Pottinger TRUBODRILL T 602 F Handleiding

Type
Handleiding
Handleiding
NL
+ INSTRUCTIES VOOR DE OVERDRACHT VAN MACHINES . . . pagina 3
"Vertaling van de originele handleiding" Nr.
Rijenzaaimachine
99 8548.NL.80K.0
AEROSEM F 5000
Type 8547 : + . . . 01001)
AEROSEM F 6000
Type 8548 : + . . . 01001
ALLG./BA SEITE 2 / 0000-NL
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines een
handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de veiligheids- en de
onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de
fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een machine ontstaat,
die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van
EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht dient de
handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden gewezen.
NL Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan ook dat U voor
het merk Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit en capaciteit,
gekoppeld aan een goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandigheden waaronder
de machine wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe machines te
kunnen ontwikkelen, verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst gericht over nieuwe
ontwikkelingen te informeren.
Pöttinger-nieuwsbrief
www.poettinger.at/nl/newsletter
Actuele vakinformatie, nuttige links en ontspanning
Document D
NL-0600 Dokum D Anbaugeräte
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
T Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd. Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas, veiligheidsinrichtingen en
handleidingen zijn aanwezig.
T De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding met de gebruiker
besproken en uitgelegd.
T Bandenspanning gecontroleerd
T Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
T Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
T Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel aangepast: Driepuntsbevestiging
T Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
T Proefgedraaid met de machine en geen gebreken geconstateerd.
T Tijdens het proefdraaien de werking van de machine uitgelegd.
T Het zwenken in werk- en transportstand uitgelegd.
T Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
T Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de handleiding goed te lezen.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
T
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
0800_NL-INHALT_8548
INHOUDSOPGAVE NL
Inhoudsopgave
AANBOUW AAN DE TRACTOR
Houders aan de tractor.............................................. 5
Montage van de slangen ........................................... 5
Fronttank - aanbouw: ................................................ 6
Aanbouw van de zaairail ............................................ 6
Aanbouw elektronische regeling................................ 7
Transportpositie en arbeidspositie ............................ 7
Algemene aanwijzingen bij het transport over de
weg ............................................................................ 8
Voorzichtig bij draaimanoeuvres op een helling! ....... 8
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(ABDREHEN)
Beschrijving van een doseereenheid ......................... 9
Hoeveelheid zaad per hectare instellen ..................... 9
GEBRUIK OP HET VELD
Spoortrekker ............................................................ 13
Verdeler .................................................................... 14
Rijpaden ................................................................... 14
Spoorwiel en impulsgever ....................................... 15
Rijpaden-markering 1) ............................................. 15
Kouterdruk / zaaidiepte instellen ............................. 15
Instellen van de kouterrail ........................................ 15
Kouterwisselsysteem ............................................... 16
Tandsoorten ............................................................. 17
Tips voor gebruik (korte handleiding) ...................... 18
ISOBUS - TERMINAL
Ingebruikname van de regeling ............................... 19
Menupunten in het startmenu ................................. 19
Instellen van de regeling .......................................... 20
Werken met de regeling ........................................... 28
Zaai-menu................................................................ 30
Automatische functies ............................................. 31
Bedrijfsgegevens ..................................................... 32
Diagnose-menu ....................................................... 33
Alarm- en waarschuwings-meldingen ..................... 35
Joystick - Bezetting zaaimachine ............................ 36
Instellen van de joystick .......................................... 36
Gebruik van de tractorgegevens ............................. 37
Basisinstelling .......................................................... 38
Controleren voor instelling! ...................................... 38
Standaardhydrauliek ventilatoraandrijving .............. 39
Hydr. Ventilatoraandrijving met Load Sensing
aansturing ................................................................ 40
ONDERHOUD
Veiligheidsaanwijzing ............................................... 41
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud ......... 41
Reinigen van machinedelen ..................................... 41
In de openlucht laten staan ..................................... 41
Overwinteren ........................................................... 41
Aftakassen ............................................................... 41
Hydrauliekinstallatie ................................................. 41
Onderhoudsaanwijzingen ........................................ 42
Radar-sensor ........................................................... 43
Uitrustingsvarianten ................................................. 44
Gebruik conform bestemming van de machine ...... 44
Plaats van het typeplaatje ....................................... 44
Technische gegevens .............................................. 45
MULTITRONIC
POWER CONTROL - AANSTURING
Schaltpult ................................................................. 60
In gebruik nemen van de besturing ......................... 60
Betekenis van de toetsen ........................................ 60
Bedieningsdeel inschakelen .................................... 61
Systeem-nieuwstart ................................................. 61
Voorgeprogrammeerde standaardwaarden ............. 61
Menu-basisinstelling ................................................ 62
Hoofdmenu .............................................................. 63
Zaadmenu ................................................................ 64
Afdraaimenu (Calibreren) ......................................... 65
Hectareteller ............................................................ 67
Elektronische Zaadhoeveelheidverstelling .............. 68
Rijpadenschakeling ................................................. 69
Rijpadenteller ........................................................... 70
Stotterschakeling ..................................................... 70
Controlefuncties ...................................................... 71
Alarmering ............................................................... 72
Sensortest ............................................................... 73
AANHANGSEL
Aanwijzingen voor veilig werken .............................. 76
Aftakas ..................................................................... 77
Smeerschema .......................................................... 79
ZAAITABEL
Aerosem 300, 3000, Terrasem 3000, 3000 T ........... 80
Aerosem 300, 3000, Terrasem 3000, 3000 T ........... 81
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig ......... 82
NL
- 5 -
0900-NL ANBAU_8548
AANBOUW AAN DE TRACTOR
Let er bij het plaatsen van de leidingen op dat het
heffen/neerlaten van de machine en het openen van
het tankdeksel niet wordt belemmerd!
Houders aan de tractor
- Voor bevestiging van de buizen aan de tractor worden
buishoudbeugels meegeleverd.
- De houders (A, B, C) voor de montage van de buisbeugels (D)
aan de tractor worden niet meegeleverd.
De aanbouwelementen moeten afhankelijk van het type tractor
ter plaatse zelf worden aangepast.
Montagevoorbeeld voor:
- Houder (A) plaatsen en
beugel (D) monteren.
Montagevoorbeeld midden:
- Buisklem (B) aan
cabinebeugel bevestigen
en beugel (D) monteren.
Montagevoorbeeld achter:
- Houder (C) aan cabine
bevestigen en beugel (D)
monteren.
Montage van de slangen
Slangen passend maken
- Machine in neergelaten positie (voor en achter)
- Slangen op optimale lengte afsnijden
- Slangaansluitingen monteren
Verbinden van slang en buis
- Afdichting (E) op de buis schuiven en uiteinden koppelen
- Met buisverbinder (F) vastklemmen.
NL
AANBOUW AAN DE TRACTOR
- 6 -
0900-NL ANBAU_8548
Fronttank - aanbouw:
Tank aanbouwen aan de front-driepuntshydraulik
- Cat. II of koppelingsdriehoek;
- Op de juiste manier beveiligen!
Front-aftakas voor ventilatoraandrijving aanbouwen
- 1000 omw/min., rechtsdraaiend in rijrichting.
- Cardanas aanpassen/aanbouwen (zie bijlage 'Cardanas')
Cardanaslengte in horizontale en neergelaten positie
bekijken!
Tijdens het gebruik moeten de fronttank en de cardanas horizontaal
liggen
- instellen door topstanglengte en hefhoogte.
Spiraalslangen aansluiten
(volgens beschrijving 'Montage van de slangen')
Frontkabelboom aansluiten
- Stekkers (S1, S2, S3) met de betreffende stekkerdozen verbinden.
Hydraulische leidingen aansluiten
- Bij hydraulische ventilatoraandrijving leidingen aan punt
(H) koppelen. Instellingen zie hoofdstuk 'Hydraulische
ventilatoraandrijving'
Aanbouw van de zaairail
Zaairail aanbouwen
- De op steunen (1) staande zaairail aan een
bodembewerkingsapparaat aanbouwen.
- Op de juiste manier beveiligen!
- Wegzetsteunen (A) na het heffen van het apparaat weghalen,
daarvoor de spiebouten (2) verwijderen.
Spiraalslangen aansluiten
(volgens beschrijving 'Montage van de slangen')
Frontkabelboom aansluiten
- Stekker (S) met de betreffende stekkerdozen verbinden.
Hydraulische leidingen aansluiten
- Spoortrekkers - dubbelwerkend
- Kouterdrukverstelling - enkelwerkend
NL
AANBOUW AAN DE TRACTOR
- 7 -
0900-NL ANBAU_8548
Aanbouw elektronische regeling
7-polige elektrokabel aan de fronttank pos. (S1) aansluiten
het bedieningspaneel in de tractorcabine bevestigen
Transportpositie en arbeidspositie
Omstellen in de transportpositie
Het hydraulische regelventiel aan de tractor bedienen
- de spoortrekkers worden ingezwenkt
- spoortrekkers met bouten (14) beveiligen
Vergrendelingskleppen (15) moeten vastklikken
Omstellen in de arbeidspositie
De fixering van de spoortrekkers losmaken
- de bouten (14) uit de houder verwijderen
Voor verdere informatie
- zie hoofdstuk 'Gebruik'
NL
AANBOUW AAN DE TRACTOR
- 8 -
0900-NL ANBAU_8548
Algemene aanwijzingen bij het transport
over de weg
Werktuig zover laten zakken dat er een bodemvrijheid
van 25 - 30 cm beschikbaar is.
Voordeel: het zwaartepunt van het werktuig ligt dieper, daardoor
een geringer kantelgevaar.
Het hydraulische regelventiel aan de tractor tegen
onbedoeld aanraken beveiligen!
De arbeidseenheden zijn in de transportpositie (fig.9) hydraulisch
vergrendeld.
De hydraulische vergrendeling wordt losgemaakt door het
hydraulische regelventiel te bedienen.
Verlichting en markering controleren
- op functioneren
- op beschadiging
Noodzakelijke uitrusting
- rood/wit gestreepte waarschuwingsbordjes
- rode verstralers naar achteren
- witte verstralers naar voren
- begrenzingsverlichting (indien noodzakelijk)
Wanneer de verlichting achter of de richtingaanwijzers (knipperlichten)
van de tractor door het aangebouwde werktuig worden afgedekt,
moet het werktuig zelf worden voorzien van extra verlichting.
Voorzichtig bij draaimanoeuvres op een helling!
De rijeigenschappen van de trekker worden beïnvloed door het
gewicht van de aangehangen machine.
Dit kan vooral op hellingen tot gevaarlijke situaties leiden.
Kantelgevaar bestaat
als de arbeidseenheden hydraulisch worden geheven of worden
neergelaten
bij het nemen van bochten met geheven arbeidseenheden
Veiligheidsaanwijzing
• Verlaag het tempo bij het nemen van bochten.
Rij op de helling liever achteruit, dan een riskante
draaimanoeuvre uit te voeren.
NL
- 9 -
0300-NL ABDREHEN_8548
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(ABDREHEN)
Beschrijving van een doseereenheid
Algemeen
De doseeras-controle geeft de bestuurder een signaal als de doseeras
tijdens de werkzaamheden blijft staan (storing in de aandrijving).
Let erop dat beide detectoren (49) synchroon lopen
- als de linker sensor op de opening staat, moet de rechter ook zo
staan.
- Sensor-afstand tot de detector 1 -3 mm
Standaard uitrusting
een grof doseerwiel (pos.40)
twee fijne doseerwielen (pos.40a, 40b)
Optioneel:
een grof doseerwiel (pos.48b)
- voor grof zaaigoed zoals erwten en bonen
- voor zaaihoeveelheden vanaf 250 kg/ha
een grof doseerwiel (pos.48c)
- voor hybride zaaigoed zoals lijnzaad, gras, zonnebloemen.
- voor gereduceerde hoeveelheden zaad van 30 - 40 kg/ha
Hoeveelheid zaad per hectare instellen
Afdraaien (kalibreren)
Bij het zogenaamde 'afdraaien' wordt vastgesteld welke hoeveelheid
(kg) zaaigoed per hectare wordt opgebracht, bij de actuele instelling
van de doseerinrichting.
De doseerinrichting van de rijenzaaimachine kan daardoor exact
worden aangepast aan de gewenste hoeveelheid zaad.
Een nauwkeurige beschrijving hiervan is te vinden in de
gebruiksaanwijzing van de rijenzaaimachine-regeling 'Artemis', in
de bijlage van deze handleiding.
Voordat met het eigenlijke 'afdraaien' wordt
begonnen, moeten de aanwijzingen op de volgende
bladzijden worden nageleefd.
Het 'afdraaien' moet altijd met beide doseereenheden
tegelijk worden uitgevoerd. Op die manier kunnen
eventuele verschillen van hoeveelheden zaad direct
worden herkend.
4040b 40a
48b
48c
168-01-48
NL
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(ABDREHEN)
- 10 -
0300-NL ABDREHEN_8548
Let op bij de instelling van de doseereenheden
Alle instellingen altijd aan de beide doseereenheden
van de AEROSEM 5000F, 6000F uitvoeren!
1. Keuze van de doseerwielen ( I, II, III )
- Spiebout (39) verwijderen
- De as in de betreffende boring ( I, II, III ) met de spiebout (39)
vastzetten.
Met de stergreep kan de as door enigszins heen en weer te
draaien worden verschoven.
Pos. III grof doseerwiel (40)
Pos. II beide fijne doseerwielen (40a , 40b)
Pos. I een fijn doseerwiel (40a)
4040b 40a
In positie I en II (fijn zaad) moet het groffe doseerwiel worden vastgezet
- Hendel 45 in positie B
In positie III (grof zaad) moet het groffe doseerwiel meedraaien
- Hendel 45 in positie A
2. Positie van de afdraai-kleppen (hendel 47)
Altijd beide afdraai-kleppen bedienen, ook als er met slechts één
doseerapparaat wordt afgedraaid.
Afdraaien: hendel (47) in positie B
Bij gebruik: hendel (47) in positie A
Fig.12
Fig.11
3. Positie van de bodemklep (hendel 48)
1 - 6 Inkeping-posities (zie zaaitabel)
De bodemklep van de doseereenheid is geveerd en kan daarom
bij obstakels in het zaaigoed meebewegen.
De bodemklep een inkeping verder openen als bij de
afdraaiprocedure korrelbreuk wordt vastgesteld.
Fig.13 Fig.14
NL
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(ABDREHEN)
- 11 -
0300-NL ABDREHEN_8548
Voor het verwijderen van de zaaigoed-restanten
- passende reservoirs (bijv. emmer) onder de afvoeropeningen
plaatsen
- beide schuiven openen (pos.52)
Voor het gebruik beide schuiven sluiten (pos.53)
4. De roeras van roervingers voorzien
De roeras met roervingers zorgt voor een gelijkmatige toevoer van
het zaaigoed naar de doseerwielen.
De buitenste roervingers (50) naar binnen wijzend plaatsen
De roervingers verwijderen bij
- goed rollende erwten en bonen,
- oliehoudende zaadsoorten (de korrels zouden anders
kapotgewreven kunnen worden)
- koolzaad
Toets voor het kort inschakelen van de doseerder
Door op deze toets te drukken beginnen de roerassen en de
doseerwielen te draaien. De doseerwielen worden daardoor gelijkmatig
met zaaigoed gevuld. Pas dan mag met het eigenlijke 'afdraaien'
worden begonnen.
Stappen in het proces voor het 'afdraaien'
Doseerwielen kiezen (fig.11)
beide schuiven sluiten (pos.53)
• Bodemkleppen instellen
Roerassen voorzien van roervingers (50) (indien noodzakelijk)
Tank vullen met zaaigoed
passende reservoirs (bijv. emmer) onder de afvoeropeningen
plaatsen
beide afdraaikleppen openen (fig.12, pos.B)
de toets (51) zolang indrukken tot het zaaigoed gelijkmatig in
de reservoirs stroomt (ongeveer na 2 - 3 omwentelingen van de
doseerwielen)
Toets loslaten en het zaaigoed uit de reservoirs verwijderen (terug
in de tank)
De voorbereidingen zijn nu afgerond en er kan met het 'afdraaien'
worden begonnen.
Een nauwkeurige beschrijving hiervan is te vinden in de
gebruiksaanwijzing van de rijenzaaimachine-regeling 'Artemis',
in de bijlage van deze handleiding.
Stappen in het proces na het 'afdraaien'
beide afdraaikleppen sluiten (fig.12, pos.A)
Juiste ventilatortoerental instellen (fijn zaad / grof zaad)
- zie bijlage 'Instelling van de hydraulische ventilatoraandrijving'
NL
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(ABDREHEN)
- 12 -
0300-NL ABDREHEN_8548
Doseerwielen wisselen:
1. Schroeven (S) demonteren (4x)
2. Spiebout (V) aan de achterkant verwijderen
3. Hendel (H) in pos. 6 plaatsen
4. Veren (F) in de tank demonteren
5. Doseereenheid uittrekken
6. Doseerwiel wisselen
NL
- 13 -
0300-NL EINSATZ_8548
GEBRUIK OP HET VELD
Spoortrekker
De schijvenspoortrekkers kunnen op het trekkermidden worden
ingesteld (fig. 10).
B = werkbreedte
A = halve werkbreedte
R = rijenafstand
Spoortrekker instellen (fig. 15)
Afstand ten opzichte van de kouterrail:
A = halve werkbreedte
Afstand ten opzichte van de buitenkouter:
A1 = werkbreedte + rijenafstand
2
Door de schijvenas (29) te verdraaien, kan de schijf, afhankelijk van
de bodemgesteldheid, op meer of minder grip worden ingesteld.
Overbelastingbeveiliging:
Afbreekschroef alleen M 10 x 35 DIN 601 4,6 gebruiken!
Spoortrekker gebruiken
- zie ook paragraaf 'Omzetten in arbeidspositie' in het hoofdstuk
'Aanbouw aan de tractor'
Het neerlaten van de spoortrekkers gebeurt bij gebruik
op het veld
- automatisch afwisselend (links en rechts)
- steeds in positie 'Neerlaten' na een 'Heffen'-functie
De impuls voor doorschakelen wordt pas doorgegeven als beide
spoortrekkers tegen de aanslag worden ingeklapt.
- Bij gebruik, als de spoortrekker voor een obstakel moet worden
ingeklapt
- de spoortrekker niet tot de aanslag inklappen, slechts ongeveer
tot de verticale positie:
dan komt er geen impuls voor doorschakelen;
of de spoortrekker helemaal inklappen en vervolgens het
rijpadenritme terugplaatsen.
Bij het neerlaten de spoortrekker
- meteen na het overschrijden van de 'dode punt-positie' het
hydraulische regelventiel in de 'zweefstand' schakelen.
- ook tijdens de zaaiprocedure het hydraulische regelventiel altijd
in de 'zweefstand' laten.
Voor transportritten
- de spoortrekkers tot de aanslag inklappen en met bouten
beveiligen.
Fig.15
NL
GEBRUIK OP HET VELD
- 14 -
0300-NL EINSATZ_8548
Het aanleggen van rijpaden
- Grijze aansluitdelen (slangen) op de juiste zaaihendel (spoorbreedte)
plaatsen.
- Aan een rijpaden-afvoeropening is de onderste hendel voor het
verstellen van de klep (31, 31a) middels een schroef met de
schakelmagneet verbonden.
- De schroeflengte van de schakelmagneet moet zo worden ingesteld
dat bij een geblokkeerde afvoeropening de klep boven tegen de
afvoerwand ligt (31).
- De bovenste klephendel aan de rijpaden-afvoeropeningen niet
fixeren (36a)!
Aan de normale afvoeropeningen (open afvoeropeningen zonder
schakelmagneten) moet de bovenste kleppenhendel worden
gefixeerd (36).
Rijpaden
- De afstanden van rijpaden kunnen worden aangepast aan de
werkbreedte van het volgwerktuig (bijv. veldspuit).
Bij het aanleggen van de rijpaden worden de bereiken van de
wielsporen (S1, S2) niet met zaaigoed bestrooid.
Daarvoor worden de betreffende afvoeropeningen (rijpaden-
afvoeropeningen) voor het zaaigoed geblokkeerd (31), het zaaigoed
wordt weer in de hoofdpijp (31b) teruggeleid.
Dit zaaigoed wordt echter niet over de andere rijen extra verdeeld.
De noodzakelijke hoeveelheid zaaigoed voor de zaaiprocedure
(normale afvoeropeningen) wordt elektronisch geregeld.
Verdeler
Het gedoseerde zaaigoed wordt in de verdeler gelijkmatig over het
aantal kouters verdeeld en door spiraalslangen naar de kouters geleid.
- Let erop dat de slangen ten opzichte van de buitenste kouters
met niveauverschil worden geplaatst
- niet laten doorhangen!
Rijpaden-afvoeropening (31a)
open, het zaaigoed komt in de
bodem terecht.
Rijpaden-afvoeropening (31)
geblokkeerd, het zaaigoed komt
niet in de bodem terecht.
NL
GEBRUIK OP HET VELD
- 15 -
0300-NL EINSATZ_8548
Spoorwiel en impulsgever
Het spoorwiel (31) drijft een impulsgever aan.
Deze levert de elektronische regeleenheid de waarden voor een
afgelegd traject bij een zaaiprocedure.
De elektronische regeleenheid berekent daarbij voortdurend de
benodigde hoeveelheid aan zaaigoed voor ieder deel van het traject,
als bijv. niet steeds hetzelfde tempo wordt gereden.
Deze wegregistratie is zeer nauwkeurig en zonder fluctuaties (slip),
omdat er geen mechanische kracht wordt overgebracht.
Aanwijzing:
De ventilator moet met voldoende toerental lopen.
Als de ventilator een te laag toerental heeft, wordt het zaaigoed
niet uit het reservoir geblazen (verstoppingsbeveiliging).
Voor het transport het spoorwiel omhoog brengen en vastzetten.
Rijpaden-markering 1)
Als het zaad nog niet is opgekomen, - er zijn nog geen planten
zichtbaar -, is het rijpad normaalgesproken niet herkenbaar. Het
aansluitend bewerken van het veld, bijv. met een veldspuit, wordt
dan bemoeilijkt.
Dan kan het van voordeel zijn om de beide rijpaden-markeurs (30)
bij de zaaiprocedure te gebruiken. Deze schijven markeren het
rijpadenspoor.
De beide schijven op de rijpaden-afstand instellen.
- deze instelling kan worden aangepast aan de werkbreedte van
het volgwerktuig (bijv. veldspuit).
de beide schijfarmen
- voor transportritten helemaal omhoog zwenken en vastzetten
- voor de werkzaamheden uit de bovenste positie losmaken.
1) Als optie
Kouterdruk / zaaidiepte instellen
- hydraulisch verstelbaar door enkelwerkend regelventiel
- extra door omsteken van de veer aan de zaaihendelarm
- verstelbereik is door de geperforeerde plaat begrensbaar
Instellen van de kouterrail
- De zaairail moet op 38 - 40 cm hoogte worden ingesteld, zodat
de kouters een optimaal pendelbereik naar boven en beneden
hebben.
- Zaairail zo instellen dat de stijgbuis aan de verdelerkop verticaal
staat.
NL
GEBRUIK OP HET VELD
- 16 -
0300-NL EINSATZ_8548
Kouterwisselsysteem
Bij de 'AEROSEM F' kunnen trekkouters en breedzaaikouters zonder
gereedschap worden verwisseld.
- Veer (33/1) losmaken en veerbeveiligde bout (33/2) uittrekken.
- Gemonteerde bout weer beveiligen.
Trekkouters (afb. 33) – normaalkouters
Voor vlak zaaien kunnen aan de trekkouters verstelbare
dieptebegrenzers worden bevestigd (33/4) - ook achteraf nog.
Breedzaaikouters (afb. 34)
Bandbreedte ca. 8,5 cm, voor een opbrengsvergrotende zaadverdeling
over een breed oppervlak; geschikt voor een schone, fijne bodem.
Trek- en breedzaaikouters hebben een verstoppingsbeveiligings-
steun; bovendien kunnen deze verend naar voren toe worden
weggeklapt om verbuigingen te voorkomen wanneer ze worden
weggezet.
Eenschijfskouters (afb. 35) - van voordeel bij langstengelige
organische restanten.
De roterende afstrijker (35/1) reinigt de schijf (35/2) aan de binnenkant,
van aangehechte aarde.
De buitenkant heeft vanwege de welving een zelfreinigend vermogen.
Door de rubber lap (35/3) wordt voorkomen dat de korrels in de
sleuf springen.
Door de schroefas (35/4) in- en uit te draaien, kan de aandrukkracht van
de roterende afstrijker worden gewijzigd. Schroefas met contramoer
weer beveiligen.
Let erop dat de kunststof schijf van de roterende
afstrijker niet ook aan de voorkant aanloopt.
Dit zou een remmend effect op de schijf tot gevolg
hebben.
Aandrukrol (fig.36) (extra uitrusting; alleen voor machines
met rijenafstand groter dan 14 cm)
Met de aandrukrol (36/1) kunnen de zaadkorrels in de sleuf worden
aangedrukt of de zaaisleuf kan door de rollen worden dichtgedrukt.
De montage af fabriek is in de zaaisleuf voor het aandrukken van
de zaadkorrels.
Wanneer de aandrukrol naast de zaaisleuf loopt, dan wordt deze
door de rol dichtgedrukt.
Daarvoor kan de rol (36/1) aan de houder (36/2) worden omgeschroefd.
Bovendien worden de eenschijfszaaikouters door de aandrukrol de
diepte in gedreven.
De diepte-instelling kan door het omsteken van de haarspeldveer
(36/3) in trappen van 1 cm worden versteld.
Afb.: 33
Afb.: 34
NL
GEBRUIK OP HET VELD
- 17 -
0300-NL EINSATZ_8548
Afb.: 33
3
Afb.: 38
1
Tandsoorten
Koutertandhouder (afb. 33) alleen voor trekkouters
- Aan de kouters van de achterste rij geveerd aan te brengen.
- Voor lichte tot middenzware bodem zonder oogstrestanten.
Zaaitandhouder (afb. 38) tweedelig
- Twee rijen met nalopende tanden
- Voor middenzware en zware bodem.
Tandendruk te variëren door de onderste tandhoudersteunen (38/a+b)
om te steken en door de moer (38/c) aan de buffer te verwijderen.
Precisietandhouder (afb. 39):
- Geschikt voor alle bodems en omstandigheden.
De afzonderlijk geveerde tandhouderelementen zijn 'centraal'
verstelbaar.
Druk (intensiteit) in lijstgaten (39/1) met stekker kiezen.
Tandbeveiliging aanbrengen! (Bescherming = extra uitrusting, afb. 40).
Afb. 39
Afb. 40
NL
GEBRUIK OP HET VELD
- 18 -
0300-NL EINSATZ_8548
Machine gebruiksklaar maken
- Spoorwoeler
- Bodembewerkingsmachines
- Spoorwiel
- Spoortrekker
- Rijpaden-schakeling
- Rijpaden-markeur
- Ventilatortoerental
Instellingen controleren (als bij 'Afdraaien')
- Doseerwielenpositie
- bij fijn zaad groffe doseerwielen vastgezet
- Bodemkleppen
- Roerassen
- bij koolzaad roervingers verwijderen
- Afdraaiklappen
- Elektronica inschakelen
- Rijpadenritme controleren
- Juiste toerental
- al bij het wegrijden ten minste 1/2 gas geven
- dan constant toerental aanhouden
- Let op bij het starten met zaaien
Het zaaigoed heeft normaalgesproken een bepaalde tijd nodig
vanaf de doseerder tot aan de zaaikouters (ca. 1 s / 2 m).
Door de gepatenteerde voordosering van de Aerosem F hoeft
hiermee echter geen rekening te worden gehouden.
De zaaigoed wordt direct vanaf het begin in de bodem gebracht.
Dit is ook praktisch wanneer er wordt stilgestaan.
Instelling van de voordosering
- zie handleiding 'Artemis' punt 4.2.3
Korte tijd na zaaibegin controleren
- of alle kouters zaaien
- de zaaidiepte
- Tijdens het gebruik
- de kouters regelmatig controleren op eventuele verstoppingen
Rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden
- zodat het zaaibed gelijkmatig wordt ingezaaid.
Hydraulisch regelventiel voor de spoortrekkers tijdens
het gebruik altijd in zweefstand laten.
Bij het vullen van het zaaigoedreservoir opletten
- dat er geen vervuilingen (papierresten, etiketten) in het reservoir
komen.
- Reservoirdeksel tijdens het gebruik gesloten houden.
- Vulpeil in het reservoir in de gaten houden (automatische
resthoeveelheidmelder)
Zaaigoedreservoir indien mogelijk altijd legen
- vooral vóór een langere onderbreking van de werkzaamheden
- vanwege de hygroscopische eigenschappen van het zaaigoed
- zodat knaagdieren niet worden aangelokt
Let op! Beits irriteert en is giftig!
Zaaigoedrestanten bij de doseerwielen verwijderen
- Zaaimachine laten zakken
- Opvangreservoir onder de trechter van de afvoeropening plaatsen
- Schuiven openen
- Doseerwielen enigszins draaien (met stergreep)
- aansluitend ventilator kort laten lopen om alle restanten van het
zaaigoed te verwijderen.
Tips voor gebruik (korte handleiding)
- 19 -
0700_NL-ISOBUS_8548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Ingebruikname van de regeling
- Terminal inschakelen
- Startmenu wordt weergegeven
Menupunten in het startmenu
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
2 WORK-menu
3 SET-menu
4 DATA-menu
5 DIAG-menu
Aanwij-
zing!
De keuze van de
invoervelden
en de invoer is
afhankelijk van
de producent
(zie handleiding
ISOBUS-terminal).
Variant
Bediening met ISO-control-terminal
Variant
Bediening via ISO-bus-trekker-terminal
Joystick
ISO-bus
adapter
Tractorkabel met ISO-bus
Bedieningspaneel
ISO-control
10 Ampere - zekering
Display
trekker-terminal
Aanwij-
zing!
Lees de volgende
aanwijzingen
en toelichtingen
voor gebruik
aandachtig door.
Hierdoor worden
bedienings- en
instellingsfouten
voorkomen.
1
2
3
4
5
- 20 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Uitgaand vanuit het SET-menu
- Toets 2 indrukken
U komt in het machine-menu
Betekenis van de invoervelden:
a Type:
Veel regelingsfuncties zijn afhankelijk van het type
machine.
De volgende typen kunnen worden gekozen:
Terrasem 3000, Terrasem 4000, Terrasem 6000,
Aerosem 5000 F, Aerosem 6000 F
b Breedte:
Belangrijk voor de dosering, hectaretelling,...
Uitgaand vanuit de startweergave
- Toets 3 indrukken
U komt in het SET-menu
Betekenis van de toetsen:
1+6 STOP
Afbreken van alle lopende functies
Instellen van de regeling
Aanwijzing!
Voor het eerste
gebruik van de
regeling moeten
enkele instel-
lingen worden
uitgevoerd om
een correct
functioneren te
garanderen.
2 Machine
Keuze van het type machine en de uitrusting
3 Voordosering
Instellingen voor voordosering
4 Kalibratieproef (= afdraaiproef)
Uitvoeren van de kalibratieproef
5 Zaaigoedbibliotheek
Bewerken van de bibliotheek, zaaigoedkeuze
7 Rijpadenschakeling
Instellingen voor rijpadenschakeling
8 Tijden
Instellingen voor tijdgestuurde processen
(spoortrekkers,...)
9 Alarmen
Alarminstellingen
10 ESC
Verlaten van de actieve weergave
c Rijpadenmarkeur:
Belangrijk voor automatiek- en diagnosefuncties.
(Rijpadenmarkeur alleen in combinatie met
spoortrekker kiezen omdat er anders geen
bedieningsmogelijkheid is.)
De volgende waarden kunnen worden gekozen:
JA, NEE
d Wendakkertoerental:
Het ventilatortoerental waarmee de ventilator in de
wendakker wordt neergelaten kan worden ingesteld,
daardoor wordt een verstopping door daling van het
ventilatortoerental in de wendakker voorkomen.
e Ventilatorniveau1:
Normtoerental voor ventilatorniveau 1 (fijn zaaigoed)
in omw/min.
f Ventilatorniveau 2:
Normtoerental voor ventilatorniveau 2 (normaal
zaaigoed) in omw/min.
g Keuze van de taal:
Duits, Engels, Frans, Spaans, Italiaans en Tsjechisch.
Meldingen worden in de ingestelde landstaal
weergegeven.
1. Instellen van het type machine en de uitrusting
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
a
b
c
ef
d
g
- 21 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Reactietijd Y:
De reactietijd is de tijd die de bestuurder nodig
heeft om de machine na afloop van de wachttijd op
arbeidssnelheid te brengen.
Deze tijd is afhankelijk van het reactievermogen van
de bestuurder, van de acceleratie en de te bereiken
arbeidssnelheid.
De waarde kan het best worden vastgesteld door
uitproberen.
0 Start van de voordosering (zaai-as begint te draaien)
1 Akoestisch signaal ‚wegrijden‘
2 Korrels komen in de zaaikouters terecht
3 Bestuurder rijdt weg
4 Arbeidssnelheid is bereikt
Uitgaand vanuit het SET-menu
- Toets 3 indrukken
U komt in het voordoserings-menu
Betekenis van de invoervelden:
a Wachttijd X:
Beschrijving zie onder
b Reactietijd Y:
Beschrijving zie onder
c Voordoserings-snelheid:
De voordoserings-snelheid dient overeen te komen
met de halve arbeidssnelheid.
Functieverloop:
Wordt bij ingeschakelde ventilator de voordosering
gestart (handmatig of door de automatiekfunctie):
- de machine begint met de voordoseersnelheid te
zaaien
- de letter ‚A‘ knippert tijdens de wachttijd X in de
weergave
- een akoestisch signaal klinkt na afloop van de
wachttijd
- Zaaimachine met normale acceleratie op
arbeidssnelheid brengen
- Tijd tussen ‚wegrijden en arbeidssnelheid‘ wordt
met de reactietijd Y ingesteld
- na afloop van de reactietijd wordt de machine weer
via de radarsensor gestuurd
Is de daadwerkelijke snelheid al hoger dan de
voordoseersnelheid voordat de reactietijd is
afgelopen, dan wordt al op dit tijdstip op de
radarsnelheid geregeld.
Om gaten of hoopvorming bij het wegrijden te
voorkomen, moeten de beide tijdwaarden ‚X en Y‘
zorgvuldig worden gekozen.
2. Parameters voor de voordosering
Vaststellen van de wachttijd X:
De vooringestelde standaardwaarde van 3 seconden
is de juiste waarde voor de Terrasem 3000/4000.
Bij fronttankmachines is de tijd iets langer.
Om de juiste tijd te bepalen zijn twee personen nodig
en dient als volgt te werk worden gegaan:
1. Machine laten zakken
2. Ventilator inschakelen
3. Stel vast dat het doseerwiel geheel gevuld is
4. Onder een kouter een emmer of iets dergelijks
plaatsen
5. De eerste persoon schakelt de voordosering in
6. De tweede persoon meet de tijd totdat de eerste
korrels in de emmer terechtkomen
7. De correcte wachttijd X is de gemeten tijd min 1
seconde
(Een seconde aftrekken omdat die ongeveer
overeenkomt met de minimale reactietijd bij het
wegrijden.)
1 2 3 4
Aanwijzing!
Functie ter voor-
koming van lege
plekken of hoop-
vorming bij het
wegrijden en bij
het achteruitrijden
na een stop.
a
b
c
- 22 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Uitgaand vanuit het SET-menu
- Toets 5 indrukken
U komt in de zaaigoedbibliotheek
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
voor het afbreken van een lopende functie
2 Menu doseeras draaien
voor het grofweg bepalen van een waarde voor kg/
omw
3 Menu uitzaaiparameters
verdere instellingen voor de uitzaai
4 Zaaigoedsoort in uitleveringstoestand
terugplaatsen
Dit moet na het wijzigen van de taal worden uitgevoerd.
De toets moet daarbij 2 seconden ingedrukt blijven.
5 ESC
Verlaten van de actieve weergave
Er kunnen 15 zaaigoedsoorten worden opgeslagen
3. Zaaigoedbibliotheek Aanwij-
zing!
De zaaigoedbiblio-
theek is het hart
van de regeling.
In deze biblio-
theek is (bijna)
alle informatie
opgeslagen die
de regeling nodig
heeft voor een
exacte dosering.
Hoe zorgvuldiger
deze informatie
wordt onder-
houden, hoe
nauwkeuriger
het uitzaaien zal
verlopen.
Uitzaaiparameters:
Uitgaand vanuit de zaaigoedbibliotheek
- Toets 3 indrukken
U komt in het menu 'Uitzaaiparameters'
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
voor het afbreken van een lopende functie
5 ESC
Verlaten van de actieve weergave
Betekenis van de parameters:
a Hoeveelheidweergave
Weergave in kg/ha of in korrels /m2 (Gr/m2)
Als de hoeveelheid moet worden weergegeven in
korrels/m2, moet de parameter duizendkorrelgewicht
(TKG) kloppen.
b Verstelstap
Tijdens de zaaiwerkzaamheden kan de zaaihoeveelheid
met de +/- toetsen zeer snel met een bepaald
percentage worden verhoogd of verlaagd.
De grootte van de verstelstap (in %) kan hier worden
ingevoerd.
a
b
1
5
Per zaaigoed wordt de volgende informatie
opgeslagen:
a Nummer lopend
b Naam van het zaaigoed:
vrij te kiezen (max. 15 tekens)
c Hoeveelheid zaad:
vrij instelbaar, invoer in korrels/m2 of in kg/ha
Hier moet de gewenste (typische) hoeveelheid zaad
worden ingesteld.
d kg/omw
De regeling moet voor ieder soort zaaigoed weten
welke hoeveelheid per doseerasomwenteling nodig
is. Hoe zorgvuldiger deze waarde wordt bepaald, hoe
exacter de dosering werkt.
Voor normaal zaaigoed geldt een waarde van 0,430
kg, voor fijn zaaigoed geldt 0,0176 kg als goede
uitgangswaarde voor de kalibratieproef. De parameter
kan handmatig worden ingevoerd. Deze wordt echter
door de kalibratieproef, die in ieder geval wordt
aanbevolen, overschreven.
e TKG (duizendkorrelgewicht):
Als de hoeveelheid in korrels/m2 gedoseerd moet
worden, moet het duizendkorrelgewicht correct zijn
ingevoerd. Bij hoeveelheidweergave in kg/ha heeft
deze parameter geen betekenis.
f Dichtheid
Is van betekenis voor later gerealiseerde rest-
hectareweergave, momenteel zonder functie.
g Soort zaaigoed
Het onderscheid tussen normaal zaaigoed en fijn
zaaigoed is noodzakelijk voor de regeling van het
ventilatortoerental. Is ‚Normaal‘ ingesteld, dan wordt
automatisch het ventilatorniveau 2 geactiveerd. Bij
instelling ‚Fineseed‘ het ventilatorniveau 1.
ab
c
d
f
g
e
1
2
3
5
4
Aanwij-
zing!
Voor de eerste
kalibratieproef
van het zaaigoed
moet de waarde
voor de hoeveel-
heid zaad (kg/
omw) (menupunt
c) met het menu
‚Doseeras draaien
(toets 2)‘ worden
vastgesteld!
- 23 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Vaststellen parameters kg/omw:
Uitgaand vanuit de zaaigoedbibliotheek
- Toets 2 indrukken
U komt in het menu ‚Doseeras draaien‘
Procedure
1. Kalibratieklep (afdraaiklep) openen
2. Emmer plaatsen
3. Keuze van de doseerwielen
4. Met behulp van toets 2 doseerwiel enkele
omwentelingen draaien (cellen worden met zaaigoed
gevuld)
5. Emmer legen en weer terugplaatsen
6. Met behulp van toets 3 worden exact 10
omwentelingen doorgevoerd
De volgende weergave verschijnt:
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
voor het afbreken van een lopende functie
2 Doseeras draaien
zolang de toets is ingedrukt draait de doseeras met
kalibratiesnelheid
3 Doseeras 10x draaien
Doseeras draait exact 10 omwentelingen met
kalibratiesnelheid af
5 ESC
Verlaten van de actieve weergave
Menuteksten:
a Doseerwiel gevuld?
b Doseerwiel op de juiste manier ingesteld?
c Kalibratieklep open?
d Emmer geplaatst?
1
2
3
5
a b
c d
Als de 10 omwentelingen zijn beëindigd, verschijnt de
volgende weergave:
7. Uitgeworpen hoeveelheid wegen en door 10 delen
8. Met behulp van toets 4 naar de zaaigoedbibliotheek
gaan
10. Resultaat in invoerveld van de parameter 'kg/omw'
invoeren
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
voor het afbreken van een lopende functie
2 Doseeras draaien
zolang de toets ingedrukt blijft, draait de doseeras
met kalibratiesnelheid
3 Doseeras 10x draaien
Doseeras draait exact 10 omwentelingen met
kalibratiesnelheid af
4 OK-toets
Terug naar de zaaigoedbibliotheek
5 ESC
Verlaten van de actieve weergave
Menuteksten:
a 10 omwentelingen klaar
b Zaaigoed wegen
c door 10 delen
d Resultaat in de bibliotheek invoeren
1
2
3
5
a
b
c
d
4
Aanwijzing!
Deze procedure
moet bij ieder
nieuw type
zaaigoed dat in
de zaaigoedbibli-
otheek wordt op-
geslagen opnieuw
worden uitgevo-
erd, ook als het
zaaigoed naar
de opgeslagen
fabrieksinstelling
wordt terugge-
plaatst.
Dient ervoor om
een exacte kali-
bratieproef uit te
voeren.
- 24 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Procedure
1. Gewenste zaaigoed kiezen (a)
Opm.: komend in het kalibratie-menu, wordt
automatisch het zaaigoed dat in de zaaigoedbibliotheek
is ingesteld, geactiveerd.
2. Hoeveelheid zaaigoed (c)
De ingestelde hoeveelheid zaad wordt automatisch uit
de zaaigoedbibliotheek overgenomen.
Onder normale omstandigheden hoeft de hoeveelheid
niet te worden gewijzigd.
3. Kalibratiesnelheid instellen (d)
De kalibratiesnelheid moet overeenkomen met de echte
gemiddelde arbeidssnelheid.
4. Verder met toets 3
5. Kalibratieoppervlak invoeren (e)
6. Verder met toets 3
7. Kalibratieklep openen
8. Emmer plaatsen
9. Keuze van de doseerwielen
10. Met behulp van toets 2 doseerwiel enkele omwentelingen
draaien (cellen worden met zaaigoed gevuld)
11. Emmer legen en weer terugplaatsen
Uitgaand vanuit het SET-menu
- Toets 4 indrukken
U komt in het afdraai-menu
4. Hoeveelheid zaad instellen (kalibreren/afdraaien)
Aanwijzing!
De kalibratieproef
is de belangrijkste
functie om een
exacte dosering
te bereiken.
Daarbij wordt een
bepaald aantal
doseerasomwen-
telingen afge-
draaid, die door
het gewenste
kalibratieopperv-
lak kan worden
berekend.
De doseeras draait
daarbij met de
zogenaamde
kalibratiesnelheid,
die overeen moet
komen met de
daadwerkelijke
arbeidssnelheid.
Aansluitend aan
de kalibratiepro-
cedure moet het
zaaigoed worden
gewogen en het
resultaat moet in
de terminal wor-
den ingevoerd.
De regeling be-
rekent daaruit een
exacte waarde
voor de parame-
ter ‚kg/omw‘.
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
voor het afbreken van een lopende functie
3 Verder-toets
verder naar de volgende stap
4 Terug-toets
terug naar het Set-menu
Betekenis van de parameters:
a Lopende nummer van het zaaigoed:
1-15
b Naam van het zaaigoed:
kan op deze plaats niet worden gewijzigd
c Hoeveelheid zaad:
hier moet de hoeveelheid zijn ingesteld die later
daadwerkelijk zal worden uitgestrooid
d Snelheid:
hier moet de snelheid zijn ingesteld waarmee later
daadwerkelijk zal worden gewerkt
e Kalibratie-oppervlak invoeren
De regeling berekent het aantal doseerasomwentelingen
over het oppervlak en andere factoren.
Hoe groter het oppervlak wordt gekozen, hoe
nauwkeuriger het resultaat zal zijn. Instelbereik: 0,01
– 0,5 ha.
Betekenis van de toetsen:
2 Doseeras draaien
zolang de toets ingedrukt blijft, draait de doseeras
met kalibratiesnelheid
3 Verder-toets
verder naar de volgende stap
4 Terug-toets
terug naar het Set-menu
Menuteksten:
f Doseerwiel gevuld?
g Doseerwiel op de juiste manier ingesteld?
h Kalibratieklep open?
i Emmer geplaatst?
e
1
3
4
a
b
c
d
1
3
4
1
3
4
f g
h i
2
- 25 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
12. Verder met toets 3
- De kalibratieprocedure wordt gestart en de berekende
doseerasomwentelingen worden afgedraaid.
- Met de toets 3 kan de kalibratieprocedure even worden
gestopt, om bijv. een tussenweging uit te voeren als
de emmer te klein wordt.
Door opnieuw te drukken wordt de procedure
voortgezet.
- Als de kalibratieprocedure is afgesloten, wordt na enkele
seconden omgeschakeld naar de volgende bladzijde.
13. De daadwerkelijk afgedraaide hoeveelheid moet nu
worden gewogen en bij de parameters (o) worden
ingevoerd.
14. Verder met toets 3.
Nu wordt de afwijking tussen norm-waarde en werkelijke
waarde in procenten weergegeven.
Opmerking: De afwijking moet liggen tussen +200%
en –66,6%.
Anders komt de volgende melding:
De reden van een dergelijk grote afwijking kan een
weegfout zijn, of een volkomen foutieve waarde van
de parameter ‚kg/omw‘.
Voor het bepalen van een goede startwaarde moet
volgens het punt ‚Bepaling parameter kg/omw‘ te werk
worden gegaan.
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
voor het afbreken van een lopende functie
3 Pause
stoppen / voortzetten van de kalibratieproef
5 Escape
afbreken van de kalibratieproef en terug naar het
Set-menu
Menuteksten:
j Kalibratie loopt ...
k Omwentelingen compleet
l ha afgedraaid
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
3 Verder-toets
4 Terug-toets
Betekenis van de parameters:
n Norm-waarde
Geprognostiseerde hoeveelheid zaad
o Werkelijke waarde
Daadwerkelijke hoeveelheid zaad
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
voor het afbreken van een lopende functie
4 OK
Proef beëindigen met opslaan van de parameters
‚kg/omw‘
(auomatische terugkeer naar de zaaigoedbibliotheek)
5 Escape
Proef beëindigen zonder opslaan
(auomatische terugkeer naar het Set-menu)
Menuteksten:
q Afwijking in procenten
r Proef beëindigen ... OK
s Opnieuw kalibreren ... ESC
1
3
5
j
k
l
1
3
4
n
o
1
4
5
q
r
s
- 26 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Uitgaand vanuit het SET-menu
- Toets 7 indrukken
U komt in het rijpadenmenu
- Rijpadenritme en uitvoering kunnen in dit menu worden
gekozen.
- Ritmes van 1 (permanent rijpad) tot 12 zijn mogelijk,
symmetrisch of asymmetrisch rechts of links.
- Ook kan een zogenaamde stotterschakeling worden
gerealiseerd.
Daarbij wordt bij het maken van het rijpad het rijspoor
niet over de hele lengte vrijgelaten, maar wordt er
afwisselend gezaaid en vrijgelaten.
Voorbeeld: bij een symmetrische cyclus wordt het linker
tractorspoor 5 m bezaaid, terwijl het rechter spoor
wordt vrijgelaten.
Na 5 m wordt omgeschakeld, zodat het rechter spoor
wordt bezaaid en het linker wordt vrijgelaten, enz. ...
Vooral bij het zaaien dwars op de contourlijnen moet
daarmee worden voorkomen dat het zaad door naar
beneden stromend regenwater wegspoelt.
Zaadhoeveelheidreductie:
Bij machines met buitenliggende verdelerkoppen wordt
bij het maken van de rijpaden het overtollige zaaigoed
weer aan de luchtstroom toegevoegd.
De uitgezaaide hoeveelheid moet constant blijven.
Daarom moet de hoeveelheid die via de doseeras
wordt uitgebracht worden gereduceerd.
Voorwaarde:
- de zaadhoeveelheidreductie moet worden ingeschakeld
- de parameters b en c moeten zorgvuldig zijn ingesteld
Met ‚ESC‘ kan het menu weer worden verlaten.
Startwaarde van de rijpadentelling:
Na het omzetten van een rijpad wordt de rijpadenteller
automatisch op de startwaarde gesteld waarmee bij
veldbegin moet worden gestart.
5. Rijpadenschakeling
Aanwijzing!
Als de rijpaden-
schakeling niet
wordt gebruikt,
kan deze ook
helemaal worden
uitgeschakeld,
door de parame-
ter ‚ritme‘ op ‚uit‘
te zetten.
Aanwijzing!
Voorbeelden voor
het aanleggen
van rijpaden - zie
bijlage.
a b c
d e
f g
h i
j k
Betekenis van de parameters:
a In-/ uitschakelen van de rijpadenschakeling
b Aantal zaaib uizen aan de machine
slechts relevant bij symmetrisch rijpadenritme omdat
alleen daar een zaaihoeveelheidreductie mogelijk is.
Instelbereik: 0 - 60
c Aantal van bij rijpad uitgeschakelde zaaibuizen
slechts relevant bij symmetrisch rijpadenritme omdat
alleen daar een zaaihoeveelheidreductie mogelijk is.
Instelbereik: 0 –10
d Arbeidsbreedte
Arbeidsbreedte van de zaaimachine wordt door
de instelling van het machinetype automatisch
overgenomen.
e Onderhoudsbreedte
Instellen van de arbeidsbreedte van de
onderhoudsmachine (veldspuit, kunstmeststrooier,
...). Door de instelling van de arbeidsbreedte en de
onderhoudsbreedte wordt de rijpadenschakeling
automatisch berekend.
f Startkant
Invoer van de linker of rechter veldrand, afhankelijk
van de plek waar met het zaaien wordt begonnen.
Belangrijk bij asymmetrische rijpaden waar de linker
of rechter rijpadenmagneet wordt geschakeld.
g Start met halve of hele machinebreedte
Als bij het zaaien wordt begonnen met de halve
machinebreedte, kunnen asymmetrische rijpaden
worden vermeden.
h Cyclus
De regeling berekent de juiste rijpadencyclus
door de invoer van de arbeidsbreedte en de
onderhoudsbreedte.
i Ritme
De regeling berekent het juiste rijpadenritme door de
invoer van de arbeidsbreedte, de onderhoudsbreedte,
start aan linker of rechter veldrand en start met halve
of hele machinebreedte.
j Strooklengte (stotterschakeling)
Lengte van de stroken, gelegd bij stotterschakeling.
Instelbereik: 5,0 – 20,0 m.
k In-/ uitschakelen van de stotterschakeling
Bij ingeschakelde stotterschakeling wordt afwisselend
de linker of rechter rijpadenmagneet met de ingestelde
strooklengte geschakeld.
- 27 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Uitgaand vanuit het SET-menu
- Toets 8 indrukken
U komt in het tijden-menu
- Als een vooraf ingestelde waarde niet voldoende is om
de functie compleet uit te voeren, of als een tijd te lang
is, kan de waarde naar behoefte worden aangepast.
- Met ‚ESC‘ kan het menu weer worden verlaten.
Betekenis van de parameters:
a Datum
wordt door de terminal overgenomen
relevant voor de hectareteller
b Tijd
wordt door de terminal overgenomen
relevant voor de hectareteller
6. Tijden
Aanwijzing!
Zie ook hoofdstuk
‚Alarm- en di-
agnosemeldingen‘
Voor de controle van de doseeras, de ventilator en
het tankvulpeil kunnen in dit menu vertragingstijden
en grenswaarden worden ingesteld.
Uitgaand vanuit het SET-menu
- Toets 9 indrukken
U komt in het alarm-menu
- Met ‚ESC‘ kan het menu weer worden verlaten.
Betekenis van de parameters:
a Tijdvertraging voor het doseerasalarm
Instelbereik 3 - 9 seconden
b Tijdvertraging voor ventilatoralarm
Instelbereik 3 - 9 seconden
c Grenswaarde voor vulpeilalarm
Instelbereik 0 – 99 %
7. Alarmen
a
b
c
a
b
- 28 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Uitgaand vanuit de startweergave
- Toets 2 indrukken
U komt in het WORK-menu
De functies zijn in 2 bladzijden opgedeeld
Werken met de regeling
Aanwijzing!
In het WORK-menu
bevinden zich
alle weergave- en
bedieningsele-
menten die nodig
zijn voor de zaai-
procedures.
Opmerking:
Een grijze soft-key
wil zeggen dat
deze momenteel
niet kan worden
bediend.
Wanneer een der-
gelijke soft-key
wordt aanger-
aakt, wordt een
venster weer-
gegeven waarin
de oorzaak van
de vergrendeling
wordt uitgelegd.
Betekenis van de toetsen:
1+6 STOP
Afbreken van alle lopende functies
2 Navigatietoets Work 1
Bladert verder naar het Work-menu 2 en dient
tegelijkertijd voor de weergave van het actuele menu.
3 Ventilatorniveau 1 / 2
Omschakelen tussen de ventilatortoerentallen 1 en 2
die in het Set-menu voor grof zaad en fijn zaad zijn
opgeslagen.
Dient bij het begin van de werkzaamheden voor het
inschakelen van de ventilator.
4 Ventilator uitschakelen
Schakelt de ventilator uit.
5 Voordosering
Start de voordosering handmatig, de toets moet
daarbij 2 seconden worden ingedrukt.
De ventilator moet van tevoren worden ingeschakeld.
De snelheidsafhankelijke dosering functioneert alleen
als de rotorkopeg is neergelaten. De informatie
of de rotorkopeg is neergelaten of geheven is,
kan via het hefinstallatiesignaal van de tractor
(signaalstekkerdoos of ISOBUS) of via een sensor
aan de rotorkopeg aan de boordcomputer worden
doorgegeven.
7 Zaaimenu
Omschakelen naar het zaaimenu voor de verstelling
van de hoeveelheid zaaigoed in percentages.
8 Dosering blokkeren/vrijgeven
De dosering kan hier handmatig worden geblokkeerd
en worden vrijgegeven.
9 Dosering noodbedrijf
Starten van het noodbedrijf ‚Dosering na constante
snelheid‘.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 ESC
Verlaten van het Work-menu en wissel naar het Start-
menu
11 Navigatietoets Work 2
Bladert terug naar het Work-menu 1 en dient
tegelijkertijd voor de weergave van het actuele menu.
12 Rijpadentelling aan/uit
Handmatig in-/ uitschakelen van de rijpadentelling.
Hiermee kan de rijpadentelling worden geblokkeerd,
bijv. als de machine bij een mast of een weg handmatig
wordt geheven en een rijpad niet mag worden
meegeteld.
Als de toets langer dan 1 seconde wordt bediend,
dan wordt de rijpadenteller op de startwaarde van
het actueel ingestelde rijpadenritme ingesteld (=
veldrand-startwaarde).
13 Rijpadenteller +1
Handmatig verhogen van de rijpadenteller
14 Rijpadenteller -1
Handmatig verlagen van de rijpadenteller
WORK-menu 2WORK-menu 1
Aanwijzing!
Het zaaimenu, de
handfuncties en
de automatische
functies worden
verderop beschre-
ven.
11
12
13
1410
- 29 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Detail-beschrijving van het weergavebereik 2
Betekenis van de symbolen:
a) Status rijpad
als een haakje zichtbaar is, wordt op dit moment het
betreffende tractorspoor vrijgelaten.
b) Tractorspoor (links)
c) Tractorspoor (rechts)
- Als het tractorspoor niet gevuld is, betekent dat dat
er geen rijpad wordt aangelegd.
- Als slechts één tractorspoor is gevuld, dan wordt (op
regelmatige afstanden van elkaar) een asymmetrisch
rijpad aangelegd (asymmetrisch links of rechts).
- Zijn beide tractorsporen gevuld, dan wordt (op
regelmatige afstanden) een symmetrisch rijpad
aangelegd.
- Een haakje kan alleen maar naast een gevuld
tractorspoor verschijnen.
d) Stotterschakeling
als een symbool zichtbaar is, wordt een stotter-rijpad
aangelegd
e) Rijpadencyclus
geeft weer na hoeveel ritten een rijpad wordt
aangelegd.
Voorbeelden:
4S betekent dat alle 4 ritten beide tractorsporen
worden vrijgelaten (=symmetrisch)
4R betekent dat bij de 3e en 4e rit het linker
tractorspoor wordt vrijgelaten (=asymmetrisch rechts)
f) Status rijpadentelling
als het symbool niet is doorgestreept, worden de
rijpaden geteld
g) Rijpadenteller
steeds als de automatische functie ‚Wendakker einde‘
start, wordt de teller verhoogd.
Voorwaarde is wel dat de rijpadentelling is
ingeschakeld.
Beschrijving van het weergavebereik: 1 Rijsnelheid:
Tachoweergave met getallenaanduiding in km/h
2 Rijpadenschakeling: (zie details)
3 Tankvulpeil:
Weergave in een balkje met getallenaanduiding in %
4 Dosering: (zie details)
5 Gedurende het verloop van een automatische
functie knippert op deze plaats een ‚A‘
6 Ventilatortoerental:
Tachoweergave met getallenaanduiding in omw/min
a b c
d
f
e
g
Detail-beschrijving van het weergavebereik 4
Betekenis van de symbolen:
h) Aktueel ingestelde hoeveelheid zaaigoed
i) Meeteenheid van de hoeveelheid zaaigoed
of in kg/ha of in ko/m2 (korrels per m2)
j) Status dosering
als de doseeras in het display draait, wordt er
snelheidsproportioneel gedoseerd. Dat betekent:
zodra een rijsnelheid wordt gemeten, begint de
doseeras te draaien.
hi
j
A
4
6
1
2
3
5
- 30 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Uitgaand vanuit het WORK-menu 1
- Toets 7 indrukken
U komt in het zaai-menu
Betekenis van de parameters:
a) Hoeveelheid zaaigoed op dit moment
deze hoeveelheid wordt momenteel gedoseerd
b) Norm-hoeveelheid zaaigoed
deze hoeveelheid is in de zaaigoedbibliotheek
opgeslagen
(in de praktijk de 100%-waarde)
c) Verstelstappen
bij het bedienen van toets 2 of 3 wordt de hoeveelheid
zaaigoed van dat moment met dit percentage versteld
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
2 Hoeveelheid zaaigoed verhogen
verhoogt de norm-waarde van dat moment met de
ingestelde verstelstap (norm-hoeveelheid zaaigoed
is 100%)
3 Hoeveelheid zaaigoed verlagen
verlaagt de norm-waarde van dat moment met de
ingestelde verstelstap (norm-hoeveelheid zaaigoed
is 100%)
4 Terugzetten naar norm-waarde
plaatst de hoeveelheid zaaigoed van dat moment
weer terug naar de norm-hoeveelheid zaaigoed
5 ESC
Verlaten van het zaai-menu,
wissel naar WORK-menu 1
Zaai-menu
Aanwijzing!
Het zaai-menu
dient voor het tij-
delijk variëren van
de hoeveelheid
zaaigoed.
Als op bepaalde
plaatsen vanwege
de bodemgestel-
dheid rekening
moet worden
gehouden met
een lagere op-
brengst, kan daar
uit voorzorg meer
zaaigoed worden
gezaaid.
1
2
3
5
a
b
c
4
Uitgaand vanuit het WORK-menu 1
- Toets 9 indrukken
Daarmee wordt de functie Noodbedrijf geactiveerd.
Bij actieve functie Noodbedrijf is het symbool
omgekeerd weergegeven.
Noodbedrijf ‚Dosering na constante snelheid‘
- Voor de snelheidsproportionele dosering is een
snelheidssignaal noodzakelijk.
Als dit signaal om welke reden dan ook niet beschikbaar
is, bijv. door uitval van de radarsensor van de trekker
of de machine, dan kan de machine zonder de functie
Noodbedrijf niet op de juiste manier functioneren.
- De functie ‚Dosering na constante constante
snelheid‘ genereert voor de dosering een kunstmatig
snelheidssignaal, net als bij het afdraaien.
De snelheid komt overeen met die van het afdraaimenu.
- Als de functie Noodbedrijf werd geactiveerd en de
dosering is ingeschakeld, draait de doseeras met
constant toerental.
- De bestuurder ziet op het display bij de tractorsnelheid
de waarde waarmee de dosering werkt.
De bestuurder moet dan proberen om deze snelheid
met de trekker zoveel mogelijk aan te houden.
9
- 31 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Automatische functies
Aanwijzing!
Voor een comfor-
tabele bediening
van de zaaima-
chine beschikt
de regeling over
enkele automa-
tische functies die
hieronder worden
beschreven.
Let op!
Omdat tijdens de
werkzaamheden
onderdelen van
de machine in
beweging zijn,
moet voorzichtig
te werk worden
gegaan.
Er mogen zich
geen personen in
de gevarenzone
van de machine
bevinden en de
machine moet
onder toezicht
staan.
Let op!
Iedere automa-
tische functie kan
met behulp van
de STOP-toetsen
worden afgebro-
ken.
Een lopende be-
weging wordt di-
rect onderbroken,
en de machine
keert terug in een
veilige toestand.
Een automatische functie kan zo vaak achter elkaar
worden gestart als de bestuurder wenst, omdat de
regeling de toestand van de machine 'onthoudt'.
Een reeds afgesloten functie wordt bij de volgende
keer niet nogmaals uitgevoerd.
De automatische functie herkent het ook als een
toestand reeds handmatig is ingevoerd.
Als de ventilator reeds loopt, slaat de automatische
functie deze stap over.
Een lopende automatisch functie wordt door een
knipperende 'A' in de WORK-weergave gevisualiseerd.
Als een automatische functie om welke reden dan
ook niet kan worden afgesloten, dan verschijnt een
foutmelding.
1. Automatische voordosering:
Uitgaand vanuit het WORK-menu 1
- Toets 5 indrukken
De voordosering is een nuttige functie om fouten bij
het wegrijden, bij het achteruitrijden of bij een stop te
voorkomen.
- De machine wordt daarbij met nominaal toerental
van de ventilator in arbeidspositie gebracht.
- Vervolgens begint de machine met de
voordraaisnelheid te zaaien.
- Tegelijkertijd verschijnt in de weergave een
knipperende ‚A‘.
- Na afloop van de wachttijd X klinkt een akoestisch
signaal.
- Nu moet de zaaimachine in korte tijd op de
arbeidssnelheid worden gebracht.
- Voor deze procedure is de reactietijd Y beschikbaar,
die afloopt als de knipperende ‚A‘ dooft.
- Zodra de daadwerkelijke snelheid de
voordoseersnelheid overschrijdt, bijv. na afloop
van de reactietijd, wordt de dosering weer normaal
via de rijsnelheid geregeld.
Om gaten of hoopvorming bij het wegrijden
te voorkomen, moeten de beide tijdwaarden
zorgvuldig worden gekozen.
5
- 32 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Dagteller
Uitgaand vanuit het DATA-menu
- Toets 2 indrukken
U komt in het dagteller-menu
Betekenis van de weergave:
a Oppervlakte-dagteller in hectare
b Bedrijfsuren-dagteller
c Datum en tijd van het laatste terugplaatsmoment
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
2 Totaalteller
Omschakelen naar het menu Totaalteller
3 Dagteller op nul zetten
Hectare en uren worden gewist
Toets moet daarvoor ca. 5 seconden worden ingedrukt
5 ESC
Terug naar het DATA-menu
Uitgaand vanuit de startweergave
- Toets 4 indrukken
U komt in het DATA-menu
Betekenis van de weergave:
a Software-versie van de boordcomputer
Bedrijfsgegevens
Aanwijzing!
De regeling biedt
de mogelijkheid
van een hectare-
en bedrijfsuren-
telling.
Zodra de machine
zich in arbeids-
positie bevindt
(machine is neer-
gelaten, ventilator
loopt), worden
hectare- en be-
drijfsuren geteld.
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
2 Dagteller
Omschakelen naar het menu Dagteller
3 Totaalteller
Omschakelen naar het menu Totaalteller
5 ESC
Terug naar de startweergave
De bestuurder kan de beide tellers op ieder moment
oproepen, en onafhankelijk van elkaar terugplaatsen.
Waarbij de datum en de tijd van de laatste
terugplaatsing worden opgeslagen.
1
2
3
5
a
1
2
3
5
a
b
c
Totaalteller
Uitgaand vanuit het DATA-menu
- Toets 3 indrukken
U komt in het totaalteller-menu
Betekenis van de weergave:
a Oppervlakte-totaalteller in hectare
b Bedrijfsuren-totaalteller
c Datum en tijd van het laatste terugplaatsmoment
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
2 Dagteller
Omschakelen naar het menu Dagteller
3 Totaalteller op nul zetten
Hectare en uren worden gewist
Toets moet daarvoor ca. 5 seconden worden ingedrukt
5 ESC
Terug naar het DATA-menu
1
2
3
5
a
b
c
- 33 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Sensortest
Uitgaand vanuit het diagnose-menu
- Toets 2 indrukken
U komt in het Sensortest-menu 1
Betekenis van de weergaven:
a Sensor arbeidspositie
b Sensor controle kalibratie-klep
c Signaal vulpeilsensor
Als het bakje gevuld is, herkent de sensor
het metaal, in andere gevallen niet.
Uitgaand vanuit de startweergave
- Toets 5 indrukken
U komt in het diagnose-menu
Diagnose-menu
Aanwijzing!
Daarmee kunnen
alle sensoren
van de machine
worden gecontro-
leerd op correct
functioneren.
Alleen geautori-
seerd personeel
heeft middels een
code toegang tot
het beveiligde
gedeelte.
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
2 Sensortest 1
Omschakelen naar menu Sensortest 1
3 Sensortest 2
Omschakelen naar menu Sensortest 2
4 Servicebereik
Code-beveiligd
5 ESC
Terug naar de startweergave
1
2
3
5
4
Sensortest-menu 2
Betekenis van de weergaven:
a Sensor doseermotor en toerental in omw/min
b Sensor doseeras en toerental in omw/min
c Sensor ventilator en toerental in omw/min
d Snelheidssignaal radarsensor
e Snelheidssignaal trekker
alleen bij ISOBUS-trekker, of FO205 en
signaalstekkerdoos
Als het bakje gevuld is, herkent de sensor
het metaal, in andere gevallen niet.
a
b
c
d
e
Betekenis van de toetsen:
4 Vulpeil kalibreren
Momenteel nog zonder functie
a
b
c
4
- 34 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Betekenis van de fout-symbolen (van links naar
rechts)
- Rijpadenmagneet links
- Rijpadenmagneet rechts
- Proportioneel ventiel doseermotor
- Proportioneel ventiel ventilator
- Wegventiel diversen
- Bedrijfsspannings-daling
- Sensor spanningsvoorziening
Diagnose-meldingen
Schakeluitgangen controle van de boordcomputer
op
- Bedrijfsspanning
- Sensor-voedingsspanning
- Kortsluiting na massa of 12V
- Kabelbreuk en
- Overbelasting
Bij foutherkenning
- Alarmschermpje licht op
- Alarmsignaal is hoorbaar
- Het betreffende symbool wordt weergegeven
Een fout moet met de toets ‚ACK‘ worden bevestigd.
Een bevestigde fout wordt tot de volgende nieuwe start
van de boordcomputer niet meer gemeld.
Aanwijzingen in venster
De volgende aanwijzingen kunnen in het venster
verschijnen:
Toets 2 seconden indrukken!
als een toets korter dan 2 seconden
is ingedrukt, hoewel minimaal 2
seconden ingedrukt houden om veiligheidsredenen
voor deze functie noodzakelijk is.
Kalibratieklep open!
verschijnt bij het starten van een
functie waarbij de kalibratieklep
normaalgesproken niet geopend mag zijn, maar de
kalibratieklep-sensor meldt de open toestand.
Machine laten zakken!
als voor de uitvoering van de
gewenste functie de machine niet
helemaal geheven mag zijn. Voor de gewenste functie
is het voldoende om de machine een beetje te laten
zakken.
Machine helemaal laten zakken!
als voor de uitvoering van de
gewenste functie de machine volledig moet worden
neergelaten, zover totdat de onderste chassis-positie-
sensor reageert.
Machine helemaal heffen!
als voor de uitvoering van de
gewenste functie de machine
volledig moet worden geheven, zover totdat de
bovenste chassis-positie-sensor reageert.
Rijpadenschakeling is uit
als de functies met betrekking tot de
rijpadenschakeling worden bediend,
hoewel het rijpadenritme in het schermpje SET/Rijpaden
op UIT staat.
Foutief type zaaigoed!
als het handmatig verstelde
ventilatorniveau I of II niet past bij
het ingestelde type zaaigoed Fijn of Normaal.
Langzamer rijden!
als de rijsnelheid te hoog is, om de
gewenste functie uit te voeren. Na
afremmen (meestal beneden 5 km/h) kan de functie
worden uitgevoerd.
Tractor STOP!
als een functie alleen bij stilstaande
machine, dus bij een rijsnelheid van
0,0 km/h kan worden uitgevoerd.
- 35 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Alarm- en waarschuwings-meldingen
Ventilator te langzaam!
- als het ventilator-toerental
langer dan de ingestelde
ventilator-alarmeringstijd
meer dan 20% onder het
norm-toerental ligt.
- met de geblokkeerde
ventilator-alarmering ziet de
melding er zo uit.
- daarmee wordt tegelijkertijd
ook het alarm ‚Ventilator te
snel‘ uitgezet.
- met ACK-toets weer
terugkeren naar de normale weergave.
- licht op als het ventilator-toerental weer in het
toelaatbare bereik terugkeert.
Ventilator te snel!
- als het ventilator-toerental
langer dan de ingestelde
ventilator-alarmeringstijd
meer dan 20% boven het
norm-toerental ligt.
- met de geblokkeerde
ventilator-alarmering ziet de
melding er zo uit.
- daarmee wordt tegelijkertijd
ook het alarm ‚Ventilator te
langzaam‘ uitgezet.
- met ACK-toets weer
terugkeren naar de normale
weergave.
- licht op als het ventilator-toerental weer in het
toelaatbare bereik terugkeert.
Kalibratieklep is open!
- als bij lopende
zaaiwerkzaamheden
wordt gesignaleerd dat de
kalibratieklep open is.
- met de geblokkeerde
kalibratieklep-alarmering ziet
de melding er zo uit.
- met ACK-toets weer
terugkeren naar de normale
weergave.
- licht op als de kalibratieklep
weer gesloten wordt.
Aanwijzing!
Met de toets
wordt een mel-
ding permanent
uitgeschakeld,
totdat de machine
opnieuw wordt
gestart (contacts-
lot).
Met de toets
wordt een mel-
ding onderdrukt
tot de machine
wordt geheven
en daarna weer
wordt neergela-
ten.
Langzamer rijden!
- als bij lopende
zaaiwerkzaamheden
(ventilator loopt) de rijsnelheid
hoger is dan 40 km/h of als
het berekende norm-toerental
van de doseermotor bij de
actuele rijsnelheid boven het
maximaal bereikbare toerental van 450 omw/min ligt.
- met de geblokkeerde snelheidsalarmering ziet de
melding er zo uit.
- met ACK-toets weer
terugkeren naar de normale
weergave.
- licht op als de snelheid weer
naar het toelaatbare bereik
wordt teruggebracht.
Tankinhoud onder minimaal!
- als de tankinhoud onder het
in SET / alarmen ingestelde
tankminimum daalt.
- met de geblokkeerde
tankminimum-alarmering ziet
de melding er zo uit.
- met ACK-toets weer
terugkeren naar de normale
weergave.
- licht op als de tank weer gevuld
wordt.
Doseeras staat stil of draait te langzaam!
- als het doseeras-toerental
langer dan in de SET /
alarmen ingestelde doseeras-
alarmeringstijd van zijn norm-
toerental afwijkt.
Dit kan verschillende redenen
hebben:
a) De doseeras staat stil, maar de doseer-aandrijfmotor
draait met norm-toerental.
- Doseeras zit klem of draait te zwaar.
b) De doseeras loopt te langzaam of staat stil, de doseer-
aandrijfmotor bereikt zijn norm-toerental niet.
- mechanisch of hydraulisch probleem van de doseer-
aandrijfmotor.
c Doseeras en doseermotor lopen met maximaal toerental
- in vervangend bedrijf van de dosering (zie onder
diagnose-melding ‚Doseermotor-sensor‘) is de
doseeras-toerentalmeting eveneens defect
- met de geblokkeerde
doseeras-alarmering ziet
de melding er zo uit.
- licht op als de doseeras
weer haar norm-toerental
bereikt.
- 36 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Joystick - Bezetting zaaimachine
Druk op de ‚toets F4‘ op het ISO-control
bedieningsgedeelte
Systeem-menu licht op
Druk op de softkey-toets ‚externe invoer‘
Bezettings-menu licht op
- Uitgangstoestand is altijd ( )
- Met het toetsenblok functies kiezen
Instellen van de joystick
• Bezettingstype kiezen
1 x indrukken van de toets ‚+ (YES)‘ of ‚- (NO)‘
Variant 1
Kan maar 2 keer worden gebruikt, 1 functie op Start-
toets en 1 functie op Stop-toets - voor joystickgebruik
niet noodzakelijk.
2 x indrukken van de toets ‚+ (YES)‘ of ‚- (NO)‘
Variant 2
Gewenste functie van een joystick-toets toewijzen.
- Verder schakelen met ‚+ (YES)‘ toets
Let op: Het getal op het joysticksymbool (1/2/3) geeft
de betreffende schakelaarpositie weer!
1. Schakelaar boven (LED licht rood op)
2. Schakelaar midden (LED licht geel op)
3. Schakelaar onder (LED licht groen op)
Voordeel:
Door de joystick-toets in te drukken, wordt de
functie direct geregeld.
Aanwijzing!
De toetsen zijn vrij
programmeer-
baar.
Aanwijzing!
De joystick wordt
pas geactiveerd
als een joystick-
toets voor de
eerste keer is
ingedrukt, en
dit met de toets
‚+ (YES)‘ wordt
bevestigd.
- 37 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
1. Wiel-gebaseerde snelheid
- Druk op de softkey-toets T5 ‚Setup‘
- Met de toetsen ‚+‘ en ‚-‘ kan tussen ‚Wielsensor‘
en ‚gedeactiveerd‘ worden gekozen.
- Een andere keuze moet met Enter worden bevestigd.
- Als ‚Wielsensor‘ wordt gekozen, kan met het
toetsenblok achteruit naar de invoer van het
impulsgetal per 100 m worden gesprongen.
- Is het impulsgetal bekend, dan kan dit getal met het
toetsenveld direct worden ingevoerd en met Enter
worden opgeslagen.
- Als het impulsgetal niet bekend is, kan het worden
bepaald.
Procedure:
- Druk op de softkey-toets T2 ‚R 100m Start‘
- Een traject van exact 100 meter afleggen
- Druk op de softkey-toets T2 ‚R 100m Stop‘
- Het daarbij bepaalde impulsgetal wordt opgeslagen
Via de 7-polige tractor-signaal-stekkerdoos kunnen
verschillende signalen van de tractor aan de
boordcomputer worden overgebracht.
Gebruik van de tractorgegevens
Aanwijzing:
Bij niet-ISOBUS-
trekkers zet
het ISO-control
bedieningsge-
deelte (FO205)
het tractor-
signaal om in een
ISOBUS-signaal.
T1
T2
T3
T4
T5
T6
Druk op de ‚toets F4‘ op het ISO-control
bedieningsgedeelte
Systeem-menu licht op
Druk op de toets ‚Tractor-boordcomputer‘
- De status van de tractor-boordcomputer wordt
weergegeven.
De status kan met de softkey-toets T1 worden
geactiveerd of gedeactiveerd.
- Het tractor-boordcomputer-programma bepaalt de
rijsnelheid, de afgelegde rijweg, het aftakastoerental
en de (hefinstallatie-) arbeidspositie.
- De actuele instellingen worden weergegeven.
2. Bodem-gebaseerde snelheid
- Druk op de softkey-toets T5 ‚Setup‘
- Met de toets ‚Achteruit ‘ de positie ‚Bodem
gebaseerd‘ kiezen
- Met de toetsen ‚+‘ en ‚-‘ kan tussen ‚GPS‘,
‚Radarsensor‘ en ‚gedeactiveerd‘ worden gekozen.
- Een andere keuze moet met Enter worden bevestigd.
- De instelling ‚GPS/radar‘ bepaalt de snelheid óf
door de GPS óf door de radar-sensor, waarbij de
GPS de grotere prioriteit heeft. Dat betekent dat het
radar-signaal als meet-signaal-bron aanspringt, als
het GPS-signaal niet beschikbaar is.
- In de instelling radarsensor wordt uitsluitend het
radarsignaal verwerkt.
- Als ‚Radarsensor‘ wordt gekozen, kan met het
toetsenblok achteruit naar de invoer van het
impulsgetal per 100 m worden gesprongen.
- Directe invoer of 100 m afstelling uitvoeren zoals
beschreven in alinea ‚Wiel-gebaseerde snelheid‘.
3. Aftakas-toerental
- Druk op de softkey-toets T5 ‚Setup‘
- Met de toets ‚Achteruit ‘ de positie ‚Aftakas-
impulsen per omwenteling‘ kiezen
- Invoer van het impulsgetal met het toetsenblok.
- Een andere keuze moet met Enter worden bevestigd.
- Het gemeten aftakastoerental wordt weergegeven.
- Als er sprake is van een aftakas-sensorsignaal,
verschijnt een haakje in het vierkant.
4. Arbeidspositie
Als er sprake is van een arbeidspositie-signaal (IN =
Hefinstallatie neergelaten), verschijnt een haakje in het
vierkant.
Een leeg vierkant betekent óf de arbeidspositie UIT
(= Hefinstallatie geheven), óf dat het signaal niet
beschikbaar is.
Aanwijzing:
Tijdens deze 100m
afstelling zijn de
weergegeven
rijsnelheiden en
wegtrajecten niet
geldig.
Aanwijzing:
Wanneer geen wiel-
of radar-sensor of
GPS beschikbaar
is, moet de me-
ting zijn gedeac-
tiveerd, omdat
anders permanent
de meetwaarde 0
wordt uitgezon-
den.
T1
T2
T3
T4
T5
T6
T1
T2
T3
T4
T5
T6
NL
HYDRAULISCHE VENTILATORAANDRIJVING
- 38 -
0700_NL-HYD-GEBLAESE_8548
Een veilige en exacte afstelling kan echter alleen in
combinatie met de tractor worden gerealiseerd, en is
daarom noodzakelijk.
Een juiste afstelling is noodzakelijk,
om eventuele zaaifouten bij een te laag
toerental of beschadigingen aan de
ventilator bij een te hoog toerental te
voorkomen.
De afstelprocedure (controle) moet als volgt worden
uitgevoerd.
Basisinstelling
Eerste instelling:
Voor zaaimachines gelden de volgende nominale
toerentallen.
BEL-
ANGRIJK!
Zaaimachines met
een hydraulische
ventilatoraandrij-
ving moeten
voordat ze in
gebruik worden
genomen, op het
juiste nominale
toerental worden
afgesteld.
Controleren voor instelling!
1. De tractor moet voldoen aan de volgende
basisvoorwaarden.
a. Onafhankelijk van de hefinstallatiehydrauliek
functionerende oliecirculatie met een minimaal
olietransport van 35 l/min, zoals bijv. Fendt Favorit 600
met 2 hydrauliekcirculaties.
b. of gesloten - of loadsensing hydraulisch systeem met
instelbare oliehoeveelheid, zoals bijv. John Deere,
Fendt Favorit 800 of Case Magnum met hydraulische
systeemdruk van ten minste 150 bar.
c. vrije terugloop naar de hydraulische olietank via
meegeleverde hydraulische steekkoppeling, bouwgr.
4 en een leidingdiameter van min. 22 mm.
- aansluitplaats volgens aanwijzingen van de
tractorproducent. (montage van de hydraulische
steekkoppeling aan de tractor voor de terugloop
gebeurt niet door Pöttinger-monteurs).
d. Overleg met tractorproducent of hydraulische installatie
geschikt is voor hydraulische motoren.
e. Oliekoeler voor hydraulische olie.
2. Instelling van het toerental alleen uitvoeren
als de hydraulische olie warm is (machine in
bedrijf is geweest).
3. Hydraulische aansluiting aan de kant van de
tractor indien mogelijk aan het met voorrang
geschakelde regelventiel aansluiten.
1) Nominaal ventilatortoerental komt overeen met
motortoerental bij aftakastoerental n = 1000 t/min.
2) Grof zaad (gerst, haver, rogge, tarwe, triticale,
voererwten, veldbonen enz.)
3) Fijn zaad (koolzaad, klaver, zonnebloemen, phacelia
enz.)
zie ook zaaitabel
Type machine Ventilator-toerental 1)
Grof zaad 2)
minimum
Fijn zaad 3)
toerentalbereik
AEROSEM 300 / 3000
3000 2300
AEROSEM 400 / 4000
3500 2300
AEROSEM 5000
3500 2800 - 3200
AEROSEM 6000
3500 2200 - 2500
AEROSEM 5000 F
3500 2800 - 3200
AEROSEM 6000 F
3500 2800 - 3200
TERRASEM 4000
3500 2300
TERRASEM 6000
3500 2800 - 3200
Let op!
Bij zaaimachines met hydraulische ventilatoraandrijving
moet zowel bij grof zaad, als bij fijn zaad met geopende
smoorklep worden gewerkt.
Smoorklep (3) verwijderen of mechanisch
vastzetten.
Belangrijk!!
Bij hydraulische
ventilatora-
andrijving moet
de zaaimachine
zijn voorzien
van ventilator-
controle en het
gecontroleerde
toerental moet
worden ingesteld
op 2300 omw/min
(zie handleiding
Multitronic II).
Als de hydr.
aandrijving
achteraf wordt
gemonteerd, dient
hierop absoluut te
worden gelet.
NL
HYDRAULISCHE VENTILATORAANDRIJVING
- 39 -
0700_NL-HYD-GEBLAESE_8548
GROF
Instelprocedure voor fijn zaad
Bij rijenzaaimachines met een hydraulische
ventilatoraandrijving wordt het luchtdebiet beperkt door
het ventilatortoerental te verlagen.
Instelling als volgt uitvoeren.
Variant 1 - bij trekkers met instelbaar oliedebiet wordt
het toerental geregeld via de oliedebietregelaar aan
de trekker.
Variant 2 - bij trekkers zonder instelbaar oliedebiet
1. Handwiel aan regelblok
helemaal uitdraaien (op
aanslag).
2. Het noodzakelijke
gereduceerde
ventilatortoerental wordt
dan door het ventiel
automatisch bereikt.
Wanneer het ventilatortoerental voor fijn zaad te laag
is, dan kan dit volgens tabel 1 worden verhoogd door
het handwiel in te draaien.
Instellingen noteren!!
1. Positie van de oliehoeveelheidstelhendel aan de tractor
2. oliedrukweergave aan de zaaimachine.
(Aanduiding aan de drukmanometer door
meegeleverde markeringspijl)
Bij machines zonder toerentalbewaking (Multitronic,
Power, ISOBUS enz.) moet de hydraulische
ventilatoraandrijving ingesteld worden volgens
volgende richtwaarden:
Een goed ingestelde hydraulische ventilatoraandrijving
werkt in de volgende drukbereiken.
Attentie!
Om een constant ventilatortoerental te verkrijgen,
moeten alle andere verbruikers (kouterdruk-spoortrekker-
voorloopmarkering enz.) op het minimale oliedebiet voor
de bewerking gezet worden. (instelling aan trekker)
Instelprocedure voor grof zaad
1. Handwiel aan het regelblok helemaal indraaien (op
aanslag).
2. Oliehoeveelheidstelhendel aan de tractor op geringe
doorvoerhoeveelheid zetten – ca. 1/3.
3. Ventilator aanzetten (motortoerental voor aftakas n =
1000 omw/min)
4. Ventilatortoerental controleren. Melding op display (D).
Nominaal toerental zie tabel.
Controle alleen bij warme motor uitvoeren.
5. Als het nominale ventilatortoerental niet wordt bereikt,
moet de hoeveelheid olie aan de tractor stapsgewijs
worden verhoogd.
Wordt hiermee het noodzakelijke toerental niet bereikt, dan
kan een verdere verhoging tot het nominale toerental alleen
worden bereikt door enkele evenwichtsringen onder
het handwiel aan het regelblok te verwijderen (fig. 1).
6. Motortoerental laten zakken tot aftakastoerental n = 850
omw/min.
Bij dit toerental mag de ventilatorcontrole (toon + lampje)
niet worden geactiveerd; als dat wel gebeurt, moet de
oliehoeveelheid aan de kant van de tractor enigszins
worden verhoogd (waarschuwing uit).
Instellingen noteren!!
1. Positie van de oliehoeveelheidstelhendel aan de tractor
2. oliedrukweergave aan de zaaimachine.
(Aanduiding aan de drukmanometer door
meegeleverde markeringspijl)
Fijn zaad
Let op!
Instelling alleen
geldig voor ge-
bruikte tractor.
Bij inzet van een
andere tractor op-
nieuw instellen.
P
T
Grof zaad
Fijn zaad
Handwiel (1)
Evenwichtsringen
Drukmanometer
P = drukleiding T = tankleiding
Toerentalmeting – drukmeting
Sensor
D
Attentie!
Evenwichtsringen
alleen verwijderen
of aanbrengen als
de trekkermotor
uitgeschakeld is.
Standaardhydrauliek ventilatoraandrijving
Arbeidspositie
Drukbereik
tot 3 m 4m tot 6 m
Grof zaad 70 - 90 bar 80 - 100 bar
Fijn zaad 30 - 40 bar 30 - 50 bar
FIJN
NL
HYDRAULISCHE VENTILATORAANDRIJVING
- 40 -
0700_NL-HYD-GEBLAESE_8548
Technische details
Olieopbrengst max: 35 l/min
Ventilatortoerental max: 4250 o/min
Ventilatortoerental min: 1200 o/min
Hydraulische aansluitingen:
P – leiding (drukleiding: Stekker BG 4
T – leiding (Retourleiding): Mof BG 4
(standaard gemonteerd),
Stekker BG 4
(los bijgevoegd)
LS – leiding: Stekker BG 2
Instel aanwijzingen
Voor het in bedrijf nemen van de aandrijving moet worden
vastgesteld
- dat de instelschroef op het regelventiel op de schaal in
stand 0 is gezet (minimale doorstroomhoeveelheid).
Na het in gebruik nemen moet
- met behulp van de ze schroef het toerental worden
ingesteld.
Een veilige en precieze instelling is alleen in combinatie
met de gebruikte trekker mogelijk.
Voor standaardmachines gelden daarbij de volgende
norm-toerentallen
Uitschakelen van LS – aandrijvingen bij hydromotoren is
normaal gesproken alleen mogelijk door:
- De P–leiding er uit te trekken.
- De trekker motor stop te zetten.
Om deze handelingen te voorkomen werd aan de
trekkerzijde van de P–leiding (trekkerzijde)
Een blokkeerkraan ingebouwd. Voor het uitschakelen van
de aandrijving moet slechts de blokkeerkraan gesloten
te worden.
ATTENTIE:
Een juiste instelling
beslist nodig om
mogelijke zaai-
fouten van een
te laag toerental
of beschadiging
van de ventilator
door een te hoog
toerental te ver-
mijden.
Hydr. Ventilatoraandrijving met Load Sensing aansturing
Type machine Ventilator-toerental 1)
Grof zaad 2)
minimum
Fijn zaad 3)
toerentalbereik
AEROSEM 300 / 3000
3000 2300
AEROSEM 400 / 4000
3500 2300
AEROSEM 5000
3500 2800 - 3200
AEROSEM 6000
3500 2200 - 2500
AEROSEM 5000 F
3500 2800 - 3200
AEROSEM 6000 F
3500 2800 - 3200
TERRASEM 4000
3500 2300
TERRASEM 6000
3500 2800 - 3200
Voor het gebruik van de hydraulische ventilatoraandri-
jving
- Minimumdebiet van de trekker 35 l/min
- Bedrijfsdruk hydrauliek min. 150 bar
Om reden van prioriteitenschakeling van het hydraulische
systeem kan er op trekkers met een geringere olieopbrengst
tot daling van het toerental komen tijdens het heffen en
keren van de machine.
(Prioriteit 1: Besturing, Prioriteit 2: Hefinrichting enz.)
Een verlaagd toerental kan leiden tot
- verstoppen van de zaadgeleiders(heffen van de
machine tijdens het rijden noodzakelijk)
- ongewenste toerentalschommelingen van het
loopwiel
Dit probleem kan worden opgelost, als de hydr.
Ventilatoraandrijving via een Load Sensing Systeem wordt
verzorgd (LET O: de trekker moet over een LS systeem
beschikken).
Voorwaarden:
- Zaaimachine met ventilatorbewaking (Multitronic,
Power , ISOBUS enz.)
- LS-hydrauliek met eigen LS-leiding aan de trekker
= 3 aansluitleidingen
De LS aandrijving vindt plaats met een extra leiding
(Snuffelleiding).
Deze leiding regelt een contant drukverschil tussen
LS – en P – leiding. Daardoor wordt de olieopbrengst
voor dit circuit, en zodoende het toerental onafhankelijk
van andere circuits, constant gehouden.
Verder wordt slechts die hoeveelheid olie toegevoerd,
die voor de hydromotor wordt benodigd.
Een Bypassleiding, die de olie door het circuit leidt en
zodoende onnodig opwarmt, vervalt.
(Bij LS-hydrauliek zonder extra LS-leiding =
2 aansluitleidingen - ventilatoraandrijving van
standaardhydrauliek gebruiken)
P-Leiding T-Leiding
LS-Leiding Blokkeerkraan
- 41 -
NL
0400_NL-Allgemeine-Wartung_BA
Hydrauliekinstallatie
Wees voorzichtig met hydrauliekinstallaties i.v.m.
verwonding en infectie.
Als er olie uit een slang of leiding spuit, kom dan niet
te dichtbij. Vloeistof zoals olie onder hoge druk kan in
de huid dringen. Raadpleeg in dat geval onmiddellijk
een arts.
Na de eerste 10 bedrijfsuren en alle volgende 50
bedrijfsuren
- Controleer of alle hydraulieknippels/verbindingen dicht
zijn. Eventueel nippels/wartels aandraaien.
Voor iedere inbedrijfsname
- Voor iedere inbedrijfsname moeten de slangen van het
hydrauliek gecontroleerd worden op beschadiging.
Versleten of beschadigde slangen moeten direct
vervangen worden. De kwaliteit van nieuw te monteren
slangen en andere delen moeten aan de eisen voldoen
en gelijk zijn aan het origineel gemonteerde materiaal.
Slangen ondergaan een natuurlijke veroudering. Ze
moeten na 5 of 6 jaren worden vervangen.
In de openlucht laten staan
Als de machine langere tijd in de
open lucht moet blijven, moe ten
de cylinderstangen worden
ge rei nigd en worden ingevet.
FETT
TD 49/93/2
Veiligheid-
saanwijzing
Voor het verrich-
ten van instel-,
onderhouds-
en reparatie-
werkzaamheden,
de trekker motor
uitschakelen.
• Werkzaamheden
onder de machine
alleen uitvoe-
ren, wanneer de
machine veilig
en stabiel staat
en goed wordt
ondersteund.
Na één werkuur
alle bouten nat-
rekken.
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud
Om ook na langere tijd nog plezier van uw machine te
houden neemt u de volgende aanwijzingen
in acht:
- Na de eerste gebruiksuren alle bou ten
en moeren na-trekken.
Speciaal gecontroleerd moeten worden:
- Mesbouten bij maaiers
- Bouten in de tandbevestiging van schudders en van
zwadharken
Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal
voor deze ma chi nes en werk tui gen ont wik keld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door
ons geleverde delen niet door ons ge con tro leerd en
vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan on der bepaalde
om stan dig he den con struc tie ve eigenschappen van
Uw ma chi ne negatief beïnvloeden. De fa bri kant
kan niet aansprakelijk wor den gesteld voor scha de
ont staan door het gebruik van niet originele delen en
toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren
van aan bouw de len o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid
van de fabrikant uit.
Reinigen van machinedelen
Let op!
Geen hogedrukreiniger gebruiken voor het reinigen van
lagers en van hydraulische delen.
Gevaar voor roestvorming!
- Na het reinigen van de machine deze volgens het
smeerschema doors me ren en de machine een korte
tijd laten draaien.
- Door met te
hoge druk te
reinigen kan
beschadiging
van lak
optreden.
Veiligheidsaanwijzing
Voor het verrichten van instel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekker motor uitschakelen.
Overwinteren
- De machine voor het over winteren goed schoon
maken.
- Beschermd tegen weersinvloeden opbergen.
- Olie-wisselen of op niveau brengen.
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle smeerpunten volgens schema doorsmeren.
Aftakassen
- zie ook de aanwijzingen in de aanhang
Let op: voor u onderhoud pleegt!
In principe gelden de aanwijzingen die in de
gebruikershandleiding worden gegeven.
Als daarin geen speciale aanwijzingen worden gegeven,
gelden de aanwijzingen in de meegeleverde handleiding
van de betreffende aftakassenfabrikant.
Repara-
tieaanwijzingen
Let op de repara-
tieaanwijzingen in
de aanhang (indi-
en beschikbaar)
ONDERHOUD
- 42 -
0700-NL WARTUNG_8548
ONDERHOUD NL
Sensor-instelling
- Afstand 1-3 mm instellen.
Regenwater weg laten lopen
Als het heeft ingeregend in het voorraadreservoir, bijv.
bij openstaande deksel
- Schroeven in de leidingbocht onder de beide
doseerbehuizingen uitdraaien
- Water helemaal weg laten lopen
- Schroeven weer aandraaien
Reinigen van het bedieningspaneel
- Zachte doek en een mild schoonmaakmiddel gebruiken
- geen oplosmiddel gebruiken
- Bedieningspaneel niet in vloeistof onderdompelen!
De verbindingen naar de elektronicakast
losmaken
- bij laswerkzaamheden aan de tractor
- bij laswerkzaamheden aan de aangebouwde
machine
- bij het opladen van de trekkeraccu
- bij het aansluiten van een tweede accu (starthulp)
Zaaigoedreservoir indien mogelijk altijd
leegmaken
- vooral voor een langere onderbreking van de
werkzaamheden
- vanwege de hygroscopische eigenschappen van
het zaaigoed
- zodat knaagdieren niet worden aangelokt
Let op! Beits irriteert en is giftig!
Bescherm gevoelige lichaamsdelen als slijmvliezen,
ogen en luchtwegen.
Zaaigoedrestanten bij de doseerwielen
verwijderen
- Zaaimachine laten zakken
- Opvangreservoir onder de trechter van de afvoeropening
plaatsen
- Schuiven openen
- Doseerwielen enigszins draaien (met stergreep 33/2)
- aansluitend ventilator kort laten lopen om alle restanten
van het zaaigoed te verwijderen.
Reiniging van de machine
Belangrijk! Laat nooit aarde op de kouters opdrogen
Na ieder gebruik reinigen en tegen corrosie beschermen
- Kouters
- Spoorschijven
- Kooirollen
Wegzetten van de machine
- Kranen aan de hefcilinders sluiten
Smering
- Lageringen met smeernippels regelmatig smeren
- om de 100 h de lagers van de koutersegmenten.
Stekkerdosen aan de machine beschermen
- beschermd tegen vuil en vocht omhullen
Onderhoudsaanwijzingen
(IV)
FETT
- 43 -
0700-NL WARTUNG_8548
ONDERHOUD NL
Radar-sensor
Montage-aanwijzing:
Montagehoogte: ca. 0,6 meter boven de bodem
(functiebereik van 0,3 tot 1,2 m)
Montagehoek: ca. 35° naar voren
158-07-04
35°
0,6 m
(0,3m - 1,2m)
- 44 -
NL
0300-NL TECH-DATEN_8548
TECHNISCHE GEGEVENS
Uitrustingsvarianten
Zaaimachine AEROSEM F
Frontstrokenpakker Doseereenheid Ventilator Zaairail
Zaaigoedreservoir Transportleidingen Verdelerkop Spoorwiel
Gebruik conform bestemming van de machine
De zaaimachine 'AEROSEM F' is uitsluitend bestemd voor normaal gebruik bij landbouwwerkzaamheden.
Voor het voorbereiden van de bovenlaag van de akkerbodem en voor de aansluitende zaaiwerkzaamheden.
Ieder ander gebruik geldt als niet-conform bestemming.
Voor schade die hieruit voortkomt is de producent niet aansprakelijk. Dit risico is geheel en al voor de gebruiker.
Bij het gebruik conform bestemming hoort ook het naleven van de onderhouds- en reparatievoorwaarden, zoals door de producent zijn
voorgeschreven.
Plaats van het typeplaatje
Het chassisnummer is te vinden op het typeplaatje, zie afbeelding
hiernaast. Bij garantieclaims, vragen over de machine en bestellingen
van reserve-onderdelen dient het chassisnummer altijd te worden
vermeld.
Het verdient daarom aanbeveling om het chassisnummer van het
voertuig of de machine direct na aankoop op het titelblad van de
handleiding over te nemen.
- 45 -
TECHNISCHE GEGEVENS
NL
0300-NL TECH-DATEN_8548
Zaaigoedverdeling .............................................................. pneumatisch
Ventilator -aandrijving ........................................................ Aftakas 1000 / omw/min
............................................................................................ Hydraulische motor (W
Dosering, aandrijving ......................................................... regelbare elektromotor
Regeling / controle ............................................................ elektronisch
Trekkervermogen ............................................................ afhankelijk van het werktuig vóór
Aanhangen ........................................................................ Front hefarm cat II
............................................................................................ Achter gekoppeld aan de machine vóór (rotorkopeg)
Hydraulische aansluitingen
Heffen en neerlaten van de spoortrekker .......................... 1x dubbelwerkend
Kleppen van de werktuigen (rotorkopeg) .......................... 1x dubbelwerkend
Kouterdrukverstelling ........................................................ 1x enkelvoudig werkend
Aandrijven van de ventilatormotor ..................................... 1x enkelvoudig werkend met retourleiding (of Load Sensing)
Hydraulische druk ........................................................... max. 210 bar
Elektrische voorziening
1 stuk ................................................................................. 7-polige stekker voor de verlichtingseenheid
1 stuk ................................................................................. stekker voor de sigarettenaansteker
1 directe aansluiting aan de tractoraccu ........................... + pool = rode leiding
1 directe aansluiting aan de tractoraccu ........................... + pool = zwarte leiding
incl. meegeleverde AAN–UIT schakelaar
Geluidsniveau
Geluidsversterking (tijdens de werkzaamheden) bij het oor van de bestuurder
bij gesloten achterruit ........................................................ +1,5 dB(A)
bij geopende achterruit ..................................................... +7 dB(A)
Type Machine Arbeidsbreedte Rijenaantal Gewicht Zaadbakinhoud (l)
(cm) (kg) zonder / met opzetstuk
Aerosem F 5000 fronttank 500 - 450 1600 / 2300
Zaairail opklapbaar 500 40 / 48 678 -
Aerosem F 6000 fronttank 600 - 450 1600 / 2300
Zaairail opklapbaar 600 40 / 48 / 60 735 -
Technische gegevens
(W Optie
Gebruikershandleiding
Zaaimonitor
Multitronic II voor
VITASEM
VITASEM A
1000-NL VITASEM Multitronic
- A47 -
MULTITRONIC VITASEM NL
1 Algemeen
De volgende aanwijzingen en verklaringen a.u.b. zorgvuldig doorlezen. Daardoor voorkomt u fouten
bij bediening en instelling.
Inhalt
1 Algemeen.................................................................................................................................................................................. 39
2 Gegevens over het vermogen van de zaaimonitor ................................................................................................................... 40
2.1 Elektrische aansluiting .................................................................................................................................................... 40
2.2 Technische gegevens ...................................................................................................................................................... 40
2.3 Mogelijke functies ............................................................................................................................................................ 40
3 In werking stellen van de zaaimonitor ...................................................................................................................................... 41
4 Multitronic II Snelle informatie Bedieningsaanwijzingen voor VITASEM .................................................................................. 41
4.1 Het bedieningspaneel van de Multitronic II – Zaaimonitor .............................................................................................. 41
4.2 De meldingstoetsen ........................................................................................................................................................ 41
4.3 De alarmmeldingen ......................................................................................................................................................... 41
4.4 Het hoofdmenu ................................................................................................................................................................ 42
5 Multitronic II Hoofdmenu voor VITASEM .................................................................................................................................. 43
5.1 De basisinstelling ............................................................................................................................................................ 43
5.1.1 Rijbaanritme ........................................................................................................................................................ 43
5.1.2 Werkbreedte ........................................................................................................................................................ 43
5.1.3 IJken van de hectareteller of ingeven van de wielimpulsen ................................................................................ 44
5.1.4 Controle van de zaaiassen .................................................................................................................................. 45
5.1.5 Controle van de vulhoogte .................................................................................................................................. 45
5.1.6 Vertragingstijd ..................................................................................................................................................... 45
5.1.7 Opslaan van instellingen .................................................................................................................................... 45
5.2 Sensortest und Bordspannungsanzeige ......................................................................................................................... 46
5.3 Abdrehhilfe (zum Kalibrieren) .......................................................................................................................................... 47
6 De meldingstoetsen .................................................................................................................................................................. 48
6.1 Rijtempo aangeven ......................................................................................................................................................... 48
6.2 De hectareteller ............................................................................................................................................................... 48
6.2.1 Gedeelte oppervlaktes- / gehele oppervlaktes aangeven ................................................................................... 48
6.2.2 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes wissen ....................................................................................................... 48
6.2.3 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes en van gehele oppervlaktes wissen. ......................................................... 48
6.3 Omwenteling van de zaaiassen aangeven ..................................................................................................................... 48
6.4 De rijbaanslag ................................................................................................................................................................. 49
6.4.1 Rijbaanslag aangeven / veranderen .................................................................................................. 49
6.4.2 Automatisch verderschakelen onderbreken ........................................................................................................ 49
7 Alarmmeldingen ........................................................................................................................................................................ 50
7.1 Zaaiassenalarm ............................................................................................................................................................... 50
7.2 Vulhoogte-alarm .............................................................................................................................................................. 50
8 Einstellung des Maschinentyps, der Landessprache und Umschaltung des Steuersignals ..................................................... 51
1000-NL VITASEM Multitronic
- A48 -
MULTITRONIC VITASEM NL
2 Gegevens over het vermogen van de zaaimonitor
2.1 Elektrische aansluiting
De stroomverzorging van de zaaimonitor vindt plaats met een DIN 9680-stekker vanaf de 12-Volt aansluiting op de trekker. Deze 3-polige
stekkers worden ook in een 2-polige uitvoering gebruikt, omdat alleen de twee hoofdaansluitingen (+12V, massa) noodzakelijk zijn.
Indien gewenst, bestaat ook de mogelijkheid om de zaaimonitor met een ISO 11786 signaalstopcontact te gebruiken.
Attentie!
Stekkers en contactdozen van een ander constructietype zijn niet toegestaan, aangezien de betrouwbare werking
dan niet gegarandeerd is.
2.2 Technische gegevens
Bedrijfsspanning: van +10V tot +15V
Stroomverbruik van de zaaimonitor 70 mA
Bedrijfstemperatuur: van -5°C tot +60°C
Temperatuur bij opslag van -25°C tot +60°C
Beveiligingsgraad IP65
Beveiliging 6A Multi-fuse in de stekker.
Na een kortsluiting en na een wachttijd van ca. 2 minuten herstelt de beveiliging zich zelf.
LCD-veld: 4-cijfers, met verlichte achtergrond
2.3 Mogelijke functies
De Multitronic II – Zaaimonitor is een compacte bedrijfscomputer met veel functies. Hij neemt belangrijke stuur- en controle-opgaven
van u over, is een zinvol afleesinstrument en verlicht uw werk door de praktische hulpfuncties.
De zaaimonitor is universeel ontworpen. Daardoor kan hij zonder problemen worden toegepast op de mechanische zaaimachines uit
de ”VITASEM” -serie en op de pneumatische zaaimachines uit de series ”AEROSEM EN TERRASEM”.
Hier een kort overzicht van de mogelijke functies:
Stuurfuncties:
- Aanleggen van rijbanen
- Extra aanleggen van rijpadenmarkeringen
- Automatisch of handmatig verder schakelen van de rijpadenslagen
- Onderbreken van het automatisch verder schakelen van de rijpadenslagen als er om een hindernis heen moet worden gereden.
Meldingsfuncties:
- Melden van rijpadenslag en rijpadenritme
- Hectareteller voor gedeeltelijke oppervlakten
- Hectareteller voor gehele oppervlakten
- Rijtempo
- Toerental van de zaaiassen
Controlefuncties:
- Controle van de zaaiassen
- Controle van de vulhoogte
Hulpfuncties:
- Sensortest
- Afdraaihulp voor de berekening en het meetellen van het toerental van de handslinger
- IJken van de hectareteller (Aanpassen van de hectareteller aan de bodemtoestand)
- Instelbare vertragingstijd voor het automatisch verder schakelen van de rijpadenslag
- Instelbare tijdvertraging voor de zaaiascontrole
- Menutaal naar keuze: Duits, Frans of Engels
- Omschakeling van het sensorsignaal
- Aanduiding van de boordspanning
1000-NL VITASEM Multitronic
- M49 -
MULTITRONIC VITASEM NL
3 In werking stellen van de zaaimonitor
De Multitronic II - Zaaimonitor wordt ingeschakeld door de spanningsverzorgende stekker
in het trekkerstopcontact te steken. Er klinkt een kort claxonsignaal. In de weergave
verschijnt gedurende 0,5 seconden het nummer van de softwareversie en vervolgens
gedurende 2 seconden het nummer van het ingestelde machinetype:
Voor de bouwreeks VITASEM moet de melding < > verschijnen.
Voor de bouwreeks AEROSEM moet de melding < > verschijnen.
Voor de bouwreeks TERRASEM moet de melding < > verschijnen.
Mocht het verkeerde machinetype verschijnen, moet eerst de instelling van het machinetype
worden veranderd (zie punt 8). Daarna kan de zaaimonitor pas correct gaan werken.
Daarna wordt een melding opgeroepen voor de rijsnelheid, de hectareteller, het toerental
van de zaaiassen of de schakeling voor de rijpaden.
4 Multitronic II Snelle informatie Bedieningsaanwijzingen
voor VITASEM
4.1 Het bedieningspaneel van de Multitronic II – Zaaimonitor
Meldingen/Display (1/1), functietoets rijsnelheid (1/2),
toerental zaaias (1/3), hectareteller (1/4), diode (1/5),
rijpad (1/6),
pijltjestoetsen (1/7, A,V), F-toets (1/8)
4.2 De meldingstoetsen
De groene toetsen zijn meldingstoetsen
Melding rijsnelheid (1/2)
1x indrukken = weergave rijsnelheid
Melding hectareteller (1/4)
1x indrukken = Melding hectareteller voor gedeeltelijke oppervlaktes
2x indrukken = Melding hectareteller voor de gehele oppervlakte
Wissen van de hectareteller voor gedeeltelijke oppervlaktes =
allebei de pijltoetsen A en V 2 seconden lang ingedrukt houden
Wissen van allebei de hectaretellers = allebei de pijltoetsen A en V
10 seconden lang ingedrukt houden
Weergave toerentallen (1/3)
1x drukken = weergave zaaias toerental
Melding rijpadenslag en rijpadenritme (1/6)
Met de pijltoetsen A of V kunt u de rijpadenslag met de hand veranderen.
2x indrukken = Melding <AUS>
Lichtdiode aan (1/5) = rijbaan ingeschakeld
Lichtdiode uit (1/5) = rijbaan niet ingeschakeld
4.3 De alarmmeldingen
<doSi> = Alarm Controle van de zaaiassen
<FUEL> = Alarm Controle van de vulhoogte
2x
1
1
8
A
V
2
3
4
6
5
7
1000-NL VITASEM Multitronic
- A50 -
MULTITRONIC VITASEM NL
Snelle informatie Multitronic II VITASEM
Basisinstelling Sensortest Afdraaihulp
4.4 Het hoofdmenu
Het hoofdmenu wordt geactiveerd d.m.v. de functietoets F . Hier wordt basisinstelling <Grnd> van de zaaimachine ingesteld. Ook de
hulpfuncties Sensortest <SEns> en afdraaihulp <Abdr> worden met deze toets geactiveerd.
Alarmmeldingen:
Alarm controle van de zaaiassen
Alarm controle van de vulhoogte
Hoofdmenu verlaten:
U kunt het hoofdmenu ten allen tijde verlaten door één
van de 4 meldingstoetsen in te drukken.
Instellingen opslaan:
F-toets indrukken en 6 sec lang ingedrukt houden. Na
2,5 sec begint de melding te knipperen. Na 6 sec klingt
een akoestisch signaal. Als de signaaltoon ophoudt, is
de instelling opgeslagen. U kunt de F-toets loslaten.
Als u de F-toets vroeger loslaat, blijft de oude instelling
opgeslagen.
6 Sec.
/
3 Sec.
3 Sec.
3 Sec.
3 Sec.
/
/
/
/
1 2 3 4
1 = Zaaias/afdr.kl.
2 = Hectareteller
3 = Rijpadensch.
4 = Vulstand
Met de pijltjestoetsen de
werkbreedte kiezen en
opslaan
Met de pijltjestoetsen het
rijpadenritme kiezen en
opslaan
De ijking wordt op het veld
uitgevoerd.
Indien u geen ijking wenst: kort op de
F-toets drukken
Met de pijltjestoetsen
het aantal wielimpulsen
kiezen en opslaan
Met de pijltjestoetsen de
zaaiasbewaking in- (IN)
of uitschakelen (UIT) en
opslaan
Met de pijltjestoetsen de
vulniveaubewaking in-
(IN) of uitschakelen (UIT)
en opslaan
Met de pijltjestoetsen de
vertragingstijd kiezen en
opslaan
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
/
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
/
Aanduiding van de
boordspanning, bijv.:
12,0 volt
Met de pijltjestoetsen het
kalibreervlak
(10 = 1/10 ha)
(20 = 1/20 ha)
(40 = 1/40 ha)
(100 = 1/100 ha)
kiezen en opslaan
3 Sec.
3 Sec.
/
/
/
De vertragingstijd voor
het zaaiasalarm (1s...20s)
moet via de pijltjestoetsen
worden gekozen en
worden opgeslagen.
(Menu wordt bij
gedeactiveerde controle
niet weergegeven)
1000-NL VITASEM Multitronic
- M51 -
MULTITRONIC VITASEM NL
5 Multitronic II Hoofdmenu voor VITASEM
In het hoofdmenu kunt u drie functies oproepen:
Basisinstelling van de drilmachine <Grnd>
Sensortest <SEns>
Draaihulp <Abdr>
F-toets indrukken en met pijltoets A of V de gewenste functie kiezen. Daarna weer de
F-toets indrukken om de gekozen functie te activeren.
5.1 De basisinstelling
Voor het in werking stellen van de zaaimonitor moet eerst de basisinstelling worden
ingesteld. Daardoor worden de kenmerkende gegevens en de technische toestand van
de drilmachine aan de zaaimonitor meegedeeld.
Als de basisinstelling verkeerde gegevens bevat, zijn verkeerde functies
en verkeerde berekende meldingen het gevolg.
F-toets indrukken en met A of V de basisinstelling kiezen. Daarna weer de F-toets
indrukken om de basisinstelling te activeren. Hierbij wordt de instelling van het rijbaanritme
opgeroepen.
5.1.1 Rijbaanritme
In dit menu kan een symmetrisch en een asymmetrisch rijbaanritme worden ingesteld
of de schakelaar voor de rijbanen gedeactiveerd worden.
Symmetrisch rijbaanrtime:
<SY:02>, 03, 04, 05, 06, 07, 08, 09, 10, 11, 12
Asymetrisch rijbaanritme:
<AS:02>, 04, 06, 08, 10, 12
Gedeactiveerde rijrillenschakeling: <FG:00>
Met A of V het rijrillenritme kiezen en met F opslaan (zie punt. 5.1.7)
Hierna volgt de instelling van de werkbreedte van de drilmachine.
5.1.2 Werkbreedte
Eerst verschijnt het symbool voor de werkbreedte <Arb> en na 3 sec een vooraf
ingestelde werkbreedte.
Met A of V de werkbreedte kiezen en met F opslaan (zie punt 5.1.7) (zie punt 5.1.10)
Hierna volgt het ijken van de hectareteller.
1000-NL VITASEM Multitronic
- M52 -
MULTITRONIC VITASEM NL
5.1.3 IJken van de hectareteller of ingeven van de wielimpulsen
Om het aantal hectares precies te kunnen tellen en om het rijtempo precies te kunnen
aangeven moet een impulsgetal voor 100 m rijafstand wordengegeven.
De afstand kan op twee manieren worden berekend:
Ingeven van de wielimpulsen volgens tabelle
of
praktische berekening van het impulsgetal
Allereerst moet altijd de tabellenwaarde worden ingegeven. Alleen in het geval, dat de
hectareteller niet precies werkt, moet de hectareteller geijkt worden.
5.1.3.1 IJken van de hectareteller
Het ijken van de hectareteller betekent een aanpassing aan de toestand van de akkerbodem.
Er dient slechts dan te worden geijkt, als de hectareteller niet precies werkt.
U dient direct op het veld te ijken.
Eerst verschijnt symbool voor ijken <Eich> en na 3 sec een vooraf ingesteld aantal van
wielimpulsen.
IJken niet doorvoeren:
Als u niet of pas later wilt ijken, moet u even de F-toets indrukken. Het programma gaat
dan verder met het volgende instellingsmenu wielimpulsen <InPu>.
IJken doorvoeren:
Als u wilt ijken, moet u als volgt te werk gaan:
Machine naar het begin van de te meten afstand rijden.
100 m op het veld afmeten
Pijltoets A indrukken, De melding < FAhr > = vertrekken verschijnt
De te meten afstand helemaal af rijden. De zaaimonitor telt nu impulsen aan de
hectareteller.
Aan het einde van de meten afstand de pijltoets V indrukken. De zaaimonitor telt dan
geen impulsen meer.
Met F-toets het aantal impulsen opslaan (zie punt 5.1.7)
Na het ijken vervalt de invoer van de wielimpulsen. Door de F-toets in te drukken komt
men op het menupunt Zaaias-controle (zie 5.1.4), of men verlaat het menu met een
groene toets.
5.1.3.2 Ingeven van de wielimpulsen
Eerst verschijnt het symbool voor de wielimpulsen <InPu> en na 3 sec een vooraf
ingesteld aantal impulsen.
Bij de VITASEM is het aantal impulsen afhankelijk van de grootte van het
aandrijvingswiel.
VITASEM
Impulsaantal
/ 100 m
Banden
6.00-16 805
Banden
10.0/75-15.3 762
Spoorwiel
743
Met pijltoets A of V het aantal impulsen kiezen en met F-toets opslaan (zie punt 5.1.7).
Nu wordt de controle van de zaaiassen ingesteld.
1000-NL VITASEM Multitronic
- M53 -
MULTITRONIC VITASEM NL
5.1.4 Controle van de zaaiassen
In dit menu wordt de controle van de zaaiassen aan- of uitgezet.
Eerst verschijnt het symbool van de zaaiasbewaking <doSi> = dosering en na 3 sec.
wordt de bewakingstoestand weergegeven.
Controle van de zaaiassen aan = <Ein>
Het invoerveld voor de tijdvertraging van het zaaiasalarm verschijnt. De tijd is met de
pijltjestoetsen van 1...20 seconden instelbaar.
Controle van de zaaiassen uit = <AUS>
Met pijltoets A of V de controle aan- of uitzetten en met F-toets opslaan (zie punt
5.1.7).
Hierna wordt de controle van de vulhoogte ingesteld.
5.1.5 Controle van de vulhoogte
In dit menu wordt de controle van de vulhoogte aan- of uitgezet.
Eerst verschijnt het symbool van de vulhoogtebewaking <FUEL> = vulhoogte en na 3
sec. wordt de bewakingstoestand weergegeven.
Controle van de vulhoogte aan = <Ein>
Controle van de vulhoogte uit = <AUS>
Met pijltoets A of V de controle aan- of uitzetten en met F-toets opslaan (zie punt
5.1.7).
Hierop volgt het instellen van de vertragingstijd.
5.1.6 Vertragingstijd
De vertragingstijd t3 <ZEit> is een vertraging van de schakelimpuls voor het automatisch
verderschakelen van de rijbaanslagen. Deze tijd dient ertoe om verkeerde schakelingen
te voorkomen. De vertragingstijd kan van 0,5 sec tot 20,0 sec trapsgewijs met trappen
van 0,5 sec worden ingesteld.
0 tot 10 seconden in trappen van 0,5 sec.
10 tot 10 seconden in trappen van 1 sec.
De volgende waardes moeten vooraf worden ingesteld:
Automatisch verderschakelen via: Gemelde waarde
(komt overeen met vertragingstijd in sec)
Drukschakelaar aan de twee- of driewegafsluiter 1,5
Fendt – signaalstopcontact, ISO 11786 1,5
Sensor aan het spoorwiel minimaal 3,5
Sensor aan de schudcompensatie minimaal 3,5
U kunt echter ook nog andere waardes instellen. U kunt met de pijltoetsen A of V de
vertragingstijd kiezen en met de F-toets opslaan (zie punt 5.1.7).
De basisinstelling van de drilmachine is nu afgesloten. Het programma keert nu terug naar
het hoofdmenu en het symbool voor de basisinstelling <Grnd> verschijnt opnieuw.
U kunt nu het menu verlaten met één van de 4 groene meldingstoetsen.
5.1.7 Opslaan van instellingen
Als de vooraf ingestelde waardes worden veranderd, moeten de veranderde waardes
worden opgeslagen.
Alle instellingen kunnen op dezelfde manier worden opgeslagen:
De F-toets 6 sec lang indrukken. Na 2,5 sec begint de melding te knipperen. Na 6
sec houdt het knipperen op en er klingt een akoestisch signaal. Als de signaaltoon
ophoudt is de instelling opgeslagen.
U kunt nu de F-toets loslaten en u gaat zo automatisch naar het volgende menu.
Als u de F-toets vroeger loslaat, gaat u ook naar het volgende menu, maar de eventueel
veranderde waarde wordt niet opgeslagen en de oude waarde blijft.
6 Sec.
1000-NL VITASEM Multitronic
- M54 -
MULTITRONIC VITASEM NL
5.2 Sensortest en aanduiding van de boordspanning
De sensortest is een mogelijkheid om de functie van de sensoren aan de drilmachine
te controleren.
De F-toets indrukken en met de pijltoetsen A of V de sensortest <SEnS> kiezen, daarna
weer de F-toets indrukken om de test te activeren.
Er verschijnen 4 balken op het scherm:
1 = Controle van de zaaiassen
2 = Hectareteler
3 = Verderschakelen van de rijbaanslag
4 = Controle van de vulhoogte
De balken tonen de schakeltoestand van de afzonderlijke schakelelementen.
Ter controle van de zaaiassen, hectareteller en van de vulhoogte (sensoren met
openingsfunctie):
Lange balk = geen metaal gevonden
Korte balk = metaal gevonden
Verderschakelen van de rijbaanslag via
Sensor aan de schudcompensatie (Sensoren met openingsfunctie)
Lange balk = geen metaal gevonden
Korte balk = metaal gevonden
Drukschakelaar aan de twee- of driewegafsluiter
Lange balk = schakelaar staat onder druk
Korte balk = schakelaar zonder druk
Fendt – Signaalstopcontact
Lange balk = slagwerkstelling omhoog getrokken
Korte balk = slagwerkstelling omlaag
Sensor aan het spoorwiel (sensor met sluitingsfunctie):
Lange balk = metaal gevonden
Korte balk = geen metaal gevonden
U kunt de functie van een sensor controleren door een metalen voorwerp (bijv. een
schroevendraaier), voor de sensor houdt en daarna weer wegtrekt. U kunt de functie van
de drukschakelaar controleren door met aangesloten hydraulische leiding de machine
die de rillen trekt omhoog te halen.
Als u nogmaals op de F-toets drukt, wordt de boordspanning weergegeven.
Het eerste teken, "U", staat symbool voor spanning.
De drie cijfers staan voor de boordspanning, hier bijv. 12,0 volt.
Door te drukken op de F-toets keert u terug naar de sensortest <SEnS>.
U kunt het menu nu verlaten via een van 4 de meldingstoetsen.
1 2 3 4
1000-NL VITASEM Multitronic
- M55 -
MULTITRONIC VITASEM NL
5.3 Afdraaihulp (voor het kalibreren)
Verklaring:
"Afdraaien" is een eigennaam en betekent eigenlijk "kalibreren".
De afdraaihulp (kalibreerhulp) is een hulpprogramma voor de zaaigoedafdraaiproef
(zaaigoedkalibreerproef).
Het programma berekent het aantal omwentelingen van de zwengel en toont deze op het
display en telt ook het aantal omwentelingen van de zwengel bij de afdraaiproef.
De F-toets drukken en met de pijltoetsen A of V de draaihulp <Abdr> kiezen. Daarna
weer de F-toets indrukken om de draaihulp te activeren.
Er verschijnt een keuzeveld voor de grootte van het oppervlak dat moet worden afgedraaid.
U kunt daarbij kiezen tussen
1/10 ha melding <10>
1/20 ha melding <20>
1/40 ha melding <40>
1/100 ha melding <100>
Met de pijltoetsen A of V de grootte van de oppervlakte kiezen, die afgedraaid moet
worden en bevestigen met de F-toets (kort indrukken).
De zaaimonitor berekent nu het aantal zwengelomwentelingen en geeft daarvan een
melding. Daarbij verschijnen waardes vanaf 100 omwentelingen als hele getallen. Waardes
die onder 100 omwentelingen liggen, verschijnen nauwkeurig tot op 0,5 omwenteling.
Nu kan de afdraaiproef beginnen. De zaaimonitor telt nu de omwentelingen van de
handzwengel en wel van achteren naar voren,beginnend bij het aangegeven aantal.
Daardoor wordt steeds aangegeven hoeveel omwentelingen nog doorgevoerd moeten
worden. Tijdens de laatste 5 omwentelingen wordt bovendien nog een akoestisch signaal
gegeven om de bediener erop voor te bereiden dat hij het afdraaiproces moet stop zetten.
Als de waarde <0> wordt bereikt, klingt een voortdurende signaaltoon om de bediener
eraan te herinneren dat hij het afdraaiproces onmiddellijk stop moet zetten.
Als het afdraaien toch doorgaat, worden op het scherm dienovereenkomstig de minus-
waardes aangegeven. Het voortdurende akoestische signaal klingt zo lang verder, totdat
de hectareteller geen impulsen meer registreert.
Afdraaiproef herhalen: F-toets indrukken, de afdraaiproef begint van voren af aan.
Afdraaiproef stop zetten: één van de 4 groene meldingstoetsen indrukken om het menu
te verlaten.
1000-NL VITASEM Multitronic
- M56 -
MULTITRONIC VITASEM NL
6 De meldingstoetsen
De groene toetsen zijn de meldingstoetsen. Met deze toetsen kunnen de volgende
functies worden opgevraagd:
Rijtempo aangeven
Hectareteller tonen / wissen
Omwenteling van de zaaiassen aangeven
Rijbaanslag aangeven / veranderen
6.1 Rijtempo aangeven
Meldingstoets indrukken. Het rijtempo wordt in km/h aangegeven.
6.2 De hectareteller
De zaaimonitor beschikt over twee afzonderlijke hectaretellers, en wel: een teller voor
gedeeltelijke oppervlakken en een teller voor gehele oppervlakken.
De gegevens worden als volgt weergegeven):
0.000 – 9.999 10.00 – 99.99 100.0 – 999.9 1000 – 9999
6.2.1 Gedeelte oppervlaktes- / gehele oppervlaktes aangeven
Meldingstoets indrukken. De getelde gedeeltelijke oppervlakte verschijnt.
Meldingstoets nog een keer indrukken. De getelde gehele oppervlakte verschijnt 5 sec
lang, daarna verschijnt weer de melding van de gedeelte oppervlakte.
6.2.2 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes wissen
Meldingstoets indrukken. De teller van gedeeltelijke oppervlaktes verschijnt. Nu allebei
de pijltoetsen A en V tegelijkertijd 2 sec lang indrukken. De melding begint te knipperen.
Na 2 sec wordt de melding op <0> gezet en het knipperen houdt op. Het wissen is
afgesloten.
6.2.3 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes en van gehele oppervlaktes
wissen.
Meldingstoets nog eens indrukken. De teller van gehele oppervlaktes verschijnt. Nu
allebei de pijltoetsen A en V tegelijkertijd 10 sec lang indrukken De melding begint te
knipperen. Na 10 sec wordt de melding op <0> gezet en het knipperen houdt op. Het
wissen is afgesloten.
6.3 Omwenteling van de zaaiassen aangeven
Meldingstoets indrukken. De omwenteling van de zaaiassen wordt door een roterende
<0> aangegeven.
2 sec
+
10 sec
+
1000-NL VITASEM Multitronic
- M57 -
MULTITRONIC VITASEM NL
6.4 De rijbaanslag
De rijbaanslag kan aangegeven en veranderd worden. Het verderschakelen van de
rijbaanslag kan daarbij automatisch of manueel gebeuren. Het is ook mogelijk om het
automatisch verderschakelen te onderbreken om bijv. om hindernissen heen te rijden
zonder de rijbaanslag te veranderen.
6.4.1 Rijbaanslag aangeven / veranderen
Meldingstoets indrukken. De rijbaanslag en het rijbaanritme worden aangegeven.
Links: rijbaanslag Rechts: rijbaanritme
Instellen van het rijbaanritme: zie punt 5.1.1
Verderschakelen van de rijbaanslag:
De rijbaanslag wordt automatisch door sensoren of drukschakelaars verder geschakeld.
Het doorschakelen van de rijpadenslag wordt aangegeven door een kort akoestisch
signaal.
Hij kan ook manueel geschakeld worden.
Met de pijltoetsen A of V wordt de slag van de rijbaan veranderd.
Als een rijbaan wordt aangelegd, gaat het rode licht van de LED-melding in de meldingstoets
van de rijbaan branden.
Bij het inschakelen van het rijpad weerklinken 5 korte akoestische signalen.
6.4.2 Automatisch verderschakelen onderbreken
Meldingstoets opnieuw indrukken. In de melding verschijnt <AUS>. Het automatisch
verderschakelen van de rijbaanslag is onderbroken. Nu kunt u de machine gebruiken
die de rillen trekt of de drilmachine omhoogtrekken, zonder de rijbaanslag verder te
schakelen. Nu kan ook de rijbaan direct aan of uit worden gezet.
Rijbaan aan: pijltoets A indrukken (LED is aan)
Rijbaan uit: pijltoets V indrukken (LED is uit)
Als u weer in de normale rijbaanslag verder moet wilt rijden, moet u nog een keer de
meldingstoets indrukken. In de melding verschijnt dan weer de voor de onderbreking
ingestelde rijbaanslag.
Attentie!
Als de aanduiding <AUS> actief is, kunnen de andere aanduidingen niet worden
gebruikt.
De <AUS>-functie wordt uitgeschakeld, als er op een van de groene toetsen wordt
gedrukt.
Aanwijzing:
Gebruik de <AUS>-functie alleen voor korte tijd, bijv. voor het rangeren of om om te
rijden voor hindernissen op het veld.
Hoe u de rijpadenschakeling voor langere tijd uitschakelt, leest u in
- punt 5.1.1
1000-NL VITASEM Multitronic
- M58 -
MULTITRONIC VITASEM NL
7 Alarmmeldingen
De vulhoogte van de zaadkast, het toerental van de ventilator en omwenteling van
de zaaiassen kunnen worden gecontroleerd. Voorwaarde daarvoor is, dat er een
dienovereenkomstige controle-inrichting aan de drilmachine is en dat deze inrichting
is ingeschakeld. (Inschakelen van de controle van de vulhoogte en van zaaiassen zie
punt 5.1.4 en 5.1.5).
De controle-inrichtingen zijn alleen dan actief als de drilmachine zich in werkstelling
bevindt. (Drilmachine omlaag en/of rillenmachine omlaag).
De controle-inrichting is niet actief als de machine zich in transportstelling bevindt.
(Drillmaschine omhoog getrokken en/of rillenmachine omhoog getrokken.
7.1 Zaaiassenalarm
De controle-inrichting voor de zaaiassen controleert het draaien van de zaaias. (Activeren
van de zaaiassencontrole zie punt 5.1.4).
Een sensor ontvangt van een detector impulsen op de zaaias. Wanneer binnen de
vertragingstijd (1...20 sec.) die is ingesteld in het invoerveld 'tijdvertraging van de
zaaiasalarm' geen impulsen worden geregistreerd, terwijl de machine zich in arbeidspositie
bevindt, dan wordt een optisch en akoestisch alarm geactiveerd.
Akoestisch alarm = intervalsignaal
Optisch alarm = <doSi>
Het alarm kan met een van de groene meldingstoetsen onderdrukt worden. Nadat de
rillenmachine gebruikt is of de machine omhoog is getrokken, is het alarm echter weer
actief.
Als er een defect optreedt, dat niet meteen kan worden gerepareerd (bijv.een defecte
sensor), is het ook mogelijk om de controle tijdelijk helemaal uit te schakelen, totdat
het defect kan worden gerepareerd. (Deactiveren van de zaaiassencontrole zie punt
5.1.4).
7.2 Vulhoogte-alarm
De controle-inrichting voor de vulhoogte controleert de hoeveelheid zaadgoed in de
zaadkast. (Inschakelen van de vulhoogtecontrole zie punt 5.1.5).
De melder van de vulhoogte krijgt een sensor een signaal, als de resterende hoeveelheid
zaadgoed een bepaalde stand heeft bereikt. Dan gaat een akoestisch en een optisch
alarm over.
Akoestisch alarm = intervalsignaal
Optisch alarm = <FUEL>
Het alarm kan met een van de groene meldingstoetsen onderdrukt worden. Nadat de
rillenmachine gebruikt is of de machine omhoog is getrokken is het alarm echter weer
actief.
Als er een defect optreedt, dat niet meteen kan worden gerepareerd (bijv.een defecte
sensor), is het ook mogelijk om de controle tijdelijk helemaal uit te schakelen, totdat
het defect kan worden gerepareerd. (Deactiveren van de vulhoogtecontrole: zie punt
5.1.5).
1000-NL VITASEM Multitronic
- M59 -
MULTITRONIC VITASEM NL
8 Machinetype en taal instellen en stuursignaal
omschakelen
De Multitronic II – Zaaimonitor kan in de bouwreeks van mechanische drilmachines
VITASEM en in de bouwreeks van pneumatische drilmachines AEROSEM ingezet
worden.
Het is ook mogelijk om als van het menu Duits, Frans of Engels te kiezen.
De zaaimonitor wordt vanaf het werk al vooraf ingesteld op de afzonderlijke machine.
De instelling kan echter ook ten allen tijde door de gebruiker zelf gebeuren.
Spanningsverzorgende stekker uit het stopcontact trekken.
F-toets ingedrukt houden en stekker weer in stopcontact steken. De melding <tYPE>
voor het machinetype verschijnt
F-toets weer loslaten.
F-toets opnieuw indrukken. De instelling voor het machinetype wordt geactiveerd.
Met de pijltoetsen A of V het machinetype VITASEM (melding ) kiezen en met
de F-toets opslaan.(zie punt 5.1.7) in de melding verschijnt weer <tYPE>
Met de pijltoetsen A of V het instellen van de taal activeren (melding <nAt>)
F-toets indrukken. Het instellen van de taal wordt geactiveerd.
Met de pijltoetsen A of V de gewenste taal kiezen
Duits Melding <GEr>
Frans Melding <FrAn>
Engels Melding <EnGL>
De gekozen taal met de F-toets opslaan (zie punt 5.1.7)
Op het scherm verschijnt weer <nAt>
Met de pijltjestoetsen A of V wordt het menu voor het omschakelen van het sensorsignaal
geactiveerd.
(melding op het display: <SiGn>)
Dit menu dient om het signaal van een sensor om te keren. Dit maakt het mogelijk
sensoren voor een maakcontact te vervangen door sensoren voor een breekcontact
(en omgekeerd).
Op de F-toets drukken.
Eerst wordt het menu voor het omschakelen van de rijpadensensor opgeroepen.
Het sensorsignaal wordt normaal verwerkt.
Met de pijltjestoetsen A of V kan de verwerking van het signaal veranderd worden.
Met de F-toets opslaan.
Nu wordt het menu voor het omschakelen van de vulhoogtesensor opgeroepen.
Het sensorsignaal wordt normaal verwerkt.
Met de pijltjestoetsen A of V kan de verwerking van het signaal veranderd worden.
Met de F-toets opslaan.
Op het display verschijnt weer <SiGn>
De instellingen zijn uitgevoerd. U kunt het menu verlaten via de groene
meldingstoetsen.
- 60 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Schaltpult Betekenis van de toetsen
Displayweergave:
Informatie in het inschakelscherm
- Fabrikant
- Machine type
- Software versie
Na 3seconden wordt het „werkmenu“ (= ARBEITSMENÜ)
weergegeven.
Toetsen:
1 - 4 Functie toetsen voor menu bediening
5 Speciaal menu
6 Pompende schakeling IN/UIT
7 Rijpadenteller met 1 verhogen
8 Rijpadentelling vastzetten/vrijgeven
9 Hectareteller
10 -
11 Calibreringsmenu (Afdraaimenu)
12 Hoofdmenu
13 Zaadmenu
14 AAN-UIT
In gebruik nemen van de besturing
Om het goed functioneren van de besturing te garanderen, moeten de volgende stekkerverbindingen worden
gecontroleerd:
1. Spannings-verzxrging 12 Volt van de trekker
2. Verbinding naar de computer op de machine
1
5
2 3 4
6 9
711 12
813 14
AANWIJZING!
Lees de volgende
aanwijzingen
en toelichtingen
voor het gebruik
aandachtig door.
Daardoor vermijdt
U bedienings- en
instelfouten.
Vitasem
1
2
384B3000
- 61 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
- Toets „OK“ drukken tot signaaltoon komt
- Systeem-nieuwstart wordt uitgevoerd
ATTENTIE! Alle gegevens worden op de
voorgeprogrammeerde standaard waarden terug
gezet.
Toets „ESC“ drukken
- Actie afbreken
Bedieningsdeel inschakelen
Inschakelen van het bedieningsdeel door
- drukken van de toets-I/O 2,5 s
Inschakelbeeld wordt weergegeven.
Werkmenu wordt na 3 seconden weergegeven.
Systeem-nieuwstart
Daarbij worden de voorgeprogrammeerde
standaardwaarden geactivieerd.
Na deze start van het systeem
- Basisinstelling vande machine controleren
- en eventuel een aanpassing van de besturing op de
zaaimachine uitvoeren.
Toets „MENU“ indrukken
- Menu basisinstelling (= Gundeinstellung) wordt
opgeroepen
- met toetsen " of " of
Keuze van menupunt
Softwareversionen (= Softwareversie)
- Toets „OK“ indrukken
- Menu „Softwareversie" (= Softwareversionen) wordt
opgeroepen
Toets „GRD“ indrukken
- Vraag „Basistoestand inrichten?" (= Grundzustand
herstellen)
Voorgeprogrammeerde standaardwaarden
Functie Standaard Eigen
Zaadhoeveelheidverstelling AAN
Soort zaad tarwe
Hoeveelheid zaad 180 kg/ha
Verandering hoeveelheid
zaad in procenten
10 %
Hoeveelheid reducering Uit
Zaaibuizen uitgeschakeld 4
Rijpadenritme symmetrisch
– 8
Pompende schakeling Uit
Lengte van de stroken 5m
Controle van de zaaias 5s Aan
Controle vulstand 15% Aan
Controle blazer 3000 UpM
Aan
Controle Kalibreerklep Aan
Tijdvertraging Rijpaden-
Sensor
3,5
seconden
Impuls ha-teller 813
Sensorinstelling Rijpaden normaal
Sensorinstelling vulstand normaal
Sensoreinstellung
Kalibrierklappe
normaal
Sensorinstelling kalibreerklep Vitasem
Werkbreedte 3 m
Aantal zaaibuizen 24
Aantal kopuitlopen 24
Taal Duits
Aanwijzing!
Voor het voor
de eerste keer
gebruiken van
de PowerControl
moet de
basisinstelling
ervan worden
gecontroleerd.
ATTENTIE!
De systeem-
neuwstart
moet alleen
worden werden,
uitgevoerd als
er problemen
optreden tijdens
het gebruik
van de „Power
Control“
Aanwijzing!
De gewenste taal
kan hier worden
ingesteld.
Toets „L“ indrukken
Vitasem
S 2.9
--
D 2.0
- 62 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Aanwijzing!
Bij de
basisinstelling
krijgt de regeling
de gegevens van
de zaaimachine.
Foutieve
gegevens leiden
tot foutieve
berekeningen!
Menu-basisinstelling
Toets „MENU“ drukken
- Menu Grundeinstellung (= basisinstelling) wordt
weergegeven
- met toetsen " of " of
Keuze van het gewenste menupunt
- Druk de toets „OK“
- Overnemen van de nieuwe instelling
- Druk de toets „ESC“
- Weergave springt naar het speciale menu
terug
Menupunten
Zaadhoeveelheidverstelling (=
Saatmengenverstellung)
- Zaaizaadbibliotheek: (Zaaihoeveelheid en
dichtheid)
15 verschillende soorten kunnen worden
opgeslagen.
- Verandering in %: (zie ook zaad menu)
Instellen van de verstelstappen voor het zaad
menu
- Verstelmotor ijken:
Voor de eerste verstelling van de aandrijving moet
de Verstelmotor worden geijkt.
Rijpadenritme (= Fahrgassenrhythmus)
- Instelling op veldspuit en machinebreedte.
Pompende schakeling (= Stotterschaltung)
- Als de pompende schakeling is ingeschakeld,
strokenlengte instelbaar tussen 2 en 20 m.
Controle (= Überwachung)
- Instellen van de grenswaarden voor alarmering
- activeren en deactiveren van de verschillende
controle functies
Tijdvertraging (= Zeitverzögerung)
- Instellen van de rijpaden-doorschakeling tussen 0,5
en 25 seconden (in stappen van 0,5 seconden)
100m vergelijking (= 100m Abgleich)
- Vaststellen van het aantal impulsen van de
hectareteller door het rijden van een aftand van
100m.
Impulsen ha-teller (= Impulse ha-Zähler)
- Invoermogelijkheid van het aantal impulsen
afhankelijk van de gebruikte machine.
ATTENTIE: ingegeven waarden worden door
het rijden van een 100 m vergelijking weer
overschreven.
Sensortest (= Sensortest)
- geen instelling nodig
Machinetype (= Maschinentyp)
- Moet correct worden ingesteld, omdat veel functies
van het machinetype afhankelijk zijn.
Werkbreedte (= Arbeitsbreite)
- Belangrijk voor dosering, hectaretelling, kalibreren
(afdraaien), ...
Sensorinstelling (= Sensoreinstellung)
- Mogelijkheid voor het omschakelen van een sensor
tussen openen en sluiten.
Softwareversie (= Softwareversionen)
- Weergave van de softwareversies
- 63 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Hoofdmenu
Toets „MAIN“ indrukken
- In het display worden de actuele toestanden van
de besturing weergegeven
1.1 Rijpadenslag
Het doorschakelen van het rijpadenslag gebeurt
automatisch door een sensor.
• De rijpadenslag kan echter ook handmatig worden
doorgeschakeld.
Toets „Rijdpadenteller met 1 verhogen“ (=
Fahrgassenzähler um 1 erhöhen) drukken.
- Bij elke keer drukken schakelt het rijpad 1 slag door.
- Stemmen rijpadenslag en rijpadenritme overeen,
dan wordt het rijpad gemaakt.
- De aanduiding „Rijpad“ (= Fahrgasse) wordt dan in
het display omgekeerd afgebeeld
Het automatische doorchekelen van de rijpadenslag
kan ook worden onderbroken.
Toets „Rijpadentellen blokkeren/vrijgeven“ (=
Fahrgassenzähler sperren/freigeben) indrukken.
- De actuele waarde van de rijpadenslag wordt nu klein
weergegeven.
- De sensor voor het automatische doorschalen van
het rijpad en de „Toets 7“ zijn geblokkeerd
- Drukt men de „Toets 8“ nogmaals in dan is de
automatische doorschakeling weer actief en de
waarde voor de rijpadenslag wordt weer groot
afgebeeld.
1.2 Rijpadenritme
- Een symmetrisch rijpad wordt zonder index
weergegeven (zie afbeelding hierboven).
- Een asymmetrisch rijpad wort met Index „A“
weergegeven.
- Als rijpad is gedeactiveerd ("Fahrgasse aus“) wordt
niets in het display weergegeven.
- Bij rijpaden speciaal wordt in het weergaveveld het
betreffende rijpadenritme getoond.
Nadere informatie voor het instellen van het rijpadenritme
Zie paragraaf „Rijpadenschakeling“.
1.3 Deel oppervlakte hectareteller
- Weergave van de actuele stand
Nadere informatie zie paragraaf „Hectaretelling“.
1.5 Rijsnelheid
- Weergave van de actuele rijsnelheid.
1.7 Zaaias controle
- Pictogram-weergave van de actuele toestand.
= draaiende zaaias
= stilstaande zaaias
- Bedient men de onder het pictogram aangebrachte
functietoets, dan wordt in het display een uitvoerige
informatie tetoond. (zie paragraf „Alarmering“)
- Via de ESC toets keert men terug naar het
hoofdmenu.
1.8 Vulstand controle
- Pictogram-weergave van de actuele toestand.
= voorraadbak leeg
= voorraadbak vol
- Balken-aanduiding tussen 0 en 100%
- Bedient men de onder het pictogram aangebrachte
functietoets, dan wordt in het display een uitvoerige
informatie getoond. (zie paragraf „Alarmering“)
- Via de ESC toets keert men terug naar het
hoofdmenu.
AANWIJZING!
Het hoofdmenu
Kan op de
volgende
Manieren worden
Verlaten:
Bedienen van toets
, , ,
of
AANWIJZING!
Nadere informatie
over de
verschillende
controlefuncties
zie paragraaf
„Controle-
functies“.
1.1 1.2 1.3
1.7
1.5
1.8
- 64 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Zaadmenu
Toets „Zaadmenu“ indrukken
- In het display worden gegevens mbt. soort zaad en
de zaaihoeveelheid weergegeven.
2.1 Soort zaad (= Saat)
- Aanduiding van de gekozen soort zaad
Zie paragraaf „Zaadhoeveelheidverstelling“.
2.2 Stand aandrijving (= Getriebestellung)
- Weergave van de door de boordcomputer berekende
stand van de aandrijving.
2.3 Ingestelde hoeveelheid (= Istmenge)
- Hier wordt de door de gebruiker gekozen hoeveelheid
weergegeven.
- De ingestelde hoeveelheid verandert zich, als de
toetsen of worden ingedrukt.
(verandering van de hoeveelheid zaad in
procenten)
2.4 Moet-waarde (= Sollmenge)
- Weergave van de volgens de zaadbibliotheek
ingestelde Moet-waarde (= Saatmenge)
zie paragraaf „Zaadbibliotheek “.
2.5 Uit te brengen hoeveelheid verhogen
Toets drukken
- Hoeveelheid uit te brengen zaad wordt verhoogd
(in het concrete voorbeeld met 10%).
- Staat daarbij de machine stil, verschijnt tevens de
opdracht „Slinger draaien“ (= Kurbel drehen), omdat
de aandrijving niet in stilstand naar boven versteld
mag worden.
- Als de toets tijdens het rijden wordt bediend of de
ingaande as van de aandrijving wordt met de slinger
gedraaid, dan registreert de hectareteller-sensor de
omdraaiing van de as, opdracht „Slinger draaien“,
verdwijnt en de opdracht wordt uitgevoerd.
- De elektrische cilinder gaat in de nieuwe stand van
de aandrijving staan.
AANWIJZING!
Het zaadmenu kan
op de volgende
manieren worden
verlaten:
Bedienen van de
toets , ,
, , ,
of
2.6 Uit te brengen hoeveelheid reduceren
Toets indrukken
- De hoeveelheid zaad wordt gereduceerd (in het
concrete voorbeeld met 10%).
- Wordt de toets F2 (komt overeen met –10%)
tweemaal wordt ingedrukt, reduceert men de
hoeveelheid zaad met 20%).
- De elektrische cilinder gaat in de nieuwe stand van
de aandrijving staan.
2.7 Uit te brengen hoeveelheid op de gewenste
waarde terug zetten
(volgens zaadtabel)
Toets indrukken
- Een tevoren veranderde waarde weer met de
gewenste waarde gelijk stellen.
- Daarna zijn de gewenste waarde en de actuele
waarde gelijk.
- Moeten deze waarden weer gelijk worden gemaakt,
dan kan dit worden bereikt door de toets 3 (100%)
een maal in te drukken.
- Staat daarbij de machine stil, verschijnt tevens de
opdracht „Slinger draaien“ (= Kurbel drehen), omdat
de aandrijving niet in stilstand naar boven versteld
mag worden.
- Als de toets tijdens het rijden wordt bediend of de
ingaande as van de aandrijving wordt met de slinger
gedraaid, dan registreert de hectareteller-sensor de
omdraaiing van de as, opdracht „Slinger draaien“
(= Kurbel drehen), verdwijnt en de opdracht wordt
uitgevoerd.
AANWIJZING! Wijkt de actuele waarde af
van de gewenste waarde, dan wordt het
veld „100%“ zwart weergegeven.
2.1
2.5 2.6
2.2
2.7
2.4
2.3
- 65 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
OK-toets (F3) indrukken
Er wordt gevraagd, of de afdraaiproef moet worden
herhaald.
- Met O.K. (toets F3) gaat het programma over naar het
menu „Afdraaioppervlakte kiezen“ (= Abdrehfläche
auswählen).
- Bij het indrukken van de ESC-toets springt het
programma naar het keuzemenu „Afdraaiproef/
Afdraaihulp“ (=Abdrehprobe/ Abdrehhilfe) terug.
Afdraaiproef (= Abdrehprobe)
- De afdraaiproef ondersteund het kalibreren
(Afdraaien) van de zaaimachine bij een geactiveerde
Zaadhoeveelheidverstelling. Om een precieze te
zaaien hoeveelheid te verkrijgen, moet dit altijd
worden uitgevoerd.
Via de pijltjestoetsen „Afdraaiproef“ (= Abdrehprobe)
kiezen en met O.K. bevestigen.
- Aanduiding van:
Soort zaad, hoeveelheid zaad en stand van de
aandrijving
- De gegevens worden daarbij uit het menu „Verstelling
hoeveelheid zaad“ (= Saatmengenverstellung)
overgenomen.
- Met O.K. wordt de afdraaicyclus (Kalibreren)
begonnen.
- Daarna met de afdraaislinger ca. 10 omwenteling
op de zaaias doen, om het zaaihuis met zaad te
laten vullen en de korrels in de stroomrichting te
krijgen.
De besturing telt het aantal omdraaiingen van de zaaias
en deelt mee, als het voordraaien is beëindigd.
Afdraaimenu (Calibreren)
Toets „Afdraaimenu“ (= Abdrehmenü) indrukken
- Menu „Afdraaien“ (= Abdrehen) wordt
weergegeven
- met toetsen " of " of
het gewenste menupunt kiezen
- Druk op de toets „OK“
- Het gemarkeerde menu oproepen
- Druk de toets „ESC“
- De weergave springt terug naar het
hoofdmenu
Menupunt
afdraaihulp (= Abdrehhilfe)
- De afdraaihulp is een telhulp bij het kalibreren
(afdraaien) van de zaaimachine en geeft de gebruiker
aanwijzingen bij het uitvoeren van het afdraaien.
Via de pijltjestoetsen „Afdraaioppervlakte “ (=
Abdrehfläche) kiezen en met O.K. bevestigen.
- Mogelijke oppervlakten:
1/10ha, 1/20ha, 1/40ha, 1/100ha.
Met de afdraaislinger moeten de aangegeven
Omdraaiingen worden gemaakt.
- De sturing telt mee en geeft de resterende
omdraaiingen weer.
- Bij de laatste 5 slingeromdraaiingen klinkt een
akoestisch signaal, om er opmerkzaam te maken,
dat het einde van de afdraaiproef bijna is bereikt.
- Bij het bereiken van de waarde 0 verschijnt de
STOP aanduiding in het display en er klinkt een
voortdurend geluidssignaal.
- Het afdraaien moet nu worden beëindigd.
- Het werkelijke aantal omdraaiingen wordt
weergegeven.
AANWIJZING!
Het afdraaien
(Kalibreren) dient
om de precieze
hoeveelheid uit te
brengen zaad te
bepalen.
De besturing
„Power Control“
ondersteunt
het afdraaien
(Kalibreren) door
hulpprogramma´s.
* OPMERKING:
In het Duitse
taalgebruik Is
in plaats van
„Kalibreren“
het begrip
„Afdraaien“
bekend. In deze
handleiding
Echter gebruiken
wij overwegend
het begrip
„Kalibreren“,
om fouten bij
het vertalen te
vermijden.
- 66 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
- Na 10 geregistreerde omdraaiingen van de zaaias
- Aanduiding in het display "Draaien beëindigen“ (=
Drehen beenden) en „Opvangbak leegmaken“ (=
Mulden leeren)
- de opvangbak leeg maken
- weer in kalibreerstand (Abdrehposition) monteren
De handelingen met O.K. bevestigen.
Met de pijltjestoetsen „Afdraaioppervlakte“ (=
Abdrehfläche) kiezen en met O.K. bevestigen.
- Mogelijke oppervlakten:
1/10ha, 1/20ha, 1/40ha, 1/100ha
- Met de afdraaislinger moet het aantal aangegeven
omdraaiingen worden gedraaid.
- De besturing telt mee en toont het resterende aantal
omdraaiingen van de slinger.
- Bij de laatste 5 omdraaiingen klinkt een akoestisch
signaal, om er opmerkzaam op te maken, dat het
einde van de afdraaiproef bijna is bereikt.
- Bij het bereiken van de waarde 0 verschijnt de
STOP aanduiding in het display en er klinkt een
voortdurend signaal.
- Het kalibreren (afdraaien) moet nu worden
beëindigd.
- Het daadwerkelijke aantal omdraaiingen wordt
O.K.-toets (F3) indrukken
De besturing berekent uit de vooraf gegeven waarden
een theoretische MOET-waarde „MOET“.
De werkelijke waarde „Ist“ is de werkelijk uitgebrachte
hoeveelheid zaad.
- De werkelijke hoeveelheid in de opvangbakken nu
wegen.
- Met de „+/- toetsen“ deze werkelijke hoeveelheid
„Ist“ invoeren
- Invoer met O.K. bevestigen
Het programma berekent de nieuwe stand van de
aandrijving.
- Als een grote stand van de aandrijving wordt
berekend, verschijnt de melding „S.v.P de slinger
draaien“ (= Bitte Kurbel drehen), omdat de
aandrijving naar boven moet worden versteld.
- De slinger zo lang draaine tot de nieuwe stand van
de aandrijving is bereikt.
- Als een kleinere stand van de aandrijving nodig is,
wordt deze direct bereikt.
- Het draaien van de slinger hoeft dan niet.
Als de juiste stand van de aandrijving is bereikt, wordt
Gevraagt, of de afdraaiproef moet worden herhaald.
- Met „O.K.“ (toets F3) kan de afdraaiproef worden
herhaald.
- Het programma gaat naar het menu
„Afdraaioppervlakte kiezen“ (= Abdrehfläche
auswählen) terug.
- Met ESC wordt het afdraaien beëindigd.
- Het programma gaat terug naar het menu
„Afdraaiproef/afdraaihulp kiezen“ (= Abdrehprobe/
Abdrehhilfe auswählen).
AANWIJZING!
Het afdraaimenu
kan op de
volgende
manieren worden
verlaten:
Bedienen van de
toetsen , ,
, , ,
of
- 67 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Directe invoer van het aantal impulsen
Toets „speciaal menu“ indrukken
- met pijltjestoets „Impulsen ha-teller“ (= Impulse
ha-Zähler) kiezen
- met O.K. bevestigen
- Met de toetsen +/- het machinespecifieke aantal
impulsen volgens de gebruikershandleiding
invoeren.
- Opslaan van de invoer met O.K. (F3)
100m vergelijking
Aanpassen van de hectareteller aan de
bodemomstandigheden
- 100m afstand op het veld uitzetten en de trekker
op het beginpunt plaatsen.
Toets „speciaal menu“ indrukken
- met pijltjestoets „100m-vergelijking“ (= 100-
Abgleich) kiezen
- met O.K. bevestigen
„Begin van het IJKEN“ (= Eichung beginnen) met O.K.
bevestigen.
- Nu de trekker in beweging zetten.
- De besturing telt de impulsen van de sensor van
de hectareteller.
Na 100m-afstand op STOP drukken.
- Er wordt een nieuwe impulsenwaarde voor de
hectareteller getoond.
- Met O.K. resultaat opslaan, dan met ESC terug naar
het hoofdmenu.
Met „ESC“ het resultaat verwerpen en op de oude
waarde laten staan. Terug naar het hoofdmenu.
Hectareteller
Toets „Hectareteller“ (= Hektarzähler) indrukken
- De Power Control beschikt over 2 hectaretellers.
Aanduiding van de actuele telerstanden van
- deeloppervlakken-hectareteller en
- totaal-oppervlakte-hectareteller
Met ESC (F4) wordt het menu verlaten.
• Deeloppervlakken-hectareteller wissen
- met pijltjestoets (F1) de „deeloppervlakte“ (=
Teilfläche) kiezen
- met toets (F2) WISSEN
- Waarde wordt teruggezet naar 0
• Totaaloppervlakte-hectareteller wissen
- met pijltjestoets (F1) de „totaal-oppervlakte“ (=
Gesamtfläche) kiezen
- met toets (F2) WISSEN
- Waarde wordt teruggezet naar 0
Daarbij worden de beide hectaretellers „deel-
oppervlakte en totaal-oppervlakte“ op waarde 0
gezet.
Hectareteller ijken
Om correct functioneren van de hectareteller te garanderen,
moet de het bij de besturing bekend zijn, hoeveel impulsen
het stappenwiel of de wielsensor op een afstand van 100
m. levert.
Het verkrijgen van het aantal impulsen kan op 2 manieren
plaats vinden.
- Directe invoer van het aantal impulsen volgens de
tabel in de machinegebruikershandleiding.
- 100m proef (is de meest exacte manier).
743 Vitasem Aufbau
805 Vitasem Anbau
702
743
- 68 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Zaadbibliotheek
Met pijltjestoetsen „Zaadbibliotheek“ (=
Saatgutbibliothek) kiezen.
- met O.K. bevestigen
Met pijltjestoetsen „soort zaad“ (= Saatgut) kiezen.
- De pijl staat altijd op het laats gebruikte soort zaad
en is actief.
- Met O.K. soort zaad kiezen of de instellingen
bewerken.
(O.K. moet mogelijk enige seconden worden
vastgehouden, tot de parameteraanduiding
verschijnt.)
De zaadbibliotheek heeft 15 verschillende soorten zaad,
die de bediener naar believen kan veranderen
(12 soorten zaad zijn vooringesteld).
Per soort zaad zijn de volgende informaties
opgenomen:
Naam: max. 15 Zeichen
Hoeveelheid: in kg/h
Dichtheid: in kg/dm3
Normtoerental: in UpM
- Als men nu de pijl op een parameter beweegt en op
O.K. drukt, kan men deze veranderen.
- Voor het opslaan van de veranderingen de toets zo lang
ingedrukt houden, tot een akoestisch signaal klinkt.
- In het zaadmenu en kalibreermenu (Afdraaimenu) is
altijd de laatst bewerkte soort zaad geactiveerd.
Elektronische Zaadhoeveelheidverstelling
Toets „Speciaalmenu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen keuze van menupunt maken
Zaadhoeveelheidverstelling
- met O.K. bevestigen
met pijltjestoetsen „ON“ kiezen
- met O.K. bevestigen
(Als eerder „OFF“ gekozen is, moet „O.K.“ zolang
worden bediend, tot een akoestisch signaal
klinkt).
Verstelmotor ijken
met pijltjestoetsen verstelmotor ijken kiezen“ (=
Stellmotor eichen)
- met O.K. bevestigen
De verstelmotor wordt aan de aandrijving aangepast.
- Er verschijnt de opdracht: Draai de slinger!
- Nu de slinger op de ingaande as van de aandrijving
draaien.
- Via de sensor van de hectareteller wordt de beweging
van de aandrijving geregistreerd.
- De verstelmotor slaat uit tot de bovenste aanslag
en deze waarde wordt opgeslagen.
- Dan wordt de onderste aanslag benaderd en ook
deze waarde wordt opgeslagen.
- Daarna wordt de actuele stand van de aandrijving, die
overeenkomt met de gewenste te zaaien hoeveelheid
zaad aangenomen.
- Het ijken is beëindigd.
- Be¨°eindig het draaien met de slinger en verlaat het
menu met ESC.
AANWIJZING!
Met hulp van de
elektronische
zaadhoeveelheid-
verstelling kan de
hoeveelheid zaad
zeer comfortabel
en exact vanaf
de bestuurders-
zitplaats worden
versteld.
- De verstelling van
de hendel van de
aandrijving vindt
plaats door een
elektrocilinder.
-Voordat de
hoeveelheidver-
stelling voor het
eerst kan worden
gebruikt moet de
besturing op de
cilinder worden
gekalibreerd.
- Dit wordt uitgevo-
erd met de functie
„Verstelmotor
ijken “.
- 69 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Speciale rijpaden
Speciale-rijpaden zijn bijzondere uitvoeringen.
Een hier gekozen tactvolgorde vereist steeds een
speciale ordening van de rijpadenelementen op de
machine.
Met pijltjestoetsen „Spezial-Fahrgasse“ kiezen en met
O.K. bevestigen.
- Rijpadenritme met + / - toets kiezen en met O.K.
opslaan
- Takt 4/18:
Werkbreedte zaaimachine: 4 Meter
Volgwerktuigen (Spuit/kunstmeststrooier): 18
Meter
- Tactvolgorde:
1L, 2, 3, 4, 5R, 6, 7, 8, 9, 10R, 11, 12, 13, 14L, 15,
16, 17, 18
L = linker zijde geschakeld
R = rechter zijde geschakeld
Rijpadenschakeling
Toets „Speciaalmenu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Rijpadenritme (= Fahrgassenrhythmus)
- met O.K. bevestigen
Rijpadenschakeling uitschakelen
Met pijltjestoetsen „uit“ (= aus) kiezen en met O.K.
bevestigen.
- De rijpadenschakeling is gedeactiveerd.
- De weergave in het hoofdmenu voor rijpadentact en
rijpadenritme is nu op 0 gezet.
Symmetrische rijpaden
Met pijltjestoetsen ‘symmetrisch’ kiezen en met ‘ok’
bevestigen.
- Rijpadenritme met +/- toets kiezen en met ‘ok’
opslaan
- Mogelijke rijpadenritmen: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9,
10, 11, 12, 13, 14, 15
Asymmetrische rijpaden
Met pijltjestoetsen ‘asymmetrisch’ kiezen en met ‘ok’
bevestigen..
- Rijpadenritme met +/- toets kiezen en met ‘ok’
opslaan
- Mogelijke rijpadenritmen: 2A, 4A, 6A, 8A,
10A, 12A, 14A
Verandering in %
Met pijltjestoetsen „Verandering in %“ (= Änderung in
%) kiezen.
- met O.K. bevestiging
- Het percentage kan aan de omstandigheden worden
aangepast.
- In het zaadmenu heeft de bediener de mogelijkheid,
de te zaaien hoeveelheid met een zeker percentage te
verhogen, of te verlagen.
- Via de +/- toetsen kan de waarde worden veranderd
en door langer op de OK-toets te drukken worden
opgeslagen.
- 70 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Stotterschakeling
Bij de stotterschakeling wordt bij het leggen van het rijpad,
het rijspoor niet over de gehele lengte vrijgelaten, Maar
afwisselend gezaaid en vrijgelaten.
Voorbeeld: Bij een symmetrische cyclus wordt het linker
trekkerspoor 5m bezaaid, terwijl het rechter spoor wordt
vrij gelaten. Na de 5m wordt omgeschakeld, zodat het
rechter spoor wordt bezaaid en het linker wordt vrij
gelaten, enz….
In het bedieningsdeel hoeft alleen de strooklengte
ingegeven te worden.
Toets „Speciaal-menu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Stotterschakeling
met O.K. bevestigen
Lengte van de stroken met + / - toets ingeven
- Instelbare lengten tussen 2 en 20 m
- met O.K. opslaan
In en uitschakelen van de functie
Met de toets „Stotterschakeling aan/uit“ (= Stotterschaltung
ein/ aus) wordt de functie in- en uit geschakeld.
- Zodra deze is ingeschakeld, verschijnen naast
de rijpadenteller twee uit streepjes opgebouwde
loodrechte lijnen.
Rijpadenteller
Het verder schakelen van de rijpadentact gebeurt
automatisch door de sensor „onderstel uitgeklapt“ (=
Fahrwerk ausgefahren).
- Een tijdvertraging voor het verder schakelen kan worden
ingesteld.
- Dit kan noodzakelijk zijn om een ongewild verder
schakelen te verhinderen als de machine korte tijd
wordt geheven.
Toets „Speciaal menu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Tijdvertraging (Zeitverzögerung)
- met O.K. bevestigen
- Met de + / - toetsen kan de waarde worden veranderd
en door langer indrukken van de OK-toets worden
opgeslagen.
Zie ook het hoofdstuk „Rijpadentact en rijpadenritme
in het hoofdmenu van de Power Control
besturing“
- 71 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Controlefuncties
De Power Control kan de volgende machinefuncties
controleren: zaaias, vulpeil, blazertoerental, kalibreerklep
(opvangklep*)
Toets „Speciaal-menu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Controle
- met O.K. bevestigen
Controle: zaaias
Er wordt gecontroleerd of de zaaias ook draait, als het
stappenwiel draait.
Met pijltjestoetsen „zaaias“ (= Säwelle) kiezen en met
O.K. bevestigen.
- Keuze met pijltjestoetsen „zaaias-controle AAN of
UIT“ (= Säwellen-Überwachung EIN oder AUS) en
met O.K. opslaan.
Bij zaaias-controle „AAN“ (= EIN) wordt het menu
„tijdvertraging voor zaaias alarm“ (= Zeitverzögerung
für Säwellenalarm) opgeroepen
- Tijdvertraging met + / - toets ingeven
- 1s tot 20s in stappen van 1s instelbaar
- met O.K. opslaan
Controle: Vulpeil
Via een analoge Vulstandmeting wordt de tankinhoud
opgenomen en gecontroleerd.
Met pijltjestoetsen „Vulpeil“ (= Füllstand) kiezen en met
O.K. bevestigen
- Keuze met pijltjestoetsen „Vulpeil-controle AAN of UIT“
(= Füllstand-Überwachung EIN oder AUS) en met O.K.
opslaan.
Bij vulpeil-controle „EIN“ (= AAN) wordt het
menu „Minimum-vulpeil“ (= Minimum-Füllstand)
opgeroepen.
- Minimum met + / - toets ingeven
5 tot 50% in stappen van 5% instelbaar
- met O.K. opslaan
AANWIJZING!
In principe
geldt: Als een
controle- functie
is gedeactiveerd,
is het betreffende
symbool in het
hoofdmenu
uitgeschakeld
en er vindt geen
alarmering plaats.
- 72 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Alarm vulpeil
Wordt het laagste peil onderschreden, dan wordt een
optisch en een akoestisch alarm opgeroepen.
Door heet drukken op de daaronder liggende toets
„F3“ wordt de alarmmelding in het gehele display
weergegeven.
= Controle vulpeil: Voorraadbak leeg
- WISSEN (zie boven)
Alarmering
- De controlefuncties worden pas actief, als de
zaaimonitor een rijsnelheid registreert.
- Als een geactiveerd controlefunctie wordt aangesproken,
wordt een overeenkomend alarm opgeroepen.
- een optisch (knipperende weergave) en akoestisch
alarm (Interval-geluidsignaal)
Door het drukken op de daaronder liggende toets wordt
de alarmmelding in het gehele display weergegeven.
- Met de opdracht „wissen“ (= löschen) wordt
het intervalgeluidssignaal onderdrukt (toets F1
drukken).
- Het optische alarm blijft bestaan.
- Het akoestische alarm wordt weer actief, als de
rijpadensensor het rijpad verder schakelt, dus na
het rijden van de kopakker.
- Via de ESC-toets komt men terug in het
hoofdmenu.
Alarm zaaias
Via de zaaias-sensor wordt het draaien van de zaaias
gecontroleerd.
- Registreert de zaaimonitor binnen de
voorgeprogrammeerde tijd geen impulsen, dan
wordt een optisch en een akoestisch signaal
gegeven.
Door op de daaronder liggende toets „F2“ te drukken
wordt het alarm in het gehele display weergegeven.
= Controle zaaias: zaaias draait niet
- WISSEN (zie boven)
AANWIJZING!
Optisch alarm:
Knipperende
weergave
Akoestisch
alarm: Interval-
toonsignaal
De alarmering Is
pas actief vanaf
een snelheid van
1 km/h.
knipperend
knipperend
- 73 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Sensortest
Met de sensortest kunnen alle sensoren, de verstelmotor
en de boordspanning worden gecontroleerd.
Toets "Sondermenü" (= Speciaal-menu) indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Sensortest
- met O.K. bevestigen
In het eerste beeldscherm controle van de sensoren
voor:
Rijpaden, zaaias, hectareteller en vulpeil
- Metaal voor sensor: Balken op IN
- Geen metaal voor sensor: Balken op UIT
- Wissel naar 2e beeldscherm: pijltjestoetsen drukken
- Terug naar het hoofdmenu: ESC drukken
In het tweede beeldscherm controle van de sensoren
voor:
Blazer en kalibreerklep (Opvangklep*).
- De actuele stand van de verstelmotor en de
boordspanning worden weergegeven.
- Bovendien kan de electro-cilinder handmatig worden
versteld.
- Wissel naar 1e beeldscherm: pijltjestoetsen drukken
- Terug naar het hoofdmenu: ESC drukken
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
AANHANGSEL
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
U maakt de beslissing ‘Original’ of ‘namaak? De beslissing wordt vaak op grond van
de prijs genomen. Een ‘goedkope aanschaf’ kan echter zeer duur worden.
Let dus bij de aanschaf op het ‘Original’ teken met het
klaverblad!
Kwaliteit en nauwkeurige
pas sing
- Bedrijfszekerheid
• Betrouwbaar functioneren
• Lagere levensduur
- Economisch werken
Beschikbaarheid van de onderdelen
Het werken gaat beter
met Originele Pöttinger
onderdelen
Het origineel laat zich niet vervalsen…
9400_NL-Anhang A_Sicherheit
Aanhangsel -A
Aanwijzingen voor veilig werken
- A 1 -
20%
Kg
Aanwijzingen voor veilig werken
In deze handleiding zijn alle plaatsen die betrekking heb ben
op de vei lig heid met dit teken aan ge ge ven.
1.) Doelgericht gebruik
a. Zie technische gegevens.
b. Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van
de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en
on der houd saan wij zin gen.
2.) Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor deze
ma chi nes en werk tui gen ont wik keld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door ons geleverde
onderdelen niet door ons ge con tro leerd en vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan on der bepaalde om stan dig he den
con struc tie ve eigenschappen van Uw ma chi ne negatief
bei nvloe den. De fa bri kant kan niet aansprakelijk wor den gesteld
voor scha de ont staan door het gebruik van niet originele delen
en toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren van
aan bouw de len o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid van de
fabrikant uit.
3.) Beschermkappen, -beugels en - doeken
Alle beschermkappen, -beugels en - doeken moeten aan de
machine gemonteerd zijn en ook intact zijn. Re gel ma ti ge controle
en ver van ging van versleten en be scha dig de be scher min gen is
noodzakelijk.
4.) Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet de
bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften ver trou wd ma ken.
Tijdens het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine deze op
verkeers- en bedrijfsveiligheid controleren.
5.) Asbest
Bepaalde toeleveringsdelen van het voertuig of
machine kunnen om technische redenen asbest
bevatten. Let op ken te kens die op de onderdelen
staan.
6.) Meenemen van personen is verboden
a. Personen op of in de machine meenemen is niet toe ge staan.
b. De machine mag alleen in de voorgeschreven trans port stand over
openbare wegen worden vervoerd.
7.) Wegverkeer (algemeen)
a. De trekker moet voor en achter voldoende van bal last ge wich ten
worden voorzien om de bestuurbaarheid en de remkracht te
waarborgen.
(Minstens 20% van het leeggewicht van het voertuig moet op de
vooras rusten).
b. De rijeigen schap pen
worden door de weg
en door de machine
beïnvloed. Rijstijl aan
de omstandig heden
aanpassen.
c. Als er eveneens een
volgwagen is aan-
gekoppeld, moet bij
het rijden van bo ch ten
rekening gehouden
worden met de breedte
van de machine en met
eventueel uitslaan van de machine.
d. Als met driepuntsmachines in bochten gereden wordt op de
uit ste ken de delen en op door de massakracht doordraaiende
delen letten!
8.) Algemeen
a. Voor het aankoppelen van machines in de drie punts hefin richting
de hendel van de hefinrichting in een stand blokkeren, waarin
ongecontroleerd heffen of zakken is uitgesloten.
b. Bij het aankoppelen van machines aan de drie punts hefin richting
ontstaat beklemmingsgevaar.
c. In het bereik van de hefarmen bestaat een gevaar van klemmen
of knijpen.
d. Tijdens het gebruik van de bediening voor de hefinrichting buiten
de kabine, niet tussen trekker en machine gaan staan.
e. Aftakas alleen aan- en afkoppelen als de trekkermotor stil staat.
f. Tijdens het rijden met een geheven machine, moet de hendel van
de hefinrichting geblokkeerd zijn, om ongecontroleerd zakken te
vermijden.
g. Voor het verlaten van de trekker, moet de machine op de grond
worden gezet.
h. Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan, zonder
dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd. (Door gebruik van de
handrem en/of voorlegblokken.)
i. Bij zowel onderhouds-, schoonmaak- en reparatie-werkzaamheden,
de aandrijfmotor uitschakelen en de aandrijfas afkoppelen.
9.) Het reinigen van de machine
Gebruik een hogedrukreiniger niet om gelagerde on der de len
te reinigen, ook het reinigen van hydraulische delen met een
hogedrukreiniger moet worden ontraden.
- B1 -
0700_ NL-Gelenkwelle_BA-ALLG
NL
AFTAKAS
Aanhangsel - B
Tijdens het werk
Tijdens het werken met de machine mogen de
voorgeschreven toerentallen niet over schre den
worden.
- nadat de aftakas is uitgeschakeld kunnen som mi ge
ma chi nes noch lange tijd door blijven draa ien
door de massa van som mi ge onderdelen(maaiers,
hakselaars,persen etc.).Gedurende deze tijd niet dicht
bij de ma chi ne komen. Wanneer alle delen vol le dig
stilstaan kan pas aan de ma chi ne ge werkt worden.
- wanneer de machine wordt af ge kop peld moet de
aftakas volgens voor schrift af ge legd wor den resp.
door een ketting be ve stigd worden. Blok keer ket ting
(H) niet voor het ophangen van de aftakas benutten.
Groothoekkoppeling:
Maximale verdraaiing tij dens het werk en niet
ingeschakeld 70 graden.
Normale koppeling:
Maximale verdraaiing niet in ge scha keld 90 gra den,
tij dens het werk maximaal 35 graden.
ONDERHOUD
Versleten beschermdelen di rect
ver ni eu wen.
- bij het in bedrijf stellen en na alle 8 werkuren de aftakas
doorsmeren met een kwaliteitsvet.
- gedurende langere rust pe rio des aftakas schoon ma ken
en doorsmeren.
Tijdenswinterwerkzaamheden de beschermbuizen
invetten om te voor komen dat ze vastvriezen.
Aftakas aanpassen
De juiste lengte wordt bepaald door de aftakas-helften
naast elkaar te houden.
Het afkorten
om de lengte aan te pas sen, de beide aftakashelften
in de positie van de kort ste af stand (L2)van de
aftakaseinden tov. elkaar, naast elkaar houden en
aftekenen.
Let op!
• lengte (L1) niet overschrijden
- Zo groot mogelijke overlapping (min. 1/2 X)
nastreven.
binnenste- en buitenste- be scherm buis met ge lij ke
lengte in kor ten.
Slipkoppeling (2) aan de machinezijde mon te ren.
Voor elk gebruik de aftakas con tro le ren, of de gaf fels
goed vergrendeld zijn.
Blokkeerketting
- beschermbuis van de aftakas bor gen tegen
mee draa ien.
Let erop dat de ketting vol doen de lengte heeft voor de
be we gin gen van de kruiskoppelingsas.
8h
FETT
Let op!
Gebruik de meege-
leverde aftakas.
Monteer deze
met stilstaande
beschermbuizen.
Het gebruikva-
nandere aandri-
jfassen is niet
toegestaan.
- B1 -
0700_ NL-Gelenkwelle_BA-ALLG
NL
AFTAKAS
Aanhangsel - B
L
L
K92E,K92/4E
K90,K90/4,K94/1
Gebruiksinstructie voor een nokkenschakelkoppeling
De nok ken scha kel kop pe ling is een beveiliging, die het
draai mo ment bij overbelasting tot “nul” re du ceert. De
uitgeschakelde kop pe ling kan weer ingeschakeld wor den
als de aftakasaandrijving wordt uit ge scha keld.
Het in scha kel toe ren tal van deze koppeling ligt onder de
200 omw./min.
LET OP!
Opnieuw inschakelen ook bij verminderen van
het aftakas-toerental mogelijk.
AANWIJZING!
De nokkenschakelkoppeling van de aftakas is geen
“beladingsgraadmeter”. Het is een echte be vei li ging, die
Uw ma chi ne beschermen moet tegen beschadigingen.
Door gevoelsmatig te werk en voor komt U veelvuldig
uit scha ke len van de koppeling en behoedt hem en de
machine voor onnodige slij ta ge.
Smeerinterval: 500 uur (speciaal vet)
Belangrijk voor aftakassen met een platenslipkoppeling
Bij overbelasting en kortdurende koppelpieken wordt
het koppel begrensd en tijdens de slipduur gelijkmatig
overgebracht.
Tijdens het eerste gebruik en na langere tijd buiten
gebruik te zijn, de platenslipkoppeling op goede werking
controleren.
a.) Maat „L“ aan drukveer bij K90, K90/4 en K94/1 resp.
aan stelschroef bij K92E en K92/4E vaststellen.
b.) Schroeven losdraaien, waardoor de frictieplaten
ontlast worden. Koppeling doordraaien.
c.) Schroeven op maat „L“ instellen.
Koppeling is weer gebruiksklaar.
9900-ZENTRAL_LEGENDE-SCHMIERPLAN - 79 -
Schmierplan
X
h alle X Betriebsstunden
40 F alle 40 Fuhren
80 F alle 80 Fuhren
1 J 1 x jährlich
100 ha alle 100 Hektar
FETT FETT
= Anzahl der Schmiernippel
= Anzahl der Schmiernippel
(IV) Siehe Anhang "Betriebsstoffe"
Liter Liter
* Variante
Siehe Anleitung des Herstellers
Smeerschema
X
h alle X bedrijfsuren
40 F alle 40 wagenladingen
80 F alle 80 wagenladingen
1 J 1 x jaarlijks
100 ha alle 100 hectaren
FETT VET
= Aantal smeernippels
= Aantal smeernippels
(IV) Zie aanhangsel "Smeermiddelen"
Liter Liter
* Varianten
zie gebruiksaanwijzing van de fabrikant
Schema di lubrificazione
X
h ogni X ore di esercizio
40 F ogni 40 viaggi
80 F ogni 80 viaggi
1 J volta all'anno
100 ha ogni 100 ettari
FETT GRASSO
= Numero degli ingrassatori
= Numero degli ingrassatori
(IV) vedi capitolo “materiali di esercizio”
Liter litri
* variante
vedi istruzioni del fabbricante
Plan de graissage
X
h Toutes les X heures de service
40 F Tous les 40 voyages
80 F Tous les 80 voyages
1 J 1 fois par an
100 ha tous les 100 hectares
FETT GRAISSE
= Nombre de graisseurs
= Nombre de graisseurs
(IV) Voir annexe "Lubrifiants"
Liter Litre
* Variante
Voir le guide du constructeur
Lubrication chart
X
h after every X hours operation
40 F all 40 loads
80 F all 80 loads
1 J once a year
100 ha every 100 hectares
FETT GREASE
= Number of grease nipples
= Number of grease nipples
(IV) see supplement "Lubrificants"
Liter Litre
* Variation
See manufacturer’s instructions
FETT
Esquema de lubricación
X
h Cada X horas de servicio
40 F Cada 40 viajes
80 F Cada 80 viajes
1 J 1 vez al año
100 ha Cada 100 hectáreas
FETT LUBRICANTE
= Número de boquillas de engrase
= Número de boquillas de engrase
(IV) Véase anexo “Lubrificantes”
Liter Litros
* Variante
Véanse instrucciones del fabricante
Plano de lubrificação
X
h Em cada X horas de serviço
40 F Em cada 40 transportes
80 F Em cada 80 transportes
1 J 1x por ano
100 ha Em cada100 hectares
FETT Lubrificante
= Número dos bocais de lubrificação
= Número dos bocais de lubrificação
(IV) Ver anexo ”Lubrificantes"
Liter Litro
* Variante
Ver instruções do fabricante
I
P
NL
D GBF
E
Soort zaad Gerst Haver Rogge Tarwe
Stand van de opvangbak 1111
Stand doseerwiel Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III
Stand reduceer klep Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad
Rijenafstand (cm) 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0**
Stand van de
aandrijving
10
15
20 77 67 77 77
25 98 85 98 98 98 85 98 98
30 115 100 115 115 93 81 93 93 119 103 119 119 127 110 127 127
35 134 116 134 134 110 95 110 110 140 121 140 140 149 129 149 149
40 153 133 153 153 127 110 127 127 161 140 161 161 171 148 171 171
45 172 149 172 172 144 125 144 144 182 158 182 182 193 167 193 193
50 191 166 191 191 160 139 160 160 202 175 202 202 215 186 215 215
55 210 182 210 210 177 153 177 177 223 193 223 223 236 205 236 236
60 229 198 229 229 194 168 194 194 244 211 244 244 256 222 256 256
65 248 215 248 248 211 183 211 211 265 230 265 265 280 243 280 280
70 267 231 267 267 229 198 229 229 286 248 286 286 302 262 302 302
75 287 249 287 287 247 214 247 247 307 266 307 307 325 282 325 325
80 308 267 308 308 266 231 266 266 330 286 330 330 351 304 351 351
85 330 286 330 330 286 248 286 286 355 308 355 355 378 328 378 378
90 353 306 353 353 306 265 306 306 380 329 380 380 405 351 405 405
95 377 327 377 377 327 283 327 327 432 374 432 432
100 402 348 402 402 348 302 348 348 459 398 459 459
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 24 Verdeleruitlopen
** = 20 Verdeleruitlopen
Aerosem 300, 3000, Terrasem 3000, 3000 T
- 80 -
0500_NL-Sätabelle_8502
NL
ZAAITABEL
Soort zaad Raps Gras Erwten Phacelia
Stand van de opvangbak 2141
Stand doseerwiel Fijn doseerwiel II Grof doseerwiel III Grof doseerwiel III Fijn doseerwiel II
Stand reduceer klep Fijn zaad Normaal- en grof zaad Normaal- en grof zaad Fijn zaad
Rijenafstand (cm) 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0** 10,0 11,5 12,5* 15,0**
Stand van de
aandrijving
10 21 18 21 21
15 33 29 33 33
20 45 39 45 45
25 5,2 4,5 5,2 5,2 57 49 57 57 100 87 100 100 4,9 4,2 4,9 4,9
30 6,3 5,5 6,3 6,3 69 60 69 69 121 105 121 121 5,9 5,1 5,9 5,9
35 7,7 6,4 7,4 7,4 81 70 81 81 142 123 142 142 6,9 6,0 6,9 6,9
40 8,5 7,4 8,5 8,5 92 80 92 92 163 141 163 163 7,9 6,8 7,9 7,9
45 9,6 8,8 9,6 9,6 103 89 103 103 184 159 184 184 8,9 7,7 8,9 8,9
50 10,6 9,2 10,6 10,6 115 100 115 115 205 178 205 205 9,9 8,6 9,9 9,9
55 11,8 10,2 11,8 11,8 127 110 127 127 226 196 226 226 11,0 9,5 11,0 11,0
60 12,9 11,2 12,9 12,9 139 120 139 139 247 214 247 247 12,0 10,4 12,0 12,0
65 14,1 12,2 14,1 14,1 151 131 151 151 268 232 268 268 13,0 11,3 13,0 13,0
70 15,4 13,3 15,4 15,4 289 250 289 289 14,3 12,4 14,3 14,3
75 16,8 14,6 16,8 16,8 311 270 311 311 15,4 13,3 15,4 15,4
80 18,3 15,9 18,3 18,3 333 289 333 333 16,5 14,3 16,5 16,5
85 19,9 17,2 19,9 19,9 356 309 356 356 17,6 15,3 17,6 17,6
90 21,6 18,7 21,6 21,6 378 341 378 378 18,8 16,3 18,8 18,8
95 23,4 20,3 23,4 23,4
100 25,1 21,8 25,1 25,1
BELANGRIJK! De in de zaaitabel aangegeven hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een hoeveelheidsproef (Calibreren) worden verkregen.
* = 24 Verdeleruitlopen
** = 20 Verdeleruitlopen
Aerosem 300, 3000, Terrasem 3000, 3000 T
ZAAITABEL
- 81 -
0500_NL-Sätabelle_8502
NL
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.82 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Zie gebruikershandleiding trekker
Zie prijslijst en/of gebruikershandleiding van de machines
Nameten
Driepuntsmachine of front-/driepuntscombinatie
1. Berekening van het minste frontballastgewicht GV min
Breng het berekende minste frontbalastgewicht, dat voor op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
Frontaanbouwmachine
2. Berekening van het minste ballastgewicht in de driepuntshefinrichting GH min
Breng het berekende minste ballastgewicht, dat achter op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
TL [kg]
TV [kg]
TH [kg]
GH [kg]
GV [kg]
leeggewicht van de trekker
belasting van de voor-as bij een lege trekker
belasting van de achteras bij een lege trekker
hartafstand van de assen
totaalgewicht driepuntsmachine/driepuntsballastgewicht
totaalgewicht frontaanbouwmachine/ frontballast
afstand tussen zwaartepunt frontaanbouw
machine/frontballast en het hart van de
voor-as
afstand hart achteras tot hart hefkogel
afstand hart achteras tot hart hefkogel
hartafstand hefkogel en zwaartepunt
driepuntsmachine / driepuntsballast
a [m]
b [m]
c [m]
d [m]
2
3
1
1
1
1
1
2
2
2
3
3
1
3
2
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig
De combinatie van machines in de front en in de driepuntshefinrichting mag niet leiden tot een overschrijding van de toegestane
totaalgewichten, de toegestane asbelastingen en de maximale bandenbelasting van de trekker. De voor-as van de trekker moet altijd
met tenminste 20% van het ledige gewicht van de trekker belast blijven.
Overtuig u er van voor het aankopen van een machine, dat deze voorwaarden aanwezig zijn, door de volgende berekening uit te
voeren of de combinatie van trekker en werktuig(en) te wegen.
Berekening van het totaalgewicht, de asbelastingen en de belasting van de banden, als ook de minste
ballasttoevoeging
Voor de berekening hebt u de volgende gegevens nodig:
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.83 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Minste ballastgewicht
front/driepuntshef
Totaalgewicht
Voor-as belasting
Achteras belasting
Daadwerkelijke waarde
vlg. berekening
Toegestane waarde vlg.
gebruikershandleiding
Dubbele toegestane
bandenbelasting
(twee banden)
Het minste ballastgewicht moet als aanbouwwerktuig of in de vorm van ballastgewichten op de trekker
worden aangebracht!
De berekende waarden moeten lager / gelijk () zijn aan de toegestane waarden!
3. Berekening van de daadwerkelijk voor-as belasting TV tat
(Als het minste frontballastgewicht (GV min) niet wordt bereikt door het gewicht van de machine (GV), moet het gewicht in het front worden verhoogd
tot de berekende waarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane voor-as belasting in de
tabel in.
4. Berekening van het daadwerkelijke totaalgewicht Gtat
(Als het minste ballastgewicht (GH min) niet wordt bereikt moet het gewicht van de driepunts-machine (GH) worden verhoogd tot minste
ballastgewichtswaarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane totaal-belasting in de
tabel in.
5. Berekening van de daadwerkelijke achteras belasting TH tat
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane achteras belasting in de
tabel in.
6. Bandenbelasting
Voer de dubbele waarde (twee banden) van de toegestane bandenbelasting (zie bijv. gegevens van de bandenleverancier in de tabel in).
Tabel
0600 NL-EG Konformitätserklärung
PÖTTINGER Sätechnik GmbH
D-06406 Bernburg; Kleine Mauerstr. 16
EG-Conformiteitsverklaring
overeenkomstig de EG-richtlijn 2006/42/EG
Wij _______________________________________________________________________
(naam van de aanbieder)
__________________________________________________________________________________
(volledig adres van de Ärma - bij in de gemeenschap toegelaten gemachtigde eveneens de Ärma en het adres van
de fabrikant aangeven)
verklaren enig in verantwoording, dat het product
__________________________________________________________________________
(de fabrikant, type)
waarop deze verklaring betrekking heeft, met de desbetreffende grondleggende veiligheids-
en gezondheidseisen van de EG-richtlijnen 2006/42/EG,
(indien van toepassing)
alsook de eisen van de andere desbetreffende EG-richtlijnen
__________________________________________________________________________
(titel en/of nummer alsook datum van de uitgave van de andere EG-richtlijnen
overeenkomt.
(indien van toepassing)
Om de veiligheids- en gezondheidseisen, die in EG-richtlijnen vermeld zijn, in juiste vorm om
te zetten, is/zijn van volgende norm(en) en/of technische speciÀcatie(s) gebruik gemaakt:
__________________________________________________________________________
(titel en/of nummer alsook datum van de uitgave van de norm(en) en/of van de technische speziÄcatie(s)
Bijblad 1
____________________________ ____________________________________
(plaats en datum van de verklaring) (naam, functie en handtekening van bevoegd persoon)
NL
Rijenzaaimachine
AEROSEM Type: 5000 F
AEROSEM Type: 6000 F
A empresa PÖTTINGER Landtechnik GmbH
esforçase continuamente por melhorar os
seus produtos, adaptando-os à evolução
técnica.
Por este motivo, reservamonos o direito de modificar
as figuras e as descrições constantes no presente
manual, sem incorrer na obrigação de modificar
máquinas já fornecidas.
As características técnicas, as dimensões e os pesos
não são vinculativos.
A reprodução ou a tradução do presente manual de
instruções, seja ela total ou parcial, requer a autorização
por escrito da
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Todos os direitos estão protegidos pela lei da prop-
riedade intelectual.
Im Zuge der technischen Weiterentwicklung
arbeitet die PÖTTINGER Landtechnik
GmbH ständig an der Verbesserung ihrer
Produkte.
Änderungen gegenüber den Abbildungen und
Beschreibungen dieser Betriebsanleitung müssen wir
uns darum vorbehalten, ein Anspruch auf Änderungen
an bereits ausgelieferten Maschinen kann daraus nicht
abgeleitet werden.
Technische Angaben, Maße und Gewichte sind
unverbindlich. Irrtümer vorbehalten.
Nachdruck oder Übersetzung, auch auszugsweise,
nur mit schriftlicher Genehmigung der
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle Rechte nach dem Gesetz des Urheberrecht
vorbehalten.
La société PÖTTINGER Landtechnik GmbH
améliore constamment ses produits grâce
au progrès technique.
C'est pourquoi nous nous réser-vons le droit de
modifier descriptions et illustrations de cette notice
d'utilisation, sans qu'on en puisse faire découler un
droit à modifications sur des machines déjà livrées.
Caractéristiques techniques, dimensions et poids sont
sans engagement. Des erreurs sont possibles.
Copie ou traduction, même d'extraits, seulement avec
la permission écrite de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Tous droits réservés selon la réglementation des
droits d'auteurs.
Following the policy of the PÖTTINGER
Landtechnik GmbH to improve their products
as technical developments continue,
PÖTTINGER reserve the right to make alterations which
must not necessarily correspond to text and illustrations
contai-ned in this publication, and without incurring
obligation to alter any machines previously delivered.
Technical data, dimensions and weights are given as
an indication only. Responsibility for errors or omissions
not accepted.
Reproduction or translation of this publication, in whole
or part, is not permitted without the written consent of the
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
All rights under the provision of the copyright Act are
reserved.
PÖTTINGER Landtechnik GmbH werkt
permanent aan de verbetering van hun
producten in het kader van hun technische
ontwikkelingen. Daarom moeten wij ons
veranderingen van de afbeeldingen en beschrijvingen
van deze gebruiksaanwijzing voorbehouden, zonder
dat daaruit een aanspraak op veranderingen van reeds
geieverde machines kan worden afgeleid.
Technische gegevens, maten en gewichten zijn niet
bindend. Vergissingen voorbehouden.
Nadruk of vertaling, ook gedeeltelijk, slechts met
schriftelijke toestemming van
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle rechten naar de wet over het auteursrecht voor-
behouden.
La empresa PÖTTINGER Landtechnik
GmbH se esfuerza contínuamente en
la mejora constante de sus productos,
adaptándolos a la evolución técnica. Por ello
nos vemos obligados a reservarnos todos los derechos
de cualquier modificación de los productos con relación
a las ilustraciones y a los textos del presente manual,
sin que por ello pueda ser deducido derecho alguno a
la modificación de máquinas ya suministradas.
Los datos técnicos, las medidas y los pesos se
entienden sin compromiso alguno.
La reproducción o la traducción del presente manual
de instrucciones, aunque sea tan solo parcial, requiere
de la autorización por escrito de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Todos los derechos están protegidos por la ley de la
propiedad industrial.
La PÖTTINGER Landtechnik GmbH è
costantemente al lavoro per migliorare i suoi
prodotti mantenendoli aggiornati rispetto allo
sviluppo della tecnica.
Per questo motivo siamo costretti a riservarci la facoltà
di apportare eventuali modifiche alle illustrazioni e alle
GHVFUL]LRQLGL TXHVWH LVWUX]LRQLSHUO·XVR$OORVWHVVR
tempo ciò non comporta il diritto di fare apportare
modifiche a macchine già fornite.
I dati tecnici, le misure e i pesi non sono impegnativi. Non
rispondiamo di eventuali errori. Ristampa o traduzione,
anche solo parziale, solo dietro consenso scritto della
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Ci riserviamo tutti i diritti previsti dalla legge sul diritto
G·DXWRUH
GB
I
P
NL
D
E
F
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Servicecenter Landsberg
Spöttinger-Straße 24
Postfach 1561
D-86 899 LANDSBERG / LECH
Telefon:
Ersatzteildienst: +49 8191 9299 - 166 od. 169
Kundendienst: +49 8191 9299 - 130 od. 231
Telefax: +49 8191 59656
e-Mail: landsberg@poettinger.at
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Telefon: +43 7248 600-0
Telefax: +43 7248 600-2513
e-Mail: info@poettinger.at
Internet: http://www.poettinger.at
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Verkaufs- und Servicecenter Recke
Steinbecker Strasse 15
D-49509 Recke
Telefon: +49 5453 9114-0
Telefax: +49 5453 9114-14
e-Mail: recke@poettinger.at
PÖTTINGER France S.A.R.L.
129 b, la Chapelle
F-68650 Le Bonhomme
Tél.: +33 (0) 3 89 47 28 30
e-Mail: france@poettinger.at
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86

Pottinger TRUBODRILL T 602 F Handleiding

Type
Handleiding