53
Hou andere personen op afstand.
De bedieningspersoon is in het werkbereik t.o.v. derden verantwoordelijk.
Laat andere personen, in het bijzonder kinderen, het gereedschap of de
kabel niet aanraken.
Houdt ze ver van uw werkplek weg.
Ga tijdens het zagen zijdelings t.o.v. de gevarenzone (zaagblad) bij de
zaag staan.
Begin pas met zagen als het zaagblad op toeren is.
Overbelast de machine niet. U werkt beter en zeker met de juiste
belasting van de machine.
De cirkelzaag alleen met complete en correct aangebrachte
veiligheidsinrichting gebruiken.
De meegeleverde splijtwig moet toegepast worden.
Het in- en bijstellen van de splijtwig is zichtbaar in afb. 40.
Bij eruit geslagen zaagtussenruimte moet het inzetstuk van de tafel
vernieuwd worden.
Werk niet met gescheurde of vervormde zaagbladen.
Gebruik alleen scherpe zaagbladen. Stompe zaagbladen verhogen het
gevaar van terugslag van het werkstuk en belasten de machine enorm.
Het toepassen van HSS zaagbladen is niet toegestaan. Deze bladen zijn
zeer hard en bros. Hierdoor ontstaat gevaar voor verwonding door breuk
en weg geslingerde delen.
Het gebruik van gereedschappen en toebehoren van een ander
fabrikaat kan risico’s met zich meebrengen.
Let erop dat het zaagblad met de onder „Zaagblad keuze“ vermelde
afmetingen overeenstemt en voor het materiaal van het werkstuk
geschikt is.
Zaag steeds enkel één werkstuk. Nooit meerdere werkstukken gelijktijdig
of tot een bundel samengevatte afzonderlijke stukken zagen. Er bestaat
gevaar, dat afzonderlijke stukken van het zaagblad ongecontroleerd
worden gegrepen.
Zorg ervoor dat de losse delen van het werkstuk niet door het zaagblad
geraakt en weg geslingerd kunnen worden
Gebruik het apparaat niet voor doeleinden voor die het niet is bestemd
(zie “Reglementaire toepassing”).
Verwijder vóór het zagen alle nagels en metalen voorwerpen uit het
werkstuk.
Let erop dat het werkstuk geen kabels, touwen, snoeren of dergelijke
omvat.
Zaag alleen werkstukken met zulke afmetingen die een veilig houden
gedurende het zagen mogelijk maken.
Er mag slechts hout met een maximale dikte van 15 cm worden
gesneden.
Bij het dwarssnijden van rondhout is het noodzakeijk, het werkstuk tegen
verdraaien door gebruik van een sjabloon of een houdervoorziening te
zekeren. Een voor dwarssneden geschikt zaagblad dient te worden
toegepast.
Bij het lengtezagen van smalle werkstukken (afstand tussen zaagblad en
parallelle aanslag kleiner dan 120 mm) de schuifstok gebruiken.
Houd altijd voldoende afstand tot het zaagblad.
Het zaagblad loopt na. Wacht tot het zaagblad stil staat, alvorens u
splinters, spanen en afvallen verwijdert.
Rem het zaagblad niet door zijdelingse druk af.
Verwijder de spannen, splinters en het afval in de buurt van het zaagblad
niet met de handen.
Verwijder snijresten (overeenkomstig met de vereisten) van de machine,
om de veiligheid aan de werkplaats niet te belemmeren. Hetzelfde is ook
van toepassing voor zaagsel, de zaagselafvoer moet vrij worden
gehouden.
Schakel de machine uit en neem de steker uit het stopcontact bij:
− reparatiewerkzaamheden
− onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
− verhelpen van storingen (daar hoort ook het verwijderen van
vastzittende splinters bij)
− controle van de aansluitleidingen, of deze verstrengeld of beschadigd
zijn
− transport van de machine
− het wisselen van het zaagblad
− het verlaten van de machine (ook voor een korte tijd).
Onderhoud uw machine zorgvuldig:
− Houdt de werktuigen scherp en schoon, om beter en veilig te kunnen
werken.
− Volg de onderhoudsvoorschriften en de instructies omtrent voor de
werktuigwissel op.
− Hou de handgrepen vrij van vet en olie.
Onderzoek de machine op eventuele beschadigingen.
− Voordat de machine verder wordt gebruikt, moet zorgvuldig worden
onderzocht of de beschermingsvoorzieningen en licht beschadigde
onderdelen foutloos en volgens de voorschriften functioneren.
− Controleer of alle bewegende delen van de machine goed
functioneren en niet klemmen of beschadigd zijn. Alle onderdelen
moeten correct gemonteerd zijn en aan alle voorwaarden voldoen
om een optimale werking van de machine te garanderen.
− Beschadigde bescherminrichtingen en delen moeten, indien
noodzakelijk, door een erkende reparatiewerkplaats gerepareerd of
verwisseld worden. Met uitzondering indien in de gebruiksaanwijzing
anders aangegeven.
− Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen te worden
vervangen.
Laat geen sleutels steken!
Controleer vóór het inschakelen altijd of de sleutels en
instelgereedschappen verwijderd zijn.
Bewaar ongebruikte apparaten op een droge, afgesloten plaats buiten de
reikwijdte van kinderen op.
Elektrische veiligheid
De aansluitkabel moet volgens IEC 60245 (H 07 RN-F) zijn, met een
draad doorsnede van minstens:
− 1,5 mm² bij een lengte tot 25 m.
− 2,5 mm² bij een lengte vanaf 25 m.
Lange en dunne aansluitkabels zorgen voor een spanningsverlies. De
motor bereikt zijn maximaal vermogen niet meer, de werking van het
apparaat wordt gereduceerd.
Stekker en aansluitdozen aan aansluitleidingen moeten uit rubber, zacht
PVC of een ander thermoplastisch materiaal van dezelfde mechanische
vastheid zijn of met dit materiaal zijn gecoat.
Beschermt u zich tegen elektrische slag. Raak geen geaarde delen aan.
De stekkervoorziening van de aansluitleiding moet tegen spatwater
beveiligd zijn.
Wikkel bij gebruik van een kabeltrommel de kabel geheel af.
Gebruik de kabel niet voor doeleinden warvoor hij niet geschikt is.
Bescherm de kabel tegen hitte, olie of scherpe randen. De steker niet met
de kabel uit het stopcontact trekken.
Controleer de aansluitkabel van de machine regelmatig en laat hem
indien nodig vervangen door een vakman.
Bij het verleggen van de aansluitkabel erop letten dat deze niet stoort,
gekneust, geknikt en de steekverbinding niet nat wordt.
Controleer de verlengkabel regelmatig op beschadigingen en vervang
hem als hij beschadigd is.
Gebruik geen defecte kabels.
Gebruik alleen toegestane en gemerkte verlengkabels.
Maak geen geknutselde elektrische aansluitingen.
Veiligheidsvoorzieningen nooit overbruggen of buiten-werking stellen.
Het apparaat via een veiligheidsschakelaar (30 mA) aansluiten.
Elektrische aansluitingen of reparaties mogen alleen door een erkend
bedrijf of een erkende reparatiewerkplaats uitgevoerd worden. De
plaatselijke voorschriften moeten opgevolgd worden.
Reparaties aan andere delen van de machine mogen alleen door de
fabrikant of een door hem erkende werkplaats uitgevoerd worden.
Alleen de originele toebehoren en onderdelen gebruiken. Bij het gebruik
van niet originele onderdelen kunnen risico’s voor de gebruiker
ontstaan. De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor
ongevallen hierdoor ontstaan.