Documenttranscriptie
NL
I N H O UDS O P G AV E
1. Verklaring van de symbolen
202
2. Hoe werkt elektrostimulatie?
203
3. Hoe werkt MI-technologie (musculaire intelligentie)?
205
4. Instructies
207
Inhoud van de set en accessoires
207
Beschrijving van het apparaat
208
Ingebruikname210
Apparaatfunctie211
Opladen225
5. Probleemoplossing
229
6. Onderhoud van het apparaat
233
Garantie233
Onderhoud233
Opslag, transport en gebruik
233
Afvoeren233
7. Technische specificaties
234
Algemene informatie
234
Neurostimulatie234
RF-gegevens235
Normen235
Informatie over elektromagnetische compatibiliteit (EMC)
235
8. EMC-tabel
236
Het wordt ten zeerste aanbevolen deze instructies en de contra-indicaties en
veiligheidsmaatregelen zorgvuldig door te lezen voordat u de stimulator gebruikt.
201
NL
1 . VE R KLA R ING VA N D E S Y M B OL EN
Zie de instructies
De stimulator is een apparaat van klasse II met ingebouwde voeding en onderdelen van type BF.
Naam en adres van de fabrikant en fabricagedatum
Naam en adres van de geautoriseerde vertegenwoordiger in de Europese Gemeenschap
Dit apparaat moet gescheiden van huishoudelijk afval worden afgevoerd en naar speciale
recyclinginstallaties worden gebracht
De stand-byknop is multifunctioneel
Beschermen tegen zonlicht
Op een droge plaats bewaren
IP20
Bescherming tegen voorwerpen met een doorsnee van meer dan 12,5 mm
(0,5 po.)
IP02
IP02 op de draagtas betekent: Beschermd tegen het binnendringen van waterdruppels bij een
regenbui.
on the unit
on the case
LATEX
Bevat geen latex
Referentienummer
Batchnummer
202
NL
2 . HOE WERKT ELEKTROSTIMULATIE?
Bij elektrostimulatie worden zenuwvezels gestimuleerd door elektrische impulsen die via elektroden
worden afgegeven. De elektrische impulsen van Compex-stimulatoren zijn van hoge kwaliteit, veilig,
comfortabel en effectief, en stimuleren diverse soorten zenuwvezels:
1. Motorische zenuwen, voor het stimuleren van een spiercontractie, elektromusculaire stimulatie (EMS)
genoemd.
2. Bepaalde soorten sensorische zenuwvezels, om analgetische effecten en pijnverlichting te verkrijgen.
1. STIMULATIE VAN MOTORISCHE ZENUWEN (EMS)
Bij willekeurige activiteit sturen de hersenen een signaal voor samentrekking van een spier, dat vervolgens
aan zenuwvezels wordt overgedragen in de vorm van een elektrisch signaal. Dit signaal wordt naar de
spiervezels gestuurd, die daardoor samentrekken. Het principe van elektrostimulatie bootst op de juiste
wijze het proces na dat bij een willekeurige contractie plaatsvindt. De stimulator stuurt een exciterende
elektrische impuls naar de zenuwvezels. Deze excitatie wordt overgedragen aan de spiervezels en leidt
tot een mechanische respons (= een spiersamentrekking). Dit is de basisvoorwaarde voor spiercontractie.
De spierrespons is in alle opzichten identiek aan spierarbeid die door de hersenen wordt aangestuurd.
Met andere woorden, de spier maakt geen onderscheid tussen een door de hersenen of door de
stimulator gestuurd signaal.
Programma-instellingen (aantal impulsen per seconde, duur van de contractie, rustduur, totale
programmaduur) bepalen de verschillende oefeningen voor de spier, afhankelijk van de spiervezel.
Diverse soorten spiervezels kunnen worden onderscheiden, afhankelijk van hun respectievelijke
contractiesnelheid: langzame, intermediaire en snelle vezels. Een sprinter heeft duidelijk meer snelle
spiervezels en een marathonloper heeft meer langzame vezels. Met een goede kennis van de
menselijke fysiologie en perfecte controle over de stimulatie-instellingen van de diverse programma’s
kunnen spieroefeningen zeer nauwkeurig worden afgestemd op het bereiken van het gewenste doel
(spierversterking, verhoogde bloedcirculatie, versteviging, enz.).
203
NL
2. STIMULATIE VAN SENSORISCHE ZENUWEN
Elektrische impulsen kunnen ook sensorische zenuwen exciteren om een analgetische werking of
pijnverlichting te bereiken. Stimulatie van tactiele sensorische zenuwvezels blokkeert de pijn die aan het
zenuwstelsel wordt doorgegeven. Stimulatie van een ander type zenuwvezel verhoogt de productie van
endorfines en reduceert de pijn op die manier. Met pijnverlichtingsprogramma’s kan elektrostimulatie
worden gebruikt om acute of chronische gelokaliseerde pijn en spierpijn te behandelen.
Opmerking: Gebruik pijnverlichtingsprogramma’s niet gedurende langere tijd zonder medisch advies.
VOORDELEN VAN ELEKTROSTIMULATIE
Elektrostimulatie is een zeer werkzame methode om spierarbeid te bewerkstelligen:
• met een aanzienlijke verbetering van diverse spiereigenschappen
• zonder cardiovasculaire of mentale vermoeidheid
• met geringe belasting van gewrichten en pezen. Elektrostimulatie maakt het daardoor mogelijk meer
spieroefeningen te verrichten dan bij vrijwillige activiteit.
Compex adviseert uw elektrostimulatie voor optimale resultaten aan te vullen met onder meer:
• regelmatige lichaamsbeweging
• een evenwichtig en gezond dieet
• een evenwichtige levensstijl
204
NL
3 . H O E WE R K T M I - T E C H N O L O GIE (M U SCU L A IRE
I N TEL L IG EN TI E ) ?
N.B.: het activeren/deactiveren van MI-functies wordt uitgevoerd via het menu Instellingen
MI-SCAN
Vlak voor het begin van een oefensessie test de MI-scan de geselecteerde spiergroep en stelt de stimulator
automatisch in op de exciteerbaarheid van dat deel van het lichaam, afhankelijk van uw fysiologie.
Bij aanvang van het programma worden tijdens een korte serie tests enkele metingen uitgevoerd.
Aan het einde van de test moeten de intensiteiten worden verhoogd om het programma te starten.
MI-TENS
De MI-tensfunctie beperkt ongewilde spiercontracties op pijnlijke plekken.
Bij iedere verhoging van de intensiteit vindt een testfase plaats, en als een spiercontractie wordt
gedetecteerd, reduceert het apparaat automatisch de intensiteit van de stimulatie.
Deze functie is alleen beschikbaar bij TENS-, epicondylitis- en tendinitisprogramma’s.
MI-RANGE
Met de functie MI-range kan de ideale stimulatie-intensiteit worden geselecteerd voor programma’s voor
herstel, massage, capillarisatie en zelfs spierpijn.
Bij aanvang van het programma wordt de gebruiker gevraagd de stimulatie-intensiteit te verhogen. Tijdens
deze verhoging wordt de respons van elke gestimuleerde spier geanalyseerd en wordt het optimale niveau
ervan bepaald. Zodra een spier het maximale niveau bereikt, wordt de selectie van het desbetreffende kanaal
automatisch ongedaan gemaakt, waarna de stimulatie-intensiteit niet meer kan worden verhoogd. Om de
bediening weer in gang te zetten, selecteert u opnieuw het betreffende kanaal en verhoogt of verlaagt u de
stimulatie-intensiteit.
MI-AUTORANGE
De functie MI-autorange heeft hetzelfde doel als MI-range, behalve dat met deze functie alles automatisch
wordt uitgevoerd.
Bij aanvang van het programma worden door middel van één druk op de toets Omhoog op het
multifunctionele toetsenblok de stimulatie-intensiteiten verhoogd totdat het ideale intensiteitsniveau wordt
gedetecteerd. Door op de toets Omlaag te drukken, wordt de functie MI-autorange geannuleerd. Het
apparaat gaat over in de handmatige modus, zodat de intensiteiten door de gebruiker kunnen worden
geregeld.
205
NL
MI-ACTION
Met de functie MI-action kunt u een elektronisch geïnduceerde contractie starten door middel van een
vrijwillige handeling. De elektronisch geïnduceerde contractie wordt perfect geregeld; de oefening wordt
comfortabeler, intenser en vollediger.
Aan het eind van elke fase van actieve rust laat de afstandsbediening een pieptoon horen. Hierna kan
vrijwillige contractie worden gestart. Als er gedurende bepaalde tijd geen vrijwillige contractie heeft
plaatsgevonden, wordt het apparaat automatisch onderbroken.
Deze werkmodus is alleen beschikbaar voor programma’s voor het induceren van krachtige spiercontracties.
N.B.: Voor een juiste werking van de functie MI-action zijn er goede spiertrekkingen nodig tijdens de fase van
actieve rust. Als deze niet voldoende zijn, laat het apparaat een pieptoon horen en verschijnt er een +-teken
op de kanalen. Om deze spiertrekkingen mogelijk te maken, moeten de spieren tijdens de rustfase goed zijn
uitgerust. Aan het eind van elke contractiefase dient u ervoor te zorgen dat u een positie inneemt waarbij uw
spieren het beste kunnen ontspannen.
De onderstaande tabel geeft weer over welke functies elk apparaat beschikt.
SP 6.0
SP 8.0
FIT 5.0
MI-SCAN
✓
✓
✓
MI-TENS
-
✓
-
MI-RANGE
✓
-
✓
MI-AUTORANGE
-
✓
-
MI-ACTION
-
✓
-
206
NL
4 . I NSTR UC TI E S
INHOUD VAN DE SET EN ACCESSOIRES
SP 6.0
SP 8.0
FIT 5.0
REF
AANT.
REF
AANT.
REF
AANT.
AFSTANDSBEDIENING
001047
1
001046
1
001048
1
MODULES
001061
4
001061
4
001055
2
DOCKING-STATION
001068
1
001068
1
001073
1
LADER
64902X
1
64902X
1
64902X
1
ZAK MET KLEINE
5X5-ELEKTRODEN
42215-8
1
42215-8
1
42215
1
ZAK MET GROTE 5X10ELEKTRODEN, 2 SNAP
42216-4
1
42216-4
1
42216
1
ZAK MET GROTE
5X10-ELEKTRODEN,
1 SNAP
42222-4
1
42222-4
1
42222-4
1
INSTRUCTIES OP CD-ROM
880054
1
880054
1
880054
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
885625
1
885625
1
885625
1
DRAAGTAS
680043
1
680042
1
680043
1
BESCHERMHOES VOOR
AFSTANDSBEDIENING
NA
NA
001094
1
NA
NA
USB-KABEL
601163
1
601163
1
601163
1
Gebruik dit apparaat alleen met de door Compex aanbevolen kabels, batterij, voedingsadapter
en accessoires.
207
NL
BESCHRIJVING VAN HET APPARAAT
AFSTANDSBEDIENING
A
B
D
C
A - Aan-/Uitknop (kort indrukken om in te
schakelen; langer dan 2 sec. indrukken om uit
te schakelen)
B - 4 knoppen voor om het stimulatiekanaal te
selecteren/de selectie ongedaan te maken
C - Multifunctioneel blok (omhoog, omlaag,
links, rechts) om door de interface te navigeren
en het niveau van de stimulatie-intensiteit van
de geselecteerde kanalen te regelen
D - Bevestigingsknop
E - Contact voor de USB-kabel of de connector
van het docking-station
E
MODULE
A
A - Aan-/Uitknop (kort indrukken om in
te schakelen; ingedrukt houden om uit te
schakelen)
Knipperend groen ledlampje Gereed
Knipperend geel ledlampje Stimulatie
B - Groef om kabel op te winden
B
208
NL
BESCHRIJVING VAN HET APPARAAT
SP 6.0- EN 8.0-DOCKING-STATION
D
B
A - Connector voor opladen van
afstandsbediening
B - Uitsparing om het deksel van het dockingstation te openen
C - Locatie voor opnieuw op te laden modules
D - Oplaadcontact
C
A
FIT 5.0-DOCKING-STATION
A - Connector voor opladen van
afstandsbediening
B - Locatie voor het plaatsen van de modules
C - Locatie voor opnieuw op te laden modules
D - Oplaadcontact
A
B
C
D
209
NL
INGEBRUIKNAME
Als u het apparaat de eerste keer gebruikt, moeten de volgende stappen in acht worden genomen:
1. Selecteer de taal
2. Schakel alle modules in om ze met de afstandsbediening te koppelen.
Zodra een module is ingeschakeld en door de afstandsbediening is herkend, verschijnt een vinkje op de
module.
Als alle modules zijn gekoppeld, verschijnen alle vinkjes.
N.B.: De koppelingsprocedure hoeft slechts eenmaal te worden uitgevoerd.
210
NL
APPARAATFUNCTIE
N.B.: De volgende schermen zijn algemene voorbeelden, maar ze werken op dezelfde manier, ongeacht welk
apparaat u hebt.
TOEGANG TOT FAVORIETEN
In het menu Favorieten worden de laatst uitgevoerde programma’s weergegeven. Er hoeft slechts één
programma in het menu Favorieten aanwezig te zijn om beschikbaar te zijn na het inschakelen van het
apparaat.
A
B
A Het menu Favorieten selecteren
B De selectie bevestigen
A
De uitgevoerde programma’s worden automatisch in het menu Favorieten geplaatst. Het menu
Favorieten kan maximaal 10 programma’s bevatten. Als er nieuwe programma’s worden uitgevoerd,
worden de oude automatisch uit de lijst met favorieten verwijderd.
1. EEN PROGRAMMA SELECTEREN
A
C
B
A
A Het gewenste favoriete programma
selecteren
B De selectie bevestigen
C Naar de vorige stap terugkeren
2. PLAATSING VAN DE ELEKTRODEN SELECTEREN
A
C
B
A De gewenste elektrodenplaatsing selecteren
B De selectie bevestigen
C Naar de vorige stap terugkeren
A
211
NL
De plaatsing van de tijdens het programma geselecteerde elektroden verschijnt. U kunt door andere
elektrodenplaatsingen schuiven.
3. DE ELEKTRODEN AANSLUITEN OP DE MODULES
Plak de elektroden op uw huid. De elektrode is op de zijkant van de module bevestigd. Schuif de module
op de klikbevestiging van de elektrode tot deze vastklikt.
4. DE MODULES INSCHAKELEN
A
B
A Naar de vorige stap terugkeren
B De selectie bevestigen
Lees het onderdeel ‘Een stimulatieprogramma starten’ om het programma te starten.
212
NL
TOEGANG TOT PROGRAMMA’S
Ga naar www.compex.info voor meer informatie over programma’s.
In het menu Programma’s worden de programmacategorieën weergegeven.
A
B
A Het menu Programma’s selecteren
B De selectie bevestigen
A
1. EEN CATEGORIE SELECTEREN
A
C
B
A De gewenste programmacategorie selecteren
B De selectie bevestigen
C Naar de vorige stap terugkeren
A
2. EEN PROGRAMMA SELECTEREN
A
C
B
A Het gewenste programma selecteren
B De selectie bevestigen
C Naar de vorige stap terugkeren
A
213
NL
3. PLAATSING VAN DE ELEKTRODEN SELECTEREN
A
C
B
A De gewenste elektrodenplaatsing selecteren
B De selectie bevestigen
C Naar de vorige stap terugkeren
A
4. DE ELEKTRODEN AANSLUITEN OP DE MODULES
Plak de elektroden op uw huid. De elektrode is op de zijkant van de module bevestigd. Schuif de module
op de klikbevestiging van de elektrode tot deze vastklikt.
5. DE MODULES INSCHAKELEN
A
B
A Naar de vorige stap terugkeren
B De selectie bevestigen
Lees het onderdeel ‘Een stimulatieprogramma starten’ om het programma te starten.
214
NL
TOEGANG TOT DOELEN
In het menu Doelen worden de doelen weergegeven die u vanuit uw persoonlijke account hebt
gedownload (zie het onderdeel ‘Uw persoonlijke account aanmaken’).
N.B.: Het menu Doelen is alleen beschikbaar op een SP 8.0-apparaat.
A
B
A Het menu Doelen selecteren
B De selectie bevestigen
A
De voortgangsbalk onder de doelen toont de voortgang van het doel en wat er nog moet worden
gedaan. Het belletje geeft aan dat er vandaag nog een element van het doel moet worden uitgevoerd.
A
C
B
A Geeft een element van het doel aan dat vandaag moet worden uitgevoerd
B Wat er nog moet worden gedaan
C Wat er al is voltooid:
- Wat er al is voltooid wordt in groen aangegeven
- Wat er nog niet is voltooid wordt in rood aangegeven
1. EEN DOEL SELECTEREN
A
C
B
A Het gewenste doel selecteren
B De selectie bevestigen
C Naar de vorige stap terugkeren
A
215
NL
2. EEN UIT TE VOEREN ELEMENT SELECTEREN
A
B
A Het gewenste element selecteren
B De selectie bevestigen
C Naar de vorige stap terugkeren
A
Het uit te voeren element kan een programma of een taak zijn. Het uit te voeren element wordt standaard
geselecteerd, maar u kunt ook een ander selecteren.
Een
naast een programma of een taak betekent dat het is uitgevoerd.
3. PLAATSING VAN DE ELEKTRODEN SELECTEREN
A
C
B
A De gewenste elektrodenplaatsing selecteren
B De selectie bevestigen
C Naar de vorige stap terugkeren
A
N.B.: In de meeste gevallen kan geen andere elektrodenplaatsing worden geselecteerd, omdat dit
rechtstreeks is gekoppeld aan het doel.
4. DE ELEKTRODEN AANSLUITEN OP DE MODULES
Plak de elektroden op uw huid. De elektrode is op de zijkant van de module bevestigd. Schuif de module
op de klikbevestiging van de elektrode tot deze vastklikt.
216
NL
5. DE MODULES INSCHAKELEN
A
B
A Naar de vorige stap terugkeren
B De selectie bevestigen
Lees het onderdeel ‘Een stimulatieprogramma starten’ om het programma te starten.
217
NL
TOEGANG TOT INSTELLINGEN
In het menu Instellingen kunnen bepaalde elementen worden geconfigureerd, zoals de verlichting, het
volume, de taal enz. Sommige instellingen zijn niet op alle apparaten beschikbaar.
A
B
A Het menu Instellingen selecteren
B De selectie bevestigen
A
1. EEN INSTELLING SELECTEREN
A
C
B
A De gewenste instelling selecteren
B De selectie bevestigen
C Naar de vorige stap terugkeren
A
Taal: Hiermee stelt u de taal van het apparaat in
MI-autorange: Schakelt de functie MI-autorange in (ON) of uit (OFF)
MI-range: Schakelt de functie MI-range in (ON) of uit (OFF)
MI-scan: Schakelt de functie MI-scan in (ON) of uit (OFF)
MI-tens: Schakelt de functie MI-tens in (ON) of uit (OFF)
MI-action: Schakelt de functie MI-action in (ON) of uit (OFF)
N.B.: Zie voor een verklaring van de MI-functies het onderdeel ‘3. Hoe werkt MI-technologie ?’.
218
NL
Cycli: Schakelt de functie Cycli in (ON) of uit (OFF)
De functie Cycli is bedoeld voor mensen die al ervaring hebben met elektrostimulatie en verschillende
trainingscycli willen uitvoeren. Als de functie Cycli is ingeschakeld (ON), verschijnt een extra scherm
voor bepaald programma’s (programma’s voor het opwekken van krachtige spiercontracties) waarin de
trainingscyclus kan worden geselecteerd.
De logica van de cyclus verwijst naar het werk dat door de elektrostimulatie wordt uitgevoerd. Net als bij
een normale oefening, begint u met een bepaalde hoeveelheid inspanning die in de loop van de volgende
cycli wordt verhoogd. Het wordt dus aanbevolen met de eerste cyclus te beginnen en naar het volgende
niveau te gaan wanneer de cyclus is afgesloten, normaliter na vier à zes weken bij drie sessies per week.
Het is ook van belang dat tijdens de sessies aanzienlijke stimulatie-intensiteiten zijn bereikt voordat u
verdergaat met een andere cyclus.
Eco-modus: Schakelt de functie Eco-modus in (ON) of uit (OFF) Verlaagt de intensiteit en de
verlichtingsduur.
Geluid: Schakelt de functie Geluid in (ON) of uit (OFF)
Syso: Schakelt het waarschuwingsgeluid bij het ontstaan van een contractie in (ON) of uit (OFF)
Tijd: Hiermee stelt u de tijd op het apparaat in.
Datum: Hiermee stelt u de datum op het apparaat in.
Een nieuwe module koppelen: Hiermee kan een nieuwe module aan de afstandsbediening worden
gekoppeld.
Het apparaat resetten: Hiermee kan het apparaat worden gereset en op de basisinstellingen worden
ingesteld (Favorieten worden verwijderd, Doelen gewist, standaardinstellingen)
Systeeminfo: Hiermee kan informatie over het apparaat worden weergegeven.
219
NL
EEN SIMULATIEPROGRAMMA STARTEN
Voordat u een stimulatieprogramma start, moet u de modules inschakelen.
A
B
A Naar de vorige stap terugkeren
B Uw selectie bevestigen en het programma
starten
Druk op de Aan-/Uitknop van de desbetreffende module om deze in te schakelen. Zodra de module
is ingeschakeld, wordt het batterijniveau op het scherm weergegeven. Schakel het gewenste aantal
modules in volgens de geselecteerde elektrodenplaatsing. Zodra een voldoende aantal modules is
ingeschakeld, verschijnt een kleine pijl aan de rechterkant van het scherm.
Als de functie MI-scan is geactiveerd, start het programma met een serie korte tests waarin metingen
worden uitgevoerd. Tijdens deze metingen is het van belang dat u stil staat en volkomen relaxed bent.
Zodra de tests zijn voltooid, kan het programma worden gestart.
F
G
A
E
B
C
D
A Contractiefase
B Opwarmfase
C Fase van actieve rust
D Ontspanningsfase
E Aantal uitgevoerde contracties/Totaal aantal contracties
F Indicatie van de actieve MI-functie
G Pop-up met informatie of acties die moeten worden uitgevoerd
220
NL
A
A
A
C
A
A De kanalen selecteren waarop u moet reageren. Als een
kanaal actief is, brandt de ledknop met een sterk blauw licht.
B Pauze
C De stimulatie-intensiteiten op de geselecteerde kanalen
verhogen of verlagen
B
C
Verhoog de stimulatie-intensiteiten op de geselecteerde kanalen.
Alle kanalen zijn aan het begin van een sessie standaard actief. Als u de selectie van een kanaal
ongedaan wilt maken, drukt u op de desbetreffende knop.
In dit geval is alleen kanaal 1 actief. Een wijziging van de intensiteit wordt alleen uitgevoerd op kanaal 1.
221
NL
Afhankelijk van het programma kan het diagram in het midden van het scherm worden gewijzigd.
PROGRAMMA VOOR CONTRACTIE/ACTIEVE RUST
Deze programma’s beginnen altijd met een opwarmfase. Na de opwarmfase wordt een fase met
contractiecycli uitgevoerd, gevolgd door actieve rust (het aantal cycli hangt af van het programma). Als
alle cycli zijn voltooid, wordt het programma beëindigd met een ontspanningsfase.
E
D
A
B
C
A Opwarmfase
B Fase van actieve rust
C Ontspanningsfase
D Contractiefase
E Werkfase bestaande uit een contractiecyclus/cyclus van
actieve rust
PROGRAMMA’S VAN HET TYPE MASSAGE OF HERSTEL
Deze programma’s bestaan uit één fase en kennen geen contractiecyclus/cyclus van actieve rust. Dit
zijn programma’s van het type herstel, massage, capillarisatie en ook pijn. Tijdens dit type programma´s
kunnen frequentievariaties optreden.
A
A Werkfase
222
NL
EEN SIMULATIEPROGRAMMA VOORTZETTEN
B
A
A
B
C
A Het programma afsluiten
en teruggaan
naar de vorige stap
B De stimulatiesessie hervatten
C De huidige fase overslaan
of het
programma afsluiten
A Gemiddelde stimulatie-intensiteit
B Maximale stimulatie-intensiteit
Door tijdens de stimulatie op de knop in het midden van de afstandsbediening of op de Aan-/Uitknop
van een van de modules te drukken, wordt het apparaat onderbroken. Het is dan niet mogelijk de
huidige fase over te slaan of het programma af te sluiten.
Afhankelijk van het programma kunnen statistieken over de maximale en gemiddelde intensiteiten
verschijnen.
N.B.: de sessie wordt opnieuw gestart met intensiteiten met een waarde van 80% van die van vóór de
onderbreking.
223
NL
EEN SIMULATIEPROGRAMMA BEËINDIGEN
Aan het eind van de sessie verschijnt een scherm met een vinkje. Door op een willekeurige knop te
drukken, keert u terug naar het menu Favorieten. U schakelt het apparaat uit door de Aan-/Uitknop
op de afstandsbediening gedurende 2 seconden in te drukken. Hierdoor worden tevens alle modules
uitgeschakeld.
Afhankelijk van het programma kunnen statistieken over de maximale en gemiddelde intensiteiten
verschijnen.
224
NL
OPLADEN
INDICATOR LADINGSNIVEAU VAN DE BATTERIJ
B
A
A Ladingsniveau van de batterij van de module
B Ladingsniveau van de batterij van de afstandsbediening
Het ladingsniveau van de batterij van de module wordt vlak voor het starten van de stimulatiesessie
weergegeven. Het ladingsniveau van de batterij van de afstandsbediening is altijd zichtbaar in de
rechterbovenhoek.
HET DOCKING-STATION AANSLUITEN
Sluit de wisselstroomadapter die met het apparaat is meegeleverd, aan op het docking-station en steek de
adapter in het stopcontact. U wordt sterk aangeraden de batterijen van de afstandsbediening en de modules
helemaal op te laden. Dit bevordert de prestaties en de levensduur.
225
NL
DE AFSTANDSBEDIENING EN DE MODULES OPLADEN
Aan het eind van de stimulatiesessie wordt u sterk aangeraden de afstandsbediening en de modules in het
docking-station te plaatsen om de elementen op te laden.
SP 6.0 en 8.0
FIT 5.0
Plaats hiertoe de afstandsbediening op de bijbehorende connector.
Plaats vervolgens de modules in de hiervoor bedoelde sleuven.
Plaats hiertoe de modulehelft zonder de Aan-/Uitknop (de groene, zie afbeelding) in de locatie die met groen
is aangegeven. Plaats de andere helft in de met blauw aangegeven locatie. Doe hetzelfde voor de andere
modules.
226
NL
De modulehelft zonder de Aan-/Uitknop moet op de kleine connector passen. De module wordt op zijn
plaats geholpen door middel van een magneet en een kleine, verticale markering op de buitenzijde van de
modulehelften. Als u een klik hoort, zit de module goed op zijn plaats.
SP 6.0 en 8.0
FIT 5.0
A
C
B
A
D
A Opladen van de batterij van de
afstandsbediening
B Opladen van de module
C Module is opgeladen
D Geen module aanwezig
Als een module op het docking-station is
geplaatst, wordt dit op het scherm van de
afstandsbediening weergegeven. Zodra de
afstandsbediening en de modules volledig zijn
opgeladen, gaan ze over in de stand-bymodus.
A Opladen van de batterij van de
afstandsbediening
Led knippert: Opladen van de module
Led brandt continu: Module is
opgeladen
Als een module op het docking-station is geplaatst,
wordt de status van de module aangegeven door
een groen ledlampje. Zodra de afstandsbediening
en de modules volledig zijn opgeladen, gaan ze
over in de stand-bymodus.
N.B.: Als het apparaat gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, wordt u aangeraden de batterijen om de
drie maanden tot 50% van hun maximale capaciteit op te laden.
227
NL
UW PERSOONLIJKE ACCOUNT AANMAKEN
Als u zo goed mogelijk gebruik wilt maken van de mogelijkheden van uw apparaat, moet u eerst een account
aanmaken op www.compexwireless.com en volgt u de aanwijzingen op de website.
Functies van de SP 8.0
• Een trainingsschema openen
• Vooraf ingestelde doelen rechtstreeks naar het apparaat downloaden
• Uw eigen doelen maken en deze rechtstreeks naar het apparaat downloaden
• De apparaathistorie (uitgevoerde stimulatieprogramma’s) naar de website uploaden
Zodra een doel naar de afstandsbediening is gedownload, wordt op het eerste scherm dat na inschakelen
van het apparaat verschijnt, de dagelijks uit te voeren taken weergegeven.
Functies van de SP 6.0 en de FIT 5.0
• Een trainingsschema openen
• De apparaathistorie (uitgevoerde stimulatieprogramma’s) naar de website uploaden
228
NL
5 . PR O B LE E M O P L O S S I N G
ELEKTRODESTORING
Op de afstandsbediening wordt het symbool van een elektrode en een losgekoppelde module weergegeven.
Tegelijkertijd knippert er een pijl boven het desbetreffende kanaal (in dit geval kanaal 1).
• Controleer of de elektroden op de juiste manier op de module zijn aangesloten.
• Controleer of de elektroden oud of versleten zijn, of dat het contact slecht is. Probeer het met nieuwe
elektroden.
MODULE BUITEN BEREIK
Op de afstandsbediening wordt het symbool voor ‘buiten bereik’ weergegeven en er knippert een pijl boven
het kanaal waar het probleem is gedetecteerd
(in dit geval kanaal 1).
• Controleer of de module en de afstandsbediening op minder dan 2 meter van elkaar verwijderd zijn.
• Zorg dat u zich niet in een geïsoleerde ruimte bevindt waar obstakels het signaal van de afstandsbediening
kunnen reflecteren.
• Zorg dat u zich in een ruimte bevindt waardoor het signaal van de afstandsbediening goed kan worden
opgevangen.
229
NL
PROBLEEM MET DE SYNCHRONISATIE
Als het synchronisatieproces is onderbroken of om een of andere reden niet kan worden uitgevoerd
(verbinding met afstandsbediening is verbroken, stroomuitval, enz.) kan in sommige gevallen op de
afstandsbediening dit scherm worden weergegeven.
• Maak opnieuw verbinding tussen de afstandsbediening en de computer en start het synchronisatieproces
opnieuw.
GEDRAG VAN DE LEDLAMPJES OP DE MODULE
Het ledlampje knippert afwisselend groen en rood: de module is buiten bereik of wordt niet door de
afstandsbediening herkend.
• Controleer of de afstandsbediening is ingeschakeld.
• Controleer of de module en de afstandsbediening op minder dan 2 meter van elkaar verwijderd zijn.
Het ledlampje is nog steeds rood.
• Controleer of de module is opgeladen.
• Probeer de afstandsbediening en de modules opnieuw te starten.
• Als hierna het ledlampje nog steeds rood is, neemt u dan contact op met de door Compex aangegeven en
goedgekeurde klantenservice.
Het ledlampje wordt niet ingeschakeld.
• Controleer of de module is opgeladen.
• Als hierna het ledlampje nog steeds niet wordt ingeschakeld, neemt u dan contact op met de door
Compex aangegeven en goedgekeurde klantenservice.
230
NL
MODULE IS NIET OPGELADEN
Tijdens de stimulatie kan het voorkomen dat een module niet is opgeladen. In dat geval wordt het symbool
voor een niet-opgeladen batterij weergegeven en er knippert een pijl boven het kanaal waar het probleem is
gedetecteerd (in dit geval kanaal 1).
• Stop de stimulatie en laad de niet-opgeladen module opnieuw op.
• Negeer de niet-opgeladen module en ga zonder module door met de stimulatie.
DE MODULE KOPPELT NIET MET DE AFSTANDSBEDIENING
Tijdens het eerste gebruik kan er een foutmelding verschijnen als de afstandsbediening niet met alle modules
kan koppelen.
• Controleer of de module is opgeladen en herhaal de stap voor het koppelen.
• Als hierna de melding opnieuw verschijnt, neemt u dan contact op met de door Compex aangegeven en
goedgekeurde klantenservice.
STIMULATIE VEROORZAAKT NIET HET GEBRUIKELIJKE GEVOEL
• Controleer of alle instellingen juist zijn en controleer of de elektroden juist geplaatst zijn.
• Wijzig de positie van de elektroden enigszins.
STIMULATIE VEROORZAAKT EEN ONPRETTIG GEVOEL
• De elektroden verliezen hun hechtkracht en maken niet meer voldoende contact met de huid.
• De elektroden zijn versleten en moeten worden vervangen.
• Wijzig de positie van de elektroden enigszins.
231
NL
HET APPARAAT WERKT NIET
• Controleer of de afstandsbediening en de modules zijn opgeladen.
• Probeer de afstandsbediening en de modules opnieuw te starten.
• Als hierna het apparaat nog steeds niet werkt, neemt u dan contact op met de door Compex aangegeven
en goedgekeurde klantenservice.
232
NL
6 . O N DE R H O U D VA N H E T A P PA RAAT
GARANTIE
Zie bijsluiter.
ONDERHOUD
Uw stimulator hoeft niet te worden gekalibreerd en heeft geen periodiek onderhoud nodig. Gebruik voor het
schoonmaken een zachte doek en een schoonmaakmiddel op basis van alcohol en zonder oplosmiddelen.
Gebruik bij het reinigen van het apparaat zo weinig mogelijk vloeistof. Haal de stimulator en de lader niet uit
elkaar; ze bevatten hoogspanningscomponenten die elektrocutie kunnen veroorzaken. Het openen moet
worden uitgevoerd door Compex erkende monteurs of reparatiediensten. Als uw stimulator onderdelen bevat
die er versleten of defect uitzien, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde klantenservicecentrum van
Compex.
OPSLAG, TRANSPORT EN GEBRUIK
OPSLAG EN TRANSPORT
GEBRUIK
TEMPERATUUR
-20 °C tot 45 °C
0 °C tot 40 °C
MAXIMALE RELATIEVE LUCHTVOCHTIGHEID
75%
30% tot 75%
ATMOSFERISCHE DRUK
tussen 700 hPa en 1060 hPa
tussen 700 hPa en 1060 hPa
Niet gebruiken op plaatsen met explosiegevaar.
AFVOEREN
Batterijen moeten worden afgevoerd in overeenstemming met de geldende nationale regelgeving. Elk
product met een WEEE-label (een afvalcontainer met een kruis erdoor) moet worden gescheiden van het
huishoudelijk afval en naar een speciale recyclinginstallatie worden vervoerd.
233
NL
7 . TEC H N IS C H E S P E C I F I C AT I E S
ALGEMENE INFORMATIE
Batterij van de afstandsbediening: Oplaadbare 3.7 V/≥ 1,500 mAh lithium-ion-polymeer (LiPo)-batterij.
Modulebatterij: Oplaadbare 3.7 V/≥ 450 mAh lithium-ion-polymeer (LiPo)-batterij.
SP 6.0, 8.0, FIT 5.0 AC-voedingsadapter: Alleen 5 V/3,5 A wisselstroomvoedingsadapters met het
referentienummer 64902X kunnen worden gebruikt om het apparaat op te laden.
NEUROSTIMULATIE
Alle opgegeven elektrische specificaties gelden voor een weerstand van 500 tot 1000 ohm per kanaal.
Uitgang: vier onafhankelijke en individueel instelbare kanalen, elektrisch van elkaar geïsoleerd.
Pulsvorm: constante, rechthoekige stroom met gecompenseerde impulsen om elk gelijkstroomelement van
een continue stroom uit te sluiten om restpolarisatie van de huid te vermijden.
Maximale pulsintensiteit: 120 mA.
Verhoging van de pulsintensiteit: handmatige instelling van stimulatie-intensiteit tussen 0 en 999 (energie) in
stappen van minimaal 0,25 mA.
Pulsduur: tussen de 50 en 400 μs.
Maximale hoeveelheid elektriciteit per puls: 96 microcoulomb
(2 x 48 μC, gecompenseerd).
Maximale stijgtijd van een impuls: 3 μs (20%-80% van de maximale stroom).
Frequentie van de impulsen: 1 tot 150 Hz.
234
NL
RF-GEGEVENS
Frequentieband transmissie: 2,4 GHz ISM
De eigenschappen van het type en de frequentie van de modulatie: GFSK, +/-320 kHz afwijking
Effectief emissievermogen: 4.4 [dBm]
NORMEN
Om uw veiligheid te waarborgen, is de stimulator ontworpen, gefabriceerd en gedistribueerd in
overeenstemming met de voorwaarden van de geamendeerde Europese Richtlijn 93/42/EEG betreffende
medische hulpmiddelen.
De stimulator voldoet tevens aan de normen IEC 60601-1 betreffende de algemene veiligheid van medischelektrische hulpmiddelen, IEC 60601-1-2 betreffende elektromagnetische compatibiliteit en IEC 60601-2-10
betreffende speciale veiligheidseisen voor zenuw- en spierstimulatoren
In overeenstemming met de geldende internationale normen moet een waarschuwing worden gegeven over
het aanbrengen van elektroden op de thorax (verhoogde kans op hartfibrillatie).
De stimulator voldoet tevens aan Richtlijn 2002/96/EEG betreffende elektronische apparatuur en elektronisch
afval (WEEE).
INFORMATIE OVER ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT (EMC)
De Compex is ontworpen voor gebruik in normale woonomgevingen, goedgekeurd in overeenstemming met
veiligheidsnorm EMC EN 60601-1-2.
Dit apparaat zendt slechts zeer zwakke golven in het radiospectrum (RF) uit en de kans op storing van
nabijgelegen elektronische apparatuur
(radio’s computers, telefoons, enz.) is gering.
De Compex is ontworpen om de gebruikelijke storingen te weerstaan van elektrostatische ontladingen,
magnetische velden van de stroomvoorziening en apparaten die radiogolven uitzenden.
Het kan echter niet worden gegarandeerd dat de stimulator geen invloed ondervindt van krachtige RF-velden
(radiofrequentie) afkomstig van andere bronnen.
Neem contact op met Compex voor meer informatie over elektromagnetische emissie en immuniteit.
235
NL
8 . EM C -TA B EL
Voor de Compex Stimulator zijn speciale voorzorgsmaatregelen vereist wat betreft de EMC. De stimulator
moet worden geïnstalleerd en in bedrijf worden gesteld volgens de informatie bij de EMC in deze handleiding.
Alle draadloze apparaten met RF-transmissie kunnen de Compex Stimulator beïnvloeden. Het gebruik van
toebehoren, sensoren en kabels anders dan door de fabrikant gespecificeerd, kan leiden tot meer straling of
kan de weerstand van de Compex Stimulator verminderen.
De Compex Stimulator mag niet worden gebruikt naast of boven op ander apparatuur. Indien gebruik naast
of boven op andere apparatuur noodzakelijk is, moet de juiste werking van de Compex Stimulator binnen de
context van de gebruikte opstelling worden gecontroleerd.
AANBEVELINGEN EN VERKLARING VAN DE FABRIKANT BETREFFENDE
ELEKTROMAGNETISCHE STRALING
De Compex Stimulator is bedoeld voor gebruik in de hieronder beschreven elektromagnetische omgeving.
De klant of gebruiker van de Compex Stimulator moet ervoor zorgen dat het apparaat in deze omgeving wordt gebruikt
OVEREENSTEMMING
ELEKTROMAGNETISCHE OMGEVING
- HANDLEIDING
RF-emissies
CISPR 11
Groep 1
De Compex Stimulator gebruikt
RF-energie alleen voor de interne
functie. De RF-emissies zullen daarom
wellicht geen storingen veroorzaken met
eventuele aangrenzende elektrische
apparaten (radio’s, computers, telefoons,
enz.).
RF-emissies
CISPR 11
Klasse B
Harmonische emissies
IEC 61000-3-2
Klasse A
Spanningsschommelingen /
emissie-oscillaties
IEC 61000-3-3
Niet van toepassing
EMISSIETEST
Compex Stimulator is geschikt voor
gebruik in elke andere vestiging dan een
privéwoning of een plaats die direct is
aangesloten op de laagspanningsstroom
die residentiële gebouwen van stroom
voorziet.
236
NL
AANBEVELINGEN EN VERKLARING VAN DE FABRIKANT BETREFFENDE
ELEKTROMAGNETISCHE IMMUNITEIT
De Compex Stimulator is ontwikkeld voor gebruik in de hieronder beschreven elektromagnetische omgeving. De koper
of gebruiker van de Compex Stimulator moet ervoor zorgen dat het apparaat wordt gebruikt in deze aanbevolen omgeving.
IMMUNITEITSTEST
IEC 60601-TESTNIVEAU
WAARNEMINGS¬NIVEAU
ELEKTROMAGNETISCHE
OMGEVING AANBEVELINGEN
Elektrostatische ontlading (DES)
CEI 61000-4-2
±6 kV bij het contact
±8 kV in lucht
±6 kV bij het contact
±8 kV in lucht
De vloer moet van hout, beton
of keramische tegels zijn.
Als vloeren bedekt zijn met
synthetisch materiaal
moet de relatieve vochtigheid
op minstens 30% blijven.
Snelle elektrische transiënten/
bursts
CEI 61000-4-4
±2 kV voor
netstroom-kabels
± 1 kV voor ingangs/
uitgangs-kabels
±2 kV voor
netstroom-kabels
De kwaliteit van de netstroom
moet voldoen aan de
kwaliteitsvereisten voor een
standaard commerciële of
ziekenhuisomgeving.
Schokgolven
CEI 61000-4-5
±1 kV differentiële
modus
N/A
±1 kV differentiele
modus
Gedeelde modus ± 2 kV
De kwaliteit van de netstroom
moet voldoen aan de
kwaliteitsvereisten voor een
standaard commerciële of
ziekenhuisomgeving.
Spanningsdalingen, korte
onderbrekingen
en spanningsschommelingen op
netstroomkabels
CEI 61000-4-11
<5 % VT
(dalingen >95 % de UT)
voor 0,5 cyclus
<40 % VT
(dalingen >60 % de UT)
voor 5 cycli
<70 % VT
(dalingen >30 % de UT)
voor 25 cycli
<5 % VT
(dalingen >95 % de UT)
gedurende 5 seconden
<5 % VT
(dalingen >95 % de UT)
voor 0,5 cyclus
<40 % VT
(dalingen >60 % de UT)
voor 5 cycli
<70 % VT
(dalingen >30 % de UT)
voor 25 cycli
<5 % VT
(dalingen >95 % de UT)
gedurende 5 seconden
De kwaliteit van de netstroom
moet voldoen aan de
kwaliteitsvereisten voor een
standaard commerciële of
ziekenhuisomgeving. Als de
Compex Stimulator-gebruiker
een doorlopend gebruik vereist
tijdens stroomstoringen, is
het aanbevolen de Compex
Stimulator van stroom te
voorzien door een UPS of een
batterij.
3 A/m
Magnetische velden bij de
hoofdfrequentie moet een
niveau hebben dat kenmerkend
is voor een standaardlocatie in
een standaard commerciële of
ziekenhuisomgeving.
Magnetisch veld op
rasterfrequentie (50/60 Hz)
CEI 61000-4-8
3 A/m
OPMERKING: VT is de netstroomspanning voordat het testniveau wordt toegepast.
237
NL
AANBEVELINGEN EN VERKLARING VAN DE FABRIKANT
BETREFFENDE ELEKTROMAGNETISCHE IMMUNITEIT
De Compex Stimulator is ontwikkeld voor gebruik in de hieronder beschreven elektromagnetische omgeving. De koper of gebruiker
van de Compex Stimulator moet ervoor zorgen dat het apparaat wordt gebruikt in deze aanbevolen omgeving.
IMMUNITEITSTEST
Geleide RF
IEC 61000-4-6
Uitgestraalde RF
IEC 61000-4-3
IEC 60601TESTNIVEAU
3 Vrms
150 kHz tot
80 MHz
3 V/m
80 MHz tot
2,5 GHz
WAARNEMINGSNIVEAU
ELEKTROMAGNETISCHE OMGEVING AANBEVELINGEN
Draagbare en mobiele RF-communicatieapparaten
mogen, met betrekking tot de Compex Stimulator en
de bedrading, alleen worden gebruikt op een afstand
die niet kleiner is dan de afstand die is aanbevolen
en berekend met de geschikte vergelijking voor de
frequentie van de zender.
Aanbevolen afstand
d = 1,2 √P
d = 1,2 √P 80 MHz tot 800 MHz
3 Vrms
3 V/m
d = 2,3 √P 800 MHz tot 2,5 GHz
waarbij P het20xx
maximale uitgangsvermogen van het
zendapparaat is in watt (W) volgens de specificaties
van de fabrikant en waarbij d de aanbevolen afstand in
meter (m) is.
De veldintensiteit van de vaste RF-zendapparaten,
zoals vastgesteld door middel van een
elektromagnetisch onderzoek a moet lager zijn dan het
waarnemingsniveau in elk frequentiebereikb.
Er kan storing optreden in de buurt van een apparaat
dat door het volgende symbool is geïdentificeerd:
OPMERKING 1 Bij 80 MHz en 800 MHz is de hoogste frequentieamplitude van toepassing.
OPMERKING 2 Deze richtlijnen zijn wellicht niet in alle situaties van toepassing. Elektromagnetische golfvoortplanting wordt gewijzigd door
absorptie en reflectie door gebouwen, objecten en personen.
a De veldintensiteit van vaste zendapparaten, zoals basisstations van mobiele telefoons (mobiel/draadloos) en mobiele radio’s,
amateurradio’s, radio-uitzendingen via AM en FM en tv-uitzendingen kunnen niet nauwkeurig worden voorspeld. Het kan daarom nodig
zijn een analyse te overwegen van de elektromagnetische omgeving van de locatie voor het berekenen van de elektromagnetische
omgeving die komt van vaste RF-zenders. Als de veldintensiteit die is gemeten in de omgeving waar de Compex Stimulator zich bevindt,
het geschikte RF-waarnemingsniveau, zoals hierboven vermeld, overschrijdt, moet de Compex Stimulator worden bewaakt om zeker
te zijn dat het apparaat goed werkt. In het geval van een abnormale werking, kunnen nieuwe maatregelen worden opgelegd, zoals het
opnieuw uitlijnen of verplaatsen van de Compex Stimulator.
LATEX
b Boven de frequentieamplitude van 150 kHz tot 80 MHz, moet de veldintensiteit < FREE
3 V/m zijn.
REF
238
NL
AANBEVOLEN AFSTAND TUSSEN EEN DRAAGBAAR EN MOBIEL COMMUNICATIEAPPARAAT
EN DE Compex Stimulator
De Compex Stimulator is bedoeld voor gebruik in een elektromagnetische omgeving waarin uitgestraalde RF-golven worden
bewaakt. De koper of gebruiker van de Compex Stimulator kan helpen elektromagnetische storing te voorkomen door een
minimumafstand tussen de draagbare en mobiele RF-communicatieapparaten (zenders) en de Compex Stimulator te behouden
in overeenstemming met de onderstaande tabel met aanbevelingen en conform het maximale uitgangsvermogen van het
telecommunicatie-apparaat.
AFSTAND VOLGENS DE FREQUENTIE VAN DE ZENDER IN M
MAXIMUM UITGANGSVERMOGEN
ZENDER IN W
VAN 150 KHZ
TOT 80 MHZ
D = 1,2 √P
VAN 80 KHZ
TOT 800 MHZ
D = 1,2 √P
VAN 800 MHZ
TOT 2,5 GHZ
D = 2,3 √P
0,01
0,12
0,12
0,23
0,1
0,38
0,38
0,73
1
1,2
1,2
2,3
10
3,8
3,8
7,3
100
12
12
23
In het geval van zenders waarvan het maximale uitgangsvermogen niet in de bovenstaande tabel wordt weergegeven, kan de
aanbevolen afstand van d in meter (m) worden berekend met de geschikte vergelijking voor de zenderfrequentie, waarbij P het
maximale uitgangsvermogen van de zender is in watt (W), zoals bepaald door de zenderfabrikant
OPMERKING 1 Bij 80 MHz en 800 MHz is de afstand voor de hoogste frequentieamplitude van toepassing.
OPMERKING 2 Deze richtlijnen zijn wellicht niet in alle situaties van toepassing. Elektromagnetische golfvoortplanting wordt
gewijzigd door absorptie en reflectie door gebouwen, objecten en personen.
239