Alpha innotec WWB 190 de handleiding

Type
de handleiding
NL
Technische wijzigingen voorbehouden - 83023900bNL - Originele instructies - ait-deutschland GmbH
Gebruikers- en
installatiehandleiding
WWB 190
Brine-water warmtepompboiler
2
3
INHOUDSOPGAVE
Inleiding .........................................................................4
1. Over het product ................................................................4
2. Transport, behandeling en levering ...........................................13
3. Plaatsing. ...................................................................... 15
4. Installatie van het watercircuit ...............................................17
5. Elektrische aansluitingen .....................................................22
6. Optimale werking .............................................................23
7. Bediening en werking ..........................................................25
8. Onderhoud ....................................................................41
9. Demontage en buitenbedrijfstelling ..........................................43
10. Alarmen en probleemoplossing ...............................................44
11. Conformiteitsverklaring ......................................................47
12. Product- en installateurinformatie ...........................................48
4
INLEIDING
Het doel van deze handleiding is het bieden van informatie, instructies en
waarschuwingen omtrent de Microbooster water/water warmtepompboiler. De
handleiding dient te worden gebruikt door de installateurs en loodgieters, alsook door
eindgebruikers, omdat deze belangrijke veiligheidsinformatie bevat. De handleiding is
een onderdeel van de Microbooster-warmtepomp en moet met zorg worden bewaard
omdat deze belangrijke installatie- en onderhoudsinstructies bevat die nuttig zijn om
een lange levensduur en een efficiënte werking te garanderen.
1. OVER HET PRODUCT
Het product is een Microbooster-warmtepomp die is ontworpen volgens EU-richtlijnen.
Het product dient voor de productie van warm water voor huishoudelijk gebruik of voor
gelijkaardige toepassingen. De unit is ontworpen zodat deze klaar is voor installatie.
1.1. Veiligheidsmaatregelen
Het product mag enkel worden geïnstalleerd, in bedrijf gesteld en gerepareerd door
gekwalificeerde monteurs. Incorrecte installatie kan leiden tot schade aan
eigendommen en tot persoonlijk letsel.
De unit moet worden afgesloten van de stroomvoorziening wanneer de deksel
verwijderd is.
De unit mag niet worden gebruikt door kinderen of door personen met een beperkte
lichamelijke of mentale capaciteit .
Er moet toezicht worden gehouden op kinderen om zeker te zijn dat ze niet met het
apparaat spelen.
Het reinigen en het onderhoud mag niet worden uitgevoerd door kinderen zonder
toezicht.
Plaats geen ontvlambare materialen in contact met, of dicht bij de unit.
Het watersysteem moet worden geïnstalleerd zoals vermeld in de handleiding.
In bedrijf mag de unit niet worden geplaatst in ruimtes met een temperatuur onder nul.
Wanneer de unit niet in bedrijf is, kan deze in ruimtes met een temperatuur onder nul
worden geplaatst, maar al het water in het buffervat of in de condensafvoer moet
vooraf worden verwijderd.
Warm water kan ernstige verbrandingen veroorzaken wanneer het rechtstreeks op
de kraan wordt aangesloten. Het is raadzaam een mengklep te installeren.
De unit mag enkel worden gebruikt waarvoor deze is gespecificeerd. De fabrikant is
niet aansprakelijk voor schade vanwege het niet volgen van deze handleiding.
Tref alle mogelijke voorzorgsmaatregelen om ongevallen te voorkomen.
Het product bevat HFC-R134a.
5
1.2. Technische gegevens
1.2.1. Algemeen
De unit bestaat uit een buffervat, koudemiddel circuit, mantel en display die geregeld
worden door de regelaar met het bedieningspaneel. Het hoofddoel van het apparaat is
het opwarmen van het tapwater in het buffervat.
1.2.2. Werking
De unit is geprogrammeerd om te starten met het opwarmen van het water in het
buffervat wanneer de temperatuur onder een vooraf vastgesteld niveau zakt. De unit
stopt wanneer de watertemperatuur een ingesteld punt bereikt dat kan worden
geregeld door de gebruiker. Over het algemeen is het apparaat ontworpen om voldoende
warm water te produceren om zo de behoefte van een huishouden van 4 personen of
meer te dekken.
Er zijn twee belangrijke manieren waarop de unit het water kan opwarmen. Deze
worden bepaald door de temperatuur of de warmtebron bij ingang:
1) Werking van de warmtepomp (Temperatuur van warmtebron < Temperatuur van
warm tapwater)
Wanneer het water vanuit de bron (centrale warmteopwekker, waternetten, etc) in de
unit komt met een temperatuur lager dan de temperatuur van het warm tapwater, dan
wordt enkel de werking van de warmtepomp gebruikt. Bij de werking met de
warmtepomp gebruikt een koudemiddelcyclus de werking van de compressor en de
warmtebron bij lage temperatuur om het water in het buffervat te verwarmen tot een
hoger temperatuurniveau.
6
1.2.3. Koudemiddel circuit
Zoals aangeduid in afbeelding 1 en 2 kan de warmtepompcyclus worden onderverdeeld
in vier hoofdprocessen: compressie (1-2), condensatie (2-3), expansie (3-4),
verdamping (4-1) zoals hieronder beschreven:
Bij het zuigen van de compressor (1) komt het oververhit koudemiddel in de
compressor bij lage druk.
In de compressor wordt het koudemiddel samengedrukt tot een hogere druk en
temperatuurniveau (2).
Het koudemiddel wordt afgekoeld en gecondenseerd in de condensor, waarbij
warmte wordt uitgewisseld met het water opgeslagen in het buffervat.
Het koudemiddel verlaat de condensor in een onderkoelde, vloeibare vorm (3).
Via een thermostatisch expansieventiel wordt de druk van het koudemiddel
verlaagd, om de verdamping ervan bij lagere temperaturen mogelijk te maken (4).
Het koudemiddel wordt verdampt in de verdamper, die een vloeistof gebruikt als
warmtebron (1).
Het proces gaat verder totdat de stroomvoorziening naar de compressor wordt
gestopt.
Een meer gedetailleerde beschrijving van het koudemiddel circuit en alle voor het
ontwerp gebruikte onderdelen zijn terug te vinden in afbeeldingen 3, 4 en 5.
3 2
14
Gas
Low Temperature
Low Pressure
Gas
High Temperature
High Pressure
Liquid
Medium Temperature
High Pressure
Liquid
Low Temperature
Low Pressure
1
23
4
Afbeelding 1 - Principe van de warmtepomp Afbeelding 2 - Mollier diagram
7
1.2.4. Veiligheidsinstructies - Koudemiddel circuit
Enkel gekwalificeerde en opgeleide technici mogen reparatie en service aan het
warmtepompcircuit uitvoeren.
Vóór het openen van het koudemiddel circuit moet de warmtebron worden ontladen
tot een niveau waarbij veilig gewerkt kan worden.
Er moet bijzondere aandacht worden besteed wanneer het onderhoud van de unit
wordt gedaan met soldeergereedschappen.
1.2.5. Proces- en instrumentatiediagram
½
M
AA1
AA2
GP1
EP1
GQ1
BP1
RM1
XL2
QN1
BT2
BT1
BT3
EB1
WG1
XL1
XL3
XL4
EP2
HZ1
QN2
XL6
XL5
FR1
FN1
c
½
M
AA1
AA2
GP1
EP1
GQ1
BP1
RM1
XL2
GQ2
QN1
BT2
BT1
BT3
EB1
XL1
XL3
XL4
EP3
EP2
HZ1
HZ2
QN2
XL6
XL5
FR1
FN1
c
WG1
Afbeelding 3 - Proces- en instrumentatiediagram
8
Koudemiddel circuit
GQ1: Compressor
RM1: Terugslagklep
EP1: Verdamper
EP2: Condensor
HZ1: Filterdroger
QN1: Thermostatisch
expansieventiel
XL7: Schrader ventiel
Watercircuit
XL1: Koud water aanvoer
XL2: Warm tapwater
XL3: Warmtebron aanvoer
XL4: Warmtebron retour
XL5: Recirculatie aansluiting warm
tapwater
XL6: Condensafvoer
EP3*: Spiraal
EB1: Elektrisch verwarmingselement
FR1: Anode
GQ2*: Driewegklep
QN2: Ontluchter
HZ2*: Filter
FN1: Thermische beveiliging
 Afbeelding 4 - Ontwerp van het koelcircuit en de hoofdonderdelen
XL2
FRONT
BACK
XL4
XL3
XL1
XL5
XL6
BT3
EB1
FR1
FN1
AA2
GP1
EP2
QN1
9
TOP
GQ1
EP1
HZ1
QN2
HZ2
AA1
BT2
BT1
XL7
GP1GQ2
RM1
EP3
BP1
XL3
XL4
Sensoren
BT1: Temperatuur warmtebron aanvoer
BT2: Temperatuur warmtebron retour
BT3: Buffervatwatertemperatuur
BP1: Hoge druk pressostaat
Elektrische onderdelen
AA1: Hoofdprintplaat
AA2: Display printplaat
GC1: Zon (PV) 0-10V (afb. 13)
QA1: SG-ready-poort (afb. 13)
GP1: Pomp OF
dynamische klep
De onderdelen met * zijn enkel terug te
vinden op modellen met interne spiraal.
Nomenclatuur volgens norm
IEC 81346-1 en 81346-2.
Afbeelding 5 - Ontwerp van het buffervat, condensor en gerelateerde onderdelen
10
1.2.6. Belangrijkste technische gegevens
De belangrijkste technische gegevens zijn samengebracht in de volgende
afbeeldingen en tabel.
A
B
C
D1
E
D3
D2
I
H
F
G
D4
Afbeelding 6 - Afmetingen
Parameter Eenheid WWB 190
Afmetingen
A – Hoogte mm 1570
B mm 385
C mm 65
D1 mm 220
D2 mm 180
D3 mm 435
D4 mm 100
E mm 285
F mm 140
G mm 86
H - Diameter
mm Ø603
l - Max. diameter
mm Ø620
Vereiste hoogte voor installatie
mm 1730
Gewicht (droog)
kg 98
Nominale isolatiedikte
mm 50
Nominaal volume, buffervat
l 190
11
*Als water/glycol wordt gebruikt als warmtebron, dan is de minimumtemperatuur 5 °C.
Als onbehandeld water wordt gebruikt, is de minimumtemperatuur 10 °C.
Parameter Eenheid WWB 190
Elektrische gegevens
Stroomvoorziening
V/Hz 230/50
Zekering
A 13 (10)
Elektrische aansluitingen
- L1, N, G
Elektrisch verwarmingselement
W 1500
Koudemiddel- en watercircuit
Soort koudemiddel - R134a
Hoeveelheid koudemiddel g 1220
GWP - 1430
CO2-equivalent ton 1,7
Koudemiddel circuit - Hermetisch gesloten
Beschermingsgraad - IP21
Water aansluitingen - geëmailleerd inch ¾ - BSPT (ISO 7-1)
Water aansluitingen - rvs mm 22 – Compressie fittingen
Warmtebron aansluitingen mm 22 – Compressie fittingen
Temperatuurbereik warmtebron
°C
5 (10)* - 55
Min. stroom warmtebron
l/h
100
Gegevens inzake prestaties
Warmtebron bij 25°C, warm tapwater bij 10-53,5°C (EN16147, L)
COP - 5,3
Opwarmtijd hh:mm 04:30
Verwarmingscapaciteit W 2100
Stand-by warmteverlies W 12
Warmtebron bij 40°C, warm tapwater bij 10-53,5°C (EN16147, L)
COP - 6,0
Opwarmtijd hh:mm 02:50
Verwarmingscapaciteit W 2700
Stand-by warmteverlies W 9
Volume bij 40°C L 247
Geluidsvermogen dB(A) 43
12
Alle gegevens werden onderworpen aan een test door derden.
Parameter Eenheid WWB 190
Bedrijfslimieten
Max. compressorvermogen
W 600
Max. watertemperatuur (enkel warmtepomp)
°C 65
Max. watertemperatuur (warmtepomp en
elektrisch verwarmingselement)
°C 65
Min. vereiste waterdruk warmtebron
l/h 100
Max. waterdruk warm tapwater
MPa 0,6
Max. toegestane waterdruk warmtebron
MPa 1,0
Max. waterdruk verschil
kPa 600
13
2. TRANSPORT, BEHANDELING EN LEVERING
Onmiddellijk na ontvangst moet de Microbooster worden onderzocht op optische- en
technische beschadigingen. Indien niet, moet het transportbedrijf onmiddellijk worden
ingelicht. De ontvanger heeft de verantwoordelijkheid voor alle verzendingen tenzij
dit anders is overeengekomen.
2.1. Leveringswijze
De microbooster wordt geleverd zonder condensafvoer en veiligheidsuitrusting
(afsluiters en filter) voor het watercircuit.
2.2. Opslag
De unit moet bij voorkeur rechtopstaand, zonder water en in de verpakking worden
opgeslagen en getransporteerd.
Transport en opslag kan gebeuren bij temperaturen tussen -10 °C en +50 °C. Als de unit
is getransporteerd of opgeslagen bij temperaturen onder nul, moet de unit 24 uur op
kamertemperatuur worden gelaten vóór de inbedrijfstelling.
2.3. Transport met heftruck
Voor transport met een heftruck moet de unit op het bijhorende transportframe
staan. Hef de unit altijd langzaam op. Vanwege het hoge zwaartepunt moet het
apparaat worden beveiligd tegen kantelen tijdens transport.
2.4. De warmtepomp lossen
Om schade te voorkomen moet de unit worden gelost op een plat oppervlak.
14
2.5. Transport met trailer
De unit mag enkel worden getransporteerd op het bijhorende houten transport frame.
Dit geldt ook voor het verplaatsen met een trailer (afbeelding 7).
De unit moet worden beveiligd tegen het verschuiven op de trailer.
De wateraansluitingen mogen niet gebruikt worden voor het transport.
Er moet worden verzekerd dat de trailer de mantel of de verschillende
aansluitingen niet beschadigt.
Afbeelding 7 - Transport met trailer
2.6 Horizontaal transport
Bij het voorzichtig verplaatsen van de unit over een korte afstand tot op de
uiteindelijke plaats, kan de unit horizontaal worden getransporteerd in de verpakking
tot op de juiste plaats. Als de unit meer dan 45° wordt gekanteld, moet de unit
gedurende ten minste 24 uur in de normale rechtopstaande positie worden gelaten
voordat deze wordt opgestart.
15
3. PLAATSING
De installatieplek moet uitgerust zijn met een stroomvoorziening van 220-240V en 50
Hz. De stroomvoorziening en het hydraulisch systeem moeten voldoen aan de lokale
regelgeving.
De unit moet verticaal worden geplaatst met een maximale helling van 1°. De unit moet
goed in evenwicht en stabiel op de grond staan. Gebruik de ingebouwde verstelbare
voetjes om de unit waterpas te zetten.
De unit moet zo dicht mogelijk bij het hydraulisch systeem worden geplaatst om
warmteverlies in de waterleidingen te minimaliseren. De warmwater leiding moet om
dezelfde reden worden geïsoleerd.
De unit mag niet in rechtstreeks contact met het zonlicht worden geplaatst.
De unit kan enkel worden geïnstalleerd in een vorstvrije ruimte en deze moet aan de
volgende criteria voldoen:
Kamertemperatuur tussen 5°C en 35°C.
Retourmogelijkheid voor condens en vloerretour.
Solide basis (ongeveer 500 kg / m
2
).
Er moet worden verzekerd dat er genoeg ruimte is rond de unit voor onderhoud en
service. Er wordt een vrije ruimte van 0,5 m rond de unit aanbevolen.
Wanneer het apparaat op de juiste plaats staat, verwijder dan de verpakking en haal
de unit van de pallet.
16
3.1. Volgorde voor het opstellen
Wanneer de unit in een ruimte met de eigenschappen zoals gespecificeerd in de vorige
paragraaf is geplaatst, kan deze worden voorbereid op de hieronder beschreven volgorde:
1. Verwijder de verpakking van de pallet.
2. Verwijder de transportonderdelen van de pallet.
3. Verwijder de unit van de pallet en plaats de unit op de vloer.
4. Pas de unit verticaal aan door de voetjes aan te passen.
5. Controleer of de unit geen schade heeft.
6. Stel het watercircuit op (zie hoofdstuk 4) en vul het buffervat met water.
7. Stel de elektrische aansluiting op (zie hoofdstuk 6).
Wanneer de unit is voorzien met stroom, begint het automatisch met werken in
standaardmodus volgens de fabrieksinstellingen zoals beschreven in hoofdstuk 7.  
Afbeelding 8 - Volgorde voor het opstellen
17
QN4
QN7
QN6
QN5
RM3
XL2
XL1
GQ3
QN8
RM2
XL5
XL3
XL4
HZ3
4. INSTALLATIE VAN HET WATERCIRCUIT
Het watercircuit moet worden geïnstalleerd volgens de lokale normen en richtlijnen.
Het water gebruikt in de warmwater- en warmtebronsystemen moet voldoen aan de
volgende vereisten:
Het huishoudelijk warmwatercircuit en -buffervat mag enkel drinkwater bevatten.
Het warmtebroncircuit kan bijna alle lage temperatuur waterbronnen bevatten
(water/glycol, stadsverwarming, warmtenetten, centrale warmteopwekker).
De materialen dienen op elkaar afgestemd te worden. Incorrecte materiaalcombinaties in
het watercircuit kunnen leiden tot galvanische corrosie.
Dit vereist speciale aandacht wanneer gegalvaniseerde onderdelen en onderdelen die
koper bevatten worden gebruikt. De leidingafmetingen voor installatie ter plekke worden
gebaseerd op de beschikbare waterdruk en het verwachte drukverlies in het
leidingsysteem.
Zoals bij alle onder druk staande vaten moet het buffervat van de warmtepomp een
goedgekeurde veiligheidsklep (drukinstelling afhankelijk van de lokale richtlijnen en
regelgeving) en een terugslagklep/dynamische klep op de invoer van koud water hebben.
Er moet een externe filter HZ3 worden geïnstalleerd vóór de invoer van warmtebron
aanvoer XL3.
Afbeelding 9 geeft de voorgestelde configuratie op het watersysteem aan.
XL3: Warmtebron aanvoer
XL4: Warmtebron retour
XL2: Warm tapwater uit
XL5: Recirculatie aansluiting warm
tapwater
XL1: Koud water aanvoer
QN4: Afsluiter recirculatie aansluiting
warm tapwater
QN5: Vul- en aftap kraan koud water
aanvoer
QN6: Drukontlastklep
QN7: Afsluiter koud water aanvoer
QN8: Afsluiter recirculatie aansluiting
warm tapwater
RM2: Terugslapklep recirculatie aansluiting
warm tapwater
RM3: Terugslagklep koud water aanvoer
GQ3: Watercirculatiepomp
HZ3: Externe filter
Afbeelding 9 - Diagram met mogelijke watercircuit componenten, die niet worden meegeleverd.
18
4.1. Aansluitingen van huishoudelijk water
Vuil in het leidingwerk moet worden vermeden. Spoel, indien van toepassing, vóór het
aansluiten van de warmtepomp de waterleidingen goed door.
Als er geen recirculatie van water nodig is, zorg ervoor dat de circulatie leiding goed is
afgesloten.
Zorg bij het aansluiten van de leidingen, dat de leidingaansluitingen niet onder te veel
spanning staan. Gebruik een pijpsleutel om de torsiekrachten op de leidingen en
aansluitingen te reduceren.
De afvoer van de warm tapwater leidingen moeten worden geïsoleerd om
warmteverlies naar de omgeving te verminderen en om het risico op letsels en
brandwonden te verlagen.
4.2. Plaats van de aansluiting van de leidingen
Maak duidelijk onderscheid tussen tapwater en warmtebron bij het aansluiten van de
leidingen:
De aanvoer van de warmtebron wordt
gemonteerd op het 1e verbindingsstuk (XL3).
De retour van de warmtebron wordt
gemonteerd op het 2e verbindingsstuk (XL4).
De warm tapwater leiding wordt gemonteerd
op het 3e verbindingsstuk (XL2).
De recirculatieleiding van het warm tapwater
wordt gemonteerd op het 4e verbindingsstuk
(XL5).
De aanvoer van koud water wordt gemonteerd
op het 5e verbindingsstuk aan de onderzijde
(XL1).
XL1
XL2
XL5
XL3
XL4
Afbeelding 10 - Aansluiten van de
waterleidingen
19
½
XL2
XL1
XL3
XL4
XL5
½
XL2
XL1
XL3
XL4
XL5
Afbeelding 12 - Mogelijke parallelle installatie voor units uitgerust met een dynamische klep.
4.3. Pomp- en klepconguratie
Als de systeemdruk onvoldoende is, moet het hydraulisch systeem worden
gekalibreerd. Als dit niet wordt verbeterd, kan een externe pomp (zie 4.3.1) in het
systeem worden geïntegreerd tegen de warmtepomp.
4.3.1 Externe pomp
Installatievoorstel voor lagedruksystemen (<0,15 bar). Wanneer de unit in serie wordt
gemonteerd met een warmtebron, dan zal de waterdruk waarschijnlijk niet voldoende
zijn en is er een pomp nodig om de nodige waterdruk te verhogen. Een voorbeeld van
aansluitingen in serie met een waterbron is de retour van een ruimteverwarming of in de
retour van een vloerverwarming (afb. 11).
4.3.2 Dynamische klep
Wanneer Microbooster parallel wordt verbonden met een warmtebron, dan zal de
waterdruk waarschijnlijk voldoende zijn en is er een dynamische klep nodig om de
nodige waterdruk te regelen. Een voorbeeld van een dergelijke situatie is
stadsverwarming (afb. 12).
Afbeelding 11 - Mogelijke seriële installatie voor units uitgerust met een pomp.
20
4.4. Veiligheidsinstructies - Watercircuit
Er mag enkel drinkwater worden gebruikt in het tapwatercircuit.
Tijdens het installeren moet aandacht worden besteed aan de keuze van de
materialen en moet ervoor worden gezorgd dat de gekozen materialen zonder
problemen technisch op elkaar afgestemd zijn in het gehele circuit.
Er moet speciale aandacht worden besteed bij het gebruik van gegalvaniseerde
onderdelen en onderdelen met aluminium.
Er moet een veiligheidsuitrusting worden geïnstalleerd om te hoge druk in het
systeem te voorkomen. Gebruik altijd een veiligheidsklep bij maximale ontlastdruk
volgens het typeplaatje van de unit en een afsluiter (goedgekeurd volgens de
regelgeving voor verwarmings- en sanitaire installaties). Alle leidingen moeten
worden geïnstalleerd volgens de regelgeving voor sanitaire en
verwarmingsinstallaties.
De condensafvoer van de veiligheidsklep moet vorstvrij en schuin aflopend worden
geïnstalleerd. De pijp moet ook open worden gelaten naar de atmosfeer.
Temperaturen hoger dan 60 °C in de spiraal kunnen overmatige drukken in het
koudemiddel circuit veroorzaken.
21
4.5. Lektest
Na de installatie moet worden gecontroleerd of de volledige waterinrichting dicht is.
Dit wordt gedaan door een waterlektest uit te voeren.
4.6. Inbedrijfstelling van het tapwatercircuit
Vul het buffervat via het verbindingsstuk voor koud water. Ontkoppel het voorpaneel
en ontlucht het buffervat door een van de warmwaterkranen op het hoogste niveau te
openen totdat er geen lucht meer waar te nemen is op het punt van de kraan.
Controleer enkele dagen na de oorspronkelijke opstelling en het opstarten op lekken in
de waterinstallatie.
BELANGRIJK!
Vóór de inbedrijfstelling van het watercircuit
lees hoofdstuk 6 "Optimale werking".
22
Compressor
Capacitor
HP Switch
Flow Valve close
(SG-ready)
(PV 0-10)
BT1
BT2
BT3
(MODBUS)
Pump PWM
Pump ON/OFF
Electric Heater
3-way valve
Supply
Microbooster PCB Relay position
Project: P631
Author: MCA
Date 03.07.2018
Rev. 3
NL L N
Flow Valve open
L1 L2 N L1 L2L NL N
L
N
3
N
2
L
N
N N
1
OR
5. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
De unit moet worden voorzien met een stroom van 220-240V en 50 Hz.
De unit is voorzien met een standaard Schuko-stekker. Als de lokale regelgeving
een vaste installatie voorschrijft en als de geleverde stekker geen correcte aarding
verzekert, snij de Schuko-stekker van de stroomkabel.
Als de unit is voorzien met een pomp, wordt deze aangesloten op GQ2 en GP1.
Als de unit is voorzien met een dynamische klep, wordt deze aangesloten op QN1 en
GP1 (L).
Wanneer de unit is aangesloten op de stroomvoorziening, zal deze automatisch
inschakelen en wordt de werking automatisch gestart.
De eerste keer wanneer de unit wordt ingeschakeld, start de unit volgens
de fabrieksinstellingen.
Als bepaalde instellingen worden gewijzigd, start de unit met dezelfde instellingen
als toen de unit werd uitgeschakeld.
5.1. Elektrisch diagram
Afbeelding 13 - Elektrische schema
23
BELANGRIJK!
De Microbooster mag ENKEL worden
opgestart met een gevulde buffervat en
-warmtebroncircuit!
6. OPTIMALE WERKING
Enkel wanneer de unit is aangesloten op de warmtebron en de tapwater leidingen, is
het veilig om het elektrisch circuit aan te sluiten op een stroomvoorziening. Wanneer
de warmtepomp wordt aangesloten op de stroomvoorziening, start deze in de AUTO-
modus. Volg de stappen in paragraaf 7.1 en 7.2 voor de optimale werking van de
warmtepomp.
6.1. Stap een: Controleer op lucht in de verdamper
De unit werkt niet optimaal met lucht in het warmtebronsysteem. Om te
verzekeren dat er geen lucht zit in de verdamper, open de ontluchter (QN2)
zoals weergegeven in afbeelding 14 totdat er alleen water uitkomt. Plaats een vat
eronder om retourwater op te vangen. Sluit de ontluchter wanneer alle lucht volledig
is afgevoerd.
Afbeelding 14 - Plaats van de ontluchter (zie omcirkeld).
QN2
24
6.2. Stap twee: Controle op debiet van de bron
Wanneer de unit in AUTO-modus draait, is het belangrijk om te controleren of het
debiet voldoende is. Na ongeveer 10 minuten werking verschijnt "E7" als het debiet
niet voldoende is.
Als storing “E7” zich voordoet, verhoog dan de minimale debiet (D4) met +10%.
Monitor de werking gedurende een extra tien minuten na het aanpassen van de parameter.
Als storing “E7” opnieuw verschijnt, herhaal stap 1 en of 2 totdat de unit zonder storing
werkt.
Let op: een hydraulische aanpassing van het verwarmingssysteem is altijd vereist.
6.4. Werking met externe pomp
Als het apparaat moet worden uitgerust met een externe pomp, moet een door
differentiële druk geregelde pomp worden gebruikt. We raden een pomp aan met de
volgende technische gegevens:
Leveringsvolume: 400 l / uur
Leverhoogte: 4 m
Er moet een minimaal debiet van 100 l/u worden gegarandeerd.
Let op: afhankelijk van het drukverlies van het verwarmingssysteem moet de
aanvoerhoogte opnieuw worden gecontroleerd
25
7. BEDIENING EN WERKING
7.1. Home-weergave
De unit kan worden bestuurd vanuit het controlepaneel beschreven in afbeelding 16.
Vanuit de home-weergave kunnen alle hoofdmenu’s, functies, instelpunten en
informatie van de unit worden bekeken.
Afbeelding 16 - Scherm, controlepaneel
1: Status elektrische verwarming (AAN/UIT)
2: Hoofdmenu (kan worden geopend door te drukken )
3: OK/Enter
4: Modus (veranderen met of )
5: Naar beneden scrollen
6: Naar boven scrollen
7: Terugkeren
8: Informatie (open met )
9: Instelpunt temperatuur
10: Werking warmtepomp
11: Tijd
26
Het bovenste deel van het scherm geeft informatie over de werking van de unit, de tijd
en het instelpunt voor de temperatuur. Dit onderdeel is passief en wordt automatisch
gewijzigd.
Het onderste deel van het scherm is actief. Dit betekent dat het pictogram op het
scherm andere menu-onderdelen bevat. Dit onderdeel is onderverdeeld in drie menu’s:
INFORMATIEMENU (8), dat kan worden bekeken door te drukken op ( )
MODUSMENU (4), dat kan worden bekeken door te drukken op ( ) of ( )
HOOFDMENU (2), dat kan worden bekeken door te drukken op ( )
Het HOOFDMENU bestaat uit 4 submenu’s:
– Temperaturen
– Functies
– Algemeen
– Installateur
7.2. Informatiemenu
Het informatiemenu kan worden geopend door te drukken op de knop ( ) vanuit
de home-weergave. Dit menu geeft alle operationele informatie van de unit.
De beschikbare informatie wordt onderverdeeld in vier groepen:
Temperaturen (T)
Verzamelde gegevens over de werking en de prestaties van de unit (I)
De toestand van de relais van de unit (R)
De fouten en de alarmen van de unit (Er)
Alle informatie die kan worden weergegeven in het informatiemenu, wordt beschreven
in de onderstaande tabel. Alle temperaturen worden weergegeven in °C.
27
Klasse Code Menu-item Beschrijving
T
T1 T s i De temperatuur van de warmtebron aanvoer.
T2 T s o De temperatuur van de warmtebronretour (verdampertemp.).
T3 T tank De temperatuur van het warm tapwater in het buffervat.
V
V1 Flow % Het debiet van de warmtebron in percentage.
V2 Input V* Het huidige ingangssignaal in GC1 (0-10V) van het PV in volt.
I
I1 HP hr Het aantal uren dat de compressor heeft gedraaid.
I2 EL hr Het aantal uren dat het elektrisch verwarmingselement heeft gedraaid.
I3 Flow hr Het aantal uren dat de dynamische klep of de pomp heeft gedraaid.
I4 Tsi avg De gemiddelde aanvoer temperatuur van de warmtebron tijdens
bedrijf wordt weergegeven in Celcius.
I5 Tso avg De gemiddelde temperatuur van de retour van de warmtebron
(verdampertemperatuur) tijdens bedrijf wordt weergegeven in Celcius.
I6 HP ON Het aantal START/STOPS voor de volledige levensduur van de unit
sinds de laatste Reset Alles.
I7 W el Het berekende stroomverbruik in W sinds de laatste Reset Alles.
I8 MWh el Het totale berekende stroomverbruik in MWh sinds de laatste
Reset alles.
I9 W th De ectuele verwarmingscapaciteit wordt weergegeven in W.
I10 MWh th De totale berekende warm tapwater productie wordt weergegeven
in MWh sinds de laatste Reset Alles.
I11 EL MWh Het elektriciteitsverbruik van de elektrische weerstand in MWh
sinds de laatste Reset Alles.
R
R1 Flow ON De status van het relais gebruikt voor de controle van het
warmtebrondebiet wordt weergegeven. Voor units uitgerust met een
pomp activeert deze relais de ingebouwde pomp. Voor units met een
dynamische klep verhoogt deze relais de warmtebrondebiet.
R2 Flow OFF De status van het relais die de magneetklep voor de ontdooifunctie
controleert, wordt weergegeven.
R3 Coil De status van de werking van de spiraal wordt weergegeven.
R4 HP De werking van de compressor wordt weergegeven.
R5 EL De werking van het elektrisch verwarmingselement wordt
weergegeven.
28
MODE
P1 AUTO
P2 ECO
P3 BOOST
P4 BACKUP
P5 HOLIDAY
7.3. Bedrijfsmodus
Er kunnen verschillende menu’s om het water op te warmen worden geselecteerd in
het hoofdcontrolepaneel door te drukken op 5 of 6 (naar beneden scrollen of naar
boven scrollen) in de home-weergave (afbeelding 17).
De bedrijfsmodi die kunnen worden gekozen, zijn terug te vinden in de volgende tabel:
Afbeelding 17 - Menu’s
Klasse Code Menu-item Beschrijving
Er
E1 T1 De temperatuursensor BT1 bevindt zich buiten het bereik. Als deze fout
zich voordoet, verwarmt de unit het water op geen enkele manier.
E2 T2 De temperatuursensor BT2 bevindt zich buiten het bereik. Als deze fout
zich voordoet, verwarmt de unit het water op geen enkele manier.
E3 T3 De temperatuursensor BT3 bevindt zich buiten het bereik. Als deze fout
zich voordoet, verwarmt de unit het water op geen enkele manier.
E6 HP De hogedruk pressostaat onderbreekt de werking van de unit
wanneer de druk in het koudemiddel circuit boven de gespecificeerde
maximumdruk ligt.
E7 C Evap Koude verdamper. De temperatuur BT2 ligt onder D11 (Verdamper T
min).
E8 H Evap De temperatuur BT1 ligt boven D10 (Verdamper T max).
E9 No cap De storing stopt de werking van de unit, wanneer de berekende
capaciteit onder de nominale capaciteit ligt.
E10 H T s i De invoertemperatuur van de warmtebron BT1 ligt hoger dan D8
(bron T max).
E11 Service De unit heeft regelmatig onderhoud nodig.
29
Opmerking: de unit kan worden uitgeschakeld door te schakelen naar de VAKANTIE-modus.
Code Naam instelpunt Beschrijving
P1
AUTOMATISCH De warmtepomp verwarmt het water wanneer het nodig is om de werking
van de warmtepomp te gebruiken. Onder normale omstandigheden
werkt de compressor tot het instelpunt A1 T AUTOMATISCH is bereikt.
Als de brontemperatuur onder D7 Bron T min ligt, start het elektrisch
verwarmingselement en schakelt de warmtepomp uit. Hysterese kan worden
gewijzigd in het installateur-menu D34 (Water hysteresis).
P2
ECO De warmtepomp verbruikt zo weinig mogelijk energie. De warmtepomp werkt
bij een lager instelpunt voor de watertemperatuur A2 (T ECO). Hysterese kan
worden gewijzigd in het installateur-menu D34 (Water hysteresis).
P3 BOOST De warmtepomp en het elektrisch verwarmingselement werken indien
mogelijk tegelijkertijd (interim-modus wordt gedwongen geactiveerd vanaf
het begin van de opwarmingscyclus). Als D28 (T HP max) groter is dan A3 (T
BOOST), stopt de compressor bij het instelpunt van de temperatuur D28 (T
HP max), anders stopt de compressor bij A3 (T BOOST).
P4 BACKUP Dit is een noodmodus. In de BACKUP-modus wordt het water bij
een temperatuur lager dan gewenst opgewarmd door het elektrisch
verwarmingselement. De Legionella-controle is in elk geval actief.
P5 VAKANTIE De warmtepomp wordt uitgeschakeld en enkel het LCD-scherm is actief.
De warmtepomp start niet wanneer het water moet worden opgewarmd.
De compressor is UIT uitgezonderd tijdens de LEGIONELLA-controle
waarin het kan worden geactiveerd. De VAKANTIE-modus wordt aangesloten
aan de B3-functie (Hot on time). Nadat de B3 (Hot on time)-timer voorbij is,
gaat de unit terug naar de vorige bedrijfsmodus.
30
Code
Naam
instelpunt
Beschrijving Bereik
Fabrieksin-
stelling
A1
T AUTOMA-
TISCH
Het temperatuurniveau waarbij de unit het water
opwarmt wanneer de AUTOMATISCH-modus wordt
geselecteerd. Hysterese kan worden gewijzigd in het
installateur-menu D34 (Water hysteresis).
5 - 65 53,5
A2 T ECO
Het temperatuurniveau waarbij de unit het water
opwarmt wanneer de ECO-modus wordt geselecteerd.
Hysterese kan worden gewijzigd in het installateur-menu
D34 (Water hysteresis).
5 - 55 50
A3 T BOOST
Het temperatuurniveau waarbij de unit het water
opwarmt wanneer de BOOST-modus wordt geselecteerd.
Hysterese kan worden gewijzigd in het installateur-menu
D34 (Water hysteresis).
5 - 65 53,5
Afbeelding 18 - Hoofdmenu
7.4. Hoofdmenu
Het gebruik van dit menu vereist een goed begrip van de werking van de unit.
Het is sterk aanbevolen om de beschrijving van de volgende menu-items te lezen
en te begrijpen. Het wijzigen van enkele van deze instelpunten kan grote gevolgen
hebben op hoe het apparaat werkt en presteert.
Het hoofdmenu is onderverdeeld
In vier onderdelen:
A - Temperaturen
B - Functies
C - Algemeen
D - Installateur
7.4.1. Temperaturen
De instelpunten voor de temperatuur kunnen worden gewijzigd in het menupunt
‘temperaturen’. Er kunnen verschillende instelpunten voor de temperatuur worden
gewijzigd volgens de overeenkomstige bedrijfsmodus. Alle temperaturen worden
weergegeven in °C.
31
Code
Naam
instelpunt
Beschrijving Bereik
Fabrieksin-
stelling
B1
AUTO
Het debiet van de warmtebron wordt automatisch
aangepast om te voldoen aan een vooraf vastgelegd
temperatuurverschil tussen warmtebron aanvoer en
-retour, zoals beschreven in Afbeelding 19. Over het
algemeen hoe hoger de temperatuur van de warmtebron
aanvoer T1, hoe hoger het temperatuurverschil tussen
de temperatuur van de warmtebron aanvoer T1 en de
retourtemperatuur T2. Het temperatuurverschil kan verder
worden aangepast in het installateursmenu D5 (DELTA T
Bron)
AUTO/
FIXED/
DELTA T
AUTO
FIXED
Het debiet is ingesteld op het hoogste niveau. Dit
niveau kan worden geregeld in het installateursmenu D3
(Waterdruk max).
DELTA T
De warmtewaterdruk wordt geregeld om een vast
temperatuurverschil te verkrijgen tussen de warmtebron
aanvoer en -retour (T1 en T2). Dit kan worden geregeld in
het installateursmenu D5 (DELTA T Bron).
Debiet controle
7.4.2. Functies
De functies zijn gelijkaardig aan de bedrijfs menu’s maar ze kunnen niet rechtstreeks
worden gezien in de home-weergave. Deze kunnen verschillen van unit tot unit.
Afbeelding 19 - Het temperatuurverschil tussen de warmtebron aanvoer en -retour.
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90
Source inlet temperature T1 [C]
Source inlet T1 DELTA T Source outlet T2
32
Code
Naam
instelpunt
Beschrijving Bereik
Fabrieksin-
stelling
B2 Laag tarief
Standaard
Het laag tarief maakt het mogelijk om
het elektrisch verwarmingselement en
de warmtepomp te laten draaien enkel
tijdens periodes met lagere stroomprijzen.
Dit gebeurt in overeenstemming met het
menu-item dat het programma van het
laag tarief D17/D18 (Laag tarief weekdag/
weekend) regelt. De unit draait enkel tijdens
vooraf vastgelegde uren van de dag. Als de
PV-functie (B5) actief is, laat dit toe om
het elektrisch verwarmingselement en de
warmtepomp te laten draaien buiten de
periode met laag tarief.
UIT/
STANDAARD/
OPTIMAAL 1/
OPTIMAAL 2
UIT
Optimaal 1
Met deze functie is het mogelijk om
optimaal rendement te halen uit de lagere
elektriciteitsprijs met het nachttarief tussen
00:00 en 05:00 u.
Optimaal 2
Met deze functie is het mogelijk om
optimaal rendement te halen uit de lagere
elektriciteitsprijs met het nachttarief tussen
00:00 en 05:00 u. Overdag werkt de eenheid
volgens de perioden met daltarieven D17 en
D18.
B3 Heet op tijd
De unit kan worden geprogrammeerd om warm water
te leveren van 1 tot 30 dagen vanaf het moment waarop de
functie wordt geactiveerd en de VAKANTIE-modus wordt
geselecteerd. De unit schakelt over op AUTOMATISCH-
modus in het gewenste aantal dagen.
UIT/AAN UIT
B4
UIT*
De PV-functie is niet actief. Als deze functie wordt
geactiveerd, kan de warmtepomp en het elektrisch
verwarmingselement enkel starten als de ingangsspanning
in GC1 (0-10V) hoger is dan D20/D21 (PV min spanning
HP/EL) voor een langere duur dan D22 (PV min tijd).
UIT/
ECO/
OPSLAG
UIT
PV ECO*
De PV-functie maakt het mogelijk om het water enkel met
de warmtepomp te verwarmen totdat het instelpunt voor
de temperatuur vastgelegd door de werkings-MODUS is
bereikt.
PV
OPSLAG *
De PV-functie maakt het mogelijk om het water op te
warmen tot de maximumtemperatuur waarbij prioriteit
wordt gegeven aan de werking van de warmtepomp als de
BOOST- of BACKUP-modus niet actief is. De warmtepomp
werkt alleen totdat de max. toegelaten temperatuur voor
de werking van de warmtepomp D28 (T HP Max) is bereikt.
Het elektrisch verwarmingselement werkt enkel vanaf D28
tot de maximum toegestane temperatuur D9 (Water T max).
Fotovoltaïsch
33
7.4.3. Algemeen
De rubriek Algemeen verzamelt alle standaardinstellingen die weinig of geen effect
hebben op de werking van de warmtepomp, uitgezonderd het menu-item Reset.
Het activeren van de Reset-functie brengt alle instelpunten terug naar de
fabrieksinstellingen.
De instelpunten van het algemene menu worden beschreven in de tabel hieronder.
Code
Naam
instelpunt
Beschrijving Bereik
Fabrieksin-
stelling
C0 Reset
De instelpunten in het gebruikersmenu worden
gereset. De meer geavanceerde instellingen kunnen
enkel worden gereset vanuit het installateursmenu.
De informatie zoals het aantal draaiuren van de
compressor en de ventilator kan niet worden gereset.
UIT/AAN UIT
C1 Info De softwareversie wordt weergegeven. - -
C2 Uur De tijd kan hier worden aangepast. - -
C3 Datum De datum kan hier worden aangepast. - -
C4 Dag De dag van de week kan worden geselecteerd. - Maandag
C5 Taal Er kunnen andere talen worden geselecteerd. - Engels
C6 Contrast Het contrast van het scherm kan worden aangepast. - -
34
Code
Naam
instelpunt
Beschrijving Bereik
Fabrieksin-
stelling
D0 Reset all
Alle instelpunten worden gereset naar de oorspronkelijke
fabrieksinstellingen. Het informatiemenu en de
instelpunten van de installateur worden ook gewijzigd:
UIT/AAN UIT
D1 Errors
De alarmen van de unit kunnen hier worden gecontroleerd.
- -
D2
D2.0 Adress
Modbus-adres. Het Modbus-adres kan worden gekozen
tussen 1 en 247.
1-247 30
D2.1
Baudsnelheid
Modbus snelheid. De modbus snelheid kan worden
gekozen tussen 19200 en 9600.
9600 -
19200
19200
D2.2 Pariteit
Modbus-pariteit. De Modbus-pariteit kan worden
ingesteld op even, oneven of gedeactiveerd.
Even/
oneven/
geen
Even
D2.3
Wijzigen
Modbus wijzigen. Als deze functie wordt geactiveerd, dan
is het mogelijk om de instelpunten te wijzigen, die worden
bijgehouden door een datalogger.
UIT/AAN UIT
D3
Waterdruk
max
Maximaal debiet van de warmtebron kan worden
geregeld in procenten.
0-100 80
D4
Waterdruk
min
Minimaal debiet van de warmtebron kan worden
geregeld in procenten.
0-100 40
D5 DELTA T Bron
Het temperatuurverschil van de warmtebron
tussen aanvoer en retour kan worden aangepast.
Als B1 (stroomcontrole) zich in AUTO bevindt,
maakt dit instelpunt een verdere aanpassing van het
AUTO temperatuurverschil van de warmtebron zoals
beschreven in afbeelding 19 mogelijk.
Als B1 (stroomcontrole) zich in FIXED bevindt, bepaalt
dit instelpunt het gewenste temperatuurverschil van
de warmtebron.
-20 - 20 0
D6 Return T
Dit instelpunt maakt het mogelijk om de gewenste
retourtemperatuur van de warmtebron te regelen als
B1 (stroomcontrole) zich in RETURN T bevindt.
-20 - 50 25
Modbus
7.4.4. Installateursmenu
Het installateursmenu mag enkel worden gebruikt door gekwalificeerd personeel.
Enkele instelpunten die kunnen versteld worden vanuit dit menu kunnen grote
gevolgen hebben op de prestaties van de unit, afhankelijk van het soort
inbedrijfstelling en installatie. De instelpunten van de installateur en het soort
installatie moeten goed overeenstemmen om de prestaties en de levensduur van
de unit te optimaliseren.
Om het installateursmenu te bekijken moet een wachtwoord met 4 tekens worden
ingevoerd. Het wachtwoord is: 2016. Alle temperaturen worden weergegeven in °C.
35
Code
Naam
instelpunt
Beschrijving Bereik
Fabrieksin-
stelling
D7 Bron T min
De minimumtemperatuur van de warmtebron
die is toegestaan tijdens de werking van de
warmtepomp kan hier worden geregeld. Als de
toevoertemperatuur van de warmtebron T1 zich
onder D7 Bron T min bevindt, stopt de warmtepomp
en werkt het elektrisch verwarmingselement totdat
het instelpunt van het water is bereikt.
0 - 30 10
D8 Bron T max
De maximumtemperatuur van de warmtebron
die is toegestaan tijdens de werking van de
warmtepomp kan hier worden geregeld. Als de
toevoertemperatuur van de warmtebron T1 zich
boven D8 Bron T max bevindt, stopt de warmtepomp
en werkt het elektrisch verwarmingselement totdat
het instelpunt van het water is bereikt.
20-60 55
D9 Water T max
De maximum toegelaten temperatuur in het
buffervat.
50-70 65
D10
Verdamper
T max
De maximumtemperatuur van de warmtebronretour
T2 die is toegestaan tijdens de werking van de
warmtepomp kan worden ingesteld. Als T2 hoger is
dan het instelpunt, stopt de warmtepomp en wordt
het elektrisch verwarmingselement geactiveerd.
20-60 45
D11
Verdamper
T min
De minimale verdampertemperatuur die kan worden
bereikt met de warmtepomp.
-10 - 20 4
D12 BACKUP T
Het buffervat watertemperatuur T3 waarbij de unit
het elektrisch verwarmingselement in de BACKUP-
modus stopt.
5-65 35
D13 Legionella
De legionella-functie kan worden geactiveerd. De
legionella-functie schakelt de warmtepomp niet in,
maar gaat gewoon verder met de opwarmingscyclus
tot een hogere temperatuur D14 (Legionella T).
De legionella-werking is enkel actief met de
warmtepomp tot D28 (T HP MAX). De resterende
temperatuurstijging wordt bereikt met enkel het
elektrisch verwarmingselement.
UIT/AAN UIT
D14 Legionella T
Het instelpunt van de legionella-temperatuur kan
worden geregeld.
55-65 60
D15 Legionella-dag
De dag in de week kan worden ingesteld om
legionella-temperatuur te bewerkstelligen.
Maandag/
zondag
Zondag
36
Code
Naam
instelpunt
Beschrijving Bereik
Fabrieksin-
stelling
D16 Gedwongen werking
De gedwongen werking van de warmtepomp
kan hier worden geactiveerd. De warmtepomp
start zelfs als er geen behoefte is voor warm
water. Wanneer de maximumtemperatuur
toegestaan door de warmtepomp is bereikt,
stopt de unit. Deze functie wordt gebruikt
voor testen.
UIT/AAN UIT
D17 Laag Tarief weekdag
De begin- en eindtijd van de dagen in de week
met lager stroomtarief.
0-23
0-23
0-23
00-00
00-00
00-00
D18 Laag Tarief weekend
De begin- en eindtijd in de weekenden met
laag stroomtarief. Er kunnen 3 weekenden
geselecteerd worden.
0-23
0-23
0-23
00-00
00-00
00-00
D19 Stroombesparingsuur Het daltarief kan worden gedeactiveerd. UIT/AAN AAN
D20 PV min Spanning HP*
De minimumspanning (V) vereist in GC1
(PV 0-10V) om de warmtepomp te starten
wanneer de PV-functie actief is.
0-10 0
D21 PV min Spanning EL*
De minimumspanning (V) vereist in
GC1 (PV 0-10V) om het elektrisch
verwarmingselement te starten wanneer de
PV-functie actief is.
0-10 0
D22 PV min tijd*
De minimumtijd (minuten) bij de
ingangsspanning (V) van het PV-paneel
moet boven het instelpunt D20/D21
(PV min Spanning HP/EL) om het elektrisch
verwarmingselement of warmtepomp te
starten wanneer de PV-functie actief is.
D22 regelt ook de minimale werkingstijd van
de warmtepomp wanneer deze is opgestart
door de PV-functie.
0-99 15
37
Code
Naam
instelpunt
Beschrijving Bereik
Fabrieksin-
stelling
D23
UIT
De SG-ready-functie kan hier door de installateur
worden geactiveerd. Er kunnen drie instellingen
worden geselecteerd. Deze functie maakt de start
van de warmtepomp vanuit een externe input
signaal mogelijk. SG-ready is niet actief als er geen
extern input signaal is (SG1 UIT, SG2 UIT).
UIT/
SG
Boost/
SG Eco/
SG Block
UIT
SG BOOST
De warmtepomp en het elektrisch
verwarmingselement moeten starten als de
watertemperatuur onder de maximaal toegestane
in het buffervat zakt. Zowel de warmtepomp en het
elektrisch verwarmingselement worden gedwongen
te werken (SG1 AAN en SG2 AAN).
SG ECO
De warmtepomp werkt met het minimaliseren
van de kosten, enkel de warmtepomp wordt
geactiveerd (SG1 UIT, SG2 AAN).
SG BLOCK
De unit kan worden gestopt zelfs wanneer er geen
behoefte is aan warm tapwater (SG1 AAN, SG2 UIT).
D24 Start/stop
Als GC1 een extern input signaal hoger dan 2 Volt
krijgt, dan wordt de unit gestopt.
UIT/
Start/
stop
UIT
D25 Service-timer
De service-timer is geactiveerd (AAN) of
gedeactiveerd (UIT).
UIT/AAN UIT
D26
Service-timer
tijd
Als de filterfunctie AAN is, kan de tijd van de filter
worden geselecteerd. Dit instelpunt bepaalt het
aantal maanden nadat het filteralarm wordt
weergegeven.
0-36 12
D27 Service-reset
Wanneer de service voltooid is, activeer deze
functie om de filtertimer te resetten.
UIT/AAN UIT
D28 T HP max
De maximale watertemperatuur die kan worden
bereikt met de warmtepomp in °C.
55-70 65
D29 Demo-modus
Op het scherm lijkt alles in werking zoals in de
conventionele modus, maar alle relais zijn uit en alle
alarmen worden onderdrukt. Deze functie kan
worden geactiveerd voor demonstraties.
UIT/AAN UIT
D30
Voorverwar-
mingshysterese
Het temperatuurverschil tussen de temperatuur
van het water in het buffervat T3 en de
temperatuur van de koudwater toevoer T1 waarbij
de voorverwarming via de spiraal stopt.
-20 - 20 5
SG Ready
38
Code
Naam
instelpunt
Beschrijving Bereik
Fabrieksin-
stelling
D31
Voorverwarming
(spiraal)
De voorverwarming kan hier worden geactiveerd.
In de werking Voorverwarming kan het water in
het buffervat rechtstreeks worden verwarmd
door de warmtebron via de spiraal zonder het
gebruik van de warmtepomp.
UIT/AAN -
D32
Interim
(spiraal + HP)
De werking Interim kan hier worden geactiveerd.
In de werking Interim kan het water in het
buffervat tegelijk worden verwarmd door de
warmtebron via de spiraal en door de werking
van de warmtepomp. Deze functie maakt het
minimaliseren van het stroomverbruik mogelijk.
UIT/AAN -
D33 Pomp/klep
Afhankelijk van het model van de unit kan
de werking met een pomp of modulerende
dynamische klep worden geselecteerd. In units
uitgerust met een pomp mag dit instelpunt niet
worden ingesteld als "UIT" en vice versa.
UIT/AAN -
D34 Waterhysterese
De hysterese van de buffervat
watertemperatuur kan worden aangepast.
1-20 5
D35 Water/glycol
Als de functie Water/glycol is geactiveerd,
kan de unit werken bij temperaturen van
de warmtetoevoer van minimum 5C.
UIT/AAN UIT
39
7.5. Fotovoltaïsche functie
De warmtepomp voor warm water voor huishoudelijk gebruik (DHWHP) kan worden
bestuurd door een signaal van een fotovoltaïsche (PV) omvormer of een energiemeter,
ofwel als eenvoudige start/stop via een potentiaalvrij contact of door een variabel
signaal.
Afbeelding 20 geeft mogelijke installatieconfiguraties met of zonder energiemeter weer.
Door de variabele signaaloptie te gebruiken stemt een bepaalde output (DC of mA) van
de (PV) omvormer of de energiemeter overeen met een bepaalde hoeveelheid overtollig
vermogen voor het gebruik in de warmtepomp. Dit overtollig vermogen kan worden
gebruikt door ofwel het elektrische dompelverwarmer, de warmtepomp (heat pump, HP)
of beide.
Afbeelding 20 - PV-installatie 1: controlesignaal van omvormer. PV-installatie 2: controlesignaal van energiemeter.
TB1: DC/AC-omvormer
BU: Energie-meter
E1-2-3: Elektrische apparaten
WG1: Stroomvoorziening van warmtepomp
GC1: Inputsignaal van fotovoltaïsche functie (0-10 VDC, 0-3 VDC, 4-20 mA).
40
7.6. Veiligheidsfuncties
7.6.1. Hogedruk pressostaat
Om zeker te zijn dat de compressor niet boven het bedrijfsbereik draait, is er een
ingebouwde hogedruk pressostaat die de compressor uitschakelt wanneer de druk in
het koudemiddel circuit te hoog wordt. De drukschakelaar schakelt de compressor uit
als de druk hoger dan 25 bar wordt.
Om de unit opnieuw op te starten moet de stroom worden uitgeschakeld en opnieuw
ingeschakeld.
7.6.2. Veiligheidsschakelaars
In het geval van een fout in het elektrisch verwarmingselement schakelen de
veiligheidsschakelaars de unit uit. Als de ingestelde waarde (80°C) wordt overschreden,
wordt het elektrisch verwarmingselement losgekoppeld. Het elektrisch
verwarmingselement kan opnieuw worden geactiveerd wanneer de temperatuur onder
8C ligt.
Om dit te doen moet de stroom naar de unit worden uitgeschakeld en het voorpaneel
worden gedemonteerd. Daarna kan er op de resetknoppen in het midden van de
schakelaars worden gedrukt. Dit mag enkel worden uitgevoerd door gekwalificeerd
personeel.
Bovendien schakelt een bijkomende thermische veiligheidsschakelaar de compressor
uit wanneer het compressoroppervlak temperaturen van meer dan 160°C bereikt.
41
8. ONDERHOUD
Volg de lokale richtlijnen en regelgeving inzake mogelijke periodieke inspectie van
warmtepomp door gekwalificeerd personeel.
8.1. Milieu-eisen
Volg bij het herstel of het demonteren van de Microbooster de milieurichtlijnen en
wettelijke vereisten omtrent het recycleren en wegwerpen van materialen.
8.2. Filters
Na de eerste werkingsmaand moeten de filters HZ2 en HZ3 worden gereinigd.
8.3. Watercirculatie en buffervat
8.3.1. Drukontlastklep
Uw installateur heeft een drukontlastklep geïnstalleerd bij de koudwateraansluiting
op het buffervat om het buffervat te beschermen tegen te grote druk wanneer het
water uitzet tijdens het verwarmingsproces.
De afsluiter (controleer klep) die is geïnstalleerd aan de voorzijde van de overdrukklep
op de koudwaterleiding, voorkomt dat water van het buffervat terugstroomt in de
koudwaterleiding. Hierbij stijgt de druk in het buffervat tot de maximuminstelling van
de drukontlastklep en opent de drukontlastklep. Het overtollige water stroomt weg.
Als de drukontlastklep niet zou openen, zou het buffervat barsten.
De drukontlastklep moet regelmatig werken om kalkafzettingen te verwijderen en om
te controleren dat deze niet is geblokkeerd. Dit wordt getest door te drukken op de
hendel/het handvat op de drukontlastklep, te draaien en te controleren of het water
wegloopt. Schade door een defecte drukontlastklep wordt niet gedekt door de
garantie.
Let op dat water kan druppelen uit de retourleiding van de drukontlastklep door het
verwarmen van het water.
8.3.2. Anode
Om corrosie van het geëmailleerde warmbuffervat te voorkomen is een
magnesiumanode geïnstalleerd achter het voorpaneel op de bovenste helft van het
buffervat.
De anode heeft een levensverwachting van ongeveer 2-5 jaar afhankelijk van de
waterkwaliteit.
42
Er wordt aanbevolen om de anode elk jaar te inspecteren.
1) Ontkoppel de elektrische stroomvoorziening of maak de stroomstekker los.
2) Verwijder de plastic kap aan de voorzijde. Zo krijgt u toegang tot de anode.
3) Maak de draadverbinding tussen de anode en het buffervat los (afbeelding 21).
4) Plaats een multimeter (bereik mA) tussen de anode en het buffervat. Anodestroom
> 0,3 mA: Anode is actief en oké. Anodestroom < 0,3 mA: De anode moet worden
gecontroleerd en mogelijk worden vervangen.
5) Maak de draadverbinding tussen de anode en het buffervat los. Sluit de kap
vooraan en schakel de unit in.
0.3 mA
Afbeelding 21 - Anodecontrole
Merk op dat het water moet ten minste 1 keer worden opgewarmd tot
werkingstemperaturen voordat de test hierboven kan worden uitgevoerd.
Om de anode te vervangen moet het volgende worden gedaan:
Sluit de koud water aanvoer aan op QN7.
Sluit een slang aan op de vul- en aftapkraan QN5 zodat het water van het buffervat
naar de dichtstbijzijnde retour kan weglopen.
Open een aftappunt voor warm water (om vacuüm te voorkomen in het buffervat).
Wanneer het waterniveau in het buffervat zich onder de anode bevindt, kan deze
worden verwijderd voor inspectie en vervanging.
Controle en vervanging van de anode mag enkel worden gedaan door gekwalificeerd
personeel.
43
9. DEMONTAGE EN BUITENBEDRIJFSTELLING
Het volgende moet worden gedaan bij het uit bedrijf stellen:
Ontkoppel de unit van het stroomnet, d.w.z. de elektrische kabels worden
verwijderd.
Sluit de toevoer en retour van de warmtebron en laat het medium van de
bronleidingen aan de bovenzijde van de warmtepomp weglopen.
Sluit de aanvoer QN7 van koud water en sluit een slang aan op de retourklep zodat
het water van het buffervat naar de dichtstbijzijnde vul- en aftapkraan QN5 kan
weglopen.
Verwijder de water- en verwarmingsleidingen.
De unit moet uit bedrijf worden gesteld op de meest milieuvriendelijke manier.
Wanneer het product wordt weggegooid, volg de lokale gemeentelijke richtlijnen
inzake afvalverwijdering.
44
Alarm Betekenis Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen
E1, E2, E3 Temperatuursensoren
buiten bereik
De temperatuursensor T1, T2 of
T3 is defect of niet aangesloten
op het PCB.
Controleer of de sensor is
aangesloten op het PCB.
Vervang de temperatuursensor
E6 Hogedruk pressostaat Hoge druk in het koudecircuit Verminder het instelpunt van
de water temperatuur
Verminder het maximale
debiet van de warmtebron D3
in het installateursmenu
Hogedruk pressostaat BP1 is
defect of niet aangesloten op het
PCB
Vervang onderdeel
E7 Lage
verdampertemperatuur
Te laag debiet
Verhoog minimum debiet D4
Te lage warmtebrontemperatuur Verhoog de temperatuur van
de warmtebronretour T1
Lucht in verdamper Ontlucht de verdamper
met de ontluchter
E8 Hoge
verdampertemperatuur
Te hoog debiet
Verlaag de maximum debiet
D3
Te hoge warmtebrontemperatuur
Verlaag de temperatuur van
de warmtebron aanvoer T1
E9 Onvoldoende
verwarmingscapaciteit
Koudemiddellek Herstel lekken en voeg
koudemiddel toe (mag enkel
worden gedaan door een
bevoegde technicus)
Verkeerde positie van de
temperatuursensor voor
de warmtebronretour T2
Controleer of
temperatuursensor T2
ernaast is geplaatst en in
contact is met de verdamper
Verkeerde positie van de
watertemperatuursensor T3
Controleer of de
temperatuursensor T3 in het
temperatuurvak
E10 Hoge
brontoevoertemperatuur
De warmtebron aanvoer
temperatuur ligt hoger dan D8
(bron T max)
Verlaag de temperatuur van
de warmtebron aanvoer T1
E11 Service nodig De unit heeft regelmatig
onderhoud nodig.
Neem contact op met de
gekwalificeerde technicus
10. ALARMEN EN PROBLEEMOPLOSSING
10.1. Alarmen
45
10.2. Probleemoplossing
Controleer daarnaast de volgende vragen voordat u contact opneemt met
een installateur:
Staat de koudwatervoorziening open?
Heeft een van de veiligheidsfuncties de warmtepomp of het elektrische
verwarmingslement ontkoppeld?
Heeft een externe kortsluiting van terminals de warmtepomp ontkoppeld?
Is de fabrieksreset getest?
Als het niet een van de bovenstaande fouten is, neem contact op met:
In de garantieperiode (0-2 jaar): De installateur bij wie de unit werd aangekocht.
Na de garantieperiode (> 2 jaar): De installateur bij wie de unit werd aangekocht of
partners van de fabrikant.
Zorg dat u de gegevens van het typeplaatje bij de hand hebt (zilverplaatje op de unit).
Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossing
Het product
levert geen
warm water
De unit is niet aangesloten op
de stroomvoorziening
Zorg ervoor dat het scherm op AAN staat
Alarmen van de controller stoppen
de werking van de unit
Controleer de alarmen in het Info-menu E
Lage instelpunten voor
watertemperatuur
Verhoog alle instelpunten voor temperatuur
in menu A Temperaturen
Thermische veiligheidschakelaar
opent en stopt de stroomvoorziening
naar het elektrisch
verwarmingselement
Herstel de oorspronkelijke toestand van
de thermische veiligheidsschakelaar
E7 is actief Verhoog D4 (minimum debiet) met +10%
SG Ready-functie is actief Schakel UIT SG Ready-functie
Thermische veiligheidschakelaar
FN1 opent en stopt de
stroomvoorziening naar het elektrisch
verwarmingselement
Herstel de oorspronkelijke toestand van
de thermische veiligheidsschakelaar FN1.
Hoge
geluidsemissies
Trilling van onderdelen Zorg ervoor dat alle onderdelen zoals
compressor en magneetklep goed zijn
vastgemaakt
46
47
11. PRODUCT- EN INSTALLATEURSINFORMATIE
Geïnstalleerd model:
Serienummer:
Accessoires:
Installateurs
Leidinginstallatie
Datum:
Bedrijf:
Naam:
Telefoonnummer:
Elektrische installatie
Datum:
Bedrijf:
Naam:
Telefoonnummer:
Inbedrijfstelling
Datum:
Bedrijf:
Naam:
Telefoonnummer:
48
12. CONFORMITEITSVERKLARING
ait-deutschland GmbH
Industrie Str. 3
93359 Kasendorf
Germany
15210901
Artikelnummer 2
Artikelnummer 1
Bestelnummer
Apparaattype
BWP 190S
BWP 260S
WWB190
15208001
15208201
EN 62233
EG-Richtlijnen
814/2013
EN12102
Geharmoniseerde EN
EN12102
EN 55014-2
EN 60335-1
EN16147
EN 60335-2-40
Plaats, datum:
Ondertekening
Kasendorf, 12.03.2019
EN 55014-1
EN ISO 3743-1
Jesper Stannow
Hoofd Ontwikkeling Verwarming
Bedrijf:
De ondergetekende
Warmtepomp
EG-conformiteitsverklaring
bevestigd dat de als volgt aangeduide toestellen in de door ons in omloop gebrachte uitvoering, aan de eisen
van de geharmoniseerde EG-richtlijnen, de EG-veiligheidsstandaards en de productspecifieke EG-
standaards voldoet.
Bij wijzigingen aan een of meerdere toestellen vervalt de geldigheid van deze verklaring.
Aanduiding van de Warmtepomp/de Toestellen
49
50
AANTEKENINGEN
51
ait-deutchland GmbH
Industriestrasse 3
95359 Kasendorf
www.alpha-innotec.de
OE03:224-2002
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52

Alpha innotec WWB 190 de handleiding

Type
de handleiding