48
8. Foutendiagnose
Bij een correcte bedrading en aansluing van de voedingsspanning mag enkel de groene LED branden.
Wanneer één van de gele of rode LED's oplicht, zit er in het systeem een fout, die met behulp van de LED's
opgespoord kan worden.
LED Fout Verhelping van de fout
de groene
Power LED
brandt niet
Voedingsspanning ontbreekt, te laag
of fout aangesloten
Aansluingen en voedingsspanning controleren:
- 230 V AC (of 115 V) op klemmen A1 A2 of
- 24 V AC/DC op klemmen B1 B2
Toleranebereik: ±10 %
de gele Actuate
LED brandt
Signaalgever geacveerd, verkeerd
aangesloten of defect
- Aansluingen van de betreende signaalgevers
controleren (beschadigde toevoerleidingen,
brokkelige toevoerleidingen etc.)
- Signaalgever controleren*
de gele Actuate
LED knippert
Alleen in bedrijfsmodus
"handmage reset":
Signaalgever niet meer geacveerd
of onderbroken, relais wacht op
resetpuls op Z1, Z2
Geen fout; normaal gedrag na een fout in de
modus "handmage reset" (zie 5.4)
de rode Fault
LED's branden
Signaalgever niet aangesloten,
verkeerd aangesloten of defect
- Aansluingen van de betreende signaalgevers
controleren (beschadigde toevoerleidingen,
brokkelige toevoerleidingen etc.)
- Signaalgever controleren*
* Ligt de fout niet in de bedrading, kan de funce van de elektronica door het aansluiten van een 8,2 kΩ
weerstand op de signaalgeveringang van het relais SK 41 (klemmen X1 X2) gecontroleerd worden. Als
de elektronica daarna correct werkt, moet de signaalgever met een weerstandsmeeoestel gecontro-
leerd worden. Daarvoor moet de verbinding van de signaalgever naar het relais losgemaakt en met een
weerstandsmeeoestel verbonden worden. Bij niet-geacveerde signaalgever moet de weerstand 8,2 kΩ
±500 Ω bedragen. Als de signaalgever geacveerd is, mag de weerstand 500 Ω niet overschrijden.
SK 41 Veiligheidsrelais41 Veiligheidsrelais VeiligheidsrelaisVeiligheidsrelais
7.4 Funcecontrole
Na de overeenkomsge aansluing van alle elektrische verbindingen en inschakeling van de voedingsspanning,
moet de installae / machine worden gecontroleerd op correcte funce.
• De signaalgevers één voor één acveren.
• De overeenkomsge reaces van het relais controleren.
Het beveiligingssysteem dient met passende jdsintervallen door deskundigen gecontroleerd te worden.
De controle moet te allen jde inzichtelijk worden gedocumenteerd.
De eisen van de installae- / machinefabrikant moeten worden opgevolgd en nageleefd.
Nederlands