99
NL
4.3 Controle en Aansluiting op het Elektriciteitsnet
ATTENTIE
• Laat door een Gespecialiseerd Technicus controleren of de elektriciteitstoevoer van uw installatie
overeenkomt met de gegevens op het identicatieplaatje (7) dat zich op de waterreiniger bevindt. Met
name de voedingsspanning mag niet meer dan ± 5 % afwijken van de op het plaatje vermelde waarde.
• De aansluiting op het elektriciteitsnet moet door een Gespecialiseerd Elektricien tot stand worden
gebracht, in overeenkomst met de IEC 364 norm of gelijkaardige normen die van kracht zijn in het land van
gebruik. Met name het stopcontact waarop de waterreiniger wordt aangesloten moet worden uitgerust met
een aardegeleider, een adequate zekering (de waarde daarvan staat op het identicatieplaatje en in de tabel
met technische gegevens), en moet beveiligd worden door een elektromagnetische dierentiaalschakelaar
met een gevoeligheid die de 30 mA niet overschrijdt.
• Mocht de elektriciteitskabel te kort blijken te zijn, dan kan een verlengsnoer gebruikt worden. Controleer
of deze niet langer dan 10 meter/32,8 ft is, of de doorsnede van de stroomdraden ten minste 1,5 mm²
bedraagt en of stekker en stopcontact waterdicht zijn. Om bovengenoemde aanwijzingen te respecteren
dient u zich tot een Gekwaliceerd Elektricien te wenden.
Het gebruik van een ongeschikt verlengsnoer kan gevaarlijk zijn.
5 WERKING
ATTENTIE
• Het gebruik van de waterreiniger vereist aandacht en voorzichtigheid. Vertrouw de waterreiniger niet
aan anderen toe zonder dat u zich, onder eigen verantwoording, ervan vergewist heeft dat deze tijdelijke
gebruiker de handleiding aandachtig heeft doorgelezen en op de hoogte is van de werking van de
waterreiniger. De waterreinigers mogen niet door kinderen of door niet getraind personeel worden gebruikt
• Respecteer de waarschuwingen met betrekking tot de veiligheid die in de handleiding voor gebruik en
onderhoud van de eventuele hulpstukken staan, die gebruikt worden
• Gebruik de waterreiniger niet wanneer:
- de voedingskabel of andere belangrijke onderdelen, zoals de hogedrukleiding, de veiligheidsinrichtingen,
het waterpistool en de straalbuis beschadigd zijn;
- de waterreiniger is omgevallen of wanneer er tegen aangestoten is;
- er duidelijk water uit de waterreiniger lekt;
In deze gevallen dient u de waterreiniger door een Gespecialiseerd Technicus te laten nakijken.
• U dient speciaal op te letten wanneer u de waterreiniger in ruimtes gebruikt waarin voertuigen rijden die
de toevoerkabel, de hogedrukleiding of het waterpistool kunnen verpletteren of beschadigen;
• Houd tijdens de werking de waterreiniger altijd onder toezicht en buiten het bereik van kinderen. Let
bijzonder goed op tijdens het gebruik bij kleuterscholen, verzorging- en rusthuizen. Hier kunnen kinderen,
bejaarden of gehandicapten zonder toezicht aanwezig zijn.
• Voorat u de waterreiniger in werking stelt dient u hem op een droge, vlakke en stabiele ondergrond te zetten,
waar hij niet kan kantelen of vallen.
• Verricht de handelingen die in de paragraaf “Stilstand” beschreven worden voordat u de waterreiniger
verplaatst.
• Voordat u de waterreiniger start dient u kleding aan te trekken die afdoende bescherming biedt tegen
verkeerd uitgevoerde manoeuvres van de onder druk staande waterstraal. Gebruik de waterreiniger niet
in de nabijheid van personen die geen beschermende kleding dragen.
• De waterstralen onder hoge druk kunnen gevaarlijk zijn bij oneigenlijk gebruik. Richt de straal niet op
personen, dieren, elektrische apparatuur onder spanning of op de waterreiniger zelf.
• Houd tijdens het gebruik het waterpistool stevig vast. Wanneer u namelijk de hendel (26) activeert, dan
kunt u de reactiekracht van de hogedrukstraal ondergaan. De grootheid van deze terugslagkracht staat
in de tabel met technische gegevens (de terugslagkracht wordt uitgedrukt in N waar 1 N = 0.1 kg).
• Richt de straal niet op u zelf of anderen om kleding of schoeisel te reinigen.
• Ter bescherming van het milieu mag de reiniging van voertuigen of machines met hydraulische circuits
alleen plaatsvinden in ruimtes die voorzien zijn van een adequate olieseparator.
• De banden van de voertuigen moeten op een afstand van niet minder dan 50 cm /19 in gewassen worden
om te voorkomen dat de hogedrukstraal schade veroorzaakt. Een eerste symptoom van toegebrachte