Hologic ThinPrep Genesis Processor de handleiding

Type
de handleiding
Gebruikershandleiding
ThinPrep Genesis-processor
ThinPrep™ Genesis™-processor
Gebruikershandleiding
Voor gebruik met softwareversie 1.x.y MAN-08098-1502
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA
01752, VS
Tel: +1-800-442-9892
+1-508-263-2900
Fax: +1-508-229-2795
Website:
www.hologic.com
Hologic BV
Da Vincilaan 5
1930 Zaventem
België
Sponsor in Australië:
Hologic (Australië en
Nieuw-Zeeland) Pty Ltd
Suite 302, Level 3
2 Lyon Park Road
Macquarie Park
NSW 2113
Australië
Tel: 02 9888 8000
Verantwoordelijke VK
Persoon:
Hologic, Ltd.
Oaks Business Park
Crewe Road
Wythenshawe
Manchester
M23 9HZ
Verenigd Koninkrijk
Let op: Krachtens de federale wetgeving van de Verenigde Staten mag dit instrument uitsluitend worden
verkocht door of op voorschrift van een arts of een andere zorgverlener die krachtens de wet van de staat
waarin de zorgverlener zijn/haar beroep uitoefent, bevoegd is verklaard tot het gebruik of voorschrijven
van het gebruik van het instrument en die is opgeleid voor en ervaring heeft met het gebruik van de
ThinPrep™ Genesis™-processor.
Het prepareren van objectglaasjes met de ThinPrep™ Genesis™-processor mag uitsluitend worden
uitgevoerd door medewerkers die zijn opgeleid door Hologic of door organisaties of personen die door
Hologic zijn aangewezen.
Objectglaasjes die met de ThinPrep™ Genesis™-processor zijn verwerkt, mogen uitsluitend worden beoordeeld
door cytologisch analisten en pathologen die door Hologic of door Hologic aangewezen organisaties of personen
zijn opgeleid in het beoordelen van met de ThinPrep geprepareerde objectglaasjes.
© Hologic, Inc., 2023. Alle rechten voorbehouden.
Hoewel deze handleiding met de grootst mogelijke zorg is samengesteld om nauwkeurigheid te waarborgen,
aanvaardt Hologic geen aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden noch voor
schade van enigerlei aard die het gevolg is van de toepassing of het gebruik van deze informatie.
Dit product kan onder een of meer Amerikaanse octrooien vallen die worden vermeld op
http://hologic.com/patentinformation
Hologic, Aptima, CytoLyt, Genesis, Genius, PreservCyt en ThinPrep zijn handelsmerken en/of gedeponeerde
handelsmerken van Hologic, Inc. of haar dochterondernemingen in de Verenigde Staten en andere landen.
Alle overige handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve eigenaren.
Let op: Veranderingen of aanpassingen van dit systeem die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de
partij die verantwoordelijk is voor naleving kan de bevoegdheid van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken
doen vervallen.
Documentnummer: AW-23046-1502 Rev. 002
1-2023
Herzieningsgeschiedenis
Herziening Datum Beschrijving
AW-23046-1502 Rev. 001 1-2022 Verduidelijk instructies. Voeg instructies toe betreffende
rapportage ernstige incidenten. Verwijder instructies
van urineafnamekit. Voeg jaarlijks preventief onderhoud toe.
Voeg meer onderhoud glaasjesprinter toe.
AW-23046-1502 Rev. 002 1-2023 Beschrijf de functies 'Leidingen vrijmaken' en filterdetectie.
Wijzigingen van administratieve aard.
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Gebruiksaanwijzing
Gebruiksaanwijzing
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 001 11-2021 1/34
ThinPrep™ Genesis™-processor
Gebruiksaanwijzing
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 2/34
BEOOGD GEBRUIK
De ThinPrep Genesis-processor maakt deel uit van het ThinPrep-systeem. Het wordt
gebruikt om ThinPrep-objectglaasjes van ThinPrep PreservCyt-flacons te prepareren voor
gebruik ter vervanging van de conventionele methode waarmee Pap-uitstrijkjes worden
geprepareerd voor screening op de aanwezigheid van atypische cellen, cervixcarcinoom
of daaraan voorafgaande laesies (intra-plaveiselcelepitheel-laesies met lage en hoge
maligniteitsgraad) en ook alle andere cytologische categorieën die in The Bethesda System
for Reporting Cervical Cytology1 worden beschreven.
Ook bestemd voor het prepareren van ThinPrep-objectglaasjes van niet-gynaecologische
(non-gyn) monsters, waaronder urinemonsters. Bovendien kan het worden gebruikt om een aliquot
uit de monsterflacon naar het monsteroverdrachtbuisje te pipetteren. Voor professioneel gebruik.
SAMENVATTING EN TOELICHTING VAN HET SYSTEEM
De ThinPrep-verwerking begint met het afnemen van een gynaecologisch monster bij de patiënt
met een hulpmiddel waarmee een celmonster van de cervix wordt afgenomen dat niet, zoals bij
het conventionele uitstrijkje, op een objectglaasje wordt uitgestreken maar in een flacon met
20 ml PreservCyt-oplossing (PreservCyt) wordt gedompeld en uitgespoeld. Vervolgens wordt de
ThinPrep-monsterflacon voorzien van een dop en etiket en naar een laboratorium verzonden dat
beschikt over een ThinPrep Genesis-processor.
In het laboratorium wordt de PreservCyt-monsterflacon in een ThinPrep Genesis-processor
geplaatst. Een laboratorium kan ervoor kiezen om de ThinPrep Genesis-processor in te stellen
om de zorgketen (Chain of Custody) voor het monster bij te houden en om codes op elke glazen
objectglaasje af te drukken. Een lichte dispersiestap mengt het celmonster door stromingen in
de vloeistof die krachtig genoeg zijn om debris af te scheiden en mucus te dispergeren, en toch
zo licht zijn dat de verschijningsvorm van de cellen intact blijft.
Vervolgens worden de cellen vastgelegd op een gynaecologische ThinPrep Pap Test-filter, dat
speciaal voor het verzamelen van cellen is ontworpen. De ThinPrep Genesis-processor houdt
tijdens het verzamelproces constant de snelheid van de flow door het ThinPrep Pap Test-filter bij,
zodat wordt voorkomen dat er zich te veel of te weinig cellen bij het filter aandienen. Een dun
laagje cellen wordt vervolgens overgebracht op een objectglaasje in een cirkel met een diameter
van 20 mm, en het glaasje wordt automatisch in een fixatiefoplossing gedeponeerd.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 3/34
De ThinPrep-verwerking bij het prepareren van monsters
(1) Dispersie
(2) Cellen verzamelen
(3) Cellen overbrengen
Het ThinPrep Pap Test-filter draait
binnen de monsterflacon, waardoor
stromingen in de vloeistof ontstaan
die krachtig genoeg zijn om debris
af te scheiden en mucus te
dispergeren, en toch zo licht zijn dat
de verschijningsvorm van de cellen
intact blijft.
In het ThinPrep Pap Test-filter wordt
een lichte onderdruk gecreëerd,
waardoor er cellen op het
buitenoppervlak van het membraan
worden verzameld. Het verzamelen
van de cellen wordt aangestuurd
door de software van de
ThinPrep Genesis-processor, die
de snelheid van de flow door het
ThinPrep Pap Test-filter meet.
Nadat de cellen op het membraan
zijn verzameld, wordt het ThinPrep
Pap Test-filter omgekeerd en
voorzichtig tegen het ThinPrep-
objectglaasje gedrukt. Door de
normale aantrekking en een lichte
overdruk hechten de cellen zich aan
het ThinPrep-objectglaasje waarbij
de cellen gelijkmatig worden
verdeeld over een afgebakend
cirkelvormig oppervlak.
Net als bij conventionele Pap-uitstrijkjes het geval is, worden de met de ThinPrep Genesis™-
processor gemaakte preparaten onderzocht in de context van de klinische gegevens van de
patiënt en informatie op basis van andere diagnostische procedures zoals colposcopie, biopsie
en onderzoek naar humaan papillomavirus (HPV), teneinde een behandeling voor de patiënt
te bepalen.
De PreservCyt™-oplossingcomponent van de ThinPrep Genesis-processor is een alternatief
verzamel- en transportmedium voor het testen van het humaan papilloma-virus (HPV) en
seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) in gynaecologische monsters, waaronder,
maar niet beperkt tot:
Chlamydia trachomatis en Neisseria gonorrhoeae (Aptima Combo 2™-assay),
Chlamydia trachomatis (AptimaCT-assay),
Neisseria gonorrhoeae (AptimaGC-assay),
Mycoplasma genitalium (AptimaMycoplasma genitalium-assay),
Trichomonas vaginalis (AptimaTrichomonas vaginalis-assay),
Humaan papillomavirus (Aptima HPV-assay) en
Humaan papillomavirus (AptimaHPV 16 18/45 genotype-assay)
Raadpleeg de bijsluiters van de respectieve fabrikanten voor instructies over het gebruik van
PreservCyt-oplossing voor verzameling, transport, opslag en preparatie van monsters voor
gebruik in die systemen.
De ThinPrep Genesis-processor kan niet alleen een objectglaasje prepareren vanuit een
PreservCyt-monsterflacon, maar kan ook een aliquot van 1 ml uit de monsterflacon verwijderen
en het aliquot overbrengen naar een monsteroverdrachtbuisje.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 4/34
Als zich een ernstig incident voordoet met betrekking tot dit hulpmiddel of onderdelen die met
dit hulpmiddel worden gebruikt, moet dat worden gemeld aan de technische ondersteuning van
Hologic en aan de bevoegde autoriteit ter plaatse van de gebruiker en/of de patiënt.
BEPERKINGEN
Gynaecologische monsters voor preparatie met de ThinPrep Genesis-processor moeten
worden afgenomen met een cervixborstel of met een endocervicale borstel in combinatie
met een plastic spatel. Raadpleeg de instructies bij de afnamehulpmiddelen voor
waarschuwingen, contra-indicaties en beperkingen met betrekking tot monsterafname.
Het prepareren van objectglaasjes met de ThinPrep Genesis-processor mag uitsluitend
worden uitgevoerd door medewerkers die zijn opgeleid door Hologic of door
organisaties of personen die door Hologic zijn aangewezen.
Objectglaasjes die met de ThinPrep Genesis-processor zijn verwerkt, mogen uitsluitend
worden beoordeeld door cytologisch analisten en pathologen die door Hologic of door
Hologic aangewezen organisaties of personen zijn opgeleid in het beoordelen van met
de ThinPrep geprepareerde objectglaasjes.
In combinatie met de ThinPrep Genesis-processor mogen uitsluitend benodigdheden
worden gebruikt die door Hologic speciaal voor de ThinPrep Genesis-processor zijn
ontworpen en gespecificeerd. Deze omvatten flacons met PreservCyt-oplossing,
ThinPrep Pap Test-filters, ThinPrep-objectglaasjes en buisjes voor het aliquot.
Alternatieve afnamemedia, filters en objectglaasjes zijn niet door Hologic gevalideerd
en kunnen tot foutieve resultaten leiden. Hologic biedt geen garantie voor resultaten
bij gebruik van zulke alternatieven. Als er benodigdheden worden gebruikt die niet
gevalideerd zijn door Hologic, kan de werking van het systeem in gevaar komen.
Na gebruik dienen de benodigdheden overeenkomstig de plaatselijke, regionale en
landelijke voorschriften te worden afgevoerd.
Een ThinPrep Pap Test-filter mag slechts eenmaal worden gebruikt en kan niet opnieuw
worden gebruikt.
Een ThinPrep-objectglaasje kan slechts één keer worden gebruikt. Er kunnen maar één
keer cellen naar het objectglaasje worden overgebracht.
Met de ThinPrep Genesis-processor genomen aliquots zijn niet geëvalueerd voor
specifieke assays. Raadpleeg de instructies bij een specifieke assay.
De prestaties van aanvullende HPV- en soa-tests op monsterflacons die met ijsazijn zijn
herverwerkt, zijn niet geëvalueerd.
WAARSCHUWINGEN
Voor gebruik bij in-vitrodiagnostiek
Gevaar. De PreservCyt-oplossing bevat methanol. Giftig bij inslikken. Giftig bij inademing.
Veroorzaakt schade aan organen. Ontvlambare vloeistof en damp. Uit de buurt houden
van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken. De PreservCyt-oplossing moet
worden bewaard en afgevoerd volgens alle toepasselijke voorschriften.
Alternatieve afnamemedia, filters en objectglaasjes zijn niet door Hologic gevalideerd
en kunnen tot foutieve resultaten leiden. Hologic biedt geen garantie voor resultaten bij
gebruik van zulke alternatieven.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 5/34
VOORZORGSMAATREGELEN
Dit apparaat genereert en gebruikt hoogfrequente energie en kan deze energie
uitstralen; indien het apparaat niet volgens de gebruikershandleiding wordt geïnstalleerd
en gebruikt, kan het interferentie met draadloze communicatieapparatuur veroorzaken.
Bij gebruik van dit apparaat in een woonomgeving is de kans op schadelijke interferentie
aanzienlijk. De gebruiker moet de interferentie dan voor eigen rekening verhelpen.
PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests moeten
worden bewaard bij een temperatuur van 15 °C tot 30 °C en de tests moeten binnen
6 weken na afname worden uitgevoerd.
Er kan in combinatie met cytologie worden getest op bepaalde seksueel overdraagbare
infecties (soi's) en op humaan papillomavirus (HPV). Raadpleeg de specifieke richtlijnen
voor de assay voor het afnemen, vervoeren en bewaren van monsters voor gebruik in
die systemen.
De PreservCyt-oplossing is getest met diverse micro-organismen en virussen. De volgende
tabel toont de aanvangsconcentraties van levensvatbare organismen en de logaritmische
reductie van levensvatbare organismen na 15 minuten in de PreservCyt-oplossing. Zoals
voor alle laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende
voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Micro-organisme/virus Aanvangsconcentratie
Logaritmische
afname na
15 minuten
Candida albicans
5,5 x 105 CFU/ml
≥4,7
Candida auris
2,6 x 105 CFU/ml
≥5,4
Aspergillus niger
4,8 x 105 CFU/ml
2,7*
Escherichia coli
2,8 x 105 CFU/ml
≥4,4
Staphylococcus aureus
2,3 x 105 CFU/ml
≥4,4
Pseudomonas aeruginosa
2,5 x 105 CFU/ml
≥4,4
Mycobacterium tuberculosis
9,4 x 105 CFU/ml
4,9**
Konijnenpokkenvirus
6,0 x 106 PFU/ml
5,5***
HIV-1
3,2 x 107 TCID
50
/ml
≥7,0***
Hepatitis B-virus
2,2 x 106 TCID
50
/ml
≥4,25
SARS-CoV-2-virus
1,8 x 106 TCID
50
/ml
≥3,75
* Na 1 uur logaritmische afname 4,7
** Na 1 uur logaritmische afname 5,7
*** Gegevens betreffen 5 minuten
Organismen werden getest met soortgelijke organismen van hetzelfde
genus om de antimicrobiële doeltreffendheid te beoordelen
Opmerking: Alle waarden voor logaritmische afname met een ≥-aanduiding leverden een
ondetecteerbare microbiële aanwezigheid op na blootstelling aan PreservCyt-
oplossing. De vermelde waarden geven de minimaal toelaatbare claim aan,
gegeven de oorspronkelijke concentratie en de detectiegrens van de
kwantitatieve methode.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 6/34
PRESTATIEKENMERKEN: RAPPORT VAN KLINISCHE ONDERZOEKEN
De ThinPrep Genesis-processor maakt gebruik van een soortgelijke technologie voor
celverzameling en glaasjespreparatie als het ThinPrep 2000-systeem. De prestatiekenmerken
van de ThinPrep Genesis-processor zijn gebaseerd op die van het ThinPrep 2000-systeem.
Zowel de klinische onderzoeken voor het ThinPrep 2000-systeem als die waarin de
ThinPrep Genesis-processor wordt vergeleken met het ThinPrep 2000-systeem, worden
in de volgende paragrafen beschreven.
Het ThinPrep 2000-systeem vergeleken met een conventioneel Pap-uitstrijkje
Er werd een prospectief, multi-center klinisch onderzoek uitgevoerd om de prestaties van het
ThinPrep 2000-systeem te evalueren in directe vergelijking met het conventionele Pap-uitstrijkje.
Het doel van het klinische ThinPrep-onderzoek was aan te tonen dat gynaecologische monsters
die met het ThinPrep 2000-systeem zijn geprepareerd, ten minste even doeltreffend zijn als
conventionele Pap-uitstrijkjes voor de detectie van atypische cellen en baarmoederhalskanker
of voorafgaande laesies in verschillende patiëntenpopulaties. Bovendien werd de geschiktheid
van het monster beoordeeld.
Het aanvankelijke klinische onderzoeksprotocol was een geblindeerd onderzoek met twee
identieke monsters, waarbij eerst een conventioneel Pap-uitstrijkje werd gemaakt en de rest
van het monster (het gedeelte dat normaal zou zijn weggegooid) in een flacon met PreservCyt-
oplossing werd ondergedompeld en gespoeld. In het laboratorium werd de PreservCyt-
monsterflacon in een ThinPrep 2000-systeem geplaatst en werd er een objectglaasje
geprepareerd van het monster van de patiënt. ThinPrep- en conventionele Pap-uitstrijkjes
werden onafhankelijk van elkaar onderzocht en gediagnosticeerd. Rapportageformulieren
met de voorgeschiedenis van de patiënt en een checklist van alle mogelijke categorieën van
The Bethesda System werden gebruikt om de resultaten van de screening vast te leggen. Eén
onafhankelijke patholoog voerde een geblindeerde beoordeling uit alle afwijkende en positieve
objectglaasjes van alle locaties om een verdere objectieve beoordeling van de resultaten
mogelijk te maken.
Sinds het onderzoek van het ThinPrep 2000-systeem is de terminologie in de categorieën van
het Bethesda-systeem herzien. In de onderstaande gegevens is de terminologie van het
oorspronkelijke onderzoek overgenomen.
LABORATORIUM- EN PATIËNTKENMERKEN
Cytologielaboratoria in drie screeningcentra (aangeduid als S1, S2 en S3) en drie ziekenhuiscentra
(aangeduid als H1, H2 en H3) namen deel aan het klinisch onderzoek. De screeningcentra in het
onderzoek bekijken patiëntenpopulaties (screeningpopulaties) met abnormaliteitspercentages
(intra-plaveiselcelepitheel-laesies met lage maligniteitsgraad [LSIL] en ernstigere laesies) die
vergelijkbaar zijn met het gemiddelde in de Verenigde Staten van minder dan 5%.2 De
ziekenhuiscentra in het onderzoek bekijken een hoog-risico doorverwijzende patiëntenpopulaties
(ziekenhuispopulaties) die worden gekenmerkt door hoge percentages (>10%) van
baarmoederhalsafwijkingen. Voor 70% van de patiënten die aan het onderzoek deelnamen,
werden gegevens over de demografische gegevens van het ras verkregen. De onderzoeks-
populatie bestond uit de volgende rassengroepen: Kaukasisch (41,2%), Aziatisch (2,3%), Spaans
(9,7%), Afro-Amerikaans (15,2%), Inheems Amerikaans (1,0%) en andere groepen (0,6%).
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 7/34
Tabel 1 beschrijft de laboratoria en de patiëntenpopulaties.
Tabel 1: Kenmerken van de locatie (onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Laboratoriumkenmerken
Demografische gegevens klinisch onderzoek
Type
patiënten-
populatie
Laboratorium
Volume -
Uitstrijkjes
per jaar
Gevallen
Patiënt
Leeftijdsbereik
Post-
menopauzaal
Vorig afwijkend
Pap-uitstrijkje
Convent.
Prevalentie
LSIL+
Screening
300.000
1386
18,0 - 84,0
10,6%
8,8%
2,3%
Screening
100.000
1668
18,0 - 60,6
0,3%
10,7%
2,9%
Screening
96.000
1093
18,0 - 48,8
0,0%
7,1%
3,8%
Ziekenhuis
35.000
1046
18,1 - 89,1
8,1%
40,4%
9,9%
Ziekenhuis
40.000
1049
18,1 - 84,4
2,1%
18,8%
12,9%
Ziekenhuis
37.000
981
18,2 - 78,8
11,1%
38,2%
24,2%
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 8/34
RESULTATEN KLINISCH ONDERZOEK
De diagnostische categorieën van The Bethesda System werden gebruikt als basis voor
de vergelijking tussen conventionele en ThinPrep™-resultaten van het klinisch onderzoek.
De diagnostische classificatiegegevens en de statistische analyses voor alle klinische locaties
zijn opgenomen in de tabellen 2 tot en met 11. Gevallen met onjuist papierwerk, patiënten jonger
dan 18 jaar, cytologisch ontoereikende preparaten of patiënten met een hysterectomie werden
van deze analyse uitgesloten. In het klinisch onderzoek waren enkele gevallen van
baarmoederhalskanker (0,02%3) vertegenwoordigd, zoals gebruikelijk voor de
patiëntenpopulatie in de Verenigde Staten.
Tabel 2: Diagnostische classificatietabel, alle categorieën
(onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Conventioneel
NEG
ASCUS
AGUS
LSIL
HSIL
SQ CA
GL CA
TOTAAL
ThinPrep
NEG
5224
295
3
60
11
0
0
5593
ASCUS
318
125
2
45
7
0
0
497
AGUS
13
2
3
0
1
0
1
20
LSIL
114
84
0
227
44
0
0
469
HSIL
11
15
0
35
104
2
0
167
SQ CA
0
0
0
0
0
1
0
1
GL CA
0
0
0
0
0
0
0
0
TOTAAL
5680
521
8
367
167
3
1
6747
Afkortingen voor diagnoses: NEG = normaal of negatief, ASCUS = atypische plaveiselcellen van
onbepaalde significantie, AGUS = atypische glandulaire cellen van onbepaalde significantie, LSIL = intra-
plaveiselcelepitheel-laesies met lage maligniteitsgraad, HSIL = intra-plaveiselcelepitheel-laesies met hoge
maligniteitsgraad, SQ CA = plaveiselcelcarcinoom, GL CA = glandulaire-celadenocarcinoom
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 9/34
Tabel 3: Diagnostische classificatietabel in drie categorieën
(onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Conventioneel
NEG
ASCUS/AGUS+
LSIL+
TOTAAL
ThinPrep
NEG
5224
298
71
5593
ASCUS/AGUS+
331
132
54
517
LSIL+
125
99
413
637
TOTAAL
5680
529
538
6747
Tabel 4: Diagnostische classificatietabel in twee categorieën,
LSIL en ernstigere diagnoses (onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Conventioneel
NEG/ASCUS/
AGUS+
LSIL+
TOTAAL
ThinPrep
NEG/ASCUS/
AGUS+
5985
125
6110
LSIL+
224
413
637
TOTAAL
6209
538
6747
Tabel 5: Diagnostische classificatietabel in twee categorieën,
ASCUS/AGUS en ernstigere diagnoses (onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
NEG
ASCUS/AGUS+
TOTAAL
ThinPrep
NEG
5224
369
5593
ASCUS/AGUS+
456
698
1154
TOTAAL
5680
1067
6747
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 10/34
De analyse van de diagnostische gegevens van de locaties is samengevat in de tabel 6 en 7.
Wanneer de p-waarde significant is (p < 0,05), wordt de voorkeursmethode aangegeven in
de tabellen.
Tabel 6: Resultaten per locatie, LSIL en ernstigere diagnoses
(onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Locatie
Gevallen
ThinPrep
LSIL+
Convent.
LSIL+
Verhoogde
detectie*
p-waarde
Voorkeurs
methode
S1
1336
46
31
48%
0,027
ThinPrep
S2
1563
78
45
73%
<0,001
ThinPrep
S3
1058
67
40
68%
<0,001
ThinPrep
H1
971
125
96
30%
<0,001
ThinPrep
H2
1010
111
130
(15%)
0,135
Geen
H3
809
210
196
7%
0,374
Geen
*Verhoogde detectie = ThinPrepLSIL+ - Conventioneel LSIL+ x 100%
Conventionele LSIL+
Voor LSIL en ernstigere laesies was de diagnostische vergelijking statistisch gezien in het voordeel van
de ThinPrep™-methode op vier locaties en statistisch gelijkwaardig op twee locaties.
Tabel 7: Resultaten per locatie, ASCUS/AGUS en ernstigere laesies
(Onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Locatie
Gevallen
ThinPrep
ASCUS+
Convent.
ASCUS+
Verhoogde
detectie*
p-waarde
Voorkeursm
ethode
S1
1336
117
93
26%
0,067
Geen
S2
1563
124
80
55%
<0,001
ThinPrep
S3
1058
123
81
52%
<0,001
ThinPrep
H1
971
204
173
18%
0,007
ThinPrep
H2
1010
259
282
(8%)
0,360
Geen
H3
809
327
358
(9%)
0,102
Geen
*Verhoogde detectie = ThinPrepASCUS+ - Conventioneel ASCUS+ x 100%
Conventionele ASCUS+
Voor ASCUS/AGUS en ernstigere laesies was de diagnostische vergelijking statistisch gezien in het
voordeel van de ThinPrep-methode op drie locaties en statistisch gelijkwaardig op drie locaties.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 11/34
Eén patholoog fungeerde als onafhankelijke beoordelaar voor de zes klinische locaties en
ontving beide objectglaasjes van gevallen waarbij de twee methoden abnormaal of afwijkend
waren. Aangezien in dergelijke onderzoeken geen echte referentie kan worden bepaald en
derhalve geen echte gevoeligheid kan worden berekend, biedt het gebruik van een cytologische
beoordeling door een deskundige een alternatief voor histologische bevestiging door biopsie of
het testen op humaan papillomavirus (HPV) als middel om de referentiediagnose vast te stellen.
De referentiediagnose was de ernstigste diagnose van de ThinPrep- of conventionele Pap-
glaasjes, zoals bepaald door de onafhankelijke patholoog. Het aantal objectglaasjes dat op elke
locatie als abnormaal is gediagnosticeerd, vergeleken met de referentiediagnose van de
onafhankelijke patholoog, levert het aandeel LSIL of ernstigere laesies (tabel 8) en het aandeel
ASCUS/AGUS of ernstigere laesies (tabel 9) op. De statistische analyse maakt het mogelijk de
twee methoden te vergelijken en vast te stellen welke methode de voorkeur verdient wanneer
de onafhankelijke patholoog voor de cytologische beoordeling als deskundige de uiteindelijke
diagnose beoordeelt.
Tabel 8: Resultaten van de onafhankelijk patholoog per locatie, LSIL en
ernstigere laesies (Onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Locatie
Positieve
gevallen door
onafhankelijk
patholoog
ThinPrep
positief
Conventioneel
positief
p-waarde
Voorkeurs-
methode
S1
50
33
25
0,0614
Geen
S2
65
48
33
0,0119
ThinPrep
S3
77
54
33
<0,001
ThinPrep
H1
116
102
81
<0,001
ThinPrep
H2
115
86
90
0,607
Geen
H3
126
120
112
0,061
Geen
Voor LSIL en ernstigere laesies was de diagnostische vergelijking statistisch gezien in het voordeel
van de ThinPrep-methode op drie locaties en statistisch gelijkwaardig op drie locaties.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 12/34
Tabel 9: Resultaten van de onafhankelijk patholoog per locatie, ASCUS/AGUS en
ernstigere laesies (Onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Locatie
Positieve
gevallen door
onafhankelijk
patholoog
ThinPrep™
positief
Conventioneel
positief
p-waarde
Voorkeurs-
methode
S1
92
72
68
0,0511
Geen
S2
101
85
59
0,001
ThinPrep
S3
109
95
65
<0,001
ThinPrep
H1
170
155
143
0,090
Geen
H2
171
143
154
0,136
Geen
H3
204
190
191
1,000
Geen
Voor ASCUS/AGUS en ernstigere laesies was de diagnostische vergelijking statistisch gezien in het
voordeel van de ThinPrep-methode op twee locaties en statistisch gelijkwaardig op vier locaties.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 13/34
In tabel 10 hieronder wordt voor alle locaties een overzicht gegeven van de beschrijvende
diagnose voor alle categorieën van het Bethesda System.
Tabel 10: Samenvatting van beschrijvende diagnose (onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Beschrijvende diagnose
ThinPrep
Conventioneel
Aantal patiënten: 6747
N
%
N
%
Goedaardige cellulaire
veranderingen:
1592
23,6
1591
23,6
Infectie:
Trichomonas Vaginalis
136
2,0
185
2,7
Candida spp.
406
6,0
259
3,8
Coccobacillen
690
10,2
608
9,0
Actinomyces spp.
2
0,0
3
0,0
Herpes
3
0,0
8
0,1
Overige
155
2,3
285
4,2
Reactieve cellulaire
veranderingen geassocieerd
met:
Ontsteking
353
5,2
385
5,7
Atrofische vaginitis
32
0,5
48
0,7
Straling
2
0,0
1
0,0
Overige
25
0,4
37
0,5
Epitheliale celafwijkingen:
1159
17,2
1077
16,0
Plaveiselcel:
ASCUS
501
7,4
521
7,7
voorkeur reactief
128
1,9
131
1,9
voorkeur neoplastisch
161
2,4
140
2,1
onbepaald
213
3,2
250
3,7
LSIL
469
7,0
367
5,4
HSIL
167
2,5
167
2,5
Carcinoom
1
0,0
3
0,0
Glandulaire cel:
Goedaardige
endometriumcellen bij
postmenopauzale
vrouwen
7
0,1
10
0,1
Atypische glandulaire
cellen (AGUS)
21
0,3
9
0,1
voorkeur reactief
9
0,1
4
0,1
voorkeur neoplastisch 0 0,0 3 0,0
onbepaald
12
0,2
2
0,0
Endocervicaal
adenocarcinoom
0
0,0
1
0,0
Opmerking: Sommige patiënten hadden meer dan één diagnostische subcategorie.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 14/34
Tabel 11 toont de detectiepercentages voor infectie, reactieve veranderingen en het totaal aan
goedaardige cellulaire veranderingen voor zowel de ThinPrepals voor conventionele methoden
op alle locaties.
Tabel 11: Resultaten goedaardige celveranderingen (onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
ThinPrep Conventioneel
N % N %
Goedaardige
cel
veranderingen
Infectie
1392
20,6
1348
20,0
Reactieve
veranderingen 412 6,1 471 7,0
Totaal* 1592 23,6 1591 23,6
* Het totaal omvat enkele patiënten die zowel een infectie als een reactieve celverandering hebben gehad.
In tabel 12, 13 en 14 staan de resultaten van de geschiktheid van de monsters voor de ThinPrep-
methode en de conventionele uitstrijkjesmethode voor alle onderzoekslocaties. Van de in totaal
7360 ingeschreven patiënten zijn er 7223 in deze analyse opgenomen. Gevallen met patiënten
jonger dan 18 jaar of patiënten met een hysterectomie werden van deze analyse uitgesloten.
Er werden twee aanvullende klinische onderzoeken uitgevoerd om de resultaten te evalueren van
de geschiktheid van monsters die rechtstreeks in de PreservCyt™-flacon werden gedeponeerd,
zonder eerst een conventioneel uitstrijkje te maken. Deze monsterafnametechniek is de beoogde
toepassing van het ThinPrep 2000-systeem. Tabel 15 en 16 bevatten de resultaten van de splitsing
van het monster en van de direct-naar-flacon-resultaten.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 15/34
Tabel 12: Samenvatting resultaten geschiktheid van de monsters
(onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Geschiktheid monster
ThinPrep
Conventioneel
Aantal patiënten: 7223
N
%
N
%
Toereikend
5656
78,3
5101
70,6
Toereikend voor beoordeling
maar beperkt door: 1431 19,8 2008 27,8
Luchtdrogend artefact
1
0,0
136
1,9
Dik uitstrijkje
9
0,1
65
0,9
Endocervicale
component afwezig 1140 15,8 681 9,4
Schaarse squameus-
epitheliale component 150 2,1 47 0,7
Beeldvertroebelend
bloed 55 0,8 339 4,7
Beeldvertroebelende
ontsteking 141 2,0 1008 14,0
Geen klinische
voorgeschiedenis 12 0,2 6 0,1
Cytolyse
19
0,3
119
1,6
Overige
10
0,1
26
0,4
Ontoereikend voor
beoordeling: 136 1,9 114 1,6
Luchtdrogend artefact
0
0,0
13
0,2
Dik uitstrijkje
0
0,0
7
0,1
Endocervicale
component afwezig 25 0,3 11 0,2
Schaarse squameus-
epitheliale component 106 1,5 47 0,7
Beeldvertroebelend
bloed 23 0,3 58 0,8
Beeldvertroebelende
ontsteking 5 0,1 41 0,6
Geen klinische
voorgeschiedenis 0 0,0 0 0,0
Cytolyse
0
0,0
4
0,1
Overige
31
0,4
9
0,1
Opmerking: Sommige patiënten hadden meer dan één subcategorie.
Tabel 13: Resultaten geschiktheid monster (onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Conventioneel
SAT
SBLB
UNSAT
TOTAAL
ThinPrep
SAT
4316
1302
38
5656
SBLB
722
665
44
1431
UNSAT
63
41
32
136
TOTAAL
5101
2008
114
7223
SAT=Toereikend, SBLB=Toereikend maar beperkt door, UNSAT=Ontoereikend
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 16/34
Tabel 14: Resultaten geschiktheid monster per locatie (onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Locatie
Gevallen
ThinPrep
SAT-
Gevallen
Convent.
SAT-
gevallen
ThinPrep
SBLB-
gevallen
Convent.
SBLB-
gevallen
ThinPrep
UNSAT-
gevallen
Convent.
UNSAT-
gevallen
S1 1386 1092 1178 265 204 29 4
S2 1668 1530 1477 130 178 8 13
S3 1093 896 650 183 432 14 11
H1 1046 760 660 266 375 20 11
H2 1049 709 712 323 330 17 7
H3 981 669 424 264 489 48 68
Alle locaties 7223 5656 5101 1431 2008 136 114
De categorie ‘Toereikend maar beperkt door’ (SBLB) kan worden onderverdeeld in vele
subcategorieën, waaronder de afwezigheid van een endocervicale component. Tabel 15 toont de
categorie ‘Toereikend maar beperkt door’ ‘Geen ECC's’ voor ThinPrep™- en conventionele
objectglaasjes.
Tabel 15: Resultaten geschiktheid monster per locatie,
SBLB-percentages voor Geen endocervicale component
(Onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
SBLB wegens geen ECC's
Locatie
Gevallen
ThinPrep
SBLB-
geen ECC's
ThinPrep
SBLB-
geen ECC’s (%)
Conventionele
SBLB-
geen ECC's
Conventionele
SBLB-
geen ECC’s (%)
S1 1386 237 17,1% 162 11,7%
S2 1668 104 6,2% 73 4,4%
S3 1093 145 13,3% 84 7,7%
H1 1046 229 21,9% 115 11,0%
H2 1049 305 29,1% 150 14,3%
H3 981 120 12,2% 97 9,9%
Alle locaties 7223 1140 15,8% 681 9,4%
Voor de resultaten van het klinisch onderzoek met een protocol met splitsing van het monster
was er een verschil van 6,4 procent tussen de conventionele en de ThinPrep-methoden voor
het opsporen van endocervicale component. Dit is vergelijkbaar met eerdere onderzoeken die
gebruikmaakten van een methode met splitsing van het monster.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 17/34
DIRECT-NAAR-FLACON ENDOCERVICALE COMPONENT (ECC)-ONDERZOEKEN
Voor het beoogde gebruik van het ThinPrep™ 2000-systeem wordt het cervicale
monsterafnameapparaat rechtstreeks in een PreservCyt™-flacon gespoeld, in plaats van het
celmonster te splitsen. Verwacht werd dat dit zou resulteren in een toename van de pick-up van
endocervicale cellen en metaplastische cellen. Om deze hypothese te verifiëren werden twee
onderzoeken uitgevoerd met de ‘direct-naar-flacon’-methode, waarvan een overzicht wordt
gegeven in tabel 16. In het algemeen werd in deze twee onderzoeken geen verschil gevonden
tussen ThinPrep- en conventionele methoden.
Tabel 16: Samenvatting van Direct-naar-flacon endocervicale component (ECC)-onderzoeken
(Onderzoek ThinPrep 2000-systeem)
Onderzoek
Aantal
beoordeelbare
patiënten
SBLB wegens
Geen
endocervicale
component
Vergelijkbaar
percentage
conventioneel Pap-
uitstrijkje
Haalbaarheid
Direct-naar-flacon 299 9,36% 9,43%1
Klinisch onderzoek
Direct-naar-flacon 484 4,96% 4,38%2
1. Onderzoek naar de haalbaarheid van Direct-naar-flacon vergeleken met algemeen klinisch
onderzoek conventioneel Pap-uitstrijkje SBLB-geen endocervicale component-percentage.
2. Klinisch onderzoek Direct-naar-flacon vergeleken met Locatie S2 klinisch onderzoek
conventioneel Pap-uitstrijkje SBLB-geen endocervicale component-percentage.
DIRECT-NAAR-FLACON HSIL+ ONDERZOEK
Na de initiële goedkeuring van het ThinPrep-systeem door de FDA heeft Hologic een klinisch
onderzoek met meerdere locaties uitgevoerd om het ThinPrep 2000-systeem te evalueren in
vergelijking met conventionele Pap-uitstrijkjes voor de detectie van intra-plaveiselcelepitheel-
laesies met hoge maligniteitsgraad en meer ernstige laesies (HSIL+). Voor het onderzoek werden
twee soorten patiëntengroepen ingeschreven uit tien (10) vooraanstaande academische
ziekenhuizen in grote stedelijke gebieden in de Verenigde Staten. Van elke locatie bestond één
groep uit patiënten die representatief waren voor een routine-Pap-test screeningpopulatie en de
andere groep bestond uit patiënten die representatief waren voor een doorverwijspopulatie die
werd ingeschreven op het moment van colposcopisch onderzoek. De ThinPrep-monsters werden
prospectief verzameld en vergeleken met een historisch controlecohort. Het historische cohort
bestond uit gegevens verzameld bij dezelfde klinieken en clinici (indien beschikbaar) die gebruikt
werden om de ThinPrep-monsters te verzamelen. Deze gegevens werden achtereenvolgens
verzameld van patiënten die onmiddellijk voor het begin van het onderzoek werden gezien.
De resultaten van dit onderzoek toonden een detectiepercentage van 511/20.917 voor het
conventionele Pap-uitstrijkje tegenover 399/10.226 voor de ThinPrep-glaasjes. Voor deze
klinische locaties en deze onderzoekspopulaties wijst dit op een toename van 59,7% in detectie
van HSIL+ laesies voor de ThinPrep-monsters. De resultaten zijn samengevat in tabel 17.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 18/34
Tabel 17: Samenvatting van direct-naar-flacon HSIL+ onderzoek (ThinPrep 2000-systeem)
Locatie Totaal CP (n)
HSIL+
Percentage
(%) Totaal TP (n) HSIL+
Percentage
(%)
Percentage
verandering
(%)
S1 2439 51 2,1 1218 26 2,1 +2,1
S2 2075 44 2,1 1001 57 5,7 +168,5
S3 2034 7 0,3 1016 16 1,6 +357,6
S4 2043 14 0,7 1000 19 1,9 +177,3
S5 2040 166 8,1 1004 98 9,8 +20,0
S6 2011 37 1,8 1004 39 3,9 +111,1
S7 2221 58 2,6 1000 45 4,5 +72,3
S8 2039 61 3,0 983 44 4,5 +49,6
S9 2000 4 0,2 1000 5 0,5 +150,0
S10 2015 69 3,4 1000 50 5,0 +46,0
Totaal 20.917 511 2,4 10226 399 3,9 59,7( p<0,001)
Procentuele verandering (%) = ((TP HSIL+/TP totaal)/(CP HSIL+/CP totaal)-1) *100
DETECTIE VAN GLANDULAIRE ZIEKTE - GEPUBLICEERDE ONDERZOEKEN
De detectie van endocervicale glandulaire laesies is een essentiële functie van de Pap-test.
Abnormale glandulaire cellen in het Pap-monster kunnen echter ook afkomstig zijn van het
baarmoederslijmvlies of van plaatsen buiten de baarmoeder. De Pap-test is niet bedoeld als
screeningtest voor dergelijke laesies.
Wanneer vermoedelijke glandulaire afwijkingen worden geïdentificeerd, is de nauwkeurige
classificatie ervan als echte glandulaire of squameuze laesies belangrijk voor de juiste evaluatie
en daaropvolgende behandeling(bijv. keuze van excisiebiopsiemethode versus conservatieve
follow-up). In diverse publicaties met collegiale toetsing4-9 wordt melding gemaakt van het
verbeterde vermogen van het ThinPrep 2000-systeem om glandulaire ziekten op te sporen in
vergelijking met het conventionele Pap-uitstrijkje. Hoewel deze onderzoeken niet consequent
ingaan op de gevoeligheid van verschillende Pap-testmethoden voor het opsporen van
specifieke soorten glandulaire ziekten, komen de gerapporteerde resultaten overeen met een
frequentere biopsiebevestiging van abnormale glandulaire bevindingen door de ThinPrep Pap
Test in vergelijking met conventionele cytologie.
Het vinden van een glandulaire afwijking op een ThinPrep Pap Test-glaasje verdient dus meer
aandacht voor een definitieve evaluatie van mogelijke endocervicale of endometriale pathologie.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 19/34
ThinPrep Genesis-processor vergeleken met ThinPrep 2000-systeem
Er werd een prospectief, multi-center klinisch onderzoek uitgevoerd om de prestaties van de
ThinPrep Genesis-processor te evalueren in directe vergelijking met het ThinPrep 2000-systeem.
Het doel van het klinische ThinPrep-onderzoek was aan te tonen dat gynaecologische monsters
die met de ThinPrep Genesis-processor zijn geprepareerd, ten minste even doeltreffend zijn als
monsters die met het ThinPrep 2000-systeem zijn geprepareerd voor de detectie van atypische
cellen en baarmoederhalskanker of voorafgaande laesies.
OPZET KLINISCH ONDERZOEK
Dit onderzoek was een prospectieve, multi-center, gerandomiseerde, enkelblinde evaluatie
van paren van ThinPrep-glaasjes gegenereerd door de controle- en de onderzoeksprocessor
van hetzelfde residuele cytologische monster. Het onderzoek werd uitgevoerd in drie (3)
laboratoria in de Verenigde Staten. Alle onderzochte monsters werden verwerkt op zowel een
ThinPrep 2000-systeem (TP-2000) als een ThinPrep Genesis-processor (Genesis) en belicht op
een ThinPrep Imaging-systeem. Alle objectglaasjes werden gelezen door drie (3) cytologisch
analisten (CT) en drie (3) pathologen op elke locatie. De eerste beoordeling werd uitgevoerd
met ThinPrep Imaging Review Scopes (TIS) op elke locatie, gevolgd door een handmatige
beoordeling van dezelfde objectglaasjes. Om de bias van de beoordelaars te minimaliseren,
werden de CT's en pathologen geblindeerd voor de initieel beoordeelde TIS-diagnose.
Een interval van twee weken tussen het TIS-onderzoek en het handmatige onderzoek
minimaliseerde de kans op vertekening door herkenning. Na TIS en handmatige beoordeling
werden alle objectglaasjes beoordeeld door een onafhankelijke locatie, de vierde locatie.
Alle cytologische diagnoses werden vastgesteld overeenkomstig de criteria van het Bethesda
System voor alle objectglaasjes
De ThinPrep Pap Test-monsters van 1260 patiënten werden in dit onderzoek opgenomen.
Van februari 2019 tot en met juni 2020 werden 1260 monsters onderzocht. Elke onderzoekslocatie
nam 420 nieuwe monsters op die werden geselecteerd uit hun restinventaris (populatie van
gynaecologische ThinPrep Pap Test-monsters die naar het cytologielaboratorium van de
onderzoekslocatie werden gestuurd). De monsters voor het onderzoek omvatten monsters
in elk van de geëvalueerde diagnostische categorieën. Elke onderzoekslocatie produceerde
2 objectglaasjes per monster, 1 glaasje geprepareerd op de ThinPrep Genesis-processor en
1 glaasje geprepareerd op de TP-2000-processor, wat 840 glaasjes (420 paar glaasjes) per locatie
opleverde voor diagnostisch onderzoek. Voor het onderzoek werden in totaal 2520 objectglaasjes
geanalyseerd.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 20/34
LABORATORIUM- EN PATIËNTKENMERKEN
Tabel 18 beschrijft de patiëntenpopulaties op elk van de onderzoekslocaties:
Tabel 18: Kenmerken klinisch onderzoek
Parameter Statistiek
Locatie 1
(N=412)
Locatie 2
(N=415)
Locatie 3
(N=415)
Alle locaties
(N=1242)
Leeftijd (jaar)
n
412
415
415
1242
Gemiddelde
38,7
39,7
38,6
39,0
SD
12,93
12,67
13,96
13,20
Mediaan
36,0
37,0
34,0
36,0
Min - Max
20 - 78
18 - 82
15 - 82
15 - 82
Postmenopauzaal
Ja
n (%)
19 ( 4,6)
31 ( 7,5)
35 ( 8,4)
85 ( 6,8)
Nee
n (%)
393 ( 95,4)
384 ( 92,5)
380 ( 91,6)
1157 ( 93,2)
Hysterectomie
Ja
n (%)
5 ( 1,2)
3 ( 0,7)
18 ( 4,3)
26 ( 2,1)
Nee
n (%)
407 ( 98,8)
412 ( 99,3)
397 ( 95,7)
1216 ( 97,9)
RESULTATEN KLINISCH ONDERZOEK
De resultaten van het onderzoek waarin de prestaties van de ThinPrep Genesis-processor en
het ThinPrep 2000-systeem worden vergeleken, worden hier gepresenteerd. De resultaten voor
de objectglaasjes die handmatig zijn beoordeeld door de CT's en pathologen in het onderzoek
worden gevolgd door de resultaten voor de objectglaasjes die zijn beoordeeld door de CT's en
pathologen met de Imager-ondersteunde beoordeling.
Een diagnose op locatie was het resultaat van de beoordeling door een CT-team en een
patholoog, volgens de praktijken van het klinisch laboratorium voor CT-beoordeling en
doorverwijzing door een patholoog.
Nadat alle onderzoeksglaasjes waren beoordeeld, werden de glaasjes onderworpen
aan een arbitragebeoordeling. De arbitrage vond plaats in een instelling die niet tot de
onderzoekslocaties behoorde waar het onderzoek werd uitgevoerd. De objectglaasjes voor
arbitrage werden gelijkelijk verdeeld over drie arbitragepanels, elk bestaande uit één (1)
cytotechnoloog en drie (3) onafhankelijke pathologen. Elk arbitragepanel beoordeelde een
derde van de objectglaasjes die op elke onderzoekslocatie waren geprepareerd, voor een
totaal van 840 glaasjes per panel. Voor elk onderzocht objectglaasje werd een consensus
bereikt over de arbitragebeoordeling. Consensus werd bereikt wanneer ten minste twee van
de drie pathologen van een panel een identieke diagnose stelden.
In gevallen waarin de pathologen geen consensus konden bereiken, werd het panel van
pathologen bijeengebracht bij een multi-headed microscoop om die objectglaasjes manueel te
onderzoeken op een consensusdiagnose. Hologic verstrekte elk arbitragepanel ter beoordeling
een lijst van de ‘niet-consensus’-glaasjes voor een multi-head beoordeling. Elk panel van
pathologen dat deelnam aan de multi-head beoordeling was geblindeerd voor alle eerdere
diagnoses verkregen tijdens de arbitragebeoordeling.
Met behulp van de indeling naar ernst van het diagnostische resultaat (UNSAT, NILM, ASC-US,
LSIL, ASC-H, AGUS, HSIL, kanker) werd voor elke monsterflacon één enkele referentiediagnose
gevormd door de ernstigste diagnose in elk paar te kiezen om het resultaat van de
arbitragereferentie ('waar’) voor elk monster- of objectglaasjespaar te creëren.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 21/34
De 8 x 8 contingentietabellen voor overeenkomende resultaten worden gepresenteerd.
Bovendien worden de schattingen van de diagnostische prestatiemetriek en de 95%-
betrouwbaarheidsintervallen daarvan gepresenteerd.
Tabel 19: Beoordelingen locatie: ThinPrep 2000-systeem vs ThinPrep Genesis-processor:
Handmatige beoordeling
ThinPrep 2000-systeem
UNSAT NILM ASCUS AGUS LSIL ASC-H HSIL Kanker Totaal
ThinPrep
Genesis-
processor
UNSAT 4 7 0 0 1 0 1 0 13
NILM 10 2052 125 12 27 22 7 3 2258
ASCUS 0 143 172 0 66 31 5 0 417
AGUS 0 15 1 6 1 3 3 3 32
LSIL 0 30 59 0 308 14 19 0 430
ASC-H 0 18 24 1 8 49 41 2 143
HSIL 0 12 13 1 24 30 282 17 379
Kanker 0 0 1 1 0 4 17 64 87
Totaal 14 2277 395 21 435 153 375 89 3759
In tabel 19 worden de resultaten vergeleken van de handmatige beoordeling van glaasjes die
zijn geprepareerd met het ThinPrep 2000-systeem en glaasjes van dezelfde monsters die zijn
geprepareerd met de ThinPrep Genesis-processor.
Tabel 20: Beoordelingen locatie: ThinPrep 2000-systeem vs ThinPrep Genesis-processor:
Imager-ondersteund onderzoek
ThinPrep 2000-systeem
UNSAT NILM ASCUS AGUS LSIL ASC-H HSIL Kanker Totaal
ThinPrep
Genesis-
processor
UNSAT 6 10 2 0 1 1 0 0 20
NILM 10 2111 108 4 32 16 6 4 2291
ASCUS 0 135 139 1 48 24 8 1 356
AGUS 0 4 0 2 0 2 5 3 16
LSIL 0 36 64 0 302 6 23 0 431
ASC-H 0 20 20 2 11 65 43 5 166
HSIL 0 10 15 3 21 43 288 10 390
Kanker 0 3 0 3 0 3 12 68 89
Totaal 16 2329 348 15 415 160 385 91 3759
In tabel 20 worden de resultaten vergeleken van de Imager-ondersteunde beoordeling van
glaasjes die zijn geprepareerd met het ThinPrep 2000-systeem en glaasjes van dezelfde
monsters die zijn geprepareerd met de ThinPrep Genesis-processor.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 22/34
Tabel 21: Arbitragebeoordeling ThinPrep 2000-systeem vs arbitragebeoordeling
ThinPrep Genesis-processor:
Resultaten arbitragebeoordeling (ThinPrep 2000-systeem)
UNSAT NILM ASCUS AGUS LSIL ASC-H HSIL Kanker Totaal
Resultaten
arbitragebeo
ordeling
(ThinPrep
Genesis-
processor)
UNSAT 2 2 0 0 0 0 1 0 5
NILM 3 593 65 4 10 11 4 1 691
ASCUS 1 69 48 2 25 2 2 1 150
AGUS 0 2 0 0 0 1 1 1 5
LSIL 0 10 27 0 143 2 18 0 200
ASC-H 0 6 6 2 2 6 9 1 32
HSIL 0 1 4 1 10 13 113 6 148
Kanker 0 0 0 2 0 2 4 14 22
Totaal 6 683 150 11 190 37 152 24 1253
In tabel 21 worden de resultaten vergeleken van de arbitragebeoordeling van glaasjes die zijn
geprepareerd met het ThinPrep 2000-systeem en de arbitragebeoordeling van glaasjes van
dezelfde monsters die zijn geprepareerd met de ThinPrep Genesis-processor.
Tabel 22: Resultaten arbitragebeoordeling versus ThinPrep 2000-systeem:
Handmatige beoordeling
Alle beoordeelde categorieën
Resultaten arbitragebeoordeling, alle locaties
UNSAT NILM ASCUS AGUS LSIL ASC-H HSIL Kanker Totaal
ThinPrep
2000-
systeem
UNSAT 2 10 2 0 0 0 0 0 14
NILM 4 1683 403 14 100 47 24 2 2277
ASCUS 0 63 99 4 167 24 36 2 395
AGUS 0 12 2 0 0 0 6 1 21
LSIL 0 7 23 0 350 4 50 1 435
ASC-H 0 15 17 3 19 20 74 5 153
HSIL 0 2 3 1 9 18 323 19 375
Kanker 0 2 0 2 0 1 18 66 89
Totaal 6 1794 549 24 645 114 531 96 3759
In tabel 22 worden de resultaten van de arbitragebeoordeling van de objectglaasjes vergeleken
met de resultaten van de onderzoekslocaties voor dezelfde glaasjes die met het ThinPrep 2000-
systeem zijn geprepareerd en handmatig zijn beoordeeld.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 23/34
Tabel 23: Resultaten arbitragebeoordeling versus ThinPrep 2000-systeem:
Imager-ondersteund onderzoek
Resultaten arbitragebeoordeling, alle locaties
UNSAT NILM ASCUS AGUS LSIL ASC-H HSIL Kanker Totaal
ThinPrep
2000-
systeem
UNSAT 0 12 4 0 0 0 0 0 16
NILM 5 1705 425 13 109 49 21 2 2329
ASCUS 1 45 74 1 163 23 39 2 348
AGUS 0 5 1 2 0 1 4 2 15
LSIL 0 6 23 0 347 1 36 2 415
ASC-H 0 16 17 5 17 24 77 4 160
HSIL 0 2 5 1 9 16 333 19 385
Kanker 0 3 0 2 0 0 21 65 91
Totaal 6 1794 549 24 645 114 531 96 3759
In tabel 23 worden de resultaten van de arbitragebeoordeling van de objectglaasjes vergeleken
met de resultaten van de onderzoekslocaties voor dezelfde glaasjes die met het ThinPrep 2000-
systeem zijn geprepareerd en beoordeeld met het ThinPrep Imaging-systeem.
Tabel 24: Resultaten arbitragebeoordeling versus ThinPrep Genesis-processor:
Handmatige beoordeling Alle beoordeelde categorieën
Resultaten arbitragebeoordeling, alle locaties
UNSAT NILM ASCUS AGUS LSIL ASC-H HSIL Kanker Totaal
ThinPrep
Genesis-
processor
UNSAT 1 6 4 0 1 0 1 0 13
NILM 5 1696 388 14 89 49 15 2 2258
ASCUS 0 65 112 2 174 28 35 1 417
AGUS 0 11 3 5 0 2 6 5 32
LSIL 0 1 22 0 352 4 49 2 430
ASC-H 0 12 16 1 15 13 81 5 143
HSIL 0 2 4 2 14 17 322 18 379
Kanker 0 1 0 0 0 1 22 63 87
Totaal 6 1794 549 24 645 114 531 96 3759
In tabel 24 worden de resultaten van de arbitragebeoordeling van de objectglaasjes vergeleken
met de resultaten van de onderzoekslocaties voor dezelfde glaasjes die met de
ThinPrep Genesis-processor zijn geprepareerd en handmatig zijn beoordeeld.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 24/34
Tabel 25: Resultaten arbitragebeoordeling versus ThinPrep Genesis-processor: Imager-
ondersteunde beoordeling Alle beoordeelde categorieën
Resultaten arbitragebeoordeling, alle locaties
UNSAT NILM ASCUS AGUS LSIL ASC-H HSIL Kanker Totaal
ThinPrep
Genesis-
processor
UNSAT 1 8 8 0 2 0 1 0 20
NILM 5 1708 399 16 102 46 14 1 2291
ASCUS 0 52 95 0 155 26 26 2 356
AGUS 0 1 1 0 0 1 10 3 16
LSIL 0 2 25 0 354 2 45 3 431
ASC-H 0 17 16 3 12 23 90 5 166
HSIL 0 4 4 3 20 13 323 23 390
Kanker 0 2 1 2 0 3 22 59 89
Totaal 6 1794 549 24 645 114 531 96 3759
In tabel 25 worden de resultaten van de arbitragebeoordeling van de objectglaasjes vergeleken
met de resultaten van de onderzoekslocaties voor dezelfde glaasjes die met de ThinPrep Genesis-
processor zijn geprepareerd en beoordeeld met het ThinPrep Imaging-systeem.
Tabel 26: Prestatieoverzicht: Resultaten ThinPrep Genesis-processor vs resultaten
ThinPrep 2000-systeem voor glaasjes met handmatige beoordeling: Gevoeligheid en specificiteit
Handmatige beoordeling
Gevoeligheid
Specificiteit
Drempel TP-2000
(95% CI)
Genesis
(95% CI)
Verschil
(95% CI)
TP-2000
(95% CI)
Genesis
(95% CI)
Verschil
(95% CI)
ASCUS+ 70%
(66% tot 75%)
72%
(68% tot 75%)
2%
(0% tot 3%)
94%
(92% tot 97%)
95%
(92% tot 98%)
1%
(0% tot 1%)
LSIL+ 70%
(65% tot 76%)
71%
(66% tot 75%)
0%
(-2% tot 2%)
97%
(96% tot 98%)
97%
(97% tot 98%)
1%
(0% tot 1%)
ASC-H+ 73%
(65% tot 81%)
73%
(66% tot 80%)
0%
(-2% tot 2%)
98%
(96% tot 99%)
98%
(97% tot 99%)
0%
(0% tot 1%)
HSIL+ 68%
(63% tot 73%)
68%
(61% tot 74%)
0%
(-4% tot 4%)
99%
(98% tot 99%)
99%
(98% tot 99%)
0%
(-1% tot 0%)
De gevoeligheid en specificiteit van de ThinPrep Genesis-processor zijn vergelijkbaar met die
van het ThinPrep 2000-systeem voor handmatig beoordeelde objectglaasjes. In het onderzoek
waren er geen statistisch significante verschillen in prestaties tussen het ThinPrep Genesis- en
het ThinPrep 2000-systeem.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 25/34
Tabel 27: Prestatieoverzicht: Resultaten ThinPrep Genesis-processor vs resultaten
ThinPrep 2000-systeem voor glaasjes met Imager-ondersteunde beoordeling:
Gevoeligheid en specificiteit
Beoordeling ThinPrep Imaging-systeem
Gevoeligheid
Specificiteit
Drempel TP-2000
(95% CI)
Genesis
(95% CI)
Verschil
(95% CI)
TP-2000
(95% CI)
Genesis
(95% CI)
Verschil
(95% CI)
ASCUS+ 68%
(65% tot 72%)
70%
(66% tot 74%)
2%
(1% tot 3%)
96%
(95% tot 97%)
96%
(94% tot 98%)
0%
(-1% tot 1%)
LSIL+ 70%
(64% tot 76%)
72%
(66% tot 78%)
2%
(0% tot 4%)
97%
(96% tot 97%)
97%
(96% tot 98%)
0%
(0% tot 1%)
ASC-H+ 75%
(68% tot 83%)
76%
(68% tot 84%)
0%
(-3% tot 4%)
97%
(97% tot 98%)
97%
(96% tot 98%)
0%
(-1% tot 0%)
HSIL+ 70%
(62% tot 77%)
68%
(59% tot 77%)
-2%
(-8% tot 4%) 99%
(98% tot 99%)
98%
(98% tot 99%)
0%
(-1% tot 0%)
De gevoeligheid en specificiteit van de ThinPrep Genesis-processor zijn vergelijkbaar met
die van het ThinPrep 2000-systeem voor met het ThinPrep Imaging-systeem beoordeelde
objectglaasjes. De enige categorie waar een statistisch significant verschil werd vastgesteld,
was de ASCUS+-categorie, waar het verschil in gevoeligheid 2% bedroeg.
Reproduceerbaarheidsonderzoeken
De intra- en interinstrument reproduceerbaarheid van de ThinPrep Genesis-processor werd
geëvalueerd in laboratoriumonderzoeken met gebruikmaking van een techniek met splitsing
van het monster.
INTRA-INSTRUMENT REPRODUCEERBAARHEID
Het onderzoek was bedoeld om na te gaan of de ThinPrep Genesis-processor in staat is
om met hetzelfde instrument reproduceerbare objectglaasjes van hetzelfde patiëntmonster
te prepareren. Voor het onderzoek werden in totaal 160 monsters geanalyseerd. Elk monster
werd in drie delen gesplitst en op één instrument in drie afzonderlijke stappen verwerkt.
De objectglaasjes werden gekleurd, afgedekt en vervolgens beoordeeld door cytologisch
analisten met behulp van Imager-ondersteunde beoordeling volgens het Bethesda System
for Reporting Cervical Cytology. Zes monsters werden van de analyse uitgesloten omdat ten
minste één objectglaasje niet beschikbaar was voor CT-onderzoek. De resulterende diagnoses
zijn samengevat in tabel 28.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 26/34
Tabel 28: Intra-instrument reproduceerbaarheid
Diagnostisch niveau monster
Aantal monsters met drie overeenstemmende replicaten
Monsterverwerking op de
ThinPrep Genesis-processor NILM ASCUS of ASC-H LSIL of AGUS HSIL of kanker
Run 1
(n = 154) 109 13 18 13
Run 2
(n = 154) 11 12 16 14
Run 3
(n = 154) 109 12 19 13
Er werd een statistische chi-kwadraattoets uitgevoerd, die een p-waarde van 0,9989 opleverde,
wat erop wijst dat de diagnose onafhankelijk is van de run.
INTER-INSTRUMENT REPRODUCEERBAARHEID
Dit onderzoek was bedoeld om na te gaan of de ThinPrep Genesis-processor in staat is om
reproduceerbare objectglaasjes van hetzelfde patiëntmonster te prepareren met gebruik
van meerdere instrumenten. Voor het onderzoek werden in totaal 160 monsters geanalyseerd.
Elk monster werd in drie delen gesplitst en op drie verschillende ThinPrep Genesis-processors
verwerkt. De objectglaasjes werden gekleurd, afgedekt en vervolgens beoordeeld door
cytologisch analisten met behulp van Imager-ondersteunde beoordeling volgens het Bethesda
System for Reporting Cervical Cytology. Tien monsters werden uitgesloten omdat ten minste
één objectglaasje niet beschikbaar was voor CT-onderzoek. De resulterende diagnoses worden
gepresenteerd in tabel 29.
Tabel 29: Inter-instrument reproduceerbaarheid
Diagnostisch niveau monster
Aantal monsters met drie overeenstemmende replicaten
ThinPrep Genesis-processor
NILM
ASCUS of ASC-H
LSIL of AGUS
HSIL of kanker
ThinPrep Genesis-processor
1
(n = 150) 112 5 22 11
ThinPrep Genesis-processor
2
(n = 150) 109 6 23 12
ThinPrep Genesis-processor
3
(n = 150) 111 6 21 12
Er werd een statistische chi-kwadraattoets uitgevoerd, die een p-waarde van 0,9995 opleverde,
wat erop wijst dat de diagnose onafhankelijk is van het instrument.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 27/34
Onderzoek celtelling
Er werd een onderzoek uitgevoerd om de hoeveelheid celmateriaal te evalueren die op glaasjes
werd overgebracht, waarbij de ThinPrep Genesis-processor werd vergeleken met het
ThinPrep 2000-systeem.
Er werden twee vergelijkingen gemaakt. Glaasjes bereid met het ThinPrep 2000-systeem werden
vergeleken met glaasjes geprepareerd met het proces ‘Aliquot + glaasje’ op de ThinPrep Genesis-
processor. En glaasjes geprepareerd met het ThinPrep 2000-systeem werden vergeleken met
glaasjes geprepareerd met het proces ‘Glaasje’ op de ThinPrep Genesis-processor.
Er werd gebruik gemaakt van een techniek met splitsing van het monster. Voor het onderzoek
werden in totaal 300 monsters geanalyseerd. Elk monster werd in drie delen verdeeld. Monsters
verwerkt volgens een van de drie methoden (ThinPrep 2000, ThinPrep Genesis ‘Aliquot +
glaasje’ of ThinPrep Genesis ‘Glaasje’). De glaasjes werden gekleurd, afgedekt en vervolgens
belicht met het ThinPrep Imaging-systeem om de hoeveelheid celmateriaal op elk glaasje te
kwantificeren. Afbeelding 1 en 2 vergelijken de celtellingen tussen de ThinPrep 2000 en elke
Genesis-verwerkingsmethode voor elk monster.
Afbeelding 1: Deming-regressie
ThinPrep Genesis proces 'Glaasje’ versus ThinPrep 2000-systeem
ThinPrep Genesis-processor (glaasje)
ThinPrep 2000-systeem
m = 0,96, b = 6,7e+02, p = 0,95
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 28/34
Afbeelding 2: Deming-regressie
ThinPrep Genesis proces 'Aliquot + Glaasje’ versus ThinPrep 2000-systeem
De resultaten van het onderzoek tonen aan dat de objectglaasjes die geproduceerd worden
door de ThinPrep Genesis-processor, wanneer ze gebruikt worden in het proces ‘Glaasje’ of
‘Aliquot + glaasje’, een epitheelceltelling hebben die vergelijkbaar is met die van het
ThinPrep 2000-systeem.
ThinPrep 2000-systeem
ThinPrep Genesis
-
processor (Aliquot + glaasje)
m = 0,99, b = 2,2+02, p = 0,94
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 29/34
DIAGNOSTISCHE VERGELIJKING VAN HET CELTELLINGSONDERZOEK
Bovendien werden de in het kader van het celtellingsonderzoek geprepareerde objectglaasjes
door cytologisch analisten onderzocht en gecategoriseerd volgens het Bethesda System for
Reporting Cervical Cytology. De resulterende diagnosedeterminanten worden gepresenteerd
in tabel 30 en 31.
Tabel 30: Diagnostische vergelijking van celtellingsonderzoek
Glaasjes verwerkt op de ThinPrep Genesis-processor (glaasjesproces)
vs. ThinPrep 2000-systeem
ThinPrep 2000-systeem
ASCUS+ <ASCUS
ThinPrep Genesis-processor
(Proces ‘Glaasje’)
ASCUS+
66
13
<ASCUS
12
195
Er werd een statistische test op verhoudingen uitgevoerd, die een p-waarde <10-4 opleverde
waaruit de gelijkwaardigheid van ASCUS+ tussen de twee instrumenten bleek.
Tabel 31: Diagnostische vergelijking van celtellingsonderzoek
Glaasjes verwerkt op de ThinPrep Genesis-processor (proces Aliquot + glaasje)
vs. ThinPrep 2000-systeem
ThinPrep 2000-systeem
ASCUS+ <ASCUS
ThinPrep Genesis-processor
(Proces ‘Aliquot + glaasje’)
ASCUS+
70
15
<ASCUS
8
192
Er werd een statistische test op verhoudingen uitgevoerd, die een p-waarde <10-4 opleverde
waaruit de gelijkwaardigheid van ASCUS+ tussen de twee instrumenten bleek.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 30/34
Onderzoek celoverdracht
De overdracht van cellen tussen glaasjes werd geëvalueerd in een laboratoriumonderzoek,
waarbij de ThinPrep Genesis-processor en het ThinPrep 2000-systeem werden vergeleken.
Op elk systeem werden 350 abnormale klinische monsters verwerkt, afgewisseld met
350 PreservCyt-flacons die geen cellen bevatten (‘acellulaire flacons’). Monsters verwerkt
op de ThinPrep Genesis-processor met het proces ‘Aliquot + glaasje’. Na verwerking werden de
glaasjes uit de acellulaire flacons gescheiden van de glaasjes met celcultuur, gekleurd afgedekt
en vervolgens beoordeeld door cytologisch analisten. Alle cellen die op een objectglaasje
werden aangetroffen, werden genoteerd. Glaasjes gemaakt van een acellulaire flacon, maar die
ten minste één cel bevatten, werden beschouwd als celoverdracht. Eén objectglaasje van het
ThinPrep 2000-systeem werd uitgesloten als gevolg van een fout van de gebruiker. Tabel 32
geeft de resultaten weer.
Tabel 32: Onderzoek celoverdracht
ThinPrep 2000-systeem ThinPrep Genesis-processor
Totaal aantal glaasjes
349
350
Aantal glaasjes met overdracht
89
20
% glaasjes met overdracht
25,5%
5,7%
Aantal cellen op de objectglaasjes
met overdracht:
Mediaan
(Min, Max)
2
(1, 96)
2
(1, 43)
Het onderzoek toonde aan dat de cellulaire kruisbesmetting van objectglaasje tot objectglaasje
op de ThinPrep Genesis niet onderdoet voor de prestaties van het ThinPrep 2000-systeem.
Onderzoek molecuuloverdracht
Er werd een onderzoek ontworpen om de overdracht van de aliquotfunctie van de
ThinPrep Genesis-processor te evalueren. Er werd een doel-amplificatieassay gebruikt.
Het onderzoek vergeleek de moleculaire resultaten tussen aliquots van handmatig
geprepareerde monsters en resultaten van aliquots die op de ThinPrep Genesis-processor
waren geprepareerd, zowel vóór als na de preparatie van cytologische objectglaasjes. In totaal
werden 600 monsterflacons geprepareerd uit klinische monsterpools gespiket met 1 x 104/ml
SiHa- en 1 x 104/ml HeLa-cellen (300 HPVpos-flacons) of uit niet-gespikete klinische monsterpools
(300 HPVneg-flacons). Er werden handmatig aliquots bereid uit HPVneg-monsterflacons, gevolgd
door HPVpos-monsterflacons. De flacons werden vervolgens afwisselend positief/negatief
verwerkt op de Genesis-processors. Elk monster werd eerst verwerkt in de modus ‘Aliquot +
glaasje’ (aliquot geprepareerd vóór cytologie) en de resterende inhoud van de flacon werd
verwerkt in de modus ‘Aliquot’ (aliquot geprepareerd na cytologie). Alle aliquots werden getest
met een moleculair HPV-assay voor hoog-risico-subtypes, en een moleculair assay voor HPV 16,
18 en 45. Eén HPVneg-flacon werd uitgesloten als gevolg van een fout van de gebruiker. Tabel 33
en 34 laten de positiviteitspercentages zien voor zowel HPVpos- als HPVneg-flacons voor elke
aliquotpreparatiemethode, voor elke moleculaire assay.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 31/34
Tabel 33: Moleculaire overdracht - HPV-hoogrisico-assay
Aliquotpreparatiemethode
HPV-negatieve monsters HPV-positieve monsters
Aantal
negatieve
resultaten
Aantal
positieve
resultaten
Percentage
positiviteit
Aantal
negatieve
resultaten
Aantal
positieve
resultaten
Percentage
positiviteit
Handmatig aliquot 291 8 2,7% 0 300 100,0%
Genesis-aliquot
geprepareerd vóór cytologie 287 12 4,0% 0 300 100,0%
Genesis-aliquot
geprepareerd na cytologie 291 8 2,7% 0 300 100,0%
Tabel 34: Moleculaire overdracht - HPV 16/18/45 specifiek assay
Aliquotpreparatiemethode
HPV-negatieve monsters HPV-positieve monsters
Aantal
negatieve
resultaten
Aantal
positieve
resultaten
Percentage
positiviteit
Aantal
negatieve
resultaten
Aantal
positieve
resultaten
Percentage
positiviteit
Handmatig aliquot 297 2 0,7% 0 300 100,0%
Genesis-aliquot
geprepareerd vóór cytologie 298 1 0,3% 0 300 100,0%
Genesis-aliquot
geprepareerd na cytologie 299 0 0,0% 0 300 100,0%
Statistische tests voor positieve procentuele overeenstemming en negatieve procentuele
overeenstemming voor overeenkomende paren tussen Handmatig en Genesis (vóór cytologie) of
Genesis (na cytologie) werden uitgevoerd. De tests leverden p-waarden op van <10-3 voor beide
groepen monsters die met beide assays zijn getest, wat erop wijst dat de Genesis niet bijdraagt
tot doel- of inhibitorcontaminatie.
Met de ThinPrep Genesis-processor genomen aliquots zijn niet geëvalueerd voor specifieke
assays. Raadpleeg de instructies bij een specifieke assay.
Onderzoek naar levering van aliquots
De mogelijkheid voor de ThinPrep Genesis-processor om een aliquot van een ThinPrep-flacon in
een outputbuisje af te geven, werd in een laboratoriumonderzoek geëvalueerd. De gegevens voor
dit onderzoek tonen aan dat de ThinPrep Genesis-processor 1 ml ±4% van de ThinPrep-flacon in
een outputbuisje aflevert.
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 32/34
Conclusies
De resultaten van het onderzoek waarin de prestaties van de ThinPrep Genesis-processor
worden vergeleken met die van het ThinPrep 2000-systeem tonen aan dat de ThinPrep Genesis-
processor minstens even doeltreffend is als het ThinPrep 2000-systeem voor het prepareren
van objectglaasjes van gynaecologische monsters voor de detectie van atypische cellen,
baarmoederhalskanker of voorafgaande laesies, alsook alle andere cytologische categorieën,
met inbegrip van adenocarcinoom, zoals gedefinieerd door The Bethesda System for Reporting
Cervical Cytology.
Het ThinPrep™ 2000-systeem is even doeltreffend als het conventionele Pap-uitstrijkje bij diverse
patiëntenpopulaties en kan worden gebruikt ter vervanging van het conventionele Pap-uitstrijkje
voor de detectie van atypische cellen, baarmoederhalskanker of voorafgaande laesies, alsmede
alle andere cytologische categorieën zoals gedefinieerd door het Bethesda System. Aangezien
de ThinPrep Genesis-processor gebruikmaakt van een soortgelijke technologie voor
celverzameling en glaasjespreparatie als het ThinPrep 2000-systeem, is de ThinPrep Genesis-
processor even doeltreffend als het conventionele Pap-uitstrijkje bij diverse patiëntenpopulaties
en kan worden gebruikt ter vervanging van het conventionele Pap-uitstrijkje voor de detectie van
atypische cellen, baarmoederhalskanker of voorafgaande laesies, alsmede alle andere
cytologische categorieën zoals gedefinieerd door het Bethesda System.
Het ThinPrep 2000-systeem is aanzienlijk doeltreffender dan het conventionele Pap-uitstrijkje
voor de detectie van intra-plaveiselcelepitheel-laesies met lage maligniteitsgraad (LSIL) en
ernstigere laesies bij een verscheidenheid van patiëntenpopulaties. Aangezien de
ThinPrep Genesis-processor gebruikmaakt van een soortgelijke technologie voor celverzameling
en glaasjespreparatie als het ThinPrep 2000-systeem, is de ThinPrep Genesis-processor ook
aanzienlijk doeltreffender dan het conventionele Pap-uitstrijkje voor de detectie van intra-
plaveiselcelepitheel-laesies met lage maligniteitsgraad (LSIL) en ernstigere laesies bij een
verscheidenheid van patiëntenpopulaties.
De kwaliteit van het monster is met het ThinPrep 2000-systeem aanzienlijk verbeterd ten
opzichte van de conventionele preparatie van Pap-uitstrijkjes bij een verscheidenheid van
patiëntenpopulaties. Aangezien de ThinPrep Genesis-processor gebruikmaakt van een
soortgelijke technologie voor celverzameling en glaasjespreparatie als het ThinPrep 2000-
systeem, is de kwaliteit van de monsters van de ThinPrep Genesis-processor ook aanzienlijk
verbeterd ten opzichte van de conventionele preparatie van uitstrijkjes bij een verscheidenheid
van patiëntenpopulaties.
BENODIGDE MATERIALEN
BIJGELEVERDE MATERIALEN
ThinPrep Genesis-processor
Gebruikershandleiding voor de ThinPrep Genesis-processor
Netsnoer
Afvalfles met slangenset en transportdop
Fixatiefbaden (10)
Wegwerpbeker voor pipettips (2)
Absorberende pad voor filterplug (4)
Absorberende pad voor het doorprikgebied van het filter (4)
Pipettiphouder (2, voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Meerkanaalspipettipgrijper (voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 33/34
Glaasjesprinter (optioneel)
Buisjesprinter (optioneel)
USB-stick (1)
BENODIGDE, MAAR NIET BIJGELEVERDE MATERIALEN
Flacon met 20 ml PreservCyt™-oplossing
ThinPrepPap Test-filter
ThinPrep™-objectglaasje
Pipettips (geleidende, wegwerpbare, kunststof pipettips met een aërosolbestendig filter,
1 ml, voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Monsteroverdrachtbuisje (voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Cervixborstel
Glaasjeskleuringssysteem en reagentia
Standaard laboratoriumfixatief
Dekglaasjes en insluitmiddelen
Pluisvrije doekjes
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Natriumhypochlorietoplossing (0,5% oplossing, voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
OPSLAG
Bewaar PreservCyt-oplossing tussen de 15 °C en 30 °C. Niet gebruiken na de uiterste
gebruiksdatum die is afgedrukt op de flacon.
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests tussen
de 15 °C en 30 °C, gedurende een periode van maximaal 6 weken.
REFERENTIES
1. Nayar R, Wilbur DC. (eds), The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology:
Definitions, Criteria, and Explanatory Notes. 3rd ed. Cham, Switzerland: Springer: 2015
2. Jones HW. Impact of The Bethesda System, Cancer 77 pp. 1914-1918, 1995.
3. American Cancer Society. Cancer Facts and Figures, 1995.
4. Ashfaq R, Gibbons D, Vela C, Saboorian MH, Iliya F. ThinPrep Pap Test. Accuracy for
glandular disease. Acta Cytol 1999; 43: 81-5
5. Bai H, Sung CJ, Steinhoff MM: ThinPrep Pap Test promotes detection of glandular lesions
of the endocervix. Diagn Cytopathol 2000;23:19-22
6. Carpenter AB, Davey DD: ThinPrep Pap Test: Performance and biopsy follow-up un a
university hospital. Cancer Cytopathology 1999; 87: 105-12
7. Guidos BJ, Selvaggi SM. Detection of endometrial adenocarcinoma with the ThinPrep Pap
test. Diagn Cytopathol 2000; 23: 260-5
8. Schorge JO, Hossein Saboorian M, Hynan L, Ashfaq R. ThinPrep detection of cervical and
endometrial adenocarcinoma: A retrospective cohort study. Cancer Cytopathology 2002;
96: 338-43
9. Wang N, Emancipator SN, Rose P, Rodriguez M, Abdul-Karim FW. Histologic follow-up of
atypical endocervical cells. Liquid-based, thin-layer preparation vs. conventional Pap
smear. Acta Cytol 2002; 46: 453-7
ThinPrep™ Genesis™-processor Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-23047-1501 Rev. 01 11-2021 34/34
TECHNISCHE SERVICE EN PRODUCTINFORMATIE
Voor technische service en assistentie met betrekking tot het gebruik van de ThinPrep Genesis-
processor kunt u contact opnemen met Hologic:
Telefoon: 1-800-442-9892
Fax: 1-508-229-2795
Voor internationale of gratis geblokkeerde oproepen kunt u contact opnemen met 1-508-263-2900.
Hologic, Inc., 250 Campus Drive, Marlborough, MA 01752
1-800-442-9892, www.hologic.com
Hologic BV, Da Vincilaan 5, 1930 Zaventem, België
Verantwoordelijke
voor het VK
Hologic, Ltd., Oaks Business Park, Crewe Road, Wythenshawe
Manchester M23 9HZ Verenigd Koninkrijk
©2021 Hologic, Inc. Alle rechten voorbehouden.
Revisiegeschiedenis
Datum
Beschrijving
AW-23047-1501 Rev. 001
11-2021
Informatie klinisch onderzoek
toegevoegd. Gegevens
toegevoegd in tabel
microbiële/virale organismen.
UK CA-markering toegevoegd.
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor i
INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding
PARAGRAAF A: Overzicht en functie van de ThinPrep™ Genesis-processor .......... 1.1
PARAGRAAF B: Werkingsprincipes ................................................................................ 1.9
PARAGRAAF C: Technische specificaties ThinPrep™ Genesis™-processor............ 1.15
PARAGRAAF D: Interne kwaliteitsbewaking .............................................................. 1.20
PARAGRAAF E: Risico's ThinPrep™ Genesis™-processor ........................................ 1.20
PARAGRAAF F: Afvoer ................................................................................................... 1.27
Hoofdstuk 2
Installatie van de ThinPrep™ Genesis-processor
PARAGRAAF A: Algemeen ............................................................................................... 2.1
PARAGRAAF B: Handelingen bij aflevering .................................................................. 2.1
PARAGRAAF C: Voorbereidingen voorafgaand aan de installatie.............................. 2.2
PARAGRAAF D: Opslag en hantering - na de installatie............................................... 2.4
PARAGRAAF E: Het ThinPrep Genesis-systeem aanzetten ......................................... 2.4
PARAGRAAF F: Gebruikersvoorkeuren instellen.......................................................... 2.6
PARAGRAAF G: Het ThinPrep™ Genesis™-systeem uitzetten................................... 2.6
Hoofdstuk 3
PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen
PARAGRAAF A: PreservCyt™-oplossing........................................................................ 3.1
PARAGRAAF B: CytoLyt™ -oplossing ............................................................................ 3.5
Hoofdstuk 4
Het prepareren van gynaecologische monsters
PARAGRAAF A: Inleiding.................................................................................................. 4.1
PARAGRAAF B: Monsterafname voorbereiden ............................................................. 4.2
PARAGRAAF C: Monsterafname ..................................................................................... 4.4
PARAGRAAF D: Speciale voorzorgsmaatregelen........................................................... 4.7
PARAGRAAF E: Verwerken van monsters...................................................................... 4.8
PARAGRAAF F: Problemen bij monsterverwerking oplossen..................................... 4.9
INHOUDSOPGAVE
ii Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
Hoofdstuk 5
Niet-gynaecologische monsters prepareren
PARAGRAAF A: Inleiding.................................................................................................. 5.1
PARAGRAAF B: Inhoud..................................................................................................... 5.2
PARAGRAAF C: Benodigde materialen........................................................................... 5.3
PARAGRAAF D: Beschrijving van de preparatiestappen voor
niet-gynaecologische monsters ........................................................... 5.4
PARAGRAAF E: Aanbevelingen voor monsterpreparatie.......................................... 5.16
PARAGRAAF F: Urinemonsters voor het Vysis™ Urovysion-assay......................... 5.24
PARAGRAAF G: Problemen bij monsterpreparatie oplossen..................................... 5.26
Hoofdstuk 6
Gebruikersinterface
PARAGRAAF A: Schermen ............................................................................................... 6.2
PARAGRAAF B: Hoofdmenu, Processor inactief .......................................................... 6.3
PARAGRAAF C: Opties beheerder .................................................................................. 6.9
Hoofdstuk 7
Bedieningsinstructies
PARAGRAAF A: Inleiding.................................................................................................. 7.1
PARAGRAAF B: Facultatieve instructies voor aanvullende tests ............................... 7.2
PARAGRAAF C: Benodigde materialen........................................................................... 7.4
PARAGRAAF D: De monsterflacons, glaasjes en buisjes etiketteren ........................... 7.7
PARAGRAAF E: Het deurtje openen of sluiten .............................................................7.11
PARAGRAAF F: De buisjesprinter gebruiken............................................................... 7.13
PARAGRAAF G: De glaasjesprinter gebruiken............................................................. 7.15
PARAGRAAF H: Het fixatiefbad laden .......................................................................... 7.18
PARAGRAAF I: De pipettips laden ............................................................................... 7.19
PARAGRAAF J: Checklist voorafgaand aan gebruik.................................................. 7.21
PARAGRAAF K: Het proces selecteren en de verwerking starten ............................ 7.21
PARAGRAAF L: Een glaasje verwerken met de ThinPrep™ Genesis™-processor. 7.23
PARAGRAAF M: Een aliquot uit de monsterflacon nemen met de
ThinPrep Genesis-processor .............................................................. 7.32
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor iii
INHOUDSOPGAVE
PARAGRAAF N: Een aliquot uit de monsterflacon nemen en een glaasje
verwerken met de ThinPrep Genesis-processor ............................. 7.37
PARAGRAAF O: Monsterverwerking annuleren.......................................................... 7.46
Hoofdstuk 8
Onderhoud
PARAGRAAF A: Dagelijks ................................................................................................. 8.2
PARAGRAAF B: Wekelijkse reiniging ............................................................................. 8.3
PARAGRAAF C: Reiniging en onderhoud naar behoefte ........................................... 8.12
PARAGRAAF D: De ThinPrep™ Genesis-processor verplaatsen .............................. 8.24
PARAGRAAF E: Voor de gebruiker toegankelijke zekeringen vervangen............... 8.25
PARAGRAAF F: De glaasjesprinter vervangen ........................................................... 8.27
PARAGRAAF G: De buisjesprinter vervangen.............................................................. 8.28
Hoofdstuk 9
Problemen oplossen
PARAGRAAF A: Algemeen ............................................................................................... 9.1
PARAGRAAF B: Monsterverwerkingsfouten ................................................................. 9.1
PARAGRAAF C: Fouten in manipulatie media............................................................... 9.4
PARAGRAAF D: Systeemfouten...................................................................................... 9.14
Hoofdstuk 10
Fixatie, kleuring en afdekking
PARAGRAAF A: Inleiding................................................................................................ 10.1
PARAGRAAF B: Fixatie ................................................................................................... 10.2
PARAGRAAF C: Kleuring ................................................................................................ 10.3
PARAGRAAF D: Afdekking ............................................................................................ 10.6
Hoofdstuk 11
ThinPrep Pap Test-trainingsprogramma
Service-informatie
Bestelinformatie
Index
INHOUDSOPGAVE
iv Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
This page intentionally left blank.
1. Inleiding
1. Inleiding
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.1
1
INLEIDING
H o o f d s t u k 1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven en worden de werkingsprincipes beschreven van het
ThinPrep™ Genesis™-systeem.
OVERZICHT EN FUNCTIE VAN DE THINPREP™ GENESIS-PROCESSOR
Het ThinPrep™ Genesis™-systeem wordt gebruikt voor de verwerking van vloeibare cytologische
monsters om een dun, uniform celpreparaat te maken dat op een objectglaasje wordt overgebracht
en gefixeerd. Het glaasje wordt rechtstreeks in een potje met een alcoholfixatiefbad geplaatst.
Na verwerking kan het glaasje worden gekleurd, afgedekt en gescreend. Met de processor kunnen
de volgende objectglaasjes worden geprepareerd:
objectglaasjes geprepareerd van gynaecologische monsters voor gebruik met de ThinPrep
Pap Test, en daaropvolgende beeldvorming door het ThinPrep Imaging-systeem.
objectglaasjes geprepareerd van niet-gynaecologische monsters die zijn afgenomen voor
algemene cytologische screening.
objectglaasjes geprepareerd van urinemonsters, inclusief monsters gebruikt in combinatie
met de Vysis™ UroVysion-assay.
Er kan steeds één objectglaasje per flacon worden verwerkt.
Het ThinPrep™ Genesis™-systeem kan ook worden gebruikt om een aliquot te nemen van een
monster dat wordt bewaard in PreservCyt™-oplossing en dit aliquot over te brengen in een
Aptima™-monsteroverdrachtbuisje. Verder kan het ThinPrep™ Genesis™-systeem zowel het proces
van de aliquot-uitname als het proces van de glaasjespreparatie uitvoeren met hetzelfde monster.
Indicatie voor gebruik
Beoogd gebruik
ThinPrep™ Genesis-processor
De ThinPrep™ Genesis-processor maakt deel uit van het ThinPrep™-systeem. Het wordt gebruikt
om ThinPrep-objectglaasjes van ThinPrep™ PreservCyt™-flacons te prepareren voor gebruik ter
vervanging van de conventionele methode waarmee Pap-uitstrijkjes worden geprepareerd voor
screening op de aanwezigheid van atypische cellen, cervixcarcinoom of daaraan voorafgaande
PARAGRAAF
A
INLEIDING
1.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
laesies (intra-plaveiselcelepitheel-laesies met lage en hoge maligniteitsgraad) en ook alle andere
cytologische categorieën zoals beschreven door The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology 1.
Ook voor het prepareren van ThinPrep-objectglaasjes van niet gynaecologische (non-gyn) monsters,
waaronder urinemonsters, en het kan worden gebruikt om een aliquot van de monsterflacon naar
het monsteroverdrachtbuisje te pipetteren. Voor professioneel gebruik.
ThinPrep-filters
ThinPrep™ Pap Test-filters zijn voor gebruik met een ThinPrep™-processor om een ThinPrep™ Pap
Test PreservCyt™-monster te verzamelen en over te brengen naar een ThinPrep™-objectglaasje als
onderdeel van het ThinPrep™-systeem. Voor professioneel gebruik.
ThinPrep™ niet-gynaecologische filters zijn voor gebruik met een ThinPrep™-processor om een
ThinPrep™ PreservCyt™ niet-gynaecologisch monster te verzamelen en over te brengen naar een
ThinPrep™-objectglaasje als onderdeel van het ThinPrep™-systeem. Voor professioneel gebruik.
ThinPrep™ UroCyte™-filters zijn voor gebruik met de ThinPrep™-processor om een UroCyte™
PreservCyt™-urinemonster te verzamelen en over te brengen naar een ThinPrep™-objectglaasje
als onderdeel van het ThinPrep™-systeem. Voor professioneel gebruik.
ThinPrep-objectglaasjes
ThinPrep™ Pap Test-objectglaasjes zijn voor gebruik met de ThinPrep™-processors voor
het prepareren van gynaecologische monsters als onderdeel van het ThinPrep™-systeem.
Voor professioneel gebruik.
ThinPrep™-beeldvormingssysteem-objectglaasjes zijn voor gebruik met ThinPrep™-processors voor
het prepareren van cytologische monsters als onderdeel van het ThinPrep™-systeem voor diagnose
met ThinPrep™-beeldvormingssystemen. Voor professioneel gebruik.
ThinPrep™ niet-gynaecologische (non-gyn) objectglaasjes zijn voor gebruik met ThinPrep™-
processors voor het prepareren van niet-gynaecologische monsters als onderdeel van het
ThinPrep™-systeem. Voor professioneel gebruik.
ThinPrep™ UroCyte™-objectglaasjes zijn voor gebruik met ThinPrep-processors voor het
prepareren van urinemonsters als onderdeel van het ThinPrep™-systeem. Voor professioneel
gebruik.
ThinPrep™ Arcless-objectglaasjes zijn voor gebruik met ThinPrep™-processors voor het prepareren
van cytologische monsters als onderdeel van het ThinPrep™-systeem. Niet bedoeld voor gebruik bij
ThinPrep™ Pap-testen. Voor professioneel gebruik.
1. Nayar R, Wilbur DC. (eds). The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology: Definitions, Criteria, and
Explanatory Notes. 3rd ed. Cham, Switzerland: Springer: 2015
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.3
1
INLEIDING
Afbeelding 1-1 Het ThinPrep Genesis-systeem, afgebeeld met optionele printers
De ThinPrep™ Pap Test
De ThinPrep Pap Test is een op vloeibare verwerking gebaseerde methode voor het afnemen en
prepareren van gynaecologische monsters.
De ThinPrep-verwerking begint met het afnemen van een gynaecologisch monster bij de patiënt
met een hulpmiddel waarmee een celmonster van de cervix wordt afgenomen dat niet, zoals bij
het conventionele uitstrijkje, op een objectglaasje wordt uitgestreken maar in een flacon met de
PreservCyt™-oplossing wordt gedompeld en afgespoeld. Vervolgens wordt de ThinPrep-
monsterflacon voorzien van een dop en etiket en naar een laboratorium verzonden dat beschikt
over een ThinPrep Genesis-processor.
In het laboratorium wordt de PreservCyt-monsterflacon in een ThinPrep Genesis-processor
geplaatst. Hier worden bloed, mucus en deeltjes van niet-diagnostische aard met behulp van een
lichte dispersiestap gebroken en wordt het celmonster grondig gemengd. Vervolgens worden
de cellen op een TPPT-filter (ThinPrep Pap Test-filter) verzameld, dat speciaal voor cellen voor
diagnostische doeleinden is ontworpen. De ThinPrep Genesis-processor houdt tijdens het
verzamelproces constant de snelheid van de flow door het TPPT-filter bij, zodat wordt voorkomen
dat er zich te veel of te weinig cellen bij het filter aandienen. Daarna wordt een dun laagje cellen
overgebracht op een objectglaasje. Vervolgens wordt het objectglaasje automatisch in een
fixatiefoplossing geplaatst.
De ThinPrep™ Genesis™-processor kan niet alleen een objectglaasje prepareren vanuit een
PreservCyt-monsterflacon, maar kan ook een aliquot van 1 ml uit de monsterflacon verwijderen
en het aliquot overbrengen naar een monsteroverdrachtbuisje.
SLIDE PRINTER
INLEIDING
1.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
Afbeelding 1-2 De ThinPrep-verwerking bij het prepareren van monsters
Net als bij conventionele Pap-uitstrijkjes het geval is, worden de met het ThinPrep Genesis-systeem
gemaakte preparaten onderzocht in de context van de klinische gegevens van de patiënt en
informatie op basis van andere diagnostische procedures zoals colposcopie, biopsie en onderzoek
naar humaan papillomavirus (HPV), teneinde een behandeling voor de patiënt te bepalen.
Beperkingen
Gynaecologische monsters voor preparatie met de ThinPrep™ Genesis-processor moeten
worden afgenomen met een cervixborstel of met een endocervicale borstel in combinatie
met een plastic spatel. Raadpleeg de instructies bij de afnamehulpmiddelen voor
waarschuwingen, contra-indicaties en beperkingen met betrekking tot monsterafname.
Het prepareren van objectglaasjes met de ThinPrep™ Genesis™-processor mag uitsluitend
worden uitgevoerd door medewerkers die zijn opgeleid door Hologic of door organisaties
of personen die door Hologic zijn aangewezen.
Dispergeren
De monsterflacon wordt
gedraaid, waardoor
stromingen in de vloeistof
ontstaan die krachtig
genoeg zijn om debris af
te scheiden en mucus te
dispergeren, en toch
zo kalm zijn dat de
verschijningsvorm van
de cellen intact blijft.
Cellen verzamelen
In het ThinPrep-filter wordt
een lichte onderdruk
gecreëerd, waardoor er cellen
op het buitenoppervlak van
het membraan worden
verzameld. Het verzamelen
van de cellen wordt
aangestuurd door de
software van de
ThinPrep Genesis-processor,
die de snelheid van de flow
door het ThinPrep-filter meet.
Cellen overbrengen
Nadat de cellen op het
membraan zijn verzameld,
wordt het ThinPrep-filter
omgekeerd en voorzichtig
tegen het ThinPrep-objectglaasje
gedrukt. Door de normale
aantrekking en een lichte
overdruk hechten de cellen zich
aan het ThinPrep-objectglaasje
waarbij de cellen zich gelijkmatig
verdelen over een afgebakend
cirkelvormig oppervlak.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.5
1
INLEIDING
Objectglaasjes die met de ThinPrep™ Genesis™-processor zijn verwerkt, mogen uitsluitend
worden beoordeeld door cytologisch analisten en pathologen die door Hologic of door
Hologic aangewezen organisaties of personen zijn opgeleid in het beoordelen van met de
ThinPrep geprepareerde objectglaasjes.
In combinatie met de ThinPrep Genesis-processor mogen uitsluitend benodigdheden
worden gebruikt die door Hologic speciaal voor de ThinPrep Genesis-processor zijn
ontworpen en gespecificeerd. Deze omvatten flacons met PreservCyt-oplossing, ThinPrep-
filters, ThinPrep-objectglaasjes en buisjes voor het aliquot. Alternatieve afnamemedia, filters
en objectglaasjes zijn niet door Hologic gevalideerd en kunnen tot foutieve resultaten leiden.
Hologic biedt geen garantie voor resultaten bij gebruik van zulke alternatieven. Als er
benodigdheden worden gebruikt die niet gevalideerd zijn door Hologic, kan de werking van
het systeem in gevaar komen. Na gebruik dienen de benodigdheden overeenkomstig de
plaatselijke, regionale en landelijke voorschriften te worden afgevoerd.
Een ThinPrep-filter mag slechts eenmaal worden gebruikt en kan niet opnieuw worden
gebruikt.
Een ThinPrep-objectglaasje kan slechts één keer worden gebruikt. Er kunnen maar één keer
cellen op het objectglaasje worden overgebracht.
Raadpleeg voor alle afname-, transport- en opslagcondities voor het buisje de instructies bij
het monsteroverdrachtbuisje en de instructies bij eventuele daaropvolgende assays op basis
van het buisje.
Waarschuwingen
Te gebruiken voor in-vitrodiagnostiek.
Gevaar. PreservCyt-oplossing bevat methanol. Giftig bij inslikken. Giftig bij inademing.
Veroorzaakt schade aan organen. De toxiciteit kan niet worden opgeheven. Raadpleeg
het veiligheidsinformatieblad (SDS) op www.hologicsds.com. Draag persoonlijke
beschermingsmiddelen voor het laboratorium. Ontvlambare vloeistof en damp. Uit de buurt
houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken. Bij verdamping van alcohol kan
brand ontstaan. De PreservCyt-oplossing moet worden bewaard en afgevoerd volgens alle
toepasselijke voorschriften.
Alternatieve afnamemedia, filters en objectglaasjes zijn niet door Hologic gevalideerd en
kunnen tot foutieve resultaten leiden. Hologic biedt geen garantie voor resultaten bij gebruik
van zulke alternatieven.
Gebruik de ThinPrep™ Genesis™-processor niet voor verwerking van een monster van
cerebrospinale vloeistof (CSV) of een ander type monster dat afkomstig is van een patiënt
met een overdraagbare spongiforme encefalopathie (TSE), zoals de ziekte van Creutzfeld-
Jacob, waarbij de mogelijkheid van overdracht van prionen (PrPsc) niet is uitgesloten.
Een met TSE besmette processor kan niet effectief worden ontsmet en moet daarom op
passende wijze worden afgevoerd om mogelijke schadelijke gevolgen voor gebruikers
en/of onderhoudsmedewerkers te voorkomen.
Sterk oxiderende middelen, zoals bleekmiddel, zijn niet compatibel met de PreservCyt-
oplossing en mogen daarom niet worden gebruikt om de afvalfles te reinigen.
INLEIDING
1.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
Voorzorgsmaatregelen
Dit apparaat genereert en gebruikt hoogfrequente energie, en kan deze energie uitstralen;
indien het apparaat niet volgens de gebruikershandleiding wordt geïnstalleerd en gebruikt,
kan het interferentie met draadloze communicatieapparatuur veroorzaken. Bij gebruik
van dit apparaat in een woonomgeving is de kans op schadelijke interferentie aanzienlijk.
De gebruiker moet dan de interferentie voor eigen rekening verhelpen.
PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests moet worden
bewaard bij een temperatuur van 15 °C (59 °F) tot 30 °C (86 °F) en de tests moeten binnen
6 weken na afname worden uitgevoerd.
De PreservCyt-oplossing is getest met diverse micro-organismen en virussen. De volgende
tabel geeft de aanvangsconcentraties weer van levensvatbare micro-organismen en virussen
en de concentratie daarvan na 15 minuten in de PreservCyt-oplossing. Ook wordt de
logaritmische afname van levensvatbare micro-organismen en virussen weergegeven.
Zoals voor alle laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende
voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Organisme Aanvangsconcentratie Logaritmische afname
na 15 minuten
Candida albicans 5,5 x 105 CFU/ml ≥4,7
Candida auris 2,6 x 105 CFU/ml ≥5,4
Aspergillus niger 4,8 x 105 CFU/ml 2,7*
Escherichia coli 2,8 x 105 CFU/ml ≥4,4
Staphylococcus aureus 2,3 x 105 CFU/ml ≥4,4
Pseudomonas aeruginosa 2,5 x 105 CFU/ml ≥4,4
Mycobacterium tuberculosis9,4 x 105 CFU/ml 4,9**
Konijnenpokkenvirus 6,0 x 106 PFU/ml 5,5***
Hiv-1 3,2 x 107TCID50/ml ≥7,0***
Hepatitis B-virus2,2 x 106TCID50/ml ≥4,25
SARS-CoV-2-virus 1,8 x 106TCID50/ml ≥3,75
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.7
1
INLEIDING
Onderdelen
De hoofdonderdelen van het systeem zijn de ThinPrep Genesis-processor, een monsterflacon
met PreservCyt -oplossing, een fixatiefbad, een filter, een objectglaasje, een pipettip en een
Aptima
-monsteroverdrachtbuisje.
Het systeem heeft twee optionele onderdelen: een glaasjesprinter voor het afdrukken van
glaasjescodes op objectglaasjes, en een buisjesprinter voor het afdrukken van buisjescodes op
buisjes. De buisjesprinter is compatibel met een Aptima-monsteroverdrachtbuisje dat is voorzien
van een thermisch gevoelig label.
Het systeem wordt bediend met behulp van een grafische gebruikersinterface met aanraakscherm.
De interface wordt geleverd in verschillende talen, instelbaar onder Gebruikersinstellingen.
Alle monsters worden in flacons met PreservCyt-oplossing verzameld.
De gebruiker selecteert het type monster dat moet worden verwerkt. De monsterflacon en een
bijpassend ThinPrep-objectglaasje en/of buisje worden met identificatienummers gelabeld en ter
verwerking in de processor geplaatst. Voor elk cytologiemonster wordt ook een ThinPrep-filter
geplaatst. Voor elk aliquot uit het monster wordt een pipettip gebruikt. Bij cytologiemonsters
wordt een bad met alcoholfixatief in de processor geplaatst.
De monsterflacon wordt in de ThinPrep Genesis-processor geplaatst.
De gebruiker sluit het deurtje voordat de verwerking begint. Het systeem verwerkt één monster
tegelijk.
*Na 1 uur logaritmische afname 4,7
**Na 1 uur logaritmische afname 5,7
***Gegevens betreffen 5 minuten
† Organismen werden getest met soortgelijke organismen van hetzelfde genus om de
antimicrobiële doeltreffendheid te beoordelen
Opmerking: Alle waarden voor logaritmische afname met een ≥-aanduiding
leverden een ondetecteerbare microbiële aanwezigheid op na
blootstelling aan PreservCyt-oplossing. De vermelde waarden
geven de minimaal toelaatbare claim aan, gegeven de
oorspronkelijke concentratie en de detectiegrens van de
kwantitatieve methode.
Organisme Aanvangsconcentratie Logaritmische afname
na 15 minuten
INLEIDING
1.8 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
Benodigde materialen
Bijgeleverde materialen
De volgende artikelen worden bij aflevering van de ThinPrep Genesis-processor meegeleverd
voor installatie.
(De samenstelling kan variëren, afhankelijk van uw bestelling.)
ThinPrep Genesis-processor
Gebruikershandleiding voor de ThinPrep Genesis-processor
Netsnoer
Afvalfles met slangenset en transportdop
Fixatiefbaden (10)
Wegwerpbeker voor pipettips (2)
Absorberende pads voor de filterplug (4)
Absorberende pads voor het doorprikgebied van het filter (4)
Pipettiphouder (2)
Meerkanaals-pipettipgrijper (om de pipettips uit de verpakking naar de processor over te
brengen; voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Pipettips (voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Glaasjesprinter (optioneel)
Buisjesprinter (optioneel)
USB-stick (1)
Bijgeleverde extra artikelen
Flacons met ThinPrep PreservCyt-oplossing
ThinPrep-filters
ThinPrep-objectglaasjes
Dispenserpomp
Aptima -monsteroverdrachtbuisjes (voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Pipettips (voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.9
1
INLEIDING
Benodigde maar niet bijgeleverde materialen
Glaasjeskleuringssysteem en reagentia
Standaard laboratoriumfixatief
Dekglaasjes en insluitmiddelen
Pluisvrije doekjes
Natriumhypochlorietoplossing (0,5% oplossing, voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Bewaring
Bewaar de PreservCyt -oplossing tussen 15 °C (59 °F) en 30 °C (86 °F). Niet gebruiken na de
uiterste gebruiksdatum die is afgedrukt op de flacon.
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests tussen
15 °C en 30 °C, voor een periode van maximaal 6 weken.
Raadpleeg voor alle afname-, transport- en opslagcondities voor het buisje de instructies bij
het monsteroverdrachtbuisje en de instructies bij eventuele daaropvolgende assays op basis
van het buisje.
Bewaar ThinPrep-filters in hun afgedekte bakjes tot ze nodig zijn voor gebruik.
Bewaar ThinPrep-filters bij omgevingstemperatuur en buiten bereik van direct zonlicht.
Controleer de uiterste gebruiksdatum op het filterbakjeslabel en werp de ThinPrep-filters
weg als deze datum is verstreken.
Bewaar pipettips volgens de instructies op de verpakking.
WERKINGSPRINCIPES
De ThinPrep Genesis-processor maakt bij het dispergeren van het monster en het verzamelen en
overbrengen van cellen gebruik van mechanische, pneumatische en vloeistofdynamische principes.
De monsters worden voorzichtig gedispergeerd door een rotatiemechanisme. Het verzamelen en
overbrengen van cellen wordt gecontroleerd door een pneumatisch/vloeistofdynamisch systeem
dat wordt aangestuurd door een microprocessor.
Elke verwerkingscyclus met de ThinPrep-processor voor het maken van een glaasjespreparaat is
optimaal afgestemd op de biologische kenmerken van de diverse cytologische monsters.
De ThinPrep Genesis-processor maakt ook gebruik van mechanische, pneumatische en
vloeistofdynamische principes om een pipettip te verplaatsen van de bewaarruimte naar de pipettor,
om te pipetteren, en om een gebruikte pipettip uit te werpen. Ook het pipetteersysteem wordt
aangestuurd door een microprocessor.
PARAGRAAF
B
INLEIDING
1.10 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
De optionele glaasjesprinter is een thermische transferprinter die werkt met een printerlint.
De optionele buisjesprinter is een directe thermische printer waarbij het buisje moet zijn voorzien
van een thermisch gevoelig etiket.
Het proces van het maken van een preparaat en het uitnemen van een aliquot met de ThinPrep-
processor kan worden onderverdeeld in de fasen die zijn afgebeeld in Afbeelding 1-3.
Afbeelding 1-3 Een glaasje verwerken en een aliquot uitnemen met
de ThinPrep™ Genesis™-processor
In de volgende onderdelen worden de principes van elk van deze fasen gedetailleerd beschreven.
Etiket glaasje
afdrukken*
Instrument laden*
Glaasjescode
controleren
Flacondop
vastdraaien
Dispergeren
Flacondop
verwijderen Vloeistofniveau
bepalen
Aliquot uit flacon
pipetteren
Dop terugplaatsen
op het buisje
Gebruikte pipettip
uitwerpen
Aliquot in
monsterbuisje
plaatsen
Cellen verzamelenFilter bevochtigen
Vloeistofniveau
bepalen
Cellen overbrengen Borrelpunt Afval verwijderen
De stappen in het paars vinden plaats voor alle te verwerken items.
De stappen in het groen maken deel uit van het proces van aliquot-uitname.
De stappen in het blauw maken deel uit van het proces van het overbrengen van een monster
op een objectglaasje.
*Bij de stappen met een asterisk dient de gebruiker actie te ondernemen.
Glaasje plaatsen Filter doorprikken Dop terugplaatsen
op de flacon
Monster prepareren*
Buisjesdop
vastdraaien
Flacon etiketteren* Etiket buisje
afdrukken*
Flaconcode
controleren
Buisjescode
controleren
Dop van buisje
verwijderen
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.11
1
INLEIDING
Monster prepareren/flacon etiketteren
Voordat een gynaecologisch monster met de ThinPrep-processor kan worden verwerkt, moet het
monster in de PreservCyt-oplossing worden geplaatst. Gynaecologische monsters moeten worden
geprepareerd volgens de protocollen die worden beschreven in Hoofdstuk 4, 'Het prepareren van
gynaecologische monsters'; niet-gynaecologische monsters moeten worden geprepareerd volgens de
protocollen die worden beschreven in Hoofdstuk 5, 'Niet-gynaecologische monsters prepareren'.
Nadat de cellen op de juiste manier aan de flacon met de PreservCyt-oplossing zijn toegevoegd,
kan de monsterflacon met de processor worden verwerkt.
Voordat de ThinPrep-processor het monster gaat verwerken, wordt het monster doorgaans voorzien
van een etiket met een code (ID).
Instrument laden
Ter voorbereiding op de monsterverwerking plaatst de gebruiker essentiële items in de ThinPrep
Genesis-processor. Het laden en bedienen van de processor worden uiteengezet in Hoofdstuk 7,
'Bedieningsinstructies'.
Het etiketteren van het objectglaasje en het buisje en het controleren of het objectglaasje en het buisje
correct geëtiketteerd zijn, kunnen stappen tijdens het laadproces vormen; dit hangt af van
de voorkeuren van een laboratorium. Raadpleeg Hoofdstuk 7, 'Bedieningsinstructies' voor meer
informatie.
Cyclus starten
Wanneer de gebruiker een verwerkingscyclus start, controleert de ThinPrep Genesis-processor de
plaatsing van de relevante items, de posities van bewegende onderdelen en de positieve en negatieve
druk in de drukreservoirs. Vervolgens wordt het monster met de processor verwerkt volgens de
geselecteerde verwerkingscyclus.
Dispergeren
De robot in de ThinPrep Genesis-processor grijpt de dop van de monsterflacon en positioneert de
flacon zodanig dat de processor de dop van de flacon kan vastdraaien. De processor verifieert of
de dop stevig vastzit. Vervolgens wordt de flacon vastgehouden dankzij mechanische kenmerken
van de processor terwijl de afgesloten ThinPrep-flacon bidirectioneel wordt geroteerd door het
dispersiesysteem. Hierdoor worden schuifkrachten in de vloeistof opgewekt, van zodanige sterkte
dat willekeurig gebonden stoffen worden gescheiden en mucus wordt gedispergeerd. Voor zover
bekend hebben deze krachten geen ongunstige invloed op de celstructuren of op de adhesieve
krachten die diagnostisch relevante cellengroepen samenbinden.
Dop verwijderen en terugplaatsen
De robot in de ThinPrep Genesis-processor grijpt de dop van de monsterflacon. Bij processen waarbij
de gebruiker heeft gekozen voor aliquot-uitname met de ThinPrep Genesis-processor, grijpt de robot
ook de dop van het buisje. Dankzij mechanische kenmerken van de processor worden de flacon en
het buisje vastgehouden en langzaam rondgedraaid om de dop van de flacon en de dop van het
INLEIDING
1.12 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
buisje te verwijderen. Met deze zelfde mechanische kenmerken wordt de flacon vastgehouden
terwijl de dop van de flacon wordt verwijderd, en wordt het buisje vastgehouden terwijl de dop van
het buisje wordt verwijderd. De robot blijft de dop(pen) vasthouden tot het moment in het proces
waarop de dop wordt teruggeplaatst op het buisje c.q. de flacon. Om de dop terug te plaatsen,
positioneert de robot de dop vlak bij het buisje en vlak bij de flacon en vindt het mechanische
rotatieproces in omgekeerde richting plaats.
Vloeistofniveau bepalen
De robot in de ThinPrep Genesis-processor roteert en gaat omhoog en omlaag om de pipettip of
een filter te laten zakken en zo contact te laten maken met het vloeistofoppervlak in de geopende
flacon. Als het vloeistofniveau toereikend is, zet de processor het proces voort. Een ontoereikend
vloeistofniveau wordt aangegeven door middel van een foutmelding en een akoestisch alarmsignaal.
Afhankelijk van de items die verwerkt moeten worden, kan de ThinPrep™ Genesis™-processor het
vloeistofniveau in de flacon bepalen met de pipettip of met het filter; of de processor kan het
vloeistofniveau tweemaal bepalen: eerst met de pipettip en vervolgens, na de aliquot-uitname,
met het filter.
Afhankelijk van de items die verwerkt moeten worden, kan de ThinPrep™ Genesis™-processor het
vloeistofniveau in het buisje bepalen met de pipettip. Voordat het aliquot wordt toegevoegd, wordt
het vloeistofniveau in het buisje gecontroleerd om te bevestigen dat er vloeistof aanwezig is in het
buisje. Het vloeistofniveau in het buisje wordt gecontroleerd nadat het aliquot is afgegeven om te
verifiëren of het aliquot volledig is afgegeven.
Pipetteren
Bij processen waarbij de gebruiker heeft gekozen voor aliquot-uitname met de ThinPrep Genesis-
processor, verplaatsen de robot en de pipettipbewaarruimte zich om een pipettip voor eenmalig
gebruik automatisch in het pipettor-onderdeel van de robot te laden en de pipettip in de
monsterflacon te brengen. Het pneumatisch systeem oefent negatieve druk uit op de pipettor om
PreservCyt-oplossing en gesuspendeerd celmateriaal op te zuigen in de pipettip. De robot brengt
de pipettip in het monsteroverdrachtbuisje en het pneumatisch systeem heft de druk op om het
aliquot in het buisje zonder dop te plaatsen. Vervolgens verplaatst de robot de pipettip zodanig
dat de processor de pipettip mechanisch kan uitwerpen in de wegwerpbeker voor pipettips.
Filter bevochtigen
Bij processen waarbij de gebruiker heeft gekozen voor het prepareren van de objectglaasjes met
de ThinPrep Genesis-processor, roteert en beweegt de robot op en neer om het filter te positioneren
in de flacon zonder dop. Er wordt kortstondig negatieve druk uitgeoefend, waarbij een kleine
hoeveelheid vloeistof door het ThinPrep-filter wordt opgezogen ter bevochtiging. Na de
bevochtiging wordt de vloeistof in het ThinPrep-filter er voorzichtig uitgeblazen. Daardoor
wordt celmateriaal dat zich op het filteroppervlak mocht bevinden daarvan verwijderd.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.13
1
INLEIDING
Cellen verzamelen
Bij processen waarbij de gebruiker heeft gekozen voor het prepareren van de objectglaasjes
met de ThinPrep Genesis-processor, verzamelt een ThinPrep-filter cellen uit het monster. Het
filtermembraan is biologisch neutraal en is bij een van de uiteinden van de ThinPrep-filtercilinder
aangebracht. Het membraan heeft een vlak, glad, poreus oppervlak, waarop het celmateriaal in
één laag wordt verzameld.
Het pneumatische systeem oefent pulsmatig negatieve druk op het filter uit. Door deze pulsen
van negatieve druk (teugjes) wordt de PreservCyt-oplossing door het filtermembraan opgezogen
en wordt gesuspendeerd celmateriaal op het buitenoppervlak van het membraan verzameld.
Het verzamelproces wordt gestopt wanneer de gewenste bedekking van het filteroppervlak is
bereikt. Die bedekking is vooraf bepaald door de cyclus waarin de processor de verschillende
stappen doorloopt. Het verzamelen van cellen wordt aangestuurd door een ingebouwde
microprocessor die de druk in de ThinPrep-filtercilinder bijhoudt. Na het verzamelen vormen
de cellen een enkele vlakke laag over de membraanporiën en zijn ze gereed om te worden
overgebracht naar het objectglaasje. In Afbeelding 1-4 wordt het verzamelen van cellen geïllustreerd.
Afbeelding 1-4 Cellen verzamelen op een ThinPrep-filter
Afval verwijderen
Wanneer het verzamelen van cellen is voltooid bij processen waarbij de gebruiker heeft gekozen voor
het prepareren van de objectglaasjes met de ThinPrep Genesis-processor, wordt het ThinPrep-filter
uit de monsterflacon getrokken en wordt het filtraat in de afvalfles gezogen terwijl het filter
wordt omgekeerd. Als gevolg van de negatieve aanzuigdruk blijven de verzamelde cellen op
het ThinPrep-filter zitten.
Negatieve druk
genereert vacuüm
ThinPrep-filter
Vloeistofstroming
Filter-
poriën
INLEIDING
1.14 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
Borrelpunt
Bij processen waarbij de gebruiker heeft gekozen voor het prepareren van de objectglaasjes
met de ThinPrep Genesis-processor wordt met de borrelpunttest overtollige vloeistof uit het
filtermembraan verwijderd voordat de cellen naar het objectglaasje worden overgebracht,
zodat de cellen zich beter aan het objectglaasje hechten.
Het borrelpunt treedt op nadat alle vloeistof is verwijderd. Dit blijkt uit de belletjes die aan
de binnenkant van het filtermembraan ontstaan. Tijdens het borrelpunt kunnen cellen niet aan
de lucht drogen.
Cellen overbrengen
Nadat de borrelpunttest is voltooid bij processen waarbij de gebruiker heeft gekozen voor het
prepareren van de objectglaasjes met de ThinPrep Genesis-processor, plaatst de glaasjesklem
het objectglaasje tegen het omgekeerde ThinPrep-filter.
Door de natuurlijke eigenschap van hechting van cellen aan het glazen objectglaasje worden de
cellen vanaf het filtermembraan overgebracht op het objectglaasje. De cellen hebben een grotere
affiniteit voor het glazen objectglaasje dan voor het membraan; een geringe overdruk achter het
filtermembraan draagt verder bij aan de overbrenging van de cellen.
Objectglaasje plaatsen
Nadat, bij processen waarbij de gebruiker heeft gekozen voor het prepareren van de
objectglaasjes met de ThinPrep Genesis-processor, de cellen zijn overgebracht, wordt
het objectglaasje van het filter afgehaald en automatisch in het fixatiefbad geplaatst.
Filter doorprikken
Nadat, bij processen waarbij de gebruiker heeft gekozen voor het maken van preparaten met
de ThinPrep Genesis-processor, de cellen zijn overgebracht, roteert de robot en laat hij het filter
zakken om het filtermembraan te doorprikken, waardoor het filter voor eenmalig gebruik niet
opnieuw kan worden gebruikt.
Cyclus voltooien
Alle bewegende onderdelen keren terug naar hun uitgangsposities en het beeldscherm keert
terug naar het hoofdmenu. Als het systeem tijdens de verwerking een fout detecteert, wordt
een foutmelding weergegeven en een akoestisch alarmsignaal afgegeven.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.15
1
INLEIDING
TECHNISCHE SPECIFICATIES THINPREP™ GENESIS™-PROCESSOR
Overzicht van de componenten
Afbeelding 1-5 Onderdelen van het ThinPrep Genesis-systeem
PARAGRAAF
C
Operator’s Manual
ThinPrep
®
Genesis Processor
SLIDE PRINTER
2 x 96
1000 μl
ThinPrep™ Genesis™-processor
Gebruikershandleiding
Afvalfles met dop en filter
Fixatiefbaden
Voeding, netsnoer en ethernetkabel
voor de glaasjesprinter
Glaasjesprinter (optioneel)
Buisjesprinter (optioneel)
Wegwerpbeker
voor pipettips
Voeding, netsnoer en
USB-kabel voor de
buisjesprinter
Netsnoer voor
de processor
Pipettips
Meerkanaals-
pipettipgrijper
Absorberende
pads voor het
doorprikgebied
van het filter
Absorberende
pads voor de
filterplug Pipettiphouder
INLEIDING
1.16 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
Afbeelding 1-6 ThinPrep™ Genesis™-processor
Afbeelding 1-7 Glaasjesprinter (optioneel)
Afbeelding 1-8 Buisjesprinter (optioneel)
Aanraakscherm als
gebruikersinterface
Robot met scanner,
glaasjesnest,
filterplug, pipettor,
flacondopgrijper en
buisjesdopgrijper
Fixatiefbad, afgebeeld
met glaasje
Glaasjesklem
Doorprikgebied van filter
(achter flacon)
Flacon, afgebeeld met dop
Absorberende pad
Wegwerpbeker voor
pipettips
USB-poort
Bewaarruimte pipettips
Deurtje, open
Lekbak
SLIDE PRINTER
Glaasje-
safvalbakje
Knop Deksel
ontgrendelen
Glaasjespatroon
Aan-uitknop
Knop Glaasje uitwerpen
Vooraanzicht Achteraanzicht
Aansluiting voor de voeding
Aansluiting voor de processor
Holte voor buisje
Licht in de ring rond de holte voor buisje
Vooraanzicht Achteraanzicht
Aansluiting voor
de voeding
Aan-uitschakelaar
Aansluiting voor
de processor
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.17
1
INLEIDING
Afmetingen en vrije ruimtes van het ThinPrep™ Genesis™-systeem
Afbeelding 1-9 Afmetingen en vrije ruimtes van het systeem
Afmetingen en gewicht (bij benadering)
ThinPrep Genesis-processor: 58 cm H x 48 cm B x 36 cm D (22,8 inch H x 18,8 inch B x
14,1 inch D), 40,3 kg (89 lbs)
Afvalfles: 43 cm H x 15 cm diameter (17 inch H x 6 inch diameter)
Glaasjesprinter (optioneel): 22 cm H x 18 cm B x 32 cm D (8,6 inch H x 7,1 inch B x
12,7 inch D), 7,6 kg (17 lbs)
Buisjesprinter (optioneel): 15 cm H x 13 cm B x 24 cm D (6 inch H x 5 inch B x 9,2 inch D),
2,5 kg (5,6 lbs)
Houd rekening met het gewicht van de glaasjesprinter, de buisjesprinter en van een volle
afvalfles alvorens ze op te tillen. De processor is te zwaar om alleen op te tillen. Zorg dat
iemand anders u daarbij helpt.
15 cm (6 inch)
43 cm
(17 inch)
22 cm (8,6 inch)
4 cm (1,5 inch)
32 cm
(12,6 inch)
13 cm
(5,0 inch)
18 cm (7,1 inch)
13 cm
(5,0 inch) 24 cm
(9,25 inch)
15 cm
(6 inch)
9 cm
(3,8 inch)
48 cm (18,8 inch)
36 cm
(14,1 inch)
58 cm
(22,8 inch)
63 cm
(24,9 inch)
11 cm (4,5 inch) 27 cm (10,8 inch)
INLEIDING
1.18 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
Omgevingsvoorwaarden
Bedrijfstemperatuur
16–32 °C
60–90 °F
Bedrijfsvochtigheid
Relatieve vochtigheid van 20%–80%, niet condenserend
Temperatuur buiten bedrijf (verzending en opslag)
-28–50 °C
-20–122 °F
Vervuilingsgraad: II, overeenkomstig IEC 60664.
Categorie II, het ThinPrep™ Genesis™-systeem is uitsluitend bedoeld voor gebruik binnenshuis, in
een praktijk of een schone laboratoriumomgeving.
Hoogte: 0 meter (zeeniveau) tot 2000 meter.
Atmosferische druk: 1100 millibar tot 500 millibar.
Geluidsniveau
Het maximaal A-gewogen geluidsdrukniveau op de gebruikerspositie en omstanderspositie
bedraagt minder dan 80 dBA.
Voeding
Elektrische spanning
ThinPrep Genesis-processor:
100-120 VAC ~3A 47-63 Hz
220-240 VAC ~1A 47-63 Hz
Maximaal 300 W
Glaasjesprinter (optioneel):
100-240 VAC, 50/60 Hz, 60 W
Buisjesprinter (optioneel):
24 VDC/4,5 A
50/60 Hz
Zekeringen
ThinPrep Genesis-processor:
Twee zekeringen van 10 A/250 V 3 AG glas, met tijdsvertraging
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.19
1
INLEIDING
Normen van het ThinPrep Genesis-systeem
Het ThinPrep Genesis-systeem is getest en goedgekeurd door een in de VS landelijk erkend
testlaboratorium (NRTL). Daarbij is vastgesteld dat het systeem voldoet aan de thans geldende
normen met betrekking tot veiligheid, elektromagnetische interferentie (EMI) en elektromagnetische
compatibiliteit (EMC). Zie het productetiket van de processor op de achterkant van het instrument
voor de markeringen met betrekking tot de veiligheidscertificering.
Deze apparatuur voldoet aan de eisen met betrekking tot uitzending van stoorstraling en
stoorbestendigheid van IEC 61326-2-6. Deze apparatuur is ontworpen en getest volgens CISPR 11
Klasse A. In een huishoudelijke omgeving kan het radio-interferentie veroorzaken, in welk geval u
maatregelen moet treffen om deze interferentie te verminderen. De elektromagnetische omgeving
moet voorafgaand aan het gebruik van de apparatuur worden beoordeeld.
Gebruik dit apparaat niet in de directe nabijheid van bronnen van krachtige elektromagnetische
straling (bv. niet-afgeschermde bronnen die erop gericht zijn om elektromagnetische straling uit
te zenden), aangezien deze een juiste werking van de apparatuur kunnen verstoren.
Let op:
Veranderingen of aanpassingen van dit systeem die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd
door de partij die verantwoordelijk is voor naleving kan de bevoegdheid van de gebruiker om de
apparatuur te gebruiken doen vervallen.
Deze apparatuur is aan tests onderworpen, waarbij is vastgesteld dat deze voldoet aan de
beperkingen voor digitale apparaten klasse A, conform Onderdeel 15 van de richtlijnen van de
Federal Communications Commission (FCC Rules; USA). Deze beperkingen zijn bedoeld om
redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie wanneer apparatuur in een
commerciële omgeving wordt gebruikt. Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequente
energie, en kan deze energie uitstralen; indien de apparatuur niet overeenkomstig de
gebruikershandleiding wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan dit schadelijke interferentie met
draadloze communicatieapparatuur veroorzaken. Wanneer deze apparatuur in een woonomgeving
wordt gebruikt, is de kans op schadelijke interferentie aanzienlijk. In zo'n geval is de gebruiker
gehouden de interferentie voor eigen rekening ongedaan te maken.
Dit product is een medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek (IVD).
INLEIDING
1.20 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
INTERNE KWALITEITSBEWAKING
Zelftest bij aanzetten (POST - Power On Self Test)
Wanneer de ThinPrep Genesis-processor wordt aangezet (zie pagina 2.4), voert het systeem
een diagnostische zelftest uit. De elektrische en mechanische systemen en de software-/
communicatiesystemen worden getest om vast te stellen of deze goed functioneren. De gebruiker
wordt op functiestoringen geattendeerd door een foutmelding op het aanraakscherm.
RISICO'S THINPREP™ GENESIS™-PROCESSOR
De ThinPrep™ Genesis™-processor is bestemd voor bediening volgens de in deze handleiding
beschreven methoden. Zorg dat u de informatie in deze handleiding doorneemt en begrijpt,
zodat letsel van gebruikers en/of beschadiging van het instrument worden voorkomen.
Als deze apparatuur wordt gebruikt op een wijze die niet door de fabrikant is beschreven, kan dit
ten koste gaan van de bescherming die het instrument biedt.
Als zich een ernstig incident voordoet met betrekking tot dit hulpmiddel of onderdelen die met dit
hulpmiddel worden gebruikt, meld dit dan aan de technische ondersteuning van Hologic en aan de
bevoegde autoriteit ter plaatse van de gebruiker en/of de patiënt.
Waarschuwingen, aandachtspunten en opmerkingen
De termen WAARSCHUWING, Let op en Opmerking hebben een specifieke betekenis in
deze handleiding.
Bij een WAARSCHUWING wordt gewaarschuwd voor bepaalde handelingen of situaties
die kunnen leiden tot persoonlijk letsel of overlijden.
Let op attendeert op bepaalde handelingen of situaties die kunnen leiden tot schade aan de
apparatuur, tot onnauwkeurige gegevens of tot ongeldige procedures, maar persoonlijk letsel
is onwaarschijnlijk.
Opmerking bevat nuttige informatie in het kader van de verstrekte instructies.
PARAGRAAF
D
PARAGRAAF
E
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.21
1
INLEIDING
Op het systeem gebruikte symbolen
De volgende symbolen kunnen te zien zijn op de processor of accessoires:
Gelijkstroom
Het product kan veilig worden gebruikt
gedurende een milieuvriendelijke
gebruiksperiode van 50 jaar (in China als
gedefinieerd in de RoHS-norm)
Let op, raadpleeg de bijgevoegde documentatie.
Protective Conductor Terminal (ondersteunt
uitsluitend de werking van de apparatuur, niet
toegankelijk voor gebruikers).
Afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur - neem contact op met Hologic
voor het afvoeren van het instrument.
Medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek
Erkende vertegenwoordiger in de Europese
Gemeenschap
Fabrikant
INLEIDING
1.22 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
Fabricagedatum
Catalogusnummer
Serienummer
www.hologic.com/ifu
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
Niet hergebruiken
Informatie is alleen van toepassing in
de VS en Canada
Made in USA
Minimum en maximum vulling
Plaats het objectglaasje op deze manier
Product voldoet aan de eisen voor
CE-markering in overeenstemming met
EU-IVD-verordening 2017/746
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.23
1
INLEIDING
Let op: Krachtens de federale wetgeving
van de Verenigde Staten mag dit instrument
uitsluitend worden verkocht door of op
voorschrift van een arts of een andere
zorgverlener die krachtens de wet van de
staat waarin de zorgverlener zijn/haar beroep
uitoefent, bevoegd is verklaard tot het gebruik
of voorschrijven van het gebruik van het
instrument en die is opgeleid voor en ervaring
heeft met het gebruik van het product
Het ETL-keurmerk is een bewijs dat het
product voldoet aan de Noord-Amerikaanse
veiligheidsnormen. Bevoegde instanties (AHJ's)
en normfunctionarissen in de VS en Canada
accepteren het ETL-keurmerk als bewijs van
productconformiteit met gepubliceerde
industrienormen
INLEIDING
1.24 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
Plaats van op het systeem aangebrachte etiketten
Afbeelding 1-10 Plaats van op de processor aangebrachte etiketten
Plaatsingswijze
objectglaasje (Inwendig)
Niet bij het afval doen
Model/vermogen
Serienummer
Waarschuwing:
ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN.
Uit de buurt houden van vuur, hitte,
vonken en vlammen.
Waarschuwing:
BEWEGENDE DELEN. Houd
handen, haar, losse kleding, enz. vrij.
Alleen bedienen met gesloten deur.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.25
1
INLEIDING
Afbeelding 1-11 Plaats van op de optionele glaasjesprinter en optionele buisjesprinter
aangebrachte etiketten
Waarschuwingen in deze handleiding:
WAARSCHUWING: Bewegende delen
In het instrument bevinden zich bewegende delen. Houd handen, loshangende kleding, sieraden,
etc. op voldoende afstand.
WAARSCHUWING: Geaard stopcontact
Om een veilige werking te waarborgen moet een drieaderig, geaard stopcontact worden gebruikt.
Verbreek de aansluiting op de netvoeding door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
te trekken.
Glaasjesprinter Buisjesprinter
Model/vermogen
Serienummer
Model/vermogen
met serienummer
Tube Printer
SLIDE PRINTER
Serienummer
INLEIDING
1.26 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
WAARSCHUWING: Glas
Het instrument werkt met glazen objectglaasjes die scherpe randen hebben. Bovendien kunnen de
glaasjes in de verpakking of in het instrument gebroken zijn. Wees voorzichtig bij het hanteren van
glazen objectglaasjes en het reinigen van het instrument.
WAARSCHUWING: Scherpe randen
De grijpers van de glaasjesklem hebben scherpe randen. Wees voorzichtig bij het reinigen van de
grijpers van de glaasjesklem.
WAARSCHUWING: Ontvlambare vloeistof en damp
Ontvlambare vloeistof en damp. Uit de buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete
oppervlakken. Bij verdamping van alcohol kan brand ontstaan.
WAARSCHUWING: Giftig mengsel
Gevaar. PreservCyt-oplossing bevat methanol. Giftig bij inslikken. Giftig bij inademing. Raadpleeg
het veiligheidsinformatieblad (SDS) op www.hologicsds.com voor instructies voor veilig gebruik.
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen voor het laboratorium.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 1.27
1
INLEIDING
AFVOER
Verbruiksartikelen afvoeren
Fixatiefreagens. Neem de plaatselijke, regionale, provinciale en landelijke voorschriften in
acht. Voer alle oplosmiddelen af als gevaarlijk afval.
Inhoud van afvalfles. Voer alle oplosmiddelen af als gevaarlijk afval. Neem de plaatselijke,
regionale, provinciale en landelijke voorschriften in acht. Zoals voor alle
laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende voorzorgsmaatregelen in acht
worden genomen.
PreservCyt-oplossing. Neem de plaatselijke, regionale, provinciale en landelijke
voorschriften in acht. Voer alle oplosmiddelen af als gevaarlijk afval.
Gebruikte filters. Afvoeren als normaal afval.
Absorberende pads. Afvoeren als normaal afval. (Indien druipnat, afvoeren als
gevaarlijk afval.)
Afvalfilter. Afvoeren als normaal afval.
Knelafsluiterslang. Afvoeren als normaal afval.
Pipettips. Afvoeren als normaal afval. Neem de plaatselijke, regionale, provinciale en
landelijke voorschriften in acht.
Inhoud van het monsteroverdrachtbuisje. Neem de plaatselijke, regionale, provinciale en
landelijke voorschriften in acht.
CytoLyt-oplossing. Afvoeren als gevaarlijk afval. Neem de plaatselijke, regionale,
provinciale en landelijke voorschriften in acht. Voer alle oplosmiddelen af als gevaarlijk
afval.
Gebroken glas. Afvoeren in een afvalcontainer voor scherpe voorwerpen.
Afvoer van de apparatuur
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)
Hologic streeft ernaar te voldoen aan landspecifieke voorschriften met betrekking tot
milieuvriendelijke verwerking van onze producten. Onze doelstelling is de hoeveelheid afval
afkomstig van onze elektrische en elektronische apparatuur te verminderen. Hologic is zich bewust
van de voordelen van mogelijke toepassing van de principes van hergebruik, verwerking, recycling
of herwinning met betrekking tot dergelijke AEEA-apparatuur om de hoeveelheid gevaarlijke
stoffen die in het milieu terechtkomen tot het minimum te beperken.
PARAGRAAF
F
INLEIDING
1.28 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
1
Uw verantwoordelijkheid
Als klant van Hologic is het uw verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hulpmiddelen met
het hieronder afgebeelde symbool niet in het gemeentelijke afvalsysteem worden geplaatst, tenzij dat
volgens de bevoegde instanties in uw vestigingsgebied is toegestaan. Neem contact op met Hologic
(zie hieronder) alvorens elektrische apparatuur van Hologic af te voeren.
Op het instrument gebruikt symbool
Op dit instrument is het volgende symbool afgebeeld:
Recycling
Hologic draagt zorg voor het afhalen en op de juiste wijze recyclen van de elektrische apparatuur die
we aan onze klanten leveren. Hologic streeft ernaar haar apparatuur, deelapparatuur en onderdelen
zo mogelijk te hergebruiken. Wanneer hergebruik niet haalbaar is, zorgt Hologic ervoor dat het
afvalmateriaal op gepaste wijze wordt afgevoerd.
Contactgegevens
Hoofdkantoor
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS
Tel: (VS en Canada)
1-800-442-9892
Fax: 1-508-263-2967
Gemachtigde vertegenwoordiger in Europa
Hologic BV
Da Vincilaan 5
1930 Zaventem
België
Gescheiden van gemeentelijk afval afvoeren.
Neem voor informatie over de juiste wijze
van afvoeren contact op met Hologic
(zie hieronder).
2. Installatie
2. Installatie
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 2.1
2
INSTALLATIE VAN DE THINPREP™ GENESIS-PROCESSOR
H o o f d s t u k 2
Installatie van de ThinPrep™ Genesis-processor
ALGEMEEN
De ThinPrep™ Genesis™-processor moet worden geïnstalleerd door medewerkers die de Hologic-
servicetraining voor de processor hebben voltooid. Na voltooiing van de installatie wordt (worden)
de gebruiker(s) getraind met de gebruikershandleiding als trainingsmateriaal.
HANDELINGEN BIJ AFLEVERING
Neem het blad Pre-installatie-aanwijzingen voor de gebruiker van de verpakking en lees dit door.
Controleer de transportverpakking op beschadigingen. Meld eventuele schade zo spoedig mogelijk
aan de vervoerder en/of Hologic Technical Support. (Zie Hoofdstuk 12, 'Service-informatie'.)
Laat de apparatuur in de transportverpakking totdat de apparatuur door de servicemonteurs van
Hologic wordt geïnstalleerd.
Bewaar de apparatuur in afwachting van installatie in een geschikte omgeving (koel, droog,
trillingsvrij).
Checklist voor de inhoud van de transportdoos en de accessoirekit
ThinPrep Genesis-processor
Gebruikershandleiding voor de ThinPrep Genesis-processor
Netsnoer, 1,8 m (6 ft)
Afvalflesset, bestaande uit fles, dop, slangenset, aansluitingen, afvalfilter
Fixatiefbaden (10)
Wegwerpbeker voor pipettips (2)
Absorberende pads voor de filterplug (4)
Absorberende pads voor het doorprikgebied van het filter (4)
Pipettiphouder (2)
PARAGRAAF
A
PARAGRAAF
B
INSTALLATIE VAN DE THINPREP™ GENESIS-PROCESSOR
2.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
2
Meerkanaals-pipettipgrijper (om de pipettips uit de verpakking naar de processor over te
brengen; voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Pipettips (voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Doos voor ondersteuning van pipettips (2; voor klanten die aliquot-uitname toepassen)
Glaasjesprinter, met voeding en USB-kabel (indien de optionele glaasjesprinter is
meebesteld)
Netsnoer voor de glaasjesprinter (indien de optionele glaasjesprinter is meebesteld)
Buisjesprinter, met voeding en ethernetkabel (indien de optionele buisjesprinter is
meebesteld)
Netsnoer voor de buisjesprinter (indien de optionele buisjesprinter is meebesteld)
USB-stick (1)
Let op:
Wanneer u de processor aanzet voordat u daartoe wordt geïnstrueerd, kan de processor
schade oplopen en uw garantie ongeldig worden.
VOORBEREIDINGEN VOORAFGAAND AAN DE INSTALLATIE
Beoordeling van de werklocatie voorafgaand aan de installatie
De werklocatie wordt door medewerkers van Hologic Service beoordeeld voordat het apparaat
wordt geïnstalleerd. Zorg dat alle facilitaire benodigdheden zijn voorbereid conform de
aanwijzingen van de servicemonteurs.
Locatie
Plaats de ThinPrep™ Genesis™-processor in de buurt van (binnen 3 meter) een drieaderig geaard
stopcontact dat vrij is van spanningsfluctuaties en vermogenspieken. Om alle aansluitingen te
vergemakkelijken, moeten de onderdelen van de ThinPrep™ Genesis™-processor dicht bij
elkaar staan.
Wanneer de ThinPrep™ Genesis™-processor in bedrijf is, is het apparaat gevoelig voor trillingen.
De processor moet op een stevige werktafel worden geplaatst, met voldoende draagvermogen
voor het gewicht van de processor van 40,3 kg (89 lbs). De werktafel moet zich op voldoende afstand
bevinden van centrifuges, vortexmixers en andere apparaten die trillingen teweegbrengen. Indien
het onvermijdelijk is dat de processor in de nabijheid van dergelijke apparaten wordt geplaatst,
mag de processor niet tegelijk met een of meer van deze apparaten in bedrijf zijn.
Met het oog op voldoende vrije ruimte, is de volgende ruimte vereist voor de ThinPrep-processor:
H = 58 cm (22,8 inch), B = 36 cm (14,1 inch). (Zie Afbeelding 1-9.)
PARAGRAAF
C
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 2.3
2
INSTALLATIE VAN DE THINPREP™ GENESIS-PROCESSOR
De afvalfles kan ofwel naast de processor op de werktafel ofwel onder de processor worden
geplaatst. De afvalfles neemt een ruimte in met een oppervlak van ongeveer 15 x 15 cm (6 inch x
6 inch) en een hoogte van ongeveer 43 cm (17 inch).
Beveiliging
Toegang beperken tot vertrouwde gebruikers
De ThinPrep Genesis-processor vereist geen gebruikersaanmelding en is toegankelijk voor iedereen
die fysieke toegang tot het systeem heeft. Het systeem is een standalone apparaat zonder netwerk
dat geen patiëntgegevens of gevoelige gegevens bevat. Er zijn minimale cyberveiligheidsrisico's
voor het systeem, maar iemand met fysieke toegang tot het systeem zou onopzettelijk of opzettelijk
schade kunnen toebrengen. Deze schade blijft beperkt tot het veroorzaken van een niet-
functionerend systeem waardoor de verwerking van monsters in het lab kan worden vertraagd.
Hologic beveelt aan dat de processor zich in een ruimte bevindt die alleen toegankelijk is voor
vertrouwde gebruikers, naar goeddunken van de klant.
Neem in geval van een niet-functionerend systeem contact op met de technische ondersteuning van
Hologic, zoals beschreven in het hoofdstuk Service-informatie van deze handleiding.
Cyberveiligheidswaarborgen
Hologic integreert veilige ontwerpprincipes in de levenscyclus van de productontwikkeling om
cyberbeveiligingsrisico's tot een minimum te beperken. De ThinPrep Genesis-processor bevat de
volgende beveiligingen:
1. Het systeem werkt in een kioskmodus, zodat de gebruiker alleen de Hologic ThinPrep Genesis-
toepassingssoftware kan gebruiken. Toegang tot het bureaublad en het Windows-
besturingssysteem wordt verhinderd. Dit ontzegt de gebruiker directe toegang tot gegevens die
op het systeem zijn opgeslagen en tot alle Windows-functies.
2. McAfee Embedded Control, beveiligingssoftware voor whitelisting, verandert het
besturingssysteem in een gesloten "white box", voorkomt de uitvoering van niet-
geautoriseerde codes en bufferoverloopexploitaties en biedt bescherming tegen malware
(inclusief zero-day aanvallen), en staat alleen software-upgrades toe met behulp van digitaal
ondertekende software die is gemaakt in een gecontroleerde omgeving.
3. Het Windows-besturingssysteem is gehard om de kwetsbaarheid te verminderen door het
verwijderen van software, gebruikersnamen/aanmeldingen en het uitschakelen of
verwijderen van diensten die niet nodig zijn voor de normale werking van het systeem.
Windows Groepsbeleid wordt ook gebruikt om de werkomgeving van gebruikersaccounts
en het werkstation te regelen. De USB autorun-functie is bijvoorbeeld uitgeschakeld.
4. De toegang tot de Service-interface is beveiligd met een wachtwoord, zodat alleen technici
van Hologic Field Service deze functies kunnen gebruiken.
5. Het instrument staat op zichzelf en maakt geen verbinding met een extern netwerk.
6. Er zijn geen patiëntgegevens of gevoelige gegevens opgeslagen op het systeem.
INSTALLATIE VAN DE THINPREP™ GENESIS-PROCESSOR
2.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
2
Cyberveiligheidsupdates
Hologic evalueert voortdurend software-updates, beveiligingspatches en de
doeltreffendheid van de geïmplementeerde beveiligingswaarborgen om te bepalen of
updates nodig zijn om opkomende bedreigingen te beperken. Hologic zal indien nodig
gevalideerde software-updates en patches leveren gedurende de levenscyclus van het
medische hulpmiddel, om de veiligheid en doeltreffendheid ervan te blijven garanderen.
OPSLAG EN HANTERING - NA DE INSTALLATIE
Wanneer de ThinPrep Genesis-processor in bedrijf is, is het apparaat gevoelig voor trillingen.
De processor moet op een stevige werktafel worden geplaatst die zich op voldoende afstand
moet bevinden van centrifuges, vortexmixers en andere apparaten die trillingen
teweegbrengen.
De ThinPrep Genesis-processor kan worden opgeslagen op de plek waar hij geïnstalleerd is.
Zorg dat de processor wordt gereinigd en onderhouden zoals wordt beschreven in het
hoofdstuk Onderhoud in deze handleiding.
Waarschuwing:
Het fixatiefbad moet worden verwijderd. Bij verdamping van alcohol
kan brand ontstaan.
Neem contact op met Technische ondersteuning van Hologic wanneer de ThinPrep Genesis-
processor moet worden verplaatst of naar een andere locatie moet worden vervoerd.
(Zie Service-informatie, Hoofdstuk 12.)
HET THINPREP GENESIS-SYSTEEM AANZETTEN
1. Om de ThinPrep Genesis-processor aan te zetten, zet u de tuimelschakelaar vlak bij het
netsnoer aan de achterzijde van de processor op Aan. Zie Afbeelding 2-1.
PARAGRAAF
D
PARAGRAAF
E
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 2.5
2
INSTALLATIE VAN DE THINPREP™ GENESIS-PROCESSOR
Afbeelding 2-1 Aan-uitschakelaar
De gebruikersinterface geeft het logo van de ThinPrep Genesis-processor weer terwijl het
systeem opstart. Het hoofdscherm wordt weergegeven als de processor klaar is voor gebruik.
U hoort dat de pomp/compressor worden geactiveerd. De mechanismen gaan bewegen en
komen vervolgens in een toegankelijke positie. De deurtjes worden ontgrendeld.
Opmerking: De ThinPrep Genesis-processor behoort ingeschakeld te blijven. Voor informatie
over afsluiten of langdurig buiten werking stellen, gaat u naar pagina 2.6.
2. Om de optionele buisjesprinter aan te zetten, zet u de tuimelschakelaar aan de achterzijde
van de buisjesprinter op Aan. Het licht rond de holte voor het buisje gaat groen branden.
3. Om de optionele glaasjesprinter aan te zetten, drukt u de aan-uitknop in. Deze bevindt zich
rechtsboven aan de voorzijde van de printer. Het licht van de aan-uitknop gaat blauw branden.
Aan-uitschakelaar
INSTALLATIE VAN DE THINPREP™ GENESIS-PROCESSOR
2.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
2
GEBRUIKERSVOORKEUREN INSTELLEN
De volgende voorkeuren kunnen via het aanraakscherm worden ingesteld. Deze instellingen kunnen
op ieder gewenst moment opnieuw worden ingesteld en blijven ook bestaan als de processor wordt
uit- en ingeschakeld.
Datum/tijd - pagina 6.11 instellen
Taal - pagina 6.12 instellen
Naam lab - pagina 6.12 instellen
Naam instrument - pagina 6.13 instellen
Geluid - pagina 6.15 aanpassen
Waarschuwingstonen - pagina 6.16 selecteren
Auto-start met gesloten deur - pagina 6.17
Zorgketen - pagina 6.18 instellen
Communicatie met de Glaasjesprinter - pagina 6.25 instellen
Communicatie met de Buisjesprinter - pagina 6.26 instellen
De indeling van Glaasjesetiketten - pagina 6.26 instellen
De indeling van Buisjesetiketten - pagina 6.36 instellen
Parameters instellen voor het vergelijken van monstercodes; Streepjescodes configureren -
pagina 6.38
HET THINPREP™ GENESIS™-SYSTEEM UITZETTEN
Normaal afsluiten
Wanneer de ThinPrep Genesis-processor moet worden uitgeschakeld, haal dan eerst
alle benodigdheden die zich nog in de processor bevinden eruit. Zie Hoofdstuk 7,
'Bedieningsinstructies'.
Let op:
Schakel de stroomtoevoer naar de processor nooit uit zonder eerst het programma via
de gebruikersinterface te beëindigen.
PARAGRAAF
F
PARAGRAAF
G
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 2.7
2
INSTALLATIE VAN DE THINPREP™ GENESIS-PROCESSOR
Wanneer de processor moet worden uitgeschakeld, moet het systeem eerst inactief zijn. Als er een
verwerking wordt uitgevoerd, laat u deze eerst afmaken of annuleert u het proces. Om af te sluiten
tikt u in de gebruikersinterface op de knop Opties beheerder en vervolgens op de knop Afsluiten.
Op het aanraakscherm wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Druk op de knop Ja om verder
te gaan met het afsluiten van het systeem. Wacht tot het programma is uitgeschakeld (en het
aanraakscherm leeg is). Zet daarna de aan-uitschakelaar aan de achterzijde van de processor op Uit.
Druk op de knop Nee om het afsluiten te annuleren en terug te gaan naar het scherm Opties beheerder.
Om de optionele buisjesprinter uit te zetten, zet u de tuimelschakelaar aan de achterzijde van de
buisjesprinter op Uit.
Om de optionele glaasjesprinter uit te zetten, drukt u de aan-uitknop in. Deze bevindt zich
rechtsboven aan de voorzijde van de printer.
Het toestel buiten gebruik stellen (langdurig uitschakelen)
Als de ThinPrep Genesis-processor voor langere tijd moet worden uitgeschakeld, leeg dan
de afvalfles (Onderhoud, Hoofdstuk 8), verwijder alle items die zich nog in de processor bevinden
en sluit het deurtje. Volg de instructies voor 'Normaal afsluiten' op pagina 2.6.
Sluit de processor geheel van de netvoeding af door de stekker uit het stopcontact te trekken.
Sluit de buisjesprinter geheel van de netvoeding af door de stekker uit het stopcontact te trekken.
Sluit de glaasjesprinter geheel van de netvoeding af door de stekker uit het stopcontact te trekken.
INSTALLATIE VAN DE THINPREP™ GENESIS-PROCESSOR
2.8 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
2
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
3. PreservCyt-oplossing
en CytoLyt-oplossing
3. PreservCyt-oplossing
en CytoLyt-oplossing
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 3.1
3
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
H o o f d s t u k 3
PreservCyt- en CytoLyt-oplossingen
In de volgende onderdelen worden de functie en specificaties beschreven van PreservCyt -oplossing
(een cytologisch conserveringsmiddel) en van CytoLyt
-oplossing (het transportmedium dat wordt
toegepast bij de monsterpreparatie voorafgaand aan de verwerking). Raadpleeg de instructies bij het
monsteroverdrachtbuisje en de instructies bij eventuele daaropvolgende assays, op basis van het
buisje, voor alle afname-, transport- en opslagcondities en veiligheidsinformatiebladen (Safety Data
Sheets, SDS) met betrekking tot het buisje.
PRESERVCYT™-OPLOSSING
De PreservCyt-oplossing is een gebufferde oplossing op methanolbasis, bestemd voor het conserveren
van cellen tijdens vervoer en bij preparatie van objectglaasjes met de ThinPrep Genesis-processor.
Het glaasjespreparatieproces met de ThinPrep-processor is gevalideerd met gebruik van
PreservCyt-oplossing voor het transporteren en bewaren van monsters voorafgaand aan verwerking.
De PreservCyt-oplossing is geoptimaliseerd voor de verwerkingsstappen met het ThinPrep-systeem
voor het prepareren van objectglaasjes. Alternatieve afnamemedia zijn niet door Hologic gevalideerd.
Verpakking
Zie het onderdeel Bestelinformatie van deze handleiding voor de onderdeelnummers en
gedetailleerde gegevens over het bestellen van oplossingen en benodigdheden voor de
ThinPrep Genesis-processor.
Bij elke ThinPrep Pap Test worden potjes met PreservCyt-oplossing (20 ml) geleverd.
Samenstelling
PreservCyt-oplossing is een gebufferde oplossing die methanol bevat. De oplossing bevat geen
reactieve bestanddelen. De oplossing bevat ook geen werkzame bestanddelen.
WAARSCHUWING:
Gevaar. De PreservCyt-oplossing bevat methanol. Giftig bij inslikken.
Giftig bij inademing. Veroorzaakt schade aan organen. De toxiciteit kan niet worden opgeheven.
Uit de buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken.
PARAGRAAF
A
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
3.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
3
Opslagvereisten
Bewaar PreservCyt-oplossing bij 15 °C tot 30 °C. Niet gebruiken na de uiterste
gebruiksdatum die is afgedrukt op de flacon.
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests tussen
15 °C en 30 °C, gedurende een periode van maximaal 6 weken.
Bewaar PreservCyt-oplossing met niet-gynaecologische monsters tussen 4 °C en 37 °C,
gedurende een periode van maximaal 3 weken.
Raadpleeg de instructies bij het monsteroverdrachtbuisje voor de opslagvereisten voor
monsters die worden overgebracht naar het buisje in de ThinPrep Genesis-processor.
De opslagvereisten voor voorraden PreservCyt-oplossing zijn afhankelijk van plaatselijke
voorschriften inzake de grootte en de facilitaire samenstelling van uw instelling.
Raadpleeg de opslaghandleiding voor oplossingen aan het eind van dit hoofdstuk.
Transport
Zorg ervoor dat een flacon met cellen in een PreservCyt-oplossing tijdens transport stevig is
afgesloten. Breng de markering op de dop op één lijn met de markering op de flacon om lekkage
te voorkomen, zoals afgebeeld in Afbeelding 3-1. Als de dop van de flacon geen markeringsstreepje
heeft, zorg er dan voor dat de dop goed is aangedraaid.
Afbeelding 3-1 De markeringen op dop en flacon op één lijn brengen
De transportclassificatiecategorie van PreservCyt-oplossing is:
"ontvlambare vloeistoffen, niet nader gespecificeerd, (methanol)" (alleen in de VS)
"ontvlambare vloeistoffen, giftig, niet nader gespecificeerd (methanol)" (buiten de VS)
De transportclassificatiecategorie van PreservCyt-oplossing met cellen is 'diagnostisch monster'.
Raadpleeg de handleiding met transportvereisten en -aanbevelingen aan het einde van dit hoofdstuk.
WARNING: See Package Insert Before
SPecimen Collection.
NAME:
ID#:
3256723-46
De streepjes op de
dop en de flacon
moeten in elkaars
verlengde liggen of
elkaar enigszins
overlappen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 3.3
3
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
Stabiliteit
Gebruik PreservCyt-oplossing niet na de uiterste gebruiksdatum op het verpakkingsetiket.
Als er meerdere preparaten worden gemaakt uit één monsterflacon, maak de preparaten dan
voordat de op deze flacon vermelde uiterste gebruiksdatum is verstreken. Flacons waarvan de
uiterste gebruiksdatum is verstreken, moeten worden afgevoerd volgens de betreffende procedures
van het laboratorium. Raadpleeg ook de opslagvereisten (pagina 3.2) voor informatie over beperkte
houdbaarheid van cellen.
Behandeling/afvoer
Behandel alle materialen die chemicaliën bevatten zorgvuldig en overeenkomstig de
veiligheidsnormen voor laboratoria. Er zijn extra voorzorgsmaatregelen op de reagenscontainer
of in de gebruiksaanwijzing aangegeven indien dat op grond van de samenstelling van een reagens
noodzakelijk is.
Voer de PreservCyt-oplossing af overeenkomstig de richtlijnen voor afvoer van gevaarlijk afval.
De PreservCyt-oplossing bevat methanol.
De PreservCyt-oplossing is getest met diverse micro-organismen en virussen. De volgende tabel
toont de aanvangsconcentraties van levensvatbare organismen en de logaritmische reductie
van levensvatbare organismen na 15 minuten in de PreservCyt-oplossing. Zoals voor alle
laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende voorzorgsmaatregelen in acht
worden genomen.
Organisme Aanvangsconcentratie Logaritmische afname
na 15 minuten
Candida albicans 5,5 x 105 CFU/ml ≥4,7
Candida auris 2,6 x 105 CFU/ml ≥5,4
Aspergillus niger 4,8 x 105 CFU/ml 2,7*
Escherichia coli 2,8 x 105 CFU/ml ≥4,4
Staphylococcus aureus 2,3 x 105 CFU/ml ≥4,4
Pseudomonas aeruginosa 2,5 x 105 CFU/ml ≥4,4
Mycobacterium tuberculosis9,4 x 105 CFU/ml 4,9**
Konijnenpokkenvirus 6,0 x 106 PFU/ml 5,5***
Hiv-1 3,2 x 107TCID50/ml ≥7,0***
Hepatitis B-virus2,2 x 106TCID50/ml ≥4,25
SARS-CoV-2-virus 1,8 x 106TCID50/ml ≥3,75
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
3.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
3
Veiligheidsinformatieblad (SDS)
Het veiligheidsinformatieblad voor de PreservCyt-oplossing vindt u op www.hologicsds.com.
Stoffen die de werking verstoren
Het gebruik van glijmiddelen (bv. KY Jelly) voorafgaand aan het nemen van een monster dient
te worden vermeden. Glijmiddelen kunnen zich aan het filtermembraan hechten, waardoor
de celoverdracht naar het objectglaasje kan verslechteren. Indien het gebruik van een glijmiddel
onvermijdelijk is, moet dit carbomeervrij zijn en in minimale hoeveelheden worden gebruikt.
* Na 1 uur logaritmische afname 4,7
** Na 1 uur logaritmische afname 5,7
*** Gegevens betreffen 5 minuten
Organismen werden getest met soortgelijke organismen van hetzelfde genus om de
antimicrobiële doeltreffendheid te beoordelen
Opmerking: Alle waarden voor logaritmische afname met een ≥-aanduiding
leverden een ondetecteerbare microbiële aanwezigheid op na
blootstelling aan PreservCyt-oplossing. De vermelde waarden
geven de minimaal toelaatbare claim aan, gegeven de
oorspronkelijke concentratie en de detectiegrens van de
kwantitatieve methode.
Organisme Aanvangsconcentratie Logaritmische afname
na 15 minuten
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 3.5
3
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
CYTOLYT™ -OPLOSSING
CytoLyt-oplossing is een gebufferd conserveringsmiddel op methanolbasis, bestemd voor het
lyseren van rode bloedcellen, de preventie van eiwitprecipitatie, het oplossen van mucus en het in
stand houden van de morfologische kenmerken van algemeen-cytologische monsters. De oplossing
is bedoeld als transportmedium en wordt toegepast bij de monsterpreparatie voorafgaand aan
de verwerking. Het is niet bedoeld voor de volledige inactivering van microben. In Hoofdstuk 5,
Niet-gynaecologische monsters prepareren, worden de gebruikstoepassingen van CytoLyt-oplossing
gedetailleerd beschreven.
Verpakking
Zie het onderdeel Bestelinformatie van deze handleiding voor de onderdeelnummers en
gedetailleerde gegevens over het bestellen van oplossingen en benodigdheden voor de
ThinPrep Genesis-processor.
Samenstelling
CytoLyt-oplossing bevat methanol en buffer.
WAARSCHUWING:
Gevaar. CytoLyt-oplossing bevat methanol. Schadelijk bij inslikken.
Schadelijk bij inademing. Veroorzaakt schade aan organen. De toxiciteit kan niet worden
opgeheven. Uit de buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken.
Opslagvereisten
Bewaar de containers zonder celmateriaal bij 15 °C–30 °C.
Cellen in CytoLyt-oplossing blijven bij kamertemperatuur 8 dagen geconserveerd. Men
bereikt echter de beste resultaten indien monsters onmiddellijk ter verwerking naar het
laboratorium worden opgestuurd. Deze bewaringstermijn van 8 dagen geldt voor monsters
met een verhouding CytoLyt-oplossing:monstermateriaal van minimaal 1:3.
De opslagvereisten voor voorraden CytoLyt-oplossing zijn afhankelijk van de plaatselijke
voorschriften inzake de grootte en facilitaire samenstelling van uw instelling. Raadpleeg
de handleiding voor bewaring van oplossingen aan het einde van dit hoofdstuk.
Transport
Zorg ervoor dat de buisjes en monsterpotjes met CytoLyt-oplossing stevig zijn afgesloten. Breng de
markering op de dop op één lijn met de markering op de flacon om lekkage te voorkomen.
Stabiliteit
Gebruik CytoLyt-oplossing niet na de uiterste gebruiksdatum op het verpakkingsetiket. Raadpleeg
ook Opslagvereisten eerder in deze paragraaf voor informatie over beperkte houdbaarheid van cellen.
PARAGRAAF
B
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
3.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
3
Behandeling/afvoer
Behandel alle materialen die chemicaliën bevatten zorgvuldig en overeenkomstig de
veiligheidsnormen voor laboratoria.
Veiligheidsinformatieblad (SDS)
Het veiligheidsinformatieblad voor de CytoLyt-oplossing vindt u op www.hologicsds.com.
Opslaghandleiding(2) voor ThinPrep® oplossingen(1)
AW-13654-1501 Rev. 001
De National Fire Protection Association (NFPA) is (in de VS) de deskundige gezagsinstantie die voor plaatselijke brandweerkorpsen
en instanties is belast met handhaving van brandveiligheidsvoorschriften. De NFPA fungeert als vraagbaak met betrekking tot
brandveiligheidsnormen en -voorschriften. De reglementen van de Association komen tot stand door een normontwikkelingsproces
op basis van consensus, dat de goedkeuring geniet van het American National Standards Institute. De NFPA-normen gelden als
richtlijn voor de meeste instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van brandbeveiligingsvoorschriften. Omdat de
NFPA-normen als richtlijnen worden beschouwd, is het mogelijk dat uw plaatselijke/regionale vergunningverlenende instantie
daarvan in haar uiteindelijke afwegingen afwijkt. Het onderstaande samenvattingsschema is gebaseerd op richtlijnen voor
opslagvoorzieningen met standaard sprinklersystemen als brandbeveiliging. (3)
De NFPA-specificaties voor ThinPrep-producten worden vermeld in een tabel onder dit schema.
Pas dit schema toe bij het bepalen van uw maximumbegrenzingen voor de opslag van brandbare en licht-ontvlambare vloeistoffen.
Maximale hoeveelheden brandbare en licht-ontvlambare vloeistoffen in laboratoriumruimten buiten inpandige opslagruimten voor vloeistoffen(4)
Brandge-
vaarklasse
labruimte
Klasse
brandbare
en licht-
ontvlambare
vloeistoffen
NFPA-
code
Hoeveelheden in gebruik Hoeveelheden in gebruik en opslag
Max. per 100 ft2 (9,2 m2)
labruimte(5)
Max. hoeveelheid
per labruimte
Max. per 100 ft2 (9,2 m2)
labruimte(5)
Max. hoeveelheid
per labruimte
Gallon Liter Flacons(8) Gallon Liter Flacons(8) Gallon Liter Flacons(8) Gallon Liter Flacons(8)
A
(hoog)
I 45-2015 10 38 1900 480 1820 91.000 20 76 3800 480 1820 91.000
I, II, IIIA 45-2015 20 76 3800 800 3028 151.400 40 150 7500 1600 6060 303.000
B(6)
(middelmatig)
I 45-2015 5 19 950 300 1136 56.800 10 38 1900 480 1820 91.000
I, II, IIIA 45-2015 10 38 1900 400 1515 75.750 20 76 3800 800 3028 151.400
C(7)
(laag)
I 45-2015 2 7,5 375 150 570 28.500 4 15 750 300 1136 56.800
I, II, IIIA 45-2015 4 15 750 200 757 37.850 8 30 1500 400 1515 75.750
D(7)
(minimaal)
I 45-2015 1 4 200 75 284 14.200 2 7,5 375 150 570 28.500
I, II, IIIA 45-2015 1 4 200 75 284 14.200 2 7,5 375 150 570 28.500
Maximale hoeveelheden PreservCyt-oplossing (klasse IC) die per brandcompartiment(9) buiten speciaal beveiligde brandbare-stoffenkasten kunnen worden bewaard
Locatie NFPA-code Gallon Liter Flacons(8)
Opslagloods voor algemeen stukgoed(10)(12)(13) 30-2015 120 460 23.000
Opslagloods voor vloeistoffen(3,11) 30-2015 Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt
Praktijkruimte, inclusief onderzoekkamers 30-2015 10 38 1900
Toelaatbare hoeveelheden PreservCyt-oplossing voor opslag in opslagruimten voor vloeistoffen
Locatie NFPA-code Gallon Liter Flacons(8)
Maximaal toelaatbare opslaghoeveelheid per ft2 (0,09 m2) in inpandige opslagruimten met een
vloeroppervlak kleiner dan 150 ft2 (13,94 m2). 30-2015 5 19 950
Maximaal toelaatbare opslaghoeveelheid per ft2 (0,09 m2) in inpandige opslagruimten met
een vloeroppervlak groter dan 150 ft2 (13,9 m2) en kleiner dan 500 ft2 (46,4 m2). 30-2015 10 38 1900
(1)
Klasse-indeling van de oplossingen: PreservCyt: klasse IC; CytoLyt: klasse II; CellFyx: klasse IB.
(2) Dit overzicht is een door Hologic samengestelde samenvatting van de diverse voorschriften. Raadpleeg voor een volledig overzicht van de voorschriften de
documenten NFPA 30 en NFPA 45.
(3) Een opslagloods voor vloeistoffen moet zijn uitgerust met een sprinklersysteem dat overeenkomt met het als geschikt beschreven systeem in NFPA 30.
(4) Met ‘inpandige opslagruimten voor vloeistoffenwordt hier bedoeld opslagruimten die geheel binnen een gebouw besloten liggen en waarin geen van de wanden deel
uitmaakt van de buitenwanden van het pand.
(5) Een laboratoriumruimte is een ruimte omsloten door brandschermen overeenkomstig de NFPA 30 Flammable and Combustible Liquids Code.
(6) Verminder hoeveelheden met 50% voor laboratoriumruimten van klasse B die zich boven de 2e verdieping bevinden.
(7) Verminder hoeveelheden met 25% voor laboratoriumruimten van klasse C en D die zich op de 3e-5e verdieping van een gebouw bevinden en verminder hoeveelheden
met 50% voor laboratoriumruimten van klasse C en D die zich boven de 5e verdieping bevinden.
Opslaghandleiding(2) voor ThinPrep® oplossingen(1)
AW-13654-1501 Rev. 001
(8)
PreservCyt-flacons van 20 ml.
(9) Met ‘brandcompartimentwordt hier bedoeld een deel van een gebouw dat middels een brandwerende constructie met minstens 1 uur brandvertraging is afgescheiden
van de rest van het gebouw en waarvan alle toe- en uitgangsopeningen op de juiste wijze zijn beveiligd door een constructie met minstens 1 uur brandvertraging
overeenkomstig de NFPA 30 Flammable and Combustible Liquids Code.
(10) De toelaatbare hoeveelheden in een opslagloods kunnen worden vergroot door het aanleggen van een sprinklersysteem van een hogere kwaliteitsklasse dan de
standaardsystemen.
(11) Met ‘opslagloods voor vloeistoffenwordt hier bedoeld een afzonderlijk gebouw met of zonder direct belendende panden, dat wordt gebruikt voor handelingen en
bewerkingen samenhangend met opslag van vloeistoffen.
(12) Hoeveelheden mogen met 100% worden vergroot wanneer ze zijn opgeslagen in goedgekeurde opslagkasten voor ontvlambare vloeistoffen.
(13) Hoeveelheden mogen met 100% worden vergroot in gebouwen die volledig zijn uitgerust met een automatisch sprinklersysteem dat is geïnstalleerd in
overeenstemming met NFPA13, Standard for the Installation of Sprinkler Systems (Norm voor de installatie van sprinklersystemen).
Deze tabel vermeldt de NFPA-specificaties voor alle ThinPrep-producten.
ThinPrep-product
Gevaar voor de
gezondheid Ontvlambaarheidsgevaar Instabiliteitsgevaar Specifiek gevaar
ThinPrep PreservCyt-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep CytoLyt-oplossing
2
2
0
n.v.t.
ThinPrep CellFyx-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep-spoeloplossing
0
0
0
n.v.t.
ThinPrep-blauwoplossing
0
0
0
n.v.t.
ThinPrep-spoeloplossing II
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep-blauwoplossing II
0
0
0
n.v.t.
ThinPrep Stain EA-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep Stain oranje-G-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep-kernkleuringsstof
2
0
0
n.v.t.
Pagina 1 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
Transportvereisten voor ThinPrep®-oplossingen
Bereik:
Deze vereisen betreffen het vervoer van:
Biologische monsters (patiëntmonsters) in ThinPrep®-oplossingen
Biologische monsters in andere dan ThinPrep®-oplossingen
Biologische monsters niet in oplossingen
ThinPrep® PreservCyt-oplossing zonder biologische monsters
ThinPrep® CytoLyt-oplossing zonder biologische monsters
Opmerking: Verzenders van gevaarlijke stoffen of gevaarlijke goederen moeten worden getraind volgens
de verschillende voorschriften inzake gevaarlijke stoffen/gevaarlijke goederen.
A. Transportvereisten voor het vervoer van patiëntmonsters uitsluitend in ThinPrep PreservCyt-
oplossing – Omgevingstemperatuur:
1. Patiëntmonsters/biologische stoffen (pathogenen) in ThinPrep PreservCyt-oplossing worden
door de oplossing geneutraliseerd of geïnactiveerd en vormen daardoor geen gevaar voor de
gezondheid meer. (Raadpleeg voor meer informatie hierover de gebruikershandleiding van
de ThinPrep 2000 of ThinPrep 5000.)
2. Voor materialen die zijn geneutraliseerd of geïnactiveerd gelden de vereisten van
Categorie B klasse 6, Divisie 6.2 niet.
3. Oplossingen die geneutraliseerde of geïnactiveerde pathogenen bevatten en voldoen aan de
criteria van een of meer andere gevarenrisico's, moeten worden vervoerd volgens de
transportvereisten voor dat gevarenrisico / die gevarenrisico's.
4. ThinPrep PreservCyt-oplossing geldt als een ontvlambare vloeistof bij binnenlands of
internationaal vervoer. Volg daarom de instructies in paragraaf C hieronder: Vervoer van
alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing (zoals van een laboratorium naar een arts).
B. Biologische monsters vervoeren in oplossingen (anders dan ThinPrep PreservCyt-oplossing)
of zonder oplossingen
Definities:
Biologische stof, categorie B: materialen die infectieuze stoffen bevatten of waarvan
wordt vermoed dat ze infectieuze stoffen bevatten, en die niet aan de criteria van
categorie A voldoen. De IATA-voorschriften voor gevaarlijke goederen zijn herzien met
ingang van 1 januari 2015. Opmerking: de term 'diagnostisch monster' is vervangen door
'biologische stof, categorie B'.
Monsters hiervan uitgezonderd: monsters met minimale waarschijnlijkheid dat er
pathogenen in aanwezig zijn (gefixeerd weefsel, enz.)
Transportvereisten categorie B of uitgezonderd2 – Omgevingstemperatuur:
1. Verpakking moet uit drie onderdelen bestaan:
a. een primaire recipiënt, lekdicht
b. secundaire verpakking, lekdicht
c. een harde buitenverpakking
Opmerkingen:
1. Wanneer biologische monsters worden vervoerd in een hoeveelheid oplossing van 30 ml
of minder, en verpakt zijn volgens deze richtlijnen, hoeft aan geen verdere eisen van de
voorschriften voor gevaarlijke materialen (gevaarlijke goederen) te worden voldaan.
Training wordt desalniettemin aanbevolen.1
Pagina 2 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
2. De primaire recipiënt mag niet meer dan 1 liter vloeibare stof bevatten (500 ml als FedEx wordt
gebruikt).
3. Indien meerdere breekbare primaire recipiënten in één secundaire verpakking worden geplaatst,
moeten ze afzonderlijk verpakt worden of gescheiden worden, om onderling contact te
verhinderen.
* Deze instructies vormen de interpretatie van Hologic van de diverse voorschriften vanaf de
ingangsdatum. Hologic is echter niet verantwoordelijk voor eventuele schendingen van de daadwerkelijke
voorschriften.
4. Tussen de primaire recipiënt en de secundaire verpakking moet absorberend materiaal worden
geplaatst. De hoeveelheid absorberend materiaal (katoen- of cellulosewatten, pakketjes
absorberend materiaal, papieren tissues) moet voldoende zijn om de volledige inhoud van de
primaire recipiënt(en) zodanig te absorberen dat eventueel vrijkomende vloeibare stof de
integriteit van het schokdempende materiaal of de buitenverpakking niet kan aantasten.
5. De buitenverpakking mag niet meer dan 4 liter of 4 kg materiaal bevatten. Deze hoeveelheid
geldt exclusief ijs, droogijs of vloeibare stikstof, indien dat gebruikt wordt om de monsters te
koelen.
6. Een puntsgewijze lijst van de inhoud moet worden ingesloten tussen de secundaire verpakking
en de buitenverpakking.
7. De verpakking moet een valtest van 1,2 meter hoogte doorstaan (paragraaf 6.6.1 van de IATA-
voorschriften).
8. Het UN3373-etiket moet op de buitenkant van de buitenverpakking zijn aangebracht (één zijde
van de buitenverpakking moet de minimale afmetingen 100 mm x 100 mm hebben voor FedEx
gelden minimale afmetingen van 177 mm x 101 mm x 50 mm) op een ondergrond met
contrasterende kleur en het etiket moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn. Het etiket moet in de
vorm zijn van een ruit met zijden van ten minste 50 mm. De letters moeten ten minste 6 mm
hoog zijn.
9. De correcte transportbenaming 'Biological Substance, Category B' (Biologische stof,
categorie B) moet in letters van ten minste 6 mm hoog worden aangebracht op de
buitenverpakking naast het ruitvormige UN3373-etiket.
OPMERKINGEN:
FedEx accepteert geen klinische of diagnostische monsters in FedEx-enveloppen,
FedEx-kokers, FedEx-verpakkingen of FedEx-dozen.
FedEx accepteert wel klinische monsters in FedEx Clinical Paks.
3
Pagina 3 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
10. Indien u van FedEx gebruik maakt, moet de FedEx USA Luchtvrachtbrief, deel 6, Speciale
behandeling, worden ingevuld met informatie over gevaarlijke goederen/droogijs:
Bevat deze zending gevaarlijke goederen?
JA - verklaring van de verzender niet vereist
11. Op de buitenverpakking van alle diagnostische/klinische monsters moet het volgende worden
vermeld:
a. Naam en adres van de afzender
b. Naam en adres van de ontvanger
c. De woorden 'Biological Substance, Category B' (Biologische stof, categorie B)
d. Het UN 3373-etiket
Transportvereisten categorie B of uitgezonderd Ingevroren of gekoelde monsters:
OPMERKING: FedEx volgt de IATA-voorschriften voor het vervoer van gekoelde of ingevroren diagnostische
monsters.3
Volg alle verpakkingsvoorschriften voor categorie B of uitgezonderd Omgevingstemperatuur plus:
1. Plaats het ijs of het droogijs buiten de secundaire verpakking. Er dienen interne steunen te worden
geplaatst om de secundaire verpakking in de oorspronkelijke positie te houden nadat het ijs of het
droogijs is gesmolten of vervlogen. Als ijs wordt gebruikt, moet de buitenste verpakking of de
omverpakking lekdicht zijn. Als droogijs wordt gebruikt, moet de verpakking ontworpen en
vervaardigd zijn om CO2-gas te laten ontsnappen, om te verhinderen dat drukopbouw de verpakking
doet scheuren.
2. Bevestig altijd het droogijsetiket Klasse 9, UN 1845 en het etiket UN 3373, Biological Substance,
Category B (Biologische stof, categorie B) op dergelijke zendingen.
3. Indien u van FedEx gebruik maakt, moet de FedEx USA Luchtvrachtbrief, deel 6, Speciale
behandeling, worden ingevuld met informatie over gevaarlijke goederen/droogijs:
Bevat deze zending gevaarlijke goederen?
JA - verklaring van de verzender niet vereist
Geef het gewicht van het droogijs in kg op (indien van toepassing)
4. Op de buitenverpakking van alle diagnostische/klinische monsters moet het volgende worden
vermeld:
a. Naam en adres van de afzender
b. Naam en adres van de ontvanger
c. De woorden 'Biological Substance, Category B' (Biologische stof, categorie B)
d. Het UN 3373-etiket
e. Klasse 9-etiket, inclusief UN 1845, en nettogewicht indien met droogijs verpakt
Pagina 4 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
C. Vervoer van alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing (zoals van een laboratorium naar een arts)
Binnenlands wegvervoer - Beperkte hoeveelheden:
Aanbevelingen voor binnenlands wegvervoer - Beperkte hoeveelheden:
1. ThinPrep® PreservCyt-oplossing moet in flacons worden vervoerd.
2. Plaats de flacons in een stevige kartonnen doos van goede kwaliteit, zoals de ThinPrep®-doos
voor 250 flacons. Verpak de flacons zodanig dat er slechts minimale beweging van de
afzonderlijke flacons mogelijk is (voeg naar behoefte beschermend materiaal toe).
3. Markeer de verpakking als 'Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution), 3, UN1993, Ltd. Qty.'
(Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing), 3, UN1993, Beperkte
hoeveelheid), breng oriëntatiepijlen op de zijkanten aan en breng het etiket Limited Quantity
(Beperkte hoeveelheid) aan.
4. Vermeld 'UN1993, Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution), 3, PGIII, Ltd. Qty' (UN1993,
Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing), 3, PGIII, Beperkte
hoeveelheid) op de vervoersdocumenten.
Binnenlands wegvervoer - Andere dan beperkte hoeveelheden:
Bij het vervoer van verpakkingen die de 'Beperkte hoeveelheid' overschrijden:
1. Laat 'Ltd. Qty.' (Beperkte hoeveelheid) achterwege in de tekst op de verpakking of op de
vervoersdocumenten zoals hierboven aangegeven onder c en d in de paragrafen met
een beschrijving van de verzendcategorie B of uitgezonderd Omgevingstemperatuur en
categorie B of uitgezonderd Ingevroren of gekoelde monsters.
2. Breng een gevarenetiket aan dat verwijst naar klasse 3, 'Flammable Liquid' (Ontvlambare
vloeistof), op de buitenverpakking nabij de tekst zoals hierboven aangegeven onder 'c'.
Zie het etiketvoorbeeld op de laatste pagina van deze aanbevelingen.
3. Markeer de verpakking als 'Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution), 3, UN1993, Net Qty.'
(Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing), 3, UN1993, Netto
hoeveelheid).
Opmerkingen:
In de VS wordt ThinPrep® PreservCyt-oplossing ingedeeld als een ontvlambare vloeistof van
klasse 3, onder verpakkingsgroep III (PG III).
Volgens 49 CFR 173.150 (Limited Quantities) mag ThinPrep® PreservCyt-oplossing in flacons in
beperkte hoeveelheden over de weg worden vervoerd in een stevige doos. Het totale volume in
een verpakking mag niet meer bedragen dan 5 liter en niet meer wegen dan 30 kg. Beperkte
hoeveelheden zijn vrijgesteld van de voorschriften voor het aanbrengen van etiketten die
verwijzen naar de gevaren.
Pagina 5 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
Binnenlands luchtvervoer:
In aanvulling op 1 en 2 hierboven bij 'Binnenlands wegvervoer Andere dan beperkte hoeveelheden'
gelden de volgende aanbevelingen voor binnenlands luchtvervoer:
3. De maximaal toegestane pakketafmetingen zijn:
i. zestig (60) liter (3000 flacons) voor passagiersvliegtuigen, en
ii. tweehonderdtwintig (220) liter (11.000 flacons) voor vrachtvliegtuigen.
4. Afzonderlijke pakketten die in totaal meer dan zestig (60) liter (3000 flacons) bevatten
moeten duidelijk worden gemarkeerd als 'FOR CARGO AIRCRAFT ONLY' (UITSLUITEND
VOOR VRACHTVLIEGTUIGEN).
5. Elke hoeveelheid flacons die per vliegtuig wordt vervoerd, moet worden vervoerd in
een 4G-verpakking die door de Verenigde Naties (VN) is gecertificeerd (bijv. een doos
voor 250 flacons ThinPrep® PreservCyt-oplossing of gelijkwaardig).
6. Er moet een klasse 3-etiket 'Flammable Liquid' (Ontvlambare vloeistof) worden aangebracht
op de buitenverpakking nabij de woorden 'Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution)'
(Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing)).
Alle soorten binnenlands vervoer:
Hier volgen aanbevelingen voor al het binnenlandse weg- en luchtvervoer:
1. Indien de ThinPrep® PreservCyt-oplossing wordt vervoerd in een verpakking die ook
ongevaarlijk materiaal bevat, moeten de gevaarlijke stoffen als eerste worden vermeld, of
in een afwijkende kleur worden gedrukt (of geaccentueerd met een markeerstift) om deze
stoffen te onderscheiden van het ongevaarlijke materiaal.
2. Het totale volume ThinPrep® PreservCyt-oplossing en het aantal flacons moeten op de
vervoersdocumenten worden vermeld.
Internationaal wegvervoer - Beperkte hoeveelheden:
Voor internationaal vervoer wordt ThinPrep® PreservCyt-oplossing ingedeeld als een primair gevaar
van klasse 3 (Ontvlambare vloeistof) en met een secundair gevaar van klasse 6.1 (Giftig). Het wordt
onder verpakkingsgroep III (PG III) ingedeeld.
De bron die voor de aanbevelingen voor het internationale wegvervoer is gebruikt, is de ADR -
Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
(Verenigde Naties). Een 'beperkte hoeveelheid' wordt omschreven als een verpakking die maximaal
netto 5 liter bevat en niet meer dan 20 kg weegt. De aanbevelingen voor internationaal
wegvervoer luiden:
1. ThinPrep® PreservCyt-oplossing moet in flacons worden vervoerd.
2. Plaats de flacons in een stevige kartonnen doos van goede kwaliteit, zoals de Hologic-doos
voor 250 flacons. Verpak de flacons zodanig dat er slechts minimale beweging van de
afzonderlijke flacons mogelijk is (voeg naar behoefte beschermend materiaal toe).
Pagina 6 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
3. Markeer de verpakking als 'UN1992, Flammable liquids, toxic, n.o.s., (Methanol Solution),
3, 6.1, PGIII Ltd. Qty.' (UN1992, Ontvlambare vloeistoffen, giftig, zonder nadere specificatie,
(methanoloplossing), 3, 6.1, PGIII, Beperkte hoeveelheid), breng oriëntatiepijlen op de
zijkanten aan en breng het etiket 'Beperkte hoeveelheid' aan waarop een 'Y' staat.
4. De vervoersdocumenten moeten alle informatie bevatten zoals hierboven aangegeven bij '3'.
Internationaal wegvervoer Andere dan beperkte hoeveelheden:
1. Laat 'Ltd. Qty.' (Beperkte hoeveelheid) achterwege in de tekst op de verpakking of op de
vervoersdocumenten zoals hierboven aangegeven onder c en d.
Bevestig zowel een klasse 3-etiket 'Flammable Liquid' (Ontvlambare vloeistof) als een klasse 6.1
secundair etiket 'Toxic' (Giftig) op de verpakking naast de markeringen. Voorbeelden van de
etiketten vindt u op de laatste pagina van dit document.
Klasse 6.1-etiket voor secundair gevaar 'Toxic' (Giftig).
2. Markeer de verpakking als 'UN1992, Flammable liquids, toxic, n.o.s., (Methanol Solution),
3, 6.1, PGIII, Net. Qty' (UN1992, Ontvlambare vloeistoffen, giftig, zonder nadere specificatie,
(methanoloplossing), 3, 6.1, PGIII, netto hoeveelheid).
Internationaal luchtvervoer:
De voor de aanbevelingen voor internationaal luchtvervoer gebruikte bronnen zijn: in aanvulling op a
en b onder Internationaal wegvervoer hierboven gelden de volgende aanbevelingen voor
internationaal luchtvervoer:
1. De maximaal toegestane pakketafmetingen zijn:
i. zestig (60) liter (3000 flacons) voor passagiersvliegtuigen, en
ii. tweehonderdtwintig (220) liter (11.000 flacons) voor vrachtvliegtuigen.
2. Pakketten die in totaal meer dan zestig (60) liter bevatten moeten duidelijk worden gemarkeerd
als 'FOR CARGO AIRCRAFT ONLY' (UITSLUITEND VOOR VRACHTVLIEGTUIGEN).
3. Elke hoeveelheid flacons die per vliegtuig wordt vervoerd, moet worden vervoerd in een 4G-
verpakking die door de Verenigde Naties (VN) is gecertificeerd (bijv. een doos voor
250 flacons ThinPrep® PreservCyt-oplossing of gelijkwaardig). Verpak de flacons zodanig
dat er slechts minimale beweging van de afzonderlijke flacons mogelijk is (voeg naar
behoefte beschermend materiaal toe).
4. Een vrijstelling op basis van 'Beperkte hoeveelheid' kan alleen worden toegepast als de
verpakking een hoeveelheid van netto maximaal twee liter bevat.
Pagina 7 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
5. Bij het vervoer van een beperkte hoeveelheid is het vermelden van de specificaties van de
fabrikant van de verpakking niet vereist.
6. Markeer de verpakking als 'UN1992, Flammable liquids, toxic, n.o.s., (Methanol Solution),
3, 6.1, PGIII, Net. Qty.' (UN1992, Ontvlambare vloeistoffen, giftig, zonder nadere specificatie,
(methanoloplossing), 3, 6.1, PGIII, Netto hoeveelheid).
7. Wanneer een aanduiding 'Uitsluitend voor vrachtvliegtuigen' is vereist, moet deze worden
bevestigd op dezelfde zijde van de verpakking als en nabij de gevarenetiketten.
8. De verzender is verantwoordelijk voor het invullen van een formulier met verklaring voor de
verzending van gevaarlijke goederen (Shipper’s Declaration for Dangerous Goods).
D. Vervoer van alleen ThinPrep® CytoLyt-oplossing (zoals van een laboratorium naar een arts)
Binnenlands wegvervoer:
ThinPrep® CytoLyt-oplossing heeft een vlampunt van 42,8 °C. Uitsluitend voor binnenlands
wegvervoer mag een ontvlambare vloeistof met een vlampunt van 37,8 °C of hoger die niet in andere
gevarenklassen valt, heringedeeld worden als een brandbare vloeistof. Als zodanig is over de weg
vervoerde ThinPrep® CytoLyt-oplossing vrijgesteld van de voorschriften van het Amerikaanse
Department of Transportation (DOT) voor gevaarlijke stoffen.
Binnenlands luchtvervoer:
Voor het vervoer van ThinPrep® CytoLyt-oplossing per vliegtuig volgt u de aanbevelingen voor
binnenlands luchtvervoer voor alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing, die te vinden zijn in
paragraaf C van dit document.
Internationaal weg- en luchtvervoer:
Voor het weg- of luchtvervoer van ThinPrep® CytoLyt-oplossing volgt u de aanbevelingen voor
internationaal weg- of luchtvervoer voor alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing, die te vinden zijn in
paragraaf C van dit document.
E. Vervoer van ThinPrep® CytoLyt-oplossing met patiëntmonster (bijv. van een arts naar een
laboratorium)
Binnenlands vervoer:
ThinPrep® CytoLyt-oplossing met een patiëntmonster wordt geclassificeerd als een biologische stof,
categorie B. Volg de aanbevelingen in paragraaf B van dit document.
Internationaal vervoer:
ThinPrep® CytoLyt-oplossing met een patiëntmonster wordt geclassificeerd als een biologische stof,
categorie B. Volg de aanbevelingen in paragraaf A van dit document.
Bronvermelding:
49 CFR 100 to 185, Transportation
International Air Transport Association (IATA): Dangerous Good Regulations,
49th Edition, 2008, International Air Transportation Association (IATA)
International Civil Aviation Organization: (ICAO): Technical Instructions for the
Safe Transport of Dangerous Goods by Air
Voetnoten:
1. Zie Packing Instruction 650 in the IATA Dangerous Goods Regulations IATA Packing Instruction 650, Pointers on
Shipping: Clinical Samples, Diagnostic Specimens, and Environmental Test Samples, Document
30356FE, FedEx
4. Het prepareren van
gynaecologische monsters
4. Het prepareren van
gynaecologische monsters
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 4.1
4
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
H o o f d s t u k 4
Het prepareren van gynaecologische monsters
INLEIDING
Omvat celmonsters van de ectocervix en de endocervix.
1. Afname: Plaats het monster rechtstreeks in een flacon met
PreservCyt -oplossing.
Opmerking: Het is uiterst belangrijk dat de juiste spoeltechniek wordt
gebruikt voor het monsterafnamehulpmiddel. Zie de
instructies voor monsterafname op pagina 4.3 en 4.4.
2. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan.
3. Verwerk met de ThinPrep Genesis-processor d.m.v. het
Glaasje-proces of het Aliquot+Glaasje-proces.
PARAGRAAF
A
ThinPrep
®
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4.2 ThinPrep TM Genesis™ Processor Operator’s Manual
4
MONSTERAFNAME VOORBEREIDEN
Monsterafnamemethoden bij ThinPrep
Het primaire doel van het afnemen van een cervixcelmonster is het aantonen van
cervixcarcinoom en daaraan voorafgaande laesies, evenals andere gynaecologische afwijkingen.
De volgende richtlijnen zijn ontleend aan het CLSI-document GP15-A3 1. Toepassing van deze
richtlijnen bij het afnameproces voor het verkrijgen van monsters voor de ThinPrep Pap Test
(TPPT) wordt aanbevolen. De richtlijnen geven in het algemeen aan dat het van belang is een
monster te verkrijgen dat niet wordt vertroebeld door bloed, mucus, inflammatoir exsudaat
of glijmiddel.
Patiëntgegevens
De patiënt moet 2 weken na de eerste dag van haar laatste menstruatieperiode worden
onderzocht en dient geen afspraak te maken voor een periode waarin ze hevige
menstruele bloedingen heeft. 2
Hoewel de TPPT de kans op beeldvertroebelend bloed vermindert, heeft klinisch
onderzoek uitgewezen dat overmatige hoeveelheden bloed de test ongunstig kunnen
beïnvloeden en tot een onbevredigend resultaat kunnen leiden. 3
De patiënt mag in de 48 uur voorafgaand aan het onderzoek geen vaginale medicatie,
vaginale anticonceptie of vaginale douche gebruiken.
1. Papanicolaou Technique Approved Guidelines (CLSI Document GP15-A3, third edition, 2008)
2. Davey et al. Cervical Cytology Specimen Adequacy: Patient Management Guidelines and Optimizing
Specimen Collection. American Society for Colposcopy and Cervical Pathology Journal of Lower Genital
Tract Disease, Volume 12, Number 2, 2008, 71-81
3. Lee et al. Comparison of Conventional Papanicolaou Smears and Fluid-Based, Thin-Layer System for
Cervical Cancer Screening. Ob Gyn 1997; 90: 278-284.
PARAGRAAF
B
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 4.3
4
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Voorbereiding van de monsterafname
Lauw water kan worden gebruikt om het speculum op te warmen en glad te maken.
Indien een glijmiddel moet worden gebruikt vanwege ongemak voor de patiënt of andere
omstandigheden, dienen carbomeervrije glijmiddelen spaarzaam te worden gebruikt,
waarbij ze uitsluitend op de buitenzijden van de speculumbladen mogen worden
aangebracht.
Hoewel glijmiddelen in water oplosbaar zijn, kunnen te grote hoeveelheden glijmiddel de
test ongunstig beïnvloeden en mogelijk tot een onbevredigend resultaat leiden.
Verwijder voorafgaand aan de monsterafname het teveel aan mucus of andere vormen
van afscheiding. Dit moet voorzichtig met een tampontang met een opgevouwen gaasje
worden verwijderd.
Het overtollige cervixslijm bevat nauwelijks relevant celmateriaal en als het in de flacon met
het monster terechtkomt, kan dit een preparaat opleveren met weinig of geen diagnostisch
materiaal.
Verwijder voorafgaand aan de monsterafname inflammatoir exsudaat uit het cervixkanaal.
Doe dit door een droog stukje gaas van 5 x 5 cm (2 x 2 inch) over de cervix te leggen en
het weer te verwijderen nadat het exsudaat erin is geabsorbeerd, of maak gebruik van een
droge proctoswab of Scopette -swab.
Het teveel aan inflammatoir exsudaat bevat nauwelijks diagnostisch celmateriaal;
bij aanwezigheid in de monsterflacon kan dit een preparaat opleveren met weinig of
geen diagnostisch materiaal.
De cervix mag niet worden gereinigd door spoeling met een fysiologische zoutoplossing,
omdat dit een relatief celarm monster tot gevolg kan hebben.
Het monster moet worden verkregen voordat azijnzuur wordt gebruikt.
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4.4 ThinPrep TM Genesis™ Processor Operator’s Manual
4
MONSTERAFNAME
Gynaecologische monsters afnemen met een cervixborstel
Instructies voor de arts voor het afnemen van een gynaecologisch monster.
1. Neem met een cervixborstel een geschikt monster uit de cervix.
Steek het centraal gelegen borstelgedeelte zo diep in het
endocervicaal kanaal dat de kortere borstelharen volledig met de
ectocervix in aanraking komen. Oefen zachte druk uit en draai de
borstel vijf slagen rechtsom.
2. Spoel het borsteltje zo spoedig mogelijk in de flacon met
PreservCyt-oplossing door het 10 maal tegen de bodem van de
flacon te drukken, zodat de borstelhaartjes uiteen worden
geduwd. Draai het borsteltje ten slotte krachtig heen en weer,
zodat nog meer materiaal loslaat. Doe het afnamehulpmiddel
bij het afval.
3. Draai de dop vast totdat het aandraaistreepje op de dop voorbij
het aandraaistreepje op de flacon is.
4. Noteer de naam en het ID-nummer van de patiënt op de flacon.
Noteer de gegevens en anamnese van de patiënt op het cytologie-
aanvraagformulier.
Opmerking: Indien het monster onmiddellijk moet worden
verwerkt, moet het ten minste 15 minuten in de
flacon met PreservCyt-oplossing hebben gestaan
voordat de verwerking mag beginnen.
Ga verder met de volgende stap indien het monster ter
verwerking naar een andere locatie moet worden opgestuurd.
5. Doe de flacon en het cytologie-aanvraagformulier in een
monsterzak voor vervoer naar het laboratorium.
Raadpleeg de instructies bij de afnamehulpmiddelen voor waarschuwingen,
contra-indicaties en beperkingen met betrekking tot monsterafname.
PARAGRAAF
C
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 4.5
4
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Gynaecologische monsters afnemen met een endocervicale borstel-/
spatelcombinatie
Instructies voor de arts voor het afnemen van een gynaecologisch monster.
1. Neem met een plastic spatel een geschikt monster uit
de ectocervix.
2. Spoel de spatel zo spoedig mogelijk in de flacon met PreservCyt-
oplossing door de spatel 10 maal krachtig in de flacon te roeren.
Doe de spatel bij het afval.
3. Neem met een endocervicale borstel een geschikt monster uit
de endocervix. Breng het borsteltje in de cervix in, totdat alleen de
onderste vezels van de borstel nog zichtbaar zijn. Draai de borstel
langzaam een kwart tot een halve slag in één richting. NIET TE
VER DOORDRAAIEN.
4. Spoel het borsteltje zo spoedig mogelijk in de PreservCyt-
oplossing door het 10 maal in de oplossing te draaien terwijl
het borsteltje tegen de wand van de PreservCyt-flacon wordt
geduwd. Roer krachtig, zodat meer materiaal loslaat. Doe het
borsteltje bij het afval.
5. Draai de dop vast totdat het aandraaistreepje op de dop voorbij
het aandraaistreepje op de flacon is.
6. Noteer de naam en het ID-nummer van de patiënt op de flacon.
Noteer de gegevens en anamnese van de patiënt op het cytologie-
aanvraagformulier.
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4.6 ThinPrep TM Genesis™ Processor Operator’s Manual
4
Opmerking: Indien het monster onmiddellijk moet worden
verwerkt, moet het ten minste 15 minuten in de flacon
met PreservCyt-oplossing hebben gestaan voordat de
verwerking mag beginnen.
Ga verder met de volgende stap indien het monster ter verwerking
naar een andere locatie moet worden opgestuurd.
7. Doe de flacon en het aanvraagformulier in een monsterzak voor
vervoer naar het laboratorium.
Raadpleeg de instructies bij de afnamehulpmiddelen voor waarschuwingen,
contra-indicaties en beperkingen met betrekking tot monsterafname.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 4.7
4
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN
PreservCyt-oplossing
Zie Hoofdstuk 3, 'PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen' voor meer informatie over PreservCyt-
oplossing.
Stoffen die de werking verstoren
De ‘Clinical and Laboratory Standard Institute Guidelines’ bevelen aan om geen glijmiddel te
gebruiken tijdens de Pap-test. 1
ACOG raadt aan ervoor te zorgen dat het monster niet met glijmiddel wordt verontreinigd, omdat
dit tot onbevredigende resultaten kan leiden. 2 Dit geldt zowel voor de conventionele Pap-tests als
voor de cytologie op basis van vloeistof.
Bij gebruik van een plastic speculum of onder omstandigheden waarbij een glijmiddel moet worden
gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat de cervix of het hulpmiddel voor monsterafname niet met het
glijmiddel wordt gecontamineerd. Er kan een kleine hoeveelheid glijmiddel worden gebruikt, net
voldoende om het speculum met een gehandschoende vinger met een dun laagje te bedekken, maar
smeer het uiteinde van het speculum niet in.
De ‘Clinical and Laboratory Standard Institute Guidelines’ en ACOG raden u aan geen Pap-test uit te
voeren tijdens de menstruatie.
1-2
Voor monsters die met de ThinPrep-processor moeten worden verwerkt, geldt dat glijmiddelen
zich aan het filtermembraan kunnen hechten en tot een slechte celoverdracht op het glaasje kunnen
leiden. Indien het gebruik van een glijmiddel onvermijdelijk is, moet het carbomeervrije glijmiddel
in minimale hoeveelheden worden gebruikt.
Nadat het monster naar de PreservCyt-flacon is overgebracht,
moet het ten minste 15 minuten blijven staan voordat het verder
mag worden verwerkt.
1. Papanicolaou Technique Approved Guidelines (CLSI Document GP15-A3, third edition, 2008)
2. ACOG Practice Bulletin, no. 45, August 2003
PARAGRAAF
D
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4.8 ThinPrep TM Genesis™ Processor Operator’s Manual
4
Behandeling/afvoer
Behandel alle materialen die chemicaliën bevatten zorgvuldig en overeenkomstig de
veiligheidsnormen voor laboratoria. Wanneer de samenstelling van reagentia hiertoe aanleiding
geeft, zijn extra veiligheidsmaatregelen op de reagenscontainers afgedrukt.
Voer de PreservCyt-oplossing af overeenkomstig de bij u geldende richtlijnen voor afvoer van
gevaarlijk afval. De PreservCyt-oplossing bevat methanol.
VERWERKEN VAN MONSTERS
Benodigde materialen
Zie 'Benodigde materialen' op pagina 1.8 voor een overzicht en uitleg van bijgeleverde materialen en
van benodigde maar niet bijgeleverde materialen.
Prepareren van monsters
Het gynaecologisch monster moet onmiddellijk na afname in de PreservCyt-oplossing
worden geplaatst.
Het vloeistofniveau in de monsterflacon met de PreservCyt-oplossing moet binnen de
matglazen band van de flacon liggen.
Afbeelding 4-1 Vloeistofniveau monsterflacon met PreservCyt-oplossing
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests tussen
15 °C (59 °F) en 30 °C (86 °F), gedurende een periode van maximaal 6 weken.
PARAGRAAF
E
ID#
00001168
Matglazen band
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 4.9
4
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Verwerk op de ThinPrep Genesis-processor d.m.v. het
Glaasje-proces of Aliquot + glaasje-proces
Stabiliteit
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests tussen 15 °C
(59 °F) en 30 °C (86 °F), gedurende een periode van maximaal 6 weken.
PROBLEMEN BIJ MONSTERVERWERKING OPLOSSEN
Herverwerking van een ThinPrep Pap Test-monsterflacon na een onbevredigend resultaat
met een glaasje
Laboratoriumpersoneel kan de ThinPrep Pap Test-monsters opnieuw verwerken wanneer
glaasjes na screening door een cytologisch analist als onvoldoende voor diagnose zijn beoordeeld
("ontoereikend voor beoordeling"). Voor een goede herverwerking van deze monsters moeten de
onderstaande instructies worden gevolgd:
Opmerking: Herverwerking van een TPPT-monster mag slechts éénmaal worden uitgevoerd
indien het monster is bestemd voor gebruik op een objectglaasje.
Opmerking: De geldende laboratoriumvoorschriften (GLP: goede laboratoriumpraktijken)
dienen te worden gevolgd om te voorkomen dat er contaminanten terechtkomen
in de monsterflacon met PreservCyt-oplossing.
Verwijdering van een aliquot nadat een monster is herverwerkt is niet gevalideerd voor de
ThinPrep Genesis-processor.
De gebruiker laadt de processor, selecteert het Glaasje-proces of
het Aliquot+Glaasje-proces en selecteert het type GYN-monster
als beschreven in Hoofdstuk 7, 'Bedieningsinstructies'. Na de
voltooiing van de verwerking fixeert en kleurt de gebruiker het
preparaat volgens de procedure beschreven in Hoofdstuk 10,
'Fixatie, kleuring en afdekking'.
ThinPrep
®
PARAGRAAF
F
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4.10 ThinPrep TM Genesis™ Processor Operator’s Manual
4
Herverwerkingsprotocol
1 Bereid voldoende spoeloplossing om 30 ml aan elk opnieuw te
verwerken ThinPrep Pap Test-monster te kunnen toevoegen.
De spoeloplossing wordt gemaakt door het mengen van 9 delen
CytoLyt-oplossing met 1 deel ijsazijn.
2 Voordat u deze stap uitvoert, dient u er zeker van te zijn dat het
ThinPrep Pap Test-monster voldoende volume heeft om na het
centrifugeren een pellet te vormen. Giet de inhoud van het
ThinPrep Pap Test-monster in een centrifugebuisje dat correct
geëtiketteerd is om de zorgketen intact te houden. Bewaar de flacon.
3 Pelletteer de inhoud van het centrifugebuisje door centrifugeren bij
1200 x g gedurende 5 minuten.
Opmerking: Wanneer het centrifugeren klaar is, behoort de
celpellet duidelijk zichtbaar te zijn, maar de cellen
hoeven niet dicht opeengepakt te zitten (de pellet
kan er pluizig uitzien).
4 a. Giet het supernatant voorzichtig af uit het centrifugebuisje,
om te verhinderen dat cellen verloren gaan. Afvoeren volgens
de plaatselijke voorschriften.
b. Vortex het centrifugebuisje kort.
c. Giet een mengsel van 30 ml van de CytoLyt-oplossing en
10% ijsazijn in het centrifugebuisje en sluit het buisje goed af.
d. Meng de inhoud van het centrifugebuisje door het meerdere
keren handmatig om te draaien.
5 Pelleteer de cellen weer door te centrifugeren – 1200 x g gedurende
5 minuten.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 4.11
4
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
6 a. Giet het supernatant voorzichtig af uit het centrifugebuisje,
om te verhinderen dat cellen verloren gaan. Afvoeren volgens
de plaatselijke voorschriften.
b. Vortex het centrifugebuisje kort.
7 a. Maak gebruik van de volumemarkeringen op het
centrifugebuisje om de nodige hoeveelheid ongebruikte
PreservCyt-oplossing (d.w.z. zonder patiëntmonster) aan de
cellen toe te voegen en vul aan tot een eindvolume van 20 ml.
Draai de dop stevig vast.
b. Meng de inhoud van het centrifugebuisje door het meermaals
handmatig om te draaien en breng het monster terug over naar
de bewaarde monsterflacon.
8 Verwerk het monster met een ThinPrep Genesis-processor volgens
de procedure voor het verwerken van gynaecologische monsters.
Beoordeel het resulterende glaasje volgens The Bethesda System for
Reporting Cervical Cytology. Indien na een herverwerking negatieve
resultaten van het monster niet overeenstemmen met de klinische
indruk, kan het nodig zijn opnieuw een monster af te nemen.
HET PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4.12 ThinPrep TM Genesis™ Processor Operator’s Manual
4
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
5. Niet-gynaecologische
monsters prepareren
5. Niet-gynaecologische
monsters prepareren
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.1
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
H o o f d s t u k 5
Niet-gynaecologische monsters prepareren
INLEIDING
Dit hoofdstuk verschaft aanwijzingen voor het prepareren van niet-gynaecologische (non-gyn)
monsters en voor het maken van objectglaasjes met het ThinPrep Genesis-systeem. Non-gyn
monsters betreffen onder meer dunnenaaldaspiratiebiopten, urinemonsters, effusiemonsters,
sputummonsters, monsters uit de luchtwegen, monsters uit het maag-darmkanaal, enz.
Volg de instructies in dit hoofdstuk nauwkeurig op om de beste resultaten te bereiken. Omdat
monsters biologische verschillen kunnen vertonen en de methoden voor het afnemen van monsters
kunnen verschillen, kan het zijn dat de standaard verwerking niet altijd meteen een toereikend
preparaat met een uniforme verdeling van cellen op het eerste objectglaasje oplevert. Dit hoofdstuk
bevat instructies voor het oplossen van problemen ten aanzien van aanvullende verwerking van
monsters om in bovengenoemde gevallen in tweede instantie preparaten van een betere kwaliteit te
verkrijgen. In dit hoofdstuk staat ook een overzicht van de verschillende monsterafnamemethoden
met de daarbij behorende procedures.
Raadpleeg 'Urinemonsters voor het Vysis™ Urovysion-assay' op pagina 5.24 voor het prepareren
van ThinPrep UroCyte
-monsters. Probleemoplossing bij monsterpreparatie, zoals beschreven
in 'Problemen bij monsterpreparatie oplossen' op pagina 5.26, is niet geëvalueerd voor ThinPrep
UroCyte-monsters.
PARAGRAAF
A
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
INHOUD
Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende vijf hoofdparagrafen en verscheidene subparagrafen:
PARAGRAAF C: Benodigde materialen
PARAGRAAF D: Gedetailleerde uitwerking van de preparatiestappen voor niet-
gynaecologische monsters
PARAGRAAF D-1: Monsterafname
PARAGRAAF D-2: Concentreren door centrifugeren – 600 g, 10 minuten
PARAGRAAF D-3: Supernatant afgieten en vortexen om celpellet
te resuspenderen
PARAGRAAF D-4: Celpellets beoordelen op uiterlijke aspecten
PARAGRAAF D-5: Monster toevoegen aan flacon met
PreservCyt™-oplossing
PARAGRAAF D-6: Monster 15 minuten in PreservCyt-oplossing
laten staan.
PARAGRAAF D-7: Monster verwerken met de ThinPrep Genesis-
processor. Fixeren, kleuren en beoordelen
PARAGRAAF D-8: Mechanisch schudden
PARAGRAAF D-9: Wassen met CytoLyt™-oplossing
PARAGRAAF E: Aanbevelingen voor monsterpreparatie
PARAGRAAF E-1: Dunnenaaldaspiratiebiopten
PARAGRAAF E-2: Mucoïde monsters
PARAGRAAF E-3: Lichaamsvloeistoffen
PARAGRAAF E-4: Andere monstertypen
PARAGRAAF F: Urinemonsters voor het Vysis™ UroVysion-assay
PARAGRAAF G: Problemen oplossen bij het prepareren van monsters
PARAGRAAF
B
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.3
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
BENODIGDE MATERIALEN
Om nadere tests uit te voeren op een aliquot dat door de ThinPrep Genesis-processor is
uitgenomen uit het monster van een patiënt, kan het zijn dat aanvullend materiaal nodig is.
Volg de instructies van de fabrikant van die assay voor informatie over eventueel nadere tests.
De onderstaande materialen zijn nodig voor het prepareren van niet-gynaecologische
monsters met de ThinPrep Genesis-processor.
Van Hologic:
CytoLyt-oplossing
CytoLyt-buisjes
CytoLyt-potjes
CytoLyt-flessen (voorraad)
PreservCyt-oplossing
PreservCyt-flacons
PreservCyt-flessen (voorraad)
Non-gyn ThinPrep-filters (blauw)
ThinPrep UroCyte -filter (geel) voor urinemonsters (incl. urinemonsters voor
de UroVysion-assay)
ThinPrep UroCyte-objectglaasjes voor urinemonsters (incl. urinemonsters voor
de UroVysion-assay)
ThinPrep UroCyte PreservCyt-flacons voor urinemonsters (incl. urinemonsters
voor de UroVysion-assay)
Non-gyn ThinPrep-microscoopobjectglaasjes
ThinPrep Genesis-processor
Vortexmixer
Opmerking: Raadpleeg de Bestelinformatie van de bedieningshandleiding van de
ThinPrep™ Genesis™-processor voor meer informatie over benodigdheden
en oplossingen van Hologic.
Van andere leveranciers:
Centrifuge voor buisjes van 50 ml (vrijzwaaiende rotor)
Centrifugebuisjes, 50 ml
Kunststof transferpipetten, 1 ml
Gebalanceerde elektrolytoplossingen
Glaasjeskleuringssysteem en reagentia
Standaard laboratoriumfixatief
PARAGRAAF
C
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
Dekglaasjes en insluitmiddelen
Antistollingsmiddel voor naaldaspiraten
Blender (optioneel)
IJsazijn (alleen voor problemen oplossen)
Fysiologische zoutoplossing (alleen voor problemen oplossen)
Dithiotreïtol (DTT, optioneel, alleen voor mucoïde monsters)
BESCHRIJVING VAN DE PREPARATIESTAPPEN VOOR
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Hieronder volgen de gangbare stappen voor het prepareren van niet-gynaecologische monsters met
de ThinPrep Genesis-processor. In de volgende subparagrafen wordt elke stap uitvoerig toegelicht.
WAARSCHUWING:
Gebruik de ThinPrep-processor niet voor verwerking van een monster
van cerebrospinale vloeistof (CSV) of een ander type monster dat afkomstig is van een patiënt met
een overdraagbare spongiforme encefalopathie (TSE), zoals de ziekte van Creutzfeld-Jacob, waarbij
de mogelijkheid van overdracht van prionen (PrPsc) niet is uitgesloten. Een met TSE besmette
processor kan niet effectief worden ontsmet en moet daarom op passende wijze worden afgevoerd
om mogelijke schadelijke gevolgen voor gebruikers en/of onderhoudsmedewerkers te voorkomen.
D-1. Monsterafname
D-2. Concentreren door centrifugeren – 600 g, 10 minuten
D-3. Supernatant afgieten en vortexen om celpellet te
resuspenderen
D-4. Celpellets beoordelen op uiterlijke aspecten
Zie pagina 5.11.
PARA-
GRAAF
D
PARAGRAAF
D
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.5
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
MONSTERAFNAME
Opmerking: De ThinPrep Genesis-processor is ontworpen voor gebruik met PreservCyt -
oplossing. Gebruik geen andere afnamemedia en conserveringsoplossingen met
de processor.
Monsters die met de ThinPrep-processor zullen worden verwerkt, kunnen als verse monsters dan
wel als monsters in CytoLyt-oplossing bij het laboratorium worden aangeleverd. Voor verscheidene
monstertypes bestaat voorkeur voor een bepaalde afnamemethode. In deze subparagraaf worden de
door Hologic aanbevolen afnameprocedure en alternatieve methoden beschreven.
WAARSCHUWING:
Stel de patiënt niet bloot aan de CytoLyt-oplossing bij door wassing en
lavage te verkrijgen monsters.
D-5. Een geschikte hoeveelheid van het monster toevoegen aan
een flacon met PreservCyt-oplossing
Zie pagina 5.12.
D-6. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing
staan
D-7. Verwerk met de ThinPrep
Genesis-processor d.m.v. het
Glaasje-proces of het Aliquot+Glaasje-proces. Fixeren,
kleuren en beoordelen
D-8. Mechanisch schudden (alleen voor mucoïde monsters,
optioneel)
D-9. Wassen met CytoLyt-oplossing
(Bij sommige monsters is wassen met CytoLyt-oplossing niet
nodig. Raadpleeg het specifieke protocol voor het prepareren
van het monster.)
ThinPrep
®
of
ALLEEN
MUCOÏDE
PARAGRAAF
D-1
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
Dunnenaaldaspiratiebiopten (DNAB-monsters):
De optimale afnamemethode voor DNAB-monsters is het volledige monster
in een centrifugebuisje met 30 ml CytoLyt-oplossing te plaatsen en te spoelen.
Als secundaire methode kan monsterafname in een gebalanceerde elektrolyt-
oplossing plaatsvinden, bijv. een Polysol - of Plasma-Lyte -injectieoplossing.
Opmerking: Bij DNAB-monsters die onder radiografische geleiding worden afgenomen,
kan het nodig zijn directe uitstrijkjes te maken wanneer een snelle analyse
van de geschiktheid van de monsters gewenst is.
Mucoïde monsters:
Mucoïde monsters kunnen het best in een CytoLyt-oplossing worden
afgenomen. Aan vers afgenomen monsters moet zo spoedig mogelijk
CytoLyt-oplossing worden toegevoegd. Bij vroegtijdige toevoeging van
CytoLyt-oplossing wordt het monster geconserveerd en begint het oplossen
van de mucus.
Omvangrijke verse mucoïde monsters (meer dan 20 ml) moeten worden geconcentreerd
voordat er CytoLyt-oplossing aan het monster wordt toegevoegd.
Vloeibare monsters:
Voor het prepareren van vloeibare monsters (urinewegen, effusiemonsters,
synoviaal vocht en cystevocht) is de voorkeursmethode het verse monster te
concentreren voordat CytoLyt-oplossing wordt toegevoegd. Wanneer dit niet
mogelijk is en de monsters voor vervoer naar het lab geconserveerd moeten
worden, dienen de monsters in CytoLyt-oplossing te worden afgenomen.
CytoLyt-oplossing direct toegevoegd aan vloeistoffen met een hoog eiwitgehalte kan een zekere mate
van eiwitprecipitatie veroorzaken.
Opmerking: Vochtafname in CytoLyt-oplossing wordt slechts beschouwd als een afnamestap
en niet als een wasstap. Zie 'Wassen met CytoLyt-oplossing' op pagina 5.15 in dit
onderdeel voor meer bijzonderheden.
Het volume van vloeibare monsters kan sterk variëren, van minder dan 1 ml tot 1000 ml of
meer. Voor het bepalen van de hoeveelheid monstermateriaal die voor verwerking nodig is,
kan elk laboratorium de eigen procedurerichtlijnen volgen. Indien bij een verwerking meer
dan één centrifugebuisje monstermateriaal wordt gebruikt, kunnen de celpellets na het
afgieten van het supernatant worden samengevoegd.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.7
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Andere monstertypen:
Andere monstertypen die in een PreservCyt -oplossing zijn geplaatst, zoals monsters
die van het weefseloppervlak zijn geborsteld of gekrabd, zijn klaar om met de
ThinPrep
Genesis-processor te worden verwerkt.
Voor andere monstertypen die in een CytoLyt-oplossing zijn geplaatst, volgt u het protocol voor
DNAB-monsters. Zie 'Dunnenaaldaspiratiebiopten (DNAB-monsters)' op pagina 5.17.
Andere afnamemedia:
In gevallen waarbij CytoLyt-oplossing is gecontra-indiceerd kunnen gebalanceerde
elektrolytoplossingen, zoals Plasma-Lyte en Polysol, worden gebruikt als afnamemedium voor
monsters die met de ThinPrep™ Genesis™-processor worden verwerkt. Deze oplossingen worden
vooral gebruikt als medium voor spoelingen of lavages, die in aanraking komen met de patiënt.
Afnamemedia die worden afgeraden:
Hologic raad af om de volgende afnamemedia te gebruiken in combinatie met het ThinPrep-systeem.
Bij gebruik van deze media worden suboptimale resultaten verkregen:
Sacomanno en andere oplossingen die carbowax bevatten
Alcohol
Mucollexx
Normale fysiologische zoutoplossing
Kweekmedia, RPMI-medium
PBS
Formalinehoudende oplossingen
Voordat monsters met de ThinPrep Genesis-processor worden verwerkt, moeten ze in CytoLyt -
oplossing worden gecentrifugeerd en gewassen, en worden overgebracht in PreservCyt
-oplossing.
Zie 'Wassen met CytoLyt-oplossing' op pagina 5.15 voor aanwijzingen over het wassen met CytoLyt-
oplossing.
Opmerking: Zie Hoofdstuk 3, 'PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen' voor meer informatie over
CytoLyt-oplossing.
WAARSCHUWING:
CytoLyt-oplossing is een giftige vloeistof (bevat methanol). Direct contact
met de patiënt moet te allen tijde worden uitgesloten.
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.8 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
CONCENTREREN DOOR CENTRIFUGEREN – 600 G GEDURENDE
10 MINUTEN
Het doel van deze procedure is het celmateriaal te concentreren om de
cellulaire component(en) te scheiden van het supernatant. Deze stap wordt
met verse monsters uitgevoerd, nadat de CytoLyt-oplossing is toegevoegd.
Wanneer het protocol dit voorschrijft, moeten monsters 10 minuten
worden gecentrifugeerd met een zwaartekrachtversnelling van 600 x
normaal (600 g) om de cellen uit de oplossing af te draaien tot een pellet
op de bodem van het centrifugebuisje.
Stel uw centrifuge in op (ongeveer) het aantal omwentelingen per minuut (rpm) dat nodig is
voor het afdraaien van de cellen bij 600 g.
Volg de onderstaande stappen om de juiste instelling van uw centrifuge te bepalen:
Let op:
Controleer de celmorfologie van niet-relevante experimentele monsters voordat
u instellingen van uw centrifugeerproces wijzigt.
Opmerking: Het gebruik van centrifuges met een vaste-hoekrotor wordt afgeraden.
De rotorlengte van uw centrifuge opmeten
Meet met een cm-liniaal de radius (straal) van uw centrifuge; dat is de afstand van het
middelpunt van de rotor tot de bodem van de bucket, wanneer die horizontaal uitsteekt
zoals afgebeeld in Afbeelding 5-1.
Afbeelding 5-1 Opmeten van de centrifuge
PARAGRAAF
D-2
10 11 12 13 14
12345
123456789
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.9
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
De juiste centrifugesnelheid bepalen
Zie het schema in Afbeelding 5-2. Zoek de straal van uw centrifuge in de eerste kolom van
Afbeelding 5-2. Trek een lijn vanaf de radiuswaarde, door het punt 600 g in de kolom met g-waarden,
tot in de kolom met het aantal omwentelingen per minuut (rpm). Lees de rpm-waarde af op het
snijpunt, zoals afgebeeld in Afbeelding 5-2. Laat de centrifuge met die snelheid draaien voor een
kracht van 600 g op uw monsters.
Afbeelding 5-2 Bepalen van de juiste centrifugeersnelheid
Om de tijd van de centrifugeerstap te verkorten, kunt u uw centrifuge 5 minuten op 1200 g laten
draaien.
Rotatiestraal (inch)
Rotatiestraal (cm)
Relatieve centrifugaalkracht (zwaartekrachteenheden)
Snelheid (omwentelingen per minuut)
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.10 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
SUPERNATANT AFGIETEN EN VORTEXEN OM CELPELLET
TE RESUSPENDEREN
Giet het supernatant volledig af om het monster zo effectief mogelijk te
concentreren. Doe dit door het centrifugebuisje in een soepele beweging
180 graden verticaal te keren, giet al het supernatant af en breng het
buisje dan weer terug in de oorspronkelijke stand, zoals afgebeeld in
Afbeelding 5-3. 1 Observeer de celpellet tijdens het omkeren om onbedoeld
verlies van celmateriaal te voorkomen.
Let op:
Als het supernatant niet volledig wordt afgegoten, kan dit vanwege verdunning
van de celpellet een celarm monster en een ontoereikend preparaat tot gevolg hebben.
Afbeelding 5-3 Afgieten van supernatant
Plaats het centrifugebuisje na het afgieten van het supernatant op een vortexmixer en schud
de celpellet gedurende 3 seconden. Het vortexen kan handmatig worden uitgevoerd door de
pellet afwisselend op te trekken en uit te spuiten met een kunststof pipet. Deze vortexstap
heeft als doel de celpellet te homogeniseren voordat deze in de flacon met PreservCyt-
oplossing wordt overgebracht, en de resultaten van de wasprocedure met de CytoLyt-
oplossing te verbeteren.
1. Zie Bales, CE, and Durfee, GR. Cytologic Techniques in Koss, L. ed. Diagnostic Cytology and its
Histopathologic Basis. 3rd Edition. Philadelphia: JB Lippincott. Vol. II: pp 1187–12600 voor meer
informatie.
PARAGRAAF
D-3
START
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.11
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
CELPELLETS BEOORDELEN OP UITERLIJKE ASPECTEN
Uiterlijke aspecten van de celpellet Procedure
De celpellet is wit, lichtroze, bruinig
of niet zichtbaar.
Het monster overbrengen in een flacon met
PreservCyt-oplossing.
Zie 'Monster toevoegen aan flacon met
PreservCyt-oplossing' op pagina 5.12.
De celpellet is duidelijk rood of bruin;
dit duidt op aanwezigheid van bloed.
Wassen met CytoLyt-oplossing
Zie 'Wassen met CytoLyt-oplossing' op
pagina 5.15.
Voeg 30 ml CytoLyt-oplossing toe
Concentreer door te centrifugeren
Giet supernatant af en vortex om celpellet
te resuspenderen
Celpellet is mucoïde (niet vloeibaar).
Test de vloeibaarheid door een
kleine hoeveelheid van het monster
in een pipet op te zuigen en dit
druppelsgewijs in het buisje te laten
terugvloeien.
Wanneer de druppels draderig of
gelatineachtig lijken, moet de mucus
vloeibaarder worden gemaakt.
Wassen met CytoLyt-oplossing
Zie 'Wassen met CytoLyt-oplossing' op
pagina 5.15.
Voeg 30 ml CytoLyt-oplossing toe
Schud mechanisch
Concentreer door te centrifugeren
Giet supernatant af en vortex om celpellet
te resuspenderen
PARAGRAAF
D-4
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.12 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
MONSTER TOEVOEGEN AAN FLACON MET PRESERVCYT-OPLOSSING
Bepaal de grootte van de celpellet en raadpleeg de onderstaande tabel:
Aandachtspunten
Het type pipet dat u gebruikt, kan van invloed zijn op de concentratie van het monster dat aan
de flacon met PreservCyt-oplossing wordt toegevoegd, en zodoende ook op het volume van het
monster. Hologic adviseert het gebruik van standaard kunststof pipetten van 1 ml.
Indien de mededeling "Monster is verdund" herhaaldelijk wordt weergegeven en er nog een
hoeveelheid monster in het monsterbuisje zit, verhoog dan het aantal druppels geconcentreerd
monster dat aan de flacon wordt toegevoegd.
Grootte van celpellet Procedure
De pellet is
duidelijk zichtbaar
en heeft een volume
van minder dan
1 ml.
Plaats het centrifugebuisje in een vortexmixer om de
cellen in de achtergebleven vloeistof te resuspenderen
of meng de celpellet handmatig door die met een pipet
afwisselend op te trekken en uit te spuiten.
Breng 2 druppels van de pellet over in een nieuwe flacon
met PreservCyt-oplossing.
De celpellet is heel
klein of niet
zichtbaar.
Vul het buisje bij met de inhoud van een nieuwe flacon
met PreservCyt-oplossing (20 ml).
Meng de oplossing door kortstondig vortexen en giet
het hele monster terug in de flacon met PreservCyt-
oplossing.
Het pelletvolume is
meer dan 1 ml.
Voeg 1 ml CytoLyt-oplossing aan het buisje toe. Vortex
kort om de celpellet te resuspenderen. Breng 1 druppel
van het monster over in een nieuwe flacon met
PreservCyt-oplossing.
PARAGRAAF
D-5
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.13
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Ook kan de wijze waarop u het supernatant afgiet van invloed zijn op de concentratie van het
monster. Indien het supernatant niet geheel wordt afgegoten, moeten er mogelijk extra druppels
monstermateriaal worden toegevoegd. Het totale volume dat wordt toegevoegd aan de flacon mag
niet groter zijn dan 1 ml.
HET MONSTER 15 MINUTEN LATEN STAAN IN DE PRESERVCYT-
OPLOSSING
Nadat het monster in de flacon met PreservCyt-oplossing is overgebracht, moet
het ten minste 15 minuten in de oplossing blijven staan voordat het verder wordt
verwerkt, zodat de PreservCyt-oplossing het monster kan desinfecteren.
Zie Hoofdstuk 3, 'PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen' voor meer informatie
over PreservCyt-oplossing.
MONSTER VERWERKEN MET DE THINPREP™ GENESIS-PROCESSOR,
FIXEREN, KLEUREN EN BEOORDELEN
Nadat het monster 15 minuten met de PreservCyt-oplossing in contact is geweest,
kan het met de ThinPrep Genesis-processor worden verwerkt met het Glaasje-
proces of het Glaasje+Aliquot-proces. De gebruiker laadt de processor, selecteert het
(de) juiste te verwerken item(s) en selecteert het monstertype zoals beschreven in
Hoofdstuk 7, 'Bedieningsinstructies'.
Na voltooiing van het glaasjespreparatieproces met de ThinPrep Genesis-processor
fixeert en kleurt de gebruiker het objectglaasje volgens de procedure die is beschreven in
Hoofdstuk 10, 'Fixatie, kleuring en afdekking'.
Na voltooiing van het kleuren en afdekken wordt het preparaat microscopisch onderzocht door een
cytologisch analist of door een patholoog. Als het preparaat na microscopisch onderzoek
ontoereikend blijkt te zijn, kan een ander preparaat van het monster worden gemaakt volgens de
procedures beschreven in 'Problemen bij monsterpreparatie oplossen' op pagina 5.26.
PARAGRAAF
D-6
PARAGRAAF
D-7
ThinPrep
®
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.14 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
MECHANISCH SCHUDDEN
Bij mucoïde monsters is krachtig schudden in CytoLyt-oplossing noodzakelijk om de mucus af te
breken. Door Hologic worden twee methoden voor mechanisch schudden aanbevolen:
Methode A:
Vortex het mengsel van CytoLyt-oplossing en monster minstens 5 minuten op
een handenvrije vortexmixer. De vortexsnelheid moet zodanig worden ingesteld
dat beweging tot op de bodem van de buis zichtbaar is.
Methode B:
Homogeniseer het mengsel van CytoLyt-oplossing en monster enkele seconden
met een blender.
Opmerking: Omdat de consistentie van monsters kan verschillen, kan de tijd die nodig is voor
het mengen bij beide methoden in voorkomende gevallen korter of langer zijn.
Bij de blender-methode kan fragmentatie of verstoring van de celstructuur optreden.
Er moet niet te lang met een blender worden gehomogeniseerd.
Door minstens 5 minuten te vortexen na homogenisatie met een blender wordt mucus
verder afgebroken.
PARAGRAAF
D-8
of
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.15
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
WASSEN MET CYTOLYT-OPLOSSING
Om het monster te wassen, moet CytoLyt-oplossing aan de celpellets worden toegevoegd.
Bij het wassen met CytoLyt-oplossing worden de volgende bewerkingen uitgevoerd, waarbij
de morfologie van de cel onaangetast blijft:
Lyseren van rode bloedcellen
Oplossen van mucus
Verminderen van eiwitprecipitatie
Een wassing met CytoLyt-oplossing bestaat uit de volgende processtappen:
30 ml CytoLyt-oplossing aan een celpellet toevoegen
Alleen mucoïde monsters: Mechanisch schudden
Concentreren door centrifugeren – 600 g x 10 minuten
Supernatant afgieten en vortexen om de celpellet te resuspenderen
Eén wasstap met CytoLyt-oplossing is voor de meeste non-gyn monsters toereikend om het monster
te zuiveren. Bij uitzonderlijk bloederige of mucoïde monsters kunnen extra wasstappen met
CytoLyt-oplossing noodzakelijk zijn.
Wanneer een monster in CytoLyt-oplossing wordt afgenomen in een mengverhouding van minder
dan 30 delen CytoLyt-oplossing op 1 deel monstermateriaal, wordt de handeling beschouwd als een
afnamestap en niet als een wasstap. Wanneer men bijvoorbeeld 15 ml monstermateriaal afneemt en
daaraan 30 ml CytoLyt-oplossing toevoegt, bedraagt de verhouding CytoLyt op monstermateriaal
slechts 2 op 1 en wordt de handeling beschouwd als een afnamestap die nog door een wasstap met
CytoLyt moet worden gevolgd.
Raadpleeg Hoofdstuk 3, 'PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen' voor meer informatie over de
CytoLyt-oplossing.
PARAGRAAF
D-9
ALLEEN
MUCOÏDE
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.16 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
AANBEVELINGEN VOOR MONSTERPREPARATIE
In de volgende aanbevelingen staat een beschrijving van de voorkeursmethoden voor het prepareren
van de diverse monstertypen. De methoden worden in algemene bewoordingen beschreven.
Zie 'Beschrijving van de preparatiestappen voor niet-gynaecologische monsters' op pagina 5.4 voor
meer gedetailleerde informatie over elke stap.
In 'Problemen bij monsterpreparatie oplossen' op pagina 5.26 staan oplossingen voor problemen bij
het prepareren van monsters.
PARAGRAAF
E
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.17
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
DUNNENAALDASPIRATIEBIOPTEN (DNAB-MONSTERS)
1. Afname: Doe het monster bij afname direct in een CytoLyt-
oplossing van 30 ml. Gebruik een gebalanceerde
elektrolytoplossing indien het biopt bij afname in een intraveneuze
oplossing moet worden gedaan.
Opmerking: Spoel de naald en de spuit zo mogelijk met een steriele
antistollingsoplossing voordat het monster wordt
geaspireerd. Sommige antistollingsmiddelen kunnen
andere technieken voor het verwerken van cellen
verstoren. Denk dus na wanneer u van plan bent om
het monster voor andere tests te gebruiken.
2. Concentreer door te centrifugeren – 600 g, 10 minuten of 1200 g,
5 minuten.
3. Giet supernatant af en vortex om celpellet te resuspenderen.
4. Beoordeel de celpellet op uiterlijke aspecten.
Zie pagina 5.11.
Als de celpellet niet vrij van bloed is, voeg dan 30 ml CytoLyt-
oplossing toe aan de celpellet en herhaal vanaf stap 2.
5. Voeg voldoende monster toe (afhankelijk van de omvang
van de celpellet) aan de flacon met PreservCyt-oplossing.
Zie pagina 5.12.
6. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan.
PARAGRAAF
E-1
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.18 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
MUCOÏDE MONSTERS
Mucoïde monsters kunnen ook uit de luchtwegen en het maag-darmkanaal afkomstig zijn.
7. Verwerk het monster met de ThinPrep Genesis-processor
d.m.v. het Glaasje-proces of het Aliquot+Glaasje-proces voor
een non-gyn monstertype. Fixeren, kleuren en beoordelen.
1. Afname:
Doe het monster bij afname direct in een CytoLyt-oplossing
van 30 ml. OF
Voeg zo spoedig mogelijk 30 ml CytoLyt-oplossing toe aan het
verse monster.
Opmerking: Omvangrijke monsters (meer dan 20 ml) moeten worden
geconcentreerd voordat CytoLyt-oplossing aan het
monster wordt toegevoegd.
Optioneel: Als DTT wordt gebruikt bij mucoïde monsters uit de luchtwegen, moet
de stockoplossing worden toegevoegd voordat het monster wordt
geschud. Zie de instructies voor het prepareren op de volgende pagina.
2. Schud mechanisch
Opmerking: Vortex minimaal 5 minuten in een handenvrije
vortexmixer.
3. Concentreer door te centrifugeren – 600 g, 10 minuten of 1200 g,
5 minuten.
4. Giet supernatant af en vortex om celpellet te resuspenderen.
ThinPrep
®
PARAGRAAF
E-2
of
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.19
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Procedure voor het gebruik van dithiotreïtol (DTT) bij mucoïde non-gyn
monsters
DTT is een effectief reagens gebleken voor het verminderen van de hoeveelheid mucus
in respiratoire monsters. 1,2
DTT-stockoplossing
Prepareer een stockoplossing door 2,5 g DTT 3 toe te voegen aan 30 ml CytoLyt-
oplossing.
Indien bij kamertemperatuur (15 °C - 30 °C) bewaard, is deze oplossing 1 week
houdbaar.
5. Beoordeel de celpellet op uiterlijke aspecten.
Zie pagina 5.11.
Controleer of de celpellet voldoende vloeibaar is. Indien dat
niet het geval is, voeg dan 30 ml CytoLyt-oplossing toe en herhaal
de stappen 2-4.
6. Voeg voldoende monster toe (afhankelijk van de omvang
van de celpellet) aan de flacon met PreservCyt-oplossing.
Zie pagina 5.12.
7. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan
8. Verwerk het monster met de ThinPrep Genesis-processor
d.m.v. het Glaasje-proces of het Aliquot+Glaasje-proces voor
een non-gyn monstertype. Fixeren, kleuren en beoordelen.
1. Tockman, MS et al., ‘Safe Separation of Sputum Cells from Mucoid Glycoprotein’ Acta Cytologica 39,
1128 (1995).
2. Tang, C-S, Tang CMC and Kung, TM, ‘Dithiothreitol Homogenization of Prefixed Sputum for Lung
Cancer Detection’, Diagn. Cytopathol. 10, 76 (1994).
3. Verkrijgbaar bij Amresco; neem contact op met een verkoopvertegenwoordiger op 800-448-4442 of
www.amresco-inc.com.
ThinPrep
®
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.20 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
Prepareren van het monster
Deze procedure is bedoeld voor mucoïde non-gyn monsters die verwerkt worden
voor objectglaasjes. Volg de op de vorige pagina beschreven stappen voor het
verwerken van mucoïde monsters. Verwijdering van een aliquot nadat een monster
is geprepareerd met DTT is niet gevalideerd voor de ThinPrep Genesis-processor.
Voeg na de monsterafname (stap 1) maar vóór het vortexen (stap 2) 1 ml van de
DTT-stockoplossing toe aan het monster.
Zet de verwerking voort volgens de resterende stappen zoals vermeld.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.21
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
LICHAAMSVLOEISTOFFEN
Lichaamsvloeistoffen zijn bijvoorbeeld sereuze effusies, urine en cerebrospinaal vocht.
1. Afname: Lichaamsvloeistoffen moeten vers worden afgenomen.
Opmerking: Lichaamsvloeistoffen waaraan bij afname CytoLyt-
oplossing wordt toegevoegd, moeten ook worden
gewassen met Cytolyt-oplossing voordat ze met de
processor worden verwerkt.
Opmerking: Voeg aan lichaamsvloeistoffen met veel bloed
(bv. pericardvocht) aanvankelijk slechts 10 ml verse
vloeistof toe.
2. Concentreer door te centrifugeren – 600 g, 10 minuten of 1200 g,
5 minuten.
3. Giet supernatant af en vortex om celpellet te resuspenderen.
4. Was met de CytoLyt-oplossing
5. Beoordeel de celpellet op uiterlijke aspecten.
Zie pagina 5.11.
Als de celpellet niet vrij van bloed is, voeg dan 30 ml CytoLyt-
oplossing toe aan de celpellet en herhaal vanaf stap 2.
6. Voeg voldoende monster toe (afhankelijk van de omvang
van de celpellet) aan de flacon met PreservCyt-oplossing.
Zie pagina 5.12.
PARAGRAAF
E-3
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.22 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
7. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan
8. Verwerk het monster met de ThinPrep Genesis-processor
d.m.v. het Glaasje-proces of het Aliquot+Glaasje-proces voor een
non-gyn monstertype. Fixeren, kleuren en beoordelen.
ThinPrep
®
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.23
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
ANDERE MONSTERTYPEN
Andere monstertypen die in een PreservCyt -oplossing zijn geplaatst, zijn onder meer monsters die
van weefseloppervlak worden geborsteld of gekrabd, zoals mondholtemonsters, tepelafscheiding,
huidlaesies (Tzanck-test) en monsters die van de ogen worden geborsteld.
1. Afname: Plaats het monster rechtstreeks in een flacon met
PreservCyt-oplossing.
2. Schud de PreservCyt-monsterflacon voorzichtig om de inhoud
te mengen.
3. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan.
4. Verwerk het monster met de ThinPrep Genesis-processor
d.m.v. het Glaasje-proces of het Aliquot+Glaasje-proces voor
een non-gyn monstertype. Fixeren, kleuren en beoordelen.
PARAGRAAF
E-4
ThinPrep
®
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.24 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
URINEMONSTERS VOOR HET VYSIS™ UROVYSION-ASSAY
Voor gebruik bij verwerking van cytologische urinemonsters of moleculair onderzoek op basis van
objectglaasjes, zoals urinemonsters voor UroVysion-assays.
1. Afname. Verzamel urine OF verwerk de urine vers.
Opmerking: Verse urine kan worden gemengd met een a 2:1 urine-tot-
PreservCyt -oplossing en tot 48 uur vóór verwerking
worden bewaard.
Opmerking: De verhouding tussen urine en PreservCyt-oplossing
mag niet meer dan 2:1 bedragen. Als het volume van het
urinemonster groter is dan 60 ml, moet het overschot
worden afgegoten. Voor de UroVysion-assay is minimaal
33 ml urine nodig.
2. Concentreer door te centrifugeren.
Verdeel het monster evenredig over twee gelabelde 50 ml-
centrifugebuisjes.
Centrifugeer 10 minuten bij 600 g of 5 minuten bij 1200 g.
3. Giet het supernatant af en resuspendeer de celpellet.
Het monster kan worden geresuspendeerd met een vortexmixer
of door de pellet afwisselend op te trekken en uit te spuiten met
een kunststof pipet.
4. Wassen met de CytoLyt-oplossing
Voeg 30 ml CytoLyt-oplossing toe aan één 50 ml-centrifugebuisje en
vortex het buisje. Breng de inhoud van het buisje over in het tweede
50 ml-centrifugebuisje en vortex dit buisje eveneens. Het monster
is nu samengevoegd in één 50 ml-buisje. Het lege buisje kan bij het
afval worden gedaan.
Centrifugeer het monster.
Giet supernatant af.
Resuspendeer de celpellet.
PARAGRAAF
F
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.25
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Afname van urinemonsters
5. Beoordeel de celpellet op uiterlijke aspecten.
Zie pagina 5.11.
Als de celpellet niet vrij van bloed is, voeg dan 30 ml CytoLyt-
oplossing toe aan de celpellet en herhaal vanaf stap 4.
6. Voeg het gehele monster toe aan de flacon met PreservCyt-
oplossing.
Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan.
7. Verwerk het monster met de ThinPrep Genesis-processor d.m.v.
het Glaasje-proces of het Aliquot+Glaasje-proces voor een
UroCyte-monstertype.
Fixeer, kleur en beoordeel de cytologie, OF verricht moleculair
diagnostisch onderzoek volgens de gebruiksaanwijzingen van
de fabrikant.
Opmerking: Voor de verwerking van UroCyte-monsters moeten het
gele ThinPrep UroCyte-filter en UroCyte-objectglaasjes
worden gebruikt.
1. Noteer de patiëntgegevens in de daarvoor bestemde ruimte op het
monsterafnamepotje.
2. Neem op de gebruikelijke manier een urinemonster. Als het
volume van het urinemonster groter is dan 60 ml, moet het
overschot worden afgegoten. Het totale volume van het
urinemonster mag niet groter zijn dan 60 ml.
Voor de Vysis UroVysion-assay is minimaal 33 ml urine nodig.
ThinPrep
®
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.26 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
PROBLEMEN BIJ MONSTERPREPARATIE OPLOSSEN
Omdat monsters biologische verschillen kunnen vertonen en de methoden voor het afnemen
van monsters kunnen verschillen, kan het zijn dat de standaard verwerking niet altijd
meteen een toereikend preparaat met een uniforme verdeling van cellen op het eerste
objectglaasje oplevert. In deze paragraaf staan instructies voor aanvullende verwerking
van monsters om in bovengenoemde gevallen in tweede instantie preparaten van een
betere kwaliteit te verkrijgen.
Na de kleuring van het preparaat kunt u de volgende afwijkingen aantreffen:
Niet-uniforme verdeling van de cellen in het preparaatgebied, zonder dat de
foutmelding "Monster is verdund" is verschenen.
Ongelijkmatige verdeling van cellen in de vorm van een ring of "halo" van
celmateriaal en/of witte bloedcellen.
Het preparaatgebied bevat weinig cellen, de cellulaire component is ontoereikend
en er bevindt zich bloed, eiwit en debris. Een objectglaasje met deze kenmerken
kan vergezeld gaan van de foutmelding "Monster is verdund".
Opmerking: Er is oordeelsvermogen en ervaring voor nodig om te bepalen of een
objectglaasje al dan niet toereikend is. Hologic adviseert gebruikers om de
kwaliteit van een objectglaasje na de kleuring te controleren. Mocht u van
mening zijn dat een objectglaasje ontoereikend is, gebruik dan de procedures
in deze paragraaf om aanvullende objectglaasjes te maken.
Let op:
Gebruik voor elk afzonderlijk objectglaasje een nieuw niet-gynaecologisch filter.
PARAGRAAF
G
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.27
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Monsters met bloed of eiwit
Probleem Procedure
A. Is tijdens de verwerking
de melding "Monster is
verdund" verschenen?
NEE JA
1. Controleer of de cellulariteit toereikend
is. Zo niet, gebruik dan een grotere
hoeveelheid van de pellet indien
beschikbaar.
Prepareer een objectglaasje door
middel van het Glaasje-proces of
het Aliquot+Glaasje-proces voor een
non-gyn monstertype.
B. Vertoont het preparaat
een duidelijke ‘halo’
van celmateriaal en/of
witte bloedcellen?
NEE JA
1. Verdun het monster in een mengver-
houding van 20:1. Voeg met
een gekalibreerde pipet 1 ml monster-
materiaal toe aan een nieuwe flacon
met PreservCyt-oplossing. Prepareer
een objectglaasje door middel van het
Glaasje-proces of het Aliquot+Glaasje-
proces voor een non-gyn monstertype.
Bel Hologic Technische ondersteuning
als ook het nieuwe objectglaasje een
halo vertoont.
C. Bevat het preparaat
weinig cellen en bevat
het bloed, eiwit of
niet-cellulair debris?
NEE JA
1. Giet de inhoud van de PreservCyt-
monsterflacon in een centrifugebuisje.
Bel Hologic Technische
ondersteuning.
2. Concentreer door te centrifugeren —
600 g, 10 min. of 1200 g, 5 min.
ThinPrep
®
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.28 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
3. Giet supernatant af en vortex om
celpellet te resuspenderen.
4. Als het monster bloed of niet-cellulair
debris bevat:
Meng een oplossing van 9 delen
CytoLyt-oplossing op 1 deel ijsazijn.
Voeg 30 ml van deze oplossing toe aan
de inhoud van het centrifugebuisje met
het monster.
Als het monster eiwit bevat:
Voeg 30 ml fysiologische zoutoplossing
toe aan de inhoud van het centrifuge-
buisje met het monster.
Probleem Procedure
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.29
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5. Concentreer door te centrifugeren —
600 g gedurende 10 min. of 1200 g
gedurende 5 min.
6. Giet supernatant af en vortex om
celpellet te resuspenderen.
7. Beoordeel de celpellet op uiterlijke
aspecten. Zie pagina 5.11.
Indien de pellet bloed of eiwit bevat,
herhaal dan vanaf stap 4.
8. Voeg een geschikte hoeveelheid van
het monster toe aan een flacon met
PreservCyt-oplossing.
Zie pagina 5.12.
9. Verwerk met de ThinPrep Genesis-
processor d.m.v. het Glaasje-proces of
het Aliquot+Glaasje-proces. Fixeren,
kleuren en beoordelen.
10. Bel Hologic Technische ondersteuning
als het nieuwe preparaat opnieuw
weinig cellen bevat.
Probleem Procedure
ThinPrep
®
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.30 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
Mucoïde monsters
Probleem Procedure
A. Is tijdens de verwerking
de melding "Monster is
verdund" verschenen?
NEE  JA
1. Controleer of de cellulariteit toereikend
is. Zo niet, gebruik dan een grotere
hoeveelheid van de pellet indien
beschikbaar. Prepareer een objectglaasje
door middel van het Glaasje-proces of
het Aliquot+Glaasje-proces voor een
non-gyn monstertype.
B. Vertoont het preparaat
een duidelijke ‘halo’
van celmateriaal en/of
witte bloedcellen?
NEE  JA
1. Verdun het monster in een mengver-
houding van 20:1. Voeg met
een gekalibreerde pipet 1 ml monster-
materiaal toe aan een nieuwe flacon met
PreservCyt-oplossing. Prepareer een
objectglaasje door middel van het
Glaasje-proces of het Aliquot+Glaasje-
proces voor een non-gyn monstertype.
Bel Hologic Technische ondersteuning
als ook het nieuwe objectglaasje een
halo vertoont.
C. Bevat het preparaat
weinig cellen en bevat
het mucus?
NEE  JA
1. Giet de inhoud van de PreservCyt-
monsterflacon in een centrifugebuisje.
Bel Hologic Technische
ondersteuning.
2. Concentreer door te centrifugeren.
600 g gedurende 10 min. of 1200 g
gedurende 5 min.
ThinPrep
®
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.31
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
3. Giet supernatant af en vortex om
celpellet te resuspenderen.
4. Wassen met CytoLyt-oplossing
5. Beoordeel de celpellet op uiterlijke
aspecten.
Zie pagina 5.11.
Als de pellet mucus bevat, herhaal
dan de verwerking vanaf stap 4.
6. Voeg een geschikte hoeveelheid van
het monster toe aan een flacon met
PreservCyt-oplossing.
Zie pagina 5.12.
7. Verwerk met de ThinPrep Genesis-
processor d.m.v. het Glaasje-proces of
het Aliquot+Glaasje-proces. Fixeren,
kleuren en beoordelen.
8. Bel Hologic Technische ondersteuning
als het nieuwe preparaat opnieuw
weinig cellen bevat.
Probleem Procedure
ALLEEN
MUCOÏDE
ThinPrep
®
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.32 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
VEELVOORKOMENDE ARTEFACTEN
Vaag chromatinepatroon van de celkern
Het chromatinepatroon van de celkern kan vervagen wanneer er bij de monsterafname fysiologische
zoutoplossing, PBS of RPMI als afnamevloeistof wordt gebruikt. Dit probleem kan worden
vermeden door een vers monster af te nemen of door bij monsterafname de CytoLyt-oplossing of een
gebalanceerde elektrolytoplossing voor het monster te gebruiken. Zie 'Dunnenaaldaspiratiebiopten
(DNAB-monsters)' op pagina 5.17 voor nadere informatie over afnamevloeistoffen.
Halo-artefact
Soms kan bij monsters met hoge dichtheid alleen de buitenrand van het celmateriaal op het
ThinPrep-objectglaasje worden overgebracht, waardoor een "halo" of ring van celmateriaal op het
objectglaasje wordt gevormd. Indien het preparaat niet toereikend is, kan een tweede preparaat
worden gemaakt nadat de procedures beschreven onder "Problemen bij monsterpreparatie oplossen"
op de vorige pagina zijn uitgevoerd.
Compressie-artefact
De buitenrand van het preparaatgebied kan bij sommige monsters een artefact vertonen dat lijkt op
een artefact dat voorkomt bij droging aan de lucht. Dit artefact wordt echter niet door droging aan de
lucht veroorzaakt maar is het gevolg van compressie van cellen tussen de rand van het filter en het
glazen objectglaasje.
Kleuringsartefact
Sommige monsters kunnen een kleuringsartefact vertonen dat qua uiterlijk droging aan de lucht
nabootst. Dit artefact doet zich voor als een rode of oranje kleuring in het centrum van het
preparaatgebied, hoofdzakelijk in celclusters of celgroepen. Dit artefact wordt veroorzaakt door
onvolledige spoeling van de tegenkleuringen. Om dit artefact te elimineren zijn verse alcoholbaden
of een extra spoelstap na de cytoplasmatische kleuringen nodig.
Cilinderrand-artefact
Bij sommige monsters kan sprake zijn van een smalle rand celmateriaal net buiten de omtrek van
de cellocatie. Dat komt doordat cellen op de buitenrand van de natte filtercilinder naar het glazen
objectglaasje zijn overgebracht. Bij monsters met een hoge celdichtheid kan dit verschijnsel
duidelijker waarneembaar zijn, doordat er meer cellen in de vloeistof worden overgebracht.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 5.33
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
METHODEN DIE BIJ HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN WORDEN TOEGEPAST
Monster 20 op 1 verdunnen
Verdun een in PreservCyt-oplossing gesuspendeerd monster door 1 ml van het in PreservCyt
gesuspendeerde monstermateriaal toe te voegen aan een nieuwe flacon met PreservCyt-oplossing
(20 ml). De meest nauwkeurige methode om dit te doen is met een gekalibreerde pipet.
U kunt ook de druppels uit een ongekalibreerde kunststof pipet tellen, als u weet hoeveel druppels
overeenkomen met 1 ml. Tel om daar achter te komen het aantal druppels PreservCyt-oplossing dat
u uit die pipet laat vallen in een container met een bekend volume. Deel nadat dit bekende volume is
bereikt het aantal druppels dat u heeft laten vallen door het volume (in ml) om het aantal druppels te
krijgen dat overeenkomt met 1 ml. Gebruik hiervoor wel de PreservCyt-oplossing en geen andere
vloeistof, zodat het volume per druppel consistent is met dat van de druppels van een in PreservCyt-
oplossing gesuspendeerd monster.
Wassen met ijsazijn vanwege bloed en niet-cellulair debris
Als bij microscopisch onderzoek blijkt dat het monster veel bloed bevat, kan het opnieuw worden
gewassen met een oplossing van 9 delen CytoLyt-oplossing en 1 deel ijsazijn. Deze wasstap kan
pas worden uitgevoerd nadat het monster in PreservCyt-oplossing is opgenomen. Gebruik deze
oplossing niet direct bij verse monsters; de morfologie van de celkernen zou niet toereikend bewaard
kunnen blijven.
Wassen met fysiologische zoutoplossing vanwege eiwitten
Als bij microscopisch onderzoek blijkt dat het monster eiwit bevat, kan het opnieuw worden
gewassen met fysiologische zoutoplossing in plaats van met CytoLyt-oplossing. Deze wasstap kan
pas worden uitgevoerd nadat het monster in PreservCyt-oplossing is opgenomen. Gebruik deze
oplossing niet direct bij verse monsters; de morfologie van de celkernen zou niet toereikend bewaard
kunnen blijven.
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.34 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
5
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
6. Gebruikersinterface
6. Gebruikersinterface
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.1
6
GEBRUIKERSINTERFACE
H o o f d s t u k 6
Gebruikersinterface
Dit hoofdstuk bevat gedetailleerde informatie over de schermen van de gebruikersinterface en hoe
u deze gebruikt om de ThinPrep Genesis-processor te bedienen, te onderhouden en problemen op
te lossen.
Inhoud van dit hoofdstuk:
Schermen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2
Gegevens scannen of invoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2
Hoofdmenu, Processor inactief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3
Inloggen (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4
Te verwerken items. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.6
Knoppen voor de verschillende monstertypen . . . . . . 6.7
Systeemoverzicht en statusindicatoren . . . . . . . . . . . . . 6.7
De knop Laden beginnen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.8
Opties beheerder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9
Systeeminstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10
Systeemonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.23
Glaasjesprinter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.25
Buisjesprinter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.26
Glaasjesetiketten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.26
Buisjesetiketten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.36
Streepjescodes configureren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.38
Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.57
Rapporten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.57
GEBRUIKERSINTERFACE
6.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
SCHERMEN
De schermen van de ThinPrep Genesis-processor zijn ontworpen om de gebruiker door een reeks
stappen te leiden.
Met de knop Terug gaat u doorgaans één stap terug in de reeks.
Met de knop Annuleren wordt de huidige stap geannuleerd en gaat u terug naar het begin van
de reeks.
Gegevens scannen of invoeren
Als de functie Zorgketen ('Chain of Custody') is ingeschakeld voor de ThinPrep Genesis-processor,
zijn er enkele stappen waarbij de gebruiker gegevens moet scannen of invoeren. Bij deze stappen
herpositioneert de processor de scanner en gaat het rode lampje op de scanner knipperen.
Gegevens scannen
Om gegevens, bijv. een flaconcode, te scannen, opent u het deurtje en houdt u het te scannen item
zodanig vast dat de streepjescode op het item zich parallel aan de scanner bevindt. Houd het te
scannen item zodanig vast dat de groene punt van de scanstraal zich in het midden van de
streepjescode bevindt. Zie Afbeelding 7-14.
Na een geslaagde scan geeft de processor een piepsignaal af. Als de processor een streepjescode heeft
gescand, maar de gegevens komen niet overeen met de ingestelde configuratie van de processor,
dan geeft de processor een ander geluid af, gaat het rode scannerlampje knipperen en verschijnt een
oranjekleurig bericht op het scherm.
Opmerking: Als bij de geluidsinstellingen van de processor het geluid is uitgeschakeld, hoort u geen
geluidssignalen.
PARAGRAAF
A
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.3
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Gegevens invoeren met het toetsenblok
Om gegevens handmatig in te voeren, tikt u in het veld. Er verschijnt een toetsenblok met cijfers
en letters.
Afbeelding 6-1 Toetsenblok
HOOFDMENU, PROCESSOR INACTIEF
Als de ThinPrepGenesis-processor is ingeschakeld en klaar is voor gebruik, wordt het
hoofdscherm weergegeven.
Tik op een cijfer of letter
om dat cijfer of die letter
in te voeren.
Gebruik de pijltoets Omhoog
als u wilt wisselen tussen
een toetsenblok met
hoofdletters en een
toetsenblok met
kleine letters.
Als u een toetsenblok met
speciale tekens wilt gebruiken,
drukt u op de knop !@#.
Vanuit het toetsenblok met de
speciale tekens tikt u op de knop
abc om terug te gaan naar het
alfanumerieke toetsenblok.
Om de gehele invoer te
verwijderen, tikt u op de
knop Verwijderen.
Om één teken te
verwijderen, gebruikt u de
backspace-toets.
Wanneer u de gegevens
hebt ingevoerd, drukt u op
de knop Gereed om het
toetsenblok te sluiten.
Om een spatie in te voeren,
gebruikt u de Spatiebalk.
Tik in een leeg veld om het
toetsenblok weer te geven.
PARAGRAAF
B
GEBRUIKERSINTERFACE
6.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Afbeelding 6-2 Hoofdmenu
Inloggen (optioneel)
Een gebruiker kan zich aanmelden (inloggen) bij de ThinPrep Genesis-processor. Als een gebruiker
inlogt, worden de Gebruiker-ID-gegevens vastgelegd in de rapporten die worden gegenereerd door
de ThinPrep Genesis-processor.
Afbeelding 6-3 De knop Inloggen
In het gedeelte
'Systeemoverzicht' staat
welke materialen zich in de
processor bevinden, welke
ontbreken, en welke nodig
zijn om het geselecteerde
proces uit te voeren.
Selecteer de items die
u wilt gaan verwerken.
In dit voorbeeld is 'Glaasje'
geselecteerd.
Statusindicatoren
Materialen die niet nodig zijn
voor het uitvoeren van het
geselecteerde proces zijn in
grijs weergegeven.
De knoppen Monstertype
zijn alleen beschikbaar
wanneer het proces een
objectglaasje omvat.
De knop Opties beheerder De knop Laden beginnen
De knop Inloggen
Beschrijving van het scherm
Datum en tijd
De knop Rapporten
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.5
6
GEBRUIKERSINTERFACE
1. Druk op de knop Inloggen. Er verschijnt een inlogscherm voor gebruikers.
Afbeelding 6-4 Login gebruiker
2. Voer de Gebruiker-ID in en druk op
Opslaan
.
In het hoofdmenu verandert de knop Inloggen in de knop Uitloggen en wordt de gebruiker-ID
weergegeven.
Afbeelding 6-5 Gebruiker-ID in hoofdmenu en flaconrapport
De ThinPrep Genesis-processor kan worden gebruikt zonder in te loggen. Als de gebruiker niet heeft
ingelogd, staan er geen Gebruiker-ID-gegevens in de rapporten.
Uitloggen
Om uit te loggen uit de processor, drukt u in het hoofdmenu op de knop Uitloggen.
Gebruik de
streepjescodescanner in de
ThinPrep™ Genesis™-
processor of tik in het veld
Gebruiker-ID op het scherm
en gebruik het toetsenbord
om uw ID in te voeren.
De Gebruiker-ID mag
maximaal uit 64 tekens
bestaan.
Zolang de gebruiker is
ingelogd, wordt zijn of haar
gebruiker-ID vastgelegd in
het flaconrapport over de
verwerkte flacons.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Er verschijnt een bevestigingsvenster. Druk in het bevestigingsvenster op de knop Uitloggen om uit
te loggen, of druk op Nee om ingelogd te blijven.
Afbeelding 6-6 Uitloggen bevestigen
Te verwerken items
Voordat u de processor laadt, moet u één of meerdere items selecteren die u wilt verwerken vanuit de
monsterflacon: Glaasje, Aliquot of Aliquot + glaasje.
Afbeelding 6-7 Te verwerken items
LET OP:
Het type te verwerken items hoeft niet elke keer te worden geselecteerd wanneer de
processor wordt geladen. De selectie blijft van kracht totdat de operator deze wijzigt. Als het
apparaat echter wordt uitgeschakeld en opnieuw opgestart, of als de taalinstelling wordt gewijzigd,
gaat de selectie terug naar de standaardinstelling Glaasje en moet wordt gewijzigd voor verwerking
van Aliquot- of Aliquot + glaasje-monsters.
Glaasje: Bij dit proces worden cellen overgebracht van
een monster op een objectglaasje.
In het voorbeeld is Glaasje geselecteerd.
Aliquot: Bij dit proces wordt een aliquot van 1 ml uit
een monster in een buisje gepipetteerd.
Aliquot + glaasje: Bij dit proces wordt zowel het
Aliquot-proces als het Glaasje-proces uitgevoerd
met hetzelfde monster.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.7
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Knoppen voor de verschillende monstertypen
In geval van het Glaasje-proces of het Aliquot+Glaasje-proces selecteert u, voordat u de processor
laadt, het type monster dat u wilt gaan verwerken: een gynaecologisch monster, een niet-
gynaecologisch monster of een UroCyte -monster.
Afbeelding 6-8 Knoppen voor de verschillende monstertypen
LET OP:
Het monstertype hoeft niet elke keer te worden geselecteerd wanneer de processor
wordt geladen. De selectie blijft van kracht totdat de operator deze wijzigt. Als het apparaat echter
wordt uitgeschakeld en opnieuw opgestart, of als de taalinstelling wordt gewijzigd, gaat de selectie
van het monstertype terug naar de standaardinstelling Gyn en moet het monstertype worden
geselecteerd voor verwerking van Non-Gyn- of UroCyte-monsters.
Systeemoverzicht en statusindicatoren
De statusindicatoren bevinden zich in het gedeelte Systeemoverzicht in het hoofdmenu.
Het groene rondje met het vinkje geeft aan dat de systeemcomponent vereist en klaar is voor het
proces dat de gebruiker heeft geselecteerd.
Het oranje rondje met het uitroepteken geeft aan dat de systeemcomponent of een item vereist
is maar niet klaar is. In dit voorbeeld moet het fixatiefbad worden vervangen.
Voor items die niet vereist zijn voor het proces dat de gebruiker heeft geselecteerd, wordt elk item,
samen met de status ervan, in grijs weergegeven, zonder de rondjes.
Fixatiefbad - De ThinPrep Genesis-processor controleert of het fixatiefbad al dan niet aanwezig is.
Als het fixatiefbad vereist én aanwezig is, is het pictogram een vinkje en wordt het woord 'Gereed'
weergegeven in groen. Als het fixatiefbad wel vereist maar niet aanwezig is, is het pictogram een
uitroepteken en wordt de melding 'Bad vervangen' weergegeven in oranje. Het fixatiefbad is niet
Voor verwerking van een gynaecologisch monster.
Gebruik transparante ThinPrep Pap Test-filters en
ThinPrep Pap Test-objectglaasjes of ThinPrep Pap Test-
objectglaasjes voor gebruik met het ThinPrep-
beeldvormingssysteem.
Voor verwerking van een niet-gynaecologisch monster.
Gebruik blauwe ThinPrep niet-gynaecologische filters en
ThinPrep-objectglaasjes.
Voor verwerking van een urinemonster gecombineerd
met de UroVysion™-assay.
Gebruik gele ThinPrep UroCyte-filters en ThinPrep
UroCyte-objectglaasjes.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.8 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
vereist voor het Aliquot-proces; als zich een fixatiefbad in de fixatiefbadhouder bevindt wanneer
het Aliquot-proces wordt geselecteerd, wordt het statusbericht 'Aanwezig' weergegeven in grijs.
Flaconhouder - De ThinPrep Genesis-processor controleert of zich al dan niet een monsterflacon in
de flaconhouder bevindt. Als de flaconhouder leeg is, is het pictogram een vinkje en wordt het
woord 'Gereed' weergegeven in groen. Als zich te vroeg tijdens het laadproces een monsterflacon in
de flaconhouder bevindt, dan is het pictogram een uitroepteken en wordt de melding 'Flacon
verwijderen om te starten' weergegeven in oranje.
Wegwerpbeker - De ThinPrep Genesis-processor controleert of de wegwerpbeker voor pipettips
al dan niet aanwezig is. Als de wegwerpbeker vereist én aanwezig is, is het pictogram een vinkje
en wordt het woord 'Gereed' weergegeven in groen. Als de wegwerpbeker wel vereist maar niet
aanwezig is, is het pictogram een uitroepteken en wordt de melding 'Pipettipafval vervangen'
weergegeven in oranje. De wegwerpbeker is niet vereist voor het Glaasje-proces; als de
wegwerpbeker aanwezig is wanneer het Glaasje-proces wordt geselecteerd, wordt het statusbericht
'Aanwezig' weergegeven in grijs.
Buisjeshouder - De ThinPrep Genesis-processor controleert of zich al dan niet een buisje in de
buisjeshouder bevindt. Als een buisje vereist is en de buisjeshouder leeg is, is het pictogram een
vinkje en wordt het woord 'Gereed' weergegeven in groen. Als een buisje vereist is maar zich te
vroeg tijdens het laadproces in de buisjeshouder bevindt, dan is het pictogram een uitroepteken en
wordt de melding 'Buisje verwijderen om te starten' weergegeven in oranje. Een buisje is niet vereist
voor het Glaasje-proces; als zich een buisje in de buisjeshouder bevindt wanneer het Glaasje-proces
wordt geselecteerd, wordt het statusbericht 'Buisje aanwezig' weergegeven in grijs.
Pipettips - De ThinPrep Genesis-processor houdt het aantal pipettips bij dat klaar voor gebruik in de
pipettiphouder is geladen. Als een pipettip vereist is én er is ten minste één pipettip aanwezig, is het
pictogram een vinkje en wordt het aantal pipettips weergegeven in groen. Als de pipettiphouder leeg
is, staat de teller op "0". Een pipettip is niet vereist voor het Glaasje-proces; wanneer het Glaasje-
proces wordt geselecteerd, wordt het aantal pipettips weergegeven in grijs.
Afvalvloeistof - Het systeem houdt in de gaten of de afvalvloeistoffles aanwezig is en of deze
geleegd moet worden. Als de afvalvloeistoffles gereed is, is het pictogram een vinkje en wordt
het woord 'Gereed' weergegeven in groen. Als de afvalfles geleegd moet worden, of als de afvalfles
niet aanwezig is, is het pictogram een uitroepteken en wordt de melding 'Afvalvloeistof legen'
weergegeven in oranje. Als de lektest van de afvalfles niet is geslaagd, is het symbool een
uitroepteken en worden de woorden 'Lektest mislukt' oranje weergegeven. De knop Laden
beginnen is alleen beschikbaar wanneer de afvalfles gereed is.
De knop Laden beginnen
Om te beginnen met het laden van de processor, drukt u op de knop Laden beginnen.
Afbeelding 6-9 De knop Laden beginnen
Raadpleeg Hoofdstuk 7, 'Bedieningsinstructies' voor instructies voor het laden van de
ThinPrep Genesis-processor.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.9
6
GEBRUIKERSINTERFACE
OPTIES BEHEERDER
Afbeelding 6-10 De knop Opties beheerder
Via het scherm Opties beheerder heeft de gebruiker toegang tot de processor buiten de verwerking
van monsters om. Om het scherm Opties beheerder te openen, drukt u in het hoofdmenu op de knop
Opties beheerder.
Afbeelding 6-11 Het scherm Opties beheerder
Hierna volgt een beschrijving van alle opties van de beheerder.
PARAGRAAF
C
Gebruik de knop
Systeemonderdelen
(Systeemonderhoud) voor de
onderhoudsactiviteiten die door het
instrument worden ondersteund.
Gebruik de knop
Systeeminstellingen om
systeeminstellingen toe te
passen of te wijzigen
Gebruik de knop Glaasjesprinter
om de verbinding met de optionele
glaasjesprinter aan of uit te zetten.
In dit voorbeeld geeft het groene
rondje de instelling 'Aan' aan.
Gebruik de knop Buisjesprinter
om de verbinding met de optionele
buisjesprinter aan of uit te zetten.
In dit voorbeeld geeft het grijze
rondje de instelling 'Uit' aan.
Gebruik de knop
Glaasjesetiketten om
glaasjesetiketten te maken of
het ontwerp ervan te wijzigen.
Gebruik de knop Buisjesetiketten
om buisjesetiketten te maken of het
ontwerp ervan te wijzigen.
Gebruik de knop Info voor
informatie over de processor.
Gebruik de knop Afsluiten om
de ThinPrep Genesis-
processor uit te zetten.
Gebruik de knop
Streepjescodes configureren
om informatie in te voeren over
de verschillende soorten codes
die gebruikt worden op flacons,
glaasjes en buisjes.
Druk op de knop Terug
om terug te gaan naar het
hoofdmenu.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.10 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Systeeminstellingen
Afbeelding 6-12 Het scherm Systeeminstellingen
Vanuit dit menu kan de gebruiker systeeminstellingen toepassen of wijzigen.
Gebruik de knop Datum/tijd om
de datum en tijd in te stellen
of te wijzigen.
Gebruik de knop Naam lab om
de naam van het lab in te stellen
of te wijzigen in de processor.
Gebruik de knop Geluid om het
volume aan te passen of het
geluid aan of uit te zetten.
Gebruik de knop Auto-start met
gesloten deur om deze functie
aan of uit te zetten.
Gebruik de knop Naam instrument
om de naam van de processor in
te stellen of te wijzigen.
Gebruik de knop Zorgketen om
deze functie aan of uit te zetten.
Gebruik de knop Waarsch.
om tonen te selecteren en de
functie aan of uit te zetten.
Gebruik de knop Taal om de taal
te selecteren die op het scherm
wordt weergegeven en in
rapporten wordt gebruikt.
Gebruik de knop Terug om terug
te gaan naar het scherm Opties
beheerder.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.11
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Datum/tijd
Afbeelding 6-13 De knop Datum/tijd
Druk op de knop Datum/tijd om de datum en tijd in te stellen of te wijzigen die voor de
gebruikersinterface en bij het etiketontwerp worden weergegeven en in de rapporten worden
gebruikt.
Afbeelding 6-14 Het scherm Datum-tijd
De knop Datum/tijd toont
de huidige instelling.
Om de datum (dag, maand of
jaar) te wijzigen, drukt u op
de driehoek omhoog of op de
driehoek omlaag voor dat
veld, totdat de gewenste
waarde wordt weergegeven.
Druk op Annuleren om
wijzigingen te annuleren, terug te
keren naar de vorige instelling en
terug te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen.
Druk op de knop Opslaan om
op te slaan en terug te gaan naar
het scherm Systeeminstellingen.
Selecteer de meridiaan, indien
weergegeven.
(Deze knoppen worden niet
weergegeven als de tijd wordt
weergegeven in de 24-uursindeling.)
Opmerking: Afhankelijk van de geselecteerde taal kan de datum- en tijdnotatie op het scherm veranderen
in de voor een land gebruikelijke notatie.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.12 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Taal
Afbeelding 6-15 De knop Taal
Druk op de knop Taal om de taal te selecteren die wordt gebruikt voor de gebruikersinterface en in
de rapporten.
Afbeelding 6-16 Het scherm Taal selecteren
Naam lab
Afbeelding 6-17 De knop Naam lab
De knop Taal toont de
huidige instelling.
Druk op de naam van een taal
om die taal te selecteren uit de
lijst met beschikbare talen.
Druk op de naam van een
land om dat land te selecteren.
Hiermee worden op basis van
de geselecteerde taal en het
geselecteerde land de tijd- en
datumnotaties toegepast die
voor dat land gebruikelijk zijn.
Druk op de knop Opslaan om
de geselecteerde taal en het
geselecteerde land meteen toe te
passen en terug te keren naar het
scherm Systeeminstellingen.
Druk op Annuleren om terug
te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen zonder
wijzigingen aan te brengen.
Druk op het driehoekje
Omhoog of Omlaag om
door de lijst te bladeren.
De knop Naam lab toont
de huidige instelling.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.13
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Om een naam in te voeren of te bewerken voor de instelling waar de processor zich bevindt,
drukt u op de knop Naam lab. De hier ingevoerde naam voor het lab kan worden gebruikt bij de
etiketontwerpfuncties van de processor. Gebruik de toetsen van het toetsenblok om een naam van
maximaal 64 tekens in te voeren. Schakel zo vaak als u wilt tussen hoofdletters, kleine letters en
speciale tekens voordat u de wijzigingen opslaat. Zie Afbeelding 6-18.
Afbeelding 6-18 Naam lab invoeren of bewerken via het toetsenblok
Naam instrument
Afbeelding 6-19 De knop Naam instrument
Als u voor de ThinPrep Genesis-processor een naam wilt invoeren of bewerken, drukt u op de knop
Naam instrument. De hier ingevoerde naam voor het instrument kan worden gebruikt bij de
etiketontwerpfuncties van de processor. Gebruik de toetsen van het toetsenblok om een naam van
maximaal 64 tekens in te voeren. Schakel zo vaak als u wilt tussen hoofdletters, kleine letters en
speciale tekens voordat u de wijzigingen opslaat. Zie Afbeelding 6-20.
Tik op de letters of
cijfers van het
toetsenblok om de
naam van het lab
in te voeren of te
bewerken.
Druk op de knop Opslaan om de
naam van het instrument op te
slaan en terug te gaan naar het
scherm Systeeminstellingen.
Druk op Annuleren om terug
te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen zonder
wijzigingen aan te brengen.
De knop Naam instrument
toont de huidige instelling.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.14 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Afbeelding 6-20 Naam instrument invoeren of bewerken via het toetsenblok
Druk op de knop Opslaan om de
naam van het instrument op te
slaan en terug te gaan naar het
scherm Systeeminstellingen.
Druk op Annuleren om terug te gaan
naar het scherm Systeeminstellingen
zonder wijzigingen aan te brengen.
Tik op de letters of
cijfers van het
toetsenblok om
de naam van het
instrument in te
voeren of te
bewerken.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.15
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Geluid
Afbeelding 6-21 De knop Geluid
Er kunnen hoorbare waarschuwingstonen worden ingesteld om aan te geven wanneer een proces is
voltooid of wanneer er een fout is opgetreden. Het volume van de waarschuwingstonen kan hoger of
lager worden gezet. Gebruik de instelling Geluid om waarschuwingstonen aan of uit te zetten en het
volume ervan aan te passen.
Afbeelding 6-22 Het scherm Geluid
Druk één of meerdere keren op de knop - (verlagen) om het volume te verlagen. Druk één of
meerdere keren op de knop + (verhogen) om het volume te verhogen (van 0 tot 10). Het geluid wordt
op het nieuwe volume afgespeeld wanneer de knop + of - wordt ingedrukt. Blijf het volume van het
geluid aanpassen en beoordelen totdat u tevreden bent. Druk op de knop Opslaan om de instelling
op te slaan en terug te gaan naar het scherm Systeeminstellingen.
De knop Geluid toont de
huidige volume-instelling.
Audiovolume
Druk op de knop Verhogen (+)
of Verlagen (-) om het
geluidsniveau te wijzigen
en het geluid op het nieuwe
volume te horen.
Druk op de knop Opslaan om de
aangepaste instelling op te slaan
en terug te gaan naar het
scherm Systeeminstellingen.
Druk op Annuleren om terug
te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen zonder
wijzigingen aan te brengen.
Systeemgeluiden
Druk op de knop Aan om de
systeemgeluiden in te schakelen.
Druk op de knop Uit om de
systeemgeluiden uit te schakelen.
De selectie wordt gemarkeerd
met een vinkje.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.16 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Waarschuwingstonen
Afbeelding 6-23 De knop Waarsch.
Waarschuwingstonen zijn hoorbare alarmsignalen die klinken wanneer een proces is voltooid of
wanneer een fout is opgetreden. Voor elke situatie zijn drie geluiden beschikbaar. Selecteer voor
elke situatie een toon of kies ervoor om de waarschuwingstonen in of uit te schakelen.
Opmerking: Om de waarschuwingstoon te kunnen horen, moet het geluid aan staan. Het volume
van de tonen wordt ingesteld in het scherm Geluid. Zie 'Geluid' op pagina 6.15.
Door gebruikmaking van verschillende tonen kan makkelijker worden bepaald of de processor
een proces heeft voltooid of aandacht behoeft. In omgevingen met meerdere instrumenten kunnen
verschillende tonen helpen de afzonderlijke apparaten te onderscheiden.
Afbeelding 6-24 Het scherm Waarschuwingstonen bij voltooiing batchverwerking
en foutconditie
Wanneer een verwerking is voltooid, klinkt één keer de waarschuwingstoon voor 'Verwerking
voltooid'.
De knop Waarsch. toont de
huidige instelling.
Druk op de knop Aan om de
waarschuwing 'Verwerking voltooid'
in te schakelen.
Druk op de knop Uit om de
waarschuwing 'Verwerking
voltooid' uit te schakelen.
De selectie wordt gemarkeerd
met een vinkje.
Druk op de knop Opslaan om de
aangepaste instelling op te slaan
en terug te gaan naar het
Druk op Annuleren om terug
te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen zonder
wijzigingen aan te brengen.
Schakel de optie AAN in
en selecteer vervolgens een toon.
Druk op het geluidspictogram
om de toon te horen.
Druk op de knop Aan om
'Waarschuwing fout' in te schakelen.
Druk op de knop Uit om
'Waarschuwing fout' uit te
schakelen.
De selectie wordt gemarkeerd met
een vinkje.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.17
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Als zich een foutconditie voordoet, klinkt de waarschuwingstoon voor een fout en deze wordt elke
paar seconden herhaald. Het berichtenvenster met de foutmelding bevat de knop Alarmgeluid
stoppen. Door hierop te drukken, wordt het alarm uitgeschakeld. Zie Afbeelding 6-25.
Afbeelding 6-25 De knop Alarmgeluid stoppen
Auto-start met gesloten deur
Afbeelding 6-26 Knop Auto-start met gesloten deur
Druk op de knop Auto-start met gesloten deur om deze functie afwisselend in en uit te schakelen.
Het deurtje moet zijn gesloten voordat u een verwerking met de ThinPrep Genesis-processor
kunt starten.
Wanneer de instelling 'Auto-start met gesloten deur' is ingeschakeld, begint de verwerking zodra
de gebruiker het deurtje sluit.
Afbeelding 6-27 'Auto-start met gesloten deur' uitgeschakeld
De knop Auto-start met gesloten
deur toont de huidige instelling.
De instelling 'Auto-start
met gesloten deur' is
uitgeschakeld.
Wanneer de instelling
'Auto-start met gesloten
deur' is uitgeschakeld, start
de verwerking nadat de
gebruiker het deurtje heeft
gesloten en op de knop
Doorgaan heeft gedrukt.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.18 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Zorgketen
Afbeelding 6-28 De knop Chain of Custody
De ThinPrep Genesis-processor kan zodanig worden ingesteld dat de codes op de monsterflacon
worden vergeleken met de codes op het glaasje, op het buisje of op beide. Met de knop Chain of
Custody kunt u die vergelijking in- of uitschakelen. Raadpleeg 'Streepjescodes configureren' op
pagina 6.38 voor meer informatie over etiketindelingen.
Ook kunt u ervoor kiezen om, met de functie Chain of Custody uitgeschakeld, de ThinPrep Genesis-
processor zodanig in te stellen dat de codes van de flacons, glaasjes of buisjes helemaal
niet worden gebruikt.
Druk op de knop Chain of Custody om de instellingen van de functie Zorgketen te openen.
Druk in het gedeelte 'Cytologie - flacon en glaasje' op Aan om:
de processor te laten controleren of de cytologiecode de indeling heeft die is ingesteld
voor de code,
de processor de cytologiecode op de monsterflacon te laten vergelijken met de
glaasjescode, en
de cytologiecode en de glaasjescode te laten opnemen in flaconrapporten.
Met Chain of Custody ingeschakeld voor de flacon en het glaasje, verlangt de processor dat de
gebruiker tijdens het laadproces de cytologiecode op de flacon scant of invoert; de processor zal
het glaasjesetiket scannen voordat de processor het monster overbrengt naar het objectglaasje.
Druk in het gedeelte 'Molecuul - flacon en buisje' op Aan om:
de processor te laten controleren of de moleculaire code de indeling heeft die is ingesteld
voor de code,
de processor de moleculaire code op de monsterflacon te laten vergelijken met de
buisjescode, en
de moleculaire code en de buisjescode te laten opnemen in flaconrapporten.
De knop Chain of Custody toont
de huidige instelling.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.19
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Met Chain of Custody ingeschakeld voor de flacon en het buisje, verlangt de processor dat de
gebruiker tijdens het laadproces zowel de moleculaire code op de flacon als de code op het buisje
scant of invoert.
Afbeelding 6-29 Het scherm Zorgketen (Chain of Custody)
Om de functie Chain of Custody uit te schakelen, drukt u op Uit en vervolgens op Opslaan.
Er verschijnt een bevestigingsvenster.
Afbeelding 6-30 Uitschakelen van Chain of Custody bevestigen
Druk op Opslaan om
de aangepaste instelling
op te slaan.
Druk op Annuleren om terug
te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen zonder
wijzigingen aan te brengen.
Druk op Aan om de functie
Zorgketen in te schakelen.
Cytologiecodes en
moleculaire codes hebben
afzonderlijke instellingen voor
Zorgketen. De ene code kan
worden ingeschakeld (Aan)
terwijl de andere code is
uitgeschakeld (Uit).
Druk op Uit om de functie
Zorgketen uit te schakelen.
Druk op Nee om terug te gaan
naar het scherm Chain of Custody
en de selectie te wijzigen.
Druk op Ja om de functie
Zorgketen (Chain of
Custody) uit te schakelen.
In dit voorbeeld wordt de
Zorgketen (Chain of Custody)
voor zowel Cytologie als
Molecuul uitgeschakeld.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.20 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Wanneer in de processor Chain of Custody is ingeschakeld onder Opties beheerder, bestaan de eerste
stappen van de cyclus 'Laden beginnen' uit het invoeren van een flaconcode.
Afbeelding 6-31 Zorgketen ingeschakeld - Laden beginnen door code(s) van flacon in te voeren
Tijdens de laadstappen moet de
cytologiecode of monstercode
op de flacon worden ingevoerd
indien de zorgketen Cytologie
is ingeschakeld.
Tijdens de laadstappen moet de
moleculaire code of monstercode
op de flacon worden ingevoerd
indien de zorgketen Molecuul
is ingeschakeld.
Wanneer een code op de flacon
niet overeenkomt met de instelling
in de processor, stopt het
laadproces voordat de flacon
wordt geladen. Druk op Terug om
de code opnieuw in te voeren.
Als de code op de flacon
overeenkomt met de instelling in
de processor, verschijnt er een
groen vinkje.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.21
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Wanneer in de processor Zorgketen (Chain of Custody) voor moleculaire codes is ingeschakeld
onder Opties beheerder, en nadat de flaconcode is ingevoerd, bestaat de volgende stap van de cyclus
'Laden beginnen' uit het invoeren van de buisjescode. Deze stap vindt alleen plaats wanneer zich
een aliquot onder de te verwerken items bevindt.
Afbeelding 6-32 Zorgketen ingeschakeld - Buisjescode invoeren
Als het buisjesetiket de
verkeerde code heeft,
stopt het proces voordat
het buisje wordt geladen.
Tijdens de laadstappen moet
de buisjescode worden
ingevoerd indien de zorgketen
Molecuul is ingeschakeld en
een aliquot moet worden
uitgenomen.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.22 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Wanneer in de processor Zorgketen (Chain of Custody) is ingeschakeld onder Opties beheerder,
en wanneer zich een glaasje bevindt onder de te verwerken items, scant de processor tijdens de
verwerking het glaasjesetiket om te controleren of het overeenkomt met de indeling voor
glaasjesetiketten die is ingesteld voor de processor.
Afbeelding 6-33 Zorgketen ingeschakeld - Processor scant en vergelijkt glaasjescode
Als het glaasjesetiket de
verkeerde code heeft, stopt
het proces voordat de dop van
de flacon wordt verwijderd.
Druk op Volgende om het
foutscherm te sluiten en het
glaasje met de verkeerde
code te verwijderen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.23
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Wanneer in de processor Zorgketen (Chain of Custody) is uitgeschakeld onder Opties beheerder,
worden door de processor geen flaconcodes, buisjescodes en glaasjescodes gebruikt.
Afbeelding 6-34 Zorgketen uitgeschakeld - Laden en verwerken
Systeemonderhoud
Selecteer in het scherm Opties beheerder de optie Systeemonderdelen (Systeemonderhoud) om de
onderhoudsstappen met ondersteuning van het instrument te openen.
Afbeelding 6-35 De knop Systeemonderdelen (Systeemonderhoud)
Wanneer Zorgketen (Chain of Custody) is uitgeschakeld,
verschijnt een opmerking boven aan de verwerkingsschermen.
De opmerking luidt 'Chain of custody voor glaasjes', 'Chain of
custody voor aliquot' of 'Hele chain of custody', afhankelijk van
de systeeminstelling en van het item dat verwerkt wordt.
De eerste stap van het laden van de processor bestaat uit het
laden van de flacon, zonder een flaconcode in te voeren.
Wanneer een te verwerken item een aliquot is, wordt het buisje
geladen zonder een buisjescode in te voeren.
Wanneer een te verwerken item een glaasje is, scant de
processor de glaasjescode niet.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.24 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Afbeelding 6-36 Het scherm Het systeem onderhouden
Afvalvloeistof legen
De knop Afvalvloeistof legen zet een reeks stappen in gang waardoor de
gebruiker de afvalvloeistoffles kan legen. Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8,
Onderhoud.
Pipettips laden
Met de knop Pipettips laden wordt een reeks stappen in gang gezet waardoor
de gebruiker pipettips in de processor kan laden. Dit wordt beschreven in
Hoofdstuk 7, Bedieningsinstructies
Media wissen
De knop Media wissen wordt gebruikt wanneer de gebruiker het
verwerkingstraject moet controleren om media te verwijderen, zoals een filter,
flacondop, glaasje, buisje, buisjesdop of een pipettip. Dit wordt beschreven in
Hoofdstuk 9, Problemen oplossen.
De knop Service
De knop Scherm reinigen
De knop Filterplug
aanduwen
De knop Media wissen
De knop Pipettips laden
De knop Afvalvloeistof legen
Gebruik de knop Terug om
terug te gaan naar het scherm
Opties beheerder.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.25
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Filterplug aanduwen
Met de knop Filterplug aanduwen wordt de filterplug snel verplaatst
(aangeduwd) om de filterplug en de afdichting ervan te kunnen reinigen.
Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
Scherm reinigen
Met de knop Scherm reinigen wordt het aanraakscherm vergrendeld voor
reiniging. Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
Service
De knop Service is beschikbaar voor servicepersoneel van Hologic en is
beveiligd met een wachtwoord.
Glaasjesprinter
Afbeelding 6-37 De knop Glaasjesprinter
Met de knop Glaasjesprinter kunt u de communicatie tussen de ThinPrep Genesis-processor en
de optionele glaasjesprinter aan- of uitzetten. Het groene rondje geeft de instelling 'Aan' aan en
het grijze rondje geeft de instelling 'Uit' aan. Druk op de knop om afwisselend aan en uit te zetten.
Raadpleeg 'Glaasjesetiketten' op pagina 6.26 voor informatie over het configureren van de etiketten
van de glaasjesprinter.
De knop Glaasjesprinter toont
de huidige instelling.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.26 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Buisjesprinter
Afbeelding 6-38 De knop Buisjesprinter
Met de knop Buisjesprinter kunt u de communicatie tussen de ThinPrep Genesis-processor en de
optionele buisjesprinter aan- of uitzetten. Het groene rondje geeft de instelling 'Aan' aan en het
grijze rondje geeft de instelling 'Uit' aan. Druk op de knop om afwisselend aan en uit te zetten.
Raadpleeg 'Buisjesetiketten' op pagina 6.36 voor informatie over het configureren van de etiketten
van de buisjesprinter.
Glaasjesetiketten
Afbeelding 6-39 De knop Glaasjesetiketten
Met de functie Glaasjesetiketten stelt u het etiketontwerp in voor de optionele glaasjesprinter
(verkrijgbaar bij Hologic) om af te drukken op het matglazen gedeelte van ThinPrep-objectglaasjes.
De glaasjescode is de primaire component van het glaasjesetiketontwerp.
De glaasjescode die wordt gebruikt in het glaasjesetiketontwerp is afgeleid van de gegevens van
de cytologiecode op de monsterflacon die te vinden zijn in de instellingen onder Streepjescodes
configureren. De flaconcode moet zijn opgemaakt in een van de ondersteunde symbolenreeksen
voor 1-D- of 2-D-streepjescodes (Code 128, Interleaved 2 van 5, Code 39, Code 93, EAN/JAN 13,
Codabar, DataMatrix of QR-code). Voor de flaconetiketten mogen geen OCR-indelingen worden
gebruikt. Raadpleeg 'Streepjescodes configureren' op pagina 6.38 voor meer informatie.
Afhankelijk van de geselecteerde indeling en de gebruikte primaire flaconcode gelden er
lengte- en tekenbeperkingen voor de uiteindelijke glaasjescode.
Andere velden op het glaasjesetiket, zoals de naam van het instrument, de naam van het
laboratorium en de datum, zijn afgeleid van de gegevens die te vinden zijn in de schermen
Systeeminstellingen. Raadpleeg 'Systeeminstellingen' op pagina 6.10.
Stel de instellingen van Streepjescodes configureren en de andere Systeeminstellingen in voordat
u de glaasjesetiketten ontwerpt.
De knop Buisjesprinter toont
de huidige instelling.
Druk op de knop
Glaasjesetiketten voor het
maken of bewerken van het
ontwerp voor de etiketten
die u met de glaasjesprinter
wilt afdrukken.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.27
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Een glaasjesetiketontwerp kent vier (4) onderdelen.
Afbeelding 6-40 Glaasjesetiketontwerp, voorbeeld
Bij een glaasjesetiketontwerp kan gebruik worden gemaakt van een mix van OCR-gegevens en
streepjescodes, samen met andere informatie die wordt weergegeven als tekst. Een glaasjesetiket is
te klein om ruimte te bieden aan twee streepjescodes met dezelfde indeling. De gebruikersinterface
leidt de gebruiker door de zes (6) stappen van het proces van het ontwerpen van een glaasjesetiket.
Wanneer het glaasjesetiketontwerp is opgeslagen, kan een glaasjesetiket worden afgedrukt bij wijze
van test. Het opgeslagen etiketontwerp blijft van kracht totdat de gebruiker wijzigingen aanbrengt.
1. Druk op de knop Ontwerp bewerken. Selecteer de glaasjescode-indeling. Kies: OCR,
Streepjescode 1-D, Streepjescode 2-D of OCR Non-Imager.
Afbeelding 6-41 Stap 1 - Indeling glaasjescodes - OCR
Bovenste tekstveld
Deze tekstvelden kunnen geen
streepjescode-indeling hebben. Kies:
geen, naam lab, naam instrument,
datum/tijd of flaconcode.
Onderste tekstveld
Opmerking: Het veld Onderste tekst
wordt alleen afgedrukt wanneer het
veld Secundaire gegevens uit tekst bestaat.
Glaasjescode - Kies: OCR,
Streepjescode 1-D of
Streepjescode 2-D.
Secundaire gegevens - Kies:
tekst, Streepjescode 1-D of
Streepjescode 2-D
en
kies: geen, naam lab, naam
instrument, datum/tijd of
flaconcode
OCR
Deze OCR-indeling is vereist voor objectglaasjes die worden bewerkt
met het ThinPrep-beeldvormingssysteem. Het glaasjesetiket wordt
afgedrukt in de indeling voor 7 boven 7 tekens, zoals aangegeven.
Van de streepjescode op de flacon worden alleen cijfers gelezen.
Tekens die geen cijfers zijn, worden verwijderd.
Als de lengte 14 is, wordt ervan uitgegaan dat de laatste 3 cijfers
de CRC vormen. De 11-cijferige code wordt gebruikt.
Als de lengte tussen 5 en 11 is, worden er naar behoefte
voorloopnullen toegevoegd om een 11-cijferig nummer te vormen.
Als de lengte 12 is en het eerste cijfer is een nul, wordt de code
geaccepteerd door de voorloopnul te verwijderen.
De afbeelding geeft een globaal idee van het uiterlijk en
de positie van de OCR-code.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.28 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
De indeling van OCR Imager moet 14 cijfers in twee rijen bevatten (7 boven 7 cijfers), waarbij
de patiënt-ID uit 11 cijfers bestaat met een 3-cijferige CRC aan het eind. Er moet een 12-punts
OCR-A lettertype gebruikt worden. Alleen cijfers, geen letters.
Opmerking: Bij de indeling van OCR Imager wordt '9999' gereserveerd als de laatste 4 cijfers
voorafgaand aan de CRC voor gebruik door servicetechnici. Glaasjescodes met
die gereserveerde nummers worden uit de patiëntendatabase verwijderd
tijdens een onderhoudsbeurt; gebruik deze nummers dus niet.
Bij de streepjescodetypes 1-D en 2-D selecteert u de streepjescode-indeling uit de lijst met
beschikbare opties.
Afbeelding 6-42 Stap 1 - Indeling glaasjescodes - 1-D-streepjescode
Indeling voor 1-D-streepjescode
Alle tekens van de streepjescode
op de flacon kunnen worden
gebruikt in de 1-D-streepjescode
van het glaasje.
De gegevenslengte moet tussen
de 5 en ongeveer 14 tekens zijn.
Op de uiteindelijke indeling zijn
mogelijk verdere beperkingen
van toepassing, zie Tabel 6.1
Met de knop Volgende wordt
u gevraagd te selecteren welke
1-D-code er wordt gebruikt.
De afbeelding geeft een globaal
idee van het uiterlijk en de positie
van de streepjescode.
Druk op Einde als u in een willekeurige stap meteen wilt
doorgaan naar het einde van het gedeelte Glaasjesetiketten
ontwerpen, zonder aanvullende ontwerpopties in te stellen.
Als binnen uw instelling gebruik
wordt gemaakt van cijferverificatie
bij de streepjescode-indeling,
selecteer dan Cijferverificatie
vereist.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.29
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-43 Stap 1 - Indeling glaasjescodes - 2-D-streepjescode
Indeling voor 2-D-streepjescode
Alle tekens van de streepjescode
op de flacon kunnen worden
gebruikt in de 2-D-streepjescode
van het glaasje.
De gegevenslengte moet tussen
de 5 en ongeveer 14 tekens zijn.
Op de uiteindelijke indeling zijn
mogelijk verdere beperkingen
van toepassing, zie Tabel 6.1.
2-D-streepjescodes bevatten geen
tekens die voor mensen leesbaar zijn.
Als u op het glaasje ook een voor
mensen leesbare flaconcode wilt,
selecteert u 'Flaconcode' als veldinfo
voor de bovenste of onderste tekst,
als hierna beschreven.
De afbeelding geeft een globaal
idee van het uiterlijk en de positie
van de streepjescode.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.30 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Afbeelding 6-44 Stap 1 - Indeling glaasjescodes - Non-Imager OCR
In de onderstaande tabel staan beperkingen voor glaasjesetiketten op basis van de diverse
symbolenreeksen voor streepjescodes. Streepjescode-etiketten van flacons moeten een 1-dimensionale
indeling bevatten in een van de ondersteunde symbolenreeksen uit de onderstaande tabel.
Tabel 6.1 Beperkingen voor glaasjesetiketten op basis van de gebruikte
symbolenreeksen voor streepjescodes
1-D Code 128 Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund.* De breedte van de streepjescode
varieert afhankelijk van de inhoud. Op een objectglaasje passen maximaal 8 letters of
14 cijfers. Combinaties hiervan verkorten de maximale lengte.
1-D Interleaved 2 van 5 Alleen cijfers worden ondersteund. De indeling is 5, 7, 9 of 11 tekens + 1 controlecijfer.
1-D Code 93 De ondersteunde tekens zijn A-Z, 0-9, - + . $ / % 'spatie'*
Op een objectglaasje passen maximaal 8 tekens.
1-D Code 39 De ondersteunde tekens zijn A-Z, 0-9, - + . $ / % 'spatie'*
Op een objectglaasje passen maximaal 6 tekens.
1-D Codabar De ondersteunde tekens zijn 0-9, : / + . - $*
ABCD worden gebruikt als begin- en eindtekens.
1-D EAN/JAN-13 De ondersteunde tekens zijn 0–9. De code moet bestaan uit 13 cijfers.
*Objectglaasjes die op het GeniusDigital Diagnostics System in beeld worden gebracht mogen geen tekens gebruiken
die verboden zijn in Windows-bestandsnamen (\, /, :, <, >, *, ?, “, en |), noch de komma (,) in een objectglas-ID.
Non-Imager OCR
Op het objectglaasje worden een of twee rijen afgedrukt,
afhankelijk van het aantal cijfers in de code.
Van de streepjescode op de flacon worden alleen cijfers
gelezen. Tekens die geen cijfers zijn, worden verwijderd.
De gegevenslengte moet tussen de 5 en 14 cijfers zijn.
De afbeelding geeft een globaal idee van het uiterlijk en
de positie van de OCR-code.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.31
6
GEBRUIKERSINTERFACE
2. Selecteer indeling secundaire gegevens. De indeling secundaire gegevens wordt gevormd
door de informatie voor het secundaire gedeelte van het glaasjesetiket. Kies: geen, naam lab,
naam instrument, datum/tijd of flaconcode.
Houd bij het selecteren van de indeling secundaire gegevens rekening met de symbolenreeksen.
Voorbeeld: een naam instrument met een uit 20 tekens bestaande mix van alfanumerieke tekens
gaat niet samen met een symbolenreeks voor de streepjescode 1-D EAN/JAN-13, want deze
heeft een numerieke symbolenreeks van 13 tekens. De ThinPrep Genesis-processor geeft een
foutmelding weer als een teken niet ondersteund wordt, of als de streepjescode te lang is.
Afbeelding 6-45 Stap 2 - Indeling secundaire gegevens glaasjesetiket
3. Selecteer de secundaire gegevens. Zo wordt de informatie weergegeven in het
gedeelte Secundaire gegevens van het glaasjesetiket. Kies: Tekst, Streepjescode 1-D
of Streepjescode 2-D
2-D QR Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund.*
2-D DataMatrix Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund.*
Tabel 6.1 Beperkingen voor glaasjesetiketten op basis van de gebruikte
symbolenreeksen voor streepjescodes
*Objectglaasjes die op het GeniusDigital Diagnostics System in beeld worden gebracht mogen geen tekens gebruiken
die verboden zijn in Windows-bestandsnamen (\, /, :, <, >, *, ?, “, en |), noch de komma (,) in een objectglas-ID.
Selecteer het soort informatie dat u wilt afdrukken in het veld
Secundaire gegevens.
Raadpleeg 'Systeeminstellingen' op pagina 6.10 voor instructies
voor het instellen van Naam lab, Instr.naam en Datum/tijd.
Druk op Volgende om door te gaan.
Het veld Secundaire gegevens
staat onder de glaasjescode.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.32 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Afbeelding 6-46 Stap 3 - Secundaire gegevens glaasjesetiket: tekst
Afbeelding 6-47 Stap 3 - Secundaire gegevens glaasjesetiket: 1-D-streepjescode
In dit voorbeeld wordt de flaconcode als tekst afgedrukt op
het glaasjesetiket.
De afbeelding geeft een globaal idee van de positie waar
de tekst wordt geplaatst.
In dit voorbeeld kunnen de secundaire gegevens geen
1-D-streepjescode zijn omdat er maar genoeg ruimte is
voor één 1-D-streepjescode op het glaasjesetiket, en de indeling
van de glaasjescode in dit voorbeeld de 1-D-streepjescode is.
De afbeelding geeft een globaal idee van de positie waar de
secundaire gegevens worden geplaatst.
In dit voorbeeld kunnen de secundaire gegevens geen
2-D-streepjescode zijn omdat er maar genoeg ruimte is
voor één 2-D-streepjescode op het glaasjesetiket, en de indeling
van de glaasjescode in dit voorbeeld de 2-D-streepjescode is.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.33
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-48 Stap 3 - Secundaire gegevens glaasjesetiket: 2-D-streepjescode
4. Selecteer bovenste tekst - De 'bovenste tekst' wordt afgedrukt boven de glaasjescode op
het glaasjesetiket. Het bovenste tekstveld kan geen streepjescode zijn. Kies: geen, naam lab,
naam instrument, datum/tijd of flaconcode.
Als u een 2-D-streepjescode wilt
gebruiken voor de secundaire
gegevens, selecteert u
Streepjescode 2-D en
drukt u op Volgende.
Selecteer vervolgens het soort
2-D-streepjescode en druk
op Volgende.
De afbeelding geeft een globaal
idee van de streepjescode en
de positie ervan.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.34 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Afbeelding 6-49 Stap 4 - bovenste tekst glaasjesetiket
5. Selecteer onderste tekst - De 'onderste tekst' wordt vlak bij de onderkant van het matglazen
gedeelte afgedrukt, vlak boven de naam ThinPrep op het glaasjesetiket. Het onderste
tekstveld kan geen streepjescode zijn. Kies: geen, naam lab, naam instrument, datum/tijd
of flaconcode.
De afbeelding geeft een globaal idee van het uiterlijk en de
positie van de bovenste tekst.
Selecteer het soort informatie dat u wilt afdrukken in het bovenste
tekstveld.
Raadpleeg 'Systeeminstellingen' op pagina 6.10 voor instructies voor
het instellen van Naam lab, Instr.naam en Datum/tijd.
Druk op Volgende om door te gaan.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.35
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-50 Stap 5 - Onderste tekst glaasjesetiket
De afbeelding geeft een globaal idee van het uiterlijk en de
positie van de onderste tekst.
Selecteer het soort informatie dat u wilt afdrukken in het veld
Onderste tekst.
Raadpleeg 'Systeeminstellingen' op pagina 6.10 voor instructies
voor het instellen van Naam lab, Instr.naam en Datum/tijd.
Druk op Volgende om door te gaan.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.36 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
6. Controleer het glaasjesetiketontwerp.
Afbeelding 6-51 Stap 6 - Het glaasjesetiketontwerp controleren
Buisjesetiketten
Afbeelding 6-52 De knop Buisjesetiketten
Met de functie Buisjesetiketten stelt u het etiketontwerp in voor de optionele buisjesprinter
(verkrijgbaar bij Hologic) om een 1-D-streepjescode af te drukken op het buisjesetiket.
De buisjescode is de enige informatie voor het buisjesetiketontwerp. De buisjescode die wordt
gebruikt in het buisjesetiketontwerp is afgeleid van de gegevens van de moleculaire code op
de monsterflacon die te vinden zijn in de instellingen onder Streepjescodes configureren.
Het buisjesetiket moet zijn opgemaakt in een van de ondersteunde symbolenreeksen voor 1-D-
streepjescodes (Code 128, Interleaved 2 van 5, Code 39, Code 93, EAN/JAN 13 of Codabar).
OCR-indelingen en 2-D-streepjescodes mogen niet worden gebruikt. Raadpleeg 'Streepjescodes
configureren' op pagina 6.38 voor meer informatie. Zie Tabel 6.2, 'Beperkingen voor buisjesetiketten
op basis van de gebruikte symbolenreeksen voor streepjescodes,' op pagina 6.37 voor beperkingen
voor symboolreeksen van streepjescodes.
Druk op Opslaan om het nieuwe
glaasjesetiketontwerp op te
slaan. Om het nieuw ontworpen
glaasjesetiket bij wijze van test
af te drukken, moet het ontwerp
eerst worden opgeslagen.
Bij wijze van test kunt u het
nieuw ontworpen glaasjesetiket
afdrukken. Druk hiertoe op
Afdrukken. De glaasjesprinter
moet aanstaan om te kunnen
afdrukken.
Druk op de knop
Buisjesetiketten voor het maken
of bewerken van het ontwerp
voor de etiketten die u met de
buisjesprinter wilt afdrukken.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.37
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Opmerking: Als binnen uw laboratorium gebruik wordt gemaakt van dezelfde monsterflaconcode
om een glaasjescode-etiket te genereren en een buisjescode-etiket te genereren, moet
u de beperkingen voor glaasjesetiketten toepassen op buisjesetiketten. Omdat het
afdrukbare gebied op een glaasjesetiket kleiner is dan het afdrukbare gebied op een
buisjesetiket, kan het zijn dat een code die geschikt is voor een buisjesetiket te lang
is voor een glaasjesetiket.
Tabel 6.2 Beperkingen voor buisjesetiketten op basis van de gebruikte
symbolenreeksen voor streepjescodes
1-D Code 128 Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund. De breedte van de streepjescode
varieert afhankelijk van de inhoud. Het maximale aantal tekens hangt af van de mix van
letters en numerieke tekens. Combinaties hiervan verkorten de maximale lengte.
1-D Interleaved 2 van 5 Alleen cijfers worden ondersteund. De indeling is 5, 7, 9 of 11 tekens + 1 controlecijfer.
1-D Code 93 De ondersteunde tekens zijn A-Z, 0-9, - + $ / % 'spatie'
De breedte van de streepjescode varieert afhankelijk van de inhoud. Het maximale
aantal tekens hangt af van de mix van letters en numerieke tekens.
1-D Code 39 De ondersteunde tekens zijn A-Z, 0-9, - + $ / % 'spatie'
De breedte van de streepjescode varieert afhankelijk van de inhoud. Het maximale
aantal tekens hangt af van de mix van letters en numerieke tekens.
1-D Codabar De ondersteunde tekens zijn 0-9, : / + . - $
ABCD worden gebruikt als begin- en eindtekens.
1-D EAN/JAN-13 De ondersteunde tekens zijn 0–9. De code moet bestaan uit 13 cijfers.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.38 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Afbeelding 6-53 Buisjesetiketten ontwerpen
Selecteer het type 1-D-streepjescode dat u wilt afdrukken op het buisjesetiket. Druk op Opslaan om
de selectie op te slaan.
Streepjescodes configureren
Afbeelding 6-54 De knop Streepjescodes configureren
Wanneer Zorgketen is ingeschakeld voor de processor, vergelijkt de ThinPrep Genesis-processor de
code(s) op de monsterflacon met een glaasjesetiket en/of buisjesetiket. Met de optie Streepjescodes
configureren stelt u in hoe de processor de codes met elkaar vergelijkt. De processor maakt gebruik
van informatie die de gebruiker al ingevoerd heeft in de schermen Glaasjesetiketten en/of
Buisjesetiketten (als daar gegevens zijn ingevoerd). Zie 'Glaasjesetiketten' op pagina 6.26 en
'Buisjesetiketten' op pagina 6.36. Ook voert de gebruiker aanvullende configuratiegegevens in onder
de optie Streepjescodes configureren.
De optie Streepjescodes configureren bevat een reeks vragen over hoe monsterflacons worden gelabeld
wanneer de flacons worden geprepareerd voor verwerking, een reeks vragen over hoe een objectglaasje
wordt gelabeld én een reeks vragen over hoe een buisje wordt gelabeld in uw laboratorium.
Selecteer het type
1-D-streepjescode.
Druk op Opslaan om het
buisjesetiketontwerp in te
stellen. Als u het nieuw
ontworpen buisjesetiket bij
wijze van test wilt afdrukken,
moet het ontwerp eerst worden
opgeslagen.
Als binnen uw instelling
gebruik wordt gemaakt
van cijferverificatie bij de
streepjescode-indeling,
selecteer dan Cijferverificatie
vereisen.
Druk op Annuleren om naar het
scherm Opties beheerder terug
te gaan zonder op te slaan.
Bij wijze van test kunt u het nieuw
ontworpen buisjesetiket afdrukken.
Druk hiertoe op Afdrukken.
De buisjesprinter moet aanstaan
om te kunnen afdrukken.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.39
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Om het ThinPrep Genesis-systeem van de processor, de glaasjesprinter en/of de buisjesprinter
te kunnen gebruiken, moeten de volgende instellingen onder Opties beheerder worden gedaan:
Streepjescodes configureren, Glaasjesetiketten, Buisjesetiketten, Glaasjesprinter Aan,
Buisjesprinter Aan.
Om de functie Zorgketen van de ThinPrep Genesis-processor te gebruiken zonder de optionele
glaasjesprinter en de optionele buisjesprinter, moeten er gegevens onder de optie Streepjescodes
configureren worden ingesteld.
Opmerking: Bij de instellingen onder Streepjescodes configureren is vereist dat een deel van de
informatie van de code die wordt gebruikt op de monsterflacon ook wordt gebruikt
op een glaasjesetiket en/of een buisjesetiket. De code op de monsterflacon kan identiek
zijn aan de code die op een glaasje en/of buisje wordt gebruikt.
Als uw laboratorium geen gebruikmaakt van de functie Zorgketen, hoeft u geen streepjescodes
te configureren.
Afbeelding 6-55 Streepjescodes configureren
Er zijn aparte secties voor het configureren van de flaconcode, glaasjescode en buisjescode. In elke
sectie moet informatie over de codes worden ingevoerd. Elke sectie eindigt met een scherm met
daarin de knop Testconfiguratie. Hiermee kunt u voorbeeldetiketten van een flacon, glaasje of buisje
scannen om te controleren of de ThinPrep Genesis-processor goed geconfigureerd is en de in uw lab
gebruikte code-etiketten kan lezen.
Configureer de processor
zodanig dat hij de flaconcodes
herkent die binnen uw
laboratorium worden gebruikt.
Configureer de processor
zodanig dat hij de
glaasjescodes herkent die
binnen uw laboratorium
worden gebruikt.
Configureer de processor
zodanig dat hij de buisjescodes
herkent die binnen uw
laboratorium worden gebruikt.
Druk op de knop
Bewerken om de
configuratie van
flaconcodes,
glaasjescodes of
buisjescodes in te
stellen of te wijzigen.
Configureer eerst
de flaconcode.
Druk op Terug om terug
te gaan naar het scherm
Opties beheerder.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.40 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
De schermen van de ThinPrep Genesis-processor zijn ontworpen om de gebruiker te leiden door de
reeks stappen voor het configureren van alle streepjescode-informatie. De reeks stappen is
verschillend als de glaasjesprinter en/of de buisjesprinter is/worden gebruikt. De reeks stappen
is ook verschillend als de glaasjescodes en/of de buisjescodes exact gelijk zijn aan de flaconcodes.
Elk van de stappen wordt hieronder beschreven. Daarna volgt de volledige reeks stappen voor het
configureren van de flaconcode, de glaasjescode en de buisjescode.
Typen streepjescode selecteren
Bij de optie Streepjescodes configureren zijn de stappen voor het selecteren van het type code
identiek wanneer ze flaconcodes, glaasjescodes of buisjescodes beschrijven. De selectie kan één
type zijn of een willekeurige combinatie van de typen streepjescode en OCR-indelingen die door
de ThinPrep Genesis-processor worden ondersteund.
Afbeelding 6-56 Streepjescodes configureren - Typen code selecteren
Selecteer de type(n) code die
door uw laboratorium worden
gebruikt op monsterflacons,
glaasjes of buisjes.
Druk op Volgende om door
te gaan.
Dit voorbeeld toont de flaconcode-opties voor een laboratorium dat werkt met één enkele streepjescode
voor cytologie- en moleculaire codes.
Voor 1-D-streepjescodes:
selecteer één of meer typen
1-D-streepjescode die door uw
laboratorium worden gebruikt
op monsterflacons, glaasjes
of buisjes.
Druk op Volgende om door
te gaan.
Voor 2-D-streepjescodes:
selecteer één of beide typen
2-D-streepjescode die door uw
laboratorium worden gebruikt
op monsterflacons of glaasjes.
Druk op Volgende om door
te gaan.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.41
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Het selecteren van typen code is hetzelfde, ongeacht of de flacon al dan niet één enkele streepjescode
voor cytologie- en moleculaire codes heeft. De beschrijving van de flaconcode is 'Monstercode',
'Cytologiecode' of 'Moleculaire code'.
Het selecteren van glaasjescodes verloopt op soortgelijke wijze en omvat de indelingen OCR en
Non-Imager OCR.
Het selecteren van buisjescodes verloopt op soortgelijke wijze en omvat de opties van 2-D-
streepjescodes niet.
Als cijferverificatie is vereist voor de flaconcode, moet cijferverificatie ook vereist zijn voor de
glaasjescode en de buisjescode. Als geen cijferverificatie wordt gebruikt voor de flaconcode,
moet cijferverificatie ook niet worden gebruikt voor de glaasjescode en de buisjescode.
Unieke kenmerken van een flaconcode
De stappen waarmee unieke kenmerken van een flaconetiketcode worden geïdentificeerd, zijn
hetzelfde wanneer een monstercode, cytologiecode of moleculaire code wordt beschreven.
Deze kenmerken zijn de criteria die de ThinPrep Genesis-processor gebruikt om te bepalen of de
tijdens de verwerking gescande of ingevoerde flaconcode de juiste indeling heeft. Als een code met
afwijkende kenmerken wordt ingevoerd wanneer het instrument bezig is met het verwerken van een
monster, wordt de gebruiker daarop geattendeerd met de oranjekleurige melding 'Onverwachte code'.
Stel zo veel of zo weinig unieke kenmerken in als nodig is om een goed onderscheid te maken
tussen enerzijds de informatie waarvan u wilt dat de ThinPrep Genesis-processor deze gebruikt
en anderzijds de informatie waarvan u wilt dat de processor deze niet gebruikt. Als er geen unieke
kenmerken gelden voor de code omdat een onbegrensde verscheidenheid aan codes acceptabel is
binnen uw laboratorium, gebruik dan het kenmerk 'Geen'.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.42 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Afbeelding 6-57 Streepjescodes configureren - Unieke kenmerken selecteren
Het selecteren van unieke kenmerken van een flaconcode is hetzelfde, ongeacht of de flacon al
dan niet één enkele streepjescode voor cytologie- en moleculaire codes heeft. De beschrijving van
de flaconcode is 'Monstercode', 'Cytologiecode' of ‘Moleculaire code'.
Tabel 6.3 Unieke kenmerken van Flaconcodes, voorbeelden
Kenmerk Voorbeelden van Flaconcodes
Vaste lengte
Overweeg gebruik te maken van het kenmerk
Vaste lengte wanneer de flaconcodes altijd het-
zelfde aantal tekens hebben.
123456789
223456789
323456789
Deze codes hebben altijd 9 tekens. Overweeg
het instellen van een Vaste lengte van 9.
Dit voorbeeld toont de monstercode. Deze instructies zijn identiek voor de cytologiecode
en de moleculaire code.
De afbeelding geeft een globaal idee van het uiterlijk en de
positie van de unieke kenmerken van de code.
Druk op Volgende nadat er kenmerken zijn gewijzigd,
of om verder te gaan vanuit dit scherm zonder wijzigingen
aan te brengen.
Tik op het vakje links van de naam of het kenmerk om het
te selecteren of te deselecteren.
Wanneer u een kenmerk hebt geselecteerd, verschijnt de knop
Bewerken ( ).
Druk op de knop Bewerken om dat kenmerk te openen en
de gegevens ervan te bewerken.
Een overzicht van de gegevens verschijnt onder de naam
van het kenmerk.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.43
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Geen - Gebruik deze optie als er niets is wat alle flaconcodes gemeen hebben.
1. Tik op het vakje links van de naam of het kenmerk om het te selecteren.
2. Druk op
Volgende
om door te gaan.
Vaste lengte - Overweeg gebruik te maken van Vaste lengte als uniek kenmerk in de
configuratiegegevens van de streepjescode wanneer de code op elke flacon altijd hetzelfde aantal
tekens heeft. De vaste lengte moet tussen de 5 en 64 tekens zijn.
1. Tik op het vakje links van de naam of het kenmerk om het te selecteren.
2. Tik op de knop
Bewerken
om de gegevens te bewerken.
3. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
Segment van code
Overweeg gebruik te maken van het kenmerk
Segment van code wanneer de flaconcodes
altijd dezelfde tekens hebben in het midden
van de code.
ABC-1234-DEF
GHI-1234-JKL
MNO-1234-PQR
De gegevens tussen de koppeltekens zijn altijd
hetzelfde in deze codes. Overweeg het instellen
van een Segment van code dat begint met het
teken '-' en eindigt met het teken '-'.
Begintekens
Overweeg gebruik te maken van het kenmerk
Begintekens wanneer de flaconcodes altijd met
dezelfde tekens beginnen.
LAB123456
LABABCDEFGH
LAB-A1b2C3d4
Deze codes beginnen allemaal met dezelfde
3 tekens. Overweeg het instellen van 'LAB' als
de Begintekens. Ook zou u een Segment van
code kunnen instellen voor positie 1 tot en
met positie 3.
Eindtekens
Overweeg gebruik te maken van het kenmerk
Eindtekens wanneer de flaconcodes altijd met
dezelfde tekens eindigen.
123456789
23456789
3456789
Deze codes zijn verschillend in lengte. Overweeg
het instellen van '789' als de Eindtekens.
Tabel 6.3 Unieke kenmerken van Flaconcodes, voorbeelden
Kenmerk Voorbeelden van Flaconcodes
GEBRUIKERSINTERFACE
6.44 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
4. Gebruik het toetsenbord om het aantal tekens in te voeren in het veld Lengte code.
5. Druk op
Gereed
om het toetsenblok te sluiten.
6. Druk op
Opslaan
om de lengte van de code op te slaan.
Segment van code - wanneer de code op elke flacon bestaat uit een gedeelte dat altijd hetzelfde
is, overweeg dan gebruik te maken van dat segment van de code als uniek kenmerk in de
configuratiegegevens van de streepjescode.
Als het unieke segment altijd aan het begin of altijd aan het eind van de code op de flacon zit,
is het wellicht makkelijker om de begintekens of de eindtekens te gebruiken als uniek kenmerk,
maar het kenmerk Segment van code kan ook worden gebruikt.
Als de flaconcodes een segment hebben dat altijd hetzelfde is en de flaconcodes altijd een vaste
lengte hebben, overweeg dan gebruik te maken van ofwel het kenmerk Segment van code ofwel
het kenmerk Vaste lengte, maar niet beide.
1. Tik op het vakje links van de naam of het kenmerk om het te selecteren.
2. Tik op de knop
Bewerken
om de gegevens te bewerken.
3. Geef aan waar het unieke segment in de code begint.
Gebruik de instelling 'Beginnen bij positie' wanneer het beginpunt een bepaalde positie in de
flaconcode is, bijv. het vijfde teken.
A. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
B. Voer met het toetsenblok het cijfer in dat de positie aangeeft van het teken waar het unieke
segment begint, bijv. '5' voor het vijfde teken.
Als het unieke segment van de code op de flacon begint met een bepaald teken, tik dan op het
driehoekje naast 'Beginnen bij positie' om de optie 'Beginnen bij teken' te bekijken.
A. Tik op Beginnen bij teken om het te selecteren.
B. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
C. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee begint.
Dit teken wordt behandeld als een grens en wordt niet meegenomen wanneer het unieke
segment van de flaconcode wordt gebruikt in andere gedeelten van de instellingen onder
Streepjescodes configureren.
4. Geef aan waar het unieke segment in de flaconcode eindigt.
Als het eindpunt van het unieke segment van de flaconcode altijd na hetzelfde aantal tekens
vanaf het beginpunt van het unieke segment ligt, gebruik dan het veld 'Segmentlengte'.
A. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
B. Voer met het toetsenblok het cijfer in dat de positie aangeeft waar het unieke segment van de
code eindigt, bijv. '7' voor het zevende teken vanaf het begin van het segment.
Als het unieke segment van de code op de flacon eindigt met een bepaald teken, tik dan op het
driehoekje naast 'Segmentlengte' om de optie 'Eindigen bij teken' te bekijken.
A. Tik op Eindigen bij teken om het te selecteren.
B. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.45
6
GEBRUIKERSINTERFACE
C. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee eindigt.
Dit teken wordt behandeld als een grens en wordt niet meegenomen wanneer het unieke
segment van de flaconcode wordt gebruikt in andere gedeelten van de instellingen onder
Streepjescodes configureren.
5. Druk op
Gereed
om het toetsenblok te sluiten.
6. Druk op
Opslaan
om de gegevens op te slaan.
Begintekens - Overweeg gebruik te maken van de begintekens als uniek kenmerk in de
configuratiegegevens van de streepjescode wanneer de code op de flacon of het unieke segment
van de flaconcode altijd met één of meer identieke tekens begint.
1. Tik op het vakje links van de naam of het kenmerk om het te selecteren.
2. Tik op de knop
Bewerken
om de gegevens te bewerken.
3. Tik op het vakje 'Begintekens' om het toetsenblok te openen.
4. Voer met het toetsenblok het teken of de tekens in waar de code of het unieke segment
van de code altijd mee begint.
5. Druk op
Gereed
om het toetsenblok te sluiten.
6. Druk op
Opslaan
om de gegevens van de begintekens op te slaan.
Eindtekens - Overweeg gebruik te maken van de eindtekens als uniek kenmerk in de
configuratiegegevens van de streepjescode wanneer de code op de flacon of het unieke segment
van de flaconcode altijd met één of meer identieke tekens eindigt.
1. Tik op het vakje links van de naam of het kenmerk om het te selecteren.
2. Tik op de knop
Bewerken
om de gegevens te bewerken.
3. Tik op het vakje 'Eindtekens' om het toetsenblok te openen.
4. Voer met het toetsenblok het teken of de tekens in waar de code of het unieke segment
van de code altijd mee eindigt.
5. Druk op
Gereed
om het toetsenblok te sluiten.
6. Druk op
Opslaan
om de gegevens van de begintekens op te slaan.
Hoe ziet de glaasjescode of buisjescode eruit?
Deze kenmerken zijn criteria die de ThinPrep Genesis-processor gebruikt om te bepalen of de
tijdens de verwerking gescande of ingevoerde glaasjescode of buisjescode de juiste indeling heeft.
Als een code met afwijkende kenmerken wordt ingevoerd wanneer het instrument bezig is met het
verwerken van een monster, wordt de gebruiker daarop geattendeerd met de oranjekleurige melding
'Onverwachte code'. Deze kenmerken gelden voor buisjescodes en glaasjescodes die als indeling
een 1-D-streepjescode hebben. Deze kenmerken gelden ook voor glaasjescodes die als indeling een
2-D-streepjescode hebben. Gebruik deze kenmerken niet voor glaasjesetiketten in OCR-indeling.
Gebruik zo veel velden als nodig is om goed aan te geven in welke opzichten de glaasjescode of
buisjescode verschilt van de flaconcode. Als de glaasjescode gelijk is aan de code op de flacon,
of als de buisjescode gelijk is aan de code op de flacon, dan maakt deze stap geen deel uit van de
reeks stappen.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.46 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
De stappen waarmee de relatie tussen glaasjescodes of buisjescodes met flaconcodes wordt
beschreven, zijn gelijk aan de stappen waarmee glaasjescodes of buisjescodes worden beschreven.
Tabel 6.4 Hoe de code eruitziet, voorbeelden
Voorbeelden van Flaconcodes Voorbeelden van Glaasjescodes
Deze instructies gelden ook voor Buisjescodes.
Segment van code
12-34-56789
12-34-ABCDEF
34-567
34-ABC
Een segment met tekens in het midden
van de flaconcode is identiek aan de hele
glaasjescode. Overweeg het instellen van Segment
van code vanaf het teken '-'.
Tekens vervangen
12-34-56789
12-AB-98765
12-ABC-56789
12-ABC-98765
Tekens in de Flaconcode worden vervangen in de
Glaasjescode. Overweeg gebruik te maken van Ver-
vang tekens, te beginnen bij positie 3 en eindigend
bij het teken '-'.
Tekens invoegen
12-34-56789
5678ABC
12312-34-56789
1235678ABC
Dezelfde tekens worden toegevoegd aan het begin
van de Flaconcode om de Glaasjescode te maken.
Overweeg de optie Voeg tekens in in te stellen om
de tekens toe te voegen waar de Glaasjescode altijd
mee eindigt. In dit voorbeeld is '123' ingevoegd in de
Flaconcode om de Glaasjescode te maken.
Tekens toevoegen
12-34-56789
5678ABC
12-34-56789123
5678ABC123
Dezelfde tekens worden toegevoegd aan het einde
van de Flaconcode om de Glaasjescode te maken.
Overweeg de optie Voeg tekens toe in te stellen om
de tekens toe te voegen waar de Glaasjescode altijd
mee eindigt. In dit voorbeeld is '123' toegevoegd
aan de Flaconcode om de Glaasjescode te maken.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.47
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Segment van code - Als de glaasjescode een deel van de cytologiecode op de flacon is, gebruik dan
de optie 'Segment van code'. Als de buisjescode een deel van de moleculaire code op de flacon is,
gebruik dan de optie 'Segment van code'.
1. Tik op het vakje links van de naam om het te selecteren.
2. Tik op de knop
Bewerken
om de gegevens te bewerken.
3. Geef in de flaconcode de positie aan waar het segment dat wordt gebruikt in de glaasjescode
(of de buisjescode) begint.
Gebruik de instelling 'Beginnen bij positie' wanneer het beginpunt een bepaalde positie in de
flaconcode is, bijv. het vijfde teken.
A. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
B. Voer met het toetsenblok het cijfer in dat de positie aangeeft van het teken waar het unieke
segment begint, bijv. '5' voor het vijfde teken.
Als het segment van de code op de flacon begint met een bepaald teken, tik dan op het
driehoekje naast 'Beginnen bij positie' om het veld 'Beginnen bij teken' te bekijken.
A. Tik op Beginnen bij teken om het te selecteren.
B. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
C. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee begint.
Dit teken wordt behandeld als een grens en wordt niet meegenomen wanneer het unieke
segment van de flaconcode wordt gebruikt in andere gedeelten van de instellingen onder
Streepjescodes configureren.
D. Druk op Gereed om het toetsenblok te sluiten.
4. Geef in de flaconcode de positie aan waar het segment dat wordt gebruikt in de
glaasjescode eindigt.
Als het eindpunt van het segment van de flaconcode altijd na hetzelfde aantal tekens vanaf
het beginpunt van het segment ligt, gebruik dan het veld 'Segmentlengte'.
A. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
B. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee eindigt.
Als het segment van de code op de flacon eindigt met een bepaald teken, tik dan op het
driehoekje naast 'Segmentlengte' om het veld 'Eindigen bij teken' te bekijken.
A. Tik op Segmentlengte om het te selecteren.
B. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
C. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee eindigt.
Dit teken wordt behandeld als een grens en wordt niet meegenomen wanneer het unieke
segment van de flaconcode wordt gebruikt in andere gedeelten van de instellingen onder
Streepjescodes configureren.
D. Druk op Gereed om het toetsenblok te sluiten.
5. Druk op
Opslaan
om de gegevens op te slaan.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.48 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Tekens vervangen - Gebruik de optie ‘Vervang tekens' wanneer het verschil tussen de glaasjescode
en de cytologiecode op de monsterflacon eruit bestaat dat sommige tekens in de flaconcode zijn
vervangen. Gebruik de optie 'Vervang tekens' wanneer het verschil tussen de buisjescode en de
moleculaire code op de monsterflacon is dat sommige tekens in de flaconcode zijn vervangen.
1. Tik op het vakje links van de naam om het te selecteren.
2. Tik op de knop
Bewerken
om de gegevens te bewerken.
3. Tik op het vakje 'Te vervangen tekens' om het toetsenblok te openen.
4. Voer met het toetsenblok de tekens van de flaconcode in die worden vervangen in de
glaasjescode (of de buisjescode).
5. Tik in het vakje 'Nieuwe tekens' en voer met het toetsenblok de tekens in die in de
glaasjescode (of in de buisjescode) zitten, ter vervanging van tekens in de flaconcode.
6. Druk op
Gereed
om het toetsenblok te sluiten.
7. Druk op
Opslaan
om de gegevens van de begintekens of de ingevoegde tekens op te slaan.
Tekens invoegen - Gebruik de optie ‘Voeg tekens in' wanneer de glaasjescode wordt gevormd door
de cytologiecode op de monsterflacon, met toevoeging van tekens aan het begin van de
cytologiecode op de monsterflacon. Gebruik de optie 'Voeg tekens in' wanneer de buisjescode wordt
gevormd door de moleculaire code op de monsterflacon, met toevoeging van tekens aan het begin
van de moleculaire code op de monsterflacon.
1. Tik op het vakje links van de naam om het te selecteren.
2. Tik op de knop
Bewerken
om de gegevens te bewerken.
3. Tik op het vakje 'Begintekens' om het toetsenblok te openen.
4. Voer met het toetsenblok het teken of de tekens in waar de glaasjescode altijd mee begint.
5. Druk op
Gereed
om het toetsenblok te sluiten.
6. Druk op
Opslaan
om de gegevens van de begintekens of de ingevoegde tekens op te slaan.
Tekens toevoegen - Gebruik de optie ‘Voeg tekens toe' wanneer de glaasjescode wordt gevormd
door de cytologiecode op de monsterflacon, met toevoeging van tekens aan het eind van de
cytologiecode op de monsterflacon. Gebruik de optie 'Voeg tekens toe' wanneer de buisjescode wordt
gevormd door de moleculaire code op de monsterflacon, met toevoeging van tekens aan het eind van
de moleculaire code op de monsterflacon.
1. Tik op het vakje links van de naam om het te selecteren.
2. Tik op de knop
Bewerken
om de gegevens te bewerken.
3. Tik op het vakje 'Eindtekens' om het toetsenblok te openen.
4. Voer met het toetsenblok het teken of de tekens in waar de glaasjescode (of de buisjescode)
altijd mee eindigt.
5. Druk op
Opslaan
om de gegevens van de eindtekens of de toegevoegde tekens op te slaan.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.49
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Hoe de flaconcode overeenkomt met de glaasjescode of de buisjescode
Als het laboratorium gebruikmaakt van de functie Zorgketen, maar niet van de optionele
glaasjesprinter of de optionele buisjesprinter, moet de gebruiker gegevens invoeren om aan te geven
wat de relatie is tussen de flaconcode en de glaasjescode, of wat de relatie is tussen de flaconcode en
de buisjescode. Zo beschikt de processor over enkele criteria om te controleren of de codes de juiste
indeling hebben.
1. 'Welk deel van de flaconcode komt overeen met de glaasjescode?' of 'Welk deel van de flaconcode
komt overeen met de buisjescode?'
Gehele code - Gebruik deze optie wanneer de gehele flaconcode deel uitmaakt van de
glaasjescode of de buisjescode. Tik op het vakje links van de naam om het te selecteren.
Segment van code - Gebruik deze optie wanneer slechts een deel van de flaconcode wordt
gebruikt in de glaasjescode of de buisjescode.
A. Tik op het vakje links van de naam om het te selecteren.
B. Tik op de knop Bewerken om de gegevens te bewerken. De gegevens die worden ingevoerd
onder Flaconcode configureren, worden voorgesteld als het segment van de flaconcode dat
overeenkomt met de glaasjescode of met de buisjescode.
C. Tik op de knop Bewerken om wijzigingen aan te brengen.
D. Geef in de flaconcode de positie aan waar het segment dat wordt gebruikt in de glaasjescode
of de buisjescode begint.
Gebruik de instelling 'Beginnen bij positie' wanneer het beginpunt een bepaalde positie in de
flaconcode is, bijv. het vijfde teken.
i. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
ii. Voer met het toetsenblok het cijfer in dat de positie aangeeft van het teken waar het
unieke segment begint, bijv. '5' voor het vijfde teken.
Als het segment van de code op de flacon begint met een bepaald teken, tik dan op het
driehoekje naast 'Beginnen bij positie' om het veld 'Beginnen bij teken' te bekijken.
i. Tik op Beginnen bij teken om het te selecteren.
ii. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
iii. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee begint.
Dit teken wordt behandeld als een grens en wordt niet meegenomen wanneer het unieke
segment van de flaconcode wordt gebruikt in andere gedeelten van de instellingen onder
Streepjescodes configureren.
iv. Druk op Gereed om het toetsenblok te sluiten.
E. Geef in de flaconcode de positie aan waar het segment dat wordt gebruikt in de glaasjescode
of de buisjescode eindigt.
Als het eindpunt van het segment van de flaconcode altijd na hetzelfde aantal tekens vanaf het
beginpunt van het segment ligt, gebruik dan het veld 'Segmentlengte'.
i. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
ii. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee begint.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.50 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Als het segment van de code op de flacon eindigt met een bepaald teken, tik dan op het
driehoekje naast 'Segmentlengte' om het veld ‘Eindigen bij teken' te bekijken.
i. Tik op Eindigen bij teken om het te selecteren.
ii. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
iii. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee eindigt.
Dit teken wordt behandeld als een grens en wordt niet meegenomen wanneer het unieke
segment van de flaconcode wordt gebruikt in andere gedeelten van de instellingen onder
Streepjescodes configureren.
iv. Druk op Gereed om het toetsenblok te sluiten.
F. Druk op Opslaan om de gegevens op te slaan.
2. 'Welk deel van de glaasjescode komt overeen met de flaconcode?' of 'Welk deel van de
buisjescode komt overeen met de flaconcode?'
Gehele code - Gebruik deze optie wanneer de gehele glaasjescode of de gehele buisjescode
deel uitmaakt van de flaconcode. Tik op het vakje links van de naam om het te selecteren.
Segment van code - Gebruik deze optie wanneer slechts een deel van de glaasjescode of
buisjescode wordt gebruikt in de flaconcode.
A. Tik op het vakje links van de naam om het te selecteren.
B. Tik op de knop Bewerken om de gegevens te bewerken.
C. Geef in de glaasjescode of buisjescode de positie aan waar het segment begint dat
overeenkomt met het flaconetiket.
Gebruik de instelling 'Beginnen bij positie' wanneer het beginpunt een bepaalde positie in de
glaasjescode of buisjescode is, bijv. het vijfde teken.
i. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
ii. Voer met het toetsenblok het cijfer in dat de positie aangeeft van het teken waar het
unieke segment begint, bijv. '5' voor het vijfde teken.
Als het segment van de glaasjescode of buisjescode begint met een bepaald teken, tik dan op
het driehoekje naast 'Beginnen bij positie' om het veld 'Beginnen bij teken' te bekijken.
i. Tik op Beginnen bij teken om het te selecteren.
ii. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
iii. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee begint.
Dit teken wordt behandeld als een grens en wordt niet meegenomen wanneer het unieke
segment van de glaasjescode of buisjescode wordt gebruikt in andere gedeelten van de
instellingen onder Streepjescodes configureren.
iv. Druk op Gereed om het toetsenblok te sluiten.
D. Geef in de glaasjescode of de buisjescode de positie aan waar het segment dat wordt gebruikt
in de flaconcode eindigt.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.51
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Als het eindpunt van het segment van de code altijd na hetzelfde aantal tekens vanaf het
beginpunt van het segment ligt, gebruik dan het veld 'Segmentlengte'.
i. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
ii. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee begint.
Aangezien de processor zal controleren of het segment in de glaasjescode of buisjescode
overeenkomt met een segment van de flaconcode, moet de lengte van eerstgenoemd
segment gelijk zijn aan de lengte van het segment van de flaconcode.
Als het segment van de code eindigt met een bepaald teken, tik dan op het driehoekje naast
'Segmentlengte' om het veld 'Eindigen bij teken' te bekijken.
i. Tik op Eindigen bij teken om het te selecteren.
ii. Tik op het lege vakje om het toetsenblok te openen.
iii. Voer met het toetsenblok het teken in waar het unieke segment van de code mee eindigt.
Dit teken wordt behandeld als een grens en wordt niet meegenomen wanneer het unieke
segment van de glaasjescode of buisjescode wordt gebruikt in andere gedeelten van de
instellingen onder Streepjescodes configureren.
iv. Druk op Gereed om het toetsenblok te sluiten.
3. Druk op
Opslaan
om de gegevens op te slaan.
De configuratie beoordelen en opslaan
De reeks stappen voor het configureren van resp. de flaconcode, de glaasjescode en de buisjescode
eindigt steeds met een scherm 'Configuratie beoordelen en opslaan'. Gebruik de knop Testconfiguratie
om te testen of de configuratie van de ThinPrep Genesis-processor voor de flaconcode, glaasjescode
of buisjescode correct is voor de flacons, glaasjes of buisjes in uw laboratorium.
1. Druk op de knop Testconfiguratie. Het rode lampje op de scanner van de processor gaat
knipperen. De scanner is nu klaar om bij wijze van test een flaconcode te scannen.
2. Open het deurtje van de processor en scan het betreffende etiket met de code, of voer de
code handmatig in met het toetsenblok.
Voor de cyclus Flaconcode configureren geldt: als de configuratie is ingesteld voor één code
voor een cytologiecode van een flacon en een tweede code voor de moleculaire code van
de flacon, moet u beide codes scannen of invoeren.
Voor de cyclus Glaasjescode configureren geldt: als u een voorbeeld (preview) van de
glaasjescode wilt zien, dan moet u de cytologiecode of monstercode van de flacon scannen
of handmatig invoeren. Als de flaconcode de indeling heeft die is geconfigureerd in de
processor, verschijnt een groen vinkje naast de code op het scherm. Het voorbeeld van de
glaasjescode verschijnt in het veld Glaasjescode op het scherm.
Als de configuratie is ingesteld op gebruik van de glaasjesprinter (het glaasje is nog niet
afgedrukt), dan heeft het scherm Testconfiguratie een knop Afdrukken. Wanneer de
glaasjesprinter gereed is en er glaasjes in zijn geladen, drukt u op Afdrukken om volgens
de configuratie een voorbeeld van een code op een glaasje af te drukken.
Druk op Sluiten om terug te gaan naar het scherm Glaasjescode configureren.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.52 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Voor de cyclus Buisjescode configureren geldt: als u een voorbeeld (preview) van de
buisjescode wilt zien, dan moet u de moleculaire code of monstercode van de flacon scannen
of handmatig invoeren. Als de flaconcode de indeling heeft die is geconfigureerd in de
processor, verschijnt een groen vinkje naast de code op het scherm. Het voorbeeld van
de buisjescode verschijnt in het veld Buisjescode op het scherm.
Als de configuratie is ingesteld op gebruik van de buisjesprinter (het buisje is nog niet
afgedrukt), dan heeft het scherm Testconfiguratie een knop Afdrukken. Wanneer de
buisjesprinter gereed is, drukt u op Afdrukken om volgens de configuratie een voorbeeld
van een code op een buisje af te drukken.
Druk op Sluiten om terug te gaan naar het scherm Buisjescode configureren.
3. Als de configuratie van de processor nu goed is ingesteld voor uw laboratorium, drukt
u op
Opslaan
om de configuratie op te slaan.
Als de configuratie niet goed is ingesteld voor de processor, of als een verkeerde code is
ingevoerd, verschijnt in het oranje de melding "Onverwachte code" wanneer de flaconcode
wordt gescand of ingevoerd. Gebruik de toets Terug om terug te gaan naar het scherm om
de configuratie te corrigeren, of voer een code van een correct flacon in.
Flaconcode configureren
In de stappen Flaconcode configureren voert de gebruiker informatie in waarmee de op
flaconetiketten gebruikte codes worden beschreven. De processor slaat deze informatie op en
gebruikt deze informatie bij de verwerking en ook in rapporten.
Als het laboratorium werkt met één enkel streepjescode-etiket op de monsterflacon, wordt bij de
reeks stappen voor het configureren van de flaconcode gebruikgemaakt van de term 'Monstercode'.
Als het laboratorium werkt met één streepjescode-etiket op de monsterflacon voor cytologie en een
afzonderlijk streepjescode-etiket op de monsterflacon voor tests vanuit het buisje, wordt bij de reeks
stappen voor het configureren van de flaconcode gebruikgemaakt van de termen 'Cytologiecode' en
'Moleculaire code'. De processor vraagt de gebruiker om de flaconcode te configureren voor elke
soort flaconcode die door de processor gebruikt zal worden.
1. Druk op Bewerken in het gedeelte Flaconcode configureren.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.53
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-58 Flaconcode configureren
2. Selecteer
Nee
of
Ja
bij de vraag 'Heeft de flacon één streepjescode voor cytologie- en
moleculaire codes?' Druk op
Volgende
.
Als op de flacons die worden verwerkt met de ThinPrep Genesis-processor altijd maar één
streepjescode-etiket zit, dan wordt op het scherm en in de rapporten de flaconcode aangeduid
als de 'Monstercode'. De volgende stap voor het configureren van de flaconcode is het invoeren
van informatie over het type streepjescode dat wordt gebruikt c.q. de typen streepjescode die
worden gebruikt voor de monstercode op de flacon.
Als op de flacons die worden verwerkt met de ThinPrep Genesis-processor altijd één
streepjescode-etiket zit voor cytologie en een afzonderlijk streepjescode-etiket voor moleculaire
testen, dan wordt op het scherm en in de rapporten de flaconcode voor cytologie aangeduid
als de 'Cytologiecode' en de flaconcode voor moleculaire testen als de 'Moleculaire code'.
De volgende stap voor het configureren van de flaconcode is het invoeren van informatie over
het type streepjescode dat wordt gebruikt c.q. de typen streepjescode die worden gebruikt voor
de cytologiecode op de flacon, gevolgd door het invoeren van informatie over de moleculaire
code op de flacon.
3. Selecteer de typen streepjescode die binnen uw laboratorium worden gebruikt op
flaconetiketten. Zie 'Typen streepjescode selecteren' op pagina 6.40. Druk op
Volgende.
4. Selecteer één of meer kenmerken die uniek zijn voor de flaconcode. Zie 'Unieke kenmerken
van een flaconcode' op pagina 6.41. Druk op
Volgende.
Selecteer Nee als een flacon niet
één enkele streepjescode heeft
voor de identificatie van zowel
Cytologie als Moleculair.
'Nee' betekent dat een flacon
één streepjescode heeft voor de
identificatie van Cytologie en een
afzonderlijke streepjescode voor
de identificatie van Moleculair.
Selecteer Ja als een flacon één
streepjescode gebruikt voor de
identificatie van zowel Cytologie
als Moleculair.
Druk op Volgende om door te gaan.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.54 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
5. Beoordeel de configuratie. Om de configuratie te testen, drukt u op de knop
Testconfiguratie
.
Zie 'De configuratie beoordelen en opslaan' op pagina 6.51. Druk op
Opslaan
om de
configuratie van de flaconcodes op te slaan.
Als uw laboratorium werkt met één streepjescode voor cytologiecodes op flacons en een
afzonderlijke streepjescode voor moleculaire codes op flacons, worden bovenstaande stappen 3-5
herhaald. De instellingen voor de Cytologiecode worden eerst geconfigureerd, en vervolgens
worden de instellingen voor de Moleculaire code geconfigureerd.
De glaasjescode configureren
De ThinPrep Genesis-processor kan zodanig worden geconfigureerd dat de glaasjescode wordt
gebaseerd op de code die op de monsterflacon staat. De relatie tussen de glaasjescode en de code op
de flacon kan worden aangepast aan de gangbare praktijken binnen uw laboratorium. Een deel van
de glaasjescode moet komen van de code op de monsterflacon, en de glaasjescode kan identiek zijn
aan de code op de monsterflacon. Gebruik de functie Glaasjescode configureren om de configuratie
van de glaasjescode in te stellen en op te slaan in de processor.
1. Druk op Bewerken ( ) in het gedeelte Glaasjescode configureren. Zie Afbeelding 6-55.
Afbeelding 6-59 Streepjescodes configureren - Glaasjescode configureren
2. Selecteer
Nee
of
Ja
bij de vragen 'Is de streepjescode al op het glaasje afgedrukt?' en 'Is de
glaasjescode identiek aan de cytologiecode op de flacon?' Druk op
Volgende
.
Selecteer Nee wanneer de
code op het glaasje niet gelijk
is aan de cytologiecode op
de monsterflacon.
Selecteer Ja wanneer de
glaasjescode niet wordt afgedrukt
door de glaasjesprinter binnen
het ThinPrep Genesis-systeem.
Druk op Volgende om door te gaan.
Selecteer Nee wanneer de
glaasjescode wordt afgedrukt
door de glaasjesprinter binnen
het ThinPrep Genesis-systeem.
Selecteer Ja wanneer de code
op het glaasje gelijk is aan de
cytologiecode op de monsterflacon.
Het kan voorkomen dat de
streepjescode-indeling van de
glaasjescode en flaconcode
verschillend zijn maar toch dezelfde
code vertegenwoordigen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.55
6
GEBRUIKERSINTERFACE
3. Als de streepjescode al op het glaasje is afgedrukt, bestaat de volgende stap uit het invoeren
van informatie over de indeling van de glaasjescode. Zie 'Typen streepjescode selecteren' op
pagina 6.40. Druk op
Volgende
.
Als de glaasjescode identiek is aan de cytologiecode op de flacon, bestaat de volgende stap uit
het beoordelen van de configuratie (stap 5).
Als de streepjescode nog niet is afgedrukt op het glaasje, zal het ThinPrep Genesis-systeem
gebruikmaken van het type glaasjescode uit de ontwerpgegevens die opgeslagen zijn in de
processor. Zie 'Glaasjesetiketten' op pagina 6.26.
4.
Als de glaasjescode niet identiek is aan de cytologiecode op de monsterflacon, geef dan aan in
welke opzichten de glaasjescode en de flaconcode van elkaar verschillen
.
Raadpleeg 'Hoe ziet de glaasjescode of buisjescode eruit?' op pagina 6.45 als de streepjescode
nog niet is afgedrukt op het glaasje.
Raadpleeg 'Hoe de flaconcode overeenkomt met de glaasjescode of de buisjescode' op
pagina 6.49 als de streepjescode al is afgedrukt op het glaasje.
Druk op Volgende.
5. Beoordeel de configuratie. Om de configuratie te testen, drukt u op de knop
Testconfiguratie
.
Zie 'De configuratie beoordelen en opslaan' op pagina 6.51. Druk op
Opslaan
om de
configuratie van de glaasjescodes op te slaan.
De buisjescode configureren
De ThinPrep Genesis-processor kan zodanig worden geconfigureerd dat de buisjescode wordt
gebaseerd op de code die op de monsterflacon staat. De relatie tussen de buisjescode en de code
op de flacon kan worden aangepast aan de gangbare praktijken binnen uw laboratorium. Een deel
van de buisjescode moet komen van de code op de monsterflacon, en de buisjescode kan identiek
zijn aan de code op de monsterflacon. Gebruik de functie Buisjescode configureren om de
configuratie van de buisjescode in te stellen en op te slaan in de processor.
1. Druk op Bewerken ( ) in het gedeelte Buisjescode configureren. Zie Afbeelding 6-55.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.56 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Afbeelding 6-60 Streepjescodes configureren - Buisjescode configureren
2. Selecteer
Nee
of
Ja
bij de vragen 'Is de streepjescode al op het buisje afgedrukt?' en 'Is de
buisjescode identiek aan de moleculaire code op de flacon?' Druk op
Volgende
.
3. Als de streepjescode al op het buisje is afgedrukt, bestaat de volgende stap uit het invoeren
van informatie over de indeling van de buisjescode. Zie 'Typen streepjescode selecteren' op
pagina 6.40. Druk op
Volgende
.
Als de streepjescode nog niet is afgedrukt op het buisje, zal het ThinPrep Genesis-systeem
gebruikmaken van het type buisjescode uit de ontwerpgegevens die opgeslagen zijn in de
processor. Zie 'Buisjesetiketten' op pagina 6.36.
4.
Is de buisjescode niet identiek aan de moleculaire code op de monsterflacon, geef dan aan
in welke opzichten de buisjescode en de flaconcode van elkaar verschillen
. Zie 'Hoe ziet de
glaasjescode of buisjescode eruit?' op pagina 6.45.
Raadpleeg 'Hoe ziet de glaasjescode of buisjescode eruit?' op pagina 6.45 als de streepjescode nog
niet is afgedrukt op het buisje.
Raadpleeg 'Hoe de flaconcode overeenkomt met de glaasjescode of de buisjescode' op
pagina 6.49 als de streepjescode al is afgedrukt op het buisje.
Druk op Volgende.
5. Beoordeel de configuratie. Om de configuratie te testen, drukt u op de knop
Testconfiguratie
.
Zie 'De configuratie beoordelen en opslaan' op pagina 6.51. Druk op
Opslaan
om de
configuratie van de buisjescodes op te slaan.
Selecteer Nee wanneer de
code op het buisje niet gelijk
is aan de moleculaire code
op de monsterflacon.
Selecteer Ja wanneer de
buisjescode niet wordt afgedrukt
door de buisjesprinter binnen
het ThinPrep Genesis-systeem.
Druk op Volgende om
door te gaan.
Selecteer Nee wanneer het
buisje wordt bedrukt door de
buisjesprinter binnen het
ThinPrep Genesis-systeem.
Selecteer Ja wanneer de code
op het buisje gelijk is aan de
moleculaire code op de
monsterflacon.
Het kan voorkomen dat de
buisjescode-indeling van de
glaasjescode en flaconcode
verschillend zijn maar toch dezelfde
code vertegenwoordigen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.57
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Info
Afbeelding 6-61 De knop Info
Druk op de knop Info om het serienummer van de ThinPrep™ Genesis™-processor en ook
informatie over de softwareversie weer te geven. De informatie wordt enkele seconden
weergegeven. Vervolgens verschijnt het scherm Systeeminstellingen weer.
Rapporten
Afbeelding 6-62 De knop Rapporten
De interface Rapporten presenteert systeeminformatie in drie vormen:
Flaconrapporten - Geeft voor elk verwerkt flacon aan of de monsterverwerking geslaagd
of mislukt is.
Systeemvoorvallen - Een logboek van alle systeemfouten, met uitzondering van fouten
bij de monsterpreparatie die geen invloed hebben op de werking van de processor.
Het foutenoverzicht wordt drie jaar bewaard; fouten ouder dan drie jaar worden verwijderd.
Details gebruik - Geeft het aantal tot dat moment goed verwerkte flacons aan, voor
cytologische monsters per type procescyclus, en voor moleculaire monsters.
De knop Rapporten
vindt u in het
hoofdmenu.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.58 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
De ThinPrep Genesis-processor kan elk type rapport opslaan op een USB-stick, in xml-indeling.
Afbeelding 6-63 Het scherm Rapporten en logboeken
Flaconrapporten
Afbeelding 6-64 De knop Flaconrapporten
Het systeem maakt een afzonderlijk flaconrapport aan voor elke flacon die in het systeem
is verwerkt.
In het venster wordt een lijst met rapporten weergegeven die in de afgelopen acht weken zijn
gegenereerd, waarbij het meest recente rapport boven aan de lijst staat. Elk afzonderlijk rapport
krijgt als titel een datum- en tijdstempel die wordt aangemaakt op het moment dat de verwerking
wordt voltooid. Blader omhoog en omlaag in de lijst met de toetsen met het driehoekje Omhoog
en Omlaag. Zie Afbeelding 6-65.
Naam instrument - indien
deze is ingesteld
Details gebruik - het aantal
verwerkte flacons
Gebruiksoverzicht - telling van
het aantal verwerkte flacons
Druk op de knop Terug
om terug te gaan naar het
hoofdmenu.
De knop Systeemvoorvallen
Via de knop Flaconrapporten
kunt u rapporten bekijken
Met Diagnostiek verzamelen
wordt een zip-bestand van de
processorgegevens gemaakt
voor het oplossen van problemen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.59
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-65 Lijst met flaconrapporten
Tik op een rapportveld om het te selecteren. Het rapport wordt weergegeven in de
gebruikersinterface. Zie Afbeelding 6-66.
Er zijn twee manieren om te zoeken naar een bepaald flaconrapport.
Zoeken op code:
1. Tik in het lege veld 'Zoeken op code' om het toetsenblok weer te geven.
2. Voer de monstercode, cytologiecode of moleculaire code van de flacon in.
3. Druk op
Gereed
om het toetsenblok te sluiten en de zoekopdracht te starten.
4. Het flaconrapport verschijnt in de lijst. Tik in de lijst op het rapport om het te openen.
Als de flaconcode niet wordt gevonden, verschijnt een oranjekleurige melding dat er
'geen matches voor' de flaconcode zijn.
Zoeken op datum waarop de flacon is verwerkt:
1. Tik op de knop Zoeken op datum
2. Gebruik de driehoekjes Omhoog en Omlaag om de begin- en einddatum voor de
zoekopdracht in te voeren. Gebruik dezelfde datum als begin- en einddatum als
u de zoekopdracht wilt beperken tot flacons die op één bepaalde dag zijn verwerkt.
Druk op
Zoeken
.
Naam instrument
Druk op de knop Terug
om terug te gaan naar
het scherm Rapporten.
Naar USB opslaan
Tik op een rapport om het
te bekijken
Blader met de driehoekjes
door de lijst met
systeemvoorvallen.
Gebruik de knop Terug naar
boven om terug te gaan naar
het begin van de lijst
met systeemvoorvallen.
Wanneer de functie Zorgketen
is uitgeschakeld, bevat het
rapport geen flaconcodes.
Als u op code wilt zoeken, tikt u
op het veld en typt u de code in.
Als u op datum wilt zoeken,
tikt u op de knop Zoeken
op datum.
Voorbeeld met Zorgketen ingeschakeld Voorbeeld met Zorgketen uitgeschakeld
De lijst toont de datum en
tijd van verwerking en de
flaconcode(s) van het (de)
verwerkte item(s).
GEBRUIKERSINTERFACE
6.60 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
3. Alle flacons die zijn verwerkt in dat datumbereik verschijnen in de lijst. Tik in de lijst op het
rapport om het te openen. Als meer dan één flacon aan de zoekcriteria voldoet, wordt het
aantal zoekresultaten weergegeven in groen. Als geen flacons zijn verwerkt in het
ingevoerde datumbereik, verschijnt een oranjekleurige melding dat er 'geen matches
voor' het datumbereik zijn.
Tik op een invoer in de lijst met flaconrapporten om het flaconrapport zelf te bekijken.
Afbeelding 6-66 Flaconrapport, voorbeeld
Elk flaconrapport vermeldt:
De datum en tijd waarop de flacon is verwerkt
De gebruiker-ID, indien de gebruiker was ingelogd toen het proces bezig was
De van het flaconetiket afgelezen flaconcode(s), als de Zorgketen was ingeschakeld toen het
proces werd uitgevoerd
De van het glaasjesetiket afgelezen glaasjescode, als een glaasje werd verwerkt en de
Zorgketen was ingeschakeld toen het proces werd uitgevoerd
De van het buisjesetiket afgelezen buisjescode, als een aliquot werd uitgenomen en de
Zorgketen was ingeschakeld toen het proces werd uitgevoerd
In de sectie Cytologie van
het rapport vindt u:
de monster-/cytologiecode
op de flacon
de glaasjescode
cyclus
status
Monsterstatus:
Voltooid = preparaat is
gemaakt of aliquot is uitgenomen.
Voltooid = het proces is
voltooid, maar er is een fout
gedetecteerd tijdens het proces.
Storing = door een fout is
het proces stopgezet na het
openen van de flacon.
Druk op de knop Terug naar
lijst om terug te gaan naar
de lijst met flaconrapporten.
Gebruiker-ID, indien de
gebruiker was ingelogd toen
het proces bezig was
Datum waarop de flacon
is verwerkt
Blader met de driehoekjes
Links en Rechts door de
gedetailleerde weergave van
de systeemvoorvallen.
In de sectie Moleculair van
het rapport vindt u:
de monster-/moleculaire
code op de flacon
de buisjescode
status
Tijdstip waarop de
flaconverwerking begon
en eindigde
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.61
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Alle systeemvoorvallen die zijn opgetreden, met voorvalcode en beschrijving
Alle voorvallen met flacons die zijn opgetreden, met voorvalcode en beschrijving
De status 'Voltooid' of 'Mislukt'
U kunt een rapport sluiten door op de knop Terug naar lijst te drukken.
Opmerking: Het systeem bewaart flaconrapporten acht weken en wist ze dan uit de database.
Als uw laboratorium een langere bewaartermijn hanteert, moet u de rapporten
opslaan op een USB-stick. Zie 'Details gebruik' op pagina 6.61.
Details gebruik
Afbeelding 6-67 De knop Details gebruik
Afbeelding 6-68 Het scherm Details gebruik
Naam instrument
Naar USB opslaan
Geslaagd = Monsters goed
overgebracht van een flacon
op een glaasje
Druk op de knop Terug om terug te
gaan naar het scherm Rapporten.
Totaal aantal verwerkte monsters
waarbij een glaasje een te
verwerken item was
In de sectie Cytologie van het
rapport vindt u:
Cyclustypen
Totaal aantal verwerkte
flacons om een preparaat
te maken. Storing = Monsters waarbij
het proces werd stopgezet na
het openen van de flacon.
In de sectie Moleculair van
het rapport vindt u het totaal
aantal flacons dat is verwerkt
voor aliquotuitname.
Geslaagd = Aliquot
goed uitgenomen uit flacon
en overgebracht in buisje
Totaal aantal verwerkte monsters
waarbij een aliquot een te
verwerken item was
GEBRUIKERSINTERFACE
6.62 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
In het rapport Details gebruik wordt bijgehouden hoeveel flacons tot dat moment met de
ThinPrep Genesis-processor zijn verwerkt.
Het gebruiksgeschiedenisrapport vermeldt het volgende:
De datum en tijd van het rapport
De naam van het instrument (indien naam wordt gebruikt)
Het aantal goed verwerkte glaasjes, in de sectie Cytologie van het rapport: gyn. glaasjes
(incl. Imager-glaasjes), niet-gyn. glaasjes en UroCyte-glaasjes.
Opmerking: Voor elke monsterflacon die is geopend, wordt de teller voor het 'Totaal' met
één verhoogd. Voor elk glaasje dat in het fixatiefbad is geplaatst, wordt de
teller voor 'Geslaagd' met één verhoogd.
Het aantal goed verwerkte aliquots, in de sectie Moleculair van het rapport.
Opmerking: Voor elke monsterflacon die is geopend, wordt de teller voor het 'Totaal' met
één verhoogd. Bij voltooiing van de aliquotuitname wordt de teller voor
'Geslaagd' met één verhoogd.
Systeemvoorvallen
Afbeelding 6-69 De knop Systeemvoorvallen
Het rapport Systeemvoorvallen toont alle fouten die tijdens de monsterverwerking zijn opgetreden,
met de meest recente fout boven aan de lijst. Een systeemvoorval is een fout waarvan de processor
niet kan herstellen zonder tussenkomst van de gebruiker. Elk afzonderlijk rapport krijgt als titel een
datum- en tijdstempel die wordt aangemaakt op het moment dat de fout optrad. Blader omhoog en
omlaag in de lijst met de toetsen met het driehoekje Omhoog en Omlaag. Selecteer een rapport door
erop te tikken. Zie Afbeelding 6-70.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.63
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-70 Het scherm Systeemvoorvallen
De lijst met systeemvoorvallen omvat de voorvalcode, de datum en tijd van de fout en het aantal
malen dat het systeem is gebruikt - een telling van alle monsters die met het instrument zijn verwerkt
op het moment van het voorval.
Selecteer een voorval uit de lijst om details ervan weer te geven: Raadpleeg Hoofdstuk 9, 'Problemen
oplossen' voor meer informatie over systeemvoorvallen.
Naam instrument
Lijst van systeemvoorvallen:
Datum/tijd
• Voorvalcode
Aantal malen gebruikt
(totaal van alle monsters
die tot op heden zijn
verwerkt)
Druk op de knop Terug
om terug te gaan naar
het scherm Rapporten.
Naar USB opslaan
Tik op een invoer om meer
informatie over een bepaald
systeemvoorval te bekijken.
Blader met de
driehoekjes door de lijst
met systeemvoorvallen.
Gebruik de knop Terug naar
boven om terug te gaan naar
het begin van de lijst met
systeemvoorvallen.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.64 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Afbeelding 6-71 Details systeemvoorvallen
Rapport opslaan op USB-stick
Rapporten kunnen op een USB-stick (ook flashdrive, thumbdrive of sleutelhangerdrive genoemd)
worden opgeslagen. Plaats een stick in een van de USB-poorten.
Zie Afbeelding 1-6 en Afbeelding 2-1 voor de locaties van de USB-poorten op de voor- en achterzijde
van de processor.
Informatie over de knop Naar USB opslaan vindt u op de pagina Systeemvoorvallen.
Opmerking: Het systeem kan geen gegevens schrijven naar een USB-stick die is beveiligd
tegen schrijven.
Als u op de knop Naar USB opslaan drukt, worden de rapporten van de processor onmiddellijk
op het USB-apparaat opgeslagen als drie xml-bestanden: Systeemvoorvallen, Details gebruik en
Flaconrapporten. Op de interface wordt een bevestiging weergegeven. Zie Afbeelding 6-72.
Opmerking: Als het systeem detecteert dat in meer dan één USB-poort een USB-stick is geplaatst,
wordt u gevraagd de poort te selecteren waar het rapport naar toe moet worden
geschreven.
Druk op de knop Terug naar
lijst om terug te gaan naar de
lijst met systeemvoorvallen.
Blader met de driehoekjes
van de gedetailleerde
weergave van het ene
systeemvoorval naar
het andere.
In het scherm wordt het type
voorval beschreven.
In het scherm wordt het
tijdstip weergegeven waarop
het voorval plaatsvond.
In het scherm wordt de datum
weergegeven waarop het
voorval plaatsvond.
De voorvalcode staat vermeld.
In het scherm wordt het
'Aantal malen gebruikt'
weergegeven op het moment
dat het voorval plaatsvond.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 6.65
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-72 Gegevens opslaan naar USB
Het systeem maakt op de USB-stick een map met de naam GenesisReports aan. Elk rapport wordt
naar die map weggeschreven. Rapporten krijgen automatisch een naam volgens de conventie
"Rapporttype - Naam instrument - Datum en tijd. XML.' Dit wordt hieronder weergegeven.
Met ieder rapporttype wordt ook een opmaakmodel gecreëerd, zodat wanneer het rapport wordt
bekeken of afgedrukt vanaf een andere bron, het er net zo uitziet als op de gebruikersinterface
van de ThinPrep Genesis-processor.
Afbeelding 6-73 Naar USB opgeslagen rapporten
Flaconrapport
Opmaakmodel voor flaconrapport
Opmaakmodel voor details gebruik
Opmaakmodel voor systeemvoorvallen
Rapporten systeemvoorvallen
Rapport Details gebruik
GEBRUIKERSINTERFACE
6.66 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
6
Diagnostiek verzamelen
Afbeelding 6-74 De knop Diagnostiek verzamelen
Diagnostiek verzamelen is een functie die is bestemd voor het oplossen van problemen met de
processor door de technische ondersteuning van Hologic. Hiermee worden het foutenlogboek
en andere gegevens over de werking van de processor verzameld en in een zip-bestand geplaatst.
Deze zijn niet toegankelijk voor gebruikers.
Plaats een USB-opslagmedium in een van de USB-poorten en druk op de knop Diagnostiek
verzamelen.
Afbeelding 6-75 Het scherm Diagnostiek verzamelen
De bedrijfsgegevens van de processor worden verzameld in een map op het USB-medium met de
naam GenesisLogs. De map bevat drie zip-bestanden. Deze kunnen via e-mail worden verzonden
naar de technische ondersteuning van Hologic.
7. Bedieningsinstructies
7. Bedieningsinstructies
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.1
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
H o o f d s t u k 7
Bedieningsinstructies
INLEIDING
De ThinPrep™ Genesis™-processor kan worden gebruikt om een monster op een
objectglaasje te verwerken, om een aliquot van 1 ml van het monster in een buisje te
pipetteren, en beide processen kunnen op hetzelfde monster worden uitgevoerd. De normale
bediening van de processor bestaat uit het selecteren van het (de) te verwerken item(s),
het laden van benodigdheden, het starten van de verwerking en het uitladen van de
monsterflacon en de verwerkingsoutput. De output van de verwerking is een objectglaasje,
een buisje met een aliquot uit de monsterflacon, of een objectglaasje en een buisje met een
aliquot uit de monsterflacon. In dit gedeelte vindt u instructies voor de bediening van de
ThinPrep Genesis-processor voor elk van de verschillende verwerkingen.
Na verwerking van elke flacon wordt een flaconrapport gegenereerd. Het rapport vermeldt
het succes of de mislukking van de verwerking van elke flacon, alsook de eventuele fouten
die zijn opgetreden. Het rapport kan worden bekeken op de gebruikersinterface of het kan
worden opgeslagen als een xml-bestand op een USB-stick.
In dit gedeelte vindt u instructies voor de bediening van de ThinPrep Genesis-processor.
De volgende onderwerpen worden in deze sectie behandeld:
PARAGRAAF B: Facultatieve instructies voor aanvullende tests
PARAGRAAF C: Benodigde materialen
PARAGRAAF D: De monsterflacons, glaasjes en buisjes etiketteren
PARAGRAAF E: De deur openen of sluiten
PARAGRAAF F: De buisjesprinter gebruiken
PARAGRAAF G: De glaasjesprinter gebruiken
PARAGRAAF H: Het fixatiefbad laden
PARAGRAAF I: De pipettips laden
PARAGRAAF J: Checklist voorafgaand aan gebruik
PARAGRAAF K: Het proces selecteren en de verwerking starten
PARAGRAAF L: Een glaasje verwerken met de ThinPrep Genesis-processor
PARAGRAAF M: Een aliquot uit het monster nemen met de ThinPrep Genesis-
processor
PARAGRAAF
A
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
PARAGRAAF N: Een aliquot uit jet monster nemen en een glaasje verwerken met de
ThinPrep Genesis-processor
PARAGRAAF O: Monsterverwerking annuleren
FACULTATIEVE INSTRUCTIES VOOR AANVULLENDE TESTS
Opmerking: Deze facultatieve instructies voor aanvullende tests beschrijven het uitnemen van
aliquots zonder gebruik te maken van de functies Aliquot of Aliquot + glaasje op de
ThinPrep Genesis-processor. Volg de instructies verderop in dit hoofdstuk om de
ThinPrep Genesis-processor te gebruiken om een aliquot van 1 ml uit een ThinPrep-
monsterflacon te verwijderen.
Met de ThinPrep-monsterflacon kan, in combinatie met cytologie, worden getest op bepaalde
seksueel overdraagbare infecties (soi's) en op humaan papillomavirus (HPV). Raadpleeg de
instructies van de fabrikant van de assay voor de volledige instructies voor verzameling, vervoer,
opslag, bereiding en verwerking met de ThinPrep-monsterflacon.
Het laboratoriumpersoneel moet de specifieke instructies in deze sectie volgen om het gewenste
aliquotvolume te verwijderen en de PreservCyt-monsterflacon voor te bereiden op de ThinPrep Pap
Test. Deze richtsnoeren moeten worden nageleefd om ervoor te zorgen dat er geen nadelige gevolgen
zijn voor het resultaat van de ThinPrep Pap Test.
Omdat cytologie/HPV-tests en soa-tests betrekking hebben op verschillende klinische vragen,
is het uitnemen van aliquots mogelijk niet geschikt voor alle klinische situaties. Artsen en andere
personen die verantwoordelijk zijn voor het bestellen van klinische tests moeten op de hoogte zijn
van het volgende:
Er zijn geen aanwijzingen voor degradatie van cytologieresultaten door aliquotuitname
tot 4 ml, maar dit kan niet voor alle monsters worden uitgesloten. Zoals bij elke
subbemonsteringsstap in de anatomische pathologie kan zich een toevallige verkeerde
toewijzing van diagnostische cellen voordoen als deze zeer zeldzaam zijn. Indien negatieve
resultaten van het monster niet overeenstemmen met de klinische indruk, kan het nodig
zijn opnieuw een monster af te nemen.
Bij het uitnemen van aliquots van monsters met een lage cellulariteit kan in de PreservCyt-
monsterflacon onvoldoende materiaal overblijven voor de bereiding van een bevredigend
ThinPrep Pap Test-glaasje.
Aliquotuitname kan ertoe leiden dat er onvoldoende materiaal in de PreservCyt-
monsterflacon achterblijft voor het uitvoeren van aanvullende tests.
Het samen afnemen van afzonderlijke monsters voor de ThinPrep Pap Test en de soa-test kan
worden overwogen in plaats van het uitnemen van aliquots.
PARAGRAAF
B
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.3
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Bij de keuze voor gelijktijdig cytologisch en soa-onderzoek moeten zorgverleners rekening
houden met het risico en de klinische voorgeschiedenis (bv. ziekteprevalentie, leeftijd van de
patiënt, seksuele voorgeschiedenis of zwangerschap) en met de geschiktheid van het
monster (bv. exsudaat of bloeding), wat de diagnostische betrouwbaarheid kan beïnvloeden.
Richtlijnen voor de behandeling van seksueel overdraagbare aandoeningen 2015 (Centers for Disease
Control and Prevention, MMWR 2002: 51(nr. RR-6)) geeft klinische richtsnoeren voor het beheer en
de behandeling van individuele patiënten, met inbegrip van het gebruik van Pap-tests.
Handmatige aliquotuitname - een aliquot (tot 4 ml) uit de PreservCyt-
monsterflacon nemen vóór gebruik van de ThinPrep Genesis-processor
Opmerking: Er mag slechts één aliquot uit de PreservCyt-monsterflacon worden uitgenomen
voordat de flacon op de ThinPrep Genesis-processor wordt verwerkt, ongeacht het
volume van het aliquot (maximaal aliquotvolume = 4 ml).
Opmerking: Goede laboratoriumpraktijken moeten worden gevolgd om te voorkomen dat
contaminanten in de PreservCyt -monsterflacon of het aliquot terechtkomen.
Aanbevolen wordt gebruik te maken van poedervrije handschoenen en een individueel
verpakte, disposable pipetteerhulp met een aerosolbarrière-tip die de juiste maat heeft
voor het volume dat wordt afgenomen en afgegeven. U mag geen serologische pipetten
gebruiken. Om de kans op kruisbesmetting zo klein mogelijk te maken, moeten de
aliquots worden uitgenomen op een geschikte plaats buiten de ruimte waar de
amplificatie wordt uitgevoerd.
1. Volg de instructies van de fabrikant van de andere assay voor de volledige instructies voor
verzameling, vervoer, opslag en bereiding.
2. Pipetteer met een pipetteerhulp een aliquot van maximaal 4 ml uit de flacon. Zorg ervoor
dat de handschoenen niet met de oplossing worden verontreinigd. Als de handschoenen
verontreinigd zijn, vervang ze dan door een schoon paar voordat u met het volgende
monster begint.
3. Raadpleeg de de instructies van de fabrikant van de andere assay voor de volledige
instructies voor het uitvoeren van tests op het aliquot.
4. Gooi de pipetteerhulp weg in overeenstemming met de plaatselijke, staats- en federale
voorschriften.
5. Pipetteer met een nieuwe pipetteerhulp een hoeveelheid ongebruikte PreservCyt-oplossing
uit de verpakking die qua volume gelijk is aan het aliquotdeel dat bij stap 3 uit de flacon is
genomen.
6. Breng het volume ongebruikte PreservCyt-oplossing over naar de flacon waaruit het aliquot
in stap 3 is uitgenomen.
7. Zet de flacondop vast. (De streepjes op de dop en de flacon moeten in elkaars verlengde
liggen of elkaar enigszins overlappen.)
8. Gooi de pipetteerhulp weg in overeenstemming met de plaatselijke, staats- en federale
voorschriften.
9. Raadpleeg de overige stappen in dit hoofdstuk om de ThinPrep Pap Test te voltooien.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
BENODIGDE MATERIALEN
Afbeelding 7-1 De benodigde materialen
Het scherm van de ThinPrep Genesis-processor leidt de gebruiker door de laadstappen.
De instructies verschillen afhankelijk van de items die zijn geselecteerd om te verwerken. Tabel 7.1
laat zien welke materialen benodigd zijn voor elk proces op de ThinPrep Genesis-processor.
PARAGRAAF
C
Operator’s Manual
ThinPrep
®
Genesis Processor
SLIDE PRINTER
2 x 96
1000 μl
Flacon met
PreservCyt-
oplossing
Fixatiefbad
Gebruikershandleiding
Hand-
schoenen
Pluisvrije doekjes
ThinPrep-
objectglaasje
Kleurrekje en
alcoholbad
Buisjesprinter
ThinPrep Genesis-processor
Afvalfles
Wegwerpbeker
voor pipettips
Pipettips
Meerkanaals-
pipettipgrijper
Buisje
ThinPrep-filter
Glaasjesprinter
Pipettiphouder
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.5
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Tabel 7.1 Benodigde materialen voor de verschillende processen
Benodigde materialen Cytologie verwerking Moleculaire
verwerking
Cytologie en moleculaire
verwerking
ThinPrep Genesis-processor
Flacon met ThinPrep
PreservCyt-oplossing
ThinPrep-filter
ThinPrep-objectglaasje
Fixatiefbad
Glaasjesprinter (facultatief) (facultatief)
Pipettipgrijper
Pipettips
Buisje
Pipettiphouder
Wegwerpbeker voor pipettips
Buisjesprinter (facultatief) (facultatief)
Gebruikershandleiding voor de
ThinPrep Genesis-processor
Wegwerplaboratoriumhand-
schoenen
Pluisvrije doekjes
Alcoholbad met kleurrekje
voor objectglaasjes
Natriumhypochlorietoplossing
(0,5% oplossing)
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
De flacon met ThinPrep PreservCyt-oplossing (flacon) is een kunststof flacon die een
conserveringsmiddel op methanolbasis bevat, waarin cellen afkomstig uit alle lichaamsdelen
geconserveerd blijven. PreservCyt-oplossing wordt gebruikt voor het vervoer, de opslag en de
verwerking van het celmonster.
Bewaar PreservCyt-oplossing met gynaecologisch monsters voor ThinPrep Pap Tests tussen
15 °C (59 °F) en 30 °C (86 °F), gedurende een periode van maximaal 6 weken
Bewaar PreservCyt-oplossing met niet-gynaecologische monsters voor cytologie tussen 4 °C
(39 °F) en 37 °C (98 °F), gedurende een periode van maximaal 3 weken.
Zie Hoofdstuk 3 voor gedetailleerde informatie over PreservCyt-oplossing.
De ThinPrep-filter is een plastic cilinder voor eenmalig gebruik die aan één kant open is en aan de
andere kant voorzien is van een filtermembraan. Het filtermembraan heeft een vlak, glad, poreus
oppervlak. De poriegrootte verschilt, afhankelijk van de procestoepassing. Er zijn drie filtertypes
voor gebruik op de ThinPrep Genesis-processor:
ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
ThinPrep niet-gynaecologische filters (blauw)
ThinPrep UroCyte-filters(geel)
Het ThinPrep-objectglaasje is een voorgereinigd glazen objectglaasje van hoge kwaliteit met
een afgebakend screeninggebied en een groot etiketteringsgebied. Het objectglaasje is speciaal
ontworpen voor gebruik met de ThinPrep Genesis-processor. Afhankelijk van de procestoepassing
zijn er drie soorten objectglaasjes:
ThinPrep-objectglaasjes voor gebruik met ThinPrep-processors zijn voor gynaecologische of
niet-gynaecologische monsterverwerking.
Objectglaasjes van het ThinPrep-beeldvormingssysteem zijn voor gynaecologische glaasjes
die later zullen worden belicht op het ThinPrep-beeldvormingssysteem. (Deze zijn voorzien
van voorgedrukte vaste merktekens die nodig zijn voor het beeldvormingssysteem)
ThinPrep UroCyte-objectglaasjes voor gebruik met de ThinPrep UroCyte-
urinemonsterverwerking. (De objectglaasjes zijn voorzien van een speciaal afgebakende
celspotzone voor de verwerking van urinemonsters.)
Het fixatiefbad is een plastic flacon die door de gebruiker wordt gevuld met standaard
laboratoriumfixatiefalcohol. Nadat de ThinPrep-processor de cellen op het glaasje heeft
overgebracht, wordt het glaasje automatisch in het fixatiefbad geplaatst.
De objectglascodeprinter (optioneel) is een aangepaste printer om objectglascodes af te drukken
op ThinPrep-objectglaasjes. De objectglascodeprinter is speciaal ontworpen voor gebruik met de
ThinPrep-processor. Raadpleeg de informatie die bij de objectglascodeprinter is geleverd voor
verdere instructies.
Het buisje is een buisje van kunststof met een diameter van 12,5 mm en een hoogte inclusief dop van
ongeveer 91 mm. De schroefdop op het buisje is speciaal ontworpen voor gebruik met de ThinPrep
Genesis-processor. Raadpleeg de instructies van de fabrikant van het buisje voor meer informatie.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.7
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
De buisjesprinter (optioneel) is een aangepaste printer om een code-etiket af te drukken op het
buisje. buisje is speciaal ontworpen voor gebruik met de ThinPrep Genesis-processor.
De pipettips zijn geleidende, wegwerpbare plastic pipettips met een aërosolbestendig filter en
een aspiratiecapaciteit van 1 ml.
De wegwerpbeker voor pipettips is een plastic beker met een handvat aan één kant en een
magneet op de bodem. De wegwerpbeker voor pipettips is speciaal ontworpen voor gebruik
met de ThinPrep Genesis-processor.
In combinatie met de ThinPrep Genesis-processor mogen uitsluitend benodigdheden worden
gebruikt die door Hologic speciaal voor de ThinPrep Genesis-processor zijn ontworpen en geleverd.
Deze omvatten flacons met PreservCyt-oplossing, ThinPrep-filters, ThinPrep-objectglaasjes en
buisjes voor het aliquot. Alternatieve afnamemedia , filters en objectglaasjes zijn niet door Hologic
gevalideerd. Als er benodigdheden worden gebruikt die niet gevalideerd zijn door Hologic, kan de
werking van het systeem in gevaar komen. Na gebruik dienen de benodigdheden overeenkomstig
de plaatselijke, regionale en landelijke voorschriften te worden afgevoerd.
De ThinPrep Genesis Processor Gebruikershandleiding bevat gedetailleerde informatie over de
ThinPrep Genesis-processor, zoals de werkingsprincipes, bedieningsinstructies, specificaties en
onderhoudsinformatie. De handleiding bevat ook informatie over de oplossingen en materialen
die nodig zijn om glaasjes te bereiden en om een aliquot van 1 ml over te brengen met de
ThinPrep Genesis-processor.
De Pipettipgrijper is een handbediende, 8-kanaals, manuele pipettipgrijper. De pipettipgrijper
wordt gebruikt met de ThinPrep™ Genesis™-processor om 1-ml pipettips uit hun verpakking
naar de processor over te brengen.
Wegwerplaboratoriumhandschoenen — niet-gepoederde handschoenen worden aanbevolen.
Pluisvrije doekjes.
Een alcoholbad met een kleurrekje voor preparaten en een standaard fixatief van het laboratorium
zijn benodigd om een monster te verwerken tot een preparaat.
0,5% natriumhypochlorietoplossing is nodig voor het prepareren van de werkoppervlakken
alvorens de aliquotfunctie van het instrument te gaan gebruiken.
DE MONSTERFLACONS, GLAASJES EN BUISJES ETIKETTEREN
Als de Chain of Custody-instelling is ingeschakeld op de ThinPrep Genesis-processor, worden de
flaconetiketcodes, buisjesetiketcodes en de objectglasetiketcodes ingevoerd in de ThinPrep Genesis-
processor, door het etiket te scannen of handmatig in te voeren. De scanner op de ThinPrep Genesis-
processor kan bepaalde etiketten met streepjescodes of OCR-formaten lezen. (Zie 'Streepjescodes
configureren' op pagina 6.38 voor het instellen van het formaat dat de scanner leest)
PARAGRAAF
D
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.8 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Wanneer de Chain of Custody-instelling op de ThinPrep™ Genesis™ processor op "off" staat, is het
belangrijk om een flacon-, een glaasjes- of buisjesetiket goed aan te brengen, maar de informatie op
het etiket wordt niet gebruikt door de processor.
Flaconetiket Formaat streepjescode
Het streepjescode-etiket van de monsterflacon moet voldoen aan de specificaties van ANSI X3.182,
met een kwaliteit van klasse B of beter. Hologic beveelt Code 128, 1-D-streepjescodesymbologie aan
voor het streepjescode-etiket op de monsterflacon.
De ThinPrep Genesis-processor ondersteunt de volgende soorten 1-D-streepjescodes op
flaconetiketten: Code 39, Code 93, Code 128, Interleaved 2 of 5, Codabar en EAN/JAN-13.
De ThinPrep Genesis-processor ondersteunt de volgende soorten 2-D-streepjescodes op
flaconetiketten: DataMatrix en QR Code. Er zijn twee 16-cijferige nummeringsschema's die de
ThinPrep™ Genesis™-processor niet herkent als een flaconcode voor 2-D-streepjescodes. Als uw
laboratorium een 2D DataMatrix-streepjescodetype en een 16-cijferig formaat voor flaconcodes
gebruikt, gebruik dan geen flaconcode in het formaat 10XXXXXX17XXXXXX, noch in het formaat
01154200455XXXXX.
Voor de flaconetiketten mogen geen OCR-indelingen worden gebruikt.
Zie Tabel 6.1, 'Beperkingen voor glaasjesetiketten op basis van de gebruikte symbolenreeksen voor
streepjescodes,' op pagina 6.30 voor een gedetailleerde beschrijving van de beperkingen die aan
de code worden gesteld, afhankelijk van het gebruikte objectglascodeformaat. Zie Tabel 6.2,
'Beperkingen voor buisjesetiketten op basis van de gebruikte symbolenreeksen voor streepjescodes,'
op pagina 6.37 voor een gedetailleerde beschrijving van de beperkingen die aan de code worden
gesteld, afhankelijk van het gebruikte buisjescodeformaat.
Flaconetiketten aanbrengen
Plaats het flaconstreepjescode-etiket verticaal op het etiket van de PreservCyt -oplossing, door
de rand voor uitlijning te gebruiken, zoals getoond in Afbeelding 7-2. Een scheef etiket, dat verticaal
10 graden of meer afwijkt, kan niet goed worden gescand. Vermijd tijdens het aanbrengen dat het
streepjescode-etiket over patiëntgegevens, meerdere etiketten of op de torsielipjes van de flacon
wordt geplaatst. Plak geen etiketten op de flacondop of op de bodem van de flacon. Het verkeerd
opplakken van etiketten kan ertoe leiden dat de streepjescode niet wordt gelezen of dat de processor
de flacondop niet kan verwijderen en terugplaatsen.
Op de onbedekte strook van de monsterflacon kunt u de matte band zien die het maximum/
minimum aanvaardbare vloeistofvulbereik aangeeft voor een monster dat op de processor moet
worden uitgevoerd. Zorg ervoor dat het vloeistofpeil binnen dit bereik ligt.
Controleer ook of er geen vreemd materiaal in de flacon zit (zoals een stukje monsterafname-
instrument of ander niet-biologisch debris).
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.9
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Afbeelding 7-2 Monsterflacon met PreservCyt-oplossing
Glaasjesprinter voor het ThinPrep Genesis-systeem
Het ThinPrep Genesis-systeem omvat de ThinPrep Genesis-processor en de optionele glaasjesprinter.
Dit systeem kan worden geconfigureerd om een aangepast etiket op het glaasje af te drukken,
gebaseerd op de monstercode of de cytologiecode op het flaconetiket. De configuratie van het
systeem voor het afdrukken van etiketten moet worden voltooid als onderdeel van de eerste
installatie van de processor, voordat de monsters worden verwerkt. Zie 'Glaasjesetiketten' op
pagina 6.26 en 'De glaasjescode configureren' op pagina 6.54 voor meer informatie.
Buisjesprinter voor het ThinPrep Genesis-systeem
Het ThinPrep Genesis-systeem omvat de ThinPrep Genesis-processor en de optionele buisjesprinter.
Dit systeem kan worden geconfigureerd om een aangepast etiket op het buisje af te drukken,
gebaseerd op de monstercode of de molecuulcode op het flaconetiket. De configuratie van het
systeem voor het afdrukken van etiketten moet worden voltooid als onderdeel van de eerste
installatie van de processor, voordat de monsters worden verwerkt. Zie 'Buisjesetiketten' op
pagina 6.36 en 'De buisjescode configureren' op pagina 6.55 voor meer informatie.
Handmatig aangebrachte glaasjes- en buisjesetiketten
Zonder de bij Hologic verkrijgbare printer voor objectglaasjes of buisjes, kunnen glaasjes- en
buisjesetiketten met de hand worden afgedrukt en aangebracht.
Glaasjesetiketten die op het objectglaasje worden aangebracht, moeten compatibel zijn met
kleuring en afdekking en moeten bestand zijn tegen xyleen. Wanneer u de etiketten aanbrengt,
moet u ervoor zorgen dat zij gelijkmatig op het matte gedeelte van het glaasje worden
aangebracht, zonder uitstekende delen of luchtbellen. De etiketten moeten gecentreerd zijn van
links naar rechts. De OCR- of streepjescode moeten zich in een gebied bevinden dat de scanner
kan lezen, zoals te zien is in Afbeelding 7-5.
Vereisten voor glaasjesetiketten
Als de of Chain of Custody-instelling is ingeschakeld op de ThinPrep Genesis-processor, moet
een objectglaasje voorzien zijn van een etiket met een toegangscode die gerelateerd is aan de
monstercode of cytologiecode op de flacon. Raadpleeg 'Hoe ziet de glaasjescode of buisjescode
eruit?' op pagina 6.45 voor meer informatie.
Met de torsielipjes kan de processor de flacondop
verwijderen/terugplaatsen
Streepjescode-etiket
Mat gebied geeft min./max. aanvaardbaar
vloeistofniveau aan voor verwerking (17 ml-21 ml)
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.10 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Formaat streepjescode-etiket glaasje
Streepjescode-etiketten voor glaasjes kunnen 1- of 2-dimensionaal zijn. Zie Tabel 6.1 op pagina 6.30
voor beperkingen. Glaasjesetiketten kunnen worden afgedrukt en aangebracht of rechtstreeks op het
glaasje worden afgedrukt of geëtst, maar zorg ervoor dat het contrast voldoende is om het etiket
door de scanner te laten lezen.
Afbeelding 7-3 Voorbeelden van manieren waarop streepjescodes op een
ThinPrep-glaasje passen
Formaat OCR-etiket glaasje
Het OCR-etiketformaat moet 14 tekens lang zijn (waarbij de laatste 3 tekens controletekens zijn).
Zie Afbeelding 7-5.
Afbeelding 7-4 Voorbeeld van OCR-etiketten op een ThinPrep-glaasje
Vereist glaasjesetiketformaat voor gebruik met het beeldvormingsstation van het
ThinPrep™-beeldvormingssysteem
Voor ThinPrep Pap Test-glaasjes die vervolgens worden belicht door het beeldvormingsstation
van het ThinPrep-beeldvormingssysteem, moeten de glaasjesetiketten een OCR-formaat hebben
van 14 tekens, 7 cijfers boven 7 cijfers, waarbij de laatste 3 cijfers een CRC-nummer zijn. Er moet
een 12-punts OCR-A lettertype gebruikt worden. Alleen cijfers, geen letters.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.11
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Afbeelding 7-5 Formaat OCR-etiket glaasje
Vereisten buisjesetiketten
Als de of Chain of Custody-instelling is ingeschakeld op de ThinPrep Genesis-processor, moet het
buisje voorzien zijn van een etiket met een toegangscode die gerelateerd is aan de monstercode of
molecuulcode op de flacon. Het buisjesetiket moet zijn opgemaakt in een van de ondersteunde
symbolenreeksen voor 1-D-streepjescodes (Code 128, Interleaved 2 van 5, Code 39, Code 93,
EAN/JAN 13 of Codabar). Raadpleeg 'Hoe ziet de glaasjescode of buisjescode eruit?' op pagina 6.45
voor meer informatie.
De bovenkant van het etiket op het buisje moet zich op 56-73 mm van de onderkant van het buisje
bevinden, en de onderkant van het etiket op het buisje moet zich op 10-40 mm van de onderkant
van het buisje bevinden.
Als het aliquot in het buisje voor verdere tests zal worden gebruikt, raadpleeg dan de instructies
van de fabrikant van die assay voor aanvullende informatie over het buisjesetiket.
HET DEURTJE OPENEN OF SLUITEN
Om het deurtje te openen, pakt u de hendel vast en trekt u het deurtje open.
Om het deurtje te sluiten, pakt u de hendel vast en duwt u het deurtje dicht.
De processor werkt niet als het deurtje open is. Het deurtje mag nooit geopend zijn tijdens de
werking van de processor. Als het deurtje wordt geopend nadat de verwerking is begonnen, wordt
de sequentie afgebroken en verschijnt er een foutmelding op het scherm. Het systeem wacht tot het
deurtje is gesloten voordat het systeem wordt hersteld.
0,063 in. min.
1,6 mm min.
(rustige zone)
,063-073 in.
1,60–1,85 mm
0,22–0,32 in.
5,59–8,13 mm
0,94 in.
23,87 mm
0,03 in. max.
0,76 mm max.
0,94 in.
23,87 mm
PARAGRAAF
E
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.12 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Afbeelding 7-6 Deurtje openen en sluiten
Let op:
Open het deurtje niet tijdens de verwerking. Afhankelijk van de plaats waar een sequentie
wordt onderbroken, kunnen cellen verloren gaan of tijdens het herstel aan de lucht worden gedroogd.
Let op:
Voorkom dat het deurtje en het aanraakscherm van de processor in aanraking komen
met krachtige oplosmiddelen zoals xyleen. Dit soort middelen kan schade toebrengen aan het
oppervlak van het deurtje of aanraakscherm.
Deurtje dicht Deurtje open
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.13
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
DE BUISJESPRINTER GEBRUIKEN
De buisjesprinter is een optioneel onderdeel van het ThinPrep Genesis-systeem, en wordt
geïnstalleerd door Hologic Field Service.
Een heldergroene lichtring rond de buisjesholte geeft aan dat de buisjesprinter klaar is
voor gebruik, in de ruststand staat, is aangesloten op de voeding en is verbonden met
de ThinPrep Genesis-processor.
Een lichtgroene lichtring rond de buisjesholte geeft aan dat de buisjesprinter is aangesloten
op de voeding, maar niet correct is verbonden met de ThinPrep Genesis-processor.
Een blauwe lichtring rond de buisjesholte geeft aan dat het laden en afdrukken bezig is.
Een rode lichtring rond de buisjesholte geeft aan dat er een fout met de buisjesprinter is
opgetreden.
Voordat de buisjesprinter kan worden gebruikt om codes op buisjesetiketten af te drukken,
moeten de criteria voor het buisjesetiket in de ThinPrep Genesis-processor worden ingesteld.
Zie 'Buisjesetiketten' op pagina 6.36. De buisjesprinter wordt alleen gebruikt voor processen
waarbij aliquots worden uitgenomen en alleen als de Chain of Custody is ingeschakeld op de
ThinPrep Genesis-processor.
1. Als het scherm van de ThinPrep Genesis-processor daarom vraagt, plaatst u voorzichtig een
ongebruikt buisje voor monsteroverdracht recht in de buisjesholte van de buisjesprinter.
Het buisje is goed geplaatst wanneer de bovenkant van de folie van het buisje gelijk ligt met
de bovenkant van de buisjesprinter.
Raak de bovenkant van het buisje (met de folie) niet aan. Zorg dat u de bovenkant met de folie
niet aanraakt met uw handschoenen. Volg alle instructies van de fabrikant van het buisje op het
gebied van veilig gebruik van het buisje.
Opmerking: Als het vermoeden bestaat dat de handschoenen met vloeistof zijn verontreinigd,
gooi ze dan weg en vervang ze door een nieuw paar om het risico van
verontreiniging van aliquots of flacons te voorkomen.
Raadpleeg bij vermoeden van verontreiniging van de dop de aanwijzingen van
de fabrikant van het buisje.
2. De lichtring rond de buisjesholte wordt blauw totdat de buisjesprinter klaar is met het
afdrukken van de code op het buisje.
3. De lichtring rond de buisjesholte wordt weer helder groen wanneer het afdrukken is
voltooid. Haal het buisje uit de buisjesprinter.
Als er een fout optreedt, bijvoorbeeld als het buisje al bedrukt is met een code, wordt het lampje rond
de buisjesholte rood. Volg de instructies op het aanraakscherm van de ThinPrep Genesis-processor
om de fout op te lossen.
PARAGRAAF
F
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.14 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Afbeelding 7-7 Buisjesprinter
Let op:
Gebruik de buisjesprinter niet om iets anders dan het thermische overdrachtsetiket op
monsteroverdrachtbuisjes af te drukken.
De kleur van het lichtring
rond de buisjesholte
geeft de status van de
buisjesprinter aan.
Steek het buisje recht
omhoog en omlaag in
de buisjesholte.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.15
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
DE GLAASJESPRINTER GEBRUIKEN
De glaasjesprinter is een optioneel onderdeel van het ThinPrep Genesis-systeem, en wordt
geïnstalleerd door Hologic Field Service.
Een blauw lampje op de aan/uit-knop en in de glaasjespatroon geeft aan dat de
glaasjesprinter is ingeschakeld:
klaar voor gebruik, in inactieve toestand,
heeft glaasjes in de glaasjespatroon,
heeft een correct geïnstalleerd glaasjes-printer-lint,
is aangesloten op de netvoeding, en
is aangesloten op de ThinPrep Genesis-processor.
Een knipperend blauw lampje in de glaasjespatroon geeft aan dat er geen glaasjes meer in
de patroon zitten of dat er een fout is opgetreden bij het voeden van het glaasje vanuit de
glaasjespatroon.
Een blauw lampje op knop Glaasje uitwerpen geeft aan dat er een fout is opgetreden en dat
er een glaasje moet worden uitgeworpen. Druk op de knop Glaasje uitwerpen om een glaasje
uit te werpen.
Voordat de glaasjesprinter kan worden gebruikt om een glaasjesetiket af te drukken, moeten
de criteria voor het glaasjesetiket in de ThinPrep Genesis-processor worden ingesteld.
Zie 'Glaasjesetiketten' op pagina 6.26. De glaasjesprinter wordt alleen gebruikt voor processen met
een glaasje en alleen als de Chain of Custody is ingeschakeld op de ThinPrep Genesis-processor.
WAARSCHUWING: Glas
Het instrument werkt met glazen objectglaasjes die scherpe randen hebben. Bovendien kunnen de
glaasjes in de verpakking of in het instrument gebroken zijn. Wees voorzichtig bij het hanteren van
glazen objectglaasjes en het reinigen van het instrument.
Glaasjes in de glaasjespatroon laden
1. Verwijder de glaasjespatroon uit de glaasjesprinter door de patroon vast te pakken, omhoog te
duwen en dan uit te trekken.
2. Draai de glaasjespatroon zo dat het deksel naar boven wijst. Druk op de inkeping bij het
deksel om het deksel te ontgrendelen. Open het deksel.
3. Open een verpakking met 100 glaasjes. Plaats de verpakking met 100 glaasjes zo zo dat het
etiket aan de rechterkant zit.
Opmerkingen: Laad de glaasjespatroon met het type glaasje dat overeenkomt met het
monstertype dat wordt verwerkt.
De glaasjespatroon biedt plaats aan ongeveer 100 glaasjes, maar voor de beste
resultaten moet u de glaasjespatroon voor de helft tot een derde vullen.
PARAGRAAF
G
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.16 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
4. Glaasjes overbrengen en scheiden.
A. Pak met gehandschoende handen voorzichtig een groep glaasjes uit de verpakking. Zet de
groep glaasjes klemvast in het glaasjesetikettengebied. Gebruik uw andere hand om de groep
glaasjes te ondersteunen. Raak het celspotgebied van het glaasje niet aan. Om glaasjes te
scheiden die statisch kunnen worden vastgehouden, kunt u overwegen de groep glaasjes
als een waaier uit te spreiden.
B. Plaats de groep glaasjes voorzichtig in de glaasjespatroon.
Het etiketuiteinde van het glaasje ligt op één lijn met de pijlen aan de binnenkant
van de glaasjespatroon.
De pijlen aan de binnenkant van de glaasjespatroon wijzen van de onderkant
(de kant zonder etiket) naar de bovenkant (de kant met etiket).
Vul het glaasjespatroon voor de helft tot een derde.
C. Controleer de positie van de glaasjes in de glaasjespatroon. Draag altijd handschoenen
bij het hanteren van de glaasjes.
Als een glaasje scheef in de patroon zit, beweeg de glaasjes dan met een
gehandschoende hand om ze correct in de patroon te plaatsen.
Ga met een gehandschoende vinger lichtjes over de glaasjes in de patroon om
glaasjes die aan elkaar vastzitten te scheiden. Glaasjes die aan elkaar vastzitten,
kunnen verhinderen dat de glaasjesprinter een glaasje uit de glaasjespatroon naar
voren schuift.
5. Sluit het deksel van de glaasjespatroon.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.17
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Afbeelding 7-8 ThinPrep-objectglaasjes in de glaasjesprinter laden
De glaasjespatroon in de glaasjesprinter laden
Duw de glaasjespatroon in de glaasjesprinter terwijl de glaasjes in de glaasjespatroon zijn geladen en
het deksel op de glaasjespatroon is gesloten. De opening in de wand van de glaasjespatroon is naar
de binnenkant van de printer gericht. De pijlen aan de binnenkant van de glaasjespatroon wijzen
naar boven. U voelt en hoort een klik wanneer de glaasjespatroon goed op zijn plaats zit. Het
blauwe lampje brandt wanneer de glaasjespatroon goed op zijn plaats zit.
Een glaasjesetiket afdrukken
Wanneer het ThinPrep Genesis-systeem is ingesteld voor het afdrukken van etiketten met de
glaasjesprinter, wordt er automatisch een glaasje afgedrukt. Haal het afgedrukte glaasje uit het
glaasjesafvalbakje van de glaasjesprinter en laad het in de ThinPrep Genesis-processor als daarom
wordt gevraagd door het display op het aanraakscherm.
SLIDE PRINTER
1
2
Het afdrukken op de
glaasjes naar boven
gericht (in de richting
van de pijlen).
Het glaasjesetiketgebied
bevindt zich aan de
rechterkant (vlak bij
de pijlen).
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.18 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
HET FIXATIEFBAD LADEN
1. Voor de processen op de ThinPrep Genesis-processor waarbij monstercellen op een ThinPrep-
objectglaasje worden overgebracht, is een fixatiefbad nodig. Vul een fixatiefbad met standaard
laboratorium fixatiefalcohol tot het vloeistofniveau zich tussen de markeringen "MIN" en "MAX"
op de flacon bevindt.
Als het kleuringsprotocol alternatieve fixatiemethoden vereist, laat u het fixatiefbad leeg of vult
u het met de geschikte fixatiefoplossing.
Ververs de inhoud van het fixatiefbad ten minste om de 100 glaasjes of dagelijks, afhankelijk van
wat zich het eerst voordoet.
2. Plaats het fixatiefbad in de fixatiefbadhouder voordat u een proces uitvoert waarbij
monstercellen op een ThinPrep-objectglaasje worden overgebracht. De bodem van het bad
rust op de basis van de houder. Zie Afbeelding 7-9.
Afbeelding 7-9 Het fixatiefbad laden
PARAGRAAF
H
MAX
!!
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.19
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
DE PIPETTIPS LADEN
Voor de processen op de ThinPrep Genesis-processor waarbij een aliquot uit de monsterflacon wordt
gepipetteerd, zijn pipettips vereist. De pipettiphouder in de ThinPrep™ Genesis™-processor kan
tot acht pipettips van 1 ml tegelijk bevatten. Tijdens de verwerking is de pipettiphouder op de
ThinPrep™ Genesis™-processor opgeborgen onder een deksel. De processor houdt het aantal
geplaatste pipettips bij, en het scherm geeft aan wanneer de processor bijna door zijn pipettips
heen is. Een pipettip mag slechts eenmaal worden gebruikt en kan niet opnieuw gebruikt.
Let op:
Raak de pipettips niet aan, zelfs niet met gehandschoende handen. Gebruik de grijper
om pipettips uit hun verpakking te verplaatsen naar de pipettiphouder op de ThinPrep Genesis-
processor.
Let op:
Bewaar pipettips zodanig dat ze schoon, afgedekt en in hun verpakking blijven, en volg
daarbij alle door de fabrikant verstrekte instructies voor opslag en hantering.
1. Om de pipettips te laden, selecteert u Opties beheerder in het hoofdmenu van het scherm van de
ThinPrep Genesis-processor.
2. Selecteer vervolgens
Systeemonderhoud
. Selecteer
Pipettips laden
in het scherm
Systeemonderhoud.
Afbeelding 7-10 Knop Pipettips laden
PARAGRAAF
I
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.20 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Afbeelding 7-11 Pipettips in de pipettiphouder laden
3. Sluit de deur en druk op
Volgende
om de verwijdering van de pipettiphouder voor te
bereiden. De processor schuift de pipettiphouder naar het midden van de processor voor
verwijdering en laden.
4. Open het deurtje.
5. Trek de pipettiphouder recht omhoog en verwijder hem. Druk op
Volgende
.
6. Gebruik een pipettipgrijper om de pipettips uit hun verpakking in de gleuven van de
pipettiphouder te schuiven. Druk op
Volgende
.
7. Plaats de pipettiphouder terug in het systeem.
Afbeelding 7-12 Geladen pipettiphouder terugzetten
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.21
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
8. Sluiten het deurtje en druk op
Volgende.
De processor telt de pipetten, reset het systeem en
zet de pipettiphouder terug in de afgedekte bewaarruimte. Het bericht ‘inventaris voltooid’
verschijnt.
9. Druk op
Beëindigen
om terug te keren naar het hoofdmenu.
CHECKLIST VOORAFGAAND AAN GEBRUIK
De volgende condities moeten worden gecontroleerd voordat een objectglaasje wordt geprepareerd
of een aliquot wordt uitgenomen uit de ThinPrep Genesis-processor.
Afvalfles - Zorg ervoor dat het vloeistofpeil van de afvalfles onder de MAX-vullijn van de
fles staat. Zie 'De afvalfles legen' op pagina 8.12 voor instructies over het legen.
Hoofdmenu - Controleer of de processor is ingeschakeld en het scherm het hoofdmenu
weergeeft. De processor bevindt zich in de inactieve modus wanneer het hoofdmenu wordt
weergegeven. Als het hoofdmenu niet wordt weergegeven, volg dan de aanwijzingen op het
display totdat het hoofdmenu verschijnt. Als de stroom van het systeem is uitgeschakeld,
raadpleegt u 'Het ThinPrep Genesis-systeem aanzetten' op pagina 2.4 voor het inschakelen
van de stroom van het systeem.
Benodigde materialen - Zorg dat u de benodigde materialen bij de hand hebt en dat deze
goed geëtiketteerd zijn. Als de Chain of Custody-instelling is ingeschakeld op de ThinPrep
Genesis-processor, is er een periode van 5 seconden tussen het scannen van etiketten en het
laden van benodigdheden.
Wegwerphandschoenen - Draag altijd wegwerphandschoenen en andere
laboratoriumveiligheidskleding wanneer u de ThinPrep-processor bedient.
Opmerking: Zodra het monster is toegevoegd aan een flacon met PreservCyt -oplossing, wordt de
flacon aangeduid als een PreservCyt-monsterflacon.
HET PROCES SELECTEREN EN DE VERWERKING STARTEN
De ThinPrep Genesis-processor biedt drie processen:
Glaasje: De ThinPrep Genesis-processor brengt cellen over van een monster op een objectglaasje
Aliquot: De ThinPrep Genesis-processor pipetteert een aliquot van 1 ml uit een monster in
een buisje.
Aliquot + glaasje: De ThinPrep Genesis-processor voert zowel het Aliquot-proces als het
Glaasje-proces uit met hetzelfde monster.
PARAGRAAF
J
PARAGRAAF
K
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.22 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Afbeelding 7-13 Hoofdmenu: selecteer het proces en het monstertype
1. Selecteer in het hoofdmenu de te verwerken items: Glaasje, Aliquot of Aliquot + glaasje.
2. Wanneer het proces het maken van een glaasje omvat, zullen de knoppen voor Monstertype
beschikbaar zijn. Selecteer het soort monster dat zal worden gebruikt om het glaasje
te maken.
Let op: Voor de beste resultaten bij het prepareren van glaasjes moet het juiste type glaasje, filter en
flacon worden gebruikt voor het monstertype dat wordt verwerkt.
Let op:
De ThinPrep™ Genesis™-processor bewaart deze selecties voor gebruik op volgende
monsters. Om naar een ander proces of een ander monstertype te gaan wanneer het hoofdmenu
niet wordt weergegeven, keert u terug naar het hoofdmenu door op de knop
Terug
of
Annuleren
te drukken voordat u de benodigdheden plaatst.
Opmerking: Wanneer de ThinPrep™ Genesis™-processor zich in een inactieve toestand bevindt,
zal het instrument regelmatig pauzeren om het systeem te controleren. Het pauzeren
kan eens in de twintig minuten gedurende enkele seconden plaatsvinden.
In het gedeelte Systeemoverzicht
wordt aangegeven welke
materialen vereist zijn. In dit
voorbeeld is het Glaasje-proces
geselecteerd.
Kies de te verwerken items
(hier is Glaasje geselecteerd).
Wanneer het proces het maken
van een glaasje omvat, zullen de
knoppen voor Monstertype
beschikbaar zijn. Selecteer het
soort monster dat op het glaasje
zal worden gebruikt.
Druk op de knop Laden beginnen
om te beginnen met het laden van
benodigdheden.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.23
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Tabel 7.2 Configuraties voor monster/filter/glaasje
De vereiste materialen verschillen naargelang van het te verwerken item. In het gedeelte
Systeemoverzicht op het scherm staat welke materialen nodig zijn om het geselecteerde proces
uit te voeren.
EEN GLAASJE VERWERKEN MET DE THINPREP GENESIS-PROCESSOR
De processor laden
De volgende benodigdheden moeten in de processor worden geladen voor het proces 'Glaasje',
waarbij cellen worden overgebracht naar een objectglaasje:
PreservCyt-monsterflacon
ThinPrep-filter
ThinPrep-objectglaasje
Fixatiefbad (zie 'Het fixatiefbad laden' op pagina 7.18 voor details.)
1. Open het deurtje van de ThinPrep™ Genesis™-processor.
ThinPrep ThinPrep +
beeldvorming UroCyte
PreservCyt-
monster Gynaecologisch Niet-gynaecologisch Gynaecologisch
Urine voor
cytologieverwerking of met
moleculaire tests op basis
van glaasjes, zoals de
UroVysion-assay
Filter Helder Blauw Helder Geel
Glaasje Celspotboog Celspotboog
of boogloos
Celspotboog met vaste
merktekens Celspotcirkel
PARAGRAAF
L
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.24 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
2. Voer de flaconcode in:
Scan de streepjescode op het flaconetiket. Houd de flacon ongeveer 7 tot 12 cm van de
streepjescodescanner, met het streepjescode-etiket parallel aan de scanner. Zie Afbeelding 7-14.
Of voer de flaconcode handmatig in op het flaconetiket met het toetsenblok en druk op Gereed.
Opmerking: Als de Chain of Custody op de processor is uitgeschakeld, wordt de flaconcode niet
door de processor gebruikt.
Afbeelding 7-14 De flaconcode invoeren, streepjescodescanner weergegeven
3. Plaats de goed afgesloten en van een etiket voorziene PreservCyt-flacon met het
patiëntmonster voorzichtig in de dispergatorbeker tot de bodem van de flacon op de basis
van de dispergatorbeker rust. Zie Afbeelding 7-15.
Opmerking: Als Chain of Custody op de processor is ingeschakeld, moet de flacon binnen vijf
seconden na het invoeren van de flaconcode in de houder worden geplaatst. Als de
vijf seconden zijn verstreken voordat de flacon in de houder zit, volg dan de
aanwijzingen op het scherm om de flaconcode opnieuw te scannen.
Als uw lab de ThinPrep Genesis-processor heeft geconfigureerd
om één code op de flacon voor cytologie te gebruiken en een
aparte code op de flacon voor moleculaire tests, heet dit veld
‘Cytologiecode’.
Als uw lab de ThinPrep Genesis-processor heeft geconfigureerd
om één code op de flacon te gebruiken, heet dit veld ‘Monstercode’.
Houd de flacon stil, met
de groene stip van de
scanner aan de rand van
de streepjescode, in de
buurt van de onderkant
van de flacon.
Houd de flacon
naast de bovenkant
van de bewaarruimte
van de pipettips.
De processor voert het proces Glaasje uit voor een
GYN-monstertype. Voor een Gyn-monstertype is de
koptekst paars.
Voor een Niet-Gyn-
monstertype is de
koptekst groen.
Voor een UroCyte-
monstertype is de
koptekst geel.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.25
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Afbeelding 7-15 Flacon laden
De flacon blijft los in de dispergatorbeker zitten tot het proces begint. De processor zal de flacon
tijdens de verwerking automatisch vastpakken en openen.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.26 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Afbeelding 7-16 Glaasje en filter laden
4. Als het systeem de optionele glaasjesprinter bevat, drukt deze het glaasje automatisch af.
Raadpleeg 'Glaasjesetiketten' op pagina 6.26 en 'De glaasjescode configureren' op pagina 6.54
voor informatie over de instellingen.
5. Een van een etiket voorzien objectglaasje in het glaasjesnest laden.
Het is belangrijk dat het glaasje in de juiste richting wordt geladen, zodat de celspot op de juiste
plaats op het glaasje terechtkomt. Oriënteer het glaasje zodanig dat het matte uiteinde met het
etiket zich aan de linkerkant bevindt en naar beneden is gericht. Zorg ervoor dat u het glaasje
niet aanraakt binnen het gedefinieerde screeningsgebied. Plaats het glaasje zo dat het plat in het
glaasjesnest ligt.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.27
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Afbeelding 7-17 Laad het glaasje met het etiketuiteinde naar links en naar beneden gericht
6. Haal een nieuw ThinPrep-filter uit de opslagtray door de zijkanten van de cilinder vast
te pakken.
7. Duw het open uiteinde van het filter op de filterplug.
Let op:
Raak nooit het filtermembraan van het ThinPrep-filter aan.
Let op:
Voor de beste resultaten bij het prepareren van glaasjes moet het juiste type glaasje en
filtertype worden gebruikt voor het monstertype dat wordt verwerkt.
8. Sluit het deurtje.
9. Druk op de knop
Doorgaan
.
Opmerking: Als 'Auto-start met gesloten deur' is ingeschakeld, start het proces wanneer de deur
gesloten is, en de knop Doorgaan is niet beschikbaar.
Plaats het
geëtiketteerde glaasje
in het glaasjesnest
met het etiketuiteinde
aan de linkerkant en
met het etiket naar
beneden gericht.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.28 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Verwerking: Glaasje
Dit gedeelte beschrijft de opeenvolging van gebeurtenissen in het proces ‘Glaasje’ op de ThinPrep
Genesis-processor
Tabel 7.3 Opeenvolging van gebeurtenissen bij de verwerking van een glaasje
De knop
Doorgaan
is ingedrukt.
Controleer op de aanwezigheid van een nieuw filter.
Het glaasje wordt opgepakt uit het glaasjesnest.
Het glaasje wordt naar horizontale positie gedraaid
en op het celoverdrachtstation geplaatst. Draai het
filter om te controleren of het filter goed op de
filterplug zit.
Scan de objectglascode. Controleer de
objectglascode.
Opmerking:
Deze stap vindt niet plaats als de
Chain of Custody is uitgeschakeld in de instellingen
van de processor.
Schuif het glaasje opzij. (Het glaasje staat
nu verticaal.)
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.29
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Pak de flacon vast en draai de dop erop.
Draai de flacon om de inhoud te verspreiden.
Haal de dop van de flacon.
Breng het filter in de flacon en controleer het
min./max. vloeistofniveau.
Celmateriaal wordt op het filter verzameld.
Tabel 7.3 Opeenvolging van gebeurtenissen bij de verwerking van een glaasje
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.30 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Celmateriaal wordt overgebracht op het glaasje.
Objectglaasje wordt in het fixatiefbad geplaatst.
Filter wordt doorgeprikt.
De dop wordt teruggeplaatst op de flacon.
De verwerking is voltooid.
Het deurtje wordt ontgrendeld.
Tabel 7.3 Opeenvolging van gebeurtenissen bij de verwerking van een glaasje
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.31
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Glaasje, monster en filter verwijderen
1. Open het deurtje en verwijder het fixatiefbad met het glaasje ondergedompeld in het fixatief
wanneer de melding 'Verwerking voltooid' op het scherm verschijnt. Breng het glaasje over in
een kleurrekje in een uitvoerbad met standaard laboratoriumfixatief.
Opmerking: Als de processor tijdens de verwerking een monster met hoge dichtheid of een
verdund monster heeft gedetecteerd, verschijnt er een bericht op het scherm.
Het is noodzakelijk het fixatiefbad uit de houder te verwijderen nadat elk glaasje is verwerkt.
Waarschuwing:
Het fixatiefbad moet worden verwijderd. Bij verdamping van alcohol kan
brand ontstaan.
Raak het glaasjesoppervlak niet aan. Raak geen vloeistof in het fixatiefbad of het uitvoerbad aan.
Opmerking: Als het vermoeden bestaat dat de handschoenen met vloeistof zijn verontreinigd,
gooi ze dan weg en vervang ze door een nieuw paar om het risico van
verontreiniging van flacons te voorkomen.
Zie Hoofdstuk 10, 'Fixatie, kleuring en afdekking' voor meer informatie over fixatie, kleuring en
afdekking van objectglaasjes.
2. Verwijder de monsterflacon.
Gooi de monsterflacon pas weg als is vastgesteld dat er geen extra glaasjes nodig zijn. Zie
Hoofdstuk 3, 'PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen' voor informatie over het verwijderen
van oplossingen en het bewaren van monsters.
3. Verwijder het gebruikte filter op een van de volgende manieren:
A. Plaats een pluisvrij doekje rond de zijkanten van het ThinPrep-filter om te voorkomen dat de
handschoenen vuil worden bij het verwijderen van het filter. Verwijder het gebruikte filter.
Gooi het gebruikte filter weg. Veeg met een nieuw, pluisvrij doekje voorzichtig de filterplug
af om eventueel achtergebleven vloeistof te verwijderen voordat u het volgende monster
verwerkt. Gooi het gebruikte doekje weg.
B. Verwijder het gebruikte filter. Gooi het filter weg. Veeg met een nieuw, pluisvrij doekje
voorzichtig de filterplug af om eventueel achtergebleven vloeistof te verwijderen voordat u
het volgende monster verwerkt. Gooi het gebruikte doekje weg. Gooi gebruikte
handschoenen weg en trek een nieuw paar handschoenen aan alvorens het volgende monster
te verwerken.
Opmerking: Gooi het gebruikte filter weg volgens de juiste laboratoriumprocedures. Een
ThinPrep-filter mag slechts eenmaal worden gebruikt en kan niet opnieuw
worden gebruikt.
4. Het laadproces is klaar voor het volgende monster.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.32 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
EEN ALIQUOT UIT DE MONSTERFLACON NEMEN MET DE
THINPREP GENESIS-PROCESSOR
De processor laden
De volgende benodigdheden moeten in de processor worden geladen voor het proces 'Aliquot',
waarbij een aliquot van 1 ml uit het monster wordt genomen:
PreservCyt-monsterflacon
Pipettip (De processor kan tot acht pipettips opslaan. Pipettips hoeven alleen te worden
geladen wanneer die voorraad van acht is opgebruikt)
Buisje
Wegwerpbeker voor pipettips
1. Maak het werkgebied, de labtafel en/of de trolley klaar.
A. Doe schone handschoenen aan.
B. Werkoppervlakken schoonvegen met 0,5% natriumhypochlorietoplossing. (Gebruik
gedeïoniseerd water om een natriumhypochlorietoplossing van 5% tot 7% (0,7M tot 1,0M) te
verdunnen. Een bereide batch 0,5% natriumhypochlorietoplossing blijft 1 week werkzaam
als ze goed wordt bewaard.)
C. Laat de natriumhypochlorietoplossing gedurende ten minste 1 minuut inwerken op de
werkoppervlakken en spoel vervolgens met water. Droog de oppervlakken met papieren
doekjes.
D. Bedek de bank met schone, absorberende laboratoriumtafelbekleding met plastic rug.
2. Open het deurtje van de ThinPrep™ Genesis™-processor.
3. Voer de flaconcode in:
Scan de streepjescode op het flaconetiket. Houd de flacon ongeveer 7 tot 12 cm van de
streepjescodescanner, met het streepjescode-etiket parallel aan de scanner. Zie Afbeelding 7-14.
Of voer de flaconcode handmatig in op het flaconetiket met het toetsenblok en druk op Gereed.
Opmerking: Als de zorgketen op de processor is uitgeschakeld, wordt de flaconcode niet door
de processor gebruikt.
4. Plaats de goed afgesloten en van een etiket voorziene PreservCyt-flacon met het
patiëntmonster voorzichtig in de dispergatorbeker tot de bodem van de flacon op de basis
van de dispergatorbeker rust. Zie Afbeelding 7-16.
Opmerking: Als zorgketen op de processor is ingeschakeld, moet de flacon binnen vijf seconden
na het invoeren van de flaconcode in de houder worden geplaatst. Als de vijf
seconden zijn verstreken voordat de flacon in de houder zit, volg dan de
aanwijzingen op het scherm om de flaconcode opnieuw in te voeren.
De flacon blijft los in de dispergatorbeker zitten tot het proces begint. De processor zal de flacon
tijdens de verwerking automatisch vastpakken en openen.
PARAGRAAF
M
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.33
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
5. Als het systeem de optionele buisjesprinter bevat, wordt het buisje automatisch afgedrukt.
Raadpleeg 'Buisjesetiketten' op pagina 6.36 en 'De buisjescode configureren' op pagina 6.55
voor informatie over de instellingen.
6. Voer de buisjescode in:
Scan de streepjescode of voer de buisjescode handmatig in op het buisjesetiket. Houd het
buisje ongeveer 7 tot 12 cm van de streepjescodescanner, met het streepjescode-etiket parallel
aan de scanner.
Of voer de buisjescode handmatig in op het flaconetiket met het toetsenblok en druk op Gereed.
Opmerking: Als de Chain of Custody op de processor is uitgeschakeld, wordt de buisjescode
niet door de processor gebruikt.
Plaats het buisje met het etiket en de dop voorzichtig in de buisjeshouder totdat de onderkant
van het buisje op de bodem van de buisjeshouder rust.
Raak de bovenkant van het buisje (met de folie) niet aan. Zorg dat u de bovenkant met de folie
niet aanraakt met uw handschoenen. Volg alle instructies van de fabrikant van het buisje op het
gebied van veilig gebruik van het buisje.
Opmerking: Als het vermoeden bestaat dat de handschoenen met vloeistof zijn verontreinigd,
gooi ze dan weg en vervang ze door een nieuw paar om het risico van
verontreiniging van aliquots of flacons te voorkomen.
Raadpleeg bij vermoeden van verontreiniging van de dop de aanwijzingen van de
fabrikant van het buisje.
Opmerking: Als Chain of Custody op de processor is ingeschakeld, moet het buisje binnen vijf
seconden na het invoeren van de buisjescode in de houder worden geplaatst. Als de
vijf seconden zijn verstreken voordat het buisje in de houder zit, volg dan de
aanwijzingen op het scherm om de buisjescode opnieuw in te voeren.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.34 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
De processor zal het buisje tijdens de verwerking automatisch vastpakken en openen.
Afbeelding 7-18 Het buisje laden
7. Sluit het deurtje.
8. Druk op de knop
Doorgaan
.
Opmerking: Als ‘Autostart met gesloten deur’ is ingeschakeld, start het proces wanneer de deur
gesloten is, en de knop Doorgaan is niet beschikbaar.
Opmerking: In dit voorbeeld
maakt het lab geen gebruik
van de Chain of Custody-
functie voor flacons en
buisjes.
Dit bericht verschijnt niet
als de Chain of Custody is
ingeschakeld en de
processor vereist dat er
codes worden ingevoerd.
De processor zal het
proces Aliquot
uitvoeren.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.35
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Verwerking: Aliquot
Dit gedeelte beschrijft de opeenvolging van gebeurtenissen in het proces ‘Aliquot’ op de
ThinPrep Genesis-processor
Tabel 7.4 Opeenvolging van gebeurtenissen bij het verwijderen van een aliquot
De knop
Doorgaan
is ingedrukt.
Pak de flacon en het buisje vast en draai de dop
van de flacon en het buisje vast.
Draai de flacon om de inhoud te verspreiden.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.36 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Haal de dop van de flacon en van het buisje.
Haal de eerste beschikbare pipettip uit de
bewaarruimte voor pipettips.
Breng de pipettip in de flacon en controleer het
min./max. vloeistofniveau.
Zuig vloeistof op in de pipettip. Verplaats de pipettip
naar het buisje. Breng vloeistof in het buisje.
De nauwkeurigheid van het aflevervolume van
de pipet is 1 ml +/- 4%, en de pipet doseert
binnen 2% CV.
Werp de gebruikte tip uit in de wegwerpbeker
voor pipettips.
Plaats de dop terug op het buisje.
Plaats de dop terug op de flacon.
De verwerking is voltooid.
Het deurtje wordt ontgrendeld.
Tabel 7.4 Opeenvolging van gebeurtenissen bij het verwijderen van een aliquot
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.37
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Buisje, monster en pipettipafval verwijderen
1. Open het deurtje en verwijder het buisje met het aliquot van het patiëntmonster wanneer de
melding 'Verwerking voltooid' op het scherm verschijnt. Raak de bovenkant van het buisje
(met de folie) niet aan. Zorg dat u de bovenkant met de folie niet aanraakt met uw
handschoenen. Volg alle instructies van de fabrikant van het buisje op het gebied van
veilig gebruik van het buisje.
Opmerking: Als het vermoeden bestaat dat de handschoenen met vloeistof zijn verontreinigd,
gooi ze dan weg en vervang ze door een nieuw paar om het risico van
verontreiniging van aliquots of flacons te voorkomen.
2. Verwijder de monsterflacon. Gooi de monsterflacon pas weg als is vastgesteld dat er geen
glaasje nodig is. Zie Hoofdstuk 3, 'PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen' voor informatie
over het verwijderen van oplossingen en het bewaren van monsters.
3. Houd de wegwerpbeker voor pipettips vast aan het handvat. Verwijder de wegwerpbeker
voor pipettips. Raak de pipettip niet aan. Raak de binnenkant van de wegwerpbeker voor
pipettips niet aan. Gooi de pipettips weg in overeenstemming met alle toepasselijke normen.
Een pipettip mag slechts eenmaal worden gebruikt en kan niet opnieuw worden gebruikt.
Opmerking: Als het vermoeden bestaat dat de handschoenen met vloeistof zijn verontreinigd,
gooi ze dan weg en vervang ze door een nieuw paar om het risico van
verontreiniging van aliquots of flacons te voorkomen.
4. Het laadproces is klaar voor het volgende monster.
EEN ALIQUOT UIT DE MONSTERFLACON NEMEN EN EEN GLAASJE
VERWERKEN MET DE THINPREP GENESIS-PROCESSOR
De volgende benodigdheden moeten in de processor worden geladen voor het proces 'Aliquot +
glaasje', waarbij een aliquot van 1 ml uit het monster wordt genomen en cellen worden overgebracht
naar een objectglaasje:
PreservCyt-monsterflacon
ThinPrep-filter
ThinPrep-objectglaasje
Fixatiefbad
Pipettip (De processor kan tot acht pipettips opslaan. Pipettips hoeven alleen te worden
geladen wanneer die voorraad van acht is opgebruikt)
Buisje
Wegwerpbeker voor pipettips
PARAGRAAF
N
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.38 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
1. Maak het werkgebied, de labtafel en/of de trolley klaar.
A. Doe schone handschoenen aan.
B. Werkoppervlakken schoonvegen met 0,5% natriumhypochlorietoplossing. (Gebruik
gedeïoniseerd water om een natriumhypochlorietoplossing van 5% tot 7% (0,7M tot 1,0M)
te verdunnen. Een bereide batch 0,5% natriumhypochlorietoplossing blijft 1 week werkzaam
als ze goed wordt bewaard.)
C. Laat de natriumhypochlorietoplossing gedurende ten minste 1 minuut inwerken op de
werkoppervlakken en spoel vervolgens met water. Droog de oppervlakken met papieren
doekjes.
D. Bedek de bank met schone, absorberende laboratoriumtafelbekleding met plastic rug.
2. Open het deurtje van de ThinPrep™ Genesis™-processor.
3. Scan de streepjescode of voer de flaconcode handmatig in op het flaconetiket.
Als de ThinPrep Genesis-processor is ingesteld om aparte codes te gebruiken voor de
cytologiecode en de molecuulcode, moet elk van de codes worden gescand of ingevoerd,
in welke volgorde dan ook.
Houd de flacon ongeveer 7 tot 12 cm van de streepjescodescanner, met het streepjescode-etiket
parallel aan de scanner. Zie Afbeelding 7-14.
Of voer de flaconcode handmatig in op het flaconetiket met het toetsenblok en druk op Gereed.
Opmerking: Als de Chain of Custody op de processor is uitgeschakeld, wordt de flaconcode niet
door de processor gebruikt.
Afbeelding 7-19 Flaconcode, cytologiecode en molecuulcode invoeren
Als uw lab de ThinPrep Genesis-
processor geconfigureerd om één
code op de flacon voor cytologie
te gebruiken en een aparte code
op de flacon voor moleculaire
tests, dient u beide codes op de
flacon in te voeren.
Als uw lab de ThinPrep Genesis-
processor geconfigureerd om één
code op de flacon te gebruiken,
hoeft u slechts één code in te
voeren en het veld heet
‘Monstercode’.
De processor voert het proces
Aliquot+ glaasje uit voor een
GYN-monstertype.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.39
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
4. Plaats de goed afgesloten en van een etiket voorziene PreservCyt-flacon met het
patiëntmonster voorzichtig in de dispergatorbeker tot de bodem van de flacon op
de basis van de dispergatorbeker rust. Zie Afbeelding 7-15.
Opmerking: Als zorgketen op de processor is ingeschakeld, moet de flacon binnen vijf seconden
na het invoeren van de flaconcode in de houder worden geplaatst. Als de vijf
seconden zijn verstreken voordat de flacon in de houder zit, volg dan de
aanwijzingen op het scherm om de flaconcode opnieuw in te voeren.
De flacon blijft los in de dispergatorbeker zitten tot het proces begint. De processor zal de flacon
tijdens de verwerking automatisch vastpakken en openen. Zie Afbeelding 7-16.
5. Als het systeem de optionele buisjesprinter bevat, wordt het buisje automatisch afgedrukt.
Raadpleeg 'Buisjesetiketten' op pagina 6.36 en 'De buisjescode configureren' op pagina 6.55
voor informatie over de instellingen.
6. Als het systeem de optionele glaasjesprinter bevat, drukt deze het glaasje automatisch af.
Raadpleeg 'Glaasjesetiketten' op pagina 6.26 en 'De glaasjescode configureren' op pagina 6.54
voor informatie over de instellingen.
7. Scan de streepjescode of voer de buisjescode handmatig in op het buisjesetiket.
Opmerking: Als de Chain of Custody op de processor is uitgeschakeld, wordt de buisjescode
niet door de processor gebruikt.
8. Plaats het buisje met het etiket en de dop voorzichtig in de buisjeshouder totdat de
onderkant van het buisje op de bodem van de buisjeshouder rust.
Raak de bovenkant van het buisje (met de folie) niet aan. Zorg dat u de bovenkant met de folie
niet aanraakt met uw handschoenen. Volg alle instructies van de fabrikant van het buisje op het
gebied van veilig gebruik van het buisje.
Opmerking: Als het vermoeden bestaat dat de handschoenen met vloeistof zijn verontreinigd,
gooi ze dan weg en vervang ze door een nieuw paar om het risico van
verontreiniging van aliquots of flacons te voorkomen.
Raadpleeg bij vermoeden van verontreiniging van de dop de aanwijzingen van de
fabrikant van het buisje.
Opmerking: Als zorgketen op de processor is ingeschakeld, moet het buisje binnen vijf seconden
na het invoeren van de buisjescode in de houder worden geplaatst. Als de vijf
seconden zijn verstreken voordat het buisje in de houder zit, volg dan de
aanwijzingen op het scherm om de buisjescode opnieuw in te voeren.
De processor zal het buisje tijdens de verwerking automatisch vastpakken en openen.
Zie Afbeelding 7-18.
9. Een van een etiket voorzien objectglaasje in het glaasjesnest laden.
Het is belangrijk dat het glaasje in de juiste richting wordt geladen, zodat de celspot op de juiste
plaats op het glaasje terechtkomt. Oriënteer het glaasje zodanig dat het matte uiteinde met het
etiket zich aan de linkerkant bevindt en naar beneden is gericht. Zorg ervoor dat u het glaasje
niet aanraakt binnen het gedefinieerde screeningsgebied. Plaats het glaasje zo dat het plat in
het glaasjesnest ligt. Zie Afbeelding 7-17.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.40 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
10. Haal een nieuw ThinPrep-filter uit de opslagtray door de zijkanten van de cilinder vast te
pakken.
11. Duw het open uiteinde van het filter op de filterplug.
Let op:
Raak nooit het filtermembraan van het ThinPrep-filter aan.
Let op:
Voor de beste resultaten bij het prepareren van glaasjes moet het juiste type glaasje en
filtertype worden gebruikt voor het monstertype dat wordt verwerkt.
12. Sluit het deurtje.
13. Druk op de knop
Doorgaan
.
Opmerking: Als ‘Autostart met gesloten deur’ is ingeschakeld, start het proces wanneer de deur
gesloten is, en de knop Doorgaan is niet beschikbaar.
Verwerking: Aliquot + glaasje
Dit gedeelte beschrijft de opeenvolging van gebeurtenissen in het proces ‘Aliquot + glaasje’ op de
ThinPrep Genesis-processor
Tabel 7.5 Opeenvolging van gebeurtenissen bij de verwerking Aliquot + Glaasje
De knop
Doorgaan
is ingedrukt.
Controleer op de aanwezigheid van een nieuw filter.
Het glaasje wordt opgepakt uit het glaasjesnest.
Het glaasje wordt naar horizontale positie gedraaid
en op het celoverdrachtstation geplaatst. Draai het
filter om te controleren of het filter goed op de
filterplug zit.
Scan de objectglascode. Controleer de
objectglascode.
Opmerking:
Deze stap vindt niet plaats als de
Chain of Custody is uitgeschakeld in de instellingen
van de processor.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.41
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Schuif het glaasje opzij. (Het glaasje staat
nu verticaal.)
Pak de flacon en het buisje vast en draai de dop
van de flacon en het buisje vast.
Draai de flacon om de inhoud te verspreiden.
Tabel 7.5 Opeenvolging van gebeurtenissen bij de verwerking Aliquot + Glaasje
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.42 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Haal de dop van de flacon en van het buisje.
Haal de eerste beschikbare pipettip uit de
bewaarruimte voor pipettips.
Breng de pipettip in de flacon en controleer het
min./max. vloeistofniveau.
Zuig vloeistof op in de pipettip. Verplaats de pipettip
naar het buisje. Breng vloeistof in het buisje.
De nauwkeurigheid van het aflevervolume van
de pipet is 1 ml +/- 4%, en de pipet doseert
binnen 2% CV.
Werp de gebruikte tip uit in de wegwerpbeker
voor pipettips.
Plaats de dop terug op het buisje.
Tabel 7.5 Opeenvolging van gebeurtenissen bij de verwerking Aliquot + Glaasje
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.43
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Breng het filter in de flacon en controleer het
min./max. vloeistofniveau.
Celmateriaal wordt op het filter verzameld.
Celmateriaal wordt overgebracht op het glaasje.
Objectglaasje wordt in het fixatiefbad geplaatst.
Filter wordt doorgeprikt.
Tabel 7.5 Opeenvolging van gebeurtenissen bij de verwerking Aliquot + Glaasje
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.44 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
Buisje, objectglaasje, monster, filter en pipettipafval verwijderen
1. Open het deurtje en verwijder het buisje wanneer de melding 'Verwerking voltooid' op het
scherm verschijnt. Raak de bovenkant van het buisje (met de folie) niet aan. Zorg dat u de
bovenkant met de folie niet aanraakt met uw handschoenen. Volg alle instructies van de
fabrikant van het buisje op het gebied van veilig gebruik van het buisje.
Opmerking: Als het vermoeden bestaat dat de handschoenen met vloeistof zijn verontreinigd,
gooi ze dan weg en vervang ze door een nieuw paar om het risico van
verontreiniging van aliquots of flacons te voorkomen.
2. Verwijder het fixatiefbad met het in het fixatief ondergedompelde glaasje. Breng het glaasje
over in een kleurrekje in een uitvoerbad met standaard laboratoriumfixatief.
Opmerking: Als de processor tijdens de verwerking een monster met hoge dichtheid of een
verdund monster heeft gedetecteerd, verschijnt er een bericht op het scherm.
Het is noodzakelijk het fixatiefbad uit de houder te verwijderen nadat elk glaasje is verwerkt.
Waarschuwing:
Het fixatiefbad moet worden verwijderd. Bij verdamping van alcohol kan
brand ontstaan.
Raak het glaasjesoppervlak niet aan. Raak geen vloeistof in het fixatiefbad of het uitvoerbad aan.
Opmerking: Als het vermoeden bestaat dat de handschoenen met vloeistof zijn verontreinigd,
gooi ze dan weg en vervang ze door een nieuw paar om het risico van
verontreiniging van aliquots of flacons te voorkomen.
Zie Hoofdstuk 10, 'Fixatie, kleuring en afdekking' voor meer informatie over fixatie, kleuring en
afdekking van objectglaasjes.
De dop wordt teruggeplaatst op de flacon.
De verwerking is voltooid.
Het deurtje wordt ontgrendeld.
Tabel 7.5 Opeenvolging van gebeurtenissen bij de verwerking Aliquot + Glaasje
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 7.45
7
BEDIENINGSINSTRUCTIES
3. Verwijder de monsterflacon. Gooi de monsterflacon pas weg als is vastgesteld dat er geen
extra glaasjes nodig zijn. Zie Hoofdstuk 3, 'PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen' voor
informatie over het verwijderen van oplossingen en het bewaren van monsters.
4. Verwijder het gebruikte filter op een van de volgende manieren:
A. Plaats een pluisvrij doekje rond de zijkanten van het ThinPrep-filter om te voorkomen dat de
handschoenen vuil worden bij het verwijderen van het filter. Verwijder het gebruikte filter.
Gooi het filter weg. Veeg met een nieuw, pluisvrij doekje voorzichtig de filterplug af om
eventueel achtergebleven vloeistof te verwijderen voordat u het volgende monster verwerkt.
Gooi het gebruikte doekje weg.
B. Verwijder het gebruikte filter. Gooi het filter weg. Veeg met een nieuw, pluisvrij doekje
voorzichtig de filterplug af om eventueel achtergebleven vloeistof te verwijderen voordat
u het volgende monster verwerkt. Gooi het gebruikte doekje weg. Gooi gebruikte
handschoenen weg en trek een nieuw paar handschoenen aan alvorens het volgende monster
te verwerken.
Opmerking: Gooi het gebruikte filter weg volgens de juiste laboratoriumprocedures.
Een ThinPrep-filter mag slechts eenmaal worden gebruikt en kan niet opnieuw
worden gebruikt.
5. Houd de wegwerpbeker voor pipettips vast aan het handvat. Verwijder de wegwerpbeker
voor pipettips. Raak de pipettip niet aan. Raak de binnenkant van de wegwerpbeker voor
pipettips niet aan. Gooi de pipettips weg in overeenstemming met alle toepasselijke normen.
Een pipettip mag slechts eenmaal worden gebruikt en kan niet opnieuw worden gebruikt.
Opmerking: Als het vermoeden bestaat dat de handschoenen met vloeistof zijn verontreinigd,
gooi ze dan weg en vervang ze door een nieuw paar om het risico van
verontreiniging van aliquots of flacons te voorkomen.
6. Het laadproces is klaar voor het volgende monster.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
7.46 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
7
MONSTERVERWERKING ANNULEREN
Gewoonlijk mag het preparatieproces van de ThinPrep Genesis-processor of het proces voor het
uitnemen van aliquots niet worden onderbroken. Als het echter om de een of andere reden nodig
is de verwerking te stoppen, moet de volgende procedure worden gevolgd om ervoor te zorgen
dat het glaasje of het buisje niet met een ander monster verontreinigd wordt.
1. Druk op de knop Annuleren om het proces te annuleren.
Wacht tot het display waarschuwt dat de verwerking is geannuleerd.
De ThinPrep-processor stopt het proces en zet de motoren, materialen en
benodigdheden automatisch terug in hun uitgangspositie.
Het proces kan alleen worden geannuleerd voordat de verwerker de pipettip of het filter bij het
monster in de flacon brengt.
2. Druk op
Volgende
om het scherm met het bericht ‘Verwerking geannuleerd’ te sluiten.
3. Als het geannuleerde proces ‘Glaasje’ of ‘Aliquot + glaasje’ was:
Verwijder het ThinPrep-objectglaasje uit de objectglaasjeshouder.
Verwijder het filter.
4. Als het geannuleerde proces ‘Aliquot’ of ‘Aliquot + glaasje’ was:
Verwijder het buisje.
Leeg de wegwerpbeker voor pipettips.
5. Verwijder de PreservCyt-monsterflacon.
Als het proces wordt geannuleerd nadat de processor de dop van de flacon heeft verwijderd,
vermeldt het flaconrapport dat het proces op de flacon is mislukt. Als het proces wordt geannuleerd
Vóór de processor de dop van de flacon heeft verwijderd, wordt de flacon niet vastgelegd in het
flaconrapport.
Een eerder geannuleerd monster opnieuw uitvoeren
Als de knop Annuleren werd ingedrukt om het proces te annuleren, kan dezelfde monsterflacon
indien nodig opnieuw worden gebruikt.
De stappen voor het opnieuw uitvoeren van een eerder geannuleerd monster zijn dezelfde als de
stappen voor het uitvoeren van ongeacht welk monster, met één uitzondering voor de optionele
buisjesprinter of de optionele glaasjesprinter.
Als Chain of Custody is ingeschakeld op de processor en als uw laboratorium gebruik maakt van de
optionele buisjesprinter of de optionele glaasjesprinter, en wanneer een eerder geannuleerde
monsterflaconcode is gescand of ingevoerd, herkent de ThinPrep Genesis-processor dat de
flaconcode eerder is ingevoerd. In plaats van het automatisch afdrukken van het buisjesetiket
of het glaasjesetiket, toont de processor een scherm waarop de gebruiker het afdrukken van het
buisjesetiket of het glaasjesetiket kan bevestigen of stoppen. De gebruiker kan ervoor kiezen het
buisje of het glaasje te gebruiken dat wel afgedrukt maar nooit verwerkt is.
PARAGRAAF
L
PARAGRAAF
O
8. Onderhoud
8. Onderhoud
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.1
ONDERHOUD
8
H o o f d s t u k 8
Onderhoud
Het instrument moet regelmatig worden onderhouden om betrouwbare prestaties te garanderen.
Voer onderhoudswerkzaamheden aan het instrument uit zoals beschreven in dit hoofdstuk.
Het instrument vereist jaarlijks aanvullend preventief onderhoud door Hologic-personeel.
Tabel 8.1 Routinematig onderhoud
Dagelijks of
vaker
Het fixatief vervangen, na elke 100 objectglaasjes of dagelijks, wat zich
het eerst voordoet.
Het glaasjesnest en de glaasjesklemmen reinigen.
De wegwerpbeker voor pipettips reinigen.*
Wekelijks De bewerkingsruimte reinigen.
De pipettor reinigen.*
Het aanraakscherm reinigen.
Het deurtje en de handgreep reinigen.
De printkop in de glaasjesprinter reinigen.
De transportrollen van de glaasjesprinter reinigen.
De invoerrol van de glaasjesprinter reinigen.
De buitenkant van de glaasjesprinter reinigen.
Naar
behoefte
(indien
nodig)
De afvalfles legen.
De pneumatische leidingen vrijmaken.
De absorberende pads vervangen.
De pipettiphouder reinigen.*
Het glaasjesprinterlint vervangen.
De printkop van de glaasjesprinter vervangen.
De printkop van de glaasjesprinter reinigen.
De buitenkant van de buisjesprinter reinigen.
ONDERHOUD
8.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
*Voor laboratoria die niet routinematig de Aliquot-cyclus of de Aliquot + glaasje-cyclus op de
ThinPrep Genesis-processor gebruiken, kunnen de onderhoudsactiviteiten voor het pipetteren
worden uitgevoerd wanneer dat nodig is, dus alleen wanneer de Aliquot-cyclus of de
Aliquot + glaasje-cyclus wordt gebruikt.
Routinematig onderhoud is mogelijk nodig voor de meerkanaals-pipettipgrijper. Volg de instructies
van de fabrikant die worden meegeleverd met de meerkanaals-pipettipgrijper.
Taken die niet in dit onderdeel worden beschreven, moeten door speciaal daartoe opgeleide technici
worden uitgevoerd. Neem contact op met Hologic Technische ondersteuning voor meer informatie.
DAGELIJKS
Fixatiefreagens vervangen
Het alcoholfixatief in het fixatiefbad moet iedere 100 glaasjes of iedere dag worden vervangen,
wat zich het eerst voordoet.
Verwijder het fixatiefbad uit de processor.
Voer de fixatiefreagentia af volgens het protocol van uw laboratorium.
Reinig het fixatiefbad volgens het protocol van uw laboratorium.
Vul het fixatiefbad bij met de fixatiefalcohol.
Het glaasjesnest en de glaasjesklem reinigen
Bevochtig een pluisvrij doekje met gedeïoniseerd water en veeg daarmee eventueel glasstof en vuil
uit het glaasjesnest en de glaasjesklem van de ThinPrep Genesis-processor. Neem vervolgens het
glaasjesnest en de glaasjesklem af met een pluisvrij doekje met 70% alcohol. Laat het glaasjesnest
en de glaasjesklem drogen alvorens de processor te gaan gebruiken.
WAARSCHUWING: Scherpe randen
De grijpers van de glaasjesklem hebben scherpe randen. Wees voorzichtig bij het reinigen van de
grijpers van de glaasjesklem.
PARAGRAAF
A
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.3
ONDERHOUD
8
Afbeelding 8-1 Glaasjesnest en glaasjesklem
WAARSCHUWING: Glas
Het instrument werkt met glazen objectglaasjes die scherpe randen hebben. Bovendien kunnen de
glaasjes in de verpakking of in het instrument gebroken zijn. Wees voorzichtig bij het hanteren van
glazen objectglaasjes en het reinigen van het instrument.
De wegwerpbeker voor pipettips reinigen
Verwijder de wegwerpbeker voor pipettips om deze te reinigen wanneer dat nodig is.
1. Reinig met water en zeep. De beker is vaatwasserbestendig.
Of,
2. Spoel eerst af met een verdunde bleekmiddeloplossing. Spoel dan met gedeïoniseerd water,
gevolgd door spoelen met 70% alcohol.
WEKELIJKSE REINIGING
De bewerkingsruimte reinigen
Houd als algemene regel aan om gemorst materiaal meteen op te ruimen. Absorbeer gemorst
materiaal met een pluisvrij doekje en neem de betreffende plek vervolgens af met een pluisvrij
doekje dat is bevochtigd met 70% alcohol.
Glaasjesklem
Glaasjesnest
PARAGRAAF
B
ONDERHOUD
8.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
Reinig eens per week rond de bodem van de bewerkingsruimte. Gebruik hiervoor 70% alcohol en
pluisvrije doekjes. Draag handschoenen tijdens het reinigen. Zie Afbeelding 8-2.
Veeg de sensor, aan de wand links van de flaconhouder, voorzichtig schoon.
Veeg de streepjescodescanner voorzichtig schoon.
Spray de binnenkant van de processor niet met water of een reinigingsmiddel.
Raak bij het afnemen van het oppervlak van de robot de pipettor niet aan. Een verbuiging
kan namelijk leiden tot een slechte afdichting met de pipettip.
Trek de lekbak naar buiten om hem schoon te vegen.
Afbeelding 8-2 Sensor en scanner reinigen met een bevochtigd, pluisvrij doekje
Reinig rond de flaconhouder, de filterplug en het doorprikgebied van het filter.
Als zich in en rond de flaconhouder, op de filterplug en rond het gebied waar het filter wordt
doorgeprikt resten PreservCyt-oplossing bevinden, gebruikt u een doekje of wattenstaafje
gedrenkt in 70% alcohol om opgedroogde resten op te lossen en bezinksel te verwijderen.
Zie Afbeelding 8-3.
Als zich op de filterplug resten PreservCyt-oplossing bevinden, reinigt u de filterplug en drukt
u vervolgens op de knop Filter aanduwen. Hierdoor komt de filterplug in beweging en komt
de gereinigde filterplug goed op z'n positie terecht. Om toegang te krijgen tot de knop Filter
aanduwen selecteert u in het hoofdmenu Opties beheerder en vervolgens Systeemonderdelen
(Systeemonderhoud).
Streepjesco
descanner
Sensor
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.5
ONDERHOUD
8
Afbeelding 8-3 Flaconhouder, filterplug en doorprikgebied van het filter reinigen
De pipettor reinigen
Reinig de pipettor met een pluisvrij doekje dat is bevochtigd met gedeïoniseerd water en neem
vervolgens af met een pluisvrij doekje met 70% alcohol. Veeg omhoog en omlaag over de pipettor.
Laat drogen alvorens de processor te gebruiken.
Afbeelding 8-4 De pipettor reinigen
Het aanraakscherm reinigen
Maak het aanraakscherm voor de gebruikersinterface schoon met een pluisvrij doekje, dat licht is
bevochtigd met 70% alcohol.
1. Selecteer Opties beheerder in het hoofdmenu. Selecteer vervolgens Systeemonderdelen
(Systeemonderhoud).
Doorprikpunt filter
Body van de filterplug
Flaconhouder
Pipettor
ONDERHOUD
8.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
2. Selecteer
Scherm reinigen
.
Afbeelding 8-5 Aanraakscherm vergrendeld voor reiniging
Het systeem vergrendelt het aanraakscherm gedurende 20 seconden, zodat het kan worden
gereinigd zonder dat er per ongeluk knoppen worden geactiveerd en zonder dat de processor
hoeft te worden uitgeschakeld.
Let op:
Voorkom dat het deurtje en het aanraakscherm van de processor in aanraking komen
met krachtige oplosmiddelen zoals xyleen. Dit soort middelen kan schade toebrengen aan het
oppervlak van het deurtje of aanraakscherm.
Het deurtje en de handgreep reinigen
Het deurtje en de handgreep van het deurtje van de ThinPrep™ Genesis-processor kunnen na
verloop van tijd vuil worden. Het deurtje en de handgreep kunnen het best worden gereinigd met
een vrij verkrijgbaar glasreinigingsmiddel. Open het deurtje en reinig het venster aan de binnenkant
met een pluisvrij doekje. Sluit het deurtje en reinig het venster aan de buitenkant en de handgreep
met een pluisvrij doekje.
De printkop in de glaasjesprinter reinigen
Bij ThinPrep Genesis-systemen met de optionele glaasjesprinter gebruikt u de bij de glaasjesprinter
meegeleverde reinigingspen voor de printkop en polijstpapier om de printkop te reinigen.
Reinig de printkop van de glaasjesprinter bij elke vervanging van het printerlint, of als er een
probleem is met de kwaliteit van de printeruitvoer, zoals een verticale streep door de hele afdruk.
De printkop reinigen:
1. Schakel de communicatie tussen de ThinPrep Genesis en de glaasjesprinter uit met behulp van het
aanraakscherm van de ThinPrep Genesis. Tik in het hoofdmenu op de knop Opties beheerder en
vervolgens op de knop Glaasjesprinter. De grijze cirkel geeft aan dat de communicatie met de
glaasjesprinter is uitgeschakeld.
2. Druk op de aan/uit-knop rechtsboven op de glaasjesprinter om de printer uit te zetten.
3. Haal de stekker van de glaasjesprinter uit het stopcontact.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.7
ONDERHOUD
8
4. Druk links aan de voorkant van de glaasjesprinter op de knop voor het openen van
het bovendeksel. De printkop is verbonden met het bovendeksel.
Afbeelding 8-6 Printkop glaasjesprinter
5. Veeg met de punt van de reinigingspen één of twee keer over het platte oppervlak van de
printkop. Als de punt van de reinigingspen vuil wordt, veegt u de punt af aan een schoon
stukje papier.
Afbeelding 8-7 Veeg de reinigingspen over de printkop van de glaasjesprinter
Opmerking: Raak de printkop niet aan met iets dat krassen kan veroorzaken, zoals een ring aan
uw vinger.
Printkop
ONDERHOUD
8.8 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
6. Verwijdert de reinigingspen niet al het vuil, wrijf dan voorzichtig met het polijstpapier over
de brandlijn om het opgehoopte vuil te helpen verwijderen
Afbeelding 8-8 Gebruik het polijstpapier op de glaasjesprinter
7. Sluit het bovendeksel.
8. Steek de voeding van de glaasjesprinter in een geaard stopcontact.
9. Schakel de communicatie tussen de ThinPrep Genesis en de glaasjesprinter in met behulp van
het aanraakscherm van de ThinPrep Genesis.
Tik in het hoofdmenu op de knop Opties
beheerder en vervolgens op de knop Glaasjesprinter
. De groene cirkel geeft aan dat de
communicatie met de glaasjesprinter is ingeschakeld.
10. Druk op de aan/uit-knop rechtsboven op de glaasjesprinter om de printer in te schakelen.
Het lampje licht de glaasjespatroon blauw op.
De transportrollen in de glaasjesprinter reinigen
Bij ThinPrep Genesis-systemen met de optionele glaasjesprinter moet u stof en vuil van de
transportrollen op de glaasjesprinter verwijderen. De frequentie waarmee de transportrollen moeten
worden gereinigd hangt af van hoe vaak er glaasjes worden afgedrukt, meestal ongeveer om de 1000
glaasjes. Dit kan verschillen naargelang de vereisten in uw lab.
De transportrollen reinigen:
1. Druk links aan de voorkant van de glaasjesprinter op de knop voor het openen van het
bovendeksel.
2. Verwijder het lint. Zie ‘Het lint van de glaasjesprinterlint vervangen’ op pagina 8.20.
3. Lokaliseer de transportrollen. De bovenste en onderste transportrollen zitten achterin. De
rolplaat en de voorste transportrollen bevinden zich aan de voorkant. Op de volgende
afbeelding is de bovenste transportrol vooraan zichtbaar. De onderste transportrol vooraan
zit eronder en is niet zichtbaar.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.9
ONDERHOUD
8
Afbeelding 8-9 Transportrollen glaasjesprinter
4. Begin met de achterste transportrollen. Gebruik een pluisvrije doek, bevochtigd met
isopropylalcohol, en druk de doek tegen de bovenste transportrol.
5. Druk op een van de twee knoppen rechtsboven op het voorpaneel. De bovenste knop
(aan/uit-knop) draait de rol naar achteren. De onderste knop (losmaken glaasje) draait
de rol vooruit. (Als u de onderste knop gebruikt, voorkomt u dat de doek tussen de
rollen wordt getrokken.)
Opmerking: Als u op de aan/uit-knop drukt en er een glaasje aanwezig is, schuift het glaasje
naar achteren. Als u op de knop Glaasje drukt en er een glaasje aanwezig is, schuift
het glaasje naar voren.
ONDERHOUD
8.10 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
6. Houd de knop ingedrukt tot de rol minstens één keer heeft gedraaid. Door de doek
tegen de draaiende rol te drukken, wordt de rol gereinigd.
7. Druk de doek tegen de draaiende rol en beweeg de doek heen en weer en van links
naar rechts. Ga zo nodig verder met een schoon deel van de doek totdat de rol de
doek niet meer zwart maakt.
8. Herhaal de procedure met de onderste rol.
Afbeelding 8-10 De transportrollen van de glaasjesprinter reinigen
9. Reinig vervolgens de rolplaat. Gebruik een met alcohol bevochtigde doek. Houd de
aan/uit-knop ingedrukt terwijl u de doek tegen de plaat drukt. Herhaal dit tot de
plaat het doek niet langer zwart maakt, wat aangeeft dat de plaat schoon is.
10. Reinig de voorste transportrollen. De bovenste transportrol kan van bovenaf worden
bereikt. De onderste transportrol is echter niet rechtstreeks toegankelijk en kan alleen
indirect worden gereinigd door de bovenste transportrol te reinigen. Herhaal stap 4
tot 6 van de procedure.
De invoerrol van de glaasjesprinter reinigen
Bij ThinPrep Genesis-systemen met de optionele glaasjesprinter reinigt u de invoerrol van de
glaasjesprinter. De invoerrol schuift een glaasje van de glaasjespatroon in de glaasjesprinter.
Als vuil en stof zich ophopen, kan de invoerrol de glaasjes mogelijk niet goed opnemen.
De invoerrol reinigen:
1. Verwijder de glaasjespatroon.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.11
ONDERHOUD
8
2. Veeg met een pluisvrije, met alcohol bevochtigde doek en uw gehandschoende vinger
diagonaal over de invoerrol. Draai de rol door te duwen of te trekken om de hele rol te
reinigen. Draai en veeg de invoerrol schoon om de reiniging voort te zetten.
Afbeelding 8-11 De invoerrol van de glaasjesprinter reinigen
3. Gebruik een ander deel van de doek, bevochtig dit opnieuw met alcohol, reinig de rol en
controleer of de doek nog steeds vuil van de rol oppakt. Als de doek nog steeds zwart wordt,
herhaalt u de reiniging in een andere diagonale richting. Als de doek lichtgrijs en niet meer
zwart is, is de reiniging voltooid.
De buitenkant van de glaasjesprinter reinigen
Bij ThinPrep Genesis-systemen met de optionele glaasjesprinter kunt u de buitenoppervlakken naar
behoefte afnemen met een pluisvrij doekje bevochtigd met gedeïoniseerd water.
Verwijder de glaasjespatroon en neem alle oppervlakken van de lege glaasjespatroon af met een
pluisvrij doekje dat bevochtigd is met gedeïoniseerd water. Laat de patroon helemaal drogen
alvorens terug te plaatsen. Veeg de rollerriem, waarmee een glaasje vanuit de glaasjespatroon
wordt doorgestuurd, af.
Schuif onder aan de glaasjesprinter de metalen tray naar links of naar rechts om de tray te
verwijderen. Neem de tray af met een pluisvrij doekje dat is bevochtigd met gedeïoniseerd water
om eventueel glasstof te verwijderen. Schuif de tray weer op zijn plaats. Het gaatje in het lipje van
de tray staat op één lijn met de schroef aan de linkerzijde van de printer. Zorg dat het gaatje en de
schroef op één lijn liggen om de tray te vergrendelen.
ONDERHOUD
8.12 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
REINIGING EN ONDERHOUD NAAR BEHOEFTE
De afvalfles legen
Het afval dat uit de monsterverwerking voortkomt, wordt naar de afvalfles gevoerd en daar bewaard.
De processor detecteert wanneer de afvalfles vol is en genereert een bericht dat de afvalfles moet
worden geleegd (zie Afbeelding 8-12). De afvalfles kan ook worden geleegd tijdens routinematig
onderhoud van de processor.
Afbeelding 8-12 Afvalfles
4. Uitschakelen van het afvalsysteem
Selecteer Opties beheerder in het hoofdmenu. Selecteer vervolgens Systeemonderdelen
(Systeemonderhoud).
Selecteer Afvalvloeistof legen.
Haal alle benodigdheden voor eenmalig gebruik uit de processor en druk op Volgende.
Wacht tot het systeem de afvalfles heeft ontlucht, waardoor de dop gemakkelijk kan worden
verwijderd. Dit duurt ongeveer 10 seconden. Wanneer het ontluchten gereed is, verandert
het scherm in het scherm Afvaldop verwijderen.
PARAGRAAF
C
Afvalslangen
Dop afvalfles
Afvalfles
De knop Afvalvloeistof legen
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.13
ONDERHOUD
8
Afbeelding 8-13 Uitschakelen van het afvalsysteem
5. Verwijdering van de dop – Open de afvalfles door de dop te draaien terwijl u de fles op
zijn plaats houdt, zodat de afvalslangen niet verward raken. Zie Afbeelding 8-14.
Verwijder niet de slangstukken die binnen in de afvaldop aangesloten zijn.
Als tijdens deze handeling een afvalslang losraakt van de dop, moet u de slang eerst weer
aansluiten voordat u verder gaat.
Druk op Volgende.
Haal alle
benodigdheden voor
eenmalig gebruik uit
de processor en druk
op Volgende.
Druk op de knop Terug
om terug te gaan naar
het scherm Het systeem
onderhouden.
Druk op de knop
Annuleren om de afvoer
van de afvalvloeistof te
annuleren.
De processor ontlucht de afvalfles
ongeveer 10 seconden voordat de
dop kan worden verwijderd.
ONDERHOUD
8.14 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
Afbeelding 8-14 Openen en sluiten van de afvalfles
6. Transportdop – Bij de ThinPrep-processor wordt een gewone dop, zonder
slangaansluitingen, meegeleverd ten behoeve van transport van de afvalfles. Draai
deze dop op de afvalfles wanneer de fles naar de afvoerlocatie moet worden gebracht.
7. Afvoeren van afval – Breng de fles naar de afvoerlocatie met de dop op de afvalfles.
WAARSCHUWING:
Gevaarlijk afval. Giftig mengsel. Ontvlambare vloeistof en damp
8. Werp de afvalvloeistof uit de afvalfles weg overeenkomstig de richtlijnen van
uw laboratorium. Voer alle oplosmiddelen af als gevaarlijk afval. Neem de
plaatselijke, regionale, provinciale en landelijke voorschriften in acht. Zoals voor alle
laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende voorzorgsmaatregelen
in acht worden genomen. De PreservCyt-oplossing bevat methanol. Zie Hoofdstuk 3,
’PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen’ voor meer informatie over de PreservCyt-
oplossing. Druk op
Volgende
.
Dop
Fles
OPEN
GESLOTEN
Draai de dop om deze te verwijderen.
Druk op Volgende om door te gaan.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.15
ONDERHOUD
8
Afbeelding 8-15 Afvoeren van de inhoud van de afvalfles
9. Afdichtingsring – Controleer de afdichtingsring aan de binnenkant van de dop van de
afvalfles op vuil voordat u de dop weer aanbrengt. Zie Afbeelding 8-16.
Als er vuil op de ring zit:
Reinig de ring met een pluisvrije doek en water.
Breng een dun laagje vacuümvet op de afdichtingsring aan.
Afbeelding 8-16 Inspecteren van de afdichtingsring van de afvalfles
Druk op Volgende om
door te gaan.
Voer de afvalvloeistof op
correcte wijze af.
Afdichtingsring
ONDERHOUD
8.16 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
10. Terugplaatsen van de dop – Zet de afvalfles op zijn plaats terug. Plaats de afvaldop weer
op de fles. Ga daarbij voorzichtig te werk en knel de stukken slang aan de binnenkant van de
dop niet af.
11. Inspectie – Controleer of de dop van de afvalfles stevig is aangedraaid. Voor een goede
werking van de afvalfles is het noodzakelijk dat de dop stevig is aangedraaid.
Controleer of de afvalslangen tussen de afvalfles en de ThinPrep-processor niet zijn
afgekneld of verdraaid.
Controleer of de snelkoppelingen aan de achterkant van de ThinPrep-processor goed
vast zitten.
12. Lektest — Druk op
Volgende
om een verplichte lektest uit te voeren. Hierdoor wordt de druk
in de afvalfles weer verhoogd en wordt gecontroleerd of het systeem de druk kan
vasthouden. Dit kan tot twee minuten duren.
Druk na een geslaagde test op
Einde
om terug te gaan naar het hoofdmenu.
Afbeelding 8-17 Vastdraaien van afvaldop en uitvoeren van lektest
De afvalfles aansluiten
De afvalfles wordt tijdens het installeren van de processor op het systeem aangesloten. Indien
de afvalfles en de slangenset echter in hun geheel moeten worden verwijderd (voor complete
vervanging, vervanging van het afvalfilter, reiniging, enz.), kan de slangenset aan de hand van
de volgende stappen correct worden aangesloten.
1. De afvalfles moet even hoog of lager dan de ThinPrep Genesis-processor worden geplaatst.
Plaats de afvalfles niet hoger dan de processor.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.17
ONDERHOUD
8
2. Controleer of de dop van de afvalfles stevig aangedraaid is. De afvalfles dient rechtop te
staan. Laat de afvalfles nooit op zijn kant liggen.
3. Lokaliseer de drie aansluitpunten voor de afvalfles op de achterkant van de ThinPrep-
processor. Zie Afbeelding 8-18. Zorg ervoor dat de knopjes van de aansluitpunten naar
beneden en naar binnen zijn gericht.
Afbeelding 8-18 Slangaansluitingen voor afvalfles
4. Sluit de kleurgecodeerde aansluitingen van de slangen van het afvalsysteem aan op
de corresponderende aansluitpunten op de achterkant van de processor. Wanneer de
aansluitingen op de juiste wijze worden aangesloten, springen de knopjes van de
aansluitpunten met een klikgeluid naar boven/buiten. De L-vormige connector moet
naar beneden wijzen.
Geel = Vacuüm
Blauw = Afval
Kleurloos = Druksensor
Let op:
Sluit de slangen niet aan op een verkeerd aansluitpunt. De processor kan daardoor
schade oplopen.
Leidingen vrijmaken
De functie Leidingen vrijmaken stuurt lucht door de pneumatische slang die op de filterplug is
aangesloten, waardoor eventuele vochtdruppels in de slang worden verplaatst. Maak de leidingen
vrij wanneer de technische ondersteuning van Hologic dit adviseert.
1. Druk in het hoofdmenu achtereenvolgens op Opties beheerder, Systeemonderhoud en
vervolgens Media wissen.
2. Verwijder alle media (objectglas, flacon, flacondeksel, filter, buis, buisdeksel of pipetpunt
die mogelijk in het proces zijn achtergebleven) uit de processor.
3. Sluit het deurtje.
4. Druk in het scherm Media wissen op
Leidingen vrijmaken
. De pomp/compressor start en
perst lucht door de leiding door de druk in de pneumatische leidingen te veranderen.
Het vrijmaken van de leidingen duurt maximaal twee minuten.
Kleurloos - Sensor
slang
Geel - Vacuümslang
Afvalfilter
Blauw - Afvalslang
ONDERHOUD
8.18 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
Afbeelding 8-19 Leidingen vrijmaken
5. Nadat de leidingen met succes zijn vrijgemaakt, drukt u op
Gereed
om terug te keren naar
het hoofdmenu.
Absorberende pads vervangen
In de ThinPrep Genesis-processor bevinden zich twee absorberende pads die de druppels
absorberen die tijdens de verwerking kunnen ontstaan. De ene pad bevindt zich onder aan de
filterplug; en de andere pad zit om het doorprikgebied van het filter heen, achter het
dispersiegebied van de flacon. Zie Afbeelding 8-20.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.19
ONDERHOUD
8
Afbeelding 8-20 Absorberende pads
Vervang de pads eenmaal per jaar of naar behoefte. De pads kunnen worden afgevoerd
als normaal afval, tenzij ze druipnat zijn; in dat geval moeten ze worden afgevoerd als
gevaarlijk afval.
Pak de pad rond de filterplug vast en trek aan de pad om hem te verwijderen. Duw de nieuwe
pad op zijn plaats.
De pad in het doorprikgebied van het filter ligt in een verzonken ruimte. Pak een platte
schroevendraaier en wrik hiermee de pad omhoog uit de verzonken ruimte. Plaats de nieuwe
pad in de verzonken ruimte.
Bij het vervangen van de pads ziet u dat de ene kant ruw en absorberend is, terwijl de andere kant
glad en afgewerkt is. De ruwe kant moet aan de buitenkant zitten om eventuele druppels op
te vangen.
Zie Bestelinformatie voor de onderdeelnummers en andere informatie voor het bestellen van pads.
De pads kunnen naar behoefte vaker worden gewassen en teruggeplaatst in de processor. Reinig
de pads met water en zeep. U kunt ze ook weken in een verdunde bleekmiddeloplossing gevolgd
door een 70%-alcoholspoeling.
Filterplug
Doorprikgebied van het filter
ONDERHOUD
8.20 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
De pipettiphouder reinigen
Verwijder de pipettiphouder voor reiniging wanneer dat nodig is. Om de pipettiphouder te reinigen,
volgt u het proces Pipettips laden, zoals beschreven in Hoofdstuk 7. Verwijder de pipettiphouder uit
de processor. Neem vervolgens de buitenkant af met een pluisvrij doekje dat is bevochtigd met
gedeïoniseerd water. De pipettiphouder is vaatwasserbestendig en kan worden gereinigd met water
en zeep. Voor een grondige reiniging van de pipettiphouder moet deze eerst worden afgespoeld met
een verdunde bleekmiddeloplossing, daarna met gedeïoniseerd water, gevolgd door spoelen met
70% alcohol. Neem voldoende tijd om de houder, met inbegrip van de openingen voor de tips,
volledig te laten opdrogen.
Het glaasjesprinterlint vervangen
Bij ThinPrep Genesis-systemen met de optionele glaasjesprinter moet het printerlint worden
vervangen wanneer het helemaal op is. Het lint gaat gewoonlijk ongeveer 5000 afdrukken mee.
Het moment van vervanging hangt af van de hoeveelheid objectglaasjes die binnen een laboratorium
worden bedrukt.
Het glaasjesprinterlint moet worden vervangen door glaasjesprinterlint van Hologic. De printer
werkt niet als er verkeerd printerlint in zit.
1. Haal een nieuw glaasjesprinterlint uit de verpakking. Het glaasjesprinterlint heeft twee spoelen:
een toevoerspoel en een oppikspoel.
2. Druk links aan de voorkant van de glaasjesprinter op de knop voor het openen van het
bovendeksel.
Opmerking: Raak de printkop niet aan met iets dat krassen kan veroorzaken, zoals een ring aan
uw vinger.
3. Plaats de toevoerspoel. Raadpleeg het diagram binnen in de printer, vlak bij de toevoerspoel.
Houd de toevoerspoel zó vast dat het blauwe uiteinde van de spoel zich op één lijn bevindt
met het blauwe gedeelte van de verende naaf in de printer.
Duw het metalen lipje van de blauwe verende naaf richting de rand van de printer (naar links
duwen) om de ruimte breder te maken.
Draai de toevoerspoel zó dat de inkepingen in het blauwe plastic op één lijn staan met de
inkepingen in de blauwe naaf. Plaats de spoel recht naar beneden in de printer. Ontgrendel
het metalen lipje. De spoel moet nu onbelemmerd draaien.
4. Plaats de oppikspoel.
Als het lint niet aan de oppikspoel is bevestigd, kunt u een stukje plakband gebruiken om
het lint vast te zetten aan de spoel. Het lint dat de toevoerspoel aan de onderkant verlaat,
gaat naar de onderkant van de oppikspoel.
Duw de verende naaf richting de rand van de printer (naar links duwen) om de ruimte
breder te maken.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.21
ONDERHOUD
8
Draai de oppikspoel zó dat de inkepingen van de spoel op één lijn staan met de naven van de
spoelhouder. Plaats de spoel recht naar beneden in de printer. Ontgrendel de verende naaf.
Draai de oppikspoel tot het lint strak staat.
5. Sluit het bovendeksel. Het lampje licht de glaasjespatroon blauw op. Als het lint niet op
correcte wijze is vervangen, licht het lampje de glaasjespatroon niet op. Verder verschijnt op
het scherm van de ThinPrep Genesis-processor een foutmelding als de glaasjesprinter niet
kan afdrukken.
De printkop in de glaasjesprinter vervangen
Bij ThinPrep Genesis-systemen met de optionele glaasjesprinter moet de printkop mogelijk worden
vervangen als er problemen met de printkwaliteit blijven bestaan nadat de printkop van de
glaasjesprinter is gereinigd. Printkoppen zijn ontworpen om tienduizenden afdrukken mee te gaan.
Afdrukken bij een hoge warmte-instelling, in een warme omgeving of op verkeerde objectglaasjes
kan er echter toe leiden dat een printkop sneller slijt. Gebruik alleen glaasjes die zijn ontworpen voor
gebruik met de ThinPrep Genesis-processor in de glaasjesprinter.
De printkop van de Hologic-glaasjesprinter vervangen:
1. Schakel de communicatie tussen de ThinPrep Genesis en de glaasjesprinter uit met behulp van
het aanraakscherm van de ThinPrep Genesis. Tik in het hoofdmenu op de knop Opties beheerder
en vervolgens op de knop Glaasjesprinter. De grijze cirkel geeft aan dat de communicatie met de
glaasjesprinter is uitgeschakeld.
2. Druk op de aan/uit-knop rechtsboven op de glaasjesprinter om de printer uit te zetten.
3. Haal de stekker van de glaasjesprinter uit het stopcontact.
4. Druk links aan de voorkant van de glaasjesprinter op de knop voor het openen van het
bovendeksel. De printkop is verbonden met de onderkant van het bovendeksel. Zie
afbeelding 8-6.
5. Schroef de zilverkleurige draad los die de behuizing met de printkop verbindt. Gebruik een
inbussleutel van 2 mm. Bewaar de schroef om de draad weer vast te maken.
6. Duw de printkop stevig naar de achterkant van de printer en druk de printkop vervolgens
omlaag.
ONDERHOUD
8.22 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
7. Draai de printkop volledig om, 180 graden. De kabelconnector komt bloot te liggen.
Afbeelding 8-21 De printkop verwijderen
8. Schuif de printkop naar buiten door gebruik te maken van de sporen aan beide zijden van het
printkopmechanisme om de printkop uit zijn metalen behuizing te geleiden.
9. Maak de kabelaansluiting los door de kabel uit de connector op de printkop te trekken.
Afbeelding 8-22 Kabelaansluiting blootgesteld wanneer printkop is omgedraaid
10. Voer de oude printkop af.
Nadat de printkop is
omgedraaid, volgt u het
pennenspoor om de
printkop los te maken.
Printkop 180 graden
gedraaid
Kabel is aangesloten aan
printkop. Trek aan de connector
om te verwijderen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.23
ONDERHOUD
8
De nieuwe printkop aansluiten
De nieuwe printkop aansluiten:
1. Bevestig de kabelaansluiting op de printer aan de connector op de nieuwe printkop.
2. Schuif de nieuwe printkop in zijn metalen behuizing, in omgekeerde volgorde van het
pennenspoor dat werd gebruikt om hem te verwijderen. Luister of u een klik hoort.
3. Bevestig de zilverkleurige draad van de behuizing aan de printkop.
4. Sluit het deksel.
5. Steek de voeding van de glaasjesprinter in een geaard stopcontact.
6. Schakel de communicatie tussen de ThinPrep Genesis en de glaasjesprinter in met behulp
van het aanraakscherm van de ThinPrep Genesis. Tik in het hoofdmenu op
Opties beheerder
en vervolgens op de knop
Glaasjesprinter
. De groene cirkel geeft aan dat de communicatie
met de glaasjesprinter is ingeschakeld.
7. Druk op de aan/uit-knop rechtsboven op de glaasjesprinter om de printer in te schakelen.
Het lampje licht de glaasjespatroon blauw op.
De printkop in de buisjesprinter reinigen
Bij ThinPrep Genesis-systemen met de optionele buisjesprinter dient de printkop in de buisjesprinter
periodiek te worden gereinigd. Het moment van vervanging hangt af van de hoeveelheid buisjes die
binnen een laboratorium worden bedrukt.
Haal de stekker van de buisjesprinter uit het stopcontact. Bevochtig een lang houten wattenstaafje
met isopropylalcohol. Het wattenstaafje mag niet zo nat zijn dat er druppels vanaf vallen.
De printkop is het platte, glanzende oppervlak aan de linkerzijde van de holte voor het buisje. Veeg
met het wattenstaafje voorzichtig over de printkop om deze te bevochtigen en vuil te verwijderen.
Gebruik zo nodig meerdere wattenstaafjes.
Opmerking: Als er stukjes vuil vanaf de printkop de holte in vallen, kunt u een pincet gebruiken om
die stukjes uit de printer te vissen.
Voer vuile wattenstaafjes af als normaal afval. Doe de stekker van de printer weer in het stopcontact.
De buitenkant van de buisjesprinter reinigen
Bij ThinPrep Genesis-systemen met de optionele buisjesprinter kunt u naar behoefte de
buitenoppervlakken afnemen met een pluisvrij doekje dat is bevochtigd met gedeïoniseerd water.
ONDERHOUD
8.24 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
DE THINPREP GENESIS-PROCESSOR VERPLAATSEN
Wanneer uw ThinPrep Genesis-processor moet worden verplaatst, gebruik dan de hieronder
beschreven methode.
De processor binnen het gebouw verplaatsen:
1. Schakel de processor uit. Zet de aan-/uitschakelaar op Uit.
2. Trek het netsnoer uit het stopcontact en uit de processor.
3. De afvalfles legen.
4. Maak de aansluiting van de afvalfles op de processor los bij de aansluitpunten op de
achterkant van de processor.
5. Koppel de glaasjesprinter en de buisjesprinter los (indien gebruikt).
6. Houd de processor horizontaal en zet hem samen met iemand anders voorzichtig op het
vlakke oppervlak van een rolmeubel of trolley. Rol de processor naar de nieuwe locatie.
7. Til de processor samen met iemand anders van het rolmeubel of de trolley. Plaats de
processor op de nieuwe, vlakke werkplek.
8. Sluit het netsnoer en de afvalfles weer aan. Koppel de glaasjesprinter en de buisjesprinter
opnieuw aan (indien van toepassing).
De processor naar een ander gebouw verplaatsen:
Neem contact op met de technische ondersteuning van Hologic wanneer de ThinPrep Genesis-
processor naar een ander gebouw moet worden verplaatst. Zie Hoofdstuk 12, 'Service-informatie'.
PARAGRAAF
D
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.25
ONDERHOUD
8
VOOR DE GEBRUIKER TOEGANKELIJKE ZEKERINGEN VERVANGEN
WAARSCHUWING:
Apparaatzekeringen.
De processor is voorzien van twee zekeringen die voor de gebruiker toegankelijk zijn.
Deze zekeringen zitten aan de achterkant van de processor, net boven de netvoedingsmodule
(Afbeelding 8-23). Wanneer de processor het niet doet, kunnen de zekeringen worden vervangen
volgens onderstaande instructies.
Afbeelding 8-23 Locatie van de zekeringen die voor de gebruiker toegankelijk zijn
1. Schakel de processor uit. Zorg dat de aan-uitschakelaar op Uit staat.
2. Trek het netsnoer uit de voedingsaansluiting van de processor.
PARAGRAAF
E
Wrik het dekseltje
voorzichtig omhoog
om toegang te
krijgen tot de
zekeringen.
Ingang netvoeding
Zekering
ONDERHOUD
8.26 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
Afbeelding 8-24 De zekeringhouder verwijderen
3. Wrik met een plat schroevendraaiertje het dekseltje vlak bij de netvoedingsaansluiting open.
Wrik de zekeringhouder naar buiten.
4. Haal de twee zekeringen uit de houder. Deze zekeringen kunnen als normaal afval worden
afgevoerd.
5. Plaats twee nieuwe zekeringen 10A/250V 3AG zekeringen (P/N CKB-00112).
Opmerking: Houd de zekering bij de metalen uiteinden vast.
Afbeelding 8-25 Nieuwe zekeringen plaatsen en zekeringhouder terugplaatsen
6. Duw de zekeringhouder terug in de processor. Duw het dekseltje terug op zijn plaats.
7. Sluit het netsnoer weer aan op de processor.
8. Zet de aan-uitschakelaar van de processor op Aan.
Neem contact op met Hologic Technische ondersteuning als de processor het niet doet.
Dekplaatje
Zekeringhouder
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 8.27
ONDERHOUD
8
DE GLAASJESPRINTER VERVANGEN
Als u de optionele glaasjesprinter wilt toevoegen of vervangen na de oorspronkelijke installatie
van de ThinPrep™ Genesis™-processor door Hologic-servicepersoneel, verwijdert u al het
verpakkingsmateriaal van de glaasjesprinter, inclusief het plakband in het glaasjesafvalbakje.
Druk op de knop Deksel ontgrendelen om het deksel te openen. Raadpleeg Afbeelding 1-7 op
pagina 1.16.
Plaats het printerlint. Raadpleeg 'Het glaasjesprinterlint vervangen' op pagina 8.20.
Verbind de glaasjesprinter met de ThinPrep™ Genesis™-processor door het ene uiteinde van de
USB-kabel aan te sluiten op de glaasjesprinter en het andere uiteinde op de USB-aansluiting aan de
achterkant van de ThinPrep™ Genesis™-processor.
Afbeelding 8-26 De glaasjesprinter verbinden met de ThinPrep™ Genesis™-processor
Sluit de voeding aan op de glaasjesprinter en op een wandstopcontact.
Let op:
De voeding voor de glaasjesprinter is niet uitwisselbaar met de voeding voor de
buisjesprinter. De printers werken niet en kunnen beschadigd raken als de verkeerde voeding
wordt aangesloten.
Druk op de aan-uitknop van de glaasjesprinter om de glaasjesprinter aan te zetten.
Raadpleeg 'De glaasjesprinter gebruiken' op pagina 7.15 voor informatie over het plaatsen van
glaasjes in de glaasjesprinter.
PARAGRAAF
F
Voedingsaansluiting van de glaasjesprinter
USB-verbinding van de glaasjesprinter naar de ThinPrep™ Genesis™-processor
ONDERHOUD
8.28 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
DE BUISJESPRINTER VERVANGEN
Als u de optionele buisjesprinter wilt toevoegen of vervangen na de oorspronkelijke installatie van
de ThinPrep™ Genesis™-processor door Hologic-servicepersoneel, verwijdert u al het
verpakkingsmateriaal van de buisjesprinter.
Verbind de buisjesprinter met de ThinPrep™ Genesis™-processor door het ene uiteinde van de
ethernetkabel aan te sluiten op de buisjesprinter en het andere uiteinde op de ethernetaansluiting
aan de achterkant van de ThinPrep™ Genesis™-processor.
Afbeelding 8-27 De buisjesprinter verbinden met de ThinPrep™ Genesis™-processor
Sluit de voeding aan op de buisjesprinter en op een wandstopcontact.
Let op:
De voeding voor de glaasjesprinter is niet uitwisselbaar met de voeding voor de
buisjesprinter. De printers werken niet en kunnen beschadigd raken als de verkeerde voeding
wordt aangesloten.
Druk op de aan-uitknop van de buisjesprinter om de buisjesprinter aan te zetten.
PARAGRAAF
G
Voedingsaansluiting van de buisjesprinter Ethernetverbinding van de buisjesprinter naar
de ThinPrep™ Genesis™-processor
Onderhoud aan de ThinPrepGenesis-processor
Onderhoudsschema voor de maand/het jaar: Apparaatnummer
*Onderhoudsactiviteiten voor het pipetteren worden alleen uitgevoerd wanneer de Aliquot-cyclus of
de Aliquot + glaasje-cyclus wordt gebruikt.
Deze pagina mag worden gekopieerd.
Dagelijks of vaker Wekelijks Naar behoefte (indien nodig)
Fixatie-
freagens
na elke
100
glaasjes
of elke
dag ver-
vangen,
pag. 8.2
Glaasjes-
nest,
glaasjes-
klem,
pag. 8.2
Wegwerp-
beker,
pag. 8.3*
Bewer-
kings-
ruimte,
pag. 8.3
Pipettor,
pag. 8.5*
Aanraak-
scherm,
pag. 8.5
Deurtje en
hand-
greep,
pag. 8.6
Printkop
glaasjes-
printer,
pag. 8.6
Rollen
glaasjes-
printer,
pag. 8.8
Invoerrol
glaasjes-
printer,
pag. 8.10
Glaasjes-
printer,
pag. 8.11
Afvalfles,
pag. 8.12
Leidingen
vrijma-
ken,
pag. 8.17
Absorbe-
rende
pads, pag.
8.18
Pipettip-
houder,
pag. 8.20
Lint
glaasjes-
printer,
pag. 8.20
Printkop
glaasjes-
printer,
pag. 8.21
Printkop
buisjes-
printer,
pag. 8.23
Buisjes-
printer,
pag. 8.23
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
ONDERHOUD
8.30 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
8
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
9. Problemen
oplossen
9. Problemen
oplossen
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 9.1
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
H o o f d s t u k 9
Problemen oplossen
ALGEMEEN
Het systeem kan drie soorten fouten/statussen genereren:
Monsterverwerkingsfouten
Door gebruiker te corrigeren fouten
Systeemfouten
In dit hoofdstuk staat ook hoe problemen met de optionele glaasjesprinter opgelost kunnen worden.
MONSTERVERWERKINGSFOUTEN
Na voltooiing van een monsterverwerking worden eventueel opgetreden monsterfouten in het
flaconrapport geregistreerd. Tijdens de verwerking van een monsterflacon kunnen monsterfouten
optreden. Deze zijn 'monsterspecifiek' en hebben meestal slechts betrekking op een monsterflacon
die wordt verwerkt. Als de fout niet verhindert dat een preparaat wordt gemaakt of een aliquot
wordt uitgenomen, dan verschijnt de fout in het scherm Verwerking voltooid en in het flaconrapport.
Monsterverwerkingsfouten worden alleen in het flaconrapport geregistreerd, niet in het
foutenlogboek.
Wanneer een monsterverwerkingsfout optreedt:
Indien een pipettip is opgepakt, wordt deze afgevoerd.
Indien een filter is opgepakt, wordt dit doorgeprikt.
Indien een glaasje is opgepakt, maar nog niet is gebruikt, wordt het teruggeplaatst in
het glaasjesnest.
PARAGRAAF
A
PARAGRAAF
B
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
9
Tabel 9.1 Monsterverwerkingsfouten
Fout Beschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
5000
Vloeistofniveau
buisje te hoog
Het vloeistofniveau in het buisje is te
hoog voor de pipettor om een aliquot
vanuit de flacon te kunnen afgeven in
het buisje. In het flaconrapport wordt
de flacon geregistreerd als Mislukt.
Mogelijk is een verkeerd buisje of een
reeds verwerkt buisje geladen.
Vervang het buisje door een nieuw
buisje of het correcte buisje en
verwerk het monster opnieuw.
5001
Vloeistofniveau
buisje te laag
Het vloeistofniveau in het buisje is te
laag voor de pipettor om een aliquot
vanuit de flacon te kunnen afgeven in
het buisje. In het flaconrapport wordt
de flacon geregistreerd als Mislukt.
Mogelijk is een verkeerd buisje of een
reeds verwerkt buisje geladen.
Vervang het buisje door een nieuw
buisje of het correcte buisje en
verwerk het monster opnieuw.
5002
Vloeistofniveau
flacon te hoog
Terwijl het filter of de pipettip in de
flacon wordt geplaatst, detecteert het
systeem het vloeistofniveau te vroeg.
(21 ml is het maximaal toegestane
volume.)
Het monster is niet verwerkt.
Er is geen preparaat gemaakt.
Er is geen aliquot uitgenomen.
In het flaconrapport wordt de
flacon geregistreerd als Mislukt.
Er zit te veel vloeistof in de flacon. Inspecteer de flacon om te controleren
of het vloeistofniveau boven de
matglazen streep op de flacon ligt.
Bewaar overtollige vloeistof in een
daarvoor geschikte container als het
volume in de monsterflacon moet
worden teruggebracht tot tussen
17 en 21 ml. Verwerk het monster
opnieuw.
5003
Vloeistofniveau
flacon te laag
De flacon bevat niet voldoende
vloeistof voor een goede
monsterverwerking. (17 ml is het
minimaal vereiste volume.) Het
monster is niet verwerkt. Er is geen
preparaat gemaakt.
Als de flacon voldoende vloeistof
bevatte voordat een aliquot werd
verwijderd, wordt het aliquot
afgegeven. In het flaconrapport wordt
het aliquot geregistreerd als Voltooid.
Als de flacon niet voldoende vloeistof
bevatte voordat werd geprobeerd het
aliquot te verwijderen, is er geen
aliquot verwijderd.
In het flaconrapport wordt de flacon
geregistreerd als Mislukt.
De flacon heeft gelekt.
Fout in het pneumatisch systeem.
Preparatiefout waardoor er te weinig
vloeistof is.
Inspecteer de flacon om te controleren
of deze niet lekt. Plaats het monster in
een andere flacon als de flacon
beschadigd is.
Controleer of het vloeistofniveau in de
monsterflacon tussen 17 en 21 ml is.
Voeg PreservCyt-oplossing toe als
het vloeistofniveau lager is dan de
matglazen streep op de flacon. Vul de
flacon niet tot boven de matglazen
streep. Verwerk het monster opnieuw.
5004
Blokkade in flacon
Het filter of de pipettip ondervindt
weerstand bij plaatsing in de flacon.
In het flaconrapport wordt de flacon
geregistreerd als Mislukt.
Mogelijk is er in de flacon een
voorwerp achtergebleven, bijv.
een afnamehulpmiddel.
Inspecteer de flacon om te zien of er
een vreemd voorwerp in zit. Gebruik
een flacon waarin een vreemd
voorwerp zit niet voor verwerking.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 9.3
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
5005
Te hoge
monsterdichtheid
Het monster is zo geconcentreerd dat
er met de processor geen toereikend
preparaat van kan worden gemaakt.
Dit bericht is slechts een mededeling;
het objectglaasje wordt verwerkt
en kan geschikt zijn.
Het monster is zo geconcentreerd dat
er met de processor geen toereikend
preparaat van kan worden gemaakt.
Dit geldt alleen voor niet-
gynaecologische monsters. Schud
of vortex het monster gedurende
8–12 seconden. Verdun dan het
monster in een mengverhouding van
20:1. Plaats 1 ml van het monster in
een nieuwe flacon met PreservCyt-
oplossing en verwerk het opnieuw.
5006
Lage
celconcentratie
Deze foutmelding geeft aan dat het
gehele monster bij het maken van het
preparaat is opgebruikt. Dit bericht
is slechts een mededeling; het
objectglaasje wordt verwerkt en
kan geschikt zijn.
Deze melding duidt meestal op een
probleem met het afgenomen monster
en niet op disfunctioneren van de
processor en/of mechanische
componenten daarvan.
Gynaecologische glaasjes:
Als het objectglaasje voldoet voor
onderzoeksdoeleinden, is geen
verdere actie nodig.
Als het objectglaasje niet voldoet,
moet de in het laboratorium gangbare
procedure voor het registreren van
ontoereikende monsters worden
gevolgd.
Niet-gynaecologische glaasjes:
Maak, als er nog monstermateriaal
beschikbaar is, een nieuw preparaat,
indien mogelijk met meer
celmateriaal.
5007
Glaasjescode
lezen mislukt
De flaconcode kon niet worden
gelezen of heeft een ongeldige
indeling. Het monster is niet verwerkt.
Er is geen preparaat gemaakt.
Er is geen aliquot uitgenomen.
De flaconcode verschijnt niet in
het flaconrapport.
Glaasje aanwezig met ontbrekend of
beschadigd etiket.
Foute mechanische uitlijning of storing
in de lezer.
Zorg dat een glaasje
correct geëtiketteerd is.
Zie 'Flaconetiketten aanbrengen' op
pagina 7.8.
Controleer de parameters van het
glaasjesetiket in de instellingen onder
Opties beheerder om te zien of de
glaasjescode overeenkomt met de
instelling in de processor. Zie
'Glaasjesetiketten' op pagina 6.26 en
'De glaasjescode configureren' op
pagina 6.54.
Zorg dat de glaasjescodelezer
niet wordt geblokkeerd
(zie Afbeelding 8-2).
Voer de glaasjescode opnieuw in,
ofwel met de streepjescodescanner
ofwel handmatig met het toetsenblok.
Neem contact op met Technische
ondersteuning als de fout aanhoudt.
Tabel 9.1 Monsterverwerkingsfouten
Fout Beschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
9
FOUTEN IN MANIPULATIE MEDIA
Fouten in de manipulatie van media zijn fouten waarvan het systeem met tussenkomst van de
gebruiker kan herstellen. De fouten treden tijdens de verwerking van een monster op. Als het
systeem een fout detecteert, wordt het proces stilgezet (beëindigd of onderbroken, afhankelijk van
de oorzaak) en wordt de fout gemeld via een bericht op de gebruikersinterface en met een hoorbaar
alarm (indien ingeschakeld). Sommige fouten kunnen aan het begin van een verwerking worden
gedetecteerd en dienen eerst opgelost te worden voordat de verwerking kan worden gestart.
Volg de aanwijzingen op het aanraakscherm van de processor om de fout op te lossen. Ga vervolgens
door met de verwerking. Als dezelfde fout in de manipulatie van media optreedt na de tussenkomst
van de gebruiker, stopt de verwerking, wordt de fout geregistreerd als een Systeemvoorval en gaat
de processor in de beperkte modus staan. Zie 'Een systeemfout wissen' op pagina 9.14.
Bij sommige fouten in de manipulatie van media kan het nuttig zijn gebruik te maken van de functie
Media wissen om een filter, glaasje, pipettip, flacon, flacondop of buisje te zien en te bereiken.
5008
Glaasjescode kwam
niet overeen met
cytologiecode
De glaasjescode is gelezen en
met de flaconcode vergeleken.
De glaasjescode kwam niet overeen
met de flaconcode zoals dat was
ingesteld in de processor. Het monster
is niet verwerkt. Er is geen preparaat
gemaakt. Er is geen aliquot
uitgenomen. De flaconcode verschijnt
niet in het flaconrapport.
De verkeerde code of streepjescode
is ingevoerd.
Het glaasjesetiket heeft de verkeerde
indeling.
De instellingen onder Opties
beheerder hebben een schema voor
het etiketteren van flacons/glaasjes
dat niet correct is voor uw lab.
Zorg ervoor dat het correcte glaasje en
de correcte flacon worden gebruikt.
Zorg er bij flacons met meer dan één
code voor dat de correcte code wordt
ingevoerd als cytologiecode.
Controleer de parameter Etiketindeling
in de instellingen onder Opties
beheerder om te zien of deze
overeenkomt met het type
glaasjesetiket dat wordt gebruikt.
Zie 'Glaasjesetiketten' op pagina 6.26
en 'De glaasjescode configureren' op
pagina 6.54.
Voer de glaasjescode opnieuw in.
5009, 5010
Streng of
verstopping
gedetecteerd
tijdens aliquot
De processor heeft geprobeerd een
aliquot uit de flacon te nemen, maar
heeft een streng in het monster
gedetecteerd die goede aspiratie van
de pipet belet. Het monster is niet
verwerkt. Er is geen preparaat
gemaakt. Er is geen aliquot
uitgenomen. In het flaconrapport wordt
de flacon geregistreerd als Mislukt.
Het monster heeft te veel materiaal
waardoor de pipet niet goed kan
aspireren.
Probeer het monster opnieuw te
verwerken, met een nieuwe pipettip.
Als de tweede poging ook mislukt,
kunt u overwegen het monster
handmatig te pipetteren (niet met de
processor).
Tabel 9.1 Monsterverwerkingsfouten
Fout Beschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PARAGRAAF
C
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 9.5
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Filterdetectie
Als de ThinPrep Genesis-processor aan het begin van het Objectglas- of het Aliquot + objectglas-
proces geen nieuw, niet geperforeerd filter detecteert, wordt de gebruiker gevraagd zich ervan
te vergewissen dat er een nieuw filter is geladen. De filterdetectie kan tot 15 seconden duren.
De knoppen op het laadscherm zijn niet beschikbaar tijdens de filterdetectie.
1. Druk op
Annuleren
om te stoppen en te controleren. Open de deur en controleer of een
nieuw filter correct is geplaatst of plaats een nieuw filter op de filterplug.
2. Druk op de knop
Doorgaan
.
Opmerking: Als 'Auto-start met gesloten deur' is ingeschakeld, start het proces wanneer de deur
gesloten wordt, en is de knop Doorgaan is niet beschikbaar.
Afbeelding 9-1 Bevestigen dat er een filter in de processor is geladen
3. Als het bericht opnieuw verschijnt wanneer er een nieuw, niet-geperforeerd filter is geplaatst,
drukt u op
Volgende
om door te gaan.
Media wissen
Afbeelding 9-2 De knop Media wissen
Bij sommige systeemfouten kan het noodzakelijk zijn om een glaasje, flacondop, filter, buisjesdop,
buisje of pipettip te verwijderen dat/die is achtergebleven tijdens een verwerkingsproces. Druk in
het hoofdmenu achtereenvolgens op Opties beheerder, Systeemonderdelen (Systeemonderhoud)
en Media wissen. Het scherm bevat knoppen die de aanzuigdruk op bovengenoemde media
opheffen, zodat ze kunnen worden verwijderd. Zie Afbeelding 9-3.
Opmerking: Het medium wordt losgelaten direct nadat de druk is opgeheven. Houd het voorwerp
vast voordat u op de knop drukt, zodat het niet valt.
Druk op Volgende
om het monster verder
te verwerken.
Druk op Annuleren
om te controleren of een
filter is geladen of om
een filter te laden.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
9
Afbeelding 9-3 Het scherm Media wissen
Omdat de robot tijdens een verwerking op en neer gaat en ronddraait, kan het, afhankelijk van het
moment waarop de fout plaatsvond, lastig zijn om het in de processor achtergebleven medium
te zien of te bereiken. Gebruik de knop Robot herpositioneren om de robot voorzichtig en
handmatig omlaag of omhoog te brengen of te draaien. De grijze hendel rechts van de robot kan u
helpen bij het herpositioneren van de robot, met name als de robot in een zeer lage positie is gestopt.
Losmaken: Glaasje. Hiermee gaan de grijpers van de glaasjesklem
open en wordt het glaasje losgelaten.
Losmaken: Flacondopje. Hiermee gaan de grijpers van de flaconklem
open en valt de flacondop naar beneden.
Losmaken: Filter. Hiermee wordt de filterplug ontlucht, zodat het filter
kan worden losgetrokken. Bij sommige fouten kan dit eerst worden
weergegeven als een knop Legen.
Losmaken: Buisjesdop. Hiermee gaan de grijpers van de
buisjesdopklem open en valt de buisjesdop naar beneden.
In dit voorbeeld is de buisjesdop al losgemaakt.
Losmaken: Buisje. Hiermee gaat de grijper in de buisjeshouder open,
zodat het buisje kan worden verwijderd.
Losmaken: Pipettip. . Hiermee wordt de druk op de pipettor opgeheven
en wordt de pipettip uitgeworpen. Bij sommige fouten kan dit eerst
worden weergegeven als een knop Legen.
Druk op Robot herpositioneren om de robot met uw hand te verplaatsen.
Druk op Gereed om terug te gaan naar het scherm Het systeem
onderhouden.
Leidingen vrijmaken stuurt lucht door de pneumatische slang die verbonden is met de filterplug,
als onderhoudsactiviteit voor het instrument. De knop Leidingen vrijmaken wordt niet getoond
wanneer het scherm Media wissen het resultaat is van een fout.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 9.7
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Afbeelding 9-4 Robot herpositioneren
Opmerking:
Er is één speciale situatie. Als een fout optreedt terwijl de pipettip is ondergedompeld in
de flacon, is het niet mogelijk de functie Robot herpositioneren te gebruiken omdat de
pipettor naar een open flacon is gericht, zonder voldoende vrije ruimte om de pipettor
te bewegen (fout 6061, zie Afbeelding 9-5). In deze situatie moet u de processor
uitschakelen en, terwijl de processor geen voeding krijgt, de robot omhoog bewegen.
Zet daarna de processor weer aan. De knop Robot herpositioneren is pas beschikbaar
nadat de pipettor niet meer naar de flacon is gericht.
Afbeelding 9-5 Verplaatsen van de pipettor om de flacon te mijden
Druk op de knop Robot
herpositioneren en duw
vervolgens voorzichtig
tegen de robot om hem
te draaien of omhoog
om omlaag te brengen.
De robot kan zowel linksom
als rechtsom worden
gedraaid.
Druk in dit scherm op
Gereed om de robot vast te
zetten op de nieuwe positie.
Verwijder eventueel
aanwezige media.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.8 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
9
Glaasje losmaken
Opmerking: Kijk waar het glaasje zich bevindt voordat u op de knop Losmaken drukt.
Een glaasje kan zich in de glaasjesklem van de glaasjestransportarm bevinden. De glaasjesklem
blijft gesloten nadat een glaasje is opgepakt, totdat het glaasje is afgegeven aan het fixatiefbad of
teruggebracht naar het glaasjesnest. Om het glaasje los te maken uit de klem, houdt u het glaasje
zodanig vast dat het niet kan vallen, en drukt u vervolgens op de knop Losmaken: De knop Glaasje.
Afbeelding 9-6 Glaasje losmaken
Flacondop losmaken
De grijpers van de flacondopklem blijven gesloten in een foutconditie, zodat de flacondop niet valt.
Houd de flacondop vast en druk dan op de knop Losmaken: Flacondop om de klem te openen en
de flacondop te verwijderen. Zie Afbeelding 9-7.
Afbeelding 9-7 Flacondop losmaken
Opmerking:
Als de flacondop niet in de klem zit, is de flacondop mogelijk op de bodem van de
bewerkingsruimte gevallen. Als dat inderdaad het geval is, pakt u de dop op en draait
u deze met de hand weer op de flacon.
Houd het glaasje vast dat is
achtergebleven in de
glaasjesklem. Druk op
Losmaken: Glaasje en
de grijper van de klem laat
het glaasje los.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 9.9
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Filter losmaken
De filterplug houdt lichte druk in het filter nadat het is opgepakt; hierdoor valt het filter niet. Om een
filter te verwijderen dat zich nog op de filterplug bevindt, drukt u op de knop Losmaken: Filter.
Vervolgens trekt u het filter er voorzichtig af.
Als de fout optrad terwijl er vloeistof in het filter zat, moet u de robot zodanig roteren dat het filter
zich boven de flacon zonder dop bevindt. Met het filter op zijn plaats houdt u het filter vast en drukt
u in het scherm Media wissen op de knop Legen. Giet de vloeistof uit het filter in de flacon eronder.
Let op:
Verwijder een filter nooit met kracht van de filterplug zonder de systeemdruk op te heffen.
Hierdoor zou de processor kunnen worden beschadigd.
Afbeelding 9-8 Filter losmaken
Buisjesdop losmaken
De grijpers van de buisjesdopklem blijven gesloten in een foutconditie, zodat de buisjesdop niet valt.
Houd de buisjesdop vast en druk dan op de knop Losmaken: Buisjesdop om de klem te openen en
de buisjesdop te verwijderen. Zie Afbeelding 9-9.
Afbeelding 9-9 Buisjesdop losmaken
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.10 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
9
Buisje losmaken
De buisjesklem in de buisjeshouder blijft gesloten in een foutconditie, zodat er een buisje in blijft
zitten. Houd het buisje vast en druk dan op de knop Losmaken: Buisje om de klem te openen en het
buisje te verwijderen. Zie Afbeelding 9-10.
Afbeelding 9-10 Buisje losmaken
Pipettip losmaken
De pipettor houdt lichte druk in de pipettip nadat deze is opgepakt; hierdoor valt de pipettip niet.
Als de fout optrad terwijl er vloeistof in de pipettip zat, moet u de robot zodanig roteren dat de
pipettip zich boven de flacon zonder dop bevindt. Met de pipettip op zijn plaats houdt u de pipettip
vast en drukt u in het scherm Media wissen op de knop Legen. Giet de vloeistof uit de pipettip in
de flacon eronder.
Om een pipettip te verwijderen die zich nog in de pipettor bevindt, houdt u de pipettip vast en drukt
u op de knop Losmaken: Pipettip. De processor trekt dan het uiteinde van de pipettor terug en de
pipettip wordt uitgeworpen.
Let op: Verwijder een pipettip nooit met kracht uit de pipettor zonder de systeemdruk op te heffen;
hierdoor zou de processor kunnen worden beschadigd.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 9.11
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Afbeelding 9-11 Pipettip losmaken
Leidingen vrijmaken
De knop Leidingen vrijmaken stuurt lucht door de pneumatische slang die op de filterplug is
aangesloten, waardoor eventuele vochtdruppels in de slang worden verplaatst. Dit wordt
beschreven in Hoofdstuk 8, 'Onderhoud'.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.12 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
9
Tabel 9.2 Fouten in manipulatie media
Fout Beschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
6100, 6102, 6103
Fout in manipulatie
flacons
De processor heeft de flacon niet goed
gedraaid of geopend of heeft de dop
niet goed teruggeplaatst.
Blokkade in het pad van het
dispersiemechanisme of de robot.
Flacondop is beschadigd.
Flaconklem is beschadigd.
Storing in de processor.
Verwijder eventuele blokkades.
Inspecteer de flacondop.
Als de fout niet is opgelost, dient u
contact op te nemen met Technische
ondersteuning.
6101
Flacondop
vastmaken mislukt
De processor heeft de flacondop niet
goed vastgedraaid.
Flacondop is beschadigd.
Flaconklem is beschadigd.
Storing in de processor.
Inspecteer de flacondop.
Als de fout niet is opgelost, dient u
contact op te nemen met Technische
ondersteuning.
6103
Flacondop openen
mislukt
De processor heeft de flacondop niet
helemaal verwijderd.
Het verwijderen van de dop wordt
fysiek gehinderd.
Flacondop is beschadigd.
Flaconklem is beschadigd.
Storing in de processor.
Inspecteer de flacons om te zien of er
een reden is waarom de doppen niet
kunnen worden geopend (het plastic
is bijvoorbeeld niet van de flacon
verwijderd). Draai de dop los en
vervolgens weer vast en verwerk
het monster opnieuw.
Inspecteer de flacondop.
Als de fout niet is opgelost, dient u
contact op te nemen met Technische
ondersteuning.
6150, 6152, 6153
Fout in manipulatie
glaasjes
De processor kon een ongebruikt
glaasje niet overbrengen van het
glaasjesnest naar de glaasjesklem of
kon de robot niet goed verplaatsen om
een ongebruikt glaasje
te manipuleren.
Glaasje is beschadigd.
WAARSCHUWING:
Glas
Wees voorzichtig bij het hanteren
van glazen objectglaasjes.
Blokkade bij het glaasjesnest.
Storing in de glaasjesklem.
Inspecteer het ongebruikte glaasje op
beschadiging en vervang het glaasje
indien het beschadigd is.
Veeg eventueel glasstof en gruis uit
het glaasjesnest en de glaasjesklem.
Als de fout niet is opgelost, dient u
contact op te nemen met Technische
ondersteuning.
6151
Glaasje niet
aanwezig in grijper
De processor heeft een glaasje in de
glaasjesklem niet gedetecteerd.
Glaasje is beschadigd.
Glaasje niet goed geplaatst in
het glaasjesnest.
Storing in de sensor.
Inspecteer het ongebruikte glaasje op
beschadiging en vervang het glaasje
indien het beschadigd is.
Veeg eventueel glasstof en gruis uit
het glaasjesnest en de glaasjesklem.
Als de fout niet is opgelost, dient u
contact op te nemen met Technische
ondersteuning.
6154
Onverwacht glaasje
of filter aanwezig
Er is een glaasje of filter in
de processor geladen en 'Aliquot' is
geselecteerd als het te verwerken
item. Glaasjes en filters worden niet
gebruikt in het aliquotproces.
Aan het begin van het aliquotproces is
per ongeluk een glaasje of een filter
achtergebleven in de processor.
Verwijder het glaasje of filter en begin
met de verwerking van het aliquot.
6200, 6201, 6202,
6204, 6205, 6206
Fout in manipulatie
filters
De processor kon het filter niet op de
filterplug plaatsen, kon het filter niet
detecteren of kon het filter niet
zodanig positioneren dat een vloeibaar
monster vanuit het filter terug werd
geblazen in de flacon.
Storing in de filterplug.
Storing in het pneumatisch systeem.
De processor kan het filter niet goed
positioneren.
Gebruik de functie Media wissen om
het filter te legen en/of te verwijderen.
Als de fout niet is opgelost, dient u
contact op te nemen met Technische
ondersteuning.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 9.13
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
6203
Filter gebruikt of
niet aanwezig
De processor heeft geprobeerd de
aanwezigheid van een filter te
detecteren maar heeft geen intact
filter gedetecteerd.
Filter ontbreekt op de filterplug.
Filter op de filterplug is
een beschadigd filter of
een doorgeprikt filter.
Fout bij de filterdetectie.
Plaats een nieuw filter op de filterplug.
Als de fout niet is opgelost, dient u
contact op te nemen met Technische
ondersteuning.
6207
Voorbereiding voor
leidingen vrijmaken
mislukt
De processor heeft de robot niet in de
juiste positie gebracht om de leidingen
te wissen.
Obstructie van de robot. Controleer of er iets is wat de robot
blokkeert.
Controleer op een gevallen buisjesdop
of flacondop die normale beweging
mogelijk verhindert.
Verwijder de blokkade.
Verwerk het monster opnieuw.
Als de fout niet is opgelost, dient u
contact op te nemen met Technische
ondersteuning.
6208
Fout bij vrijmaken
van leidingen
De processor is er niet in geslaagd de
leidingen vrij te maken vanwege een
fout in het pneumatische systeem.
Storing in het pneumatisch systeem. Probeer het proces Leidingen
vrijmaken opnieuw uit te voeren.
Als de fout niet is opgelost, dient u
contact op te nemen met Technische
ondersteuning.
6250, 6251, 6252
Fout in manipulatie
buisjes
De processor heeft tijdens
de verwerking het buisje of de
buisjesdop niet goed vastgegrepen
en losgemaakt.
Buisje verwijderd tijdens verwerking.
Buisjesdop gevallen of beschadigd
Door een mechanische storing kon het
buisje niet worden geopend of
vastgegrepen.
Controleer op een gevallen buisjesdop
of flacondop die normale beweging
mogelijk verhindert.
Als de fout niet is opgelost,
dient u contact op te nemen met
Technische ondersteuning.
6300, 6301, 6203,
6304, 6305, 6306,
6307, 6309, 6310,
6311
Fout in manipulatie
pipetten
De processor kon de robot
niet verplaatsen, kon de
pipettiphouder niet verplaatsen, kon
geen pipettips uit de pipettiphouder
nemen of kon geen gebruikte pipettip
afgeven in de wegwerpbeker voor
pipettips.
De robot, de bewaarruimte
voor pipettips, de flacon of de
wegwerpbeker voor pipettips
wordt geblokkeerd.
De pipettip is beschadigd.
Storing in de processor.
Controleer of er iets is wat de robot of
de bewaarruimte voor de pipettips
blokkeert.
Controleer of de pipettips stevig in
de pipettiphouder zitten.
Inspecteer de flacon om te zien
of er een vreemd voorwerp in zit.
Verwijder de blokkade.
Inspecteer de wegwerpbeker voor
pipettips om te zien of er een vreemd
voorwerp in zit. Verwijder de blokkade.
Verwerk het monster opnieuw.
Als de fout niet is opgelost,
dient u contact op te nemen met
Technische ondersteuning.
6308
Geen pipettips
gedetecteerd
De processor heeft geen pipettips in
de pipettiphouder gedetecteerd.
Er zitten geen pipettips meer
in de pipettiphouder.
De pipettiphouder is uit de processor
verwijderd.
Sensorfout.
Vul de pipettiphouder bij met pipettips.
Plaats de pipettiphouder terug in
de processor. (Zie 'De pipettips laden'
op pagina 7.19)
Als de fout niet is opgelost,
dient u contact op te nemen met
Technische ondersteuning.
Tabel 9.2 Fouten in manipulatie media
Fout Beschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.14 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
9
SYSTEEMFOUTEN
Systeemfouten zijn fouten waarvan de ThinPrep Genesis-processor niet kan herstellen zonder
tussenkomst van de gebruiker. Het lopende proces wordt beëindigd en het systeem probeert de
fout te registreren. Een systeemfout is een fout waarbij hoogstwaarschijnlijk de hulp van een
onderhoudstechnicus nodig is om de fout te herstellen. Een gebruiker kan ervoor kiezen het
systeem opnieuw op te starten of om instructies hierover te vragen. De fout wordt geregistreerd
in het foutenlogboek.
Een systeemfout wissen
Wanneer een systeemfout is gedetecteerd, gebeurt meestal het volgende:
Het systeem verschuift mechanismen om ruimte te maken, ontgrendelt het deurtje en keert
terug naar de inactieve status.
Het systeem geeft de foutmelding weer en laat het alarmsignaal klinken, mits dit is
ingeschakeld (zie Afbeelding 9-12). Het systeem probeert zich te herstellen (een minuut
of minder).
Afbeelding 9-12 Systeem heeft een fout gedetecteerd
PARAGRAAF
D
Nummer en beschrijving
van foutcode
De knop Alarmgeluid stoppen
om het alarmgeluid uit te
schakelen maar de foutmelding
op het scherm te houden.
De knop Volgende om het
foutscherm te sluiten en over te
schakelen naar het scherm van
de beperkte modus.
Statusbericht foutconditie
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 9.15
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Als het systeem niet kan herstellen van een foutconditie, probeert het de mechanismen uit de weg te
schuiven en schakelt het de motoren van de robot uit, zodat de gebruiker een glaasje, filter, pipettip,
buisje of flacon gemakkelijk kan verplaatsen. Het deurtje wordt ontgrendeld zodat de gebruiker
toegang heeft tot het apparaat.
Beperkte modus
Als de processor niet geheel kan herstellen van een foutconditie, schakelt de toepassing over naar de
beperkte modus. Hierdoor heeft de gebruiker toegang tot enkele functies, maar het systeem kan pas
weer monsters verwerken wanneer de fout is verholpen. Na bevestiging van de foutmelding wordt
in de gebruikersinterface het Hoofdmenu weergegeven. De knop Rapporten is beschikbaar.
Hiermee kunt u het rapport met systeemvoorvallen bekijken of downloaden (de foutcode is
vastgelegd in dit rapport). In het scherm Rapporten kunt u ook de knop Diagnostiek verzamelen
gebruiken wanneer Technical Support u daarom vraagt. De knop Opties beheerder is beschikbaar.
Vanuit Opties beheerder is de knop Afsluiten beschikbaar. Daarmee kan de processor opnieuw
worden gestart, waardoor systeemfouten doorgaans worden verholpen.
Afbeelding 9-13 Beperkte modus, scherm Hoofdmenu
Druk op de knop Afsluiten om het systeem te herstellen van een fout waarvoor het systeem moet
worden afgesloten.
Wacht tot de computer uit is (en het aanraakscherm leeg is). Zet daarna de aan-uitschakelaar aan de
achterzijde van de processor op Uit. Schakel het systeem een paar seconden nadat het volledig is
uitgeschakeld, weer in en laat het opstarten. Als het systeem klaar is om verwerkingen uit te voeren,
behoort het hoofdscherm te worden weergegeven.
In het scherm Rapporten kunt
u een rapport bekijken of
opslaan. Ook kunt u de functie
Diagnostiek verzamelen
gebruiken wanneer een
medewerker van Technical
Support u daarom vraagt.
Druk op de knop Opties
beheerder om toegang te
krijgen tot de knop Afsluiten.
De rode rand geeft aan
dat het systeem in
beperkte modus is
na een systeemfout.
In de beperkte modus is
de knop Laden beginnen
niet beschikbaar.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.16 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
9
Als na het opnieuw opstarten van het systeem het scherm van de beperkte modus wordt
weergegeven, moet u contact opnemen met Technische ondersteuning. De afdeling Technical
Support van Hologic kan u vragen om een rapport Diagnostiek verzamelen. Zie 'Diagnostiek
verzamelen' op pagina 6.66.
Glaasje vastgelopen in de glaasjesprinter
Als de glaasjesprinter vastloopt, drukt u op de knop glaasje uitwerpen om te proberen het glaasje
uit te werpen.
Als de glaasjesprinter het glaasje nog niet uit de glaasjespatroon heeft gehaald, moet de
glaasjespatroon worden verwijderd. Open met handschoenen aan de glaasjespatroon en maak
alle glaasjes die aan elkaar vastzitten los. Als de glaasjespatroon (bijna) vol zit met glaasjes,
moeten er glaasjes worden verwijderd tot de glaasjespatroon voor ongeveer een derde is gevuld.
Sluit de glaasjespatroon, plaats de glaasjespatroon terug in de glaasjesprinter en druk op de knop
voor glaasje uitwerpen.
Als het glaasje nog steeds vastzit in de printer, maar niet meer in de glaasjespatroon, opent u het
deksel van de glaasjesprinter en verwijdert u het glaasjesprinterlint. Verwijder de glaasjespatroon.
Controleer of er een glaasje in de patroon zit. Controleer of zich onder het glaasjesprinterlint een
glaasje bevindt.
Keer, met het deksel nog steeds open, de richting van de glaasjesrollers om door de aan-uitknop
ingedrukt te houden. Verwijder het glaasje op het moment dat u er makkelijk bij kunt. Ook kunt
u op de knop glaasje uitwerpen drukken om een glaasje op een positie te krijgen dat u er makkelijk
bij kunt.
Houd de invoerrol op de glaasjesprinter schoon om het vastlopen van glaasjes te voorkomen.
Zie 'De invoerrol van de glaasjesprinter reinigen' op pagina 8.10.
Als zich in de glaasjesprinter een gebroken glaasje bevindt dat niet kan worden verwijderd op de
hierboven beschreven wijze, kan er gruis afkomstig van het glaasje in de metalen tray onder in de
glaasjesprinter vallen. Schuif de metalen tray naar links of naar rechts om de tray te verwijderen.
Verwijder het eventueel aanwezige gruis. Schuif de tray weer op zijn plaats. Het gaatje in het lipje
van de tray staat op één lijn met de schroef aan de linkerzijde van de printer. Zorg dat het gaatje
en de schroef op één lijn liggen om de tray te vergrendelen.
Afgebroken glaasjesprinterlint
Als het printerlint in de glaasjesprinter afbreekt, kan het met een stukje plakband weer aan elkaar
worden gezet.
Open het deksel van de glaasjesprinter. Draai de toevoerrol zó ver door dat het printerlint zich boven
de bovenkant van de toevoerrol bevindt. Plak een stukje plakband op het uiteinde van het
printerlint, met de plakzijde naar beneden.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 9.17
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Afbeelding 9-14 Repareren van een afgebroken printerlint in de glaasjesprinter
Leid het printerlint tot onder de oppikrol. Plak de plakband vast aan de oppikrol. Draai de oppikrol
tot het lint strak staat. Sluit het deksel van de printer.
Als het lint opnieuw afbreekt, kan dat duiden op een probleem met de glaasjesprinter. Neem contact
op met Hologic Technische ondersteuning.
Glaasjesprinterlint niet herkend/Glaasjesprinterpatroon niet herkend
Als de glaasjespatroon in de glaasjesprinter is geplaatst en het printerlint in de glaasjesprinter is
aangebracht, maar het blauwe lampje verlicht de glaasjespatroon niet en de printer wil niet printen,
controleer dan of het glaasjesprinterlint wel van Hologic is. Met een verkeerd printerlint werkt
de printer niet.
Als het wel een correct printerlint is, dan kan het zijn dat ofwel de koperen chip op de blauwe
toevoerrol van het printerlint ofwel de koperen chip op de glaasjespatroon te vuil is waardoor het
printerlint niet wordt herkend door de glaasjesprinter. Verwijder het printerlint en de glaasjespatroon
uit de glaasjesprinter. Veeg de koperen chip op het blauwe gedeelte van de toevoerrol van het
printerlint af met een pluisvrij doekje dat is bevochtigd met isopropylalcohol. Veeg de koperen
chip op de glaasjespatroon af met een pluisvrij doekje dat is bevochtigd met isopropylalcohol.
Als de fout niet is opgelost, dient u contact op te nemen met Technische ondersteuning.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.18 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
9
Foutcodes
Voor iedere fout bestaat een foutcode die uit twee delen bestaat. De eerste vier cijfers staan voor de
foutcategorie en de volgende tekens staan voor de status van het betreffende elektromagnetische
apparaat op het moment dat de fout optrad. Zie Afbeelding 9-15.
Afbeelding 9-15 Systeemfoutcode
De foutcodes worden in het foutenlogboek geregistreerd. Het rapport geeft de laatste 100 fouten weer,
maar bewaart fouten van de laatste 3 jaar in de systeemdatabase.
In de meeste gevallen wordt het dialoogvenster Media wissen weergegeven. Controleer of de
mechanismen niet geblokkeerd zijn en start een nieuwe verwerking.
Als een fout niet is opgelost, moet u contact opnemen met Technische ondersteuning.
Foutcategorie Mechanisme Bewerking
10. Fixatie, kleuring
en afdekking
10. Fixatie, kleuring
en afdekking
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 10.1
10
FIXATIE, KLEURING EN AFDEKKING
H o o f d s t u k 1 0
Fixatie, kleuring en afdekking
INLEIDING
Hieronder volgt een beschrijving van de aanbevelingen en richtlijnen voor fixatieprocedures,
kleuringsprotocollen en afdekmethoden.
Opmerking: Bij laboratoria die cytologische monsters verwerken, wordt een grote verscheidenheid
aan fixatie-, kleurings- en afdekmethoden toegepast. De kenmerken van het dunne
laagje cellen van de preparaten die met de ThinPrep -processor worden gemaakt,
maken een nauwkeurige beoordeling van de effecten van deze verschillen in protocol
mogelijk en biedt laboratoriummedewerkers de mogelijkheid hun methoden te
optimaliseren door de algemene richtlijnen die in deze paragraaf worden gegeven in
overweging te nemen. Deze richtlijnen zijn aanbevelingen en dienen niet als absolute
voorschriften te worden beschouwd.
PARAGRAAF
A
FIXATIE, KLEURING EN AFDEKKING
10.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
10
FIXATIE
De ThinPrep Genesis-processor plaatst voltooide objectglaasjes in een fixatiefbad met 95%
reagensalcohol of 95% ethylalcohol. Gebruik de volgende procedure voor het fixeren van preparaten
die zijn gemaakt met het ThinPrep-systeem.
1. Neem elk objectglaasje uit het fixatiefbad van de ThinPrep Genesis-processor nadat het daarin
is geplaatst.
2. Zet het glaasje in een multi-glaasjeshouder en plaats de glaasjeshouder in een fixatiefbad met
95% reagensalcohol of 95% ethylalcohol. De volgende maatregelen dienen om blootstelling
van ThinPrep-objectglaasjes aan lucht zo veel mogelijk te beperken:
Het overbrengen van de ThinPrep-objectglaasjes van het fixatiefbad naar de fixatiefcontainer
met multi-glaasjeshouder moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd.
Wanneer de ThinPrep-objectglaasjes worden overgebracht naar een kleurrekje, moeten de
glaasjes voortdurend in de fixatiefoplossing ondergedompeld blijven.
3. Gynaecologische glaasjes: ThinPrep-objectglaasjes moeten ten minste 10 minuten worden
gefixeerd voordat tot kleuring wordt overgegaan.
Niet-gynaecologische glaasjes: ThinPrep-objectglaasjes moeten ten minste 10 minuten
worden gefixeerd voordat tot kleuring of tot het aanbrengen van fixatiefspray wordt
overgegaan.
Opmerking: Sommige niet-gynaecologische glaasjes vallen in een droog bad of in PreservCyt-
oplossing; dit is afhankelijk van het type dat wordt verwerkt.
Voor gynaecologische glaasjes bestemd voor gebruik met het ThinPrep -beeldvormings-
systeem: ThinPrep-objectglaasjes moeten ten minste 10 minuten worden gefixeerd voordat tot
kleuring wordt overgegaan.
PARAGRAAF
B
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 10.3
10
FIXATIE, KLEURING EN AFDEKKING
KLEURING
Bij het kleuren van ThinPrep-objectglaasjes zijn de volgende algemene richtlijnen van belang:
De kleuringsduur van met ThinPrep geprepareerde objectglaasjes kan verschillen van de
kleuringsduur bij conventionele preparaten en moet mogelijk worden aangepast.
Het gebruik van een alcoholreeks tijdens het kleuringsproces vermindert de kans op
celvervorming en mogelijk celverlies.
Door het gebruik van milde blauwoplossingen en verdund-zuurbaden wordt de
celkernkleuring geoptimaliseerd en wordt het risico van celverlies verlaagd.
Kleuringsprotocol:
Een aanbevolen kleuringsprotocol voor ThinPrep-objectglaasjes is als bijlage bijgevoegd. In dit
protocol staan de hierboven vermelde algemene richtlijnen voor kleuring en de volgende specifieke
aanbevelingen:
1. Verwijder, indien de objectglaasjes door spraying zijn gefixeerd, de fixatiefspray door de glaasjes
minstens 10 minuten in een standaard laboratoriumfixatief te laten weken.
2. Kleur de ThinPrep-objectglaasjes met standaard gemodificeerde Papanicolaou-kleuring
overeenkomstig de standaardprocedures van de fabrikant, aangepast aan de bovenvermelde
algemene richtlijnen voor ThinPrep-glaasjeskleuring.
3. De kleuringsduur van met ThinPrep geprepareerde objectglaasjes verschilt van de
kleuringsduur bij conventionele preparaten; het kan nodig zijn deze duur te verlengen of te
bekorten. Het wordt aanbevolen de kleuringsduur te optimaliseren volgens standaard
laboratoriumprocedures. Door deze verschillen is het mogelijk dat ThinPrep-objectglaasjes
en conventionele objectglaasjes afzonderlijk moeten worden gekleurd.
PARAGRAAF
C
FIXATIE, KLEURING EN AFDEKKING
10.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
10
4. Hologic adviseert de objectglaasjes zo weinig mogelijk aan sterk zure of sterk basische
oplossingen bloot te stellen, aangezien door zulke stoffen celverlies kan optreden.
Hieronder vindt u van verschillende oplossingen de aanbevolen maximale concentraties:
Zoutzuur (HCl) 0,025%
Lithiumcarbonaat (blauw-) baden 10 mg per liter 1
Azijnzuur 0,1%
Ammoniumhydroxide 0,1%
5. Vermijd het gebruik van sterke zoutoplossingen, zoals Scotts Tap Water Substitute. Hologic
adviseert het gebruik van een verdunde lithiumcarbonaat- of ammoniumhydroxide-
oplossing als blauwoplossing.
6. Maak tijdens het hydratie-/dehydratieproces gebruik van een alcoholreeks, bv. concentraties
van 50%–70% alcohol. Dit verlaagt het risico van osmotische shock of celverlies tijdens het
kleuringsproces.
7. Het niveau van de oplossingsbaden moet voldoende hoog zijn om de glaasjes gedurende de
totale kleuringscyclus volledig onder te dompelen; dit vermindert het risico van celverlies.
8. De glaasjes moeten in elk bad gedurende ten minste 10 dompelingen worden geschud.
Voor gynaecologische objectglaasjes die zijn bestemd voor gebruik met het ThinPrep-
beeldvormingssysteem, raadpleegt u de aanbevolen kleuringsprotocollen in de ThinPrep
Stain-gebruikershandleiding.
1. Zie Bales, CE, and Durfee, GR. Cytologic Techniques in Koss, L, ed. Diagnostic Cytology and its Histopathologic
Basis. 3rd Edition. Philadelphia: JB Lippincott. Vol. II: pp 1187–1260 voor meer informatie.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 10.5
10
FIXATIE, KLEURING EN AFDEKKING
Tabel 10.1: Door Hologic aanbevolen kleuringsprotocol
* Tijd kan variëren naargelang de voorkeur van het laboratorium.
Oplossing Tijd
1. 70% reagensalcohol 1 minuut met schudden
2. 50% reagensalcohol 1 minuut met schudden
3. Gedistilleerd water (dH 2O) 1 minuut met schudden
4. Richard-Allan hematoxyline I 30 seconden met schudden*
5. Gedistilleerd water (dH2O) 15 seconden met schudden
6. Gedistilleerd water (dH2O) 15 seconden met schudden
7. Clarifier (0,025% ijsazijn) 30 seconden met schudden
8. Gedistilleerd water (dH2O) 30 seconden met schudden
9. Bluing-reagens (10 mg lithiumcarbonaat/l) 30 seconden met schudden
10. 50% reagensalcohol 30 seconden met schudden
11. 95% reagensalcohol 30 seconden met schudden
12. Richard-Allan Scientific™
Cyto-Stain™
1 minuut met schudden
13. 95% reagensalcohol 30 seconden met schudden
14. 95% reagensalcohol 30 seconden met schudden
15. 100% reagensalcohol 30 seconden met schudden
16. 100% reagensalcohol 30 seconden met schudden
17. 100% reagensalcohol 30 seconden met schudden
18. Xyleen 1 minuut met schudden
19. Xyleen 1 minuut met schudden
20. Xyleen 3 minuten met schudden
21. Dekglaasjes aanbrengen
FIXATIE, KLEURING EN AFDEKKING
10.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
10
AFDEKKING
Om zeker te zijn van de compatibiliteit van een bepaald afdekmedium met ThinPrep-objectglaasjes,
moet ieder laboratorium de keuze van afdekmedia evalueren.
Hologic beveelt aan dekglaasjes van 24 mm x 40 mm of 24 mm x 50 mm te gebruiken.
Ook kan gebruik worden gemaakt van kunststof afdekmateriaal dat bij geautomatiseerde
apparatuur voor afdekking wordt toegepast.
Als u objectglaasjes kleurt en afdekt voor het ThinPrep-beeldvormingssysteem, dient u de
gebruikershandleiding van de beeldvormingsprocessor eerst te raadplegen.
PARAGRAAF
D
11. ThinPrep Pap Test-
trainingsprogramma
11. ThinPrep Pap Test-
trainingsprogramma
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor 11.1
11
THINPREP PAP TEST-TRAININGSPROGRAMMA
H o o f d s t u k 1 1
ThinPrep Pap Test-trainingsprogramma
Doelstelling
Het ThinPrep Pap Test-trainingsprogramma is door Hologic ontwikkeld om laboratoria
ondersteuning te bieden bij de overstap van het conventionele Pap-uitstrijkje op de ThinPrep
Pap Test. Hologic biedt informatie, ondersteuning en training voor het overstapproces, zoals
het bekendmaken van de verandering aan de arts, training in cytopreparatiemethode, trainings-
programma in ThinPrep Pap Test-morfologie en richtlijnen ter ondersteuning van de training
van alle cytologiemedewerkers in het laboratorium.
Opzet
De morfologietraining is bedoeld om de verschillen duidelijk te maken tussen het conventionele
Pap-uitstrijkje en de ThinPrep Pap Test. De deelnemers maken gebruik van een reeks
objectglaasjesmodules met behulp waarvan zij zich vertrouwd maken met een breed scala
aan normale en abnormale cytologische verschijnselen op ThinPrep Pap Test-monsters.
Dit programma is gebaseerd op een cumulatief leerproces. Interpretatie van de morfologische criteria
voor de monsters van de ThinPrep Pap Test vereist kritische analyse en toepassing van cytologische
vaardigheden en kennis. Om de leervorderingen van deelnemers met betrekking tot de
uitgangspunten van de ThinPrep Pap Test regelmatig te kunnen meten, wordt een systematische
benadering gevolgd. Om leervorderingen te beoordelen wordt in het opleidingsprogramma
zowel vooraf als achteraf getoetst.
De training begint met een lezing over de ThinPrep-morfologie. Hierin worden de deelnemers
vertrouwd gemaakt met de microscopische weergave van cervixmonsters die met het ThinPrep-
systeem zijn geprepareerd. Er wordt een overzicht gegeven van de morfologische eigenschappen
die gangbaar zijn voor specifieke diagnostische entiteiten zoals beschreven in The Bethesda System
for Reporting Cervical Cytology 1.
Na de inleidende lezing beoordelen alle deelnemers bekende ThinPrep Pap Test-objectglaasjes.
In deze module wordt een groot aantal verschillende ziekten en ziektetoestanden gepresenteerd
en wordt de deelnemer een basisreferentiekader aangereikt voor het hele scala aan diagnostische
categorieën die hij of zij kan tegenkomen. Beoordeling van sterk op elkaar lijkende gevallen
maakt ook deel uit van het programma. Met behulp van de ThinPrep-atlas voor gynaecologische
morfologie, waarin veelvoorkomende diagnostische entiteiten en de corresponderende differentiële
diagnoses worden belicht, verbreden de deelnemers hun inzicht in sterk op elkaar lijkende entiteiten
op ThinPrep-objectglaasjes en in de criteria voor de juiste classificatie van deze entiteiten.
1. Nayar R, Wilbur DC. (eds). The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology: Definitions, Criteria, and
Explanatory Notes. 3rd ed. Cham, Zwitserland: Springer: 2015.
THINPREP PAP TEST-TRAININGSPROGRAMMA
11.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
11
Een reeks modules met onbekende gevallen van de ThinPrep Pap Test wordt gebruikt om de
vaardigheden van elke deelnemer in het screenen en interpreteren van ThinPrep-objectglaasjes
te toetsen. De deelnemers moeten deze beginset met objectglaasjes screenen en diagnosticeren
en hun resultaten noteren op het aan hen verstrekte antwoordformulier. Na voltooiing worden
alle objectglaasjes en de juiste antwoorden door elke deelnemer individueel bestudeerd.
Vervolgens wordt een laatste set onbekende ThinPrep Pap Test-objectglaasjes uitgereikt. Deze laatste
set glaasjes is samengesteld volgens de huidige CLIA-richtlijnen en de resultaten van de deelnemers
zullen worden beoordeeld door medewerkers die door Hologic zijn aangewezen. Om een
voltooiingscertificaat te ontvangen, moeten deze glaasjes juist zijn beoordeeld.
De eisen van het CLIA Proficiency Test Program worden als richtlijnen gebruikt voor het vaststellen
van de scorecriteria op basis waarvan zal worden bepaald of een deelnemer is geslaagd of gezakt.
Personen die voor de laatste toetsing een prestatiescore van 90% of meer hebben behaald, zijn
bevoegd tot het screenen/interpreteren van de ThinPrep Pap Test, en kunnen beginnen met het
opleiden van nieuwe cytologisch analisten en pathologen in hun eigen laboratorium, zo nodig onder
supervisie van de technisch leidinggevende van het laboratorium. Voor deelnemers aan het
opleidingsprogramma die voor de laatste toetsing lager scoren dan 90% is aanvullende training in
hun eigen laboratorium noodzakelijk. De aanvullende training omvat het screenen/diagnosticeren
van een extra ThinPrep Pap Test-glaasjesmodule die door Hologic wordt verstrekt. Om het ThinPrep
Pap Test-trainingsprogramma van Hologic met succes te voltooien, moet een score van 90% of meer
worden behaald.
Opleiding van cytologische medewerkers
Hologic ondersteunt de opleiding van cytologische medewerkers door informatie te verstrekken en
hulpmiddelen aan te bieden, zoals preparaten, antwoordformulieren en online studiematerialen, die
het laboratorium kan gebruiken om extra personeel op te leiden. De technisch leidinggevende van
het laboratorium draagt de eindverantwoordelijkheid dat deze personen adequaat worden opgeleid
voordat zij het screenen en interpreteren van ThinPrep Pap Test-preparaten in de praktijk uitvoeren.
Bibliografie
Nayar R, Wilbur DC. (eds). The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology: Definitions, Criteria, and
Explanatory Notes. 3rd ed. Cham, Zwitserland: Springer: 2015.
Service-informatie
Service-informatie
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor Service.1
SERVICE-INFORMATIE
Service-informatie
Adres
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS.
Klantenservice
Bestellingen van producten, met inbegrip van doorlopende orders, worden tijdens de
kantooruren telefonisch geplaatst via de Klantenservice. Neem contact op met uw plaatselijke
Hologic-vertegenwoordiger.
Garantie
Een kopie van de beperkte garantie en andere verkoopvoorwaarden van Hologic kan worden
verkregen door contact op te nemen met de Klantenservice .
Technische ondersteuning
Voor technische ondersteuning kunt u contact opnemen met uw plaatselijke Hologic Technical
Solutions-kantoor of uw plaatselijke distributeur.
Voor vragen over ThinPrep Genesis-processorproblemen en aanverwante toepassingsproblemen
zijn vertegenwoordigers van de technische ondersteuning in Europa en het VK van maandag tot en
met vrijdag telefonisch van 8.00 tot 18.00 uur CET bereikbaar op [email protected] en via de
hier vermelde gratis nummers:
Finland 0800 114829
Zweden 020 797943
Ierland 1 800 554 144
Verenigd Koninkrijk 0800 0323318
Frankrijk 0800 913659
Luxemburg 8002 7708
Spanje 900 994197
Portugal 800 841034
Italië 800 786308
Nederland 800 0226782
België 0800 77378
Zwitserland 0800 298921
EMEA 0800 8002 9892
SERVICE-INFORMATIE
Service.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
Protocol voor geretourneerde goederen
Neem contact op met de technische ondersteuning voor het retourneren van accessoires en
verbruiksartikelen voor de ThinPrep Genesis-processor die onder de garantie vallen.
Servicecontracten kunnen ook worden besteld via de technische ondersteuning.
Bestelinformatie
Bestelinformatie
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor Bestellen.1
BESTELINFORMATIE
Bestelinformatie
Postadres
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS
Betalingsadres
Hologic, Inc.
PO Box 3009
Boston, MA 02241-3009 VS
Kantooruren
De kantoren van Hologic zijn geopend op maandag tot en met vrijdag van 08.30 uur tot 17.30 uur
(EST), met uitzondering van algemeen geldende vrije dagen.
Klantenservice
Bestellingen van producten, met inbegrip van doorlopende orders, worden tijdens de kantooruren
telefonisch geplaatst via de Klantenservice. Neem contact op met uw plaatselijke Hologic-
vertegenwoordiger.
Garantie
Een kopie van de beperkte garantie en andere verkoopvoorwaarden van Hologic kan worden
verkregen door contact op te nemen met de Klantenservice op de hierboven vermelde nummers.
Protocol voor geretourneerde goederen
Neem contact op met de technische ondersteuning voor het retourneren van accessoires en
verbruiksartikelen voor de ThinPrep Genesis-processor die onder de garantie vallen.
BESTELINFORMATIE
Bestellen.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
Benodigdheden voor de ThinPrep Pap Test (gynaecologische) toepassing
Artikel Beschrijving Bestelnummer
ThinPrep Pap Test-kit Benodigdheden voor 500 ThinPrep Pap Tests
Bevat:
500 flacons PreservCyt-oplossing voor gebruik met
de ThinPrep Pap Test
500 ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
500 ThinPrep-objectglaasjes
(ongeveer 500 objectglaasjes)
500 Hulpmiddelen voor monsterafname
Samengesteld met:
500 Cervixborstels voor monsterafname
500 Cytobrushes/spatels voor monsterafname
70096-001
70096-003
ThinPrep Pap Test-kit
(voor gebruik met het
ThinPrep-beeldvormings-
systeem)
Benodigdheden voor 500 ThinPrep Pap Tests
Bevat:
500 flacons PreservCyt-oplossing voor gebruik met
de ThinPrep Pap Test
500 ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
500 Objectglaasjes voor het ThinPrep-
beeldvormingssysteem
(ongeveer 500 objectglaasjes)
500 Hulpmiddelen voor monsterafname
Samengesteld met:
500 Cervixborstels voor monsterafname
500 Cytobrushes/spatels voor monsterafname
70662-001
70662-003
ThinPrep Pap Test
Kit voor artsenpraktijken
Bevat:
500 flacons met PreservCyt-oplossing voor GYN
Samengesteld met:
500 Cervixborstels voor monsterafname
500 Cytobrushes/spatels voor monsterafname
70136-001
70136-002
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor Bestellen.3
BESTELINFORMATIE
ThinPrep Pap Test
Laboratoriumkit
Bevat:
500 ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
500 ThinPrep-objectglaasjes
(ongeveer 500 objectglaasjes) 70137-001
ThinPrep Pap Test
Laboratoriumkit (voor
gebruik met het ThinPrep-
beeldvormingssysteem)
Bevat:
500 ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
500 Objectglaasjes voor het ThinPrep-
beeldvormingssysteem
(ongeveer 500 objectglaasjes) 70664-001
Cervixborstelkit Bevat:
500 Cervixborstels voor monsterafname
(20 zakjes met 25 borstels) 70101-001
Kit met cytobrushes
in combinatie met plastic
spatels
Bevat:
500 Cytobrushes/spatels voor monsterafname
(20 zakjes met 25 combinaties) 70124-001
Artikel Beschrijving Bestelnummer
BESTELINFORMATIE
Bestellen.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
Benodigdheden voor de ThinPrep™ Genesis™-processor
* Het bestelnummer kan per land verschillen, afhankelijk van de specifieke netvoedingsvereisten die in een
bepaald land van kracht zijn. Neem contact op met Hologic Klantenservice.
Artikel Beschrijving Bestelnummer
Afvalfilter 1 50248-001
ThinPrep™ Genesis™-processor
Gebruikershandleiding
1 MAN-08098-1502
Afvalflesset (bestaat uit: dop, slangen,
filter en connectors)
1 74002-004
Reserveset afvalslangen 2 op maat gesneden slangen voor
vervanging afvalslangen
70028-001
Fixatiefbaden 1 bad ASY-11451
Buisjesprinter 1 ASY-11355
Glaasjesprinter 1 ASY-11389
Vervangend lint voor de glaasjesprinter Verpakking met 6 stuks OEM-01378
Reinigingspen voor de printkop in
de glaasjesprinter
5 pennen OEM-01388
Polijstpapier voor de printkop in
de glaasjesprinter
1 blad OEM-01389
Vervangende printkop voor de
glaasjesprinter
Verpakking met 1 stuks OEM-01726
Vervangend glaasjespatroon voor de
glaasjesprinter
Verpakking met 1 stuks OEM-01376
Eppendorf 8-kanaals pipettipgrijper 1 ASY-12936
Multi-Mix
vortexmixer met rekje 1 *
Absorberende pad, filterplug Verpakking met 4 stuks FAB-14505
Absorberende pad, doorprikgebied filter Verpakking met 4 stuks FAB-14626
Wegwerpbeker voor pipettips 1 FAB-14312
Pipettiphouder 1 FAB-12390
Zekeringen, 10 A/250 V Reservezekeringen CKB-00112
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor Bestellen.5
BESTELINFORMATIE
Benodigdheden en oplossingen voor niet-gynaecologische toepassingen
Artikel Beschrijving Bestelnummer
PreservCyt-oplossing 20 ml in een flacon van 60 ml
100 flacons per doos
946 ml in een fles van 946 ml
4 flessen per doos
ASY-14753
70406-002
CytoLyt-oplossing 946 ml in een fles van 946 ml
4 flessen per doos
30 ml in een centrifugebuisje van 50 ml
80 buisjes per doos
30 ml in een cup van 120 ml
50 cups per doos
70408-002
0236080
0236050
Dispenserpomp 1 pomp voor 946 ml CytoLyt Quart Fles
Een pompafgifte is ca. 30 ml.
50705-001
Niet-gynaecologische filters (blauw) Doos van 100 stuks 70205-001
ThinPrep UroCyte
-systeemkit 100 ThinPrep UroCyte-filters
(geel)
100 UroCyte-objectglaasjes
(ongeveer 100 objectglaasjes)
1 verpakkingen met elk 100 PreservCyt-
flacons
4 flessen CytoLyt-oplossing (946 ml in
een fles van 946 ml)
71003-001
ThinPrep UroCyte-filters
(geel)
100 filters per bakje 70472-001
ThinPrep UroCyte-objectglaasjes 100 glaasjes per doos
(ongeveer 500 objectglaasjes)
70471-001
ThinPrep UroCyte PreservCyt-cups 100 cups per doos ASY-15311
ThinPrep Arcless-objectglaasjes
(voor IHC-kleuring)
Doos, 72 stuks
(ongeveer 72 objectglaasjes)
70126-002
ThinPrep niet gynaecologische
objectglaasjes
100 glaasjes per doos
(ongeveer 100 objectglaasjes)
70372-001
BESTELINFORMATIE
Bestellen.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
Pipettips, verkrijgbaar bij Tecan, www.tecan.com
Injectieoplossingen verkrijgbaar bij Baxter
Healthcare Corporation, +1-800-933-0303
Pipettips voor eenmalig gebruik, 1.000
μl, geleidend, vloeistofdetectie
9600 tips per doos 10612513
Doos voor ondersteuning van pipettips
voor eenmalig gebruik (De onderkant
van de doos kan worden gebruikt voor
de ondersteuning van de pipettips bij
het laden van de pipettipgrijper.)
10 bakjes per doos 30058507
Plasma-Lyte A voor injectie
pH 7,4
500 ml 2B2543
Plasma-Lyte A voor injectie
pH 7,4
1000 ml 2B2544
Index
Index
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor Index.1
INDEX
Index
A
aanraakscherm reinigen 8.5
Aanvullende tests 7.2
absorberende pad
filter doorprikken 8.18
filterplug 8.18
Afdekking 10.6
Afdrukken
buisjesetiket 7.13
glaasjesetiket 7.17
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) 1.27
Afmetingen 1.17
Afsluiten 2.6
langdurig 2.7
afvalfles 6.8, 8.12
aansluiting 8.16
afvalvloeistof 6.8, 8.12
Afvalvloeistof legen
fles 8.12
knop 6.24
Afvoer
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) 1.27
verbruiksartikelen 1.27
wegwerpbeker voor pipettips 6.8
alarm, hoorbaar 6.16
Aliquot 7.35
overzicht 1.1
Aliquot + glaasje 7.37
aliquot uitnemen en glaasje verwerken 7.37
Aliquotfout, verstopping of streng 9.4
Andere monstertypen, non-gyn 5.7
Aptima-monsteroverdrachtbuisje 1.1
Auto-start met gesloten deur 6.17
INDEX
Index.2 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
B
Bediening van instrument 7.1
Bedieningsinstructies 7.1
Begintekens 6.45
Benodigde materialen 1.8, 7.4
aliquot+glaasje-proces 7.5
aliquotuitname 7.5
glaasjesverwerking 7.5
Non-gyn tests 5.3
Beperkte modus 9.15
Beperkte modus, foutconditie 9.15
Blokkade in flacon 9.2
Bovenste tekst, glaasjesetiketontwerp 6.34
buisje 1.1
buisje losmaken 9.10
Buisjescode
configureren 6.55
segment van buisjescode in flaconcode, voorgedrukt 6.50
segment van code 6.47
segment van flaconcode, voorgedrukt 6.49
tekens invoegen 6.48
tekens toevoegen 6.48
tekens vervangen 6.48
Testconfiguratie 6.51, 6.56
volledige buisjescode in flaconcode, voorgedrukt 6.50
volledige flaconcode, voorgedrukt 6.49
buisjesdop losmaken 9.9
Buisjesetiketten 6.36, 7.9
streepjescodes 6.37
Buisjeshouder 6.8
Buisjesprinter 6.26, 7.9, 7.13
printkop reinigen 8.23
C
Cellen overbrengen 1.14
Cellen verzamelen 1.13
cerebrospinaal vocht 5.21
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor Index.3
INDEX
Communicatie met
buisjesprinter 6.26
glaasjesprinter 6.25
Configuratie beoordelen en opslaan 6.51
Configureren
buisjescode 6.55
buisjescode, segment van code 6.47
buisjescode, tekens invoegen 6.48
buisjescode, tekens toevoegen 6.48
buisjescode, tekens vervangen 6.48
flaconcode 6.52
flaconcode, geen unieke kenmerken 6.43
flaconcode, unieke kenmerken 6.41
flaconcode, unieke kenmerken, begintekens 6.45
flaconcode, unieke kenmerken, eindtekens 6.45
flaconcode, unieke kenmerken, segment van code 6.44
flaconcode, unieke kenmerken, vaste lengte 6.43
glaasjescode 6.54
glaasjescode, segment van code 6.47
glaasjescode, tekens invoegen 6.48
glaasjescode, tekens toevoegen 6.48
glaasjescode, tekens vervangen 6.48
typen streepjescode 6.40
CytoLyt-oplossing 3.5
behandeling/afvoer 3.6
opslagvereisten 3.5
samenstelling 3.5
stabiliteit 3.5
verpakking 3.5
wassen 5.15
D
Dagelijks onderhoud 8.1
Datum/tijd 6.11
De processor uitzetten 2.6
Details gebruik, rapport 6.61
Deurtje
openen en sluiten 7.11
reinigen 8.6
sluiten 7.15
INDEX
Index.4 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
Dispergeren 1.11
Dithiotreïtol (DTT) 5.19
dunnenaaldaspiratiebiopten 5.6, 5.17
E
Een aliquot handmatig uitnemen 7.2
Een aliquot uitnemen 7.35
Eindtekens 6.45
eiwit 5.33
Eiwitprecipitatie 5.15
etiketten
flacon 7.8
etikettenop
het systeem aangebracht 1.24
F
Filter
bevochtigen 1.12
detectie 9.5
filter losmaken 9.9
Filterplug aanduwen, knop 6.25
Fixatie 10.2
Fixatie, kleuring, afdekking 10.1
Fixatiefbad 6.7
fixatiefreagens vervangen 8.2
Flaconcode
configureren 6.52
geen unieke kenmerken 6.43
Testconfiguratie 6.51, 6.54
Flaconcode, unieke kenmerken 6.41
begintekens 6.45
eindtekens 6.45
segment van code 6.44
vaste lengte 6.43
flacondop losmaken 9.8
Flaconetiketten 7.8
flaconhouder 6.8
Flaconrapporten 6.58
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor Index.5
INDEX
Formaat OCR-etiket 7.10
Formaat streepjescode
flacon 7.8
glaasje 7.10
fout
flacondop 9.12
hanteren pipettip 9.13
manipulatie buisjes 9.13
manipulatie filters 9.12, 9.13
manipulatie flacons 9.12
manipulatie glaasjes 9.12
Fout in manipulatie buisjes 9.13
Fout in manipulatie filters 9.12, 9.13
fout in manipulatie flacondop 9.12
fout in manipulatie flacons 9.12
Fout in manipulatie glaasjes 9.12
Fout in manipulatie pipetten 9.13
Fouten in manipulatie media 9.12
fysiologische zoutoplossing 5.33
G
Gebruikersvoorkeuren 2.6
gegevens invoeren 6.2
geluid 6.15
Gesloten deur, auto-start 6.17
Gewicht 1.17
glaasje losmaken 9.8
Glaasjescode
codes komen niet overeen 9.4
configureren 6.54
glaasjesetiket ontwerpen 6.27, 6.28, 6.29, 6.30
lezen mislukt 9.3
segment van code 6.47
segment van flaconcode, voorgedrukt 6.49
segment van glaasjescode in flaconcode, voorgedrukt 6.50
tekens invoegen 6.48
tekens toevoegen 6.48
tekens vervangen 6.48
Testconfiguratie 6.51, 6.55
INDEX
Index.6 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
volledige flaconcode, voorgedrukt 6.49
volledige glaasjescode in flaconcode, voorgedrukt 6.50
Glaasjesetiket 6.26
Afdrukken 7.17
formaat voor ThinPrep-beeldvorming 7.10
Glaasjesetiketten 7.9
glaasjesklem, reinigen 8.2
glaasjesnest, reinigen 8.2
Glaasjesprinter 6.25, 7.9, 7.15
glaasje vastgelopen 9.16
laden 7.15
printerlint niet herkend 9.17
printerlint repareren 9.16
printerlint vervangen 8.20
printkop reinigen 8.21
glaasjesprinterlint vervangen 8.20
glijmiddel 4.7
Gyn-monstertype, knop 6.7
H
Het systeem aanzetten 2.4
Hoofdmenu 6.4
hoorbaar alarm 6.16
I
ijsazijn 5.33
Info 6.57
Inloggen 6.4
Installatie 2.1
invoeren van gegevens 6.2
toetsenblok 6.3
K
Kleuring 10.3
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor Index.7
INDEX
L
Laden
Fixatiefbad 7.18
pipettips 7.19
Langdurig uitschakelen 2.7
Leidingen vrijmaken 8.17
lichaamsvloeistof met veel bloed 5.21
lichaamsvloeistoffen 5.21
lint in glaasjesprinter repareren 9.16
lint, glaasjesprinter 8.20
Load the Pipette Tips .ii
Locatie kiezen 2.2
M
manipulatiefout 9.5
media wissen 9.5
buisje losmaken 9.10
buisjesdop losmaken 9.9
filter losmaken 9.9
flacondop losmaken 9.8
glaasje losmaken 9.8
pipettip losmaken 9.10
Media wissen, knop 6.24
Monster is verdund 9.3
met bloed of eiwit verontreinigde monsters 5.27
mucoïde monster 5.30
Monsterafname
Cervixborstel 4.4
Endocervicale borstel-/spatelcombinatie 4.5
vloeistoffen, DNAB 5.17
vloeistoffen, non-gyn 5.17, 5.32
monsterflaconhouder 6.8
Monsteroverdrachtbuisje 1.1
houder 6.8
Monstertypen 6.7
Monsterverwerking annuleren 7.46
monsterverwerkingsfouten 9.1
mucoïde monsters 5.6, 5.14, 5.18, 5.30
mucus 5.15, 5.19
INDEX
Index.8 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
N
Naam instrument 6.13
Naam lab 6.12
Non-Gyn filters 7.6
Non-gyn-monstertype, knop 6.7
Normaal afsluiten 2.6
O
Omgevingsvoorwaarden 1.18
Onderhoud
dagelijks 8.2
naar behoefte 8.12
schema 8.29
systeem 6.23
wekelijks 8.3
Onderhoud naar behoefte 8.12
Onderste tekst, glaasjesetiketontwerp 6.35
Ontwerpen van buisjesetiketten 6.36
Ontwerpen van glaasjeslabels 6.26
Op het systeem gebruikte symbolen 1.21
Opnieuw verwerken na een ontoereikend (’Unsat’) preparaat 4.9
Opslag
buisje 3.2
CytoLyt-oplossing 3.5
flacon 3.2
niet-gynaecologische flacon 3.2
PreservCyt-oplossing 3.2
Opslag en hantering van de processor 2.4
Opties beheerder 6.9
Ordering Information 13.1
P
pipettip losmaken 9.10
pipettiphouder reinigen 8.20
Pipettips 6.8
Pipettips laden, knop 6.24
pipettips, wegwerpbeker 6.8
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor Index.9
INDEX
Plasma-Lyte 5.7
Polysol 5.7
PreservCyt-oplossing 3.1
behandeling/afvoer 3.3
opslagvereisten 3.2
samenstelling 3.1
stabiliteit 3.3
verpakking 3.1
printer
buisje 7.9
glaasje 7.9
problemen oplossen 9.1
problemen oplossen, prep van non-gyn monsters 5.33
R
Rapport opslaan op USB-stick 6.64
Rapporten 6.57
details gebruik 6.61
flacon 6.58
Systeemvoorvallen 6.62
red blood cells 3.5
reinigen
aanraakscherm 8.5
buisjesprinter, printkop 8.23
deurtje 8.6
glaasjesnest en glaasjesklem 8.2
glaasjesprinter, printkop 8.21
pipettiphouder 8.20
pipettor 8.5
wegwerpbeker voor pipettips 8.3
Robot herpositioneren 9.7
rode bloedcellen 5.15
routinematig onderhoud 8.1
INDEX
Index.10 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
S
Samenstelling van foutcodes 9.18
scannen van gegevens 6.2
Scherm reinigen, knop 6.25
Schermen gebruikersinterface 6.1
Secundaire gegevens, glaasjesetiketontwerp 6.31, 6.32, 6.33
segment van code 6.44, 6.47
sereuze effusies 5.21
Service, knop 6.25
spanning 1.18
Start met gesloten deur 6.17
statusindicatoren 6.7
streepjescode scannen 6.2
Streepjescodes configureren 6.38
Systeemfout 9.14
Systeeminstellingen 6.10
Auto-start met gesloten deur 6.17
datum/tijd 6.11
geluid 6.15
naam instrument 6.13
naam lab 6.12
Systeemonderhoud 6.23
taal 6.12
Waarschuwingstonen 6.16
Zorgketen 6.18
Systeemonderhoud, knop 6.23
Systeemvoorvallen, knop 6.62
Systeemvoorvallen, rapport 6.62
T
Taal 6.12
Te hoge monsterdichtheid, non-gyn 9.3
Te verwerken items 6.6
Aliquot 6.6
Aliquot + glaasje 6.6
Glaasje 6.6
tekens invoegen 6.48
tekens toevoegen 6.48
Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor Index.11
INDEX
tekens vervangen 6.48
Temperatuur
bediening van instrument 1.18
opslag van instrument 1.18
Testconfiguratie 6.51
Buisjescode 6.56
Flaconcode 6.54
Glaasjescode 6.55
ThinPrep Pap Test 1.3, 7.11
ThinPrep Pap Test-filters 7.6
ThinPrep Pap Test-trainingsprogramma 11.1
toetsenblok 6.3
U
Uitladen
aliquot+glaasje 7.44
buisje 7.37
glaasje 7.31, 7.44
urine 5.21
cytologie, verwerking 5.24
UroCyte-filters 7.6
UroCyte-monstertype, knop 6.7
UroVysion-assay 5.24
USB
rapport opslaan 6.64
USB-
poort, achterzijde van de processor 2.5
-poort, voorzijde van de processor 1.16
V
Veiligheidsinformatieblad (SDS)
buisje 3.1
CytoLyt-oplossing 3.6
PreservCyt-oplossing 3.4
Verplaatsen naar een ander gebouw 8.24
vervangen van absorberende pads 8.18
INDEX
Index.12 Gebruikershandleiding ThinPrep™ Genesis™-processor
verwerking
aliquot 7.35
aliquot+glaasje 7.40
glaasje 7.28
vloeibare monsters 5.6
Vloeistofniveau buisje te hoog 9.2
Vloeistofniveau buisje te laag 9.2
Vloeistofniveau flacon te hoog 9.2
Vloeistofniveau flacon te laag 9.2
Voeding 1.18
aan/uit-schakelaar, processor 2.5
aan-uitknop, glaasjesprinter 1.16
aan-uitschakelaar, buisjesprinter 1.16
volume, geluid 6.15
Vrije ruimtes 1.17
W
Waarschuwingen, aandachtspunten, opmerkingen 1.20
Waarschuwingstonen 6.16
weefseloppervlak, van weefseloppervlak genomen monster 5.23
wegwerpbeker voor pipettips, reinigen 8.3
Wekelijks onderhoud 8.3
Z
zekering 1.18
zekeringen vervangen 8.25, 8.27, 8.28
zekeringen, door de gebruiker te vervangen 8.25, 8.27, 8.28
Zelftest bij aanzetten (POST) 1.20
Zorgketen 6.18
zorgketen inschakelen 6.18
zorgketen uitschakelen 6.18
Gebruikershandleiding
ThinPrep
Genesis-processor
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS
+1-508-263-2900
www.hologic.com
MAN-08098-1502 Rev. 002
Hologic BV
Da Vincilaan 5
1930 Zaventem
België
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346

Hologic ThinPrep Genesis Processor de handleiding

Type
de handleiding