DG..H, DG..N, DG..I · Edition 06.22
NL-2
2 GEBRUIK CONTROLEREN
Om stijgende of dalende gas- en luchtdruk te bewaken.
-6 -5 -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6
Stijgende onderdruk
Dalende onderdruk
Stijgende druk
Dalende druk
Overdruk Onderdruk
DG..H,
DG..N
Gas, lucht,
rookgas Lucht, rookgas
DG..I Lucht, rookgas Gas, lucht,
rookgas
DG..H schakelt en vergrendelt bij stijgende druk, DG..N
schakelt en vergrendelt bij dalende druk.
De vergrendeling werd met de handmatige terugstel-
ling losgezet.
De functie is uitsluitend binnen de aangegeven grenzen
gewaarborgd, zie pagina 8 (9 Technische gege-
vens). Elk ander gebruik geldt als oneigenlijk gebruik.
2.1 Typeaanduiding
DG Gasdrukschakelaar
1,5 Instelbereik onderdruk
-1,5 – -0,5/+0,5 – +3mbar
10 Instelbereik 1–10mbar
12 Instelbereik onderdruk
-12 – -1/+1 – +7mbar
18 Instelbereik onderdruk -2 – -18mbar
50 Instelbereik 2,5–50mbar
120 Instelbereik onderdruk -10 – -120mbar
150 Instelbereik 30–150mbar
450 Instelbereik onderdruk -80 – -450mbar
500 Instelbereik 100–500mbar
H Schakelt en vergrendelt bij stijgende druk
N Schakelt en vergrendelt bij dalende druk
I Onderdruk voor gas
G Met vergulde contacten
-3 El. aansluiting met schroefklemmen
-4 El. aansluiting met schroefklemmen,
IP65
-5 El. aansluiting met stekker, 4-polig, zon-
der contrastekker, IP 54
-6 El. aansluiting met stekker, 4-polig, met
contrastekker, IP 54
-9 El. aansluiting met stekker, 4-polig, met
contrastekker, IP65
K2 Rode/groene controle-led voor 24V=/~
T Blauw controlelampje voor 230V~
T2 Rode/groene controle-led voor 110–
230V~
N Blauw controlelampje voor 120V~
A Buitenverstelling
2.2 Benamingen onderdelen
1
3
4
1 Bovendeel van het huis met deksel
2 Onderdeel van het huis
3 Handwiel
4 M16-wartel
5 DG..H, DG..N met handmatige terugstelling
2.3 Typeplaatje
DG
CE 2
13
D-49018 Osnabrück, Germany
Max. inlaatdruk = weerstandsdruk, netspanning,
omgevingstemperatuur, beschermingswijze: zie ty-
peplaatje.
3 INBOUWEN
OPGELET
Om ervoor te zorgen dat het apparaat bij het mon-
teren en in werking niet beschadigd raakt, moet er
op het volgende gelet worden:
– Laten vallen van het apparaat kan tot perma-
nente beschadiging van het apparaat leiden. In
dat geval het complete apparaat en de
bijbehorende modules voor gebruik vervangen.
– Uitsluitend goedgekeurd afdichtingsmateriaal
gebruiken.
– Max. omgevingstemperatuur in acht nemen, zie
pagina 8 (9.1 Omgevingsomstandigheden).
– Siliconenhoudende dampen kunnen de
contactwerking storen. Bij gebruikmaking van
siliconenslangen erop letten dat deze slangen
voldoende getemperd zijn.
– Er mag geen condensatie in het apparaat
terechtkomen. Indien mogelijk op stijgende
leidingen/stijgend buizenwerk letten. Anders
bestaat het gevaar van ijsvorming bij temperatu-
ren beneden het vriespunt, verschuiving van het
schakelpunt of corrosie in het apparaat, hetgeen
storing tot gevolg kan hebben.
– De drukschakelaar bij externe installatie
overdekken en tegen directe zonnestraling
beschermen (ook bij IP65). Om condensatiewa-
ter en condensaat te voorkomen, kan het deksel
met drukcompensatie element gebruikt worden.
Zie de toebehoren, drukcompensatie element.
– Sterke impulsen aan het apparaat vermijden.
– Bij sterk schommelende druk ervoor een
dempingspijpstuk/voorrestrictie inbouwen.