Pottinger VITASEM 252 CLASSIC Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Handleiding
NL
+ INSTRUCTIES VOOR DE OVERDRACHT VAN MACHINES . . . pagina 3
"Vertaling van de originele handleiding" Nr.
Rijenzaaimachine
99 8611.NL.80R.0
VITASEM 252
(Type 8611 : Chassis-Nr: + . .01213 / MaschNr: + . .02213)
VITASEM 302
(Type 8612 : Chassis-Nr: + . .03061 / MaschNr: + . .04061)
VITASEM 402
(Type 8613 : Chassis-Nr: + . .01333 / MaschNr: + . .02333)
1500_NL-BLADZIJDE2
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
De productaansprakelijkheid verplicht de producent en de dealer de handleiding bij de verkoop van machines beschikbaar te stellen.
Bovendien moet de gebruiker bij de machine worden geïnstrueerd omtrent bedienings-, veiligheids- en onderhoudsvoorschriften.
Het feit dat de machine en de handleiding volgens de voorschriften zijn afgeleverd, dient te worden bevestigd.
Hiervoor dient het
document Aondertekend te worden toegestuurd aan de firma Pöttinger of via internet (www.poettinger.at) te worden verstuurd.
Document B blijft bij de dealer die de machine levert.
Document C is voor de klant.
Iedere landbouwkundige is ondernemer in de zin van de productaansprakelijkheidswet.
Materiële schade in de zin van de productaansprakelijkheidswet is schade die door een machine wordt veroorzaakt, maar niet aan
de machine wordt veroorzaakt; voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van euro 500,-
Zakelijke materiële schade in de zin van de productaansprakelijkheidswet is uitgesloten.
Attentie! Als de machine van eigenaar wisselt, dient de handleiding te worden doorgegeven. De nieuwe gebruiker moet volgens
de voorschriften worden geïnstrueerd.
Pöttinger - Vertrouwen binnen handbereik - sinds 1871
Kwaliteit is een waarde die rendeert. Daarom beschikken wij over de hoogste kwaliteitsstandaarden voor onze producten. Deze
worden door ons eigen kwaliteitsmanagement en door onze bedrijfsleiding permanent gecontroleerd. Want veiligheid, probleemloos
functioneren, hoogste kwaliteit en absolute betrouwbaarheid van onze machine tijdens het gebruik vormen onze kerncompetenties,
waarvoor wij staan.
Omdat wij permanent werken aan de ontwikkeling van onze producten, kan deze handleiding afwijken van het product. Er kunnen
daarom geen rechten worden ontleend aan de gegevens, afbeeldingen en beschrijvingen. Bindende informatie omtrent bepaalde
eigenschappen van de machine dient bij de service-dealer te worden opgevraagd.
Wij vragen om begrip voor het feit dat wijzigingen in de leveringsomvang, wat betreft de vorm, uitrusting en techniek mogelijk zijn.
Nadruk, vertaling en kopieën in welke vorm dan ook, ook als samenvatting, zijn alleen toegestaan met schriftelijke toestemming
van Pöttinger Landtechnik GmbH.
Alle auteursrechten blijven Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges.m.b.H. uitdrukkelijk voorbehouden.
© Pöttinger Landtechnik GmbH – 31 oktober 2012
Vind extra informatie over uw machine op PÖTPRO:
U bent op zoek naar passende onderdelen of accessoires voor uw machine? Geen probleem, hier vindt u alle benodigde informatie.
QR-code op het typeplaatje van de machine scannen of op www.poettinger.at/poetpro
Als u toch niet kunt vinden wat u nodig heeft, kunt u altijd terecht bij uw service-dealer. Hij adviseert u graag.
Document D
NL-0600 Dokum D Anbaugeräte - 3 -
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
T Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd. Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas, veiligheidsinrichtingen en
handleidingen zijn aanwezig.
T De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding met de gebruiker
besproken en uitgelegd.
T Bandenspanning gecontroleerd
T Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
T Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
T Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel aangepast: Driepuntsbevestiging
T Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
T Proefgedraaid met de machine en geen gebreken geconstateerd.
T Tijdens het proefdraaien de werking van de machine uitgelegd.
T Het zwenken in werk- en transportstand uitgelegd.
T Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
T Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de handleiding goed te lezen.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVER DRACHT VAN MACHINES
T
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
1400-NL INHALT_8611
INHOUDSOPGAVE NL
Attēla norāde: (13/1) nozīmē Fig.13, pozīciju 1.
Inhoudsopgave
VEILIGHEID
Veiligheidsaanwijzingen ............................................. 6
PRESTATIEOMSCHRIJVING
Overzicht .................................................................... 7
Varianten .................................................................... 7
WAARSCHUWINGSTEKENS
CE-kenmerk ............................................................... 8
Waarschuwingspictogrammen ................................... 8
Betekenis van de waarschuwingstekens ................... 8
TECHNISCHE GEGEVENS
Korte beschrijving van de machine .......................... 10
Technische gegevens ...............................................11
Uitrusting .................................................................. 12
Extra veiligheidsaanwijzingen voor VITASEM en
VITASEM A .............................................................. 12
Extra uitrusting ......................................................... 12
TREKKER VOORWAARDEN
Trekker ..................................................................... 13
Ballastgewichten ...................................................... 13
Hefinrichting (drie-punts-koppeling) ......................... 13
Noodzakelijke hydraulische aansluitingen ............... 13
Noodzakelijke stroomaansluitingen ......................... 13
AAN- EN AFBOUW
Instructies voor het laden ..........................................14
Aanbouw ...................................................................14
Afbouw ......................................................................14
Banden: spoorbreedte / afstrijker ............................. 15
Transportpositie ....................................................... 15
COMPASS TERMINAL
Prestatiekenmerken van de terminal........................ 16
In gebruik nemen ......................................................17
COMPASS-terminal ..................................................17
Weergaven en functies .............................................17
Kalibreren (standaard) ............................................. 20
Kalibreren (elektrische
zaadhoeveelheidverstelling) .................................... 21
Basisinstelling .......................................................... 22
Alarmmeldingen ....................................................... 29
Voorbeelden voor het aanleggen van een rijpad ..... 30
GEBRUIK
Aanwijzingen bij gebruik .......................................... 31
Hectareteller ............................................................ 32
Trekkerspoor-losmakers .......................................... 32
Rijenzaaimachinespoor-losmakers .......................... 32
Vulplatform ............................................................... 32
Kamrail vrijgeven ..................................................... 32
Zaadbak vullen ........................................................ 33
Zaadbak legen ........................................................ 34
Zaadbak reinigen ..................................................... 35
Zaadbakdeksel ........................................................ 36
DOSEERPROCEDURE
Functiewijze ............................................................. 37
Fijnzaaiwiel .............................................................. 37
Multizaaiwiel ............................................................ 38
De hoeveelheid zaad instellen ................................. 40
Aandrijfstand / zaaiasdraairichting ........................... 40
Afsluitschuiven ..........................................................41
Korrelproef voor bovenuitzaai ...................................41
Bodemklep ............................................................... 42
Afdekkingen (extra uitrusting) .................................. 42
Roeras ..................................................................... 43
Roeras ..................................................................... 44
Draaiende roeras ..................................................... 44
Pendelroeras............................................................ 45
AFDRAAIEN/KALIBREREN
Hoeveelheid zaad instellen met de afdraaiproef ...... 46
KOUTERDRUK
Veiligheidsaanwijzingen ........................................... 49
Kouterdrukverstelling ............................................... 49
Aandrukrol ............................................................... 49
SLEUVENTREKKER
Sleuventrekker ..........................................................51
TANDSOORTEN
Tandsoorten ............................................................. 52
RIJPADEN
Rijpaden aanleggen ................................................. 53
Rijpadritmes ............................................................. 53
De machine instellen ............................................... 53
Het rijpad doorschakelen ......................................... 55
Rijpadenmarkeur ..................................................... 56
ZAADHOEVEELHEIDVERSTELLING
Elektrische zaadhoeveelheidverstelling1) ................ 57
TRANSPORT
Attentie / transport ................................................... 58
Veiligheidsaanwijzingen ........................................... 59
Algemene onderhoudsaanwijzingen ........................ 59
Reinigen van machinedelen..................................... 59
Parkeren in de open lucht ........................................ 59
Winterklaar maken ................................................... 59
Cardanassen ........................................................... 59
Hydraulische installatie ............................................ 59
ONDERHOUD
Onderhoud ............................................................... 60
SERVICE
Schakelschema ....................................................... 63
Bezettingsschakelschema nieuw ............................. 64
Schakelschema optionele uitrusting speciale
rijpaden .................................................................... 65
Aansluitbezetting Compass-terminal: ...................... 66
Sensoren ................................................................. 67
Hoogteverstelling van de vulpeilsensor ................... 67
AANHANGSEL
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig .......... 72
ZAAITABELLEN
Zaaitabellen ............................................................. 75
Korrelproef (voor bovenover zaaien) ........................ 76
Positie van de schuifklep ......................................... 77
Zaaitabel VITASEM.................................................. 78
Zaaitabel VITASEM.................................................. 79
Zaaitabel VITASEM.................................................. 80
Zaaitabel VITASEM.................................................. 81
Zaaitabel VITASEM.................................................. 82
Raps ........................................................................ 83
- 5 -
1300-NL-SICHERHEIT_8521
NL
VEILIGHEID
Voordat de rijenzaaimachine in gebruik wordt genomen, dienen deze handleiding en de veiligheidsaanwijzingen ('Voor uw
veiligheid') zorgvuldig te worden gelezen - en te worden nageleefd; dit geldt ook voor de handleiding van een combinatie-
bodembewerkingsmachine.
De bedienende persoon moet zijn gekwalificeerd voor het gebruik, het onderhoud en de veiligheidseisen, en moet omtrent
de gevaren van de machine worden geïnstrueerd. De veiligheidsaanwijzingen moeten bij alle andere gebruikers bekend zijn.
De desbetreffende voorschriften ter voorkoming van ongevallen en alle overige algemeen erkende veiligheidstechnische,
arbeidsgeneeskundige en wegenverkeerswettelijke regels dienen in acht te worden genomen.
Let op het 'waarschuwingssymbool'!
Aanwijzingen in deze handleiding met dit symbool en waarschuwingsstickers op de machine
waarschuwen voor gevaar! (Verklaringen van de waarschuwingssymbolen zie bijlage
'Pictogramsymbolen').
Verlies van garantie
De rijenzaaimachine is uitsluitend geconstrueerd voor de gebruikelijke toepassingen in de landbouw.
Ieder ander gebruik geldt als niet conform bestemming en de fabrikant is derhalve niet aansprakelijk voor schade die
hierdoor eventueel wordt veroorzaakt.
Tot gebruik conform bestemming behoort eveneens het naleven van de voorgeschreven bedrijfs-, onderhouds- en
reparatievoorwaarden, en het uitsluitende gebruik van originele reserve-onderdelen.
Bij gebruik van vreemd toebehoor en/of vreemde onderdelen (reserve-onderdelen of vervangende onderdelen) die niet
door PÖTTINGER zijn vrijgegeven, vervalt iedere garantie.
Eigenhandig uitgevoerde reparaties of wijzigingen aan de machine, evenals gebrekkige controle bij het gebruik (... let
op de hoeveelheid zaad en dat alle kouters zaaien!) sluiten aansprakelijkheid voor daaruit voortkomende schade uit.
Eventuele klachten bij de levering (transportschade, volledigheid) dienen direct schriftelijk te worden gemeld.
Aanspaak op garantie en na te komen garantievoorwaarden of uitsluiting van aansprakelijkheid volgens onder
leveringsvoorwaarden.
- 6 -
1300-NL-SICHERHEIT_8521
VEILIGHEID NL
Veiligheidsaanwijzingen
De trekker-hefhydrauliek moet voor het aan- en afkoppelen in 'zweefstand' worden gebracht!
Bij het aan- en afkoppelen mogen zich geen personen tussen de trekker en de machine bevinden; ook bij
het bedienen van de hydraulische installatie aan de buitenkant van de machine niet in de gevarenzone
tussen trekker en machine komen! Kans op lichamelijk letsel!
Controleer of de rijenzaaimachine (met ingeklapte spoortrekkers) bij het omhoogheffen de tractor niet
raakt. - bijv. aan de uitgeklapte achterruit!
Let op voldoende stuurveiligheid - bij gevulde zaadbak en vooral als bestelcombinatie; eventueel moeten
frontgewichten aan de trekker worden aangebracht!
Voor iedere ingebruikname trekker en machine controleren op bedrijfs- en verkeersveiligheid! Beschikbare
veiligheidsvoorzieningen moeten zijn aangebracht!
De gebruiker is verantwoordelijk voor de 'veiligheid'!
Niet met volle zaadbak transporteren!
Beklimmen van en meerijden op de machine (ook vulplatform) is niet toegestaan. Het is verboden binnen
de gevarenzone (zwenkbereik) te komen!
Voordat de trekker wordt verlaten moet de machine worden neergelaten, de motor moet worden afgezet
en de contactsleutel moet worden verwijderd!
Instel- en onderhoudswerkzaamheden uitsluitend uitvoeren als de machine is neergelaten!
Niet met de hand in de zaadbak grijpen en geen voorwerpen in de lege zaadbak leggen, omdat bij
aandrijfstand> '0' een eventueel aanwezige roeras bij het verschuiven van de machine al gaat draaien;
Kans op lichamelijk letsel of breuk!
Let er bij het vullen met gebeitst zaaigoed en bij het reinigen met perslucht op dat beits irriteert en giftig
is; lichaamsdelen beschermen!
Let er bij het wegrijden, en voordat de machine in gebruik wordt genomen op dat zich geen personen
binnen het bereik van de machine bevinden!
Op steile hellingen moet rekening worden gehouden met het zwaartepunt bij hydraulisch 'voorgehaalde'
rijenzaaimachine (bestelcombinatie)!
Voor de eerste ingebruikname - en nadat de machine langere tijd buiten gebruik is geweest - oliepeil in
de transmissie en alle lagers op voldoende smering controleren; controleren of alle schroeven voldoende
zijn aangehaald, hydraulische installatie op lekkage controleren en bandenspanning controleren!
0900-NL_ÜBERSICHT_8611
NL
- 7 -
PRESTATIEOMSCHRIJVING
Overzicht
Aanduidingen:
(1) Sleuventrekker
(2) Zaadbak
(3) Afdraaigoot
(4) Vulplatform
(5) Tanden
(6) Zaaikouters
(7) Transmissie
Varianten
Aanduiding Beschrijving
252 Werkbreedte: 250 cm
302 Werkbreedte: 300 cm
402 Werkbreedte: 400 cm
1
2
3
4
6
7
5
- 8 -
0900_NL-Warnbildzeichen_8611
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Voor het in gebruik nemen, de
gebruikershandleiding lezen,
de veiligheidsaanwijzingen
opvolgen,
transport en montageaanwijzingen
opvolgen!
CE-kenmerk
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord aan
de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde
machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
heb ben op de
vei lig heid met
dit teken aan ge -
ge ven.
Betekenis van de waarschuwingstekens
Waarschuwingspictogrammen
Waarschuwingspictogrammen wijzen op mogelijk gevaarlijke punten; ze dienen de veiligheid van alle personen die met
of aan de zaaimachine werken.
Ontbrekende of beschadigde waarschuwingspictogrammen onmiddellijk opnieuw aanbrengen!
Na het eerste gebruik alle
boutverbindingen ocntroleren
en eventuel natrekken. Daarna
regelmatig controleren. Speciale
aandraaimoomenten: zie handleiding
of evt. onderdelenlijst. Gebruik een
draaimomentsleutel!
Het meerijden op de machine tijdens
het werk of gedurende transport is
niet toegestaan. Het laadplatform
alleen betreden als de combinatie van
trekker en werktuig stilstaat en het
platform veilig is ondersteund.
Uitklapbare zijdelen. Afstand houden.
Niet in het bereik van uitklappen
machinedelen komen. Let op
voldoende vrije ruimte om uit te
kunnen klappen.
Verwondingsrisico. Afstand houden.
Draaiende machinedelen. Afstand
houden.
Niet achter beschermkappen of
afdekplaten enzovoort grijpen.
- 9 -
0900_NL-Warnbildzeichen_8611
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem
aanpikken aan de voorraadbak. Gebruik hijsbanden,
geen kettingen! Nooit de zaaimachine gelijktijdig met het
grondbewerkingswerktuig samen ophijsen.
Haak van hefmiddel hier aanhaken.
Verboden zich op te houden onder
– of in het gevarengebied rond een
geheven last.
Afstand houden. NOOIT
beschermkappen openen terwijl de
machine nog wordt aangedreven.
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem A
aanpikken aan de voorraadbak en het transportoog.
Gebruik hijsbanden, geen kettingen! Nooit de zaaimachine
gelijktijdig met het grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Afstand houden. Gevaar voor
uitzwenkende machinedelen, of
weggeslingerde voorwerpen.
- 10 -
1300-NL TECH DATEN_8611
NL
Korte beschrijving van de machine
”VITASEM” zijn mechanische driepuntsaanbouw-zaaimachines (cat. ll).
‘VITASEM’ wordt naar keuze voorzien van trekkouters of eenschijfskouters,
‘VITASEM’ heeft naar keuze een kouterwisselsysteem voor trekkouters en breedzaaikouters, of eenschijfskouters.
De aanbouw met hefarm-pendelstabilisatie (optie) zorgt voor een goede aanpassing aan de bodem en een veilige aandrijving.
De zaaiasaandrijving gebeurt door het rechtse loopwiel via een traploos verstelbare tweegebiedsoliebadaandrijving die
het toerental van de zaaias ongeveer kan halveren en die bij een instelling voor ”bovenuitzaai” bovendien de draairichting
van de zaaias omkeert.
Bij de 3 m machine kan de zaaias aan de linker zijde worden uitgeschakeld.
Het bijzondere van de ‘VITASEM’ is dat de machine met haar multi-zaaiwielen normaal in ‘benedenuitzaai’ zaait, en bij
instelling voor ‘bovenuitzaai’ (optioneel) door verandering van draairichting van de zaaias bijv. koolzaadkorrels afzonderlijk
doseert.
Voor een eenvoudige bediening en veilig gebruik zorgen o.a. het regendichte zaadbakdeksel, de functioneel gevormde
zaadbak, de toevoertrechters per zaaiwiel, de niveauaanwijzer, de afzonderlijke en centrale kouterdrukverstelling en het
gemakkelijk afdraaien met de zwengel.
Om de ”VITASEM” aan de verschillende gebruiksomstandigheden aan te passen, zijn er gepaste uitrustingen beschikbaar:
b.v. verschillende zaadeguitvoeringen, hydraulisch omschakel- en uitlichtbare markeurs, een elektronische rijpadschakeling
inclusief hectareteller en afdraaihulp, een resthoeveelheidsmelder en zaaiascontrole, een rijpadmarkering, hydraulische
kouterdruk- en zaadhoeveelheidsinstelling, een schommelroeras voor graszaad e.a.
TECHNISCHE GEGEVENS
- 11 -
1300-NL TECH DATEN_8611
TECHNISCHE GEGEVENS NL
VITASEM A 252 A 302 A 402
Werkbreedte [cm] 250 300 400
Transportbreedte ca. [cm] 250 * 300 * 400 *
Zaadbak-uitlopen 21 25 33
Rijenaantal: standaard [optie] 21 [14, 17, 20] 24 [17, 21, 24] 32 [23, 27, 32]
Rijenafstand [cm] 11,9 / 18,3 / 14,9 / 12,5 12,0 / 18,0 / 14,4 / 12,5 12,1 / 17,6 / 14,9 / 12,5
Gewicht [kg] (zonder toebehoor)
... met trekkouters 700 kg
750 kg 1050 kg
... met eenschijfskouters 730 kg
780 kg 1100 kg
Zaadbakinhoud [l] (bak groot) 480 600 (1000) 850 (1400)
Vulhoogte ca. [cm] 136 136 / 155 136 / 155
Vulopening [cm] 200 x 62 250 x 62 350 x 62
Kouterstap [cm] 30
Schijfkouter Ø [mm] 320 x 3
Drukrol Ø [mm] 250 x 40
Kouterdruk / kouter [kg] 25
Spoorbreedte ca. [cm] 230 (250) ** 280 (300) ** 390
Banden (optie) 6.00-16 (10.0/75-15.3) 6.00-16 (10.0/75-15.3) 10.0/75-15.3
Spanning [bar] 1,2 (0,8) 1,2 (0,8) 0,8
Oliebadtransmissie – hoeveelheid 2,5 l (Hydraulische olie HLP 32)
Geluidsniveau <70 dB (A)
Technische gegevens
* Transportbreedte van het bodembewerkingsapparaat in acht nemen!
** (…) = bij omgekeerde wielmontage (6.00-16)
‘VITASEM 300’: bij omgedraaide wielmontage (6.00-16) en bij banden 10.0/75-15.3
transportbreedte meer dan 3 m (let op de aanwijzingen op blz. 29).
(wijzigingen voorbehouden)
- 12 -
1300-NL TECH DATEN_8611
TECHNISCHE GEGEVENS NL
Extra veiligheidsaanwijzingen voor VITASEM en VITASEM A
Niet in de roterende roeras grijpen.
Bij alle onderhouds- en instelwerkzaamheden aan de machine moet worden gelet op de veiligheidsafstanden; er
bestaat gevaar door roterende en oscillerende machine-onderdelen.
Platforms alleen gebruiken voor het vullen van de zaadbak. Meerijden op de machine is uitdrukkelijk verboden.
Rijden op openbare wegen:
- Neem de wettelijke voorschriften in acht
- Ritten over de openbare weg mogen alleen worden uitgevoerd zoals beschreven in het hoofdstuk ‘Transportpositie’
- Alle hydraulische systemen moeten worden gesloten
- Geen onderdelen in de zaadbak leggen – ook bij het rangeren roteert de roeras
Veiligheidsvoorzieningen moeten goed functioneren
Zwenkbare onderdelen moeten voor de rit in de juiste positie worden gebracht en moeten worden beveiligd tegen
losraken, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan
Voor de rit verlichting controleren
Uitrusting
- Trekkouters of eenschijfskouters
- voor trekkouters en breedzaaikouters, naar keuze
uitrusting met eenschijfskouters
- Zaadbak met inhoudsweergave en klapdeksel
- Traploos verstelbare tweesectoren oliebadtransmissie
- Multi-zaaiwielen
- Fijn doseerwiel
- Rechts half uitschakelbare zaaias (halve breedte)
- Afdraai-installatie met slinger en stortgoten
- Centrale kouterdrukverstelling
- afneembare steunen voor demontage / parkeren
Extra uitrusting
- Voorziening voor bovenuitzaai (bijv. koolzaad)
- Zaai-aanaardmes 1-delig, met nalopende tanden; ca.
17 kg/m
- Aanaardmesverlenging voor zijdelingse afdekking; ca.
3 kg
- Perfect-aanaardmes, met geveerde tanden; ca. 22 kg/m
- Transport-tandbescherming voor perfect-aanaardmes
(2,5 en 3m)
- Schijvenspoortrekker met losbreekbeveiliging en
hydraulische hefinrichting; ca. 60 kg
- Verlenging hydraulische slang 0,5m en 1,6m
- elektr. rijspoorschakeling met zaaiwielstop - voor 2 of 3
rijen per spoor - incl. hectareteller en afdraaihulp-functie
- Resthoeveelheid- en zaaiascontrole (alleen in
combinatie met rijspoorschakeling)
- Aansluitkabel voor accu
- Regelkabel 2m, 4m, 7m als verlenging bij
machinecombinaties
- Schijven-rijspoormarkering (alleen bij rijspoorschakeling
en vulplatform); ca. 35 kg
- hydraulische kouterdrukverstelling
- Roeras - draaiend of pendelroeras
- Afdekking voor zaaibehuizing - voor niet gebruikte
uitlopen
- Vulplatform met traptrede en leuning; ca. 14 kg/m
- Hectareteller (mech.)
- Aandrukrol voor trekkouters
- Aandrukrol voor eenschijfskouter
- extra aandrijving voor rechterkant van de machine (bij
3m en 4m arbeidsbreedte)
- elektrische zaadhoeveelheidverstelling
- 13 -
1300-NL_SCHLEPPERVORAUSSETZUNG_8611
NL
TREKKER VOORWAARDEN
Trekker
Voor het gebruik van deze machine is een trekker nodig die voldoet aan de volgende voorwaarden:
- Trekkervermogen: vanaf 90 kW (in combinatie met een cirkeleg, afhankelijk van de cirkeleg)
- Aanbouw: hefarm cat. II
- Aansluitingen: zie tabel ‘Noodzakelijke hydrauliek en stroomaansluitingen’
Ballastgewichten
Ballastgewichten
De trekker moet aan de voorkant worden voorzien van
voldoende ballastgewichten, om het stuur- en remvermogen
te garanderen.
Ten minste 20% van het ledig gewicht van
het voertuig op de vooras.
Hefinrichting (drie-punts-koppeling)
- De hefininrichting (drie-punts-koppeling) van de trekker
moet berekend zijn op de belasting (zie Technische
gegevens).
- De hefsteunen moeten middels de bijbehorende
verstelinrichting op gelijke lengte worden afgesteld (4).
(zie instructieboekje van de tractorfabrikant)
- Wanneer de hefsteunen aan de hefarmen in verschillende
posities te verstellen zijn, moet de achterste positie worden
gekozen. Daardoor wordt de hydraulische installatie van
de trekker ontlast.
- De begrenzingskettingen of de stabilisatoren van
de hefarmen (5) moeten zo worden ingesteld, dat de aanbouwwerktuigen zich niet zijdelings kunnen bewegen
(veiligheidsmaatregel voor transportritten).
Noodzakelijke hydraulische aansluitingen
Uitvoering Verbruiker Hydraulische aansluiting Aanduiding
(machine)
Standaard Sleuventrekker enkel werkend met zweefstand
hydraulische topstang (variant) dubbel werkend
Optie hydraulische kouterdrukverstelling enkel werkend
Noodzakelijke stroomaansluitingen
Uitvoering Verbruiker Polen Volt Stroomaansluiting
Standaard Verlichting 7-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 1724
Compass regeling 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
20%
Kg
371-08-16
371-08-16
- 14 -
1300-NL AN- UND ABBAU_8611
NL
AAN- EN AFBOUW
Instructies voor het laden
Met textielen riem aan het rondijzer (1) inhangen.
Alleen solo met een lege zaadbak optillen (zonder
bodembewerkingsmachine).
Op de draagkracht van de riem letten.
Er voorzichtig mee omgaan en op de balans letten.
Zich niet ophouden in de buurt van de opgeheven last.
Let op!
Niet in de omge-
ving of onder de
geheven machine
verblijven.
Let op!
Beknellingsgevaar.
Tijdens het be-
dienen van de hef-
inrichting buiten
het hefbereik van
de driepunts-op-
hanging blijven.
Let op!
Beknellingsgevaar.
Bij het aan- en
afbouwen van de
zaaimachine moet
de trekker tegen
wegrollen worden
beveiligd en de
zaaimachine moet
worden gecontro-
leerd of deze vei-
lig is neergezet.
Aanbouw
De zaaimachine kan direct worden aangebouwd aan de
trekker of aan een hydrolift van een cirkeleg.
Aanbouw-voorwaarde:
- driepunts-aansluiting cat. II
- Tractor staat horizontaal
1. Hefarm (2) koppelen
2. Koppelinrichting op de juiste manier beveiligen
3. Topstang aankoppelen (3)
4. Koppelinrichting op de juiste manier beveiligen
5. Aan de topstang (3) de machine horizontaal positioneren.
(Pijl (7) voor links achter de reflectieplaat.De punt van
de pijl moet exact boven de druppelpunt staan.).
6. Verbindingskabels (hydraulische slang, verlichtingskabel)
aansluiten (4)
7. Compass-terminal (5) aansluiten en de terminal in de
trekker bevestigen (De terminal is voorzien van een
magnetisch plaatje).
8. Steun (6) omhoog draaien en beveiligen
Let op!
De zaaimachine mag pas met zaaigoed
worden gevuld nadat deze is aangebouwd
aan de trekker en na transport!
Afbouw
Let op!
De zaaimachine mag alleen worden
geplaatst op een stevige en vlakke
ondergrond!
Let op!
Om de afgebouwde zaaimachine steviger
te kunnen neerzetten, moeten de kouters
voor het afbouwen volledig worden ontlast!
- voor de afbouw zaadbak legen!
- zaaimachine – spoorwoelers omhoog klappen
- afbouw in omgekeerde volgorde als aanbouw
6
2
3
4
5
1
7
- 15 -
1300-NL AN- UND ABBAU_8611
AAN- EN AFBOUW NL
Banden: spoorbreedte / afstrijker
De banden van de rijenzaaimachine hebben bij levering
een verhoogde bandenspanning.
Vóór gebruik dienen de banden op de aangegeven
bandenspanning te worden afgesteld.
6.00-16 – 1,2 bar
10.0/75-15.5 – 0,8 bar
Banden 6.00-16: op een sterk klevende bodem kan de
afstand tussen wiel en frame door het omdraaien van
de wielen worden vergroot (afb. 6); het wiel loopt dan bij
aansluitrijden nogmaals in hetzelfde spoor.
De transportbreedte bij ‘VITASEM 300’ bedraagt dan meer
dan 3 m, voor transport moeten de wielen dan ook weer
worden omgedraaid.
Wielafstrijkers (Optie): afhankelijk van de banden en de
wielpositie passend afstellen.
Bij de wielmontage moet de opgekrikte machine van extra
ondersteuning worden voorzien!
Transportpositie
- Het zaadbakdeksel sluiten.
- Stortgoten omhooggeklapt vastzetten.
-Markeur opklappen en vastmaken.
- De rijpadmarkeur omhoogzetten – pen.
- Aan perfectzaadeg bescherming voor tanden
aanbrengen (extra toebehoor) en bij ‘3 m’ aan beide
zijden de buitenste zaadegelementen verwijderen.
- Steun omhoog brengen.
- Trekarm van de tractor aan de zijkant vastzetten.
- Verlichting en waarschuwingsstickers aanbrengen
(volgens wegenverkeersreglement).
- Tandenrail met beide bouten (1,2) fixeren
- Als bij VITASEM 302 voor de werkzaamheden de wielen
in verband met de inzakdiepte werden omgedraaid,
moeten deze voor de transportrit weer in de originele
toestand worden teruggebracht. Met omgekeerde wielen
overschrijdt de machine de door ons aangegeven
transportbreedte van 3m. Lokale wetgeving dient te
worden nageleefd.
Let op!
Bij de wielmontage
moet de geheven
machine even-
eens worden
gesteund!
Veiligheidsaanwij-
zing:
Wettelijke richtlij-
nen voor aan-
bouwwerktuigen
die bij ritten over
de weg door
trekkers worden
getrokken – zie
bijlage C
Let op!
Beide sleuventrek-
kers moeten vóór
een rit over de
openbare weg in
transportpositie
worden gebracht
en worden bevei-
ligd. Eventuele
verlengde tanden
intrekken en
beveiligen!
1
2
- 16 -
1600_D-Compass-terminal_8611
NL
COMPASS TERMINAL
Prestatiekenmerken van de terminal
Elektrische aansluiting
De terminal wordt van stroom voorzien via een stekker volgens DIN 9680 van de 12-V boordnetaansluiting van de trek-
ker. Deze 3-polige stekkers worden ook in 2-polige uitvoering gebruikt, omdat alleen de twee hoofdaansluitingen (+12V,
massa) nodig zijn.
Let op!
Stekkers en stekkerdozen van een ander type zijn niet toegestaan omdat dan de veiligheid niet kan
worden gegarandeerd.
Technische gegevens
Netspanning: +10V ......+15V
Bedrijfstemperatuurbereik: -20°C .... +60°C
Wegzettemperatuur: -30°C .... +70°C
Beschermingsgraad: IP65
Zekering: 15A zekering in netspanning stek ker.
LCD-weergave: achtergrondverlicht
Let op!
De terminal moet worden beschermd tegen vocht en kou! De terminal mag niet buiten worden bewaard!
Bruikbare functies
De Compass-terminal is een compacte boordcomputer met veel zin vol le functies. De computer handelt regel- en contro-
lewerkzaamheden af en vergemakkelijkt overige werkzaamheden door weergave- en hulpfuncties.
Overzicht van de bruikbare functies:
Regelfuncties:
- Aanleggen van rijpaden
- Extra aanleggen van rijpadmarkeringen
- Handmatige of automatische doorschakeling van de geulenteller door bijv. spoortrekkerwisselventiel, sensor of
spoorwielsensor of transmissiesignaal
- Onderbreken van de automatische doorschakeling van de geulenteller (bij het omzeilen van hindernissen)
- Regeling van de uitvoerhoeveelheid (optie)
Weergavefuncties:
- Geulenteller en rijpadencyclusweergave
- Deeloppervlakhectareteller
- Totaaloppervlakhectareteller
- Rijsnelheid
- Zaaiasomwenteling
- actuele uitvoerhoeveelheid
Controlefuncties:
- Zaaiascontrole
- Vulpeilcontrole
Hulpfuncties:
- Sensorproef
- Afdraaihulp voor de berekening en het meetellen van de handkrukomwentelingen
- Instelbare tijdvertraging voor de automatische doorschakeling van de geulenteller
- Menu taalkeuze
- 17 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
Weergave rijsnelheid (4)
1x drukken = weergave rijsnelheid (in km/h)
a Rijsnelheid (in km/h)
b Rijpadsymbool: Wanneer het rijpadsymbool wordt getoond, wordt op dat moment
een rijpad aangelegd.
Weergavehectareteller (5)
1x drukken = weergave daghectareteller
2x drukken = weergave jaarhectareteller (wordt aangegeven met het teken ‘∑’)
3x drukken = totaalhectareteller (kan niet worden gewist/te herkennen aan cijfer met
zwarte achtergrond)
Dag- of jaarhectareteller wissen = 3 seconden indrukken of tot akoestisch signaal
a Hectareteller:
b Rijpadsymbool: Wanneer het rijpadsymbool wordt getoond, wordt op dat moment een rijpad gemaakt.
Weergave omwentelingen (8)
1x drukken = weergave zaaiasomwenteling (in omw/min)
In gebruik nemen
De Compass-terminal wordt met de toets ingeschakeld. In de weergave verschijnt ca. 3 seconden het in ge stelde
machinetype en de software-versie, aansluitend de snelheidsweergave.
De Compass-terminal wordt met de toets (3 seconden indrukken) uitgeschakeld.
Bij de ingebruikname moet vooraf de juiste basisinstelling (machinetype, taal, ...) worden gecontroleerd
en evt. worden aangepast.
COMPASS-terminal
Het bedieningspaneel van de Compass-terminal
(0) Weergave/display
(1) Menu
(2) Uitvoerhoeveelheid
(3) Rijpad
(4) Kalibreren
(5) Rijsnelheid
(6) Hectareteller
(7) Pijl naar beneden
(8) Pijl naar boven
(9) I/O
(A) Voedingsstekker (zekering 15 A)
(B) Parallelle stekker voor gegevensoverdracht
Bedieningsaanwijzingen
voor het navigeren en wijzigen van de instelwaarden
om op te slaan, toets 2 seconden indrukken of tot akoestisch signaal
om te navigeren tussen de menu's zonder op te slaan, toets kort indrukken
om het submenu te verlaten zonder op te slaan
Weergaven en functies
0,0 km/h
A
b
0,23 ha
a
b
0
123
654
789
AB
- 18 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
Weergave rijpadencyclus en geulenteller (7)
1x drukken = huidige rijpadencyclus en geulenteller.
a Type rijpad en rijpadencyclus
b Het symbool knippert wanneer de rijsnelheid wordt herkend.
Aanwijzing:
Verschijnt het symbool niet, dan kan dit op een defect
wijzen. De aandrijfkabel of de sensoren moeten worden
gecontroleerd.
c Geulenteller: telt de geulen automatisch mee zodra het apparaat op de wendakker
wordt aangebracht. In het menu Instellingen kunt u kiezen uit 4 opties, op basis
waarvan wordt doorgeschakeld.
d Het veldsymbool laat zien waar in het veld met de werkzaamheden wordt begon-
nen.
Werkbegin links/ werkbegin rechts
e Weergave ‘Rijpad wordt aangelegd!’ Deze weergave verschijnt wanneer in de huidige geul een rijpad moet
worden aangelegd.
Aanwijzing:
De weergave ‘Rijpad wordt aangelegd!’ verschijnt onmiddellijk
na het omschakelen van de geulenteller.
Er wordt pas begonnen met het aanleggen van het rijpad wanneer
de snelheid hoger is dan 1 km/h.
Bediening:
Met de pijltjestoetsen kan de rijpadencyclus handmatig worden gewijzigd.
Toets
2 s drukken =
De geulenteller wordt naar de startwaarde 1 gereset
2 x drukken = STOP verschijnt op het beeldscherm, de telling pauzeert en de
actuele waarde wordt opgeslagen (bijv. bij het ontwijken van een hindernis)
Verder drukken = de telling start opnieuw met de opgeslagen waarde
Weergaveuitvoerhoeveelheid (6)
1x drukken = weergave van de ingestelde uitvoerhoeveelheid en de aandrijfstand
(voorwaarde: de afdraaiproef werd uitgevoerd)
a actuele uitvoerhoeveelheid
b Uitvoerhoeveelheid in procent van de bij het kalibreren vastgelegde waarde
c Aandrijfstand
dWeergave: 'Rijpad wordt momenteel aangelegd!'
bij optie: elektrische zaaigoedinstelling
Via de pijltjestoetsen kan de zaaigoedhoeveelheid met vooraf ingestelde stappen (%) worden gewijzigd.
De toetsen kunnen meermaals worden bediend
De waarden van de uitvoerhoeveelheid en de aandrijfinstelling worden automatisch geactualiseerd.
Saatmengen-
verstellung
240,0 kg/ha
Saatmengen-
verstellung
100% G:77
a
bc
d
asym. 8
akt. 1
a
bc
d
asym. 8
akt. 1
e
110%
- 19 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
Opmerking:
De minimale stap bij de uitvoerhoeveelheid is 0,1 kg/ha.
Omdat de uitvoerhoeveelheid wordt afgerond, kan dit bij
kleine uitvoerhoeveelheden leiden tot afrondingsbepaalde
wijzigingen van de stappen (%).
De stappen (%) kunnen in het Menu - Instellingen - Zaaigoed worden ingesteld.
Het handslinger-symbool op het display verwijst naar het noodzakelijke draaien van de handslinger voor de instelling
van de nieuwe aandrijfstand!
Als de uitvoerhoeveelheid niet gelijk is aan de bij het kalibreren vastgelegde streefwaarde (= 100%), verschijnt bij het
opstarten gedurende ongeveer 3 seconden een bericht dat aangeeft dat de uitvoerhoeveelheid is gewijzigd. Het bericht
verschijnt telkens bij het opstarten en toont het percentage van de streefwaarde die momenteel wordt uitgezaaid.
De uitvoerhoeveelheid met de pijltjestoetsen opnieuw op 100% instellen om het bericht te verwijderen.
- 20 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
Kalibratie - verloop
Voorwaarde: De stortgoot is gemonteerd.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a Invoer van de gewenste zaadhoeveelheid per hectare
b Invoer van het af te draaien oppervlak
Zaaigoedhoeveelheid per
hectare
Af te draaien oppervlak
< 30 kg 1/10 ha
30 kg - 70 kg 1/20 ha
70 kg - 250 kg 1/40 ha
> 250 kg 1/100ha
Deze instelling beïnvloedt het aantal noodzakelijke handslinger-omwentelingen en daarmee de nauw-
keurigheid van de kalibratie. Bovenstaande tabel is een aanbeveling om de nauwkeurigheid van de
proef niet te beïnvloeden.
c Transmissie-instelling
1. Instellen van de transmissiehendel volgens zaaitabel (zie bijlage)
2. Invoer van de positie van de transmissiehendel in de regeling.
d Met de handslinger draaien tot de zaaiwielen volledig met zaaigoed gevuld zijn.
Aanwijzing: Het zaaigoed dat daarbij afvalt moet uit de stortgoot
worden verwijderd om het resultaat van de weging niet te beïnvloeden.
e De weergegeven omwentelingen met de handslinger afdraaien.
De Compass-terminal telt nu de handkrukomwentelingen van de weergegeven waarde achterwaarts.
Daardoor wordt steeds weergegeven hoeveel handkrukomwentelingen nog moeten worden uitgevoerd.
De laatste 5 handkrukomwentelingen worden bovendien begeleid door een akoestisch signaal zodat
de bedienende persoon weet dat de afdraaiprocedure moet worden beëindigd. Bij het bereiken van de
waarde <0> klinkt een ononderbroken akoestisch signaal zodat de bedienende persoon het afdraaien
direct kan beëindigen.
Aanwijzing: Het draaien van de handslinger moet langzaam en
gelijkmatig uitgevoerd worden (ca. 1 sec per omwenteling) om de
nauwkeurigheid van de proef niet te beïnvloeden.
Aanwijzing: Met onnauwkeurigheden bij het handmatig afdraaien wordt
automatisch rekening gehouden
f Weergave van de in theorie afgedraaide zaaigoedhoeveelheid
Afwegen van het zaaigoed uit de stortgoot = daadwerkelijk gezaaide zaaigoedhoeveelheid
g De daadwerkelijk gezaaide zaaigoedhoeveelheid in de regeling invoeren
(Wordt een pijltjestoets vastgehouden, dan beginnen getallen snel op te lopen)
h De noodzakelijke transmissie-instelling voor de gewenste zaadhoeveelheid per hectare wordt berekend
en weergegeven. Deze waarde kan aan de transmissiehendel van de zaaimachine worden ingesteld
De procedure kan meermaals worden doorlopen, ter controle.
Toets aan het einde van de kalibrering indrukken om de sequentiële sturing op e 'Afdraaien' te
herhalen.
Willekeurige andere toets (behalve en ) indrukken om de kalibratiemodus te verlaten.
Kalibreren (standaard)
Toets (4) kalibreren: Procesbesturing voor het vaststellen van de juiste aandrijfstand voor het uit-
zaaien van de juiste hoeveelheid zaad per hectare
a
b
c
d
e
f
g
h
- 21 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
Kalibratie - verloop
Voorwaarde: De stortgoot is gemonteerd.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a Invoer van de gewenste zaadhoeveelheid per hectare
b Invoer van het af te draaien oppervlak
Mogelijke instelwaarden zijn: 1/10 ha, 1/20 ha, 1/40 ha en 1/100 ha
Deze instelling beïnvloedt het aantal noodzakelijke handslinger-omwentelingen en daarmee de nauw-
keurigheid van de kalibratie.
c Instellen van de gewenste aandrijfstand volgens zaaitabel (zie bijlage) De aandrijfstand wordt au-
tomatisch ingesteld.
Het handslinger-symbool op het display verwijst naar het noodzakelijke handmatige draaien van de
handslinger voor de instelling van de nieuwe aandrijfstand!
d Met de handslinger draaien tot de zaaiwielen volledig met zaaigoed gevuld zijn.
Aanwijzing: Het zaaigoed dat daarbij afvalt moet uit de stortgoot
worden verwijderd om het resultaat van de weging niet te
beïnvloeden.
e De weergegeven omwentelingen met de handslinger afdraaien.
De Compass-terminal telt nu de handkrukomwentelingen van de weergegeven waarde achterwaarts.
Daardoor wordt steeds weergegeven hoeveel handkrukomwentelingen nog moeten worden uitgevoerd.
De laatste 5 handkrukomwentelingen worden bovendien begeleid door een akoestisch signaal zodat
de bedienende persoon weet dat de afdraaiprocedure moet worden beëindigd. Bij het bereiken van de
waarde <0> klinkt een ononderbroken akoestisch signaal zodat de bedienende persoon het afdraaien
direct kan beëindigen.
Aanwijzing: Met onnauwkeurigheden bij het handmatig afdraaien
wordt automatisch rekening gehouden.
f Weergave van de in theorie afgedraaide zaaigoedhoeveelheid
Afwegen van het zaaigoed uit de stortgoot = daadwerkelijk gezaaide zaaigoedhoeveelheid
g De daadwerkelijk gezaaide zaaigoedhoeveelheid in de regeling invoeren
(Wordt een pijltjestoets vastgehouden, dan beginnen getallen snel op te lopen)
H De noodzakelijke transmissie-instelling voor de gewenste zaadhoeveelheid per hectare wordt be-
rekend en weergegeven.
i Door 2 seconden op de toets te drukken wordt de nieuwe transmissie-instelling voor de gewenste
zaadhoeveelheid per hectare ingesteld. Het bereiken van de transmissie-instelling en de afgesloten
kalibratie wordt in het display met 'Einde' gesymboliseerd.
Aanwijzing:
De displayweergave i meldt de succesvol afgeronde kalibratie.
Wanneer eerder wordt afgebroken, dan is de kalibratie niet effectief!
De procedure kan meermaals worden doorlopen, ter controle.
De toetsen en aan het einde van de kalibratie indrukken, start een volgende kalibratie vanaf
het punt 'e'.
Willekeurige andere toets indrukken om de kalibratiemodus te verlaten.
Kalibreren (elektrische zaadhoeveelheidverstelling)
Toets (4) kalibreren: Procesbesturing voor het vaststellen van de juiste aandrijfstand voor het uitzaaien
van de juiste hoeveelheid zaad per hectare
a
b
c
d
e
f
g
H
2 sec
i
- 22 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
Ritme
Voor de instellingen van het rijpadenritme. Deze wordt na de invoer van de
sproeierbreedte en de werkbreedte automatisch berekend.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a Invoer van de sproeierbreedte:
De sproeierbreedte kan tussen 5 - 50m (in stappen van een halve meter)
worden ingevoerd. Symmetrisch of asymmetrisch wordt automatisch berekend.
Als een rijpad niet nodig is, moet de invoer op UIT worden geschakeld
b Halve breedte (verschijnt alleen bij asymmetrisch)
ja/nee
(ja = uit een asymmetrisch wordt een symmetrisch rijpad)
Weergave in het overzicht:
-> volledige breedte
-> halve breedte
c Veldbegin (verschijnt alleen bij asymmetrisch en halve breed NEEN resp.
speciale rijpaden):
Werkbegin aan linker/rechter veldrand/niet relevant
Weergave in het overzicht:
-> Veldbegin links
-> Veldbegin rechts
-> Veldbegin niet relevant
AANWIJZING! Begin altijd aan de getoonde zijde te zaaien,
anders worden de rijpaden verkeerd aangelegd.
d Stotter rijpad: uit = doorgaande rijpaden
Stotter rijpad: Xm = de rijpaden worden niet doorgaand aangelegd, maar in
instelbare stroken van 1 - 20m
Weergave in het overzicht:
-> stottergassen
-> doorgaande gassen
e Ritme-overzicht: Samenvatting van de instelling
Weergave:
16,0 m
-> Weergave van de sproeierbreedte
asym. 4 -> Weergave van de cyclus
-> Weergave veldbegin (hier links)
-> Weergave van de beginbreedte (hier volledige
breedte)
-> Weergave van het stotterrijpad
linker grijphaak activeren
asym. 4
16,0 m
Rhythmus
28,0 m
Rhythmus
a
b
c
d
e
e
Basisinstelling
Toets (1) Menu: bij de basisinstellingen worden naast het machinetype en de taal ook opties, bewakingsbe-
richten en de helderheid van de weergave geconfigureerd.
- 23 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
Bewaking
Voor instellingen van de alarmgrenzen.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a Zaaias:
uit = geen alarm of niet beschikbaar
3,0 - 20,0 sec = tijd vanaf wanneer bij niet draaiende zaaias
het alarm wordt geactiveerd.
b Vulpeil:
uit = geen alarm of niet beschikbaar
aan = vulpeil onder sensorniveau veroorzaakt alarm
c Spoorwiel:
uit = geen alarm of niet beschikbaar
1,0 - 20,0 sec = De tijd totdat het alarm verschijnt als het
spoorwiel stilstaat in arbeidspositie (geen impulsen aan
sensor S3 wanneer sensor S4 niet wordt gebruikt.)
Aanwijzing:
De bewaking aan het spoorwiel kan alleen
worden geactiveerd, wanneer
- een spoorwiel op de machine aanwezig
is.
- De rijpadschakeling op het spoorwiel
is ingesteld.
a
b
c
rechter grijphaak activeren
beide grijphaken activeren
1. Activeer de op de weergave getoonde grijphaak
2. Druk gedurende 2 seconden op toets , om de
instellingen van het ritme op te slaan. Pas na het opslaan
worden de instellingen overgenomen.
(zie ook hoofdstuk 'Voorbeelden van het aanleggen van
rijpaden')
- 24 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
Rijpadmotoren
Voor het instellen van het aantal motoren.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de
toets
Er staan slechts twee rijpadmotoren in verbinding met de
optionele uitrusting 'Speciale rijpaden' (alleen bij werk-
breedte = 4 m)
FG-
Motore1 Motor
FG-Motore
2 Motore
FG-Motore
d Rijpaden
uit = bewakingssensor rijpaden uit
aan = bewakingssensor rijpaden aan de zaaias aan
Motor = bewakingssensor rijpaden aan de motor aan
Aanwijzing:
De rijpadsensoren aan de zaaias bewaken
de uitgeschakelde zaairijen. Het alarm
wordt geactiveerd zodra de snelheid van
de gehele zaaias niet meer overeenkomt
met de snelheid van de bewaakte zaairij.
Aanwijzing:
De zaaiasbewaking en rijpadbewaking
moeten gelijktijdig ingeschakeld zijn.
Anders werkt de zaaipadbewaking aan
de zaaias niet.
Aanwijzing:
De rijpadsensor aan de motor bewaakt
de positie van de stelmotor, die de
grijphaak in de torsieveerkoppeling duwt.
De sensorweergave biedt daarom geen
garantie dat het rijpad niet wordt gezaaid.
d
- 25 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
a
b
c
d
1
e2
Instelling
Voor instellingen van het rijpad.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de
toets
1 Rijpad-schakeling:
Afhankelijk van de machineconfiguratie zijn 4 mogelijkheden
om een signaal te doen afgaan voor de rijpaden-doorscha-
keling beschikbaar. De keuze dient te worden gemaakt in
overeenstemming met de machineconfiguratie.
a Hectareteller: Geen omdraaiingsimpulsen aan de sensor
voor snelheid en hectareteller schakelt het rijpad na de
ingestelde vertragingstijd door.
b Spoortrekker: Een sensorsignaal van de geheven
spoortrekker schakelt het rijpad na de ingestelde vertra-
gingstijd door.
c Spoorwiel: Een sensorsignaal van het geheven spoor-
wiel schakelt het rijpad na de ingestelde vertragingstijd
door.
d Signaalstekkerdoos: Een trekkersignaal bij het heffen van
de achterhefinrichtingschakelt het rijpad na de ingestelde
vertragingstijd door.
Aanwijzing:
De automatische rijpaden-
doorschakeling wordt pas na 5 seconden
rijden weer actief!
De verdertelling van de geul kan op
elk moment met de toets worden
uitgeschakeld. (Zie alinea 'Weergaven
en functies')
2 Schakeltijd:
De schakeltijd is een schakelimpulsvertraging voor de
automatische doorschakeling van de rijpadencycli en dient
ter voorkoming van foutieve schakelingen.
e De vertragingstijd is van 0,5...20,0 seconden instelbaar.
Als richtwaarden gelden:
Hectareteller: 3,5 seconden
Spoortrekker: 1,5 seconden
Signaalstekkerdoos: 1,5 seconden
Spoorwiel: 3,5 seconden
- 26 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
f
3
* 3 Elektrische zaadhoeveelheidverstelling:
De op te brengen zaadhoeveelheid kan door middel van
deze optionele voorziening in voorgedefinieerde procent-
stappen worden vergroot of verkleind
* f De optionele voorziening in- of uitschakelen (ja/nee)
* g De procentstap voor de verstelling met de toetsen
voordefiniëren.
* Stelmotor kalibreren:
Aanwijzing:
De procedure is alleen noodzakelijk na
een reparatie of na het vervangen van
de stelmotor!
Voor het kalibreren van de stelmotor moet
de proefhefboom handmatig worden
gedraaid!
h Procedure starten met de toets
i De proefhefboom draaien tot de stelmotor (via de
bovenste en onderste positie) weer naar de startpositie is
teruggekeerd. Nu is de stelmotor gekalibreerd. De huidige
instelling wordt opgeslagen. De weergave verandert ter
bevestiging.
j Eindbeeldscherm 'Stelmotor kalibreren'
Op de toets 'Menu' drukken om terug te keren naar het
basisinstellingenmenu.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de
toets
Aanwijzing:
Bij het submenu 'Instelling +/- zaad' moet
om op te slaan de toets ten minste 2
seconden worden ingedrukt!
2%
g
Start
Anschlaege
h
Anschlaege
Bitte Kurbel drehen
i
Anschlaege
Anschlaege ok
j
2 sec
Opslaan!
2 sec
Opslaan!
* Optie 'Elektrische zaadhoeveelheidverstelling'
Aanwijzing:
Wanneer u niet
naar het eind-
beeldscherm
'Stelmotor
kalibreren' wordt
j geleid, moet
u verder aan de
proefhefboom
draaien.
- 27 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
100m afstelling
Om een exacte hoeveelheid zaad op te brengen en om een exacte
hectaretelling mogelijk te maken, heeft de machine een impulsgetal
voor 100m rijafstand nodig die is aangepast aan de bodemgesteldheid.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Druk lang op de toets om de waarde op te slaan
Druk kort op de toets om verder te gaan naar het volgende menu.
a Het impulsgetal kan direct volgens de richtwaardentabel worden
ingesteld.
Machinetype (banden) Werkbreedte
[m]
Impulsen/100m
VITASEM 252 2,5 805
Vitasem 302 (6,00-16) 3,0 805
Vitasem 302 (10,00-15,3) 3,0 762
Vitasem 402 4,0 762
Vitasem A 252 2,5 720
Vitasem A 302 3,0 720
Vitasem A 402 4,0 720
100 m afstelling voor de bepaling van het impulsgetal/100m rijafstand
Als de richtwaardentabel niet overeenkomt met de bodemgesteldheid
(bijv. de hectareteller is onnauwkeurig of de weergegeven rijsnelheid
klopt niet), kan het impulsgetal als volgt worden bepaald:
b Machine naar het begin van het 100m-traject brengen.
Om de meting te starten de toets indrukken.
c 100m-traject rijden.
Om de meting te beëindigen de toets indrukken.
d Na de succesvolle meting moet het impulsgetal worden opgeslagen.
Om op te slaan toets 2 sec indrukken of tot het akoestisch signaal
klinkt.
a
b
c
d
2 sec
Opslaan!
- 28 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
Sensorproef
Voor de controle van de bewakingssensoren
Een sensor met zwarte achtergrond duidt erop dat de sensor een sig-
naal herkent.
Zaaiassensor
S1…
knippert wanneer de zaaias draait. Wanneer de zaaias
niet draait > foutmelding
Sensor voor snel-
heid en hectare-
teller
S3…
meet de omwentelingen aan de transmissieuitgang,
weergave in het rijpadmenu, snelheidsweergave en
hectareteller
Werkpositiesen-
sor S4
Sensor voor doorschakeling van de geulenteller
Rijpad links S2
Rijdpad rechts S6
Rijpadbewakingssensoren. Bij één rijpadmotor is al-
leen de linkersensor (li) actief. Bij twee rijpadmotoren
zijn beide sensoren actief.
Vulpeilsensor
...S7
capacitatieve resthoeveelheidmelder. Laat zien wan-
neer het vulpeil in een zaadreservoir een bepaalde
waarde onderschrijdt. Kan via de montagehoogte
worden ingesteld.
* Elektrische zaadhoeveelheidverstelling
a huidige voedingsspanning van de bedieningsterminal
b actuele aandrijfstand
c met de pijltjestoetsen kan de stelmotor handmatig worden versteld
Kontrast
Helderheid
Voor het instellen van de display-helderheid.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
Aanwijzing: Bij een helderheid van het display lager dan
30% schakelt de toetsenbordverlichting automatisch in.
Kontrast
a
b
c
* Optie 'Elektrische zaadhoeveelheidverstelling'
Contrast
Voor de instelling van het contrast.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
Machinetype
Voor de instelling van het machinetype
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
- 29 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
Alarmmeldingen
Melding Betekenis van de
melding
Oplossing Uitschakelen van de melding
Zaaias staat Een exacte hoeveelheid uit-
gestrooid zaad kan niet wor-
den gegarandeerd. Werk-
zaamheden moeten worden
gestaakt en het probleem
moet worden verholpen.
De aandrijfkabel
moet worden ge-
controleerd.
De positie en func-
tie van de sensor
moeten worden
gecontroleerd.
De melding kan voor korte duur met de
toets worden uitgeschakeld.
Vulpeil te laag De hoeveelheid zaaigoed
in de tank is te gering voor
een exacte hoeveelheid uit
te strooien zaad. Voordat
de werkzaamheden worden
hervat, moet het zaaigoed
worden bijgevuld.
Zaaigoed bijvul-
len.
De melding kan voor korte duur met de
toets worden uitgeschakeld, totdat
opnieuw wordt weggereden.
De melding kan tot het eerstvolgende
bijvullen van de tank met de toets
worden uitgeschakeld (5 seconden
indrukken).
Rijpadalarm (motor)
!
De rijpadmotor heeft de
gewenste positie niet bereikt.
De sensor schakelt bij het
ontgrendelen van de haak.
Sensorpositie con-
troleren.
Werking van de
stelmotor contro-
leren.
De melding kan voor korte duur met de
toets worden uitgeschakeld, totdat
opnieuw wordt weggereden.
De bewaking kan langdurig worden uit-
geschakeld in het menu 'Rijpad' onder
bewaking.
Rijpadalarm (zaaias)
!
De zaaias staat stil op een
plaats, die als rijpad is
gedefinieerd, hoewel deze
moet draaien.
of
De zaaias is in beweging op
een plaats, die als rijpad is
gedefinieerd, hoewel deze
moet stilstaan.
Sensorpositie con-
troleren.
Werking van de
torsieveer contro-
leren.
Werking van de
stelmotor contro-
leren.
De melding kan voor korte duur met de
toets worden uitgeschakeld, totdat
opnieuw wordt weggereden.
De bewaking kan langdurig worden uit-
geschakeld in het menu 'Rijpad' onder
bewaking.
Spoorwielalarm
!
Spoorwielsensor is geopend
(=wordt niet geactiveerd) en
de wielsensor aan de zaaias
ontvangt geen impulsen.
Let op! Dit alarm wordt ook
geactiveerd wanneer het
element blijft stilstaan zolang
het apparaat in arbeidsposi-
tie staat.
Kroonwiel op ver-
stopping contro-
leren.
Aandrijfstang op
defecten contro-
leren.
Sensorpositie en
functie controleren
De melding kan voor korte duur met de
toets worden uitgeschakeld, totdat
opnieuw wordt weggereden.
De bewaking kan langdurig worden uit-
geschakeld in het menu 'Rijpad' onder
bewaking.
Taal
Voor de instelling van de weergegeven taal
Taalmogelijkheden: RO - DK - PO - CZ - I - E - F - GB - D - BG - TR - HU
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
- 30 -
1600_D-Compass-terminal_8611
COMPASS TERMINAL NL
2,50 m 10 m
3,00 m 12 m
4,00 m 16 m
4,50 m 18 m
5,00 m 20 m
6,00 m 24 m
2,50 m 10 m
3,00 m 12 m
4,00 m 16 m
4,50 m 18 m
5,00 m 20 m
6,00 m 24 m
4
2,50 m 7,50 m
3,00 m 9 m
4,00 m 12 m
5,00 m 15 m
6,00 m 18 m
Arbeitsbreite Spritzenbreite
Drillmachine Streubreite
Schalt-
rhyth-
mus
Durch-
fahrt
3
1 321321132
1423132 4 321
6
2,50 m 12,50 m
3,00 m 15 m
4,00 m 20 m
5,00 m 25 m
6,00 m 30 m
2,50 m 15 m
3,00 m 18 m
4,00 m 24 m
4,50 m 27 m
5,00 m 30 m
2,50 m 15 m
3,00 m 18 m
4,00 m 24 m
4,50 m 27 m
5,00 m 30 m
5
1324 1525431
14235 1625463
4A
123 23 234114
8
2,50 m 17,5 m
3,00 m 21 m
4,00 m 28 m
2,50 m 20 m
3,00 m 24 m
4,00 m 32 m
2,50 m 20 m
3,00 m 24 m
4,00 m 32 m
7
1 32 465 732 51 4
1423576 865 71 8
6A
21 34 21 3455 6
8A
3
2
4
3
23
5
4
34
45
345 4 56 712 1832
Beispiele für das Anlegen der Fahrgassen
Fahrgasse symmetrisch in einer Drillspur
Fahrgasse in versetzter Drillspur (asymetrisch)
Voorbeelden voor het aanleggen van een rijpad
Rijpad symmetrisch in een zaaispoor
Werkbreedte
rijenzaaima-
chine
Sproeier-
breedte Strooi-
breedte
Scha-
kelrit-
me
Rit Voorbeelden voor het aanleggen van rijpaden
Rijpad in een schuin zaaispoor (asymmetrisch)
- 31 -
1300_NL-EINSATZ_8611
NL
GEBRUIK
Aanwijzingen bij gebruik
- De rijenzaaimachine met een klein beetje hefarmspeling
en in 'horizontale' positie brengen (punt van de pijl - voor
links bij de reflectieplaat - staat exact boven druppelpunt
- met topstang instellen),
- Trekkerhydrauliek bij gebruik in 'zweefstand':
Hefhydrauliek (bijv. rijenzaailift) en spoortrekkers,
- Bij de wendakker rijenzaaimachine hoog genoeg heffen,
- Rijenzaaimachine laten zakken bij het wegrijden (niet
in stand) - om kouterverstoppingen te voorkomen,
- Rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden, zodat
het zaaigoed gelijkmatig diep wordt neergelegd (bij
goede omstandigheden solo-inzet tot ca. 12 km/h),
- Instellingen controleren - zoals afdraaiproef:
Doseerprocedure, afsluitschuiven, bodemklep,
aandrijfstand (stortgoten omhooggeklapt vastzetten),
- bij zaaibegin - en daarna regelmatig controleren of alle
kouters zaaien (geen verstoppingen),
- Ontsmettingsmiddelen kunnen invloed hebben op het
stroomproces van het zaaigoed; voor de zekerheid is een
tweede controle-afdraaiproef na ca. 2 zaadbakvullingen
zinvol,
- voor schade door verstoppingen of afwijkingen van de
zaadhoeveelheid kan de fabrikant niet aansprakelijk
worden gesteld,
- Spoorwiel voldoende bodemdruk geven - veerspanning,
- Spoortrekker-instelling en het omschakelen ervan,
evenals het rijspoorritme incl. zaaiwielstop controleren,
- Afstand onderkant kouterrail ten opzichte van de bodem
ca. 51 cm.
- Zaadbak pas na de aanbouw vullen en voor het afbouwen
legen (kantelgevaar),
- bij het vullen oppassen dat er geen vervuilingen
(papierresten, etiketten) in de zaadbak komen,
- Zaadbakdeksel sluiten,
- Vulpeil bij de inhoudsweergave controleren; let op
evenwichtige verdeling,
- opklapbare trede van het vulplatform tijdens het gebruik
omhoog zetten,
- vanwege de hygroscopische eigenschappen van het
zaaigoed (incl. beits) moet de zaadbak worden geleegd
wanneer de machine langere tijd niet wordt gebruikt.
Beits irriteert en is giftig!
- 32 -
1300_NL-EINSATZ_8611
GEBRUIK NL
Hectareteller
(indien geen Compass-terminal beschikbaar is)
Zodra het aandrijf-loopwiel draait, wordt geteld.
Er wordt a en ha weergegeven.
Met hendel (1) op '0' stellen.
Let erop dat de hectareteller afhankelijk van de
machinebreedte door de bijbehorende 'trap' wordt
aangedreven en met voldoende veerkracht aanloopt.
Asopzet (2):
Bandenmaat: 6,00 Ø 12,5 mm 2,5 m werkbreedte
(zonder opzet) Ø 15,0 mm 3,0 m werkbreedte
Bandenmaat: 10,00 Ø 15,9 mm 3,0 m werkbreedte
(met opzet) Ø 21,25 mm 4,0 m werkbreedte
Trekkerspoor-losmakers
Deze zijn wat betreft diepgang en zijdelings verstelbaar
zodat ze meer kunnen worden ingesteld om los te maken
of om het spoor toe te dekken - niet te diep instellen.
Als de rijenzaaimachine wordt weggezet, worden ze
opgeklapt (3).
Rijenzaaimachinespoor-losmakers
De losmakers (4) zijn geveerd; kunnen stenen omzeilen.
De losmakerkouter loopt aan de rand van het wielspoor en
verplaatst losse aarde naar de zaaikouter. De werkdiepte
kan worden ingesteld en de punt kan worden vervangen
bij slijtage.
Als de rijenzaaimachine wordt weggezet, wordt de
rijenzaaimachinespoor-losmaker naar binnen gezwenkt.
Vulplatform
Het vulplatform met trede en leuning vergemakkelijkt het
vullen van de zaadbak.
Bij gebruik de trede (5) omhoogklappen!
Het is niet toegestaan om tijdens het
rijden op het vulplatform te klimmen of te
verblijven!
Treden schoon houden!
Kamrail vrijgeven
Bij gebruik bouten (6) verwijderen en veilig opbergen om
de kamrail meer bewegingsruimte te geven.
4
3
5
1
2
6
- 33 -
1300_NL-EINSATZ_8611
GEBRUIK NL
Zaadbak vullen
Let op!
Om de zaadbak op een veilige manier te kunnen
vullen, dient op het volgende te worden gelet:
- De trekker is afgezet en tegen wegrollen
beveiligd!
- De zaaimachine is aan de trekker aangebouwd
en rust op een stevige en vlakke ondergrond!
- De treden van de toegangstrap zijn schoon en
niet glad, evenals het vulplatform!
- Bij werkzaamheden op het vulplatform
vasthouden aan de leuning!
Procedure tijdens het vullen:
1) Deksel (1) openen
Aanwijzing:
Bij het vullen met een Big Bag moet de
openingshoek van de zaadbakdeksel in de
maximale positie worden ingesteld. (zie
hoofdstuk 'Zaadbakdeksel')
2) Zaaigoedzak op de leuning en de zijkant van de zaadbak
(2) plaatsen
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof
(ontsmettingsmiddel) kan problemen met de
gezondheid veroorzaken.
3) Zaaigoedzak:
Zak openen en het zaaigoed gelijkmatig verdeeld in de
zaadbak uitschudden.
Big Bag / vulwormschroef:
Big Bag of de vulwormschroef aan de zijkant of vanaf de
achterkant bij de geopende zaadbak positioneren.
Het zaaigoed gelijkmatig in de zaadbak verdelen.
Let op!
De toelaatbare vulhoeveelheid en het
maximaal toegelaten totaalgewicht mogen
niet worden overschreden!
4) Deksel sluiten
Aanwijzing:
- Tijdens het vullen altijd op de vlotter letten.
- De zaadbak mag niet worden 'leeggereden', bij
een laag vulpeil moet het zaaigoed gelijkmatig
worden verdeeld.
2
1
- 34 -
1300_NL-EINSATZ_8611
GEBRUIK NL
Zaadbak legen
Het overgebleven zaadgoed moet altijd met een daarvoor
geschikt reservoir uit de zaadbak worden geschept. Kleine
restanten kunnen via de bodemkleppen worden verwijderd.
Let op!
Om de zaadbak op een veilige manier te
kunnen legen, dient op het volgende te
worden gelet:
- De trekker is afgezet en tegen wegrollen
beveiligd!
- De zaaimachine is aan de trekker
aangebouwd en rust op een stevige en
vlakke ondergrond!
- De treden van de toegangsladder zijn
schoon en niet glad, evenals het vulplatform!
Procedure bij het legen met behulp van de
bodemkleppen:
Let op!
Valgevaar! De volgende werkzaamheden
mogen niet op het vulplatform worden
uitgevoerd, maar uitsluitend staande aan
de zijkant van de zaaimachine.
Wanneer werkzaamheden toch op het
vulplatform moeten worden uitgevoerd,
moet de leuning altijd met één hand worden
vastgehouden!
1) De stortgoten (1) heffen en uit de vergrendelingshaken
losmaken
2) De zaadgeleidingsrail (2) aan beide kanten ontgrendelen
en laten zakken.
3) Indien beschikbaar, overlaadopstapje inklappen en
aansluitend de stortgoten (1) van links en rechts van
de machine onder de doseereenheid schuiven.
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof
(ontsmettingsmiddel) kan problemen met
de gezondheid veroorzaken.
4) Alle sperschuiven (3) en de bodemkleppenhendel (4)
helemaal openen - stelhendel tot de aanslag.
5) Als de stortgoten gevuld zijn, moet de bodemkleppenhendel
(4) worden gesloten. De stortgoten lopen leeg.
6) Herhaal de procedure vanaf punt 3 totdat de zaadbak
helemaal leeg is.
Nadat de zaadbak helemaal is geleegd, moeten de
stortgoten (1) weer in de vergrendelingshaken worden
vastgemaakt en de zaadgeleidingsrail (2) moet worden
teruggeplaatst en gefixeerd.
1
2
2
3 4
- 35 -
1300_NL-EINSATZ_8611
GEBRUIK NL
Zaadbak reinigen
- met perslucht leegblazen
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof
(ontsmettingsmiddel) kan problemen met
de gezondheid veroorzaken.
- neem beschermende maatregelen tegen stof en
restanten van ontsmettingsmiddelen!
- De bodemkleppen moeten helemaal open blijven staan,
zodat bijv. muizen de zaadbak die naar zaaigoed ruikt
niet zullen proberen aan te knagen.
- Zaadbak tegen vocht beschermen!
- 36 -
1100-NL Saatkastendeckel_8611
GEBRUIK NL
Zaadbakdeksel
Instellen van de openingshoek:
Positie (1): 85°
Als de zaadbakdeksel en het scharnier aan de binnenste
gaten worden vastgeschroefd, dan kan de zaadbakdeksel
tot maximaal 85° worden geopend.
Positie (2): 101°
Als de zaadbakdeksel en het scharnier aan de buitenste
gaten worden vastgeschroefd, dan kan de zaadbakdeksel
tot maximaal 101° worden geopend.
101°
346-09-36
346-09-37
85°
1
2
- 37 -
1300_NL-DOSIERVERFAHREN_8611
NL
DOSEERPROCEDURE
Functiewijze
Iedere zaai-unit bestaat uit een grofzaaiwiel (2) met
afsluitschuif (1) en een fijnzaaiwiel (3) met afsluitschuif (4).
Alle zaaiwielen worden in gelijke mate met de traploos
regelbare zaaias aangedreven. De snelheid en de
draairichting van de zaaias en de gebruikte reduceerstukken
beïnvloeden de hoeveelheid zaad.
De gecombineerde zaai-unit maakt het gebruik van de
grof- of fijnzaaiwielen mogelijk, zonder dat er sprake is
van gecompliceerd ombouwen.
Aanwijzing!
Tijdens de werkzaamheden moet de
afsluitschuif van het zaaiwiel dat NIET wordt
gebruikt, per zaai-unit worden gesloten!
Fijnzaaiwiel
Het fijnzaaiwiel is geschikt voor rond, gelijkmatig zaaigoed
met een afmeting van max. 2mm diameter.
Als doseerprocedure is de onderuitzaai geschikt
Instelling:
Aandrijfstand: 1...100
Bodemklep: Positie '0'
Afsluitschuif: Afsluitschuif (1) gesloten (A)
Afsluitschuif (4) helemaal geopend (B)
Roeras: afhankelijk van het zaaigoed
1
2
4
3
A B
- 38 -
1300_NL-DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEERPROCEDURE NL
3. Onderuitzaai voor fijnzaaigoed - In de onderuitzaai-
varianten kan bovendien het zaaiastoerental
gehalveerd worden – door een transmissiereductie.
(Fig. 17, met fijnzaaiwiel)
17
Draairichting: Onderuitzaai
Schuifpositie: Normaal zaaiwiel gesloten / fijn zaaiwiel
geopend
Afdekking: geen
4. Bovenuitzaai* - afzonderlijke korreldosering voor fijn
zaaigoed, bijv. koolzaad (fig.18).
18
Draairichting: Bovenuitzaai
Schuifpositie: Normaal zaaiwiel geopend / fijn zaaiwiel
gesloten
Afdekking: ja; positie op de middelste sleuf.
Monteren van de afdekking:
1. Inpassen van de afdekking
2. Plaats de houder in het daarvoor bedoelde vaste
deel
3. Breng de afdekking in de gewenste positie, zie fig.
16 of fig. 18.
* alleen bij extra uitrusting 'Bovenuitzaai': zaaias-
draairichtingverandering mogelijk.
Multizaaiwiel
Om alle zaaigeschikte zaaigoedtypen, afhankelijk van
korrelgrootte, hoeveelheid zaad en optimale groeiplaatsen
zo goed mogelijk over het veld te verspreiden, biedt de
VITASEM - behalve de traploos regelbare zaaiastoerental
- vier doseerprocedures:
1. Onderuitzaai - voor 'normaal zaaigoed' zoals graan
e.d. (fig.15).
15
Draairichting: Onderuitzaai
Schuifpositie: Normaal zaaiwiel geopend / fijn zaaiwiel
gesloten
Afdekking: geen
2. Gereduceerde onderuitzaai* - voor 'normaal zaaigoed'
in geringe hoeveelheid zaad, bijv. hybride rogge (fig.16).
16
Draairichting: Onderuitzaai
Schuifpositie: Normaal zaaiwiel geopend / fijn zaaiwiel
gesloten
Afdekking: ja;
- 39 -
1300_NL-DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEERPROCEDURE NL
Het bijzondere van de bovenuitzaai (extra uitr.)
Door omkering van de zaaias-draairichtingverandering
schept iedere zaaiwielnok - met een speciaal gevormde
schepcel (19/1) - een zaadkorrel, leidt deze onder een
afdekking door (20/2), en geeft deze dan vrij voor een
'vrije val' naar de zaaikouters.
De afzonderlijke korreldosering leidt tot een betere verdeling
over het veld, betere ontwikkeling van de planten en meer
opbrengst - en bovendien wordt zaaigoed bespaard.
Het VITASEM-bovenuitzaaisysteem is alleen geschikt voor
rond, gelijkmatig zaaigoed van ca. 1,8 - 2,8 mm Ø - speciaal
koolzaad en zaden van koolsoorten:
... het zaaigoed moet vrij zijn van los beitsgruis, het
korreloppervlak mag niet plakken (bij beitsrestanten in
de schepcellen deze met een borstel schoonmaken).
Zaaigoed met bijmengingen, bijv. extra beitsen en
slakkenkorrels is niet geschikt voor bovenuitzaai.
... voor gelijkmatig zaaien is een rijsnelheid van meer dan
6 km/h niet aan te raden.
Ook kunnen sterke vibraties bijv. op akkers met veel
stenen en dikke aardkluiten de zaaikwaliteit beïnvloeden.
... de helling is bij voorkeur kleiner dan 15%.
Wanneer aan genoemde voorwaarden niet
kan worden voldaan, is 'Onderuitzaai met
fijnzaaiwiel' aan te raden. Dit geldt ook
voor hybride koolzaadsoorten met zeer
uiteenlopende korrelgroottes.
1
19
2
20
- 40 -
1300_NL-DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEERPROCEDURE NL
De hoeveelheid zaad instellen
De doseerprocedure moet worden afgewikkeld volgens
de gegevens van de zaaitabel.
De zaaias-draairichtingverandering is 'Inhoud' van de extra
uitrusting 'Bovenuitzaai'.
Instelinrichting:
a) Aandrijfstand (zaaiasdraairichting)
b) Afsluitschuif
c) Bodemklep
d) Fijnzaai-reduceerstukken
e) Afdekkingen
f) Roeras
Aandrijfstand / zaaiasdraairichting
De tweebereiks-oliebadtransmissie kan van 0 - 100 traploos
worden versteld (0 = zaaias-stilstand).
Afleeswaarde = stelhendel/voor (richting 100).
Stelhendel met stergreep vastzetten (21/1).
Door een reductie kan het zaaiastoerental in 'Onderuitzaai'
worden gehalveerd.
Vereist een zeer geringe hoeveelheid zaad een aandrijfstand
van kleiner 10, dan met de reductie het zaaiastoerental ca.
halveren en de aandrijfstelwaarde ca. verdubbelen (dan
opnieuw afdraaien).
Om te verstellen aan de linkerkant van de machine –
bescherming openen – door omsteken van meenemer(22/1
of 23/2) en aanloopring (22/2 of 23/1).
normaal toerental - meenemer rechts (22/1a, 23/2a)
1/2 toerental - meenemer links (22/1b, 23/2b)
Verandering van de zaaiasdraairichting
De meenemer (23/2+4) en de aanloopringen (23/1+3) op
de juiste manier monteren:
Onderuitzaai meenemer links (2-zw./4-blauw)
(norm. toerental) Aanloopringen rechts (1-rood/3-groen)
Onderuitzaai meenemer (2-zwart) rechts
(1/2 toerental) aanloopring (1-rood) links
Bovenuitzaai – meenemer (2-zwart) links
– Meenemer (4-blauw) rechts
– Aanloopring (1-rood) rechts
– Aanloopring (3-groen) links
}
}
Transmissiebescherming na het instellen
en tijdens het gebruik sluiten!
Alleen de meenemers (1 en 2) wisselen. De
tandwielen niet wisselen!
21
22
23
1
Onderuitzaai:
- 41 -
1300_NL-DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEERPROCEDURE NL
Afsluitschuiven
Afsluitschuiven (24/A) hebben 2 functies:
- Sluiten / openen van de zaadbakafvoeropeningen
- Instellen van de zaaigoedhoogte aan het zaaiwiel bij
bovenuitzaai.
Afsluitschuiven zijn niet bedoeld voor de regulering van
de hoeveelheid zaad!
Een foutieve schuifinstelling kan op hellingen leiden tot
verschillende uitzaaihoeveelheiden!
Schuifpositie voor onderuitzaai:
De schuif moet altijd helemaal geopend zijn (24/2).
Schuif gesloten = positie 1 (24/1)
Geen tussenposities gebruiken.
Schuifpositie voor bovenuitzaai: (extra uitrusting)
Hier wordt de zaaigoed-vulhoogte aan het zaaiwiel door
de afsluitschuif ingesteld.
Deze schuifpositie is afhankelijk van de stroomeigenschappen
van het zaaigoed. Dit kan worden bepaald door een
korrelproef. (zie ook blz. 2 van de zaaitabel)
Korrelproef voor bovenuitzaai
Voorbereiding van de korrelproef:
- Schuif sluiten
- Zaaigoed (koolzaad) in de zaadbak doen
- Stortgoten plaatsen
- Afsluitschuif in positie a vastzetten
- Bodemklep blijft in positie 0
- ten minste 10 zaaiasomwentelingen voordraaien
- Uitvoering van de korrelproef:
Bij één of meerdere afvoeropeningen moeten de korrels
worden opgevangen , terwijl met de handkruk zolang
wordt gedraaid, tot de zaaias precies een omwenteling
heeft uitgevoerd.
De juiste schuifpositie (fig.25) is bereikt, als bij een
zaaiasomwenteling 36 +/- 4 korrels per afvoeropening
naar buiten komen.
Worden in schuifpositie "a” meer dan 40 korrels per
zaaiasomwenteling geteld, dan is het zaaigoed niet geschikt
voor bovenuitzaai.
Worden minder dan 32 korrels per omwenteling geteld,
dan moeten de afsluitschuiven in de volgend - grotere
schuifpositie (eerst ,,b”, dan “c” of “d”) worden vastgezet.
(Fig.25)
De korrelproef moet steeds worden herhaald.
- Belangrijke aanwijzingen:
- Na iedere verandering van de schuifpositie moeten
opnieuw ten minste 10 zaaiasomwentelingen worden
voorgedraaid!
- De korrelproef moet ook tijdens de werkzaamheden
worden uitgevoerd, om te garanderen dat de
bovenuitzaai juist functioneert.
24
25
25a
Soms veroorzaken
dichtgeslibde
schepcellen een
verlaging van de
uitzaaihoeveel-
heid. Dan moeten
de schepcellen
met een borstel
worden gereinigd!
- 42 -
1300_NL-DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEERPROCEDURE NL
Bodemklep
0 - 7 stelinkepingen voor verschillende afmetingen zaaigoed
– steeds in de zaaitabel weergegeven – stelhendel (26/1).
Is er bij het afdraaien - bij groot uitvallende partijen zaaigoed
- sprake van 'opspattende korrels' of korrelbreuk, dan 1
inkeping hoger dan in de zaaitabel.
(Bij graan, bij fijnzaai met reduceerstukken en bij koolzaad
in bovenuitzaai bodemklepinstelling '0'.
Afstelling van de bodemklep in inkeping "1" – zie
Onderhoud.)
Afdekkingen (extra uitrusting)
Afdekkingen incl. inkepingen monteren (29/1+2).
(Bij het monteren van de inkepingen letten op 'hoorbaar
vastklikken', bij afbouw bij (29/3) enigszins heffen en naar
achteren verwijderen.)
De afdekkingen met de inkepingen op de juiste manier
vastleggen:
Bovenuitzaai – middelste kerf(30/1)
1
1
26
31
30
1
2
3
29
1
2
- 43 -
1300_NL-DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEERPROCEDURE NL
Roeras
Er zijn 2 mogelijkheden om het zaaigoed in de tank door
te roeren:
(A) = draaiende roeras
(B) = pendelroeras
Draaiende roeras
Roeras uit - stekker in boring (36/0, 35/0)
Roeras aan - stekker in boring (36/1)
Bij koolzaad roeras altijd uitschakelen.
'Draaiende roeras' ook bij gras met goede
stroomeigenschappen uitschakelen en
roervingers verticaal zetten.
Met de kettingspanner (35/1) passende
kettingspanning instellen
B
35 36
1
0
A
- 44 -
1400-NL-PENDELRÜHRWELLE_8611
PENDELROERAS NL
Roeras
De roesas heeft tot doel om damvorming in de zaaigoedtank
te voorkomen en het zaaigoed strooibaar te houden.
Er zijn 2 varianten:
(A) = draaiende roeras
(B) = pendelroeras
Draaiende roeras
Roeras uit - stekker in boring (36/0, 35/0)
Roeras aan - stekker in boring (36/1)
Bij koolzaad roeras altijd uitschakelen.
'Draaiende roeras' ook bij gras met goede
stroomeigenschappen uitschakelen en
roervingers verticaal zetten.
Met de kettingspanner (35/1) de juiste
kettingspanning instellen
35 36
1
0
A
B
- 45 -
1400-NL-PENDELRÜHRWELLE_8611
PENDELROERAS NL
3 schakelposities
1) Pendelfunctie uitgeschakeld
Hendel in pos. A
Om in te stellen beide schroeven 'TS' losmaken.
De sluitpen 'S' in boring 'OFF' plaatsen en beveiligen.
De roeras tegen de klok in draaien tot de lange roerhaken
tegen de voorwand van de zaadbak aan liggen (pos.
II).
Toepassing:
voor alle zelfstandig stromende typen zaaigoed.
Voor de meeste graszaden en graszaadmengsels.
Standaard voor zaaien in bovenuitzaai.
2) Klein pendelbereik (ca. 35°)
Hendel in pos. A
Om in te stellen, beide schroeven 'TS' losmaken.
De roeras tegen de klok in draaien tot de sluitpen 'S'
in de boring '2a' van de as past.
De korte roerhaak wijst in de richting van de
uitstroomopening van het zaaigoedreservoir (pos. 1).
Toepassing:
brugvormend zaaigoed.
3) Maximaal pendelbereik (ca. 85°)
Hendel in pos. A
Om in te stellen, beide schroeven 'TS' losmaken.
Het kunststofblokje (K) moet zich zonder speling in de
uitsparing van de hendel bevinden.
De roeras 90° met de klok mee draaien.
De sluitpen 'S' in boring '2b' plaatsen en beveiligen.
Toepassing:
uitsluitend voor niet-stromende graszaden en mengsels.
Instelling in acht nemen!
De afmeting 6-20 mm bij gestrekte positie
van aandrijfstang en excenter (P - L).
Let op!
Altijd op de juiste positie van de borgpen
"S" letten; anders bestaat botsingsgevaar.
Pendelroeras
3
2
1
- 46 -
1100-NL-ABDREHEN_8611
NL
AFDRAAIEN/KALIBREREN
Hoeveelheid zaad instellen met de afdraaiproef
Met behulp van de afdraaiproef wordt gecontroleerd of de
hoeveelheid zaad zoals ingesteld op de machine overeenkomt met
de daadwerkelijke hoeveelheid zaad.
Wanneer moet de afdraaiproef worden uitgevoerd:
- bij het wisselen van zaaigoedsoorten
- bij dezelfde zaaigoedsoort, met verschillende korrelgrootte,
korrelvorm, gewicht of ontsmettingsmiddel
- bij een wissel van de zaaiwielen
- nadat de bodemklep of de afsluitschuiven zijn versteld
De zaaimachine op de afdraaiproef voorbereiden:
Let op!
Om op een veilige manier te afdraaien, dient op het
volgende te worden gelet:
- De trekker is afgezet en tegen wegrollen beveiligd!
- De zaaimachine is aan de trekker aangebouwd en
rust op een stevige en vlakke ondergrond!
- De treden van de toegangsladder zijn schoon en niet
glad, evenals het vulplatform!
- de zaadbak op de juiste manier vullen (zie hoofdstuk 'Gebruik /
zaadbak vullen')
- zaaimachine horizontaal positioneren
- de rijpadschakeling deactiveren (alle zaaiwielen moeten draaien
voor de afdraaiproef!)
- De gewenste doseerprocedure instellen (zie 'Zaaitabel')
- De afsluitschuiven op de juiste manier instellen (zie 'Zaaitabel')
- alle afsluitschuiven van de zaaiwielen die niet zaaien moeten
worden gesloten
- De bodemklep op de juiste manier instellen (zie 'Zaaitabel')
- De aandrijfstand op de juiste manier instellen (zie 'Zaaitabel')
- Reduceerstukken en roeras op de juiste manier instellen (zie
'Zaaitabel')
Aanwijzing:
Omdat het zaaigoed door zijn soortelijk gewicht,
korrelgrootte, korrelvorm en ontsmettingsmiddel
zeer verschillend is, zijn de aangegeven waarden in
de zaaitabel slechts richtwaarden.
Er moet daarom altijd een afdraaiproef worden
uitgevoerd.
Bij afwijkingen van de gewenste zaaihoeveelheid
moet opnieuw worden afgedraaid met een gewijzigde
aandrijfstand.
Ook wanneer de aandrijfstand niet in de zaaitabel is
aangegeven, kan, bijv. volgens de waarden van een
eerste afdraaiproef (met willekeurige aandrijfstand)
de nieuwe 'juiste' aandrijfstand worden bepaald,
waarmee dan opnieuw wordt afgedraaid (gebruik
de meegeleverde 'zaaischijf' als hulpmiddel).
Procedure tijdens het afdraaien:
Let op!
Valgevaar! De volgende werkzaamheden mogen
niet op het vulplatform worden uitgevoerd,
maar uitsluitend staande aan de zijkant van de
zaaimachine.
Wanneer werkzaamheden toch op het vulplatform
moeten worden uitgevoerd, moet de leuning altijd
met één hand worden vastgehouden!
1) De stortgoten (1) heffen en uit de vergrendelingshaken
losmaken
1
- 47 -
AFDRAAIEN/KALIBREREN
1100-NL-ABDREHEN_8611
NL
3 4
1:1 2:1
2
2
1
2) De zaadgeleidingsrail (2) aan beide kanten ontgrendelen en laten
zakken.
3) Indien beschikbaar, overlaadopstapje inklappen en aansluitend
de stortgoten (1) van links en rechts van de machine onder de
doseereenheid schuiven.
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof (ontsmettingsmiddel)
kan problemen met de gezondheid veroorzaken.
4) Controle van de passende positie van de afsluitschuiven (3) en
van de bodemkleppenhendel (4) volgens de zaaitabel.
5) De handkruk uit de gereedschapskist nemen en bij de gewenste
overbrenging plaatsen.
6) Voordraaien
Met de handkruk zolang voordraaien, tot het zaaigoed uit alle
zaaiwielhuizen gelijkmatig in de stortgoot valt.
Aanwijzing:
Het voordraaien is absoluut noodzakelijk voor een
exacte afdraaiproef!
Het stroomproces wordt gestabiliseerd, evt. restanten
van ontsmettingsmiddelen worden verwijderd en alle
zaaiwielhuizen worden gevuld.
7) De stortgoten na het voordraaien weer in de zaadbakken legen
en reinigen
8) De eigenlijke afdraaiproef uitvoeren
Handkrukomwentelingen voor de afdraaiproef
Vitasem 252 / 302 / 402
Banden 6,00-16
Oppervlak 1 / 40 ha 1 / 40 ha 1 / 10 ha 1 / 10 ha
Overbrenging 1:1 2:1 1:1 2:1
Werkbreedte
2,5 m 100 50 402 201
3,0 m 84 42 335 168
4,0 m ----
- 48 -
AFDRAAIEN/KALIBREREN
1100-NL-ABDREHEN_8611
NL
2
1
1
Banden 10,00 / 75-15,3
Oppervlak 1 / 40 ha 1 / 40 ha 1 / 10 ha 1 / 10 ha
Overbrenging 1:1 2:1 1:1 2:1
Werkbreedte
2,5 m ----
3,0 m 79 39,5 317 159
4,0 m 59,5 29,8 238 119
Aanwijzing:
Bij zeer kleine hoeveelheden (bijv. koolzaad) is
het beter om de afdraaiproef voor 1/10 ha. uit te
voeren.
Gelijkmatig draaien, ca. 1 omwenteling per sec.
Op de Compass-regeling worden de omwentelingen
meegeteld en weergegeven.
9) Nadat de noodzakelijke handkrukomwentelingen zijn uitgevoerd,
moet het zaaigoed dat zich in de stortgoten heeft verzameld,
worden afgewogen.
Aanwijzing:
Controleer de nauwkeurigheid van de weegschaal!
10) Het gewicht van de afdraaiproef moet met de oppervlaktefactor
worden vermenigvuldigd om de hoeveelheid zaad in kg/hectare
te berekenen:
bijv. gewicht: 3,2 kg
Oppervlak: 1 / 40 ha
3,2 kg x 40 = 128 kg/ha
Aanwijzing:
Als de gewenste hoeveelheid zaad / hectare
na de eerste afdraaiproef niet is bereikt, moet
de aandrijfstand worden gewijzigd en moet de
afdraaiproef worden herhaald tot de gewenste
hoeveelheid zaad / hectare wordt bereikt!
Gebruik de zaaischijf als hulpmiddel om de wijziging
van de aandrijfstand te bepalen.
11) Aandrijfstand (1) volgens de weergegeven waarde van de
zaaischijf wijzigen.
12) Afdraaiproef herhalen totdat de gewenste hoeveelheid zaad is
bereikt.
13) De stortgoten (2) in de vergrendelingshaken van de parkeerpositie
vastzetten
- 49 -
1600-D KOUTERDRUK_8622
NL
KOUTERDRUK
Veiligheidsaanwijzingen
Attentie!
Voordat de rijenzaaimachine wordt
afgebouwd, moet de kouterdruk helemaal
worden ontlast zodat de machine stevig
op de bodem staat!
Kouterdrukverstelling
Mechanische kouterdrukverstelling:
De kouterdruk wordt versteld middels een centrale spil aan
de linkerkant van de machine. Per kouter kan een druk
van max. 25 kg worden ingesteld. De instelwaarde wordt
weergegeven via een oriënteringsschaal (2).
Instelling:
- Kouterdruk verhogen: Spil (1) rechts draaien
- Kouterdruk verlagen: Spil (1) links draaien
1 2
Aanwijzing:
Voor de instelling kan de meegeleverde
ratelringsleutel worden gebruikt!
Buitenkouter
Aan de rechter en de linker buitenkouter (deze werken
met een grotere kouterdruk in de wielsporen) wordt de
diepgang en daarmee ook de zaaidiepte met de zeskan-
taanslag ingesteld.
Hydraulische kouterdrukverstelling
(Optie):
De kouterdruk wordt via een enkelvoudig regelventiel
versteld.
Via een geperforeerde plaat (zie afbeelding) aan de
regelcilinder kan de minimale en maximale waarde van
de kouterdruk middels de bouten (2,3) worden ingesteld.
Tussen de bouten beweegt het mechanische hefslot (4)
van de cilinder.
3
4
5
Om een gelijkmatige druk te garanderen, moeten de
bouten zo worden ingesteld dat het hydraulische slot niet
meer kan bewegen.
Als de kouterdruk beter moet worden aangepast aan on-
effenheden van de bodem, moeten de bouten verder uit
elkaar worden geplaatst.
Aandrukrol
Optie.
De aandrukrollen met de dimensie 250 x 40 mm zorgen voor
een instelbare dieptebegrenzing en voor het aandrukken
van de bodem.
Instelling:
- de insteldiepte wordt via de gatenlijst (6) ingesteld
6
- 50 -
1600-D KOUTERDRUK_8622
KOUTERDRUK NL
T...Extra dieptecorrectie van 2 cm door omschroeven van
de drukrol.
457-13-14
4T
Aanwijzing:
De diepte-instelling wordt beïnvloed door
parameters zoals bodemgesteldheid
en zelfs de ingestelde kouterdruk. De
aangegeven waarden zijn daarom slechts
richtwaarden.
- 51 -
NL
0900-NL SPURANREIßER_8611
SLEUVENTREKKER
Sleuventrekker
Functie:
De schijvensleuventrekkers worden hydraulisch met een enkelvoudig
regelventiel bediend.
Wordt het regelventiel in positie ‘heffen’ geschakeld, dan worden de
beide sleuventrekkers geheven.
Wordt het regelventiel in positie ‘neerlaten’ (zweefstand) geschakeld,
dan wordt afwisselend de linker of de rechter sleuventrekker in de
arbeidspositie gebracht.
Instelling:
Sleuventrekker op trekkermidden instellen:
- rekenkundige afmeting (M) bepalen volgens formule:
formule:
werkbreedte (A) [cm] + rijafstand (R) [cm] / 2 = afmeting (M) [cm]
Voorbeeld 300 + 12 / 2 = 156 cm
- Sleuventrekker in werkpositie zwenken en bij verstelpunt (2)
de vastgestelde afmeting (M) volgens afbeelding hiernaast
instellen.
Sleuventrekker – grip instellen:
- de schijfas kan aan het verstelpunt (3) worden verdraaid. De
gewenste grip kan afhankelijk van de bodemomstandigheden
worden aangepast.
Wegrijbeveiliging:
De sleuventrekkers zijn voorzien van een losbreekschroef (As).
Wanneer de sleuventrekker stuit op een vaste hindernis, breekt deze
schroef af en de sleuventrekker ontwijkt de hindernis. Het is raadzaam
om een losbreekschroef in de trekker mee te nemen.
Aanwijzing!
Gebruik alleen originele onderdelen van Pöttinger!
Schroeven met een andere trekvastheid kunnen
schade veroorzaken aan de zaaimachine!
Transportinstelling:
De sleuventrekkers zijn voorzien van een transportbeveiliging. Deze
moeten in transportpositie aan het bevestigingspunt (4) worden
vastgemaakt en in werkpositie aan bevestigingspunt (1).
Let op!
Bij het transport over de weg moeten de sleuventrekkers
met de transportbeveiliging worden beveiligd om
onbedoeld zwenken van de sleuventrekkers tijdens
de rit te voorkomen!
2 31
As
4
- 52 -
1301-NL-STRIEGELARTEN_8611
NL
TANDSOORTEN
Tandsoorten
Algemeen:
Met de tanden wordt het zaaibed vlak en gelijkmatig
geëgaliseerd.
Hardere ondergronden vragen om een steilere hoek
Zachtere ondergronden vragen om een vlakkere hoek
Zaaitandhouder: (A)
Nadat de korrels door de aandrukrollen in de bodem zijn
aangedrukt, zorgt de zaaitandhouder voor een gelijkmatige
bedekking van het zaaigoed met aarde.
Geschikt voor:
- alle bodemsoorten
Precisietandhouder: (B)
Als de zaaitandhouder, alleen met extra egalisatie-effect.
Geschikt voor:
- alle bodemsoorten
Instelmogelijkheden bij zaai- en
precisietandhouder:
Werkdiepte: (1)
De bewerkingsdiepte wordt middels de gatenlijst (1)
ingesteld. Gewenste arbeidspositie links en rechts met
splitpen beveiligen.
Draagdruk: (2)
De ophanging van het tandhouderframe is voorzien van
rubberen buffers zodat bewegingen in beide richtingen
mogelijk zijn. De sterkte van de draagdruk wordt met bouten
(2) vooraf ingesteld. Minder bewegingsvrijheid van de
tandhouder betekent tegelijkertijd een grotere draagdruk.
Tandenhelling: (3)
De tandenhoek wordt middels de gatenlijst (3) ingesteld.
Gewenste arbeidspositie links en rechts met splitpen
beveiligen.
Aanbevolen instelling:
1. de knik raakt de bodem net niet.
2. De tandenuiteinden liggen bijna horizontaal op de
bodem.
Tandhouderverlenging: (4)
De beide buitenste tanden (4) kunnen in of uit worden
getrokken. In arbeidspositie uittrekken en met een splitpen
beveiligen. In transportpositie intrekken en beveiligen.
De hoek van de buitenste tanden links en rechts afzonderlijk
instellen met het slobgat (6).
Tandhouderpositie: (5)
De tandhouderpositie kan middels de gatenlijst (5) worden
ingesteld. (bijv. bij gebruik zonder aandrukrollen inkorten).
A
B
6
Let op!
Zodat de maximale
transportbreed-
te van 3m niet
wordt overschre-
den, moeten de
tandhouderver-
lengingen (4) bij
transport over
de weg worden
ingetrokken en
worden beveiligd!
NL
1302_NL-FAHRGASSE_8611
_NULSERIE
- 53 -
RIJPADEN
2. Een rijspoor uitschakelen bij asymmetrische
rijpaden:
Een rijpad wordt uitgeschakeld met de haken (3) links
en rechts op de tussenas. Deze haken grijpen in de
mechanische torsieveerkoppeling en stoppen de met
de koppeling verbonden zaaiwielen.
Door het losdraaien van de bevestigingsschroef van
een haak grijpt de haak niet in de koppeling. Daardoor
wordt niet op dit rijpad gezaaid.
Het aanleggen van een asymmetrisch rijpad gebeurt
in twee op elkaar volgende veldritten (hier 1 en 2)
12457-13-08
Wendakker
Veld
Daartoe moet de buitenste haak van de curve (3)
handmatig worden losgemaakt. Daartoe draait u de
bevestigingsschroef (4) los.
4
3
Welke haak dat is, ziet u in het menu 'Ritme - overzicht'
van uw terminal
asym. 4
16,0 m
Rhythmus
Of een rijpadschakeling in de gewenste
cyclus mogelijk is, vindt u terug in het
hoofdstuk 'Compass Terminal', onder
'Ritme'.
Aan de veldrand (markeur aan veldzijde naar beneden
gebracht) de rijpadcyclus op het juiste beginaantal instellen
–> zie voorbeeldoverzicht (hoofdstuk: Compass-terminal)
De automatische doorschakeling gebeurt door sensoren,
bijv. bij een markeurwissel.
Rijpadritmes
Rijpadritmes met oneven cyclus:
1. symmetrisch rijpad bij start met volledige zaaibreedte
- beide haken actief - 2 rijsporen per rit
Rijpadritmes met even cyclus:
1. asymmetrisch rijpad bij start met volledige
zaaibreedte - slechts één haak actief - één rijspoor
per rit.
2. symmetrische rijpaden bij start met halve zaaibreedte
- beide haken actief - 2 rijsporen per rit.
3. Wanneer de meststofverdeler een grensstrooi-
inrichting heeft, kan aan de veldrand ook met
volledige drillbreedte en rijpaden worden begonnen.
De machine instellen
1. De rechter machinehelft uitschakelen
(om van asymmetrische rijpaden symmetrische rijpaden
te maken.)
Schakel de rechter machinehelft voor de eerste rit uit,
terwijl u de zaaibreedte in het midden door middel van
een verbindingshuls scheidt.
Na de eerste rit schakelt u de tweede zaaiashelft weer
in om de volledige zaaibreedte te verkrijgen.
Rijpaden aanleggen
Aanwijzing
Test de haak (3)
bij het losdraaien
van de bevesti-
gingsschroef (4)
op beweeglijk-
heid. Hij mag
niet vastgeroest
of vastgeklemd
zitten!
NL
RIJPADEN
1302_NL-FAHRGASSE_8611
_NULSERIE
- 54 -
Weergave:
linker grijphaak actief/rechter
grijphaak losdraaien
rechter grijphaak actief/linker
grijphaak losdraaien
beide grijphaken actief
In geval van een storing kunt u de haak door het openen
van de bevestigingsschroef (4) uit de torsieveerkoppeling
verwijderen. (Sluit dan indien nodig de afsluiter.)
3. De correcte spoorbreedte meten:
Bij een symmetrische cyclus meet u de afstand van de
halve spoorbreedte van de breedspoortrekker vanaf het
midden van de zaaimachine.
bijv.: Spoor = 1,80 m
symmetrisch = 90 cm
(midden spoorbreedte = midden zaaimachine)
Bij een asymmetrische cyclus meet u de afstand van
de halve spoorbreedte van de breedspoortrekker vanaf
de buitenzijde van de zaaimachine naar binnen.
asymmetrisch = 90 cm
(midden spoorbreedte = buitenzijde zaaimachine)
4. De spoorbreedte instellen:
1. Schuiver voor grof en fijn doseerwiel openen.
2. Clip naar boven schuiven
3. Lager van zaaias openen
4. Verbindingshuls openen (schroef openen en
verbindingshuls in de richting van de zaaiwielen
schuiven)
5. Zaaias demonteren
6. Opbouw van de zaaias demonteren
7. Opbouw met de gewenste positie van de
torsieveerkoppeling weer monteren
Let erop dat u de correcte zaaiwielen
zonder neus in de binnendiameter naast
de torsieveerkoppeling plaatst.
8. Zaaias weer monteren.
Proces met 2e zaaiashelft herhalen
5. De spoorbreedte omschakelen
Wanneer de zaaimachine met 2 trekkers met
verschillende spoorbreedten trekt, kunt u op één
zaaiashelft 2 torsieveerkoppelingen met bijbehorende
zaaiwielen monteren. (Net zoals "4. De spoorbreedte
instellen")
Schakel tussen de spoorbreedten heen en weer om de
haken (3) van de ene torsieveerkoppeling (5) naar de
andere te verschuiven.
6. De bandenbreedte van uw breedspoortrekker
instellen:
Per rijspoor kunnen via de mechanische
torsieveerkoppeling (5) en de zaaiwielverbindingshulzen
(6) 2 of 2 zaaiwielen worden uitgeschakeld.
5
6
6a 5a
7a
7
Op de afbeelding hierboven zijn 2 zaaiwielen
uitgeschakeld, namelijk de wielen 5a en 6a. Wanneer
u een verdere zaaiwielverbindingsuls in positie (7)
monteert, kunt u een derde zaaiwiel (7a) uitschakelen,
voor zover u daar een geschikt zaaiwiel monteert.
Geschikte zaaiwielen hebben een grijze kleur (5a, 6a)
en hebben geen neus in de binnendiameter.
457-13-09
geschikt niet geschikt
NL
RIJPADEN
1302_NL-FAHRGASSE_8611
_NULSERIE
- 55 -
Het rijpad doorschakelen
Het signaal om het rijpad door te schakelen wordt,
naargelang van de machineconfiguratie, in één van de
volgende gevallen geactiveerd.
Selecteer de gewenste configuratie op de terminal.
1) Transmissiesignaal
De sturing herkent de 'stilstaande zaaias' en schakelt
na de instelbare tijd het rijpad door.
2) Steunwiel (alleen op de Vitasem A)
De sturing herkend het 'stilstaande spoorwiel' en schakelt
het rijpad na de instelbare tijd door.
3) Markeur
Na het bedienen van de markeur, worden de rijpaden
doorgeschakeld.
4) Signaalstekkerdoos van de trekker
Bij het in beweging zetten van de trekker-trekstang wordt
een signaal gegeven, waardoor de rijpaden worden
doorgeschakeld.
7. De rijpaden uitschakelen
Wanneer u geen rijpaden wilt aanleggen, moet de
rijpadensturing worden gedeactiveerd.
1. Stel de sproeibreedte in het menu 'Ritme' in op <
5,0 m Dan verschijnt het volgende scherm:
AUS
Rhythmus
Fahrgassen
2. Bevestigen met de toets 'OK'.
De status van de rijpaden kan worden afgelezen van
de terminal en van de machine (8) door naar de trekker
te kijken.
8
Ook wanneer de rijpadensturing wordt
uitgeschakeld, blijven de huidige
bedrijfsgegevens opgeslagen, zodat bijv.
na een werkonderbreking op het juiste
ritme wordt verder gewerkt.
Na een langere periode van inactiviteit,
moet u de drillmachine van de
rijpadenschakeling controleren. Met name
de zaaiwielverbindingshulzen (6) moeten
vlot ronddraaien. Een mogelijke oorzaak
van blokkeringen zijn afzettingen van
beitsmiddel.
Instelling van het rijpadenritme, zie
Compass Terminal - voorbeeld voor het
aanleggen van rijpaden
Bij rijden op openbare wegen de elektronica
van het boordnet loskoppelen (stekker aan
trekkerzijde uittrekken).
Het aanleggen van een speciaal rijpad is
alleen met de extra uitrusting 'Speciale
rijpaden' mogelijk.
Vanuit de fabriek zijn altijd beide haken
actief. Na de keuze van het rijpadritme
en de rijrichting de haken controleren en
overeenkomstig instellen.
- 56 -
1300-NL FAHRGASSENMARKIERER_8611
RIJPADEN NL
Rijpadenmarkeur
Functie:
Bij het aanleggen van rijpaden zakken de spoorschijven
(1) van de rijpadenmarkeur automatisch naar beneden en
markeren het zojuist aangelegde rijpad. De rijpaden zijn
zichtbaar voordat het zaaigoed ontkiemd is.
Instelbaar is
- de spoorbreedte van het rijpad
- de arbeidsdruk van de spoorschijven
Instelling:
De spoorbreedte van de spoorschijven zo instellen dat
het door de rijpadenkouters aangelegde rijpad wordt
gemarkeerd.
De arbeidsdruk aanpassen aan de bodem door de schijven
te verdraaien
Schijven op lichte bodem ongeveer parallel aan de rijrichting,
en op zware bodem meer op grip instellen.
Als het rijpad asymmetrisch in scheef spoor wordt
aangelegd, moet de niet gebruikte rijpadenmarkeur in
opgeklapte positie worden vastgezet.
Transportpositie:
De rijpadenmarkeurs moeten voor het transport met de
transportbeveiliging (2) worden beveiligd!
Gebruik:
1. De rijpadenmarkeurs worden automatisch neergelaten.
2. met de hydraulische spoortrekker: na het aanbrengen
van de rijpaden spoortrekker met enkelvoudig
regelventiel heffen. De rijpadenmarkeur wordt
automatisch meegeheven.
zonder hydraulische spoortrekker: na het aanbrengen
van de rijpaden rijpadenmarkeru met enkelvoudig
regelventiel heffen.
3. enkelvoudig regelventiel pas in zweefstand schakelen
als het rijpadensignaal op de terminal niet meer brandt.
Aanwijzing: Ook als het rijpad nog niet in
de volgende shift is geschakeld, zakt de
rijpadenmarkeur door het eigengewicht
weer naar de bodem.
1
2
- 57 -
1300-NL-SAATMENGENVERSTELLUNG_8611
NL
ZAADHOEVEELHEIDVERSTELLING
1) Optionele uitvoering
Elektrische zaadhoeveelheidverstelling1)
Bediening:
De elektrische zaadgoedverstelling wordt bediend via de
Compass-terminal.
De elektrische zaadhoeveelheidverstelling gebeurt met
een stelmotor (1) en dient voor het instellen van de
zaadhoeveelheid vanuit de trekker.
Met deze stelmotor kan iedere aandrijfstand worden
ingesteld.
1
De zaadhoeveelheidverstelling wordt in procentstappen
uitgevoerd. Deze procentstappen kunnen individueel
worden ingesteld (zie hoofdstuk 'Compass-terminal:
basisinstelling')
De aandrijfstand wordt weergegeven via een weergaveplaat
(2) op de zaadhoeveelheidverstelling en via de weergave
in de Compass-terminal, als de toets [Uitvoerhoeveelheid]
wordt bevestigd. Daarbij wordt de actuele uitvoerhoeveelheid
in kg/ha, de procentuele uitvoerhoeveelheid en de actuele
aandrijfstand weergegeven.
2
Noodbediening:
Bij uitval van de elektronica kan de zaadhoeveelheid
handmatig worden ingesteld.
Daarvoor moeten de volgende stappen worden
uitgevoerd:
1. Verbinding tussen de stelcilinder en de verstelhendel
losmaken door de schroef (60) te verwijderen.
60
2. Coulisse op de stelschroef terugdraaien
3. Noodbedieningshendel (62) plaatsen
4. Hendel op nul instellen
5. Schroef (63) vastdraaien
6. Aandrijfstand vaststellen (middels zaaitabel of uit
het Power Control menu)
7. Hendel (62) in de berekende positie brengen en met
de stergreep (61) vastklemmen
62
61
63
- 58 -
0900-NL TRANSPORT_8611
NL
TRANSPORT
Attentie / transport
- De machine in transportstand brengen en controleren of ze
hiervoor klaar is.
- Voor het rijden op openbare wegen de aanwezige Compass
Terminal van het stroomnet loskoppelen (stekker uit de
trekkercontactdoos).
- Het is verboden op de machine mee te rijden of zich op te
houden binnen de gevarenzone ervan.
- De transportsnelheid aanpassen aan de toestand van de
straten en wegen.
- Voorzichtig in de bochten: de aanbouwmachine zwenkt
uit!
- De bepalingen van het wegenverkeersreglement met
betrekking tot technische eisen en rijvaardigheidseisen
moeten in acht worden genomen. Volgens deze voorschriften
is de gebruiker verantwoordelijk voor de verkeersveilige
combinatie van trekker en werktuig tijdens ritten over
openbare wegen.
- Werktuigen mogen de veilige besturing van de combinatie
trekker / werktuig niet in het gedrang brengen. De
toegelaten trekkeraslasten, het toegelaten totaalgewicht en
de belastbaarheid van de banden (afhankelijk van snelheid
en spanning) mogen door de aangebouwde machine niet
worden overschreden. De belasting van de vooras moet voor
de stuurvastheid minstens 20% van het leeggewicht van het
voertuig bedragen.
- De max. toegestane transportbreedte bedraagt 3 m
Bij overbreedte is een speciale vergunning nodig.
- 4 m-combinaties op een lengtetransportwagen vervoeren.
- tandbescherming op de na-eg monteren
- Markeur opklappen en vastzetten
- Toedekker naar binnen zwenken
- Aan de omtrek van de machine mogen geen delen uitsteken
die het verkeer meer dan onvermijdbaar in gevaar brengen
(§ 32 verkeersreglement). Zijn deze uitstekende delen toch
niet te vermijden, dan moeten ze afgedekt en herkenbaar
gemaakt worden.
Veiligheidsmiddelen zijn zowel voor het kenbaar maken van de
machinecontouren als voor de veiligheid aan de achterzijde
noodzakelijk
- bijvoorbeeld rood/wit gestreepte waarschuwingsborden
423 x 423 mm (DIN 11030; strepen elk 100 mm breed,
ineen hoek van 45° naar buiten/achteren verlopend).
- Verlichtings is noodzakelijk als de lichten van de trekker
door aanbouwmachines worden bedekt of indien de
weersomstandigheden het zicht beperken; of b.v. voor- en
achteraan, als de aanbouwmachine aan de zijkanten meer
dan 40 cm buiten de verlichtingsinstallatie van de trekker
uitsteekt; of voor de veiligheid aan de achterzijde, als er meer
dan 1 m afstand is tussen de achterlichten van de trekker
en het uiteinde van de machine.
- Deze waarschuwingsborden en verlichting is in de normale
handel verkrijgbaar.
- Bij het transport op een lengtetransportwagen dient deze
voorzien te zijn van waarschuwingsborden, driehoekreflectoren
aan de achterzijden, aan de zijkant aangebrachte gele
reflectoren en verlichting – ook overdag.
- 59 -
NL
1300_NL-ALLGWARTUNG_TERMINAL_8611
Hydraulische installatie
Let op verwondings- en infectiegevaar!
Vloeistoffen die onder hoge druk uittreden kunnen
de huid binnendringen en zware verwondingen
veroorzaken. Raadpleeg in dat geval onmiddellijk een
arts!
Voordat de hydraulische leidingen worden aangesloten,
moet worden gecontroleerd of de hydraulische installatie
geschikt is voor de tractor.
Na de eerste 10 bedrijfsuren en alle volgende 50
bedrijfsuren
- Hydraulisch aggregaat en leidingen controleren op
lekkage en evt. schroefverbindingen aandraaien.
Voor iedere ingebruikname
- hydraulische slangen op slijtage controleren.
Versleten of beschadigde hydraulische slangen moeten
direct worden vervangen. De nieuwe slangen moeten
voldoen aan de techn. eisen van de producent.
Slangen zijn onderhevig aan een natuurlijke veroudering,
gebruiksduur niet langer dan 5-6 jaar.
Parkeren in de open lucht
Als de machine langere tijd in de
open lucht moet blijven, moe ten de
cylinderstangen worden ge rei nigd en
worden ingevet.
FETT
TD 49/93/2
Reinigen van machinedelen
Let op! Gebruik geen hogedrukreiniger voor het reinigen
van lagers en hydraulische delen.
- Kans op roestvorming!
- Na het reinigen de machine volgens het smeerschema
doorsmeren en
de machine
korte tijd laten
draaien.
- Reiniging
met te hoge
druk kan ladeschade
veroorzaken.
Veiligheidsaanwijzingen
Voor het verrichten van instel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden motor uitschakelen.
Winterklaar maken
- De machine voor de winter goed schoon maken.
- Beschermd tegen weersinvloeden wegzetten.
- Olie verversen of bijvullen
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle smeerpunten doorsmeren.
- Terminal losmaken, droog en vorstvrij bewaren.
Cardanassen
- zie ook de aanwijzingen in de bijlage
Voor het plegen van onderhoud in acht nemen!
In principe gelden de aanwijzingen die in de handleiding
worden gegeven.
Als hier geen speciale aanwijzingen worden gegeven,
gelden de aanwijzingen in de meegeleverde handleiding
van de betreffende cardanassenproducent.
ALGEMEEN ONDERHOUD
Veilig-
heidsaan-
wijzingen
• Voor het verrich-
ten van instel-,
onderhouds- en
reparatiewerk-
zaamheden de
motor uitschake-
len.
• Werkzaamheden
onder de machine
alleen uitvoeren,
wanneer de ma-
chine veilig staat
en goed wordt
ondersteund.
• Na de eerste
bedrijfsuren alle
bouten natrekken.
• Machine alleen
wegzetten op een
vlakke, stevige
ondergrond.
Reparatieaanwij-
zingen
Let op de repara-
tieaanwijzingen in
de bijlage (indien
beschikbaar).
Veilig-
heidsaan-
wijzingen
De koppelings-
stekkers van de
hydraulische
slangen en de
oliestekkerdozen
moeten worden
schoongemaakt,
iedere keer voor-
dat ze worden
aangekoppeld.
Controleer op slij-
tageplekken waar
de slangen heb-
ben geschuurd of
klemgezeten.
Algemene onderhoudsaanwijzingen
Leef de volgende aanwijzingen na om de machine
gedurende langere tijd in goede
conditie te houden:
- Na de eerste bedrijfsuren al het
schroefwerk aandraaien.
Speciaal gecontroleerd moeten
worden:
Mesbouten bij maaiers
Bouten in de tandbevestiging van schudders en van
zwadharken
Reserve-onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal
voor deze ma chi nes en werk tui gen ont wik keld.
b. Wij maken u er uitdrukkelijk op attent dat niet door ons
geleverde originele onderdelen en toebehoor ook niet
door ons zijn ge con tro leerd en vrijgegeven.
c. De inbouw en/of het gebruik van dergelijke producten
kan daarom de constructie en de eigenschappen van de
machine eventueel negatief veranderen of beïnvloeden.
Voor schade die ontstaat door het gebruik van niet-
originele onderdelen en toebehoor kan de fabrikant in
geen geval aansprakelijk worden gesteld.
d. Eigenhandig aangebrachte wijzigingen en het gebruik
van bouw- en aanbouwelementen aan de machine
vallen buiten de aansprakelijkheid van de producent!
- 60 -
1300-NL Wartung_8611
NL
ONDERHOUD
Onderhoud
LET OP!
Beitsmiddelstof is giftig! Draag tijdens het schoonmaken van de zaaimachine een beschermmasker.
Bij werkzaamheden aan de aangebouwde machine moet de motor van de trekker zijn afgezet en de
contactsleutel moet worden verwijderd. Beveilig de trekker tegen onbedoeld wegrollen.
Verricht geen werkzaamheden aan een geheven zaaimachine! Is dit toch noodzakelijk, ondersteun
dan de machine extra tegen onbedoeld zakken!
Voor werkzaamheden aan de hydraulische delen moet de installatie drukloos worden gemaakt!
Afgewerkte olie op de voorgeschreven manier verwerken (hydraulische olie op basis van minerale
oliën).
Bij het reinigen met water (bijv. hoge druk) mag de straal niet worden gericht op elektrische onderdelen
en lagerpunten.
Na de eerste 8 bedrijfsuren:
- wielmoeren controleren op vastzitten
- hydraulische leidingen controleren op lekkage
A
B
D
Aandrijvingen:
Oliepeil controleren (vulhoeveelheid 2,5 liter hydraulische
olie HLP 32)
- Machine op een vlakke ondergrond neerzetten
- Peilstok (A) uitschroeven en oliepeil controleren. Indien
nodig bijvullen.
Sensoren controleren:
- Sensor (B) voor snelheid en hectaretelling:
schakelafstand tussen 1-3 mm
Een functiecontrole is in de sensor ingebouwd – na
iedere instellingswijziging moet een testschakeling
worden uitgevoerd (lichtdiode licht op als de sensor
actief is).
- Sensor (C) voor vulpeil
Schakelafstand tussen 1-3 mm
- Drukschakelaar (D) voor wissel-schakelventiel van de
hydraulische sleuventrekker of rijpadmarkeur
Aansluitingen controleren
Kettingaandrijving:
- Aandrijfkettingen met kettingspanner (E) naspannen
- Optimale afwijking: 3 – 5 mm
- Aandrijfkettingen oliën
E
C
- 61 -
1300-NL Wartung_8611
ONDERHOUD NL
Bodemklep controleren:
Voordat met de zaaiwerkzaamheden wordt begonnen moet
de instelling van alle bodemkleppen worden gecontroleerd,
bij een lege zaadbak.
- Bodemklephendel in ‘positie 1’ (F1) brengen
- Justeerkaliber (F2) naast de middelste zaaiwielnokkenrij
van boven naar beneden draaiend tussen zaaiwiel en
bodemklep schuiven – tot de kalibergreep tegen de
zaaibehuizing aanligt.
- Met de schroef (F3) bijstellen tot het justeerkaliber
spelingvrij tussen zaaiwiel en bodemklep past.
Zaaias uitbouwen:
- Sperschuif (G) openen
- Lagerring (H) losmaken en verschuiven
(lagerring (H) rechtsom draaien, 90°, afsluiter indrukken
en zijdelings verschuiven)
- Zaaias draaien, tot de schroef (I) van de askoppeling
toegankelijk is
- Schroef (I) openen
- As naar achter toe uitnemen
Zaaias inbouwen:
- Inbouw in omgekeerde volgorde
- De zijdelingse speling van de zaaias met schroef (J)
begrenzen
G
H
I
Bandenspanning controleren:
- Afmeting Bandenspanning
6,00-16 1,2 bar
10.0/75-15,3 0,8 bar
J
Schijfkouter:
- Schijfkouter schoon houden en indien nodig de rubber
afstrijkers (K) vervangen
K
Let op!
Bij laswerkzaamhe-
den aan de tractor
of aangebouwd
werktuig en bij
het opladen van
de accu van de
trekker of bij
aansluiting van
een tweede accu
(starthulp) moet
de verbinding met
de elektrokast
worden losge-
maakt.
F1
F2
F3
- 62 -
1300-NL Wartung_8611
ONDERHOUD NL
Compass teminal:
- Reinigen met een vochtige doek, gebruik indien nodig
een mild reinigingsmiddel.
- De terminal kan niet in de buitenlucht worden bewaard!
Let op!
De Compass ter-
minal moet tegen
vocht en lage
temperaturen
worden bescher-
md! De terminal
kan niet in de bu-
itenlucht worden
bewaard!
3,5 m 5 m
15A
Hydrauliek:
- De slangen van de hydraulische leidingen moeten
regelmatig worden gecontroleerd en bij beschadigingen
of uitdroging worden vervangen (reserveonderdelenlijst).
Slangen hebben een natuurlijke levensduur van ca. 5-6
jaar, daarna moeten ze worden vervangen.
Elektrocilinder:
- Elektrocilinder regelmatig controleren en vuil
verwijderen.
- Alleen met een vochtige doek reinigen.
- Na gebruik elektrocilinder in positie neutraal brengen.
- 63 -
1500_NL-SERVICE_8611
NL
SERVICE
Schakelschema
Aansluitbezetting
S1 Zaaias
S2 Rijpadensensor links
S3 Hectareteller
S4 Arbeidspositie
S5 Stelmotor
S6 Rijpadensensor rechts
S7 Vulpeil
LIN Bus
Y1 Rijpadenmarkeur
Y2 Zaadhoeveelheidverstelling
Y3 Rijpadenmagneet rechts
Y4 Rijpadenmagneet links
+UB Sensor
GND Sensor
GND Power
S1 Zaaias
S2 Rijpadensensor links
S3 Hectareteller
S4 Arbeidspositie
S5 Stelmotor
S6 Rijpadensensor rechts
S7 Vulpeil
LIN
Y1 Rijpadenmarkeur
Y2
Zaadhoeveelheidverstelling
Y2
Zaadhoeveelheidverstelling
Y3 Rijpadenmagneet rechts
Y4 Rijpadenmagneet links
Ingang 6 niet gebruikt
Verdelerkast
Stekker 20 polig
- 64 -
1500_NL-SERVICE_8611
SERVICE NL
+
+
+
-
-
-
Signal
Signal
Signal
Signal
+
+
+
+
-
-
-
bl
br
br
bl
br
bl
bl
sw
sw
sw
br… braun / brown
bl… blau / blue
sw… schwarz/ black
ws… weiß / white
rt… rot / red
gr… grün / green
ge… gelb / yellow
-
+
gr
ge
ws
sw
rt
+
-
Signal
Signal
bl
br
sw
S1 Säwelle
S2 Fahrgassensensor links
S3 Hektarzähler
S4 Arbeitsposition
S5 Stellmotor
Saatmengenverst.
S7 Füllstand
LIN Bus
Y1 Fahrgassenmarkierer
Y2 Stellmotor Saatmenge
Y2 Stellmotor Saatmenge
Y3 Stellmotor Fahrgasse
Y4 Stellmotor Fahrgasse
Aansluitbezetting
S1 Zaaias
S2 Rijpadensensor links
S3 Hectareteller
S4 Arbeidspositie
S5 Stelmotor
zaadhoeveelheidverstelling
S6 Rijpadensensor rechts
S7 Vulpeil
LIN Bus
Y1 Rijpadenmarkeur
Y2 Stelmotor zaadhoeveelheid
Y3 Stelmotor rijpad
Y4 Stelmotor rijpad
Actoren:
Sensoren:
br...bruin
bl...blauw
sw...zwart
ws...wit
rt...rood
gr...groen
ge...geel
Bezettingsschakelschema nieuw
+UB Sensor
GND Sensor
GND Power
S1 Zaaias
S2 Rijpadensensor links
S3 Hectareteller
S4 Arbeidspositie
S5 Stelmotor
S6 Rijpadensensor rechts
S7 Vulpeil
LIN
Y1 Rijpadenmarkeur
Y2
Zaadhoeveelheidverstelling
Y2
Zaadhoeveelheidverstelling
Y3 Stelmotor rijpad
Y4 Stelmotor rijpad
Ingang 6 niet gebruikt
Verdelerkast
Stekker 20 polig
- 65 -
1500_NL-SERVICE_8611
SERVICE NL
Schakelschema optionele uitrusting speciale rijpaden
S1 Zaaias
S2 Rijpadensensor links
S3 Hectareteller
S4 Arbeidspositie
S5 Stelmotor
S6 Zaadhoeveelheidverstelling
S7 Vulpeil
LIN Bus
Y1 Rijpadenmarkeur
Y2 Stelmotor zaadhoeveelheid
Y3 Stelmotor rijpad
Y4 Stelmotor rijpad
br...bruin
bl...blauw
sw...zwart
ws...wit
rt...rood
gr...groen
ge...geel
+
+
-
-
Signal
+
+
-
-
Signal
bl
sw
br brbl
sw
br
bl
1
2
3
4
rechts / right
links / left
Pött.Nr.: 487.454
- 66 -
1500_NL-SERVICE_8611
SERVICE NL
Aansluitbezetting Compass-terminal:
(stekkeraanzicht van buiten)
Stekker / pin Functie
1 Sensor GND
2 Ingang 7
3 Power GND
6 Power GND
7 Uitgang 2
8 Sensor UB
9 Ingang 8
10 Ingang 6
11 Ingang 5
12 Ingang 1
13 Ingang 3
14 Ingang 4
15 Ingang 2
16 LIN
17 Uitgang 5
18 Uitgang 1
19 Uitgang 3
20 Uitgang 4
- 67 -
1500_NL-SERVICE_8611
SERVICE NL
Sensoren
(Gegevensblad van de sensoren)
blauwe kabel: Massa (permanent)
zwarte kabel: Signaalleiding
bruine kabel: +12V (permanent)
Hoogteverstelling van de vulpeilsensor
1. Openen van de vleugelmoeren
2. Handmatig instellen van de juiste hoogte van de sensor
3. Fixeren van de vleugelmoeren.
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
AANHANGSEL
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
U maakt de beslissing ‘Original’ of ‘namaak? De beslissing wordt vaak op grond van
de prijs genomen. Een ‘goedkope aanschaf’ kan echter zeer duur worden.
Let dus bij de aanschaf op het ‘Original’ teken met het
klaverblad!
Kwaliteit en nauwkeurige pas sing
- Bedrijfszekerheid
• Betrouwbaar functioneren
• Lagere levensduur
- Economisch werken
Beschikbaarheid van de onderdelen
Het werken gaat beter
met Originele Pöttinger
onderdelen
Het origineel laat zich niet vervalsen…
- 70 -
1200_NL-ANHANGA_SICHERHEIT
AANHANGSEL -A NL
Aanwijzingen voor veilig werken
Aanwijzingen voor veilig werken
In deze handleiding zijn alle plaatsen die
betrekking heb ben op de vei lig heid met dit teken
aan ge ge ven.
1.) Handleiding
a. De handleiding is een belangrijk onderdeel van de
machine.
Zorg ervoor dat de handleiding op de plaats waar de
machine wordt gebruikt altijd direct beschikbaar is.
b. Bewaar de handleiding zolang de machine in gebruik
is.
c. De handleiding moet bij verkoop of als van gebruiker
wordt gewisseld altijd samen met de machine worden
doorgegeven.
d. Zorg ervoor dat veiligheids- en gevarenaanwijzingen
aan de machine compleet zijn en dat zij leesbaar zijn.
De gevarenaanwijzingen zijn belangrijk voor veilig
gebruik van de machine en dienen dus uw eigen
veiligheid.
2.) Gekwalificeerd personeel
a. Alleen personen die de wettelijke minimumleeftijd
hebben bereikt, die fysiek en psychisch geschikt zijn
en die op de juiste manier zijn geschoold, mogen de
machine bedienen.
b. Personeel dat nog geschoold of geïnstrueerd moet
worden, of dat momenteel een algemene opleiding volgt,
mag de machine alleen bedienen onder permanent
toezicht van een ervaren persoon.
c. Test-, instel- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen
worden uitgevoerd door geautoriseerd vakpersoneel.
3.) Uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden
a. In deze handleiding zijn alleen onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden beschreven die de bestuurder
zelfstandig mag uitvoeren.
Alle andere werkzaamheden mogen alleen door een
vakmonteur worden uitgevoerd.
b. Reparaties aan de elektrische of hydraulische installatie,
aan voorgespannen veren, aan drukreservoirs
enz. vereisen voldoende kennis, voorgeschreven
gereedschappen en beschermende kleding en mogen
daarom alleen in een vakgarage worden uitgevoerd.
4.) Doelgericht gebruik
a. Zie technische gegevens.
b. Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van
de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en
on der houd saan wij zin gen.
5.) Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor
deze ma chi nes en werk tui gen ont wik keld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door ons
geleverde onderdelen niet door ons ge con tro leerd en
vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan on der bepaalde
om stan dig he den con struc tie ve eigenschappen van Uw
ma chi ne negatief bei nvloe den. De fa bri kant kan niet
aansprakelijk wor den gesteld voor scha de ont staan
door het gebruik van niet originele delen en toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren
van aan bouw de len o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid
van de fabrikant uit.
6.) Beschermkappen, -beugels en - doeken
a. Alle beschermkappen, -beugels en - doeken moeten
aan de machine gemonteerd zijn en ook intact zijn.
Re gel ma ti ge controle en ver van ging van versleten en
be scha dig de be scher min gen is noodzakelijk.
7.) Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet
de bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften
ver trou wd ma ken. Tijdens het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine
deze op verkeers- en bedrijfsveiligheid controleren.
8.) Asbest
a. Bepaalde toeleveringsdelen van
het voertuig of machine kunnen
om technische redenen asbest
bevatten. Let op ken te kens die op
de onderdelen staan.
- 71 -
1200_NL-ANHANGA_SICHERHEIT
AANHANGSEL -A NL
20%
Kg
9.) Meenemen van personen is verboden
a. Personen op of in de machine meenemen is niet
toe ge staan.
b. De machine mag alleen in de voorgeschreven
trans port stand over openbare wegen worden vervoerd.
10.) Wegverkeer (algemeen)
a. De trekker moet voor
en achter voldoende
van bal last ge wich ten
worden voorzien om
de bestuurbaarheid
en de remkracht te
waarborgen.
(Minstens 20% van
het leeggewicht van
het voertuig moet op
de vooras rusten).
b. De rijeigen schap pen worden door de weg en door
de machine beïnvloed. Rijstijl aan de omstandig heden
aanpassen.
c. Als er eveneens een volgwagen is aan gekoppeld, moet
bij het rijden van bo ch ten rekening gehouden worden met
de breedte van de machine en met eventueel uitslaan
van de machine.
d. Als met driepuntsmachines in bochten gereden wordt
op de uit ste ken de delen en op door de massakracht
doordraaiende delen letten!
11.) Algemeen
a. Voor het aankoppelen van machines in de
drie punts hefin richting de hendel van de hefinrichting
in een stand blokkeren, waarin ongecontroleerd heffen
of zakken is uitgesloten.
b. Bij het aankoppelen van machines aan de
drie punts hefin richting ontstaat beklemmingsgevaar.
c. In het bereik van de hefarmen bestaat een gevaar van
klemmen of knijpen.
d. Tijdens het gebruik van de bediening voor de
hefinrichting buiten de kabine, niet tussen trekker en
machine gaan staan.
e. Aftakas alleen aan- en afkoppelen als de trekkermotor
stil staat.
f. Tijdens het rijden met een geheven machine, moet
de hendel van de hefinrichting geblokkeerd zijn, om
ongecontroleerd zakken te vermijden.
g. Voor het verlaten van de trekker, moet de machine op
de grond worden gezet.
h. Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan,
zonder dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd.
(Door gebruik van de handrem en/of voorlegblokken.)
i. Bij zowel onderhouds-, schoonmaak- en reparatie-
werkzaamheden, de aandrijfmotor uitschakelen en de
aandrijfas afkoppelen.
12.) Het reinigen van de machine
a. Gebruik een hogedrukreiniger niet om gelagerde
on der de len te reinigen, ook het reinigen van hydraulische
delen met een hogedrukreiniger moet worden ontraden.
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.72 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Zie gebruikershandleiding trekker
Zie prijslijst en/of gebruikershandleiding van de machines
Nameten
Driepuntsmachine of front-/driepuntscombinatie
1. Berekening van het minste frontballastgewicht GV min
Breng het berekende minste frontbalastgewicht, dat voor op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
Frontaanbouwmachine
2. Berekening van het minste ballastgewicht in de driepuntshefinrichting GH min
Breng het berekende minste ballastgewicht, dat achter op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
TL [kg]
TV [kg]
TH [kg]
GH [kg]
GV [kg]
leeggewicht van de trekker
belasting van de voor-as bij een lege trekker
belasting van de achteras bij een lege trekker
hartafstand van de assen
totaalgewicht driepuntsmachine/driepuntsballastgewicht
totaalgewicht frontaanbouwmachine/ frontballast
afstand tussen zwaartepunt frontaanbouw
machine/frontballast en het hart van de
voor-as
afstand hart achteras tot hart hefkogel
afstand hart achteras tot hart hefkogel
hartafstand hefkogel en zwaartepunt
driepuntsmachine / driepuntsballast
a [m]
b [m]
c [m]
d [m]
2
3
1
1
1
1
1
2
2
2
3
3
1
3
2
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig
De combinatie van machines in de front en in de driepuntshefinrichting mag niet leiden tot een overschrijding van de toegestane
totaalgewichten, de toegestane asbelastingen en de maximale bandenbelasting van de trekker. De voor-as van de trekker moet altijd
met tenminste 20% van het ledige gewicht van de trekker belast blijven.
Overtuig u er van voor het aankopen van een machine, dat deze voorwaarden aanwezig zijn, door de volgende berekening uit te
voeren of de combinatie van trekker en werktuig(en) te wegen.
Berekening van het totaalgewicht, de asbelastingen en de belasting van de banden, als ook de minste
ballasttoevoeging
Voor de berekening hebt u de volgende gegevens nodig:
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.73 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Minste ballastgewicht
front/driepuntshef
Totaalgewicht
Voor-as belasting
Achteras belasting
Daadwerkelijke waarde
vlg. berekening
Toegestane waarde vlg.
gebruikershandleiding
Dubbele toegestane
bandenbelasting
(twee banden)
Het minste ballastgewicht moet als aanbouwwerktuig of in de vorm van ballastgewichten op de trekker
worden aangebracht!
De berekende waarden moeten lager / gelijk () zijn aan de toegestane waarden!
3. Berekening van de daadwerkelijk voor-as belasting TV tat
(Als het minste frontballastgewicht (GV min) niet wordt bereikt door het gewicht van de machine (GV), moet het gewicht in het front worden
verhoogd tot de berekende waarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane voor-as belasting in de
tabel in.
4. Berekening van het daadwerkelijke totaalgewicht Gtat
(Als het minste ballastgewicht (GH min) niet wordt bereikt moet het gewicht van de driepunts-machine (GH) worden verhoogd tot minste
ballastgewichtswaarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane totaal-belasting in de tabel in.
5. Berekening van de daadwerkelijke achteras belasting TH tat
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane achteras belasting in de
tabel in.
6. Bandenbelasting
Voer de dubbele waarde (twee banden) van de toegestane bandenbelasting (zie bijv. gegevens van de bandenleverancier in de tabel in).
Tabel
ZAAITABELLEN
Zaaitabellen
Nr. 99 8611NL.40K.0
Zaaimachines
VITASEM
VITASEM A
NL
Zaaitabellen
Zaaimachines
VITASEM
VITASEM A
Let op de aanwijzing in de gebruikershandleiding!
Op grond van verschillende duizendkorrelgewichten (TKG) zoals ontsmetten en andere zaadspecifieke eigenschappen geven de waarden in de
zaaitabellen slechts richtwaarden aan. Een hoeveelheidproef moet in elk geval voor het begin van het zaaien worden uitgevoerd.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN!
1. Om de zaaielementen te vullen is het nodig de zaaias voor te draaien;
- 10 omdraaiingen uitvoeren voordat met de hoeveelheidproef wordt begonnen.
- bij korenzaad ongeveer 1 opvangbak vol. Vooraf de machine nauwkeurig horizontaal stellen op de bovenkant van de zaadkast.
Na ca. 500 m rij-afstand moet ter controle een hoeveelheidproef worden uitgevoerd.
2. In bovenover zaaien, als ook met korrelsoorten tot 3,5 mm dikte (alle korenzaadsoorten in onderlangs zaaien) worden altijd in opvangbakstand
“0” uitgebracht. De opvangbakstand „1“ wordt pas toegepast, als in de stand onderlangs zaaien groot uitvallende korrels beginnen te springen
of worden beschadigd (hoorbaar knakken).
3. Bij bovenover zaaien bijvoorbeeld van Raps vindt de afstelling van de sperschuif plaats, afhankelijk van de “lopen” van het zaad. De noodzakelijke
praktisch controle van het “lopen” en de gewenste instelling van de sperschuif is in het hoofdstuk “Korrelproef” in de gebruikershandleiding
en op pagina 2 van de zaaitabel beschreven.
4. Wanneer koolzaad in onderuitzaai wordt gezaaid, dan moet altijd de bodemkleppositie ‘0’ worden gebruikt.
5. Wordt bij onderlangs zaaien met geringe hoeveelheden zaad de stand van de aandrijvingen beneden 10 noodzakelijk, dan met de aandrijving
het toerental halveren en de stelwaarde voor de aandrijving verdubbelen. Aansluitend opnieuw een zaadhoeveelheidsproef uitvoeren!
NL
ZAAITABELLEN
- 76 -
1200-NL SÄTABELLEN (8611)
Korrelproef (voor bovenover zaaien)
Bij het bovenover zaaien moet onvoorwaardelijk worden gelet op de stand van de sperschuif. Deze stand is afhankelijkheid van de
doorstroommogelijkheid van het zaad. Ze kan door de korrelproef worden vastgesteld.
Voor het instellen van de juiste stand van deze schuif moet op de volgende manier worden gewerkt:
Voorbereiding van de korrelproef:
- Schuif sluiten
- Zaad (Raps) in de voorraadbak brengen
- Opvangbakken op de zaadleidingsstrip plaatsen (zie „Leeg maken“ pagina 8)
- Sperschuif in stand „a“ vastzetten
- Opvangklep blijft in stand „0“ ! .
- tenminste 10 omwentelingen van de zaaias voor-draaien
Doorvoeren van de korrelproef:
- Er moeten bij meerdere uitlopen korrels worden opgevangen, terwijl met de slinger zolang wordt gedraaid, tot dat de zaaias precies 1
omwenteling heeft gemaakt.
De juiste stand van de schuif is bereikt, als bij 1 omdraaiing van de zaaias 36 +/-4 korrels per uitloop worden uitgebracht.
Worden in schuifstand “a” meer dan 40 korrels per omdraaiing van de zaaias geteld, dan is het zaad niet geschikt om bovenover te
zaaien.
Worden minder dan 32 korrels per omdraaiing van de zaaias geteld, dan moeten de sperschuiven in de volgend grotere stand (eerst „b“,
dan „c“ of. „d“) worden vastgezet.
• Belangrijke aanwijzing:
- Na elke verandering van de stand van de schuif moeten tenminste 10 omwenteling van de zaaias worden uitgevoerd.
- De korrelproef moet ook tijdens het werk worden uitgevoerd, om de juiste werking van het bovenover zaaien te garanderen.
Meestal komt het dat verstopte meeneemcellen een vermindering van de hoeveelheid uitgebracht zaad veroorzaken. Dan moeten de
meeneemcellen met een borstel worden gereinigd!
verstopte
meeneemcellen
Meeneemcel
Zaad in de
meeneemcel
NL
ZAAITABELLEN
- 77 -
1200-NL SÄTABELLEN (8611)
Positie van de schuifklep
1. voor bovenover zaaien
2. voor onderlangs zaaien
NL
ZAAITABELLEN
- 78 -
1200-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden in principe met de stand van de opvangbak „0“ gezaaid.
De verstelling van de stand van de opvangbak „1“ wordt alleen gebruikt bij zaad dikker dan 3.5 mm, als het zaad gaat spuiten
of wordtr beschadigd (hoorbaar wordt geknakt).
Soort zaad Gerst Tarwe, rogge, triticale
Doseerprocedure onderuitzaai / normaalzaad onderuitzaai / normaalzaad
Stand opvangbak 00
Stand v.d. schuif helemaal geopend helemaal geopend
Draairichting zaaias onderlangs zaaien onderlangs zaaien
Transmissie 1 / 1 1 / 1
Toe te voegen delen Pendelas uit roeras indien nodig Pendelas uit roeras indien nodig
Rijafstand [cm]
12 12,5 15 12 12,5 15
Stand van de aandrijving
5
10
15
20
25 91 87
30 93 89 110 106 88
35 109 105 128 123 102
40 124 119 99 146 140 117
45 140 134 112 164 157 131
50 158 152 126 183 176 146
55 171 164 137 201 193 161
60 187 180 150 219 210 175
65 202 162 237 228 190
70 174 204
75 186 219
80 199 233
85
90
95
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangewgeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts
richtwaarden. De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een zaadhoeveelheid proef
worden verkregen.
NL
ZAAITABELLEN
- 79 -
1200-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden in principe met de stand van de opvangbak „0“ gezaaid.
De verstelling van de stand van de opvangbak „1“ wordt alleen gebruikt bij zaad dikker dan 3.5 mm, als het zaad gaat spuiten
of wordtr beschadigd (hoorbaar wordt geknakt).
Soort zaad Haver Erbsen
Doseerprocedure onderuitzaai / normaalzaad onderuitzaai / normaalzaad
Stand opvangbak 0* 4 oder 5 **
Stand v.d. schuif helemaal geopend helemaal geopend
Draairichting zaaias onderlangs zaaien onderlangs zaaien
Transmissie 1 / 1 1 / 1
Toe te voegen delen Pendelas uit roeras indien nodig Pendelas uit roeras indien nodig
Rijafstand [cm]
12 12,5 15 12 12,5 17
Stand van de aandrijving
5
10 102 98
15 153 147 122
20 204 196 163
25 255 245 205
30 306 294 245
35 78 75 357 343 286
40 89 85 408 392 326
45 100 96 460 442 367
50 111 107 89 510 490 408
55 122 117 98
60 134 129 107
65 145 139 116
70 156 150 125
75 167 160 134
80 143
85 152
90
95
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangewgeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts
richtwaarden. De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een zaadhoeveelheid proef
worden verkregen.
NL
ZAAITABELLEN
- 80 -
1200-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden in principe met de stand van de opvangbak „0“ gezaaid.
De verstelling van de stand van de opvangbak „1“ wordt alleen gebruikt bij zaad dikker dan 3.5 mm, als het zaad gaat spuiten
of wordtr beschadigd (hoorbaar wordt geknakt).
Soort zaad Gras Phacelia
Doseerprocedure onderuitzaai / normaalzaad onderuitzaai / fijnzaad
Stand opvangbak 00
Stand v.d. schuif helemaal geopend helemaal geopend
Draairichting zaaias onderlangs zaaien onderlangs zaaien
Transmissie 1 / 1 1 / 1
Toe te voegen delen
Draaiende roeras 'uit'
Roervinger verticaal positioneren.
Roeras indien nodig
Pendelas of roeras 'uit'
Rijafstand [cm]
12 12,5 15 12 12,5 17
Stand van de aandrijving
510 10 8
10 20 19 16
15 30 29 24
20 40 38 32
25 50 48 40
30 60 58 48
35 71 68 57
40 81 78 65
45 9,6 9,2
50 10,7 10,3
55 12 11,5 9,4
60 12,9 12,4 10,3
65 13,9 13,3 11,1
70 15 14,4 12,0
75 16,1 15,5 12,9
80 17,1 16,4 13,7
85 18,2 17,5 14,6
90 19,3 18,5 15,4
95 20,4 19,6 16,3
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangewgeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts
richtwaarden. De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een zaadhoeveelheid proef
worden verkregen.
NL
ZAAITABELLEN
- 81 -
1200-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden in principe met de stand van de opvangbak „0“ gezaaid.
De verstelling van de stand van de opvangbak „1“ wordt alleen gebruikt bij zaad dikker dan 3.5 mm, als het zaad gaat spuiten
of wordtr beschadigd (hoorbaar wordt geknakt).
Soort zaad Koolzaad Koolzaad (TKG 5g)
Doseerprocedure onderuitzaai / fijnzaad Bovenuitzaai / fijn zaaigoed
Stand opvangbak 00
Stand v.d. schuif helemaal geopend a-d
Draairichting zaaias onderlangs zaaien Bovenuitzaai
Transmissie 1 / 2 1 / 1 (Bovenuitzaai)
Toe te voegen delen Pendelas of roeras 'uit' Pendelas of roeras 'uit'
Rijafstand [cm]
12 12,5 15 12 12,5 15
Stand van de aandrijving
5
10 1,0 1,0
15 1,5 1,4 1,2
20 2,0 1,9 1,6 1,2 1,1 0,9
25 2,5 2,4 2,0 1,5 1,4 1,1
30 3,0 2,9 2,4 1,8 1,7 1,4
35 3,5 3,4 2,8 2,0 1,9 1,6
40 4,0 3,8 3,2 2,3 2,2 1,8
45 4,5 4,3 3,6 2,6 2,5 2,0
50 5,0 4,8 4,0 2,9 2,8 2,3
55 5,5 5,3 4,4 3,2 3,0 2,5
60 6 5,8 4,8 3,5 3,3 2,7
65 5,2 3,8 3,6 2,9
70 5,6 4,1 3,9 3,2
75 6 4,4 4,1 3,4
80 4,7 4,4 3,6
85 3,8
90
95
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangewgeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts
richtwaarden. De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een zaadhoeveelheid proef
worden verkregen.
NL
ZAAITABELLEN
- 82 -
1200-NL SÄTABELLEN (8611)
Zaaitabel VITASEM
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden in principe met de stand van de opvangbak „0“ gezaaid.
De verstelling van de stand van de opvangbak „1“ wordt alleen gebruikt bij zaad dikker dan 3.5 mm, als het zaad gaat spuiten
of wordtr beschadigd (hoorbaar wordt geknakt).
Soort zaad Senf Spelt
Doseerprocedure onderuitzaai / fijnzaad onderuitzaai
Stand opvangbak 02
Stand v.d. schuif helemaal geopend helemaal geopend
Draairichting zaaias onderlangs zaaien, gereduceerd onderuitzaai
Transmissie 1 / 1 1/1
Toe te voegen delen Pendelas of roeras 'uit' Roeras indien nodig
Rijafstand [cm]
12 12,5 15
12 12,5 15
Stand van de aandrijving
5
10
15
20
25
30 6,8 6,5
35 7,9 7,6 6,3
40 9,1 8,7 7,3
45 10,2 9,8 8,2
50 11,3 10,8 9,1
55 12,5 12,0 10,0
60 13,6 13,1 10,9
142
65 14,7 14,1 11,8
154 148
70 15,9 15,3 12,7
166 159
75 17 16,3 13,6
178 170 142
80 18,1 17,4 14,5
189 182 152
85 19,3 18,5 15,4
201 193 161
90 20,4 19,6 16,3
205 170
95 17,2
180
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangewgeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts
richtwaarden. De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een zaadhoeveelheid proef
worden verkregen.
Raps
Boven over zaaien
Stand klep van de opvangbak: 0 Stand van de schuif
1a Voor goed stromend zaad
1b Voor normaal stromend zaad
1c Voor minder goed stromend zaad (Duizendkorrelgewicht kleiner dan 6g)
1d Voor zeer goed stromend zaad en bij vibraties ontstaan door
sterk kluithoudende of steenrijke grond of door het overbrengen van
swingende bewegingen veroorzaakt door het grondbewerkingswerktuig
Rijsnelheid op hellingen vanaf 15% max. 3,5 km/h
* Het wordt aanbevolen een max. rijsnelheid van 6 km/h niet te overschrijden.
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangegeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts Richtwaarden.
De precieze te zaaien hoeveelheden kunnen alleen door een hoeveelheidproef (kalibreren) worden verkregen.
Rijenafstand 10 cm
Duizendkorrelgewicht = 5 g
Rijenafstand 12 cm Rijenafstand 10 cm
Duizendkorrelgewicht = 4 g
Rijenafstand 12 cm
Te zaaien hoeveelheid
Stand van de
aandrijving
80
70
60
50
40
30
20
kg / ha
5,4
4,7
4,1
3,4
2,7
2
1,35
K / m2
108
94
83
67
54
41
27
kg / ha
4,5
3,95
3,3
2,8
2,25
1,7
1,1
K / m2
90
79
69
56
45
34
21,5
kg / ha
4,3
3,75
3,3
2,7
2,15
1,65
1,1
K / m2
108
94
83
67
54
41
28
K / m2
91
79
69
56
45
35
22
kg / ha
3,6
3,2
2,85
2,25
1,8
1,4
0,9
Gewenste
Korrelafstand
8,8
10
11,8
14,1
17,8
23,5
35,5
(cm)
Max. rijsnel-
heid
5,5
6,2
7,3*
8,7*
8,7*
8,7*
8,7*
(km/h)
Firmanaam en adres van de producent:
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
AT - 4710 Grieskirchen
Machine (vervangbare uitrusting):
Zaaimachine
Type
Serienummer
De producent verklaart uitdrukkelijk dat de machine overeenkomt met alle desbetreffende
bepalingen van de volgende EG-richtlijn:
Machines 2006/42/EG
Bovendien wordt de overeenstemming met de volgende andere EG-richtlijnen en/of
desbetreffende bepalingen verklaard
Vindplaats van de toegepaste geharmoniseerde normen:
EN 14018 EN ISO 12100
Vindplaats van de toegepaste overige technische normen en/of specificaties:
Documentatiegemachtigde:
Franz Stadlbauer
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
EG-conformiteitsverklaring
Originele conformiteitsverklaring
Markus Baldinger,
Bedrijfsleiding F&E
Grieskirchen, 01.08.2016
Jörg Lechner,
Bedrijfsleiding Productie
VITASEM 252 302 402
8611 8612 8613
A empresa PÖTTINGER Landtechnik GmbH
esforçase continuamente por melhorar os
seus produtos, adaptando-os à evolução
técnica.
Por este motivo, reservamonos o direito de modificar
as figuras e as descrições constantes no presente
manual, sem incorrer na obrigação de modificar
máquinas já fornecidas.
As características técnicas, as dimensões e os pesos
não são vinculativos.
A reprodução ou a tradução do presente manual de
instruções, seja ela total ou parcial, requer a autorização
por escrito da
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Todos os direitos estão protegidos pela lei da prop-
riedade intelectual.
Im Zuge der technischen Wei ter ent wick lung
arbeitet die PÖTTINGER Landtechnik
GmbH stän dig an der Verbesserung ih rer
Pro duk te.
Änderungen ge gen über den Ab bil dun gen und
Be schrei bun gen dieser Be triebs an lei tung müs sen wir
uns darum vorbehalten, ein Anspruch auf Än de run gen
an bereits aus ge lie fer ten Ma schi nen kann daraus nicht
ab ge lei tet werden.
Technische Angaben, Maße und Ge wich te sind
un ver bind lich. Irrtümer vor be hal ten.
Nachdruck oder Übersetzung, auch aus zugs wei se,
nur mit schriftlicher Ge neh mi gung der
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle Rechte nach dem Gesetz des Ur he ber recht
vor be hal ten.
La société PÖTTINGER Landtechnik GmbH
améliore constamment ses produits grâce
au progrès technique.
C'est pourquoi nous nous réser-vons le droit de
modifier descriptions et illustrations de cette notice
d'utilisation, sans qu'on en puisse faire découler un
droit à modifications sur des machines déjà livrées.
Caractéristiques techniques, dimensions et poids sont
sans engagement. Des erreurs sont possibles.
Copie ou traduction, même d'extraits, seulement avec
la permission écrite de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Tous droits réservés selon la réglementation des
droits d'auteurs.
Following the policy of the PÖTTINGER
Landtechnik GmbH to improve their products
as technical developments continue,
PÖTTINGER reserve the right to make alterations which
must not necessarily correspond to text and illustrations
contai-ned in this publication, and without incurring
obligation to alter any machines previously delivered.
Technical data, dimensions and weights are given as
an indication only. Responsibility for errors or omissions
not accepted.
Reproduction or translation of this publication, in whole
or part, is not permitted without the written consent of the
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
All rights under the provision of the copyright Act are
reserved.
PÖTTINGER Landtechnik GmbH werkt
permanent aan de verbetering van hun
producten in het kader van hun technische
ontwikkelingen. Daarom moeten wij ons
veranderingen van de afbeeldingen en beschrijvingen
van deze gebruiksaanwijzing voorbehouden, zonder
dat daaruit een aanspraak op veranderingen van reeds
geieverde machines kan worden afgeleid.
Technische gegevens, maten en gewichten zijn niet
bindend. Vergissingen voorbehouden.
Nadruk of vertaling, ook gedeeltelijk, slechts met
schriftelijke toestemming van
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle rechten naar de wet over het auteursrecht voor-
behouden.
La empresa PÖTTINGER Landtechnik
GmbH se esfuerza contínuamente en
la mejora constante de sus productos,
adaptándolos a la evolución técnica. Por ello
nos vemos obligados a reservarnos todos los derechos
de cualquier modificación de los productos con relación
a las ilustraciones y a los textos del presente manual,
sin que por ello pueda ser deducido derecho alguno a
la modificación de máquinas ya suministradas.
Los datos técnicos, las medidas y los pesos se
entienden sin compromiso alguno.
La reproducción o la traducción del presente manual
de instrucciones, aunque sea tan solo parcial, requiere
de la autorización por escrito de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Todos los derechos están protegidos por la ley de la
propiedad industrial.
La PÖTTINGER Landtechnik GmbH è
costantemente al lavoro per migliorare i suoi
prodotti mantenendoli aggiornati rispetto allo
sviluppo della tecnica.
Per questo motivo siamo costretti a riservarci la facoltà
di apportare eventuali modifiche alle illustrazioni e alle
descrizioni di queste istruzioni per l’uso. Allo stesso
tempo ciò non comporta il diritto di fare apportare
modifiche a macchine già fornite.
I dati tecnici, le misure e i pesi non sono impegnativi. Non
rispondiamo di eventuali errori. Ristampa o traduzione,
anche solo parziale, solo dietro consenso scritto della
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Ci riserviamo tutti i diritti previsti dalla legge sul diritto
d’autore.
GB
I
P
NL
D
E
F
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Servicecenter Landsberg
Spöttinger-Straße 24
Postfach 1561
D-86 899 LANDSBERG / LECH
Telefon:
Ersatzteildienst: +49 8191 9299 - 166 od. 169
Kundendienst: +49 8191 9299 - 130 od. 231
Telefax: +49 8191 59656
e-Mail: landsberg@poettinger.at
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Telefon: +43 7248 600-0
Telefax: +43 7248 600-2513
e-Mail: info@poettinger.at
Internet: http://www.poettinger.at
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Verkaufs- und Servicecenter Recke
Steinbecker Strasse 15
D-49509 Recke
Telefon: +49 5453 9114-0
Telefax: +49 5453 9114-14
e-Mail: recke@poettinger.at
PÖTTINGER France S.A.R.L.
129 b, la Chapelle
F-68650 Le Bonhomme
Tél.: +33 (0) 3 89 47 28 30
e-Mail: france@poettinger.at
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86

Pottinger VITASEM 252 CLASSIC Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor