Schumacher ECOBAT EBC1 Automatic Battery Maintainer de handleiding

Categorie
Acculaders
Type
de handleiding
0099002223-01
English.......................02
Deutsch .....................15
Español .....................30
Français ....................45
Italiano .......................60
Nederlands ..............75
Svenska .....................90
EBC1
• 75 •
NEDERLANDS Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
Model: EBC1
Automatische accuonderhouder
GEBRUIKERSHANDLEIDING
WAARSCHUWING
LEES DE GEHELE HANDLEIDING VOORDAT U DIT PRODUCT
GEBRUIKT. ALS U DIT NIET DOET, KAN ERNSTIG OF DODELIJK
LETSEL HET GEVOLG ZIJN.
Tekeningen en symbolen
In een goed
geventileerde
ruimte gebruiken.
Verwijderd houden van
vonken en vlammen –
de accu kan explosieve
gassen afgeven.
Vóór gebruik
de handleiding
lezen.
Uitsluitend
voor gebruik
binnenshuis.
Niet aan
regen
blootstellen.
Voorzichtig, risico
op elektrische
schokken.
Waarschuwing
Neem contact op met de leverancier
van de apparatuur voor details over
de juiste wijze van afvoer van dit
product binnen een bepaald land
volgens de AEEA-voorschriften.
Klasse II
oplader
Stekkertypen
STEKKER G
94065331G
STEKKER C
94065331C
• 76 •
BELANGRIJK:
DEZE VEILIGHEIDS- EN INSTRUCTIEHANDLEIDING LEZEN EN BEWAREN.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES – In deze handleiding kunt u lezen hoe u de oplader
veilig en effectief kunt gebruiken. Zorg dat u deze instructies en voorzorgsmaatregelen
zorgvuldig leest, begrijpt en opvolgt, want deze handleiding bevat belangrijke veiligheids-
en bedieningsinstructies. De veiligheidsberichten die overal in deze handleiding worden
gebruikt bevatten een signaalwoord, een bericht en een pictogram.
Het signaalwoord geeft het niveau van het gevaar in een situatie aan.
Duidt op een zeer gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden,
ernstig of dodelijk letsel van de gebruiker of omstanders tot gevolg zal
hebben.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden,
ernstig of dodelijk letsel van de gebruiker of omstanders tot gevolg kan hebben.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden,
matig of gering letsel van de gebruiker of omstanders tot gevolg kan hebben.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden,
beschadiging van de apparatuur of het voertuig of materiële schade tot
gevolg kan hebben.
1. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES – BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
Deze handleiding bevat belangrijke veiligheids- en bedieningsinstructies.
RISICO OP ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF BRAND.
1.1 Lees de gehele handleiding voordat u dit product
gebruikt. Als u dit niet doet, kan ernstig of dodelijk
letsel het gevolg zijn.
1.2 Kinderen moeten onder toezicht staan om te
verzekeren dat ze niet met het apparaat spelen. Dit apparaat kan worden gebruikt door
kinderen ouder dan 8 jaar en personen die fysiek, zintuiglijk of mentaal gehandicapt zijn
of niet over ervaring of kennis beschikken, op voorwaarde dat ze toezicht of instructie
hebben gekregen in het veilige gebruik van het apparaat en ze de betreffende gevaren
begrijpen. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud door
de gebruiker mogen niet door kinderen worden uitgevoerd zonder toezicht.
1.3 Deze oplader is niet bedoeld voor gebruik door personen (inclusief kinderen) met
een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke handicap, of die geen ervaring of
kennis ervan hebben, tenzij ze onder toezicht staan of aanwijzingen over het gebruik
GEVAAR
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
BELANGRIJK
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
• 77 •
van de oplader hebben gekregen van een persoon die verantwoordelijk is voor hun
veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht staan om te verzekeren dat ze niet met
de oplader spelen.
1.4 De oplader niet aan regen of sneeuw blootstellen.
1.5 Uitsluitend aanbevolen hulpstukken gebruiken. Gebruik van een hulpstuk dat niet wordt
aanbevolen of vervaardigd door ECOBAT kan risico op brand, elektrische schokken,
lichamelijk letsel of materiële schade tot gevolg hebben.
1.6 Om het risico op beschadiging van het elektrische snoer of de stekker te beperken,
moet u aan de stekker en niet aan het snoer trekken wanneer u de oplader loskoppelt.
1.7 Er mag geen verlengsnoer worden gebruikt, tenzij dit absoluut noodzakelijk is. Gebruik
van een ongeschikt verlengsnoer kan risico op brand en elektrische schokken tot
gevolg hebben. Als het nodig is om een verlengsnoer te gebruiken, zorg er dan voor:
en heeft als de stekker van de oplader, en dat ze dezelfde grootte en vorm hebben
dat het verlengsnoer de juiste bedrading heeft en in goede elektrische toestand is
dat de draadmaat groot genoeg is voor de nominale stroomsterkte (wisselstroom)
van de oplader zoals opgegeven in paragraaf 8
1.8 Om het risico op elektrische schokken te verminderen, de oplader loskoppelen van
het stopcontact voordat u probeert er onderhoud aan uit te voeren of hem schoon te
maken. Dit risico wordt niet verminderd door alleen maar de knoppen uit te zetten.
1.9 De lader niet gebruiken als het snoer of de stekker beschadigd is. Als het
voedingssnoer beschadigd is, moet het worden vervangen door de fabrikant, de
servicevertegenwoordiger of een dergelijke bevoegde persoon om gevaar te voorkomen.
1.10 De oplader niet gebruiken als hij een harde klap heeft gekregen, als hij is gevallen of
op andere wijze is beschadigd; breng hem naar een bevoegd servicetechnicus.
1.11 De oplader niet demonteren; breng hem naar een bevoegd servicetechnicus als
service of reparatie nodig is. Als hij daarna weer onjuist wordt gemonteerd, kan risico
op brand of elektrische schok ontstaan.
RISICO OP EXPLOSIEVE GASSEN.
1.12 WERKEN IN DE BUURT VAN EEN LOODZUURACCU IS
GEVAARLIJK. ACCU’S GENEREREN EXPLOSIEVE GASSEN
TIJDENS DE NORMALE WERKING VAN DE ACCU. DAAROM IS
HET VAN HET GROOTSTE BELANG DAT U TELKENS WANNEER
U DE OPLADER GEBRUIKT DE INSTRUCTIES OPVOLGT.
1.13 Om het risico op ontploffen van de accu te verminderen, dient u deze instructies
op te volgen, evenals de instructies die door de accufabrikant en de fabrikant van
apparatuur die u in de buurt van de accu wilt gebruiken, zijn gepubliceerd. Lees de
waarschuwingsplaatjes op deze producten en op de motor.
WAARSCHUWING
• 78 •
1.14 Deze oplader bevat onderdelen, zoals schakelaars en stroomonderbrekers, die
vlambogen en vonken kunnen produceren. Als deze oplader in een garage wordt
gebruikt, moet hij 46 cm (18 inch) of meer boven de vloer worden geplaatst.
WAARSCHUWING
Niet gebruiken met niet-oplaadbare batterijen. Gebruik alleen met
lood-zuur oplaadbare batterijen.
BELANGRIJK
Start het voertuig niet terwijl de lader op de wandcontactdoos
is aangesloten, want dit kan schade toebrengen aan de lader en
uw voertuig.
2. PERSOONLIJKE VOORZORGSMAATREGELEN
RISICO OP EXPLOSIEVE GASSEN.
2.1 NOOIT roken en geen vonken of vlammen toestaan in de buurt van
een accu of motor.
2.2 Zorg dat u metalen sieraden zoals ringen, armbanden, kettingen en
horloges afdoet wanneer u met een lithium-ion accu werkt. Deze
accu’s kunnen een kortsluitstroom produceren die sterk genoeg is om een ring of
iets dergelijks aan metaal te lassen, met als gevolg ernstige brandwonden.
2.3 Wees extra voorzichtig om het risico te verminderen dat een metalen stuk
gereedschap op de accu valt. Hierdoor kan een vonk ontstaan of kan de accu of een
ander elektrisch onderdeel worden kortgesloten met als gevolg een explosie.
2.4 Gebruik deze lader voor het opladen alleen 6 en 12V lood-zuur, calcium, gel en
AGM-type oplaadbare batterijen met een nominale capaciteit van 1.2-50Ah. Hij is
niet bedoeld voor het leveren van voeding aan een ander laagspanningssysteem dan
een startmotor. Gebruik deze batterij lader niet voor het opladen van droge batterijen
die vaak worden gebruikt bij huishoudelijke apparaten of lithium-ion batterijen worden
gebruikt in mobiele telefoons, laptops, elektrische gereedschappen, etc. Deze accu’s
kunnen barsten en lichamelijk letsel en materiële schade veroorzaken.
2.5 NOOIT een bevroren accu opladen.
2.6 Overweeg om iemand in de buurt te hebben die u kan helpen als u in de nabijheid
van een loodzuuraccu werkt.
2.7 Zorg dat er voldoende vers water en zeep in de buurt zijn, voor het geval dat
accuzuur in contact komt met uw huid, kleding of ogen.
2.8 Draag volledige oog- en lichaamsbescherming, met inbegrip van een veiligheidsbril
en beschermende kleding. Zorg dat u uw ogen niet aanraakt terwijl u in de buurt van
de accu werkt.
WAARSCHUWING
• 79 •
2.9 Als accuzuur in contact komt met uw huid of kleding, de plaats onmiddellijk met
water en zeep wassen. Als zuur in uw oog komt, het oog onmiddellijk ten minste 10
minuten spoelen met koud stromend water en onmiddellijk medische hulp inroepen.
2.10 Als accuzuur per ongeluk wordt ingeslikt, melk, eiwit of water drinken. GEEN braken
opwekken. Onmiddellijk medische hulp inroepen.
3. VOORBEREIDING VOOR OPLADEN
RISICO VAN CONTACT MET ACCUZUUR.
ACCUZUUR IS EEN UITERST CORROSIEF
ZWAVELZUUR.
3.1 Als het nodig is om de accu uit het voertuig te halen
om hem op te laden, altijd de geaarde klem eerst
verwijderen. Zorg dat alle accessoires in het voertuig zijn uitgeschakeld om vonken
te voorkomen.
3.2 Zorg dat de ruimte om de accu goed geventileerd is terwijl de accu wordt opgeladen.
3.3 Maak de accupolen schoon voordat u de accu laadt. Zorg tijdens het schoonmaken
dat zwevende corrosiedeeltjes niet in contact komen met uw ogen, neus en
mond. Neutraliseer het accuzuur met natriumcarbonaat en water om zwevende
corrosiedeeltjes te helpen elimineren. Uw ogen, neus of mond niet aanraken.
3.4 Voeg gedestilleerd water toe aan elke cel totdat het accuzuur het niveau bereikt
dat door de accufabrikant is opgegeven. Niet te ver vullen. Bij een accu zonder
afneembare celdoppen, zoals klepgereguleerde loodzuuraccu’s (VRLA), de
oplaadinstructies van de fabrikant zorgvuldig opvolgen.
3.5 Zorg dat u alle instructies voor de oplader, accu, het voertuig en alle apparatuur
die in de buurt van de accu en oplader wordt gebruikt leest, begrijpt en opvolgt.
Bestudeer bij het opladen alle specieke voorzorgsmaatregelen en de aanbevolen
oplaadsnelheid van de accufabrikant.
3.6 Bepaal de spanning van de accu door de gebruikershandleiding van het voertuig te
raadplegen en zorg dat de keuzeschakelaar voor de uitgangsspanning op de juiste
spanning is ingesteld. Als de oplader een instelbare oplaadsnelheid heeft, dient u de
accu eerst op de laagste snelheid op te laden.
3.7 Zorg dat de klemmen van de opladerkabel goed vastzitten.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
• 80 •
4. PLAATS VAN OPLADER
RISICO OP EXPLOSIE EN CONTACT
MET ACCUZUUR.
4.1 Plaats de oplader zo ver uit de buurt
van de accu als de gelijkstroomkabels
toestaan.
4.2 Plaats de oplader nooit recht boven de accu die wordt opgeladen; gassen uit de
accu zullen de oplader corroderen en beschadigen.
4.3 Plaats de accu niet boven op de oplader.
4.4 Zorg dat er nooit accuzuur op de oplader druipt terwijl u de relatieve dichtheid van de
elektrolyt aeest of de accu vult.
4.5 Gebruik de oplader niet in een afgesloten ruimte en zorg dat de ventilatie op geen
enkele wijze wordt beperkt.
5. VOORZORGSMAATREGELEN BIJ DC-AANSLUITING
5.1 De DC-uitgangsconnectors alleen aansluiten en loskoppelen nadat de AC-stekker uit
het stopcontact is gehaald. Zorg dat de connectors elkaar nooit raken.
5.2 Bevestig de connectors aan de accu en het chassis, zoals aangegeven in paragraaf
6 en 7.
6. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU IN HET VOERTUIG IS GN-
STALLEERD
EEN VONK BIJ DE ACCU KAN EEN
ONTPLOFFING VAN DE ACCU
VEROORZAKEN. DOE HET VOLGENDE
OM HET RISICO OP EEN VONK BIJ DE
ACCU TE VERMINDEREN:
BELANGRIJK
Start het voertuig niet terwijl de lader op de wandcontactdoos is
aangesloten, want dit kan schade toebrengen aan de lader en uw voertuig.
6.1 Plaats de AC- en DC-kabel zodanig dat het risico op beschadiging door de
motorkap, het portier en bewegende of hete motoronderdelen wordt verminderd.
OPMERKING: Als het nodig is om de motorkap tijdens het opladen te sluiten, zorg
dan dat de motorkap het metalen deel van de accuconnectors niet raakt en de
isolatie van de kabels niet doorsnijdt.
6.2 Blijf uit de buurt van ventilatorbladen, riemen, riemschijven en andere onderdelen die
letsel kunnen veroorzaken.
6.3 Controleer de polariteit van de accupolen. De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu
heeft gewoonlijk een grotere doorsnee dan de MINPOOL (NEG, N, -).
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
• 81 •
6.4 Bepaal welke accupool geaard (verbonden) is aan het chassis. De accuklem die
niet met het chassis is verbonden moet als eerste worden aangesloten. De andere
verbinding moet met het chassis worden gemaakt, op afstand van de accu en
de brandstoeiding. Zie stap 6.5 en 6.6. Dan wordt de acculader op de voeding
aangesloten. De aansluiting op het voedingsnet moet in overeenstemming met de
nationale wetgeving voor bedrading.
6.5 Bij een voertuig met een negatieve aarding de PLUSCONNECTOR (ROOD) van
de acculader verbinden met de PLUSPOOL (POS, P, +) (niet-geaard) van de accu.
De MINCONNECTOR (ZWART) met het voertuigchassis of het motorblok verbinden,
uit de buurt van de accu. De connector niet verbinden met de carburateur,
brandstoeidingen of bladmetalen onderdelen van de carrosserie. Sluit hem aan op
een zwaar metalen deel van het chassis of het motorblok.
6.6 Bij een auto met positieve aarding de MINCONNECTOR (ZWART) van de
acculader verbinden met de MINPOOL (NEG, N, -) (niet-geaard) van de accu.
De PLUSCONNECTOR (ROOD) verbinden met het voertuigchassis of motorblok,
uit de buurt van de accu. De connector niet verbinden met de carburateur,
brandstoeidingen of bladmetalen onderdelen van de carrosserie. Sluit hem aan op
een zwaar metalen deel van het chassis of het motorblok.
6.7 Het AC voedingssnoer van de oplader aansluiten op een wandstopcontact.
6.8 Na het opladen ontkoppelt u de acculader van de voeding. Ontkoppel dan de
verbinding met het chassis en ten slotte de accuverbinding.
6.9 Zie Bedieningsinstructies voor informatie over de oplaadduur.
7. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU BUITEN HET VOERTUIG IS
EEN VONK BIJ DE ACCU KAN
EEN ONTPLOFFING VAN DE ACCU
VEROORZAKEN. DOE HET VOLGENDE
OM HET RISICO OP EEN VONK BIJ DE
ACCU TE VERMINDEREN:
7.1 Controleer de polariteit van de accupolen. De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu
heeft gewoonlijk een grotere doorsnee dan de MINPOOL (NEG, N, -).
7.2 Bevestig een geïsoleerde 7 AWG (10 mm
2
) accukabel van ten minste 61 cm (24 inch)
lang aan de MINPOOL (NEG, N, -) van de accu.
7.3 Sluit de PLUSCONNECTOR (ROOD) van de oplader aan op de PLUSPOOL (POS,
P, +) van de accu.
7.4 Zorg dat uzelf en het vrije uiteinde van de kabel die u zojuist met de MINPOOL
(NEG, N, -) van de accu hebt verbonden zo ver mogelijk van de accu verwijderd
zijn en sluit dan de MINCONNECTOR (ZWART) van de oplader aan op het vrije
kabeluiteinde.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
• 82 •
7.5 Zorg dat u van de accu af gekeerd bent wanneer u de laatste verbinding maakt.
7.6 Het AC voedingssnoer van de oplader aansluiten op een wandstopcontact.
7.7 Wanneer u de oplader loskoppelt, doe dit dan altijd in de omgekeerde volgorde van
de verbindingsprocedure en verbreek de eerste verbinding terwijl u zo ver mogelijk
van de accu verwijderd bent.
7.8 Een scheepsaccu moet worden verwijderd en aan land opgeladen. Om deze aan
boord te kunnen opladen is apparatuur nodig die speciaal voor gebruik op schepen
is ontworpen.
8. NETSNOERVERBINDINGEN
RISICO OP ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF BRAND.
8.1 Deze acculader is voor gebruik op een circuit van
nominaal 230 V, 50/60 Hz. De stekker moet worden
aangesloten op een stopcontact dat correct geïnstalleerd
en geaard is conform alle plaatselijke voorschriften en
verordeningen. De stekkerpennen moeten in het stopcontact passen. Niet gebruiken met
een niet-geaard systeem.
8.2
GEVAAR
Verander nooit het bijgeleverde netsnoer of de stekker – als de stekker
niet in het stopcontact past, laat dan een correct stopcontact installeren door een
bevoegd elektricien. Een onjuiste verbinding kan risico op een elektrische schok
of elektrocutie tot gevolg hebben.
8.3 GEBRUIK VAN EEN VERLENGSNOER
Het gebruik van een verlengsnoer wordt afgeraden. Als u een verlengsnoer moet
gebruiken, volgt u deze richtlijnen:
Pinnen op de stekker van de verlengkabel moet hetzelfde aantal, de grootte en
vorm als die van de stekker van de lader.
Zorg ervoor dat het verlengsnoer correct bedraad is en in goede elektrische conditie.
Wire grootte moet groot genoeg zijn voor de AC amperage van de lader zijn.
Aanbevolen minimale AWG-maat voor verlengsnoer:
30,5 meter lang of minder – een verlengsnoer van 18 gauge (1,0 mm
2
) gebruiken.
Meer dan 30,5 meter lang – een verlengsnoer van 16 gauge (1,31 mm
2
) gebruiken.
9. MONTAGE-INSTRUCTIES
9.1 Verwijder alle snoerwikkelingen en ontrol de kabels voordat u de acculader gebruikt.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
• 83 •
10. ELEMENTEN
7
1
6
2
3
5
4
1. Bevestigingshaak
2. Laadstatus LED-indicator
3. Slechte accu LED-indicator
4. Spanningslampje
5. Lampje voor omgekeerde
klemmen
6. Accuklemmen (snelkoppeling)
7. Ringklemmen (snelkoppeling)
11. BEDIENINGSPANEEL
LED-INDICATOREN
SPANNINGSLAMPJE brandt (groen): De lader wordt aangesloten
op een stopcontact.
LAADINDICATOR:
Lampje geel / oranje brandt: De lader laadt de accu op.
Lampje geel / oranje knippert: betekent dat de oplader in de afbreekmodus is.
Lampje groen pulseert: betekent dat de accu volledig is opgeladen
en dat de oplader in de onderhoudsmodus is.
Lampje KLEMMEN OMGEKEERD (rood) knippert: de verbindingen zijn
omgekeerd.
LAMPJE VOOR SLECHTE ACCU brandt (rood): De lader heeft een
probleem met de accu gedetecteerd. Raadpleeg Problemen oplossen
voor meer informatie.
OPMERKING: Zie de paragraaf Bedieningsinstructies voor een volledige beschrijving
van de ladermodi.
• 84 •
12. BEDIENINGSINSTRUCTIES
BELANGRIJK
Start het voertuig niet terwijl de lader op de wandcontactdoos is
aangesloten, want dit kan schade toebrengen aan de lader en uw voertuig.
OPMERKING: Deze lader is uitgerust met een automatische startfunctie. Er wordt
stroom naar de accuklemmen toegevoerd voordat er een accu wordt aangesloten
en de klemmen kunnen vonken als ze elkaar aanraken.
INFORMATIE OVER ACCU’S
Deze oplader kan worden gebruikt met loodzuuraccu’s met 3 cellen (6 V) en
6 cellen (12 V) en een nominale capaciteit van 12 Ah (6 V) en 1,2-50 Ah (12 V).
EEN ACCU IN HET VOERTUIG LADEN
1. Schakel al de accessoires van het voertuig uit.
2. Houd de motorkap geopend.
3. Reinig de accuklemmen.
4. Plaats de lader op een droge, niet-ontvlambare ondergrond of maak gebruik van de
handige haakbevestiging om de eenheid veilig buiten het werkgebied te hangen.
5. Leg de wissel- en gelijkstroomkabels uit de buurt van ventilatorbladen, riemen,
riemschijven en andere bewegende delen.
6. Sluit de accu met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen zoals
beschreven in sectie 6 en 7.
7. Sluit de lader aan op een werkend geaard stopcontact van 230 V.
8. Het groene SPANNINGSLAMPJE gaat branden.
9. Wanneer het laden is voltooid, haalt u de stekker van de lader uit het
stopcontact, verwijdert u de klemmen van het chassis van het voertuig en
verwijdert u de accuklem van de accupool.
EEN ACCU BUITEN HET VOERTUIG LADEN
1. Plaats de accu in een goed geventileerde ruimte.
2. Reinig de accuklemmen.
3. Sluit de accu met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen zoals beschreven
in sectie 6 en 7.
4. Sluit de lader aan op een werkend geaard stopcontact van 230 V.
5. Het groene SPANNINGSLAMPJE gaat branden.
6. Wanneer het laden is voltooid, haalt u de stekker van de lader uit het
stopcontact, koppelt u de negatieve klem los en ten slotte de positieve klem.
7. Een bootaccu moet worden verwijderd en op de wal worden geladen.
• 85 •
DE KABELCONNECTORS MET SNELKOPPELING GEBRUIKEN
Verbind een van de twee (2) uitgangskabel met de lader. Zorg ervoor dat u de
lader op een droge, niet-ontvlambare ondergrond plaatst.
BELANGRIJK
Sluit de klemmen en de ringklemaansluitingen nooit op elkaar aan
om ze in andere toepassingen te gebruiken, zoals het opladen van
een externe accu of andere voedingsbron, of om de uitgangskabel te verlengen,
aangezien omgekeerde polariteit en/of overbelasting zullen optreden.
MET BEHULP VAN DE ACCUKLEMMEN VAN 50 AMP.
1. Sluit het uiteinde van de uitgangskabel van de oplader aan op het uiteinde van
de accuklem met snelkoppeling.
2. Volg de stappen in paragraaf 6 en 7 om de uitgangsklemmen op de accu aan
te sluiten.
3. Sluit de lader aan op een werkend geaard stopcontact van 230 V.
MET BEHULP VAN DE RINGAANSLUITINGEN
1. Om de ringconnector permanent aan een accu te bevestigen, alle moeren van
de bouten aan de accupolen losmaken en verwijderen.
2. De ring van de rode plusconnector verbinden met de pluspool (POS, P, +) van de accu.
3. De ring van de minconnector verbinden met de minpool (NEG, N, -) van de accu.
4. De moeren terugplaatsen en aandraaien om ze vast te zetten.
5. De kabel van de ringconnector met de oplader verbinden. Zorg dat beide
draden en de stekker uit de buurt van hete en bewegende onderdelen blijven.
6. Sluit de lader aan op een werkend geaard stopcontact van 230 V.
OPLAADTIJDEN
CCA = Cold Cranking Amps (koudstartvermogen) Ah = ampère-uur
ACCUMAAT/VERMOGEN OPLAADDUUR (1A)
KLEINE ACCU’S
Motorets, zitmaaier enz.
6-12 Ah 3¾-7½ uur
12-32 Ah 7½-20 uur
AUTO’S/
VRACHTWAGENS
200-315 CCA 36-46 Ah 18-25 uur
De opgegeven duur geldt voor accu’s met een lading van 50% voordat ze worden
opgeladen. Voor sterk ontladen accu’s is meer tijd nodig.
• 86 •
AUTOMATISCHE OPLAADMODUS
Als de accu automatisch wordt opgeladen, schakelt de oplader automatisch over op
de onderhoudsmodus nadat de accu is opgeladen.
OPLADEN AFGEBROKEN
Als het opladen niet normaal kan worden voltooid, wordt het opladen afgebroken.
Wanneer het laden wordt onderbroken, wordt de uitgang van de lader
uitgeschakeld. Het LAMPJE VOOR EEN SLECHTE ACCU
brandt en het
gele/oranje lampje (LADEN) knippert. Niet blijven proberen om deze batterij
op te laden. Controleer de batterij en vervang indien nodig.
OPLADEN VOLTOOID
Voltooiing van het opladen wordt aangegeven door het groen lampje
(OPGELADEN). Als dit lampje pulseert, is de lader overgegaan op de
onderhoudsmodus.
ONDERHOUDSMODUS (VRIJSTANDCONTROLE)
Als het groene lampje (OPGELADEN)
pulseert, is de onderhoudsmodus van
de lader begonnen. In deze modus houdt de oplader de accu volledig opgeladen
door een kleine hoeveelheid stroom te leveren wanneer dit nodig is. Als de oplader
12 uur achter elkaar een maximale onderhoudsstroom moet leveren, gaat hij over
op de afbreekmodus (zie de paragraaf Opladen afgebroken). Dit wordt gewoonlijk
veroorzaakt door grote stroomafname van de accu, of de accu kan defect zijn.
Zorg dat er geen belasting op de accu is. Als die er wel is, moet deze worden
verwijderd. Als er geen belasting is, laat de accu dan controleren of vervangen.
ONDERHOUD VAN EEN ACCU
De EBC1 onderhoudt accu’s van 6 en 12 volt op hun volle lading.
OPMERKING: Door de onderhoudstechnologie kunt u een goede accu gedurende
lange tijd veilig opladen en onderhouden. Problemen met de accu, elektrische
problemen in het voertuig, onjuiste aansluitingen of andere onvoorziene
omstandigheden kunnen echter overmatige stroomafname veroorzaken. Daarom
wordt aanbevolen uw accu en het oplaadproces af en toe te controleren.
• 87 •
13. ONDERHOUD
Een minimale zorg kan ervoor zorgen dat uw acculader jaren goed werkt.
13.1 Reinig de klemmen elke keer als u klaar bent met laden. Reinig accuvloeistof die
mogelijk met de klemmen in contact is gekomen om corrosie te voorkomen.
13.2 Het af en toe reinigen van de behuizing van de lader met een zachte doek zal het
oppervlak glanzend houden en corrosie helpen te voorkomen.
13.3 Rol de ingang- en uitgangkabels zorgvuldig op wanneer u de lader bewaart. Dit zal
onopzettelijkse schade aan de kabels en lader helpen te voorkomen.
13.4 Bewaar de losgekoppelde lader in een rechtopstaande positie.
13.5 Bewaar deze op een koele, droge plaats. Bewaar de klemmen niet bij de handgreep,
in elkaar geklemd, op of rond metaal of geklemd op kabels.
14. BESCHIKKING
Dit product niet mag worden afgevoerd met ander huishoudelijk afval.
Om mogelijke schade aan het milieu of de gezondheid van de mens
vanwege ongeoorloofde afvoer van afval te voorkomen, dient u het
apparaat op verantwoorde wijze te recyclen om duurzaam hergebruik
van materialen te bevorderen. Gebruik de retour- en inzamelsystemen
om uw gebruikt apparaat te retourneren of neem contact op met de zaak waar u
het product hebt gekocht, voor milieuveilige wijze worden gerecycled.
• 88 •
15. OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK REDEN/OPLOSSING
Alle vijf lampjes branden
2 seconden en gaan
daarna weer uit.
De lader is aangesloten op
een stopcontact.
Geen probleem; dit is een
normale toestand.
Ik kan geen instelling
voor 6 V of 12 V
selecteren.
De oplader is uitgerust
met automatische
spanningsdetectie, waardoor
de spanning en lading van
de accu automatisch worden
waargenomen.
Geen probleem; dit is een
normale toestand.
Het groene
SPANNINGSLAMPJE
brandt niet wanneer
de lader juist is
aangesloten.
Het stopcontact staat niet
onder spanning
Slechte elektrische
aansluiting.
Controleer of de zekering of
stroomonderbreker die stroom
levert niet is doorgebrand.
Controleer of de stekker van de
stroomkabel en verlengkabel
niet loszit.
Het rode
LAMPJE
VOOR EEN SLECHTE
ACCU brandt en het
gele/groene
LAMPJE knippert.
De accuspanning ligt nog
steeds onder 10 V (voor een
accu van 12 V) of 5 V (voor
een accu van 6 V) na 2 uur
laden.
(of)
In de onderhoudsmodus is de
uitgangsstroom hoger dan 1,5
A gedurende 12 uur.
De accu is mogelijk defect.
Zorg ervoor dat er zich geen
lasten op de accu bevinden.
Zo ja, verwijder deze dan. Zo
nee, laat de accu dan nakijken
of vervangen.
• 89 •
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK REDEN/OPLOSSING
Het rode LAMPJE
VOOR EEN SLECHTE
ACCU brandt.
De accu is gesulfateerd.
Er wordt gebrek aan
vooruitgang gedetecteerd en
de accuspanning is lager dan
14,2 V (voor een accu van
12 V) of 7,1 V (voor een accu
van 6 V).
De beginspanning van de accu
is lager dan 12,2 V (voor een
accu van 12 V) of 6,1 V (voor
een accu van 6 V) en de totale
invoer is lager dan 1,5 Ah.
De accuspanning daalt tot
onder 12,2 V (voor een accu
van 12 V) of 6,1 V (voor
een accu van 6 V) in de
onderhoudsmodus.
De lader is in
desulfateringsmodus. Ga
gedurende enkele uren door
met laden. Als dit niet lukt, laat
de accu dan nakijken.
De accu is mogelijk oververhit.
Als dat zo is, laat de accu dan
afkoelen. De accu kan te groot
zijn of een kortsluiting hebben.
Laat de accu nakijken of
vervangen.
De accucapaciteit is te laag of
de batterij is te oud. Laat deze
nakijken of vervangen.
De accu kan de lading niet
vasthouden. Kan worden
veroorzaakt door een
leeglopende accu of de accu
kan slecht zijn. Zorg ervoor dat
er zich geen lasten op de accu
bevinden. Zo ja, verwijder deze
dan. Zo nee, laat de accu dan
nakijken of vervangen.
16. SPECIFICATIES
Ingangsspanning ........................................................... 230V AC~50/60Hz, 0,5A
Uitgangsspanning .................... 6 V of 12 V met automatische spanningsdetectie
Uitgangsstroom .........................................................................1A bij 6 V en 12 V
17. VERVANGINGSONDERDELEN
Ringconnectors (snelkoppeling) .....................................................2299001950Z
Accuklemmen (snelkoppeling) ........................................................3899002636Z

Documenttranscriptie

EBC1 English.......................02 Italiano........................60 Deutsch......................15 Nederlands...............75 Español......................30 Svenska......................90 Français.....................45 0099002223-01 NEDERLANDS Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing Model: EBC1 Automatische accuonderhouder GEBRUIKERSHANDLEIDING LEES DE GEHELE HANDLEIDING VOORDAT U DIT PRODUCT WAARSCHUWING GEBRUIKT. ALS U DIT NIET DOET, KAN ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL HET GEVOLG ZIJN. Tekeningen en symbolen Vóór gebruik Waarschuwing de handleiding lezen. Neem contact op met de leverancier van de apparatuur voor details over de juiste wijze van afvoer van dit product binnen een bepaald land volgens de AEEA-voorschriften. Voorzichtig, risico Niet aan Uitsluitend op elektrische regen voor gebruik schokken. blootstellen. binnenshuis. In een goed geventileerde ruimte gebruiken. Stekkertypen STEKKER C 94065331C STEKKER G 94065331G • 75 • Klasse II oplader Verwijderd houden van vonken en vlammen – de accu kan explosieve gassen afgeven. BELANGRIJK: DEZE VEILIGHEIDS- EN INSTRUCTIEHANDLEIDING LEZEN EN BEWAREN. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES – In deze handleiding kunt u lezen hoe u de oplader veilig en effectief kunt gebruiken. Zorg dat u deze instructies en voorzorgsmaatregelen zorgvuldig leest, begrijpt en opvolgt, want deze handleiding bevat belangrijke veiligheidsen bedieningsinstructies. De veiligheidsberichten die overal in deze handleiding worden gebruikt bevatten een signaalwoord, een bericht en een pictogram. Het signaalwoord geeft het niveau van het gevaar in een situatie aan. Duidt op een zeer gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden, GEVAAR ernstig of dodelijk letsel van de gebruiker of omstanders tot gevolg zal hebben. Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden, WAARSCHUWING ernstig of dodelijk letsel van de gebruiker of omstanders tot gevolg kan hebben. Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden, VOORZICHTIG matig of gering letsel van de gebruiker of omstanders tot gevolg kan hebben. Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden, BELANGRIJK beschadiging van de apparatuur of het voertuig of materiële schade tot gevolg kan hebben. 1. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES – BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. Deze handleiding bevat belangrijke veiligheids- en bedieningsinstructies. WAARSCHUWING WAARSCHUWING RISICO OP ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF BRAND. 1.1 Lees de gehele handleiding voordat u dit product gebruikt. Als u dit niet doet, kan ernstig of dodelijk letsel het gevolg zijn. 1.2 Kinderen moeten onder toezicht staan om te verzekeren dat ze niet met het apparaat spelen. Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen ouder dan 8 jaar en personen die fysiek, zintuiglijk of mentaal gehandicapt zijn of niet over ervaring of kennis beschikken, op voorwaarde dat ze toezicht of instructie hebben gekregen in het veilige gebruik van het apparaat en ze de betreffende gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet door kinderen worden uitgevoerd zonder toezicht. 1.3 Deze oplader is niet bedoeld voor gebruik door personen (inclusief kinderen) met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke handicap, of die geen ervaring of kennis ervan hebben, tenzij ze onder toezicht staan of aanwijzingen over het gebruik • 76 • van de oplader hebben gekregen van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht staan om te verzekeren dat ze niet met de oplader spelen. 1.4 De oplader niet aan regen of sneeuw blootstellen. 1.5 Uitsluitend aanbevolen hulpstukken gebruiken. Gebruik van een hulpstuk dat niet wordt aanbevolen of vervaardigd door ECOBAT kan risico op brand, elektrische schokken, lichamelijk letsel of materiële schade tot gevolg hebben. 1.6 Om het risico op beschadiging van het elektrische snoer of de stekker te beperken, moet u aan de stekker en niet aan het snoer trekken wanneer u de oplader loskoppelt. 1.7 Er mag geen verlengsnoer worden gebruikt, tenzij dit absoluut noodzakelijk is. Gebruik van een ongeschikt verlengsnoer kan risico op brand en elektrische schokken tot gevolg hebben. Als het nodig is om een verlengsnoer te gebruiken, zorg er dan voor: • en heeft als de stekker van de oplader, en dat ze dezelfde grootte en vorm hebben • dat het verlengsnoer de juiste bedrading heeft en in goede elektrische toestand is • dat de draadmaat groot genoeg is voor de nominale stroomsterkte (wisselstroom) van de oplader zoals opgegeven in paragraaf 8 1.8 Om het risico op elektrische schokken te verminderen, de oplader loskoppelen van het stopcontact voordat u probeert er onderhoud aan uit te voeren of hem schoon te maken. Dit risico wordt niet verminderd door alleen maar de knoppen uit te zetten. 1.9 De lader niet gebruiken als het snoer of de stekker beschadigd is. Als het voedingssnoer beschadigd is, moet het worden vervangen door de fabrikant, de servicevertegenwoordiger of een dergelijke bevoegde persoon om gevaar te voorkomen. 1.10 De oplader niet gebruiken als hij een harde klap heeft gekregen, als hij is gevallen of op andere wijze is beschadigd; breng hem naar een bevoegd servicetechnicus.­ 1.11 De oplader niet demonteren; breng hem naar een bevoegd servicetechnicus als service of reparatie nodig is. Als hij daarna weer onjuist wordt gemonteerd, kan risico op brand of elektrische schok ontstaan.­ WAARSCHUWING RISICO OP EXPLOSIEVE GASSEN. 1.12 WERKEN IN DE BUURT VAN EEN LOODZUURACCU IS GEVAARLIJK. ACCU’S GENEREREN EXPLOSIEVE GASSEN TIJDENS DE NORMALE WERKING VAN DE ACCU. DAAROM IS HET VAN HET GROOTSTE BELANG DAT U TELKENS WANNEER U DE OPLADER GEBRUIKT DE INSTRUCTIES OPVOLGT. 1.13 Om het risico op ontploffen van de accu te verminderen, dient u deze instructies op te volgen, evenals de instructies die door de accufabrikant en de fabrikant van apparatuur die u in de buurt van de accu wilt gebruiken, zijn gepubliceerd. Lees de waarschuwingsplaatjes op deze producten en op de motor. • 77 • 1.14 Deze oplader bevat onderdelen, zoals schakelaars en stroomonderbrekers, die vlambogen en vonken kunnen produceren. Als deze oplader in een garage wordt gebruikt, moet hij 46 cm (18 inch) of meer boven de vloer worden geplaatst. Niet gebruiken met niet-oplaadbare batterijen. Gebruik alleen met WAARSCHUWING lood-zuur oplaadbare batterijen. Start het voertuig niet terwijl de lader op de wandcontactdoos BELANGRIJK is aangesloten, want dit kan schade toebrengen aan de lader en uw voertuig. 2. PERSOONLIJKE VOORZORGSMAATREGELEN WAARSCHUWING RISICO OP EXPLOSIEVE GASSEN. 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.1 NOOIT roken en geen vonken of vlammen toestaan in de buurt van een accu of motor. 2.2 Zorg dat u metalen sieraden zoals ringen, armbanden, kettingen en horloges afdoet wanneer u met een lithium-ion accu werkt. Deze accu’s kunnen een kortsluitstroom produceren die sterk genoeg is om een ring of iets dergelijks aan metaal te lassen, met als gevolg ernstige brandwonden. Wees extra voorzichtig om het risico te verminderen dat een metalen stuk gereedschap op de accu valt. Hierdoor kan een vonk ontstaan of kan de accu of een ander elektrisch onderdeel worden kortgesloten met als gevolg een explosie. Gebruik deze lader voor het opladen alleen 6 en 12V lood-zuur, calcium, gel en AGM-type oplaadbare batterijen met een nominale capaciteit van 1.2-50Ah. Hij is niet bedoeld voor het leveren van voeding aan een ander laagspanningssysteem dan een startmotor. Gebruik deze batterij lader niet voor het opladen van droge batterijen die vaak worden gebruikt bij huishoudelijke apparaten of lithium-ion batterijen worden gebruikt in mobiele telefoons, laptops, elektrische gereedschappen, etc. Deze accu’s kunnen barsten en lichamelijk letsel en materiële schade veroorzaken. NOOIT een bevroren accu opladen. Overweeg om iemand in de buurt te hebben die u kan helpen als u in de nabijheid van een loodzuuraccu werkt. Zorg dat er voldoende vers water en zeep in de buurt zijn, voor het geval dat accuzuur in contact komt met uw huid, kleding of ogen. Draag volledige oog- en lichaamsbescherming, met inbegrip van een veiligheidsbril en beschermende kleding. Zorg dat u uw ogen niet aanraakt terwijl u in de buurt van de accu werkt. • 78 • 2.9 Als accuzuur in contact komt met uw huid of kleding, de plaats onmiddellijk met water en zeep wassen. Als zuur in uw oog komt, het oog onmiddellijk ten minste 10 minuten spoelen met koud stromend water en onmiddellijk medische hulp inroepen. 2.10 Als accuzuur per ongeluk wordt ingeslikt, melk, eiwit of water drinken. GEEN braken opwekken. Onmiddellijk medische hulp inroepen. 3. VOORBEREIDING VOOR OPLADEN WAARSCHUWING WAARSCHUWING RISICO VAN CONTACT MET ACCUZUUR. ACCUZUUR IS EEN UITERST CORROSIEF ZWAVELZUUR. 3.1 Als het nodig is om de accu uit het voertuig te halen om hem op te laden, altijd de geaarde klem eerst verwijderen. Zorg dat alle accessoires in het voertuig zijn uitgeschakeld om vonken te voorkomen. 3.2 Zorg dat de ruimte om de accu goed geventileerd is terwijl de accu wordt opgeladen. 3.3 Maak de accupolen schoon voordat u de accu laadt. Zorg tijdens het schoonmaken dat zwevende corrosiedeeltjes niet in contact komen met uw ogen, neus en mond. Neutraliseer het accuzuur met natriumcarbonaat en water om zwevende corrosiedeeltjes te helpen elimineren. Uw ogen, neus of mond niet aanraken. 3.4 Voeg gedestilleerd water toe aan elke cel totdat het accuzuur het niveau bereikt dat door de accufabrikant is opgegeven. Niet te ver vullen. Bij een accu zonder afneembare celdoppen, zoals klepgereguleerde loodzuuraccu’s (VRLA), de oplaadinstructies van de fabrikant zorgvuldig opvolgen. 3.5 Zorg dat u alle instructies voor de oplader, accu, het voertuig en alle apparatuur die in de buurt van de accu en oplader wordt gebruikt leest, begrijpt en opvolgt. Bestudeer bij het opladen alle specifieke voorzorgsmaatregelen en de aanbevolen oplaadsnelheid van de accufabrikant. 3.6 Bepaal de spanning van de accu door de gebruikershandleiding van het voertuig te raadplegen en zorg dat de keuzeschakelaar voor de uitgangsspanning op de juiste spanning is ingesteld. Als de oplader een instelbare oplaadsnelheid heeft, dient u de accu eerst op de laagste snelheid op te laden. 3.7 Zorg dat de klemmen van de opladerkabel goed vastzitten. • 79 • 4. PLAATS VAN OPLADER WAARSCHUWING 4.2 4.3 4.4 4.5 5. 5.1 5.2 WAARSCHUWING WAARSCHUWING RISICO OP EXPLOSIE EN CONTACT MET ACCUZUUR. 4.1 Plaats de oplader zo ver uit de buurt van de accu als de gelijkstroomkabels toestaan. Plaats de oplader nooit recht boven de accu die wordt opgeladen; gassen uit de accu zullen de oplader corroderen en beschadigen. Plaats de accu niet boven op de oplader. Zorg dat er nooit accuzuur op de oplader druipt terwijl u de relatieve dichtheid van de elektrolyt afleest of de accu vult. Gebruik de oplader niet in een afgesloten ruimte en zorg dat de ventilatie op geen enkele wijze wordt beperkt. VOORZORGSMAATREGELEN BIJ DC-AANSLUITING De DC-uitgangsconnectors alleen aansluiten en loskoppelen nadat de AC-stekker uit het stopcontact is gehaald. Zorg dat de connectors elkaar nooit raken. Bevestig de connectors aan de accu en het chassis, zoals aangegeven in paragraaf 6 en 7. 6. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU IN HET VOERTUIG IS GEÏNSTALLEERD WAARSCHUWING WAARSCHUWING WAARSCHUWING EEN VONK BIJ DE ACCU KAN EEN ONTPLOFFING VAN DE ACCU VEROORZAKEN. DOE HET VOLGENDE OM HET RISICO OP EEN VONK BIJ DE ACCU TE VERMINDEREN: Start het voertuig niet terwijl de lader op de wandcontactdoos is BELANGRIJK aangesloten, want dit kan schade toebrengen aan de lader en uw voertuig. 6.1 Plaats de AC- en DC-kabel zodanig dat het risico op beschadiging door de motorkap, het portier en bewegende of hete motoronderdelen wordt verminderd. OPMERKING: Als het nodig is om de motorkap tijdens het opladen te sluiten, zorg dan dat de motorkap het metalen deel van de accuconnectors niet raakt en de isolatie van de kabels niet doorsnijdt. 6.2 Blijf uit de buurt van ventilatorbladen, riemen, riemschijven en andere onderdelen die letsel kunnen veroorzaken. 6.3 Controleer de polariteit van de accupolen. De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu heeft gewoonlijk een grotere doorsnee dan de MINPOOL (NEG, N, -). • 80 • 6.4 Bepaal welke accupool geaard (verbonden) is aan het chassis. De accuklem die niet met het chassis is verbonden moet als eerste worden aangesloten. De andere verbinding moet met het chassis worden gemaakt, op afstand van de accu en de brandstofleiding. Zie stap 6.5 en 6.6. Dan wordt de acculader op de voeding aangesloten. De aansluiting op het voedingsnet moet in overeenstemming met de nationale wetgeving voor bedrading. 6.5 Bij een voertuig met een negatieve aarding de PLUSCONNECTOR (ROOD) van de acculader verbinden met de PLUSPOOL (POS, P, +) (niet-geaard) van de accu. De MINCONNECTOR (ZWART) met het voertuigchassis of het motorblok verbinden, uit de buurt van de accu. De connector niet verbinden met de carburateur, brandstofleidingen of bladmetalen onderdelen van de carrosserie. Sluit hem aan op een zwaar metalen deel van het chassis of het motorblok. 6.6 Bij een auto met positieve aarding de MINCONNECTOR (ZWART) van de acculader verbinden met de MINPOOL (NEG, N, -) (niet-geaard) van de accu. De PLUSCONNECTOR (ROOD) verbinden met het voertuigchassis of motorblok, uit de buurt van de accu. De connector niet verbinden met de carburateur, brandstofleidingen of bladmetalen onderdelen van de carrosserie. Sluit hem aan op een zwaar metalen deel van het chassis of het motorblok. 6.7 Het AC voedingssnoer van de oplader aansluiten op een wandstopcontact. 6.8 Na het opladen ontkoppelt u de acculader van de voeding. Ontkoppel dan de verbinding met het chassis en ten slotte de accuverbinding. 6.9 Zie Bedieningsinstructies voor informatie over de oplaadduur. 7. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU BUITEN HET VOERTUIG IS WAARSCHUWING WAARSCHUWING WAARSCHUWING EEN VONK BIJ DE ACCU KAN EEN ONTPLOFFING VAN DE ACCU VEROORZAKEN. DOE HET VOLGENDE OM HET RISICO OP EEN VONK BIJ DE ACCU TE VERMINDEREN: 7.1 Controleer de polariteit van de accupolen. De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu heeft gewoonlijk een grotere doorsnee dan de MINPOOL (NEG, N, -). 7.2 Bevestig een geïsoleerde 7 AWG (10 mm2) accukabel van ten minste 61 cm (24 inch) lang aan de MINPOOL (NEG, N, -) van de accu. 7.3 Sluit de PLUSCONNECTOR (ROOD) van de oplader aan op de PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu. 7.4 Zorg dat uzelf en het vrije uiteinde van de kabel die u zojuist met de MINPOOL (NEG, N, -) van de accu hebt verbonden zo ver mogelijk van de accu verwijderd zijn en sluit dan de MINCONNECTOR (ZWART) van de oplader aan op het vrije kabeluiteinde. • 81 • 7.5 Zorg dat u van de accu af gekeerd bent wanneer u de laatste verbinding maakt. 7.6 Het AC voedingssnoer van de oplader aansluiten op een wandstopcontact. 7.7 Wanneer u de oplader loskoppelt, doe dit dan altijd in de omgekeerde volgorde van de verbindingsprocedure en verbreek de eerste verbinding terwijl u zo ver mogelijk van de accu verwijderd bent. 7.8 Een scheepsaccu moet worden verwijderd en aan land opgeladen. Om deze aan boord te kunnen opladen is apparatuur nodig die speciaal voor gebruik op schepen is ontworpen. 8. NETSNOERVERBINDINGEN WAARSCHUWING WAARSCHUWING RISICO OP ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF BRAND. 8.1 Deze acculader is voor gebruik op een circuit van nominaal 230 V, 50/60 Hz. De stekker moet worden aangesloten op een stopcontact dat correct geïnstalleerd en geaard is conform alle plaatselijke voorschriften en verordeningen. De stekkerpennen moeten in het stopcontact passen.­Niet gebruiken met een niet-geaard systeem. GEVAAR Verander nooit het bijgeleverde netsnoer of de stekker – als de stekker 8.2 niet in het stopcontact past, laat dan een correct stopcontact installeren door een bevoegd elektricien. Een onjuiste verbinding kan risico op een elektrische schok of elektrocutie tot gevolg hebben. 8.3 GEBRUIK VAN EEN VERLENGSNOER Het gebruik van een verlengsnoer wordt afgeraden. Als u een verlengsnoer moet gebruiken, volgt u deze richtlijnen: • Pinnen op de stekker van de verlengkabel moet hetzelfde aantal, de grootte en vorm als die van de stekker van de lader. • Zorg ervoor dat het verlengsnoer correct bedraad is en in goede elektrische conditie. • Wire grootte moet groot genoeg zijn voor de AC amperage van de lader zijn. Aanbevolen minimale AWG-maat voor verlengsnoer: • 30,5 meter lang of minder – een verlengsnoer van 18 gauge (1,0 mm2) gebruiken. • Meer dan 30,5 meter lang – een verlengsnoer van 16 gauge (1,31 mm2) gebruiken. 9. MONTAGE-INSTRUCTIES 9.1 Verwijder alle snoerwikkelingen en ontrol de kabels voordat u de acculader gebruikt.­ • 82 • 10. ELEMENTEN 1 7 2 6 5 4 3 1. 2. 3. 4. 5. Bevestigingshaak Laadstatus LED-indicator Slechte accu LED-indicator Spanningslampje Lampje voor omgekeerde klemmen 6. Accuklemmen (snelkoppeling) 7. Ringklemmen (snelkoppeling) 11. BEDIENINGSPANEEL LED-INDICATOREN SPANNINGSLAMPJE brandt (groen): De lader wordt aangesloten op een stopcontact. LAADINDICATOR: Lampje geel / oranje brandt: De lader laadt de accu op. Lampje geel / oranje knippert: betekent dat de oplader in de afbreekmodus is. Lampje groen pulseert: betekent dat de accu volledig is opgeladen en dat de oplader in de onderhoudsmodus is. Lampje KLEMMEN OMGEKEERD (rood) knippert: de verbindingen zijn omgekeerd. LAMPJE VOOR SLECHTE ACCU brandt (rood): De lader heeft een probleem met de accu gedetecteerd. Raadpleeg Problemen oplossen voor meer informatie. OPMERKING: Zie de paragraaf Bedieningsinstructies voor een volledige beschrijving van de ladermodi. • 83 • 12. BEDIENINGSINSTRUCTIES Start het voertuig niet terwijl de lader op de wandcontactdoos is BELANGRIJK aangesloten, want dit kan schade toebrengen aan de lader en uw voertuig. OPMERKING: Deze lader is uitgerust met een automatische startfunctie. Er wordt stroom naar de accuklemmen toegevoerd voordat er een accu wordt aangesloten en de klemmen kunnen vonken als ze elkaar aanraken. INFORMATIE OVER ACCU’S Deze oplader kan worden gebruikt met loodzuuraccu’s met 3 cellen (6 V) en 6 cellen (12 V) en een nominale capaciteit van 12 Ah (6 V) en 1,2-50 Ah (12 V). EEN ACCU IN HET VOERTUIG LADEN 1. Schakel al de accessoires van het voertuig uit. 2. Houd de motorkap geopend. 3. Reinig de accuklemmen. 4. Plaats de lader op een droge, niet-ontvlambare ondergrond of maak gebruik van de handige haakbevestiging om de eenheid veilig buiten het werkgebied te hangen. 5. Leg de wissel- en gelijkstroomkabels uit de buurt van ventilatorbladen, riemen, riemschijven en andere bewegende delen. 6. Sluit de accu met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen zoals beschreven in sectie 6 en 7. 7. Sluit de lader aan op een werkend geaard stopcontact van 230 V. 8. Het groene SPANNINGSLAMPJE gaat branden. 9. Wanneer het laden is voltooid, haalt u de stekker van de lader uit het stopcontact, verwijdert u de klemmen van het chassis van het voertuig en verwijdert u de accuklem van de accupool. EEN ACCU BUITEN HET VOERTUIG LADEN 1. Plaats de accu in een goed geventileerde ruimte. 2. Reinig de accuklemmen. 3. Sluit de accu met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen zoals beschreven in sectie 6 en 7. 4. Sluit de lader aan op een werkend geaard stopcontact van 230 V. 5. Het groene SPANNINGSLAMPJE gaat branden. 6. Wanneer het laden is voltooid, haalt u de stekker van de lader uit het stopcontact, koppelt u de negatieve klem los en ten slotte de positieve klem. 7. Een bootaccu moet worden verwijderd en op de wal worden geladen. • 84 • DE KABELCONNECTORS MET SNELKOPPELING GEBRUIKEN Verbind een van de twee (2) uitgangskabel met de lader. Zorg ervoor dat u de lader op een droge, niet-ontvlambare ondergrond plaatst. Sluit de klemmen en de ringklemaansluitingen nooit op elkaar aan BELANGRIJK om ze in andere toepassingen te gebruiken, zoals het opladen van een externe accu of andere voedingsbron, of om de uitgangskabel te verlengen, aangezien omgekeerde polariteit en/of overbelasting zullen optreden. MET BEHULP VAN DE ACCUKLEMMEN VAN 50 AMP. 1. Sluit het uiteinde van de uitgangskabel van de oplader aan op het uiteinde van de accuklem met snelkoppeling. 2. Volg de stappen in paragraaf 6 en 7 om de uitgangsklemmen op de accu aan te sluiten. 3. Sluit de lader aan op een werkend geaard stopcontact van 230 V. MET BEHULP VAN DE RINGAANSLUITINGEN 1. Om de ringconnector permanent aan een accu te bevestigen, alle moeren van de bouten aan de accupolen losmaken en verwijderen. 2. De ring van de rode plusconnector verbinden met de pluspool (POS, P, +) van de accu. 3. De ring van de minconnector verbinden met de minpool (NEG, N, -) van de accu. 4. De moeren terugplaatsen en aandraaien om ze vast te zetten. 5. De kabel van de ringconnector met de oplader verbinden. Zorg dat beide draden en de stekker uit de buurt van hete en bewegende onderdelen blijven. 6. Sluit de lader aan op een werkend geaard stopcontact van 230 V. OPLAADTIJDEN CCA = Cold Cranking Amps (koudstartvermogen) Ah = ampère-uur ACCUMAAT/VERMOGEN OPLAADDUUR (1A) 6-12 Ah 3¾-7½ uur KLEINE ACCU’S Motorfiets, zitmaaier enz. 12-32 Ah 7½-20 uur AUTO’S/ 200-315 CCA 36-46 Ah 18-25 uur VRACHTWAGENS De opgegeven duur geldt voor accu’s met een lading van 50% voordat ze worden opgeladen. Voor sterk ontladen accu’s is meer tijd nodig. • 85 • AUTOMATISCHE OPLAADMODUS Als de accu automatisch wordt opgeladen, schakelt de oplader automatisch over op de onderhoudsmodus nadat de accu is opgeladen. OPLADEN AFGEBROKEN Als het opladen niet normaal kan worden voltooid, wordt het opladen afgebroken. Wanneer het laden wordt onderbroken, wordt de uitgang van de lader uitgeschakeld. Het LAMPJE VOOR EEN SLECHTE ACCU brandt en het gele/oranje lampje (LADEN) knippert. Niet blijven proberen om deze batterij op te laden. Controleer de batterij en vervang indien nodig. OPLADEN VOLTOOID Voltooiing van het opladen wordt aangegeven door het groen lampje (OPGELADEN). Als dit lampje pulseert, is de lader overgegaan op de onderhoudsmodus. ONDERHOUDSMODUS (VRIJSTANDCONTROLE) Als het groene lampje (OPGELADEN) pulseert, is de onderhoudsmodus van de lader begonnen. In deze modus houdt de oplader de accu volledig opgeladen door een kleine hoeveelheid stroom te leveren wanneer dit nodig is. Als de oplader 12 uur achter elkaar een maximale onderhoudsstroom moet leveren, gaat hij over op de afbreekmodus (zie de paragraaf Opladen afgebroken). Dit wordt gewoonlijk veroorzaakt door grote stroomafname van de accu, of de accu kan defect zijn. Zorg dat er geen belasting op de accu is. Als die er wel is, moet deze worden verwijderd. Als er geen belasting is, laat de accu dan controleren of vervangen. ONDERHOUD VAN EEN ACCU De EBC1 onderhoudt accu’s van 6 en 12 volt op hun volle lading. OPMERKING: Door de onderhoudstechnologie kunt u een goede accu gedurende lange tijd veilig opladen en onderhouden. Problemen met de accu, elektrische problemen in het voertuig, onjuiste aansluitingen of andere onvoorziene omstandigheden kunnen echter overmatige stroomafname veroorzaken. Daarom wordt aanbevolen uw accu en het oplaadproces af en toe te controleren. • 86 • 13. ONDERHOUD Een minimale zorg kan ervoor zorgen dat uw acculader jaren goed werkt. 13.1 Reinig de klemmen elke keer als u klaar bent met laden. Reinig accuvloeistof die mogelijk met de klemmen in contact is gekomen om corrosie te voorkomen. 13.2 Het af en toe reinigen van de behuizing van de lader met een zachte doek zal het oppervlak glanzend houden en corrosie helpen te voorkomen. 13.3 Rol de ingang- en uitgangkabels zorgvuldig op wanneer u de lader bewaart. Dit zal onopzettelijkse schade aan de kabels en lader helpen te voorkomen. 13.4 Bewaar de losgekoppelde lader in een rechtopstaande positie. 13.5 Bewaar deze op een koele, droge plaats. Bewaar de klemmen niet bij de handgreep, in elkaar geklemd, op of rond metaal of geklemd op kabels. 14. BESCHIKKING Dit product niet mag worden afgevoerd met ander huishoudelijk afval. Om mogelijke schade aan het milieu of de gezondheid van de mens vanwege ongeoorloofde afvoer van afval te voorkomen, dient u het apparaat op verantwoorde wijze te recyclen om duurzaam hergebruik van materialen te bevorderen. Gebruik de retour- en inzamelsystemen om uw gebruikt apparaat te retourneren of neem contact op met de zaak waar u het product hebt gekocht, voor milieuveilige wijze worden gerecycled. • 87 • 15. OPLOSSEN VAN PROBLEMEN PROBLEEM Alle vijf lampjes branden 2 seconden en gaan daarna weer uit. Ik kan geen instelling voor 6 V of 12 V selecteren. Het groene SPANNINGSLAMPJE brandt niet wanneer de lader juist is aangesloten. Het rode LAMPJE VOOR EEN SLECHTE ACCU brandt en het gele/groene LAMPJE knippert. MOGELIJKE OORZAAK De lader is aangesloten op een stopcontact. REDEN/OPLOSSING Geen probleem; dit is een normale toestand. De oplader is uitgerust met automatische spanningsdetectie, waardoor de spanning en lading van de accu automatisch worden waargenomen. Het stopcontact staat niet onder spanning Geen probleem; dit is een normale toestand. Slechte elektrische aansluiting. Controleer of de stekker van de stroomkabel en verlengkabel niet loszit. De accu is mogelijk defect. Zorg ervoor dat er zich geen lasten op de accu bevinden. Zo ja, verwijder deze dan. Zo nee, laat de accu dan nakijken of vervangen. De accuspanning ligt nog steeds onder 10 V (voor een accu van 12 V) of 5 V (voor een accu van 6 V) na 2 uur laden. (of) In de onderhoudsmodus is de uitgangsstroom hoger dan 1,5 A gedurende 12 uur. • 88 • Controleer of de zekering of stroomonderbreker die stroom levert niet is doorgebrand. PROBLEEM Het rode LAMPJE VOOR EEN SLECHTE ACCU brandt. MOGELIJKE OORZAAK De accu is gesulfateerd. REDEN/OPLOSSING De lader is in desulfateringsmodus. Ga gedurende enkele uren door met laden. Als dit niet lukt, laat de accu dan nakijken. Er wordt gebrek aan vooruitgang gedetecteerd en de accuspanning is lager dan 14,2 V (voor een accu van 12 V) of 7,1 V (voor een accu van 6 V). De accu is mogelijk oververhit. Als dat zo is, laat de accu dan afkoelen. De accu kan te groot zijn of een kortsluiting hebben. Laat de accu nakijken of vervangen. De beginspanning van de accu De accucapaciteit is te laag of is lager dan 12,2 V (voor een de batterij is te oud. Laat deze accu van 12 V) of 6,1 V (voor nakijken of vervangen. een accu van 6 V) en de totale invoer is lager dan 1,5 Ah. De accuspanning daalt tot onder 12,2 V (voor een accu van 12 V) of 6,1 V (voor een accu van 6 V) in de onderhoudsmodus. De accu kan de lading niet vasthouden. Kan worden veroorzaakt door een leeglopende accu of de accu kan slecht zijn. Zorg ervoor dat er zich geen lasten op de accu bevinden. Zo ja, verwijder deze dan. Zo nee, laat de accu dan nakijken of vervangen. 16. SPECIFICATIES Ingangsspanning............................................................ 230V AC~50/60Hz, 0,5A Uitgangsspanning..................... 6 V of 12 V met automatische spanningsdetectie Uitgangsstroom..........................................................................1A bij 6 V en 12 V 17. VERVANGINGSONDERDELEN Ringconnectors (snelkoppeling)...................................................... 2299001950Z Accuklemmen (snelkoppeling)......................................................... 3899002636Z • 89 •
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103

Schumacher ECOBAT EBC1 Automatic Battery Maintainer de handleiding

Categorie
Acculaders
Type
de handleiding