Truma B 10, B 14, BN 10, BN 14 Installation Instructions Manual

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Truma B 10 Installation Instructions Manual. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
Boiler
12
33
20
15
16
32
14
13
30
A
C 1
E
B
3
4
11
42
10
1
8
9
5
7
2
39
41
40
38
43
44
D
Fahrtrichtung
Direction of travel
Sens de conduite
Senso di marcia
Rijrichtung wijzen
Kørselsretning
Sentido de marcha
33
20
15
16
32
14
13
30
6
C 2
Truma-Boiler
B 10, B 14
Waterverwarmer op
vloeibaar gas
(speciale uitvoering
BN 10, BN 14 met
aanvullende elektrische
verwarming)
Inbouwhandleiding
13
Inbouw en reparatie van
het apparaat mogen alleen
door een vakbekwaam
monteur worden uitge-
voerd. Voor begin van de
werkzaamheden moet eerst
deze inbouwhandleiding
zorgvuldig worden doorgeno-
men. De inhoud ervan dient
strikt te worden nageleefd!
Gebruiksdoel
Deze boiler is gemaakt voor
inbouw in caravans, campers
en andere aanhangers. In-
bouw in boten is niet toege-
staan. Andere gebruiksdoel-
einden zijn alleen na overleg
met Truma mogelijk.
Opmerking in verband met
boten: voor de inbouw in bo-
ten biedt Truma de door de
DVGW gekeurde bootboiler
aan.
Toelating
Conformiteitsverklaring:
De Truma-Boiler is door de
DVGW typegekeurd en vol-
doet aan de EU-richtlijn voor
gastoestellen (90/396/EEG)
alsook aan de overige gelden-
de EU-richtlijnen. Voor de EU-
lidstaten is een product-iden-
tificatienummer beschikbaar:
CE-0085AP0038
Voorschriften
Elke verandering aan het toe-
stel (incl. de rookgasafvoer-
buis en de schoorsteen) of
het gebruik van niet-originele
Truma-reserveonderdelen of
accessoires die belangrijk zijn
voor het functioneren van het
toestel evenals het niet in
acht nemen van de instruc-
ties in de Inbouwhandleiding
en de Gebruiksaanwijzing
maken de garantie ongeldig
en hebben tot gevolg dat aan-
sprakelijkheidseisen komen te
vervallen. Bovendien vervalt
hierdoor de gebruikstoelating
voor het apparaat en in som-
mige landen ook voor het
voertuig.
De bedrijfsdruk voor de
gastoevoer, 30 mbar (resp.
28 mbar butaan/37 mbar
propaan) of 50 mbar moet
gelijk zijn aan de bedrijfs-
druk van het apparaat (zie
fabrieksplaatje).
Bij inbouw van het appa-
raat dienen de technische
en administratieve voor-
schriften van het land
waarin het voertuig voor
het eerst wordt toegelaten
te worden nageleefd!
In Duitsland bijvoorbeeld
moeten de gasapparaten, de
opstelling van de flessen, de
leidingen evenals de afname
en gasdichtheidscontrole vol-
doen aan de bepalingen in
DVGW-werkblad G 607 voor
vloeibaargasinstallaties in
voertuigen.
Meer informatie over de voor-
schriften in de verschillende
landen zijn verkrijgbaar bij on-
ze distributeurs in die landen
(zie Gebruiksaanwijzing).
1
Plaatskeuze
1. Het apparaat moet zo wor-
den geplaatst dat het altijd
goed toegankelijk is voor on-
derhoudswerkzaamheden en
makkelijk in- en uitgebouwd
kan worden.
2. Plaats de boiler zo dat de
schoorsteen op een zo recht
mogelijk en glad buitenopper-
vlak kan worden gemonteerd.
Dit buitenoppervlak moet aan
alle kanten vrij voor de wind
toegankelijk zijn. Vermijd in-
dien mogelijk het gebruik van
sierlijsten en camouflageele-
menten. Zet de boiler eventu-
eel op een verhoging.
Schoorstenen dienen zodanig
te zijn opgesteld dat binnen-
dringen van rookgassen in
het interieur niet te verwach-
ten is. Houd er daarom bij
keuze van een plaats rekening
mee dat direct erboven en
30 cm opzij geen te openen
vensters, luiken of ventilatieo-
peningen mogen zijn. Wan-
neer dit niet mogelijk is, dient
een aan de binnenzijde van
het venster (resp. van het
luik) aangebracht waarschu-
wingsbord te waarschuwen
dat het venster resp. luik tij-
dens het bedrijf gesloten
moet blijven. Ventilaties voor
koelkasten dienen dan geslo-
ten naar het interieur te wor-
den uitgevoerd.
2
Inbouw van de
boiler
1. Houd de sjabloon voor de
schoorsteenopening tegen de
binnenwand.
A = onderkant van boiler
B = zijkant van boiler
Boor 4 gaten (C) Ø 10 mm
door de wand. Boor een gat
(E) Ø 15 mm voor de con-
denswaterbuis (ook van bui-
ten mogelijk = F).
2. Houd de sjabloon tegen de
buitenwand. De markeringen
(C) moeten zich boven de
boorgaten bevinden. Zaag de
schoorsteenomtrek (D) 92 x
168 mm uit.
Als de afstand tussen buiten-
wand en boiler meer dan
35 mm bedraagt, is schoor-
steenverlengstuk VBO 2
(art.nr. 70131-00) met een ex-
tra lengte van 50 mm nodig.
Zaag op de stippellijn 100 x
176 mm uit.
Vul leemtes in de buurt van
de schoorsteenopening
(figuur A: 1) met hout op,
zodat de schroeven goed
vastgedraaid kunnen worden.
Snij sierlijsten e.d. op het
voertuig weg of plaats er iets
onder om te voorkomen dat
de schoorsteen schuin loopt.
Leg bij schuine wanden iets
onder de boiler. Zorg dat een
hellingshoek van 10º niet
wordt overschreden.
3. Figuur A: steek het
schoorsteendeel van de boiler
(3) door de schoorsteenope-
ning (1), en laat het ca. 5 mm
uit de buitenwand uitsteken.
Plaats de grondplaat (4) (is
door de aanwezige borgingen
slechts op één manier te
plaatsen!). Boor gaten voor
6 bevestigingsschroeven (5).
4. Verwijder de grondplaat (4)
en bestrijk deze aan de voer-
tuigzijde met plastisch carros-
seriedichtmiddel (geen silico-
nenkit!).
Let op: de grondplaat moet
aan de kopse delen en staan-
de delen van het schoor-
steengedeelte (3) en bij de
buitenwand goed afgedicht
zijn!
5. Bevestig de grondplaat (4)
met 4 zelftapparkers (7) aan
het schoorsteengedeelte.
6. Dicht de spleet tussen het
boorgat (2) en de condenswa-
terbuis (10) met plastisch
dichtmiddel (geen siliconen-
kit!).
7. Plaats het schoorsteen-
rooster (8). Druk het schoor-
steengeheel tegen de voer-
tuigwand en zet het met
6 schroeven (5) vast.
8. Boiler aan ten minste 2 lus-
sen (11) met de meegelever-
de schroeven B 5,5 x 25 op
geschikte ondergrond (multi-
plexplaat, gelamineerde hou-
ten lijsten of metalen bodem)
veilig aan de voertuigbodem
vastschroeven.
3
Wateraansluiting
Voor het bedrijf van de boiler
kunnen alle druk- en dompel-
pompen tot en met 2,8 bar
worden gebruikt, evenzo alle
mengkranen met of zonder
elektrische schakelaar.
Figuur C 1: Bij gebruik van
dompelpompen moet een te-
rugslagklep (12 – niet tot de
levering behorend) tussen
pomp en de eerste aftakken
worden gemonteerd (pijl wijst
in stromingsrichting).
Figuur C 2: Bij gebruik van
drukpompen met grote scha-
kelhysterese kan heetwater
via de koudwaterkraan terug-
stromen. Als terugstroomver-
hindering adviseren wij tus-
sen de afgang naar de warm-
waterkraan en het aftapklep
een terugslagklep (6 - niet tot
de levering behorend) te
monteren.
Ter aansluiting aan de boiler
en het veiligheids-/aftapven-
tiel moeten druk- en heetwa-
terbestendige slangen (b.v.
Truma-Boiler-Slang SBH le-
vensmiddelecht, drukvast tot
3,5 bar) met een binnendia-
meter van 10 mm worden ge-
bruikt.
Voor een vaste buisaanleg
(b.v. John Guest systeem)
biedt Truma als speciale toe-
behoren de wateraansluitin-
gen (15 + 16), het veiligheids-/
aftapventiel (13) alsook een
terugslagklep (12 + 6) met
rechte tapaansluiting Ø 10 mm
aan.
Bij aansluiting aan een centra-
le watervoorziening (land-
resp. cityaansluiting) of bij
sterkere pompen moet een
drukverlager worden ingezet,
die voorkomt, dat hogere
drukken dan 2,8 bar in de boi-
ler kunnen optreden.
Attentie: Breng de water-
slangen zo kort en knikvrij als
mogelijk aan. Alle slangver-
bindingen dienen met slang-
klemmen te worden beveiligd
(ook koudwater)! Door de ver-
warming van het water en de
daaruit voortvloeiende uitzet-
14
ting kunnen er tot het reage-
ren van de overdrukbeveili-
ging in het veiligheids-/aftap-
ventiel drukken tot 3,5 bar
optreden (ook bij dompel-
pompen).
Voor de bevestiging van de
slangen aan wand of vloer
adviseren wij de slangclips
(art.-nr. 40710-00). Indien er
een gasverwarming is inge-
bouwd, kunnen de waterslan-
gen met de slangclips vorst-
vrij op de warmeluchtbuizen
worden aangebracht.
Attentie: Om een gehele le-
diging van de waterinhoud te
waarborgen, moet de ingeslo-
ten hoekaansluiting met de
verluchtingsklep (figuur C:
15) aan de warmwateraan-
sluiting worden toegepast!
Breng alle waterleidingen
vallend in richting veilig-
heids-/aftapventiel aan!
Geen garantieclaim voor
vorstschade!
De veiligheids-/
aftapkraan monteren
Figuur C: monteer de veilig-
heids-/aftapkraan (13) op een
goed bereikbare plaats in de
buurt van de boiler. Boor een
gat van Ø 18 mm en steek
hier de slang (14) van het af-
tapaansluitstuk doorheen. Zet
de veiligheids-/ aftapkraan
met 2 schroeven vast. Laat
het afgetapte water rechtst-
reeks naar buiten lopen.
De waterleidingen
leggen
1. Figuur C: Sluit de koud-
watertoevoer (30) aan het vei-
ligheids-/aftapventiel (13) aan.
De stroomrichting is hierbij
niet van belang.
2. Figuur D: Schroef de
hoekaansluiting met geïnte-
greerde verluchtingsklep (15)
aan de warmwateraansluit-
buis (bovenste buis) en de
hoekaansluiting zonder ver-
luchtingsklep (16) aan de
koudwateraansluitbuis (on-
derste buis) vast.
Schuif de moer (17), de span-
ring (18) en de O-ring (19)
open, verbindt de aansluit-
bout en de aansluitbuis en zet
ze met de moer (17) vast
Schuif de verluchtingsslang
buiten Ø 11 mm (20) op het
slangmondstuk van de ver-
luchtingsklep (21) en breng
het naar buiten aan. Hierbij
mag de radius in de boog niet
kleiner dan 40 mm worden
uitgevoerd.
Snijdt de verluchtingsslang
ca. 20 mm onder de bodem-
plaat 45° schuin in rijrichting af.
3. Figuur C: Breng de slang-
verbinding (32) voor de koud-
watertoevoer tussen het vei-
ligheids-/aftapventiel (onder-
ste buis) op de boiler tot
stand.
4. Breng de warmwaterlei-
ding (33) van de hoekaanslui-
ting met de geïntegreerde be-
luchtingsklep (15 – bovenste
buis) naar de verbruiksplek-
ken voor warmwater aan.
4
Het bedienings-
paneel plaatsen
Houd er bij de plaatskeuze re-
kening mee dat het bedie-
ningspaneel niet aan directe
warmtestraling mag worden
blootgesteld. Lengte van de
aansluitkabel: 2,5 m. Indien
nodig, is een verlengkabel
van 5 m leverbaar (art.nr.
70000-53500).
1. Boor een gat van Ø 22 mm
en steek hier de kabels door.
2. Bevestig het bedieningspa-
neel met 2 schroeven.
Truma levert voor „verzonken
montage“ als extra accessoi-
re een inbouwraam voor het
bedieningspaneel (art.nr.
39980-01).
5
Elektrische
aansluiting 12 V
Voordat begonnen wordt
met het werk aan elektri-
sche onderdelen, moet de
stroomtoevoer naar het ap-
paraat worden afgesloten.
Het volstaat niet om het
apparaat via het bedie-
ningspaneel uit te zetten!
Bij elektrisch laswerk aan de
carosserie moet het apparaat
van het boordnet losgekop-
peld worden.
Let op: als u de polen ver-
keerd aansluit, bestaat het
risico dat de kabels in
brand vliegen. Bovendien
vervalt hierdoor elke aan-
spraak op garantie of ver-
antwoordelijkheid.
Figuur E: schroef het deksel
(39) van het elektronische be-
dieningspaneel af. Schuif de
kabelstekker van het bedie-
ningspaneel (38) op de print-
plaat. De elektrische aanslui-
ting gebeurt op klem (40)
(rood = plus, blauw = min).
Druk hiertoe met een kleine
schroevendraaier van boven
op de klem en schuif de kabel
er van voren in. Sluit het be-
dieningspaneel met een kabel
van 2 x 1,5 mm
2
op het bevei-
ligde boordnet aan (centrale
zekering 5 - 10 A)
Sluit de minleiding op de cen-
trale massa aan. Bij een leng-
te van meer dan 6 m moet u
een kabel van 2 x 2,5 mm
2
gebruiken. Bij directe aanslui-
ting op de accu, moeten de
plus- en de minleiding met
zweefzekeringen worden be-
veiligd. Schroef het deksel
(39) weer vast.
Er mogen aan de toevoerka-
bel verder geen verbruikers
worden aangesloten!
De zekering van de boiler
(1,6 A traag, IEC 127/2-III)
bevindt zich op de print-
plaat (41).
Bij gebruik van omvormers
dient er rekening mee te wor-
den gehouden dat het appa-
raat alleen met veiligheids-
laagspanning conform EN
60742 mag worden gebruikt!
Opmerking: voor de aanslui-
ting van meerdere 12 V-appa-
raten raden wij de elektro-
nisch geregelde Truma-om-
vormer NT (art.nr. 39900-01)
aan. De Truma-omvormer
(continu 6 A) is ook geschikt
voor het laden van lood-ac-
cu's. Andere acculaders mo-
gen alleen met een autoaccu
van 12 V als buffer worden
gebruikt. Voedingen of om-
vormers moeten een gestabi-
liseerde 12 V-uitgang hebben
(wisselspanningsaandeel klei-
ner dan 1 V).
6
Gasaansluiting
Figuur A: De gastoevoerlei-
ding van 8 mm wordt met
een knelkoppeling op het
aansluitstuk (42) aangesloten.
Houd deze bij het aandraaien
goed tegen met een tweede
sleutel!
Zorg voor het aansluiten op
de boiler dat de gasleidingen
vrij zijn van vuil, houtresten
enzovoort!
De buizen moeten zodanig
worden geplaatst, dat het
toestel makkelijk kan worden
uitgebouwd voor onder-
houdswerkzaamheden.
Het aantal koppelingen in
gasleidingen die gelegd zijn in
door personen gebruikte
ruimtes moet tot het tech-
nisch onvermijdelijke mini-
mum worden beperkt.
De gasinstallatie moet vol-
doen aan de technische en
administratieve bepalingen
die gelden in het land waarin
het toestel zal worden ge-
bruikt (in Duitsland is dat bij-
voorbeeld DVGW-werkblad
G 607).
7
Speciale versie
BN 10/BN 14 met
aanvullende elektri-
sche verwarming
230 V, 450 W
Let op: de elektrische aan-
sluiting mag alleen door een
vakbekwaam monteur (in
Duitsland conform VDE 0100,
Deel 721) worden uitgevoerd.
De hier gegeven instructies
zijn niet bedoeld om de leek
aan te zetten de aansluiting
zelf te doen, maar dienen als
extra informatie voor de vak-
man die de aansluiting moet
uitvoeren!
De verbinding naar het net ge
schiedt door middel van een
kabel 3 x 1,5 mm
2
(b.v. slang-
leiding H05VV-F) aan een ver-
deeldoos (niet tot de levering
behorend).
Houd bij het aansluiten reke-
ning met de kleuren!
Voor onderhouds- en repara-
tiewerkzaamheden moet bij
de inbouw een scheidings-
voorziening met een contact-
afstand van minstens 3 mm
voor een totaal polige schei-
ding ten opzichte van het net
aanwezig zijn.
Figuur B: Het bedieningsele-
ment (43) zo monteren, dat
het niet aan directe warmte-
uitstraling van de boiler is
blootgesteld (kabellengte
2,5 m). Boor een gat Ø 8 mm
voor de kabeldoorvoer, voer
de kabels erdoor en bevestig
het bedieningselement met
de beide schroeven. Sluit het
kabel van het bedieningsele-
ment, de 230 V-kabels en de
kabels van het verwarmings-
element volgens het aansluit-
schema aan.
1 = Kabel van het
bedieningselement
2 = Aansluitkabel
3 x 1,5 mm
2
3 = Kabel van het
verwarmingselement
4 = bruin
5 = groen
6 = blauw
7 = geel
8 = wit
9 = geel/groen
15
Breng de verdeelkast (44) in
de buurt van het toestel - op
de bodemplaat of aan de
wand - aan (kabellengte
150 cm).
Let op: Alle kabels moeten
met klemmen worden bevei-
ligd.
8
Controle van de
werking
Na de inbouw moet de gas-
dichtheid van de gastoevoer-
leiding met de drukverla-
gingsmethode worden ge-
controleerd. Aansluitend
moet de werking conform de
gebruiksaanwijzing van het
toestel worden getest, met
name het aftappen van de
boiler. Bij vorstschade is
geen aanspraak op garan-
tie mogelijk!
Gebruik de boiler nooit als
er geen water in zit. Het is
toegestaan het elektrisch
functioneren kort zonder wa-
ter te testen. Voor de inge-
bruikname van het toestel
dient eerst de gebruiksaanwij-
zing te worden doorgeno-
men!
9
Waarschuwingen
De bij het apparaat geleverde
gele sticker met waarschu-
wingen voor de gebruiker
moet door de inbouwer of de
eigenaar van het voertuig op
een voor elke gebruiker dui-
delijk zichtbare plaats in het
voertuig worden aangebracht
(bijv. op de deur van de kleu-
renkast). Als u deze sticker
niet hebt, moet u die bij
Truma aanvragen.
1/23