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset)
Hier ziet u hoe u de MD-200-fabrieksinstellingen herstelt.
1. Houd de [ON/OFF]-schakelaar en [MEMORY/
TAP]-schakelaar ingedrukt en zet de stroom
aan (steek een stekker in de INPUT A/MONO-
aansluiting).
Het display geeft FCt weer.
2. Druk op de [MEMORY/TAP]-schakelaar.
Het display geeft Sur weer.
Als u wilt annuleren, drukt u op de [MEMORY]-knop.
3. Druk op de [MEMORY/TAP]-schakelaar.
De reset naar de fabriekswaarden wordt uitgevoerd.
4. Wanneer het display FIn aangeeft, schakelt
u het instrument uit en weer in.
Batterijen installeren
Plaats de batterijen zoals hieronder weergegeven en let
daarbij op het correct plaatsen
van de batterijen.
* Plaats of vervang batterijen altijd voor
u andere apparaten aansluit. Zo kunt u
defecten en schade vermijden.
* Als u het apparaat met batterijen
gebruikt, raden wij u aan
alkalinebatterijen te gebruiken.
* Zelfs als batterijen geplaatst zijn, zal
het apparaat worden uitgeschakeld
als u het netsnoer los- of aankoppelt
op het stopcontact wanneer het
apparaat is ingeschakeld of als u de
netstroomadapter aan het apparaat
koppelt of loskoppelt. Wanneer dit
gebeurt, kunnen niet-opgeslagen
gegevens verloren gaan. U moet het
apparaat uitschakelen voor u het
netsnoer of de netstroomadapter los- of
aankoppelt.
* Wees voorzichtig als u het apparaat ondersteboven houdt om te
voorkomen dat de knoppen en regelaars worden beschadigd. Ga ook
voorzichtig om met het apparaat, laat het niet vallen.
* Bij verkeerd gebruik kunnen de batterijen ontploen of lekken.
Zorg dat u handelt conform de informatie met betrekking tot de
batterijen in “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en “BELANGRIJKE
OPMERKINGEN” (apart blad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”).
* Op het display wordt Lo weergegeven als de batterijen bijna leeg
zijn. Vervang deze door nieuwe batterijen.
Appendix
Appendix
18
De rubberen voetjes bevestigen
U kunt indien nodig de (meegeleverde) rubberen voetjes
bevestigen.
Bevestig deze op de plaatsen zoals weergegeven op de
afbeelding.
* Als u dit apparaat gebruikt zonder de rubberen voetjes, kunt u de vloer
beschadigen.
Belangrijkste specicaties
BOSS MD-200: Modulatie
Stroomtoevoer
Alkalinebatterij (AA, LR6) x 3
Netstroomadapter (apart verkrijgbaar)
Stroomverbruik
225 mA
Verwachte
levensduur van
de batterijen bij
continu gebruik
Alkaline: Circa 4 uur
* Deze cijfers variëren afhankelijk van de werkelijke
gebruiksomstandigheden.
Afmetingen
101 (B) x 138 (D) x 63 (H) mm
101 (B) x 138 (D) x 65 (H) mm (inclusief rubberen voetjes)
Gewicht
680 g (inclusief batterijen)
Accessoires
Gebruikershandleiding
Infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”
Alkalinebatterij (AA, LR6) x 3
Rubberen voetjes x 4
Opties
Netstroomadapter: PSA-S-serie
Voetschakelaar: FS-5U
Dubbele voetschakelaar: FS-6, FS-7
Expressiepedaal: FV-500H, FV-500L, EV-30, Roland EV-5
MIDI/TRS-verbindingskabel: BMIDI-5-35
* In dit document worden de specicaties van het product uitgelegd
op het moment dat het document werd vrijgegeven. Raadpleeg de
Roland-website voor de meest recente informatie.
19
OPGELET
Houd kleine voorwerpen buiten het bereik van kinderen
Bewaar de onderstaande onderdelen altijd
op een veilige plaats buiten het bereik van
kinderen, zodat er geen risico bestaat dat ze
per ongeluk worden ingeslikt.
• Meegeleverde onderdelen
Rubberen voetjes (p. 18)
Reparaties en gegevens
• Voordat u het apparaat ter reparatie verzendt, moet
u een back-up maken van de gegevens die op het
apparaat zijn opgeslagen. U kunt uw belangrijke
gegevens ook op papier noteren. Hoewel we tijdens
een reparatie al het mogelijke doen om de gegevens
op uw apparaat te behouden, is het in sommige
gevallen, zoals wanneer het geheugen fysiek is
beschadigd, echter niet mogelijk om de opgeslagen
inhoud te herstellen. Roland kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor het herstel van de opgeslagen
inhoud die verloren is gegaan.
Extra voorzorgsmaatregelen
• Gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen, kunnen
verloren gaan als gevolg van storingen aan het apparaat,
onjuiste bediening van het apparaat, enzovoort.
Bescherm uzelf tegen het onherstelbare verlies van
gegevens door regelmatig back-ups te maken van de
gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen.
• Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor
het herstel van de opgeslagen inhoud die verloren
isgegaan.
• Gebruik geen verbindingskabels met een ingebouwde
weerstand.
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN/BELANGRIJKE OPMERKINGEN
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN/BELANGRIJKE OPMERKINGEN
20
Intellectueel eigendomsrecht
• Dit product bevat opensourcesoftware van derden.
Copyright (c) 2009-2017 ARM Limited. Alle rechten
voorbehouden.
Gelicentieerd onder de Apache-licentie, versie 2.0 (de
“Licentie”). U kunt een exemplaar van de licentie verkrijgen op
http://www.apache.org/licenses/LICENSE-2.0
• Roland en BOSS zijn geregistreerde handelsmerken
of handelsmerken van Roland Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
• De bedrijfsnamen en productnamen in dit document
zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken
van hun respectievelijke eigenaars.
• In deze handleiding worden bedrijfs- en productnamen
van de respectieve eigenaars gebruikt omdat dit
de meest praktische manier is om de geluiden te
beschrijven die met behulp van DSP-technologie
worden geëmuleerd.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Boss MD-200 de handleiding

Type
de handleiding