Kaysun Swimming Pool HP KSWP Handleiding

Type
Handleiding
BELANGRIJKE OPMERKING
Hartelijk dank voor het kopen van ons product.
Lees voordat u uw toestel gaat gebruiken deze handleiding zorgvuldig en bewaar het voor
raadpleging in de toekomst.
Zwembadwarmtepomp
INSTALLATIE- EN
GEBRUIKERSHANDLEIDING
KSWP-70 DR8
KSWP-90 DR8
KSWP-120 DR8
KSWP-160 DR8
KSWP-200 DR8
HERKEN DIT SYMBOOL ALS AANDUIDING VAN BELANGRIJKE
VEILIGHEIDINFORMATIE
WAARSCHUWING
ATTENTIE
Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld als hulpmiddel voor bevoegd onderhoudspersoneel voor de juiste installatie, afstel-
ling en bediening van dit apparaat. Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig voordat u met de installatie of het gebruik
begint. Het niet opvolgen van deze instructies kan leiden tot onjuiste installatie, afstelling of onderhoud met mogelijk
brand, elektrische schokken, schade aan eigendommen of persoonlijk letsel tot gevolg.
Laat het water weglopen als het apparaat 's winters niet gebruikt wordt om vorstschade te voorkomen.
INHOUD
1 VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN ...................................... 02
2 ALGEMENE INLEIDING ........................................................................ 05
3 ACCESSOIRES DIE BIJ HET APPARAAT WORDEN GELEVERD ..... 05
4 INSTALLATIEPLAATS
4.1 Ruimtebehoefte van de locatie .......................................................................................... 06
4.2 Keuze van de locatie in koude klimaten ............................................................................ 07
4.3 Keuze van de locatie in direct zonlicht .............................................................................. 07
5 INSTALLATIEVOORZORGSMAATREGELEN
5.1 Afmetingen ........................................................................................................................ 08
5.2 Schokdemping en bevestigingen ...................................................................................... 08
5.3 Positie van het afvoergat ................................................................................................... 09
5.4 Inlaat- en uitlaatwaterleidingen .......................................................................................... 10
5.5 Veldbedrading ................................................................................................................... 10
5.6 Eis met betrekking tot de beveiliging ................................................................................. 11
6 TYPISCHE TOEPASSINGEN ................................................................ 12
7 OVERZICHT VAN DE UNIT
7.1 Koelmiddelcyclus ............................................................................................................... 12
7.2 Hoofdcomponenten ........................................................................................................... 13
7.3 Omvormeraandrijving ........................................................................................................ 14
7.4 Hoofdprintplaat .................................................................................................................. 15
7.5 Aansluiting van optionele functie ....................................................................................... 16
8 INGEBRUIKNAME EN CONFIGURATIE
8.1 Eerste ingebruikname bij een lage buitentemperatuur ...................................................... 17
8.2 Controles vóór gebruik ...................................................................................................... 17
8.3 Storingsdiagnose bij de eerste installatie .......................................................................... 17
9 EINDCONTROLE EN PROEFDRAAIEN ............................................... 18
10 ONDERHOUD EN REPARATIE
10.1 Routinematig onderhoud ....................................................................................18
10.2 Opmerkingen voor onderhoud en reparatie .......................................................19
11 FOUTOPSPORING .............................................................................. 21
12 TECHNISCHE SPECIFICATIES .......................................................... 23
13 INFORMATIE ONDERHOUD ............................................................... 24
01
OPMERKING
● Deafbeeldingenindezehandleidingzijnalleenterreferentie,raadpleeghetdaadwerkelijkeproduct.
02
1 VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
De voorzorgsmaatregelen die hier worden genoemd, zijn onderverdeeld in de volgende soorten. Ze zijn heel belangrijk, dus zorg
ervoor dat u ze zorgvuldig opvolgt. Betekenis van de symbolen GEVAAR, WAARSCHUWING, ATTENTIE en OPMERKING.
i
INFORMATIE
● Leesdezeinstructieszorgvuldigvoordeinstallatie.Bewaardezehandleidingvoortoekomstiggebruik.
● Eenonjuisteinstallatievanhetapparaatofdeaccessoireskaneenelektrischeschok,kortsluiting,lekkage,brandof
andere schade aan het toestel tot gevolg hebben. Zorg ervoor dat u alleen accessoires van de leverancier gebruikt, die
speciaal zijn ontworpen voor de apparatuur en laat de installatie uitvoeren door een vakman.
● Allewerkzaamhedendieindezehandleidingwordenbeschreevn,moetenwordenuitgevoerddooreenbevoegdtechni-
cus. Zorg ervoor dat u de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen draagt, zoals handschoenen en een veiligheidsbril,
wanneer u het apparaat installeert of onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
● Neemcontactopmetuwdealervoorverderehulp.
Attentie:Brandgevaar/brandbare
materialen voor IEC/EN 60335-2-40
behalve IEC 60335-2-402018
Attentie:Brandgevaar/brandbare
materialen alleen voor
IEC 60335-2-40 : 2018
WAARSCHUWING
Er mag alleen onderhoud uitgevoerd worden zoals aanbevolen door de fabrikant van de apparatuur. Onderhoud en
reparaties die assistentie van andere deskundige medewerkers vereisen moeten worden uitgevoerd onder toezicht van
de persoon die bevoegd is voor het gebruik van brandbare koelmiddelen.
GEVAAR
WAARSCHUWING
ATTENTIE
OPMERKING
Geeft een dreigend gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, tot ernstig letsel zal leiden.
Geeft een mogelijk gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, tot ernstig letsel kan leiden.
Geeft een mogelijk gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, tot licht of matig letsel kan leien.
Het wordt ook gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige praktijken.
Geeft situaties aan die alleen kunnen leiden tot onopzettelijke schade aan apparatuur of eigendommen.
Verklaring van de symbolen op de unit
WAARSCHU-
WING
Dit symbool geeft aan dat dit apparaat een ontvlambaar koelmiddel gebruikt. Als het koel-
middel lekt en wordt blootgesteld aan een externe ontstekingsbron, bestaat er brandgevaar.
ATTENTIE Dit symbool geeft aan dat de gebruikshandleiding zorgvuldig moet worden gelezen.
ATTENTIE Dit symbool geeft aan dat het onderhoudspersoneel deze apparatuur moet bedienen met
verwijzing naar de installatiehandleiding.
ATTENTIE Dit symbool geeft aan dat er informatie beschikbaar is, zoals de gebruiks- of installatiehand-
leiding.
03
GEVAAR
Zet de stroomschakelaar uit voordat u elektrische aansluitingen aanraakt.
Wanneer servicespanelen worden verwijderd, kunnen onderdelen onder spanning gemakkelijk per ongeluk worden
aangeraakt.
Laat de unit nooit onbeheerd achter tijdens installatie of onderhoud als het servicepaneel verwijderd is.
Raak de waterleidingen tijdens en onmiddellijk na gebruik niet aan, omdat de leidingen heet kunnen zijn en uw handen
kunnen verbranden. Geef de leidingen de tijd om terug te komen op een gewone temperatuur of draag beschermende
handschoenen om letsel te voorkomen.
Raak geen enkele schakelaar aan met natte vingers. Het aanraken van een schakelaar met natte vingers kan een
elektrische schok veroorzaken.
Schakel alle stroom op de unit uit voordat u elektrische componenten aanraakt.
WAARSCHUWING
Scheur plastic verpakkingszakken uit elkaar en gooi ze weg, zodat kinderen er niet mee kunnen spelen. Kinderen die
met plastic zakken spelen, lopen verstikkingsgevaar.
Verwijder verpakkingsmateriaal zoals spijkers en andere metalen of houten onderdelen die letsel kunnen veroorzaken.
Vraaguwdealerofgekwaliceerdpersoneelomdeinstallatieuittevoereninovereenstemmingmetdezehandleiding.
Installeer de unit niet zelf. Een verkeerde installatie kan waterlekkage, elektrische schokken of brand veroorzaken.
Gebruikalleendegespeciceerdeaccessoiresenonderdelenvoorinstallatiewerkzaamheden.Alsnietdegespeci-
ceerde onderdelen worden gebruikt, kan dit leiden tot waterlekkage, elektrische schokken, brand of een val van de
unit uit de houder.
Installeer de unit op een fundering die het gewicht kan dragen. Onvoldoende fysieke kracht kan ertoe leiden dat het
apparaat valt en mogelijk letsel veroorzaakt.
Houdbijhetuitvoerenvandegespeciceerdeinstallatiewerkzaamhedenrekeningmetstormen,orkanenenaardbe-
vingen. Onjuiste installatie kan leiden tot ongelukken door vallende apparatuur.
Zorgervoordatalleelektrischewerkzaamhedenwordenuitgevoerddoorgekwaliceerdpersoneelinovereenstem-
ming met de plaatselijke wet- en regelgeving en deze handleiding en gebruik een afzonderlijk circuit. Onvoldoende
vermogen van het voedingscircuit of een onjuiste elektrische constructie kan leiden tot elektrische schokken of brand.
Zorg ervoor dat u een aardlekschakelaar installeert volgens de plaatselijke wet- en regelgeving. Het niet installeren
van een aardlekschakelaar kan elektrische schokken en brand veroorzaken.
Controleerofallebedradinggoedvastzit.Gebruikdegespeciceerdedradenenzorgervoordatdeaansluitingenof
draden beschermd zijn tegen water en andere schadelijke externe invloeden. Een onvolledige aansluiting of bevesti-
ging kan brand veroorzaken.
Wanneer u de voeding van bedrading voorziet, moet u de draden zo wegwerken dat het voorpaneel stevig bevestigd
kan worden. Als het voorpaneel niet op zijn plaats zit, kan dit leiden tot oververhitting van de aansluitingen, elektrische
schokken of brand.
Controleer na de installatie of er geen koelmiddel lekt.
Raak de koelmiddelleidingen tijdens en onmiddellijk na gebruik niet aan, omdat de koelmiddelleidingen heet of koud
kunnen zijn, afhankelijk van de toestand van het koelmiddel dat door de koelmiddelleidingen, compressor en andere
onderdelen van de koelmiddelcyclus stroomt. Als u de koelmiddelleidingen aanraakt kunt u brandwonden of bevriezing
oplopen. Geef de leidingen de tijd om terug te komen op een gewone temperatuur of draag beschermende hand-
schoenen als u ze moet aanraken, om letsel te voorkomen.
Raak de interne onderdelen (pomp, back-upverwarming, enz.) niet aan tijdens of onmiddellijk na het gebruik. Het
aanraken van de interne onderdelen kan brandwonden veroorzaken. Geef de inwendige onderdelen de tijd om terug
te komen op een gewone temperatuur of draag beschermende handschoenen als u ze moet aanraken, om letsel te
voorkomen.
ATTENTIE
Aard de unit.
De aardingsweerstand moet voldoen aan de plaatselijke wet- en regelgeving.
Sluitdeaardingsdraadnietaanopgas-ofwaterleidingen,bliksemaeidersoftelefoonaardingsdraden.
Onvolledige aarding kan een elektrische schok tot gevolg hebben.
- Gasleidingen: Er kan brand of een explosie ontstaan als het gas lekt.
-Waterleidingen:Hardevinylbuizenzijngeeneectieveondergrond.
-Bliksemaeidersoftelefoonaardingsdraden:Deelektrischedrempelkanabnormaalhoogwordenalsdebliksem
inslaat.
Installeer de stroomdraden ten minste 1 meter verwijderd van televisies of radio's om interferenties of ruis te voorko-
men.(Afhankelijkvanderadiogolvenkanhetzijndat1meternietvoldoendeisomruisopteheen.)
Was de unit niet. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Het apparaat moet worden geïnstalleerd in
overeenstemmingmetdenationaleregelgevingbetreendebedrading.
04
Installeer de unit niet op de volgende plaatsen:
- Waar minerale olienevel, oliespray of dampen aanwezig zijn. Plastic onderdelen kunnen slijten en daardoor losraken
of gaan lekken.
- Waar corrosieve gassen (zoals zwavelzuurgas) worden geproduceerd. Waar corrosie van koperen leidingen of ge-
soldeerde onderdelen koelmiddellekkage kan veroorzaken.
- Waar machines staan die elektromagnetische golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturings-
systeem verstoren en storingen in het systeem veroorzaken.
- Waar ontvlambare gassen kunnen lekken, waar koolstofvezels of ontvlambaar stof in de lucht zweven of waar vluchti-
geontvlambarestoenzoalsverfverdunnerofbenzinewordengehanteerd.Ditsoortgassenkanbrandveroorzaken.
- Waar de lucht veel zout bevat, zoals aan zee.
- Waar de spanning veel schommelt, zoals in fabrieken.
- In voertuigen of vaartuigen.
- Waar zure of alkalische dampen aanwezig zijn.
Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar oude en personen met verminderde lichamelijke, zintuig-
lijke of mentale vermogens of een gebrek aan ervaring en kennis, indien zij onder toezicht staan of instructies hebben
gekregen over het veilige gebruik van de unit en de gevaren ervan begrijpen. Kinderen mogen niet met de unit spelen.
Reiniging en onderhoud mag niet door kinderen worden uitgevoerd zonder toezicht. (alleen Europees)
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (inclusief kinderen) met verminderde lichamelijke, zintuiglijke
of geestelijke vermogens of met gebruik aan ervaring en kennis, tenzij zij onder toezicht staan van of instructies heb-
ben gekregen over het gebruik van het apparaat van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid.
Kinderen moeten onder toezicht staan om ervoor te zorgen dat ze niet met het apparaat spelen.
Als het netsnoer beschadigd is, moet het worden vervangen door de fabrikant of diens serviceagent of een vergelijk-
baargekwaliceerdpersoonomgevarentevoorkomen.
AFVOER: Gooi dit product niet weg als huishoudelijk ongesorteerd stedelijk afval. Dergelijk afval moet apart worden
ingezameld voor speciale behandeling. Gooi elektrische apparaten niet bij het huisvuil, maar gebruik een aparte inza-
melfaciliteit. Neem contact op met de plaatselijke overheid voor informatie over de beschikbare inzamelsystemen. Als
elektrischeapparatenopvuilnisbeltenofstortplaatsenterechtkomen,kunnenergevaarlijkestoeninhetgrondwater
lekken en in de voedselketen terechtkomen, wat schadelijk is voor uw gezondheid en welzijn.
De bedrading moet worden uitgevoerd door professionele technici in overeenstemming met de nationale regelgeving
inzake bedrading en dit schakelschema. Een alpolige scheidingsschakelaar met een scheidingsafstand van ten minste
3 mm in alle polen en een aardlekschakelaar (RCD) met een nominale stroomsterkte van niet meer dan 30 mA moe-
ten worden opgenomen in de vaste bedrading volgens de nationale voorschriften.
Hetapparaatmoetwordengeïnstalleerdinovereenstemmingmetdenationaleregelgevingbetreendebedrading.
Controleer de veiligheid van de installatieruimte (muren, vloeren, enz.) zonder verborgen gevaren zoals water, elektri-
citeit en gas voordat u begint met het aanleggen van bedrading/leidingen.
Controleer voor de installatie of de voeding van de gebruiker voldoet aan de elektrische installatievereisten van de unit
(met inbegrip van betrouwbare aarding, lekkage en draaddiameter elektrische belasting, enz.). Als niet wordt voldaan
aan de elektrische installatievereisten van het product, is de installatie van het product verboden tot het product aan
de eisen voldoet.
Als u meerdere airconditioners gecentraliseerd installeert, controleer dan de lastverdeling van de driefasige voeding.
Voorkom dat meerdere units op dezelfde fase van de driefasige voeding worden aangesloten.
Het product moet stevig worden geïnstalleerd. Neem waar nodig versterkende maatregelen.
OPMERKING
Overgeuoreerdegassen
-Dezewarmtepompbevatgeuoreerdegassen.Raadpleegvoorspeciekeinformatieoverhetsoortgasendehoe-
veelheidhetbetreendeetiketopdeunitzelf.Denationaleregelgevinginzakegassenmoetinachtwordengenomen.
-Installatie,service,onderhoudenreparatievanditapparaatmoetenwordenuitgevoerddooreengecerticeerde
technicus.
-Hetproductdemonterenenrecyclenmoetwordenuitgevoerddooreengecerticeerdetechnicus.
- Als het systeem een lekdetectiesysteem heeft, moet het minstens om de 12 maanden op lekken worden gecon-
troleerd. Wanneer de unit wordt gecontroleerd op lekken, wordt het sterk aanbevolen om alle controles goed bij te
houden.
Apparatuur die voldoet aan IEC 61000-3-12.
05
2 ALGEMENE INLEIDING
Deze apparaten worden gebruikt voor zowel het verwarmen als het koelen van het zwembadwater. Ze kunnen de temperatuur
van het zwembadwater stabiel houden op de ingestelde temperatuur, zodat u in verschillende seizoenen comfortabel kunt
zwemmen.
Een draadgestuurde bediening wordt bij het apparaat meegeleverd.
OPMERKING
De maximale lengte van de communicatiebedrading tussen de unit en de bediening is 20 m.
Stroom- en communicatiekabels moeten apart worden aangelegd en kunnen niet in dezelfde leiding worden geplaatst. An-
ders kan dit leiden tot elektromagnetische interferenties. Stroom- en communicatiekabels mogen niet in contact komen met
de koelmiddelleiding om te voorkomen dat de hogetemperatuurleiding de kabels beschadigt.
Communicatiekabels moeten afgeschermde leidingen gebruiken.
Werkingsbereik
Werkingsbereik verwarmingsmodus Werkingsbereik koelmodus
Omgevingstemperatuur ºC
Waterinlaattemperatuur ºC
Waterinlaattemperatuur ºC
Omgevingstemperatuur ºC
Waterdrukbereik: 0,01~0,5MPa
3 ACCESSOIRES DIE BIJ HET APPARAAT WORDEN GELEVERD
Naam Vorm Hoeveelheid
Installatie- en
gebruikershandleiding (dit boek) 1
Installatie- en
gebruikershandleiding van de
draadgestuurde bediening
1
Losse verbinding 2
Afvoeraansluiting 1
Draadgestuurde bediening 1
16-20 kW model kan dit gebied aanpassen
06
4 INSTALLATIEPLAATS
WAARSCHUWING
Het apparaat bevat ontvlambaar koelmiddel en moet op een goed geventileerde plaats geïnstalleerd worden. Als de unit
binnen wordt geïnstalleerd, moet een extra koelmiddeldetectieapparaat en ventilatieapparatuur worden toegevoegd in over-
eenstemming met de norm EN378. Zorg ervoor dat u afdoende maatregelen neemt om te voorkomen dat het apparaat door
kleine dieren als schuilplaats wordt gebruikt.
Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken. Geef de klant
de opdracht om de ruimte rondom het apparaat schoon te houden.
Kies een installatielocatie waar aan de volgende voorwaarden wordt voldaan en die de goedkeuring van de klant heeft.
xPlaatsen die goed geventileerd zijn.
xPlaatsen waar het apparaat de buren niet stoort.
xVeilige plaatsen die het gewicht en de trillingen van de unit kunnen dragen en waar het apparaat waterpas kan staan.
xPlaatsen waar geen ontvlambaar gas of product kan lekken.
xDe apparatuur is niet bedoeld voor gebruik in een potentieel explosieve omgeving.
xPlaatsen waar de onderhoudsruimte goed beveiligd kan worden.
xPlaatsen waar de lengtes van de leidingen en bedrading van de units binnen het toegestane bereik vallen.
xPlaatsen waar water dat uit het apparaat lekt geen schade aan de locatie kan veroorzaken (bijv. in geval van een verstopte
afvoerbuis).
xPlaatsen waar regen zoveel mogelijk vermeden kan worden.
xInstalleer het apparaat niet op plaatsen die vaak als werkruimte worden gebruikt. Bij bepaalde werkzaamheden (bijv. malen of
slijpen) waarbij veel stof vrijkomt, moet het apparaat afgedekt worden.
xPlaats geen voorwerpen of apparatuur bovenop de unit (bovenplaat).
xKlim niet bovenop de unit en ga er ook niet op zitten of staan.
xZorg ervoor dat er voldoende voorzorgsmaatregelen worden genomen in geval van lekkage van koelmiddel volgens de rele-
vante plaatselijke wet- en regelgeving.
xInstalleer het apparaat niet in de buurt van de zee of op een plek waar corrosiegas aanwezig is.
Als u het apparaat installeert op een plaats die blootstaat aan harde wind, let dan vooral op het volgende zaken.
xHarde wind van 5 m/sec of meer die tegen de luchtuitlaat van de unit blaast, veroorzaakt kortsluiting (aanzuigen van afvoer-
lucht), en dit kan de volgende gevolgen hebben:
xVerslechtering van het operationele vermogen.
xVaak voorkomende vorstversnelling bij verwarming.
xOnderbreking van de werking door stijging van de hoge druk.
xAls er continu een harde wind op de voorkant van het apparaat blaast, kan de ventilator heel snel gaan draaien totdat hij
breekt.
4.1 Ruimtebehoefte van de locatie
≥100
500
≥1000
≥500 ≥1000
≥1500
≥500
eenheid:mm
Schokbestendi-
ge rubberen mat
Stevig
fundament
07
Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is om het apparaat te installeren.
Zet de uitlaatzijde in een rechte hoek ten opzichte van de windrichting.
Monteer de unit op het fundament van betonblokken om het afvalwater rondom het apparaat af te voeren.
Als u de unit op een frame installeert, installeer dan een waterdichte plaat aan de onderkant van het apparaat om te voorkomen dat
er water vanaf de lage kant naar binnen komt.
Als u het apparaat installeert op een plaats waar vaak sneeuw ligt, let er dan goed op dat u het fundament zo hoog mogelijk maakt.
4.2 Keuze van de locatie in koude klimaten
OPMERKING
Wanneer u het apparaat in een koud klimaat gebruikt, moet u de onderstaande instructies opvolgen.
Installeer het apparaat met de aanzuigzijde naar de muur gericht om blootstelling aan wind te voorkomen.
Installeer het apparaat nooit op een plek waar de aanzuigzijde direct aan de wind blootgesteld kan worden.
Installeer een stootplaat aan de luchtafvoerzijde van het apparaat om blootstelling aan wind te voorkomen.
In gebieden met zware sneeuwval is het erg belangrijk om een installatieplaats te kiezen waar de sneeuw geen invloed heeft
op het apparaat. Als er zijdelingse sneeuwval mogelijk is, zorg er dan voor dat de warmtewisselaarspoel niet door de sneeuw
wordt beïnvloed (bouw indien nodig een zijdelingse overkapping).
ķ
ĸ
Bouw een grote overkapping.
Maak een voetstuk.
Installeer het apparaat hoog genoeg van de grond om te
voorkomen dat het bedolven raakt onder sneeuw. (Het
voetstuk moet hoger zijn dan de grootste sneeuwhoogte
gemeten in de plaatselijke geschiedenis plus 10 cm of
meer)
4.3 Keuze van de locatie in direct zonlicht
Aangezien de buitentemperatuur gemeten wordt via de omgevingstemperatuursensor van het apparaat, moet u de unit in de scha-
duw of onder een afdak installeren om direct zonlicht te vermijden. Dit om te voorkomen dat deze wordt beïnvloed door de warmte
van de zon.
08
5 INSTALLATIEVOORZORGSMAATREGELEN
5.1 Afmetingen
Model: 70/90/120/160/200
Eenheid: mm
93 426
121 663
365 915
988
110
375
712
310
2-G1.5"
DN50
5.2 Schokdemping en bevestigingen
Controleer of de vloer waarop het apparaat wordt geïnstalleerd stevig en waterpas is en zorg ervoor dat de trillingen en het
geluid van het apparaat tot een minimum beperkt blijven.
Bouten, moeren, pakkingen, shockpads, funderingen worden niet meegeleverd. Koop deze of neem contact op met de
installateur.
5.2.1 Shockpad met bout installeren
Item Naam Specicatie Hoeveelheid
Shockpad met bout Bout: M8*20-25
Rubber: diameter 30
20-25
30
4
Moer M8 4
Pakking M8 4
09
5.2.1 Geperforeerde shockpad en bouten installeren
Item Naam Specicatie Hoeveelheid
Geperforeerde shockpad Buitendiameter 30
Binnendiameter≥10 4
Bout M8 4
Moer M8 4
Pakking M8 4
Stevig fundament B*H*L: 100*100*500 2
20-25
12
34
30
5.3 Positie van het afvoergat
31mm
Afvoergat
Afvoergat
Aansluiten op afvoerslang
Afvoeraansluiting
Om het gecondenseerde water op te vangen en centraal af te voeren, sluit u het afvoergat van het apparaat aan op de afvoer-
slang (30 mm) met behulp van de afvoeraansluiting die bij het accessoire wordt geleverd.
10
5.4 Inlaat- en uitlaatwaterleidingen
Losse verbinding
Wateruitlaat
Waterinlaat
5.5 Veldbedrading
LN
Aansluitdoos
VOEDING VAN UNIT
Raadpleeg voor de installatie
en aansluiting van de draadge-
stuurde bediening de installatie-
en gebruikershandleiding van
de draadgestuurde bediening.
Eenfasig
ZEKERING
LPS
OPMERKING
De aardlekschakelaar moet er een met een hoge snelheid van 30mA (<0,1 s) zijn.
De vermelde waarden zijn maximumwaarden (zie elektrische gegevens voor exacte waarden).
Er moet een beveiligingsschakelaar tegen lekkage worden geïnstalleerd op de voeding van de unit.
De apparatuur moet geaard zijn.
Alle externe hoogspanningsbelasting, als het metaal of een geaarde poort is, moet worden geaard.
11
Gebruik voor het aansluiten op de voedingsaansluiting de ronde aansluitklem met de isolatiebehuizing (zie afbeelding 1).
Gebruikeennetsnoerdievoldoetaandespecicatiesensluithetnetsnoerstevigaan.Omtevoorkomendathetsnoerdoorexterne
krachten wordt losgetrokken, moet u ervoor zorgen dat het goed vastzit.
De aanduiding van het netsnoertype is H05RN-F of H07RN-F.
Als u geen ronde bedradingsklem met isolatiebehuizing kunt gebruiken, zorg er dan voor dat:
Sluit geen twee netsnoeren met verschillende diameters aan op dezelfde voedingsaansluiting (kan bij loszittende draden over-
verhitting veroorzaken) (zie afbeelding 2).
:
+
Ronde aansluitklem Koperdraad
Juiste aansluitingen van de stroombedrading
Isolatiebuis
Netsnoer
Afb. 1 Afb. 2
5.6 Eis met betrekking tot de beveiliging
1. Selecteer voor elke unit de draaddiameters volgens de tabel Draad selecteren en selecteer de stroomonderbreker volgens de
MFA-waarde in de tabel Stroomonderbreker selecteren Als de MCA groter is dan 63A, moet de draaddiameter gekozen worden
volgens de nationale regelgeving inzake bedrading.
2. Voor driefasige units is de maximaal toegestane variatie in het spanningsbereik tussen de fasen 2%.
3. Selecteer stroomonderbrekers met een contactscheiding in alle polen van minimaal 3 mm voor volledige uitschakeling, waarbij
MFA wordt gebruikt om de stroomonderbrekers en aardlekschakelaars te selecteren.
Tabel Draad selecteren
Nominale stroom
van apparaat: (A)
Nominale doorsnede (mm2)
Flexibele snoeren Kabel voor vaste bedrading
≤3 0,5 en 0,75 1 tot 2,5
>3en≤6 0,75 en 1 1 tot 2,5
>6en≤10 1 en 1,5 1 tot 2,5
>10en≤16 1,5 en 2,5 1,5 tot 4
>16en≤25 2,5 en 4 2,5 tot 6
>25en≤32 4 en 6 4 tot 10
>32en≤50 6 en 10 6 tot 16
>50en≤63 10 en 16 10 tot 25
Tabel Stroomonderbreker selecteren
Model
Voeding Stroomsterkte Compressor Ventilatormotor
Spanning
(V) Hz MCA (A) TOCA (A) MFA (A) MSC (A) FLA (A) KW FLA (A)
70 220-240 50 10,5 14 16 - 6,8 0,05 0,4
90 220-240 50 11 14 16 - 9,3 0,08 0,5
120 220-240 50 12 14 16 - 10,0 0,11 0,7
160 220-240 50 18 25 32 - 16,2 0,11 0,7
200 220-240 50 23 25 32 - 22,7 0,11 0,7
OPMERKING
MCA: Minimum Circuit Amps (minimum ampère in kring) (A)
TOCA: Total Over-current Amps (totale ampère bij overstroom) (A)
MFA: Max. Fuse Amps (maximale ampère in zekering) (A)
MSC: Max. Starting Amps (maximale startampère) (A)
RLA: In nominale koel- of verwarmingstestomstandigheden, de ingangsstroomsterkte van de compressor waar MAX. Hz
ampère van nominale belasting kan inzetten. (A)
kW: Nominaal motorvermogen
FLA: Full Load Amps (ampère bij volle belasting) (A)
12
6 TYPISCHE TOEPASSINGEN
Wateruitlaat
Waterinlaat
Chlorinator-cel
Waterpomp
Klep
Watervoorziening
Zandlter
(ofeenanderlter)
Zwem-
bad
Installatie-items:
Alle items behalve de warmtepomp in de illustratie worden niet meegeleverd. Schaf deze aan of neem contact op met de installateur.
OPMERKING
Volg deze stappen bij het eerste gebruik
1. Open de klep en vul met water.
2. Zorg ervoor dat de pomp en de waterinlaatleiding met water gevuld zijn.
3. Sluit de klep en start de unit.
Opgelet: De waterinlaatleiding moet hoger liggen dan het zwembadoppervlak.
Het schema dient alleen ter referentie. Controleer het etiket van de waterinlaat/uitlaat op de warmtepomp tijdens de installatie.
7 OVERZICHT VAN DE UNIT
7.1 Koelmiddelcyclus
4
8
9
14
17
12
10
11 13
19
18
15
16
7
5
6
3
2
1
Koelen
Verwarmen
Wateruitlaat
Waterinlaat
13
Item Omschrijving Item Omschrijving
1 Compressor 11 Elektronische expansieklep
2 Perstemperatuursensor 12 Filter
3 Hogedrukschakelaar 13 Filter
4 Aanzuigtemperatuursensor 14 Titanium warmtewisselaar
5 Lagedrukschakelaar 15 Temperatuursensor voor gaskoelmiddel
6 Vierwegs klep 16 Temperatuursensor voor vloeibaar koelmiddel
7 Fin-coil warmtewisselaar 17 Temperatuursensor van de wateruitlaat
8 Buitentemperatuursensor 18 Temperatuursensor van de waterinlaat
9 Temperatuursensor van de spoel 19 Waterstroomschakelaar
10 DC-ventilator
7.2 Hoofdcomponenten
Ventilatorblad Ventilatormotor
Omvormeraandrijving
Hoofdprintplaat
Titanium warmtewisselaar
Compressor
14
Vierwegsklep
Elektronische expansieklep
Stroomschakelaar
7.3 Omvormeraandrijving
123
CN32
CN2
CN13
CN10
CN1
4
5
86
7
Code Montage-unit Code Montage-unit
1 Aansluitpoort U compressor 5 Poort voor communicatie met hoofdprintplaat (CN10)
2 Aansluitpoort V compressor 6 Ingangspoort L voor gelijkrichterbrug (CN1)
3 Aansluitpoort W compressor 7 Ingangspoort N voor gelijkrichterbrug (CN2)
4 Poort voor ventilator (CN32) 8 Voedingspoort naar hoofdprintplaat (CN13)
15
7.4 Hoofdprintplaat
16
37
28
30
29
31
18
1920
21
26
23 22
24
25
27
35
34
33
36
12
17
34 5
14
15
10
11
12
13
67 8 9
POWER-I
POWER-I
OUT1
OUT1
H-SEN
H-SEN
P E Q
P E Q
COMM
COMM
S6
S6
32
S6
S6
on/off
FS
CN16
AC 12VTRANS OUT
CN28 CN29CN19
X Y E
T9O
CN9
T9I
CN8
EEV3/SG EVU
CN23
T2
T2B
TWin
TWout
CN10
Code Montage-unit Code Montage-unit
1Ingangsvermogenspoort vanaf de hoofdprintplaat
(CN1) 20 Poort voor communicatie met draadgestuurde bediening
AB (CN29)
2Poort voor communicatie met de omvormermodule
(CN43) 21 Poort voor transformatoruitgang (CN28)
3 Poort voor externe stroomschakelaar (CN15) 22 Gereserveerd (CN19)
4 Poort voor stroomschakelaar (CN16) 23 Gereserveerd (CN42)
5 Poort voor hogedrukschakelaar (CN18) 24 Gereserveerd (CN41)
6 Poort voor lagedrukschakelaar (CN17) 25 Poort voor transformatoringang (CN40)
7 Poort voor hogedruksensor (CN3) (Gereserveerd) 26 Gereserveerd (CN38)
8Poort voor TL-temperatuursensor (CN7)
(Gereserveerd) 27 Gereserveerd (CN37)
9 Poort voor TH-temperatuursensor (CN5) 28 Poort voor vierwegsklep (CN36)
10 Poort voor TP-temperatuursensor (CN4) 29 Poort voor plaatverwarming (CN35)
11 Poort voor T2, T2B, TW-in, TW-out
temperatuursensor (CN10) 30 Poort voor POMP (CN39)
12 temperatuursensor (CN9) (Gereserveerd) 31 Digitaal display (DSP1)
13 temperatuursensor (CN8) (Gereserveerd) 32 DIP-schakelaar S5
14 Poort voor T3, T4-temperatuursensor (CN6) 33 DIP-schakelaar S6
15 Poort voor EEV3/SG EVU (CN23) 34 DIP-schakelaar S1
16 Poort voor elektrisch expansieklep 1 (CN33) 35 Poort voor geforceerde koeling (SW1)
17 Poort voor communicatie met ampmeter (CN22)
(Gereserveerd) 36 Poort voor puntcontrole (SW2)
18 Poort voor communicatie met buitenunit (CN20)
(Gereserveerd) 37 DiP-schakelaar S7 (Gereserveerd)
19 Poort voor communicatie met draadgestuurde
bediening PQE (CN11)
16
7.5 Aansluiting van optionele functie
1) Voor slimme netwerken:
De unit heeft een intelligente netfunctie. Er zijn twee poorten
op de printplaat om SG-signaal en EVU-signaal als volgt
aan te sluiten:
6* (98
T0 Hoofd-
printplaat
SG
XT2
EVU
SMART GRID
1) SG=ON, EVU=ON.
Als de warmtepomp in de verwarmingsmodus staat:
●Dewarmtepompschakeltautomatischdeboostfunctiein.
2) SG=OFF, EVU=ON.
Als de warmtepomp in de verwarmingsmodus staat:
●Dewarmtepompschakeltautomatischdeboostfunctiein.
3) SG=ON, EVU=OFF.
Het apparaat werkt normaal.
4) SG=OFF, EVU=OFF.
De maximale draaiuren van de compressor overschrijden de
parameter SMART GRID RUNNING TIME (looptijd slimme
netwerken) niet
De beginwaarde van SMART GRID RUNNING TIME is 2,
bereik 0-255.
2) Voor buitenpomp: 3) Voor schakelaar op afstand
7531 A1
A2
2468
/ 1
Bedradingsformaat (mm2)≥0,75
Voeding
Waterpomp afstandsschakelaar=gesloten, warmtepomp=OFF
afstandsschakelaar=geopend, warmtepomp=ON
on/o
XT3
T0 Hoofd-
printplaat
17
8 INGEBRUIKNAME EN CONFIGURATIE
Deunitmoetdoordeinstallateurgecongureerdwordeninovereenstemmingmetdeinstallatieomgeving(buitenklimaat,geïnstal-
leerde opties, enz.) en de expertise van de gebruiker.
ATTENTIE
Het is belangrijk dat alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens door de installateur wordt gelezen en dat het
systeemwordtgecongureerdzoalsvantoepassing.
8.1 Eerste ingebruikname bij een lage buitentemperatuur
Als bij de eerste ingebruikname de watertemperatuur laag is, is het belangrijk dat het water geleidelijk wordt verwarmd.
8.2 Controles vóór gebruik
Controles vóór de eerste ingebruikname
GEVAAR
Schakel de voeding uit voordat u aansluitingen maakt.
Controleer na de installatie van het apparaat het volgende voordat u de stroomonderbreker inschakelt:
Veldbedrading: Zorg ervoor dat de veldbedrading tussen het lokale voedingspaneel en de unit en kleppen (indien van
toepassing) zijn aangesloten volgens de schakelschema’s en de lokale wet- en regelgeving.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingsapparaten Controleer of de zekeringen of lokaal geïnstalleerde
beveiligingsapparaten van de grootte en het type zijn zoals aangegeven onder “TECHNISCHE SPECIFICATIES".
Controleer of er geen zekeringen of beveiligingen zijn omgeleid.
Aarding: Zorg ervoor dat de aardingsdraden goed zijn aangesloten en dat de aarddraden goed vastzitten.
Interne bedrading: Controleer de schakelkast visueel op losse verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen.
Montage: Controleer of het apparaat goed gemonteerd is, om abnormale geluiden en trillingen bij het opstarten te
voorkomen.
Beschadigde apparatuur: Controleer de binnenkant van het apparaat op beschadigde onderdelen of ingeklemde
leidingen.
Koelmiddellekkage: Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekkage. Als er koelmiddel lekt, neem dan
contact op met uw plaatselijke dealer.
Voedingsspanning: Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning moet overeenkomen
met de spanning op het typeplaatje van de unit.
Afsluitkleppen: Zorg ervoor dat de afsluiters volledig open staan.
8.3 Storingsdiagnose bij de eerste installatie
Als er niets op de gebruikersinterface wordt weergegeven, moet u controleren op een van de volgende afwijkingen voordat u een
diagnose van mogelijke foutcodes stelt.
- Ontkoppeling of bedradingsfout (tussen voeding en unit en tussen unit en gebruikersinterface).
- De zekering op de printplaat kan kapot zijn.
Als de gebruikersinterface "E8" of "E0" als foutcode weergeeft, is het mogelijk dat er lucht in het systeem zit, of dat het waterni-
veau in het systeem lager is dan het vereiste minimum.
Als de foutcode E2 wordt weergegeven op de gebruikersinterface, controleer dan de bedrading tussen de gebruikersinterface en
het apparaat.
Meer foutcodes en storingsoorzaken vindt u in 12 "Foutcodes".
18
9 EINDCONTROLE EN PROEFDRAAIEN
De installateur is verplicht om de correcte werking van het apparaat na de installatie te controleren
Eindcontroles
Lees de volgende aanbevelingen voordat u het apparaat inschakelt:
Wanneer de installatie en parameterinstelling voltooid zijn, moet u al het plaatwerk van het apparaat goed afdekken.
Het apparaat moet worden onderhouden door vakmensen
10 ONDERHOUD EN REPARATIE
Om een optimale beschikbaarheid van de unit te garanderen, moeten er regelmatig een aantal controles en inspecties van het
apparaat en de veldbedrading worden uitgevoerd
Dit onderhoud moet door uw plaatselijke technicus worden uitgevoerd.
GEVAAR
Voordat u onderhoud of reparaties uitvoert, moet u de stroomvoorziening op het voedingspaneel uitschakelen.
Raak gedurende 10 minuten nadat de voeding is uitgeschakeld geen spanningvoerende delen aan.
De carterverwarmer van de compressor kan zelfs in stand-by werken.
Houd er rekening mee dat sommige delen van de elektrische onderdelenkast heet zijn.
Verbied dat geleidende onderdelen worden aangeraakt.
Verbied dat de unit wordt afgespoeld. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Verbied dat de unit onbeheerd achter wordt gelaten wanneer het servicepaneel verwijderd is.
Koelmiddeladditief :
- Elke unit is in de fabriek voorzien van voldoende koelmiddel. Vul koelmiddel niet bij en ververs het evenmin. Als u koel-
middel moet bijvullen vanwege lekkage, neem dan contact op met de monteur of dealer.
Wijzig de systeemparameters niet voordat u de technicus hebt geraadpleegd.
Zorg ervoor dat de waterwegen schoon zijn en voorkom vuil en verstopping.
Gebruik de door het bedrijf geleverde of aanbevolen onderdelen, gebruik geen onderdelen die niet geschikt zijn.
Dichtheidstest 4,3 Mpa
10.1 Routinematig onderhoud
Devolgendecontrolesmoetenminstenséénkeerperjaardooreengekwaliceerdpersoonwordenuitgevoerd.
Inspecteer en reinig het apparaat grondig.
Waterlter
- Reinig het waterleidingstelsel.
-Reinighetwaterlter.
- Controleer de waterpomp, regelklep en andere waterleidingapparatuur.
Schakelkast van de unit
- Voer een grondige visuele inspectie van de schakelkast uit en zoek naar duidelijke defecten zoals losse aansluitingen of
defecte bedrading.
- Controleer de werking van de schakelaars met een ohm-meter. Alle contacten van deze schakelaars moeten in de open
stand staan.
Antivriesbeveiliging voor in de winter
- Als de unit 's winters niet gebruikt wordt, verwijder dan de wateraansluitingen van de in- en uitlaat en laat het water uit
de unit lopen.
19
10.2 Opmerkingen voor onderhoud en reparatie
10.2.1 Bovenpaneel verwijderen
Aansluitdoos
M4 schroef*2
Draai deze 2
schroeven los voordat
u het bovenpaneel
verwijdert
10.2.2 Titanium warmtewisselaar vervangen
De titanium warmtewisselaar kan alleen verwijderd
en geïnstalleerd worden door de koperen buis aan de
bovenkant los te maken (gebruik een lasbrander).
WAARSCHUWING
Repareer of vervang warmtewisselaars niet door
de moeren los te draaien. Dit beschadigt het af-
dichtingsoppervlak van de moer en veroorzaakt
koelmiddellekkage.
20
10.2.3 Omvormeraandrijving vervangen
Verwijder indien nodig
de aansluitdraden van
de printplaat van de fre-
quentieregelaar voordat
u deze eruit haalt
12
34
56
21
11 FOUTOPSPORING
Foutcode
Nr. Display Storing of bescherming
1 bA Omgevingstemperatuursensor (T4) buiten bedrijfsbereik
2 C7 Hoge-temperatuurbeveiliging van de omvormermodule
3 E0 Storing waterstroom (na 3 keer E8)
4 E2 Communicatiestoring tussen bediening en hoofdprintplaat
5 E3 Storing totale uitlaatwatertemperatuursensor (T1)
6 E5 Storing temperatuursensor luchtzijdige warmtewisselaar (T3)
7 E6 Storing in de omgevingstemperatuursensor (T4)
8 E8 Storing waterdebiet
9 E9 Storing aanzuigtemperatuursensor (Th)
10 EA Storing perstemperatuursensor (Tp)
11 Ed Storing inlaatwatertemperatuursensor (Tw_in)
12 EE Storing EEprom
13 F1 DC-bus laagspanningsbeveiliging
14 F6 EXV1 fout
15 H1 Communicatiestoring tussen hoofdprintplaat en omvormerkaart
16 H2 Storing temperatuursensor (T2) voor vloeibaar koelmiddel
17 H3 Storing temperatuursensor (T2B) voor gaskoelmiddel
18 H4 Drie keer L0-bescherming
19 H6 De DC-ventilator werkt niet goed
20 H7 Spanningsbeveiliging
21 H8 Storing HP-druksensor
22 HA Storing uitlaatwatertemperatuursensor (Tw_out)
23 Hb Drie keer PP-bescherming en Tw_out onder 7 °C
24 HF Storing omvormermodule EEprom
25 HH 10 keer H6 in 2 uur
26 HP Lagedrukbeveiliging in koelmodus
27 P0 Beveiliging lagedrukschakelaar
28 P1 Beveiliging hogedrukschakelaar
29 P3 Compressoroverstroombeveiliging
30 P4 Bescherming tegen te hoge afvoertemperatuur compressor
31 P5 Bescherming tegen |Tw_out-Tw_in| te hoge waarde
32 Pb Antivriesmodus
33 PP Abnormale bescherming |Tw_out-Tw_in|
34 Pd Bescherming tegen hoge temperatuur van de temperatuur van de luchtzijdige warmtewisselaar (T3)
35 L0 Bescherming van de omvormer of compressor
36 L1 DC-bus laagspanningsbeveiliging
37 L2 DC-bus hoogspanningsbeveiliging
38 L3 Huidige bemonsteringsfout van PFC-circuit
39 L4 Bescherming tegen roterende overtrek
40 L5 Nulsnelheidsbeveiliging
41 L7 Faseverliesbeveiliging van compressor
22
Veel voorkomende storingen/beveiligingen en oplossingen in de verwarmingsmodus
Nr. Foutcode Storing / bescherming Oplossingen
1 E2 Communicatiefout
1. Start het apparaat opnieuw op.
2. Schakel het apparaat uit, haal de stekker uit het stopcontact en sluit de kabel
van het scherm aan en schakel het apparaat vervolgens weer in.
3. Als alle bovenstaande controles in orde zijn en de fout aanhoudt, neem dan
contact op met de installateur of verkoper.
2 E8 Beveiliging waterde-
biet
1. Controleer of de waterpomp goed werkt.
2. Controleer of er geen water stroomt of dat het debiet te laag is.
3. Als alle bovenstaande controles in orde zijn en de fout aanhoudt, neem dan
contact op met de installateur of verkoper.
3 P5
Het temperatuurver-
schil tussen inlaat en
uitlaat is te groot
1. Controleer of de waterpomp goed werkt.
2. Controleer of er geen water stroomt of dat het debiet te laag is.
3. Als alle bovenstaande controles in orde zijn en de fout aanhoudt, neem dan
contact op met de installateur of verkoper.
4 bA
Omgevingstempera-
tuur buiten bedrijfsbe-
reik
1. Controleer of de omgevingstemperatuur lager is dan het bedrijfsbereik van het
apparaat.
2. Controleer of de warmtewisselaar met lamellen en de luchtuitlaat van het
apparaat geblokkeerd zijn door vuil.
3. Controleer of de omgevingstemperatuursonde los zit of aan de lamel is
bevestigd.
4. Als alle bovenstaande controles in orde zijn en de fout aanhoudt, neem dan
contact op met de installateur of verkoper.
5 P1 Hogedrukbeveiliging
1. Controleer of de waterpomp goed werkt.
2. Controleer of er geen water stroomt of dat het debiet te laag is.
3. Als alle bovenstaande controles in orde zijn en de fout aanhoudt, neem dan
contact op met de installateur of verkoper.
6 P0 Lagedrukbeveiliging
1. Controleer of de ventilator goed draait.
2. Controleer of de warmtewisselaar met lamellen en de luchtuitlaat van het
apparaat geblokkeerd zijn door vuil.
3. Als alle bovenstaande controles in orde zijn en de fout aanhoudt, neem dan
contact op met de installateur of verkoper.
23
12 TECHNISCHE SPECIFICATIES
Model 70 90 120 160 200
Voeding 220-240V~ 50Hz
Boostverwarmingsvermo-
gen* kW 10,30 12,80 14,50 18,70 21,80
Boost COP* 6,60 6,00 6,35 5,10 4,40
Verwarmingsvermogen* kW 7,16 9,15 12,50 16,00 18,80
COP* 7,50 6,80 7,00 6,00 5,20
Boostverwarmingsvermo-
gen** kW 7,30 9,30 10,50 15,00 17,00
Boost COP** 4,69 4,45 4,60 3,80 3,60
Verwarmingsvermogen** kW 5,30 6,80 9,12 12,80 14,50
COP** 5,10 4,90 5,05 4,5 4,20
Koelvermogen kW 4,50 5,20 7,00 7,80 8,60
EER 4,00 3,35 4,00 3,00 2,60
Geluidsdrukniveau (1m) dB(A) 41 43 49 50 54
Geluidsdrukniveau in stille
modus (1m) dB(A) 39 39 40 41 43
Waterdebiet m³/u 3,1 3,9 5,4 6,9 8,3
Waterdrukval kPa 4,6 7,3 13,8 23,0 33,0
Verwarmingsconditie*omgevingstemp. DB27 °C, WB24.3 °C; wateruitlaattemp. 28 °C
Verwarmingsconditie**omgevingstemp. DB15 °C, WB12 °C; wateruitlaattemp.28 °C
Koelconditieomgevingstemp. DB35 °C, WB24 °C; wateruitlaattemp.28 °C
Geluidsdruktestconditieomgevingstemp. DB27 °C, WB24.3 °C; wateruitlaattemp. 28 °C
Opmerking: De gegevens in de prestatietabel zijn alleen ter referentie, de exacte gegevens staan op het typeplaatje.
24
13 INFORMATIE ONDERHOUD
1) Controles in de ruimte
Voordat er aan systemen met ontvlambare koelmiddelen wordt gewerkt, zijn veiligheidscontroles nodig om ervoor te zorgen dat het
ontstekingsgevaar tot een minimum wordt beperkt. Voor reparatie aan het koelsysteem moeten de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht worden genomen voordat werkzaamheden aan het systeem worden uitgevoerd.
2) Werkprocedure
De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd volgens een gecontroleerde procedure om het risico op de aanwezigheid van ont-
vlambare gassen of dampen tijdens de werkzaamheden tot een minimum te beperken.
3) Algemene werkruimte
Alle onderhoudsmedewerkers en anderen die in de omgeving werken, moeten worden geïnstrueerd over de aard van het werk dat
wordt uitgevoerd. Werk in afgesloten ruimtes moet worden vermeden. Het gebied rond de werkruimte moet worden afgescheiden.
Zorg ervoor dat de omstandigheden in de ruimte veilig zijn gemaakt door brandbaar materiaal onder controle te houden.
4) Controle op aanwezigheid van koelmiddel
De ruimte moet voor en tijdens het werk worden gecontroleerd met een geschikte koelmiddeldetector om er zeker van te zijn dat
de technicus op de hoogte is van mogelijk ontvlambare atmosferen. Zorg ervoor dat de gebruikte lekdetectiesystemen geschikt zijn
voor gebruik met ontvlambare koelmiddelen, d.w.z. geen vonken, voldoende afgedicht of intrinsiek veilig.
5) Aanwezigheid van brandblussers
Als er met hitte wordt gewerkt aan het koelsysteem of de bijbehorende onderdelen, moet er geschikte brandblusapparatuur beschik-
baar zijn. Zorg dat er een droge brandblusser of CO2-brandblusser naast de vulruimte aanwezig is.
6) Geen ontstekingsbronnen
Niemand die werkzaamheden aan een koelsysteem uitvoert waarbij leidingen worden blootgelegd die ontvlambaar koelmiddel be-
vatten of hebben gehad, mag ontstekingsbronnen op zodanige wijze gebruiken dat dit kan leiden tot brand- of explosiegevaar.
Alle mogelijke ontstekingsbronnen, inclusief het roken van sigaretten, moeten op voldoende afstand van de plaats van installatie,
reparatie, verwijdering en afvoer worden gehouden, waarbij brandbaar koelmiddel mogelijk in de omringende ruimte kan vrijkomen.
Voordat u aan het werk gaat, moet het gebied rond de apparatuur worden geïnspecteerd om er zeker van te zijn dat er geen brand-
bare gevaren of ontstekingsrisico's zijn. Er moeten NIET ROKEN-borden worden geplaatst.
7) Geventileerde ruimte
Zorg ervoor dat de ruimte zich in de open lucht bevindt en dat er voldoende ventilatie is voordat u het systeem open breekt of met
hitte werkt.
Gedurende de periode dat de werkzaamheden worden uitgevoerd, moet er een zekere mate van ventilatie blijven bestaan. De venti-
latie moet vrijkomend koelmiddel veilig afvoeren en bij voorkeur naar buiten afvoeren.
8) Controles van het koelsysteem
Alselektrischeonderdelenwordenvervangen,moetenzegeschiktzijnvoorhetdoelenvoldoendejuistespecicatie.Teallentijde
moeten de onderhouds- en servicerichtlijnen van de fabrikant worden gevolgd. Raadpleeg bij twijfel de technische afdeling van de
fabrikant voor hulp. De volgende controles moeten worden toegepast op installaties die ontvlambare koelmiddelen gebruiken.
9) Controles aan elektrische apparaten
Reparatie en onderhoud aan elektrische componenten moeten eerst veiligheidscontroles ondergaan en de componenten ervan
moeten worden geïnspecteerd. Als er een storing is die de veiligheid in gevaar kan brengen, mag er geen elektrische voeding op
het circuit worden aangesloten totdat de storing naar behoren is verholpen. Als de storing niet onmiddellijk kan worden verholpen,
maar het bedrijf wel moet worden voortgezet, moet een adequate tijdelijke oplossing worden gebruikt. Dit moet worden gemeld aan
de eigenaar van de apparatuur zodat alle partijen op de hoogte zijn.
De eerste veiligheidscontroles omvatten:
De vulgrootte is in overeenstemming met de grootte van de ruimte waarin de koelmiddelhoudende onderdelen worden geïnstalleerd.
De ventilatiemachines en -uitlaten werken naar behoren en zijn niet geblokkeerd of verstopt.
Als een indirect koelcircuit wordt gebruikt, moeten de secundaire circuits worden gecontroleerd op de aanwezigheid van koelmiddel;
de markering op de apparatuur moet zichtbaar en leesbaar blijven.
Onleesbare markeringen en borden moeten worden gecorrigeerd.
Koelleidingenofcomponentenwordengeïnstalleerdopeenplaatswaarzewaarschijnlijknietzullenwordenblootgesteldaanstoen
die koelmiddel bevattende componenten kunnen corroderen, tenzij de componenten zijn gemaakt van materialen die inherent be-
stand zijn tegen corrosie of afdoende zijn beschermd tegen corrosie.
Dat condensatoren worden ontladen: dit moet op een veilige manier gebeuren om de kans op vonken te vermijden.
Dat er geen elektrische componenten en bedrading onder spanning staan tijdens het vullen, herstellen of doorspoelen van het sys-
teem.
Dat er continuïteit is in de aardverbinding.
10) Reparaties aan afgedichte onderdelen
Zorg ervoor dat het systeem stevig gemonteerd is.
Zorg ervoor dat afdichtingen of afdichtingsmaterialen niet zodanig zijn aangetast dat ze niet langer het binnendringen van
ontvlambareatmosferenkunnenvoorkomen.Vervangendeonderdelenmoeteninovereenstemmingzijnmetdespecicatiesvan
de fabrikant.
25
11) Reparatie van intrinsiek veilige componenten
Breng geen permanente inductieve of capacitieve belastingen aan op het circuit zonder ervoor te zorgen dat dit de toegestane span-
ning en stroom voor het gebruikte systeem niet overschrijdt. Intrinsiek veilige componenten zijn de enige soorten waaraan gewerkt
kan worden terwijl er een ontvlambare atmosfeer aanwezig is. De testapparatuur moet de juiste nominale waarde hebben. Vervang
componentenalleendooronderdelendiedoordefabrikantzijngespeciceerd.Andereonderdelenkunnenleidentotdeontbranding
van koelmiddel in de atmosfeer als gevolg van een lek.
12) Bekabeling
Controleer of de bekabeling niet onderhevig is aan slijtage, corrosie, overmatige druk, trillingen, scherpe randen of andere nadelige
milieu-eecten.Bijdecontrolemoetookrekeningwordengehoudenmetdeeectenvanverouderingofvoortdurendetrillingenvan
bronnen zoals compressoren of ventilatoren.
13) Detectie van ontvlambare koelmiddelen
In geen geval mogen potentiële ontstekingsbronnen worden gebruikt bij het zoeken naar of opsporen van lekken van koelmiddel. Er
mag geen halogeenbrander (of een andere detector die gebruik maakt van een open vlam) worden gebruikt.
14) Lekdetectiemethoden
De volgende methoden voor het detecteren van lekken worden aanvaardbaar geacht voor systemen met ontvlambare koelmiddelen.
Er worden elektronische lekdetectoren gebruikt om ontvlambare koelmiddelen op te sporen, maar de gevoeligheid is mogelijk on-
voldoende of moet opnieuw worden gekalibreerd (detectiesystemen worden gekalibreerd in een koelmiddelvrije ruimte). Zorg ervoor
dat de detector geen potentiële ontstekingsbron is en geschikt is voor het koelmiddel. Lekdetectieapparatuur wordt ingesteld op een
percentage van de LFL van het koelmiddel en wordt gekalibreerd op het gebruikte koelmiddel en het juiste percentage gas (maxi-
maal25%)wordtbevestigd.Lekdetectievloeistoenzijngeschiktvoorgebruikmetdemeestekoelmiddelen,maarhetgebruikvan
chloorhoudende reinigingsmiddelen moet worden vermeden omdat chloor kan reageren met het koelmiddel en de koperen leidingen
kan aantasten. Als er wordt vermoed dat er een lek is, moeten alle open vlammen worden verwijderd of gedoofd. Als er een lek in
het koelsysteem wordt gevonden dat solderen met messing vereist, moet al het koelmiddel uit het systeem worden teruggewonnen
of worden geïsoleerd (door middel van afsluiters) in een deel van het systeem dat ver van het lek is verwijderd. Zuurstofvrije stikstof
(OFN) moet dan door het systeem worden gespoeld zowel voor als tijdens het soldeerproces.
15) Verwijdering en evacuatie
Bij het openbreken van het koelmiddelcircuit om reparaties uit te voeren of voor andere doeleinden, moeten conventionele procedu-
res worden gebruikt. Het is echter belangrijk dat de beste praktijken worden gevolgd, aangezien ontvlambaarheid van belang is. De
volgende procedure is van toepassing:
Koelmiddel verwijderen;
Het circuit doorspoelen met inert gas;
Evacueren;
Opnieuw met inert gas spoelen;
Het circuit opensnijden of solderen.
Hetgebruikvansiliconenkitkandedoeltreendheidvansommigesoortenlekdetectieapparatuurbelemmeren.Intrinsiekveilige
componenten hoeven niet te worden geïsoleerd voordat eraan wordt gewerkt.
OPMERKING
De vulling met koelmiddel wordt teruggewonnen in de juiste terugwinningscilinders. Het systeem moet worden doorgespoeld met
OFN om de unit veilig te maken. Dit proces moet mogelijk meerdere keren worden herhaald.
Voor deze taak mag geen perslucht of zuurstof worden gebruikt.
Het spoelen moet worden gebeuren door het vacuüm in het systeem te verbreken met OFN en te blijven vullen tot de werkdruk is
bereikt. Vervolgens moet het worden ontlucht naar de atmosfeer en ten slotte vacuüm worden getrokken. Dit proces wordt herhaald
totdat er zich geen koelmiddel meer in het systeem bevindt.
Wanneer de laatste OFN-vulling is gebruikt, moet het systeem worden ontlucht tot de atmosferische druk, zodat werkzaamheden
kunnen plaatsvinden.
Deze handeling is absoluut noodzakelijk als de leidingen met messing moeten worden gesoldeerd.
Zorg ervoor dat de uitlaat van de vacuümpomp niet in de buurt is van ontstekingsbronnen en dat er ventilatie is.
16) Vulprocedures
Naast de conventionele vulprocedures moeten de volgende voorschriften worden gevolgd:
Zorg ervoor dat er geen verontreiniging van verschillende koelmiddelen optreedt bij het gebruik van vulsystemen. Slangen en leidin-
gen moeten zo kort mogelijk zijn om de hoeveelheid koelmiddel die erin zit tot een minimum te beperken.
Cilinders moeten rechtop worden gehouden.
Zorg ervoor dat het koelsysteem is geaard voordat er koelmiddel in het systeem wordt geladen.
Etiketteer het systeem wanneer het vullen voltooid is (als dat nog niet gebeurd is).
Uiterste voorzichtigheid is geboden om het koelsysteem niet te vol te laten lopen.
Voordat het systeem wordt bijgevuld, moet het onder druk worden getest met OFN. Het systeem moet een lektest ondergaan nadat
het gevuld is, maar vóór de inbedrijfstelling. Voordat de locatie wordt verlaten, moet een vervolglektest worden uitgevoerd.
26
17) Ontmanteling
Voordat deze procedure wordt uitgevoerd, is het belangrijk dat de technicus volledig vertrouwd is met het systeem en alle details.
Aanbevolen wordt om alle koelmiddelen volgens goede praktijken veilig terug te winnen. Voordat de taak wordt uitgevoerd, wordt
een olie- en koelmiddelmonster genomen.
Indien analyse vereist is voorafgaand aan hergebruik van teruggewonnen koelmiddel. Het is belangrijk dat er elektrische stroom
beschikbaar is voordat de werkzaamheden worden gestart.
a) Raak vertrouwd met het systeem en de werking ervan.
b) Isoleer het systeem elektrisch
c) Voordat u de procedure uitvoert, moet u voor het onderstaande zorgen:
Indien nodig zijn er middelen voor hantering beschikbaar zodat de koelmiddelcilinders kunnen worden gehanteerd.
Alle persoonlijke beschermingsmiddelen zijn aanwezig en worden correct gebruikt.
Het terugwinningsproces staat te allen tijde onder toezicht van een bevoegd persoon.
Het terugwinningssysteem en de cilinders voldoen aan de juiste normen.
d) Pomp indien mogelijk het koelsysteem leeg.
e) Als vacuüm niet mogelijk is, maak dan een verdeelstuk zodat koelmiddel uit verschillende delen vna het systeem kan worden
verwijderd.
f) Zorg ervoor dat de cilinder op de weegschaal ligt voordat de terugwinning plaatsvindt.
g) Start de terugwinningsmachine en gebruik deze volgens de instructies van de fabrikant.
h) Vul cilinders niet te vol. (Niet meer dan 80% volume vloeibare lading).
i) Overschrijd de maximale werkdruk van de cilinder niet, zelfs niet tijdelijk.
j) Als de cilinders correct zijn gevuld en het proces is voltooid, zorg er dan voor dat de cilinders en de apparatuur onmiddellijk van de
locatie worden verwijderd en dat alle afsluiters op het systeem worden afgesloten.
k) Teruggewonnen koelmiddel mag niet in een ander koelsysteem worden geladen tenzij het is gereinigd en gecontroleerd.
18) Etikettering
Apparatuur wordt voorzien van een etiket waarop staat dat deze buiten bedrijf is gesteld en ontdaan is van koelmiddel. Het etiket
moet worden gedateerd en ondertekend. Zorg ervoor dat er etiketten op het systeem zitten waarop staat dat de apparatuur ontvlam-
baar koelmiddel bevat.
19) Herstel
Bij het verwijderen van koelmiddel uit een systeem, voor onderhoud of buitenbedrijfstelling, wordt aanbevolen dat alle koelmiddelen
veilig worden verwijderd.
Zorg ervoor dat bij het overbrengen van koelmiddel naar cilinders alleen geschikte koelmiddelterugwinningscilinders worden ge-
bruikt. Zorg dat het juiste aantal cilinders voor de totale systeemlading beschikbaar is. Alle te gebruiken cilinders zijn bestemd voor
het teruggewonnen koelmiddel en geëtiketteerd voor dat koelmiddel (d.w.z. speciale cilinders voor de terugwinning van koelmiddel).
Cilinders moeten compleet zijn met overdrukklep en bijbehorende afsluiters en deze moeten in goede staat verkeren.
Lege terugwinningscilinders worden geëvacueerd en indien mogelijk gekoeld voordat ze worden teruggewonnen.
Het terugwinningssysteem moet in goede staat verkeren. Er moet een set instructies over het systeem voorhanden zijn. Daarnaast
moet het geschikt zijn voor de terugwinning van ontvlambare koelmiddelen. Verder moet er een set geijkte weegschalen beschik-
baar zijn die in goede staat verkeren.
Slangen moeten compleet zijn met lekvrije koppelingen en in goede staat verkeren. Controleer voordat u het terugwinningsapparaat
gebruikt of het naar behoren werkt, of het goed onderhouden is en of alle bijbehorende elektrische componenten afgedicht zijn om
te voorkomen dat bij het vrijkomen van koelmiddel deze ontbrandt. Vraag bij twijfel de fabrikant.
Het teruggewonnen koelmiddel moet worden teruggegeven aan de koelmiddelleverancier in de juiste terugwinningscilinder. Verder
moeten de relevante gegevens van de afvaloverslag worden geregeld. Meng geen koelmiddelen in terugwinningsunits en vooral niet
in cilinders.
Als compressoren of compressoroliën moeten worden verwijderd, zorg er dan voor dat ze tot een aanvaardbaar niveau zijn geëva-
cueerd om er zeker van te zijn dat er geen brandbaar koelmiddel in het smeermiddel achterblijft. Het evacuatieproces moet worden
uitgevoerd voordat de compressor opnieuw wordt ingeleverd bij de leveranciers. Er mag alleen elektrische verwarming van het
compressorhuis worden gebruikt om dit proces te versnellen. Wanneer olie uit een systeem wordt afgetapt, moet dit op een veilige
manier gebeuren.
20) Transport, markering en opslag van de units
Transport van apparatuur met ontvlambare koelmiddelen conform de vervoersvoorschriften.
Markering van apparatuur met borden in overeenstemming met de plaatselijke regelgeving.
Verwijdering van apparatuur met ontvlambare koelmiddelen conform de nationale regelgeving.
Opslag van apparatuur/apparaten.
De opslag van apparatuur moet in overeenstemming zijn met de instructies van de fabrikant.
Opslag van verpakte (onverkochte) apparatuur.
De bescherming van de opslagverpakking moet zodanig zijn dat mechanische schade aan de apparatuur in de verpakking geen
lekkage van de koelmiddellading veroorzakt.
Het maximale aantal apparaten dat samen mag worden opgeslagen, wordt bepaald door de plaatselijke voorschriften.
NOTE:
16125300003159 V.C
16125300003159 V.D
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Kaysun Swimming Pool HP KSWP Handleiding

Type
Handleiding