Boss RV-500 de handleiding

Categorie
Muzikale uitrusting
Type
de handleiding
Aan de slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
De batterijen plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
De apparatuur aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Basisbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
De galm wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
De delay wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . 5
De galm in-/uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Schakelen tussen banken/patches. . . . . . . . . . 7
De [TAP/CTL]-schakelaar gebruiken om de
galm te bedienen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Een patch bewerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Een patch opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Lijst met parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
PATCH . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Parameters die in alle modi worden
gebruikt
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Parameters voor elke modus . . . . . . . . 12
CONTROL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
ASSIGN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
BANK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
SYSTEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
MIDI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
MIDI PC MAP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Handige functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Aangeven of Carry Over wordt uitgevoerd
voor het galmgeluid
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
De functies van de schakelaars [A], [B] en
[TAP/CTL] toewijzen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Twee patches tegelijk gebruiken
(Simul Mode)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Een functie toewijzen aan een extern pedaal . . 22
Synchroniseren met een DAW of extern MIDI-
apparaat
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Aansluitvoorbeeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
MIDI-berichten die kunnen worden verzonden
of ontvangen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
MIDI-routing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
De standaardfabrieksinstellingen herstellen . . 26
Gegevens verzenden naar een extern MIDI-
apparaat
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Belangrijkste specicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN . . . . . . . . . . 28
BELANGRIJKE OPMERKINGEN . . . . . . . . . . . . . . 28
Lees zorgvuldig “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en de
Gebruikershandleiding (p. 28)), voordat u het apparaat gaat gebruiken. Na het lezen bewaart u de documenten, inclusief deze hoofdstukken,
zorgvuldig zodat u deze later nog eens kunt nalezen.
5 Dankzij de 32-bits hoge-precisieverwerking met een samplefrequentie van 96 kHz van invoer tot
uitvoer biedt de RV-500 u galmeecten van een zeer hoge kwaliteit.
5 Een gemakkelijk leesbaar scherm en een onafhankelijke [TAP/SWITCH]-schakelaar zorgen voor
een geavanceerde functionaliteit en gebruiksgemak tijdens liveoptredens.
5 U beschikt in totaal over 12 galmtypen, inclusief klassieke varianten, maar ook “DUAL waarmee u
twee galmeecten tegelijk kunt gebruiken, een schitterend “SHIMMER”-eect en modellen zoals
“Roland SPACE ECHO RE-201” en “Roland DIGITAL REVERB SRV-2000”. Met de krachtige DSP-optie
kunt u tegelijkertijd delay en modulatie gebruiken voor alle galmeecten.
5 Dankzij de geheugenfunctie kunt u 297 verschillende instellingen voor het interne geheugen
opslaan en oproepen. “CARRYOVER” biedt een naadloze overgang en behoud van het galmgeluid
bij het schakelen tussen patches.
5 Door de RV-500 via een USB-kabel of MIDI-kabels aan te sluiten, kunt u geluiden verwisselen
en parameters bedienen in synchronisatie met de DAW van uw computer of een extern MIDI-
apparaat.
© 2017 Roland Corporation
Gebruikershandleiding
2
Aan de slag
De batterijen plaatsen
Plaats vier alkalinebatterijen (AA, LR6) in de batterijhouder aan de onderkant van het apparaat.
* Wees voorzichtig als u het apparaat ondersteboven houdt om te voorkomen dat de knoppen
en regelaars worden beschadigd. Ga voorzichtig om met het apparaat, laat het niet vallen.
* Bij verkeerd gebruik kunnen de batterijen ontploen of beginnen te lekken. Lees zorgvuldig
alle informatie door met betrekking tot de batterijen in “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”
en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (apart blad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en
Gebruikershandleiding (p. 28)).
* Wij raden u aan de batterijen in het apparaat te laten, ook als u de netstroomadapter gebruikt.
Zo kunt u blijven spelen, zelfs wanneer het snoer van de netstroomadapter per ongeluk
losraakt van het apparaat.
* Op het display wordt “BATTERY LOW” weergegeven als de batterijen bijna leeg zijn. Vervang
deze door nieuwe batterijen.
De rubberen voetjes bevestigen
U kunt indien nodig de rubberen voetjes bevestigen.
Bevestig deze op de plaatsen zoals weergegeven in de afbeelding.
De apparatuur aansluiten
* Zet het volume altijd op nul en schakel alle apparaten uit alvorens deze aan te sluiten om
defecten of storingen aan de apparatuur te voorkomen.
DC IN-aansluiting
Hierop kunt u een netstroomadapter (PSA-S-reeks, apart
verkrijgbaar) aansluiten. Door een netstroomadapter te
gebruiken, kunt u spelen zonder dat u zich zorgen hoeft te
maken over het resterende batterijvermogen.
* Gebruik alleen de opgegeven netstroomadapter (PSA-
S-reeks, apart verkrijgbaar) en sluit deze aan op een
stopcontact met de juiste spanning. Gebruik geen andere
netstroomadapter. Dit kan tot storingen leiden.
* Als de netstroomadapter is aangesloten terwijl het apparaat
is ingeschakeld, gebruikt het apparaat de voeding van de
netstroomadapter.
USB (
O
)-poort
Gebruik een in de handel
verkrijgbare USB 2.0-kabel
om deze poort aan te sluiten
op uw computer.
U kunt synchroniseren met
een DAW via MIDI.
MIDI IN, OUT-connectors
Sluit hier een extern MIDI-
apparaat aan.
U kunt synchroniseren met
een extern MIDI-apparaat
via MIDI.
MIDI-apparaat
3
Aan de slag
CTL 1, 2/EXP-aansluiting
U kunt verschillende parameters bedienen door een voetschakelaar (FS-5U, FS-5L, FS-6, FS-7: apart verkrijgbaar) of een expressiepedaal
(zoals EV-30, Roland EV-5: apart verkrijgbaar) aan te sluiten op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting (p. 22).
Bij het aansluiten van een
expressiepedaal
EXP
* Gebruik alleen het in deze
handleiding beschreven
expressiepedaal (EV-30,
Roland EV-5, apart
verkrijgbaar). Als u andere
expressiepedalen aansluit,
kunt u defecten en/of schade
aan het apparaat veroorzaken.
Bij het aansluiten van een FS-7Bij het aansluiten van een FS-6
MODE/POLARITY-schakelaar
CTL 2 CTL 1
Stereo 1/4”-jack
,
Stereo 1/4”-jack
MODE/POLARITY-schakelaar
Bij het aansluiten van een
FS-5U (of FS-5L)
Bij het aansluiten van twee
FS-5U's (of FS-5L's)
1/4”-jack
,
1/4”-jack
CTL 1 CTL 2 CTL 1
POLARITY-schakelaar
Stereo 1/4”-jack
,
1/4”- jack x 2
Als u een FS-5L aansluit, stelt u MODE in
op “MOMENT” (p. 22).
OUTPUT A/MONO,
B-aansluitingen
Verbind deze aansluitingen met
de luidsprekers van uw versterker
of monitor.
Als uw systeem een monosysteem
is, gebruikt u alleen de OUTPUT
A/MONO-aansluiting.
* Sluit geen koptelefoon aan
op de OUTPUT A/MONO,
B-aansluitingen. Hierdoor kan
de koptelefoon beschadigd
raken.
INPUT A/MONO, B-aansluitingen
Sluit uw elektrische gitaar, een ander instrument of een eectapparaat aan op deze
aansluitingen.
* Gebruik de INPUT A/MONO-aansluiting en de B-aansluiting voor het aansluiten van een
eectapparaat met stereo-uitgang. Gebruik alleen de INPUT A/MONO-aansluiting als u
een monobron gebruikt.
Het apparaat in- en uitschakelen
De INPUT A/MONO-aansluiting dient ook als stroomschakelaar. Dit apparaat wordt
ingeschakeld wanneer u een stekker in de INPUT A/MONO-aansluiting steekt en het wordt
uitgeschakeld wanneer u de kabel loskoppelt.
Bij het inschakelen:
Schakel de stroom naar de
versterker als laatste in.
Bij het uitschakelen:
Schakel de stroom naar de
versterker als eerste uit.
Stereo 1/4”-jack
,
Stereo 1/4”-jack
4
Basisbediening
De galm wijzigen
[LOW]-regelaar
Regelt het karakter van de lage tonen
van het eectgeluid.
[TIME/VALUE]-regelaar
Regelt de galmtijd.
Om grotere wijzigingen in de waarde
te maken, draait u de regelaar terwijl
u deze ingedrukt houdt.
[E. LEVEL]-regelaar
Wijzigt het volume van het
eectgeluid.
[
I
] [
H
]-knoppen
Schakel tussen schermen.
[
H
]
[
I
]
In de simultaanmodus (p. 21)
GalmtijdGalmtijd
Bovenste scherm
Draai de [TIME/VALUE]-
regelaar om de waarde aan
te passen.
[
H
]
[
I
]
[A] [B]-schakelaars
Schakel tussen banken/patches (p. 7).
[PRE-DELAY]-regelaar
Regelt hoelang het galmgeluid wordt
uitgevoerd.
[HIGH]-regelaar
Regelt het karakter van de hoge tonen
van het eectgeluid.
[TAP/CTL]-schakelaar
Druk op deze schakelaar om de
toepassing van de galm te wijzigen.
(p. 8).
[MODE]-regelaar
Selecteert het type galm.
ROOM Nabootsing van de galm in een ruimte.
HALL Nabootsing van de galm in een concertzaal.
PLATE
Nabootsing van plaatgalm (een
galmapparaat dat de trillingen van een
metalen plaat gebruikt).
SPRING
Nabootsing van een veergalmapparaat dat in
sommige gitaarversterkers is ingebouwd.
SHIMMER Galm met kristalheldere hoge tonen.
FAST DECAY
Galm met een snelle decay die uw optreden
niet zal hinderen, zelfs niet wanneer het
eect diep wordt toegepast.
EARLY
REFLECTION
Galm met goed hoorbare eerste reecties.
NON-LINEAR “Gated reverb of omgekeerde galm.
SFX Galm met een uitgesproken eect.
DUAL
Eect waarmee u twee typen galm
tegelijkertijd kunt gebruiken.
SRV
Galm die de Roland SRV-2000 Digital Reverb
simuleert.
SPACE ECHO
Galm die de Roland SRV-201 Space Echo
simuleert.
5
Basisbediening
De delay wijzigen
Met de RV-500 kunt u tegelijkertijd galm en delay gebruiken.
Elke keer wanneer u op de [TIME/VALUE]-regelaar drukt, schakelt u tussen het aanpassen van de
galm of het aanpassen van de delay.
* Om delay te gebruiken, gebruikt u CONNECTION om aan te geven hoe delay wordt aangesloten
(p. 11). Als CONNECTION op “OFF” staat, is de delay uitgeschakeld.
DelayGalm
Druk om te schakelen
[LOW]-regelaar
Regelt het karakter van de lage tonen
van het delaygeluid.
[TIME/VALUE]-regelaar
Regelt de delaytijd.
Om grotere wijzigingen in de waarde
te maken, draait u de regelaar terwijl
u deze ingedrukt houdt.
[E. LEVEL]-regelaar
Wijzigt het volume van het
eectgeluid.
[TAP/CTL]-schakelaar
U kunt de delaytijd
gemakkelijk aanpassen
aan het tempo van
het liedje dat wordt
afgespeeld door op het
pedaal te drukken op
het tempo van het liedje
(tap input) (p. 8).
[
I
] [
H
]-knoppen
Schakel tussen schermen.
[
H
] [
I
]
[
H
]
[
I
]
[
H
] [
I
]
Tempo
Delaytijd
Nootlengte ten opzichte van het tempo
[
H
]
[
I
]
DelaytijdDelaytijd
Bovenste scherm
Draai de [TIME/VALUE]-regelaar
om de waarde aan te passen.
[HIGH]-regelaar
Regelt het karakter van de hoge tonen
van het delaygeluid.
[PRE-DELAY]-regelaar
Regelt het feedbackniveau (het aantal
keer dat het geluid wordt herhaald).
6
Basisbediening
De galm in-/uitschakelen
Galm van patch A
Elke keer wanneer u op de [A]-schakelaar drukt, wordt de galm in- (blauw opgelicht) of
uitgeschakeld (brandt niet).
Galm van patch B
Elke keer wanneer u op de [B]-schakelaar drukt, wordt de galm in- (blauw opgelicht) of
uitgeschakeld (brandt niet).
Eenmaal drukken
Blauw: ingeschakeld Brandt niet: uitgeschakeld
OPMERKING:
U kunt ook instellingen maken zodat patches A en B tegelijkertijd worden gebruikt (p. 20).
Patches en banken
De instellingen voor MODE, PRE-DELAY, EFFECT LEVEL, LOW, HIGH en TIME worden samen een
“patch genoemd. U kunt patches selecteren met behulp van de schakelaars [A], [B] en [TAP/
CTL] (p. 20). Een combinatie van patches A, B en C wordt een “bank genoemd.
Bank down
Bank up
BANK 02
BANK 99
BANK 01
Patch 01A Patch 01B Patch 01C
* Als u de [TAP/CTL]-schakelaar wilt gebruiken om patch C te selecteren, raadpleegt u “De functies van de schakelaars [A], [B] en
[TAP/CTL] toewijzen” (p. 20).
7
Basisbediening
Schakelen tussen banken/patches
1. Schakel tussen banken (01–99).
Bank down (druk tegelijk op de schakelaars [A] en [B])
Bank up (druk tegelijk op de schakelaars [B] en [TAP/CTL])
2. Druk op een knipperende schakelaar ([A] of [B]) om te schakelen tussen patches.
Knippert blauw
OPMERKING:
U kunt een andere patch oproepen door de [TIME/VALUE]-
regelaar te draaien terwijl u de [EXIT]-knop ingedrukt houdt.
OPMERKING:
5 U kunt aangeven of het galmgeluid wel of niet moet worden behouden bij het schakelen
tussen patches (p. 20).
5 U kunt de functies wijzigen die worden bediend door de [A]-, [B]- en [TAP/CTL]-schakelaars.
U kunt bijvoorbeeld instellen dat de [A]-schakelaar de galm in- en uitschakelt.
8
Basisbediening
De [TAP/CTL]-schakelaar gebruiken om de galm te bedienen
Wanneer de oorspronkelijke instellingen worden gebruikt, bevat de [TAP/CTL]-schakelaar het
galmgeluid (HOLD). U kunt dit echter wijzigen zodat de schakelaar de manier waarop galm wordt
toegepast, wisselt.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “CONTROL te selecteren en druk
op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om een parameter te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om de waarde te bewerken.
Parameter Waarde Beschrijving
TAP/CTL Geeft de functie van de [TAP/CTL]-schakelaar aan.
TAP/CTL MODE (*1)
MOMENT
De schakelaar is normaal gezien uitgeschakeld (minimumwaarde) en wordt alleen
ingeschakeld (maximumwaarde) wanneer u deze ingedrukt houdt.
TOGGLE
De schakelaar wordt uitgeschakeld (minimumwaarde) en ingeschakeld (maximumwaarde)
telkens wanneer u op de schakelaar drukt.
HOLD TIME (*2) 0–100 Geeft aan hoelang het invoergeluid herhaaldelijk moet worden afgespeeld.
RISE TIME (*3) 0–100 Geeft de tijd aan waarbinnen het twisteect het maximum bereikt.
FALL TIME (*3) 0–100 Geeft de tijd aan waarbinnen het twisteect het minimum bereikt.
TAP/CTL PREF
PATCH U kunt verschillende instellingen maken voor elke patch.
SYSTEM Dezelfde instellingen worden gedeeld door alle patches.
*1: Dit wordt weergegeven als TAP/CTL is ingesteld op “HOLD, TWIST of “WARP”.
*2: Dit wordt weergegeven als TAP/CTL is ingesteld op “HOLD.
*3: Dit wordt weergegeven als TAP/CTL is ingesteld op TWIST.
TAP/CTL-instellingen
Waarde Beschrijving
OFF Geen toewijzing.
HOLD Het invoergeluid wordt herhaaldelijk afgespeeld terwijl u de schakelaar ingedrukt houdt.
WARP
Bedient tegelijk het feedbackniveau en het volume van het galmgeluid om een onwerkelijke galm te
produceren.
TWIST Een nieuw type galm dat een agressief, wervelend gevoel produceert.
TAP Hiermee kunt u de delaytijd opgeven door het ritme te tikken (tap input).
MOMENT Stuurt het galmgeluid alleen uit wanneer u de schakelaar ingedrukt houdt.
FADE Voert een fade-in of fade-out van het invoergeluid uit.
BANK UP
Wijzigt de bank.
BANK DOWN
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste scherm.
9
Een patch bewerken
U kunt verschillende patch-gerelateerde parameters bewerken.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “PATCH” te selecteren en druk op
de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om een parameter te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om de waarde te bewerken.
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste
scherm.
* Sla de bewerkte patch op zoals beschreven in de procedure in “Een patch opslaan” (p. 10).
[EDIT]-basisbedieningen
Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om de cursor te verplaatsen
Gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om de waarde te bewerken
[EDIT]-knop
Gebruik de [
H
] [
I
]-
knoppen om de cursor
te verplaatsen
[EDIT]-knop
[EXIT]-knop
10
Een patch opslaan
Hier leest u hoe u een patch die u hebt bewerkt, kunt opslaan.
1. Druk tegelijkertijd op de [EXIT]-knop en de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om het nummer van de
opslagbestemming te selecteren.
Bank [A]-schakelaar [B]-schakelaar [TAP/CTL]-schakelaar
Bank 01 01A 01B 01C
Bank 02 02A 02B 02C
: : : :
Bank 99 99A 99B 99C
* Patch C kan alleen worden geselecteerd als FSW MODE (p. 20) is ingesteld op A/B/C”.
3. Druk op de [
H
]-knop om de patchnaam te selecteren.
4. Bewerk de patchnaam.
[
H
] [
I
]-knoppen
De cursor verplaatsen
[TIME/VALUE]-regelaar Het teken bewerken
5. Druk op de [EDIT]-knop om de patch op te slaan.
Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop.
Door de cursor te verplaatsen naar WRITE TO en de [TIME/VALUE]-regelaar te draaien, kunt u
een patch initialiseren (INIT) of patches verwisselen (EXCHANGE).
11
Lijst met parameters
PATCH
Parameters die in alle modi worden gebruikt
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
MODE Selecteert het type galm (p. 4). Dezelfde functie als de [MODE]-regelaar.
TIME 0,1–10,0 s (*1) Regelt de lengte (tijd) van het galmgeluid.
PRE-DELAY 0–200 ms Regelt hoelang het galmgeluid wordt uitgevoerd.
EFFECT LEVEL 0–100 Wijzigt het volume van het galmgeluid.
LOW (*2) -50–+50 Hiermee regelt u de lage tonen.
HIGH (*2) -50–+50 Hiermee regelt u de hoge tonen.
LOW CUT (*2) FLAT, 20–800 Hz
Hiermee stelt u de frequentie in waarop de low-cut-lter van kracht wordt. Als
FLAT is geselecteerd, heeft de low-cut-lter geen eect.
HIGH CUT (*2) 630 Hz–16,0 kHz, FLAT
Hiermee stelt u de frequentie in waarop de high-cut-lter van kracht wordt. Als
FLAT is geselecteerd, heeft de high-cut-lter geen eect.
LOW DAMP (*3) -50–+50 Regelt de hoeveelheid demping voor de lage tonen.
HIGH DAMP (*3) -50–+50 Regelt de hoeveelheid demping voor de hoge tonen.
DENSITY (*4) 1–10 (*5) Regelt de dichtheid van het galmgeluid.
MOD DEPTH 0–100 Regelt de diepte waarop het galmgeluid wordt gemoduleerd.
MOD RATE 0–100 Regelt de snelheid waarmee het galmgeluid wordt gemoduleerd.
*1: Als MODE “EARLY REFLECTION” of “NON-LINEAR (REVERSE)” is, is het bereik 0,1–1,0 s.
*2: Behalve wanneer MODE “SRV of “SPACE ECHO” is
*3: Behalve wanneer MODE “EARLY REFLECTION”, “NON-LINEAR, “SRV of “SPACE ECHO” is
*4: Behalve wanneer MODE “SFX” of “SPACE ECHO” is
*5: Als MODE “SRV is, is het bereik 0–9.
DELAY
CONNECTION OFF, SERIES, PARALLEL
Geeft aan of galm en delay in serie (SERIES) of in parallel (PARALLEL) verbonden
zijn. Als deze is ingesteld op “SERIES”, zijn de eecten verbonden in de volgorde
van delay
0
galm.
Als deze is ingesteld op “OFF”, is de delay uitgeschakeld.
TIME 1–2.000 ms Regelt de delaytijd.
BPM
Geeft het tempo aan.
Het bereik van deze instelling is afhankelijk van de waarde voor TIME of NOTE.
NOTE
˜
ª
Regelt de delaytijd. Dit wordt aangegeven als een nootlengte in verhouding tot
de BPM.
FEEDBACK 0–100
Regelt de hoeveelheid delaygeluid die wordt teruggestuurd naar de invoer.
Hogere waarden produceren een groter aantal delayherhalingen.
EFFECT LEVEL 0–120 Wijzigt het volume van het delaygeluid.
LOW -50–+50 Hiermee regelt u de lage tonen.
HIGH -50–+50 Hiermee regelt u de hoge tonen.
MOD DEPTH 0–100 Regelt de diepte waarop het delaygeluid wordt gemoduleerd.
MOD RATE 0–100 Regelt de snelheid waarmee het delaygeluid wordt gemoduleerd.
TEMPO HOLD OFF, ON
Geeft aan of het tempo (BPM) verandert of behouden blijft wanneer u tussen
patches schakelt. Als het tempo behouden wordt, kan de delaytijd behouden
blijven. Als u echter schakelt tussen patches met verschillende NOTE-instellingen
(
¸
of
˙
enz.), zal de delaytijd ook veranderen.
12
Lijst met parameters
Parameter Waarde Beschrijving
COMMON
CARRYOVER OFF, ON
U kunt aangeven of Carry Over wordt uitgevoerd voor het galmgeluid wanneer
u de patches verwisselt of de galm uitschakelt (p. 20).
DIRECT LEVEL 0–100 Wijzigt het volume van het directe geluid.
INPUT LEVEL 0–100 Regelt het volume dat wordt ingevoerd naar de galm en delay.
DUCK SENS 0–100
Past de gevoeligheid aan waarop het volume automatisch wordt aangepast
volgens de invoer. Hogere waarden zorgen ervoor dat de aanpassing optreedt
als reactie op lagere volumes.
DUCK PRE DEPTH 0–100
Wanneer het invoergeluid luid is, wordt het volume dat wordt ingevoerd naar
de galm en delay automatisch verlaagd. Wanneer deze instelling de waarde
100 bereikt, wordt het invoervolume nog meer verlaagd.
DUCK POST DEPTH 0–100
Wanneer het invoergeluid luid is, wordt het volume dat wordt uitgestuurd van
de galm en delay automatisch verlaagd. Wanneer deze instelling de waarde
100 bereikt, wordt het uitvoervolume nog meer verlaagd.
OUTPUT GAIN -6–+6 dB Regelt het uitvoerniveau.
Parameters voor elke modus
ROOM
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
TYPE
AMBIENCE, SMALL,
MEDIUM, LARGE
Selecteert de grootte van de ruimte.
HALL
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
TYPE SMALL, MEDIUM, LARGE Selecteert de grootte van de concertzaal.
SPRING
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
SPRING NUMBER 1–3 Selecteert het aantal veren.
SHIMMER
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
PITCH 1
PITCH 2
-24–+24 Regelt de hoeveelheid toonhoogtewijziging.
FINE 1
FINE 2
-50–+50 Stelt de hoeveelheid toonhoogtewijziging nauwkeurig af.
RELEASE 1
RELEASE 2
0–100 Regelt de lengte van de galm (PITCH).
LEVEL 1
LEVEL 2
0–100 Wijzigt het volume van het geluid met toonhoogtewijziging.
13
Lijst met parameters
FAST DECAY
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
DECAY 1–10 Regelt de decay van het galmgeluid.
EARLY REFLECTION
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
TYPE 1–4 Selecteert het soort eect.
ENVELOPE 1–10 Selecteert de enveloppe van de galm.
NON-LINEAR
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
TYPE GATE, REVERSE Selecteert het type galm.
GATE
THRESHOLD 0–100 Regelt de lengte van het galmgeluid.
HOLD TIME 0.1–1.0 s
Regelt hoelang het duurt vanaf het moment dat de gate wordt gesloten totdat de
gate weer wordt geopend.
REVERSE
GATE TIME 0.1–1.0 s Regelt de gate tijd.
SFX
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
TYPE
Selecteert het type galm.
LO-FI Geluidskwaliteit die typisch is voor een AM-radio of telefoon.
SLOWVERB Geluid met een lichte stijging en zachte boventonen.
STORM Geluid dat door een storm lijkt te worden rondgestuurd.
LO-FI
LO-FI 1–10 Regelt de frequentiebandbreedte van de galm.
DISTORTION 0–10 Regelt de diepte van de vervorming.
LO-FI LEVEL 0–100
Regelt het LO-FI-gedeelte (geluid dat lijkt op een AM-radio of telefoon) waarop
galm en delay niet worden toegepast.
SLOWVERB
RISE TIME 0–100 Regelt de tijd dat het galmgeluid nodig heeft om het maximum te bereiken.
SENS 0–100 Regelt de manier waarop het galmgeluid stijgt als reactie op de invoer.
LOWER HARM 0–100 Regelt het geluid van één octaaf lager.
UPPER HARM 0–100 Regelt het geluid van één octaaf hoger.
UNISON MIX 0–100 Regelt het geluid op dezelfde toonhoogte als de invoer.
DETUNE 0–100 Regelt de modulatie van het geluid van de boventonen.
STORM
COLOR 0–100 Regelt het karakter van de galm.
DEPTH 0–100 Regelt de diepte waarop het galmgeluid wordt gemoduleerd.
SPEED 0–100 Regelt de snelheid waarmee het sweep-eect op het geluid wordt toegepast.
14
Lijst met parameters
DUAL
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
TYPE1
TYPE2
ROOM, HALL, PLATE,
SPRING
Selecteert het type galm (p. 4). Dezelfde functie als de [MODE]-regelaar.
TIME1
TIME2
0,1–10,0s Regelt de lengte (tijd) van het galmgeluid.
PRE-DELAY1
PRE-DELAY2
0–200 ms Regelt de tijd totdat het galmgeluid wordt uitgevoerd.
LOW1
LOW2
-50–+50 Regelt het karakter van de lage tonen.
HIGH1
HIGH2
-50–+50 Regelt het karakter van de hoge tonen.
DENSITY1
DENSITY2
1–10 Regelt de dichtheid van het galmgeluid.
EFFECT LEVEL1
EFFECT LEVEL2
0–100 Wijzigt het volume van het galmgeluid.
CROSSOVER
PARALLEL,
100 Hz–4,00 kHz
Splitst de invoer in twee delen en voert elk deel in naar een andere galm.
Als u de instelling “PARALLEL kiest, wordt hetzelfde signaal naar beide galmen
ingevoerd.
SRV
Parameter Waarde Beschrijving
REVERB
SELECTION
Selecteert het type galm dat wordt geleverd door de Roland SRV-2000 Digital Reverb.
P-A Plaatgalm.
P-B Plaatgalm met een geluid dat amboyanter is dan P-A.
H37–H15
Galm van een concertzaal. Als u deze waarde verhoogt, wordt de concertzaal
groter.
R37–R0.3 Galm van een ruimte. Als u deze waarde verhoogt, wordt de ruimte groter.
HF DAMP 0,05–1,00 Regelt de hoge-frequentiecomponenten van het galmgeluid.
DENSITY 0–9 Regelt de dichtheid van de late galm.
ATTACK GAIN 0–9 Regelt de invoergevoeligheid van de eerste reecties.
ATTACK TIME 0–9 Regelt de tijd van de eerste reecties.
ER DENSITY 0–9 Regelt de dichtheid van de eerste reecties.
ER LEVEL 0–99 Regelt het volume van de eerste reecties.
LOW GAIN -24–+12 dB Regelt de hoeveelheid die wordt versterkt/afgesneden voor de lage tonen.
LOW FREQ 0,04–1,00 kHz Geeft de middenfrequentie van de lage tonen aan.
MID GAIN -24–+12 dB Regelt de hoeveelheid die wordt versterkt/afgesneden voor de middentonen.
MID FREQ 0,25–9,99 kHz Geeft de middenfrequentie van de middentonen aan.
MID Q 0,2–9,0
Geeft de bandbreedte van de middentonen aan. Hogere waarden zorgen voor
een smallere bandbreedte.
HIGH GAIN -24–+12 dB Regelt de hoeveelheid die wordt versterkt/afgesneden voor de hoge tonen.
HIGH FREQ 0,80–9,99 kHz Geeft de middenfrequentie van de hoge tonen aan.
HIGH Q 0,2–9,0
Geeft de bandbreedte van de hoge tonen aan. Hogere waarden zorgen voor een
smallere bandbreedte.
15
Lijst met parameters
SPACE ECHO
Parameter Waarde Beschrijving
ECHO
REPEAT RATE 1 ms–10,0 s Regelt de ruimte van de echo's (delaytijd).
BPM
Geeft het tempo aan.
Het bereik van deze instelling is afhankelijk van de waarde voor REPEAT en NOTE.
NOTE
˜
ª
Regelt de delaytijd. Dit wordt aangegeven als een nootlengte in verhouding tot
de BPM.
INTENSITY 0–100 Regelt het volume van de herhaalde echo's (de hoeveelheid feedback).
ECHO VOLUME 0–120 Regelt het volume van de echo's.
HEAD SELECT 1–1+2+3 Selecteert de combinatie van de te gebruiken afspeelkoppen.
BASS -50–+50 Regelt de lage tonen van de echo.
TREBLE -50–+50 Regelt de hoge tonen van de echo.
16
Lijst met parameters
CONTROL
U kunt de functies aangeven van de [TAP/CTL]-schakelaar en van een voetschakelaar die of
expressiepedaal dat is aangesloten op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting.
5 “De [TAP/CTL]-schakelaar gebruiken om de galm te bedienen” (p. 8)
5 “Een functie toewijzen aan een extern pedaal” (p. 22)
ASSIGN
ASSIGN INPUT SENS
Parameter Waarde Beschrijving
ASGN INPUT SENS 0–100 Regelt de invoergevoeligheid wanneer “INPUT wordt geselecteerd voor SRC.
ASSIGN 1–8
Parameter Waarde Beschrijving
SW OFF, ON Schakelt ASSIGN 1–8 in/uit.
SRC (SOURCE)
Geeft de controller (bron) aan.
TAP/CTL [TAP/CTL]-schakelaar.
EXP PDL
(EXP PEDAL)
Extern expressiepedaal (EV-30, EV-5 enzovoort, apart verkrijgbaar) dat is
aangesloten op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting.
CTL1, 2 PDL Externe voetschakelaar die is aangesloten op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting.
INT PDL
Intern pedaal
Het virtuele expressiepedaal begint te werken als dit wordt
geactiveerd door de trigger die u hebt ingesteld (TRIGGER) en
wijzigt zo de parameter die is aangegeven door TARGET”.
Voor meer informatie over de parameters die kunnen worden
toegewezen aan het interne pedaal, raadpleegt u TIME” en “CURVE” (p. 17).
WAVE PDL
Wave-pedaal
Het virtuele expressiepedaal zal de parameter die is aangegeven door TARGET”
binnen een bepaalde cyclus wijzigen in een vaste golfvorm.
INPUT
(INPUT LEVEL)
De toegewezen doelparameter wijzigt volgens het ingangsniveau.
* Als u de invoergevoeligheid wilt wijzigen, stelt u SENS (INPUT SENS) in.
CC#1–31, CC#64–95 Controllernummer vanaf een extern MIDI-apparaat
MODE (SOURCE MODE)
Geeft de bediening van de controller aan.
MOMENT
De waarde staat normaal op OFF (minimumwaarde) en zal alleen op ON
(maximumwaarde) staan wanneer de bediening wordt gebruikt.
* Als u het interne pedaal of het wave-pedaal wilt gebruiken, stelt u
“MOMENT” in.
TOGGLE
De waarde wisselt tussen OFF (minimum) en ON (maximum) telkens wanneer de
bediening wordt gebruikt.
TRG (TARGET) Hiermee selecteert u de parameter die moet worden gewijzigd.
MIN (TARGET MIN)
MAX (TARGET MAX)
Geeft het wijzigingsbereik voor de parameter aan. De waarden zijn afhankelijk van de parameter die is
toegewezen door “TARGET”.
17
Lijst met parameters
Parameter Waarde Beschrijving
ACT LOW 0–126
Binnen het bedieningsbereik van de bron geeft dit het bereik aan dat wordt
bediend door de doelparameter.
De doelparameter wordt bediend binnen het aangegeven bereik. Normaal
gezien laat u ACT LOW op “0” staan en ACT HIGH op “127”.
ACT HIGH 0–127
WAVE RATE (*1)
0–100,
Geeft de tijd aan voor één cyclus van het wave-pedaal.
* Als omwille van het tempo de tijd langer is dan het bereik met toegestane instellingen, wordt de tijd
gesynchroniseerd tot een periode van 1/2 of 1/4 van die tijd.
WAVE FORM (*1) SAW, TRI, SIN
Selecteer een van de volgende opties om de wijziging aan te geven die door het
wave-pedaal wordt geproduceerd.
SAW
TRI
SIN
TRIGGER
(INT PEDAL TRIGGER)
(*2)
Geeft aan hoe de beweging van het interne pedaal zal worden getriggerd.
PAT CNG
(PATCH CHANGE)
Dit wordt geactiveerd wanneer een patch wordt geselecteerd.
EXP LOW
Dit wordt geactiveerd wanneer een extern expressiepedaal dat is aangesloten
op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting, wordt ingesteld op de minimumpositie.
EXP MID
Dit wordt geactiveerd wanneer het externe expressiepedaal dat is aangesloten
op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting, wordt verplaatst via de middenpositie.
EXP HIGH
Dit wordt geactiveerd wanneer het externe expressiepedaal dat is aangesloten
op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting, wordt ingesteld op de maximumpositie.
CTL1, 2 PDL
Dit wordt geactiveerd wanneer een externe voetschakelaar die is aangesloten
op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting, wordt bediend.
CC#1–#31
CC#64–#95
Dit wordt geactiveerd wanneer een bedieningswijziging wordt ontvangen.
TIME
(INT PEDAL TIME)
(*2)
0–100
Dit geeft de tijd aan waarbinnen het interne pedaal wordt verplaatst van de
positie waarbij de teen omhoog staat naar de positie waarbij de teen naar
beneden is gedrukt.
CURVE
(INT PEDAL CURVE)
(*2)
LINEAR,
SLOW (SLOW RISE),
FAST (FAST RISE)
Selecteer een van de volgende curven om de wijziging aan te geven die door
het interne pedaal wordt geproduceerd.
LINEAR SLOW FAST
*1: Alleen SRC = WAVE PDL
*2: Alleen SRC = INT PDL
18
Lijst met parameters
BANK
U kunt aangeven hoe patches A en B worden verbonden en uitgestuurd wanneer de
simultaanmodus wordt gebruikt.
5 Twee patches tegelijk gebruiken (Simul Mode)” (p. 21)
SYSTEM
Parameter Waarde Beschrijving
CONTRAST 1–16 Regelt het contrast van het display.
OUTPUT
Selecteert hoe de uitvoer gebeurt.
STEREO Stereo-uitvoer.
A:DIR B:EFX
Het directe geluid wordt uitgestuurd vanaf de OUTPUT A/MONO-aansluiting en
het eectgeluid wordt uitgestuurd vanaf de B-aansluiting.
DIRECT MUTE
Het directe geluid wordt niet uitgestuurd. Alleen het eectgeluid wordt
uitgestuurd.
BANK MODE
Geeft de timing aan waarop de patch wordt gewijzigd wanneer u een andere bank kiest.
WAIT
Door de bank te wisselen, wordt alleen de indicatie op het scherm gewijzigd.
De patch wordt op dat moment niet gewisseld. Wanneer u op de [A]- of [B]-
schakelaar drukt, worden de bank en het nummer bevestigd en schakelt de
bediening om naar de volgende patch.
IMMEDIATE
De bewerking schakelt onmiddellijk om naar de volgende patch wanneer u
banken wisselt.
BANK EXTENT MIN 01–99 Stelt de ondergrens in voor de banken.
BANK EXTENT MAX 01–99 Stelt de bovengrens in voor de banken.
KNOB LOCK OFF, ON
Geeft aan of bediening van de regelaars is uitgeschakeld (ON) of niet
uitgeschakeld (OFF).
KNOB MODE IMMEDIATE, HOOK
Wanneer u een regelaar verplaatst, geeft deze instelling aan of
controlegegevens voor die regelaarpositie altijd worden uitgevoerd
(IMMEDIATE) of alleen worden uitgevoerd nadat de regelaarpositie de huidige
waarde van de parameter (HOOK) heeft doorlopen.
BYPASS BUFFERED, TRUE
Geeft aan hoe het bypassgeluid wordt uitgevoerd (Gebuerde Bypass of True
Bypass).
PEDAL ACT PUSH, RELEASE
Geeft aan of de bewerking wordt uitgevoerd wanneer u op de [A]-, [B]- of
[TAP/CTL]-schakelaar drukt of wanneer u de schakelaar loslaat.
FSW MODE Geeft aan hoe de voetschakelaar wordt gebruikt (p. 20).
USB MODE Geeft de USB-bedieningsmodus aan (p. 25).
MIDI
Parameter Waarde Beschrijving
Rx CHANNEL Ch.1–16, OFF
Geeft het ontvangstkanaal aan.
Als deze op “OFF” staat, worden geen MIDI-berichten ontvangen.
Tx CHANNEL Ch.1–16, Rx, OFF
Geeft het verzendkanaal aan.
Als deze op “OFF” staat, worden geen MIDI-berichten doorgestuurd.
PC IN OFF, ON Geeft aan of programmawijzigingen worden ontvangen.
PC OUT OFF, ON Geeft aan of programmawijzigingen worden verzonden.
BANK SEL OUT MSB, M+L
Geeft het bankselectiebericht aan dat tegelijkertijd met de programmawijziging
wordt doorgestuurd.
Als u MSB selecteert, wordt alleen MSB (CC#0) doorgestuurd. Als u M+L
selecteert, worden zowel MSB als LSB (CC#32) doorgestuurd.
CC IN OFF, ON Geeft aan of bedieningswijzigingen worden ontvangen.
CC OUT OFF, ON Geeft aan of bedieningswijzigingen worden verzonden.
19
Lijst met parameters
Parameter Waarde Beschrijving
TIME CC (R)
OFF, CC#1–31, 64–95
[TIME/VALUE]-regelaar (galm)
Geeft het controllernummer aan van de
overeenkomstige regelaars of schakelaars.
De parameters die kunnen worden bediend
verschillen afhankelijk van de modus.
OPMERKING:
Raadpleeg “MIDI Implementation” (PDF) voor
meer informatie over MIDI.
http://www.boss.info/manuals/
PRE-DLY CC (R) [PRE-DELAY]-regelaar (galm)
E.LEVEL CC (R) [E. LEVEL]-regelaar (galm)
LOW CC (R) [LOW]-regelaar (galm)
HIGH CC (R) [HIGH]-regelaar (galm)
TIME CC (D) [TIME/VALUE]-regelaar (delay)
PRE-DLY CC (D) [PRE-DELAY]-regelaar (delay)
E.LEVEL CC (D) [E. LEVEL]-regelaar (delay)
LOW CC (D) [LOW]-regelaar (delay)
HIGH CC (D) [HIGH]-regelaar (delay)
EFFECT SW
EFFECT A SW
EFFECT B SW
Geeft het controllernummer
aan dat wisselt tussen het
ingeschakelde eect en
bypass.
CTL1 CC Externe CTL1-schakelaar
CTL2 CC Externe CTL2-schakelaar
EXP CC Extern EXP-pedaal
SYNC
Selecteert de invoer van de tempoklok die wordt gebruikt voor synchronisatie.
INTERNAL Synchroniseert met het interne tempo.
EXT (USB) Synchroniseert met het tempo van de USB-poort.
EXT (MIDI) Synchroniseert met het tempo van de MIDI IN-connector.
AUTO
Synchroniseert doorgaans met het interne tempo, maar als de MIDI-klok wordt
ingevoerd vanaf de MIDI IN-connector of de USB-poort, wordt het tempo
gesynchroniseerd met de MIDI-klok (AUTO).
Als de RV-500 een slaveapparaat is, kiest u de instelling “AUTO”.
REALTIME SRC
Selecteert de bron van de realtimeberichten die worden verzonden van de MIDI OUT-connector of de
USB-poort.
INT Interne realtimeberichten zijn de bron.
USB Realtimeberichten van de USB-poort zijn de bron.
MIDI Realtimeberichten van de MIDI IN-connector zijn de bron.
MIDI IN->OUT
USB IN->OUT
Geeft de connector aan waarnaar MIDI-berichten die worden ontvangen van de MIDI IN-connector en de
USB-poort, worden uitgestuurd.
OFF MIDI-berichten worden niet uitgestuurd.
USB MIDI-berichten worden uitgestuurd naar de USB-poort.
MIDI MIDI-berichten worden uitgestuurd naar de MIDI OUT-connector.
U+M MIDI-berichten worden uitgestuurd naar de USB-poort en de MIDI OUT-connector.
DEVICE ID 1–32
Stelt de MIDI-apparaat-ID in die wordt gebruikt voor het verzenden en
ontvangen van systeemexclusieve berichten.
MIDI PC MAP
Parameter Waarde Beschrijving
BNK-PC# 1:001–3:128 01A–99C Geeft het programmanummer aan dat overeenkomt met elk patchnummer.
20
Handige functies
Aangeven of Carry Over wordt uitgevoerd voor het galmgeluid
U kunt aangeven of Carry Over (ON/OFF) wordt uitgevoerd voor het eectgeluid wanneer u de
patches verwisselt of de galm uitschakelt.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “PATCH” te selecteren en druk op
de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “CARRYOVER te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om ON/OFF te selecteren.
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste
scherm.
* Als FSW MODE (p. 20) is ingesteld op A/B SIMUL, wordt geen Carry Over uitgevoerd op het
eectgeluid, zelfs niet wanneer CARRYOVER op ON staat.
De functies van de schakelaars [A], [B] en [TAP/CTL] toewijzen
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “SYSTEM” te selecteren en druk
op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “FSW MODE” te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om de modus te selecteren.
Modus Beschrijving
NORMAL
Gebruik de [A]- en [B]-schakelaars om patch A of patch B te selecteren.
U kunt de [TAP/CTL]-schakelaar gebruiken om de galm aan te houden of het
tiktempo in te voeren.
A/B/C
Gebruik de [TAP/CTL]-schakelaar om patch C te selecteren.
* In dit geval kunt u de [TAP/CTL]-schakelaar niet gebruiken om te wisselen
hoe de galm wordt toegepast.
A/B SIMUL
Patches A en B kunnen tegelijkertijd worden gebruikt (p. 21). Druk op de
[A]- of [B]-schakelaar die niet brandt om ze beide te laten oplichten.
SW DN/UP
Gebruik de [A]-schakelaar om de galm in of uit te schakelen en gebruik de
[B]-schakelaar en de [TAP/CTL]-schakelaar om een andere patch te kiezen.
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste scherm.
21
Handige functies
Twee patches tegelijk gebruiken (Simul Mode)
Als FSW MODE is ingesteld op A/B SIMUL, kunt u twee patches A en B tegelijk gebruiken
(simultaanmodus).
1. Stel FSW MODE in op A/B SIMUL (p. 20).
2. Druk op de [A]- of [B]-schakelaar die niet brandt om ze beide te
laten oplichten.
Nu kunt u twee patches tegelijk gebruiken.
OPMERKING:
5 De patch die in het scherm is geselecteerd (door de [
I
] [
H
]-knoppen), is de patch waarop
uw bewerkingen worden toegepast.
5 De instelling TAP/CTL (p. 8) en de instelling van de externe voetschakelaar (p. 22)
worden toegepast op beide patches A en B.
De opgelichte/knipperende stand van de [TAP/CTL]-schakelaar volgt de instelling van de
patch die in het scherm is geselecteerd.
Instellingen voor simultaanmodus (BANK)
Hier kunt u aangeven hoe patches A en B worden verbonden en uitgestuurd wanneer de
simultaanmodus wordt gebruikt.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “BANK” te selecteren en druk
vervolgens op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om een parameter te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om de waarde te bewerken.
Parameter Waarde Beschrijving
CONNECTION
Geeft aan hoe patches A en B worden verbonden.
SERIES
Patches A en B zijn in serie verbonden, in de volgorde van A
0
B.
PARALLEL Patches A en B zijn in parallel verbonden.
OUTPUT MODE (*1)
Geeft aan hoe geluid wordt uitgestuurd via de OUTPUT A/MONO- en
B-aansluitingen.
MIX Patches A en B worden gemengd en uitgestuurd.
A/B
Geluid dat wordt ingevoerd naar de INPUT A/MONO-aansluiting,
loopt door patch A en wordt uitgestuurd naar de OUTPUT A/
MONO-aansluiting.
Geluid dat wordt ingevoerd naar de INPUT B/MONO-aansluiting,
loopt door patch B en wordt uitgestuurd naar de OUTPUT B/
MONO-aansluiting.
* Als OUTPUT (p. 18) is ingesteld op “A:DIR B:EFX”, worden
patches A en B gemengd en uitgestuurd.
*1: Dit wordt weergegeven als CONNECTION is ingesteld op “PARALLEL.
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste scherm.
Geselecteerde patch
22
Een functie toewijzen aan een extern pedaal
U kunt een functie toewijzen aan een voetschakelaar die (apart verkrijgbaar: FS-5U, FS-5L, FS-6,
FS-7) of een expressiepedaal dat (apart verkrijgbaar: EV-30, Roland EV-5 enzovoort) is aangesloten
op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “CONTROL te selecteren en druk
vervolgens op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om een parameter te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om de waarde te bewerken.
Parameter Waarde Beschrijving
CTL 1/2 FUNC Geeft de functie aan van een voetschakelaar die is aangesloten op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting.
CTL 1/2 MODE (*1)
MOMENT
De schakelaar is normaal gezien uitgeschakeld (minimumwaarde) en wordt alleen
ingeschakeld (maximumwaarde) wanneer u deze ingedrukt houdt.
TOGGLE
De schakelaar wordt uitgeschakeld (minimumwaarde) en ingeschakeld (maximumwaarde)
telkens wanneer u op de schakelaar drukt.
HOLD TIME (*2) 0–100 Geeft aan hoelang het galmgeluid wordt aangehouden.
RISE TIME (*3) 0–100 Geeft de tijd aan waarbinnen het twisteect het maximum bereikt.
FALL TIME (*3) 0–100 Geeft de tijd aan waarbinnen het twisteect het minimum bereikt.
EXP FUNC Geeft de functie aan van een expressiepedaal dat is aangesloten op de CTL 1, 2/EXP-aansluiting.
TRG MIN
Geeft de minimumwaarde (MIN) en de maximumwaarde (MAX) aan van de parameter die wordt bediend
door het expressiepedaal. De waarden zijn afhankelijk van de parameter die is toegewezen in EXP FUNC.
TRG MAX
CTL 1/2 PREF
EXP PREF
PATCH U kunt verschillende instellingen maken voor elke patch.
SYSTEM Dezelfde instellingen worden gedeeld door alle patches.
*1: Dit wordt weergegeven als TAP/CTL is ingesteld op “HOLD, TWIST of “WARP”.
*2: Dit wordt weergegeven als TAP/CTL is ingesteld op “HOLD.
*3: Dit wordt weergegeven als TAP/CTL is ingesteld op TWIST.
CTL1 FUNC- en CTL2 FUNC-instellingen
Waarde Beschrijving
OFF Geen toewijzing.
HOLD Houdt het galmgeluid aan terwijl u de schakelaar ingedrukt houdt.
WARP
Bedient tegelijk het feedbackniveau en het volume van het galmgeluid om een onwerkelijke galm te
produceren.
TWIST Een nieuw type galm dat een agressief, wervelend gevoel produceert.
TAP Hiermee kunt u de delaytijd opgeven door het ritme te tikken (tap input).
MOMENT Stuurt het galmgeluid alleen uit wanneer u de schakelaar ingedrukt houdt.
FADE Voert een fade-in of fade-out van het invoergeluid uit.
BANK UP
Wijzigt de bank.
BANK DOWN
23
Een functie toewijzen aan een extern pedaal
EXP FUNC-instellingen
Waarde Beschrijving
OFF Er is geen functie toegewezen. Selecteer dit als u de ASSIGN1–8-instelling gebruikt (p. 16).
RV TIME Bedient de galmtijd.
RV PRE-DLY Regelt hoelang het galmgeluid wordt uitgevoerd.
RV LOW Regelt het karakter van de lage tonen van het eectgeluid.
RV HIGH Regelt het karakter van de hoge tonen van het eectgeluid.
RV LEVEL Bedient het galmniveau.
RV MOD DPT Regelt de diepte waarop het galmgeluid wordt gemoduleerd.
RV MOD RAT Regelt de snelheid waarmee het galmgeluid wordt gemoduleerd.
DL TIME Bedient de delaytijd.
DL F.BACK Regelt de hoeveelheid delaygeluid die wordt teruggestuurd naar de invoer.
DL LOW Regelt het karakter van de lage tonen van het delaygeluid.
DL HIGH Regelt het karakter van de hoge tonen van het delaygeluid.
DL LEVEL Bedient het delayniveau.
DL MOD DPT Regelt de diepte waarop het delaygeluid wordt gemoduleerd.
DL MOD RAT Regelt de snelheid waarmee het delaygeluid wordt gemoduleerd.
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste scherm.
24
Synchroniseren met een DAW of extern MIDI-apparaat
U kunt uw RV-500 -performance synchroniseren met een computer of een extern MIDI-apparaat
door MIDI-berichten te verzenden en te ontvangen.
Een extern MIDI-apparaat of DAW kan bijvoorbeeld patches op de RV-500 verwisselen of het
tempo van dit apparaat controleren.
Aansluitvoorbeeld
Extern MIDI-apparaat
DAW
MIDI-berichten die kunnen worden verzonden of ontvangen
Patchwijzigingen
Bankselectie (CC#0, #32) en programmawijziging
Synchronisatie
Tempoklok (F8)
Patchgegevens
Systeemexclusieve berichten
Overige berichten
Schakelaar, regelaar MIDI-bericht Waarde Opmerkingen
[TIME/VALUE]-regelaar
Controllernummer 17 (galm)
Controllernummer 22 (delay)
0–127
[PRE-DELAY]-regelaar
Controllernummer 18 (galm)
Controllernummer 23 (delay)
[E. LEVEL]-regelaar
Controllernummer 19 (galm)
Controllernummer 24 (delay)
[LOW]-regelaar
Controllernummer 20 (galm)
Controllernummer 25 (delay)
[HIGH]-regelaar
Controllernummer 21 (galm)
Controllernummer 26 (delay)
CTL 1-schakelaar Controllernummer 80
0, 127
Verzendt “127” wanneer u op de schakelaar
drukt en “0” wanneer u deze loslaat.
CTL 2-schakelaar Controllernummer 81
EXP-pedaal Controllernummer 16 0–127
Eect ingeschakeld, Bypass Controllernummer 27 ON, OFF
ON = Eect ingeschakeld, OFF = Bypass
In de simultaanmodus schakelt u hiermee de
geselecteerde patch in en uit.
Eect A ingeschakeld, Bypass Controllernummer 28 ON, OFF
ON = Eect (patch A) ingeschakeld, OFF =
Bypass
Eect B ingeschakeld, Bypass Controllernummer 29 ON, OFF
ON = Eect (patch B) ingeschakeld, OFF =
Bypass
Moet op ON
staan
25
Synchroniseren met een DAW of extern MIDI-apparaat
MIDI-routing
Raadpleeg “[EDIT]-basisbedieningen” (p. 9) voor informatie over hoe u de MIDI-parameters kunt
instellen.
Items van hoofdinstelling
Item Parameter Beschrijving
Synchronisatiebron SYNC
Geeft aan of de synchronisatiebron de
RV-500 (INTERNAL), USB of een extern apparaat dat is
aangesloten via MIDI, is.
Realtimeberichten REALTIME SRC
Geeft aan of realtimeberichten die door de RV-500 worden gegenereerd, worden
verzonden en of realtimeberichten die via de MIDI IN-connector of de USB-poort worden
verzonden, worden ontvangen.
Uitvoerbestemming van
MIDI-berichten
MIDI IN->OUT
Geeft de MIDI-berichten aan die worden verzonden via
de MIDI OUT-connector.
USB IN->OUT
Geeft de MIDI-berichten aan die worden verzonden via
de USB-poort.
Als u problemen ondervindt bij het aansluiten van uw DAW
Normaal gezien hoeft u geen stuurprogramma te installeren om de RV-500 op uw computer
aan te sluiten. Als er echter problemen optreden of als de performance slecht klinkt, kunt u
het oorspronkelijke BOSS-stuurprogramma gebruiken om het probleem op te lossen.
In dit geval stelt u “USB MODE” in op VENDOR” op de RV-500 en
installeert u het stuurprogramma op uw computer.
Voor informatie over het downloaden en installeren van het
oorspronkelijke BOSS-stuurprogramma raadpleegt u de BOSS-website.
Raadpleeg voor meer informatie het bestand Readme.htm dat met de
download wordt meegeleverd.
&
http://www.boss.info/support/
Het programma dat u nodig hebt en de stappen voor het installeren van het USB-
stuurprogramma zijn afhankelijk van de instellingen van uw computer, dus lees eerst
zorgvuldig het bestand Readme.htm door dat met de download wordt meegeleverd.
26
De standaardfabrieksinstellingen herstellen
Hier leest u hoe u de fabrieksinstellingen herstelt. Indien gewenst, kunt u ook de
systeeminstellingen of een specieke reeks patches herstellen.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “FACTORY RESET” te selecteren
en druk op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik “FROM” en TO” om het bereik aan te geven dat u wilt
herstellen.
Parameter Waarde Beschrijving
FROM
TO
SYSTEM Systeemparameterinstellingen.
01A–99C Instellingen voor patches.
BANK01–99 Instellingen voor banken (PATCH A–C, BANK parameters).
4. Druk op de [EDIT]-knop.
Er verschijnt een bevestigingsbericht.
5. Druk op de [EDIT]-knop om de instellingen te herstellen.
Als u besluit om te stoppen zonder te herstellen, drukt u op de [EXIT]-knop.
Gegevens verzenden naar een extern MIDI-apparaat
U kunt exclusieve berichten gebruiken om een andere RV-500 op dezelfde instellingen in te stellen
of om eectgeluidsinstellingen op te slaan op MIDI-sequencers en andere soortgelijke apparaten.
Deze verzending van gegevens wordt ook bulkgewijs dumpen genoemd.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “MIDI BULK DUMP” te selecteren
en druk op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik “FROM” en TO” om het bereik aan te geven dat u wilt
herstellen.
Parameter Waarde Beschrijving
FROM
TO
SYSTEM Systeemparameterinstellingen.
01A–99C Instellingen voor patches.
BANK01–99 Instellingen voor banken (PATCH A–C, BANK parameters).
TEMP Huidige galminstellingen in het paneeldisplay.
4. Druk op de [EDIT]-knop.
Het bulkgewijs dumpen wordt uitgevoerd.
27
Problemen oplossen
Probleem Controle Handeling
Apparaat wordt niet ingeschakeld
Is uw gitaar correct aangesloten op de
INPUT A/MONO-aansluiting?
Controleer de verbinding opnieuw.
Is de batterijspanning te laag? Installeer nieuwe batterijen.
Is de opgegeven netstroomadapter
(PSA-S-reeks) correct aangesloten?
Controleer de verbinding opnieuw.
Geen geluid / Geen galmgeluid / Geen
direct geluid
Is de SYSTEM: OUTPUT-instelling (p. 18)
correct?
Controleer de SYSTEM: OUTPUT-instelling
(p. 18) en de verbinding met de
OUTPUT-aansluitingen.
Is uw uitvoerapparaat correct aangesloten
op de OUTPUT-aansluitingen?
De voetschakelaar wijzigt de geluiden
niet zoals verwacht
Is de SYSTEM: FSW MODE-instelling (p. 20)
correct?
De FSW MODE-instelling (p. 20) bepaalt
wat er gebeurt wanneer u op de [A]-, [B]-
en [TAP/CTL]-schakelaars drukt. Controleer
de instelling.
Het galmgeluid blijft niet behouden
wanneer u een andere patch kiest of de
galm uitschakelt
Staat de PATCH: CARRYOVER-instelling
(p. 20) op “ON”?
Als CARRYOVER (p. 20) is ingesteld op
“OFF”, blijft het galmgeluid niet behouden.
Is de SYSTEM: BYPASS-instelling (p. 18)
ingesteld op “TRUE”?
Als dit is ingesteld op TRUE” (True Bypass),
wordt geen Carry Over uitgevoerd op
het galmgeluid wanneer het eect is
uitgeschakeld, zelfs niet als CARRYOVER
op “ON” staat. Stel SYSTEM: BYPASS in op
“BUFFERED”.
Is de SYSTEM: FSW MODE-instelling (p. 20)
ingesteld op A/B SIMUL”?
Als dit is ingesteld op A/B SIMUL,
wordt geen Carry Over uitgevoerd op
het galmgeluid wanneer het eect is
uitgeschakeld, zelfs niet als CARRYOVER
op “ON” staat.
Controleer de instelling.
Belangrijkste specicaties
BOSS RV-500: Galm
Stroomtoevoer
Alkalinebatterij (AA, LR6) x 4
Netstroomadapter
Stroomverbruik 225 mA
Levensduur van de batterij bij
voortdurend gebruik
Alkalinebatterijen (AA, LR6): circa 4,5 uur
* Deze waarde varieert afhankelijk van de werkelijke gebruiksomstandigheden.
Afmetingen 170 (B) x 138 (D) x 62 (H) mm
Gewicht (inclusief batterijen) 1,0 kg
Accessoires
Gebruikershandleiding, infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”, alkalinebatterijen (AA, LR6)
x 4
Opties (apart verkrijgbaar)
Netstroomadapter: PSA-S-reeks
Voetschakelaar: FS-5U, FS-5L
Dubbele voetschakelaar: FS-6, FS-7
Expressiepedaal: FV-500H, FV-500L, EV-30, Roland EV-5
* 0 dBu = 0,775 Vrms
* In dit document worden de specicaties van het product uitgelegd op het moment dat het document werd vrijgegeven. Raadpleeg de
Roland-website voor de meest recente informatie.
28
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN
Houd kleine voorwerpen buiten het bereik van kinderen
Bewaar de onderstaande onderdelen altijd op een
veilige plaats buiten het bereik van kinderen, zodat
er geen risico bestaat dat ze per ongeluk worden
ingeslikt.
Bijgeleverde onderdelen
Rubberen voetjes (p. 2)
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Stroomtoevoer: gebruik van batterijen
Plaats of vervang batterijen altijd voor u andere apparaten
aansluit. Zo kunt u defecten en schade vermijden.
Als u het apparaat met batterijen gebruikt, raden wij u aan
alkalinebatterijen te gebruiken.
Reparaties en gegevens
Voordat u het apparaat ter reparatie verzendt, moet u een
back-up maken van de gegevens die op het apparaat zijn
opgeslagen. U kunt uw belangrijke gegevens ook op papier
noteren. Hoewel we tijdens een reparatie al het mogelijke
doen om de gegevens op uw apparaat te behouden, is het
in sommige gevallen, zoals wanneer het geheugen fysiek is
beschadigd, echter niet mogelijk om de opgeslagen inhoud te
herstellen. Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor
het herstel van de opgeslagen inhoud die verloren is gegaan.
Extra voorzorgsmaatregelen
Gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen, kunnen
verloren gaan als gevolg van storingen aan het apparaat,
onjuiste bediening van het apparaat enzovoort. Om uzelf te
beschermen tegen het onherstelbare verlies van gegevens,
zorgt u ervoor dat u regelmatig back-ups maakt van de
gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen.
Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het herstel
van de opgeslagen inhoud die verloren is gegaan.
Voer nooit druk uit op het display en sla er nooit tegen.
Gebruik geen verbindingskabels met een ingebouwde
weerstand.
Intellectueel eigendomsrecht
Dit product bevat het met eParts geïntegreerde
softwareplatform van eSOL Co., Ltd. eParts is een handelsmerk
van eSOL Co., Ltd. in Japan.
Roland, BOSS en SPACE ECHO zijn geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Roland Corporation in
de Verenigde Staten en/of andere landen.
De bedrijfsnamen en productnamen in dit document zijn
geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van hun
respectievelijke eigenaars.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28

Boss RV-500 de handleiding

Categorie
Muzikale uitrusting
Type
de handleiding