Onderhoud
3A7195D 29
De apparatuur opslaan
Ontlast altijd de druk en spoel de apparatuur voordat
u de apparatuur opbergt.
1. Volg de Drukontlastingsprocedure, pagina 22.
2. Voer De apparatuur spoelen, pagina 28, uit.
Het vochtige gedeelte reinigen
Maak het vochtige gedeelte regelmatig schoon.
Bepaal of de apparatuur al dan niet moet worden
gedemonteerd voor reiniging.
• Als u de apparatuur wilt reinigen zonder
onderdelen te demonteren, voer Reinigen in
positie (Clean In-Place (CIP)), pagina 29, uit.
• Als u de apparatuur wilt reinigen door onderdelen
te demonteren, voer Uit positie reinigen (Clean
Out-of-Place (COP)), pagina 29, uit.
Reinig volgens de geldende sanitaire normen
en plaatselijke voorschriften.
Reinigen in positie (Clean In-Place (CIP))
1. Volg de Drukontlastingsprocedure, pagina 22.
2. Spoel de apparatuur met een compatibele
ontsmettingsoplossing. Voer De apparatuur
spoelen, pagina 28, uit.
3. Laat de compatibele ontsmettingsoplossing door
de apparatuur circuleren. Laat de apparatuur
langzaam lopen terwijl het reinigingsmiddel wordt
gecirculeerd.
OPMERKING: Laat het compatibele
ontsmettingsmiddel door de apparatuur en het
systeem lopen voordat u ze gaat gebruiken.
4. Volg de Drukontlastingsprocedure, pagina 22.
Uit positie reinigen (Clean Out-of-Place
(COP))
1. Volg de Drukontlastingsprocedure, pagina 22.
2. Spoel de apparatuur met een compatibele
ontsmettingsoplossing. Voer De apparatuur
spoelen, pagina 28, uit.
3. Demonteer onderdelen waar nodig.
Zie Reparatie, vanaf pagina 32.
4. Controleer de onderdelen op slijtage en
beschadiging. Vervang waar nodig.
5. Reinig alle bevochtigde delen met een borstel of
andere COP-methoden met een compatibele
ontsmettingsoplossing bij de aanbevolen
temperatuur en concentratie van de fabrikant.
6. Spoel de onderdelen nogmaals met water en laat
ze daarna volledig opdrogen.
7. Controleer de onderdelen en reinig de onderdelen
die nog verontreinigd zijn nogmaals.
8. Dompel alle onderdelen die met het product in
contact komen in een goedgekeurd
ontsmettingsmiddel voordat u deze monteert.
Laat de onderdelen in het ontsmettingsmiddel
staan en haal ze er pas een voor een uit op het
moment dat u ze monteert.
9. Zet de apparatuur waar nodig weer in elkaar.
Zie Reparatie, vanaf pagina 32.
10. Spoel de apparatuur met een compatibele
ontsmettingsoplossing. Voer De apparatuur
spoelen, pagina 28, uit.
11. Laat de compatibele ontsmettingsoplossing door
de apparatuur circuleren. Laat de apparatuur
langzaam lopen terwijl het reinigingsmiddel wordt
gecirculeerd.
OPMERKING: Laat het compatibele
ontsmettingsmiddel door de apparatuur en het
systeem lopen voordat u ze gaat gebruiken.
12. Volg de Drukontlastingsprocedure, pagina 22.
LET OP
Berg de apparatuur op bij een temperatuur van
0 °C (32 °F) of hoger. Blootstelling aan extreem
lage temperaturen kan schade aan kunststof
onderdelen tot gevolg hebben.
LET OP
Voorkom schade aan de apparatuur door alleen
reinigingsvloeistoffen te gebruiken die compatibel
zijn met de materialen van het bevochtigde
gedeelte. Gebruik geen chloorhoudende schoon-
maakmiddelen om schade aan roestvrijstalen
onderdelen te voorkomen. Zorg dat de maximale
vloeistoftemperatuur voor de materialen van het
bevochtigde gedeelte niet worden overschreden.
Zie Temperatuurbereik vloeistof, pagina 50.
LET OP
Voorkom schade aan de apparatuur door de vloei-
stofinlaatdruk van 15 psi (103 kPa, 1 bar) niet te
overschrijden wanneer u de apparatuur laat draaien.
LET OP
Voorkom schade aan de apparatuur door de
vloeistofinlaatdruk van 15 psi (103 kPa, 1 bar) niet te
overschrijden wanneer u de apparatuur laat draaien.