Compex RUNNER Snelstartgids

Type
Snelstartgids
43
REGELS VOOR HET GEBRUIK
1. PLAATS VAN DE ELEKTRODEN
Optimaal resultaat wordt bereikt bij gebruik van de aanbevolen elektrodeposities.
Aan de beide uiteinden van de kabel moeten verschillende elektroden worden bevestigd.
NB Het komt af en toe voor dat grote dubbele elektroden zodanig worden gebruikt dat er geen verbinding tot stand komt.
Het is voor een eectieve behandeling belangrijk om elektroden van de juiste grootte (klein of groot) te gebruiken en ze
correct op de te stimuleren spiergroep te plaatsen. Gebruik daarom altijd de in de illustratie aangegeven elektrodemaat.
Probeer zo nodig de best mogelijke positie te vinden door de elektrode zo lang over de spier te verplaatsen tot u het punt
met de beste contractie of het beste comfort hebt gevonden.
Voor TENS-programma’s geldt in het algemeen dat het pijnlijke gebied met de elektrode moet worden afgedekt.
NB Onnauwkeurige plaatsing van de elektroden leidt tot minder eectieve sessies maar is ongevaarlijk.
2. LICHAAMSHOUDING TIJDENS STIMULATIE
De lichaamshouding varieert met de te stimuleren spiergroep en het programma dat u gebruikt.
Bij programma’s die krachtige spiercontracties (tetanische contracties) veroorzaken, wordt aanbevolen de spier isometrisch
te stimuleren. Hierbij moet u de uiteinden van de gestimuleerde ledematen tegenhouden. Deze positie biedt de meeste
weerstand tegen beweging en voorkomt verkorting van de spieren tijdens de contractie, waardoor kramp zou kunnen
ontstaan. Het stimuleren van de quadriceps (dijbeenspier) moet u bijvoorbeeld zittend doen terwijl de enkels worden
tegengehouden, om te verhinderen dat de knieën gestrekt worden.
Bij programmatypes die geen krachtige spiercontracties veroorzaken maar slechts kleine spiertrekkingen of tintelingen, neemt
u de houding in de illustratie aan en blijft u in een comfortabele houding.
44
NL
3. AANPASSEN VAN DE STIMULATIE-INTENSITEITEN
Het aantal gebruikte spiervezels in een gestimuleerde spier hangt af van de stimulatie-intensiteit.
Bij programma’s die krachtige spiercontracties (tetanische contracties) veroorzaken, moet u de maximale stimulatie-
intensiteiten (tot 999) gebruiken die u nog kunt verdragen, om het maximale aantal spiervezels te stimuleren. Hoe groter het
aantal gestimuleerde vezels, des te groter de verbetering van een spier.Tijdens een sessie moet daarom worden geprobeerd
om de intensiteit om de drie à vijf contracties te verhogen.
Bij andere soorten programma’s, zoals voor herstel, massage, spierpijn, die slechts kleine spiertrekkingen veroorzaken, moet
u de stimulatie-intensiteiten geleidelijk verhogen totdat de spiertrekkingen duidelijk zichtbaar zijn.
Bij TENS en programma’s voor acute tendinitis en enkelverstuiking moet u de intensiteiten geleidelijk verhogen tot u een
tintelend gevoel onder de elektroden waarneemt.
4. VOORTGANG VAN STIMULATIECYCLI
Het is aan te bevelen met de eerste cyclus te beginnen en naar het volgende niveau te gaan wanneer de cyclus is afgesloten,
normaliter na vier à zes weken, bij drie sessies per week. Het is ook van belang dat tijdens de sessies aanzienlijke stimulatie-
intensiteiten zijn bereikt voordat u verdergaat met een andere cyclus.
Aan het einde van de cyclus kunt u een nieuwe cyclus starten of een onderhoudstraining doen, met één sessie per week.
45
BEGINNEN MET HET GEBRUIK VAN UW COMPEX
Voor optimaal gebruik van uw Compex, klik op de deze link: www.compex.info
De Gebruikershandleiding kan worden gedownload op: www.compex.info/support
1. BESCHRIJVING VAN HET APPARAAT
A
B
C
DE
F
G
H
A Aan/uit-knop
B Stekkers voor de vier stimulatiekabels
C Stimulatiekabels
D +/- knoppen voor de vier stimulatiekanalen
E Met de I-knop kunt u:
• de intensiteiten op meerdere kanalen tegelijk verhogen
• de laatstgebruikte programma oproepen
F Laadaansluiting (schuif de rode afdekking naar rechts om de laadaansluiting bloot te leggen)
G Batterijvak
H Houder voor riemclip
46
NL
2. AANSLUITEN VAN DE KABELS
COMPEX
NB De MI-sensorkabel kan op alle aansluitingen van de stimulator worden aangesloten.
3. SELECTIE VAN TAAL, CONTRAST EN VOLUME
A B C D E
B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om de gewenste taal in te stellen.
C Druk op de +/- knop van kanaal 2 om het schermcontrast in te stellen.
D Druk op de +/- knop van kanaal 3 om het volume in te stellen.
E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om de achtergrondverlichting in te
stellen.
A Druk op de aan/uit-knop om uw keuzes te bevestigen en op te slaan.
De instellingen worden onmiddellijk toegepast.
Dit instellingenscherm kan vervolgens worden opgeroepen door het apparaat uit te schakelen en de aan/uit-knop langer dan
twee seconden ingedrukt te houden.
4. EEN CATEGORIE KIEZEN
A B E
NB De volgende schermen zijn algemene voorbeelden, maar ze werken
op dezelfde manier, ongeacht welk apparaat u hebt.
A Druk op de aan/uit-knop om het apparaat uit te schakelen.
B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om een categorie te selecteren.
E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om uw selectie te bevestigen.
47
5. EEN PROGRAMMA SELECTEREN
A B E
A Druk op de aan/uit-knop om terug te keren naar het vorige scherm.
B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om een programma te selecteren.
E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om de selectie te bevestigen.
6. INDIVIDUALISEREN VAN EEN PROGRAMMA
A B C D E
NB Niet alle programma’s beschikken over een personalisatiescherm
A Druk op de aan/uit-knop om terug te keren naar het vorige scherm.
B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om de spiergroep die u wilt
stimuleren te selecteren.
C Druk op de +/- knop van kanaal 2 om de warming-up over te slaan.
D Druk op de +/- knop van kanaal 3 om de stimulatie cyclus te selecteren.
E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om de selectie te bevestigen en de stimulatiesessie te beginnen.
NB Als de MI-sensorkabel is aangesloten, wordt de spiergroep automatisch geselecteerd.
NB Het wordt aanbevolen met de eerste cyclus te beginnen en de cyclus te wijzigen wanneer deze is voltooid, normaliter na
vier à zes weken bij drie sessies per week. Het is ook van belang dat tijdens de sessies aanzienlijke stimulatie-intensiteiten
zijn bereikt voordat u verdergaat met een andere cyclus. Aan het einde van de cyclus kunt u een nieuwe cyclus starten of een
onderhoudstraining uitvoeren, met een sessie per week.
48
NL
7. STARTEN VAN EEN PROGRAMMA
A B C D E
NB Als de MI-sensorkabel is aangesloten, begint de MI-scantest
onmiddellijk nadat het programma is geselecteerd. Aan het einde van de
test moeten de intensiteiten worden verhoogd om het programma
te starten.
A Druk op de aan/uit-knop om het apparaat in de pauzestand te zetten.
BCDE De vier kanalen knipperen van + tot 000. De stimulatie-intensiteit
moet worden verhoogd om stimulatie te kunnen starten. Druk daartoe op de + knoppen van de desbetreende kanalen
totdat de gewenste instelling is bereikt.
8. EINDE VAN EEN PROGRAMMA
A
A Om de stimulator te stoppen, drukt u op de aan/uit-knop.
Raadpleeg de instructie voor een meer gedetailleerde beschrijving van de
handelingen in deze beknopte handleiding.

Documenttranscriptie

REGELS VOOR HET GEBRUIK 1. PLAATS VAN DE ELEKTRODEN Optimaal resultaat wordt bereikt bij gebruik van de aanbevolen elektrodeposities. Aan de beide uiteinden van de kabel moeten verschillende elektroden worden bevestigd. NB Het komt af en toe voor dat grote dubbele elektroden zodanig worden gebruikt dat er geen verbinding tot stand komt. Het is voor een effectieve behandeling belangrijk om elektroden van de juiste grootte (klein of groot) te gebruiken en ze correct op de te stimuleren spiergroep te plaatsen. Gebruik daarom altijd de in de illustratie aangegeven elektrodemaat. Probeer zo nodig de best mogelijke positie te vinden door de elektrode zo lang over de spier te verplaatsen tot u het punt met de beste contractie of het beste comfort hebt gevonden. Voor TENS-programma’s geldt in het algemeen dat het pijnlijke gebied met de elektrode moet worden afgedekt. NB Onnauwkeurige plaatsing van de elektroden leidt tot minder effectieve sessies maar is ongevaarlijk. 2. LICHAAMSHOUDING TIJDENS STIMULATIE De lichaamshouding varieert met de te stimuleren spiergroep en het programma dat u gebruikt. Bij programma’s die krachtige spiercontracties (tetanische contracties) veroorzaken, wordt aanbevolen de spier isometrisch te stimuleren. Hierbij moet u de uiteinden van de gestimuleerde ledematen tegenhouden. Deze positie biedt de meeste weerstand tegen beweging en voorkomt verkorting van de spieren tijdens de contractie, waardoor kramp zou kunnen ontstaan. Het stimuleren van de quadriceps (dijbeenspier) moet u bijvoorbeeld zittend doen terwijl de enkels worden tegengehouden, om te verhinderen dat de knieën gestrekt worden. Bij programmatypes die geen krachtige spiercontracties veroorzaken maar slechts kleine spiertrekkingen of tintelingen, neemt u de houding in de illustratie aan en blijft u in een comfortabele houding. 43 NL 3. AANPASSEN VAN DE STIMULATIE-INTENSITEITEN Het aantal gebruikte spiervezels in een gestimuleerde spier hangt af van de stimulatie-intensiteit. Bij programma’s die krachtige spiercontracties (tetanische contracties) veroorzaken, moet u de maximale stimulatieintensiteiten (tot 999) gebruiken die u nog kunt verdragen, om het maximale aantal spiervezels te stimuleren. Hoe groter het aantal gestimuleerde vezels, des te groter de verbetering van een spier.Tijdens een sessie moet daarom worden geprobeerd om de intensiteit om de drie à vijf contracties te verhogen. Bij andere soorten programma’s, zoals voor herstel, massage, spierpijn, die slechts kleine spiertrekkingen veroorzaken, moet u de stimulatie-intensiteiten geleidelijk verhogen totdat de spiertrekkingen duidelijk zichtbaar zijn. Bij TENS en programma’s voor acute tendinitis en enkelverstuiking moet u de intensiteiten geleidelijk verhogen tot u een tintelend gevoel onder de elektroden waarneemt. 4. VOORTGANG VAN STIMULATIECYCLI Het is aan te bevelen met de eerste cyclus te beginnen en naar het volgende niveau te gaan wanneer de cyclus is afgesloten, normaliter na vier à zes weken, bij drie sessies per week. Het is ook van belang dat tijdens de sessies aanzienlijke stimulatieintensiteiten zijn bereikt voordat u verdergaat met een andere cyclus. Aan het einde van de cyclus kunt u een nieuwe cyclus starten of een onderhoudstraining doen, met één sessie per week. 44 BEGINNEN MET HET GEBRUIK VAN UW COMPEX Voor optimaal gebruik van uw Compex, klik op de deze link: www.compex.info De Gebruikershandleiding kan worden gedownload op: www.compex.info/support 1. BESCHRIJVING VAN HET APPARAAT H A E D F B G C A Aan/uit-knop B Stekkers voor de vier stimulatiekabels C Stimulatiekabels D +/- knoppen voor de vier stimulatiekanalen E Met de I-knop kunt u: • de intensiteiten op meerdere kanalen tegelijk verhogen • de laatstgebruikte programma oproepen F Laadaansluiting (schuif de rode afdekking naar rechts om de laadaansluiting bloot te leggen) G Batterijvak H Houder voor riemclip 45 NL 2. AANSLUITEN VAN DE KABELS COMPEX NB De MI-sensorkabel kan op alle aansluitingen van de stimulator worden aangesloten. 3. SELECTIE VAN TAAL, CONTRAST EN VOLUME B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om de gewenste taal in te stellen. C Druk op de +/- knop van kanaal 2 om het schermcontrast in te stellen. D Druk op de +/- knop van kanaal 3 om het volume in te stellen. E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om de achtergrondverlichting in te stellen. A Druk op de aan/uit-knop om uw keuzes te bevestigen en op te slaan. A B C D E De instellingen worden onmiddellijk toegepast. Dit instellingenscherm kan vervolgens worden opgeroepen door het apparaat uit te schakelen en de aan/uit-knop langer dan twee seconden ingedrukt te houden. 4. EEN CATEGORIE KIEZEN NB De volgende schermen zijn algemene voorbeelden, maar ze werken op dezelfde manier, ongeacht welk apparaat u hebt. A Druk op de aan/uit-knop om het apparaat uit te schakelen. B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om een categorie te selecteren. E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om uw selectie te bevestigen. A B E 46 5. EEN PROGRAMMA SELECTEREN A Druk op de aan/uit-knop om terug te keren naar het vorige scherm. B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om een programma te selecteren. E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om de selectie te bevestigen. A B A B E 6. INDIVIDUALISEREN VAN EEN PROGRAMMA NB Niet alle programma’s beschikken over een personalisatiescherm A Druk op de aan/uit-knop om terug te keren naar het vorige scherm. B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om de spiergroep die u wilt stimuleren te selecteren. C Druk op de +/- knop van kanaal 2 om de warming-up over te slaan. C D E D Druk op de +/- knop van kanaal 3 om de stimulatie cyclus te selecteren. E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om de selectie te bevestigen en de stimulatiesessie te beginnen. NB Als de MI-sensorkabel is aangesloten, wordt de spiergroep automatisch geselecteerd. NB Het wordt aanbevolen met de eerste cyclus te beginnen en de cyclus te wijzigen wanneer deze is voltooid, normaliter na vier à zes weken bij drie sessies per week. Het is ook van belang dat tijdens de sessies aanzienlijke stimulatie-intensiteiten zijn bereikt voordat u verdergaat met een andere cyclus. Aan het einde van de cyclus kunt u een nieuwe cyclus starten of een onderhoudstraining uitvoeren, met een sessie per week. 47 NL 7. STARTEN VAN EEN PROGRAMMA NB Als de MI-sensorkabel is aangesloten, begint de MI-scantest onmiddellijk nadat het programma is geselecteerd. Aan het einde van de test moeten de intensiteiten worden verhoogd om het programma te starten. A Druk op de aan/uit-knop om het apparaat in de pauzestand te zetten. BCDE De vier kanalen knipperen van + tot 000. De stimulatie-intensiteit A B C D E moet worden verhoogd om stimulatie te kunnen starten. Druk daartoe op de + knoppen van de desbetreffende kanalen totdat de gewenste instelling is bereikt. 8. EINDE VAN EEN PROGRAMMA A Om de stimulator te stoppen, drukt u op de aan/uit-knop. Raadpleeg de instructie voor een meer gedetailleerde beschrijving van de handelingen in deze beknopte handleiding. A 48
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56

Compex RUNNER Snelstartgids

Type
Snelstartgids