Pottinger VITASEM 302 ADD Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Handleiding
NL
+
INSTRUCTIES VOOR DE OVERDRACHT VAN MACHINES . . . pagina 3
"Vertaling van de originele handleiding"
Nr.
99 8632.NL.80Q.0
Rijenzaaimachine
(Type 8632 :
Chassis-Nr: + . . 01913 / MaschNr: + . . 02913
)
(Type 8633 :
Chassis-Nr: + . . 00058 / MaschNr: + . . 01058
)
1500_NL-BLADZIJDE2
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
De productaansprakelijkheid verplicht de producent en de dealer de handleiding bij de verkoop van machines beschikbaar te stell
en.
Bovendien moet de gebruiker bij de machine worden geïnstrueerd omtrent bedienings-, veiligheids- en onderhoudsvoorschriften.
Het feit dat de machine en de handleiding volgens de voorschriften zijn afgeleverd, dient te worden bevestigd.
Hiervoor dient het
document A
ondertekend te worden toegestuurd aan de firma Pöttinger of via internet (www.poettinger.at) te worden verstuurd.
Document B
blijft bij de dealer die de machine levert.
Document C
is voor de klant.
Iedere landbouwkundige is ondernemer in de zin van de productaansprakelijkheidswet.
Materiële schade in de zin van de productaansprakelijkheidswet is schade die door een machine wordt veroorzaakt, maar niet aan
de machine wordt veroorzaakt; voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van euro 500,-
Zakelijke materiële schade in de zin van de productaansprakelijkheidswet is uitgesloten.
Attentie!
Als de machine van eigenaar wisselt, dient de handleiding te worden doorgegeven. De nieuwe gebruiker moet volgens
de voorschriften worden geïnstrueerd.
Pöttinger - Vertrouwen binnen handbereik - sinds 1871
Kwaliteit is een waarde die rendeert. Daarom beschikken wij over de hoogste kwaliteitsstandaarden voor onze producten. Deze
worden door ons eigen kwaliteitsmanagement en door onze bedrijfsleiding permanent gecontroleerd. Want veiligheid, probleemloos
functioneren, hoogste kwaliteit en absolute betrouwbaarheid van onze machine tijdens het gebruik vormen onze kerncompetenties,
waarvoor wij staan.
Omdat wij permanent werken aan de ontwikkeling van onze producten, kan deze handleiding afwijken van het product. Er kunnen
daarom geen rechten worden ontleend aan de gegevens, afbeeldingen en beschrijvingen. Bindende informatie omtrent bepaalde
eigenschappen van de machine dient bij de service-dealer te worden opgevraagd.
Wij vragen om begrip voor het feit dat wijzigingen in de leveringsomvang, wat betreft de vorm, uitrusting en techniek mogelijk
zijn.
Nadruk, vertaling en kopieën in welke vorm dan ook, ook als samenvatting, zijn alleen toegestaan met schriftelijke toestemming
van Pöttinger Landtechnik GmbH.
Alle auteursrechten blijven Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges.m.b.H. uitdrukkelijk voorbehouden.
© Pöttinger Landtechnik GmbH – 31 oktober 2012
Vind extra informatie over uw machine op PÖTPRO:
U bent op zoek naar passende onderdelen of accessoires voor uw machine? Geen probleem, hier vindt u alle benodigde informatie.
QR-code op het typeplaatje van de machine scannen of op www.poettinger.at/poetpro
QR-code op het typeplaatje van de machine scannen of op www.poettinger.at/poetpro
Als u toch niet kunt vinden wat u nodig heeft, kunt u altijd terecht bij uw service-dealer. Hij adviseert u graag.
Document
D
NL-0600 Dokum D Anbaugeräte
- 3 -
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
NL
T
Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd. Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas, veiligheidsinrichtingen
en
handleidingen zijn aanwezig.
T
De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding met de gebru
iker
besproken en uitgelegd.
T
Bandenspanning gecontroleerd
T
Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
T
Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
T
Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel aangepast: Driepuntsbevestiging
T
Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
T
Proefgedraaid met de machine en geen gebreken geconstateerd.
T
Tijdens het proefdraaien de werking van de machine uitgelegd.
T
Het zwenken in werk- en transportstand uitgelegd.
T
Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
T
Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de handleiding goed te lezen.
Aankruisen hetgeen van toepassing is.
X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVER
DRACHT VAN MACHINES
T
X
T
X
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
-
Document A
getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden verstuurd.
-
Document B
blijft bij de dealer en
-
Document C
is voor de gebruiker.
- 4 -
1400-NL INHALT_8632
INHOUDSOPGAVE
NL
Inhoudsopgave
VEILIGHEID
Veiligheidsaanwijzingen .............................................7
PRESTATIEBESCHRIJVING
Overzicht....................................................................8
Varianten ....................................................................8
WAARSCHUWINGSTEKENS
CE-kenmerk ...............................................................9
Waarschuwingspictogrammen ..................................9
Betekenis van de waarschuwingstekens
...................9
TECHNISCHE GEGEVENS
Machine korte beschrijving
......................................11
Technische gegevens ..............................................11
Uitrusting .................................................................12
Aanvullende veiligheidsaanwijzingen voor VITASEM
ADD .........................................................................12
Extra uitrusting.........................................................12
TREKKER VOORWAARDEN
Trekker .....................................................................13
Ballastgewichten .....................................................13
Hefinrichting (driepuntskoppeling) ...........................13
Noodzakelijke hydrauliekaansluitingen
....................13
Noodzakelijke stroomaansluitingen .........................13
AAN- EN AFBOUW
Laden .......................................................................14
Aanbouw
..................................................................14
Afbouw bij mechanischem topstang .......................14
Afbouw bij hydraulische topstang ..........................15
Transportpositie .......................................................15
IN GEBRUIK NEMEN VAN DE BESTURING
Aansluiting van de besturingscomponenten ...........16
Compass-terminal ...................................................16
Power Control- en Isobus-terminal .........................16
COMPASS TERMINAL
Prestatiekenmerken van de terminal .......................17
In gebruik nemen .....................................................18
COMPASS-terminal .................................................18
Weergaven en functies ............................................18
Kalibreren (standaard)
..............................................21
Kalibreren (elektrische
zaadhoeveelheidverstelling).....................................22
Basisinstelling ..........................................................23
Alarmmeldingen .......................................................30
Voorbeelden voor het aanleggen van een rijpad .....31
ARTIS - BESTURING
Schakelpaneel .........................................................32
Functie van de toetsen ............................................33
Menu's ....................................................................34
Werkmenu ...............................................................34
Set-menu ................................................................36
1. Zaadbibliotheek ...................................................36
1.1 Zaaigoed bewerken ...........................................37
1.1.1 Wijzigingsbeeldscherm ...................................37
2. Kalibreren/afdraaien ............................................38
3. Rijpadschakeling .................................................40
4. Parameter van de voordosering ..........................42
5. Alarmmeldingen ...................................................42
6. Noodbediening "Handmatige dosering" .............43
7. 100 meter testafstand..........................................44
DATA-menu ..............................................................45
TEST-menu .............................................................46
Configuratie-menu ...................................................47
Systeem-menu ........................................................48
Alarm- en waarschuwingsmeldingen .....................49
Aanwijzingen: ...........................................................51
ISOBUS - TERMINAL
Schakelpaneel .........................................................52
Menupunten in het startmenu .................................52
Functies in het WORK-menu ..................................53
Instellingen in het SET-menu ...................................56
1. Zaadbibliotheek ...................................................56
1.1 Zaaigoed-instellingen wijzigen ..........................57
2. Kalibreren/afdraaien ............................................58
3. Rijpadschakeling .................................................60
4. Parameters van de voordosering ........................62
5. Alarmmeldingen ...................................................62
6. Noodbediening "Handmatige dosering" .............63
7. 100 meter testafstand..........................................64
8. Work-menu aanpassing .......................................64
Functies in het DATA-menu .....................................65
Functies in het TEST-menu ......................................66
Configuratiemenu ....................................................67
Alarm- en waarschuwingsmeldingen .....................68
Aanwijzingen ............................................................70
GEBRUIK
Aanwijzingen bij gebruik ..........................................71
Hectareteller ...........................................................72
Vulplatform...............................................................72
Zaadbak vullen ........................................................73
Zaadbak legen ........................................................74
Zaadbak reinigen .....................................................75
Instelling van resthoeveelheidsmelder
.....................75
SEED COMPLETE
Seed Complete (Optie) ............................................76
Aanbouw
..................................................................76
Voorbereiding voor CCI.Control ..............................77
GEBRUIK onder CCI.Control ...................................78
Zaaimachinebesturing: algemeen............................80
Zaaimachinebesturing: variabele
uitstrooihoeveelheden voor het zaaigoed
................81
CCI.Command .........................................................82
Gebruik met CCI.Command ....................................85
Zaaimachinebesturing: met
deelbreedteschakeling.............................................86
CCI.GPS ..................................................................90
App activeren
...........................................................91
Wisselen tussen apps .............................................92
Aansluitschema: Seed Complete met Pöttinger GPS-
antenne ....................................................................93
Aansluitschema: Seed Complete met GPS-antenne
van andere fabrikant ................................................93
Zaadbakdeksel ........................................................94
DOSERINGSMETHODE
Het combizaaiwiel ...................................................95
Grofzaaiwiel .............................................................95
Fijnzaaiwiel ..............................................................95
Doseringsmethode ..................................................96
Opmerkingen over bovenuitzaai (optie) ...................96
Korrelproef voor bovenuitzaai..................................97
De hoeveelheid zaad instellen .................................98
- 5 -
1400-NL INHALT_8632
INHOUDSOPGAVE
NL
1. Mechanische dosering ........................................98
2. Elektrische dosering ............................................98
Instelmogelijkheden .................................................99
Aandrijfstand............................................................99
Reductie/normale aandrijfstand ..............................99
Omschakelen onderuitzaai/bovenuitzaai .................99
Tandwielen .............................................................100
Afsluitschuiven
.......................................................100
Bodemklep ............................................................101
Afdekkingen (extra uitrusting) ................................101
Reduceerstuk: .......................................................102
Roeras ...................................................................103
Draaiende roeras ...................................................103
Pendelroeras
..........................................................104
AFDRAAIEN (KALIBREREN)
Uitzaaihoeveelheid instellen met de afdraaiproef ..105
SPOORWIEL
Functiewijze ...........................................................108
KOUTERDRUK
Kouterdrukverstelling .............................................109
Diepte-instelling .....................................................110
DIEPTE-INSTELLING
SLEUVENTREKKER
Sleuventrekker .......................................................112
ELEKTRISCHE DOSEERAANDRIJVING
Elektrische doseeraandrijving ................................113
Werking van de elektrische doseeraandrijving ......113
TANDSOORTEN
Tandsoorten ...........................................................114
RIJPADEN
Rijpaden aanleggen ...............................................115
Typen rijpaden .......................................................115
De machine instellen .............................................115
Het rijpad doorschakelen ......................................117
Rijpadenmarkeur ...................................................118
ZAADHOEVEELHEIDVERSTELLING
Elektrische zaadhoeveelheidverstelling1) .............119
TRANSPORT
Attentie / transport
.................................................120
Veiligheidsaanwijzingen .........................................121
Algemene onderhoudsaanwijzingen ......................121
Reinigen van machinedelen
...................................121
Parkeren in de open lucht
......................................121
Winterklaar maken .................................................121
Cardanassen
..........................................................121
Hydraulische installatie ..........................................121
ONDERHOUD
Onderhoud
.............................................................122
Sensoren controleren (Compass-terminal): ...........123
Sensoren controleren: elektrische
doseeraandrijving ..................................................124
Onderhoud van de elektronische onderdelen .......127
Beveiliging van de elektrische installatie ...............128
SERVICE
Schakelschema .....................................................129
Schakelschema optionele uitrusting speciale
rijpaden ..................................................................130
Boordcomputer elektrische dosering ....................131
Aansluitbezetting Compass-terminal: ...................132
Aansluitbezetting Power Control - terminal: ..........133
Aansluitschema van de CCI-terminal: ...................134
Capaciteitsdrijver: ..................................................136
Kabelboom: ...........................................................137
Kabel voor hefinstallatiesignaal .............................141
Accukabel ..............................................................142
Trekkerkabel ..........................................................143
AANHANGSEL
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig .......148
ZAAITABELLEN
Zaaitabellen ...........................................................151
Korrelproef (voor bovenuitzaai) ..............................152
Positie van de afsluitschuivers: .............................153
Zaaitabel VITASEM (normale dosering) .................154
Zaaitabel VITASEM (normale dosering) .................155
Zaaitabel VITASEM (normale dosering) .................156
Zaaitabel VITASEM (normale dosering) .................157
Zaaitabel VITASEM (normale dosering) .................158
Koolzaad (normale dosering) .................................159
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering) .............160
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering) .............161
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering) .............162
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering) .............163
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering) .............164
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering) .............165
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering) .............166
- 6 -
1300-NL-SICHERHEIT_8521
NL
VEILIGHEID
Voordat de rijenzaaimachine in gebruik wordt genomen, dienen deze handleiding en de veiligheidsaanwijzingen ('Voor uw
veiligheid') zorgvuldig te worden gelezen - en te worden nageleefd; dit geldt ook voor de handleiding van een combinatie-
bodembewerkingsmachine.
De bedienende persoon moet zijn gekwalificeerd voor het gebruik, het onderhoud en de veiligheidseisen, en moet omtrent
de gevaren van de machine worden geïnstrueerd. De veiligheidsaanwijzingen moeten bij alle andere gebruikers bekend zijn.
De desbetreffende voorschriften ter voorkoming van ongevallen en alle overige algemeen erkende veiligheidstechnische,
arbeidsgeneeskundige en wegenverkeerswettelijke regels dienen in acht te worden genomen.
Let op het 'waarschuwingssymbool'!
Aanwijzingen in deze handleiding met dit symbool en waarschuwingsstickers op de machine
waarschuwen voor gevaar! (Verklaringen van de waarschuwingssymbolen zie bijlage
'Pictogramsymbolen').
Verlies van garantie
De rijenzaaimachine is uitsluitend geconstrueerd voor de gebruikelijke toepassingen in de landbouw.
Ieder ander gebruik geldt als niet conform bestemming en de fabrikant is derhalve niet aansprakelijk voor schade die
hierdoor eventueel wordt veroorzaakt.
Tot gebruik conform bestemming behoort eveneens het naleven van de voorgeschreven bedrijfs-, onderhouds- en
reparatievoorwaarden, en het uitsluitende gebruik van originele reserve-onderdelen.
Bij gebruik van vreemd toebehoor en/of vreemde onderdelen (reserve-onderdelen of vervangende onderdelen) die niet
door PÖTTINGER zijn vrijgegeven, vervalt iedere garantie.
Eigenhandig uitgevoerde reparaties of wijzigingen aan de machine, evenals gebrekkige controle bij het gebruik (... let
op de hoeveelheid zaad en dat alle kouters zaaien!) sluiten aansprakelijkheid voor daaruit voortkomende schade uit.
Eventuele klachten bij de levering (transportschade, volledigheid) dienen direct schriftelijk te worden gemeld.
Aanspaak op garantie en na te komen garantievoorwaarden of uitsluiting van aansprakelijkheid volgens onder
leveringsvoorwaarden.
- 7 -
1300-NL-SICHERHEIT_8521
VEILIGHEID
NL
Veiligheidsaanwijzingen
De trekker-hefhydrauliek moet voor het aan- en afkoppelen in 'zweefstand' worden gebracht!
Bij het aan- en afkoppelen mogen zich geen personen tussen de trekker en de machine bevinden; ook bij
het bedienen van de hydraulische installatie aan de buitenkant van de machine niet in de gevarenzone
tussen trekker en machine komen! Kans op lichamelijk letsel!
Controleer of de rijenzaaimachine (met ingeklapte spoortrekkers) bij het omhoogheffen de tractor niet
raakt. - bijv. aan de uitgeklapte achterruit!
Let op voldoende stuurveiligheid - bij gevulde zaadbak en vooral als bestelcombinatie; eventueel moeten
frontgewichten aan de trekker worden aangebracht!
Voor iedere ingebruikname trekker en machine controleren op bedrijfs- en verkeersveiligheid! Beschikbare
veiligheidsvoorzieningen moeten zijn aangebracht!
De gebruiker is verantwoordelijk voor de 'veiligheid'!
Niet met volle zaadbak transporteren!
Beklimmen van en meerijden op de machine (ook vulplatform) is niet toegestaan. Het is verboden binnen
de gevarenzone (zwenkbereik) te komen!
Voordat de trekker wordt verlaten moet de machine worden neergelaten, de motor moet worden afgezet
en de contactsleutel moet worden verwijderd!
Instel- en onderhoudswerkzaamheden uitsluitend uitvoeren als de machine is neergelaten!
Niet met de hand in de zaadbak grijpen en geen voorwerpen in de lege zaadbak leggen, omdat bij
aandrijfstand> '0' een eventueel aanwezige roeras bij het verschuiven van de machine al gaat draaien;
Kans op lichamelijk letsel of breuk!
Let er bij het vullen met gebeitst zaaigoed en bij het reinigen met perslucht op dat beits irriteert en giftig
is; lichaamsdelen beschermen!
Let er bij het wegrijden, en voordat de machine in gebruik wordt genomen op dat zich geen personen
binnen het bereik van de machine bevinden!
Op steile hellingen moet rekening worden gehouden met het zwaartepunt bij hydraulisch 'voorgehaalde'
rijenzaaimachine (bestelcombinatie)!
Voor de eerste ingebruikname - en nadat de machine langere tijd buiten gebruik is geweest - oliepeil in
de transmissie en alle lagers op voldoende smering controleren; controleren of alle schroeven voldoende
zijn aangehaald, hydraulische installatie op lekkage controleren en bandenspanning controleren!
- 8 -
1400_NL-ÜBERSICHT_8632
NL
PRESTATIEBESCHRIJVING
Overzicht
Aanduidingen:
(1) Spoortrekker
(2) Zaadbak
(3) Transmissie
(4) Laadbrug
(5) Cirkeleg
(6) Schaarsysteem
(7)
Spoorwiel (niet bij optionele elektrische doseeraandrijving)
(8) Kam
Varianten
Aanduiding Beschrijving
Aanduiding Beschrijving
302 ADD Werkbreedte: 300 cm
302 ADD Werkbreedte: 300 cm
402 ADD Werkbreedte: 400 cm
402 ADD Werkbreedte: 400 cm
1
2
3
4
6
8
7
5
- 9 -
0900_NL-Warnbildzeichen_8611
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Voor het in gebruik nemen, de
gebruikershandleiding lezen,
de veiligheidsaanwijzingen
opvolgen,
transport en montageaanwijzingen
opvolgen!
CE-kenmerk
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord aan
de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde
machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die
betrekking
heb
ben op de
vei
lig
heid met
dit teken aan
ge
-
ge
ven.
Betekenis van de waarschuwingstekens
Waarschuwingspictogrammen
Waarschuwingspictogrammen wijzen op mogelijk gevaarlijke punten; ze dienen de veiligheid van alle personen die met
of aan de zaaimachine werken.
Ontbrekende of beschadigde waarschuwingspictogrammen onmiddellijk opnieuw aanbrengen!
Na het eerste gebruik alle
boutverbindingen ocntroleren
en eventuel natrekken. Daarna
regelmatig controleren. Speciale
aandraaimoomenten: zie handleiding
of evt. onderdelenlijst. Gebruik een
draaimomentsleutel!
Het meerijden op de machine tijdens
het werk of gedurende transport is
niet toegestaan. Het laadplatform
alleen betreden als de combinatie van
trekker en werktuig stilstaat en het
platform veilig is ondersteund.
Uitklapbare zijdelen. Afstand houden.
Niet in het bereik van uitklappen
machinedelen komen. Let op
voldoende vrije ruimte om uit te
kunnen klappen.
Verwondingsrisico. Afstand houden.
Draaiende machinedelen. Afstand
houden.
Niet achter beschermkappen of
afdekplaten enzovoort grijpen.
- 10 -
0900_NL-Warnbildzeichen_8611
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem
aanpikken aan de voorraadbak. Gebruik hijsbanden,
geen kettingen! Nooit de zaaimachine gelijktijdig met het
grondbewerkingswerktuig samen ophijsen.
Haak van hefmiddel hier aanhaken.
Verboden zich op te houden onder
of in het gevarengebied rond een
geheven last.
Afstand houden. NOOIT
beschermkappen openen terwijl de
machine nog wordt aangedreven.
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem A
aanpikken aan de voorraadbak en het transportoog.
Gebruik hijsbanden, geen kettingen! Nooit de zaaimachine
gelijktijdig met het grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Afstand houden. Gevaar voor
uitzwenkende machinedelen, of
weggeslingerde voorwerpen.
- 11 -
1400-NL TECH DATEN_8632
NL
TECHNISCHE GEGEVENS
Machine korte beschrijving
VITASEM zaaimachines zijn bedoeld voor mechanische driepuntsaanbouw (cat. ll).
VITASEM zaaimachines kunnen naar keuze worden uitgerust met sleepkouters, eenschijfskouters of breedzaaikouters.
VITASEM zaaimachines zijn voorzien van een wisselsysteem voor sleepkouters of breedzaaikouters.
De aanbouw met schudcompensatie in de hefarmen zorgt voor een goede bodemaanpassing en een betrouwbare aandrijving.
De zaaias worden aangedreven via het linker loopwiel door middel van een traploos verstelbare tweegebieds-
oliebadtransmissie, waarmee het toerental van de zaaias kan worden gehalveerd en de draairichting van de zaaias kan
worden omgekeerd voor bovenuitzaai.
De zaaias kan ook worden aangedreven via een elektrische doseerinrichting (optie). Hierbij wordt het toerental gehalveerd
via de tandwielen in de tandwielkast.
De zaaias is rechts halfzijdig uit te schakelen. (Halve zaaibreedte)
Het bijzondere van VITASEM zaaimachines is dat de multi-zaaiwielen normaal in ‘benedenuitzaai’ zaaien en bij instelling voor
‘bovenuitzaai’ (optioneel) afzonderlijk doseren door verandering van de draairichting van de zaaias, bijv. bij koolzaadkorrels.
Voor een eenvoudige bediening en veilig gebruik zorgen o.a. het regendichte zaadbakdeksel, de functioneel gevormde
zaadbak, de toevoertrechters per zaaiwiel, de niveauaanwijzer, de centrale kouterdrukverstelling en het feit dat de machine
stationair kan worden gekalibreerd, zonder optillen.
Er zijn tal van uitrustingsstukken verkrijgbaar om VITASEM zaaimachines aan de verschillende gebruiksomstandigheden
aan te passen, zoals verschillende zaadeguitvoeringen, hydraulisch uitlichtbare markeurs, elektronische rijpadenschakeling,
incl. inclusief hectareteller en afdraaihulp, resthoeveelheidsmelder en zaaiascontrole, rijpadmarkering, hydraulische
kouterdrukinstelling, schommelroeras voor graszaden, enz.
* Transportbreedte van de bodembewerkingsmachine in acht nemen! (Wijzigingen voorbehouden)
Technische gegevens
VITASEM 302 ADD 402 ADD
VITASEM 302 ADD 402 ADD
VITASEM 302 ADD 402 ADD
Werkbreedte[cm] 300 400
Werkbreedte[cm] 300 400
Werkbreedte[cm] 300 400
Transportbreedte ca.[cm] 300 * 430 *
Transportbreedte ca.[cm] 300 * 430 *
Transportbreedte ca.[cm] 300 * 430 *
Zaadbak-afvoeropeningen 25 33
Zaadbak-afvoeropeningen 25 33
Zaadbak-afvoeropeningen 25 33
Aantal rijen 24 32
Aantal rijen 24 32
Aantal rijen 24 32
Rijenafstand [cm] 12,5 12,5
Rijenafstand [cm] 12,5 12,5
Rijenafstand [cm] 12,5 12,5
Gewicht [kg]
~ 1250 kg ~ 1600 kg
~ 1250 kg ~ 1600 kg
Zaadbakinhoud [l] (Bak groot) 600 (1100) 850 (1400)
Zaadbakinhoud [l] (Bak groot) 600 (1100) 850 (1400)
Zaadbakinhoud [l] (Bak groot) 600 (1100) 850 (1400)
Vulhoogte ca. [cm] 161 / 180 161 / 180
Vulhoogte ca. [cm] 161 / 180 161 / 180
Vulhoogte ca. [cm] 161 / 180 161 / 180
Vulopening [cm] 250 x 62 350 x 62
Vulopening [cm] 250 x 62 350 x 62
Vulopening [cm] 250 x 62 350 x 62
Kouterstap [cm] 25
Kouterstap [cm] 25
Schijfkouter Ø [mm] 350 x 3
Schijfkouter Ø [mm] 350 x 3
Drukrol Ø [mm] 330 x 50
Drukrol Ø [mm] 330 x 50
Kouterdruk / Kouter [kg] 50
Kouterdruk / Kouter [kg] 50
Spoorbreedte ca. [cm] 280 (300) ** 390
Spoorbreedte ca. [cm] 280 (300) ** 390
Spoorbreedte ca. [cm] 280 (300) ** 390
Oliebadtransmissie-vulhoeveelheid 2,5 l (hydraulische olie HLP 32)
Oliebadtransmissie-vulhoeveelheid 2,5 l (hydraulische olie HLP 32)
Geluidsniveau <'70 dB (A)'
Geluidsniveau <'70 dB (A)'
- 12 -
1400-NL TECH DATEN_8632
TECHNISCHE GEGEVENS
NL
Uitrusting
· Zaadbak met inhoudsweergave en klapdeksel
· Traploos verstelbare tweebereiks-oliebadtransmissie
· Multi-zaaiwielen
· Fijn doseerwiel
· Aan de rechter zijde uitschakelbare zaaias (halve
breedte)
· Afdraai-inrichting met slinger en stortgoten
· Centrale kouterdrukverstelling
· Afneembare steunen voor demontage/wegzetten
Extra uitrusting
· Inrichting voor bovenuitzaai (bijv. koolzaad)
· Zaaitandhouder 1-delig, met nalopende tanden; ca 17
kg/m
· Tandhouderverlenging voor zijwaartse afdekking; ca.
3kg
· Precisietandhouder, met afzonderlijk verende
elementen; ca. 22 kg/m
· Transport-tandenbescherming voor precisietandhouder
· Schijvenspoortrekkers met losbreekbeveiliging en
hydraulisch heffen; ca. 60 kg
· Verlenging hydraulische slang 0,5m en 1,6m
· Elektr. rijpadschakeling met zaaiwielstop – voor 2 of 3
rijen per spoor incl. hectareteller en afdraaihulpfunctie
· Resthoeveelheid- en zaaiascontrole (alleen in
combinatie met rijspoorschakeling)
· Accuaansluitkabel
· Stuurkabel 2m, 4m, 7m als verlenging bij
machinecombinaties
· Schijven-rijspoormarkering (alleen bij rijspoorschakeling
en vulplatform); ca. 35 kg
· Roeras – draaiend of pendelroeras
· Afdekking zaadbehuizing voor niet benutte
afvoeropeningen
· Laadplateau met opstaptrede en handlijst; ca. 14 kg/m
· Hectareteller (mechan.)
· Hydraulische spoorwielheffing
· Afstrijker voor aandrukrollen
- Elektrische instelling van zaaigoedhoeveelheid
- Elektrische dosering
- Radarsensor voor de elektrische dosering
- Isobus-terminal CCI100 voor elektrische dosering
Aanvullende veiligheidsaanwijzingen voor VITASEM ADD
Niet in de roterende roeras grijpen
Bij alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de machine steeds een veilige afstand in acht nemen; er bestaat
gevaar door roterende en slingerende machineonderdelen.
Treden alleen gebruiken voor het vullen van de zaadbak. Het is niet toegestaan om op de machine mee te rijden!
Rijden op de openbare wegen:
- Let op de wettelijke voorschriften.
Rijden op de openbare weg mag alleen volgens de instructies in het hoofdstuk 'Transportpositie'.
- Alle hydraulische systemen blokkeren.
- Geen onderdelen in de zaadbak leggen - ook bij het rangeren roteert de roeras
Beschermingen moeten in goede staat zijn.
Beweegbare delen moeten voor het rijden in de goede positie worden gebracht, en tegen verplaatsen worden beveiligd.
Voor het begin van de rit de verlichting controleren.
- 13 -
1400_NL-SCHLEPPERVORAUSSETZUNG_8622
NL
TREKKER VOORWAARDEN
Trekker
Voor het gebruik van deze machine is trekker noodzakelijk die aan de volgende voorwaarden voldoet:
- Trekkervermogen: vanaf 90 KW (in combinatie met een cirkeleg afhankelijk van de cirkeleg)
- Aanbouw: Hefarm cat. II
- Aansluitingen: zie tabel 'Noodzakelijke hydrauliek en stroomaansluitingen'
Ballastgewichten
Ballastgewichten
De trekker moet aan de voorzijde van voldoende
ballastgewichten worden voorzien, zodat het stuur- en
remvermogen wordt gegarandeerd.
Tenminste 20% van het voertuig-
lediggewicht rust op de vooras.
Hefinrichting (driepuntskoppeling)
- De hefinrichting (driepuntskoppeling) van de trekker
moet berekend zijn op de optredende belasting. (Zie
technische gegevens)
- De hefsteunen moeten middels de verstelinrichting op
gelijke lengte worden ingesteld (4).
(Zie handleiding van de trekkerproducent)
- Kunnen de hefsteunen aan de hefarmen in verschillende
posities worden gestoken, dan moet de achterste positie
worden gekozen. Daardoor wordt de hydraulische
installatie van de trekker ontlast.
- De begrenzingskettingen of stabilisatoren van de
hefarmen (5) moeten zo worden ingesteld dat geen
zijdelingse bewegingen van de aanbouwwerktuigen
mogelijk zijn. (Veiligheidsmaatregel voor transportritten)
Noodzakelijke hydrauliekaansluitingen
Uitvoering Verbruiker Hydraulische aansluiting Aandu
Uitvoering Verbruiker Hydraulische aansluiting Aandu
Uitvoering Verbruiker Hydraulische aansluiting Aandu
Uitvoering Verbruiker Hydraulische aansluiting Aandu
iding (kant van
de machine)
Standaard Markeur enkel werkend met zweefstand
Standaard Markeur enkel werkend met zweefstand
Standaard Markeur enkel werkend met zweefstand
hydraulische topstang (variant) dubbel werkend
hydraulische topstang (variant) dubbel werkend
Optie Hydraulische schaardrukverstelling enkel werkend
Optie Hydraulische schaardrukverstelling enkel werkend
Optie Hydraulische schaardrukverstelling enkel werkend
Noodzakelijke stroomaansluitingen
Uitvoering Verbruiker Pool Volt Stroomaansluiting
Uitvoering Verbruiker Pool Volt Stroomaansluiting
Uitvoering Verbruiker Pool Volt Stroomaansluiting
Uitvoering Verbruiker Pool Volt Stroomaansluiting
Uitvoering Verbruiker Pool Volt Stroomaansluiting
Standaard Verlichting 7-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 1724
Standaard Verlichting 7-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 1724
Standaard Verlichting 7-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 1724
Standaard Verlichting 7-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 1724
Standaard Verlichting 7-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 1724
Compass-besturing 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
Compass-besturing 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
Compass-besturing 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
Compass-besturing 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
Optie elektrische doseeraandrijving 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
Optie elektrische doseeraandrijving 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
Optie elektrische doseeraandrijving 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
Optie elektrische doseeraandrijving 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
Optie elektrische doseeraandrijving 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
ISOBUS volgens DIN-ISO 11783
ISOBUS volgens DIN-ISO 11783
ISOBUS volgens DIN-ISO 11783
20%
Kg
371-08-16
371-08-16
- 14 -
1600-D AAN- EN AFBOUW_8622
NL
AAN- EN AFBOUW
Laden
Attentie!
Niet onder of in de omgeving van de
geheven machine staan!
1
Voor het laden met de kraan moet de rijenzaaimachine met
geopende zaadbakdeksel aan het rondijzer (L) en met 2
ogen aan het vulplatform worden bevestigd.
Alleen solo met lege zaadbak heffen (zonder bodembe-
werkingsmachine).
Draagvermogen van de banden controleren.
Voorzichtig te werk gaan en op de balans letten.
Aanbouw
De Vitasem A serie is geconstrueerd voor de aanbouw aan
een Pöttinger rotorkopeg uit de serie Lion, een compacte
eg uit de serie Fox of voor een rotorkopeg met dezelfde
aanbouwvoorwaarden.
Attentie!
Beknellingsgevaar!
Als de trekker naar de machine wordt
gereden, mogen zich geen personen
binnen de gevarenzone bevinden!
De trekker dient tijdens de aan- en afbouw
van de rijenzaaimachine tegen onbedoeld
wegrollen te worden beveiligd!
De hefhydrauliek van de trekker mag
alleen worden bediend, wanneer zich
geen personen binnen de gevarenzone
tussen de trekker en de rijenzaaimachine
bevinden!
Aanwijzing:
Als de rijenzaaimachine wordt
aangebouwd aan een andere dan
een Pöttinger-rotorkopeg, dient de
compatibiliteit te worden gecontroleerd!
De rijenzaaimachine wordt aan de pakker van de rotorkopeg
gefixeerd en via de topstang geleid.
Opbouw op rotorkopeggen van het eigen merk
, zie handleiding van de betreffende rotorkopeg.
Opbouw op een rotorkopeg van een ander merk
De ideale aanbouwhoogte voor een niet-Pöttinger-rotor-
kopeg bedraagt 679mm / 663 mm
Afbouw bij mechanischem topstang
Attentie!
Beknellingsgevaar! De geleegde
rijenzaaimachine mag alleen op een
stevige en vlakke ondergrond worden
afgekoppeld. De rijenzaaimachine
wordt op 4 steunpoten neergezet. De
steunpoten moeten voldoende stevig
staan.
1) Rijenzaaimachine van de rotorkopeg
afkoppelen:
- Rotorkopeg heffen
- De achterste steunpoten in de houder plaatsen en fixeren
- De rotorkopeg laten zakken tot de topstang vrij kan
worden bewogen
- Topstang afkoppelen
- De rotorkopeg heffen
- De voorste steunpoten in de houder plaatsen en fixeren
- De beugels van de verbindingshouders openen
- De rotorkopeg laten zakken
- Hydraulische leidingen aan de trekker afsluiten
- Verbindingskabel van de Compass regeling afsluiten.
- Verbindingskabel van de verlichting aan de trekker
afsluiten
- 15 -
1600-D AAN- EN AFBOUW_8622
AAN- EN AFBOUW
NL
2) Rotorkopeg voor het gebruik zonder
rijenzaaimachine instellen:
A
- De rotorkopeg heffen
- De hulpbout (2) (parkeerpositie is op de stootrail) in
de hulpboring van de wals (A) steken (maakt het
aanbrengen van de zwenkbout gemakkelijker)
- De rotorkopeg laten zakken en de zwenkbout plaatsen
- De rotorkopeg heffen en de hulpbout verwijderen en in
de daarvoor bedoelde parkeerpositie plaatsen
Afbouw bij hydraulische topstang
1. De zaaimachine met het regelventiel aan de tractor
heffen
2. Steunpoten achter monteren en met splitpen beveiligen
3. De zaaimachine met het regelventiel van de tractor laten
zakken tot de hydraulische topstang spanningsvrij is.
1
2
4. Bout (1) verwijderen
5. De hydraulische topstang (2) terugzwenken en met
de bout (1) in teruggezwenkte positie plaatsen en
beveiligen.
3
4
6. Verbindingsbeugel (3) aan beide kanten (links en rechts)
openen
Let op:
kans op ernstige beschadigingen aan
de machine
Bout (4) van de verbindingsbeugel nooit
in de gatenlijst aan de parallellogram
steken. Dit kan leiden tot het verbuigen
van de parallellogram.
7. Steunpoten vóór monteren en met een splitpen
beveiligen.
8. Rotorkopeg laten zakken
9. Rotorkopeg verwijderen
10. Verbindingsbeugel (3) aan de oorspronkelijke positie
monteren.
Transportpositie
Tijdens ritten over de openbare weg moeten trekker en
machine voldoen aan de regels van de nationale wegen-
verkeerswet en aan de voorschriften ter voorkoming van
ongevallen en letsel.
De eigenaar van het voertuig of de bestuurder is verant-
woordelijk voor het naleven van de wettelijke bepalingen.
De algemene veiligheidsbepalingen in de bijlage bij deze
handleiding moeten worden opgevolgd.
Let op!
Het is niet toegestaan om op de machine
mee te rijden!
- transport alleen met een lege zaadbak
- Zaadbakdeksel sluiten
- Stortgoten opklappen en zorgvuldig vastzetten
- Opklapbare trede omhoog zetten en beveiligen
- Spoortrekkers inklappen en beveiligen
- Spoorwiel omhoogklappen en beveiligen
- Rijspoormarkeur opklappen en vastmaken
- 16 -
1400_NL-INBETRIEBNAHME_STEUERUNG_8622
NL
IN GEBRUIK NEMEN VAN DE BESTURING
Aansluiting van de besturingscomponenten
Afhankelijk van de trekker en de aanbouwmachine moeten de volgende besturingscomponenten worden gebruikt.
Compass-terminal
Voor de bediening: de aansluitkabel van de aanbouwmachine
(1) moet worden aangesloten op de aansluitkabel van de
terminal (2).
Voor de stroomvoorziening: de stroomkabel van de terminal
(3) moet worden aangesloten op de 3-polige contactdoos
van de trekker.
VITASEM
15A
1
2
3
Power Control- en Isobus-terminal
Variant 1
De trekker is uitgerust met ISOBUS.
Voor de bediening en voor de stroomvoorziening dient
de ISOBUS-aansluitkabel van de aanbouwmachine (1)
rechtstreeks te worden aangesloten op de ISOBUS-stekker
van de trekker.
VITASEM
1
Verklaring
1
ISOBUS-aansluitkabel van de aanbouwmachine
2
Trekkerkabel
3
Aansluiting van de stroomvoorziening op de trekker
4
Aansluiting van de besturing
5
Accukabel
Variant 2
De trekker is niet uitgerust met ISOBUS, maar beschikt
over een stopcontact.
Een trekkerkabel (2) is noodzakelijk. Voor de
stroomvoorziening dient de stekker van de trekkerkabel
(3) te worden aangesloten op de 3-polige contactdoos
van de trekker.
Voor de bediening dient de stekker van de trekkerkabel
(4) te worden aangesloten op de besturing.
De ISOBUS-aansluitkabel van de aanbouwmachine (1)
moet worden aangesloten op de trekkerkabel (2).
VITASEM
2
1
4
3
Variant 3
De trekker is niet uitgerust met ISOBUS, er is geen
stopcontact aanwezig, het aanwezige stopcontact is
niet voldoende gezekerd of de stroomvoorziening is niet
voldoende.
Een accukabel (5) is noodzakelijk. (U kunt deze accukabel
aanschaffen bij het onderdelenmagazijn van Pöttinger.)
Voor de stroomvoorziening dient de kabel (3) te worden
aangesloten op de accukabel van de trekkeraccu.
Voor de bediening dient de stekker van de accukabel (4)
te worden aangesloten op de besturing.
De ISOBUS-aansluitkabel van de aanbouwmachine (1)
moet worden aangesloten op de accukabel (5).
VITASEM
1
5
4
3
4
- 17 -
1600_D-Compass-terminal_8611
NL
COMPASS TERMINAL
Prestatiekenmerken van de terminal
Elektrische aansluiting
De terminal wordt van stroom voorzien via een stekker volgens DIN 9680 van de 12-V boordnetaansluiting van de trek-
ker. Deze 3-polige stekkers worden ook in 2-polige uitvoering gebruikt, omdat alleen de twee hoofdaansluitingen (+12V,
massa) nodig zijn.
Let op!
Stekkers en stekkerdozen van een ander type zijn niet toegestaan omdat dan de veiligheid niet kan
worden gegarandeerd.
Technische gegevens
Netspanning: +10V ......+15V
Bedrijfstemperatuurbereik: -20°C .... +60°C
Wegzettemperatuur: -30°C .... +70°C
Beschermingsgraad: IP65
Zekering: 15A zekering in netspanning
stek
ker.
LCD-weergave: achtergrondverlicht
Let op!
De terminal moet worden beschermd tegen vocht en kou! De terminal mag niet buiten worden bewaard!
Bruikbare functies
De Compass-terminal is een compacte boordcomputer met veel zin
vol
le functies. De computer handelt regel- en contro-
lewerkzaamheden af en vergemakkelijkt overige werkzaamheden door weergave- en hulpfuncties.
Overzicht van de bruikbare functies:
Regelfuncties:
- Aanleggen van rijpaden
- Extra aanleggen van rijpadmarkeringen
- Handmatige of automatische doorschakeling van de geulenteller door bijv. spoortrekkerwisselventiel, sensor of
spoorwielsensor of transmissiesignaal
- Onderbreken van de automatische doorschakeling van de geulenteller (bij het omzeilen van hindernissen)
- Regeling van de uitvoerhoeveelheid (optie)
Weergavefuncties:
- Geulenteller en rijpadencyclusweergave
- Deeloppervlakhectareteller
- Totaaloppervlakhectareteller
- Rijsnelheid
- Zaaiasomwenteling
- actuele uitvoerhoeveelheid
Controlefuncties:
- Zaaiascontrole
- Vulpeilcontrole
Hulpfuncties:
- Sensorproef
- Afdraaihulp voor de berekening en het meetellen van de handkrukomwentelingen
- Instelbare tijdvertraging voor de automatische doorschakeling van de geulenteller
- Menu taalkeuze
- 18 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
Weergave rijsnelheid (4)
1x drukken = weergave rijsnelheid (in km/h)
a
Rijsnelheid (in km/h)
b
Rijpadsymbool: Wanneer het rijpadsymbool wordt getoond, wordt op dat moment
een rijpad aangelegd.
Weergavehectareteller (5)
1x drukken = weergave daghectareteller
2x drukken = weergave jaarhectareteller (wordt aangegeven met het teken ‘∑’)
3x drukken = totaalhectareteller (kan niet worden gewist/te herkennen aan cijfer met
zwarte achtergrond)
Dag- of jaarhectareteller wissen =
3 seconden indrukken of tot akoestisch signaal
a
Hectareteller:
b
Rijpadsymbool: Wanneer het rijpadsymbool wordt getoond, wordt op dat moment een rijpad gemaakt.
Weergave omwentelingen (8)
1x drukken = weergave zaaiasomwenteling (in omw/min)
In gebruik nemen
De Compass-terminal wordt met de toets
ingeschakeld. In de weergave verschijnt ca. 3 seconden het in
ge
stelde
machinetype en de software-versie, aansluitend de snelheidsweergave.
machinetype en de software-versie, aansluitend de snelheidsweergave.
De Compass-terminal wordt met de toets
(3 seconden indrukken) uitgeschakeld.
Bij de ingebruikname moet vooraf de juiste basisinstelling (machinetype, taal, ...) worden gecontroleerd
en evt. worden aangepast.
COMPASS-terminal
Het bedieningspaneel van de Compass-terminal
(0) Weergave/display
(1) Menu
(2) Uitvoerhoeveelheid
(3) Rijpad
(4) Kalibreren
(5) Rijsnelheid
(6) Hectareteller
(7) Pijl naar beneden
(8) Pijl naar boven
(9) I/O
(A) Voedingsstekker (zekering 15 A)
(B) Parallelle stekker voor gegevensoverdracht
Bedieningsaanwijzingen
voor het navigeren en wijzigen van de instelwaarden
voor het navigeren en wijzigen van de instelwaarden
om op te slaan, toets 2 seconden indrukken of tot akoestisch signaal
om op te slaan, toets 2 seconden indrukken of tot akoestisch signaal
om te navigeren tussen de menu's zonder op te slaan, toets kort indrukken
om het submenu te verlaten zonder op te slaan
om het submenu te verlaten zonder op te slaan
Weergaven en functies
0,0 km/h
A
b
0,23 ha
a
b
0
1
2
3
6
5
4
7
8
9
A
B
- 19 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
Weergave rijpadencyclus en geulenteller (7)
1x drukken = huidige rijpadencyclus en geulenteller.
a
Type rijpad en rijpadencyclus
Type rijpad en rijpadencyclus
b
Het symbool
Het symbool
knippert wanneer de rijsnelheid wordt herkend.
Aanwijzing:
Verschijnt het symbool
niet, dan kan dit op een defect
wijzen. De aandrijfkabel of de sensoren moeten worden
gecontroleerd.
c
Geulenteller: telt de geulen automatisch mee zodra het apparaat op de wendakker
Geulenteller: telt de geulen automatisch mee zodra het apparaat op de wendakker
wordt aangebracht. In het menu Instellingen kunt u kiezen uit 4 opties, op basis
waarvan wordt doorgeschakeld.
d
Het veldsymbool laat zien waar in het veld met de werkzaamheden wordt begon-
Het veldsymbool laat zien waar in het veld met de werkzaamheden wordt begon-
nen.
Werkbegin links/
werkbegin rechts
e
Weergave ‘Rijpad wordt aangelegd!’ Deze weergave verschijnt wanneer in de huidige geul een rijpad moet
Weergave ‘Rijpad wordt aangelegd!’ Deze weergave verschijnt wanneer in de huidige geul een rijpad moet
worden aangelegd.
Aanwijzing:
De weergave ‘Rijpad wordt aangelegd!’ verschijnt onmiddellijk
na het omschakelen van de geulenteller.
Er wordt pas begonnen met het aanleggen van het rijpad wanneer
de snelheid hoger is dan 1 km/h.
Bediening:
Met de pijltjestoetsen
kan de rijpadencyclus handmatig worden gewijzigd.
Toets
2 s drukken =
De geulenteller wordt naar de startwaarde 1 gereset
2 x drukken = STO P ve r schi j nt op het b e eldsc herm, d e tell i ng pau z eer t e n de
2 x drukken = STO P ve r schi j nt op het b eeld s cher m , d e tel l ing pauz e er t e n de
actuele waarde wordt opgeslagen (bijv. bij het ontwijken van een hindernis)
Verder drukken = de telling start opnieuw met de opgeslagen waarde
Weergaveuitvoerhoeveelheid (6)
1x drukken = weergave van de ingestelde uitvoerhoeveelheid en de aandrijfstand
(voorwaarde: de afdraaiproef werd uitgevoerd)
a
actuele uitvoerhoeveelheid
actuele uitvoerhoeveelheid
b
Uitvoerhoeveelheid in procent van de bij het kalibreren vastgelegde waarde
Uitvoerhoeveelheid in procent van de bij het kalibreren vastgelegde waarde
c
Aandrijfstand
Aandrijfstand
d
Weergave: 'Rijpad wordt momenteel aangelegd!'
bij optie: elektrische zaaigoedinstelling
Via de pijltjestoetsen
kan de zaaigoedhoeveelheid met vooraf ingestelde stappen (%) worden gewijzigd.
De toetsen kunnen meermaals worden bediend
De waarden van de uitvoerhoeveelheid en de aandrijfinstelling worden automatisch geactualiseerd.
Saatmengen-
verstellung
240,0 kg/ha
Saatmengen-
verstellung
100% G:77
a
b
c
d
asym. 8
akt. 1
a
b
c
d
asym. 8
akt. 1
e
110%
- 20 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
Opmerking:
De minimale stap bij de uitvoerhoeveelheid is 0,1 kg/ha.
Omdat de uitvoerhoeveelheid wordt afgerond, kan dit bij
kleine uitvoerhoeveelheden leiden tot afrondingsbepaalde
wijzigingen van de stappen (%).
De stappen (%) kunnen in het Menu - Instellingen - Zaaigoed worden ingesteld.
Het handslinger-symbool op het display verwijst naar het noodzakelijke draaien van de handslinger voor de instelling
van de nieuwe aandrijfstand!
Als de uitvoerhoeveelheid niet gelijk is aan de bij het kalibreren vastgelegde streefwaarde (= 100%), verschijnt bij het
opstarten gedurende ongeveer 3 seconden een bericht dat aangeeft dat de uitvoerhoeveelheid is gewijzigd. Het bericht
verschijnt telkens bij het opstarten en toont het percentage van de streefwaarde die momenteel wordt uitgezaaid.
De uitvoerhoeveelheid met de pijltjestoetsen opnieuw op 100% instellen om het bericht te verwijderen.
- 21 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
Kalibratie - verloop
Voorwaarde: De stortgoot is gemonteerd.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a
Invoer van de gewenste zaadhoeveelheid per hectare
b
Invoer van het af te draaien oppervlak
Zaaigoedhoeveelheid per
hectare
Af te draaien oppervlak
< 30 kg 1/10 ha
< 30 kg 1/10 ha
30 kg - 70 kg 1/20 ha
30 kg - 70 kg 1/20 ha
70 kg - 250 kg 1/40 ha
70 kg - 250 kg 1/40 ha
> 250 kg 1/100ha
> 250 kg 1/100ha
Deze instelling beïnvloedt het aantal noodzakelijke handslinger-omwentelingen en daarmee de nauw-
keurigheid van de kalibratie. Bovenstaande tabel is een aanbeveling om de nauwkeurigheid van de
proef niet te beïnvloeden.
c
Transmissie-instelling
1. Instellen van de transmissiehendel volgens zaaitabel (zie bijlage)
2. Invoer van de positie van de transmissiehendel in de regeling.
d
Met de handslinger draaien tot de zaaiwielen volledig met zaaigoed gevuld zijn.
Aanwijzing: Het zaaigoed dat daarbij afvalt moet uit de stortgoot
worden verwijderd om het resultaat van de weging niet te beïnvloeden.
e
De weergegeven omwentelingen met de handslinger afdraaien.
De Compass-terminal telt nu de handkrukomwentelingen van de weergegeven waarde achterwaarts.
Daardoor wordt steeds weergegeven hoeveel handkrukomwentelingen nog moeten worden uitgevoerd.
De laatste 5 handkrukomwentelingen worden bovendien begeleid door een akoestisch signaal zodat
de bedienende persoon weet dat de afdraaiprocedure moet worden beëindigd. Bij het bereiken van de
waarde <0> klinkt een ononderbroken akoestisch signaal zodat de bedienende persoon het afdraaien
direct kan beëindigen.
Aanwijzing: Het draaien van de handslinger moet langzaam en
gelijkmatig uitgevoerd worden (ca. 1 sec per omwenteling) om de
nauwkeurigheid van de proef niet te beïnvloeden.
Aanwijzing: Met onnauwkeurigheden bij het handmatig afdraaien wordt
automatisch rekening gehouden
f
Weergave van de in theorie afgedraaide zaaigoedhoeveelheid
Afwegen van het zaaigoed uit de stortgoot = daadwerkelijk gezaaide zaaigoedhoeveelheid
g
De daadwerkelijk gezaaide zaaigoedhoeveelheid in de regeling invoeren
(Wordt een pijltjestoets vastgehouden, dan beginnen getallen snel op te lopen)
h
De noodzakelijke transmissie-instelling voor de gewenste zaadhoeveelheid per hectare wordt berekend
De noodzakelijke transmissie-instelling voor de gewenste zaadhoeveelheid per hectare wordt berekend
en weergegeven. Deze waarde kan aan de transmissiehendel van de zaaimachine worden ingesteld
De procedure kan meermaals worden doorlopen, ter controle.
Toets
aan het einde van de kalibrering indrukken om de sequentiële sturing op
e
'Afdraaien' te
herhalen.
herhalen.
Willekeurige andere toets (behalve
en
) indrukken om de kalibratiemodus te verlaten.
Kalibreren (standaard)
Toets (4) kalibreren: Procesbesturing voor het vaststellen van de juiste aandrijfstand voor het uit-
zaaien van de juiste hoeveelheid zaad per hectare
a
b
c
d
e
f
g
h
- 22 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
Kalibratie - verloop
Voorwaarde: De stortgoot is gemonteerd.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a
Invoer van de gewenste zaadhoeveelheid per hectare
b
Invoer van het af te draaien oppervlak
Mogelijke instelwaarden zijn: 1/10 ha, 1/20 ha, 1/40 ha en 1/100 ha
Deze instelling beïnvloedt het aantal noodzakelijke handslinger-omwentelingen en daarmee de nauw-
keurigheid van de kalibratie.
c
Instellen van de gewenste aandrijfstand volgens zaaitabel (zie bijlage) De aandrijfstand wordt au-
tomatisch ingesteld.
Het handslinger-symbool op het display verwijst naar het noodzakelijke handmatige draaien van de
handslinger voor de instelling van de nieuwe aandrijfstand!
d
Met de handslinger draaien tot de zaaiwielen volledig met zaaigoed gevuld zijn.
Aanwijzing: Het zaaigoed dat daarbij afvalt moet uit de stortgoot
worden verwijderd om het resultaat van de weging niet te
beïnvloeden.
e
De weergegeven omwentelingen met de handslinger afdraaien.
De Compass-terminal telt nu de handkrukomwentelingen van de weergegeven waarde achterwaarts.
Daardoor wordt steeds weergegeven hoeveel handkrukomwentelingen nog moeten worden uitgevoerd.
De laatste 5 handkrukomwentelingen worden bovendien begeleid door een akoestisch signaal zodat
de bedienende persoon weet dat de afdraaiprocedure moet worden beëindigd. Bij het bereiken van de
waarde <
0
> klinkt een ononderbroken akoestisch signaal zodat de bedienende persoon het afdraaien
direct kan beëindigen.
Aanwijzing: Met onnauwkeurigheden bij het handmatig afdraaien
wordt automatisch rekening gehouden.
f
Weergave van de in theorie afgedraaide zaaigoedhoeveelheid
Afwegen van het zaaigoed uit de stortgoot = daadwerkelijk gezaaide zaaigoedhoeveelheid
g
De daadwerkelijk gezaaide zaaigoedhoeveelheid in de regeling invoeren
(Wordt een pijltjestoets vastgehouden, dan beginnen getallen snel op te lopen)
H
De noodzakelijke transmissie-instelling voor de gewenste zaadhoeveelheid per hectare wordt be-
rekend en weergegeven.
i
Door 2 seconden op de toets
te drukken wordt de nieuwe transmissie-instelling voor de gewenste
zaadhoeveelheid per hectare ingesteld. Het bereiken van de transmissie-instelling en de afgesloten
kalibratie wordt in het display met 'Einde' gesymboliseerd.
Aanwijzing:
De displayweergave
i
meldt de succesvol afgeronde kalibratie.
Wanneer eerder wordt afgebroken, dan is de kalibratie niet effectief!
De procedure kan meermaals worden doorlopen, ter controle.
De toetsen
en
aan het einde van de kalibratie indrukken, start een volgende kalibratie vanaf
het punt 'e'.
Willekeurige andere toets indrukken om de kalibratiemodus te verlaten.
Kalibreren (elektrische zaadhoeveelheidverstelling)
Toets (4) kalibreren: Procesbesturing voor het vaststellen van de juiste aandrijfstand voor het uitzaaien
van de juiste hoeveelheid zaad per hectare
a
b
c
d
e
f
g
H
2 sec
i
- 23 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
Ritme
Voor de instellingen van het rijpadenritme. Deze wordt na de invoer van de
sproeierbreedte en de werkbreedte automatisch berekend.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a
Invoer van de sproeierbreedte:
De sproeierbreedte kan tussen 5 - 50m (in stappen van een halve meter)
worden ingevoerd. Symmetrisch of asymmetrisch wordt automatisch berekend.
Als een rijpad niet nodig is, moet de invoer op UIT worden geschakeld
b
Halve breedte (verschijnt alleen bij asymmetrisch)
ja/nee
(ja = uit een asymmetrisch wordt een symmetrisch rijpad)
Weergave in het overzicht:
-> volledige breedte
-> halve breedte
c
Veldbegin (verschijnt alleen bij asymmetrisch en halve breed NEEN resp.
speciale rijpaden):
Werkbegin aan linker/rechter veldrand/niet relevant
Weergave in het overzicht:
-> Veldbegin links
-> Veldbegin rechts
-> Veldbegin niet relevant
AANWIJZING! Begin altijd aan de getoonde zijde te zaaien,
anders worden de rijpaden verkeerd aangelegd.
d
Stotter rijpad: uit = doorgaande rijpaden
Stotter rijpad: Xm = de rijpaden worden niet doorgaand aangelegd, maar in
instelbare stroken van 1 - 20m
Weergave in het overzicht:
-> stottergassen
-> doorgaande gassen
e
Ritme-overzicht: Samenvatting van de instelling
Weergave:
16,0 m
16,0 m
16,0 m
16,0 m
16,0 m
16,0 m
16,0 m
16,0 m
16,0 m
16,0 m
16,0 m
16,0 m
16,0 m
-> Weergave van de sproeierbreedte
-> Weergave van de sproeierbreedte
asym. 4 -> Weergave van de cyclus
-> Weergave veldbegin (hier links)
-> Weergave van de beginbreedte (hier volledige
breedte)
-> Weergave van het stotterrijpad
linker grijphaak activeren
asym. 4
16,0 m
Rhythmus
28,0 m
Rhythmus
a
b
c
d
e
e
Basisinstelling
Toets (1) Menu: bij de basisinstellingen worden naast het machinetype en de taal ook opties, bewakingsbe-
richten en de helderheid van de weergave geconfigureerd.
- 24 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
Bewaking
Voor instellingen van de alarmgrenzen.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a
Zaaias:
uit = geen alarm of niet beschikbaar
3,0 - 20,0 sec = tijd vanaf wanneer bij niet draaiende zaaias
het alarm wordt geactiveerd.
b
Vulpeil:
uit = geen alarm of niet beschikbaar
aan = vulpeil onder sensorniveau veroorzaakt alarm
c
Spoorwiel:
uit = geen alarm of niet beschikbaar
1,0 - 20,0 sec = De tijd totdat het alarm verschijnt als het
spoorwiel stilstaat in arbeidspositie (geen impulsen aan
sensor S3 wanneer sensor S4 niet wordt gebruikt.)
Aanwijzing:
De bewaking aan het spoorwiel kan alleen
worden geactiveerd, wanneer
- een spoorwiel op de machine aanwezig
is.
- De rijpadschakeling op het spoorwiel
is ingesteld.
a
b
c
rechter grijphaak activeren
beide grijphaken activeren
1. Activeer de op de weergave getoonde grijphaak
2. Druk gedurende 2 seconden op toets
, om de
instellingen van het ritme op te slaan. Pas na het opslaan
worden de instellingen overgenomen.
(zie ook hoofdstuk 'Voorbeelden van het aanleggen van
rijpaden')
- 25 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
Rijpadmotoren
Voor het instellen van het aantal motoren.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de
toets
Er staan slechts twee rijpadmotoren in verbinding met de
optionele uitrusting 'Speciale rijpaden' (alleen bij werk-
breedte = 4 m)
FG-
Motore1 Motor
FG-Motore
2 Motore
FG-Motore
d
Rijpaden
uit = bewakingssensor rijpaden uit
aan = bewakingssensor rijpaden aan de zaaias aan
Motor = bewakingssensor rijpaden aan de motor aan
Aanwijzing:
De rijpadsensoren aan de zaaias bewaken
de uitgeschakelde zaairijen. Het alarm
wordt geactiveerd zodra de snelheid van
de gehele zaaias niet meer overeenkomt
met de snelheid van de bewaakte zaairij.
Aanwijzing:
De zaaiasbewaking en rijpadbewaking
moeten gelijktijdig ingeschakeld zijn.
Anders werkt de zaaipadbewaking aan
de zaaias niet.
Aanwijzing:
De rijpadsensor aan de motor bewaakt
de positie van de stelmotor, die de
grijphaak in de torsieveerkoppeling duwt.
De sensorweergave biedt daarom geen
garantie dat het rijpad niet wordt gezaaid.
d
- 26 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
a
b
c
d
1
e
2
Instelling
Voor instellingen van het rijpad.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de
toets
1
Rijpad-schakeling:
Afhankelijk van de machineconfiguratie zijn 4 mogelijkheden
om een signaal te doen afgaan voor de rijpaden-doorscha-
keling beschikbaar. De keuze dient te worden gemaakt in
overeenstemming met de machineconfiguratie.
a
Hectareteller: Geen omdraaiingsimpulsen aan de sensor
voor snelheid en hectareteller schakelt het rijpad na de
ingestelde vertragingstijd door.
b
Spoortrekker: Een sensorsignaal van de geheven
spoortrekker schakelt het rijpad na de ingestelde vertra-
gingstijd door.
c
Spoorwiel: Een sensorsignaal van het geheven spoor-
wiel schakelt het rijpad na de ingestelde vertragingstijd
door.
d
Signaalstekkerdoos: Een trekkersignaal bij het heffen van
Signaalstekkerdoos: Een trekkersignaal bij het heffen van
de achterhefinrichtingschakelt het rijpad na de ingestelde
vertragingstijd door.
Aanwijzing:
De automatische rijpaden-
doorschakeling wordt pas na 5 seconden
rijden weer actief!
De verdertelling van de geul kan op
elk moment met de toets
worden
uitgeschakeld. (Zie alinea 'Weergaven
en functies')
2
Schakeltijd:
De schakeltijd is een schakelimpulsvertraging voor de
automatische doorschakeling van de rijpadencycli en dient
ter voorkoming van foutieve schakelingen.
e
De vertragingstijd is van 0,5...20,0 seconden instelbaar.
Als richtwaarden gelden:
Hectareteller: 3,5 seconden
Spoortrekker: 1,5 seconden
Signaalstekkerdoos: 1,5 seconden
Spoorwiel: 3,5 seconden
- 27 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
f
3
*
3
Elektrische zaadhoeveelheidverstelling:
De op te brengen zaadhoeveelheid kan door middel van
deze optionele voorziening in voorgedefinieerde procent-
stappen worden vergroot of verkleind
*
f
De optionele voorziening in- of uitschakelen (ja/nee)
*
g
De procentstap voor de verstelling met de toetsen
voordefiniëren.
* Stelmotor kalibreren:
Aanwijzing:
De procedure is alleen noodzakelijk na
een reparatie of na het vervangen van
de stelmotor!
Voor het kalibreren van de stelmotor moet
de proefhefboom handmatig worden
gedraaid!
h
Procedure starten met de toets
i
De proefhefboom draaien tot de stelmotor (via de
De proefhefboom draaien tot de stelmotor (via de
bovenste en onderste positie) weer naar de startpositie is
bovenste en onderste positie) weer naar de startpositie is
teruggekeerd. Nu is de stelmotor gekalibreerd. De huidige
teruggekeerd. Nu is de stelmotor gekalibreerd. De huidige
instelling wordt opgeslagen. De weergave verandert ter
instelling wordt opgeslagen. De weergave verandert ter
bevestiging.
j
Eindbeeldscherm 'Stelmotor kalibreren'
Op de toets 'Menu' drukken om terug te keren naar het
Op de toets 'Menu' drukken om terug te keren naar het
basisinstellingenmenu.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de
toets
Aanwijzing:
Bij het submenu 'Instelling +/- zaad' moet
om op te slaan de toets
ten minste 2
seconden worden ingedrukt!
seconden worden ingedrukt!
2%
g
Start
Anschlaege
h
Anschlaege
Bitte Kurbel drehen
i
Anschlaege
Anschlaege ok
j
2 sec
Opslaan!
2 sec
Opslaan!
* Optie 'Elektrische zaadhoeveelheidverstelling'
Aanwijzing:
Wanneer u niet
naar het eind-
beeldscherm
'Stelmotor
kalibreren' wordt
j
geleid, moet
u verder aan de
proefhefboom
draaien.
- 28 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
100m afstelling
Om een exacte hoeveelheid zaad op te brengen en om een exacte
hectaretelling mogelijk te maken, heeft de machine een impulsgetal
voor 100m rijafstand nodig die is aangepast aan de bodemgesteldheid.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Druk lang op de toets
om de waarde op te slaan
Druk kort op de
toets
om
verder te gaan naar het volgende menu.
a
Het impulsgetal kan direct volgens de richtwaardentabel worden
ingesteld.
Machinetype (banden) Werkbreedte
Machinetype (banden) Werkbreedte
[m]
Impulsen/100m
VITASEM 252 2,5 805
VITASEM 252 2,5 805
VITASEM 252 2,5 805
Vitasem 302 (6,00-16) 3,0 805
Vitasem 302 (6,00-16) 3,0 805
Vitasem 302 (6,00-16) 3,0 805
Vitasem 302 (10,00-15,3) 3,0 762
Vitasem 302 (10,00-15,3) 3,0 762
Vitasem 302 (10,00-15,3) 3,0 762
Vitasem 402 4,0 762
Vitasem 402 4,0 762
Vitasem 402 4,0 762
Vitasem A 252 2,5 720
Vitasem A 252 2,5 720
Vitasem A 252 2,5 720
Vitasem A 302 3,0 720
Vitasem A 302 3,0 720
Vitasem A 302 3,0 720
Vitasem A 402 4,0 720
Vitasem A 402 4,0 720
Vitasem A 402 4,0 720
100 m afstelling voor de bepaling van het impulsgetal/100m rijafstand
Als de richtwaardentabel niet overeenkomt met de bodemgesteldheid
(bijv. de hectareteller is onnauwkeurig of de weergegeven rijsnelheid
klopt niet), kan het impulsgetal als volgt worden bepaald:
b
Machine naar het begin van het 100m-traject brengen.
Om de meting te starten de toets
indrukken.
c
100m-traject rijden.
Om de meting te beëindigen de toets
indrukken.
d
Na de succesvolle meting moet het impulsgetal worden opgeslagen.
Om op te slaan toets
2 sec indrukken of tot het akoestisch signaal
klinkt.
a
b
c
d
2 sec
Opslaan!
- 29 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
Sensorproef
Voor de controle van de bewakingssensoren
Een sensor met zwarte achtergrond duidt erop dat de sensor een sig-
naal herkent.
Zaaiassensor
S1…
knippert wanneer de zaaias draait. Wanneer de zaaias
niet draait > foutmelding
Sensor voor snel-
heid en hectare-
teller
S3…
meet de omwentelingen aan de transmissieuitgang,
weergave in het rijpadmenu, snelheidsweergave en
hectareteller
Werkpositiesen-
sor S4
Sensor voor doorschakeling van de geulenteller
Rijpad links S2
Rijdpad rechts S6
Rijpadbewakingssensoren. Bij één rijpadmotor is al-
leen de linkersensor (li) actief. Bij twee rijpadmotoren
zijn beide sensoren actief.
Vulpeilsensor
...S7
capacitatieve resthoeveelheidmelder. Laat zien wan-
neer het vulpeil in een zaadreservoir een bepaalde
waarde onderschrijdt. Kan via de montagehoogte
worden ingesteld.
* Elektrische zaadhoeveelheidverstelling
a
huidige voedingsspanning van de bedieningsterminal
b
actuele aandrijfstand
c
met de pijltjestoetsen kan de stelmotor handmatig worden versteld
Kontrast
Helderheid
Voor het instellen van de display-helderheid.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
Aanwijzing: Bij een helderheid van het display lager dan
30% schakelt de toetsenbordverlichting automatisch in.
Kontrast
a
b
c
* Optie 'Elektrische zaadhoeveelheidverstelling'
Contrast
Voor de instelling van het contrast.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
Machinetype
Voor de instelling van het machinetype
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
- 30 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
Alarmmeldingen
Melding Betek
Melding Betek
enis van de
melding
Oplossing Uitschakelen van de melding
Oplossing Uitschakelen van de melding
Zaaias staat Een exacte hoeveelheid uit-
Zaaias staat Een exacte hoeveelheid uit-
gestrooid zaad kan niet wor-
den gegarandeerd. Werk-
zaamheden moeten worden
gestaakt en het probleem
moet worden verholpen.
De aandrijfkabel
moet worden ge-
controleerd.
De positie en func-
tie van de sensor
moeten worden
gecontroleerd.
De melding kan voor korte duur met de
toets
worden uitgeschakeld.
Vulpeil te laag De hoev
Vulpeil te laag De hoev
eelheid zaaigoed
in de tank is te gering voor
een exacte hoeveelheid uit
te strooien zaad. Voordat
de werkzaamheden worden
hervat, moet het zaaigoed
worden bijgevuld.
Zaaigoed bijvul-
len.
De melding kan voor korte duur met de
toets
worden uitgeschakeld, totdat
opnieuw wordt weggereden.
De melding kan tot het eerstvolgende
bijvullen van de tank met de toets
worden uitgeschakeld (5 seconden
indrukken).
Rijpadalarm (motor)
!
De rijpadmotor heeft de
gewenste positie niet bereikt.
De sensor schakelt bij het
ontgrendelen van de haak.
Sensorpositie con-
troleren.
Werking van de
stelmotor contro-
leren.
De melding kan voor korte duur met de
toets
worden uitgeschakeld, totdat
opnieuw wordt weggereden.
De bewaking kan langdurig worden uit-
geschakeld in het menu 'Rijpad' onder
bewaking.
Rijpadalarm (zaaias)
!
De zaaias staat stil op een
plaats, die als rijpad is
gedefinieerd, hoewel deze
moet draaien.
of
De zaaias is in beweging op
een plaats, die als rijpad is
gedefinieerd, hoewel deze
moet stilstaan.
Sensorpositie con-
troleren.
Werking van de
torsieveer contro-
leren.
Werking van de
stelmotor contro-
leren.
De melding kan voor korte duur met de
toets
worden uitgeschakeld, totdat
opnieuw wordt weggereden.
De bewaking kan langdurig worden uit-
geschakeld in het menu 'Rijpad' onder
bewaking.
Spoorwielalarm
!
Spoorwielsensor is geopend
(=wordt niet geactiveerd) en
de wielsensor aan de zaaias
ontvangt geen impulsen.
Let op! Dit alarm wordt ook
geactiveerd wanneer het
element blijft stilstaan zolang
het apparaat in arbeidsposi-
tie staat.
Kroonwiel op ver-
stopping contro-
leren.
Aandrijfstang op
defecten contro-
leren.
Sensorpositie en
functie controleren
De melding kan voor korte duur met de
toets
worden uitgeschakeld, totdat
opnieuw wordt weggereden.
De bewaking kan langdurig worden uit-
geschakeld in het menu 'Rijpad' onder
bewaking.
Taal
Voor de instelling van de weergegeven taal
Taalmogelijkheden: RO - DK - PO - CZ - I - E - F - GB - D - BG - TR - HU
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
- 31 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL
NL
2,50 m 10 m
3,00 m 12 m
4,00 m 16 m
4,50 m 18 m
5,00 m 20 m
6,00 m 24 m
2,50 m 10 m
3,00 m 12 m
4,00 m 16 m
4,50 m 18 m
5,00 m 20 m
6,00 m 24 m
4
2,50 m 7,50 m
3,00 m 9 m
4,00 m 12 m
5,00 m 15 m
6,00 m 18 m
Arbeitsbreite Spritzenbreite
Drillmachine Streubreite
Schalt-
rhyth-
mus
Durch-
fahrt
3
1 321 321 132
1 42 3132 4 321
6
2,50 m 12,50 m
3,00 m 15 m
4,00 m 20 m
5,00 m 25 m
6,00 m 30 m
2,50 m 15 m
3,00 m 18 m
4,00 m 24 m
4,50 m 27 m
5,00 m 30 m
2,50 m 15 m
3,00 m 18 m
4,00 m 24 m
4,50 m 27 m
5,00 m 30 m
5
132 4 15 2 5431
1423 5 16 2 5463
4A
12 3 2 3 2 34 1 14
8
2,50 m 17,5 m
3,00 m 21 m
4,00 m 28 m
2,50 m 20 m
3,00 m 24 m
4,00 m 32 m
2,50 m 20 m
3,00 m 24 m
4,00 m 32 m
7
1 32 465 7 32 51 4
1 42 3576 8 65 71 8
6A
21 3 4 21 3 4 55 6
8A
3
2
4
3
23
5
4
34
45
34 5 4 56 71 2 18 32
Beispiele für das Anlegen der Fahrgassen
Fahrgasse symmetrisch in einer Drillspur
Fahrgasse in versetzter Drillspur (asymetrisch)
Voorbeelden voor het aanleggen van een rijpad
Rijpad symmetrisch in een zaaispoor
Werkbreedte
rijenzaaima-
chine
Sproeier-
breedte Strooi-
breedte
Scha-
kelrit-
me
Rit
Voorbeelden voor het aanleggen van rijpaden
Rijpad in een schuin zaaispoor (asymmetrisch)
Rijpad in een schuin zaaispoor (asymmetrisch)
- 32 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Schakelpaneel
Beschrijving van de toetsen:
a
F1
b
F2
c
F3
d
F4
e
Start automatisch zaaibedrijf
f
Doorritteller met één verhogen
g
Hoeveelheid zaad verhogen
h
Automatische doorrittelling blokkeren - deblok-
keren
i
Doorritteller met één verlagen
j
Hoeveelheid zaad verlagen
k
Deze toets heeft bij VITASEM geen functie
l
Deze toets heeft bij VITASEM geen functie
m
Deze toets heeft bij VITASEM geen functie
n
Deze toets heeft bij VITASEM geen functie
o
Licht aan / uit
p
Deze toets heeft bij VITASEM geen functie
q
Deze toets heeft bij VITASEM geen functie
r
Deze toets heeft bij VITASEM geen functie
s
STOP
t
minus
u
plus
v
AAN / UIT / Systeemmenu
M7
Aanwijzing!
Lees de volgende
aanwijzingen en
toelichtingen voor
het gebruik aan-
dachtig door. Op
die manier kunt
u bedienings- en
instelfouten ver-
mijden.
Aanwijzing!
Het bedie-
ningspaneel tegen
weersinvloeden
beschermen.
a
b
d
f
H
c
e
g
i
j
l
p
o
N
m
s
t
v
U
Aanwijzing:
De bedieningsterminal dient voor de regeling van de dosering, rijpaden, de controlesensoriek, voor
het afdraaien en instellen algemeen en voor de activering van alarmmeldingen.
k
q r
- 33 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Zaaiwerkzaamheden
5. Na afloop van de voordosering begint het
normale zaaibedrijf en de dosering wordt via
de snelheid van de combinatie geregeld.
Automatische start van de voordosering - bij het wenden
aan het veldeinde:
Nadat de zaaibalk bij het wenden opnieuw is neerge-
laten, wordt de voordosering automatisch gestart. De
'Start'-toets hoeft niet te worden ingedrukt.
Handmatige start van de voordosering na stilhouden in
het veld:
Als de machine zich bij geactiveerd zaaibedrijf in ar-
beidspositie bevindt en er wordt geen snelheidssignaal
ontvangen, dan moet met de 'Start'-toets de voordose-
ring worden gestart.
Daardoor worden lege plekken bij het wegrijden in het
midden van het veld voorkomen.
Toets 'Rijpadentelling blokkeren /
deblokkeren'
- De rijpadentelling kan geblokkeerd worden. De rijpa-
den worden daardoor niet automatisch doorgeteld.
- Wordt de toets 2 seconden ingedrukt gehouden,
gaat de doorritteller naar waarde 1 terug.
Toets 'Doorritteller +1 / -1'
- Met deze toets kunt u de stand van de doorritteller
handmatig wijzigen.
Met de toets „+1“ wordt de tellerwaarde met 1 ver-
hoogd. Met de toets „-1“ wordt de tellerwaarde met
1 verlaagd.
Toets' Hoeveelheid zaad
verhogen /
verminderen'
- De uitzaaihoeveelheid kan worden gewijzigd met
de toets 'Zaadhoeveelheid verkleinen' of 'Zaadhoe-
veelheid vergroten'. (De waarde die wordt gewijzigd,
kan in het Set-menu worden ingesteld.)
- Wordt één van de toetsen 'Zaadhoeveelheid verklei-
nen' of 'Zaadhoeveelheid vergroten' gedurende 2
seconden ingedrukt, dan gaat de uitzaaihoeveelheid
naar de uitgangswaarde terug.
- Zolang u met een gewijzigde zaadhoeveelheid werkt,
die niet in de zaadbibliotheek voorkomt, wordt deze
waarde in het rood weergegeven.
Functie van de toetsen
Toets 'I /0 - ESC'
Bedieningsgedeelte uitgeschakeld
Kort indrukken < 1 sec.
- Inschakelen van het bedieningsgedeelte
Bedieningspaneel ingeschakeld
Kort indrukken < 1 sec.
- Wissel naar het systeemmenu
M7
(voor het instellen
(voor het instellen
van de helderheid) en terug
Bedieningspaneel ingeschakeld
Lang indrukken >= 2 seconden
- Uitschakelen van het bedieningsgedeelte.
Toets 'STOP'
Door de 'STOP'-toets te bedienen worden alle functies
gestopt.
Om verder te zaaien 'Start' toets indrukken
Toets 'Plus / Minus'
Kort indrukken < 1 sec.
- Wijzigen van het geselecteerde teken
- Doorbladeren van een lijst.
Gedrukt houden
- Wordt de toets +/- ingedrukt gehouden, dan wordt
snel door het keuzemenu heen gegaan.
Toets 'Start/Voordosering' (= activering
van het zaaibedrijf)
Procedure na het indrukken van de toets [Start/
Voordosering]
Voordosering
1. Laat de zaaibalk in arbeidspositie neer, om
de voordosering in te schakelen.
2. Na de start van de voordosering wordt 3
seconden (=voordoseertijd) met voordo-
seersnelheid (ca. 80% van de normale
zaaisnelheid) gedoseerd (De 'voordoseer-
tijd' en de 'voordoseersnelheid' kunnen in
het menu 'Parameters van de voordosering'
worden ingesteld).
3. Na afloop van de voordoseertijd klinkt een
akoestisch signaal (piep-toon gedurende 1
seconde) als teken om weg te rijden.
4. Het voordoseren loopt nog 1 seconde na de
piep-toon door (reactietijd tot wegrijden).
- 34 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Gedeeltelijke uitschakeling links of
rechts
Deze toets heeft bij dit model geen functie.
De blokkade van een halve zijde van de machine voor de
reductie van de zaaispoorbreedte, bijv. aan de veldrand
moet daarom handmatig door vastzetten aan de zaaias
worden uitgevoerd.
Deze functie dient ertoe om van asymmetrische rijpaden
symmetrische rijpaden te maken.
Zie het hoofdstuk Rijpaden-menu
Arbeidsverlichting aan /uit
Menu's
Startmenu
Startmenu
M1
Na het inschakelen van de Power Control-terminal verschijnt
het startmenu.
2
3
1
Weergave:
1 ... Machinetype
2 ... Softwareversie
3 ... Functietoetsen
Functietoetsen:
... Werkmenu
M2
... Instelmenu
M3
/lang indrukken:
/lang indrukken:
Configuratiemenu
M6
... Datamenu
M4
... Sensortestmenu
M5
Werkmenu
M2
Druk in het startmenu op de functietoets
, om in het
werkmenu te komen.
Druk op de functietoets
, om terug te keren naar
het startmenu.
Weergave:
1
34
5
6
7
2
2
2
1. Rijsnelheid
- De rijsnelheid wordt met behulp van de GPS sensor
van de machine bepaald.
- De groene markering geeft de optimale werksnelheid
aan. Daarbuiten werkt de doseerinrichting niet optimaal.
Het optimale toerentalbereik voor de dosering ligt tussen
550 omw/min en 3200 omw/min
Het maximale toerental kan alleen worden
bereikt als een systeemspanning van ten
minste 14V beschikbaar is.
- In noodbedrijf 'Dosering handmatig' wordt de tachometer
vervangen door het noodbedrijf icoontje:
- Als tijdens het automatisch zaaien geen snelheids-
signaal beschikbaar is, wordt de volgende informatie
weergegeven: „v=0, stop doseerinrichting“
2. Statusweergave Seed Complete:
(alleen bij Seed Complete)
Als de verschillende apps een groene achtergrond
hebben, zijn zij actief. Als zij een grijze achtergrond
hebben, zijn zij niet actief. Zie hoofdstuk Seed Complete
3. Rijpadschakeling
- Het type rijpad wordt aangegeven aan de hand van
trekkersporen:
Aanwijzing!
De uitgezaaide hoe-
veelheid zaaigoed
wordt bij benade-
ring aangegeven.
(vulniveau x
doseerasomwen-
teling)
Aanwijzing
Het zaaibedrijf
wordt gestopt
nadat een snel-
heid van 30 km/h
gedurende 10 sec
overschreden
werd.
- 35 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Symmetrisch Asy
Symmetrisch Asy
mmetrisc
h Speciale rij-
h Speciale rij-
paden (optie)
Rijpaden uit-
geschakeld
- Onder het rijpadentype wordt de rijpadenteller weerge-
geven (doorritteller/rijpadenslag).
- Als bij deze doorrit een rijpad wordt aangelegd, wordt
het desbetreffende trekkerspoor vet weergegeven.
- Wordt de rijpadentelling geblokkeerd, dan wordt de
rijpadenteller doorgestreept weergegeven.
Is de rijpadenschakeling in het Rijpa-
den-menu gedeactiveerd, dan worden in
het Work-menu de weergave en softkey's
verborgen.
4. Resthoeveelheidcontrole (optie)
- Wordt geactiveerd wanneer het peil van het zaaigoed
onder het peil van de resthoeveelheid valt.
- Zie het hoofdstuk Ingebruikname voor informatie over
het afstellen van de resthoeveelheidssensor:
5. Controle van de elektrische doseermotor
Hier wordt het toerental van de elektrische doseermotor
aangegeven. Het moet altijd tussen 500 omw./min. en
3200 omw./min. liggen.
Als dat niet het geval is, wijzigt u de rijsnelheid of de
zaaiparameters met behulp van de instelhulpen.
Let op:
overschrijding gedurende langere tijd van
het toegestane motortoerental gaat ten
koste van de levensduur van de motor.
6. Dosering actueel
- Weergave van het bewerkte oppervlak. (Hier: 2,4 ha)
- De minimale waarde van de doseermotor is 450 omw/
min. Daaronder kan de doseermotor niet worden aan-
gedreven. Ook als zo langzaam wordt gereden dat de
doseermotor eigenlijk langzamer zou moeten draaien,
wordt met ten minste 450 omw/min verder gezaaid.
Let op: het verbruik van zaaigoed of mest kan stijgen.
- Bedrijfstype
Dit symbool wordt weergegeven tijdens
het automatisch zaaien. Tijdens het
automatisch zaaien worden de zaai-
werkzaamheden na het neerlaten van
de machine automatisch hervat.
De doseeras begint te knipperen als
de dosering draait en de zaaibalk is
neergelaten.
Breedwerpig zaaien is actief, als in plaats
van de doseeras het teken Breedwerpig
zaaien wordt weergegeven.
7. Dosering
a. Weergave van de actuele tandwieloverbrenging in de
tandwielkast die links (in de rijrichting) van de zaadbak
gemonteerd is.
... zeer langzame overbrenging
... langzame overbrenging
... snelle overbrenging
... zeer snelle overbrenging
Bij wijziging van de actuele overbrenging wordt een
aanwijzingsbeeldscherm weergegeven, dat precies
aangeeft naar welke overbrenging werd gewisseld.
(hier wordt overgeschakeld van langzaam op snel)
Aanwijzing:
bij verandering van de overbrenging
controleren of op het informatiescherm
de juiste instelling wordt weergegeven.
Anders klopt geen van de navolgende
berekeningen van de uitzaaihoeveelheid!
b. Actuele uitzaaihoeveelheid per hectare
De uitzaaihoeveelheid kan tijdens het zaaien worden
gewijzigd met de toets "Zaadhoeveelheid verkleinen"
resp. "Zaadhoeveelheid vergroten" (in procenten). Een
gewijzigde uitzaaihoeveelheid wordt rood weergegeven.
Het percentage per keer kan worden ingesteld in het
menu "Handmatige dosering".
- Zolang u met een gewijzigde zaadhoeveelheid werkt,
die niet in de zaadbibliotheek voorkomt, wordt deze
waarde in het rood weergegeven.
- Als u de zaadhoeveelheid wilt instellen op de waarde
in de zaadbibliotheek, houdt u de toets "Zaadhoeveel-
heid verkleinen" resp. "Zaadhoeveelheid vergroten" 3
seconden ingedrukt.
c. Naam van zaaigoed
Weergave volgens zaadbibliotheek
d. uitgezaaide hoeveelheid
Hier wordt de waarde van kg-deelteller weergegeven.
Zie voor meer informatie over het op nul zetten van de
kg-deelteller het datamenu.
Aanwijzing
De uitzaaihoeveel-
heid kan via de
hardkey's
op
de terminal
worden gewijzigd
- 36 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Set-menu
M3
In het Set-menu bevinden zich naast de optionele menu's:
- de zaaigoedbibliotheek
- het Kalibreer-menu
- het Rijpaden-menu
- het Voordoserings-menu
- het Alarmtijden-menu
- het menu voor handmatige dosering
- het menu voor de 100m testafstand
Druk in het Start-menu op de functietoets
, om in
het Set-menu te komen.
Druk op de functietoets
, om terug te keren naar
het startmenu.
Functietoetsen
:
Zaadbibliotheek
Bewerken van de bibliotheek, zaaigoed-
keuze
Kalibreerproef (=afdraaiproef)
Kalibreerproef uitvoeren
Rijpadschakeling
Instellingen voor rijpadenschakeling
Overige functietoetsen
Parameters van de voordosering
Instellingen voor de voordosering
Alarmmeldingen
Alarminstellingen
Handmatige dosering
Noodzakelijk voor noodbedrijf bij uitval van
het snelheidssignaal
100m afstelling
Exacte aanpassing van de regeling aan
de machine- en bodemomstandigheden
Een menu-niveau terug
1. Zaadbibliotheek
Vanuit het
instelmenu
- Toets
indrukken
Zaaigoed toewijzen
1. Zaaigoed met de pijltjestoetsen
/
selec-
teren
2.
Toets indrukken
1x indrukken om het zaaigoed te selecteren. 'D1
'
verschijnt naast het geselecteerde zaaigoed. De zaai-
goedinvoer wordt in de bibliotheek geselecteerd en het
menu 'Zaaigoed bewerken' verschijnt.
Wijzigen van de toewijzing:
Voer de procedure 'Zaaigoed toewijzen' opnieuw uit
Aanwij-
zing!
Alle hier aangege-
ven functietoet-
sen zijn toeganke-
lijk. Als u een be-
paalde toets niet
ziet, kunt u deze
weergeven door
op de toets
[Overige functies]
[Overige functies]
te drukken.
Aanwijzing!
De uitgezaaide hoe-
veelheid zaaigoed
wordt bij benade-
ring aangegeven.
(vulniveau x
doseerasomwen-
teling)
Aanwij-
zing!
Voordat de be-
sturing voor de
eerste keer in
gebruik wordt
genomen, dienen
enkele zaken te
worden ingesteld,
zodat de machine
op de juiste ma-
nier functioneert.
- 37 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
1.1 Zaaigoed bewerken
a
b
c
d
e
Functietoetsen:
Parameter wijzigen
Wisselt naar het wijzigingsbeeldscherm
Kalibreerproef (=afdraaiproef)
Kalibreerproef uitvoeren
Een menuniveau terug
Beschrijving van de symbolen op het display:
Per zaaigoed worden de volgende gegevens opgeslagen:
A
Naam van het zaaigoed:
vrij in te voeren (max. 15 tekens)
b
Uitzaaihoeveelheid:
vrij in te stellen, invoer in korrels/m
2
of in kg/ha
Hier stelt u de gewenste (standaard)uitzaaihoeveelheid
in. Als de hoeveelheid wordt aangegeven in korrels/
m
2
, moet de parameter duizendkorrelgewicht (DKG)
kloppen.
c
kg/omw. (vulniveau)
De besturing moet voor elke soort zaaigoed weten
hoeveel zaad per omwenteling van de doseeras vereist
is. Hoe zorgvuldiger deze waarde wordt bepaald, des
te preciezer de doseerinrichting werkt.
Voor normale zaden geldt een waarde van 0,50 kg/
omw., voor fijne zaden geldt 0,020 kg/omw. als goede
uitgangswaarde voor de kalibreerproef. De parameter
kan handmatig worden ingevoerd, maar wordt tijdens
de kalibreerproef (aanbevolen) precies bepaald en
overschrijven.
d
DKG (duizendkorrelgewicht):
Als de hoeveelheid korrels/m
2
moet worden gedoseerd,
moet het juiste duizendkorrelgewicht zijn ingevoerd. Als
de hoeveelheid wordt aangegeven in kg/ha heeft deze
parameter geen betekenis.
e
Dichtheid kg/hl
Raadpleeg de verpakking van het zaai-
goed of informeer bij de fabrikant naar
de juiste waarde voor de dichtheid van
het gebruikte zaaigoed.
1.1.1 Wijzigingsbeeldscherm
1. Druk op
om de parameters te kiezen die u wilt
wijzigen.
2. Bij getallen van meer dan 2 cijfers of bij woorden kunt
u met de toetsen
het teken of de plaats
selecteren die u wilt aanpassen.
3. Druk op de functietoetsen
of de toetsen
helemaal onder op de terminal om de
waarde te wijzigen.
4. Druk op
om de waarde op te slaan en naar de
volgende parameter verder te springen.
5. Druk op
om naar het Configuratie-menu terug
te keren.
Functietoetsen
1. volgende parameter selecteren
2. Waarde opslaan
Getal verlagen of teken wijzigen
Getal verhogen of teken wijzigen
Een menu-niveau terug
Aanwij-
zing!
De zaadbibliotheek
vormt het hart van
de besturing.
Deze bibliotheek
bevat alle gege-
vens die de be-
sturing voor een
exacte dosering
nodig heeft. Hoe
zorgvuldiger deze
gegevens zijn
ingevoerd, des te
preciezer het uit-
zaaien geschiedt.
- 38 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Kort indrukken:
Keuze van het te wijzigen teken
lang indrukken:
Teken wissen
kort indrukken:
Keuze van het te wijzigen teken
Lang indrukken: Naar het einde van het
woord springen
2. Kalibreren/afdraaien
Uitgaand van het
Set-menu
of van
menu
Zaaigoed bewerken
- Toets
indrukken
A
b
c
d
a
Kalibreersoort
"Tastend kalibreren" of "Oppervlak kalibreren"
b
Zaaigoedweergave
hier ziet u welk zaaigoed is geselecteerd
c
Kalibreersnelheid
hier moet de snelheid worden ingesteld waarmee bij het
kalibreren wordt gewerkt (is met de noodbedrijfssnelheid
gekoppeld. zie 6. Noodbedrijf)
d
Uitzaaihoeveelheid
hier moet de hoeveelheid zijn ingesteld die
later daadwerkelijk gezaaid zal worden. De
weergavewaarde komt uit de zaaigoedbibliotheek.
Wanneer de uitzaaihoeveelheid hier wordt gewijzigd,
dan wordt de waarde in de zaaigoedbibliotheek
teruggeschreven.
- Druk op de [Verder] toets
6
als de parameters zijn
als de parameters zijn
ingesteld.
Kalibreren op basis van het oppervlak
e
e
Kalibreeroppervlak invoeren
Dit menu wordt alleen weergegeven bij "Oppervlak
kalibreren".
Doseeras eventueel vullen
g
f
h
f
Doseerwiel gevuld?
g
Doseerwiel juist ingesteld?
h
Opvangzak bevestigd?
Kalibreren starten
i
j
i
Weergave van de doseerwielomwentelingen
j
Weergave van het gekalibreerde oppervlak
Aanwij-
zing!
De kalibreerproef is
van groot belang
om de precieze
dosering te be-
palen.
Daarbij wordt een
bepaald aantal
doseerasomwen-
telingen gemaakt,
dat bijvoorbeeld
kan worden bere-
kend aan de hand
van het kalibreer-
vlak.
Hiertoe draait de
doseeras met
de zogenaamde
kalibreersnel-
heid, die moet
overeenkomen
met de werkelijke
arbeidssnelheid
en afhankelijk is
van de ingestelde
uitrijhoeveelheid
en het vulniveau.
Na het kalibreren
moet het zaaigoed
worden gewo-
gen en moet het
resultaat op de
terminal worden
ingevoerd.
De besturing
berekent op basis
daarvan de pre-
cieze waarde voor
het vulniveau "kg/
omw.".
- 39 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Functietoetsen:
Parameter wijzigen
Wisselt naar het wijzigingsmenu
Wissel van de kalibreersoort
'Tastend kalibreren' of 'Oppervlak kali-
breren'
Terug-toets
terug naar de laatste kalibreerstap
Verder-toets
verder naar de volgende kalibreerstap
Een menu-niveau terug
Doseeras draaien
voor het vullen van het doseerwiel. Zolang
de toets ingedrukt blijft, draait de doseeras
met kalibreersnelheid Vullen is ook met de
externe afdraaitoets mogelijk.
Kalibreerprocedure starten
- bij 'tastend afdraaien' wordt zolang
gekalibreerd tot de toets weer wordt
losgelaten
- bij 'oppervlak afdraaien' wordt zolang
gekalibreerd tot het ingestelde opper-
vlak is bereikt (aantal omwentelingen
draaien)
Gewicht invoeren
l
m
l
Beoogde waarde
uit de parameters van de zaaigoedbibliotheek berekend
gewicht
m
Werkelijke waarde
Gewogen gewicht
Afsluiten
n
o
n
Afwijking in procenten
o
Proef beëindigen .... OK
Met de toets OK kunt u de nieuwe waarde toepassen
en opslaan. Terug naar het startmenu.
Afdraaien beëindigen
Waarde wordt in de zaaigoedbibliotheek
opgeslagen. Terug naar naar het startmenu.
Afdraaien herhalen
De actuele waarde 'kg/omw' blijft opgesla-
gen. Terug naar het Kalibreer-menu.
Werkwijze bij het 'afdraaien'
1. Gewenst zaaigoed selecteren.
Opmerking: wanneer u het kalibreermenu weergeeft,
is het zaaigoed geactiveerd dat in de zaadbibliotheek
is ingesteld.
2. Zaadhoeveelheid instellen.
De ingestelde zaadhoeveelheid wordt automatisch
opgehaald uit de zaadbibliotheek. Normaal gezien hoeft
u deze hoeveelheid niet te wijzigen.
3. Kalibreersnelheid instellen.
De kalibreersnelheid moet gelijk zijn aan de werkelijke
gemiddelde werksnelheid.
4. Opvangzak ophangen.
5. Het doseerwiel een paar slagen draaien (de cellen
worden met zaaigoed gevuld).
6. Opvangzak legen en weer ophangen.
7. Verder met toets „>>“
8. Kalibreerprocedure met de kalibreertoets aan de regeling
of met de ext. afdraaitoets aan de machine beginnen.
9. U kunt kiezen uit twee mogelijkheden:
- "Tastend afdraaien":
De doseeras wordt zolang gedraaid als op de toets
wordt gedrukt.
- "Oppervlak afdraaien":
Bij het afdraaien op basis van het oppervlak wordt
het ingestelde oppervlak afgedraaid. Dit proces kan
tijdelijk worden onderbroken (door de kalibreertoets
in te drukken).
10. De afgedraaide hoeveelheid moet nu worden afgewo-
gen en onder parameters
m
worden ingevoerd. Om de
Aanwij-
zing!
Het kalibreren / af-
draaien moet voor
ieder zaaigoed dat
nieuw in de zaai-
goedbibliotheek
wordt opgenomen
worden doorge-
voerd.
- 40 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Voorbeeld
De instellingen
Vulgraad: 0,02
kg/ha; Snelh.: 10
km/h; Uitrijhoe-
veelheid: 240kg/
ha; Arbeidsbreed-
te: 6m; leiden
tot een berekend
toerental aan
de doseermotor
van 28600 omw/
min. Dat is veel
te hoog! Daarom
grofafdraaien.
In dit voorbeeld is
de vulgraad te
laag. Wijzig de
overbrenging om
een realiseerbaar
motortoeren-
tal mogelijk te
maken.
voorgestelde waarde te wijzigen
drukken.
11. Verder met toets ">>".
De afwijking (in procenten) tussen de beoogde en de
werkelijke waarde wordt aangegeven.
Grof afdraaien:
Kloppen de waarden bij het begin van het afdraaien met
grotere bedragen niet, dan wordt automatisch het grofaf-
draaien doorgevoerd => 10 omwentelingen van de doseeras
bij vast motortoerental.
In de weergave verschijnt het volgende knipperende
symbool:
q
q
Om de modus Grofafdraaien zo snel mogelijk weer
te verlaten:
- Controleer of de juiste transmissie-overbrenging
is ingesteld.
- Controleer de kalibreersnelheid
3. Rijpadschakeling
Vanuit het
instelmenu
- Toets
indrukken
a
c
b
d
e
f
Druk op de
toets om naar het volgende beeld-
scherm te komen.
g
h
h
i
i
- Rijpadenslag en soort rijpad kunnen in dit menu gese-
lecteerd worden.
Beginwaarde van de rijpadentelling:
Na het omstellen van het soort rijpad wordt de
doorritteller automatisch op 1 gezet.
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Rijpadenschakeling in-/uitschakelen
Als de rijpadenschakeling hier is gedeac-
tiveerd, dan worden in het Work-menu de
weergave en softkey's verborgen.
b
Verzorgingsbreedte
Instellen van de werkbreedte van de gewasverzorgings-
machine (spuitmachine, kunstmeststrooier, enz.). Aan
de hand van de werkbreedte van de machine en de
verzorgingsbreedte wordt de rijpadenslag berekend.
c
Voorconfiguratie van de gedeeltelijke
uitschakeling links of rechts
Deze parameter is slechts een voorinstelling waarmee
u de software meedeelt aan welke kant de gedeeltelijke
uitschakeling aan uw machine is gemonteerd: Hij zorgt
ervoor dat de rijpaden opnieuw worden berekend met
de geselecteerde deelbreedte.
"X" ... Start met hele breedte
„R“ ... Start met halve breedte, rechterkant is uitgescha-
keld.
„L“ ... Start met halve breedte, linkerkant is uitgeschakeld.
Aanwijzing:
Standaard kunnen de machines rechts
worden uitgeschakeld (R).
Door bij het zaaien met de halve machinebreedte te
beginnen kunt u asymmetrische rijpaden vermijden:
Zie het gedeelte Asymmetrische rijpaden in het hoofd-
stuk Rijpaden.
Om de gedeeltelijke uitschakeling te starten, moet de
toets [Gedeeltelijke uitschakeling]
ten minste
gedurende 2 sec. worden inge- dr
gedurende 2 sec. worden inge- dr
ukt.
Opmer-
king
!
Als de rijpaden-
schakeling niet
wordt gebruikt,
kan deze helemaal
worden uitge-
schakeld door de
parameter "a" in
te stellen op "X".
- 41 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
d
Veldrand
Hier voert u de rand van het veld (links of rechts) in
waar met zaaien wordt begonnen. Dit veld wordt alleen
weergegeven bij asymmetrische rijpaden of speciale
rijpaden.
Infosectie:
e
Slag (weergave)
De juiste rijpadenslag wordt berekend op basis van de
ingevoerde werkbreedte en verzorgingsbreedte.
De zaaibalk moet gedurende ten minste
3 sec (tijd niet instelbaar) in neergelaten
toestand bevinden, zodat bij de volgende
hefprocedure de countdown om verder te
schakelen begint.
Verderschakel-countdown: De zaaibalk
moet zich ten minste gedurende 5 sec
in geheven toestand bevinden, zodat de
rijpadenslag wordt verdergeschakeld. Tijd
in Rijpaden-menu instelbaar
f
Type rijpad (weergave)
Het juiste type rijpad (symmetrisch, asymmetrisch, of
links of rechts uitgeschakeld) wordt berekend op basis
van de ingevoerde gegevens over de werkbreedte, de
verzorgingsbreedte, de rand van het veld waar wordt
begonnen (links of rechts) en de machinebreedte (half
of volledig).
Symmetrisch Asymme
Symmetrisch Asymme
trisch Speciale rij-
trisch Speciale rij-
paden (optie)
Rijpaden uit-
geschakeld
U moet het aangegeven type rijpad hand-
matig op de machine instellen. Zie het
hoofdstuk Rijpaden.
g
Pompende schakeling in-/uitschakelen
Wanneer de pompende schakeling is ingeschakeld wordt
de ingestelde strokenlengte beurtelings ingezaaid en
niet ingezaaid.
De strokenlengte is theoretisch instelbaar tussen
2-20 m. Deze is sterk afhankelijk van de rijsnelheid,
omdat het in- en uitschakelen steeds drie seconden
duurt. In de tabel ziet u een aantal voorbeeldwaarden
voor de rijsnelheid en de minimumlengte van het rijpad
bij gebruik van de pompende schakeling. Deze waarde
kan uiteraard worden verhoogd.
Rijsnelheid
Minimumlengte van
het rijpad
5 km/u 5 m
5 km/u 5 m
8 km/u 7 m
8 km/u 7 m
12 km/u 10 m
12 km/u 10 m
Aanwij-
zing!
Zie het hoofdstuk
"Compass-termi-
nal" voor voor-
beelden van het
aanleggen van
rijpaden.
h
Instelbare countdown (zaaibalkverblijfsduur)
De zaaibalkverblijfsduur geeft aan hoe lang de zaaibalk
moet worden geheven, voordat de rijpadenslag verder
geschakeld moet worden.
i
Zie hoofdstuk Seed Complete
Zie hoofdstuk Seed Complete
Deze variant mag, voor zover zichtbaar,
niet zijn geactiveerd, omdat deze nog niet
beschikbaar is.
Functietoetsen:
Wijzigen
Naar boven bladeren
Naar beneden bladeren
Overige functies
Een menuniveau terug
Aanwijzing:
Zie het hoofdstuk Rijpaden voor infor-
matie over het handmatig instellen van
de rijpaden.
Welke haken u daarvoor moet verwijderen,
leest u in de infosectie over het menu
Rijpadenschakeling.
- 42 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
4. Parameter van de voordosering
Vanuit het
instelmenu
- Toets
indrukken
a
b
c
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Voordoseertijd
= tijd die het zaaigoed nodig heeft, om van de dosering
naar de zaaibalk te komen
b
Voordoseer-snelheid
De voordoseer-snelheid moet overeenkomen met de
halve arbeidssnelheid.
c
Vertragingstijd:
Bij veel trekkers kan het gebeuren dat het signaal "Ma-
chine in arbeidspositie" te vroeg afgaat. Daardoor wordt
te vroeg met zaaien begonnen. Om dat te vermijden
stelt u de parameter Vertragingstijd" in.
Aanwijzing:
Voordat u een nieuwe combinatie (van
trekker en machine) in gebruik neemt,
moet u nagaan of de doseerinrichting
loopt voordat de machine de arbeidspo-
sitie bereikt. Pas de vertragingstijd aan
als u na het wegrijden zaaigoed op de
grond ziet liggen.
Signaal "Machine in arbeidspositie":
3 mogelijke activeringsmethoden:
- signaalcontactdoos
- Hefinrichtingssignaal via Isobus
- Sensor arbeidspositie
Functietoetsen:
Wijzigen
Een menu-niveau terug
Instellingen voor Seed Complete - Section
Control. Zie hoofdstuk Seed Complete
Functieverloop van de voordosering
(Zie de toets "Start" in het hoofdstuk Functie van de toetsen.)
5. Alarmmeldingen
Voor de controle van de doseeras, de ventilator en het
vulpeil van de tank kunnen in dit menu grenswaarden
en vertragingstijden voor de alarmmeldingen worden
ingesteld.
Vanuit het
instelmenu
- Toets
indrukken
a
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Zaaiascontrole en controle van gedeeltelijke uitscha-
keling links of rechts (optie)
0 = uit
Er wordt een waarschuwingsmelding weergegeven als
de motor loopt, maar de boordcomputer geen impulsen
ontvangt.
Stel hier in na hoeveel tijd de alarmmelding wordt
weergegeven.
Aanwijzing:
Zie het hoofdstuk Onderhoud voor infor-
matie over de positie van de sensoren.
Functietoetsen:
Wijzigen
Een menu-niveau terug
Aanwij-
zing!
Zie ook hoofdstuk
'Alarm- en waar-
schuwingsmeldin-
gen'
- 43 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
6. Noodbediening "Handmatige
dosering"
Vanuit het
instelmenu
- Toets
indrukken
a
c
b
- Voor een juiste aanpassing van de dosering aan de
snelheid is een snelheidssignaal vereist.
Als dit signaal bijv. door uitval van de radarsensor aan
de trekker of aan de machine niet beschikbaar is, zou
de machine zonder de noodbedienings-functie niet
kunnen functioneren.
- De functie 'Noodbediening' genereert, net als bij het
afdraaien, voor de dosering een kunstmatig snelheids-
signaal. De gewenste snelheid kan in dit menu worden
ingesteld.
- Als deze noodbediening is geactiveerd en de dosee-
rinrichting is ingeschakeld, draait de doseeras met een
constant toerental.
- Op het display wordt de waarde weergegeven die tijdens
het doseren wordt gebruikt.
Aan de hand hiervan kan de bediener van de trekker
proberen deze snelheid zo nauwkeurig mogelijk aan te
houden.
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Stapgrootte (%)
In dit veld voert u het percentage in dat wordt gebruikt
om de uitzaaihoeveelheid te verhogen of te verlagen bij
het indrukken van de toets "Zaadhoeveelheid verkleinen"
of "Zaadhoeveelheid vergroten".
b
Noodbediening
- Inschakelen van het noodbediening, door een haakje
te plaatsen bij Noodbediening
b
.
Als de noodbediening is ingeschakeld, wordt de dosering
niet meer geregeld op basis van de snelheid. In plaats
daarvan wordt de uitzaaihoeveelheid berekend aan de
hand van de ingestelde waarden in de zaadbibliotheek
en de hier ingevoerde snelheid.
Deze snelheid is gekoppeld aan de kalibreersnelheid
(zie 2. Kalibreren/afdraaien). Dit betekent dat wanneer
u de noodbedieningssnelheid verandert, ook de kalibr-
eersnelheid wordt gewijzigd.
c
Breedwerpig zaaien
- De Breedwerpig zaaien-functie wordt geactiveerd door
een haakje te plaatsen bij Breedwerpig zaaien
c
.
- Is Breedwerpig zaaien actief, dan loopt de dosering ook
bij geheven zaaibalk verder. De dosering wordt ook in
dit geval geregeld op basis van de snelheid.
- In het Work-menu verschijnt de functietoets
Breedwerpig zaaien, voor het in- en uitschakelen van
de Breedwerpig zaaien-modus.
Functietoetsen:
Wijzigen
Een menuniveau terug
- 44 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
7. 100 meter testafstand
Vanuit het
instelmenu
- Toets
indrukken
Om de besturing aan te passen aan de machine en de
bodemgesteldheid dient u een 100 meter testafstand
te rijden.
Procedure:
1. Een afstand van 100 m markeren op de akker.
2. De trekker op de beginpositie plaatsen.
3. Toets '100m START' op de regeling drukken. De
functietoetsrij verandert.
4. Wegrijden met de trekker.
5. De impulsen van de radarsensor worden geteld
6. Na 100 m de toets "100m STOP" indrukken.
7. De trekker stoppen.
8. Bij meer dan 5000 getelde impulsen verschijnt
'OK'? op het display. De waarde met de toets "OK"
bevestigen of met de toets "ESC" negeren. Waarden
van minder dan 5000 impulsen worden automatisch
genegeerd.
9. Het nieuwe aantal impulsen wordt weergegeven.
Functietoetsen
Wijzigen
Begin van de 100m afstand
Wijziging opslaan
Overige functies
Einde van de 100m afstand
Reset naar standaardwaarde
Een menu-niveau terug
Aanwijzing!
Alle hier aangegeven functietoetsen zijn
toegankelijk. Als u een bepaalde toets niet
ziet, kunt u deze weergeven door op de
toets
[Overige functies] te drukken.
[Overige functies] te drukken.
- 45 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
DATA-menu
M4
In het Data-menu bevinden zich alle gegevens die voor de
gebruiker zijn opgeslagen.
Druk in het startmenu op de functietoets
, om in het
gegevensmenu te komen.
Druk op de functietoets
, om terug te keren naar
het startmenu.
Totaalteller
a
b
Functietoetsen
Omschakelen naar het menu Dagteller
Omschakelen naar het menu Jaarteller
Een menu-niveau terug
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Totale oppervlakte in hectare
b
Totaal aantal bedrijfsuren
Dagteller
c
d
e
f
Functietoetsen
Actuele tellerstand wissen
De bevestigingsvraag wordt weerge-
geven.
(Zie
g
, Wissen = OK, Terug = ESC, alleen
massa wissen kg -> 0)
Aanwij-
zing!
Het is mogelijk om
een hectare- en
een bedrijfsu-
rentelling uit te
voeren.
Zolang de dosering
loopt, worden
hectare en be-
drijfsuren geteld.
Een menu-niveau terug
Beschrijving van de symbolen op het display:
c
Dagteller oppervlakte in hectare
d
Dagteller bedrijfsuren
e
Uitzaaihoeveelheid in kilogram voor dosering
f
Datum en tijd van de laatste wisbewerking
Bevestigingsvraag:
g
Jaarteller
h
i
j
Functietoetsen
Parameter wijzigen
Actuele tellerstand wissen
De bevestigingsvraag wordt weerge-
geven.
(Zie
g
, Wissen = OK, Terug = ESC)
Een menuniveau terug
Beschrijving van de symbolen op het display:
h
Jaarteller oppervlakte in hectare
i
Jaarteller bedrijfsuren
j
Datum en tijd van de laatste wisbewerking.
- 46 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Bevestigingsvraag:
g
g
Bevestigingsvraag of de teller echt moet worden gewist.
- Bevestigen met de toets
.
- Breek het wissen met de toets
af.
De bediener kan op elk gewenst moment de stand van
de dag- en de jaarteller opvragen en deze elk afzonderlijk
terugzetten op nul.
De datum en het tijdstip van deze wisprocedure worden
opgeslagen.
TEST-menu
M5
In het Test-menu vindt u informatie over sensoren en fouten.
Druk in het Start-menu op de functietoets
, om in
het Set-menu te komen.
Druk op de functietoets
, om terug te keren naar
het startmenu.
Menu - Sensortest 1
a
c
b
d
e
f
g
h
Als de functie is geactiveerd, is het vakje zwart gemaakt.
Menu Sensortest 1
a
Sensor voor wendakkersignaal (S1)
b
externe afdraaitoets (S15)
c
Boordspanning
Actuele en minimale waarde in volt
Terugzetten van de mininale waarde zie Sensortest-me-
nu 4
d
Rijpadensensor links (B10)
e
Rijpadensensor rechts (B20)
Alleen bij machines met 2 rijpadmotoren
f
Sensor voor zaaiascontrole (S12)
g
Transmissiesensor (S8)
h
Motortoerentalsensor (S9)
Menu - Sensortest 2
i
j
k
i
Signaal - vulpeilsensor (S6)
D1-act...actuele waarde
j
Snelheidssignaal - trekker
Alleen bij trekker met ISOBUS of CCI-terminal en
signaalcontactdoos.
k
Snelheidssignaal - GPS-sensor (S5)
Menu - Sensortest 3
De informatie op dit scherm is bedoeld voor de klanten-
service.
- 47 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Aanwij-
zing!
Hiermee kan wor-
den gecontroleerd
of alle sensoren
van de machine
naar behoren
werken.
Menu Sensortest 4
Foutenlijst:
a
b
c
d
e
Kolom
A
: Foutnummer, zie de lijst met foutnummers
Kolom
b
: Het punt (ha) waarop de fout voor het eerst is
opgetreden
Kolom
c
: Het punt (ha) waarop de fout voor het laatst is
opgetreden
Kolom
d
: Het aantal malen dat de fout is opgetreden
Kolom
e
: Het aantal fouten dat is genegeerd totdat de
machine opnieuw werd gestart (Zie het gedeelte "Alarm-
en waarschuwingsmeldingen".)
Lijst met foutnummers:
nr.
Fout
1
De doseeras beweegt niet of te langzaam
2
De snelheid van de trekker is te laag
3
De snelheid van de trekker is te hoog
4 De zaaislang stroomt niet door
4 De zaaislang stroomt niet door
5 Zaadstroomcontrolesensor - inactief (kabel-
5 Zaadstroomcontrolesensor - inactief (kabel-
breuk)
6 Spanning lager dan 12 V
6 Spanning lager dan 12 V
7 Motorstroomsterkte hoger dan 11 A
7 Motorstroomsterkte hoger dan 11 A
Functietoetsen
Omschakelen naar het menu Sensortest 1
Omschakelen naar het menu Sensortest 2
Omschakelen naar het menu Sensortest 3
Omschakelen naar het menu Sensortest 4
Pagina met foutcodes voor de klantenservice
De minimumwaarde van de boordspanning
wordt teruggezet op de actuele waarde.
Aanwijzing!
Alle hier aangegeven functietoetsen zijn
toegankelijk. Als u een bepaalde toets niet
ziet, kunt u deze weergeven door op de
toets
[Overige functies] te drukken.
[Overige functies] te drukken.
Configuratie-menu
M6
In het Configuratie-menu past u de software aan uw
machine aan.
Druk in het Start-menu gedurende 10 sec op de functietoets
om in het Configuratie-menu te komen.
Druk op de functietoets
, om terug te keren naar
het startmenu.
a
b
c
d
e
H
g
f
i
j
k
Voor het instellen van het machinetype, de taal en de
machineconfiguratie.
Betekenis van de symbolen:
Velden met een grijze achtergrond hebben bij dit model
geen functie.
a
Machinetype
b
Taal
c
Spoortrekker (geen functie)
d
ondergrondse mesttoevoer (geen functie)
e
Verlichting
f
Zaaistroomcontrole (geen functie)
g
Gedeeltelijke uitschakeling links of rechts (geen functie)
h
Aantal rijpadmotoren
i
intelligente verdelerkop (niet beschikbaar)
j
Voorloopmarkeur
k
Resthoeveelheidmelder
- 48 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Functietoetsen
Wijzigen
Bladeren
Bladeren
Overige functies
Omschakelen naar Service menu (alleen
voor klantenservice)
Weergave is bedoeld voor de klanten-
service.
Een menu-niveau terug
Systeem-menu
M7
In het Systeem-menu wordt de helderheid van de weer-
gave gewijzigd. Alle andere functies zijn bestemd voor
servicemedewerkers.
Druk kort
, om in het Systeem-menu te komen.
Druk nogmaals
om naar het vorige menu terug te keren.
om naar het vorige menu terug te keren.
Functietoetsen:
... alleen voor servicemedewerkers
... beeldscherm helderder instellen
... beeldscherm donkerder instellen
... alleen voor servicemedewerkers
Aanwijzing
Beneden 60%
helderheid van het
display schakelt
de toetsenbord-
verlichting van
de Power Control
Terminal automa-
tisch in.
- 49 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Alarm- en waarschuwingsmeldingen
Systeemspanning te laag - 001
- De voedingsspanning is te laag. Het alarm wordt bij
lopende dosering na 3 sec lager dan 11,8V geactiveerd.
- Controleer de voedingsspanningskabels van de machine
naar de trekker.
- Controleer de accuspanning van de trekker. Deze mag
bij lopende motor niet lager zijn dan 13V.
Fout elektrische doseermotor - 002
- Deze foutmelding treedt op als de spanning op de
elektrische doseermotor te laag is of als de systeem-
spanning vanuit de trekker te laag is. In ieder geval
kan de motor niet hoger draaien of als de doseermotor
ondanks functionerende verbinding niet loopt.
- Als de fout zich voordoet, als u zich in de buurt bevindt
van de bovenste grens van de snelheidscorridor (in
het Work-menu groen weergegeven), dan dient u uw
rijsnelheid aan te passen!
- Zorg voor een systeemspanning van minimaal 13V.
De doseeras beweegt niet of te langzaam. - 004
- 005
- voor dit alarm zijn er twee versies. Het getal naast het
icoontje geeft aan of het probleem zich links of rechts
voordoet. Daarbij staat (1) voor links en (2) voor rechts.
- als het doseeras-toerental voor langer dan de in het
SET / Alarmen ingestelde doseeras-alarmeringstijd
van het beoogde toerental afwijkt.
- met ingeschakelde doseeras-alarmering is de melding
doorgestreept.
- Wordt verborgen wanneer de doseeras het beoogde
toerental bereikt.
Deze fout kan meerdere oorzaken hebben:
a) Uitval van de sensor voor doseeras.
b) De doseeras beweegt niet of te langzaam, de doseer-
motor bereikt het beoogde toerental niet doordat
- er een mechanisch of elektrisch probleem is met de
aandrijfmotor.
- de doseeras klemt of stroef draait.
Stroomstoring schijnwerper - 009
- De stroomsterkte op de uitgang voor de schijnwerper
is te laag.
Oorzaken:
- Er is een schijnwerper geconfigureerd maar naar
niet geïnstalleerd.
- Kabelbreuk
Ventielfout voorloopmarkeur - 010 - 011
- voor dit alarm zijn er twee versies. Het driehoekje onder
het voorloopmarkeursymbool geeft aan of het probleem
zich links of rechts voordoet. Daarbij staat het linker
driehoekje voor links en het rechter driehoekje voor
rechts.
- De stroomsterkte op de uitgang voor de voorloopmarkeur
is te laag.
Oorzaken:
- Er is een voorloopmarkeur geconfigureerd maar niet
geïnstalleerd.
- Kabelbreuk
- Storing in het ventiel
Sneller rijden! - 024
- wanneer tijdens het zaaien (ventilator loopt) het bere-
kende, beoogde toerental van de doseermotor bij de
actuele rijsnelheid lager is dan het ideale toerental.
- Terugkeren naar de normale weergave met de ACK-
toets.
- Wordt verborgen wanneer de snelheid wordt verhoogd
tot het toegestane bereik.
- Wanneer het snelheidsalarm is uitgeschakeld, wordt
de melding doorgestreept en wordt deze niet meer
weergegeven totdat de machine opnieuw wordt gestart.
Aanwijzing!
Met de toets
kunt u een
melding onder-
drukken totdat de
machine opnieuw
wordt gestart (via
het contactslot).
- 50 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Langzamer rijden! - 025
- wanneer tijdens het zaaien (ventilator loopt) het bere-
kende, beoogde toerental van de doseermotor bij de
actuele rijsnelheid hoger is dan het maximaal bereikbare
toerental.
- Terugkeren naar de normale weergave met de ACK-
toets.
- Wordt verborgen wanneer de snelheid wordt verlaagd
tot het toegestane bereik.
- Wanneer het snelheidsalarm is uitgeschakeld, wordt
de melding doorgestreept en wordt deze niet meer
weergegeven totdat de machine opnieuw wordt gestart.
Tank-inhoud leeg! - 027
- wanneer het vulpeil onder het niveau van de afsluitschuif
komt.
- Wordt verborgen wanneer de tank weer wordt gevuld.
Fout motortoerentalsensor - 028 - 029
- voor dit alarm zijn er twee versies. Het getal naast het
icoontje geeft aan of het probleem zich links of rechts
voordoet. Daarbij staat (1) voor links en (2) voor rechts.
- toerentalzender in de doseermotor defect
- contactproblemen in de stekkerverbinding
Voedingsspanning te laag! - 030 - 031 - 035
De voedingsspanning op de aangegeven printplaat is te
laag.
mogelijke printplaten:
(B) ... Basisprintplaat
(E) ... Uitbreidingsprintplaat
mogelijke spanningswaarden:
< 8V, < 9V , < 10V
SPI communicatie gestoord - 034
- Er is een onderbreking opgetreden in de interne SPI-bus
(tussen de uitbreidingsprintplaat en de basisprintplaat).
Voedingsspanning sensoren te gering - 032 -
033 - 037
De voedingsspanning aan de sensorenuitgangen op de
aangegeven printplaat is te laag.
mogelijke printplaten:
(B) ... Basisprintplaat
(E) ... Uitbreidingsprintplaat
Mogelijke spanningswaarden:
< 8V, < 9V , < 10V
Fout in de rijpadencontrole - 040
- Wanneer de positie van de verstelmotor afwijkt van de
door de sensor gemelde positie.
Oorzaak:
- De sensor heeft niet de juiste afstand tot de verstelmotor.
- Sensor defect
- Verstelmotor defect
ISOBUS Stop toets werd gedrukt. - 043
- Annuleer de ISOBUS Stop button.
- 51 -
1500_NL-ARTIS-besturing_8622
NL
ARTIS - BESTURING
Aanwijzingen:
Zaaibedrijf activeert - zaaibalk laten zakken - 070
- als bij geheven zaaibalk wordt geprobeerd om het zaaien
of de voordosering te starten. (Het symbool herinnert
u eraan dat de zaaibalk moet worden neergelaten.)
Noodbediening is actief - 074
Dosering gestopt - 077
- Deze aanwijzing verschijnt alleen bij actief zaaibedrijf.
- Verschijnt deze aanwijzing echter tijdens de zaai-
werkzaamheden, dan bestaat er een probleem bij de
zaaibalksensor.
Gedeeltelijke uitschakeling links of rechts actief
of zaaiasaandrijving defect - 080
- De zaaiascontrolesensor meldt dat de zaaias niet draait,
hoewel de aandrijving loopt.
Oorzaken:
- Gedeeltelijke uitschakeling links of rechts geactiveerd
- Zaaiasaandrijving defect
- Sensor defect
- Kabelbreuk
Rijden het veld in (alleen bij Seed Complete) - 081
Rijden het veld uit (alleen bij Seed Complete) - 082
Doseerascontrole (wijziging van de transmissie-
overbrenging - 089)
- 52 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Menupunten in het startmenu
Aanwij-
zing!
De keuze van
de invoervelden
en de invoer is
afhankelijk van
de producent
(zie handleiding
ISOBUS-terminal).
Aanwij-
zing!
Lees de volgende
aanwijzingen en
toelichtingen voor
het gebruik aan-
dachtig door. Op
die manier kunt
u bedienings- en
instelfouten ver-
mijden.
Beschrijving van de toetsen:
1
STOP
2
WORK-menu
3
SET-menu
4
DATA-menu
5
TEST-menu
6
Omschakelen tussen de Isobusterminals. Als deze
toets gedurende 2 seconden wordt ingedrukt, wordt de
regeling steeds op de andere terminal weergegeven.
(alleen als er 2 terminals op de trekker zijn aangesloten)
Deze handleiding geldt vanaf softwareversie
V3.83
Schakelpaneel
Beschrijving van de toetsen:
1
'Stop' schakelaar
2
Escape
3
Scrollwiel
4
Functietoetsen
5
Bevestigingstoets
6
vrij bezetbare i-toets
Aanwij-
zing!
Het bedie-
ningspaneel tegen
weersinvloeden
beschermen.
7
Wisseltoets
8
Hometoets
9
AAN / UIT
Aanwijzing:
Het uiterlijk van het ISOBUS schakelpaneel
is per producent verschillend. De toetsen
kunnen er anders uitzien en anders zijn
gepositioneerd.
4
4
1
9
5
6
7
8
2
3
Na het inschakelen van de CCI terminal verschijnt het
Start-menu.
Weergave:
1...Machinetype 2... Softwareversie
1
2
3
4
5
2
1
6
- 53 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Functies in het WORK-menu
Uitgaande van de Start-menu
- Toets
indrukken
1
2
3
4
6
7
8
9
a
c
d
e
5
g
f
b
Bij Isobusterminals met 12 softkey's wor-
den in het Work-menu alle softkey's bezet.
De volgorde van de softkey's is over het
algemeen naar prioriteit. De prioriteit
kan in het Set-menu - Prioriteit worden
gewijzigd.
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Rijsnelheid
- De groene markering geeft de optimale werksnelheid
aan. Daarbuiten werkt de doseerinrichting niet optimaal.
Het optimale toerentalbereik voor de doseermotor ligt
tussen 550 omw/min en 3200 omw/min.
- Derijsnelheid wordt óf met behulp van de GPS sensor
van de machine bepaalt, óf met behulp van het ISOBUS
signaal van de tractor. Is de machine uitgerust met een
GPS sensor, dan wordt het signaal van deze sensor
gebruikt.
Het maximale toerental kan alleen worden
bereikt, als een systeemspanning van ten
minste 14V beschikbaar is.
- Als tijdens het automatisch zaaien geen snelheids-
signaal beschikbaar is, wordt de volgende informatie
weergegeven: „v=0, stop doseerinrichting“
- In noodbedrijf 'Dosering manueel' wordt de tachometer
vervangen door het noodbedrijf icoon:
b
Statusweergave Seed complete:
(alleen bij Seed complete)
Hebben de afzonderlijke apps een groene achtergrond,
dan zijn zij actief. Hebben zij een grijze achtergrond, dan
zijn zij niet actief. Zie het hoofdstuk 'Seed complete'.
Aanwijzing!
In het WORK-menu
bevinden zich
alle weergave- en
bedienings-
elementen die
noodzakelijk zijn
voor de zaaiwerk-
zaamheden.
c
Rijpadenschakeling
- Het type rijpad wordt aangegeven aan de hand van
trekkersporen:
Symmetrisch Asymmetrisch Speciaal FG
Symmetrisch Asymmetrisch Speciaal FG
Symmetrisch Asymmetrisch Speciaal FG
(optie)
FG uitge-
schakeld
- Onder het symbool wordt de rijpadenteller weergegeven
(doorrit/rijpadenslag).
De rijpadenslag wordt alleen verder ge-
schakeld, zolang het zaaibedrijf actief is.
- Als bij deze doorrit een rijpad wordt aangelegd, wordt
het desbetreffende trekkerspoor vet weergegeven.
- Als de doorritteller is geblokkeerd, wordt de rijpadenteller
doorgestreept weergegeven.
Is de rijpadenschakeling in het Rijpa-
den-menu gedeactiveerd, worden in het
Work-menu de weergave en de softkey's
verborgen.
d
Resthoeveelheidcontrole (optie)
- Wordt geactiveerd wanneer het peil van het zaaigoed
onder het peil van de resthoeveelheid valt.
- Zie het hoofdstuk Ingebruikname voor informatie over
het afstellen van de resthoeveelheidssensor.
e
Dosering actueel
- Weergave van het bewerkte oppervlak. (Hier: 11,2 ha)
- De minimale waarde van de doseermotor is ca. 450
omw./min. Daaronder kan de doseermotor niet worden
aangedreven. Ook als zo langzaam wordt gereden dat
de doseermotor eigenlijk langzamer zou moeten draaien,
wordt met ten minste 450 omw/min verder gezaaid.
Let op: hierdoor kan het verbruik van zaaigoed of mest
stijgen.
e
g
f
- Het symbool
wordt bij de zaaiwerkzaamheden
weergegeven. De doseeras begint het knipperen als
de dosering draait en de zaairail is neergelaten.
- Het symbool
wordt in plaats van het symbool
Aanwijzing!
De uitgezaaide hoe-
veelheid zaaigoed
wordt bij benade-
ring aangegeven.
(vulniveau x
doseerasomwen-
teling)
- 54 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
tijdens het breedwerpig zaaien weergegeven.
- Het symbool
wordt weergegeven tijdens het
automatisch zaaien. Tijdens het automatisch zaaien
automatisch zaaien. Tijdens het automatisch zaaien
worden de zaaiwerkzaamheden na het neerlaten van
de machine automatisch hervat.
f
Controle van de elektrische doseermotor
Hier wordt het toerental van de elektrische doseermotor
aangegeven. Het toerental moet altijd tussen
550
omw/
min en 3200 omw/min liggen.
Als dat niet het geval is, wijzigt u de rijsnelheid of de zaai-
parameters met behulp van de instelhulpen.
Let op:
overschrijding gedurende langere tijd van
het toegestane motortoerental gaat ten
koste van de levensduur van de motor.
g
Dosering
1. Weergave van de actuele tandwieloverbrenging in
de tandwielkast die in de rijrichting links van de zaadbak
gemonteerd is.
... zeer langzame overbrenging
... langzame overbrenging
... snelle overbrenging
... zeer snelle overbrenging
Na wijziging van de actuele overbrenging licht een
aanwijzingsschermpje op, waarin exact wordt weer-
gegeven naar welke overbrenging werd gewisseld.
De aanwijzing licht op tijdens het vullen van het
doseerwiel.
(hier wordt overgeschakeld van langzaam op snel)
Aanwijzing:
bij verandering van de overbrenging
controleren of op het informatiescherm
de juiste instelling wordt weergegeven.
Anders klopt geen van de navolgende
berekeningen van de uitzaaihoeveelheid!
2. Zaaigoedopname
Weergave volgens zaaigoedbibliotheek
3. Actuele uitzaaihoeveelheid per hectare
- De uitzaaihoeveelheid kan tijdens het zaaien worden
gewijzigd met de toets 'Zaadhoeveelheid verkleinen'
resp. 'Zaadhoeveelheid vergroten' (in procenten). Een
gewijzigde uitzaaihoeveelheid wordt rood weergegeven.
- Het percentage per keer kan worden ingesteld in het
menu 'Handmatige dosering'.
- Zolang u met een gewijzigde zaadhoeveelheid werkt,
die niet in de zaadbibliotheek voorkomt, wordt deze
waarde in het rood weergegeven.
- Als u de zaadhoeveelheid wilt instellen op de waarde
in de zaadbibliotheek, houdt u de toets "Zaadhoeveel-
heid verkleinen" resp. "Zaadhoeveelheid vergroten" 3
seconden ingedrukt.
4 uitgezaaide hoeveelheid
Hier wordt de waarde van kg-deelteller weergegeven.
Zie voor meer informatie over het op nul zetten van de
kg-deelteller het datamenu.
5
1
2
3
4
6
7
8
9
Beschrijving van de toetsen:
1
9
STOP
- Alle lopende functies worden stopgezet
2
Start (= activering van het automatische zaaibedrijf)
Procedure na het indrukken van de toets "Start"
1. De machine neerlaten.
2. Na afloop van de vooraf ingestelde vertraging (zie
infodeel van het Rijpaden-menu) begint het auto-
matische zaaibedrijf.
Wendakker - keren aan de rand van het veld:
Na het zakken van de machine bij het wenden, wordt
het zaaibedrijf automatisch gestart, De 'Start'-toets hoeft
niet te worden ingedrukt.
3
4
Hoeveelheid zaad verhogen / verlagen
De uitzaaihoeveelheid kan tijdens het zaaien worden ge-
wijzigd met de toets 'Zaadhoeveelheid verkleinen' resp.
'Zaadhoeveelheid vergroten' (in procenten).
- Het percentage per keer kan worden ingesteld in het
menu 'Handmatige dosering'.
- Wanneer een van de toetsen 'Zaadhoeveelheid verklei-
nen' resp. 'Zaadhoeveelheid vergroten' gedurende 2
seconden wordt ingedrukt, keert de uitzaaihoeveelheid
terug naar de uitgangswaarde.
- Zolang u met een gewijzigde zaadhoeveelheid werkt,
die niet in de zaadbibliotheek voorkomt, wordt deze
waarde in het rood weergegeven.
- 55 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
5
Rijpadenteller blokkeren / vrijgeven
- De rijpadentelling kan geblokkeerd worden. Daardoor
telt de doorritteller niet automatisch verder.
- Wanneer de toets gedurende 2 seconden wordt inge-
drukt, wordt de doorritteller naar waarde 1 teruggezet.
6
Escape
- Verlaten van het Work-menu en wissel naar Start-menu
7
8
Toets 'Doorritteller' +1 / -1
Toets 'Doorritteller' +1 / -1
- Met deze toetsen kunt u de stand van de doorritteller
handmatig wijzigen.
Met de toets '+1' wordt de waarde met 1 verhoogd. Met
de toets '-1' wordt de waarde met 1 verlaagd.
9
Arbeidsschijnwerper aan/uit
Voordosering:
Procedure na het indrukken van de toets [Start/
Voordosering]
Voordosering
1. Laat de zaairail in arbeidspositie neer, om
de voordosering in te schakelen.
2. Na het starten van de voordosering wordt
3 seconden (= voordoseertijd) met voor-
doseersnelheid (ca. 80% van de normale
zaaisnelheid) gedoseerd (De 'voordoseer-
tijd' en de 'voordoseersnelheid' kunnen in
het menu 'Parameters van de voordosering'
worden ingesteld).
3. Na afloop van de voordoseertijd klinkt een
akoestisch signaal (piep-toon gedurende 1
seconde) als teken dat kan worden wegge-
reden.
4. Het voordoseren loopt nog 1 seconde
na de piep-toon verder (reactietijd tot het
wegrijden).
Zaaiwerkzaamheden
5. Na afloop van het voordoseren begint het
normale zaaibedrijf en de dosering wordt via
de snelheid van de combinatie geregeld.
Automatische start van de voordosering - bij het
wenden aan het einde van het veld:
Nadat de zaairail opnieuw is neergelaten bij het wenden,
wordt de voordosering automatisch gestart. De 'Start'-
toets hoeft niet te worden ingedrukt.
Handmatige Start van de voordosering na
stilstand in het veld:
Als de machine zich bij geactiveerd zaaibedrijf in ar-
beidspositie bevindt en er geen snelheidssignaal wordt
ontvangen, is het noodzakelijk om met de 'Start'-toets
de voordosering te starten.
- 56 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Instellingen in het SET-menu
Uitgaande
vanuit het
Start-menu
- Toets
indrukken
1
2
3
4
5
6
7
8
9
In het Set-menu bevinden zich naast de optionele menu's:
- de zaaigoedbibliotheek
- het Kalibreer-menu
- het Rijpaden-menu
- het Voordoserings-menu
- het Alarmtijden-menu
- het menu voor de Handmatige dosering
- het menu voor de 100m testafstand
Betekenis van de toetsen:
1
Zaadbibliotheek
- Bewerken van de bibliotheek, zaaigoedkeuze
2
Kalibreerproef (= afdraaiproef)
- Kalibreerproef uitvoeren
3
Rijpadenschakeling
- Instellingen voor rijpadenschakeling
4
Parameters van de voordosering
- Instellingen voor voordosering
5
Alarmmeldingen
- Alarminstellingen
6
ESC
- Terug naar het vorige menu
7
Dosering manueel
- Noodzakelijk voor noodbedrijf bij uitval van het snel-
heidssignaal.
8
100-meter testafstand
- Exacte aanpassing van de regeling aan de machine- en
bodemomstandigheden
9
Work-menu-aanpassing
- Kies de zes belangrijkste softkey's. Deze worden in het
Work-menu op blz. 1 weergegeven.
Aanwij-
zing!
Voordat de be-
sturing voor de
eerste keer in
gebruik wordt
genomen, dienen
enkele zaken te
worden ingesteld,
zodat de machine
op de juiste ma-
nier functioneert.
1. Zaadbibliotheek
Vanuit het
instelmenu
- Toets
indrukken
1
2
3
4
2
4
1
Betekenis van de toetsen:
1
STOP
2
Zaaigoed selecteren
- met de pijltjestoetsen
3
Zaaigoedinstellingen wijzigen
- de zaaigoedinvoer uit de bibliotheek wordt geselecteerd
en het menu voor het bewerken van de invoer verschijnt.
4
Escape
- een menu level terug
Aanwijzing!
De zaadbibliotheek
vormt het hart van
de besturing.
Deze bibliotheek
bevat alle
gegevens die
de besturing
voor een exacte
dosering nodig
heeft. Hoe
zorgvuldiger
deze gegevens
zijn ingevoerd,
des te preciezer
het uitzaaien
geschiedt.
- 57 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
1.1 Zaaigoed-instellingen wijzigen
A
b
c
d
e
1
Betekenis van de toetsen:
1
Instellingsvoorstel selecteren
Instellingsvoorstel selecteren
- wisselt naar het menu 'Doseervoorstel selecteren'
Beschrijving van de symbolen op het display:
Per zaaigoed worden de volgende gegevens opgeslagen:
a
Naam van het zaaigoed:
vrij in te voeren (max. 15 tekens)
b
Uitzaaihoeveelheid:
vrij in te stellen, invoer in korrels/m
2
of in kg/ha
Hier stelt u de gewenste (standaard)uitzaaihoeveelheid
in. Als de hoeveelheid wordt aangegeven in korrels/
m
2
, moet de parameter duizendkorrelgewicht (DKG)
kloppen.
c
kg/omw. (vulniveau)
De besturing moet voor elke soort zaaigoed weten
hoeveel zaad per omwenteling van de doseeras vereist
is. Hoe zorgvuldiger deze waarde wordt bepaald, des
te preciezer de doseerinrichting werkt.
Voor normale zaden geldt een waarde van 0,50 kg/
omw., voor fijne zaden geldt 0,020 kg/omw. als goede
uitgangswaarde voor de kalibreerproef. De parameter
kan handmatig worden ingevoerd, maar wordt tijdens
de kalibreerproef (aanbevolen) precies bepaald en
overschrijven.
d
DKG (duizendkorrelgewicht):
Als de hoeveelheid korrels/m
2
moet worden gedoseerd,
moet het juiste duizendkorrelgewicht zijn ingevoerd.
Als de hoeveelheid wordt aangegeven in kg/ha
heeft deze parameter geen betekenis.
e
Dichtheid
Raadpleeg de verpakking van het zaai-
goed of informeer bij de fabrikant naar
de juiste waarde voor de dichtheid van
het gebruikte zaaigoed.
- 58 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
2. Kalibreren/afdraaien
Vanuit het
instelmenu
- toets
indrukken
1
2
a
b
c
d
3
Betekenis van de toetsen:
1
Verder-toets
- verder naar de volgende kalibreerstap
2
Terug-toets
- terug naar het instelmenu
3
Selecteren van de kalibreersoort:
- 'tastend afdraaien' / 'naar oppervlak'
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Weergave van de kalibreersoort
"Tastend kalibreren" of "Oppervlak kalibreren"
b
Zaaaigoedweergave
c
Snelheid
hier moet de snelheid zijn ingesteld, waarmee later
wordt gewerkt
d
Uitzaaihoeveelheid
hier moet de hoeveelheid zijn ingesteld die later
daadwerkelijk zal worden worden uitgezaaid. De
weergavewaarde komt uit de zaaigoedbibliotheek.
Wordt de uitzaaihoeveelheid hier gewijzigd, dan wordt
de waarde in de zaaigoedbibliotheek teruggeschreven.
- Druk op de [Verder] toets
1
, als de parameters zijn
ingesteld.
Aanwij-
zing!
De kalibreerproef is
van groot belang
om de precieze
dosering te be-
palen.
Daarbij wordt een
bepaald aantal
doseerasomwen-
telingen gemaakt,
dat bijvoorbeeld
kan worden bere-
kend aan de hand
van het kalibreer-
vlak.
Hiertoe draait de
doseeras met
de zogenaamde
kalibreersnel-
heid, die moet
overeenkomen
met de werkelijke
werksnelheid en
afhankelijk is van
de ingestelde uit-
rijhoeveelheid en
het vulniveau.
Na het kalibreren
moet het zaai-
goed worden
gewogen en moet
het resultaat op
de terminal wor-
den ingevoerd.
De besturing
berekent op basis
daarvan de pre-
cieze waarde voor
het vulniveau "kg/
omw.".
Kalibreren op basis van het oppervlak
e
e
Kalibreeroppervlak invoeren
Dit menu wordt alleen weergegeven bij "Oppervlak
kalibreren".
Doseerwiel eventueel vullen
4
g
h
f
i
4
Doseeras draaien
- voor het vullen van het doseerwiel. Zolang de toets in-
gedrukt blijft, draait de doseeras met kalibreer-snelheid.
- Het vullen is ook met de ext. afdraaitoets mogelijk.
f
Doseerwiel gevuld?
g
Doseerwiel juist ingesteld?
h
bij dit model zonder functie
i
Opvangzak bevestigd?
Kalibreren starten
5
j
j
k
5
Kalibreerprocedure starten
- bij 'tastend afdraaien' wordt zolang gekalibreerd tot de
toets weer wordt losgelaten
- bij 'oppervlak afdraaien' wordt zolang gekalibreerd tot
het ingestelde oppervlak klaar is
- 59 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
j
Weergave van de doseerwielomwentelingen
k
Weergave van het gekalibreerde oppervlak
Gewicht invoeren
l
m
1
2
Betekenis van de toetsen:
1
Verder-toets
- verder naar de volgende kalibreerstap
2
Terug-toets
- terug naar het Set-menu
Beschrijving van de symbolen op het display:
l
Beoogde waarde
Geprognostiseerde uitzaaihoeveelheid
m
Werkelijke waarde
Daadwerkelijke uitzaaihoeveelheid
Afsluiten
n
o
p
3
3
Afdraaien herhalen
De actuele waarde voor 'kg/omw' blijft tussen-
geblokkeerd
n
Afwijking in procenten
o
Proef beëindigen .... OK
Met de toets OK kunt u de nieuwe waarde toepassen
en opslaan. Aansluitend keert de regeling terug in de
zaaigoedbibliotheek.
p
Optimale rijsnelheid
Werkwijze bij het 'afdraaien'
1. Gewenst zaaigoed selecteren.
Opmerking: wanneer u het kalibreermenu weergeeft,
is het zaaigoed geactiveerd dat in de zaadbibliotheek
is ingesteld.
2. Zaadhoeveelheid instellen.
De ingestelde zaadhoeveelheid wordt automatisch
opgehaald uit de zaadbibliotheek. Normaal gezien hoeft
u deze hoeveelheid niet te wijzigen.
3. Kalibreersnelheid instellen.
De kalibreersnelheid moet gelijk zijn aan de werkelijke
gemiddelde werksnelheid.
4. Opvangzak ophangen.
5. Het doseerwiel een paar slagen draaien (de cellen
worden met zaaigoed gevuld).
6. Opvangzak legen en weer ophangen.
7. Verder met toets ">>".
8. Kalibreerprocedure met de kalibreertoets aan de rege-
ling of met de ext. kalibreerschakelaar aan de machine
beginnen. Willekeurige hoeveelheid zaaigoed in de zak
vullen.
9. Er zijn 2 mogelijkheden
- "Tastend afdraaien":
De doseeras wordt zolang gedraaid als de toets
wordt ingedrukt.
- "Oppervlak afdraaien":
Bij het afdraaien op basis van het oppervlak wordt
het ingestelde oppervlak afgedraaid. Dit proces kan
tijdelijk worden onderbroken (door de kalibreertoets
in te drukken).
10. De afgedraaide hoeveelheid moet nu worden afgewogen
en bij de parameters
m
worden ingevoerd.
worden ingevoerd.
11. Ingevoerde waarde bevestigen (bevestigingstoets is
afhankelijk van de gebruikte terminal verschillend!)
12. Verder met toets ">>".
De afwijking (in procenten) tussen de beoogde en de
werkelijke waarde wordt aangegeven.
Grof afdraaien:
Als de waarden bij het begin van het afdraaien met
grotere eenheden niet kloppen, dan wordt automatisch
het grofafdraaien uitgevoerd => 10 omwentelingen van
de doseeras bij het afdraaien naar oppervlak of tastend
afdraaien met vast motortoerental.
In de weergave verschijnt het volgende knipperende
symbool:
q
q
Om de modus Grofafdraaien zo snel mogelijk te
verlaten:
- Controleer of de juiste transmissieoverbrenging is
ingesteld.
- Controleer de kalibreersnelheid
Aanwijzing!
De procedure moet
bij ieder zaaigoed
dat nieuw in de
zaaigoedbibliotheek
wordt opgenomen,
worden
doorgevoerd. Ook
als het zaaigoed
naar de opgeslagen
fabrieksinstellingen
wordt
teruggebracht.
Dient ervoor om
een exacte
kalibreerproef uit te
voeren.
Voorbeeld
De instellingen
Vulgraad: 0,02 kg/
omw.
Snelh.: 10 km/h
Uitrijhoeveelheid:
240kg/ha
Werkbreedte: 6m
Transmissie: snel
leiden tot een be-
rekend toerental
aan de doseermo-
tor van 28600 o/
min. Dat is veel
te hoog! Daarom
grof afdraaien.
In dit voorbeeld is
de vulgraad te
laag. Wijzig de
overbrenging, om
een realiseerbaar
motortoeren-
tal mogelijk te
maken.
- 60 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
3. Rijpadschakeling
Vanuit het
instelmenu
Toets
indrukken
a
c
b
d
f
e
Druk op de toets
om naar de parameters onder
aan het scherm te gaan.
g
h
- Rijpadenslag en uitvoering kunnen in dit menu worden
ingesteld.
Beginwaarde van de rijpadentelling:
Na het omstellen van het rijpadentype, wordt de
doorritteller automatisch op 1 gezet.
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
In-/uitschakelen van de rijpadenschakeling
b
Verzorgingsbreedte
Instellen van de werkbreedte van de gewasverzorgings-
machine (spuitmachine, kunstmeststrooier, enz.). Aan
de hand van de werkbreedte van de machine en de
verzorgingsbreedte wordt de rijpadenslag berekend.
c
Start met halve of hele machinebreedte
Door bij het zaaien met de halve machinebreedte te
beginnen kunt u asymmetrische rijpaden vermijden:
"X" ... Met de hele breedte beginnen (= Gedeeltelijke
uitschakeling links of rechts uitgeschakeld); 'L' ... Met
de halve breedte beginnen, linkerkant is uitgeschakeld
'R' ... Met de halve breedte beginnen, rechterkant is
uitgeschakeld.
Aanwijzing:
De instelling "L" of "R" is afhankelijk van
uw machine. Standaard kunnen de ma-
chines rechts worden uitgeschakeld (R).
Zie het gedeelte Asymmetrische rijpaden in het hoofd-
stuk Rijpaden.
Bij instelling van "L" of "R" wordt de gedeeltelijke uit-
schakeling links of rechts niet ingeschakeld Dat gebeurt
handmatig door de bout achter aan de zaaias uit te trek-
ken. Met deze parameter worden de rijpaden opnieuw
worden berekend met de gekozen beginbreedte. (Zie
het Werk-menu.)
d
Begin
Hier voert u de rand van het veld (links of rechts) in
waar met zaaien wordt begonnen. Dit veld wordt alleen
weergegeven bij asymmetrische rijpaden of speciale
rijpaden.
Infosectie:
e
Slag (weergave):
De juiste rijpadenslag wordt berekend op basis van de
ingevoerde werkbreedte en verzorgingsbreedte.
De zaairail moet zich ten minste 3 sec (tijd
niet instelbaar) in neergelaten toestand
bevinden, zodat bij het volgende heffen de
countdown om verder te schakelen begint.
Verderschakelen-countdown: De zaairail
moet zich ten minste 5 sec in geheven
toestand bevinden, zodat de rijpadenslag
wordt verdergeschakeld. Tijd in Rijpa-
den-menu instelbaar
f
Type rijpad (weergave)
Het juiste type rijpad (symmetrisch, asymmetrisch, of
links of rechts uitgeschakeld) wordt berekend op basis
van de ingevoerde gegevens over de werkbreedte, de
verzorgingsbreedte, de rand van het veld waar wordt
begonnen (links of rechts) en de machinebreedte (half
of volledig).
Symmetrisch Asymme-
Symmetrisch Asymme-
trisch
Speciale rijpa-
den (optie)
Rijpaden
uitgescha-
keld
U moet het aangegeven type rijpad hand-
matig op de machine instellen. Zie het
hoofdstuk Rijpaden.
g
Pompende schakeling in-/uitschakelen
Wanneer de pompende schakeling is ingeschakeld
wordt de ingestelde strokenlengte beurtelings ingezaaid
en niet ingezaaid. De ingestelde strokenlengte bepaalt
daarbij de lengte van de ingeschakelde stroken.
De strokenlengte is instelbaar tussen 2-20 m.
Aanwij-
zing!
Als de rijpaden-
schakeling niet
wordt gebruikt,
kan deze helemaal
worden uitge-
schakeld door de
parameter "a" in
te stellen op "X".
Aanwij-
zing!
Zie het hoofdstuk
"Compass-termi-
nal" voor voor-
beelden van het
aanleggen van
rijpaden.
- 61 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Aanwijzing:
De in-/uitschakelcyclus duurt drie
seconden. Door de duur van de in-/uit-
schakelcyclus is de lengte van het rijpad
bij gebruik van de pompende schakeling
rechtstreeks afhankelijk van de rijsnelheid
van de trekker In de tabel ziet u een aantal
voorbeeldwaarden voor de rijsnelheid en
de minimumlengte van het rijpad bij ge-
bruik van de pompende schakeling. Deze
waarde kan uiteraard worden verhoogd.
Rijsnelheid
Minimumlengte van
het rijpad
5 km/u 5 m
5 km/u 5 m
8 km/u 7 m
8 km/u 7 m
12 km/u 10 m
12 km/u 10 m
Aanwijzing:
Zie het hoofdstuk Rijpaden voor infor-
matie over het handmatig instellen van
de rijpaden.
Welke haken u daarvoor moet verwijderen,
leest u in de infosectie over het menu
Rijpadenschakeling.
h
Instelbare countdown
De zaairailverblijfsduur geeft aan hoelang de zaairail
moet worden geheven, voordat de rijpadenslag wordt
verdergeschakeld.
Gedeeltelijke uitschakeling links of rechts
Deze toets heeft bij dit model geen functie.
De blokkade van een halve zijde van de machine voor de
reductie van de zaaispoorbreedte, bijv. aan de veldrand
moet handmatig door afsteken aan de zaaias worden
uitgevoerd.
Zie het Rijpaden-menu
De gedeeltelijke uitschakeling dient ervoor om van
asymmetrische rijpaden symmetrische te maken.
Na afloop van de vertragingstijd wordt een alarm
weergegeven, om het uitschakelen van de gedeeltelijke
uitschakeling niet te vergeten.
- Wordt deze alarmmelding tijdens de eerste doorrit
weergegeven (gedeeltelijke uitschakeling is aan), dan
moet deze worden genegeerd.
- Vanaf de tweede lengte bent u óf vergeten de ge-
deeltelijke uitschakeling werkelijk uit te schakelen, óf
de zaaiassensor is defect, óf de aandrijving is defect.
- 62 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Aanwijzing!
Zie ook hoofdstuk
'Alarm- en diagno-
se meldingen'
5. Alarmmeldingen
Voor de controle van de doseeras, de ventilator en
het tankvulpeil kunnen in dit menu vertragingstijden
en grenswaarden voor de alarm-meldingen worden
ingesteld.
Vanuit het
instelmenu
- toets
indrukken
a
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Zaaiascontrole en controle van gedeeltelijke uitscha-
keling links of rechts (optie)
0 = uit
Er wordt een waarschuwingsmelding weergegeven als
de motor loopt, maar de boordcomputer geen impulsen
ontvangt.
Stel hier in na hoeveel tijd de alarmmelding wordt
weergegeven.
Aanwijzing:
Zie het hoofdstuk Onderhoud voor infor-
matie over de positie van de sensoren.
4. Parameters van de voordosering
Vanuit het
instelmenu
- Toets
indrukken
b
c
a
1
Functieverloop van de voordosering
(Zie de toets "Start" in het hoofdstuk Functie van de toetsen.)
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Voordoseertijd
= tijd die het zaaigoed nodig heeft om van de dosering
naar de zaairail te komen.
b
Voordoseer-snelheid
De voordoseer-snelheid moet overeenkomen met de
halve arbeidssnelheid.
c
Vertragingstijd:
Bij veel trekkers kan het gebeuren dat het signaal "Ma-
chine in arbeidspositie" te vroeg afgaat. Daardoor wordt
te vroeg met zaaien begonnen. Om dat te vermijden
stelt u de parameter Vertragingstijd" in.
Aanwijzing:
Voordat u een nieuwe combinatie (van
trekker en machine) in gebruik neemt,
moet u nagaan of de doseerinrichting loopt
voordat de machine de arbeidspositie
bereikt. Pas de vertragingstijd aan als u
na het wegrijden zaaigoed op de grond
ziet liggen.
Signaal "Machine in arbeidspositie":
3 mogelijke activeringsmethoden:
- signaalcontactdoos
- Isobus
- Sensor
Betekenis van de toetsen
1
Instellingen voor Seed Complete - Section Control
Zie het hoofdstuk Seed Complete
- 63 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
6. Noodbediening "Handmatige
dosering"
Vanuit het
instelmenu
- toets
indrukken
a
c
b
- Voor een juiste aanpassing van de dosering aan de
snelheid is een snelheidssignaal vereist.
Als dit signaal om welke reden dan ook, bijv. door uitval
van de sensoren aan de trekker of aan de machine
niet beschikbaar is, dan zou de machine zonder de
noodbedrijf-functie niet kunnen functioneren.
- De functie 'Noodbedrijf' genereert, net als bij het af-
draaien, voor de dosering een kunstmatig en constant
snelheidssignaal. De gewenste snelheid kan in dit menu
worden ingesteld.
- Als deze noodbediening is geactiveerd en de dosee-
rinrichting is ingeschakeld, draait de doseeras met een
constant toerental.
- Op het display wordt de waarde weergegeven die tijdens
het doseren wordt gebruikt.
Aan de hand hiervan kan de bediener van de trekker
proberen deze snelheid zo nauwkeurig mogelijk aan te
houden.
Betekenis van de parameters:
a
Stapgrootte (%)
In dit veld voert u het percentage in dat wordt gebruikt
om de uitzaaihoeveelheid te verhogen of te verlagen
bij het indrukken van de toets "Zaadhoeveelheid
verkleinen" of "Zaadhoeveelheid vergroten".
b
Noodbediening
Als de noodbediening is ingeschakeld, wordt de
dosering niet meer geregeld op basis van de snelheid.
In plaats daarvan wordt de uitzaaihoeveelheid
berekend aan de hand van de ingestelde waarden in
de zaadbibliotheek en de hier ingevoerde snelheid.
Deze snelheid is gekoppeld aan de kalibreersnelheid
(zie 2. Kalibreren/afdraaien). Dit betekent dat wanneer
u de noodbedieningssnelheid verandert, ook de
kalibreersnelheid wordt gewijzigd.
c
Breedwerpig zaaien
- Activeren van de breedwerpig zaaien-functie door een
haakje bij Breedwerpig zaaien
c
te plaatsen.
- Is breedwerpig zaaien ingeschakeld, dan loopt de dose-
ring ook bij geheven zaairail verder. De dosering wordt
ook in dit geval geregeld op basis van de snelheid.
- In het Work-menu verschijnt de functietoets
Breedwerpig zaaien, voor het in- en uitschakelen van
de Breedwerpig zaaien-modus.
- 64 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
7. 100 meter testafstand
Vanuit het
instelmenu
- Toets
indrukken
Om de besturing aan te passen aan de machine en de
bodemgesteldheid dient u een 100 meter testafstand
te rijden.
Procedure:
1. Een afstand van 100 m markeren op de akker.
2. De trekker op de beginpositie plaatsen.
3. Toets '100m START' op de regeling drukken
4. Wegrijden met de trekker.
5. De impulsen van de radarsensor worden geteld
6. Na 100 m de toets "100m STOP" indrukken.
7. De trekker stoppen.
8. 'OK?' verschijnt op het display. De waarde met de
toets "OK" bevestigen of met de toets "ESC" negeren.
Waarden van minder dan 5000 impulsen worden
automatisch genegeerd.
9. Het nieuwe aantal impulsen wordt weergegeven.
Met 'ESC' wordt het resultaat verworpen en de oude
waarde wordt behouden.
8. Work-menu aanpassing
Vanuit het
instelmenu
- Toets
indrukken
Hier kan de prioriteit van maximaal 6 softkey's voor het
Work-menu worden vastgelegd. De andere softkey's die
nodig zijn om alle functie van het apparaat te gebruiken,
verschijnen dan op de vrije plaatsen na de geprioriseerde
plaatsen.
1. Druk op de [Reset] toets, om in de configuratiemodus
te komen.
2. Klik nu de softkey's aan die u op de eerste bladzijde
van het Work-menu wilt zien, in de volgorde van be-
langrijkheid. Er kunnen maximaal zes softkey's worden
geprioriseerd.
Softkey's die op dit moment niet beschikbaar zijn, zijn
doorgestreept.
3. Druk op de [Opslaan] toets om de actuele bezetting op
te slaan of druk de [ESC] toets om de actuele bezetting
te verwerpen.
Aanwijzing!
De softkey's [Start], [Stop] en [ESC] zijn
altijd zichtbaar.
1
2
3
Betekenis van de toetsen:
1
Reset toets: start de configuratiemodus. In
de configuratiemodus kunnen toetsen worden
geselecteerd.
2
Opslaan toets: Opslaan van de actuele bezetting.
3
ESC toets: Verwerpen van de actuele bezetting
- 65 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Functies in het DATA-menu
Vanuit het
Start-menu
- toets
indrukken
Totaalteller
1
2
a
b
B
etekenis van de toetsen:
1
Omschakelen naar het menu Dagteller
2
Omschakelen naar het menu Jaarteller
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Totale oppervlakte in hectare
b
Totaal aantal bedrijfsuren
De bediener kan op elk gewenst moment de stand van
de dag- en de jaarteller opvragen en deze elk afzonderlijk
terugzetten op nul.
Waarbij de datum en de tijd van de laatste terugplaatsing
worden opgeslagen.
Jaarteller
1
a
b
c
2
Betekenis van de toetsen:
1
Actuele tellerstand wissen
Er wordt een bevestigingsvraag weergegeven:
(Zie
d
, Wissen = OK, Terug = ESC)
2
ESC toets
Hiermee gaat u terug naar de totaalstand
Beschrijving van de symbolen op het display:
a
Jaarteller oppervlakte in hectare
b
Jaarteller bedrijfsuren
c
Datum en tijd van de laatste terugplaatsing
d
d
Bevestigingsvraag
Dagteller
e
f
g
1
h
2
Betekenis van de toetsen:
1
Er wordt een bevestigingsvraag weergegeven:
(Zie
d
, Wissen = OK, Terug = ESC, alleen massa
wissen kg -> =))
2
ESC toets
Hiermee gaat u terug naar de totaalstand
Beschrijving van de symbolen op het display:
e
Dagteller oppervlakte in hectare
f
Dagteller bedrijfsuren
g
Uitzaaihoeveelheid in kilogram voor dosering
h
Datum en tijd van de laatste wisbewerking
Aanwij-
zing!
Het is mogelijk om
een hectare- en
een bedrijfsu-
rentelling uit te
voeren.
Zodra de machine
zich in arbeids-
positie bevindt,
worden hectare-
en bedrijfsuren
geteld.
- 66 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Functies in het TEST-menu
Vanuit het
Start-menu
- toets
indrukken
Menu - Sensortest 1
1
3
a
b
f
d
e
H
4
c
5
i
g
6
Betekenis van de toetsen:
1
Omschakelen naar het menu Sensortest 1
3
Omschakelen naar het menu Sensortest 3
4
Omschakelen naar het menu Sensortest 4
Pagina met foutcodes voor de klantenservice
5
Spanningsreset
De minimumwaarde van de boordspanning wordt
teruggezet op de actuele waarde.
6
Omschakelen naar de testbladzijde
Op deze bladzijde worden motoren en doseerasimpulsen
geteld. (voor klantenservice)
Beschrijving van de symbolen op het display:
Als de functie is geactiveerd, is het vakje zwart gemaakt.
a
Sensor voor wendakkersignaal (S1)
b
Externe afdraaitoets (S15)
c
Boordspanning
Actuele en minimale waarde in volt
d
Transmissiesensor (S8)
e
Motortoerentalsensor (S9)
f
Rijpadensensor links (B10)
g
Rijpadensensor rechts (B20)
Alleen bij machines met 2 rijpadmotoren
h
Zaaiascontrolesensor (S12)
i
ISOBUS-hefinstallatiestatus
Menu - Sensortest 3
j
k
l
6
j
Signaal - vulpeilsensor (S6)
D1-act...actuele waarde
k
Snelheidssignaal - trekker
Alleen bij trekker met ISOBUS of CCI-terminal en
signaalcontactdoos.
l
Snelheidssignaal - GPS-sensor (S5)
Menu - Sensortest 4
Kolom
a
: Foutnummer, zie de lijst met foutnummers
Kolom
b
: Het punt (ha) waarop de fout voor het eerst is
opgetreden
Kolom
c
: Het punt (ha) waarop de fout voor het laatst is
opgetreden
Kolom
d
: Het aantal malen dat de fout is opgetreden
Kolom
e
: Het aantal fouten dat is genegeerd totdat de
machine opnieuw werd gestart (Zie het gedeelte "Alarm-
en waarschuwingsmeldingen".)
Aanwij-
zing!
Hiermee kan wor-
den gecontroleerd
of alle sensoren
van de machine
naar behoren
werken.
- 67 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Lijst met foutnummers:
nr.
Fout
1
De doseeras beweegt niet of te langzaam
2
De snelheid van de trekker is te laag
3
De snelheid van de trekker is te hoog
4 De zaaislang stroomt niet door
4 De zaaislang stroomt niet door
5 Zaadstroomcontrolesensor - inactief (kabel-
5 Zaadstroomcontrolesensor - inactief (kabel-
breuk)
6 Spanning lager dan 12 V
6 Spanning lager dan 12 V
7 Motorstroomsterkte hoger dan 11 A
7 Motorstroomsterkte hoger dan 11 A
Testbladzijde
De informatie op dit scherm is bedoeld voor de klanten-
service.
Configuratiemenu
Vanuit het Start-
menu
- Toets
10 sec. indrukken
A
b
c
d
e
g
h
i
1
f
Voor het instellen van de apparatuurconfiguratie, de taal
en het machinetype
Betekenis van de symbolen:
a
Machinetype
b
Taal
c
Spoortrekker (geen functie)
d
Ondergrondse mestvoortoevoer (geen functie)
e
Verlichting
f
Vulplatform (geen functie)
g
Zaadstroomcontrole (geen functie)
h
Gedeeltelijke uitschakeling (geen functie)
i
Aantal rijpadmotoren
Betekenis van de toetsen:
1
alleen voor servicemedewerkers
j
k
l
m
j
intelligente verdelerkop (geen functie)
k
Voorloopmarkeur
l
Hefinstallatiesignaal via Isobus JA/NEE
m
Resthoeveelheidsmelder
De informatie op dit scherm is bedoeld voor de klanten-
service.
- 68 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Alarm- en waarschuwingsmeldingen
Systeemspanning te laag - 001
- De voedingsspanning is te laag. Het alarm wordt bij
lopende dosering na 3 sec onder 11,8V geactiveerd.
- Controleer de energievoorzieningskabels van de ma-
chine naar de trekker.
- Controleer de accuspanning van de trekker. Deze mag
zich bij lopende motor niet onder een waarde van 13V
bevinden.
Fout elektrische doseermotor - 002
Deze foutmelding treedt op als de spanning op de elektri-
sche doseermotor te laag is of als de systeemspanning
vanuit de trekker te laag is. In elk geval kan de motor
niet hoger draaien of als de doseermotor ondanks
functionerende verbinding niet loopt.
- Doet de fout zich voor als u zich bevindt in de buurt
van de bovenste grens van de snelheidscorridor (in
het Work-menu groen weergegeven), dan dient u de
rijsnelheid te reduceren!
- Zorg voor een systeemspanning van minimaal 13V
De doseeras beweegt niet of te langzaam. - 004
- 005
- voor dit alarm zijn er twee versies Het getal naast het
icoon geeft aan of het probleem zich links of rechts
voordoet. Daarbij staat (1) voor links en (2) voor rechts.
- als het doseeras-toerental langer dan de in het SET /
Alarmen ingestelde doseeras-alarmeringstijd van het
beoogde toerental afwijkt.
- met uitgeschakelde doseeras-alarmering is de melding
doorgestreept.
- Wordt verborgen wanneer de doseeras het beoogde
toerental bereikt.
Deze fout kan meerdere oorzaken hebben:
a) Uitval van de sensor voor doseeras.
b) De doseeras beweegt niet of te langzaam, de doseer-
motor bereikt het beoogde toerental niet doordat
- er een mechanisch of elektrisch probleem is met de
aandrijfmotor.
- de doseeras klemt of stroef draait.
Stroomstoring schijnwerper - 009
- De stroomsterkte op de uitgang voor de schijnwerper
is te laag.
Oorzaken:
- Er is een schijnwerper geconfigureerd maar naar
niet geïnstalleerd.
- Kabelbreuk
Ventielfout voorloopmarkeur - 010 - 011
- voor dit alarm zijn er twee versies De driehoek onder
het voorloopmarkeursymbool geeft aan of het probleem
zich links of rechts voordoet. Daarbij staat de linker
driehoek voor links en de rechter voor rechts.
- De stroomsterkte op de uitgang voor de voorloopmarkeur
is te laag.
Oorzaken:
- Er is een voorloopmarkeur geconfigureerd maar
naar niet geïnstalleerd.
- Kabelbreuk
- Storing in het ventiel
Sneller rijden! - 024
- wanneer tijdens het zaaien (ventilator draait) het bere-
kende, beoogde toerental van de doseermotor bij de
actuele rijsnelheid lager is dan het ideale toerental.
- Terugkeren naar de normale weergave met de ACK-
toets.
- Wordt verborgen wanneer de snelheid wordt verhoogd
tot het toegestane bereik.
- Wanneer het snelheidsalarm is uitgeschakeld, wordt
de melding doorgestreept en wordt deze niet meer
weergegeven totdat de machine opnieuw wordt gestart.
- 69 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Langzamer rijden! - 025
- wanneer tijdens het zaaien (ventilator draait) het bere-
kende, beoogde toerental van de doseermotor bij de
actuele rijsnelheid hoger is dan het ideale toerental.
- Terugkeren naar de normale weergave met de ACK-
toets.
- Wordt verborgen wanneer de snelheid wordt verlaagd
tot het toegestane bereik.
- Wanneer het snelheidsalarm is uitgeschakeld, wordt
de melding doorgestreept en wordt deze niet meer
weergegeven totdat de machine opnieuw wordt gestart.
Tank-inhoud leeg! - 027
- Wanneer het vulpeil onder het niveau van de afsluit-
schuiver komt.
- Wordt verborgen wanneer de tank weer wordt gevuld.
Fout motortoerentalsensor - 028 - 029
- voor dit alarm zijn er twee versies. Het getal naast het
icoon geeft aan of het probleem zich links of rechts
voordoet. Daarbij staat (1) voor links en (2) voor rechts.
- Toerentalzender in de doseermotor defect
- Contactproblemen in de stekkerverbinding
Voedingsspanning te laag! - 030 - 031 - 035
De voedingsspanning op de aangegeven printplaat is te
laag.
mogelijke printplaten:
(B) ... Basisprintplaat
(E) ... Uitbreidingsprintplaat
mogelijke spanningswaarden:
< 8V, < 9V , < 10V
SPI Communicatie gestoord - 034
- Er is een onderbreking opgetreden in de interne SPI-bus
(tussen de uitbreidingsprintplaat en de basisprintplaat).
Spanningsvoorziening sensoren te gering - 032
- 033 - 037
- De voedingsspanning aan de sensorenuitgan-
gen op de aangegeven printplaat is te laag.
mogelijke printplaten:
(B) ... Basisprintplaat
(E) ... Uitbreidingsprintplaat
mogelijke spanningswaarden:
< 8V, < 9V , < 10V
Fout in de rijpadencontrole - 040
- Wanneer de positie van de verstelmotor afwijkt van de
door de sensor gemelde positie.
Oorzaak:
- De sensor heeft niet de juiste afstand tot de verstelmotor.
- Sensor defect
- Verstelmotor defect
ISOBUS Stop toets werd gedrukt. - 043
- Wis de ISOBUS Stop button.
- 70 -
1500_NL-ISOBUS_8622
NL
ISOBUS - TERMINAL
Aanwijzingen
Zaaibedrijf geactiveerd - zaaibalk neerlaten - 070
- wanneer bij opgetilde zaaibalk wordt geprobeerd om
het zaaien of de voordosering te starten. (Het symbool
herinnert u eraan dat de zaaibalk moet worden neer-
gelaten.)
Noodbedrijf is actief - 074
Dosering gestopt - 077
- Deze aanwijzing verschijnt alleen bij actief zaaibedrijf.
- Verschijnt deze aanwijzing echter tijdens het zaaibedrijf,
dan bestaat er een probleem bij de zaaibalksensor.
Gedeeltelijke uitschakeling links of rechts actief
of zaaiasaandrijving defect - 080
- De zaaiascontrolesensor meldt dat de zaaias niet draait,
hoewel de aandrijving loopt.
Oorzaken:
- Gedeeltelijke uitschakeling links of rechts geactiveerd
- Zaaiasaandrijving defect
- Sensor defect
- Kabelbreuk
Rijden het veld in (alleen bij Seed Complete) - 081
Rijden het veld uit (alleen bij Seed Complete) - 082
Doseerascontrole (wijziging van de
transmissieoverbrenging - 089)
- 71 -
1400-NL_EINSATZ_8622
NL
GEBRUIK
Aanwijzingen bij gebruik
- De zaaimachine met een kleine zijdelingse speling
van de hefarm waterpas vervoeren (bovenkant van de
voorraadtank horizontaal – met de topstang instellen).
- Trekkerhydrauliek bij gebruik in 'zweefstand' zetten:
hefhydrauliek en spoortrekker.
- Bij de wendakker rijenzaaimachine hoog genoeg heffen.
- Rijenzaaimachine laten zakken bij het wegrijden (niet
in stand) - om kouterverstoppingen te voorkomen.
- Rijsnelheid aan de omstandigheden aanpassen,
zodat het zaaigoed op een gelijkmatige diepte wordt
uitgebracht.
- Instellingen controleren - zoals afdraaiproef:
doseringsmethode, afsluitschuif, bodemklep,
aandrijfstand (stortgoten omhoogklappen totdat ze
vastklikken).
- Bij zaaibegin - en daarna regelmatig controleren of alle
kouters zaaien (geen verstoppingen).
- Beitsmiddelen kunnen invloed hebben op de
strooibaarheid van het zaaigoed; voor de zekerheid
is een tweede controle-afdraaiproef na ca. 2
zaadbakvullingen zinvol.
- Voor schade door verstoppingen of afwijkingen van de
zaadhoeveelheid kan de fabrikant niet aansprakelijk
worden gesteld.
- Spoorwiel voldoende bodemdruk geven - veerspanning.
- Spoortrekker-instelling en het omschakelen ervan,
evenals het rijspoorritme incl. zaaiwielstop controleren.
- De onderkant van de kouterrail moet zich op een afstand
van ca. 42,5 cm van de bodem bevinden.
- Zaadbak pas na de aanbouw vullen en voor het afbouwen
legen (kantelgevaar).
- Bij het vullen oppassen dat er geen vervuilingen
(papierresten, etiketten) in de zaadbak komen.
- Zaadbakdeksel sluiten.
- Vulpeil bij de inhoudsweergave controleren; let op
evenwichtige verdeling.
- Opklapbare trede van het vulplatform tijdens het gebruik
omhoog zetten.
- Vanwege de hygroscopische eigenschappen van het
zaaigoed (incl. beits) moet de zaadbak worden geleegd
wanneer de machine langere tijd niet wordt gebruikt.
Let op: beits irriteert en is giftig!
- 72 -
1400-NL_EINSATZ_8622
GEBRUIK
NL
Hectareteller
(Bij mechanische doseeraandrijving, wanneer er geen
Compass-terminal is.)
Zodra het aandrijf-loopwiel draait, wordt geteld.
Er wordt a en ha weergegeven.
Met hendel (
1
) op '0' stellen.
Let erop dat de hectareteller afhankelijk van de
machinebreedte door de bijbehorende 'trap' wordt
aangedreven en met voldoende veerkracht aanloopt.
Asopzet
(2): Ø 13,6 mm – 2,5 m
Ø 16,3 mm – 3,0 m
Ø 21,8 mm – 4,0 m
Vulplatform
Het vulplatform met trede en leuning vergemakkelijkt het
vullen van de zaadbak.
Trede bij gebruik inklappen.
Het is niet toegestaan om tijdens het
rijden op het vulplatform te klimmen of te
verblijven!
Treden schoon houden!
1
2
- 73 -
1400-NL_EINSATZ_8622
GEBRUIK
NL
Zaadbak vullen
Let op!
Om de zaadbak op een veilige manier te
kunnen vullen, dient op het volgende te
worden gelet:
- De trekker is afgezet en tegen wegrollen
beveiligd!
- De zaaimachine is aan de trekker
aangebouwd en rust op een stevige en
vlakke ondergrond!
- De treden van de toegangstrap zijn schoon
en niet glad, evenals het vulplatform!
- Bij werkzaamheden op het vulplatform
vasthouden aan de leuning!
Procedure tijdens het vullen:
1) Deksel (1) openen
Aanwijzing:
Bij het vullen met een Big Bag moet de
openingshoek van de zaadbakdeksel in
de maximale positie worden ingesteld. (zie
hoofdstuk 'Zaadbakdeksel')
2) Klap de mechanische vulpeilweergave omhoog.
3) Zaaigoedzak op de leuning en de zijkant van de zaadbak
(2) plaatsen
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof
(beitsmiddel) kan problemen met de
gezondheid veroorzaken.
4)
Zaaigoedzak:
Zak openen en het zaaigoed gelijkmatig verdeeld in de
zaadbak uitschudden.
Big Bag / vulwormschroef:
Big Bag of de vulwormschroef aan de zijkant of vanaf
de achterkant bij de geopende zaadbak positioneren.
Het zaaigoed gelijkmatig in de zaadbak verdelen.
Let op!
De toelaatbare vulhoeveelheid en het
maximaal toegelaten totaalgewicht mogen
niet worden overschreden!
5) mechanische vulpeilweergave omlaag klappen.
6) Deksel sluiten
Aanwijzing:
- Tijdens het vullen altijd op de vlotter letten.
- De zaadbak mag niet worden 'leeggereden',
bij een laag vulpeil moet het zaaigoed
gelijkmatig worden verdeeld.
2
1
- 74 -
1400-NL_EINSATZ_8622
GEBRUIK
NL
Zaadbak legen
Het overgebleven zaadgoed moet altijd met een daarvoor
geschikt reservoir uit de zaadbak worden geschept. Kleine
restanten kunnen via de bodemkleppen worden verwijderd.
Let op!
Om de zaadbak op een veilige manier te kunnen
legen, dient op het volgende te worden gelet:
- De trekker is afgezet en tegen wegrollen
beveiligd!
- De zaaimachine is aan de trekker aangebouwd
en rust op een stevige en vlakke ondergrond!
- De treden van de toegangsladder zijn schoon
en niet glad, evenals het vulplatform!
Procedure bij het legen met behulp van de
bodemkleppen:
Let op!
Valgevaar! De volgende werkzaamheden
mogen niet op het vulplatform worden
uitgevoerd, maar uitsluitend staande aan de
zijkant van de zaaimachine.
Wanneer werkzaamheden toch op het
vulplatform moeten worden uitgevoerd,
moet de leuning altijd met één hand worden
vastgehouden!
1) De stortgoten (1) heffen en uit de vergrendelingshaken
losmaken
2) De zaadgeleidingsrail (2) aan beide kanten ontgrendelen
en laten zakken.
3) Indien beschikbaar, overlaadopstapje inklappen en
aansluitend de stortgoten (1) van links en rechts van de
machine onder de doseereenheid schuiven.
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof (beitsmiddel)
kan problemen met de gezondheid veroorzaken.
4) Alle sperschuiven (3) en de bodemkleppenhendel (4)
helemaal openen - stelhendel tot de aanslag.
5) Als de stortgoten gevuld zijn, moet de bodemkleppenhendel
(4) worden gesloten. De stortgoten lopen leeg.
6) Herhaal de procedure vanaf punt 3 totdat de zaadbak
helemaal leeg is.
Nadat de zaadbak helemaal is geleegd, moeten de
stortgoten (1) weer in de vergrendelingshaken worden
vastgemaakt en de zaadgeleidingsrail (2) moet worden
teruggeplaatst en gefixeerd.
1
2
2
3
4
- 75 -
1400-NL_EINSATZ_8622
GEBRUIK
NL
Zaadbak reinigen
- met perslucht leegblazen
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof
(beitsmiddel) kan problemen met de
gezondheid veroorzaken.
- neem beschermende maatregelen tegen stof en
restanten van beitsmiddelen!
- De bodemkleppen moeten helemaal open blijven staan,
zodat bijv. muizen de zaadbak die naar zaaigoed ruikt
niet zullen proberen aan te knagen.
- Zaadbak tegen vocht beschermen!
Instelling van resthoeveelheidsmelder
De hoogte van de resthoeveelheidssensor en het peil van
de resthoeveelheid is afhankelijk van de korrelgrootte en de
lengte van het veld. De hoogte moet zo worden gekozen
dat er genoeg zaaigoed is voor twee veldlengtes. Daarmee
is gegarandeerd dat u altijd weer kunt terugkeren naar de
zaadwagen.
Instelling:
1. Vleugelmoer (1) losdraaien
2. Sensor (2) in de hoogte verstellen
3. Vleugelmoer (1) aandraaien
2
1
- 76 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
NL
SEED COMPLETE
Seed Complete (Optie)
1. Algemeen:
Deze handleiding bevat alleen de belangrijkste aspecten
van de bediening van Seed Complete. Voor meer
uitgebreide informatie over instellingen en bediening,
evenals de precieze menunavigatie van de afzonderlijke
onderdelen, zie de handleiding van de CCI terminal.
2. Pöttinger Seed Complete bestaat uit vier
samenwerkende programma's (apps):
1. Bediening van de zaaimachine (manueel ingrijpen in
de ingestelde automatische acties van delen 2 - 4,
geometrie van de machine)
2. CCI.GPS (GPS-module van de bediening, geometrie van
de trekker, geometrie van de GPS-antenne, koppelpunt)
3. CCI.Command (automatische deelbreedteschakeling
en veldbewerking)
4. CCI.Control (opdrachtbewerking en databank)
zie hoofdstuk „Wisselen tussen apps“
3. Functie:
Met Pöttinger Seed Complete kunt u:
- Documentatie met betrekking tot de opdracht ingeven
- Variabele zaaihoeveelheden voor het uitstrooien
ingeven
- Tellers zaken laten registreren (bijv.: werktijd,
uitgestrooide hoeveelheid zaaigoed)
- Berichten opmaken
- Stamgegevens bewerken.
De eerste stap hiervoor is het aanmaken, met FMIS
(=Field Management Information Software), van een
applicatiekaart van elk veld dat u wilt bewerken. In deze
applicatiekaart kunt u deelbereiken van het veld afbakenen,
waarvoor u vervolgens de gewenste hoeveelheid zaaigoed
aangeeft.
Voor de traceerbaarheid kunnen de effectief uitgestrooide
hoeveelheden en andere tellers in de FMIS worden
teruggevonden en ook over langere periodes vergeleken.
Verder is het met Pöttinger Seed Complete mogelijk om
deelbreedtes van de machine automatisch uit te schakelen
aan de wendakker of aan de veldgrens. Hiervoor moet de
software volgende parameters kennen:
- de precieze afmetingen van de machine
- de voordoseringstijd (tijd tussen het moment waarop
het zaaigoed de dosering verlaat en het uitstrooien
op het veld)
- de vertragingstijden bij het op- en afrijden van het
veld
4. Uitvoering:
- Pöttinger CCI Terminal met aansluitkabel
- Activeringen voor de apps (CCI. GPS, CCI.Command
en CCI.Control)
- Adapterkabel op sub-D9 stekker voor de aansluiting
van een eventuele GPS-antenne
- GPS-antenne die geschikt is voor de ontvangst van
kosteloze correctiesignalen zoals EGNOS of WAAS
(optie)
Aanwijzing
Voor de automatische
deelbreedteschakeling (=Section Control)
wordt een RTK- ontvanger aanbevolen.
5. Werking met alternatieve Isobusterminal:
Wanneer u al in het bezit bent van een Isobusterminal
en de daarvoor vereiste activeringen voor de ISOBUS
TaskController, ontvangt u de activeringscodes voor de
verbinding met de zaaimachinebesturing van Pöttinger
gratis, op aanvraag.
Aanbouw
1. Machine aankoppelen
2. GPS-antenne aan de trekker monteren
Wanneer de antenne opnieuw op een trekker is
gemonteerd, moeten ook de geometriegegevens voor
antenne en trekker opnieuw ingegeven worden. (zie
punt 7)
3. GPS-antenne aansluiten op de terminal (zie
aansluitschema - aan het einde van dit hoofdstuk)
4. Terminal aansluiten op machine en elektriciteitsnet
5. Terminal inschakelen
6. GPS-ontvangst controleren
Ga naar CCI.GPS - tabblad Info
Controleer of de signaalkwaliteit ≥ 2 is.
7. De geometriegegevens, voordoserings- en
vertragingstijden ingeven (enkel nodig wanneer u
Section Control gebruikt).
Voordoserings- en vertragingstijden,
geometriegegevens van de machine: zie
zaaimachinebesturing: deelbreedteschakeling
Aanwijzing
Niet elke ISOBUS terminal neemt
geometriegegevens en vertragingstijden
over, die in de zaaimachinebesturing
moeten worden ingegeven. Neem contact
op met de fabrikant van de terminal.
- 77 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
Geometriegegevens van de antenne,
geometriegegevens van de desbetreffende
koppelingswijze, afstand koppeling - trekkerdraaias:
zie CCI.GPS
Wijze van koppeling, type machine: zie CCI.
Command
8. Algemene inwerkingstelling van de machine uitvoeren,
zie gebruiksaanwijzing van de zaaimachine.
Voorbereiding voor CCI.Control
1. Creëren van een opdrachtbestand:
1.1 Creëren van een opdrachtbestand met applicatiekaart:
Creëer met behulp van een FMIS (=Field Management
Information System) Programma een opdrachtbestand met
applicatiekaart. Dit opdrachtbestand slaat u op in ISOXML
formaat (ISO11783-10).
Het opdrachtbestand bevat stamgegevens en de
applicatiekaart:
- Stamgegevens: Naam van de klant, adres van de
klant...
- Applicatiekaart:
In de applicatiekaart worden de ingestelde zaaigoedwaarden
aangegeven op een rasterkaart. Hiervoor zijn de
buitengrenzen van het perceel in de vorm van een digitale
rasterkaart nodig.
Aanwijzing
Pöttinger aanvaardt geen aansprakelijkheid
voor de juistheid van het gebruikte
kaartenmateriaal.
Let erop u de applicatiekaarten in het
juiste bestandsformaat (ISOXML) opslaat.
Een rasterkaart kunt u krijgen bij het kadaster, een bevoegde
centrale instantie of in vrij toegankelijk online-materiaal
(bijv.: Google-Maps).
Aanwijzing
Let erop dat de juistheid van de kaart
vooral bij vrij toegankelijk online-materiaal
niet gegarandeerd is.
Het vereiste formaat van de gedigitaliseerde rasterkaart
hangt af van het gebruikte FMIS-programma.
Voor het aanmaken van de applicatiekaart is het aan te
bevelen verschillende gegevens als basis te gebruiken, bijv.:
- Oogstkartering van de maaidorser
- Kartering met biomassasensor
- Voedingsstoffenkaarten van bodemonderzoeken
- Geleidingsvermogen (watergehalte)
- Sensoren voor de bepaling van de bodemstructuur
Aanwijzing
Wanneer uw software dit ondersteunt
geeft u in het opdrachtbestand ook de
uitstrooihoeveelheden op voor:
- verloren of slecht GPS-signaal
- buiten de perceelgrenzen
- tweede dosering
1.2 Creëren van een opdrachtbestand met twee
applicatiekaarten:
ttinger ondersteunt deze functie op zijn Fertilizer
Machines. U moet echter wel bij de fabrikant van uw FMIS
Programma informeren of het FMIS programma deze
functie ondersteunt.
Verder is het belangrijk de beschrijving van het apparaat in
de FMIS te leggen om er zeker van te zijn dat de toewijzing
tussen dosering en applicatiekaart overeenstemt.
1.3 Creëren van een opdrachtbestand zonder
applicatiekaarten:
Een dergelijk opdrachtbestand kan hetzij aan de FMIS
hetzij rechtstreeks met CCI.Control aan de terminal worden
gecreëerd.
Breng enkel de vereiste stamgegevens in en laat de tellers
mee vastleggen.
Zie handleiding van de terminal.
2. Opslaan van het opdrachtbestand voor de
export (van de FMIS op de terminal)
De export van een opdrachtbestand gaat enkel met een
USB-stick.
1. Leg voor de export op de terminal in de rootdirectory
van de stick een map TASKDATA aan.
2. Sla het opdrachtbestand op in de map TASKDATA
in het formaat ISOXML (ISO 11783-10).
Aanwijzing
Enkel vanuit de map TASKDATA in de
rootdirectory van een USB-stick kan het
bestand worden gelezen op de terminal.
- 78 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
GEBRUIK onder CCI.Control
1. Opdrachtgegevens importeren (van de FMIS
op de terminal)
Om opdrachtgegevens te importeren, gaat u als volgt te
werk:
1. Exporteer het opdrachtbestand van de PC op een USB-
stick. Het opdrachtbestand moet in de map TASKDATA
opgeslagen worden. Wanneer zich meerdere
opdrachtbestanden op de USB-stick bevinden, kunnen
deze worden georganiseerd in submappen.
2. Sluit de USB-stick aan op de terminal.
3. Druk op de knop [Home], om in het hoofdmenu van de
terminal te komen.
4. Druk op de knop [CCI.Control] om CCI. Control te
openen.
Is de in de afbeelding aangeduide knop
[CCI.Control] op uw terminal niet zichtbaar,
dan is CCI.Control niet geactiveerd. Zie
paragraaf „App activeren“
1
2
3
5. Druk op de knop „opdrachtgegevens importeren“ of draai
aan het scrollwieltje tot de knop „opdrachtgegevens
importeren“ wit gemarkeerd is, en druk vervolgens
op het scrollwieltje. Wanneer de knop gemarkeerd
is, kunt ook op de knop „OK“ (3) drukken. Volgend
bedieningsscherm gaat open:
6. Selecteer het opdrachtbestand dat moet worden
geïmporteerd. Druk hiervoor op het touchscreen op
de knop met het opdrachtbestand of spring met de
knoppen „Naar boven“ (1) en „Naar onder“ (2) tussen
de opdrachtbestanden of draai aan het scrollwieltje
tot het opdrachtbestand wit gemarkeerd is, en druk
vervolgens op de knop „OK“ (3).
Aanwijzing
Het importeren kan enige minuten duren.
Nadat de gegevens geïmporteerd zijn
wordt CCI.Control opnieuw gestart. Er
verschijnt een hulpscherm dat u wijst op
het opnieuw opstarten van de app.
Bij het importeren van nieuwe opdrachten
worden alle opdracht- en stamgegevens
overschreven.
7. Bevestig het hulpscherm met de knop [ACK]. Het
opnieuw opstarten van de app gebeurt onmiddellijk.
2. Stamgegevens aanmaken: (optie)
In CCI.Control – databank kunt u geïmporteerde
stamgegevens wijzigen/aanvullen of nieuwe stamgegevens
aanmaken. Selecteer de gewenste categorie en maak ze
aan (hier is de categorie Klanten geselecteerd).
Zie handleiding van de terminal.
1
2
3
- 79 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
3. Opdrachtbestanden toewijzen en wijzigen
(optie):
Onder CCI.Control Opdrachten „Opdrachten bewerken“
of CCI.Control Opdrachten „Opdrachten tonen“ kunt
u stamgegevens uit de databank selecteren in een
lijst en toewijzen aan de geselecteerde opdracht. De
stamgegevens worden gebruikt als opdrachtgegevens. In
de opdracht kunt u correcties aanbrengen aan bestaande
opdrachtbestanden. (Daarbij worden de stamgegevens
met terugwerkende kracht gewijzigd.)
Zie handleiding van de terminal.
4. Functiecontrole GPS:
Bij het overschrijden van een zaaihoeveelheidgrens
wijzigt de zaaihoeveelheid, wanneer de automatische
besturing actief is, en er klinkt een pieptoon. - Controleer
de nieuwe zaaihoeveelheid (te zien in het werkmenu) op
aannemelijkheid.
5. Starten van een opdracht:
CCI.Control - Opdrachten selecteren
- Het volgende beeldscherm verschijnt.
4
5
Opdracht starten:
Druk in het touchscreen op de knop „Start“ (4).
De opdrachtbewerking start. De weergave geeft de huidige
looptijd aan.
Lopende opdracht pauzeren:
Druk in het touchscreen op de knop „Pauze“ (4).
Selecteer uit de keuzelijst de reden voor de Pauze. De
huidige looptijd wordt opgeteld bij de eerdere looptijd.
Opdracht voortzetten:
Druk in het touchscreen op de knop „Voortzetten“ (4).
De opdrachtbewerking start. De weergave geeft de eerdere
en de huidige looptijd aan.
6. Kaarten bekijken:
In dit tabblad kunt u de kaart bekijken.
1. Druk in het touchscreen op de knop [Applicatiekaart
tonen] (6), om de applicatiekaart met uw
zaaihoeveelheidgrenzen te bekijken.
2. Hier controleert u of de strooihoeveelheden, die u
heeft ingegeven in de FMIS ingegeven, ook correct
overgenomen zijn in CCI.Control.
Aanwijzing:
Pas na de start van de opdracht worden
de strooihoeveelheden in de eenheid
kg/ha weergegeven. Ingeval deze na de
start van de opdracht nog steeds in g/m
2
aangegeven worden, drukt u op de knop
[Applicatiekaart tonen] (6), om de eenheid
te actualiseren.
6
In- en uitzoomen
Applicatiekaart tonen (6)
Wissel tussen buitengrenzen en
applicatiekaart van een veld.
- 80 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
Opdracht beëindigen
Druk in het touchscreen op de knop „Opdracht beëindigen“
(5).
Aanwijzing:
Een eenmaal beëindigde opdracht kan
niet meer worden voortgezet.
7. Opdrachten exporteren:
De export van de opdrachten gebeurt, zoals de import,
via een aangesloten USB-stick. Daarbij worden zowel de
stam- en opdrachtgegevens, als de bij de planning van de
opdracht vereiste procesgegevens geëxporteerd.
Op basis van de verzamelde gegevens kunnen toekomstige
opdrachten zo nauwkeuriger worden gepland. Bovendien
vereenvoudigen de gegevens de documentatie van de
uitgevoerde taken evenals de facturatie.
8. Foutmeldingen:
a. Gegevens kunnen niet worden geïmporteerd: isoxml
bestand bevat fouten
b. Kaart-preview kan niet worden weergegeven: isoxml
bestand bevat fouten
c. Geen opdracht gevonden op de USB-stick: USB-stick
defect, gegevens in verkeerde index opgeslagen, isoxml
bestand bevat fouten.
d. Ingevoerd gegeven in de databank kan niet worden
gewist: Gegevens die via de USB geïmporteerd werden,
kunnen niet worden gewist op de terminal.
e. Zaaihoeveelheid wijzigt niet bij het overschrijden van
een uitstrooihoeveelheidgrens: Fout in de kaart, geen
GPS-ontvangst
f. Plotselinge wijziging van de uitstrooihoeveelheid
op 0,0 kg/ha: Geen GPS-ontvangst, veldgrens
overschreden
g. Een voltooide taak kan niet worden voortgezet: Een
eenmaal afgesloten opdracht kan niet meer worden
voortgezet.
Zaaimachinebesturing: algemeen
[Home] knop - Zaaimachinebesturing
1. Werkmenu: App Status
<TC-GEO> is groen gemarkeerd wanneer de ISOBUS
terminal verbonden is met de zaaimachinebesturing
en de Task Controller verbinding is gemaakt.
<TC-SC> is groen gemarkeerd wanneer de automatische
deelbreedteschakeling loopt.
Aanwijzing:
Ingeval <TC-GEO> of <TC-SC> niet
worden weergegeven, dan moet u de
overeenkomstige APP eerst activeren.
De overeenkomstige APP's moeten
geactiveerd zijn in de Pöttinger besturing
en op de terminal.
2. Activeren van <TC-GEO> of <TC-SC> in de
Pöttinger besturing:
(10 sec. lang indrukken)---
2. Activatiecode ingeven.
3. <TC> aanvinken
4. De toets [ESC] indrukken om de terminal opnieuw
te starten. Pas na het opnieuw opstarten wordt er
verbinding gemaakt met de Taskcontroller.
- 81 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
Zaaimachinebesturing: variabele
uitstrooihoeveelheden voor het zaaigoed
1. Doseervoorkeuze
(10 sec. lang indrukken)---
Selecteer hier uit de lijst welke dosering moet worden
gebruikt voor de variabele uitstrooihoeveelheden.
- D1 ... Dosering 1 - Zaaigoeddosering
- D2 ... Dosering 2 - Mestdosering) (enkel fertilizer
machines)
- D1 + D2 ... beide doseringen (enkel fertilizer machines
en wanneer FMIS twee applicatiekaarten per veld
ondersteunt)
2. Handmatige aanpassing van de
uitstrooihoeveelheid Dosering 1 / Dosering 2
(enkel bij fertilizer machines):
Ook wanneer de uitstrooihoeveelheid via de applicatiekaart
gestuurd wordt, kan deze manueel worden aangepast.
Gebruik daarvoor de reeds bekende knoppen. Een
manuele aanpassing in de automatische modus blijft echter
enkel geldig tot de volgende automatische aanpassing.
Manueel aangepaste waarden worden in het werkmenu
rood aangeduid.
In het werkmenu drukt u op de knoppen [Ingestelde waarde
wijzigen +/-]
Bij het overschrijden van een
uitstrooihoeveelheidgrens, wordt de
uitstrooihoeveelheid geactualiseerd en
wordt een eventuele manuele aanpassing
overschreven.
3. In-/uitschakelen van de uitstrooihoeveelheid
doorgeven
---
---
Wanneer dit wordt aangevinkt worden de waarden
voor de uitstrooihoeveelheden van de applicatiekaarten
doorgegeven aan de zaaimachine.
4. Aanwijzingen:
- Wanneer voor de eerste keer een waarde uit de
applicatiekaart aan de zaaimachinesturing van Pöttinger
wordt doorgegeven verschijnt volgende opmerking.
Bevestig de opmerking met de knop [ACK] aan de
terminal.
- 82 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
CCI.Command
[Home] knop - CCI.Command
Is de in de afbeelding aangeduide
knop [CCI.Command] op uw terminal
niet zichtbaar, dan is CCI.Command
niet geactiveerd. Zie paragraaf App
activeren“
1. Algemeen:
- automatische deelbreedteschakeling
Deelbreedten van de huidige machines:
Vitasem, Aerosem een deelbreedte
Vitasem, Aerosem een deelbreedte
R3, R4, C4, C6 een deelbreedte
R3, R4, C4, C6 een deelbreedte
C8, C9 twee deelbreedtes
C8, C9 twee deelbreedtes
Met CCI.Command is het mogelijk de afzonderlijke
deelbreedtes van de zaaimachine automatisch aan-
en uit te schakelen aan de veldgrens of bij de vooraf
gedefinieerde wendakker.
- Veld bewerken.
- Aanmaken nieuwe veldgrenzen
Veldgrenzen zijn een voorwaarde
voor het gebruik van de automatische
deelbreedteschakeling. Wanneer de
automatische modus wordt geactiveerd
zonder bestaande veldgrenzen, dan
begint de besturing - ook bij opgeheven
zaaibalk - ter plaatse met de dosering!
- Aanmaken van wendakkers, zie hoofdstuk
Aanmaken van een wendakker“
- Instellen van de overlapping, overlappingstolerantie
en overlappinggraad, zie hoofdstuk CCI.Command -
tabblad - Section Control)
- GPS Drift aanpassen
Voor de hierboven genoemde bedieningsstappen, zie de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
2. Voorwaarden:
1. CCI Terminal met geactiveerde CCI.Control en CCI.
Command
2. <TC-GEO> is actief, dat wil zeggen in het werkmenu
zaaimachinebesturing groen gemarkeerd. Voorwaarde
daarvoor is dat <TC> in het configuratiemenu van
de zaaimachinebesturing geactiveerd is. (Het is
aangevinkt.)
3. Tabblad:
Geometrie:
Algemeen:
Om de positie van de trekker en de machine zo nauwkeurig
mogelijk te berekenen en zo een nauwkeurig aan- en
uitschakelen aan de veldgrenzen mogelijk te maken, is
het noodzakelijk om de geometriegegevens van antenne,
trekker en machines, zo nauwkeurig mogelijk te registreren.
De invoerschermen voor de
geometriegegevens verschillen van
terminal tot terminal.
In CCI.Command - Tabblad Geometrie kunnen volgende
geometrische gegevens worden ingegeven:
- Waarden in het invoerbereik
1. Type van aanbouw invoeren (1):
Terrasem: Trekhaakkogel of vangmuil
Vitasem/Aerosem: 3-punt
Vitasem/Aerosem met Multiline: Trekhaakkogel of
vangmuil
2. Type van machine invoeren (2):
Terrasem: getrokken
Vitasem/Aerosem: aangebouwd
Vitasem/Aerosem met Multiline: getrokken
3. Vertragingstijden invoeren (3+4):
Zijn de velden (3+4) grijs gemarkeerd, dan zijn
de vertragingstijden uit de zaaimachinebesturing
overgenomen. Zie hoofdstuk „Controle van uit de
zaaimachinebesturing overgenomen waarden“
Indien deze velden niet grijs zijn gemarkeerd, dan
kunt u de vertragingstijden voor het oprijden van het
veld (3) en het afrijden van het veld (4) hier ingeven.
1
2
3
4
8
7
6
5
- Waarden in het invoerbereik:
5-7 overgenomen uit CCI.GPS
58 overgenomen uit zaaimachinebesturing
- 83 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
Verklaring:
- (5) zijdelingse afwijking van de GPS-ontvanger tot
het middelpunt van de draaias van de trekker
- (6) afwijking van de GPS-ontvanger tot het middelpunt
van de draaias van de trekker in de rijrichting
- (7) afstand van het koppelpunt tot het middelpunt
van de draaias van de trekker.
- (8) afstand van het koppelpunt tot het draaipunt van
de machine (= bandenpakker):
Een onnauwkeurige invoer van de
geometriewaarden leidt onherroepelijk
tot onnauwkeurig aan- en uitschakelen
van de dosering en zo tot ongewilde
overlappingen of gaten.
Controle van uit de zaaimachinebesturing
overgenomen waarden:
CCI.Command - Deelbreedtegeometrie:
Controleer de volgende waarden:
vertraging bij het oprijden*
vertraging bij het afrijden*
*Moeten overeenstemmen met de geaccumuleerde
waarden van voordoseertijd + oprij-/afrijdvertraging,
die in de zaaimachinebesturing werden ingevoerd.
Afstand van het voorste draaipunt van de machine tot
de bandenpakker (bij Terrasem / Vitasem Multiline /
Aerosem Multiline) of afstand van het koppelpunt van
de machine tot de zaaibalk (Vitasem / Aerosem)
Aanwijzing
Niet elke ISOBUS terminal neemt
geometriegegevens en vertragingstijden
over, die in de zaaimachinebesturing
moeten worden ingegeven. Neem contact
op met de fabrikant van de terminal.
Velden:
In dit tabblad worden de naam van het veld, de
veldgrenzen, de bewerkte oppervlakten en de
hindernissen aangegeven.
Voor verdere informatie zie de gebruiksaanwijzing van
de fabrikant.
Wissen van mee opgeslagen rijstroken.
huidig veld opslaan
hierbij zijn er 3 opties:
OK Opslaan
Opslaan en nieuw veld
aanmaken
Kopiëren
Huidige geselecteerde veld wissen
Veldgrenzen in *.shp formaat importeren.
Als coördinatenreferentiesysteem WGS84“
gebruiken.
Veldgrenzen in *.shp formaat exporteren.
Naam bewerken
Sla het huidige veld altijd op vóór het
uitzetten van de trekker en vóór het
uitschakelen van de terminal.
Section Control:
- 84 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
1
2
3
4
1. Overlappingsgraad instellen.
In CCI.Command - Tabblad Section Control kunt u de
overlappingsgraad instellen.
Overlappingsgraad betekent, bij welke bedekking van
afzonderlijke deelbreedtes bij het aankomen op reeds
bewerkte oppervlakten uitgeschakeld moet worden. De
instelling hangt van de prioriteit: ligt deze op de volledige
bewerking of het vermijden van dubbele behandeling?
0% ...geen enkele overlapping - onvolledige bewerking
0% ...maximale overlapping - volledige bewerking
2. Overlappingstolerantie invoeren:
De overlappingstolerantie legt vast met welke
tolerantie de beide buitenste deelbreedtes reageren
op overlapping. Bij parallelritten in het veld (bijv. bij
rijpaden) kan het voorkomen dat door GPS-drift de
buitenste deelbreedte volgens weergave voor korte
tijd over een reeds bewerkte oppervlakte ligt, hoewel
er in feite geen dubbele behandeling plaatsvindt
(zie gebruiksaanwijzing van de fabrikant). Bij een
overlappingsgraad van 0%, wordt de buitenste
deelbreedte in dit geval uitgeschakeld. Er kan zich
"geflutter" voordoen (voortdurend in- en uitschakelen).
Door de instelling van de overlappingstolerantie kan dit
flutteren verhinderd worden.
3. Overlappingstolerantie veldgrenzen invoeren:
Om veiligheidsredenen geldt aan de veldgrens altijd 0%
overlappingsgraad. De overlappingstolerantie kan op
eigen verantwoording afzonderlijk ingesteld worden voor
de veldgrens. GPS-drift kan leiden tot in- en uitschakelen
van de buitenste deelbreedte aan veldgrenzen (zie
gebruiksaanwijzing van de fabrikant). De gebruiker
kan dit in- en uitschakelen op eigen verantwoording
tot een minimum beperken door het invoeren van
de overlappingstolerantie aan de veldgrenzen. Een
instelling groter dan 0 cm kan ertoe leiden dat er over
de veldgrens heen wordt gewerkt. Vóór de instelling
moet worden gecontroleerd of dit aanvaardbaar is. De
aanbevolen instelling bedraagt 0 cm.
4. Wendakkerafstand invoeren
Via de wendakkerafstand kan het inschakelpunt na het
verlaten van een reeds behandelde oppervlakte bepaald
worden. De meststrooier wordt zo op verschillende
punten in- en uitgeschakeld. De juiste maat voor
de wendakkerafstand wordt beïnvloedt door de
werkbreedte van de machine en de werpeigenschappen
van de mest.
5
6
7
4
5. Achteruitrijherkenning activeren/deactiveren
CCI.Command berekent met behulp van positie-
informatie van de GPS-ontvanger veranderingen in de
rijrichting. Wanneer het achteruitrijden wordt herkend,
worden de deelbreedtes automatisch uitgeschakeld
en de machine rijdt ook in kaartaanzicht achteruit. Bij
het achterwaarts oprijden van een veldhoek draait de
aanbouwmachine in kaartaanzicht daarom niet om de
eigen as en zo wordt een ongewild inschakelen van de
deelbreedtes verhinderd.
Een rode pijl op de kaart geeft het achteruitrijden aan.
Indien een verkeerde rijrichting zou worden herkend, dan
kan de bestuurder de rijrichtingherkenning met behulp
van de knop [Rijrichting corrigeren] corrigeren. Dit is
ook noodzakelijk wanneer de rit (na het inschakelen
van de terminal) achterwaarts gestart wordt.
Rijrichting corrigeren
CCI.Command houdt ook rekening met het
rijrichtingsignaal van de TECU van de tractor, wanneer
deze de melding via ISOBUS doorgeeft.
Vink deze functie aan om ze te activeren.
6. Markeringsvertraging activeren/deactiveren
Bij actieve markeringsvertraging wordt de bewerkte
(=blauwe) oppervlakte pas gemarkeerd wanneer de
ingestelde vertragingstijd is afgelopen.
Voor de invoer van de vertragingstijden, zie de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
Vink deze functie aan om ze te activeren.
7. Section Control enkel op wendakker activeren/
deactiveren
- 85 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
Bij het gebruik van zaaimachines met zeer kleine
deelbreedtes (< 1 m) kan GPS-drift bij parallelritten een
ongewilde uitschakeling van de buitenste deelbreedtes
veroorzaken. Indien de functie „Overlappingstolerantie“
het ongewild uitschakelen niet meer compenseert, kan
men met de functie „Section Control enkel op wendakker“
ongewilde zaaivensters vermijden. Bij activering van
deze functie is de automatische deelbreedteschakeling
op de wendakker beperkt.
Vink deze functie aan om ze te activeren.
Gebruik met CCI.Command
1. Algemeen:
CCI.Command is onderverdeeld in twee bereiken:
kaartaanzicht en instellingen.
Bij het overschakelen tussen beide bereiken moet
rekening worden gehouden met het volgende:
Enkel wanneer er een goede ISOBUS-verbinding is
tussen machine en trekker en de machinegegevens
worden doorgezonden, kan na het oproepen
van het kaartaanzicht de deelbreedteschakeling
geactiveerd worden. Wanneer u terugkeert naar
het instellingsscherm, wordt deelbreedteschakeling
gepauzeerd. Schakelt u met de knop
van de
terminal over naar een andere app, dan loopt de
deelbreedteschakeling door.
Naar kaartaanzicht gaan
Naar instellingen gaan - Bedrijfsmodus Section
Control pauzeren
Wanneer er geen gegevensverbinding is, dan is het
bovenste deel van de knop grijs. Section Control is niet
beschikbaar, kaartaanzicht kan echter wel opgeroepen
worden:
Kaart oproepen - zonder gegevensverbinding
en GPS-signaal kan de deelbreedteschakeling
niet worden gebruikt.
Naar instellingen gaan
Voor een foutenlijst en foutenoplossing, zie de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
2. Kaartaanzicht
1. Weergave van de deelbreedtestatus:
Aan de onderste rand van het beeldscherm vindt u de
aanduiding van de deelbreedtestatus. Is de deelbreedte
uitgeschakeld, dan wordt ze zwart weergegeven op het
beeldscherm. Is de deelbreedte ingeschakeld, dan wordt
de deelbreedte blauw weergegeven.
In het midden van de deelbreedteaanduiding bevindt zich
de aanduiding: Automatische deelbreedteschakeling:
Automatische deelbreedteschakeling UIT De
dosering voor de betreffende deelbreedte moet
met de hand (via de zaaibalk) gestuurd worden.
Automatische deelbreedteschakeling AAN
De dosering wordt voor de betreffende
deelbreedte automatisch geschakeld.
2. Omschakelen naar automatische deelbreedteschakeling:
in CCI.Command - Kaartaanzicht
uitschakelen van de automatische
deelbreedteschakeling. De dosering voor de
betreffende deelbreedte moet met de hand
(via de zaaibalk) gestuurd worden.
inschakelen van de automatische
deelbreedteschakeling. De dosering voor de
betreffende deelbreedte wordt automatisch
geschakeld.
3. Manueel aanleggen van veldgrenzen:
Wanneer u geen kaart heeft voor het veld, kunt u de
buitengrenzen van het veld manueel aanmaken.
1. In het tabblad velden wisselen
2. Huidig veld opslaan en nieuw veld aanleggen
3. Naam van het veld bewerken:
- 86 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
Voorwaarden:
Actief GPS-signaal
Manuele omschakeling van de deelbreedten (Section
Control) is niet actief
4. In CCI.Command - Kaartaanzicht wisselen
5. Zaaibalk laten zakken
6. Rijd de buitengrenzen van het veld af.
Rijd alle buitengrenzen van het veld af en controleer
op uw terminal of de grenzen gesloten zijn. Alleen
zo kunt u zeker zijn van de nauwkeurigheid van de
veldgrens.
7. Druk op de toets „Nieuwe veldgrenzen aanleggen“
Nieuwe veldgrenzen aanleggen: Om de
huidige gemarkeerde rijstrook wordt een
buitencontour gelegd.
Wissen van huidige veldgrenzen en rijstroken.
8. In het tabblad velden wisselen
9. Bewerkte oppervlakten wissen - alleen wanneer bij
het aanleggen van de veldgrens niet werd gezaaid.
10. Opslaan van het huidige veld
4. Aanleggen manoeuvreerruimte:
in CCI.Command - Kaartaanzicht
Aanleggen van een wendakker: Om de huidige
veldgrenzen wordt een wendakker gelegd.
Type van wendakker uitzoeken:
De breedte van de wendakker moet ten
minste overeenkomen met de draaicirkel
van de tractor.
1
2
3
1. Wendakker die rond het veld loopt
Creëert een wendakker van de gewenste breedte,
rondom de buitengrenzen van het veld
2. Individuele wendakker
Geef de individuele wendakker indien u het bereik van
de wendakker afrijdt met de trekker met neergelaten
zaaibalk.
Functietoetsen in het menu wendakkerbeheer:
Gewenste wendakkerbreedte ingeven.
Positie van de marker wijzigen
A-punt plaatsen / referentiespoor
vastleggen
Bochten markeren
Rechte lijn markeren
Handmatige markering bereden
oppervlakten inschakelen
Handmatige markering bereden
oppervlakten uitschakelen
3. Wissen van de reeds gecreëerde wendakker.
Enkel actief wanneer al een wendakker
voor het huidige veld bestaat.
Zaaimachinebesturing: met
deelbreedteschakeling
1. Geometrie-instelling van de machines:
---
---
---
A
b
a. Afstand koppelpunt - middelpunt bandenpakker
uitgezonderd Terrasem: Aangezien de Terrasem
met een 3-punt-aanbouw zijn uitgerust, meten ze (in
plaats van vanaf het koppelpunt) vanaf het draaipunt
van de aanbouwbok tot aan het middelpunt van de
bandenpakker.
b. Afstand bandenpakker - zaaibalk: Bij de Terrasem
wordt het rekenkundige middelpunt tussen de beide
zaaibalken bedoeld.
- 87 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
2. Instellen van de voordoseertijd:
De voordoseertijd is afhankelijk van de
volgende parameters: ventilatortoerental,
zaaigoedtype en zaaihoeveelheid. Stel de
voordoseertijd opnieuw in als één van
deze parameters verandert.
---
---
---
Meten van de voordoseertijd:
Voordoseertijd: De tijd die een zaad nodig heeft, om
van de dosering in de luchtstroom naar de zaaibalk te
bewegen.
Druk daarvoor meermaals op de afdraaiknop en meet
de tijd van het drukken op de knop tot het zaaigoed uit
de zaaischaar komt.
Bereken de voordoseertijd:
Een standaardwaarde van 3 seconden is vooraf
ingesteld.
Om de juiste tijd te bepalen zijn twee personen nodig,
en men moet als volgt te werk gaan:
1. Naar het werkmenu op de terminal gaan
2. Ventilator inschakelen.
3. Controleer of het doseerwiel volledig gevuld is.
4. De emmer onder een schaar zetten.
5. De eerste persoon schakelt de voordosering in met
ext. kalibreerschakelaar
6. De tweede persoon meet de tijd tot het eerste
zaaigoed in de emmer komt.
7. Herhaal deze werkwijze bij verschillende zaairijen.
De langste gemeten tijd voert u in als waarde onder
voordoseertijd.
3. Instelling van de vertragingstijden:
---
---
---
A
b
a. vertraging bij het oprijden
Berekenen van de vertraging bij het oprijden:
Maak uw veld of uw wendakkergrens aan. Activeer
de automatische modus in CCI Command en start de
automatische dosering met opgeheven zaaibalk. Markeer
de grens, zodat u deze nadien nog kunt herkennen. Rij
nu met constante snelheid (gelijke rijsnelheid zoals bij het
zaaien) het veld op en negeer de aanwijzing dat de zaaibalk
moet worden neergelaten. Controleer nu of het zaaigoed
precies tot de grens op de grond ligt. Wanneer de zaaistart
niet overeenstemt met de veldgrens, dan meet u de afstand
tot de veldgrens en rekent u deze om in seconden.
1. Indien u de dosering te vroeg heeft ingeschakeld
(overlapping), voert u deze waarde bij de
inschakelvertraging in met een MIN-teken. De
voordoseertijd wordt zo met deze waarde ingekort en
de dosering schakelt later in.
Overlapping
minteken
Veld
2. Indien u de dosering te laat heeft ingeschakeld
(zaaivenster), voert u deze waarde bij de
inschakelvertraging in met een PLUS-teken. De
voordoseertijd wordt zo met deze waarde verlengd en
de dosering schakelt vroeger in.
zaaivenster
plusteken
Veld
- 88 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
Voorbeeld:
constante rijsnelheid 10 km/u
Om op m/s te komen, deelt u de km/u waarde door 3,6.
Er verschijnt een snelheid van 2,77 m/s
Stel dat het zaaigoed al 2 m buiten de grens op de
grond ligt (overlapping):
Bereken de afstand door de snelheid in m/s hier: 2 m /
2,77 m/s = 0,72 s en trek deze waarde af van de huidige
inschakelvertraging. Als nog een inschakelvertraging
was ingegeven: 0 - 0,72 m/s
Als de dosering met deze afstand te laat is gestart
(zaaivenster), dan verhoogt u de waarde van de
inschakelvertraging met de berekende waarde:
0 + 0,72
Controleren:
Als bij het controleren blijkt dat er opnieuw een afstand
tot de veldgrens is ontstaan die u niet wilt aanvaarden,
dan past u de reeds ingegeven inschakelvertragingstijd
(IT oud) aan volgens de nieuwe waarde van de afstand
van het zaaigoed tot de veldgrens (IT nieuw).
Let opnieuw op het plus- of min-teken:
Zaaistart - oprijden voorteken
Zaaistart - oprijden voorteken
buiten de veldgrenzen -
buiten de veldgrenzen -
binnen de veldgrenzen +
binnen de veldgrenzen +
Tip: Om zaaivensters bij het oprijden te
vermijden, telt u de tijd van gereden meters
bij de oprijvertraging.
b. Vertragingstijd bij het afrijden van het veld
Bereken de vertragingstijd bij het afrijden van het veld:
Hier werkt het zoals bij het oprijden. Rij binnen het veld
in de richting van de veldgrens. Start - met opgeheven
zaaibalk - de automatische Section Control evenals de
automatische dosering. Rij met constante rijsnelheid, in
rechte hoek op de veldgrens, het veld af en negeer de
aanwijzing over het neerlaten van de zaaibalk. Meet de
afstand waarop niet meer gezaaid is tot de veldgrens en
reken deze om in seconden.
1. Ligt het zaaigoed over de grens heen (overlapping),
dan verhoogt u de waarde van de uitschakelvertraging
(ook startwaarde 0) met de berekende waarde.
Overlapping
plusteken
Veld
2. Ligt het zaaigoed tot vóór de grens (zaaivenster), dan
verkleint u de waarde van de uitschakelvertraging met
de berekende waarde.
zaaivenster
minteken
Veld
Let opnieuw op het plus- of min-teken:
Einde zaaien - afrijden voorteken
Einde zaaien - afrijden voorteken
buiten de veldgrenzen +
buiten de veldgrenzen +
binnen de veldgrenzen -
binnen de veldgrenzen -
Tip:
Om zaaivensters bij het afrijden te
vermijden, trekt u de tijd van gereden
meters af van de afrijvertraging.
Aanwijzing:
Waarden waarmee de som van
voordoseertijd + vertragingstijd (op- of
afrijvertraging) in totaal negatief wordt,
kunnen niet worden ingegeven.
Aanwijzing:
Houd bij het op- en afrijden van het veld de
snelheid constant en rij altijd in een rechte
hoek ten opzichte van de veldgrenzen.
- 89 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
4. Voorkeuze van de automatische
deelbreedteschakeling
---
---
---
5
...Deelbreedteschakeling voorgeselecteerd / de
deelbreedteschakeling kan op de ISOBUS terminal
(Hier CCI.Command) geactiveerd worden.
- Zie gebruiksaanwijzing van de machine - hoofdstuk
besturing
- Zie hoofdstuk - Gebruik met CCI.Command -
Kaartaanzicht
6
...Deelbreedteschakeling gedeactiveerd
Zodra de zaaibalk bij automatische
dosering geheven wordt, stopt de
dosering.
5. Aanwijzingen:
- Het veld oprijden:
De aanwijzing van het neerlaten van de zaaibalk wordt
ingevoegd zodra de dosering wordt ingeschakeld. Laat
de zaaibalk zakken tijdens de voordoseertijd.
De dosering draait ook door wanneer de
zaaibalk niet wordt neergelaten.
- Het veld afrijden:
De aanwijzing van het opheffen van de zaaibalk wordt
ingevoegd zodra de voordoseertijd en de afrijdvertraging
zijn afgelopen. Hef de zaaibalk op.
- GPS kwaliteit
- Volgende aanwijzing verschijnt op het scherm: „De GPS-
kwaliteit is te slecht. De Section Control Automatische
modus werd gedeactiveerd.“
Dat betekent dat de dosering, voor zover de zaaibalk
al was neergelaten, doorloopt en u de dosering aan de
veldgrens voorlopig manueel moet schakelen (indien u
de zaaibalk opheft/neerlaat).
- Controleer de verbinding van de terminal naar de
antenne.
- Let op het vrije zicht in de lucht. Ook schaduw kan het
GPS-signaal beïnvloeden.
- 90 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
CCI.GPS
[Home] knop - CCI.GPS
Is de in de afbeelding aangeduide knop
[CCI.GPS] op uw terminal niet zichtbaar,
dan is CCI.GPS niet geactiveerd. Zie
paragraaf „App activeren“.
1. Tabblad:
GPS Info
Hier kunt u het GPS-signaal testen: De signaalkwaliteit
moet ≥ DGPS 2 zijn.
Boven rechts wordt aangegeven welke GPS-gegevens
de GPS-ontvanger momenteel verzendt. (zwart = wordt
verzonden/ grijs = wordt niet verzonden)
Eisen aan GPS-gegevens:
Voor het werken met CCI-Command moet aan volgende
randvoorwaarden worden voldaan:
Baud 19200
Baud 19200
GGA + RMC + VTG 5 Hz
GGA + RMC + VTG 5 Hz
GSA 1 Hz
GSA 1 Hz
GSV (optie) 1 Hz
GSV (optie) 1 Hz
GPS-instellingen
Er zijn twee mogelijkheden voor de aansluiting van een
GPS-ontvanger:
- RS232:
Als de ontvanger een seriële uitgang heeft, dan wordt
deze aangesloten aan de RS232 ingang van de terminal
en in de CCI.GPS wordt RS232 als bron geselecteerd.
Bij RS232 als GPS-bron geldt dat de baud rates
(transmissiesnelheden) van de terminal en de GPS-
ontvanger overeen moeten stemmen.
- CAN-Bus
Als de ontvanger een CAN-Bus aansluiting heeft, dan
wordt deze verbonden met de ISOBUS en in de CCI.
GPS moet CAN-Bus als bron worden geselecteerd.
Wanneer als GPS-bron CAN-Bus geselecteerd werd,
wordt de baud rate automatisch aangegeven. Deze kan
niet manueel worden ingesteld.
- Trekkergeometrie instellen
Een onnauwkeurige invoer van de
geometriewaarden leidt onherroepelijk
tot onnauwkeurig aan- en uitschakelen
van de dosering en zo tot ongewilde
overlappingen of zaaivensters.
Ook een verandering in de
satellietconstellatie, in de positie van het
boombestand of bij andere hindernissen
in het arbeidsbereik van de antenne, en
foutieve tijdgegevens van de satellietklok
kunnen leiden tot een verschuiving van
de positiegegevens (= GPS-drift) Om de
effecten van GPS-drift te beperken, wordt
een RTK-correctiesignaal aanbevolen.
- In CCI.GPS Geometrie kunt u de geometriegegevens
van de trekker instellen:
(1) Afstand van de GPS-ontvanger tot het middelpunt
van de draaias
(2) zijdelingse afwijking van de GPS-ontvanger tot het
middelpunt van de draaias
(3) Type van de aanbouw*
(4) Afstand van de koppeling tot het middelpunt van de
draaias*.
- 91 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
De draaias van de trekker is bij normale
trekkers de achteras.
*Waarbij (3) en (4) als voorinstellingen voor CCI.
Command te verstaan zijn. De hier ingegeven waarden
kunnen in de CCI.Command geselecteerd worden uit
een lijst.
Zie CCI.Command - Geometrie
1
2
3
4
App activeren
Ingeval de benodigde app niet wordt aangeduid in het
hoofdmenu van de terminal (knop [Home]), voert u de
volgende stappen uit:
1. Druk op de knop [Home] op de terminal om in het
hoofdmenu te komen.
2. Druk op de knop [Werktuig] in het hoofdmenu
3. Ga naar het tabblad [Systeeminstellingen]
4. Druk op de toets „App-beheer“ Hier worden alle
geïnstalleerde en geactiveerde apps weergegeven.
5. Zoek de benodigde app in deze lijst (hier CCI.Command)
6. Tik de knop „Command" aan om aan te vinken. Het
volgende beeldscherm verschijnt.
7. Tik op het lege vierkant om aan te vinken.
8. Tik de knop [OK] aan om de wijziging te bevestigen.
Met de knop [ESC] breekt u de wijziging af en keert u
terug naar het vorige scherm.
9. Bevestig de getoonde aanwijzing („Voor overname van
de wijzigingen gelieve de terminal opnieuw te starten.“)
met de knop [OK].
- 92 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
10. Druk op de knop [ON/OFF] op de terminal, om de
terminal opnieuw te starten.
Wanneer in het app-beheer de benodigde
app niet zichtbaar is, belt u naar de
klantendienst om de app te laten
activeren. Het activeren van de app is in
dit geval niet gratis!
Wisselen tussen apps
Met de knop
(1) op de terminal kunt u schakelen tussen
(1) op de terminal kunt u schakelen tussen
geselecteerde apps.
-
1
Als standaard zijn alle apps geselecteerd. Wanneer u
daar iets aan wilt wijzigen, bijvoorbeeld enkel tussen 2
verschillende apps schakelen, kiest u die zelf uit.
1. Selecteren van de apps:
1. Druk op de knop [Home] op de terminal om in het
hoofdmenu te komen.
2. Druk op de knop [Werktuig] in het hoofdmenu
3. Ga naar het tabblad [Systeeminstellingen]
4. Druk op de toets „app-wisselen“ Hier worden alle
geïnstalleerde en geactiveerde apps weergegeven.
5. Zoek de benodigde apps in deze lijst (hier CCI.GPS)
6. Markeer de benodigde apps door ze aan te vinken of
wis ze uit de lijst door ze uit te vinken.
De app "Machinebesturing" kan niet
worden gedeactiveerd. Deze is aangevinkt
en grijs gemaakt.
- 93 -
1600_NL-SEED COMPLETE_8507
SEED COMPLETE
NL
Aansluitschema: Seed Complete met Pöttinger GPS-antenne
Aansluitschema: Seed Complete met GPS-antenne van andere fabrikant
Cable Type G
D1
D2
473A2000.0
765-14-94
CAN1-IN
CAN1-IN
Boordcomputer
Boordcomputer
Boordcomputer
Boordcomputer
Boordcomputer
Boordcomputer
Terminal
Trekkerkabel*
Voedingsbron
Aansluiting van de GPS-antenne van andere fabrikant
Aansluiting van de GPS-antenne van andere fabrikant
D-Sub 9-polig
Pin2 Rx
Pin3 Tx
Pin4 GND
Deze gegevens gelden voor de terminal.
D1
D2
RS-232 Signaal
Aansluiting trekkersignaal-stekkerdoos volgens DIN ISO 11786
*in plaats van de trekkerkabel
van Pöttinger kan ook de
trekker-interne Isobus-
bekabeling worden gebruikt.
Cable Type G
D1
D2
473A2000.0
765-14-93
CAN1-IN
CAN1-IN
Boordcomputer
Aansluiting van de GPS-antenne A101
D1
D2
RS-232 Signaal
RS-232 Signaal
Aansluiting trekkersignaal-stekkerdoos volgens DIN ISO 11786
*in plaats van de trekkerkabel van Pöttinger
kan ook de trekker-interne Isobus-bekabeling
worden gebruikt.
Voedingsbron
Terminal
- 94 -
1100-NL Saatkastendeckel_8611
GEBRUIK
NL
Zaadbakdeksel
Instellen van de openingshoek:
Positie (1): 85°
Als de zaadbakdeksel en het scharnier aan de binnenste
gaten worden vastgeschroefd, dan kan de zaadbakdeksel
tot maximaal 85° worden geopend.
Positie (2): 101°
Als de zaadbakdeksel en het scharnier aan de buitenste
gaten worden vastgeschroefd, dan kan de zaadbakdeksel
tot maximaal 101° worden geopend.
101°
346-09-36
346-09-37
85°
1
2
- 95 -
1400_NL-DOSIERVERFAHREN_8622
NL
DOSERINGSMETHODE
Het combizaaiwiel
Elk zaaiwiel bestaat uit een grofzaaiwiel (2) met afsluitschuif
(1) en een fijnzaaiwiel (3) met afsluitschuif (4).
Alle zaaiwielen worden in gelijke mate aangedreven door de
traploos regelbare zaaias. De snelheid en de draairichting
van de zaaias en de gebruikte reduceerstukken beïnvloeden
de hoeveelheid zaad.
Het combizaaiwiel maakt het mogelijk om zonder veel
omsteltijd het grof- of fijnzaaiwiel te gebruiken.
Open de afsluitschuif van het gewenste zaaiwiel en
sluit de afsluitschuif van het zaaiwiel dat u niet gebruikt.
sluit de afsluitschuif van het zaaiwiel dat u niet gebruikt.
1
2
4
3
Grofzaaiwiel
Het grofzaaiwiel is bedoeld voor rond, gelijkmatig zaaigoed
met een doorsnede van ca. 2 tot 10 mm.
Het is geschikt voor onder- en bovenuitzaai.
Instelling:
Aandrijfstand: 10...100
Bodemklep: 0...7
Afsluitschuif: Afsluitschuif (1)
helemaal geopend (B)
Afsluitschuif (4) gesloten (A)
Roeras: afhankelijk van het zaaigoed
Fijnzaaiwiel
Het fijnzaaiwiel is geschikt voor rond, gelijkmatig zaaigoed
met een afmeting van max. 2mm diameter.
Het is geschikt voor onderuitzaai.
Instelling:
Aandrijfstand: 10...100
Bodemklep: Positie '0'
Afsluitschuif: Afsluitschuif (4)
helemaal geopend (B)
Afsluitschuif (1) gesloten (A)
Roeras: afhankelijk van het zaaigoed
A
B
- 96 -
1400_NL-DOSIERVERFAHREN_8622
DOSERINGSMETHODE
NL
De afzonderlijke korreldosering leidt tot een betere verdeling
over het veld, betere ontwikkeling van de planten en meer
opbrengst - en bovendien wordt zaaigoed bespaard.
Het VITASEM-bovenuitzaaisysteem is alleen geschikt voor
rond, gelijkmatig zaaigoed van ca. 1,8 - 2,8 mm Ø - speciaal
koolzaad en zaden van koolsoorten:
... het zaaigoed moet vrij zijn van los beitsgruis, het
korreloppervlak mag niet plakken (bij beitsrestanten in
de schepcellen deze met een borstel schoonmaken).
Zaaigoed met bijmengingen, bijv. extra beitsen en
slakkenkorrels is niet geschikt voor bovenuitzaai.
... voor gelijkmatig zaaien is een rijsnelheid van meer dan
6 km/h niet aan te raden.
Ook kunnen sterke vibraties bijv. op akkers met veel
stenen en dikke aardkluiten de zaaikwaliteit beïnvloeden.
... de helling is bij voorkeur kleiner dan 15%.
Wanneer aan genoemde voorwaarden niet
kan worden voldaan, is 'Onderuitzaai met
fijnzaaiwiel' aan te raden. Dit geldt ook
voor hybride koolzaadsoorten met zeer
uiteenlopende korrelgroottes.
Doseringsmethode
1. Onderuit zaaien 2. Gereduceerde
1. Onderuit zaaien 2. Gereduceerde
onderuitzaai
3. Bovenover zaaien
(niet bij elektrische dosering)
4. Onderuitzaai
fijnzaad
Zaaigoed Normaal zaaigoed,
Zaaigoed Normaal zaaigoed,
bijv. graan
Normaal zaaigoed met
kleine uitzaaihoeveelheid,
bijv. hybride rogge
Fijnzaad met een
korrelgrootte van < 2,
bijv. koolzaad
Fijnzaad met een
korrelgrootte van < 2,
bijv. koolzaad
Zaaiwiel F/G G G F
Zaaiwiel F/G G G F
Zaaiwiel F/G G G F
Zaaiwiel F/G G G F
Zaaiwiel F/G G G F
Schuifstand Volledig geopend Volledig geopend Half geopend Volledig geopend
Schuifstand Volledig geopend Volledig geopend Half geopend Volledig geopend
Schuifstand Volledig geopend Volledig geopend Half geopend Volledig geopend
Schuifstand Volledig geopend Volledig geopend Half geopend Volledig geopend
Schuifstand Volledig geopend Volledig geopend Half geopend Volledig geopend
Afdekking Nee Reduceerstuk
Afdekking Nee Reduceerstuk
Afdekking Nee Reduceerstuk
Afdekking voor bovenuitzaai
Nee
Bij omkering van de zaaiasdraairichting schept iedere
zaaiwielnok – met een speciaal gevormde schepcel
(19/1) een zaadkorrel, leidt deze onder een afdekking
door (20/2) en geeft deze dan vrij voor de "vrije val" naar
de zaaikouters.
1
19
19
2
20
Opmerkingen over bovenuitzaai (optie)
- 97 -
1400_NL-DOSIERVERFAHREN_8622
DOSERINGSMETHODE
NL
Korrelproef voor bovenuitzaai
Voorbereiding van de korrelproef:
- Schuif sluiten
- Zaaigoed (koolzaad) in de zaadbak doen
- Stortgoten plaatsen
- Afsluitschuif in positie
a
vastzetten
- Bodemklep blijft in positie 0
- ten minste 10 zaaiasomwentelingen voordraaien
- Uitvoering van de korrelproef:
- Uitvoering van de korrelproef:
Bij één of meerdere afvoeropeningen moeten de korrels
worden opgevangen
,
terwijl met de handkruk zolang
wordt gedraaid, tot de zaaias precies een omwenteling
heeft uitgevoerd.
De juiste schuifpositie (
fig.25
) is bereikt, als bij een
zaaiasomwenteling
36 +/- 4
korrels per afvoeropening
naar buiten komen.
25
Worden in schuifpositie "
a
meer dan
40
korrels per
zaaiasomwenteling geteld, dan is het zaaigoed niet geschikt
voor bovenuitzaai.
Worden minder dan
32
korrels per omwenteling geteld,
dan moeten de afsluitschuiven in de volgend - grotere
schuifpositie (eerst ,,
b
”, dan
c
” of
d
”) worden vastgezet.
(
Fig.25
)
De korrelproef moet steeds worden herhaald.
- Belangrijke aanwijzingen:
- Belangrijke aanwijzingen:
- Na iedere verandering van de schuifpositie moeten
opnieuw ten minste 10 zaaiasomwentelingen worden
voorgedraaid!
- De korrelproef moet ook tijdens de werkzaamheden
worden uitgevoerd, om te garanderen dat de
bovenuitzaai juist functioneert.
Soms veroorzaken dichtgeslibde
schepcellen een verlaging van de
uitzaaihoeveelheid. Dan moeten de
schepcellen met een borstel worden
gereinigd!
25a
- 98 -
1400_NL-DOSIERVERFAHREN_8622
DOSERINGSMETHODE
NL
De hoeveelheid zaad instellen
1. Mechanische dosering
Stel aan de hand van de zaaitabel het regelmechanisme
in op het gewenste zaaigoed met de gewenste
uitzaaihoeveelheid.
1. Instelling onderuitzaai/bovenuitzaai
2. Instelling van de traploze aandrijving
Een aandrijfstand van minder dan 10
kunnen niet rechtstreeks via de hendel
worden ingesteld.
3. Een aandrijfstand van minder dan 10 kunnen worden
ingesteld door de gewenste waarde te verdubbelen.
Stel deze in met de hendel en activeer de reductie.
4. Als de uitzaaihoeveelheid nog altijd te groot is, moet u
een reduceerstuk of het fijnzaaiwiel gebruiken.
5. Als de uitzaaihoeveelheid nog altijd te klein is (terwijl
de aandrijfstand maximaal is en er geen reductie is
geplaatst), moet u de bodemklep een tandje hoger
zetten.
Aanwijzing
Het openen van de bodemklep kan de
zaainauwkeurigheid verminderen.
2. Elektrische dosering
1. Instelling van het tandwiel volgens de zaaitabel
2. Verander de instelling van het tandwiel als het toerental
van de elektrische doseermotor langdurig < 500 omw./
min. of > 3200 omw./min. is.
3. Gebruik een reduceerstuk of het fijnzaaiwiel als het
toerental te laag blijft.
4. Open de bodemklep als het toerental te hoog blijft.
Aanwijzing
Het openen van de bodemklep kan de
zaainauwkeurigheid verminderen.
- 99 -
1400_NL-DOSIERVERFAHREN_8622
DOSERINGSMETHODE
NL
Instelmogelijkheden
Verandering van de zaaiasdraairichting maakt deel uit van
de extra uitrusting voor bovenuitzaai.
Aandrijfstand
(Mechanische dosering)
De tweebereiks-oliebadtransmissie kan van 10 - 100
traploos worden versteld (0 = zaaias-stilstand).
Lees de aandrijfstand af aan de linkerkant van de
verstelhendel. (Richting 100)
Als vanwege een zeer kleine uitzaaihoeveelheid een
aandrijfstand van minder dan 10 vereist is, kan met de
reductie het toerental van de zaaisas nog eens worden
gehalveerd. Een afleeswaarde van 15 op de stelhendel
betekent dat de zaaias met een snelheid van 8 of 7 draait.
Zet de stelhendel vast met de stergreep (21/1).
Reductie/normale aandrijfstand
(Mechanische dosering)
Als u van de normale aandrijfstand wilt overschakelen
op de reductie, opent u het vak links van de machine en:
– versteekt u de meenemer (22/1 resp. 23/2) en de
aanloopring (22/2 resp. 23/1).
normaal toerental - meenemer rechts (22/1a, 23/2a)
1/2 toerental - meenemer links (22/1b, 23/2b)
Alleen de meenemers (1 en 2) wisselen. De
tandwielen niet wisselen!
Omschakelen onderuitzaai/bovenuitzaai
(Mechanische dosering)
De meenemer (23/2+4) en de aanloopringen (23/1+3) op
de juiste manier monteren:
Onderuitzaai meenemer links (2-zw./4-blauw)
(norm. toerental) A
anloopringen rechts (1-rood/3-groen)
Onderuitzaai meenemer (2-zwart) rechts
(1/2 toerental) aanloopring (1-rood) links
Bovenover zaaien
Meenemer (2-zwart) links
Meenemer (4-blauw) rechts
Aanloopring (1-rood) rechts
Aanloopring (3-groen) links
Transmissiebescherming na het instellen
en tijdens het gebruik sluiten!
23
22
Onderuitzaai:
1
21
- 100 -
1400_NL-DOSIERVERFAHREN_8622
DOSERINGSMETHODE
NL
Afsluitschuiven
De afsluitschuif (24/A) dient om de zaadbakuitlopen af te
sluiten en te openen.
Afsluitschuiven zijn niet bedoeld voor de
regulering van de hoeveelheid zaad!
Een foutieve schuifinstelling kan op hellingen leiden tot
verschillende uitzaaihoeveelheiden!
Schuifpositie voor onderuitzaai:
De schuif moet altijd helemaal geopend zijn (24/2).
Schuif gesloten = positie 1 (24/1)
Geen tussenposities gebruiken.
Schuifpositie voor bovenuitzaai: (extra uitrusting)
Hierbij wordt de afsluitschuif bij het openen in de
middenpositie gebracht. De juiste vulhoogte van het
zaaigoed moet namelijk worden ingesteld op het zaaiwiel
met de afsluitschuif.
De middenpositie is afhankelijk van de van het zaaigoed.
Dit kan worden bepaald door een korrelproef. (zie ook blz.
2 van de zaaitabel)
24
Tandwielen
(Alleen bij elektrische doseeraandrijving)
Om het hele zaaibereik te kunnen afdekken is het
noodzakelijk dat de overbrengingsverhouding via de
tandwielen kan worden ingesteld.
Tandwielen versteken
1. Splitpennen verwijderen
2 Gewenste stand van de tandwielen instellen
3. Tandwielen met splitpennen borgen
Na het versteken van de tandwielen schakelt u de zaaias
gedurende 10 sec. in, zodat de besturing de stand van de
tandwielen herkent.
Als de stand van de tandwielen na 10 sec. verkeerd onjuist
wordt aangegeven in het werkmenu, controleert u de
sensorinstellingen en voert u een sensortest uit.
Stand van de tandwielen Weergave in het wer
Stand van de tandwielen Weergave in het wer
kmenu
zeer langzaam
langzaam
snel
zeer snel
- 101 -
1400_NL-DOSIERVERFAHREN_8622
DOSERINGSMETHODE
NL
Bodemklep
0 - 7 stelinkepingen voor verschillende afmetingen zaaigoed
steeds in de zaaitabel weergegeven stelhendel (26/1).
Is er bij het afdraaien - bij groot uitvallende partijen zaaigoed
- sprake van 'opspattende korrels' of korrelbreuk, dan 1
inkeping hoger dan in de zaaitabel.
(Bij graan, bij fijnzaai met reduceerstukken en bij koolzaad
in bovenuitzaai bodemklepinstelling '0'.
Afstelling van de bodemklep in inkeping "1" – zie
Onderhoud.)
Afdekkingen (extra uitrusting)
(Alleen bij bovenuitzaai)
Inzetstuk voor bovenuitzaai
Spankap
Spankap
Spankap
Monteren van de afdekking:
1. Verwijderen van de afdekking van de zaadbak
2. Afsluitschuif voor grofzaaiwiel volledig openen
3. Het inzetstuk voor bovenuitzaai (1) met het dikke
einde naar beneden plaatsen.
4. De spankap (2) op de stut (3) zetten
5. Het inzetstuk voor bovenuitzaai (1) naar boven
schuiven totdat de stut van spankap (2) (hoorbaar)
vastklikt tussen de twee uitsteeksels van het
inzetstuk.
Bovenuitzaai – middelste inkerving (30/1)
1
26
31
30
1
2
3
29
29
1
2
- 102 -
1400_NL-DOSIERVERFAHREN_8622
DOSERINGSMETHODE
NL
Reduceerstuk:
(alleen bij onderuitzaai)
Plaats het reduceerstuk met het rechte einde (1) naar
beneden op het grofzaaiwiel om de uitzaaihoeveelheid te
verminderen bij gelijkblijvend motortoerental.
1
- 103 -
1400-NL-PENDELRÜHRWELLE_8611
PENDELROERAS
NL
Roeras
De roesas heeft tot doel om damvorming in de zaaigoedtank
te voorkomen en het zaaigoed strooibaar te houden.
Er zijn 2 varianten:
(A) = draaiende roeras
(B) = pendelroeras
Draaiende roeras
Roeras uit - stekker in boring (36/0, 35/0)
Roeras aan - stekker in boring (36/1)
Bij koolzaad roeras altijd uitschakelen.
'Draaiende roeras' ook bij gras met goede
stroomeigenschappen uitschakelen en
roervingers verticaal zetten.
Met de kettingspanner (35/1) de juiste
kettingspanning instellen
35
36
1
0
A
B
- 104 -
1400-NL-PENDELRÜHRWELLE_8611
PENDELROERAS
NL
3 schakelposities
1) Pendelfunctie uitgeschakeld
Hendel in pos. A
Om in te stellen beide schroeven 'TS' losmaken.
De sluitpen 'S' in boring 'OFF' plaatsen en beveiligen.
De roeras tegen de klok in draaien tot de lange roerhaken
tegen de voorwand van de zaadbak aan liggen (pos.
II).
Toepassing:
voor alle zelfstandig stromende typen zaaigoed.
Voor de meeste graszaden en graszaadmengsels.
Standaard voor zaaien in bovenuitzaai.
2) Klein pendelbereik (ca. 35°)
Hendel in pos. A
Om in te stellen, beide schroeven 'TS' losmaken.
De roeras tegen de klok in draaien tot de sluitpen 'S'
in de boring '2a' van de as past.
De korte roerhaak wijst in de richting van de
uitstroomopening van het zaaigoedreservoir (pos. 1).
Toepassing:
brugvormend zaaigoed.
3) Maximaal pendelbereik (ca. 85°)
Hendel in pos. A
Om in te stellen, beide schroeven 'TS' losmaken.
Het kunststofblokje (K) moet zich zonder speling in de
uitsparing van de hendel bevinden.
De roeras 90° met de klok mee draaien.
De sluitpen 'S' in boring '2b' plaatsen en beveiligen.
Toepassing:
uitsluitend voor niet-stromende graszaden en mengsels.
Instelling in acht nemen!
De afmeting 6-20 mm bij gestrekte positie
van aandrijfstang en excenter (P - L).
Let op!
Altijd op de juiste positie van de borgpen
"S" letten; anders bestaat botsingsgevaar.
Pendelroeras
3
2
1
3
2
- 105 -
1400-NL_ABDREHEN_8622
NL
AFDRAAIEN (KALIBREREN)
Uitzaaihoeveelheid instellen met de
afdraaiproef
Met behulp van de afdraaiproef kan worden gecontroleerd
of de op de zaaimachine ingestelde uitzaaihoeveelheid
overeenstemt met de werkelijke uitzaaihoeveelheid.
De afdraaiproef moet in de volgende gevallen
worden uitgevoerd:
- bij wisseling van soort zaaigoed
- bij hetzelfde soort zaaigoed, maar met verschillende
korrelgrootte, korrelvorm, gewicht of beitsmiddel
- bij wisseling van de zaaiwielen
- naar het verstellen van de bodemklep of de afsluitschuif
De zaaimachine voorbereiden voor de afdraaiproef:
Let op!
Omwille van de veiligheid dient bij het
afdraaien aan de volgende voorwaarden
te zijn voldaan:
- De trekker is beveiligd tegen wegrollen.
Bij zaaimachines met mechanische
zaaiaandrijving is de trekker ook
uitgeschakeld.
- De zaaimachine is aan de trekker
aangebouwd en rust op een stevige en
vlakke ondergrond.
- De treden van de toegangsladder en de
laadbrug zijn schoon en slipvrij.
- De zaadbak naar behoren vullen (zie het hoofdstuk
"Gebruik / Zaadbak vullen")
- De zaaimachine waterpas plaatsen
- De rijpadenschakeling deactiveren (alle zaaiwielen
moeten draaien voor de afdraaiproef)
- De gewenste doseringsmethode instellen (zie
"Zaaitabel")
- De afsluitschuif naar behoren instellen (zie "Zaaitabel")
- Alle afsluitschuiven van de zaaiwielen die u niet gebruikt
sluiten
- De bodemklep naar behoren instellen (zie "Zaaitabel")
- De aandrijfstand naar behoren instellen (zie "Zaaitabel")
- Reduceerstukken en roeras naar behoren instellen (zie
"Zaaitabel")
Aanwijzing:
Aangezien zaaigoed zeer sterk kan
verschillen qua soortelijk gewicht,
korrelgrootte, korrelvorm en beitsmiddel,
kunnen de in de zaaitabel aangegeven
waarden slechts richtwaarden zijn.
Daarom moet er altijd een afdraaiproef
worden uitgevoerd. Bij afwijkingen van
de gewenste uitzaaihoeveelheid opnieuw
afdraaien met een gewijzigde aandrijfstand.
Ook wanneer de aandrijfstand niet in de
zaaitabel is aangegeven kan bijv. aan de hand
van de waarden van een eerste afdraaiproef
(met willekeurige aandrijfstand) de nieuwe
”juiste” aandrijfstand worden bepaald
waarmee dan opnieuw wordt afgedraaid
(gebruik de bijgeleverde "zaaischijf" als
hulpmiddel).
Werkwijze bij het afdraaien:
Let op!
Valgevaar! De volgende werkzaamheden
mogen niet op het vulplatform worden
uitgevoerd, maar uitsluitend staande aan
de zijkant van de zaaimachine.
Wanneer werkzaamheden toch op het
vulplatform moeten worden uitgevoerd,
moet de leuning altijd met één hand worden
vastgehouden!
1) De stortgoten (1) optillen en de vergrendelingshaken
losmaken.
1
- 106 -
1400-NL_ABDREHEN_8622
AFDRAAIEN (KALIBREREN)
NL
2) De zaadgeleidingsrail (2) aan beide kanten ontgrendelen
en laten zakken.
2
2
1
3) Indien beschikbaar, overlaadopstapje inklappen en
aansluitend de stortgoten (1) van links en rechts van
de machine onder de doseereenheid schuiven.
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof
(beitsmiddel) kan problemen met de
gezondheid veroorzaken.
4) De stand van de afsluitschuif (3) en van de
bodemklephendel (4) controleren aan de hand van de
zaaitabel.
3
4
Wanneer u een elektrische
doseeraandrijving gebruikt, gaat u verder
met het hoofdstuk Isobus-regeling of Power
Control, onder "Afdraaien". Na voltooiing
van de kalibratie verder gaan met punt 13
op de volgende pagina.
5) De handkruk uit de werktuigkast nemen en in de
gewenste overbrenging steken.
1:1
2:1
Als u een Compass-besturing gebruikt,
gaat u verder met het hoofdstuk Compass-
besturing onder Afdraaien. Na voltooiing
van de kalibratie verder gaan met punt 13
op de volgende pagina.
6) Voordraaien
Met de handkruk voordraaien totdat het zaaigoed
gelijkmatig uit alle stortgoten in de opvangbak valt.
Aanwijzing:
Voordraaien is onontbeerlijk voor een
nauwkeurige afdraaiproef. De zaaibaarheid
wordt gestabiliseerd, eventuele
beitsmiddelen worden verwijderd en alle
zaaiwielbakken worden gevuld.
7) De stortgoten na het voordraaien legen in de zaadbak
en reinigen.
8) De eigenlijke afdraaiproef uitvoeren.
Draaikrukomwentelingen voor de afdraaiproef
Vitasem A 252 / A 302 / A 402
Oppervlak (ha)
1 / 40 1 / 40 1 / 10 1 / 10
1 / 40 1 / 40 1 / 10 1 / 10
1 / 40 1 / 40 1 / 10 1 / 10
1 / 40 1 / 40 1 / 10 1 / 10
Overbrenging
1:1 2:1 1:1 2:1
1:1 2:1 1:1 2:1
1:1 2:1 1:1 2:1
1:1 2:1 1:1 2:1
Werkbreedte
2,5 m
90 45 360 180
90 45 360 180
90 45 360 180
90 45 360 180
3,0 m
75 37 300 150
75 37 300 150
75 37 300 150
75 37 300 150
4,0 m
56,3 28,2 225 113
56,3 28,2 225 113
56,3 28,2 225 113
56,3 28,2 225 113
Aanwijzing:
Bij zeer kleine uitzaaihoeveelheden (bijv.
raapzaad) is het beter de om afdraaiproef
voor 1/10 ha uit te voeren.
Gelijkmatig draaien, ca. 1 omwenteling per
seconde.
Het aantal omwentelingen wordt
bijgehouden en weergegeven op de
Compass-besturing.
- 107 -
1400-NL_ABDREHEN_8622
AFDRAAIEN (KALIBREREN)
NL
9) Nadat het noodzakelijke aantal omwentelingen is
gedraaid het zaaigoed dat zich in de stortgoten heeft
verzameld wegen.
Aanwijzing:
Houd rekening met het gewicht van de
bak en controleer de weegschaal op
nauwkeurigheid.
10)
Het gewicht van de afdraaiproef vermenigvuldigen met
de oppervlaktefactor om de uitzaaihoeveelheid kg/ha
te berekenen:
bijv. Gewicht: 3,2 kg
Oppervlak: 1/40 ha
3,2 kg x 40 = 128 kg/ha
Aanwijzing:
Als na de eerste afdraaiproef de gewenste
uitzaaihoeveelheid per hectare nog niet
is bereikt, wijzigt u de instelling van de
aandrijving en herhaalt u de afdraaiproef
totdat de gewenste uitzaaihoeveelheid per
hectare is bereikt.
Aan de hand van de zaaischijf kan de
instelling van de aandrijving worden
gewijzigd.
11) Aandrijfstand (1) volgens waarde op zaaischijf wijzigen.
1
1
12)
Afdraaiproef herhalen totdat de gewenste
uitzaaihoeveelheid is bereikt.
13)
De stortgoten (2) in de vergrendelingshaken van de
parkeerstand klikken.
2
- 108 -
1300-NL-SPORNRAD_8622
NL
SPOORWIEL
Functiewijze
Het spoorwiel drijft de zaaias aan via een traploos regelbare
transmissie en levert de noodzakelijke gegevens voor de
Compass-terminal.
Als de bodem zonder zaaiwerkzaamheden moet worden
bewerkt, dan moet het spoorwiel worden geheven en
worden beveiligd!
De slip van het spoorwiel kan tijdens de werkzaamheden
veranderen, bijv. bij de wissel van een lichte naar een
zware bodem.
In dit geval moet de transmissie-instelling worden
aangepast.
Instelling:
Het spoorwiel wordt met de klaphendel (1) in de
arbeidspositie gezwenkt.
Optie: hydraulische spoorwielheffing
Het spoorwiel wordt hydraulisch (2) met een enkelvoudig
regelventiel tussen wendakkerpositie en arbeidspositie
gezwenkt.
Aanwijzing:
Tijdens het zwenken in arbeidspositie moet
erop worden gelet dat de cilinder helemaal
is ingeschoven!
Het regelventiel moet aansluitend in
zweefstand worden geplaatst.
Transportinstelling:
Voor transportritten moet het spoorwiel in transportpositie
worden opgeklapt.
Attentie!
Voor de transportrit moet de transportpositie
van het spoorwiel worden gecontroleerd.
Aanwijzing:
De aanbevolen startpositie op het veld moet
zo worden gekozen dat het spoorwiel aan
de binnenkant van het veld ligt.
1
1
2
- 109 -
1601-D KOUTERDRUK_8632
NL
KOUTERDRUK
Kouterdrukverstelling
Mechanische kouterdrukverstelling (A):
A
De kouterdruk wordt versteld middels een centrale spil
(1) aan de achterzijde van de machine. Per kouter is een
druk van max. 50 kg instelbaar. De instelwaarde wordt
weergegeven via een oriënteringsschaal (2).
2
1
Instelling (1):
- Oriënteringsschaal positie 1: minimale kouterdruk
- Oriënteringsschaal positie 5: maximale kouterdruk
Aanwijzing:
Voor de instelling kan de meegeleverde
ratelringsleutel worden gebruikt!
Let op!
Voordat de
rijenzaaimachine
wordt afgebouwd,
moet de kouter-
druk helemaal
worden ontlast
zodat de machi-
ne stevig op de
bodem staat!
Hydraulische kouterdrukverstelling (B) (optie):
b
De kouterdruk wordt via een enkelvoudig regelventiel aan
de trekker versteld:
Via een geperforeerde plaat (zie afbeelding) aan de
regelcilinder kan de minimale en maximale waarde van
de kouterdruk middels de bouten (3, 4) worden ingesteld.
3
4
Om een gelijkmatige druk te garanderen, moeten de
bouten in naast elkaar gelegen gaten (bijv.: gaten 4 en 5)
worden geplaatst.
Als u meer flexibiliteit nodig hebt voor het aanpassen van
de kouterdruk , plaatst u de bouten verder uit elkaar (bijv.:
gaten 3 en 6).
- 110 -
1601-D KOUTERDRUK_8632
SCHARDRUCK
NL
Diepte-instelling
De aandrukrollen (1) met de dimensie 330 x 50 mm
zorgen voor een instelbare dieptebegrenzing en voor het
aandrukken van de bodem.
2
1
Instelling (2):
- Oriënteringsschaal positie 1: minimale diepte
- Oriënteringsschaal positie 8: maximale diepte
Instelling middels geperforeerde plaat:
4...
Normaal zaaien
5...
Diep zaaien
6...
Ondiep zaaien
4
5
6
Aanwijzing:
De diepte-instelling wordt beïnvloed door
parameters zoals bodemgesteldheid en
zelfs de ingestelde kouterdruk.
- 111 -
1100-NL Saebereich_8632
NL
DIEPTE-INSTELLING
Ondiep zaaien:
Zaaibereik
0 mm 45 mm
0 mm 45 mm
Asinstelling (A)
275 mm 365 mm
275 mm 365 mm
Gatenpositie - drukrollenarm (B)
Pos. 1 Pos. 1
Pos. 1 Pos. 1
Normale diepte zaaien:
Zaaibereik
5 mm 50 mm
5 mm 50 mm
Asinstelling (A)
275 mm 365 mm
275 mm 365 mm
Gatenpositie - drukrollenarm (B)
Pos. 3 Pos. 3
Pos. 3 Pos. 3
Diep zaaien:
Zaaibereik
15 mm 60 mm
15 mm 60 mm
Asinstelling (A)
275 mm 365 mm
275 mm 365 mm
Gatenpositie - drukrollenarm (B)
Pos. 2 Pos. 2
Pos. 2 Pos. 2
Let op!
De aangegeven
tabellenwaar-
den zijn sterk
afhankelijk van
de bodemgestel-
dheid en de inge-
stelde kouterdruk!
A
B
1
2
3
Aanwijzing:
Om de optimale
diepte-instelling
te verkrijgen
kunnen ook de
drukrollenarmen
in drie verschil-
lende posities
worden geplaatst
(zie tabel)!
- 112 -
0900-NL SPURANREIßER_8622
NL
SLEUVENTREKKER
Sleuventrekker
Functie:
De schijvensleuventrekkers worden hydraulisch met een
enkelvoudig regelventiel bediend.
Wordt het regelventiel in positie ‘heffen’ geschakeld, dan
worden de beide sleuventrekkers geheven.
Wordt het regelventiel in positie ‘neerlaten’ (zweefstand)
geschakeld, dan wordt afwisselend de linker of de rechter
sleuventrekker in de arbeidspositie gebracht.
Instelling:
Sleuventrekker op trekkermidden instellen:
- rekenkundige afmeting (A) bepalen volgens
formule:
formule:
werkbreedte (B) [cm] + rijafstand (R) [cm] / 2 = afmeting
(A) [cm]
Voorbeeld 300 + 12 / 2 = 156 cm
- Sleuventrekker in werkpositie zwenken en bij
verstelpunt (2) de vastgestelde afmeting (A) volgens
afbeelding hiernaast instellen.
Sleuventrekker – grip instellen:
- de schijfas kan aan het verstelpunt (3) worden
verdraaid. De gewenste grip kan afhankelijk van
de bodemomstandigheden worden aangepast.
Wegrijbeveiliging:
De sleuventrekkers zijn voorzien van een losbreekschroef
(As). Wanneer de sleuventrekker stuit op een vaste hindernis,
breekt deze schroef af en de sleuventrekker ontwijkt de
hindernis. Het is raadzaam om een losbreekschroef in de
trekker mee te nemen.
Aanwijzing!
Gebruik alleen originele onderdelen van
Pöttinger! Schroeven met een andere
trekvastheid kunnen schade veroorzaken
aan de zaaimachine!
Transportinstelling:
De sleuventrekkers zijn voorzien van een transportbeveiliging.
Deze moeten in transportpositie aan het bevestigingspunt
(4) worden vastgemaakt en in werkpositie aan
bevestigingspunt (1).
Let op!
Bij het transport over de weg moeten de
sleuventrekkers met de transportbeveiliging
worden beveiligd om onbedoeld zwenken
van de sleuventrekkers tijdens de rit te
voorkomen!
1
2
As
3
3
- 113 -
1400-NL_ELEKTRISCHER DOSIERANTRIEB_8622
NL
ELEKTRISCHE DOSEERAANDRIJVING
Elektrische doseeraandrijving
De elektrische doseeraandrijving drijft de zaaias aan.
Het juiste toerental wordt via de volgende sensoren
aangestuurd.
- Transmissiesensor (1)
- GPS-sensor (2)
Voor een juiste toerentalsturing is kalibratie onontbeerlijk.
Werking van de elektrische
doseeraandrijving
De GPS-sensor (2) bepaalt de snelheid en geeft deze
door aan de boordcomputer. De boordcomputer bepaalt
het toerental voor de zaaias op basis van de doorgegeven
snelheid, de ingestelde uitzaaihoeveelheid en het vulpeil.
(Alleen bij een correcte kalibratie, zie het hoofdstuk
Kalibreren.)
Transmissiesensor (1)
De transmissiesensor herkent automatisch de stand van
de tandwielen. Hier wordt de langzame overbrenging
weergegeven.
Controleer na het inschakelen van de besturing of de
juiste tandwielstand wordt aangegeven. (De stand van de
tandwielen wordt aangegeven in het werkmenu.)
Instelafstand de transmissiesensor 2mm
GPS-sensor (2)
De GPS-sensor bepaalt de snelheid van de combinatie
aan de hand van de GPS-positie.
De GPS-sensor moet een vrij zicht op de hemel hebben.
Aangekoekt vuil kan het vrije zicht op de hemel belemmeren.
Bij sterke vervuiling is het daarom raadzaam om de sensor
te reinigen.
Koppel de sensor los van de voeding voordat u deze reinigt.
Verwijder het vuil met een vochtige doek.
Controleer de GPS-sensor voor gebruik altijd op vervuiling.
Zorg ervoor dat de GPS-sensor niet tegen
laaghangende voorwerpen, zoals takken
aan de bosrand, aan botst.
2
1
- 114 -
1300-NL-STRIEGELARTEN_8622
NL
TANDSOORTEN
Tandsoorten
Algemeen:
Met de tanden wordt het zaaibed vlak en gelijkmatig
geëgaliseerd.
Hardere ondergronden vragen om een steilere hoek
Zachtere ondergronden vragen om een vlakkere hoek
Zaaitandhouder: (A)
Nadat de korrels door de aandrukrollen in de bodem zijn
aangedrukt, zorgt de zaaitandhouder voor een gelijkmatige
bedekking van het zaaigoed met aarde.
Geschikt voor:
- alle bodemsoorten
Precisietandhouder: (B)
Als de zaaitandhouder, alleen met extra egalisatie-effect.
Geschikt voor:
- alle bodemsoorten
Instelmogelijkheden bij zaai- en
preciesietandhouder:
Tandhouderpositie: (1)
De tandhouderpositie kan middels de gatenlijsten (1)
horizontaal en verticaal worden ingesteld. (bijv. bij gebruik
zonder aandrukrollen inkorten).
Als de tandhouderpositie verticaal wijzigt, wijzigt ook de
draagdruk!
Draagdruk: (2)
De ophanging van het tandhouderframe is voorzien van
rubberen buffers zodat bewegingen in beide richtingen
mogelijk zijn. De sterkte van de draagdruk wordt met bouten
(2) vooraf ingesteld. Minder bewegingsvrijheid van de
tandhouder betekent tegelijkertijd een grotere draagdruk.
Tandenhelling: (3)
De tandenhelling wordt middels de gatenlijst (3) ingesteld.
Gewenste arbeidspositie links en rechts met splitpen
beveiligen. Aanbevolen instelling: de knik raakt de bodem
net niet. De tandenuiteinden liggen bijna horizontaal op
de bodem.
Tandhouderverlenging: (4)
De beide buitenste tanden (4) kunnen in of uit worden
getrokken. In arbeidspositie uittrekken en met een splitpen
beveiligen. In transportpositie intrekken en beveiligen.
Let op!
Zodat de maximale transportbreedte van
3m niet wordt overschreden, moeten de
tandhouderverlengingen (4) bij transport
over de weg worden ingetrokken en worden
beveiligd!
A
B
1
2
3
4
1
NL
1400_NL-FAHRGASSEN_8622
- 115 -
RIJPADEN
2. Een rijspoor uitschakelen bij asymmetrische
rijpaden:
Een rijpad wordt uitgeschakeld met de haken (3) links
en rechts op de tussenas. Deze haken grijpen in de
mechanische torsieveerkoppeling en stoppen de met
de koppeling verbonden zaaiwielen.
Door het losdraaien van de bevestigingsschroef van
een haak grijpt de haak niet in de koppeling. Daardoor
wordt niet op dit rijpad gezaaid.
Het aanleggen van een asymmetrisch rijpad gebeurt
in twee op elkaar volgende veldritten (hier 1 en 2)
12457-13-08
Wendakker
Veld
Daartoe moet de buitenste haak van de curve (3)
handmatig worden losgemaakt. Daartoe draait u de
bevestigingsschroef (4) los.
4
3
Welke haak dat is, kunt u bepalen aan de hand van het
menu "Ritme - overzicht" op de Compass-terminal of de
infosectie over het rijpadenmenu voor Power Control
en ISOBUS.
asym. 4
16,0 m
Rhythmus
Compass terminal Power Control
Compass terminal Power Control
/ ISOBUS
Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk
voor de regeling om te zien of een
rijpadenschakeling met de gewenste slag
mogelijk is.
Zie bij gebruik van een Compass-besturing
het hoofdstuk "Compass-terminal", onder
"Ritme".
Zie bij gebruik van een Power Control-
of ISOBUS-regeling de informatie in
het desbetreffende hoofdstuk onder
"Rijpaden", "Infosectie".
Aan de veldrand (markeur aan veldzijde naar beneden
gebracht) de rijpadcyclus op het juiste beginaantal instellen
–> zie voorbeeldoverzicht (hoofdstuk: Compass-terminal)
De automatische doorschakeling gebeurt door sensoren,
bijv. bij een markeurwissel.
Typen rijpaden
Rijpaden met ongelijke slag:
1. symmetrisch rijpad bij start met volledige zaaibreedte
- beide haken actief - 2 rijsporen per rit
Rijpaden met gelijke slag
1. asymmetrisch rijpad bij start met volledige
zaaibreedte - slechts één haak actief - één rijspoor
per rit.
2. symmetrische rijpaden bij start met halve zaaibreedte
- beide haken actief - 2 rijsporen per rit.
3. Wanneer de meststofverdeler een grensstrooi-
inrichting heeft, kan aan de veldrand ook met
volledige drillbreedte en rijpaden worden begonnen.
De machine instellen
1. De rechter machinehelft uitschakelen
(om van asymmetrische rijpaden symmetrische rijpaden
te maken.)
Schakel de rechter machinehelft uit voor de eerste doorrit
door de zaaias in het midden met de verbindingshuls
los te koppelen.
Na de eerste rit schakelt u de tweede zaaiashelft weer
in om de volledige zaaibreedte te verkrijgen.
Rijpaden aanleggen
Aanwijzing
Test de haak (3)
bij het losdraaien
van de beves-
tigingsschroef
(4) op beweeg-
lijkheid. Hij mag
niet vastgeroest
of vastgeklemd
zitten!
NL
RIJPADEN
1400_NL-FAHRGASSEN_8622
- 116 -
Weergave:
Compass Power Control /
Compass Power Control /
ISOBUS
linker grijphaak actief/
rechter grijphaak
losdraaien
rechter grijphaak
actief/linker grijphaak
losdraaien
beide grijphaken
beide grijphaken
actief
In geval van een storing kunt u de haak door het openen
van de bevestigingsschroef (4) uit de torsieveerkoppeling
verwijderen. (Sluit dan indien nodig de afsluiter.)
3. De correcte spoorbreedte meten:
Bij een symmetrische cyclus meet u de afstand van de
halve spoorbreedte van de breedspoortrekker vanaf het
midden van de zaaimachine.
bijv.: Spoor = 1,80 m
symmetrisch = 90 cm
(midden spoorbreedte = midden zaaimachine)
Bij een asymmetrische cyclus meet u de afstand van
de halve spoorbreedte van de breedspoortrekker vanaf
de buitenzijde van de zaaimachine naar binnen.
asymmetrisch = 90 cm
(midden spoorbreedte = buitenzijde zaaimachine)
4. De spoorbreedte instellen:
1. Schuiver voor grof en fijn doseerwiel openen.
2. Clip naar boven schuiven
3. Lager van zaaias openen
4. Verbindingshuls openen (schroef openen en
verbindingshuls in de richting van de zaaiwielen
schuiven)
5. Zaaias demonteren
6. Opbouw van de zaaias demonteren
7. Opbouw met de gewenste positie van de
torsieveerkoppeling weer monteren
Let erop dat u de correcte zaaiwielen
zonder neus in de binnendiameter naast
de torsieveerkoppeling plaatst.
8. Zaaias weer monteren.
Proces met 2e zaaiashelft herhalen
5. De spoorbreedte omschakelen
Wanneer de zaaimachine met 2 trekkers met
verschillende spoorbreedten trekt, kunt u op één
zaaiashelft 2 torsieveerkoppelingen met bijbehorende
zaaiwielen monteren. (Net zoals "4. De spoorbreedte
instellen")
Schakel tussen de spoorbreedten heen en weer om de
haken (3) van de ene torsieveerkoppeling (5) naar de
andere te verschuiven.
6. De bandenbreedte van uw breedspoortrekker
instellen:
Per rijspoor kunnen via de mechanische
torsieveerkoppeling (5) en de zaaiwielverbindingshulzen
(6) 2 of 2 zaaiwielen worden uitgeschakeld.
5
6
6a 5a
7a
7
Op de afbeelding hierboven zijn 2 zaaiwielen
uitgeschakeld, namelijk de wielen 5a en 6a. Wanneer
u een verdere zaaiwielverbindingsuls in positie (7)
monteert, kunt u een derde zaaiwiel (7a) uitschakelen,
voor zover u daar een geschikt zaaiwiel monteert.
Geschikte zaaiwielen hebben een grijze kleur (5a, 6a)
en hebben geen neus in de binnendiameter.
457-13-09
geschikt niet geschikt
NL
RIJPADEN
1400_NL-FAHRGASSEN_8622
- 117 -
Het aanleggen van een speciaal rijpad is
alleen met de extra uitrusting 'Speciale
rijpaden' mogelijk.
Vanuit de fabriek zijn altijd beide haken
actief. Controleer daarom na het kiezen
van de rijpadenslag en de rijrichting de
geselecteerde opties en pas deze zo nodig
aan.
Het rijpad doorschakelen
Het signaal om het rijpad door te schakelen wordt,
naargelang van de machineconfiguratie, in één van de
volgende gevallen geactiveerd.
Selecteer de gewenste configuratie op de terminal.
Compass-terminal:
1) Transmissiesignaal
De sturing herkent de 'stilstaande zaaias' en schakelt
na de instelbare tijd het rijpad door.
2) Steunwiel (alleen op de Vitasem A)
De sturing herkend het 'stilstaande spoorwiel' en schakelt
het rijpad na de instelbare tijd door.
3) Markeur
Na het bedienen van de markeur, worden de rijpaden
doorgeschakeld.
4) Signaalcontactdoos van de trekker (conform ISO 11786)
Bij het in beweging zetten van de trekker-trekstang wordt
een signaal gegeven, waardoor de rijpaden worden
doorgeschakeld.
Power Control en Isobus:
1) Stand van hefinrichting:
Er zijn meerdere signalen die het rijpad doorschakelen
en het zaaien activeren:
a. Het signaal komt via de signaalcontactdoos van de
trekker (conform ISO 11786).
De bijgeleverde kabel wordt aangesloten op positie
S1 van de kabelbundel.
Zie het menu Sensortest voor informatie over de
signaaltest.
b. Extern sensorsignaal
c. De trekker stelt het signaal van de hefinrichting ter
beschikking (alleen bij Isobus).
Dit kan worden ingesteld via het configuratiemenu
(zie de Isobus-regeling).
Zie het menu Sensortest voor informatie over de
signaaltest.
De vertraging tussen het neerlaten van de hefinrichting in
de arbeidspositie en het zaaibegin kan worden ingesteld
via het instelmenu. Zie het hoofdstuk Besturing.
7. De rijpaden uitschakelen
Wanneer u geen rijpaden wilt aanleggen, moet de
rijpadensturing worden gedeactiveerd.
Bij Compass-besturing:
1. Stel de sproeibreedte in het menu 'Ritme' in op <
5,0 m Dan verschijnt het volgende scherm:
AUS
Rhythmus
Fahrgassen
2. Bevestigen met de toets 'OK'.
Bij Power Control- en ISOBUS-regeling:
1. Plaats al dan niet een vinkje bij AAN/UIT in het menu
Rijpadenschakeling.
De status van de rijpaden kan worden afgelezen van
de terminal en van de machine (8) door naar de trekker
te kijken.
8
8
Ook wanneer de rijpadenschakeling
uitgeschakeld is, blijven de actuele
bedrijfsgegevens opgeslagen, zodat na
een werkonderbreking met de juiste slag
verder kan worden gewerkt.
Na een langere periode van inactiviteit
moet u de rijpadenschakeling van de
zaaimachine controleren. Met name de
zaaiwielverbindingshulzen (6) moeten
vlot ronddraaien. Een mogelijke oorzaak
van blokkeringen zijn afzettingen van
beitsmiddel.
Zie voor het instellen van de rijpadenslag
het desbetreffende hoofdstuk over de
besturing en de voorbeelden voor het
aanleggen van rijpaden.
Bij rijden op openbare wegen de elektronica
van het boordnet loskoppelen (stekker aan
trekkerzijde uittrekken).
- 118 -
1300-NL FAHRGASSENMARKIERER_8611
RIJPADEN
NL
Rijpadenmarkeur
Functie:
Bij het aanleggen van rijpaden zakken de spoorschijven
(1) van de rijpadenmarkeur automatisch naar beneden en
markeren het zojuist aangelegde rijpad. De rijpaden zijn
zichtbaar voordat het zaaigoed ontkiemd is.
Instelbaar is
- de spoorbreedte van het rijpad
- de arbeidsdruk van de spoorschijven
Instelling:
De spoorbreedte van de spoorschijven zo instellen dat
het door de rijpadenkouters aangelegde rijpad wordt
gemarkeerd.
De arbeidsdruk aanpassen aan de bodem door de schijven
te verdraaien
Schijven op lichte bodem ongeveer parallel aan de rijrichting,
en op zware bodem meer op grip instellen.
Als het rijpad asymmetrisch in scheef spoor wordt
aangelegd, moet de niet gebruikte rijpadenmarkeur in
opgeklapte positie worden vastgezet.
Transportpositie:
De rijpadenmarkeurs moeten voor het transport met de
transportbeveiliging (2) worden beveiligd!
Gebruik:
1. De rijpadenmarkeurs worden automatisch neergelaten.
2. met de hydraulische spoortrekker: na het aanbrengen
van de rijpaden spoortrekker met enkelvoudig
regelventiel heffen. De rijpadenmarkeur wordt
automatisch meegeheven.
zonder hydraulische spoortrekker: na het aanbrengen
van de rijpaden rijpadenmarkeru met enkelvoudig
regelventiel heffen.
3. enkelvoudig regelventiel pas in zweefstand schakelen
als het rijpadensignaal op de terminal niet meer brandt.
Aanwijzing: Ook als het rijpad nog niet in
de volgende shift is geschakeld, zakt de
rijpadenmarkeur door het eigengewicht
weer naar de bodem.
1
2
- 119 -
1400-NL-SAATMENGENVERSTELLUNG_8622
NL
ZAADHOEVEELHEIDVERSTELLING
1)
Optionele uitvoering
Elektrische zaadhoeveelheidverstelling1)
(alleen mogelijk bij de mechanische variant Compass-
terminal)
Bediening:
De elektrische zaadgoedverstelling wordt bediend via de
Compass-terminal.
De elektrische zaadhoeveelheidverstelling gebeurt met
een stelmotor (1) en dient voor het instellen van de
zaadhoeveelheid vanuit de trekker.
Met deze stelmotor kan iedere aandrijfstand worden
ingesteld.
1
De zaadhoeveelheidverstelling wordt in procentstappen
uitgevoerd. Deze procentstappen kunnen individueel
worden ingesteld (zie hoofdstuk 'Compass-terminal:
basisinstelling')
De aandrijfstand wordt weergegeven via een weergaveplaat
(2) op de zaadhoeveelheidverstelling en via de weergave
in de Compass-terminal, als de toets [Uitvoerhoeveelheid]
wordt bevestigd. Daarbij wordt de actuele uitvoerhoeveelheid
in kg/ha, de procentuele uitvoerhoeveelheid en de actuele
aandrijfstand weergegeven.
2
Noodbediening:
Bij uitval van de elektronica kan de zaadhoeveelheid
handmatig worden ingesteld.
Daarvoor moeten de volgende stappen worden
uitgevoerd:
1. Verbinding tussen de stelcilinder en de verstelhendel
losmaken door de schroef (60) te verwijderen.
60
2. Coulisse op de stelschroef terugdraaien
3. Noodbedieningshendel (62) plaatsen
4. Hendel op nul instellen
5. Schroef (63) vastdraaien
6. Aandrijfstand vaststellen (middels zaaitabel of uit
het Power Control menu)
7. Hendel (62) in de berekende positie brengen en met
de stergreep (61) vastklemmen
62
61
63
- 120 -
0900-NL TRANSPORT_8611
NL
TRANSPORT
Attentie / transport
- De machine in transportstand brengen en controleren of ze
hiervoor klaar is.
- Voor het rijden op openbare wegen de aanwezige Compass
Terminal van het stroomnet loskoppelen (stekker uit de
trekkercontactdoos).
- Het is verboden op de machine mee te rijden of zich op te
houden binnen de gevarenzone ervan.
- De transportsnelheid aanpassen aan de toestand van de
straten en wegen.
- Voorzichtig in de bochten: de aanbouwmachine zwenkt
uit!
- De bepalingen van het wegenverkeersreglement met
betrekking tot technische eisen en rijvaardigheidseisen
moeten in acht worden genomen. Volgens deze voorschriften
is de gebruiker verantwoordelijk voor de verkeersveilige
combinatie van trekker en werktuig tijdens ritten over
openbare wegen.
- Werktuigen mogen de veilige besturing van de combinatie
trekker / werktuig niet in het gedrang brengen. De
toegelaten trekkeraslasten, het toegelaten totaalgewicht en
de belastbaarheid van de banden (afhankelijk van snelheid
en spanning) mogen door de aangebouwde machine niet
worden overschreden. De belasting van de vooras moet voor
de stuurvastheid minstens 20% van het leeggewicht van het
voertuig bedragen.
- De max. toegestane transportbreedte bedraagt 3 m
Bij overbreedte is een speciale vergunning nodig.
- 4 m-combinaties op een lengtetransportwagen vervoeren.
- tandbescherming op de na-eg monteren
- Markeur opklappen en vastzetten
- Toedekker naar binnen zwenken
- Aan de omtrek van de machine mogen geen delen uitsteken
die het verkeer meer dan onvermijdbaar in gevaar brengen
(§ 32 verkeersreglement). Zijn deze uitstekende delen toch
niet te vermijden, dan moeten ze afgedekt en herkenbaar
gemaakt worden.
Veiligheidsmiddelen zijn zowel voor het kenbaar maken van de
machinecontouren als voor de veiligheid aan de achterzijde
noodzakelijk
- bijvoorbeeld rood/wit gestreepte waarschuwingsborden
423 x 423 mm (DIN 11030; strepen elk 100 mm breed,
ineen hoek van 45° naar buiten/achteren verlopend).
- Verlichtings is noodzakelijk als de lichten van de trekker
door aanbouwmachines worden bedekt of indien de
weersomstandigheden het zicht beperken; of b.v. voor- en
achteraan, als de aanbouwmachine aan de zijkanten meer
dan 40 cm buiten de verlichtingsinstallatie van de trekker
uitsteekt; of voor de veiligheid aan de achterzijde, als er meer
dan 1 m afstand is tussen de achterlichten van de trekker
en het uiteinde van de machine.
- Deze waarschuwingsborden en verlichting is in de normale
handel verkrijgbaar.
- Bij het transport op een lengtetransportwagen dient deze
voorzien te zijn van waarschuwingsborden, driehoekreflectoren
aan de achterzijden, aan de zijkant aangebrachte gele
reflectoren en verlichting – ook overdag.
- 121 -
NL
1300_NL-ALLGWARTUNG_TERMINAL_8611
Hydraulische installatie
Let op verwondings- en infectiegevaar!
Vloeistoffen die onder hoge druk uittreden kunnen
de huid binnendringen en zware verwondingen
veroorzaken. Raadpleeg in dat geval onmiddellijk een
arts!
Voordat de hydraulische leidingen worden aangesloten,
moet worden gecontroleerd of de hydraulische installatie
geschikt is voor de tractor.
Na de eerste 10 bedrijfsuren en alle volgende 50
bedrijfsuren
- Hydraulisch aggregaat en leidingen controleren op
lekkage en evt. schroefverbindingen aandraaien.
Voor iedere ingebruikname
- hydraulische slangen op slijtage controleren.
Versleten of beschadigde hydraulische slangen moeten
direct worden vervangen. De nieuwe slangen moeten
voldoen aan de techn. eisen van de producent.
Slangen zijn onderhevig aan een natuurlijke veroudering,
gebruiksduur niet langer dan 5-6 jaar.
Parkeren in de open lucht
Als de machine langere tijd in de
open lucht moet blijven, moe
ten de
cylinderstangen worden ge
rei
nigd en
worden ingevet.
FETT
TD 49/93/2
Reinigen van machinedelen
Let op!
Gebruik geen hogedrukreiniger voor het reinigen
van lagers en hydraulische delen.
- Kans op roestvorming!
- Na het reinigen de machine volgens het smeerschema
doorsmeren en
de machine
korte tijd laten
draaien.
- Reiniging
met te hoge
druk kan ladeschade
veroorzaken.
Veiligheidsaanwijzingen
Voor het verrichten van instel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden
motor uitschakelen.
Winterklaar maken
- De machine voor de
winter goed schoon maken.
- Beschermd tegen weersinvloeden wegzetten.
- Olie verversen of bijvullen
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle smeerpunten doorsmeren.
- Terminal losmaken, droog en vorstvrij bewaren.
Cardanassen
- zie ook de aanwijzingen in de bijlage
Voor het plegen van onderhoud in acht nemen!
In principe gelden de aanwijzingen die in de handleiding
worden gegeven.
Als hier geen speciale aanwijzingen worden gegeven,
gelden de aanwijzingen in de meegeleverde handleiding
van de betreffende cardanassenproducent.
ALGEMEEN ONDERHOUD
Veilig-
heidsaan-
wijzingen
• Voor het verrich-
ten van instel-,
onderhouds- en
reparatiewerk-
zaamheden de
motor uitschake-
len.
• Werkzaamheden
onder de machine
alleen uitvoeren,
wanneer de ma-
chine veilig staat
en goed wordt
ondersteund.
• Na de eerste
bedrijfsuren alle
bouten natrekken.
• Machine alleen
wegzetten op een
vlakke, stevige
ondergrond.
Reparatieaanwij-
zingen
Let op de repara-
tieaanwijzingen in
de bijlage (indien
beschikbaar).
Veilig-
heidsaan-
wijzingen
De koppelings-
stekkers van de
hydraulische
slangen en de
oliestekkerdozen
moeten worden
schoongemaakt,
iedere keer voor-
dat ze worden
aangekoppeld.
Controleer op slij-
tageplekken waar
de slangen heb-
ben geschuurd of
klemgezeten.
Algemene onderhoudsaanwijzingen
Leef de volgende aanwijzingen na om de machine
gedurende langere tijd in goede
conditie te houden:
- Na de eerste bedrijfsuren al het
schroefwerk aandraaien.
Speciaal gecontroleerd moeten
worden:
Mesbouten bij maaiers
Bouten in de tandbevestiging van schudders en van
zwadharken
Reserve-onderdelen
a.
Originele onderdelen en toebehoren
zijn speciaal
voor deze ma
chi
nes en werk
tui
gen ont
wik
keld.
b. Wij maken u er uitdrukkelijk op
attent dat niet door ons
geleverde originele onderdelen en toebehoor ook niet
door ons zijn ge
con
tro
leerd en vrijgegeven.
c. De inbouw en/of het gebruik van dergelijke producten
kan daarom de constructie en de eigenschappen van de
machine eventueel negatief veranderen of beïnvloeden.
Voor schade die ontstaat door het gebruik van niet-
originele onderdelen en toebehoor kan de fabrikant in
geen geval aansprakelijk worden gesteld.
d. Eigenhandig aangebrachte wijzigingen en het gebruik
van bouw- en aanbouwelementen aan de machine
vallen buiten de aansprakelijkheid van de producent!
- 122 -
1401-NL Onderhoud_8632
NL
ONDERHOUD
Onderhoud
Let op!
Het stof van beitsmiddel is giftig. Bij
het reinigen van de zaaimachine een
veiligheidsbril dragen.
Bij het werken aan de aangebouwde
machine, de motor van de trekker
uitzetten en de contactsleutel uit het
contact halen! Voorkomen dat de trekker
per ongeluk gaat rollen.
Niet aan de zaaimachine in geheven
toestand werken! Als de zaaimachine
zich in geheven toestand moet bevinden,
dient door middel van steunen te worden
voorkomen dat deze per ongeluk wordt
neergelaten!
Voor aanvang van werkzaamheden aan
hydraulische delen de installatie drukloos
maken! Olie volgens de voorschriften
verwerken! (minerale hydraulische olie).
Bij reiniging met water (bijv. een
hogedrukspuit) de straal niet op
elektrische componenten en lagerpunten
richten.
Na de eerste 8 bedrijfsuren:
- controleren of de wielmoeren goed vastzitten
- de hydraulische leidingen controleren op dichtheid
Transmissie:
Oliepeil controleren. (tankinhoud 2,5 liter hydraulische
olie HLP 32)
- machine op een vlakke ondergrond plaatsen
- peilstok (A) uitdraaien en oliepeil controleren. Indien
nodig bijvullen.
A
- 123 -
1401-NL Onderhoud_8632
ONDERHOUD
NL
Sensoren controleren (Compass-
terminal):
- vulpeilsensor (B) - optioneel
Aansluiting - S7
Schakelafstand tussen 1-3 mm
B
- zaaias - optioneel (C)
Aansluiting - S1
Schakelafstand 1-3 mm
C
- rijpadencontrole (D)
Aansluiting - S2
D
- sensor (E) voor snelheid en hectareteller
Aansluiting - S3
Schakelafstand tussen 1-3 mm
In de sensor is een functiecontrole ingebouwd. Voer
telkens wanneer u een instelling hebt veranderd, een
testschakeling uit. (De LED licht op wanneer de sensor
actief is.)
E
- drukschakelaar (F)
Aansluiting - S4
voor het controleren van het wissel-/schakelventiel van
de hydraulische spoortrekker resp. de aansluitingen van
de rijpadenmarkeurs controleren
F
- spoorwielsensor (G)
Aansluiting - S4
voor het doorschakelen van rijpaden door middel van
het spoorwiel
Schakelafstand tussen 1-3 mm bij geheven zaaimachine.
G
- 124 -
1401-NL Onderhoud_8632
ONDERHOUD
NL
Sensoren controleren: elektrische
doseeraandrijving
- Vulpeilsensor (B) (optioneel)
Aansluiting: S6
- Zaaiassensor (C) (optioneel)
Aansluiting: S5
- Rijpadencontrolesensor: (D)
Aansluiting: B10
- Rijpadencontrolesensor 2:
Aansluiting: B20
- Hefinrichtingsignaal:
Aansluiting: S1
Aanwijzing:
Afbeeldingen van de sensoren B, C, D
vindt u op de voorgaande pagina.
- Snelheidssensor: (H)
Aansluiting S5
H
- transmissiesensor (I)
Aansluiting S8
I
- motortoerenalsensor:
Aansluiting S9
- externe afdraaitoets (J):
Aansluiting S15
J
- veiligheidsschakelaar: (K) aansluiting S17
Schakelt de aandrijving van de zaaias uit, zodra het
deksel van de transmissie geopend wordt.
K
Aanwijzing:
Alle sensoren van de machine kunnen in het
sensortestmenu worden gecontroleerd.
- 125 -
1401-NL Onderhoud_8632
ONDERHOUD
NL
Bodemklep controleren:
Controleer voordat u met zaaien begint en voordat de
zaadbak wordt gevuld de instelling van alle bodemkleppen.
- Bodemklephendel op "positie 1" (F1) zetten
- Justeerkaliber (F2) naast de middelste zaaiwielnokkenrij
van boven naar beneden draaiend tussen zaaiwiel en
bodemklep schuiven tot de kalibergreep tegen de
zaaibehuizing aanligt.
- Met de schroef (F3) bijstellen tot het justeerkaliber
spelingvrij tussen zaaiwiel en bodemklep past.
F1
F2
F3
Zaaias demonteren:
- afsluitschuif (M) openen
- lagerring (N) losmaken en verschuiven: (lagerring (N)
rechtsom draaien, 90°, afsluiter indrukken en zijdelings
verschuiven)
M
N
O
- zaaias draaien totdat de bout (O) van de askoppeling
toegankelijk is.
- bout (O) losdraaien
- as naar achteren uitnemen
Let op!
Bij laswerkzaam-
heden aan de
tractor of aange-
bouwde machine
en tijdens het
opladen van de
tractoraccu, of
bij het aansluiten
van een tweede
accu (starthulp)
moet altijd de
verbinding met
de elektronische
behuizing worden
verbroken.
Zaaias monteren:
- volg de bovenstaande instructies in omgekeerde
volgorde
- De zijdelingse speling van de zaaias met schroef (P)
begrenzen.
p
Diepte-instelling:
- Aan het scharnier van de diepte-instelling bevindt zich
een smeernippel (Q)
Q
Kettingaandrijving:
- aandrijfkettingen met kettingspanner (R) naspannen
- aandrijfkettingen oliën
R
- 126 -
1401-NL Onderhoud_8632
ONDERHOUD
NL
Kettingaandrijving van het spoorwiel:
Door het spoorwiel lopen twee kettingen die voor en na
elk seizoen moeten worden gesmeerd.
- opspanpunt voor ketting 1: (S)
S
- opspanpunt voor ketting 2: (T)
T
Hydrauliek:
- de hydrauliekslangen regelmatig controleren en bij
beschadiging en/of veroudering direct vervangen (zie
onderdelenboek). Slangen ondergaan een natuurlijke
veroudering en moeten om de 5-6 jaar worden
vervangen.
Elektrocilinder:
- elektrocilinder regelmatig controleren en aanklevend
vuil verwijderen.
- alleen reinigen met een vochtige doek.
- na gebruik de elektrocilinder in de nulpositie zetten.
- 127 -
1401-NL Onderhoud_8632
ONDERHOUD
NL
Dubbele schijfkouter:
Afstrijker controleren op slijtage
Indien nodig afstellen of vervangen
1. Schroeven losdraaien
2. Afstrijker eruit
3. nieuwe afstrijker erin
4. De afstrijker (1) boven het sleufgat instellen. Afstrijker
op ongeveer 0,5 mm afstand links en rechts instellen.
1
5. Schroef eerst vastdraaien en dan een kwartdraai
losmaken.
6. Controle van de afstrijkvlakken volgens afbeelding en
de vrije beweging van de schijven.
Na vervanging van een schijf van de dubbele
schijfkouter:
- Schijfafstand onder instellen op 3-5 mm.
Deze afstand kan worden ingesteld via het aantal
afstandsschijven in het lager van de schijf.
Let op!
Bescherm de ter-
minal tegen water
en koude. Niet
in de open lucht
opslaan.
Onderhoud van de elektronische
onderdelen
de terminal (1) beschermen tegen water en koude
- niet in de open lucht laten liggen
- wanneer de terminal langere tijd niet wordt gebruikt
in een droge ruimte bewaren
• Reinigen van de terminal (1)
1
3,5 m 5 m
15A
- Gebruik een zachte doek en een mild schoonmaakmiddel
- Gebruik geen oplosmiddelen
- Bedieningspaneel niet onderdompelen in vloeistof!
• Reinigen van de boordcomputer (2)
473A2000.0
2
- Boordcomputer niet met de hogedrukreiniger afspoelen
- 128 -
1401-NL Onderhoud_8632
ONDERHOUD
NL
De elektrische installatie voor de bediening van alle functies
is beveiligd met een 10 A zekering.
- De zekering is in de 3-polige stekker van de
elektriciteitstoevoerkabel ingebouwd.
Beveiliging van de elektrische installatie
De doseermotoren in de boordcomputer zijn met een
zekering van 20 A beveiligd.
Aanwijzing!
Bij montage- en
reparatiewerk-
zaamheden aan
de machine
moet de terminal
spanningsvrij zijn.
Dit geldt in het
bijzonder voor
laswerkzaamhe-
den, omdat door
overspanning
de elektronische
installatie bescha-
digd kan raken.
10 A
ISO
10A
Aanwijzing
Let op: het aantal
8A zekeringsauto-
maten moet altijd
gelijk zijn aan het
aantal doseermo-
toren. Dit bete-
kent dat alleen bij
de machines C8
en C9 alsmede
alle bemestings-
machines beide
sleuven bezet
zijn.
1 14
15 28
sw
ST2
rt
6² rt
+12V
6² sw
Masse
X6
LP nicht vollständig bestückt dargestel lt
sw
ge
gn
rt
2,5²
wsgn
rt
sw
2,5²
TBC RTN
ECU GND
TBC PWR
ECU PWR
CAN1L
CAN1H
TBC DIS
sw
rt
X4
ST1
X3
25 A
X2
gnge
A
B
C
D
E
or
UB+
sw
Masse
gnge
LIN
LP nicht vollständig bestückt dargestel lt
40A
20A
- 129 -
1500 NL_SERVICE_8622
NL
SERVICE
Schakelschema
+
+
+
-
-
-
Signal
Signal
Signal
Signal
+
+
+
+
-
-
-
bl
br
br
bl
br
bl
bl
sw
sw
sw
-
+
gr
ge
ws
sw
rt
+
-
Signal
Signal
bl
br
sw
-*
sw
457-13-14
Aansluitbezetting
S1 Zaaias
S2 Rijpadensensor links
S3 Hectareteller
S4 Arbeidspositie
S5 Stelmotor zaadhoeveel-
heidverstelling
S6 Rijpadensensor rechts
S7 Vulpeil
LIN Bus
Y1 Rijpadenmarkeur
Y2 Stelmotor zaadhoeveel-
heid
Y2 Stelmotor zaadhoeveel-
heid
Y3 Stelmotor rijpad re
Y4 Stelmotor rijpad li
Actoren:
Sensoren:
br...bruin
bl...blauw
sw...zwart
ws...wit
rt...rood
gr...groen
ge...geel
* bij de variant drukschakelaar met spoortrekker wisselventiel is de minus kabel niet nodig.
- 130 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Schakelschema optionele uitrusting speciale rijpaden
S1 Zaaias
S2 Rijpadensensor links
S3 Hectareteller
S4 Arbeidspositie
S5 Stelmotor
S6 Zaadhoeveelheidverstelling
S7 Vulpeil
LIN Bus
Y1 Rijpadenmarkeur
Y2 Stelmotor zaadhoeveelheid
Y3 Stelmotor rijpad
Y4 Stelmotor rijpad
br...bruin
bl...blauw
sw...zwart
ws...wit
rt...rood
gr...groen
ge...geel
+
+
-
-
Signal
+
+
-
-
Signal
bl
sw
br brbl
sw
br
bl
1
2
3
4
rechts / right
links / left
Pött.Nr.: 487.454
- 131 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Boordcomputer elektrische dosering
1
2
3
4
5678
9
114
15
28
2942
1 14
15 28
29 42
sw (6mm²)
rt (6mm²)
sw (2,5mm²)
ge
gnwsgn
TBC DIS
CAN1_H
CAN1_L
Power +
Power Masse
ECU GND
rt (2,5mm²)
ECU PWR
rt
TBC PWR
sw
TBC RTN
A
B
C
D
E
or
UB+
sw
Masse
ST3
rt
6² rt
+12V
6² sw
Masse
X6
LP nicht vollständig bestückt
dargestellt
sw
ge
gn
rt
2,52
wsgn
rt
sw
2,52
TBC RTN
TBC PWR
ECU PWR
CAN1L
CAN1H
TBC DIS
sw
rt
X4
ST1
X3
X2
sw
ECU GND
25 A
20A
3,5m
Aanzicht op 42 polige stekkerverbinding ST3
(van buiten)
Aanzicht op 42 polige stekkerverbinding ST1
(van buiten)
Aanzicht op ISOBUS stekker (van buiten)
Aanzicht op doos
(van buiten)
- 132 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Aansluitbezetting Compass-terminal:
(stekkeraanzicht van buiten)
Stekker / pin Functie
Stekker / pin Functie
1 Sensor GND
1 Sensor GND
2 Ingang 7
2 Ingang 7
3 Power GND
3 Power GND
6 Power GND
6 Power GND
7 Uitgang 2
7 Uitgang 2
8 Sensor UB
8 Sensor UB
9 Ingang 8
9 Ingang 8
10 Ingang 6
10 Ingang 6
11 Ingang 5
11 Ingang 5
12 Ingang 1
12 Ingang 1
13 Ingang 3
13 Ingang 3
14 Ingang 4
14 Ingang 4
15 Ingang 2
15 Ingang 2
16 LIN
16 LIN
17 Uitgang 5
17 Uitgang 5
18 Uitgang 1
18 Uitgang 1
19 Uitgang 3
19 Uitgang 3
20 Uitgang 4
20 Uitgang 4
- 133 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Aansluitbezetting Power Control - terminal:
(stekkeraanzicht van buiten)
Contact Kleur Functie
Contact Kleur Functie
Contact Kleur Functie
2 wt CAN_L
2 wt CAN_L
2 wt CAN_L
4 gnge CAN_H
4 gnge CAN_H
4 gnge CAN_H
6 zw TBC PWR
6 zw TBC PWR
6 zw TBC PWR
7 gr ECU PWR
7 gr ECU PWR
7 gr ECU PWR
8 br LIN
8 br LIN
8 br LIN
9 bl ECU GND
9 bl ECU GND
9 bl ECU GND
- 134 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Aansluitschema van de CCI-terminal:
De aansluitingen bevinden zich aan de achterkant van de terminal. Daarnaast vindt u onder een klep aan de achterkant
de USB-aansluiting van de terminal.
(aanzicht op de stekker van buitenaf)
Symbool PIN Signaal Kleur Functie
Symbool PIN Signaal Kleur Functie
Symbool PIN Signaal Kleur Functie
Symbool PIN Signaal Kleur Functie
Symbool PIN Signaal Kleur Functie
CAN1 - IN / M12 x1 - 8-pol. - stekker met schakelbare aansluitweerstand
1 +U
1 +U
B
wit Spanning
wit Spanning
2 NOOD-UIT B bruin Ingang noodstop
2 NOOD-UIT B bruin Ingang noodstop
2 NOOD-UIT B bruin Ingang noodstop
2 NOOD-UIT B bruin Ingang noodstop
3 +U
3 +U
ON
groen ECU- of extern in-/uitschakelsignaal
groen ECU- of extern in-/uitschakelsignaal
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
5 CAN0L grijs CAN 1 Low
5 CAN0L grijs CAN 1 Low
5 CAN0L grijs CAN 1 Low
5 CAN0L grijs CAN 1 Low
6 GND roze GND
6 GND roze GND
6 GND roze GND
6 GND roze GND
7 CAN0H blauw CAN 1 High
7 CAN0H blauw CAN 1 High
7 CAN0H blauw CAN 1 High
7 CAN0H blauw CAN 1 High
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
CAN1 - OUT / M12 x1 - 8-pol. - bus met schakelbare aansluitweerstand
1 +U
1 +U
B
wit Spanning
wit Spanning
2 NOOD-UIT B bruin Noodstopuitgang
2 NOOD-UIT B bruin Noodstopuitgang
2 NOOD-UIT B bruin Noodstopuitgang
2 NOOD-UIT B bruin Noodstopuitgang
3 +U
3 +U
ON
groen ECU- of extern in-/uitschakelsignaal
groen ECU- of extern in-/uitschakelsignaal
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
5 CAN0L grijs CAN 1 Low
5 CAN0L grijs CAN 1 Low
5 CAN0L grijs CAN 1 Low
5 CAN0L grijs CAN 1 Low
6 GND roze GND
6 GND roze GND
6 GND roze GND
6 GND roze GND
7 CAN0H blauw CAN 1 High
7 CAN0H blauw CAN 1 High
7 CAN0H blauw CAN 1 High
7 CAN0H blauw CAN 1 High
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
RS232 / Signaal / M12 x1 - 12-pol. - bus voor signaalcontactdoos conform ISO 11786
1 +U
1 +U
B SW
bruin Voedingsspanning doorgeschakeld
bruin Voedingsspanning doorgeschakeld
2 GND blauw GND
2 GND blauw GND
2 GND blauw GND
2 GND blauw GND
3 SMFQ IN 2 wit ISO 11786 "Snelheid aftakas"
3 SMFQ IN 2 wit ISO 11786 "Snelheid aftakas"
3 SMFQ IN 2 wit ISO 11786 "Snelheid aftakas"
3 SMFQ IN 2 wit ISO 11786 "Snelheid aftakas"
4 SAN_IN0 groen ISO 11786 "Stand hefinrichting"
4 SAN_IN0 groen ISO 11786 "Stand hefinrichting"
4 SAN_IN0 groen ISO 11786 "Stand hefinrichting"
4 SAN_IN0 groen ISO 11786 "Stand hefinrichting"
5 SMFQ_IN3 roze ISO 11786 "Wielsnelheid"
5 SMFQ_IN3 roze ISO 11786 "Wielsnelheid"
5 SMFQ_IN3 roze ISO 11786 "Wielsnelheid"
5 SMFQ_IN3 roze ISO 11786 "Wielsnelheid"
6 SMFQ_IN4 geel Rijrichting
6 SMFQ_IN4 geel Rijrichting
6 SMFQ_IN4 geel Rijrichting
6 SMFQ_IN4 geel Rijrichting
7 SMFQ_IN1 zwart ISO 11786 "Snelheid slipvrij"
7 SMFQ_IN1 zwart ISO 11786 "Snelheid slipvrij"
7 SMFQ_IN1 zwart ISO 11786 "Snelheid slipvrij"
7 SMFQ_IN1 zwart ISO 11786 "Snelheid slipvrij"
8 COM0_RxD_IN grijs RS232 1 RxD (Input)
8 COM0_RxD_IN grijs RS232 1 RxD (Input)
8 COM0_RxD_IN grijs RS232 1 RxD (Input)
8 COM0_RxD_IN grijs RS232 1 RxD (Input)
9 COM0 TxD OUT rood RS232 1 TxD (Output)
9 COM0 TxD OUT rood RS232 1 TxD (Output)
9 COM0 TxD OUT rood RS232 1 TxD (Output)
9 COM0 TxD OUT rood RS232 1 TxD (Output)
10 IGN violet Ontstekingssignaal (klem 15)
10 IGN violet Ontstekingssignaal (klem 15)
10 IGN violet Ontstekingssignaal (klem 15)
10 IGN violet Ontstekingssignaal (klem 15)
11 COM1_RxD_IN grijs/roze RS232 2 RxD
11 COM1_RxD_IN grijs/roze RS232 2 RxD
11 COM1_RxD_IN grijs/roze RS232 2 RxD
11 COM1_RxD_IN grijs/roze RS232 2 RxD
12 COM1_TxD_OUT r
12 COM1_TxD_OUT r
12 COM1_TxD_OUT r
ood/blauw RS232 1 TxD
ood/blauw RS232 1 TxD
Video / M12 x1 - 8-pol. - bus
1 VIDEO_IN wit Videosignaal
1 VIDEO_IN wit Videosignaal
1 VIDEO_IN wit Videosignaal
1 VIDEO_IN wit Videosignaal
2 RS485_B bruin EIA RS-485 B
2 RS485_B bruin EIA RS-485 B
2 RS485_B bruin EIA RS-485 B
2 RS485_B bruin EIA RS-485 B
3 RS485_A groen EIA RS-485 A
3 RS485_A groen EIA RS-485 A
3 RS485_A groen EIA RS-485 A
3 RS485_A groen EIA RS-485 A
4 +U
4 +U
B SW
geel Voedingsspanning doorgeschakeld
geel Voedingsspanning doorgeschakeld
5 RS485_A grijs EIA RS-485 A
5 RS485_A grijs EIA RS-485 A
5 RS485_A grijs EIA RS-485 A
5 RS485_A grijs EIA RS-485 A
6 +U
6 +U
B SW
roze Voedingsspanning doorgeschakeld
roze Voedingsspanning doorgeschakeld
7 VGND blauw Video GND
7 VGND blauw Video GND
7 VGND blauw Video GND
7 VGND blauw Video GND
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
- 135 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Symbool PIN Signaal Kleur Functie
Symbool PIN Signaal Kleur Functie
Symbool PIN Signaal Kleur Functie
Symbool PIN Signaal Kleur Functie
Symbool PIN Signaal Kleur Functie
LIN / M18 x1 - 4-pol. - bus
1 +U
1 +U
B SW
bruin Voedingsspanning doorgeschakeld
bruin Voedingsspanning doorgeschakeld
2 N.C. wit N.C.
2 N.C. wit N.C.
2 N.C. wit N.C.
2 N.C. wit N.C.
3 GND blauw GND
3 GND blauw GND
3 GND blauw GND
3 GND blauw GND
4 LIN zwart LIN Bus
4 LIN zwart LIN Bus
4 LIN zwart LIN Bus
4 LIN zwart LIN Bus
USB - Host 2.0 - bus - met bajonetkoppeling voor het beschermkapje
1 +5 V rood USB-voedingsspanning 5 V
1 +5 V rood USB-voedingsspanning 5 V
1 +5 V rood USB-voedingsspanning 5 V
1 +5 V rood USB-voedingsspanning 5 V
2 D - wit Gegevens -
2 D - wit Gegevens -
2 D - wit Gegevens -
2 D - wit Gegevens -
3 D + groen Gegevens +
3 D + groen Gegevens +
3 D + groen Gegevens +
3 D + groen Gegevens +
4 GND zwart GND
4 GND zwart GND
4 GND zwart GND
4 GND zwart GND
CAN2 - IN / M12 x1 - 8-pol. - stekker
1 +U
1 +U
B
wit Spanning
wit Spanning
2 NOOD-UIT B bruin Ingang noodstop
2 NOOD-UIT B bruin Ingang noodstop
2 NOOD-UIT B bruin Ingang noodstop
2 NOOD-UIT B bruin Ingang noodstop
3 +U
3 +U
ON
groen ECU- of extern in-/uitschakelsignaal
groen ECU- of extern in-/uitschakelsignaal
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
4 NOOD-UIT V geel Noodstopvoeding
5 CAN1L grijs CAN 2 Low
5 CAN1L grijs CAN 2 Low
5 CAN1L grijs CAN 2 Low
5 CAN1L grijs CAN 2 Low
6 GND roze GND
6 GND roze GND
6 GND roze GND
6 GND roze GND
7 CAN1H blauw CAN 2 High
7 CAN1H blauw CAN 2 High
7 CAN1H blauw CAN 2 High
7 CAN1H blauw CAN 2 High
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
8 Afscherming rood Scherm leidt via randaarde af
Ethernet / M12x1 4-pol. - bus
1 TX+ geel
1 TX+ geel
1 TX+ geel
D-gecodeerd
IEC 61076-2-101
2 RX+ wit
2 RX+ wit
2 RX+ wit
3 TX- oranje
3 TX- oranje
3 TX- oranje
4 RX- blauw
4 RX- blauw
4 RX- blauw
- 136 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Capaciteitsdrijver:
Powerkabel
(aanzicht op de stekkerzijde)
Motorsignaalkabel
M5
(massa)
(massa)
Motoraansluiting
- 137 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Kabelboom:
M5
NW4,5 - 150
M5
NW4,5 - 150
NW13 - 400
Y15
ST1
ELEK TRON IK
2D
Code
S/N JJMMxxxxxx
Typ 655A4100
NW4,5 - 500
1
2
3
NW13 - 300
7,5
4,5
4,5
321
S9
NW4,5 - 50
NW7,5 - 100
NW7,5 - 150
7,5
10
7,5
NW10 - 1350 NW10 - 1750
4,5
10 10
13
13 10
4,5
13 10
13
13
4,5
S1
NW4,5 - 700
EL E K T R O N IK
2D
Code
S/N JJ MMx xxxxx
Typ 655 A4100
NW4,5 - 100
S12 PX1
PX1
4,5
13 10
S8
S15
NW4,5 - 400
NW4,5 - 1250
4,5
7,5 4,5
4,5
NW4,5 - 800
s17
rtws 1
rt 1
S17
50
10
10
10
s5
s6
NW7,5 - 1500
NW7,5 - 1460
S5
S6
3 2 1
3 2 1
1- br
2-ws
4-sw
3-bl
1 +UB
2 vrij
3 GND
4 Signaal
1 +UB
2 GPS positiesignaal
3 GND
4 Signaal
Aanzicht contactzijde
Kabeldozen S5, S6
Superseal-bussen
S1, S8, S9, S12
Superseal-bus
S15
JPT-bus
M5, PX1
3 Signaal
2 GND
1 + UB
3 vrij
2 Signaal
1 GND
1 Schakelleiding
2 PWR-GND
- 138 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
12345678910 11 13 14 15
12 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
S1
+UB
Sign.
GND
12 3
grgn 0,5
GND
Sign.
+UB
S8
12 3
GND
Sign.
S15
12 3
S9
+UB
Sign.
GND
S12
12 3
grgn 0,5
blge 0,5
blge 0,5
blge 0,5
sw 0,5
swor 0,5
swge 0,5
grgn 0,5
blge 0,5
visw 0,5
grge 0,5
blgn 0,5
swrt 0,5
grgn 0,5
blgn 0,5
swor 0,5
swrt 0,5
viosw 0,5
grge 1
blge 1
sw 0,5
swgn
0,5
swge 0,5
swbl 0,5
br 1,5
ST1
+UB
Sign.
GND
12 3
rtws 1
br 1
1
2
M5
rtws 1
br 1
wsgn 1
wsgn 1
br 1
1
2
PX1
rs 1
br 1
1
2
Y15
isoliert in
Steckerkappe ST1
rs 1
swws 0,5
swbl 0,5
swws 0,5
swgn 0,5
1
2
S17
rt 1
rt 1
+UB
GPS.
12 3
br 0,34
ws 0,34
4
GND
Sign.
bl 0,34
sw 0,34
S5
+UB
12 3
br 0,34
ws 0,34
4
GND
Sign.
bl 0,34
sw 0,34
S6
Wendakkersensor
/ doseerstok Stop
Zaaias
Toerental
Motor
Toerental
Zaaiascontrole
Externe afdraait-
oets
Wielsensor /
GPS sensor
Vulpeilsensor
Schakelaar M5
Power PWM
Verlichting
Rijpaden
markeur
Schakelleid.
PWR GND
PWR GND
PWR GND
Schakelleid
.
.
Schakelleid.
geïsoleerd in
stekkerkap ST1
bl... blauw
br... bruin
ge... geel
gn... groen
gr... grijs
or... oranje
rt... rood
rs... roze
sw... zwart
vi... violet
ws... wit
- 139 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
7,5 4,5
4,5
M2
NW10 - 700
ST3
M2
ELEKTRON IK
2D
Code
S/N JJMMxxxxxx
Typ 655A4200
KB Fahrgassenschaltung
NW7,5 - 200
7,5
4,5
4,5
321
B20
NW4,5 - 100
EL E K T R O N I K
2D
Code
S/N JJMM xxxxxx
Typ 65 5A42 00
KB F ahrga ssens chaltun g
NW4,5 - 150
7,5
10
10
M1
NW7,5 - 200
NW4,5 - 100
NW4,5 - 150
M1
B10
ER 10/7,5
3 2 1
3 Signal
2 GND
1 + UB
Superseal-Buchsen
S1, S8, S9, S12
JPT-Buchse
M5, PX1
1 Motor+
2 Motor-
Superseal-bussen
Superseal-bussen
S1, S8, S9, S12
JPT-bus
M5, PX1
1 Motor +
1 Motor +
2 Motor -
3 Signaal
3 Signaal
2 GND
1 +UB
- 140 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
12345 6 78910 11 13 14 15
12 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
B10
+UB
Sign.
GND
12 3
grws 0,5
GND
Sign.
+UB
B20
12 3
Motor +
Motor -
M1
12
grbl 0,5
blws 0,5
blsw 0,5
swws 0,5
gebl 0,5
gert 1,0
gesw 1,0
grbl 0,5
swws 0,5
gebl 0,5
ST3
blsw 0,5
Fahrgassen-
überwachung
links
Fahrgassen-
motor links
Fahrgassen-
überwachung
rechts
Motor +
Motor -
M2
12
grge 1,0
blgn 1,0
Fahrgassen-
motor rechts
gews 1,0
grws 0,5
blws 0,5
gert 1,0
gesw 1,0
gevi 1,0
Rijpadencontrole
Rijpadencontrole
links
Rijpadencontrole
Rijpadencontrole
rechts
Rijpadenmotor
Rijpadenmotor
rechts
Rijpadenmotor
Rijpadenmotor
links
+UB
GND
Signaal
+UB
GND
Signaal
Motor +
Motor -
Motor +
Motor -
bl... blauw
ge... geel
gn... groen
gr... grijs
rt... rood
sw... zwart
vi... violet
ws... wit
- 141 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Kabel voor hefinstallatiesignaal
12 3
16
2
5
4
3
br
bl
5 100
7
b
12 3
Krimpkous
3 - br
2 - bl
1 - vrij
Aanzicht op soldeerkant
Kleur Pool Signaal
Kleur Pool Signaal
Kleur Pool Signaal
1
2
3
br 4 Arbeidsreg.
br 4 Arbeidsreg.
br 4 Arbeidsreg.
5
6
bl 7 GND
bl 7 GND
bl 7 GND
Pen
Pen
- 142 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Accukabel
sw, ca. 6 m
sw, ca. 2 m
4
7
2
6
9
8
1
234
5
6
7
8
9
rt 2,5
sw 2,5
sw 6,0
rt 6,0
30 A 10 A
100
M8
M8
M8
M8
Terminal aansluiting
CPC; sw
Boordcomputer aansluiting
Boordcomputer aansluiting
aluminium
Aanzicht van buitenaf
Aanzicht van buitenaf
T e r m i -
nal-aan-
sluiting
Signaalweergave
Boordcom-
puter-aan-
sluiting
CPC; sw aluminium
CPC; sw aluminium
CPC; sw aluminium
Massa - kabel 1
Massa - kabel 1
9 Massa - elektronica 2
9 Massa - elektronica 2
9 Massa - elektronica 2
Voeding - kabel 3
Voeding - kabel 3
7 Voeding - elektronica 4
7 Voeding - elektronica 4
7 Voeding - elektronica 4
5
6 CAN EN (out) 6
6 CAN EN (out) 6
6 CAN EN (out) 6
8 CAN GND 7
8 CAN GND 7
8 CAN GND 7
4 CAN H (in) 8
4 CAN H (in) 8
4 CAN H (in) 8
2 CAN L (in) 9
2 CAN L (in) 9
2 CAN L (in) 9
5 CAN H (out)
5 CAN H (out)
3 CAN L (out)
3 CAN L (out)
Draadbrug
- 143 -
1500 NL_SERVICE_8622
SERVICE
NL
Trekkerkabel
1
23
4
5
6
7
8
9
UB Logik
ECU PWR
3
4
7
1
6
9
10 A
TBC RTN
TBC PWR
PWR
ECU GND
GND
UB PWR
Masse Logik
Masse PWR
bl
-
GND
UB Dauer
CAN H
CAN L
10 A
ISO
31
15/30
bl (-) br (+)
sw 1
rt
rt 4,0
bl 4,0
gnge
bl
sw 2
sw 3
ELE KT RO NIK
S/N
Typ
356B4000
JJMMxxxxxx
DC
2D
Code
ELEKTRONIK
S/N
Typ356B4000
JJMMxxxxxx
DC
2D
Cod e
2,0m
2,0m
Aanzicht op contactdoos
(van buitenaf)
Aanzicht op contactdoos
(van buitenaf)
Aanzicht op contactdoos
(van buitenaf)
UB Logica
UB Logica
UB Power
Massa Power
Massa Logica
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
AANHANGSEL
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
U maakt de beslissing ‘Original’ of ‘namaak? De beslissing wordt vaak op grond van
de prijs genomen. Een ‘goedkope aanschaf’ kan echter zeer duur worden.
Let dus bij de aanschaf op het ‘Original’ teken met het
klaverblad!
Kwaliteit en nauwkeurige pas
sing
- Bedrijfszekerheid
Betrouwbaar functioneren
Lagere levensduur
- Economisch werken
Beschikbaarheid
van de onderdelen
Het werken gaat beter
met Originele Pöttinger
onderdelen
Het origineel laat zich niet vervalsen…
- 146 -
1200_NL-ANHANGA_SICHERHEIT
AANHANGSEL -A
NL
Aanwijzingen voor veilig werken
Aanwijzingen voor veilig werken
In deze handleiding zijn alle plaatsen die
betrekking heb
ben op de vei
lig
heid met dit teken
aan
ge
ge
ven.
1.) Handleiding
a. De handleiding is een belangrijk onderdeel van de
machine.
Zorg ervoor dat de handleiding op de plaats waar de
machine wordt gebruikt altijd direct beschikbaar is.
b. Bewaar de handleiding zolang de machine in gebruik
is.
c. De handleiding moet bij verkoop of als van gebruiker
wordt gewisseld altijd samen met de machine worden
doorgegeven.
d. Zorg ervoor dat veiligheids- en gevarenaanwijzingen
aan de machine compleet zijn en dat zij leesbaar zijn.
De gevarenaanwijzingen zijn belangrijk voor veilig
gebruik van de machine en dienen dus uw eigen
veiligheid.
2.) Gekwalificeerd personeel
a. Alleen personen die de wettelijke minimumleeftijd
hebben bereikt, die fysiek en psychisch geschikt zijn
en die op de juiste manier zijn geschoold, mogen de
machine bedienen.
b. Personeel dat nog geschoold of geïnstrueerd moet
worden, of dat momenteel een algemene opleiding volgt,
mag de machine alleen bedienen onder permanent
toezicht van een ervaren persoon.
c. Test-, instel- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen
worden uitgevoerd door geautoriseerd vakpersoneel.
3.) Uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden
a. In deze handleiding zijn alleen onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden beschreven die de bestuurder
zelfstandig mag uitvoeren.
Alle andere werkzaamheden mogen alleen door een
vakmonteur worden uitgevoerd.
b. Reparaties aan de elektrische of hydraulische installatie,
aan voorgespannen veren, aan drukreservoirs
enz. vereisen voldoende kennis, voorgeschreven
gereedschappen en beschermende kleding en mogen
daarom alleen in een vakgarage worden uitgevoerd.
4.) Doelgericht gebruik
a. Zie technische gegevens.
b. Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van
de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en
on
der
houd
saan
wij
zin
gen.
5.) Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor
deze ma
chi
nes en werk
tui
gen ont
wik
keld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op
attent dat niet door ons
geleverde
onderdelen niet door ons ge
con
tro
leerd en
vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan on
der bepaalde
om
stan
dig
he
den con
struc
tie
ve
eigenschappen van Uw
ma
chi
ne negatief bei
nvloe
den. De fa
bri
kant kan niet
aansprakelijk wor
den
gesteld voor scha
de ont
staan
door het gebruik van niet
originele delen en toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren
van aan
bouw
de
len o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid
van de fabrikant uit.
6.) Beschermkappen, -beugels en
-
doeken
a. Alle beschermkappen, -beugels en
-
doeken moeten
aan de machine
gemonteerd zijn en ook intact zijn.
Re
gel
ma
ti
ge controle en ver
van
ging van versleten en
be
scha
dig
de be
scher
min
gen is noodzakelijk.
7.) Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden
begonnen wordt moet
de bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften
ver
trou
wd ma
ken. Tijdens het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het
voertuig of machine
deze op
verkeers- en
bedrijfsveiligheid controleren.
8.) Asbest
a. Bepaalde toeleveringsdelen van
het
voertuig of machine kunnen
om
technische redenen asbest
bevatten. Let op ken
te
kens die op
de onderdelen staan.
- 147 -
1200_NL-ANHANGA_SICHERHEIT
AANHANGSEL -A
NL
20%
Kg
9.) Meenemen van personen is verboden
a. Personen op of in de machine
meenemen is niet
toe
ge
staan.
b. De machine mag alleen in de voorgeschreven
trans
port
stand over openbare wegen worden vervoerd.
10.) Wegverkeer (algemeen)
a. De trekker moet voor
en achter voldoende
van bal
last
ge
wich
ten
worden voorzien om
de bestuurbaarheid
en de remkracht te
waarborgen.
(Minstens 20% van
het
leeggewicht van
het voertuig moet op
de vooras rusten).
b. De rijeigen
schap
pen worden door de weg en door
de machine beïnvloed. Rijstijl aan de omstandig
heden
aanpassen.
c. Als er eveneens een volgwagen is aan
gekoppeld, moet
bij het rijden van bo
ch
ten rekening gehouden worden met
de breedte van de machine en met eventueel uitslaan
van de machine.
d. Als met driepuntsmachines in bochten
gereden wordt
op de uit
ste
ken
de delen en op door de massakracht
doordraaiende delen letten!
11.) Algemeen
a. Voor het aankoppelen van machines in de
drie
punts
hefin
richting de hendel van de hefinrichting
in een stand blokkeren, waarin ongecontroleerd heffen
of zakken is uitgesloten.
b. Bij het aankoppelen van machines aan de
drie
punts
hefin
richting ontstaat beklemmingsgevaar.
c. In het bereik van de hefarmen bestaat een gevaar van
klemmen of knijpen.
d. Tijdens het gebruik van de bediening voor de
hefinrichting buiten de kabine, niet tussen trekker en
machine gaan staan.
e. Aftakas alleen aan- en afkoppelen als de trekkermotor
stil staat.
f. Tijdens het rijden met een geheven machine, moet
de hendel van de hefinrichting geblokkeerd zijn, om
ongecontroleerd zakken te vermijden.
g. Voor het verlaten van de trekker, moet de machine op
de grond worden gezet.
h. Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan,
zonder dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd.
(Door gebruik van de handrem en/of voorlegblokken.)
i. Bij zowel onderhouds-, schoonmaak- en reparatie-
werkzaamheden, de aandrijfmotor uitschakelen en de
aandrijfas afkoppelen.
12.) Het reinigen van de machine
a. Gebruik een hogedrukreiniger niet om gelagerde
on
der
de
len te reinigen, ook het reinigen van hydraulische
delen met een hogedrukreiniger moet worden ontraden.
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.148 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Zie gebruikershandleiding trekker
Zie prijslijst en/of gebruikershandleiding van de machines
Nameten
Driepuntsmachine of front-/driepuntscombinatie
1. Berekening van het minste frontballastgewicht
G
V min
Breng het berekende minste frontbalastgewicht, dat voor op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
Frontaanbouwmachine
2. Berekening van het minste ballastgewicht in de driepuntshefinrichting G
H min
Breng het berekende minste ballastgewicht, dat achter op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
T
L
[kg]
T
V
[kg]
V [kg]
V
T
H
[kg]
G
H
[kg]
G
V
[kg]
V [kg]
V
leeggewicht van de trekker
belasting van de voor-as bij een lege trekker
belasting van de achteras bij een lege trekker
hartafstand van de assen
totaalgewicht driepuntsmachine/driepuntsballastgewicht
totaalgewicht frontaanbouwmachine/ frontballast
afstand tussen zwaartepunt frontaanbouw
machine/frontballast en het hart van de
voor-as
afstand hart achteras tot hart hefkogel
afstand hart achteras tot hart hefkogel
hartafstand hefkogel en zwaartepunt
driepuntsmachine / driepuntsballast
a
[m]
b
[m]
c
[m]
d
[m]
2
3
1
1
1
1
1
2
2
2
3
3
1
3
2
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig
De combinatie van machines in de front en in de driepuntshefinrichting mag niet leiden tot een overschrijding van de toegestane
totaalgewichten, de toegestane asbelastingen en de maximale bandenbelasting van de trekker. De voor-as van de trekker moet alti
jd
met tenminste 20% van het ledige gewicht van de trekker belast blijven.
Overtuig u er van voor het aankopen van een machine, dat deze voorwaarden aanwezig zijn, door de volgende berekening uit te
voeren of de combinatie van trekker en werktuig(en) te wegen.
Berekening van het totaalgewicht, de asbelastingen en de belasting van de banden, als ook de minste
ballasttoevoeging
Voor de berekening hebt u de volgende gegevens nodig:
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.149 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Minste ballastgewicht
front/driepuntshef
Totaalgewicht
Voor-as belasting
Achteras belasting
Daadwerkelijke waarde
vlg. berekening
Toegestane waarde vlg.
gebruikershandleiding
Dubbele toegestane
bandenbelasting
(twee banden)
(twee banden)
Het minste ballastgewicht moet als aanbouwwerktuig of in de vorm van ballastgewichten op de trekker
worden aangebracht!
De berekende waarden moeten lager / gelijk (
) zijn aan de toegestane waarden!
) zijn aan de toegestane waarden!
3. Berekening van de daadwerkelijk voor-as belasting T
V tat
(Als het minste frontballastgewicht (G
V min
) niet wordt bereikt door het gewicht van de machine (G
V
), moet het gewicht in het front worden
V), moet het gewicht in het front worden
V
verhoogd tot de berekende waarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane voor-as belastin
g in de
tabel in.
4. Berekening van het daadwerkelijke totaalgewicht G
tat
(Als het minste ballastgewicht (G
H min
) niet wordt bereikt moet het gewicht van de driepunts-machine (G
H
) worden verhoogd tot minste
ballastgewichtswaarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane totaal-belasting
in de tabel in.
5. Berekening van de daadwerkelijke achteras belasting T
H tat
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane achteras belasti
ng in de
tabel in.
6. Bandenbelasting
Voer de dubbele waarde (twee banden) van de toegestane bandenbelasting (zie bijv. gegevens van de bandenleverancier in de tabel
in).
Tabel
ZAAITABELLEN
Zaaitabellen
Nr. 99 8611NL.40K.0
Rijenzaaimachines
VITASEM
VITASEM A
NL
Zaaitabellen
Rijenzaaimachines
VITASEM
VITASEM A
Aanwijzingen in de handleiding in acht nemen!
Vanwege verschillende duizendkorrelgewichten (TKG), ontsmettingsmiddelen en andere zaaigoedspecifieke eigenschappen geven de wa
arden in
de zaaitabel alleen indicatiewaarden aan. Een zaaigoedhoeveelheid-proef moet in elk geval worden uitgevoerd voordat met zaaien
wordt begonnen.
Belangrijke aanwijzingen!
1. Voor het vullen van de zaai-elementen moet de zaaias worden voorgedraaid;
- ca. 10 omwentelingen van de zaaias voor de eigenlijke zaaigoedhoeveelheid-proef
- bij graan ongeveer 1 stortgoot vol. Vooraf de machine exact horizontaal ten opzichte van de zaadbakbovenzijde in een rechte l
ijn brengen.
Na een traject van ca. 500 m moet ter controle een zaaigoedhoeveelheid-proef worden uitgevoerd.
2.
In bovenuitzaai, en korrelsoorten tot 3,5 mm dikte (alle graansoorten in onderuitzaai) worden principieel in bodemkleppositie '
0'
gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt als het zaaigoed in de onderuitzaai bij groot uitvallende zaaigoedpartijen spat of besc
hadigd
wordt (hoorbaar knappen).
3. Bij de bovenuitzaai, bijv. van koolzaad, wordt de afsluitschuif ingesteld afhankelijk van de stroomeigenschappen van het za
aigoed. De
noodzakelijke praktische controle van de stroomeigenschappen en de noodzakelijke instelling van de afsluitschuif is beschreven
in het hoofdstuk
'Korrelproef' in de handleiding en op blz. 2 van de zaaitabel.
4.
Wordt het koolraapzaad in onderuitzaai gezaaid, dan moet altijd de bodemkleppositie '0' worden gebruikt.
5. Vereist een zeer geringe hoeveelheid zaad een aandrijfstand van
kleiner 10
, dan met de reductie het zaaiastoerental halveren en de
aandrijfstelwaarde verdubbelen. Aansluitend opnieuw een zaaigoedhoeveelheid-proef doorvoeren!
NL
ZAAITABELLEN
- 152 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Korrelproef (voor bovenuitzaai)
Bij de bovenuitzaai moet altijd worden gelet op de juiste positie van de afsluitschuif. Deze schuifpositie is afhankelijk van d
e stroomeigenschappen
van het zaaigoed. Dit kan worden bepaald door de korrelproef.
Instellen van de juiste schuifpositie gebeurt op de volgende manier:
• Voorbereiding van de korrelproef:
- Schuif sluiten
- Zaaigoed (koolzaad) in de zaadbak doen
- Stortgoten op de zaadgeleidingsrail plaatsen (zie 'Legen' blz. 8)
- Afsluitschuif in positie 'a' vastzetten
- Bodemklep blijft in positie '0'! .
- ten minste 10 zaaiasomwentelingen voordraaien
• Uitvoering van de korrelproef:
Bij één of meerdere afvoeropeningen moeten de korrels worden opgevangen, terwijl met de handkruk zolang wordt gedraaid, tot de
zaaias
precies een omwenteling heeft uitgevoerd.
De juiste schuifpositie is bereikt, als bij een zaaiasomwenteling 36 +/- 4 korrels per afvoeropening naar buiten komen.
Worden in schuifpositie "a” meer dan 40 korrels per zaaiasomwenteling geteld, dan is het zaaigoed niet geschikt voor bovenuit
zaai.
Worden minder dan 32 korrels per zaaiasomwenteling geteld, dan moeten de afsluitschuiven in de volgend - grotere schuifpositie
(eerst 'b', dan 'c' of 'd') worden vastgezet.
• Belangrijke aanwijzingen
- Na iedere verandering van de schuifpositie moeten opnieuw ten minste 10 zaaiasomwentelingen worden voorgedraaid!
- De korrelproef moet ook tijdens de werkzaamheden worden uitgevoerd, om te garanderen dat de bovenuitzaai juist functioneert.
Soms veroorzaken
dichtgeslibde schepcellen een verlaging van de uitzaaihoeveelheid. Dan moeten de schepcellen met een borstel worden gereinigd!
verstopte
verstopte
schepcellen
schepcellen
schepcellen
Zaaigoed
Zaaigoed
in
in
schepcellen
schepcellen
NL
ZAAITABELLEN
- 153 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Positie van de afsluitschuivers:
1. voor bovenuitzaai
2. voor onderuitzaai
NL
ZAAITABELLEN
- 154 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (normale dosering)
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
Zaaigoed Gerst Tarwe, rogge, triticale
Zaaigoed Gerst Tarwe, rogge, triticale
Zaaigoed Gerst Tarwe, rogge, triticale
Doseringsmethode
Onderuitzaai / normaal
zaaien
Onderuitzaai / normaal
zaaien
Bodemkleppositie
0 0
0 0
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Hulpas 1 / 1 1 / 1
Hulpas 1 / 1 1 / 1
Hulpas 1 / 1 1 / 1
Extra onderdelen
Pendelas uit
Roeras indien nodig
Pendelas uit
Roeras indien nodig
Rijenafstand [cm]
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
Aandrijfstand
5
10
15
20
25
91 87
91 87
30
93 89 110 106 88
93 89 110 106 88
93 89 110 106 88
93 89 110 106 88
93 89 110 106 88
93 89 110 106 88
35
109 105 128 123 102
109 105 128 123 102
109 105 128 123 102
109 105 128 123 102
109 105 128 123 102
109 105 128 123 102
40
124 119 99 146 140 117
124 119 99 146 140 117
124 119 99 146 140 117
124 119 99 146 140 117
124 119 99 146 140 117
124 119 99 146 140 117
45
140 134 112 164 157 131
140 134 112 164 157 131
140 134 112 164 157 131
140 134 112 164 157 131
140 134 112 164 157 131
140 134 112 164 157 131
50
158 152 126 183 176 146
158 152 126 183 176 146
158 152 126 183 176 146
158 152 126 183 176 146
158 152 126 183 176 146
158 152 126 183 176 146
55
171 164 137 201 193 161
171 164 137 201 193 161
171 164 137 201 193 161
171 164 137 201 193 161
171 164 137 201 193 161
171 164 137 201 193 161
60
187 180 150 219 210 175
187 180 150 219 210 175
187 180 150 219 210 175
187 180 150 219 210 175
187 180 150 219 210 175
187 180 150 219 210 175
65
202 162 237 228 190
202 162 237 228 190
202 162 237 228 190
202 162 237 228 190
202 162 237 228 190
202 162 237 228 190
70
174 204
174 204
174 204
174 204
75
186 219
186 219
186 219
186 219
80
199 233
199 233
199 233
199 233
85
90
95
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden.
De exacte uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een afdraaiproef.
NL
ZAAITABELLEN
- 155 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (normale dosering)
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
Zaaigoed Haver Erwten
Zaaigoed Haver Erwten
Zaaigoed Haver Erwten
Doseringsmethode
Onderuitzaai / normaal
zaaien
Onderuitzaai / normaal
zaaien
Bodemkleppositie
0
4 of 5
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Hulpas 1 / 1 1 / 1
Hulpas 1 / 1 1 / 1
Hulpas 1 / 1 1 / 1
Extra onderdelen
Pendelas uit
Roeras indien nodig
Pendelas uit
Roeras indien nodig
Rijenafstand [cm]
12 12,5 15 12 12,5 17
12 12,5 15 12 12,5 17
12 12,5 15 12 12,5 17
12 12,5 15 12 12,5 17
12 12,5 15 12 12,5 17
12 12,5 15 12 12,5 17
Aandrijfstand
5
10
102 98
102 98
15
153 147 122
153 147 122
153 147 122
20
204 196 163
204 196 163
204 196 163
25
255 245 205
255 245 205
255 245 205
30
306 294 245
306 294 245
306 294 245
35
78 75 357 343 286
78 75 357 343 286
78 75 357 343 286
78 75 357 343 286
78 75 357 343 286
78 75 357 343 286
40
89 85 408 392 326
89 85 408 392 326
89 85 408 392 326
89 85 408 392 326
89 85 408 392 326
89 85 408 392 326
45
100 96 460 442 367
100 96 460 442 367
100 96 460 442 367
100 96 460 442 367
100 96 460 442 367
100 96 460 442 367
50
111 107 89 510 490 408
111 107 89 510 490 408
111 107 89 510 490 408
111 107 89 510 490 408
111 107 89 510 490 408
111 107 89 510 490 408
55
122 117 98
122 117 98
122 117 98
60
134 129 107
134 129 107
134 129 107
65
145 139 116
145 139 116
145 139 116
70
156 150 125
156 150 125
156 150 125
75
167 160 134
167 160 134
167 160 134
80
143
85
152
90
95
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden.
De exacte uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een afdraaiproef.
NL
ZAAITABELLEN
- 156 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (normale dosering)
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
Zaaigoed
Gras
Phacelia
Doseringsmethode
Onderuitzaai - normaal
zaaien
Onderuitzaai /
Fijnzaad
Bodemkleppositie
0 0
0 0
Schuifpositie
volledig geopend
volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Hulpas 1 / 1 1 / 1
Hulpas 1 / 1 1 / 1
Hulpas 1 / 1 1 / 1
Extra onderdelen
Draaiende roeras 'uit'
Roervinger verticaal
positioneren.
Pendelas indien nodig
Pendelas of roeras 'uit'
Rijenafstand [cm]
12 12,5 15 12 12,5 17
12 12,5 15 12 12,5 17
12 12,5 15 12 12,5 17
12 12,5 15 12 12,5 17
12 12,5 15 12 12,5 17
12 12,5 15 12 12,5 17
Aandrijfstand
5
10 10 8
10 10 8
10 10 8
10
20 19 16
20 19 16
20 19 16
15
30 29 24
30 29 24
30 29 24
20
40 38 32
40 38 32
40 38 32
25
50 48 40
50 48 40
50 48 40
30
60 58 48
60 58 48
60 58 48
35
71 68 57
71 68 57
71 68 57
40
81 78 65
81 78 65
81 78 65
45
9,6 9,2
9,6 9,2
50
10,7 10,3
10,7 10,3
55
12 11,5 9,4
12 11,5 9,4
12 11,5 9,4
60
12,9 12,4 10,3
12,9 12,4 10,3
12,9 12,4 10,3
65
13,9 13,3 11,1
13,9 13,3 11,1
13,9 13,3 11,1
70
15 14,4 12,0
15 14,4 12,0
15 14,4 12,0
75
16,1 15,5 12,9
16,1 15,5 12,9
16,1 15,5 12,9
80
17,1 16,4 13,7
17,1 16,4 13,7
17,1 16,4 13,7
85
18,2 17,5 14,6
18,2 17,5 14,6
18,2 17,5 14,6
90
19,3 18,5 15,4
19,3 18,5 15,4
19,3 18,5 15,4
95
20,4 19,6 16,3
20,4 19,6 16,3
20,4 19,6 16,3
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden.
De exacte uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een afdraaiproef.
NL
ZAAITABELLEN
- 157 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (normale dosering)
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
Zaaigoed Koolzaad Koolzaad (TKG 5g)
Zaaigoed Koolzaad Koolzaad (TKG 5g)
Zaaigoed Koolzaad Koolzaad (TKG 5g)
Doseringsmethode
Onderuitzaai /
Fijnzaad
Bovenuitzaai /
Fijnzaad
Bodemkleppositie
0 0
0 0
Schuifpositie
volledig geopend
a-d
Draairichting zaaias Onderuitzaai Bovenuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Bovenuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Bovenuitzaai
Hulpas 1 / 2 1 / 1 Bovenuitzaai
Hulpas 1 / 2 1 / 1 Bovenuitzaai
Hulpas 1 / 2 1 / 1 Bovenuitzaai
Extra onderdelen
Pendelas of roeras 'uit' Pendelas of roeras 'uit'
Pendelas of roeras 'uit' Pendelas of roeras 'uit'
Rijenafstand [cm]
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
Aandrijfstand
5
10
1,0 1,0
1,0 1,0
15
1,5 1,4 1,2
1,5 1,4 1,2
1,5 1,4 1,2
20
2,0 1,9 1,6 1,2 1,1 0,9
2,0 1,9 1,6 1,2 1,1 0,9
2,0 1,9 1,6 1,2 1,1 0,9
2,0 1,9 1,6 1,2 1,1 0,9
2,0 1,9 1,6 1,2 1,1 0,9
2,0 1,9 1,6 1,2 1,1 0,9
25
2,5 2,4 2,0 1,5 1,4 1,1
2,5 2,4 2,0 1,5 1,4 1,1
2,5 2,4 2,0 1,5 1,4 1,1
2,5 2,4 2,0 1,5 1,4 1,1
2,5 2,4 2,0 1,5 1,4 1,1
2,5 2,4 2,0 1,5 1,4 1,1
30
3,0 2,9 2,4 1,8 1,7 1,4
3,0 2,9 2,4 1,8 1,7 1,4
3,0 2,9 2,4 1,8 1,7 1,4
3,0 2,9 2,4 1,8 1,7 1,4
3,0 2,9 2,4 1,8 1,7 1,4
3,0 2,9 2,4 1,8 1,7 1,4
35
3,5 3,4 2,8 2,0 1,9 1,6
3,5 3,4 2,8 2,0 1,9 1,6
3,5 3,4 2,8 2,0 1,9 1,6
3,5 3,4 2,8 2,0 1,9 1,6
3,5 3,4 2,8 2,0 1,9 1,6
3,5 3,4 2,8 2,0 1,9 1,6
40
4,0 3,8 3,2 2,3 2,2 1,8
4,0 3,8 3,2 2,3 2,2 1,8
4,0 3,8 3,2 2,3 2,2 1,8
4,0 3,8 3,2 2,3 2,2 1,8
4,0 3,8 3,2 2,3 2,2 1,8
4,0 3,8 3,2 2,3 2,2 1,8
45
4,5 4,3 3,6 2,6 2,5 2,0
4,5 4,3 3,6 2,6 2,5 2,0
4,5 4,3 3,6 2,6 2,5 2,0
4,5 4,3 3,6 2,6 2,5 2,0
4,5 4,3 3,6 2,6 2,5 2,0
4,5 4,3 3,6 2,6 2,5 2,0
50
5,0 4,8 4,0 2,9 2,8 2,3
5,0 4,8 4,0 2,9 2,8 2,3
5,0 4,8 4,0 2,9 2,8 2,3
5,0 4,8 4,0 2,9 2,8 2,3
5,0 4,8 4,0 2,9 2,8 2,3
5,0 4,8 4,0 2,9 2,8 2,3
55
5,5 5,3 4,4 3,2 3,0 2,5
5,5 5,3 4,4 3,2 3,0 2,5
5,5 5,3 4,4 3,2 3,0 2,5
5,5 5,3 4,4 3,2 3,0 2,5
5,5 5,3 4,4 3,2 3,0 2,5
5,5 5,3 4,4 3,2 3,0 2,5
60
6 5,8 4,8 3,5 3,3 2,7
6 5,8 4,8 3,5 3,3 2,7
6 5,8 4,8 3,5 3,3 2,7
6 5,8 4,8 3,5 3,3 2,7
6 5,8 4,8 3,5 3,3 2,7
6 5,8 4,8 3,5 3,3 2,7
65
5,2 3,8 3,6 2,9
5,2 3,8 3,6 2,9
5,2 3,8 3,6 2,9
5,2 3,8 3,6 2,9
70
5,6 4,1 3,9 3,2
5,6 4,1 3,9 3,2
5,6 4,1 3,9 3,2
5,6 4,1 3,9 3,2
75
6 4,4 4,1 3,4
6 4,4 4,1 3,4
6 4,4 4,1 3,4
6 4,4 4,1 3,4
80
4,7 4,4 3,6
4,7 4,4 3,6
4,7 4,4 3,6
85
3,8
90
95
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden.
De exacte uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een afdraaiproef.
NL
ZAAITABELLEN
- 158 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (normale dosering)
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
Zaaigoed Mosterd Spelt
Zaaigoed Mosterd Spelt
Zaaigoed Mosterd Spelt
Doseringsmethode
Onderuitzaai /
Fijnzaad
Onderuitzaai
Bodemkleppositie
0 2
0 2
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Hulpas 1 / 1 1/1
Hulpas 1 / 1 1/1
Hulpas 1 / 1 1/1
Extra onderdelen
Pendelas of roeras 'uit'
Roeras indien nodig
Rijenafstand [cm]
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
12 12,5 15 12 12,5 15
Aandrijfstand
5
10
15
20
25
30
6,8 6,5
6,8 6,5
35
7,9 7,6 6,3
7,9 7,6 6,3
7,9 7,6 6,3
7,9 7,6 6,3
40
9,1 8,7 7,3
9,1 8,7 7,3
9,1 8,7 7,3
45
10,2 9,8 8,2
10,2 9,8 8,2
10,2 9,8 8,2
10,2 9,8 8,2
50
11,3 10,8 9,1
11,3 10,8 9,1
11,3 10,8 9,1
55
12,5 12,0 10,0
12,5 12,0 10,0
12,5 12,0 10,0
12,5 12,0 10,0
60
13,6 13,1 10,9 142
13,6 13,1 10,9 142
13,6 13,1 10,9 142
13,6 13,1 10,9 142
65
14,7 14,1 11,8 154
14,7 14,1 11,8 154
14,7 14,1 11,8 154
14,7 14,1 11,8 154
14,7 14,1 11,8 154
148
70
15,9 15,3 12,7 166
15,9 15,3 12,7 166
15,9 15,3 12,7 166
15,9 15,3 12,7 166
159
75
17 16,3 13,6 178
17 16,3 13,6 178
17 16,3 13,6 178
17 16,3 13,6 178
17 16,3 13,6 178
170 142
170 142
80
18,1 17,4 14,5 189
18,1 17,4 14,5 189
18,1 17,4 14,5 189
18,1 17,4 14,5 189
182 152
182 152
85
19,3 18,5 15,4 201
19,3 18,5 15,4 201
19,3 18,5 15,4 201
19,3 18,5 15,4 201
19,3 18,5 15,4 201
193 161
193 161
90
20,4 19,6 16,3
20,4 19,6 16,3
20,4 19,6 16,3
205 170
205 170
95
17,2
180
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn
richtwaarden. De exacte uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een
afdraaiproef.
Koolzaad (normale dosering)
Bovenuitzaai
Bodemkleppositie 0
Schuifpositie
a Voor zeer goed stromend zaaigoed en bij vibraties ten gevolge
van bodems met veel kluiten en/of stenen of schok-
overbrenging van bodembewerkingsmachines
b Voor zeer goed stromend zaaigoed (geïncrusteerd, naturel)
c Voor normaal stromend zaaigoed (bepoederd, schoonwrijflabiel)
d Voor slecht stromend zaaigoed (duizendkorrelgewicht>6g)
Rijsnelheid bij hellingen vanaf 15% max. 3,5km/h
* Het is raadzaam om een max. rijsnelheid van 6 km/h niet te overschrijden.
Belangrijk:
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden.
De exacte uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een zaaigoedhoeveelheid-proef (= kalibratie)
Aandrijfstand
max. rijsnelheid
theor. ingestelde
zaai
af
stand
kg / ha K / m
2
Rijenafstand 12 cm
Duizendkorrelgewicht = 5 g
kg / ha K / m
2
Rijenafstand 12,5 cm
kg / ha K / m
2
Rijenafstand 12 cm
Duizendkorrelgewicht = 4 g
kg / ha K / m
2
Rijenafstand 12,5 cm
Uitzaaihoeveelheid
80
70
60
50
40
30
20
8,8
10
11,8
14,1
17,8
23,5
35,5
5,5
6,2
7,3*
8,7*
8,7*
8,7*
8,7*
4,73
4,17
3,53
2,96
2,34
1,77
1,17
95
83
71
59
47
35
23
4,55
4,00
3,39
2,84
2,25
1,70
1,13
91
80
68
57
45
34
23
3,79
3,33
2,82
2,36
1,87
1,42
0,94
95
83
71
59
47
35
23
91
80
68
57
45
34
23
3,64
3,20
2,71
2,27
1,80
1,36
0,90
kg / ha K / m
kg / ha K / m
kg / ha K / m
kg / ha K / m
(cm) (km/h)
(cm) (km/h)
NL
ZAAITABELLEN
- 160 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering)
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
Zaaigoed Tarwe Gerst
Zaaigoed Tarwe Gerst
Zaaigoed Tarwe Gerst
Doseringsmethode
Onderuitzaai /
Normaal zaaien
Onderuitzaai /
Normaal zaaien
Bodemkleppositie 0 0
Bodemkleppositie 0 0
Bodemkleppositie 0 0
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Extra onderdelen
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Aandrijfstand
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
43 - 92
36 - 77
16 - 57
14 - 47
44 - 93
36 - 77
16 - 57
14 - 47
107 - 230
90 - 192
40 - 142
34 - 118
108 - 232
90 - 193
41 - 142
34 - 119
239 - 513
199 - 427
90 - 315
75 - 263
241 - 516
201 - 430
90 - 317
75 - 264
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden. De exacte
uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een afdraaiproef.
NL
ZAAITABELLEN
- 161 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering)
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
Zaaigoed Rogge Triticale
Zaaigoed Rogge Triticale
Zaaigoed Rogge Triticale
Doseringsmethode
Onderuitzaai /
Normaal zaaien
Onderuitzaai /
Normaal zaaien
Bodemkleppositie 0 0
Bodemkleppositie 0 0
Bodemkleppositie 0 0
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Extra onderdelen
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Aandrijfstand
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
44 - 93
37 - 78
17 - 57
14 - 48
48 - 101
40 - 84
18 - 62
15 - 52
109 - 233
91 - 194
41 - 144
34 - 120
118 - 253
98 - 211
44 - 156
37 - 130
243 - 520
202 - 433
91 - 320
76 - 267
263 - 563
219 - 469
99 - 346
82 - 289
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden. De exacte
uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een afdraaiproef.
NL
ZAAITABELLEN
- 162 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering)
Zaaigoed Haver Erwten
Zaaigoed Haver Erwten
Zaaigoed Haver Erwten
Doseringsmethode
Onderuitzaai /
Normaal zaaien
Onderuitzaai /
Normaal zaaien
Bodemkleppositie 0 4 of 5
Bodemkleppositie 0 4 of 5
Bodemkleppositie 0 4 of 5
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Extra onderdelen
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Aandrijfstand
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
--------
36 - 76
30 - 63
13 - 47
11 - 39
134 -284
112 - 237
50 - 175
42 - 146
88 - 189
74 - 158
33 - 117
28 - 97
331 - 710
276 - 592
124 - 437
104 - 364
197 - 422
164 - 352
74 - 260
62 - 216
-
615 -
277 -
231 -
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden. De exacte
uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een afdraaiproef.
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
NL
ZAAITABELLEN
- 163 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering)
Zaaigoed Gras Soja
Zaaigoed Gras Soja
Zaaigoed Gras Soja
Doseringsmethode
Onderuitzaai /
Normaal zaaien
Onderuitzaai /
Normaal zaaien
Bodemkleppositie 0 0
Bodemkleppositie 0 0
Bodemkleppositie 0 0
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Extra onderdelen
draaiende roeras 'uit';
Roervinger verticaal positioneren;
Pendelas indien nodig
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Aandrijfstand
12,1 - 25,9
10,1 - 21,6
4,5 - 15,9
3,8 - 13,3
-
-
-
-
27 - 57
22 - 47
10 - 35
8 - 29
96 - 202
80 - 168
36 - 124
30 - 104
66 - 142
55 - 119
25 - 88
21 - 73
236 - 506
197 - 421
88 - 311
74 - 259
148 -317
123 - 265
55 - 195
46 - 163
-
438 -
197 -
164 -
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden. De exacte
uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een afdraaiproef.
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
NL
ZAAITABELLEN
- 164 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering)
Zaaigoed Paardenbonen Koolzaad
Zaaigoed Paardenbonen Koolzaad
Zaaigoed Paardenbonen Koolzaad
Doseringsmethode
Onderuitzaai /
Normaal zaaien
Onderuitzaai /
Fijnzaad
Bodemkleppositie 4 of 5 0
Bodemkleppositie 4 of 5 0
Bodemkleppositie 4 of 5 0
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Extra onderdelen
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Aandrijfstand
57,6 - 123,5
48 - 102,9
21,6 - 76
18 - 63,3
1,5 - 3,2
1,2 - 2,6
0,6 - 1,9
0,5 - 1,6
128 - 271
107 - 226
48 - 167
40 - 139
3,3 - 6,9
2,7 - 5,8
1,2 - 4,3
1,0 - 3,6
317 - 679
264 - 566
119 - 418
99 - 348
8,1 - 17,4
6,8 - 14,5
3,0 - 10,7
2,5 - 8,9
588 -
265 -
221 -
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden. De exacte
uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een afdraaiproef.
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
NL
ZAAITABELLEN
- 165 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering)
Zaaigoed Mosterd Maanzaad
Zaaigoed Mosterd Maanzaad
Zaaigoed Mosterd Maanzaad
Doseringsmethode
Onderuitzaai /
Fijnzaad
Onderuitzaai /
Fijnzaad
Bodemkleppositie 0 0
Bodemkleppositie 0 0
Bodemkleppositie 0 0
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai Onderuitzaai
Extra onderdelen
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13 3-8 8-13
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15 12,5 15 12,5 15
Aandrijfstand
1,7 - 3,7
1,4 - 3,1
0,6 - 2,3
0,5 - 1,9
1,4 - 2,9
1,1 - 2,5
0,5 - 1,8
0,4 - 1,5
3,8 - 8,1
3,2 - 6,8
1,4 - 5,0
1,2 - 4,2
3,1 - 6,5
2,6 - 5,4
1,1 - 4,0
1,0 - 3,3
9,5 - 20,3
7,9 - 16,9
3,6 - 12,5
3,0 - 10,4
7,6 - 16,2
6,3 - 13,5
2,8 - 10,0
2,4 - 8,3
21,1 - 45,3
17,6 - 37,7
7,9 - 27,9
6,6 - 23,2
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven zijn richtwaarden. De exacte
uitzaaihoeveelheid kan alleen worden bepaald door een afdraaiproef.
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
NL
ZAAITABELLEN
- 166 -
1501-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM (elektrische dosering)
Zaaigoed Phacelia
Zaaigoed Phacelia
Doseringsmethode
Onderuitzaai /
Fijnzaad
Bodemkleppositie 0
Bodemkleppositie 0
Schuifpositie volledig geopend
Schuifpositie volledig geopend
Draairichting zaaias Onderuitzaai
Draairichting zaaias Onderuitzaai
Extra onderdelen
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13
Arbeidssnelheid (km/h) 3-8 8-13
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15
Rijenafstand (cm) 12,5 15 12,5 15
Aandrijfstand
1,5 - 3,3
1,3 - 2,8
0,6 - 2,0
0,5 - 1,7
3,4 - 7,3
2,9 - 6,1
1,3 - 4,5
1,1 - 3,7
8,5 - 18,2
7,1 - 15,2
3,2 - 11,2
2,7 - 9,3
18,9 - 40,6
15,8 - 33,8
7,1 - 25,0
5,9 - 20,8
De uitzaaihoeveelheden in kg/ha die in de zaaitabel zijn weergegeven
zijn richtwaarden. De exacte uitzaaihoeveelheid kan alleen worden
bepaald door een afdraaiproef.
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden altijd met de bodemkleppositie '0' gezaaid.
De bodemkleppositie '1' wordt gebruikt bij zaden groter dan 3.5 mm, als het zaaigoed opspat of beschadigd (hoorbaar knappen) r
aakt.
Firmanaam en adres van de producent:
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
AT - 4710 Grieskirchen
Machine (vervangbare uitrusting)
:
Zaaimachine
Type
Serienummer
De producent verklaart uitdrukkelijk dat de machine overeenkomt met alle desbetreffende
bepalingen van de volgende EG-richtlijn:
Machines 2006/42/EG
Bovendien wordt de overeenstemming met de volgende andere EG-richtlijnen en/of
desbetreffende bepalingen verklaard
Vindplaats van de toegepaste geharmoniseerde normen:
EN 14018 EN ISO 12100
Vindplaats van de toegepaste overige technische normen en/of specificaties:
Documentatiegemachtigde:
Franz Stadlbauer
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
EG-conformiteitsverklaring
Originele conformiteitsverklaring
Markus Baldinger,
Bedrijfsleiding F&E
Grieskirchen, 01.08.2016
Jörg Lechner,
Bedrijfsleiding Productie
VITASEM 302 ADD VITASEM 402 ADD
8632 8633
A empresa PÖTTINGER Landtechnik GmbH
esforçase continuamente por melhorar os
seus produtos, adaptando-os à evolução
técnica.
Por este motivo, reservamonos o direito de modificar
as figuras e as descrições constantes no presente
manual, sem incorrer na obrigação de modificar
máquinas já fornecidas.
As características técnicas, as dimensões e os pesos
não são vinculativos.
A reprodução ou a tradução do presente manual de
instruções, seja ela total ou parcial, requer a autorização
por escrito da
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Todos os direitos estão protegidos pela lei da prop-
riedade intelectual.
Im Zuge der technischen Wei
ter
ent
wick
lung
arbeitet die PÖTTINGER Landtechnik
Im Zuge der technischen Wei
arbeitet die PÖTTINGER Landtechnik
Im Zuge der technischen Wei
lung
arbeitet die PÖTTINGER Landtechnik
lung
GmbH stän
dig an der Verbesserung ih
rer
Pro
duk
te.
Änderungen ge
gen
über den Ab
bil
dun
gen und
Be
schrei
bun
gen dieser Be
triebs
an
lei
tung müs
sen wir
uns darum vorbehalten, ein Anspruch auf Än
de
run
gen
an bereits aus
ge
lie
fer
ten Ma
schi
nen kann daraus nicht
ab
ge
lei
tet werden.
Technische Angaben, Maße und Ge
wich
te sind
un
ver
bind
lich. Irrtümer vor
be
hal
ten.
Nachdruck oder Übersetzung, auch aus
zugs
wei
se,
nur mit schriftlicher Ge
neh
mi
gung der
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle Rechte nach dem Gesetz des Ur
he
ber
recht
vor
be
hal
ten.
La société PÖTTINGER Landtechnik GmbH
améliore constamment ses produits grâce
au progrès technique.
C'est pourquoi nous nous réser-vons le droit de
modifier descriptions et illustrations de cette notice
d'utilisation, sans qu'on en puisse faire découler un
droit à modifications sur des machines déjà livrées.
Caractéristiques techniques, dimensions et poids sont
sans engagement. Des erreurs sont possibles.
Copie ou traduction, même d'extraits, seulement avec
la permission écrite de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Tous droits réservés selon la réglementation des
droits d'auteurs.
Following the policy of the PÖTTINGER
Landtechnik GmbH to improve their products
as technical developments continue,
PÖTTINGER reserve the right to make alterations which
must not necessarily correspond to text and illustrations
contai-ned in this publication, and without incurring
obligation to alter any machines previously delivered.
Technical data, dimensions and weights are given as
an indication only. Responsibility for errors or omissions
not accepted.
Reproduction or translation of this publication, in whole
or part, is not permitted without the written consent of the
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
All rights under the provision of the copyright Act are
reserved.
PÖTTINGER Landtechnik GmbH werkt
permanent aan de verbetering van hun
producten in het kader van hun technische
ontwikkelingen. Daarom moeten wij ons
veranderingen van de afbeeldingen en beschrijvingen
van deze gebruiksaanwijzing voorbehouden, zonder
dat daaruit een aanspraak op veranderingen van reeds
geieverde machines kan worden afgeleid.
Technische gegevens, maten en gewichten zijn niet
bindend. Vergissingen voorbehouden.
Nadruk of vertaling, ook gedeeltelijk, slechts met
schriftelijke toestemming van
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle rechten naar de wet over het auteursrecht voor-
behouden.
La empresa PÖTTINGER Landtechnik
GmbH se esfuerza contínuamente en
la mejora constante de sus productos,
adaptándolos a la evolución técnica. Por ello
nos vemos obligados a reservarnos todos los derechos
de cualquier modificación de los productos con relación
a las ilustraciones y a los textos del presente manual,
sin que por ello pueda ser deducido derecho alguno a
la modificación de máquinas ya suministradas.
Los datos técnicos, las medidas y los pesos se
entienden sin compromiso alguno.
La reproducción o la traducción del presente manual
de instrucciones, aunque sea tan solo parcial, requiere
de la autorización por escrito de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Todos los derechos están protegidos por la ley de la
propiedad industrial.
La PÖTTINGER Landtechnik GmbH è
costantemente al lavoro per migliorare i suoi
prodotti mantenendoli aggiornati rispetto allo
sviluppo della tecnica.
Per questo motivo siamo costretti a riservarci la facoltà
di apportare eventuali modifiche alle illustrazioni e alle
descrizioni di queste istruzioni per l’uso. Allo stesso
tempo ciò non comporta il diritto di fare apportare
modifiche a macchine già fornite.
I dati tecnici, le misure e i pesi non sono impegnativi. Non
rispondiamo di eventuali errori. Ristampa o traduzione,
anche solo parziale, solo dietro consenso scritto della
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Ci riserviamo tutti i diritti previsti dalla legge sul diritto
d’autore.
GB
GB
I
P
NL
NL
D
E
F
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Servicecenter Landsberg
Spöttinger-Straße 24
Postfach 1561
D-86 899 LANDSBERG / LECH
Telefon:
Ersatzteildienst: +49 8191 9299 - 166 od. 169
Kundendienst: +49 8191 9299 - 130 od. 231
Telefax: +49 8191 59656
e-Mail: landsberg@poettinger.at
e-Mail: landsberg@poettinger.at
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Telefon: +43 7248 600-0
Telefax: +43 7248 600-2513
e-Mail: info@poettinger.at
e-Mail: info@poettinger.at
Internet: http://www.poettinger.at
Internet: http://www.poettinger.at
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Verkaufs- und Servicecenter Recke
Steinbecker Strasse 15
D-49509 Recke
Telefon: +49 5453 9114-0
Telefax: +49 5453 9114-14
e-Mail: recke@poettinger.at
e-Mail: recke@poettinger.at
PÖTTINGER France S.A.R.L.
129 b, la Chapelle
F-68650 Le Bonhomme
Tél.: +33 (0) 3 89 47 28 30
Tél.: +33 (0) 3 89 47 28 30
e-Mail: france@poettinger.at
e-Mail: france@poettinger.at
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169

Pottinger VITASEM 302 ADD Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor