Moovo XA de handleiding

Type
de handleiding
XA4
EN Installation and use instruc-
tions and warnings
IT Istruzioni ed avvertenze
per l’installazione e l’uso
FR Instructions et avertisse-
ments pour l’installation et
l’utilisation
ES Instrucciones y adverten-
cias para la instalación y
el uso
DE Anweisungen und Hinweise
für die Installation und die
Bedienung
PL Instrukcje instalacji i
użytkowania i ostrzenia
NL Aanwijzingen en aanbeve-
lingen voor installering en
gebruik
Swing gate opener
Codice: ISTXA432.4865 - Rev. 00 del 08 - 06 - 2007
Nederlands – 3
Nederlands
INHOUDSOPGAVE
ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGE-
LEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID
STAP 1
Veilig werken! 4
Aanbevelingen voor het installeren 4
KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING
VOOR DE INSTALLATIE
STAP 2
2.1 - Beschrijving van het product en gebruiksdoel 5
2.2 - Componenten voor het aanleggen van een complete installatie 5
STAP 3
Controles voor het installeren 6
3.1 - Controleren van de geschiktheid van de omgeving en de te
automatiseren poort 6
3.2 - Controleren van de gebruikslimieten van het product 6
STAP 4
4.1 - Voorbereidende werkzaamheden 7
- 4.1.1 - Karakteristieke referentie-installatie
7
- 4.1.2 - Vaststellen van de plaats van de verschillende componenten
7
- 4.1.3 - Vaststellen met welk schema de inrichtingen te verbinden
7
- 4.1.4 - Controleren van het voor het te verrichten werk benodigde gereedschap
8
- 4.1.5 - Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden
8
4.2 - Voorbereiden van de elektriciteitskabels 8
INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUITING VAN DE
COMPONENTEN
STAP 5
5.1 - Installeren van de componenten van de automatisering 10
5.2 - Afstellen van de mechanische eindschakelaar in open stand 12
STAP 6
Installeren en aansluiten van de in de installatie aanwezige inrichtingen
op de installatie 13
6.1 - Instellen van de volgorde van opening van de poortvleugels 14
Weghalen van de besturingseenheid 15
6.2 - Installeren en aansluiten van de reductiemotor zonder besturingseenheid 16
6.3 - Installeren en aansluiten van het knipperlicht mod. MF 17
6.4 - Installeren en aansluiten van de fotocellen mod. MP 19
Selecteren van de manier van werken van het stel fotocellen 20
6.5 - Installeren en aansluiten van het toetsenpaneel mod. MK 21
6.6 - Installeren van de bufferbatterij mod. MB 22
AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING
STAP 7 23
EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
STAP 8 23
PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING
STAP 9
9.1 - Geheugenopslag van de inrichtingen die via een “Buskabel” zijn
aangesloten en van de eindposities “0” en “1” van de vleugels 24
9.2 - Geheugenopslag van de zender mod. MT4 24
9.3 - Programmeren van het toetsenpaneel mod. MK 25
AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES
10 - Afstellen van de werking van de automatisering 26
11 - Geheugenopslag van een nieuwe zender met de procedure ‘in de
nabijheid’ van de besturingseenheid 26
12 - Wissen van gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid 26
WERKZAAMHEDEN DIE AAN EEN BEVOEGDE
TECHNICUS ZIJN VOORBEHOUDEN
Aansluiting van de automatiseringseenheid op het elektriciteitsnet met een
andere kabel dan die welke is meegeleverd 28
Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering 29
Afvalverwerking van het product 29
TECHNISCHE GEGEVENS VAN DE VERSCHILLENDE
COMPONENTEN VAN HET PRODUCT 30
WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen) 32
Bijlagen: “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” I-VII
4 – Nederlands
Nederlands
– ga na of de in de kit aanwezige inrichtingen voldoende zijn om te garan-
deren dat de installatie veilig is en goed werkt.
– maak een analyse van de risico’s waarvan de lijst met essentiële veilig-
heidseisen zoals die voorzien zijn in
Bijlage I van de Machinerichtlijn
, deel
uitmaakt, en geef de toegepaste oplossingen daarvoor aan. Wij maken u
erop attent dat de risicoanalyse één van de documenten is die deel uit
maken van het “technisch dossier” van de automatisering. Deze dient
door een erkende installateur te worden ingevuld.
Met het oog op de gevaarlijke situaties die zich bij het installeren en
gebruiken van het product zouden kunnen voordoen, dient de auto-
matisering met inachtneming van onderstaande aanbevelingen te
worden geïnstalleerd:
– breng op geen enkel onderdeel van de automatisering wijzigingen aan,
tenzij die in deze handleiding zijn voorzien. Dergelijke handelingen kunnen
alleen maar storingen veroorzaken. De fabrikant wijst elke aansprakelijk-
heid voor schade tengevolge van willekeurig gewijzigde producten van de
hand.
– zorg ervoor dat geen enkel deel van de automatisering in water of een
andere vloeistof terecht kan komen. Zorg er tijdens de installatie ook voor
dat er geen vloeistoffen in de reductiemotoren of andere inrichtingen kun-
nen komen.
– sluit onmiddellijk de elektrische stroom af indien er een vloeistof in delen
van de componenten van de automatisering is gekomen, en wend u tot
de klantenservice van Moovo. Indien de automatisering onder die
omstandigheden toch wordt gebruikt, kan dit een gevaarlijke situatie ver-
oorzaken.
– houd de verschillende componenten van de automatisering uit de buurt
van relevante warmtebronnen en open vuur. Anders zouden ze schade
kunnen oplopen of zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
– elke handeling waarvoor het nodig is het beschermende omhulsel van
een bepaald component van de automatisering te openen, dient plaats te
vinden terwijl de besturingseenheid van het elektriciteitsnet losgekoppeld
is. Indien de ontkoppelingsinrichting niet goed te zien is, dient u een bord
aan te brengen met het opschrift: “LET OP ONDERHOUDSWERKZAAM-
HEDEN IN UITVOERING”.
– het product kan niet als een doelmatig beveiligingssysteem tegen indrin-
gers beschouwd worden. Indien u zich doelmatig wilt beveiligen, dient u
de automatisering met andere inrichtingen aan te vullen.
– de besturingseenheid moet op een geaarde elektriciteitsleiding voor
stroomvoorziening worden aangesloten.
– het product mag pas worden gebruikt, nadat de automatisering “in
bedrijf is gesteld” zoals dat is voorzien in de paragraaf
Eindtest en inbe-
drijfstelling van de automatisering
in het kader “Werkzaamheden die
aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”.
– De afvalverwerking van al het verpakkingsmateriaal van de onderdelen
van de automatisering moet helemaal volgens de plaatselijk geldende
regels plaatsvinden.
ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID
STAP 1
VEILIG WERKEN!
Let op – voor de veiligheid van de personen is het van
belang deze aanwijzingen op te volgen.
Let op – Belangrijke aanwijzingen inzake de veiligheid:
bewaar daarom deze aanwijzingen.
Het ontwerp, de productie van de inrichtingen waaruit dit product
bestaat, evenals deze handleiding beantwoorden volledig aan de
thans geldende regelgeving op het gebied van veiligheid. Deson-
danks kan een foutief uitgevoerde installatie en programmering ern-
stig letsel kunnen toebrengen aan de personen die de werkzaamhe-
den uitvoeren of aan hen die de installatie zullen gebruiken. Daarom
is het van belang dat u tijdens de installatie alle aanwijzingen uit
deze handleiding opvolgt.
Begin niet met de installatie indien u ook maar de minste twijfel heeft.
Vraag eventueel uitleg aan de klantenservice van Moovo.
Indien u voor het eerst een automatisering voor draaipoorten of –deuren
gaat uitvoeren, verdient het aanbeveling enige tijd aan het lezen van deze
handleiding te besteden. Het is raadzaam dit te doen voordat u met de
automatisering begint, dus zonder dat u onder tijdsdruk moet werken.
Houd bovendien alle inrichtingen van het product bij de hand, zodat u alle
informatie van deze handleiding kunt lezen, uitproberen en verifiëren (met
uitzondering van de programmeerfase.
Bij het lezen van deze handleiding dient u speciaal te letten op die
delen welke gemarkeerd zijn met het symbool:
Deze symbolen duiden onderwerpen aan die een mogelijke bron
voor gevaar kunnen zijn en daarom dienen
de uit te voeren handelin-
gen uitsluitend door daartoe bevoegde en ervaren technici met
inachtneming van deze aanwijzingen en de in dit land bestaande
normen en wetten worden uitgevoerd:
AANBEVELINGEN VOOR HET INSTALLEREN
Volgens de meest recente Europese wetgeving dienen bij het aan-
leggen van een automatische deur of poort de voorschriften zoals
die zijn voorzien in de Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn) opge-
volgd te worden en met name de normen EN 12445; EN 12453; EN
12635 en EN 13241-1, die een verklaring van vermoedelijke confor-
miteit van de automatisering mogelijk maken.
Met het oog hierop
moeten de definitieve aansluiting van de automatisering op het elek-
triciteitsnet, de eindtest van de installatie, de inbedrijfstelling daar-
van alsook het periodieke onderhoud door daartoe bevoegd en
ervaren personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen ver-
vat in het kader
“Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus
zijn voorbehouden”
in acht dienen te worden genomen. Deze techni-
cus moet bovendien bepalen welke tests in functie van de bestaan-
de risico’s noodzakelijk zijn en moet hij controleren of de wettelijke
voorschriften, regelgeving en regels, en met name alle vereisten van
norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automati-
seringen voor poorten bepaalt, in acht zijn genomen.
Daarentegen kunnen werkzaamheden in verband met de voorberei-
ding, installatie en programmering ook worden verricht door perso-
neel dat niet speciaal geschoold is, mits alle in deze handleiding ver-
vatte aanwijzingen nauwgezet en in de juiste volgorde in acht wor-
den genomen, en dan met name de aanbevelingen van deze STAP 1.
Voordat u met het installeren begint, dient u de volgende ana-
lyses en controles te verrichten:
– vcontroleer of de afzonderlijke voor de automatisering bestemde inrich-
tingen voor de aan te leggen installatie geschikt zijn. Controleer hiertoe
met de grootst mogelijke aandacht de gegevens in de paragraaf
Techni-
sche gegevens
. Begin niet met de installatie als er ook maar een enkele
inrichting niet voor het gebruik geschikt is.
Nederlands – 5
Nederlands
KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE
1a 1b
a b
h l m nf g
i
2
dc
e
STAP 2
2.1 BESCHRIJVING VAN HET PRODUCT EN
GEBRUIKSDOEL
Alle inrichtingen tezamen die dit product vormen, dienen ertoe een poort
of een deur met dubbele vleugels (afb. 1a) te automatiseren. Bovendien is
het ook mogelijk poorten of deuren met één enkele vleugel te automatise-
ren (afb. 1b).
Elk ander gebruik dat niet overeenkomt met wat beschreven is en
onder andere omstandigheden dan wat in STAP 3 is aangeduid,
dient als oneigenlijk gebruik te worden beschouwd en is dus verbo-
den!
Het belangrijkste deel van de automatisering bestaat uit twee elektrome-
chanische reductiemotoren die elk van een 12V-gelijkstroommotor voor-
zien zijn en een vertragingswerk met een tandwerk voorzien van rechte
tanden. In één van de reductiemotoren bevindt zich ook een besturings-
eenheid.
De besturingseenheid stuurt alle inrichtingen van de automatisering aan en
voorziet ze van elektrische stroom waarbij zij de werking daarvan beheert.
Ze bestaat uit een kaart en een ingebouwde radio-ontvanger die de door
een zender verstuurde instructies ontvangt. Bovendien kan ze door een
bedieningspaneel aan de wand worden aangestuurd of door een stel foto-
cellen, dat alleen voor een
openings
instructie is geprogrammeerd.
De besturingseenheid is in staat verschillende soorten manoeuvres aan te
sturen, die elk volgens de persoonlijke wensen kunnen worden gebruikt
en geprogrammeerd.
Bovendien zijn er verschillende speciale functies waarmee het mogelijk is
de parameters van de automatisering op de persoonlijke wensen af te
stellen.
De automatisering is gereed voor het gebruik van verschillende accessoi-
res die de functionaliteit daarvan verhogen en garant staan voor veiligheid.
Zo kan de besturingseenheid ten hoogste 150 toetsen van MT4-zenders
in het geheugen opslaan; ten hoogste 4 bedieningspanelen MK of in
plaats daarvan maximaal 4 stel fotocellen MP, die alleen voor een ope-
ningsinstructie zijn ingericht.
De verschillende elementen worden door het systeem “Bus” verbonden.
Dit systeem maakt de verbinding tussen de verschillende inrichtingen heel
wat minder complex, daar er maar één enkele kabel tussen de ene inrich-
ting en het andere gebruikt moet worden.
Het product werkt op stroom die van het elektriciteitsnet afkomstig is;
ingeval van stroomuitval
(black-out)
kunnen de reductiemotoren ook
handmatig ontgrendeld worden en kunnen de poortvleugels met de hand
worden geopend.
Het is in ieder geval mogelijk de poort ook met behulp van de bufferbatte-
rij (model MB) te openen als die deel uitmaakt van de installatie.
2.2 COMPONENTEN VOOR HET AANLEGGEN VAN
EEN COMPLETE INSTALLATIE
Afb. 2 laat alle componenten zien die voor het aanleggen van een com-
plete installatie nuttig zijn, zoals die op afb. 8 te zien is.
Lijst van nuttige componenten:
[a] - elektromechanische reductiemotor met besturingseenheid
[b] - elektromechanische reductiemotor zonder besturingseenheid
[c] - gebogen armen
[d] - beugels voorkant (voor bevestiging van de reductiemotoren aan
de poort)
[e] - steunen achterkant (voor bevestiging van de reductiemotoren aan
de muur)
[f] - sleutels voor handmatige ontgrendeling van de reductiemotoren
[g] - stel fotocellen mod. MP (voor aan de wand)
[h] - bedieningspaneel mod. MK (voor aan de wand)
[i] - handzender mod. MT4
[l] - knipperlicht mod. MF
[m]- metalen verbruiksmateriaal (schroeven, borgringetjes, etc.)
[n] - bufferbatterij mod. MB
AANBEVELING!
Enkele componenten die op afb. 2 zijn afgebeeld, zijn niet stan-
daard en het kan zijn dat die niet in de verpakking zitten.
6 – Nederlands
Nederlands
STAP 3
CONTROLES VOOR HET INSTALLEREN
Voordat u gaat installeren, dient u te controleren of de onderdelen van het
product intact zijn en het uitgekozen model en de voor installatie bestem-
de omgeving geschikt is.
BELANGRIJK – De reductiemotoren kunnen geen poort automatise-
ren die niet al goed en veilig functioneert of defecten verhelpen die
het gevolg zijn van een verkeerd uitgevoerde installatie van de poort
of slecht onderhoud daaraan.
3.1 CONTROLEREN VAN DE GESCHIKTHEID VAN DE
OMGEVING EN DE TE AUTOMATISEREN POORT
Controleer of de mechanische structuur van de poort geschikt is om
conform de in uw land van kracht zijnde voorschriften te worden geauto-
matiseerd
(raadpleeg eventueel de gegevens op het etiket van de
poort,als dit aanwezig is)
.
Controleer wanneer u de poortvleugels handmatig
opent en sluit
, of de
wrijving tijdens de manoeuvre op alle punten gelijkmatig en constant is (
er
mogen geen momenten met een grotere belasting voorkomen).
Verplaats de vleugels handmatig naar een willekeurige stand, breng ze
tot stilstand en controleer dan of zij niet in beweging komen.
Controleer op de plaats waar de reductiemotor zal worden bevestigd, of
er ruimte genoeg is voor de draaiende beweging van de arm (afb. 7).
• Controleer of de ruimte rond de reductiemotoren groot genoeg is om de
deur gemakkelijk en veilig handmatig te kunnen ontgrendelen.
• Controleer of de door u gekozen plaats voor het installeren van de ver-
schillende inrichtingen stevig genoeg is en een stabiele bevestiging gega-
randeerd is.
• Controleer of alle te installeren inrichtingen aangebracht zijn op een vei-
lige en tegen stoten beschermde plaats.
Controleer of de uitgekozen bevestigingsvlakken van de fotocellen goed
vlak zijn waardoor een goede uitlijning tussen de fotocellen mogelijk is.
3.2 – CONTROLEREN VAN DE GEBRUIKSLIMIETEN VAN
HET PRODUCT
De reductiemotoren moeten zo worden geïnstalleerd dat de achtersteun
op de muur (of op de zuil) van de poort wordt bevestigd en de beugel
waarop de arm steunt, op de poortvleugel.
De reductiemotoren moeten zo worden geïnstalleerd dat de achtersteun
op de muur (of op de zuil) van de poort wordt bevestigd en de beugel
waarop het voorste gedeelte steunt, op de poortvleugel.
Om vast te stellen of het product geschikt is voor de te automatiseren
poort en de specifieke context is het noodzakelijk onderstaande controles
uit te voeren en te controleren of de technische gegevens in deze para-
graaf alsook die vervat in hoofdstuk
Technische gegevens van het pro-
duct
overeenkomen.
1 – Controleer dat de afzonderlijke poortvleugels qua afmetingen en
gewicht binnen onderstaande grenzen vallen en raadpleeg hiervoor gra-
fiek 1:
- maximumbreedte 1,80 m;
- maximumhoogte 2 m;
- maximumgewicht 250 kg.
2 – Controleer of de minimum-en maximumtemperatuur van de omgeving
van de installatie binnen de temperatuurslimieten voor werking van dit
product vallen. Kijk daarvoor bij de technische gegevens in het hoofdstuk
Technische gegevens van het product”.
3 – Met het oog op de richting vanwaar de elektriciteitsleiding loopt (als
die reeds aanwezig is) die de stroom voor de installatie moet leveren, stelt
u vast op welke poortvleugel de reductiemotor met de besturingseenheid
zal worden bevestigd.
4 – Uitgaande van de waarden op de afb. 3-4-5-6-7 controleert u op elke
vleugel en op de muur (of de zuil) daarnaast dat er voldoende ruimte is
voor het plaatsen van de reductiemotor:
a) Afb. 3: geeft de totale ruimte aan die de reductiemotor in beslag
neemt.
b) Afb. 4: geeft in verticale richting
de ruimte aan, waarbinnen de achter-
steun van de reductiemotor moet worden geplaatst. De precieze waarde
waarop deze steun moet worden geplaatst, moet berekend worden op
grond van punt 02 van STAP 5.
c)Afb.5: geeft de maximale maat “B” aan die nodig is tussen het draai-
punt van de vleugel en het muurvlak waarop de achtersteun van de
reductiemotor zal worden bevestigd
.
d) Afb. 6: geeft in horizontale richting de ruimte aan waarbinnen de ach-
tersteun van de reductiemotor moet worden geplaatst. De precieze
waarde waarop deze steun moet worden geplaatst, moet berekend wor-
den op grond van punt 01 van STAP 5. De maat “D” geeft de minimale
waarde vanaf de grond aan (aanbevolen minimumwaarde: 200 mm vanaf
de grond). De maat “C” (maximale waarde vanaf de grond) hangt van de
hoogte van de vleugel af.
e)Afb.7: geeft de minimale maat “E” (400 mm) aan die nodig is tussen
de arm van de reductiemotor en een eventueel obstakel wanneer de vleu-
gel helemaal open staat (muur, rand van een bloemperk, etc.).
N.B.
Deze waarde moet gemeten worden gerekend vanaf de middellijn van de
reductiemotor.
kg 250
200
150
100
50
0
1,0
1,1
1,2
1,3 1,4
1,5
1,6
1,7
1,8 m
3
235 mm
155 mm 550 mm
235 mm
GRAFIEK 1
Breedte van de poortvleugel
Gewicht van de poortvleugel
Nederlands – 7
Nederlands
6
Waarde D = tenminste 200 mm
C
D
4
7
E
5
B
Waarde E = tenminste 400 mm
STAP 4
4.1 VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN
4.1.1 –
Karakteristieke referentie-installatie
Op afb. 8 ziet u een voorbeeld van automatisering zien die tot stand is
gekomen met de verschillende onderdelen van Moovo. Zij worden
geplaatst en geassembleerd volgens een karakteristiek en gebruikelijk
schema. Dit zijn:
a - Elektromechanische reductiemotor met besturingseenheid
b - Elektromechanische reductiemotor zonder besturingseenheid
c - Steunen achterzijde (voor op de muur)
d - Beugels voorzijde (voor op de vleugel)
e - Stel fotocellen (voor aan de wand)
f - Knipperlicht
g - Bedieningspaneel (voor aan de wand)
h - Stel zuiltjes voor fotocellen
i - Mechanische stops bij
Opening
(
N.B.– In plaats hiervan kan de
manoeuvre van de vleugel eindigen tegen een natuurlijke stop - muur,
rand van een bloemperk, etc. - of kan de mechanische eindschakelaar in
de reductiemotor worden gebruikt)
l - Mechanische stop bij
Sluiting
4.1.2 –
Vaststellen van de plaats van de verschillende
componenten
Gebruik afb. 8 als voorbeeld voor het ongeveer vaststellen van de plaats
waar u de verschillende componenten zoals die in de installatie zijn voor-
zien, gaat installeren.
4.1.3 –
Vaststellen met welke schema de inrichtingen te
verbinden
Het product voorziet een verbinding van het type “Bus” tussen de ver-
schillende inrichtingen van de installatie, d.w.z. door middel van één enke
-
le kabel met daarin twee elektriciteitsdraden. Bij dit soort verbinding ver-
loopt de datacommunicatie tussen de verschillende inrichtingen via kabel,
waarbij gebruik wordt gemaakt van een specifiek protocol genaamd
Bus-Moovo”.
Let op!
– in de installatie kunnen alleen inrichtingen wor-
den geïnstalleerd die dit protocol ondersteunen.
8 – Nederlands
Nederlands
8
c c
d
d
g
f
i
l
i
hh
a
b
e e
Binnen het net “Bus” kunnen de inrichtingen verbonden via verschillende
aansluitschema’s worden verbonden en wordt in elk schema elke inrich-
ting een knooppunt van dit net. Dit zijn de aansluitschema’s:
sterconfiguratie
: in dit schema is elke inrichting zelfstandig, daar zij
rechtstreeks op de 2 klemmetjes van de “Bus” op de besturingseenheid is
aangesloten.
kettingconfiguratie
: in dit schema is de ene inrichting met de andere
verbonden en deze laatste met weer een ander, zoals de schakels van
een ketting. Dus wordt alleen de eerste inrichting van de ketting op de 2
klemmetjes van de “Bus” op de besturingseenheid aangesloten
gemengde configuratie
: dit schema bestaat uit een vermenging van
de twee hierboven beschreven schema’s.
Om vast te stellen welk aansluitschema het meest geschikt is voor de ver-
binding van alle inrichtingen in uw installatie, gelieve u het voorbeeld op
afb. 9 / afb. 26 te raadplegen. In het algemeen is het raadzaam het knip-
perlicht als eerste inrichting rechtstreeks op de besturingseenheid aan te
sluiten.
4.1.4 –
Controleren van het voor het te verrichten werk
benodigde gereedschap
Voordat u het product gaat installeren dient u zich ervan te vergewissen
over al het gereedschap en het materiaal te kunnen beschikken dat nodig
is voor het uitvoeren van de werkzaamheden (zie voorbeeld op afb. 10).
Controleer bovendien of dit in goede staat verkeert en in overeenstem-
ming is met de plaatselijke regelgeving inzake veiligheid.
4.1.5 –
Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden
U kunt nu de sleuven voor de buizen van de elektriciteitskabels trekken of,
als alternatief, kabelgootjes voor buiten aanleggen, bovengenoemde bui-
zen in het cement vastzetten of andere voorbereidingen treffen die ertoe
dienen de omgeving klaar te maken voor de hierna komende installatie-
werkzaamheden.
N.B.:
• De buizen hebben tot doel de elektriciteitskabels te beschermen en
onvoorziene breuk daarvan te voorkomen, zoals bijvoorbeeld bij stoten
• De “vaste” bedieningsorganen dienen zo geplaatst te worden dat de
poort zichtbaar is, maar uit de buurt van de bewegende delen hiervan.
AANBEVELINGEN:
– Plaats de reductiemotor met de besturingseenheid in de nabij-
heid van het punt waar de elektrische stroomvoorziening zich
bevindt, als die reeds aanwezig is.
– Plaats de uiteinden van de buizen voor doorvoer van elektrici-
teitskabels vlakbij het punt waar de verschillende componenten
zullen worden bevestigd.
4.2 VOORBEREIDEN VAN DE ELEKTRICITEITSKABELS
Bij het voorbereiden van de voor uw installatie benodigde elektriciteitska-
bels gelieve u uit te gaan van afb. 9 en “Tabel 1 – Technische gegevens
van de elektriciteitskabels”. Bovendien dient u onderstaande aanbeve-
lingen in acht te nemen:
– Bij de “sterconfiguratie” mag de lengte van de afzonderlijke kabel
die een inrichting met de besturingseenheid verbindt, NIET meer
dan 20 m bedragen.
– Bij de “kettingconfiguratie” mag de som van de lengten van de
kabels die gebruikt zijn om de ene inrichting met de andere en ten-
slotte met de besturingseenheid te verbinden, NIET meer dan 20 m
bedragen.
– Als er tussen de besturingseenheid en het knipperlicht nog andere
inrichtingen worden aangesloten, dient u voor die inrichtingen
dezelfde kabel te gebruiken als die welke u voor het knipperlicht
hebt gebruikt.
– Het leggen van de elektriciteitskabels en het aansluiten daarvan op
de verschillende inrichtingen zijn werkzaamheden die tijdens het
installeren van de componenten dienen te worden verricht.
Nederlands – 9
Nederlands
TABEL 1 – Technische kenmerken van de elektriciteitskabels
(opmerking 1)
Aansluiting Type kabel Max. toegestane lengte
A - Kabel voor KNIPPERLICHT Kabel 2 x 1,0 mm
2
10 m
(lees paragraaf 4.2)
B – Kabel voor STROOMTOEVOER Kabel 3 x 1,5 mm
2
(opmerking 2)
30 m
C - Kabel voor MOTOR Kabel 3 x 1,5 mm
2
10 m
D - Kabel voor BUS Kabel2 x 0,5 mm
2
20 m
(lees paragraaf 4.2)
Opmerking 1 – De voor de aanleg van de installatie benodigde kabels (niet aanwezig in de verpakking) kunnen verschillen op
grond van het aantal en het soort inrichtingen van de installatie
Opmerking 2 – Als de meegeleverde kabel voor stroomtoevoer niet lang genoeg is, dient u hem met een kabel van dit type te
vervangen. Dit moet door bevoegd en ervaren personeel gebeuren: zie het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde
technicus zijn voorbehouden”.
LET OP! – De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor de omgeving waarin zij worden geïnstalleerd; voor het installe-
ren in een ruimte buitenshuis is het bijvoorbeeld raadzaam een kabel van het type H07RN-F te gebruiken.
10
9
A
B
C
D
D
D
D
D
10 – Nederlands
Nederlands
INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUTING VAN DE COMPONENTEN
STAP 5
5.1 INSTALLEREN VAN DE COMPONENTEN VAN DE
AUTOMATISERING
AANBEVELINGEN
Een verkeerd uitgevoerde installatie kan ernstige verwondingen
toebrengen aan degene die het werk verricht en aan de mensen die
de installatie zullen gebruiken.
• Voordat u met het assembleren van de automatisering begint,
voert u de controles vooraf uit zoals die in STAP 3 zijn beschreven.
Bevestiging van de achterbeugel van de reductiemotor op de
muur
Voor het bevestigen van de achterbeugel van de reductiemotor op de
muur of de zuil van de poort dient u de plaats in verticale en horizontale
richting vast te stellen; u doet dit als volgt:
– Plaats in verticale richting (afb.5)
: volg de algemene aanwijzingen uit
STAP 3 en afb. 5 op; trek vervolgens nadat u met een potlood de plaats
hebt bepaald, een horizontale lijn op de muur (of op de zuil).
– Plaats in horizontale richting (afb.4)
: voor het plaatsen van de achter-
steun van de reductiemotor in horizontale richting kunt u Grafiek 2
gebruiken, waarbij u als volgt te werk gaat:
01. Bepalen van de
hoek van grootst mogelijke opening van de vleugel:
zet de poortvleugel in de gewenste maximale openingsstand (let op
de aanbeveling 4-d van STAP 3.2) en meet met behulp van de
afbeelding van de goniometer op de laatste bladzijde van deze hand-
leiding het aantal graden van de openingshoek van de vleugel. Zoek
daarna op Grafiek 2 het grijze gebied dat overeenkomt met uw hoek
en markeer het.
02. Bepalen van de
waarde B en de waarde A:
Meet op basis van afb. 11 in uw context de waarde B. Deze waarde
is de afstand tussen het rotatiepunt van de poortvleugel en het vlak
waarop de achterbeugel zal worden bevestigd. Markeer dan op de
grafiek de zojuist gevonden waarde B en trek vanaf hier een horizon-
tale lijn totdat die het gebied van de hoek dat u op bovengenoemd
punt hebt gevonden, snijdt. In dit gebied geeft de getrokken lijn 2
BELANGRIJK! –
Onderstaande montagefasen (STAP 5) beschrijven
de “fysieke” installatie van één enkele reductiemotor
.
Als de te automatiseren poort een dubbele vleugel heeft, dient u
dezelfde handelingen ook voor het installeren van de andere reductie-
motor uit te voeren. Met name voor het installeren van de reductie-
motor met de besturingseenheid gelieve u STAP 6 te raadplegen
om vast te stellen op welke poortvleugel hij moet worden gemonteerd.
punten; trek nu vanaf elk van beide punten een verticale lijn naar
omhoog tot deze de rechte lijn van de waarden A snijdt. Het gebied
dat door lijnen bepaald wordt, geeft de waarde A aan, dat wilzeg-
gen de waarden die u kunt gebruiken voor het bevestigen van de
achterbeugel.
03. Teken nu op de muur (of op de zuil) de gevonden waarde af en trek
tenslotte een verticale lijn die door dit punt loopt. Plaats vervolgens
waarbij u de op de muur getrokken lijnen aanhoudt, de achterbeugel
op de plaats die voorzien is op het vlak en teken met een potlood de
te boren punten af.
04. Breng met een boor gaten in de muur aan, steek de plugs (tenminste
8 mm; niet meegeleverd) erin en bevestig de steun met behulp van de
juiste schroeven en borgringetjes (afb. 12). Belangrijk – Controleer of
de beugel volkomen waterpas is; een reductiemotor die niet in lijn is
kan storingen aan de automatisering veroorzaken (afb. 13 en 14).
N.B.– De schroeven die u nodig hebt om de beugel op de muur te
bevestigen maken geen deel uit van de verpakking daar het soort
schroeven afhangt van het materiaal en de dikte van de muur waarin
zij moeten worden aangebracht.
05. Haal de mechanische eindschakelaar op het ondervlak van de
reductiemotor, met een sleutel van 13 mm (afb. 15) weg: draai de
zelfblokkerende moer van de schroef van de mechanische eindscha-
kelaar los.
06. Steek het achterdeel van de reductiemotor in de daarvoor bestemde
plaats van de bevestigingsbeugel en let er daarbij op dat de openin-
gen op de motor overeenkomen met die op de beugel (afb. 16).
07. Ondersteun de reductiemotor met de ene hand en steek met de
andere hand de twee meegeleverde schroeven in de boringen. N.B.
Als de schroeven niet gemakkelijk kunnen worden aangebracht kunt
u een hamer en een inbussleutel gebruiken om ze er helemaal in aan
te brengen (zie afb. 17). Zet daarna de schroeven met de daarvoor
bestemde moeren vast; gebruik hiervoor een steeksleutel om de kop
van de schroef vast te houden en een inbussleutel (van 10 mm), met
een buitenmaat van niet meer dan 14,5 mm om de moer vast te
schroeven.
08. Bevestig nu de gebogen arm op de reductiemotor. BELANGRIJK!
De arm moet zo worden geplaatst dat de buiging naar de poort-
vleugel is gericht.
Steek daarna de kop van de “verlenging” van de
reductiemotor in de opening van de gebogen arm en bevestig dit alles
met de meegeleverde schroef, borgringetje en moer (afb. 18).
09. Om de aansluitbeugel op de poortvleugel te bevestigen gaat u als
volgt te werk:
a) Steek de beugel in het uiteinde van de gebogen arm en zorg
ervoor dat de openingen daarvan overeenkomen en steek de mee-
geleverde pin erin (zonder de stopbenzing - afb. 19).
b) Ontgrendel de reductiemotor met de daarvoor bestemde ontgren-
delingssleutel (zie het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen en ont-
110
120
130
140
150
160
170
180
190
200
210
220
230
240
250
260
270
280
290
300
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
220
240
90° ÷ 95°
106° ÷ 110°
96° ÷ 100
° 101 ÷ 105
GRAFIEK 2
A (mm)
B
(mm)
Ons voorbeeld:
Hoek van grootste opening van de vleugel = 98°;
waarde B = 120 mm; de
waarde A
kan worden
gebruikt van 142 mm tot 174 mm.
Nederlands – 11
Nederlands
grendelen van de reductiemotor
in de “Gebruikershandleiding)
c) Zet de poortvleugel in de maximale gewenste
sluitstand
en strek
de arm helemaal uit (afb. 20). Breng daarna de vleugel daarbij tot-
dat de bevestigingsbeugel helemaal daar tegenaan komt.
d) Teken nu met een potlood de te boren punten af en maak met een
boor de gaten in de vleugel.
N.B.– De schroeven die u nodig hebt om de beugel op de poortvleu-
gel te bevestigen maken geen deel uit van de verpakking daar het
soort schroeven afhangt van het materiaal en de dikte van de poort
of deur waarin zij moeten worden aangebracht.
10. Haal de beugel van de arm van de reductiemotor weg en bevestig
hem aan de poortvleugel. Belangrijk – Controleer of de beugel hele-
maal waterpas is.
11. Bevestig de arm van de reductiemotor op de beugel waarbij u de
meegeleverde pin en stopbenzing aanbrengt.
12.
13. Zet daarna, terwijl de reductiemotor nog steeds ontgrendeld is, de
poortvleugel handmatig ongeveer halverwege zijn loop (afb. 21) en
vergrendel de reductiemotor met de daarvoor bestemde sleutel (zie
het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen en ontgrendelen van de
reductiemotor
in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE”). Ver-
plaats de poortvleugel nu met een lichte beweging een paar centi-
meter in de richting van de grootst mogelijke
opening,
totdat u een
klik hoort.
14.
ls de te automatiseren poort een dubbele vleugel heeft, dient
u dezelfde handelingen die in STAP 5 beschreven zijn
opnieuw uit te voeren om ook de andere reductiemotor te
installeren.
LET OP! – Als er op de plaats van installatie geen mechani-
sche stops op de grond aanwezig zijn, gelieve u STAP 5.2 te
raadplegen.
11
A
B
12
13
14
15
16
V6 x 70
M6
M8
17
12 – Nederlands
Nederlands
03. Sluit nu de poortvleugel.
04. Om het bevestigen van de mechanische eindschakelaar gemakkelij-
ker te maken, raden wij u aan er een stuk plakband aan toe te voe-
gen tot op de basis van de reductiemotor, zoals te zien is op afb. 23.
05. Plaats de mechanische eindschakelaar als volgt: als u bezig bent
met de reductiemotor die de linkervleugel laat bewegen, moet de
mechanische eindschakelaar links van plakband daarnaast worden
aangebracht; als u daarentegen bezig bent met de rechter reductie-
motor, zal de mechanische eindschakelaar rechts van het plakband
daarnaast (afb. 24) moeten worden aangebracht. Zet hem nu met
de zelfblokkerende moer daarvan vast (afb. 25).
06. Terwijl u de poortvleugel handmatig beweegt controleert u nu op
deze precies op de gewenste maximale
openingsstand
stopt. Mocht
dit niet het geval zijn, verplaats de mechanische eindschakelaar dan
een of twee “tandjes”; en controleer opnieuw de maximale
openings-
stand.
07. Zet nu, terwijl de reductiemotor nog steeds ontgrendeld is de poort-
vleugel handmatig op ongeveer halverwege zijn loop en vergrendel
de reductiemotor met de daarvoor bestemde sleutel (zie hoofdstuk
“Handmatig vergrendelen en ontgrendelen van de reductiemotor” in
de Gebruikershandleiding). Verplaats de poortvleugel nu met een
lichte beweging een paar centimeter in de richting van de grootst
mogelijke
opening,
totdat u een klik hoort.
5.2 AFSTELLING VAN DE MECHANISCHE
EINDSCHAKELAAR IN
OPENING
Als er op de plaats van installatie geen mechanische stops op de grond
aanwezig zijn, die de poortvleugels aan het einde van de
openingsma-
noeuvre
moeten laten stoppen
,
dient u de mechanische eindschakelaar
op het ondervlak van elk van beide reductiemotoren af te stellen; u gaat
hiervoor als volgt te werk:
01. Terwijl de reductiemotor ontgrendeld is, brengt u de vleugel handma-
tig in de
openingsstand
.
02. Zoek het middelpunt (as) van de arm van de reductiemotor en mar-
keer dat met een stuk plakband dat u op het vaste deel van de
reductiemotor, boven de arm (afb. 22) plakt.
20
Maximum
19
18
V8 x 35
M8
R8/40
stopbenzing
21
24
25
23
22
Nederlands – 13
Nederlands
26
AANSLUITSCHEMA VAN DE
INRICHTINGEN MET HET SYSTEEM “BUS”
STAP 6
INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE IN DE INSTALLATIE
VOORZIENE INRICHTINGEN
Installeer de in de installatie voorziene inrichtingen en sluit ze aan waarbij
u uitgaat van de volgende STAPPEN en het voorbeeld op afb. 26.
LET OP! Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan schade of een
gevaarlijke situatie ten gevolge hebben; houd u daarom nauwgezet
aan de aangegeven aansluitingen.
Om bij de besturingseenheid te kunnen komen verwijdert u de dekplaat
van de reductiemotor met de besturingseenheid waarbij u als volgt te
werk gaat: (zie de afbeelding hiernaast):
a) Draai de schroef op het bovendeel van de dekplaat met een Ameri-
kaanse schroevendraaier los.
b) Zet twee vingers op de twee holten in het achterdeel van de reductie-
motor en haal de dekplaat naar boven waarbij u hem naar boven weg
trekt; draai hierbij op het grondstuk waarop laatstgenoemde rust.
Knipperlicht
Stel fotocellen Toetsenpaneel
14 – Nederlands
Nederlands
6.1 INSTELLEN VAN DE VOLGORDE VAN OPENING VAN DE POORTVLEUGELS
Voor het correct instellen op de Besturingseenheid van de volgorde waarin de vleugels van uw poort moeten opengaan, dient u uit onderstaande con-
figuraties die te vinden die overeenkomt met uw installatie, en te werk te gaan zoals dat is aangegeven.
Bij het uitvoeren van de aangegeven handelingen kan het nuttig zijn de besturingseenheid van haar plaats te halen; hiervoor gaat u te werk zoals dat is
beschreven in het kader “De besturingseenheid uit de reductiemotor verwijderen”.
Geval A: er is geen enkele wijziging aan te brengen.
Geval B: (op de besturingseenheid) dient u als volgt te werk te gaan:
zoek het elektrische bruggetje “Sel” en zet het van de oorspronkelijke stand
van afb. 27 op de stand zoals die is aangegeven op afb. 28
verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor 2
(afb. 29).
verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor 1
(afb. 30).
Geval C:
(op de besturingseenheid) dient u het elektrische bruggetje “Sel” te vinden
en het van de oorspronkelijk stand van afb. 27 op de stand te zetten zoals die
is aangegeven op afb. 28
Geval D: (op de besturingseenheid) dient u als volgt te werk te gaan:
verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor
2
(afb. 29).
verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor
1
(afb. 30).
Geval E: er is geen enkele wijziging aan te brengen.
Geval F: (op de besturingseenheid) dient u als volgt te werk te gaan:
verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor
2
(afb. 29).
verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor
1
(afb. 30).
Geval G: voor het automatiseren van een poort of een deur met één enkele
vleugel, waar de reductiemotor met besturingseenheid links is geplaatst, dient u
als volgt te werk te gaan:
(op de besturingseenheid) dient u het elektrische bruggetje “Sel” te vinden
en het van de oorspronkelijke stand van afb. 27 te zetten op de stand zoals die
is aangegeven op afb. 28.
Geval H: voor het automatiseren van een poort of een deur met één enkele
vleugel, waar de reductiemotor met besturingseenheid rechts is geplaatst, dient
u als volgt te werk te gaan:
(op de besturingseenheid) dient u het elektrische bruggetje “Sel” te vinden
en het van de oorspronkelijke stand van afb. 27 op de stand te zetten zoals die
is aangegeven op afb. 28
(op de besturingseenheid) verwissel de plaats van de draden op de klem-
menstrip gemerkt “Motor
1” (afb. 30).
Besturingseenheid
Besturingseenheid
Besturingseenheid
Besturingseenheid
Besturingseenheid
Besturingseenheid
Besturingseenheid
Besturingseenheid
Nederlands – 15
Nederlands
Motor 2
29
Motor 1
30
01. Draai met behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de
schroeven van het kabelbandje los (afb. 31-a) en verwijder de
dekplaat van de klemmenstrip (afb. 31-b) om de besturings-
eenheid gemakkelijker van haar plaats te halen.
02. Afb. 31-32: Druk met uw vinger op het lipje (afb. 31-c) dat de
besturingseenheid vasthoudt en haal met uw andere hand de
besturingseenheid van haar plaats door haar tegelijk naar
voren en naar boven te duwen (2) zodat ze van haar geleider
vrijkomt.
03. Afb. 33: na afloop van de werkzaamheden zet u de bestu-
ringseenheid als volgt weer op haar plaats terug:
a) zet de besturingseenheid boven het lipje (afb. 31-c), druk
haar naar beneden en trek haar tegelijkertijd naar achteren
totdat u een klik hoort
Zet daarna de dekplaat weer op de klemmenstrip en zet het
kabelbandje weer vast.
DE BESTURINGSEENHEID UIT DE
REDUCTIEMOTOR VERWIJDEREN
33
31
32
a
b
c
27
28
16 – Nederlands
Nederlands
6.2 INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE
REDUCTIEMOTOR ZONDER BESTURINGSEENHEID
Als er in uw installatie twee reductiemotoren worden gebruikt, sluit u de
reductiemotor zonder besturingseenheid op die waarin wel een bestu-
ringseenheid aanwezig is, op de volgende manier aan:
01. Afb. 34:
a) Op de reductiemotor zonder besturingseenheid schroeft u met
behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de schroef op het
bovendeel van de dekplaat los.
b) Zet twee vingers op de twee holten in het achterdeel van de
reductiemotor en haal de dekplaat naar boven waarbij u hem naar
boven weg trekt; draai hierbij op het grondstuk waarop laatstge-
noemde rust.
02. Afb. 35:
Steek de verbindingskabel in de opening op de onderzijde van de
reductiemotor.
03. Afb. 36:
Sluit de draden van de kabel op de klemmenstrip aan en let daarbij
op de aanwezige symbolen. Zet daarna de kabel met het kabelband-
je vast.
04. Afb. 37:
Op de reductiemotor met besturingseenheid haalt u de dekplaat
weg en laat de verbindingskabel afkomstig van de andere reductie-
motor door de opening op het onderste deel passeren.
05. Afb. 38:
b) Haal de klemmenstrip voor de stroomvoorziening van zijn plaats
om gemakkelijk de schroeven van de 3 klemmetjes los te kunnen
schroeven.
c) Verbind daarna de draden van de kabel, waarbij u de symbolen op
de klemmenstrip volgt, en zet de klemmenstrip weer terug.
34
36
35
37
38
Nederlands – 17
Nederlands
6.3 INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN
HET KNIPPERLICHT mod. MF
Dit licht signaleert dat er een manoeuvre wordt uitgevoerd. Bovendien is
het aan het systeem voor zelfdiagnose van de besturingseenheid gekop-
peld en signaleert via een eerder vastgesteld aantal opeenvolgende knip-
peringen het soort probleem
(zie de paragraaf “Wat te doen als...”)
.
Voor het installeren en aansluiten van het knipperlicht dient u als volgt te
werk te gaan:
01. Afb. 39:
Haal een van de twee doorzichtige kappen weg door hem tegen de
wijzers van de klok in te draaien en leg hem terzijde.
02. Afb. 40:
Druk met twee vingers van dezelfde hand tegelijk op de twee lipjes
beneden en trek met de andere hand de buitendop van het knipper-
licht weg.
03. Afb. 41:
Maak met een boor op de montageplaat van de behuizing van het
knipperlicht de schroefgaten voor montage en de openingen waar
de kabels doorheen moeten lopen.
39
40
04. Afb. 42:
Let op! – monteer het product niet in een andere stand dan die
welke is aangegeven.
05. Bevestig de behuizing van het knipperlicht met de daarvoor bestem-
de schroeven aan de muur en laat daarbij de kabels door de daar-
voor bestemde opening lopen.
06. Afb. 43:
a) Verbind de draden van de twee kabels met elkaar en zet ze op de
klemmenstrip vast.
b) Zet de kabel met de speciale kabelklem vast.
07. Afb. 44:
Breng de buitendop van het knipperlicht op zijn plaats aan en laat de
lipjes daarvan vastklikken.
43
42
41
44
18 – Nederlands
Nederlands
08. Afb. 45:
Zet de doorzichtige kap op zijn plaats terug en draai hem met de wij-
zers van de klok mee, waarbij u erop dient te letten dat de tandjes
daarvan vast komen te zitten in die van de behuizing van het knip-
perlicht.
09. Afb. 46:
Steek op de reductiemotor met de besturingseenheid de verbin-
dingskabel van het knipperlicht in de opening op het onderste vlak
10. Afb. 47:
a) Haal op de besturingseenheid de klemmenstrip voor de BUS-aan-
sluiting van zijn plaats naar buiten om de schroeven van de 2 klem-
metjes gemakkelijk los te kunnen draaien.
b) Verbind daarna de draden van de kabel, waarbij u de symbolen op
de klemmenstrip volgt en zet daarna de klemmenstrip weer op zijn
plaats terug.
c) Draai tenslotte de kabeldoorvoer aan om de kabel op de reductie-
motor vast te zetten.
45
47
46
Nederlands – 19
Nederlands
04. Afb. 51:
Verbind de draden van de twee kabels met elkaar en zet ze op de
klemmenstrip vast.
b) Steek de klemmenstrip op de stekker op de achterzijde van de
fotocel.
BELANGRIJK! – Voordat u de fotocel sluit, dient u met behulp van
het speciale elektrische bruggetje de werkingsmodus van de foto-
cellen te selecteren
(zie het kader “Keuze van de werkingsmodus
van het stel fotocellen”)
.
05. Afb. 52:
Zet de dekplaat terug en let erop dat de tandjes daarvan vast komen
te zitten in die van de montageplaat van de fotocel.
06. Afb. 53:
Bevestig de dekplaat van de fotocel met de meegeleverde schroef
op de montageplaat. Zet tenslotte het afdekdopje van de schroef
terug zoals dat op de afbeelding te zien is.
52
53
51
6.4 INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN
DE FOTOCELLEN mod. MP
Een stel fotocellen bestaat uit een fotocel die zendt (TX genoemd) en een
die ontvangt (RX genoemd). TX en RX worden door een etiket aan de bin-
nenzijde van de dekplaat geïdentificeerd. De fotocellen worden elk aan
een kant van de doorgang geïnstalleerd en worden met de BUS-kabel via
het knipperlicht op de besturingseenheid aangesloten .
De fotocellen vormen een veiligheidsinrichting waarmee het mogelijk is
obstakels te detecteren wanneer deze op de verbindingslijn daartussen
komen. Het is mogelijk op de installatie ten hoogste 6 stellen fotocellen
voor de veiligheid
bij te plaatsen en een stel fotocellen dat daarentegen
bestemd is om alleen de
openingsmanoeuvre
aan te sturen (voor het
installeren van verdere fotocellen gelieve u het kader
“Keuze van de wer-
kingsmodus van het stel fotocellen”
te raadplegen).
Voor het installeren en aansluiten van een stel fotocellen dient u als volgt
te werk te gaan:
01. Afb. 48:
Verwijder het dekplaatje van de schroef door dat naar de kant te
schuiven zoals dat op de afbeelding te zien is.
02. Afb. 49:
Open met behulp van een schroevendraaier en haal de montage-
plaat van de fotocel los.
03. Afb. 50:
a) Maak met een boor op de montageplaat de openingen waar de
verbindingskabel doorheen moet lopen.
b) Bevestig de montageplaat van de fotocel met de speciale schroe-
ven aan de muur en laat daarbij de kabels door de daarvoor bestem-
de opening lopen.
48
49
50
20 – Nederlands
Nederlands
In een installatie van poorten met twee draaiende vleugels is het op elk gewenst moment mogelijk er andere stellen fotocellen bij te plaatsen.
Er kunnen ten hoogste 6 stellen fotocellen met veiligheidsfunctie bijgeplaatst worden (zoals voorbeeld A-B-C-D-E-F op afb. 54) en 1 stel met
aansturingsfunctie (zoals voorbeeld G op afb. 54) dat alleen de
openingsmanoeuvre
uitvoert
.
Om deze stellen fotocellen op de juiste plaats aan te brengen, dient u afb. 54 te raadplegen.
Om de besturingseenheid elk afzonderlijk stel fotocellen en de specifieke daaraan gekoppelde functie te laten herkennen, is het noodzakelijk de
adressering daarvan uit te voeren door een of twee elektrische bruggetjes (tabel 3) of zonder een enkel elektrisch bruggetje (tabel 3) aan te bren-
gen. Op deze manier zal de besturingseenheid, wanneer zij de imput van de fotocellen krijgt, de motor de manoeuvre in kwestie laten uitvoeren.
De handelingen in verband met de adressering dienen zowel op de fotocel TX als op de fotocel RX uitgevoerd te worden, waarbij u als volgt te
werk dient te gaan:
Voor de fotocellen “A-B-C-D-E-F
Denk aan de onderstaande aanbevelingen:
de elektrische bruggetjes moeten worden geplaatst op de twee fotocellen waarbij dezelfde configuratie moet worden gebruikt
;
• een configuratie die reeds op een stel fotocellen is gebruikt, mag NIET op andere fotocellen worden gebruikt.
Voor het programmeren van deze stellen fotocellen (als die in uw installatie aanwezig zijn) dient u als volgt te werk te gaan:
01. Open de dekplaat van de fotocel.
02. Zoek op afb. 54 de plaats waar de fotocellen, waarop u wilt werken, zijn geïnstalleerd.
03. Kies in tabel 3 de gewenste configuratie en breng de elektrische bruggetjes in de twee fotocellen aan.
Voor de fotocellen “G
Let op de volgende aanbevelingen:
• Deze fotocellen hebben een andere rol dan de andere (zij sturen de automatisering aan) en daarom dienen zij op een bepaalde afstand van de
andere geplaatst te worden om interferentie te voorkomen.
• Deze fotocellen blijven ook onder spanning staan wanneer de automatisering niet gebruikt wordt; in geval van stroomuitval zal deze wanneer
er een bufferbatterij in de installatie aanwezig is, de normale duur verminderen (zie STAP 6.6.).
Voor het programmeren van deze stellen fotocellen (indien die in uw installatie aanwezig zijn), is het niet nodig een elektrisch bruggetje aan te
brengen (zie tabel 3).
SELECTEREN VAN DE MANIER VAN WERKEN VAN HET STEL FOTOCELLEN
TABEL 3
Stel fotocellen Elektrische bruggetjes
A Fotocellen h = 50 cm
(deze treden in werking wanneer
de poort in de sluitfase is)
B Fotocellen h = 100 cm
(deze treden in werking wanneer
de poort in de sluitfase is)
C Fotocellen h = 50 cm
(deze treden in werking wanneer
de poort in de openings-of sluitfase is)
D Fotocellen h = 100 cm
(deze treden in werking wanneer
de poort in de openings-of sluitfase is)
Stel fotocellen Elektrische bruggetjes
E Fotocellen rechts
(deze treden in werking wanneer
de poort in de openingsfase is)
F Fotocellen links
(deze treden in werking wanneer
de poort in de openingsfase is)
G Fotocellen met alleen de instructie
voor
opening
van de poort
54
Nederlands – 21
Nederlands
6.5 INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN
HET TOETSENPANEEL mod. MK
Het toetsenpaneel voor bediening van de automatisering is een inrichting
die aan de wand wordt bevestigd en die de automatisering via een Bus-
aansluiting aanstuurt. Het is mogelijk ten hoogste 4 toetsenpanelen in een
enkele installatie aan te sluiten en de inrichting kan geprogrammeerd wor-
den om op twee verschillende manieren te werken: traditionele modus
(elke toets voert een specifieke daaraan gekoppelde functie uit –
modus
welke in de fabriek wordt ingesteld
) en veiligheidsmodus (voor het aanstu-
ren van de manoeuvre is het noodzakelijk een geheime door de gebruiker
ingestelde toetsencombinatie in te tikken).
Het toetsenpaneel is verlicht voor die situaties dat er weinig licht is.
Voor het installeren en aansluiten van het toetsenpaneel dient u als volgt
te werk te gaan:
01. Afb. 55:
Verwijder de dekplaat van het toetsenpaneel door hem naar de kant
te duwen, zoals u op de afbeelding kunt zien.
02. Afb. 56:
Maak met behulp van een schroevendraaier de montageplaat van
het toetsenpaneel open en haal hem los.
03. Afb. 57:
a) Maak met een boor op de montageplaat de openingen waar de
verbindingskabel doorheen moet lopen.
b) Bevestig de montageplaat van het toetsenpaneel met de speciale
schroeven aan de muur en laat de kabel daarbij door de daarvoor
bestemde opening lopen.
04. Afb. 58:
a) Sluit de draden van de kabel op de desbetreffende klemmetjes
aan.
b) Steek het contact van de kabel op de stekker op de achterzijde
van het toetsenpaneel.
05. Afb. 59:
Zet de dekplaat terug en zorg er daarbij voor dat de tandjes daarvan
vast komen te zitten in die van de montageplaat van de fotocel.
06. Afb. 60:
Zet de dekplaat van het toetsenpaneel met behulp van de meegele-
verde schroef op de montageplaat vast. Zet daarna het afdekdopje
van de schroef weer terug zoals de afbeelding laat zien.
57
60
59
58
56
55
22 – Nederlands
Nederlands
04. Zet de besturingseenheid als volgt weer op haar plaats terug:
a) zet de besturingseenheid boven haar geleider
b) druk haar naar beneden en trek haar tegelijkertijd naar achteren
totdat u een klik hoort.
05. Afb. 64:
Steek nu het contact van de batterij op de stekker van de bestu-
ringseenheid.
AANBEVELINGEN
Voor een lange levensduur van de bufferbatterij is het raadzaam onderstaande aan-
bevelingen op te volgen:
• De bufferbatterij is een noodinrichting: het is dus raadzaam deze alleen te gebrui-
ken indien dat nodig is en haar niet teveel te gebruiken. Wanneer u haar teveel
gebruikt, kan dit ten gevolge hebben dat de elementen oververhit raken, waardoor
zij op de duur minder lang dan normaal zouden kunnen duren.
• Laat de automatisering niet langer dan één dag op de bufferbatterij werken: de ele-
menten daarvan zouden oververhit raken en teveel ontlaad raken waardoor de
levensduur van de batterij zou kunnen afnemen. Als u dan ook oor langere tijd niet
op de plaats aanwezig bent waar de automatisering is geïnstalleerd, is het raadzaam
het klemmetje van de bufferbatterij dat op de besturingseenheid is aangesloten, los
te halen.
Wanneer de bufferbatterij helemaal leeg is, heeft ze 24 uur nodig om weer hele-
maal te worden opgeladen.
• Indien de automatisering voor langere tijd niet wordt gebruikt verdient het de
voorkeur haar te verwijderen en op een droge plaats te bewaren; dit om lekkage
van schadelijke stoffen uit de optionele batterij te voorkomen .
–––––––––––––––––––
Afvalverwerking van de batterij
Let op! – Een lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met
het gewone huisval worden weggegooid. Ze dient te worden verwerkt via
“gescheiden’ inzameling”, zoals dat voorzien is in de regelgeving, die in
uw gebied van kracht is.
LET OP! – Het volgende punt (05 – elektrische aansluiting
van de bufferbatterij op de besturingseenheid) mag alleen
worden uitgevoerd, nadat alle installatie- en programmeer-
werkzaamheden zijn afgesloten, daar deze batterij een
elektrische stroomvoorziening voor geval van nood is.
6.6 INSTALLEREN VAN DE
BUFFERBATTERIJ mod. MB
De bufferbatterij is een oplaadbare batterij, met een spanning van 12V en
een vermogen van 2100mAh. Dit kan bijzonder nuttig zijn wanneer er
plotseling stroomuitval optreedt
(black-out)
. De reductiemotor met bestu-
ringseenheid biedt de mogelijkheid 1 batterij te installeren.
Al naar gelang het type en het gewicht van de poort kan de batterij wan-
neer zij opgeladen is, een autonomie van circa 6 - 7 opeenvolgende cycli
manoeuvres garanderen (1 cyclus =
Opening - Sluiting
).
De ruimte voor de bufferbatterij bevindt zich onder de besturingseenheid;
voor het installeren daarvan dient u dus als volgt te werk te gaan:
01. Draai met behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de schroe-
ven van het kabelbandje los om de stroomkabel vrij te maken en de
besturingseenheid gemakkelijker van haar plaats te kunnen halen.
02. Afb. 61-62:
Druk met uw vinger op het lipje (1) dat de besturingseenheid vast-
houdt en haal met uw andere hand de besturingseenheid van haar
plaats door haar tegelijk naar voren en naar boven te duwen (2)
zodat ze van haar geleider vrijkomt.
03. Afb. 63:
Steek de batterij in de daarvoor bestemde ruimte onder de bestu-
ringseenheid .
63
64
61
62
1
2
Nederlands – 23
Nederlands
STAP 8
LET OP!
– Alle hieronder in deze handleiding beschreven handelin-
gen zullen worden verricht op elektrische circuits die onder stroom
staan; de manoeuvres kunnen dus gevaarlijk zijn! Let bij het werk
dus goed op!
Nadat u de besturingseenheid (afb. 65) onder spanning hebt gezet, zullen
de rode en de groene led (afb. 66) eventjes gaan knipperen.
Na afloop van deze fase, zal de rode led met een regelmatig ritme gaan
knipperen. Dit betekent dat de besturingseenheid correct functioneert.
Let op! Als de rode led niet knippert zoals hier beschreven is, is het
raadzaam de elektrische stroomtoevoer naar de besturingseenheid
te onderbreken en de verrichte aansluitingen nauwkeuriger te con-
troleren (raadpleeg ook het hoofdstuk
Wat te doen als...
).
AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING
STAP 7
AANBEVELINGEN!
– De bij het product meegeleverde voedingskabel van PVC is
geschikt voor installatie binnenshuis; voor gebruik buitenshuis
dient u de kabel te beschermen met een beschermende en
isolerende leiding of dient u de kabel met een andere van bij-
voorbeeld het type H07RN-F te vervangen.
– De definitieve aansluiting van de automatisering op het elek-
triciteitsnet of de vervanging van de meegeleverde kabel mag
uitsluitend door een bevoegde en ervaren elektricien worden
verricht met inachtneming van de veiligheidsregels zoals die in
dat gebied van kracht zijn en de aanwijzingen in het kader
“Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbe-
houden”
.
Voor het uitvoeren van werkingstests en het programmeren van de auto-
matisering, zet u de besturingseenheid onder stroom door de stekker
van de meegeleverde voedingskabel in een elektrisch stopcontact
(afb. 65) te steken. Als het stopcontact zich ver van de automatisering
bevindt, kunt u in deze fase een verlengsnoer gebruiken.
EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
65
66
Groene led “L2”Rode led “L1”
Toets “P1”
24 – Nederlands
Nederlands
AANBEVELINGEN bij het programmeren:
Het verdient aanbeveling eerst de procedures te lezen en daarna de
handelingen te verrichten, waarbij de passages van elke procedure ach-
ter elkaar dienen te worden uitgevoerd
.
• In deze handleiding worden de ‘toetsen van de zenders met nummers
aangegeven. Raadpleeg dan ook afb. 67 voor het verband tussen deze
nummers en de toetsen van de zender
STAP 9
9.1 GEHEUGENOPSLAG VAN DE INRICHTINGEN DIE VIA
EEN “BUS”-KABEL ZIJN AANGESLOTEN EN VAN DE
EINDPOSITIES “0” EN “1” VAN DE VLEUGELS
Programmeer de besturingseenheid en voer onderstaande handelingen in
deze volgorde uit:
N.B. – Tijdens het uitvoeren van de procedure kunt u op elk gewenst
moment deze verlaten (zonder de verrichte handelingen in het geheugen op
te slaan) door 1 maal op de toets “P1” op de besturingseenheid (afb. 66) te
drukken. Vanaf punt 07 kunt u de procedure ook verlaten als gevolg van
inwerkingtreding van een veiligheidsinrichting (fotocellen of dergelijke...).
01.
(op de poort)
Ontgrendel met de daarvoor bestemde sleutel de twee reductiemo-
toren (zie het hoofdstuk
Handmatig vergrendelen of ontgrende-
len van de reductiemotor
in de sectie “TECHNISCHE DOCUMEN-
TATIE”) en zet de twee vleugels van de poort handmatig op de op
afb. 68 aangegeven stand. Vergrendel daarna opnieuw de reductie-
motoren.
02.
(op de besturingseenheid)
Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt, totdat de groene
led uitgaat en de rode led aangaat
(dit lampje blijft aan tot het einde
van de procedure)
. Laat daarna de toets los en verricht de volgende
handelingen.
03.
(op de fotocellen voor de veiligheid)
N.B. – De tijd die voor deze controle ter beschikking staat, is onbe-
perkt.
Controleer of dit soort fotocellen goed werken door te kijken of de
daarbij behorende led langzaam knippert. Als die onafgebroken
brandt of uit is, dient u de uitlijning van de fotocellen te corrigeren
waarbij u er voor probeert te zorgen dat de led zo langzaam mogelijk
knippert
(hoe langzamer de led knippert, hoe beter de uitlijning tussen
de fotocellen).
• licht knippert met een langzaam ritme
= correcte uitlijning van de
fotocellen;
• licht brandt onafgebroken
= uitlijning niet correct (bekijk de uitlijning
van de fotocellen opnieuw);
• licht uit
= foutieve installatie van de fotocellen (controleer de “Bus”-
aansluiting van de fotocellen).
04.
(op de fotocellen voor aansturing)
Activeer dit type fotocellen (als die deel uitmaken van de installatie),
door slechts één keer de straal daartussen te onderbreken. Bevesti-
ging van herkenning hiervan wordt door het knipperlicht
(1knippering)
en het toetsenpaneel
(1 beep)
gegeven, als die deel uitmaken van de
installatie.
05.
(op de toetsenpanelen)
Activeer de toetsenpanelen (als die deel uitmaken van de installatie)
door op elk daarvan slechts één maal op een enkele door u te kiezen
toets te drukken.
Bevestiging van herkenning hiervan wordt door 2 opeenvolgende
geluidssignalen
(beep)
van het toetsenpaneel en een knippering van
het knipperlicht gegeven, als die deel uitmaken van de installatie op
de
Toetsenpanelen
)
06.
(op de besturingseenheid)
Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt, totdat de groene
led uitgaat. Laat daarna de toets los.
07.
(op de poort)
N.B. – onderstaande manoeuvres geven de besturingseenheid de
mogelijkheid de posities met betrekking tot punt “0(Helemaal geslo-
ten) en tot punt “1(Helemaal open) automatisch in het geheugen op
te slaan, zoals dat op afb. 69 te zien is.
Nu zal de besturingseenheid uit zichzelf 3 manoeuvres in gang zetten
die ook door het knipperlicht worden gesignaleerd:
1 - Sluiting van vleugel 2 en daarna sluiting van vleugel 1.
2 - Opening van de twee vleugels.
3 - Sluiting van de twee vleugels.
Na afloop van de laatste manoeuvre gaat de rode led uit
(= procedu-
re beëindigd)
en gaat daarna weer met een regelmatig ritme knippe-
ren.
Let op! – Zodra de eerste manoeuvre van start gaat, dient u
onmiddellijk het volgende te controleren:
a -
Vleugel 2 komt eerder dan vleugel 1 in beweging;
b -
Vleugel 2 beweegt zich in de richting van sluiting.
Als het resultaat van deze controles niet overeenkomt met wat hier
beschreven is, dient u de procedure onmiddellijk te beëindigen door 1
maal op toets “P1” op de besturingseenheid te drukken. Los vervol-
gens met behulp van STAP 6.1 het probleem
a
en het probleem
b
op waarvoor u STAP 6.1. gelieve te raadplegen. Voer tenslotte de
procedure 9.1 helemaal opnieuw uit.
Latere geheugenopslag van verdere via de “Bus”-kabel aange-
sloten inrichtingen
Als u later andere inrichtingen die via de Bus op de besturingseenheid zijn
aangesloten, wilt installeren en in het geheugen wilt opslaan en de proce-
dure 9.1 blijkt in het verleden reeds uitgevoerd te zijn, is het mogelijk
de nieuwe inrichtingen met dezelfde procedure in het geheugen op te
slaan; u begint hiervoor bij punt 01 en gaat tot punt 06. Aan het einde
hiervan drukt u 1 maal op toets “P1” op de besturingseenheid om de
opslagprocedure te beëindigen.
PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING
67
T1
T3
T2
T4
69
Stand “1 Stand “1
Stand “0
68
Nederlands – 25
Nederlands
9.2 – GEHEUGENOPSLAG VAN DE ZENDER mod. MT4
Let op!
Het is raadzaam de procedure eerst te lezen en daarna de
handelingen in kwestie uit te voeren, waarbij u deze achter elkaar
dient uit te voeren, zonder meer dan 10 seconden te laten verlopen tus-
sen het moment dat u een toets los laat en dat u op de volgende drukt.
Om de automatisering met de zender te kunnen aansturen, dienen
de toetsen daarvan in het geheugen van de besturingseenheid te
worden opgeslagen.
Bij deze manier van geheugenopslag kunt u aan elke toets de door u
gewenste instructie geven, waarbij u uit onderstaande functies kunt kiezen:
1 = Stap-voor-stap: komt overeen met de reeks
... Open - Stop - Sluit
- Stop ...
De eerste instructie activeert het
Openen
; de daaropvolgende
geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie
Stop
; de derde het
Sluiten
; de vierde geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie
Stop
en zo voort...
2 = Stap-Open: komt overeen met de reeks
... Open - Stop - Sluit -
Open ...
De eerste instructie activeert het
Openen
; daaropvolgende geeft,
terwijl de vleugel in beweging is, de instructie
Stop
; de derde het
Sluiten
;
de vierde geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie
Open
en zo
voort...
3 = Gedeeltelijke opening: komt overeen met de gehele van één
enkele vleugel. Deze instructie heeft alleen gevolg als vleugel 2, waarop
de andere vleugel komt, helemaal dicht is.
4 = Opening woonblok: deze instructie is uitgedacht voor gebruik in
woonblokken; hiervoor wordt op alle zenders van de bewoners alleen de
toets “opening woonblok” geprogrammeerd. Deze instructie werkt als
volgt:
• als de instructie wordt verzonden terwijl er een
openingsmanoeuvre
wordt uitgevoerd, gaat de manoeuvre door;
• als de instructie wordt verzonden terwijl er een sluit
manoeuvre
wordt uit-
gevoerd, wordt de manoeuvre onderbroken en gaat er een
openingsma-
noeuvre
van start;
• als de instructie wordt verzonden, terwijl de poort stil staat en helemaal
open is, gaat er een
sluitmanoeuvre
van start.
N.B.– Het is ook mogelijk de poort automatisch te laten sluiten; dit doet
u door de gewenste pauzetijd te programmeren (zie hoofdstuk 10).
Een enkele uitvoering van de procedure slaat een enkele toets van de
zender in het geheugen op; deze kan zowel in het geheugen van op deze
besturingseenheid alsook van besturingseenheden van andere automati-
seringen worden opgeslagen. Het geheugen van de besturingseenheid
kan tot 150 toetsen bevatten.
Voor elke toets die u in het geheugen wilt opslaan, dient u onderstaande
procedure opnieuw uit te voeren.
01. Beslis welke toets op de zender u in het geheugen wilt opslaan (voor-
beeld:
toets T3
).
02. Beslis welke instructie u uit de eerder opgesomde instructies aan de
uitgekozen toets wilt koppelen (voorbeeld:
instructie “2
).
03. Druk op toets “P1” (op de besturingseenheid) zoveel maal als over
-
eenkomt met het nummer van de gewenste instructie
(
in ons voor-
beeld, “2” maal
) en controleer of de groene led hetzelfde aantal kort-
durende knipperingen afgeeft (deze worden in een regelmatig ritme
herhaald).
04. (binnen 10 seconden) Houd op de zender de toets die u in het geheu-
gen wilt opslaan (
in ons voorbeeld, toets T3
). tenminste 2 seconden
lang ingedrukt.
Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal de groene led
3 langdurige knipperingen afgeven
(= geheugenopslag ok)
.
N.B. – Voor-
dat er 10 seconden om zijn, is het mogelijk een toets van een NIEUWE
zender met dezelfde instructie in het geheugen op te slaan (dit is handig
wanneer er bijvoorbeeld meerdere zenders op dezelfde besturingseen-
heid in het geheugen moeten worden opgeslagen).
Indien dat niet nodig is, wacht u dat de groene led uitgaat (= procedure
beëindigd) en dat de rode led opnieuw met een regelmatig ritme zal gaan
knipperen.
9.3 PROGRAMMEREN VAN HET TOETSENPANEEL
mod. MK
Het bedieningspaneel kan voor twee verschillende manieren van werken
worden geprogrammeerd, die alternatief aan elkaar zijn:
- TRADITIONELE werkingsmodus (zonder een persoonlijk wachtwoord
te gebruiken)
- VEILIGE werkingsmodus (met het gebruik van een persoonlijk wacht-
woord)
Nadat het toetsenpaneel in het geheugen is opgeslagen
(zie paragraaf
9.1),
zal het op de “Traditionele werkingsmodus” ingesteld blijken te zijn
(fabrieksinstelling)
; u kunt het nu in de andere modus instellen, zoals dat
hieronder beschreven is.
“Traditionele” werkingsmodus
Bij deze modus zijn de toetsen onafhankelijk waarbij elke toets stuurt een
specifieke instructie aanstuurt. De instructies zijn:
toets “A” = instructie Stap-voor-Stap
toets “B” = instructie Gedeeltelijke opening
toets “C” = instructie Open
toets “D” = instructie Sluit
toets “OK” = instructie Stop
“Veilige” Werkingsmodus
Bij deze modus werkt het toetsenpaneel wanneer er een door de gebrui-
ker ingevoerd wachtwoord (van 1 tot 10 letters) wordt ingetoetst, gevolgd
door de toets “OK”. Deze toetsencombinatie verzendt alleen de specifie-
ke instructie die de gebruiker bij het programmeren van deze modus heeft
ingesteld.
N.B. – Als de instructie Stap-voor-Stap is geprogrammeerd, hebt u na het
versturen van de instructie, 10 seconden de tijd om eventueel nog een
instructie te versturen; hierrvoor behoeft u alleen maar op de toets “OK
te drukken. Op deze manier behoeft u het wachtwoord niet telkens
opnieuw in te toetsen.
PROGRAMMEREN VAN DE “VEILIGE” MODUS”
01. Houd de toetsen “A” en “B” enige seconden lang seconden tegelijk
ingedrukt, tot het toetsenpaneel een reeks geluidssignalen
(beep)
afgeeft die signaleren dat de programmering van start is gegaan.
02. Voer met behulp van de toetsen op het toetsenpaneel de
“PUK”-code
in (code van 10 letters die u bij het toetsenpaneel hebt gekregen);
druk tenslotte op toets “OK”.
Als de code correct is, geeft het toetsenpaneel een reeks geluidssig-
nalen
(beep)
af; als dat niet het geval is, wordt er één enkel continu
geluid afgegeven.
03. Voer met behulp van het toetsenpaneel een
persoonlijk wachtwoord
in (van 1 tot 10 letters); druk tenslotte op toets “OK”.
Het toetsenpaneel geeft een reeks geluidssignalen af
(beep)
.
04. Kies daarna op onderstaande lijst de instructie die u wilt programme-
ren en druk op het toetsenpaneel op de aan de instructie gekoppel-
de toets en daarna op de toets “OK”:
Instructie Stap-voor-Stap = toets A
Instructie Gedeeltelijke opening = toets B
Instructie Open = toets C
Instructie Sluit = toets D
Instructie Stop = toets OK
Het toetsenpaneel geeft een reeks geluidssignalen af
(beep)
die deze
programmering afsluiten.
Wijzigen van het persoonlijke wachtwoord
Als u uw wachtwoord wilt veranderen, dient u de gehele procedure “Veili-
ge modus” opnieuw uit te voeren, waarbij u op punt 03 het bestaande
wachtwoord verandert.
PROGRAMMEREN VAN DE “TRADITIONELE” MODUS
Voor het programmeren van deze werkingsmodus dient u de procedure
“Programmeren van de Veilige modus” uit te voeren, waarbij u op punt 03
en 04 alleen op de toets “OKbehoeft te drukken.
26 – Nederlands
Nederlands
De besturingseenheid heeft enkele optionele functies waarmee het moge-
lijk is andere specifieke taken door de automatisering te laten uitvoeren,
waardoor deze aan uw persoonlijke eisen kan worden aangepast.
10 AFSTELLEN VAN DE WERKING
VAN DE AUTOMATISERIN
Om de werking van de automatisering aan de persoonlijke eisen aan te
passen is het mogelijk sommige functies te activeren of te deactiveren en
de waarde daarvan af te stellen. Deze functies zijn:
• AUTOMATISCHE SLUITING VAN DE VLEUGELS
. Wanneer deze
functie actief is, zal de besturingseenheid na afloop van een door de
gebruiker aangestuurde
openingsmanoeuvre
de poort automatisch na
verloop van een bepaalde tijd laten sluiten.
• SNELHEID VAN DE MANOEUVRE VAN DE VLEUGELS
. Met deze
functie kunt u de gewenste snelheid instellen waarmee de automatisering
de vleugels van de poort laat bewegen.
• GEVOELIGHEID VAN DE VLEUGELS TEN OPZICHTE VAN OBSTA
-
KELS. Als een onvoorzien obstakel (een windstoot, een voertuig, een per-
soon etc.) de vleugels van de poort tijdens een manoeuvre afremt, con-
stateert deze functie onmiddellijk dat de belasting van de motor om het
obstakel te overwinnen, toeneemt, en geeft instructie tot een complete
terugloop. Als de “automatische sluiting van de vleugels” is ingesteld, pro-
beert de besturingseenheid het een tweede maal en bij de derde poging
onderbreekt zij na een korte terugloop de manoeuvre definitief.
• WEGNEMEN VAN DE DRUK VAN DE VLEUGELS
. Na afloop van een
sluitmanoeuvre
blijft de motor de vleugels nog even “voortduwen”, nadat
ze de eindpositie “0” hebben bereikt, zodat de vleugels perfect gesloten
zijn. Onmiddellijk daarna zorgt deze functie voor een zeer korte terugloop
om te voorkomen dat de door de motor op de vleugels teveel uitgeoefen-
de druk te groot wordt.
De waarden van deze functies kunnen op grond van de persoonlijke eisen
worden afgesteld; u gebruikt hiervoor onderstaande procedure en een
zender waarvan tenminste één toets reeds in het geheugen van de bestu-
ringseenheid is opgeslagen.
N.B. – Telkens wanneer u bij het uitvoeren van de procedure op een toets
drukt, zal het knipperlicht één maal knipperen
01. Houd de toetsen “T1” en “T2” op de zender tenminste 5 seconden
tegelijk ingedrukt en laat ze daarna los.
Op de besturingseenheid knipperen nu de twee leds (groen en rood)
die aangeven dat u de “programmering van de functies” bent binnen-
gegaan
de leds blijven gedurende de gehele procedure knipperen).
02. Houd op de zender tenminste 1 seconde een reeds in die bestu-
ringseenheid opgeslagen toets ingedrukt
(de groene led knippert 1
maal).
03. Kies daarna een van de vier beschikbare functies en houd de toets op
de zender die aan de uitgekozen functie gekoppeld is, tenminste 1
seconde ingedrukt
(de groene led knippert 1 maal)
:
• Automatische sluiting van de vleugels = (druk op toets “T1”)
• Snelheid van de manoeuvre van de vleugels = (druk op toets
T2”)
• Gevoeligheid van de vleugels ten opzichte van obstakels =
(druk op toets “T3”)
• Wegnemen van de druk van de vleugels = (druk op toets “T4”)
04. Kies tenslotte op basis van tabel 4 de door u gewenste waarde die bij
deze functie staat en houd op de zender tenminste 1 seconde de
toets ingedrukt die aan de gewenste waarde is gekoppeld
(de groene
en rode led zullen nu 1 maal ter bevestiging kort knipperen)
.
Opmerkingen bij tabel 4:
– (
*
) We bevelen u aan deze waarde NOOIT in te stellen.
–Deze tabel geeft de waarden weer die voor elk van de 4 speciale functies
beschikbaar zijn alsook de daarmee overeenkomende toets waarop u op
de zender moet drukken om die bepaalde waarde te selecteren.
– De kleur grijs markeert de in de fabriek vastgestelde waarden.
– In geval van stroomuitval zal bij terugkeer daarvan de eerstvolgende
door de automatisering aangestuurde manoeuvre op gereduceerde snel-
heid worden uitgevoerd, onafhankelijk van de ingestelde snelheid.
11 GEHEUGENOPSLAG VAN EEN NIEUWE ZENDER
MET BEHULP VAN DE PROCEDURE ‘IN DE NABIJHEID
VAN DE BESTURINGSEENHEID
[met een reeds in het geheugen opgeslagen zender]
Het is mogelijk een NIEUWE zender in het geheugen van de besturings-
eenheid op te slaan zonder rechtstreeks de toets “P1” op die besturings-
eenheid te gebruiken, maar door binnen de ontvangstraal van de zender
te werken. Hiervoor hebt u een OUDE zender nodig, die reeds in het
geheugen is opgeslagen en die werkt. Met deze procedure kan de NIEU-
WE zender de instellingen van de OUDE ontvangen.
Aanbeveling
De procedure moet uitgevoerd binnen het ontvang-
bereik van de ontvanger (ten hoogste 10-20 m van de ontvanger).
01. Op de NIEUWE zender: houd tenminste 5 seconden de toets inge-
drukt die u in het geheugen wilt opslaan en laat hem daarna los.
02. Op de OUDE zender: druk langzaam 3 maal op de toets met de
instructie die u op de andere zender in het geheugen wilt opslaan.
03. Op de NIEUWE zender: druk 1 maal op dezelfde toets als die welke u
op punt 01 hebt ingedrukt.
N.B. – De procedure dient voor elke toets die u in het geheugen wilt
opslaan, opnieuw te worden uitgevoerd.
AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES
TABEL 4
AUTOMATISCH SLUITEN van de vleugels
Geen enkele sluiting —> (druk op toets “T1”)
Sluiting na 15 seconden —> (druk op toets “T2”)
Sluiting na 30 seconden —> (druk op toets “T3”)
Sluiting na 60 seconden —> (druk op toets “T4”)
SNELHEID VAN DE door de vleugels uitgevoerde
BEWEGING
Laag —> (druk op toets “T1”)
Middellaag —> (druk op toets “T2”)
Middelhoog —> (druk op toets “T3”)
Hoog —> (druk op toets “T4”)
GEVOELIGHEID van de vleugels TEN OPZICHTE
VAN OBSTAKELS
Hoog —> (druk op toets “T1”)
Middelhoog —> (druk op toets “T2”)
Middellaag —> (druk op toets “T3”)
Laag —> (druk op toets “T4”)
WEGNEMEN VAN DE DRUK van de vleugels
Niet wegnemen —> (druk op toets“T1”) (
*
)
Minimum —> (druk op toets“T2”)
Middenwaarde —> (druk op toets“T3”)
Maximum —> (druk op toets“T4”)
Nederlands – 27
Nederlands
12 WISSEN VAN GEGEVENS UIT HET GEHEUGEN
VAN DE BESTURINGSEENHEID
Het is mogelijk de gegevens te wissen, die zich in het geheugen van de
besturingseenheid bevinden, waarbij u enkele gegevens of alle gegevens
wist. Hiervoor kunt u de volgende procedures gebruiken:
• Wissen van een instructie in een reeds in het geheugen opgeslagen
zender
Wissen van andere gegevens die in het geheugen van de bestu-
ringseenheid zijn opgeslagen
Wissen van een instructie
in een reeds in het geheugen opgeslagen zender
Met onderstaande procedure is het mogelijk een afzonderlijke aan een
toets op de zender gekoppelde instructie uit het geheugen van de bestu-
ringseenheid te wissen.
N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononder-
broken branden.
01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 secon-
den ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden
gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturings-
eenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan (LET
OP! – laat toets “P1” niet los!).
02. Zonder toets “
P1” los te laten, drukt u op de toets van de zender die
u wilt wissen: als de besturingseenheid deze handeling herkent, knip-
pert de groene led één maal kort en, pas nu, kan de toets “P1” en de
toets op de zender worden losgelaten.
Wissen van andere gegevens die
in het geheugen van de besturingseenheid zijn opgeslagen
Met onderstaande procedure is het mogelijk verschillende soorten opge-
slagen gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid te wissen,
zoals die in tabel 5 zijn weergegeven.
N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononder-
broken branden.
01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 secon-
den ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden
gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturings-
eenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan. Laat
daarna de toets los.
02. Kies met behulp van tabel 5 het type gegevens dat u wilt wissen en
druk net zo veel maal op toets “P1” als het aantal tussen haakjes aan-
geeft
(telkens als er op de toets “P1” wordt gedrukt, knippert de groe-
ne led één maal).
03. Vijf seconden nadat er voor de laatste maal op toets “P1” is gedrukt
gaan beide leds (rood en groen) snel knipperen, als het wissen tot een
goed einde is gekomen,
(= geheugen gewist!)
.
N.B. – Voordat wissing daadwerkelijk plaatsvindt, is er een marge van
5 seconden,waar u de genomen beslissing nog kunt terugdraaien; in
die tijd kunt u de procedure verlaten zonder enig gegeven te wissen
door 5 maal op de toets “P1” te drukken.
BELANGRIJK! – Na wissing van het “geheugen van de standen 0 en 1
en van “het GEHELE geheugen”, zal het nodig zijn de procedure 9.1
opnieuw uit te voeren – “Geheugenopslag van de inrichtingen die via
een Bus-kabel aangesloten zijn, en van de eindstanden 0 en 1 van
de vleugels”.
TABEL 5
• Geheugen van de waarden van de optionele functies (= 1 maal
drukken)
• Geheugen van de standen “0” en “1” (= 2 maal drukken)
• Geheugen van de zenders (= 3 maal drukken)
• GEHELE geheugen (= 4 maal drukken)
NB. – wist in één maal de
drie eerste geheugens
Werkzaamheden die aan een bevoegde
technicus zijn voorbehouden
LET OP! – Alle in dit kader vervatte handelingen mogen uitsluitend door bevoegd en ervaren
personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de handleiding, de wetten en de
regelgeving inzake veiligheid, zoals die in het gebied van kracht zijn, worden nageleefd.
28 – Nederlands
Nederlands
Voor het aansluiten van een nieuwe kabel op het elektriciteitsnet:
Let op! – Bij het aansluiten hiervan dient er op de voedingslijn (tussen de automatisering en het elektriciteitsnet) ook een beveiliging tegen kortsluiting
te worden geïnstalleerd.
Op deze lijn dient er bovendien een inrichting te worden geïnstalleerd die de stroomtoevoer kan onderbreken (met overspanningscategorie III, d.w.z.
met een minimumafstand tussen de contacten van tenminste 3,5 mm) of ander gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een
stekker. Deze inrichting zorgt er, indien dat nodig is, dat de stroom toevoer snel en veilig wordt onderbroken. Als die onderbrekingsinrichting van de
stroomtoevoer zich niet in de nabijheid van de automatisering bevindt en niet zichtbaar is, dient er een blokkeringsysteem te zijn tegen het per ongeluk
of onbevoegd inschakelen, teneinde elk eventueel gevaar uit te 3.
N.B. – De onderbrekingsinrichting wordt niet met het product meegeleverd.
draden van de kabel op de klemmenstrip aan waarbij u erop dient te
leggen de aanwezige symbolen in acht te nemen.
N.B. – haal de
klemmenstrip van zijn plaats, zodat u de elektriciteitsdraden gemak-
kelijk kunt aansluiten.
Bruine elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Fase”;
Blauwe elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Nulleider”;
Geel-groene elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Aarde”.
03. Zet vervolgens de dekplaat op de klemmenstrip terug en sluit de
reductiemotor met de dekplaat daarvan .
LET OP! Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan ernstige scha-
de of een gevaarlijke situatie veroorzaken, neem daarom de in deze
paragraaf aangegeven aansluitingen nauwgezet in acht.
Als de afstand van de poort tot het contact van het elektriciteitsnet groter
is dan de lengte van de meegeleverde voedingskabel, kan deze kabel ver-
vangen worden met een elektriciteitsleiding die beschermd en afgestemd
is op de omstandigheden.
Gebruik hiervoor een voedingskabel van 3 x 1,5 mm
2
met een lengte van
minder dan 30 m. Gebruik voor grotere lengtes een kabel met een grote-
re doorsnede: bijvoorbeeld, 3 x 2,5 mm
2
en aard hem in de buurt van de
automatisering. Ga vervolgens als volgt te werk.
Voor het aansluiten van een nieuwe kabel op de besturings-
eenheid:
01. Afb. A:
a) Draai met behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de
schroef bovenop de dekplaat los.
b) Zet twee vingers op de twee holten in het achterdeel van de
reductiemotor en haal de dekplaat naar boven waarbij u hem naar
boven weg trekt; draai hierbij op het grondstuk waarop laatstge-
noemde rust.
02. Afb. B en C - Draai met behulp van een Amerikaanse schroeven-
draaier de schroef van de dekplaat van de klemmenstrip (afb.B-1) en
de kabelklem (afb. B-2) los om de te vervangen voedingskabel vrij te
maken, en verwijder hem. Haal daarna de nieuwe voedingskabel
door de opening op het ondervlak van de reductiemotor en sluit de
AANSLUITING VAN DE AUTOMATISERING OP HET ELEKTRICITEITSNET
MET EEN ANDERE KABEL DAN DIE WELKE IS MEEGELEVERD
C
A
B
1
2
Nederlands – 29
Nederlands
EINDTEST VAN DE AUTOMATISERING
1 Controleer of de voorschriften van STAP 1 op het gebied van de veilig-
heid zijn nageleefd.
2 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de poort
uit, om na te gaan of de beweging van de vleugel naar behoren wordt
uitgevoerd. Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoor-
delen of de deur soepel loopt en er eventuele montage- of afstellings-
defecten zijn, of punten met een bijzondere wrijving.
3 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen,
gevoelige randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen
:
laat de inrichting tijdens een
openings-
of
sluitmanoeuvre
in werking
treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan
brengt en een totale terugloop verricht (het knipperlicht moet nu 2 maal
2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een
openings-
of
sluitmanoeuvre
in werking treden en controleer of de
besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terug-
loop uitvoert (het knipperlicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven).
4 Om te controleren of er geen interferenties tussen de fotocellen met
andere inrichtingen zijn, onderbreekt u met een 30 cm lange cilinder
met een diameter van 5 cm de optische as die het stel fotocellen met
elkaar verbindt (afb. 70): eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens dicht-
bij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen. Ga dan
na of de inrichting in alle gevallen in werking treedt en van de actieve
status op de alarmstatus overgaat, en omgekeerd. Tenslotte contro-
leert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze van de actieve
staat in de alarmstaat komt en omgekeerd; vergewis u er daarna van
dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept (bijvoor-
beeld dat de poort terugloopt bij de
sluitmanoeuvre
).
5 Meet de stootkracht volgens de voorschriften van de norm EN 12445
en probeer daarna, indien de aansturing van het „motorvermogen“
gebruikt wordt als hulpmiddel voor het systeem om de stootkracht
terug te brengen, eventueel die instelling te vinden, welke de beste
resultaten oplevert .
6 Geef opdracht tot een sluitmanoeuvre en controleer de stootkracht van
de vleugel op de aanslag van de mechanische eindpositie. Probeer, zo
nodig, de druk weg te nemen en die afstelling te vinden die de beste
resultaten geeft.
INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de
eindtest met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of
in “tijdelijke” situaties is niet toegestaan.
1 Maak een technisch dossier van de automatisering dat de volgende
documenten moet omvatten: een overzichtstekening (zie het voorbeeld
op afb. 8), een schema van de verrichte elektrische aansluitingen (zie
het voorbeeld op afb. 22), een analyse van de toegepaste oplossingen
(zie op de site www.moovo.com de in te vullen formulieren), de confor-
miteitsverklaringen van alle fabrikanten voor de gebruikte inrichtingen
en de conformiteitsverklaring die door de installateur is ingevuld (zie de
sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE
).
2 Breng op de poort een plaatje aan met daarop tenminste de volgende
gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (ver-
antwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienummer, bouwjaar en
“CE”-keurmerk.
3 Vul de conformiteitsverklaring in en geef ze aan de eigenaar van de
automatisering; Hiervoor kunt u de
EG-conformiteitsverklaring
in
de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” gebruiken.
4 Vul het formulier
Gebruiksaanwijzing
in dat u in de sectie “TECHNI-
SCHE DOCUMENTATIE
vindt en geef dat aan de eigenaar van de
automatisering.
5 Vul het formulier “Onderhoudsplan” in dat u in de sectie “TECHNI-
SCHE DOCUMENTATIE
vindt en dat de onderhoudsvoorschriften voor
alle inrichtingen van de automatisering omvat en geef dit aan de eigen-
aar van de automatisering.
6 Alvorens de automatisering in bedrijf te stellen dient u de eigenaar uit-
voerig over de nog aanwezige gevaren en risico’s te informeren.
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING
Dit zijn bij de aanleg van de automatisering de belangrijkste fasen om een zo groot mogelijke veiligheid van de installatie te garanderen.
De hier beschreven procedure van de eindtest kan ook worden gebruikt om op geregelde tijden de inrichtingen waaruit de automatisering is samenge-
steld, te controleren. De eindtest en de inbedrijfstelling van de automatisering moeten door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden.
Dat moet ook bepalen welke tests noodzakelijk zijn om de getroffen oplossingen voor de bestaande risico’s te controleren en na te gaan of de wettelij-
ke voorschriften, regelgeving en regels en in het bijzonder alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiserin-
gen voor poorten bepaalt, in acht zijn genomen.
70
AFVALVERWERKING VAN HET PRODUCT
WERKZAAMHEDEN IN VERBAND MET
PERIODIEK ONDERHOUD
Over het algemeen heeft dit product geen bijzonder onderhoud nodig;
toch zorgt regelmatige controle ervoor de installatie efficiënt te houden en
een regelmatige werking van de geïnstalleerde veiligheidssystemen te
waarborgen.
Raadpleeg daarom voor een correct onderhoud het hoofdstuk
Onder-
houdsplan
in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” aan het einde
van deze handleiding.
Dit product is een integrerend deel van de automatisering en dient
dus daarom samen daarmee verwerkt te worden.
Wanneer de levensduur van dit product ten einde is, dienen de ontmante-
lingswerkzaamheden, zoals dit ook bij de installatiewerkzaamheden het
geval is, door bevoegd personeel uitgevoerd te worden.
Dit product bestaat uit verschillende soorten materialen, waarvan sommi-
ge gerecycleerd kunnen worden. Win inlichtingen over de methoden van
hergebruik of afvalverwerking zoals die in de in uw gebied van kracht zijn-
de voorschriften is voorzien
.
Let op! – Sommige delen van het product kunnen vervuilende of gevaar-
lijke stoffen bevatten; als die in het milieu terecht zouden komen, zouden
ze schadelijke gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid kun-
nen hebben
.
Zoals u kunt zien aan het symbool hiernaast is het
verboden dit product met het gewone huisvuil weg
te gooien Scheid uw afval voor verwerking op een
manier zoals die in de plaatselijke regelgeving is
voorzien, of lever het product bij uw leverancier in
wanneer u een nieuw gelijksoortig product koopt.
Let op! – de plaatselijke regelgeving kan in geval van illegale dumping van
dit product in zware straffen voorzien
.
30 – Nederlands
Nederlands
REDUCTIEMOTOREN XA4...
BESCHRIJVING GEGEVENS
Mod. XA432 Mod. XA432e
Stroomvoorziening
12 Vdc 230 Vac - 50/60 Hz
Maximaal door de twee motoren
250 W
opgenomen vermogen (W)
Maximum duwkracht 150 N
Nominale duwkracht 70 N
Snelheid loos
langzaam snel langzaam snel
4.5° / sec 9° / sec 4.5° / sec 9° / sec
Nominale snelheid 3° / sec 6° / sec 3° / sec 6° / sec
Cycli/h bij het nominale
8
koppel (20°C)
Maximumaantal cycli achter
5
elkaar
Werkingstemperatuur - 20 / + 50° C
Afmetingen 253 x 155 h x 235 mm
Gewicht (kg) 6.2 kg 6.3 kg
Beschermingsklasse IP 44
Geschatte levensduur (
*
) van 50.000 tot 100.000 cicly manoeuvres
N.B. – Het model XA4-32e bevat de besturingseenheid.
TECHNISCHE KENMERKEN VAN DE VERSCHILLENDE PRODUCTONDERDELEN
AANBEVELINGEN:
Het product XA4... is vervaardigd door Nice S.p.a. (TV) I. Moovo is een merk van Nice S.p.a.
Alle hier opgevoerde technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C).
Nice S.p.a. behoudt zich het recht voor op elk door haar gewenst moment wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming
echter gehandhaafd blijven.
(
*
) N.B. – De geschatte levensduur van het product ligt tussen de 50.000
en 100.000 cycli manoeuvres. Om de waarschijnlijke levensduur van uw
automatisme vast te stellen dient u als volgt te werk te gaan:
a) – valutare le condizioni di uso e le forze in gioco presenti nel vostro
impianto come beoordeel de gebruiksomstandigheden en de krachten
die bij uw installatie in het spel zijn zoals bijvoorbeeld...
• het gewicht en de lengte van de vleugel;
• de perfecte uitbalancering van de vleugel;
• de staat van onderhoud van de scharnieren van de vleugel;
• het type vleugel: dicht of met veel openingen;
• de aanwezigheid van sterke wind;
• de gebruiksfrequentie van de automatisering.
b) – leid uit deze beoordeling een waarde af die wordt uitgedrukt in een
percentage dat in het algemeen de hogere of geringere graad van slijta-
ge van het automatisme bepaalt.
c) – zoek op de grafiek hiernaast het geschatte percentage (op punt "b")
en lees daar het aantal cycli van manoeuvres af.
100 %
75 %
50 %
25 %
0 %
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
100.000
KNIPPERLICHT MF
BESCHRIJVING GEGEVENS
Typologie Knipperlicht voor automatismen op poorten en deuren
Toegepaste technologie Lichtsignalering met een lamp die door de besturingseenheden Moovo met “Bus”-systeem voor
automatisering worden aangestuurd
Lamp 12V 21W BA15-fitting (type)
Stroomvoorziening De inrichting moet worden aangesloten op het klemmetje “Bus” van de besturingseenheden Moovo voor
automatiseringen
Omgevingstemperatuur
-20 ÷ 50°C
voor werking
Gebruik in zure, zoute of
Nee
potentieel explosieve omgeving
Montage Verticaal op een vlak; of horizontaal aan de wand
Beschermingsklasse IP 44
Afmetingen 135 x 120h x 110 mm
Gewicht 340 g
Nederlands – 31
Nederlands
ZENDER MT4
BESCHRIJVING GEGEVENS
Typologie Radiozenders voor het aansturen van automatiseringen op poorten en deuren
Toegepaste technologie Gecodeerde radiomodulatie AM OOK
Frequentie 433.92 MHz (± 100 kHz)
Codering Rollingcode met 64-bits code (18 x 10
18
combinaties)
Toetsen
4, elke toets kan worden gebruikt voor verschillende instructies van dezelfde
besturingseenheid of van verschillende besturingseenheden
Uitgestraald vermogen 1 dBm e.r.p.
Stroomvoorziening 3V +20% -40% met 1 lithiumbatterij type CR2032
Levensduur van de batterijen
3 jaar, geschat op een basis van 10 instructies/dag met een duur van 1s bij 20°C
(bij lage temperaturen neemt de werking van de batterijen af)
Omgevingstemperatuur
-20°C ÷ 50°C
bij werking
Gebruik in zure, zoute of
Nee
potentieel explosieve omgeving
Beschermingsklasse IP 40 (gebruik in huis of beschermde ruimten)
Afmetingen 40 x 70h x 8 mm
Gewicht 25 g
Bereik geschat op 200 m buitenshuis; 35 m binnenshuis (
*
)
(
*
)
Het bereik van de zenders en de ontvangcapaciteit van de ontvanger wordt sterk beïnvloed door andere inrichtingen die in de omgeving op dezelfde frequentie uitzen-
den zoals alarmen, radiokoptelefoons, e.d. Nice die interferentie met de ontvanger. In geval van interferentie kan Nice geen enkele garantie bieden ten aanzien van het
daadwerkelijke bereik van zijn inrichtingen.
TASTIERA MK
BESCHRIJVING GEGEVENS
Typologie Toetsenpaneel met 5 toetsen met de mogelijkheid de automatisering aan te sturen met en zonder invoer
van de combinatie
Toegepaste technologie Mogelijkheid tot invoer van een activeringscode van ten hoogste 10 cijfers (meer dan 1 miljoen
combinaties mogelijk)
Stroomvoorziening / Uitgang
De inrichting moet op de “Bus”-netten van Moovo worden aangesloten, waarvan de elektrische stroom
wordt opgenomen en waarlangs de uitgaande signalen worden verzonden
Opgenomen vermogen 120mW bij werking; 45mW in stand by
Omgevingstemperatuur
-20 ÷ 50°C
bij werking
Gebruik in zure, zoute of
Nee
potentieel explosieve omgeving
Montage Vertikaal aan de wand
Beschermingsklasse IP 44
Afmetingen 50 x 85h x 35 mm
Gewicht 80 g
FOTOCELLEN MP
BESCHRIJVING GEGEVENS
Typologie
Obstakeldetector voor automatismen op poorten en deuren (type D volgens de norm EN 12453)
bestaande uit een zender “TX” en ontvanger “RX”
Toegepaste technologie Optisch, via rechtstreekse interpolatie TX-RX met gemoduleerde infraroodstraal
Detectievermogen
Matte voorwerpen op de optische as tussen TX-RX met een afmeting van meer dan 50 mm en
een snelheid van minder dan 1,6 m/s
Zendhoek TX 20° circa
Ontvanghoek RX 20° circa
Nuttig bereik
Tot 7 m voor maximale asafwijking TX-RX ±4° (de inrichting kan een obstakel ook signaleren wanneer de
weersomstandigheden bijzonder slecht zijn)
Stroomvoorziening / Uitgang
De inrichting moet op de “Bus”-netten van Moovo worden aangesloten, waarvan de elektrische stroom
wordt opgenomen en waarlangs de uitgaande signalen worden verzonden
Opgenomen vermogen 450mW bij werking; 40mW in stand by
Maximumlengte kabels Tot 20 m (neem de aanbevelingen voor de minimumdoorsnede en het soort kabels in acht)
Adresseringsmogelijkheden
Tot 6 detectors met beveiligingsfunctie en tot 4 met aansturingsfunctie voor de openingsmanoeuvre.
Het automatische synchronisme voorkomt interferentie tussen de verschillende inrichtingen.
Omgevingstemperatuur
-20 ÷ 50°C
bij werking
Gebruik in zure, zoute of
Nee
potentieel explosieve omgeving
Montage Verticaal op een vlak; of horizontaal aan de wand
Beschermingsklasse IP 44
Afmetingen 50 x 85h x 35 mm
Gewicht (stel) 140 g
32 – Nederlands
Nederlands
WAT TE DOEN ALS...
(gids voor het oplossen van problemen)
Bij normale werking houdt de besturingseenheid de processen van de automatisering constant onder controle en kan zij eventuele storingen signale-
ren door het knipperlicht een bepaald aantal maal te laten knipperen (deze diagnostische knipperingen hebben altijd betrekking op de laatste manoeu-
vre van de automatisering). Om het verband te begrijpen tussen het aantal knipperingen en de oorzaak daarachter, gelieve u onderstaande tabel 6 te
raadplegen:
TABEL 6
Knipperingen
2 maal knipperen -
pauze
-
2 maal knipperen
3 maal knipperen -
pauze
-
3 maal knipperen
4 maal knipperen -
pauze
-
4 maal knipperen
5 maal knipperen -
pauze
-
5 maal knipperen
6 maal knipperen -
pauze
-
6 maal knipperen
7 maal knipperen -
pauze
-
7 maal knipperen
8 maal knipperen -
pauze
-
8 maal knipperen
Probleem
Bij de
openings-
of
sluitmanoeuvre
komen de vleu-
gels onverwachts tot stilstand of lopen terug in
tegengestelde richting.
• Bij de
openings-
of
sluitmanoeuvre
komen de vleu-
gels onverwachts tot stilstand en de besturingseen-
heid verricht een totale omkering van de in gang zijn-
de manoeuvre waarbij de eindstop wordt bereikt.
• Bij de
openings-
of
sluitmanoeuvre
onderbreekt de
besturingseenheid onverwachts de manoeuvre en
verricht een eerste gedeeltelijke
omkering van de in
gang zijnde manoeuvre zonder de eindstop te berei-
ken en voert daarna nog twee gedeeltelijke omkerin-
gen uit en onderbreekt de beweging definitief.
Bij de
openings-
of
sluitmanoeuvre
komen de vleu-
gels onverwachts tot stilstand en de besturingseen-
heid voert een
“Stop”
uit, gevolgd door een korte
terugloop.
De automatisering reageert niet op de verzonden
instructies.
Na een aantal opeenvolgende verzonden manoeu-
vres komt de automatisering tot stilstand.
De automatisering reageert niet op de verzonden
instructies.
De automatisering reageert niet op de verzonden
instructies.
Oplossing
Dit is het gevolg van het feit dat een bepaald stel
fotocellen, dat deel uitmaakt van de installatie, in
werking is getreden omdat het een obstakel heeft
geconstateerd. Verwijder dus het obstakel dat
zich op de baan tussen deze fotocellen bevindt.
De vleugels hebben als gevolg van een onver-
wacht obstakel (een windstoot, een voertuig,
een persoon, etc.) meer wrijving ondervonden.
Mocht het eventueel nodig zijn de gevoeligheid
daarvan ten opzichte van obstakels bij te stellen,
gelieve u hoofdstuk
Afstellingen en andere
optionele functies
te raadplegen.
Eventueel geïnstalleerde veiligheidsinrichtingen
(anders dan fotocellen, zoals bijvoorbeeld con-
tactlijsten), hebben een onverwacht obstakel
gesignaleerd. Verwijder dus het obstakel.
Er is een fout in de configuratie van het systeem.
Voer de installatie dus opnieuw uit.
De hoogst toegestane grens van opeenvolgende
manoeuvres is overschreden waardoor overver-
hitting is ontstaan. Wacht daarom enkele minu-
ten om de temperatuur onder de ingestelde
bovengrens te laten zakken.
Er is een defect in de interne elektrische circuits.
Ontkoppel daarom alle voedingscircuits; wacht
een paar seconden en zet ze opnieuw onder
spanning. Geef opnieuw een instructie en, als de
automatisering niet reageert, betekent dit dat er
een ernstig defect is op de elektrische kaart van
de besturingseenheid of in de bekabeling van de
motor. Controleer dus en vervang zo nodig.
Er is een defect in de elektrische circuits van de
“Bus”. Controleer een voor een of de aangeslo-
ten inrichtingen goed werken. Er zou kortsluiting
daarin zijn kunnen opgetreden of ze zouden niet
goed kunnen werken.
II – Nederlands
Nederlands
GEBRUIKERSHANDLEIDING
(Uit te reiken aan de eindgebruiker van de automatisering)
Met de zender MT4
De toetsen op de zender geven de volgende instructies:
INSTRUCTIE (
*
)
Toest T1
Toest T2
Toest T3
Toest T4
(
*
)
Deze tabel moet worden ingevuld door degene die de automatisering heeft
geprogrammeerd
.
Met het toetsenpaneel MK
De toetsen op het toetsenpaneel geven de volgende instructies:
INSTRUCTIE (
*
)
Toest A
Toest B
Toest C
Toest D
Toest OK
(
*
)
Deze tabel moet worden ingevuld door degene die de automatisering heeft
geprogrammeerd.
Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn
Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn en er een instructie
wordt verzonden, gaat de manoeuvre niet van start en het knipperlicht
knippert een aantal maal:
het aantal malen dat het knipperlicht knippert, is
afhankelijk van de storing, kijk op tabel 6 om de aard van het probleem te
ontdekken.
Belangrijk – Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn, dient
de automatisering zo spoedig mogelijk te worden gerepareerd
VOOR HET BEDIENEN VAN DE POORT
Uw automatiseringsinstallatie heeft periodiek onderhoud nodig om haar
zo lang mogelijk en geheel veilig te laten werken. Alle controle-, onder-
houds- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalifi-
ceerd personeel worden uitgevoerd.
Stel met uw installateur een onderhoudsplan met periodieke frequentie
op;
Nice raadt bij normaal gebruik bij een woning een onderhoudsbezoek
om het half jaar aan, maar dit tijdsbestek kan variëren in functie van een
meer of minder intensief gebruik
.
De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig kan en moet uit-
voeren zijn het reinigen van de glaasjes van de fotocellen en het verwijde-
ren van bladeren en stenen die het automatisme in diens werking kunnen
belemmeren.
• Gebruik voor het schoonmaken van de buitenzijde van de inrichtingen
een enigszins vochtige (geen natte) doek. Belangrijk – Gebruik geen
stoffen die alcohol, benzeen, oplosmiddelen of andere brandbare stoffen
bevatten. Het gebruik van dergelijke stoffen zou de inrichtingen kunnen
beschadigen en brand of elektrische schokken veroorzaken.
• Voordat u met het schoonmaken gaat beginnen, dient u, om te voorko-
men dat iemand de poort per ongeluk in beweging kan brengen het auto-
matisme te ontgrendelen, zoals dat in deze handleiding is beschreven.
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN DIE DE GEBRUIKER MAG UITVOEREN
Het is ten strengste verboden delen van de automatisering aan
te raken terwijl de poort of deur in beweging is!
• Voordat u de automatisering voor de eerste maal gaat gebruiken, is het
raadzaam u door de installateur te laten uitleggen waar de restrisico’s ont-
staan, en enkele minuten van uw tijd te besteden aan het lezen van deze
handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de
installateur u overhandigd heeft.
• Bewaar deze handleiding voor eventuele toekomstige twijfels en geef
haar aan een eventuele nieuwe eigenaar van de automatisering.
• Uw automatisering is een machine die getrouwelijk uw instructies
opvolgt; onverantwoordelijk en oneigenlijk gebruik kan maken dat het een
gevaarlijke machine wordt: laat de automatisering niet werken als er zich
mensen, dieren of zaken binnen haar bereik bevinden.
Kinderen: deze automatiseringsinstallatie biedt een hoge graad
van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de
manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of zaken onderbreekt.
Bovendien garandeert ze altijd een voorspelbare en veilige active-
ring . Het is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de
buurt van de installatie te spelen en de zenders buiten hun bereik te
houden om te voorkomen dat de installatie per ongeluk in werking
komt (een zender is geen speelgoed)!
• Controleer de automatisering dikwijls op eventuele tekenen van slijtage,
schade of gebrek aan balans. Stop onmiddellijk het gebruik ervan als er
onderhoudswerkzaamheden nodig zijn.
• Controleer geregeld of de fotocellen correct werken en laat tenminste
elk half jaar de voorziene onderhoudscontroles verrichten.
• De fotocellen zijn geen veiligheidsinrichting maar vormen slechts een
hulpinrichting voor de veiligheid. Zij zijn vervaardigd op basis van de
meest betrouwbare technologie, maar kunnen onder extreme omstandig-
heden storingen vertonen of zelfs defect raken. Let op! – In bepaalde
gevallen zou een defect niet onmiddellijk zichtbaar kunnen zijn.
Het is ten strengste verboden zich in de doorgang te bevinden
terwijl de poort of de deur in beweging is!
Zodra u constateert dat de automatiseringsinstallatie niet werkt zoals ze
dat zou moeten doen, dient u de stroomtoevoer naar de installatie te
onderbreken. Probeer niet zelf te repareren, maar roep de hulp van uw
vertrouwensinstallateur in. Intussen kan de installatie werken met hand-
matige bediening voor
opening
en
sluiting
, nadat u de reductiemotoren
op de hieronder beschreven manier ontgrendeld hebt.
• In geval van stroomuitval zal bij terugkeer daarvan de eerstvolgende
door de automatisering aangestuurde manoeuvre op gereduceerde snel-
heid worden uitgevoerd, onafhankelijk van de ingestelde snelheid.
• Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, mag u geen wijzigingen
aanbrengen aan de installatie en de programmeer- en afstelparameters
van uw automatiseringsinstallatie: degene die de automatisering heeft
geïnstalleerd,is aansprakelijk.
• De eindtest, de periodieke onderhoudswerkzaamheden en de eventue-
le reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd te worden door wie
die uitvoert en de documenten dienen door de eigenaar van de installatie
te worden bewaard.
Als de automatisering niet meer gebruikt kan worden, dient u zich ervan
te vergewissen dat de sloop daarvan door gekwalificeerd personeel wordt
uitgevoerd en dat het materiaal volgens de plaatselijk geldende voorschrif-
ten wordt hergebruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden.
AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET GEBRUIK
Nederlands – III
Nederlands
De reductiemotor heeft een mechanisch systeem waarmee het mogelijk
is de poort handmatig te openen en te sluiten.
Deze handmatige handelingen moeten worden uitgevoerd in geval van
stroomuitval of storingen in de werking van het automatisme. In dit laatste
geval kan het nuttig zijn het ontgrendelingsmechanisme te gebruiken om
te controleren of het defect misschien met het mechanisme zelf van doen
heeft (het zou bijvoorbeeld niet goed aangedraaid kunnen zijn).
N.B. – Bij stroomuitval kunt u om de poort te verplaatsen ook gebruikma-
ken van de bufferbatterij (mod. MB), indien deze in de installatie is aange-
bracht.
Voor het handmatig ontgrendelen van de reductiemotor gebruikt u als
volgt de met de reductiemotor meegeleverde ontgrendelingssleutel:
01. Steek de sleutel in de speciale ontgrendelingspin.
02. Draai de sleutel over 180° met de wijzers van de klok mee.
03. Nu zult u de poortvleugel handmatig in de gewenste stand kunnen
zetten.
04. Om het automatisme weer te laten functioneren, draait u de specia-
le sleutel op de ontgrendelingspin tegen de wijzers van de klok in en
verplaatst u handmatig de vleugel totdat u het mechanische geluid
hoort dat ontstaat wanneer de vleugel aan het trekmechanisch
wordt gekoppeld.
05. Tenslotte haalt u de sleutel uit de ontgrendelingspin en bewaart hem.
HANDMATIG VERGRENDELEN OF ONTGRENDELEN VAN DE REDUCTIEMOTOR
Wanneer de batterij leeg is, neemt het bereik van de zender aanzienlijk af.
Wanneer u op een toets drukt zult u merken dat de lichtsterkte van de led
afneemt
(= batterij helemaal leeg)
.
In deze gevallen dient u om de zender weer normaal te laten functioneren,
de lege batterij met een andere van het zelfde type (CR2032) te vervan-
gen, waarbij u de aangegeven polariteit dient aan te houden.
Voor het vervangen van de batterij gaat u als volgt te werk:
01. Til de rand van de lijst op de achterzijde van de zender op.
02. Terwijl u de lijst omhoog houdt, duwt u met een vinger het dekplaat-
je van de batterij weg, zoals u op de afbeelding hieronder kunt zien.
03. Nu verwijdert u de oude batterij en vervangt die met de nieuwe waar-
bij erop dient te letten ze zo aan te brengen dat de aangegeven pola-
riteit (het + teken naar beneden) in acht wordt genomen.
04. Zet daarna het dekplaatje van de batterij weer terug, waarbij u de
zender met de toetsen naar boven gericht houdt, waarbij u ervoor
dient te zorgen dat de “lamel” die in de kleur grijs is weergegeven
zich boven de batterij bevindt
, zoals op de afbeelding hieronder is
aangegeven.
05. Laat tenslotte de rand van de lijst op de achterzijde van de zender
zakken tot u een lichte klik hoort.
Afvalverwerking van de batterij
Let op! – De lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met
het gewone huisvuil worden weggegooid. Ze dient verwerkt te worden
door ze ‘gescheiden’ in te zamelen, zoals dat voorzien is in de regelge-
ving, die in uw gebied van kracht is.
VERVANGEN VAN DE BATTERIJ VAN DE ZENDER
01
02
04
IV – Nederlands
Nederlands
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
N.B.: De inhoud van deze verklaring is in overeenstemming met wat in het officiële document d.d. 5 april 2007 is verklaard, dat ten kantore van
Nice S.p.a. is gedeponeerd, en met name met de laatst beschikbare herziening voordat deze handleiding gedrukt werd. De hier voorliggende tekst
is om publicatietechnische redenen aangepast.
XA432, XA432E, MT4, MP, MK en MF worden vervaardigd door NICE S.p.a. (TV) I; MOOVO is een handelsmerk dat eigendom is
van Nice S.p.a.
Nummer: XA.. Herziening: 0
Ondergetekende in zijn hoedanigheid van Gedelegeerd Bestuurder, verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat het product
Naam van de fabrikant: NICE s.p.a.
Adres: Via Pezza Alta 13, 31046 Z.I. Rustignè, Oderzo (TV) Italië
Type: Elektromechanische reductiemotoren en bijbehorende accessoires serie “MOOVO”
Modellen: XA432, XA432E, MT4, MP, MK, MF, MB
de modellen XA432, XA432E in overeenstemming zijn met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijn:
98/37/EG (89/392/EEG gewijzigd); RICHTLIJN 98/37/EG VAN HET EUROPESE PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 22 juni
1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende machines
Zoals voorzien is in de richtlijn 98/37/EG wijzen wij erop dat het verboden is de machine waarin bovengenoemd product wordt
ingebouwd, in gebruik te stellen voordat deze in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn 98/37/EG is verklaard.
bovendien dat de modellen XA432E en MT4 in overeenstemming zijn met de essentiële vereisten onder artikel 3 van onderstaan-
de communautaire richtlijn, voor het gebruik waarvoor deze producten bestemd zijn:
1999/5/EG; RICHTLIJN 1999/5/EG VAN HET EUROPESE PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 9 maart 1999 inzake radio-
apparatuur en telecommuncatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van de conformiteit daarvan
volgens de volgende geharmoniseerde normen ter bescherming van de gezondheid: EN 50371:2002;
elektrische veiligheid : EN 60950-1:2001;
elektromagnetische compatibiliteit: EN 301 489-1V1.6.1:2006; EN 301 489-3V1.4.1:2002
radiospectrum: EN 300220-2V2.1.1:2006
Bovendien het product in overeenstemming is met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijnen, zoals die gewijzigd
zijn bij de Richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993:
De modellen XA432 en XA432E zijn in overeenstemming met de Richtlijn 73/23/EEG; RICHTLIJN 73/23/EEG VAN DE RAAD
van 19 februari 1973 inzake harmonisering van de verschillende wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot elektrisch
materiaal dat binnen bepaalde spanningslimieten moet worden gebruikt
Volgens de volgende geharmoniseerde norm:
EN 60335-1:1994+A11:1995+A1:1996+A13:1998 +A14:1998+A15:2000+A2:2000+A16:2001;
De modellen XA432, XA432E, MT4, MP, MK, MF en MB in overeenstemming zijn met de 89/336/EEG; RICHTLIJN 89/336/EEG
VAN DE RAAD van 3 mei 1989, inzake harmonisering van de verschillende wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot de
elektromagnetische compatibiliteit
Volgens de volgende geharmoniseerde normen: EN 61000-6-2:2001; EN 61000-6-3:2001+A11:2004
bovendien dat de modellen XA432 en XA432E in overeenstemming zijn met de volgende normen, voor zover van toepassing:
EN 60335-1:2002+A1:2004+A11:2004, EN 60335-2-103:2003, EN 13241-1:2003, EN 12453:2002, EN 12445:2002,
EN 12978:2003
Lauro Buoro
(Gedelegeerd bestuurder)
Nederlands – V
Nederlands
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Volgens de richtlijn 98/37/CE BIJLAGE II deel A (EG-verklaring van overeenstemming voor machines)
Ondergetekende / firma:
(naam of firmanaam van degene die de door een motor aangedreven poort in bedrijf heeft gesteld)
(adres)
Verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat:
de automatisering: door motor aangedreven draaipoort
door motor aangedreven draaideur
door motor aangedreven schuifpoort
serienummer:
bouwjaar:
plaats van installatie (adres):
aan de essentiële vereisten van de volgende richtlijnen voldoet:
98/37/EG “Machinerichtlijn”
89/336/EEG Richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit
73/23/EEG Richtlijn “laagspanning”
99/5/EG Richtlijn “R&TTE”
en voorzover van toepassing aan de bepalingen van de volgende normen:
EN 13241-1 Deuren en poorten voor industrie, handel en garages. Productnorm.
Producten zonder brand- of rookwerende eigenschappen.
EN 12445 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van
gemotoriseerde deuren - Testmethodes.
EN 12453 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van
gemotoriseerde deuren - Vereisten.
Naam
Firma
Datum
Plaats
VI – Nederlands
Nederlands
ONDERHOUDSPLAN
Let op!
– Het onderhoud van de installatie moet door bevoegde
technici worden uitgevoerd, waarbij de veiligheidswetgeving zoals
die van kracht is, volledig in acht dient te worden genomen alsook
de veiligheidsvoorschriften uit STAP 1 - “Algemene aanbevelingen
en voorzorgsmaatregelen in verband met de veiligheid”, die u aan
het begin van deze handleiding vindt.
N.B. – Als er in de installatie nog andere inrichtingen zijn die niet in deze
handleiding zijn genoemd, dient u voor wat het onderhoud daarvan de
voorschriften van de desbetreffende onderhoudsplannen te volgen.
Uitgaande van normaal huiselijk gebruik van de automatisering is het
raadzaam elk half jaar een periodieke controle van de installatie uit te
voeren of, indien de automatisering dikwijls wordt gebruikt en in geval van
een snelle manoeuvre van de vleugel bij het bereiken van een bepaald
aantal manoeuvres.
Voor het berekenen van dit aantal manoeuvres kunt u uitgaan van de
parameter van de geschatte levensduur (zie in “Technische kenmerken
van het product”), waarbij u bij het bereiken van elke 10% van de met
deze parameter vastgestelde manoeuvres een onderhoudsbeurt voor-
ziet; als bijvoorbeeld de totale levensduur 100.000 cycli manoeuvres is,
dient het onderhoud elke 10.000 cycli te worden uitgevoerd.
Op het voor het onderhoud voorziene tijdstip dient u de volgende contro-
le- en vervangingswerkzaamheden uit te voeren:
A. Koppel alle bronnen voor elektrische stroomvoorziening los, met
inbegrip van eventuele bufferbatterijen.
B. Controleer de mate van kwaliteitsverlies van alle materialen waar-
uit de automatisering bestaat; controleer bovendien de mate van slij-
tage van de bewegende delen en kijk tevens naar afslijting of roest-
vorming van de delen van de structuur; vervang die delen welke
onvoldoende garantie bieden.
C. Controleer of het product perfect verankerd is aan het bevesti-
gingsvlak en de bevestigingsmoeren goed aangedraaid zijn.
D. Controleer of het ontgrendelingsmechanisme voor handmatige
manoeuvre goed werkt; de kracht die nodig is om de ontgrendeling
uit te voeren, mag niet minder dan 220 N zijn.
E. Sluit de bronnen van stroomvoorziening weer aan en voer de hier-
onder genoemde controles in deze volgorde uit:
1 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de poort uit,
om na te gaan of de beweging van de vleugel naar behoren wordt uit-
gevoerd.
(N.B. – Wanneer de elektrische stroom weer terugkeert, zal de
eerste manoeuvre door de automatisering op gereduceerde snelheid
worden uitgevoerd, onafhankelijk van het soort ingestelde snelheid)
.
Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de
poort soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn,
of punten met een bijzondere wrijving
2 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen,
gevoelige randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen
:
laat de inrichting tijdens een
openings-
of
sluitmanoeuvre
in werking
treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan
brengt en een totale terugloop verricht (het knipperlicht moet nu 2 maal
2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een
openings-
of
sluitmanoeuvre
in werking treden en controleer of de
besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terug-
loop uitvoert (het knipperlicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven).
3 Controleer of er geen interferenties tussen de fotocellen met andere
inrichtingen zijn, onderbreekt u met een cilinder (met een diameter van
5 cm en een lengte van 30 cm) de optische as die het stel fotocellen
(afb. 71) met elkaar verbindt: eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens
dichtbij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen.
Tenslotte controleert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze
van de
actieve
staat in de
alarmstaat
komt en omgekeerd; vergewis u
er daarna van dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid
oproept (
bijvoorbeeld
terugloop bij de sluitmanoeuvre)
4 Nadat u een obstakel op het sluittraject van de poort hebt aangebracht,
geeft u instructie voor een sluitmanoeuvre en controleert u of de auto-
matisering een terugloop uitvoert zodra de poort het obstakel raakt
(veiligheidsmanoeuvre).
Let op!
– gebruik als obstakel een stuk hout met een lengte van 50
cm en met een zodanige doorsnede dat hij door de vleugel kan
worden geraakt. Plaats daarna het obstakels zoals dat op afb. 72
is aangegeven.
ONDERHOUDSREGISTER
Belangrijk
– Dit onderhoudsregister dient nadat alle delen daarvan zijn
ingevuld, aan de eigenaar van de automatisering te worden overhandigd.
In dit register dienen alle verrichte onderhouds- en reparatiewerkzaamhe-
den alsook wijzigingen te worden genoteerd. Het register moet bij elke
werkzaamheid worden bijgewerkt en zorgvuldig worden bewaard zodat
het voor eventuele inspectie van de bevoegde autoriteiten beschikbaar is.
Dit onderhoudsregister heeft betrekking op onderstaande automatisering:
mod. .............................,
serienummer ................................,
geïnstalleerd op .............................,
bij ............................................................................................................
................................................................................................................
................................................................................................................
................................................................................................................
................................................................................................................
................
Bijgevoegde documenten maken deel uit van dit onderhoudsregister:
1) - Onderhoudsplan
2) - ............................................................................................
3) - ............................................................................................
4) - ............................................................................................
5) - ............................................................................................
6) - ............................................................................................
Volgens het bijgevoegde document “Onderhoudsplan” dienen de onder-
houdswerkzaamheden met de volgende frequentie te worden uitgevoerd:
elke ............. maanden of elke ............. cycli manoeuvres, al naar
gelang welke gebeurtenis zich eerder voordoet.
71
50 cm
72
50 cm
Nederlands – VII
Nederlands
Datum
Beschrijving van de uitgevoerde ingreep
(Beschrijving van controles, afstellingen, reparaties, veranderingen etc.)
Handtekening van
de Technicus
Handtekening
van de Eigenaar

Documenttranscriptie

Swing gate opener XA4 EN Installation and use instructions and warnings IT Istruzioni ed avvertenze per l’installazione e l’uso FR Instructions et avertissements pour l’installation et l’utilisation ES Instrucciones y advertencias para la instalación y el uso Codice: ISTXA432.4865 - Rev. 00 del 08 - 06 - 2007 DE Anweisungen und Hinweise für die Installation und die Bedienung PL Instrukcje instalacji i użytkowania i ostrzeżenia NL Aanwijzingen en aanbevelingen voor installering en gebruik INHOUDSOPGAVE ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID WERKZAAMHEDEN DIE AAN EEN BEVOEGDE TECHNICUS ZIJN VOORBEHOUDEN STAP 1 4 – Aansluiting van de automatiseringseenheid op het elektriciteitsnet met een andere kabel dan die welke is meegeleverd 4 – Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering 29 – Afvalverwerking van het product 29 TECHNISCHE GEGEVENS VAN DE VERSCHILLENDE COMPONENTEN VAN HET PRODUCT 30 WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen) 32 – Veilig werken! – Aanbevelingen voor het installeren KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE 28 STAP 2 2.1 - Beschrijving van het product en gebruiksdoel 5 2.2 - Componenten voor het aanleggen van een complete installatie 5 Bijlagen: “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” STAP 3 Controles voor het installeren 6 3.1 - Controleren van de geschiktheid van de omgeving en de te automatiseren poort 6 3.2 - Controleren van de gebruikslimieten van het product 6 I-VII STAP 4 4.1 - Voorbereidende werkzaamheden 7 - 4.1.1 - Karakteristieke referentie-installatie 7 - 4.1.2 - Vaststellen van de plaats van de verschillende componenten 7 - 4.1.3 - Vaststellen met welk schema de inrichtingen te verbinden 7 - 4.1.4 - Controleren van het voor het te verrichten werk benodigde gereedschap 8 - 4.1.5 - Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden 8 4.2 - Voorbereiden van de elektriciteitskabels 8 INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUITING VAN DE COMPONENTEN STAP 5 5.1 - Installeren van de componenten van de automatisering 10 5.2 - Afstellen van de mechanische eindschakelaar in open stand 12 STAP 6 – Installeren en aansluiten van de in de installatie aanwezige inrichtingen op de installatie 13 6.1 - Instellen van de volgorde van opening van de poortvleugels 14 – Weghalen van de besturingseenheid 15 6.2 - Installeren en aansluiten van de reductiemotor zonder besturingseenheid 16 6.3 - Installeren en aansluiten van het knipperlicht mod. MF 17 6.4 - Installeren en aansluiten van de fotocellen mod. MP 19 – Selecteren van de manier van werken van het stel fotocellen 20 6.5 - Installeren en aansluiten van het toetsenpaneel mod. MK 21 6.6 - Installeren van de bufferbatterij mod. MB 22 AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING STAP 7 23 STAP 8 Nederlands EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN 23 PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING STAP 9 9.1 - Geheugenopslag van de inrichtingen die via een “Buskabel” zijn aangesloten en van de eindposities “0” en “1” van de vleugels 24 9.2 - Geheugenopslag van de zender mod. MT4 24 9.3 - Programmeren van het toetsenpaneel mod. MK 25 AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES 10 - Afstellen van de werking van de automatisering 26 11 - Geheugenopslag van een nieuwe zender met de procedure ‘in de nabijheid’ van de besturingseenheid 26 12 - Wissen van gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid 26 Nederlands – 3 ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID STAP 1 VEILIG WERKEN! Let op – voor de veiligheid van de personen is het van belang deze aanwijzingen op te volgen. Let op – Belangrijke aanwijzingen inzake de veiligheid: bewaar daarom deze aanwijzingen. Het ontwerp, de productie van de inrichtingen waaruit dit product bestaat, evenals deze handleiding beantwoorden volledig aan de thans geldende regelgeving op het gebied van veiligheid. Desondanks kan een foutief uitgevoerde installatie en programmering ernstig letsel kunnen toebrengen aan de personen die de werkzaamheden uitvoeren of aan hen die de installatie zullen gebruiken. Daarom is het van belang dat u tijdens de installatie alle aanwijzingen uit deze handleiding opvolgt. Begin niet met de installatie indien u ook maar de minste twijfel heeft. Vraag eventueel uitleg aan de klantenservice van Moovo. Indien u voor het eerst een automatisering voor draaipoorten of –deuren gaat uitvoeren, verdient het aanbeveling enige tijd aan het lezen van deze handleiding te besteden. Het is raadzaam dit te doen voordat u met de automatisering begint, dus zonder dat u onder tijdsdruk moet werken. Houd bovendien alle inrichtingen van het product bij de hand, zodat u alle informatie van deze handleiding kunt lezen, uitproberen en verifiëren (met uitzondering van de programmeerfase. Bij het lezen van deze handleiding dient u speciaal te letten op die delen welke gemarkeerd zijn met het symbool: Deze symbolen duiden onderwerpen aan die een mogelijke bron voor gevaar kunnen zijn en daarom dienen de uit te voeren handelingen uitsluitend door daartoe bevoegde en ervaren technici met inachtneming van deze aanwijzingen en de in dit land bestaande normen en wetten worden uitgevoerd: – ga na of de in de kit aanwezige inrichtingen voldoende zijn om te garanderen dat de installatie veilig is en goed werkt. – maak een analyse van de risico’s waarvan de lijst met essentiële veiligheidseisen zoals die voorzien zijn in Bijlage I van de Machinerichtlijn, deel uitmaakt, en geef de toegepaste oplossingen daarvoor aan. Wij maken u erop attent dat de risicoanalyse één van de documenten is die deel uit maken van het “technisch dossier” van de automatisering. Deze dient door een erkende installateur te worden ingevuld. Met het oog op de gevaarlijke situaties die zich bij het installeren en gebruiken van het product zouden kunnen voordoen, dient de automatisering met inachtneming van onderstaande aanbevelingen te worden geïnstalleerd: – breng op geen enkel onderdeel van de automatisering wijzigingen aan, tenzij die in deze handleiding zijn voorzien. Dergelijke handelingen kunnen alleen maar storingen veroorzaken. De fabrikant wijst elke aansprakelijkheid voor schade tengevolge van willekeurig gewijzigde producten van de hand. – zorg ervoor dat geen enkel deel van de automatisering in water of een andere vloeistof terecht kan komen. Zorg er tijdens de installatie ook voor dat er geen vloeistoffen in de reductiemotoren of andere inrichtingen kunnen komen. – sluit onmiddellijk de elektrische stroom af indien er een vloeistof in delen van de componenten van de automatisering is gekomen, en wend u tot de klantenservice van Moovo. Indien de automatisering onder die omstandigheden toch wordt gebruikt, kan dit een gevaarlijke situatie veroorzaken. – houd de verschillende componenten van de automatisering uit de buurt van relevante warmtebronnen en open vuur. Anders zouden ze schade kunnen oplopen of zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. – elke handeling waarvoor het nodig is het beschermende omhulsel van een bepaald component van de automatisering te openen, dient plaats te vinden terwijl de besturingseenheid van het elektriciteitsnet losgekoppeld is. Indien de ontkoppelingsinrichting niet goed te zien is, dient u een bord aan te brengen met het opschrift: “LET OP ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN IN UITVOERING”. – het product kan niet als een doelmatig beveiligingssysteem tegen indringers beschouwd worden. Indien u zich doelmatig wilt beveiligen, dient u de automatisering met andere inrichtingen aan te vullen. – de besturingseenheid moet op een geaarde elektriciteitsleiding voor stroomvoorziening worden aangesloten. Nederlands AANBEVELINGEN VOOR HET INSTALLEREN Volgens de meest recente Europese wetgeving dienen bij het aanleggen van een automatische deur of poort de voorschriften zoals die zijn voorzien in de Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn) opgevolgd te worden en met name de normen EN 12445; EN 12453; EN 12635 en EN 13241-1, die een verklaring van vermoedelijke conformiteit van de automatisering mogelijk maken. Met het oog hierop moeten de definitieve aansluiting van de automatisering op het elektriciteitsnet, de eindtest van de installatie, de inbedrijfstelling daarvan alsook het periodieke onderhoud door daartoe bevoegd en ervaren personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen vervat in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden” in acht dienen te worden genomen. Deze technicus moet bovendien bepalen welke tests in functie van de bestaande risico’s noodzakelijk zijn en moet hij controleren of de wettelijke voorschriften, regelgeving en regels, en met name alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor poorten bepaalt, in acht zijn genomen. Daarentegen kunnen werkzaamheden in verband met de voorbereiding, installatie en programmering ook worden verricht door personeel dat niet speciaal geschoold is, mits alle in deze handleiding vervatte aanwijzingen nauwgezet en in de juiste volgorde in acht worden genomen, en dan met name de aanbevelingen van deze STAP 1. Voordat u met het installeren begint, dient u de volgende analyses en controles te verrichten: – vcontroleer of de afzonderlijke voor de automatisering bestemde inrichtingen voor de aan te leggen installatie geschikt zijn. Controleer hiertoe met de grootst mogelijke aandacht de gegevens in de paragraaf “Technische gegevens”. Begin niet met de installatie als er ook maar een enkele inrichting niet voor het gebruik geschikt is. 4 – Nederlands – het product mag pas worden gebruikt, nadat de automatisering “in bedrijf is gesteld” zoals dat is voorzien in de paragraaf “Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering” in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”. – De afvalverwerking van al het verpakkingsmateriaal van de onderdelen van de automatisering moet helemaal volgens de plaatselijk geldende regels plaatsvinden. KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE STAP 2 2.1 – BESCHRIJVING VAN HET PRODUCT EN GEBRUIKSDOEL Alle inrichtingen tezamen die dit product vormen, dienen ertoe een poort of een deur met dubbele vleugels (afb. 1a) te automatiseren. Bovendien is het ook mogelijk poorten of deuren met één enkele vleugel te automatiseren (afb. 1b). Elk ander gebruik dat niet overeenkomt met wat beschreven is en onder andere omstandigheden dan wat in STAP 3 is aangeduid, dient als oneigenlijk gebruik te worden beschouwd en is dus verboden! Het belangrijkste deel van de automatisering bestaat uit twee elektromechanische reductiemotoren die elk van een 12V-gelijkstroommotor voorzien zijn en een vertragingswerk met een tandwerk voorzien van rechte tanden. In één van de reductiemotoren bevindt zich ook een besturingseenheid. De besturingseenheid stuurt alle inrichtingen van de automatisering aan en voorziet ze van elektrische stroom waarbij zij de werking daarvan beheert. Ze bestaat uit een kaart en een ingebouwde radio-ontvanger die de door een zender verstuurde instructies ontvangt. Bovendien kan ze door een bedieningspaneel aan de wand worden aangestuurd of door een stel fotocellen, dat alleen voor een openingsinstructie is geprogrammeerd. De besturingseenheid is in staat verschillende soorten manoeuvres aan te sturen, die elk volgens de persoonlijke wensen kunnen worden gebruikt en geprogrammeerd. Bovendien zijn er verschillende speciale functies waarmee het mogelijk is de parameters van de automatisering op de persoonlijke wensen af te stellen. De automatisering is gereed voor het gebruik van verschillende accessoires die de functionaliteit daarvan verhogen en garant staan voor veiligheid. Zo kan de besturingseenheid ten hoogste 150 toetsen van MT4-zenders in het geheugen opslaan; ten hoogste 4 bedieningspanelen MK of in plaats daarvan maximaal 4 stel fotocellen MP, die alleen voor een openingsinstructie zijn ingericht. De verschillende elementen worden door het systeem “Bus” verbonden. Dit systeem maakt de verbinding tussen de verschillende inrichtingen heel wat minder complex, daar er maar één enkele kabel tussen de ene inrichting en het andere gebruikt moet worden. Het product werkt op stroom die van het elektriciteitsnet afkomstig is; ingeval van stroomuitval (black-out) kunnen de reductiemotoren ook handmatig ontgrendeld worden en kunnen de poortvleugels met de hand worden geopend. Het is in ieder geval mogelijk de poort ook met behulp van de bufferbatterij (model MB) te openen als die deel uitmaakt van de installatie. 2.2 – COMPONENTEN VOOR HET AANLEGGEN VAN EEN COMPLETE INSTALLATIE Afb. 2 laat alle componenten zien die voor het aanleggen van een complete installatie nuttig zijn, zoals die op afb. 8 te zien is. AANBEVELING! Enkele componenten die op afb. 2 zijn afgebeeld, zijn niet standaard en het kan zijn dat die niet in de verpakking zitten. Lijst van nuttige componenten: [a] [b] [c] [d] - elektromechanische reductiemotor met besturingseenheid elektromechanische reductiemotor zonder besturingseenheid gebogen armen beugels voorkant (voor bevestiging van de reductiemotoren aan de poort) [e] - steunen achterkant (voor bevestiging van de reductiemotoren aan de muur) [f] - sleutels voor handmatige ontgrendeling van de reductiemotoren [g] - stel fotocellen mod. MP (voor aan de wand) [h] - bedieningspaneel mod. MK (voor aan de wand) [i] - handzender mod. MT4 [l] - knipperlicht mod. MF [m]- metalen verbruiksmateriaal (schroeven, borgringetjes, etc.) [n] - bufferbatterij mod. MB 1b 2 f a g b h c i l d m e n Nederlands – 5 Nederlands 1a STAP 3 CONTROLES VOOR HET INSTALLEREN Voordat u gaat installeren, dient u te controleren of de onderdelen van het product intact zijn en het uitgekozen model en de voor installatie bestemde omgeving geschikt is. BELANGRIJK – De reductiemotoren kunnen geen poort automatiseren die niet al goed en veilig functioneert of defecten verhelpen die het gevolg zijn van een verkeerd uitgevoerde installatie van de poort of slecht onderhoud daaraan. 3.1 – CONTROLEREN VAN DE GESCHIKTHEID VAN DE OMGEVING EN DE TE AUTOMATISEREN POORT • Controleer of de mechanische structuur van de poort geschikt is om conform de in uw land van kracht zijnde voorschriften te worden geautomatiseerd (raadpleeg eventueel de gegevens op het etiket van de poort,als dit aanwezig is). • Controleer wanneer u de poortvleugels handmatig opent en sluit, of de wrijving tijdens de manoeuvre op alle punten gelijkmatig en constant is (er mogen geen momenten met een grotere belasting voorkomen). • Verplaats de vleugels handmatig naar een willekeurige stand, breng ze tot stilstand en controleer dan of zij niet in beweging komen. • Controleer op de plaats waar de reductiemotor zal worden bevestigd, of er ruimte genoeg is voor de draaiende beweging van de arm (afb. 7). • Controleer of de ruimte rond de reductiemotoren groot genoeg is om de deur gemakkelijk en veilig handmatig te kunnen ontgrendelen. • Controleer of de door u gekozen plaats voor het installeren van de verschillende inrichtingen stevig genoeg is en een stabiele bevestiging gegarandeerd is. • Controleer of alle te installeren inrichtingen aangebracht zijn op een veilige en tegen stoten beschermde plaats. • Controleer of de uitgekozen bevestigingsvlakken van de fotocellen goed vlak zijn waardoor een goede uitlijning tussen de fotocellen mogelijk is. gewicht binnen onderstaande grenzen vallen en raadpleeg hiervoor grafiek 1: - maximumbreedte 1,80 m; - maximumhoogte 2 m; - maximumgewicht 250 kg. 2 – Controleer of de minimum-en maximumtemperatuur van de omgeving van de installatie binnen de temperatuurslimieten voor werking van dit product vallen. Kijk daarvoor bij de technische gegevens in het hoofdstuk “Technische gegevens van het product”. 3 – Met het oog op de richting vanwaar de elektriciteitsleiding loopt (als die reeds aanwezig is) die de stroom voor de installatie moet leveren, stelt u vast op welke poortvleugel de reductiemotor met de besturingseenheid zal worden bevestigd. 4 – Uitgaande van de waarden op de afb. 3-4-5-6-7 controleert u op elke vleugel en op de muur (of de zuil) daarnaast dat er voldoende ruimte is voor het plaatsen van de reductiemotor: a) Afb. 3: geeft de totale ruimte aan die de reductiemotor in beslag neemt. b) Afb. 4: geeft in verticale richting de ruimte aan, waarbinnen de achtersteun van de reductiemotor moet worden geplaatst. De precieze waarde waarop deze steun moet worden geplaatst, moet berekend worden op grond van punt 02 van STAP 5. c) Afb. 5: geeft de maximale maat “B” aan die nodig is tussen het draaipunt van de vleugel en het muurvlak waarop de achtersteun van de reductiemotor zal worden bevestigd. d) Afb. 6: geeft in horizontale richting de ruimte aan waarbinnen de achtersteun van de reductiemotor moet worden geplaatst. De precieze waarde waarop deze steun moet worden geplaatst, moet berekend worden op grond van punt 01 van STAP 5. De maat “D” geeft de minimale waarde vanaf de grond aan (aanbevolen minimumwaarde: 200 mm vanaf de grond). De maat “C” (maximale waarde vanaf de grond) hangt van de hoogte van de vleugel af. e) Afb. 7: geeft de minimale maat “E” (400 mm) aan die nodig is tussen de arm van de reductiemotor en een eventueel obstakel wanneer de vleugel helemaal open staat (muur, rand van een bloemperk, etc.). N.B. – Deze waarde moet gemeten worden gerekend vanaf de middellijn van de reductiemotor. 3.2 – CONTROLEREN VAN DE GEBRUIKSLIMIETEN VAN HET PRODUCT 3 235 mm De reductiemotoren moeten zo worden geïnstalleerd dat de achtersteun op de muur (of op de zuil) van de poort wordt bevestigd en de beugel waarop de arm steunt, op de poortvleugel. De reductiemotoren moeten zo worden geïnstalleerd dat de achtersteun op de muur (of op de zuil) van de poort wordt bevestigd en de beugel waarop het voorste gedeelte steunt, op de poortvleugel. Om vast te stellen of het product geschikt is voor de te automatiseren poort en de specifieke context is het noodzakelijk onderstaande controles uit te voeren en te controleren of de technische gegevens in deze paragraaf alsook die vervat in hoofdstuk “Technische gegevens van het product” overeenkomen. 1 – Controleer dat de afzonderlijke poortvleugels qua afmetingen en 235 mm 155 mm 550 mm kg 250 Gewicht van de poortvleugel Nederlands GRAFIEK 1 200 150 100 50 0 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 Breedte van de poortvleugel 6 – Nederlands 1,6 1,7 1,8 m 7 4 E Waarde E = tenminste 400 mm 5 B STAP 4 4.1.1 – Karakteristieke referentie-installatie Op afb. 8 ziet u een voorbeeld van automatisering zien die tot stand is gekomen met de verschillende onderdelen van Moovo. Zij worden geplaatst en geassembleerd volgens een karakteristiek en gebruikelijk schema. Dit zijn: a - Elektromechanische reductiemotor met besturingseenheid b - Elektromechanische reductiemotor zonder besturingseenheid c - Steunen achterzijde (voor op de muur) d - Beugels voorzijde (voor op de vleugel) e - Stel fotocellen (voor aan de wand) f - Knipperlicht g - Bedieningspaneel (voor aan de wand) h - Stel zuiltjes voor fotocellen i - Mechanische stops bij Opening (N.B.– In plaats hiervan kan de manoeuvre van de vleugel eindigen tegen een natuurlijke stop - muur, rand van een bloemperk, etc. - of kan de mechanische eindschakelaar in de reductiemotor worden gebruikt) l - Mechanische stop bij Sluiting 6 4.1.2 – Vaststellen van de plaats van de verschillende componenten Gebruik afb. 8 als voorbeeld voor het ongeveer vaststellen van de plaats waar u de verschillende componenten zoals die in de installatie zijn voorzien, gaat installeren. C D Waarde D = tenminste 200 mm 4.1.3 – Vaststellen met welke schema de inrichtingen te verbinden Het product voorziet een verbinding van het type “Bus” tussen de verschillende inrichtingen van de installatie, d.w.z. door middel van één enkele kabel met daarin twee elektriciteitsdraden. Bij dit soort verbinding verloopt de datacommunicatie tussen de verschillende inrichtingen via kabel, waarbij gebruik wordt gemaakt van een specifiek protocol genaamd “Bus-Moovo”. Let op! – in de installatie kunnen alleen inrichtingen worden geïnstalleerd die dit protocol ondersteunen. Nederlands – 7 Nederlands 4.1 – VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN Binnen het net “Bus” kunnen de inrichtingen verbonden via verschillende aansluitschema’s worden verbonden en wordt in elk schema elke inrichting een knooppunt van dit net. Dit zijn de aansluitschema’s: – “sterconfiguratie”: in dit schema is elke inrichting zelfstandig, daar zij rechtstreeks op de 2 klemmetjes van de “Bus” op de besturingseenheid is aangesloten. – “kettingconfiguratie”: in dit schema is de ene inrichting met de andere verbonden en deze laatste met weer een ander, zoals de schakels van een ketting. Dus wordt alleen de eerste inrichting van de ketting op de 2 klemmetjes van de “Bus” op de besturingseenheid aangesloten – “gemengde configuratie”: dit schema bestaat uit een vermenging van de twee hierboven beschreven schema’s. Om vast te stellen welk aansluitschema het meest geschikt is voor de verbinding van alle inrichtingen in uw installatie, gelieve u het voorbeeld op afb. 9 / afb. 26 te raadplegen. In het algemeen is het raadzaam het knipperlicht als eerste inrichting rechtstreeks op de besturingseenheid aan te sluiten. 4.1.4 – Controleren van het voor het te verrichten werk benodigde gereedschap Voordat u het product gaat installeren dient u zich ervan te vergewissen over al het gereedschap en het materiaal te kunnen beschikken dat nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden (zie voorbeeld op afb. 10). Controleer bovendien of dit in goede staat verkeert en in overeenstemming is met de plaatselijke regelgeving inzake veiligheid. 4.2 – VOORBEREIDEN VAN DE ELEKTRICITEITSKABELS Bij het voorbereiden van de voor uw installatie benodigde elektriciteitskabels gelieve u uit te gaan van afb. 9 en “Tabel 1 – Technische gegevens van de elektriciteitskabels”. Bovendien dient u onderstaande aanbevelingen in acht te nemen: – Bij de “sterconfiguratie” mag de lengte van de afzonderlijke kabel die een inrichting met de besturingseenheid verbindt, NIET meer dan 20 m bedragen. – Bij de “kettingconfiguratie” mag de som van de lengten van de kabels die gebruikt zijn om de ene inrichting met de andere en tenslotte met de besturingseenheid te verbinden, NIET meer dan 20 m bedragen. – Als er tussen de besturingseenheid en het knipperlicht nog andere inrichtingen worden aangesloten, dient u voor die inrichtingen dezelfde kabel te gebruiken als die welke u voor het knipperlicht hebt gebruikt. – Het leggen van de elektriciteitskabels en het aansluiten daarvan op de verschillende inrichtingen zijn werkzaamheden die tijdens het installeren van de componenten dienen te worden verricht. 4.1.5 – Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden U kunt nu de sleuven voor de buizen van de elektriciteitskabels trekken of, als alternatief, kabelgootjes voor buiten aanleggen, bovengenoemde buizen in het cement vastzetten of andere voorbereidingen treffen die ertoe dienen de omgeving klaar te maken voor de hierna komende installatiewerkzaamheden. AANBEVELINGEN: – Plaats de reductiemotor met de besturingseenheid in de nabijheid van het punt waar de elektrische stroomvoorziening zich bevindt, als die reeds aanwezig is. – Plaats de uiteinden van de buizen voor doorvoer van elektriciteitskabels vlakbij het punt waar de verschillende componenten zullen worden bevestigd. N.B.: • De buizen hebben tot doel de elektriciteitskabels te beschermen en onvoorziene breuk daarvan te voorkomen, zoals bijvoorbeeld bij stoten • De “vaste” bedieningsorganen dienen zo geplaatst te worden dat de poort zichtbaar is, maar uit de buurt van de bewegende delen hiervan. 8 f Nederlands e g e a d h c i 8 – Nederlands d l b h c i 9 D D A D B D C D 10 Aansluiting Type kabel A - Kabel voor KNIPPERLICHT Kabel 2 x 1,0 mm 10 m (lees paragraaf 4.2) B – Kabel voor STROOMTOEVOER Kabel 3 x 1,5 mm2 (opmerking 2) 30 m C - Kabel voor MOTOR Kabel 3 x 1,5 mm 10 m D - Kabel voor BUS Kabel2 x 0,5 mm2 20 m (lees paragraaf 4.2) Nederlands TABEL 1 – Technische kenmerken van de elektriciteitskabels (opmerking 1) Max. toegestane lengte 2 2 Opmerking 1 – De voor de aanleg van de installatie benodigde kabels (niet aanwezig in de verpakking) kunnen verschillen op grond van het aantal en het soort inrichtingen van de installatie Opmerking 2 – Als de meegeleverde kabel voor stroomtoevoer niet lang genoeg is, dient u hem met een kabel van dit type te vervangen. Dit moet door bevoegd en ervaren personeel gebeuren: zie het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”. LET OP! – De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor de omgeving waarin zij worden geïnstalleerd; voor het installeren in een ruimte buitenshuis is het bijvoorbeeld raadzaam een kabel van het type H07RN-F te gebruiken. Nederlands – 9 INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUTING VAN DE COMPONENTEN STAP 5 punten; trek nu vanaf elk van beide punten een verticale lijn naar omhoog tot deze de rechte lijn van de waarden A snijdt. Het gebied dat door lijnen bepaald wordt, geeft de waarde A aan, dat wilzeggen de waarden die u kunt gebruiken voor het bevestigen van de achterbeugel. 03. Teken nu op de muur (of op de zuil) de gevonden waarde af en trek tenslotte een verticale lijn die door dit punt loopt. Plaats vervolgens waarbij u de op de muur getrokken lijnen aanhoudt, de achterbeugel op de plaats die voorzien is op het vlak en teken met een potlood de te boren punten af. 04. Breng met een boor gaten in de muur aan, steek de plugs (tenminste 8 mm; niet meegeleverd) erin en bevestig de steun met behulp van de juiste schroeven en borgringetjes (afb. 12). Belangrijk – Controleer of de beugel volkomen waterpas is; een reductiemotor die niet in lijn is kan storingen aan de automatisering veroorzaken (afb. 13 en 14). N.B.– De schroeven die u nodig hebt om de beugel op de muur te bevestigen maken geen deel uit van de verpakking daar het soort schroeven afhangt van het materiaal en de dikte van de muur waarin zij moeten worden aangebracht. 05. Haal de mechanische eindschakelaar op het ondervlak van de reductiemotor, met een sleutel van 13 mm (afb. 15) weg: draai de zelfblokkerende moer van de schroef van de mechanische eindschakelaar los. 06. Steek het achterdeel van de reductiemotor in de daarvoor bestemde plaats van de bevestigingsbeugel en let er daarbij op dat de openingen op de motor overeenkomen met die op de beugel (afb. 16). 07. Ondersteun de reductiemotor met de ene hand en steek met de andere hand de twee meegeleverde schroeven in de boringen. N.B.– Als de schroeven niet gemakkelijk kunnen worden aangebracht kunt u een hamer en een inbussleutel gebruiken om ze er helemaal in aan te brengen (zie afb. 17). Zet daarna de schroeven met de daarvoor bestemde moeren vast; gebruik hiervoor een steeksleutel om de kop van de schroef vast te houden en een inbussleutel (van 10 mm), met een buitenmaat van niet meer dan 14,5 mm om de moer vast te schroeven. 08. Bevestig nu de gebogen arm op de reductiemotor. BELANGRIJK! – De arm moet zo worden geplaatst dat de buiging naar de poortvleugel is gericht. Steek daarna de kop van de “verlenging” van de reductiemotor in de opening van de gebogen arm en bevestig dit alles met de meegeleverde schroef, borgringetje en moer (afb. 18). 09. Om de aansluitbeugel op de poortvleugel te bevestigen gaat u als volgt te werk: a) Steek de beugel in het uiteinde van de gebogen arm en zorg ervoor dat de openingen daarvan overeenkomen en steek de meegeleverde pin erin (zonder de stopbenzing - afb. 19). b) Ontgrendel de reductiemotor met de daarvoor bestemde ontgrendelingssleutel (zie het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen en ont- 5.1 – INSTALLEREN VAN DE COMPONENTEN VAN DE AUTOMATISERING AANBEVELINGEN • Een verkeerd uitgevoerde installatie kan ernstige verwondingen toebrengen aan degene die het werk verricht en aan de mensen die de installatie zullen gebruiken. • Voordat u met het assembleren van de automatisering begint, voert u de controles vooraf uit zoals die in STAP 3 zijn beschreven. BELANGRIJK! – Onderstaande montagefasen (STAP 5) beschrijven de “fysieke” installatie van één enkele reductiemotor. Als de te automatiseren poort een dubbele vleugel heeft, dient u dezelfde handelingen ook voor het installeren van de andere reductiemotor uit te voeren. Met name voor het installeren van de reductiemotor met de besturingseenheid gelieve u STAP 6 te raadplegen om vast te stellen op welke poortvleugel hij moet worden gemonteerd. Bevestiging van de achterbeugel van de reductiemotor op de muur Voor het bevestigen van de achterbeugel van de reductiemotor op de muur of de zuil van de poort dient u de plaats in verticale en horizontale richting vast te stellen; u doet dit als volgt: – Plaats in verticale richting (afb.5): volg de algemene aanwijzingen uit STAP 3 en afb. 5 op; trek vervolgens nadat u met een potlood de plaats hebt bepaald, een horizontale lijn op de muur (of op de zuil). – Plaats in horizontale richting (afb.4): voor het plaatsen van de achtersteun van de reductiemotor in horizontale richting kunt u Grafiek 2 gebruiken, waarbij u als volgt te werk gaat: 01. Bepalen van de hoek van grootst mogelijke opening van de vleugel: zet de poortvleugel in de gewenste maximale openingsstand (let op de aanbeveling 4-d van STAP 3.2) en meet met behulp van de afbeelding van de goniometer op de laatste bladzijde van deze handleiding het aantal graden van de openingshoek van de vleugel. Zoek daarna op Grafiek 2 het grijze gebied dat overeenkomt met uw hoek en markeer het. 02. Bepalen van de waarde B en de waarde A: Meet op basis van afb. 11 in uw context de waarde B. Deze waarde is de afstand tussen het rotatiepunt van de poortvleugel en het vlak waarop de achterbeugel zal worden bevestigd. Markeer dan op de grafiek de zojuist gevonden waarde B en trek vanaf hier een horizontale lijn totdat die het gebied van de hoek dat u op bovengenoemd punt hebt gevonden, snijdt. In dit gebied geeft de getrokken lijn 2 300 290 280 270 260 250 240 230 220 200 190 180 170 160 150 140 130 120 (mm) 0 20 106° ÷ 110° Nederlands 110 A 210 GRAFIEK 2 40 60 80 B (mm) 100 120 140 5 160 1 10 180 200 10 0° 220 °÷ 96 240 90° ÷ 95° 10 – Nederlands ÷ 10 Ons voorbeeld: Hoek van grootste opening van de vleugel = 98°; waarde B = 120 mm; de waarde A kan worden gebruikt van 142 mm tot 174 mm. grendelen van de reductiemotor” in de “Gebruikershandleiding) c) Zet de poortvleugel in de maximale gewenste sluitstand en strek de arm helemaal uit (afb. 20). Breng daarna de vleugel daarbij totdat de bevestigingsbeugel helemaal daar tegenaan komt. d) Teken nu met een potlood de te boren punten af en maak met een boor de gaten in de vleugel. N.B.– De schroeven die u nodig hebt om de beugel op de poortvleugel te bevestigen maken geen deel uit van de verpakking daar het soort schroeven afhangt van het materiaal en de dikte van de poort of deur waarin zij moeten worden aangebracht. 10. Haal de beugel van de arm van de reductiemotor weg en bevestig hem aan de poortvleugel. Belangrijk – Controleer of de beugel helemaal waterpas is. 11. Bevestig de arm van de reductiemotor op de beugel waarbij u de meegeleverde pin en stopbenzing aanbrengt. 12. LET OP! – Als er op de plaats van installatie geen mechanische stops op de grond aanwezig zijn, gelieve u STAP 5.2 te raadplegen. 14 15 13. Zet daarna, terwijl de reductiemotor nog steeds ontgrendeld is, de poortvleugel handmatig ongeveer halverwege zijn loop (afb. 21) en vergrendel de reductiemotor met de daarvoor bestemde sleutel (zie het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen en ontgrendelen van de reductiemotor” in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE”). Verplaats de poortvleugel nu met een lichte beweging een paar centimeter in de richting van de grootst mogelijke opening, totdat u een klik hoort. 14. ls de te automatiseren poort een dubbele vleugel heeft, dient u dezelfde handelingen die in STAP 5 beschreven zijn opnieuw uit te voeren om ook de andere reductiemotor te installeren. M8 16 A 11 B V6 x 70 M6 12 Nederlands 17 13 Nederlands – 11 18 V8 x 35 R8/40 M8 19 03. Sluit nu de poortvleugel. 04. Om het bevestigen van de mechanische eindschakelaar gemakkelijker te maken, raden wij u aan er een stuk plakband aan toe te voegen tot op de basis van de reductiemotor, zoals te zien is op afb. 23. 05. Plaats de mechanische eindschakelaar als volgt: als u bezig bent met de reductiemotor die de linkervleugel laat bewegen, moet de mechanische eindschakelaar links van plakband daarnaast worden aangebracht; als u daarentegen bezig bent met de rechter reductiemotor, zal de mechanische eindschakelaar rechts van het plakband daarnaast (afb. 24) moeten worden aangebracht. Zet hem nu met de zelfblokkerende moer daarvan vast (afb. 25). 06. Terwijl u de poortvleugel handmatig beweegt controleert u nu op deze precies op de gewenste maximale openingsstand stopt. Mocht dit niet het geval zijn, verplaats de mechanische eindschakelaar dan een of twee “tandjes”; en controleer opnieuw de maximale openingsstand. 07. Zet nu, terwijl de reductiemotor nog steeds ontgrendeld is de poortvleugel handmatig op ongeveer halverwege zijn loop en vergrendel de reductiemotor met de daarvoor bestemde sleutel (zie hoofdstuk “Handmatig vergrendelen en ontgrendelen van de reductiemotor” in de Gebruikershandleiding). Verplaats de poortvleugel nu met een lichte beweging een paar centimeter in de richting van de grootst mogelijke opening, totdat u een klik hoort. 22 stopbenzing 20 23 Maximum 21 Nederlands 24 5.2 – AFSTELLING VAN DE MECHANISCHE EINDSCHAKELAAR IN OPENING Als er op de plaats van installatie geen mechanische stops op de grond aanwezig zijn, die de poortvleugels aan het einde van de openingsmanoeuvre moeten laten stoppen, dient u de mechanische eindschakelaar op het ondervlak van elk van beide reductiemotoren af te stellen; u gaat hiervoor als volgt te werk: 01. Terwijl de reductiemotor ontgrendeld is, brengt u de vleugel handmatig in de openingsstand. 02. Zoek het middelpunt (as) van de arm van de reductiemotor en markeer dat met een stuk plakband dat u op het vaste deel van de reductiemotor, boven de arm (afb. 22) plakt. 12 – Nederlands 25 STAP 6 INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE IN DE INSTALLATIE VOORZIENE INRICHTINGEN Installeer de in de installatie voorziene inrichtingen en sluit ze aan waarbij u uitgaat van de volgende STAPPEN en het voorbeeld op afb. 26. LET OP! – Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan schade of een gevaarlijke situatie ten gevolge hebben; houd u daarom nauwgezet aan de aangegeven aansluitingen. Om bij de besturingseenheid te kunnen komen verwijdert u de dekplaat van de reductiemotor met de besturingseenheid waarbij u als volgt te werk gaat: (zie de afbeelding hiernaast): a) Draai de schroef op het bovendeel van de dekplaat met een Amerikaanse schroevendraaier los. b) Zet twee vingers op de twee holten in het achterdeel van de reductiemotor en haal de dekplaat naar boven waarbij u hem naar boven weg trekt; draai hierbij op het grondstuk waarop laatstgenoemde rust. 26 AANSLUITSCHEMA VAN DE INRICHTINGEN MET HET SYSTEEM “BUS” Stel fotocellen Toetsenpaneel Nederlands Knipperlicht Nederlands – 13 6.1 – INSTELLEN VAN DE VOLGORDE VAN OPENING VAN DE POORTVLEUGELS Voor het correct instellen op de Besturingseenheid van de volgorde waarin de vleugels van uw poort moeten opengaan, dient u uit onderstaande configuraties die te vinden die overeenkomt met uw installatie, en te werk te gaan zoals dat is aangegeven. Bij het uitvoeren van de aangegeven handelingen kan het nuttig zijn de besturingseenheid van haar plaats te halen; hiervoor gaat u te werk zoals dat is beschreven in het kader “De besturingseenheid uit de reductiemotor verwijderen”. Geval A: er is geen enkele wijziging aan te brengen. Besturingseenheid Geval B: (op de besturingseenheid) dient u als volgt te werk te gaan: – zoek het elektrische bruggetje “Sel” en zet het van de oorspronkelijke stand van afb. 27 op de stand zoals die is aangegeven op afb. 28 – verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor 2” (afb. 29). – verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor 1” (afb. 30). Besturingseenheid Geval C: – (op de besturingseenheid) dient u het elektrische bruggetje “Sel” te vinden en het van de oorspronkelijk stand van afb. 27 op de stand te zetten zoals die is aangegeven op afb. 28 Besturingseenheid Geval D: (op de besturingseenheid) dient u als volgt te werk te gaan: – verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor 2” (afb. 29). – verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor 1” (afb. 30). Besturingseenheid Geval E: er is geen enkele wijziging aan te brengen. Besturingseenheid Geval F: (op de besturingseenheid) dient u als volgt te werk te gaan: Nederlands – verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor 2” (afb. 29). – verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor 1” (afb. 30). Geval G: voor het automatiseren van een poort of een deur met één enkele vleugel, waar de reductiemotor met besturingseenheid links is geplaatst, dient u als volgt te werk te gaan: – (op de besturingseenheid) dient u het elektrische bruggetje “Sel” te vinden en het van de oorspronkelijke stand van afb. 27 te zetten op de stand zoals die is aangegeven op afb. 28. Geval H: voor het automatiseren van een poort of een deur met één enkele vleugel, waar de reductiemotor met besturingseenheid rechts is geplaatst, dient u als volgt te werk te gaan: – (op de besturingseenheid) dient u het elektrische bruggetje “Sel” te vinden en het van de oorspronkelijke stand van afb. 27 op de stand te zetten zoals die is aangegeven op afb. 28 – (op de besturingseenheid) verwissel de plaats van de draden op de klemmenstrip gemerkt “Motor 1” (afb. 30). 14 – Nederlands Besturingseenheid Besturingseenheid Besturingseenheid 27 DE BESTURINGSEENHEID UIT DE REDUCTIEMOTOR VERWIJDEREN 01. Draai met behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de schroeven van het kabelbandje los (afb. 31-a) en verwijder de dekplaat van de klemmenstrip (afb. 31-b) om de besturingseenheid gemakkelijker van haar plaats te halen. 02. Afb. 31-32: Druk met uw vinger op het lipje (afb. 31-c) dat de besturingseenheid vasthoudt en haal met uw andere hand de besturingseenheid van haar plaats door haar tegelijk naar voren en naar boven te duwen (2) zodat ze van haar geleider vrijkomt. 31 28 b a c 32 29 Motor 2 03. Afb. 33: na afloop van de werkzaamheden zet u de besturingseenheid als volgt weer op haar plaats terug: a) zet de besturingseenheid boven het lipje (afb. 31-c), druk haar naar beneden en trek haar tegelijkertijd naar achteren totdat u een klik hoort Zet daarna de dekplaat weer op de klemmenstrip en zet het kabelbandje weer vast. Nederlands 33 30 Motor 1 Nederlands – 15 6.2 – INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE REDUCTIEMOTOR ZONDER BESTURINGSEENHEID Als er in uw installatie twee reductiemotoren worden gebruikt, sluit u de reductiemotor zonder besturingseenheid op die waarin wel een besturingseenheid aanwezig is, op de volgende manier aan: 04. Afb. 37: Op de reductiemotor met besturingseenheid haalt u de dekplaat weg en laat de verbindingskabel afkomstig van de andere reductiemotor door de opening op het onderste deel passeren. 37 01. Afb. 34: a) Op de reductiemotor zonder besturingseenheid schroeft u met behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de schroef op het bovendeel van de dekplaat los. b) Zet twee vingers op de twee holten in het achterdeel van de reductiemotor en haal de dekplaat naar boven waarbij u hem naar boven weg trekt; draai hierbij op het grondstuk waarop laatstgenoemde rust. 34 05. Afb. 38: b) Haal de klemmenstrip voor de stroomvoorziening van zijn plaats om gemakkelijk de schroeven van de 3 klemmetjes los te kunnen schroeven. c) Verbind daarna de draden van de kabel, waarbij u de symbolen op de klemmenstrip volgt, en zet de klemmenstrip weer terug. 38 02. Afb. 35: Steek de verbindingskabel in de opening op de onderzijde van de reductiemotor. 35 03. Afb. 36: Sluit de draden van de kabel op de klemmenstrip aan en let daarbij op de aanwezige symbolen. Zet daarna de kabel met het kabelbandje vast. Nederlands 36 16 – Nederlands 6.3 – INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN HET KNIPPERLICHT mod. MF Dit licht signaleert dat er een manoeuvre wordt uitgevoerd. Bovendien is het aan het systeem voor zelfdiagnose van de besturingseenheid gekoppeld en signaleert via een eerder vastgesteld aantal opeenvolgende knipperingen het soort probleem (zie de paragraaf “Wat te doen als...”). 04. Afb. 42: Let op! – monteer het product niet in een andere stand dan die welke is aangegeven. 42 Voor het installeren en aansluiten van het knipperlicht dient u als volgt te werk te gaan: 01. Afb. 39: Haal een van de twee doorzichtige kappen weg door hem tegen de wijzers van de klok in te draaien en leg hem terzijde. 39 05. Bevestig de behuizing van het knipperlicht met de daarvoor bestemde schroeven aan de muur en laat daarbij de kabels door de daarvoor bestemde opening lopen. 06. Afb. 43: a) Verbind de draden van de twee kabels met elkaar en zet ze op de klemmenstrip vast. b) Zet de kabel met de speciale kabelklem vast. 02. Afb. 40: Druk met twee vingers van dezelfde hand tegelijk op de twee lipjes beneden en trek met de andere hand de buitendop van het knipperlicht weg. 43 40 44 Nederlands 03. Afb. 41: Maak met een boor op de montageplaat van de behuizing van het knipperlicht de schroefgaten voor montage en de openingen waar de kabels doorheen moeten lopen. 07. Afb. 44: Breng de buitendop van het knipperlicht op zijn plaats aan en laat de lipjes daarvan vastklikken. 41 Nederlands – 17 08. Afb. 45: Zet de doorzichtige kap op zijn plaats terug en draai hem met de wijzers van de klok mee, waarbij u erop dient te letten dat de tandjes daarvan vast komen te zitten in die van de behuizing van het knipperlicht. 45 09. Afb. 46: Steek op de reductiemotor met de besturingseenheid de verbindingskabel van het knipperlicht in de opening op het onderste vlak 46 Nederlands 10. Afb. 47: a) Haal op de besturingseenheid de klemmenstrip voor de BUS-aansluiting van zijn plaats naar buiten om de schroeven van de 2 klemmetjes gemakkelijk los te kunnen draaien. b) Verbind daarna de draden van de kabel, waarbij u de symbolen op de klemmenstrip volgt en zet daarna de klemmenstrip weer op zijn plaats terug. c) Draai tenslotte de kabeldoorvoer aan om de kabel op de reductiemotor vast te zetten. 47 18 – Nederlands 6.4 – INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE FOTOCELLEN mod. MP Een stel fotocellen bestaat uit een fotocel die zendt (TX genoemd) en een die ontvangt (RX genoemd). TX en RX worden door een etiket aan de binnenzijde van de dekplaat geïdentificeerd. De fotocellen worden elk aan een kant van de doorgang geïnstalleerd en worden met de BUS-kabel via het knipperlicht op de besturingseenheid aangesloten . De fotocellen vormen een veiligheidsinrichting waarmee het mogelijk is obstakels te detecteren wanneer deze op de verbindingslijn daartussen komen. Het is mogelijk op de installatie ten hoogste 6 stellen fotocellen voor de veiligheid bij te plaatsen en een stel fotocellen dat daarentegen bestemd is om alleen de openingsmanoeuvre aan te sturen (voor het installeren van verdere fotocellen gelieve u het kader “Keuze van de werkingsmodus van het stel fotocellen” te raadplegen). Voor het installeren en aansluiten van een stel fotocellen dient u als volgt te werk te gaan: 04. Afb. 51: Verbind de draden van de twee kabels met elkaar en zet ze op de klemmenstrip vast. b) Steek de klemmenstrip op de stekker op de achterzijde van de fotocel. BELANGRIJK! – Voordat u de fotocel sluit, dient u met behulp van het speciale elektrische bruggetje de werkingsmodus van de fotocellen te selecteren (zie het kader “Keuze van de werkingsmodus van het stel fotocellen”). 51 01. Afb. 48: Verwijder het dekplaatje van de schroef door dat naar de kant te schuiven zoals dat op de afbeelding te zien is. 48 05. Afb. 52: Zet de dekplaat terug en let erop dat de tandjes daarvan vast komen te zitten in die van de montageplaat van de fotocel. 52 02. Afb. 49: Open met behulp van een schroevendraaier en haal de montageplaat van de fotocel los. 49 53 Nederlands 03. Afb. 50: a) Maak met een boor op de montageplaat de openingen waar de verbindingskabel doorheen moet lopen. b) Bevestig de montageplaat van de fotocel met de speciale schroeven aan de muur en laat daarbij de kabels door de daarvoor bestemde opening lopen. 06. Afb. 53: Bevestig de dekplaat van de fotocel met de meegeleverde schroef op de montageplaat. Zet tenslotte het afdekdopje van de schroef terug zoals dat op de afbeelding te zien is. 50 Nederlands – 19 SELECTEREN VAN DE MANIER VAN WERKEN VAN HET STEL FOTOCELLEN In een installatie van poorten met twee draaiende vleugels is het op elk gewenst moment mogelijk er andere stellen fotocellen bij te plaatsen. Er kunnen ten hoogste 6 stellen fotocellen met veiligheidsfunctie bijgeplaatst worden (zoals voorbeeld A-B-C-D-E-F op afb. 54) en 1 stel met aansturingsfunctie (zoals voorbeeld G op afb. 54) dat alleen de openingsmanoeuvre uitvoert. Om deze stellen fotocellen op de juiste plaats aan te brengen, dient u afb. 54 te raadplegen. Om de besturingseenheid elk afzonderlijk stel fotocellen en de specifieke daaraan gekoppelde functie te laten herkennen, is het noodzakelijk de adressering daarvan uit te voeren door een of twee elektrische bruggetjes (tabel 3) of zonder een enkel elektrisch bruggetje (tabel 3) aan te brengen. Op deze manier zal de besturingseenheid, wanneer zij de imput van de fotocellen krijgt, de motor de manoeuvre in kwestie laten uitvoeren. De handelingen in verband met de adressering dienen zowel op de fotocel TX als op de fotocel RX uitgevoerd te worden, waarbij u als volgt te werk dient te gaan: Voor de fotocellen “A-B-C-D-E-F” Denk aan de onderstaande aanbevelingen: • de elektrische bruggetjes moeten worden geplaatst op de twee fotocellen waarbij dezelfde configuratie moet worden gebruikt; • een configuratie die reeds op een stel fotocellen is gebruikt, mag NIET op andere fotocellen worden gebruikt. Voor het programmeren van deze stellen fotocellen (als die in uw installatie aanwezig zijn) dient u als volgt te werk te gaan: 01. Open de dekplaat van de fotocel. 02. Zoek op afb. 54 de plaats waar de fotocellen, waarop u wilt werken, zijn geïnstalleerd. 03. Kies in tabel 3 de gewenste configuratie en breng de elektrische bruggetjes in de twee fotocellen aan. Voor de fotocellen “G” Let op de volgende aanbevelingen: • Deze fotocellen hebben een andere rol dan de andere (zij sturen de automatisering aan) en daarom dienen zij op een bepaalde afstand van de andere geplaatst te worden om interferentie te voorkomen. • Deze fotocellen blijven ook onder spanning staan wanneer de automatisering niet gebruikt wordt; in geval van stroomuitval zal deze wanneer er een bufferbatterij in de installatie aanwezig is, de normale duur verminderen (zie STAP 6.6.). Voor het programmeren van deze stellen fotocellen (indien die in uw installatie aanwezig zijn), is het niet nodig een elektrisch bruggetje aan te brengen (zie tabel 3). 54 TABEL 3 Nederlands Stel fotocellen Elektrische bruggetjes Stel fotocellen A Fotocellen h = 50 cm (deze treden in werking wanneer de poort in de sluitfase is) E Fotocellen rechts (deze treden in werking wanneer de poort in de openingsfase is) B Fotocellen h = 100 cm (deze treden in werking wanneer de poort in de sluitfase is) F Fotocellen links (deze treden in werking wanneer de poort in de openingsfase is) C Fotocellen h = 50 cm (deze treden in werking wanneer de poort in de openings-of sluitfase is) G D Fotocellen h = 100 cm (deze treden in werking wanneer de poort in de openings-of sluitfase is) 20 – Nederlands Fotocellen met alleen de instructie voor opening van de poort Elektrische bruggetjes 6.5 – INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN HET TOETSENPANEEL mod. MK Het toetsenpaneel voor bediening van de automatisering is een inrichting die aan de wand wordt bevestigd en die de automatisering via een Busaansluiting aanstuurt. Het is mogelijk ten hoogste 4 toetsenpanelen in een enkele installatie aan te sluiten en de inrichting kan geprogrammeerd worden om op twee verschillende manieren te werken: traditionele modus (elke toets voert een specifieke daaraan gekoppelde functie uit – modus welke in de fabriek wordt ingesteld) en veiligheidsmodus (voor het aansturen van de manoeuvre is het noodzakelijk een geheime door de gebruiker ingestelde toetsencombinatie in te tikken). Het toetsenpaneel is verlicht voor die situaties dat er weinig licht is. 04. Afb. 58: a) Sluit de draden van de kabel op de desbetreffende klemmetjes aan. b) Steek het contact van de kabel op de stekker op de achterzijde van het toetsenpaneel. 58 Voor het installeren en aansluiten van het toetsenpaneel dient u als volgt te werk te gaan: 01. Afb. 55: Verwijder de dekplaat van het toetsenpaneel door hem naar de kant te duwen, zoals u op de afbeelding kunt zien. 55 05. Afb. 59: Zet de dekplaat terug en zorg er daarbij voor dat de tandjes daarvan vast komen te zitten in die van de montageplaat van de fotocel. 59 02. Afb. 56: Maak met behulp van een schroevendraaier de montageplaat van het toetsenpaneel open en haal hem los. 56 06. Afb. 60: Zet de dekplaat van het toetsenpaneel met behulp van de meegeleverde schroef op de montageplaat vast. Zet daarna het afdekdopje van de schroef weer terug zoals de afbeelding laat zien. 60 Nederlands 03. Afb. 57: a) Maak met een boor op de montageplaat de openingen waar de verbindingskabel doorheen moet lopen. b) Bevestig de montageplaat van het toetsenpaneel met de speciale schroeven aan de muur en laat de kabel daarbij door de daarvoor bestemde opening lopen. 57 Nederlands – 21 6.6 – INSTALLEREN VAN DE BUFFERBATTERIJ mod. MB De bufferbatterij is een oplaadbare batterij, met een spanning van 12V en een vermogen van 2100mAh. Dit kan bijzonder nuttig zijn wanneer er plotseling stroomuitval optreedt (black-out). De reductiemotor met besturingseenheid biedt de mogelijkheid 1 batterij te installeren. Al naar gelang het type en het gewicht van de poort kan de batterij wanneer zij opgeladen is, een autonomie van circa 6 - 7 opeenvolgende cycli manoeuvres garanderen (1 cyclus = Opening - Sluiting). De ruimte voor de bufferbatterij bevindt zich onder de besturingseenheid; voor het installeren daarvan dient u dus als volgt te werk te gaan: 01. Draai met behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de schroeven van het kabelbandje los om de stroomkabel vrij te maken en de besturingseenheid gemakkelijker van haar plaats te kunnen halen. 02. Afb. 61-62: Druk met uw vinger op het lipje (1) dat de besturingseenheid vasthoudt en haal met uw andere hand de besturingseenheid van haar plaats door haar tegelijk naar voren en naar boven te duwen (2) zodat ze van haar geleider vrijkomt. 04. Zet de besturingseenheid als volgt weer op haar plaats terug: a) zet de besturingseenheid boven haar geleider b) druk haar naar beneden en trek haar tegelijkertijd naar achteren totdat u een klik hoort. LET OP! – Het volgende punt (05 – elektrische aansluiting van de bufferbatterij op de besturingseenheid) mag alleen worden uitgevoerd, nadat alle installatie- en programmeerwerkzaamheden zijn afgesloten, daar deze batterij een elektrische stroomvoorziening voor geval van nood is. 05. Afb. 64: Steek nu het contact van de batterij op de stekker van de besturingseenheid. 64 61 AANBEVELINGEN Voor een lange levensduur van de bufferbatterij is het raadzaam onderstaande aanbevelingen op te volgen: 1 62 2 • De bufferbatterij is een noodinrichting: het is dus raadzaam deze alleen te gebruiken indien dat nodig is en haar niet teveel te gebruiken. Wanneer u haar teveel gebruikt, kan dit ten gevolge hebben dat de elementen oververhit raken, waardoor zij op de duur minder lang dan normaal zouden kunnen duren. • Laat de automatisering niet langer dan één dag op de bufferbatterij werken: de elementen daarvan zouden oververhit raken en teveel ontlaad raken waardoor de levensduur van de batterij zou kunnen afnemen. Als u dan ook oor langere tijd niet op de plaats aanwezig bent waar de automatisering is geïnstalleerd, is het raadzaam het klemmetje van de bufferbatterij dat op de besturingseenheid is aangesloten, los te halen. • Wanneer de bufferbatterij helemaal leeg is, heeft ze 24 uur nodig om weer helemaal te worden opgeladen. • Indien de automatisering voor langere tijd niet wordt gebruikt verdient het de voorkeur haar te verwijderen en op een droge plaats te bewaren; dit om lekkage van schadelijke stoffen uit de optionele batterij te voorkomen . ––––––––––––––––––– Nederlands Afvalverwerking van de batterij 03. Afb. 63: Steek de batterij in de daarvoor bestemde ruimte onder de besturingseenheid . 63 22 – Nederlands Let op! – Een lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met het gewone huisval worden weggegooid. Ze dient te worden verwerkt via “gescheiden’ inzameling”, zoals dat voorzien is in de regelgeving, die in uw gebied van kracht is. AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING STAP 7 65 AANBEVELINGEN! – De bij het product meegeleverde voedingskabel van PVC is geschikt voor installatie binnenshuis; voor gebruik buitenshuis dient u de kabel te beschermen met een beschermende en isolerende leiding of dient u de kabel met een andere van bijvoorbeeld het type H07RN-F te vervangen. – De definitieve aansluiting van de automatisering op het elektriciteitsnet of de vervanging van de meegeleverde kabel mag uitsluitend door een bevoegde en ervaren elektricien worden verricht met inachtneming van de veiligheidsregels zoals die in dat gebied van kracht zijn en de aanwijzingen in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”. Voor het uitvoeren van werkingstests en het programmeren van de automatisering, zet u de besturingseenheid onder stroom door de stekker van de meegeleverde voedingskabel in een elektrisch stopcontact (afb. 65) te steken. Als het stopcontact zich ver van de automatisering bevindt, kunt u in deze fase een verlengsnoer gebruiken. EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN STAP 8 knipperen. Dit betekent dat de besturingseenheid correct functioneert. LET OP! – Alle hieronder in deze handleiding beschreven handelingen zullen worden verricht op elektrische circuits die onder stroom staan; de manoeuvres kunnen dus gevaarlijk zijn! Let bij het werk dus goed op! Let op! – Als de rode led niet knippert zoals hier beschreven is, is het raadzaam de elektrische stroomtoevoer naar de besturingseenheid te onderbreken en de verrichte aansluitingen nauwkeuriger te controleren (raadpleeg ook het hoofdstuk “Wat te doen als...”). Nadat u de besturingseenheid (afb. 65) onder spanning hebt gezet, zullen de rode en de groene led (afb. 66) eventjes gaan knipperen. Na afloop van deze fase, zal de rode led met een regelmatig ritme gaan 66 Groene led “L2” Nederlands Rode led “L1” Toets “P1” Nederlands – 23 PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING AANBEVELINGEN bij het programmeren: • Het verdient aanbeveling eerst de procedures te lezen en daarna de handelingen te verrichten, waarbij de passages van elke procedure achter elkaar dienen te worden uitgevoerd. • In deze handleiding worden de ‘toetsen van de zenders met nummers aangegeven. Raadpleeg dan ook afb. 67 voor het verband tussen deze nummers en de toetsen van de zender 67 T1 T2 T3 T4 STAP 9 9.1 – GEHEUGENOPSLAG VAN DE INRICHTINGEN DIE VIA EEN “BUS”-KABEL ZIJN AANGESLOTEN EN VAN DE EINDPOSITIES “0” EN “1” VAN DE VLEUGELS • licht brandt onafgebroken = uitlijning niet correct (bekijk de uitlijning van de fotocellen opnieuw); • licht uit = foutieve installatie van de fotocellen (controleer de “Bus”aansluiting van de fotocellen). 04. (op de fotocellen voor aansturing) Activeer dit type fotocellen (als die deel uitmaken van de installatie), door slechts één keer de straal daartussen te onderbreken. Bevestiging van herkenning hiervan wordt door het knipperlicht (1knippering) en het toetsenpaneel (1 beep) gegeven, als die deel uitmaken van de installatie. 05. (op de toetsenpanelen) Activeer de toetsenpanelen (als die deel uitmaken van de installatie) door op elk daarvan slechts één maal op een enkele door u te kiezen toets te drukken. Bevestiging van herkenning hiervan wordt door 2 opeenvolgende geluidssignalen (beep) van het toetsenpaneel en een knippering van het knipperlicht gegeven, als die deel uitmaken van de installatie op de Toetsenpanelen) 06. (op de besturingseenheid) Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt, totdat de groene led uitgaat. Laat daarna de toets los. 07. (op de poort) N.B. – onderstaande manoeuvres geven de besturingseenheid de mogelijkheid de posities met betrekking tot punt “0” (Helemaal gesloten) en tot punt “1” (Helemaal open) automatisch in het geheugen op te slaan, zoals dat op afb. 69 te zien is. 69 Stand “0” Programmeer de besturingseenheid en voer onderstaande handelingen in deze volgorde uit: N.B. – Tijdens het uitvoeren van de procedure kunt u op elk gewenst moment deze verlaten (zonder de verrichte handelingen in het geheugen op te slaan) door 1 maal op de toets “P1” op de besturingseenheid (afb. 66) te drukken. Vanaf punt 07 kunt u de procedure ook verlaten als gevolg van inwerkingtreding van een veiligheidsinrichting (fotocellen of dergelijke...). 01. (op de poort) Ontgrendel met de daarvoor bestemde sleutel de twee reductiemotoren (zie het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen of ontgrendelen van de reductiemotor” in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE”) en zet de twee vleugels van de poort handmatig op de op afb. 68 aangegeven stand. Vergrendel daarna opnieuw de reductiemotoren. Nederlands 68 02. (op de besturingseenheid) Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt, totdat de groene led uitgaat en de rode led aangaat (dit lampje blijft aan tot het einde van de procedure). Laat daarna de toets los en verricht de volgende handelingen. 03. (op de fotocellen voor de veiligheid) N.B. – De tijd die voor deze controle ter beschikking staat, is onbeperkt. Controleer of dit soort fotocellen goed werken door te kijken of de daarbij behorende led langzaam knippert. Als die onafgebroken brandt of uit is, dient u de uitlijning van de fotocellen te corrigeren waarbij u er voor probeert te zorgen dat de led zo langzaam mogelijk knippert (hoe langzamer de led knippert, hoe beter de uitlijning tussen de fotocellen). • licht knippert met een langzaam ritme = correcte uitlijning van de fotocellen; 24 – Nederlands Stand “1” Stand “1” Nu zal de besturingseenheid uit zichzelf 3 manoeuvres in gang zetten die ook door het knipperlicht worden gesignaleerd: 1 - Sluiting van vleugel 2 en daarna sluiting van vleugel 1. 2 - Opening van de twee vleugels. 3 - Sluiting van de twee vleugels. Na afloop van de laatste manoeuvre gaat de rode led uit (= procedure beëindigd) en gaat daarna weer met een regelmatig ritme knipperen. Let op! – Zodra de eerste manoeuvre van start gaat, dient u onmiddellijk het volgende te controleren: a - Vleugel 2 komt eerder dan vleugel 1 in beweging; b - Vleugel 2 beweegt zich in de richting van sluiting. Als het resultaat van deze controles niet overeenkomt met wat hier beschreven is, dient u de procedure onmiddellijk te beëindigen door 1 maal op toets “P1” op de besturingseenheid te drukken. Los vervolgens met behulp van STAP 6.1 het probleem “a” en het probleem “b” op waarvoor u STAP 6.1. gelieve te raadplegen. Voer tenslotte de procedure 9.1 helemaal opnieuw uit. Latere geheugenopslag van verdere via de “Bus”-kabel aangesloten inrichtingen Als u later andere inrichtingen die via de Bus op de besturingseenheid zijn aangesloten, wilt installeren en in het geheugen wilt opslaan en de procedure 9.1 blijkt in het verleden reeds uitgevoerd te zijn, is het mogelijk de nieuwe inrichtingen met dezelfde procedure in het geheugen op te slaan; u begint hiervoor bij punt 01 en gaat tot punt 06. Aan het einde hiervan drukt u 1 maal op toets “P1” op de besturingseenheid om de opslagprocedure te beëindigen. Let op! – Het is raadzaam de procedure eerst te lezen en daarna de handelingen in kwestie uit te voeren, waarbij u deze achter elkaar dient uit te voeren, zonder meer dan 10 seconden te laten verlopen tussen het moment dat u een toets los laat en dat u op de volgende drukt. Om de automatisering met de zender te kunnen aansturen, dienen de toetsen daarvan in het geheugen van de besturingseenheid te worden opgeslagen. Bij deze manier van geheugenopslag kunt u aan elke toets de door u gewenste instructie geven, waarbij u uit onderstaande functies kunt kiezen: 1 = Stap-voor-stap: komt overeen met de reeks ... Open - Stop - Sluit - Stop ... De eerste instructie activeert het Openen; de daaropvolgende geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Stop; de derde het Sluiten; de vierde geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Stop en zo voort... 2 = Stap-Open: komt overeen met de reeks ... Open - Stop - Sluit Open ... De eerste instructie activeert het Openen; daaropvolgende geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Stop; de derde het Sluiten; de vierde geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Open en zo voort... 3 = Gedeeltelijke opening: komt overeen met de gehele van één enkele vleugel. Deze instructie heeft alleen gevolg als vleugel 2, waarop de andere vleugel komt, helemaal dicht is. 4 = Opening woonblok: deze instructie is uitgedacht voor gebruik in woonblokken; hiervoor wordt op alle zenders van de bewoners alleen de toets “opening woonblok” geprogrammeerd. Deze instructie werkt als volgt: • als de instructie wordt verzonden terwijl er een openingsmanoeuvre wordt uitgevoerd, gaat de manoeuvre door; • als de instructie wordt verzonden terwijl er een sluitmanoeuvre wordt uitgevoerd, wordt de manoeuvre onderbroken en gaat er een openingsmanoeuvre van start; • als de instructie wordt verzonden, terwijl de poort stil staat en helemaal open is, gaat er een sluitmanoeuvre van start. N.B.– Het is ook mogelijk de poort automatisch te laten sluiten; dit doet u door de gewenste pauzetijd te programmeren (zie hoofdstuk 10). Een enkele uitvoering van de procedure slaat een enkele toets van de zender in het geheugen op; deze kan zowel in het geheugen van op deze besturingseenheid alsook van besturingseenheden van andere automatiseringen worden opgeslagen. Het geheugen van de besturingseenheid kan tot 150 toetsen bevatten. Voor elke toets die u in het geheugen wilt opslaan, dient u onderstaande procedure opnieuw uit te voeren. 01. Beslis welke toets op de zender u in het geheugen wilt opslaan (voorbeeld: toets T3). 02. Beslis welke instructie u uit de eerder opgesomde instructies aan de uitgekozen toets wilt koppelen (voorbeeld: instructie “2”). 03. Druk op toets “P1” (op de besturingseenheid) zoveel maal als overeenkomt met het nummer van de gewenste instructie (in ons voorbeeld, “2” maal) en controleer of de groene led hetzelfde aantal kortdurende knipperingen afgeeft (deze worden in een regelmatig ritme herhaald). 04. (binnen 10 seconden) Houd op de zender de toets die u in het geheugen wilt opslaan (in ons voorbeeld, toets T3). tenminste 2 seconden lang ingedrukt. Nadat het toetsenpaneel in het geheugen is opgeslagen (zie paragraaf 9.1), zal het op de “Traditionele werkingsmodus” ingesteld blijken te zijn (fabrieksinstelling); u kunt het nu in de andere modus instellen, zoals dat hieronder beschreven is. “Traditionele” werkingsmodus Bij deze modus zijn de toetsen onafhankelijk waarbij elke toets stuurt een specifieke instructie aanstuurt. De instructies zijn: toets “A” = instructie Stap-voor-Stap toets “B” = instructie Gedeeltelijke opening toets “C” = instructie Open toets “D” = instructie Sluit toets “OK” = instructie Stop “Veilige” Werkingsmodus Bij deze modus werkt het toetsenpaneel wanneer er een door de gebruiker ingevoerd wachtwoord (van 1 tot 10 letters) wordt ingetoetst, gevolgd door de toets “OK”. Deze toetsencombinatie verzendt alleen de specifieke instructie die de gebruiker bij het programmeren van deze modus heeft ingesteld. N.B. – Als de instructie Stap-voor-Stap is geprogrammeerd, hebt u na het versturen van de instructie, 10 seconden de tijd om eventueel nog een instructie te versturen; hierrvoor behoeft u alleen maar op de toets “OK” te drukken. Op deze manier behoeft u het wachtwoord niet telkens opnieuw in te toetsen. PROGRAMMEREN VAN DE “VEILIGE” MODUS” 01. Houd de toetsen “A” en “B” enige seconden lang seconden tegelijk ingedrukt, tot het toetsenpaneel een reeks geluidssignalen (beep) afgeeft die signaleren dat de programmering van start is gegaan. 02. Voer met behulp van de toetsen op het toetsenpaneel de “PUK”-code in (code van 10 letters die u bij het toetsenpaneel hebt gekregen); druk tenslotte op toets “OK”. Als de code correct is, geeft het toetsenpaneel een reeks geluidssignalen (beep) af; als dat niet het geval is, wordt er één enkel continu geluid afgegeven. 03. Voer met behulp van het toetsenpaneel een persoonlijk wachtwoord in (van 1 tot 10 letters); druk tenslotte op toets “OK”. Het toetsenpaneel geeft een reeks geluidssignalen af (beep). 04. Kies daarna op onderstaande lijst de instructie die u wilt programmeren en druk op het toetsenpaneel op de aan de instructie gekoppelde toets en daarna op de toets “OK”: Instructie Stap-voor-Stap = toets A Instructie Gedeeltelijke opening = toets B Instructie Open = toets C Instructie Sluit = toets D Instructie Stop = toets OK Het toetsenpaneel geeft een reeks geluidssignalen af (beep) die deze programmering afsluiten. Wijzigen van het persoonlijke wachtwoord Als u uw wachtwoord wilt veranderen, dient u de gehele procedure “Veilige modus” opnieuw uit te voeren, waarbij u op punt 03 het bestaande wachtwoord verandert. PROGRAMMEREN VAN DE “TRADITIONELE” MODUS Voor het programmeren van deze werkingsmodus dient u de procedure “Programmeren van de Veilige modus” uit te voeren, waarbij u op punt 03 en 04 alleen op de toets “OK” behoeft te drukken. Nederlands 9.2 – GEHEUGENOPSLAG VAN DE ZENDER mod. MT4 Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal de groene led 3 langdurige knipperingen afgeven (= geheugenopslag ok). N.B. – Voordat er 10 seconden om zijn, is het mogelijk een toets van een NIEUWE zender met dezelfde instructie in het geheugen op te slaan (dit is handig wanneer er bijvoorbeeld meerdere zenders op dezelfde besturingseenheid in het geheugen moeten worden opgeslagen). Indien dat niet nodig is, wacht u dat de groene led uitgaat (= procedure beëindigd) en dat de rode led opnieuw met een regelmatig ritme zal gaan knipperen. 9.3 – PROGRAMMEREN VAN HET TOETSENPANEEL mod. MK Het bedieningspaneel kan voor twee verschillende manieren van werken worden geprogrammeerd, die alternatief aan elkaar zijn: - TRADITIONELE werkingsmodus (zonder een persoonlijk wachtwoord te gebruiken) - VEILIGE werkingsmodus (met het gebruik van een persoonlijk wachtwoord) Nederlands – 25 AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES De besturingseenheid heeft enkele optionele functies waarmee het mogelijk is andere specifieke taken door de automatisering te laten uitvoeren, waardoor deze aan uw persoonlijke eisen kan worden aangepast. TABEL 4 AUTOMATISCH SLUITEN van de vleugels Nederlands Geen enkele sluiting —> (druk op toets “T1”) 10 – AFSTELLEN VAN DE WERKING VAN DE AUTOMATISERIN Sluiting na 15 seconden —> (druk op toets “T2”) Om de werking van de automatisering aan de persoonlijke eisen aan te passen is het mogelijk sommige functies te activeren of te deactiveren en de waarde daarvan af te stellen. Deze functies zijn: • AUTOMATISCHE SLUITING VAN DE VLEUGELS. Wanneer deze functie actief is, zal de besturingseenheid na afloop van een door de gebruiker aangestuurde openingsmanoeuvre de poort automatisch na verloop van een bepaalde tijd laten sluiten. • SNELHEID VAN DE MANOEUVRE VAN DE VLEUGELS. Met deze functie kunt u de gewenste snelheid instellen waarmee de automatisering de vleugels van de poort laat bewegen. • GEVOELIGHEID VAN DE VLEUGELS TEN OPZICHTE VAN OBSTAKELS. Als een onvoorzien obstakel (een windstoot, een voertuig, een persoon etc.) de vleugels van de poort tijdens een manoeuvre afremt, constateert deze functie onmiddellijk dat de belasting van de motor om het obstakel te overwinnen, toeneemt, en geeft instructie tot een complete terugloop. Als de “automatische sluiting van de vleugels” is ingesteld, probeert de besturingseenheid het een tweede maal en bij de derde poging onderbreekt zij na een korte terugloop de manoeuvre definitief. • WEGNEMEN VAN DE DRUK VAN DE VLEUGELS. Na afloop van een sluitmanoeuvre blijft de motor de vleugels nog even “voortduwen”, nadat ze de eindpositie “0” hebben bereikt, zodat de vleugels perfect gesloten zijn. Onmiddellijk daarna zorgt deze functie voor een zeer korte terugloop om te voorkomen dat de door de motor op de vleugels teveel uitgeoefende druk te groot wordt. De waarden van deze functies kunnen op grond van de persoonlijke eisen worden afgesteld; u gebruikt hiervoor onderstaande procedure en een zender waarvan tenminste één toets reeds in het geheugen van de besturingseenheid is opgeslagen. N.B. – Telkens wanneer u bij het uitvoeren van de procedure op een toets drukt, zal het knipperlicht één maal knipperen Sluiting na 60 seconden —> (druk op toets “T4”) 01. Houd de toetsen “T1” en “T2” op de zender tenminste 5 seconden tegelijk ingedrukt en laat ze daarna los. Op de besturingseenheid knipperen nu de twee leds (groen en rood) die aangeven dat u de “programmering van de functies” bent binnengegaan de leds blijven gedurende de gehele procedure knipperen). 02. Houd op de zender tenminste 1 seconde een reeds in die besturingseenheid opgeslagen toets ingedrukt (de groene led knippert 1 maal). 03. Kies daarna een van de vier beschikbare functies en houd de toets op de zender die aan de uitgekozen functie gekoppeld is, tenminste 1 seconde ingedrukt (de groene led knippert 1 maal): • Automatische sluiting van de vleugels = (druk op toets “T1”) • Snelheid van de manoeuvre van de vleugels = (druk op toets “T2”) • Gevoeligheid van de vleugels ten opzichte van obstakels = (druk op toets “T3”) • Wegnemen van de druk van de vleugels = (druk op toets “T4”) 04. Kies tenslotte op basis van tabel 4 de door u gewenste waarde die bij deze functie staat en houd op de zender tenminste 1 seconde de toets ingedrukt die aan de gewenste waarde is gekoppeld (de groene en rode led zullen nu 1 maal ter bevestiging kort knipperen). Sluiting na 30 seconden —> (druk op toets “T3”) SNELHEID VAN DE door de vleugels uitgevoerde BEWEGING Laag —> (druk op toets “T1”) Middellaag —> (druk op toets “T2”) Middelhoog —> (druk op toets “T3”) Hoog —> (druk op toets “T4”) GEVOELIGHEID van de vleugels TEN OPZICHTE VAN OBSTAKELS Hoog —> (druk op toets “T1”) Middelhoog —> (druk op toets “T2”) Middellaag —> (druk op toets “T3”) Laag —> (druk op toets “T4”) WEGNEMEN VAN DE DRUK van de vleugels Niet wegnemen —> (druk op toets“T1”) (*) Minimum —> (druk op toets“T2”) Middenwaarde —> (druk op toets“T3”) Maximum —> (druk op toets“T4”) Opmerkingen bij tabel 4: – (*) We bevelen u aan deze waarde NOOIT in te stellen. –Deze tabel geeft de waarden weer die voor elk van de 4 speciale functies beschikbaar zijn alsook de daarmee overeenkomende toets waarop u op de zender moet drukken om die bepaalde waarde te selecteren. – De kleur grijs markeert de in de fabriek vastgestelde waarden. – In geval van stroomuitval zal bij terugkeer daarvan de eerstvolgende door de automatisering aangestuurde manoeuvre op gereduceerde snelheid worden uitgevoerd, onafhankelijk van de ingestelde snelheid. 11 – GEHEUGENOPSLAG VAN EEN NIEUWE ZENDER MET BEHULP VAN DE PROCEDURE ‘IN DE NABIJHEID VAN DE BESTURINGSEENHEID [met een reeds in het geheugen opgeslagen zender] Het is mogelijk een NIEUWE zender in het geheugen van de besturingseenheid op te slaan zonder rechtstreeks de toets “P1” op die besturingseenheid te gebruiken, maar door binnen de ontvangstraal van de zender te werken. Hiervoor hebt u een OUDE zender nodig, die reeds in het geheugen is opgeslagen en die werkt. Met deze procedure kan de NIEUWE zender de instellingen van de OUDE ontvangen. Aanbeveling – De procedure moet uitgevoerd binnen het ontvangbereik van de ontvanger (ten hoogste 10-20 m van de ontvanger). 01. Op de NIEUWE zender: houd tenminste 5 seconden de toets ingedrukt die u in het geheugen wilt opslaan en laat hem daarna los. 02. Op de OUDE zender: druk langzaam 3 maal op de toets met de instructie die u op de andere zender in het geheugen wilt opslaan. 03. Op de NIEUWE zender: druk 1 maal op dezelfde toets als die welke u op punt 01 hebt ingedrukt. N.B. – De procedure dient voor elke toets die u in het geheugen wilt opslaan, opnieuw te worden uitgevoerd. 26 – Nederlands 12 – WISSEN VAN GEGEVENS UIT HET GEHEUGEN VAN DE BESTURINGSEENHEID Het is mogelijk de gegevens te wissen, die zich in het geheugen van de besturingseenheid bevinden, waarbij u enkele gegevens of alle gegevens wist. Hiervoor kunt u de volgende procedures gebruiken: • Wissen van een instructie in een reeds in het geheugen opgeslagen zender • Wissen van andere gegevens die in het geheugen van de besturingseenheid zijn opgeslagen Wissen van een instructie in een reeds in het geheugen opgeslagen zender Met onderstaande procedure is het mogelijk een afzonderlijke aan een toets op de zender gekoppelde instructie uit het geheugen van de besturingseenheid te wissen. N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononderbroken branden. 01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 seconden ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturingseenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan (LET OP! – laat toets “P1” niet los!). 02. Zonder toets “P1” los te laten, drukt u op de toets van de zender die u wilt wissen: als de besturingseenheid deze handeling herkent, knippert de groene led één maal kort en, pas nu, kan de toets “P1” en de toets op de zender worden losgelaten. Wissen van andere gegevens die in het geheugen van de besturingseenheid zijn opgeslagen Met onderstaande procedure is het mogelijk verschillende soorten opgeslagen gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid te wissen, zoals die in tabel 5 zijn weergegeven. N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononderbroken branden. 01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 seconden ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturingseenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan. Laat daarna de toets los. 02. Kies met behulp van tabel 5 het type gegevens dat u wilt wissen en druk net zo veel maal op toets “P1” als het aantal tussen haakjes aangeeft (telkens als er op de toets “P1” wordt gedrukt, knippert de groene led één maal). 03. Vijf seconden nadat er voor de laatste maal op toets “P1” is gedrukt gaan beide leds (rood en groen) snel knipperen, als het wissen tot een goed einde is gekomen, (= geheugen gewist!). N.B. – Voordat wissing daadwerkelijk plaatsvindt, is er een marge van 5 seconden,waar u de genomen beslissing nog kunt terugdraaien; in die tijd kunt u de procedure verlaten zonder enig gegeven te wissen door 5 maal op de toets “P1” te drukken. Nederlands BELANGRIJK! – Na wissing van het “geheugen van de standen 0 en 1” en van “het GEHELE geheugen”, zal het nodig zijn de procedure 9.1 opnieuw uit te voeren – “Geheugenopslag van de inrichtingen die via een Bus-kabel aangesloten zijn, en van de eindstanden 0 en 1 van de vleugels”. TABEL 5 • Geheugen van de waarden van de optionele functies (= 1 maal drukken) • Geheugen van de standen “0” en “1” (= 2 maal drukken) • Geheugen van de zenders (= 3 maal drukken) • GEHELE geheugen (= 4 maal drukken) NB. – wist in één maal de drie eerste geheugens Nederlands – 27 Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden LET OP! – Alle in dit kader vervatte handelingen mogen uitsluitend door bevoegd en ervaren personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de handleiding, de wetten en de regelgeving inzake veiligheid, zoals die in het gebied van kracht zijn, worden nageleefd. AANSLUITING VAN DE AUTOMATISERING OP HET ELEKTRICITEITSNET MET EEN ANDERE KABEL DAN DIE WELKE IS MEEGELEVERD LET OP! – Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan ernstige schade of een gevaarlijke situatie veroorzaken, neem daarom de in deze paragraaf aangegeven aansluitingen nauwgezet in acht. draden van de kabel op de klemmenstrip aan waarbij u erop dient te leggen de aanwezige symbolen in acht te nemen. N.B. – haal de klemmenstrip van zijn plaats, zodat u de elektriciteitsdraden gemakkelijk kunt aansluiten. – Bruine elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Fase”; – Blauwe elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Nulleider”; – Geel-groene elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Aarde”. Als de afstand van de poort tot het contact van het elektriciteitsnet groter is dan de lengte van de meegeleverde voedingskabel, kan deze kabel vervangen worden met een elektriciteitsleiding die beschermd en afgestemd is op de omstandigheden. Gebruik hiervoor een voedingskabel van 3 x 1,5 mm2 met een lengte van minder dan 30 m. Gebruik voor grotere lengtes een kabel met een grotere doorsnede: bijvoorbeeld, 3 x 2,5 mm2 en aard hem in de buurt van de automatisering. Ga vervolgens als volgt te werk. B Voor het aansluiten van een nieuwe kabel op de besturingseenheid: 01. Afb. A: a) Draai met behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de schroef bovenop de dekplaat los. b) Zet twee vingers op de twee holten in het achterdeel van de reductiemotor en haal de dekplaat naar boven waarbij u hem naar boven weg trekt; draai hierbij op het grondstuk waarop laatstgenoemde rust. 1 A 2 Nederlands C 02. Afb. B en C - Draai met behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de schroef van de dekplaat van de klemmenstrip (afb.B-1) en de kabelklem (afb. B-2) los om de te vervangen voedingskabel vrij te maken, en verwijder hem. Haal daarna de nieuwe voedingskabel door de opening op het ondervlak van de reductiemotor en sluit de 03. Zet vervolgens de dekplaat op de klemmenstrip terug en sluit de reductiemotor met de dekplaat daarvan . Voor het aansluiten van een nieuwe kabel op het elektriciteitsnet: Let op! – Bij het aansluiten hiervan dient er op de voedingslijn (tussen de automatisering en het elektriciteitsnet) ook een beveiliging tegen kortsluiting te worden geïnstalleerd. Op deze lijn dient er bovendien een inrichting te worden geïnstalleerd die de stroomtoevoer kan onderbreken (met overspanningscategorie III, d.w.z. met een minimumafstand tussen de contacten van tenminste 3,5 mm) of ander gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een stekker. Deze inrichting zorgt er, indien dat nodig is, dat de stroom toevoer snel en veilig wordt onderbroken. Als die onderbrekingsinrichting van de stroomtoevoer zich niet in de nabijheid van de automatisering bevindt en niet zichtbaar is, dient er een blokkeringsysteem te zijn tegen het per ongeluk of onbevoegd inschakelen, teneinde elk eventueel gevaar uit te 3. N.B. – De onderbrekingsinrichting wordt niet met het product meegeleverd. 28 – Nederlands EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING Dit zijn bij de aanleg van de automatisering de belangrijkste fasen om een zo groot mogelijke veiligheid van de installatie te garanderen. De hier beschreven procedure van de eindtest kan ook worden gebruikt om op geregelde tijden de inrichtingen waaruit de automatisering is samengesteld, te controleren. De eindtest en de inbedrijfstelling van de automatisering moeten door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden. Dat moet ook bepalen welke tests noodzakelijk zijn om de getroffen oplossingen voor de bestaande risico’s te controleren en na te gaan of de wettelijke voorschriften, regelgeving en regels en in het bijzonder alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor poorten bepaalt, in acht zijn genomen. EINDTEST VAN DE AUTOMATISERING INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING 1 Controleer of de voorschriften van STAP 1 op het gebied van de veiligheid zijn nageleefd. 2 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de poort uit, om na te gaan of de beweging van de vleugel naar behoren wordt uitgevoerd. Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de deur soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of punten met een bijzondere wrijving. 3 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen, gevoelige randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een totale terugloop verricht (het knipperlicht moet nu 2 maal 2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terugloop uitvoert (het knipperlicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven). 4 Om te controleren of er geen interferenties tussen de fotocellen met andere inrichtingen zijn, onderbreekt u met een 30 cm lange cilinder met een diameter van 5 cm de optische as die het stel fotocellen met elkaar verbindt (afb. 70): eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen. Ga dan na of de inrichting in alle gevallen in werking treedt en van de actieve status op de alarmstatus overgaat, en omgekeerd. Tenslotte controleert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze van de actieve staat in de alarmstaat komt en omgekeerd; vergewis u er daarna van dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept (bijvoorbeeld dat de poort terugloopt bij de sluitmanoeuvre). 5 Meet de stootkracht volgens de voorschriften van de norm EN 12445 en probeer daarna, indien de aansturing van het „motorvermogen“ gebruikt wordt als hulpmiddel voor het systeem om de stootkracht terug te brengen, eventueel die instelling te vinden, welke de beste resultaten oplevert . 6 Geef opdracht tot een sluitmanoeuvre en controleer de stootkracht van de vleugel op de aanslag van de mechanische eindpositie. Probeer, zo nodig, de druk weg te nemen en die afstelling te vinden die de beste resultaten geeft. Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eindtest met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of in “tijdelijke” situaties is niet toegestaan. 70 1 Maak een technisch dossier van de automatisering dat de volgende documenten moet omvatten: een overzichtstekening (zie het voorbeeld op afb. 8), een schema van de verrichte elektrische aansluitingen (zie het voorbeeld op afb. 22), een analyse van de toegepaste oplossingen (zie op de site www.moovo.com de in te vullen formulieren), de conformiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor de gebruikte inrichtingen en de conformiteitsverklaring die door de installateur is ingevuld (zie de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE”). 2 Breng op de poort een plaatje aan met daarop tenminste de volgende gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (verantwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienummer, bouwjaar en “CE”-keurmerk. 3 Vul de conformiteitsverklaring in en geef ze aan de eigenaar van de automatisering; Hiervoor kunt u de “EG-conformiteitsverklaring” in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” gebruiken. 4 Vul het formulier “Gebruiksaanwijzing” in dat u in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” vindt en geef dat aan de eigenaar van de automatisering. 5 Vul het formulier “Onderhoudsplan” in dat u in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” vindt en dat de onderhoudsvoorschriften voor alle inrichtingen van de automatisering omvat en geef dit aan de eigenaar van de automatisering. 6 Alvorens de automatisering in bedrijf te stellen dient u de eigenaar uitvoerig over de nog aanwezige gevaren en risico’s te informeren. WERKZAAMHEDEN IN VERBAND MET PERIODIEK ONDERHOUD AFVALVERWERKING VAN HET PRODUCT Dit product is een integrerend deel van de automatisering en dient dus daarom samen daarmee verwerkt te worden. Wanneer de levensduur van dit product ten einde is, dienen de ontmantelingswerkzaamheden, zoals dit ook bij de installatiewerkzaamheden het geval is, door bevoegd personeel uitgevoerd te worden. Dit product bestaat uit verschillende soorten materialen, waarvan sommige gerecycleerd kunnen worden. Win inlichtingen over de methoden van hergebruik of afvalverwerking zoals die in de in uw gebied van kracht zijnde voorschriften is voorzien. ze schadelijke gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid kunnen hebben. Let op! – Sommige delen van het product kunnen vervuilende of gevaarlijke stoffen bevatten; als die in het milieu terecht zouden komen, zouden Let op! – de plaatselijke regelgeving kan in geval van illegale dumping van dit product in zware straffen voorzien. Zoals u kunt zien aan het symbool hiernaast is het verboden dit product met het gewone huisvuil weg te gooien Scheid uw afval voor verwerking op een manier zoals die in de plaatselijke regelgeving is voorzien, of lever het product bij uw leverancier in wanneer u een nieuw gelijksoortig product koopt. Nederlands – 29 Nederlands Over het algemeen heeft dit product geen bijzonder onderhoud nodig; toch zorgt regelmatige controle ervoor de installatie efficiënt te houden en een regelmatige werking van de geïnstalleerde veiligheidssystemen te waarborgen. Raadpleeg daarom voor een correct onderhoud het hoofdstuk “Onderhoudsplan” in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” aan het einde van deze handleiding. TECHNISCHE KENMERKEN VAN DE VERSCHILLENDE PRODUCTONDERDELEN AANBEVELINGEN: – Het product XA4... is vervaardigd door Nice S.p.a. (TV) I. Moovo is een merk van Nice S.p.a. – Alle hier opgevoerde technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C). – Nice S.p.a. behoudt zich het recht voor op elk door haar gewenst moment wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming echter gehandhaafd blijven. REDUCTIEMOTOREN XA4... N.B. – Het model XA4-32e bevat de besturingseenheid. BESCHRIJVING GEGEVENS Mod. XA432 Stroomvoorziening Maximaal door de twee motoren opgenomen vermogen (W) Maximum duwkracht Nominale duwkracht Mod. XA432e 12 Vdc 230 Vac - 50/60 Hz 250 W 150 N 70 N Snelheid loos Nominale snelheid Cycli/h bij het nominale koppel (20°C) Maximumaantal cycli achter elkaar Werkingstemperatuur Afmetingen Gewicht (kg) Beschermingsklasse Geschatte levensduur (*) langzaam snel langzaam snel 4.5° / sec 3° / sec 9° / sec 6° / sec 4.5° / sec 3° / sec 9° / sec 6° / sec 8 5 - 20 / + 50° C 253 x 155 h x 235 mm 6.2 kg 6.3 kg IP 44 van 50.000 tot 100.000 cicly manoeuvres Nederlands 90.000 0% 80.000 25 % 100.000 c) – zoek op de grafiek hiernaast het geschatte percentage (op punt "b") en lees daar het aantal cycli van manoeuvres af. 50 % 70.000 b) – leid uit deze beoordeling een waarde af die wordt uitgedrukt in een percentage dat in het algemeen de hogere of geringere graad van slijtage van het automatisme bepaalt. 75 % 60.000 a) – valutare le condizioni di uso e le forze in gioco presenti nel vostro impianto come beoordeel de gebruiksomstandigheden en de krachten die bij uw installatie in het spel zijn zoals bijvoorbeeld... • het gewicht en de lengte van de vleugel; • de perfecte uitbalancering van de vleugel; • de staat van onderhoud van de scharnieren van de vleugel; • het type vleugel: dicht of met veel openingen; • de aanwezigheid van sterke wind; • de gebruiksfrequentie van de automatisering. 100 % 50.000 (*) N.B. – De geschatte levensduur van het product ligt tussen de 50.000 en 100.000 cycli manoeuvres. Om de waarschijnlijke levensduur van uw automatisme vast te stellen dient u als volgt te werk te gaan: KNIPPERLICHT MF BESCHRIJVING GEGEVENS Typologie Toegepaste technologie Knipperlicht voor automatismen op poorten en deuren Lichtsignalering met een lamp die door de besturingseenheden Moovo met “Bus”-systeem voor automatisering worden aangestuurd 12V 21W BA15-fitting (type) De inrichting moet worden aangesloten op het klemmetje “Bus” van de besturingseenheden Moovo voor automatiseringen Lamp Stroomvoorziening Omgevingstemperatuur voor werking Gebruik in zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Montage Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht 30 – Nederlands -20 ÷ 50°C Nee Verticaal op een vlak; of horizontaal aan de wand IP 44 135 x 120h x 110 mm 340 g ZENDER MT4 BESCHRIJVING GEGEVENS Typologie Toegepaste technologie Frequentie Codering Radiozenders voor het aansturen van automatiseringen op poorten en deuren Gecodeerde radiomodulatie AM OOK 433.92 MHz (± 100 kHz) Rollingcode met 64-bits code (18 x 1018 combinaties) 4, elke toets kan worden gebruikt voor verschillende instructies van dezelfde besturingseenheid of van verschillende besturingseenheden 1 dBm e.r.p. 3V +20% -40% met 1 lithiumbatterij type CR2032 3 jaar, geschat op een basis van 10 instructies/dag met een duur van 1s bij 20°C (bij lage temperaturen neemt de werking van de batterijen af) Toetsen Uitgestraald vermogen Stroomvoorziening Levensduur van de batterijen Omgevingstemperatuur bij werking Gebruik in zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht Bereik -20°C ÷ 50°C Nee IP 40 (gebruik in huis of beschermde ruimten) 40 x 70h x 8 mm 25 g geschat op 200 m buitenshuis; 35 m binnenshuis (*) (*) Het bereik van de zenders en de ontvangcapaciteit van de ontvanger wordt sterk beïnvloed door andere inrichtingen die in de omgeving op dezelfde frequentie uitzenden zoals alarmen, radiokoptelefoons, e.d. Nice die interferentie met de ontvanger. In geval van interferentie kan Nice geen enkele garantie bieden ten aanzien van het daadwerkelijke bereik van zijn inrichtingen. FOTOCELLEN MP BESCHRIJVING Typologie Toegepaste technologie Detectievermogen Zendhoek TX Ontvanghoek RX Nuttig bereik Stroomvoorziening / Uitgang Opgenomen vermogen Maximumlengte kabels Adresseringsmogelijkheden Omgevingstemperatuur bij werking Gebruik in zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Montage Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht (stel) GEGEVENS Obstakeldetector voor automatismen op poorten en deuren (type D volgens de norm EN 12453) bestaande uit een zender “TX” en ontvanger “RX” Optisch, via rechtstreekse interpolatie TX-RX met gemoduleerde infraroodstraal Matte voorwerpen op de optische as tussen TX-RX met een afmeting van meer dan 50 mm en een snelheid van minder dan 1,6 m/s 20° circa 20° circa Tot 7 m voor maximale asafwijking TX-RX ±4° (de inrichting kan een obstakel ook signaleren wanneer de weersomstandigheden bijzonder slecht zijn) De inrichting moet op de “Bus”-netten van Moovo worden aangesloten, waarvan de elektrische stroom wordt opgenomen en waarlangs de uitgaande signalen worden verzonden 450mW bij werking; 40mW in stand by Tot 20 m (neem de aanbevelingen voor de minimumdoorsnede en het soort kabels in acht) Tot 6 detectors met beveiligingsfunctie en tot 4 met aansturingsfunctie voor de openingsmanoeuvre. Het automatische synchronisme voorkomt interferentie tussen de verschillende inrichtingen. -20 ÷ 50°C Nee Verticaal op een vlak; of horizontaal aan de wand IP 44 50 x 85h x 35 mm 140 g BESCHRIJVING GEGEVENS Typologie Toetsenpaneel met 5 toetsen met de mogelijkheid de automatisering aan te sturen met en zonder invoer van de combinatie Mogelijkheid tot invoer van een activeringscode van ten hoogste 10 cijfers (meer dan 1 miljoen combinaties mogelijk) De inrichting moet op de “Bus”-netten van Moovo worden aangesloten, waarvan de elektrische stroom wordt opgenomen en waarlangs de uitgaande signalen worden verzonden 120mW bij werking; 45mW in stand by Toegepaste technologie Stroomvoorziening / Uitgang Opgenomen vermogen Omgevingstemperatuur bij werking Gebruik in zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Montage Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht -20 ÷ 50°C Nee Vertikaal aan de wand IP 44 50 x 85h x 35 mm 80 g Nederlands – 31 Nederlands TASTIERA MK WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen) Bij normale werking houdt de besturingseenheid de processen van de automatisering constant onder controle en kan zij eventuele storingen signaleren door het knipperlicht een bepaald aantal maal te laten knipperen (deze diagnostische knipperingen hebben altijd betrekking op de laatste manoeuvre van de automatisering). Om het verband te begrijpen tussen het aantal knipperingen en de oorzaak daarachter, gelieve u onderstaande tabel 6 te raadplegen: TABEL 6 Probleem Oplossing 2 maal knipperen - pauze 2 maal knipperen Bij de openings- of sluitmanoeuvre komen de vleugels onverwachts tot stilstand of lopen terug in tegengestelde richting. Dit is het gevolg van het feit dat een bepaald stel fotocellen, dat deel uitmaakt van de installatie, in werking is getreden omdat het een obstakel heeft geconstateerd. Verwijder dus het obstakel dat zich op de baan tussen deze fotocellen bevindt. 3 maal knipperen - pauze 3 maal knipperen • Bij de openings- of sluitmanoeuvre komen de vleugels onverwachts tot stilstand en de besturingseenheid verricht een totale omkering van de in gang zijnde manoeuvre waarbij de eindstop wordt bereikt. • Bij de openings- of sluitmanoeuvre onderbreekt de besturingseenheid onverwachts de manoeuvre en verricht een eerste gedeeltelijke omkering van de in gang zijnde manoeuvre zonder de eindstop te bereiken en voert daarna nog twee gedeeltelijke omkeringen uit en onderbreekt de beweging definitief. De vleugels hebben als gevolg van een onverwacht obstakel (een windstoot, een voertuig, een persoon, etc.) meer wrijving ondervonden. Mocht het eventueel nodig zijn de gevoeligheid daarvan ten opzichte van obstakels bij te stellen, gelieve u hoofdstuk “Afstellingen en andere optionele functies” te raadplegen. 4 maal knipperen - pauze 4 maal knipperen Bij de openings- of sluitmanoeuvre komen de vleugels onverwachts tot stilstand en de besturingseenheid voert een “Stop” uit, gevolgd door een korte terugloop. Eventueel geïnstalleerde veiligheidsinrichtingen (anders dan fotocellen, zoals bijvoorbeeld contactlijsten), hebben een onverwacht obstakel gesignaleerd. Verwijder dus het obstakel. 5 maal knipperen - pauze 5 maal knipperen De automatisering reageert niet op de verzonden instructies. Er is een fout in de configuratie van het systeem. Voer de installatie dus opnieuw uit. 6 maal knipperen - pauze 6 maal knipperen Na een aantal opeenvolgende verzonden manoeuvres komt de automatisering tot stilstand. De hoogst toegestane grens van opeenvolgende manoeuvres is overschreden waardoor oververhitting is ontstaan. Wacht daarom enkele minuten om de temperatuur onder de ingestelde bovengrens te laten zakken. 7 maal knipperen - pauze 7 maal knipperen De automatisering reageert niet op de verzonden instructies. Er is een defect in de interne elektrische circuits. Ontkoppel daarom alle voedingscircuits; wacht een paar seconden en zet ze opnieuw onder spanning. Geef opnieuw een instructie en, als de automatisering niet reageert, betekent dit dat er een ernstig defect is op de elektrische kaart van de besturingseenheid of in de bekabeling van de motor. Controleer dus en vervang zo nodig. 8 maal knipperen - pauze 8 maal knipperen De automatisering reageert niet op de verzonden instructies. Er is een defect in de elektrische circuits van de “Bus”. Controleer een voor een of de aangesloten inrichtingen goed werken. Er zou kortsluiting daarin zijn kunnen opgetreden of ze zouden niet goed kunnen werken. Nederlands Knipperingen 32 – Nederlands GEBRUIKERSHANDLEIDING (Uit te reiken aan de eindgebruiker van de automatisering) AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET GEBRUIK Het is ten strengste verboden delen van de automatisering aan te raken terwijl de poort of deur in beweging is! • Voordat u de automatisering voor de eerste maal gaat gebruiken, is het raadzaam u door de installateur te laten uitleggen waar de restrisico’s ontstaan, en enkele minuten van uw tijd te besteden aan het lezen van deze handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de installateur u overhandigd heeft. • Bewaar deze handleiding voor eventuele toekomstige twijfels en geef haar aan een eventuele nieuwe eigenaar van de automatisering. • Uw automatisering is een machine die getrouwelijk uw instructies opvolgt; onverantwoordelijk en oneigenlijk gebruik kan maken dat het een gevaarlijke machine wordt: laat de automatisering niet werken als er zich mensen, dieren of zaken binnen haar bereik bevinden. • Kinderen: deze automatiseringsinstallatie biedt een hoge graad van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of zaken onderbreekt. Bovendien garandeert ze altijd een voorspelbare en veilige activering . Het is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de buurt van de installatie te spelen en de zenders buiten hun bereik te houden om te voorkomen dat de installatie per ongeluk in werking komt (een zender is geen speelgoed)! • Controleer de automatisering dikwijls op eventuele tekenen van slijtage, schade of gebrek aan balans. Stop onmiddellijk het gebruik ervan als er onderhoudswerkzaamheden nodig zijn. • Controleer geregeld of de fotocellen correct werken en laat tenminste elk half jaar de voorziene onderhoudscontroles verrichten. • De fotocellen zijn geen veiligheidsinrichting maar vormen slechts een hulpinrichting voor de veiligheid. Zij zijn vervaardigd op basis van de meest betrouwbare technologie, maar kunnen onder extreme omstandigheden storingen vertonen of zelfs defect raken. Let op! – In bepaalde gevallen zou een defect niet onmiddellijk zichtbaar kunnen zijn. Het is ten strengste verboden zich in de doorgang te bevinden terwijl de poort of de deur in beweging is! • Zodra u constateert dat de automatiseringsinstallatie niet werkt zoals ze dat zou moeten doen, dient u de stroomtoevoer naar de installatie te onderbreken. Probeer niet zelf te repareren, maar roep de hulp van uw vertrouwensinstallateur in. Intussen kan de installatie werken met handmatige bediening voor opening en sluiting, nadat u de reductiemotoren op de hieronder beschreven manier ontgrendeld hebt. • In geval van stroomuitval zal bij terugkeer daarvan de eerstvolgende door de automatisering aangestuurde manoeuvre op gereduceerde snelheid worden uitgevoerd, onafhankelijk van de ingestelde snelheid. • Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, mag u geen wijzigingen aanbrengen aan de installatie en de programmeer- en afstelparameters van uw automatiseringsinstallatie: degene die de automatisering heeft geïnstalleerd,is aansprakelijk. • De eindtest, de periodieke onderhoudswerkzaamheden en de eventuele reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd te worden door wie die uitvoert en de documenten dienen door de eigenaar van de installatie te worden bewaard. • Als de automatisering niet meer gebruikt kan worden, dient u zich ervan te vergewissen dat de sloop daarvan door gekwalificeerd personeel wordt uitgevoerd en dat het materiaal volgens de plaatselijk geldende voorschriften wordt hergebruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden. ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN DIE DE GEBRUIKER MAG UITVOEREN Uw automatiseringsinstallatie heeft periodiek onderhoud nodig om haar zo lang mogelijk en geheel veilig te laten werken. Alle controle-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Stel met uw installateur een onderhoudsplan met periodieke frequentie op; Nice raadt bij normaal gebruik bij een woning een onderhoudsbezoek om het half jaar aan, maar dit tijdsbestek kan variëren in functie van een meer of minder intensief gebruik. De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig kan en moet uitvoeren zijn het reinigen van de glaasjes van de fotocellen en het verwijde- ren van bladeren en stenen die het automatisme in diens werking kunnen belemmeren. • Gebruik voor het schoonmaken van de buitenzijde van de inrichtingen een enigszins vochtige (geen natte) doek. Belangrijk – Gebruik geen stoffen die alcohol, benzeen, oplosmiddelen of andere brandbare stoffen bevatten. Het gebruik van dergelijke stoffen zou de inrichtingen kunnen beschadigen en brand of elektrische schokken veroorzaken. • Voordat u met het schoonmaken gaat beginnen, dient u, om te voorkomen dat iemand de poort per ongeluk in beweging kan brengen het automatisme te ontgrendelen, zoals dat in deze handleiding is beschreven. Nederlands VOOR HET BEDIENEN VAN DE POORT Met de zender MT4 Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn De toetsen op de zender geven de volgende instructies: Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn en er een instructie wordt verzonden, gaat de manoeuvre niet van start en het knipperlicht knippert een aantal maal: het aantal malen dat het knipperlicht knippert, is afhankelijk van de storing, kijk op tabel 6 om de aard van het probleem te ontdekken. INSTRUCTIE (*) Toest T1 Toest T2 Toest T3 Toest T4 (* ) Deze tabel moet worden ingevuld door degene die de automatisering heeft geprogrammeerd. Met het toetsenpaneel MK De toetsen op het toetsenpaneel geven de volgende instructies: INSTRUCTIE (*) Toest A Toest B Toest C Toest D Toest OK (* ) Deze tabel moet worden ingevuld door degene die de automatisering heeft geprogrammeerd. II – Nederlands Belangrijk – Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn, dient de automatisering zo spoedig mogelijk te worden gerepareerd HANDMATIG VERGRENDELEN OF ONTGRENDELEN VAN DE REDUCTIEMOTOR De reductiemotor heeft een mechanisch systeem waarmee het mogelijk is de poort handmatig te openen en te sluiten. Deze handmatige handelingen moeten worden uitgevoerd in geval van stroomuitval of storingen in de werking van het automatisme. In dit laatste geval kan het nuttig zijn het ontgrendelingsmechanisme te gebruiken om te controleren of het defect misschien met het mechanisme zelf van doen heeft (het zou bijvoorbeeld niet goed aangedraaid kunnen zijn). N.B. – Bij stroomuitval kunt u om de poort te verplaatsen ook gebruikmaken van de bufferbatterij (mod. MB), indien deze in de installatie is aangebracht. Voor het handmatig ontgrendelen van de reductiemotor gebruikt u als volgt de met de reductiemotor meegeleverde ontgrendelingssleutel: 01 02 01. Steek de sleutel in de speciale ontgrendelingspin. 02. Draai de sleutel over 180° met de wijzers van de klok mee. 03. Nu zult u de poortvleugel handmatig in de gewenste stand kunnen zetten. 04. Om het automatisme weer te laten functioneren, draait u de speciale sleutel op de ontgrendelingspin tegen de wijzers van de klok in en verplaatst u handmatig de vleugel totdat u het mechanische geluid hoort dat ontstaat wanneer de vleugel aan het trekmechanisch wordt gekoppeld. 04 05. Tenslotte haalt u de sleutel uit de ontgrendelingspin en bewaart hem. VERVANGEN VAN DE BATTERIJ VAN DE ZENDER Wanneer de batterij leeg is, neemt het bereik van de zender aanzienlijk af. Wanneer u op een toets drukt zult u merken dat de lichtsterkte van de led afneemt (= batterij helemaal leeg). In deze gevallen dient u om de zender weer normaal te laten functioneren, de lege batterij met een andere van het zelfde type (CR2032) te vervangen, waarbij u de aangegeven polariteit dient aan te houden. Voor het vervangen van de batterij gaat u als volgt te werk: 01. Til de rand van de lijst op de achterzijde van de zender op. Nederlands 04. Zet daarna het dekplaatje van de batterij weer terug, waarbij u de zender met de toetsen naar boven gericht houdt, waarbij u ervoor dient te zorgen dat de “lamel” die in de kleur grijs is weergegeven zich boven de batterij bevindt, zoals op de afbeelding hieronder is aangegeven. 02. Terwijl u de lijst omhoog houdt, duwt u met een vinger het dekplaatje van de batterij weg, zoals u op de afbeelding hieronder kunt zien. 05. Laat tenslotte de rand van de lijst op de achterzijde van de zender zakken tot u een lichte klik hoort. Afvalverwerking van de batterij 03. Nu verwijdert u de oude batterij en vervangt die met de nieuwe waarbij erop dient te letten ze zo aan te brengen dat de aangegeven polariteit (het + teken naar beneden) in acht wordt genomen. Let op! – De lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met het gewone huisvuil worden weggegooid. Ze dient verwerkt te worden door ze ‘gescheiden’ in te zamelen, zoals dat voorzien is in de regelgeving, die in uw gebied van kracht is. Nederlands – III EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING N.B.: De inhoud van deze verklaring is in overeenstemming met wat in het officiële document d.d. 5 april 2007 is verklaard, dat ten kantore van Nice S.p.a. is gedeponeerd, en met name met de laatst beschikbare herziening voordat deze handleiding gedrukt werd. De hier voorliggende tekst is om publicatietechnische redenen aangepast. XA432, XA432E, MT4, MP, MK en MF worden vervaardigd door NICE S.p.a. (TV) I; MOOVO is een handelsmerk dat eigendom is van Nice S.p.a. Nummer: XA.. Herziening: 0 Ondergetekende in zijn hoedanigheid van Gedelegeerd Bestuurder, verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat het product Naam van de fabrikant: NICE s.p.a. Adres: Via Pezza Alta 13, 31046 Z.I. Rustignè, Oderzo (TV) Italië Type: Elektromechanische reductiemotoren en bijbehorende accessoires serie “MOOVO” Modellen: XA432, XA432E, MT4, MP, MK, MF, MB de modellen XA432, XA432E in overeenstemming zijn met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijn: • 98/37/EG (89/392/EEG gewijzigd); RICHTLIJN 98/37/EG VAN HET EUROPESE PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 22 juni 1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende machines Zoals voorzien is in de richtlijn 98/37/EG wijzen wij erop dat het verboden is de machine waarin bovengenoemd product wordt ingebouwd, in gebruik te stellen voordat deze in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn 98/37/EG is verklaard. bovendien dat de modellen XA432E en MT4 in overeenstemming zijn met de essentiële vereisten onder artikel 3 van onderstaande communautaire richtlijn, voor het gebruik waarvoor deze producten bestemd zijn: • 1999/5/EG; RICHTLIJN 1999/5/EG VAN HET EUROPESE PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 9 maart 1999 inzake radioapparatuur en telecommuncatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van de conformiteit daarvan volgens de volgende geharmoniseerde normen ter bescherming van de gezondheid: EN 50371:2002; elektrische veiligheid : EN 60950-1:2001; elektromagnetische compatibiliteit: EN 301 489-1V1.6.1:2006; EN 301 489-3V1.4.1:2002 radiospectrum: EN 300220-2V2.1.1:2006 Bovendien het product in overeenstemming is met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijnen, zoals die gewijzigd zijn bij de Richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993: • De modellen XA432 en XA432E zijn in overeenstemming met de Richtlijn 73/23/EEG; RICHTLIJN 73/23/EEG VAN DE RAAD van 19 februari 1973 inzake harmonisering van de verschillende wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot elektrisch materiaal dat binnen bepaalde spanningslimieten moet worden gebruikt Nederlands Volgens de volgende geharmoniseerde norm: EN 60335-1:1994+A11:1995+A1:1996+A13:1998 +A14:1998+A15:2000+A2:2000+A16:2001; • De modellen XA432, XA432E, MT4, MP, MK, MF en MB in overeenstemming zijn met de 89/336/EEG; RICHTLIJN 89/336/EEG VAN DE RAAD van 3 mei 1989, inzake harmonisering van de verschillende wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit Volgens de volgende geharmoniseerde normen: EN 61000-6-2:2001; EN 61000-6-3:2001+A11:2004 • bovendien dat de modellen XA432 en XA432E in overeenstemming zijn met de volgende normen, voor zover van toepassing: EN 60335-1:2002+A1:2004+A11:2004, EN 60335-2-103:2003, EN 13241-1:2003, EN 12453:2002, EN 12445:2002, EN 12978:2003 Lauro Buoro (Gedelegeerd bestuurder) IV – Nederlands EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Volgens de richtlijn 98/37/CE BIJLAGE II deel A (EG-verklaring van overeenstemming voor machines) Ondergetekende / firma: (naam of firmanaam van degene die de door een motor aangedreven poort in bedrijf heeft gesteld) (adres) Verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat: ❏ door motor aangedreven draaipoort de automatisering: ❏ door motor aangedreven draaideur ❏ door motor aangedreven schuifpoort serienummer: bouwjaar: plaats van installatie (adres): aan de essentiële vereisten van de volgende richtlijnen voldoet: 98/37/EG “Machinerichtlijn” 89/336/EEG Richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit 73/23/EEG Richtlijn “laagspanning” 99/5/EG Richtlijn “R&TTE” EN 13241-1 Deuren en poorten voor industrie, handel en garages. Productnorm. Producten zonder brand- of rookwerende eigenschappen. EN 12445 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van gemotoriseerde deuren - Testmethodes. EN 12453 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van gemotoriseerde deuren - Vereisten. Nederlands en voorzover van toepassing aan de bepalingen van de volgende normen: Naam Firma Datum Plaats Nederlands – V ONDERHOUDSPLAN ONDERHOUDSREGISTER Let op! – Het onderhoud van de installatie moet door bevoegde technici worden uitgevoerd, waarbij de veiligheidswetgeving zoals die van kracht is, volledig in acht dient te worden genomen alsook de veiligheidsvoorschriften uit STAP 1 - “Algemene aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen in verband met de veiligheid”, die u aan het begin van deze handleiding vindt. Belangrijk – Dit onderhoudsregister dient nadat alle delen daarvan zijn ingevuld, aan de eigenaar van de automatisering te worden overhandigd. N.B. – Als er in de installatie nog andere inrichtingen zijn die niet in deze handleiding zijn genoemd, dient u voor wat het onderhoud daarvan de voorschriften van de desbetreffende onderhoudsplannen te volgen. Uitgaande van normaal huiselijk gebruik van de automatisering is het raadzaam elk half jaar een periodieke controle van de installatie uit te voeren of, indien de automatisering dikwijls wordt gebruikt en in geval van een snelle manoeuvre van de vleugel bij het bereiken van een bepaald aantal manoeuvres. Voor het berekenen van dit aantal manoeuvres kunt u uitgaan van de parameter van de geschatte levensduur (zie in “Technische kenmerken van het product”), waarbij u bij het bereiken van elke 10% van de met deze parameter vastgestelde manoeuvres een onderhoudsbeurt voorziet; als bijvoorbeeld de totale levensduur 100.000 cycli manoeuvres is, dient het onderhoud elke 10.000 cycli te worden uitgevoerd. Op het voor het onderhoud voorziene tijdstip dient u de volgende controle- en vervangingswerkzaamheden uit te voeren: A. Koppel alle bronnen voor elektrische stroomvoorziening los, met inbegrip van eventuele bufferbatterijen. B. Controleer de mate van kwaliteitsverlies van alle materialen waaruit de automatisering bestaat; controleer bovendien de mate van slijtage van de bewegende delen en kijk tevens naar afslijting of roestvorming van de delen van de structuur; vervang die delen welke onvoldoende garantie bieden. C. Controleer of het product perfect verankerd is aan het bevestigingsvlak en de bevestigingsmoeren goed aangedraaid zijn. In dit register dienen alle verrichte onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alsook wijzigingen te worden genoteerd. Het register moet bij elke werkzaamheid worden bijgewerkt en zorgvuldig worden bewaard zodat het voor eventuele inspectie van de bevoegde autoriteiten beschikbaar is. Dit onderhoudsregister heeft betrekking op onderstaande automatisering: mod. ............................., serienummer ................................, geïnstalleerd op ............................., bij ............................................................................................................ ................................................................................................................ ................................................................................................................ ................................................................................................................ ................................................................................................................ ................ Bijgevoegde documenten maken deel uit van dit onderhoudsregister: 1) - Onderhoudsplan 2) - ............................................................................................ 3) - ............................................................................................ 4) - ............................................................................................ 5) - ............................................................................................ 6) - ............................................................................................ Volgens het bijgevoegde document “Onderhoudsplan” dienen de onderhoudswerkzaamheden met de volgende frequentie te worden uitgevoerd: elke ............. maanden of elke ............. cycli manoeuvres, al naar gelang welke gebeurtenis zich eerder voordoet. 71 D. Controleer of het ontgrendelingsmechanisme voor handmatige manoeuvre goed werkt; de kracht die nodig is om de ontgrendeling uit te voeren, mag niet minder dan 220 N zijn. Nederlands E. Sluit de bronnen van stroomvoorziening weer aan en voer de hieronder genoemde controles in deze volgorde uit: 1 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de poort uit, om na te gaan of de beweging van de vleugel naar behoren wordt uitgevoerd.(N.B. – Wanneer de elektrische stroom weer terugkeert, zal de eerste manoeuvre door de automatisering op gereduceerde snelheid worden uitgevoerd, onafhankelijk van het soort ingestelde snelheid). Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de poort soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of punten met een bijzondere wrijving 2 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen, gevoelige randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een totale terugloop verricht (het knipperlicht moet nu 2 maal 2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terugloop uitvoert (het knipperlicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven). 3 Controleer of er geen interferenties tussen de fotocellen met andere inrichtingen zijn, onderbreekt u met een cilinder (met een diameter van 5 cm en een lengte van 30 cm) de optische as die het stel fotocellen (afb. 71) met elkaar verbindt: eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen. Tenslotte controleert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze van de actieve staat in de alarmstaat komt en omgekeerd; vergewis u er daarna van dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept (bijvoorbeeld terugloop bij de sluitmanoeuvre) 4 Nadat u een obstakel op het sluittraject van de poort hebt aangebracht, geeft u instructie voor een sluitmanoeuvre en controleert u of de automatisering een terugloop uitvoert zodra de poort het obstakel raakt (veiligheidsmanoeuvre). Let op! – gebruik als obstakel een stuk hout met een lengte van 50 cm en met een zodanige doorsnede dat hij door de vleugel kan worden geraakt. Plaats daarna het obstakels zoals dat op afb. 72 is aangegeven. VI – Nederlands 72 50 cm 50 cm Beschrijving van de uitgevoerde ingreep (Beschrijving van controles, afstellingen, reparaties, veranderingen etc.) Handtekening van Handtekening de Technicus van de Eigenaar Nederlands Datum Nederlands – VII
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258

Moovo XA de handleiding

Type
de handleiding