Hologic ThinPrep 2000 Processor Handleiding

Type
Handleiding
MAN-06367-1501 Rev. 001 1 of 15
Gebruiksaanwijzing
MAN-06367-1501 Rev. 001 2 of 15
BEOOGD GEBRUIK
Het ThinPrep® 2000-systeem is bedoeld als vervanging van de conventionele preparatiemethode
voor Pap-uitstrijkjes. Het systeem wordt gebruikt voor controle op de aanwezigheid van atypische
cellen, cervixcarcinomen of laesies die daaraan voorafgaan (intra-plaveiselcelepitheellaesies met
lage en hoge maligniteitsgraad) evenals alle andere cytologiecategorieën die in The Bethesda
System for Reporting Cervical/Vaginal Cytologic Diagnoses1 worden beschreven.
SAMENVATTING EN UITLEG VAN HET SYSTEEM
Het ThinPrep-proces begint met het afnemen van een gynaecologisch monster bij de patiënt door
de arts, met behulp van een instrument voor cervixbemonstering. In tegenstelling tot de gangbare
methode, waarbij het monster op een microscoopobjectglaasje wordt uitgestreken, wordt het in
een flacon met 20 ml PreservCyt®-oplossing (PreservCyt) gedompeld en gespoeld. De ThinPrep-
monsterflacon wordt vervolgens met een dop gesloten, geëtiketteerd en naar een laboratorium
gestuurd dat is uitgerust met een ThinPrep 2000-processor.
In het laboratorium wordt de PreservCyt-monsterflacon in een ThinPrep 2000-processor geplaatst.
Hier worden bloed, mucus en deeltjes van niet-diagnostische aard met behulp van een lichte
dispersiestap gebroken en wordt het celmonster grondig gemengd. Vervolgens worden de cellen
op een TPPT-filter (ThinPrep Pap Test-filter) verzameld, dat speciaal voor cellen voor
diagnostische doeleinden is ontworpen. De ThinPrep 2000-processor meet tijdens het
verzamelproces continu de doorstroomsnelheid van het TPPT-filter, zodat wordt voorkomen dat
de cellaag te open of te dicht is. Een dunne laag cellen wordt vervolgens op een objectglaasje
overgebracht in een cirkel met een diameter van 20 mm en het glaasje wordt automatisch in een
fixatiefoplossing geplaatst.
Het bereidingsproces van ThinPrep-monsters
(1) Dispersie (2) Cellen verzamelen (3) Cellenoverdracht
Het TPPT-filter roteert in de
monsterflacon en brengt daarmee
stromingen in de vloeistof teweeg die
krachtig genoeg zijn om deeltjes uiteen
te laten vallen en mucus te dispergeren,
en toch zo kalm zijn dat de vorm van de
cellen intact blijft.
In het TPPT-filter komt een zwak
vacuüm tot stand, waardoor cellen op
het buitenoppervlak van het membraan
worden verzameld. Het verzamelen van
de cellen wordt bestuurd door de
software van de ThinPrep 2000-
processor, die de snelheid van de flow
door het TPPT-filter meet.
Nadat de cellen op het membraan zijn verzameld,
wordt het TPPT-filter omgekeerd en zacht tegen het
ThinPrep-microscoopobjectglaasje gedrukt. Door
natuurlijke aantrekkingskracht en een lichte positieve
luchtdruk hechten de cellen zich aan het ThinPrep-
microscoopobjectglaasje; hierdoor worden de cellen
gelijkmatig verdeeld over een daarvoor bestemd
cirkelvormi
g
g
edeelte.
Evenals bij conventionele Pap-uitstrijkjes het geval is, worden de met het ThinPrep® 2000-
systeem geprepareerde objectglaasjes onderzocht binnen de context van de klinische
MAN-06367-1501 Rev. 001 3 of 15
voorgeschiedenis van de patiënt en van de informatie voortkomend uit andere diagnostische
procedures, zoals colposcopie, biopsie en onderzoek naar humaan papillomavirus (HPV), op
grond waarvan de behandeling van de patiënt kan worden bepaald.
PreservCyt®-oplossing is als onderdeel van het ThinPrep 2000-systeem een alternatief medium
voor afname en transport van gynaecologische monsters waarop HPV DNA-assays worden
uitgevoerd met het Digene Hybrid Capture™ System en CT/NG-assays met het Hologic APTIMA
COMBO 2®-systeem. Raadpleeg de bijsluiters van de respectieve fabrikanten voor aanwijzingen
over het gebruik van PreservCyt-oplossing voor afname, transport, opslag en bereiding van
monsters die met deze systemen worden getest.
PreservCyt-oplossing is als onderdeel van het ThinPrep 2000-systeem ook een alternatief medium
voor afname en transport van gynaecologische monsters die worden getest met de Roche
Diagnostics COBAS AMPLICOR™ CT/NG-assay. Raadpleeg document nr. MAN-02063-001
van de productdocumentatie van Hologic voor aanwijzingen over het gebruik van PreservCyt-
oplossing voor afname, transport, opslag en bereiding van monsters, en de bijsluiter van Roche
Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG voor aanwijzingen over het gebruik van dat systeem.
BEPERKINGEN
Gynaecologische monsters voor preparatie met het ThinPrep 2000-systeem moeten worden
afgenomen met een cervexborstel of met een endocervicaal monsterafnamehulpmiddel bestaande
uit een combinatie van borstel en plastic spatel.
Het prepareren van microscoopobjectglaasjes met het ThinPrep 2000-systeem mag uitsluitend
worden uitgevoerd door medewerkers die zijn opgeleid door Hologic of door Hologic
aangewezen organisaties of personen.
Microscoopobjectglaasjes die met het ThinPrep 2000-systeem worden bewerkt, mogen
uitsluitend worden beoordeeld door cytologisch analisten en pathologen die door Hologic zijn
opgeleid tot het beoordelen van met ThinPrep bewerkte objectglaasjes of door Hologic
aangewezen organisaties of personen.
In combinatie met het ThinPrep 2000-systeem mogen uitsluitend verbruiksartikelen worden
gebruikt die door Hologic speciaal voor dit systeem zijn ontworpen en geleverd. Dit zijn onder
meer PreservCyt-flacons, TPPT-filters en ThinPrep-microscoopobjectglaasjes. Deze
verbruiksartikelen zijn noodzakelijk voor een adequate werking van het systeem en kunnen
niet door andere artikelen worden vervangen. Door het gebruik van andere verbruiksartikelen
zou de werking van het product in gevaar worden gebracht. Na gebruik moeten de
verbruiksartikelen overeenkomstig de plaatselijke, provinciale en/of landelijke voorschriften
worden afgevoerd.
Een TPPT-filter kan slechts eenmaal worden gebruikt en is dus niet geschikt voor hergebruik.
De werking van HPV DNA- en CT/NG-tests uitgevoerd op opnieuw bewerkte monsterflacons
is niet geëvalueerd.
MAN-06367-1501 Rev. 001 4 of 15
WAARSCHUWINGEN
Te gebruiken als in-vitrodiagnosticum.
Gevaar. De PreservCyt-oplossing bevat methanol. Toxisch bij opname door de mond. Toxisch
bij inademing. Veroorzaakt schade aan organen. Ontvlambare vloeistof en damp. Bij hitte,
vonken, open vuur en hete oppervlakken vandaan houden. De PreservCyt-oplossing kan niet
worden vervangen door andere oplossingen. De PreservCyt-oplossing moet worden bewaard
en afgevoerd volgens alle toepasselijke voorschriften.
Bewerk op de ThinPrep 2000-processor geen cerebrospinale-vloeistofmonsters (CSV) of
andere monstersoorten waarbij het vermoeden bestaat van prioninfectiegevaar (PrPsc)
afkomstig van een patiënt die lijdt aan een overdraagbare spongiforme encefalopathie (TSE),
zoals creutzfeldt-jakobziekte. Een processor die met TSE is besmet kan niet effectief worden
ontsmet en moet daarom op verantwoorde wijze worden afgevoerd, om de veiligheid en
gezondheid van gebruikers van de processor of van onderhoudstechnici te waarborgen.
VOORZORGSMAATREGELEN
Wanneer men voornemens is –na bewerking van een objectglaasje met de ThinPrep 2000-
processor– met de Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test onderzoek naar
Chlamydia trachomatis en Neisseria gonorrhoeae op het monsterresidu uit te voeren, moeten
voor en tijdens het werken met de ThinPrep 2000-processor testspecifieke bewerkingsstappen
worden uitgevoerd. Volg de procedures in hoofdstuk 5B van de gebruikershandleiding van de
ThinPrep 2000.
Deze apparatuur genereert en gebruikt hoogfrequente energie, en kan deze energie uitstralen.
Indien de apparatuur niet overeenkomstig de gebruikershandleiding wordt geïnstalleerd en
gebruikt, kan interferentie met draadloze communicatieapparatuur worden veroorzaakt.
Wanneer deze apparatuur in een woonomgeving wordt gebruikt, is de kans op schadelijke
interferentie aanzienlijk. In een dergelijk geval moet de gebruiker de interferentie voor eigen
rekening verhelpen.
PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep-Paptests moet worden
bewaard bij een temperatuur van 15 oC tot 30 oC, en de tests moeten binnen 6 weken na afname
worden uitgevoerd.
PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor CT/NG-tests met behulp van de Roche
Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test moet worden bewaard bij een temperatuur van
4 oC tot 25 oC, en de tests moeten binnen 6 weken na afname worden uitgevoerd.
MAN-06367-1501 Rev. 001 5 of 15
PreservCyt-oplossing is getest met een verscheidenheid van microbiële en virale organismen.
De onderstaande tabel geeft de aanvangsconcentraties weer van levensvatbare organismen,
evenals het aantal levensvatbare organismen dat na 15 minuten in de PreservCyt-oplossing
voorkomt. Ook wordt de logaritmische afname van levensvatbare organismen weergegeven.
Zoals voor alle laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende
voorzorgsmaatregelen worden nageleefd.
Organisme Aanvangsconcentratie Logaritmische afname
na 15 min.
Candida albicans 5,5 x 105 CFU/ml >4,7
Aspergillus niger* 4,8 x 105 CFU/ml 2,7
Escherichia coli 2,8 x 105 CFU/ml >4,4
Staphylococcus aureus 2,3 x 105 CFU/ml >4,4
Pseudomonas aeruginosa 2,5 x 105 CFU/ml >4,4
Mycobacterium
tuberculosis**
9,4 x 105 CFU/ml 4,9
Rabbitpox virus 6,0 x 106 CFU/ml 5,5***
HIV-1 1,0 x 107,5 TCID50/ml 7,0***
* Na 1 uur >4,7 log afname
** Na 1 uur >5,7 logafname
*** De gegevens zijn voor 5 minuten
WERKINGSEIGENSCHAPPEN: RESULTATEN VAN KLINISCH
ONDERZOEK
Er is een prospectief multi-center klinisch onderzoek verricht ter beoordeling van de werking van
het ThinPrep 2000-systeem in directe vergelijking met het conventionele Pap-uitstrijkje. Het doel
van het klinisch onderzoek inzake ThinPrep was aan te tonen dat gynaecologische monsters die
met het ThinPrep 2000-systeem zijn bewerkt, ten minste dezelfde effectiviteit hebben als
conventionele Pap-uitstrijkjes als het gaat om de detectie van atypische cellen en
cervixcarcinomen of laesies die daaraan voorafgaan, bij uiteenlopende patiëntenpopulaties.
Bovendien werd de geschiktheid van de monsters beoordeeld.
Het aanvankelijke onderzoekprotocol behelsde een blind, 'matched pair' onderzoek met
gefaseerde bemonstering, waarbij eerst een conventioneel Pap-uitstrijkje werd geprepareerd en de
rest van het monster (het gedeelte dat normaliter zou zijn weggegooid) in een flacon PreservCyt-
oplossing werd gedompeld en gespoeld. In het laboratorium werd de PreservCyt-monsterflacon
in een ThinPrep 2000-processor geplaatst, en vervolgens werd een objectglaasje met een monster
van de patiënt geprepareerd. De glaasjes met ThinPrep en die met conventionele Pap-uitstrijkjes
werden onafhankelijk van elkaar onderzocht en gediagnosticeerd. Voor het vastleggen van de
uitslagen van het vergelijkend onderzoek werd gebruik gemaakt van rapportageformulieren die de
anamnese van de patiënt en een checklist van alle denkbare categorieën uit het Bethesda-systeem
bevatten. Alle afwijkende en positieve objectglaasjes uit alle locaties werden door één
onafhankelijke patholoog onderzocht volgens een 'blinde' methode, zodat een objectieve
beoordeling van de resultaten gewaarborgd was.
MAN-06367-1501 Rev. 001 6 of 15
KENMERKEN VAN DE LABORATORIA EN PATIËNTEN
Aan het klinisch onderzoek werd deelgenomen door cytologielaboratoria in drie testcentra
(aangeduid als S1, S2 en S3) en drie ziekenhuizen (aangeduid als H1, H2 en H3). De deelnemende
testcentra bedienen patiëntenpopulaties (onderzoekpopulaties) met afwijkingsgraden (intra-
plaveiselcelepitheellaesies met lage maligniteitsgraad [LSIL: Low-grade Squamous
Intraepithelial Lesion] en ernstiger laesies) gelijk aan het gemiddelde in de Verenigde Staten,
namelijk minder dan 5%.2 De aan het onderzoek deelnemende ziekenhuizen bedienen een
patiëntenpopulatie met hoog-risicoverwijzing (ziekenhuispopulatie), die wordt gekenmerkt door
een hoge graad (>10%) van cervicale abnormaliteit. Van 70% van de deelnemende patiënten
werden de raciaal-demografische gegevens vastgelegd. De onderzoekpopulatie bestond uit de
volgende raciale categorieën: Blank (41,2%), Aziatisch (2,3%), Latijns-Amerikaans (9,7%), Afro-
Amerikaans (15,2%), Amerikaans-Indiaans (1,0%) en andere categorieën (0,6%).
In tabel 1 worden de laboratoria en patiëntenpopulaties beschreven.
Tabel 1: Locatiegegevens
Laboratoriumgegevens Demografische gegevens voor het klinische onderzoek
Locatie Type
patiënt-
populatie
Laboratoriumom
zet - uitstrijkjes
per jaar
Gevallen Leeftijdbereik
patiënten
Post-
menopauzaal
Eerder afwi
j
kend
Pap-uitstrijkje
gehad
Convent.
prevalentie
LSIL+
S1 Testcentrum 300.000 1.386 18,0 - 84,0 10,6% 8,8% 2,3%
S2 Testcentrum 100.000 1.668 18,0 - 60,6 0,3% 10,7% 2,9%
S3 Testcentrum 96.000 1.093 18,0 - 48,8 0,0% 7,1% 3,8%
H1 Ziekenhuis 35.000 1.046 18,1 - 89,1 8,1% 40,4% 9,9%
H2 Ziekenhuis 40.000 1.049 18,1 - 84,4 2,1% 18,8% 12,9%
H3 Ziekenhuis 37.000 981 18,2 - 78,8 11,1% 38,2% 24,2%
MAN-06367-1501 Rev. 001 7 of 15
KLINISCH-ONDERZOEKSRESULTATEN
Als basis van de vergelijking tussen de onderzoeksresultaten van de conventionele en de
ThinPrep®-uitstrijkjes werden de diagnostische categorieën van het Bethesda-systeem gebruikt.
De diagnostische-classificatiegegevens en de statistische analyses voor alle klinische locaties
worden weergegeven in tabel 2 tot en met 11. Gevallen met onjuiste documentatie,
patiëntenleeftijden lager dan 18 jaar, cytologisch onbeoordeelbare objectglaasjes en patiënten met
een hysterectomie werden van deze analyse uitgesloten. In het klinische onderzoek werden een
paar cervixcarcinoomgevallen (0,02%3) aangetroffen; dit is typerend voor een patiëntenpopulatie
in de Verenigde Staten.
Tabel 2: Diagnoseclassificatietabel, alle categorieën
Conventioneel
NEG ASCUS AGUS LSIL HSIL SQ CA GL CA TOTAAL
ThinPrep NEG 5224 295 3 60 11 0 0 5593
ASCUS 318 125 2 45 7 0 0 497
AGUS 13 2 3 0 1 0 1 20
LSIL 114 84 0 227 44 0 0 469
HSIL 11 15 0 35 104 2 0 167
SQ CA 0 0 0 0 0 1 0 1
GL CA 0 0 0 0 0 0 0 0
TOTAAL 5680 521 8 367 167 3 1 6747
Afkortingen voor diagnoses: NEG = normaal of negatief, ASCUS = atypische plaveiselcellen van onbepaalde
significantie, AGUS = atypische glandulaire cellen van onbepaalde significantie, LSIL = intra-
plaveiselcelepitheellaesies met lage maligniteitsgraad, HSIL = intra-plaveiselcelepitheellaesies met hoge
maligniteitsgraad, SQ CA = plaveiselcelcarcinoom, GL CA = adenocarcinoom glandulaire cellen.
Tabel 3: Diagnoseclassificatietabel met drie categorieën
Conventioneel
NEG ASCUS/AGUS+ LSIL+ TOTAAL
ThinPrep NEG 5224 298 71 5593
ASCUS/
AGUS+
331 132 54 517
LSIL+ 125 99 413 637
TOTAAL 5680 529 538 6747
Tabel 4: Diagnoseclassificatietabel met twee categorieën, LSIL en ernstiger diagnoses
Conventioneel
NEG/ASCUS/
AGUS+
LSIL+ TOTAAL
ThinPrep NEG/ASCUS/
AGUS+
5985 125 6110
LSIL+ 224 413 637
TOTAAL 6209 538 6747
MAN-06367-1501 Rev. 001 8 of 15
Tabel 5: Diagnoseclassificatietabel met twee categorieën, ASCUS/AGUS en ernstiger diagnoses
NEG ASCUS/AGUS+ TOTAAL
ThinPrep NEG 5224 369 5593
ASCUS/
AGUS+
456 698 1154
TOTAAL 5680 1067 6747
De analyse van de diagnosegegevens vanuit de locaties wordt samengevat in tabellen 6 en 7.
Wanneer de p-waarde significant is (p < 0,05), wordt de voorkeursmethode in de tabel
aangegeven.
Tabel 6: Resultaten per locatie, LSIL en ernstiger laesies
Locatie Gevallen ThinPrep
LSIL+
Convent.
LSIL+
Toegenomen
detectie*
p-waarde Voorkeurs-
methode
S1 1.336 46 31 48% 0,027 ThinPrep
S2 1.563 78 45 73% <0,001 ThipPrep
S3 1.058 67 40 68% <0,001 ThinPrep
H1 971 125 96 30% <0,001 ThinPrep
H2 1.010 111 130 (15%) 0,135 Geen van beide
H3 809 210 196 7% 0,374 Geen van beide
*Toegenomen detectie = ThinPrep® LSIL+ - Conventionele LSIL+ x 100%
Conventionele LSIL+
Voor LSIL en ernstiger laesies leverde de diagnostische vergelijking statistisch
op vier locaties een voorkeur voor de ThinPrep-methode op en waren de
methoden statistisch gelijkwaardig op drie locaties.
Tabel 7: Resultaten per locatie, ASCUS/AGUS en ernstiger laesies
Locatie Gevallen ThinPrep
ASCUS+
Convent.
ASCUS+
Toe
g
enomen
detectie*
p-waarde Voorkeurs-
methode
S1 1.336 117 93 26% 0,067 Geen van beide
S2 1.563 124 80 55% <0,001 ThinPrep
S3 1.058 123 81 52% <0,001 ThinPrep
H1 971 204 173 18% 0,007 ThinPrep
H2 1.010 259 282 (8%) 0,360 Geen van beide
H3 809 327 358 (9%) 0,102 Geen van beide
*Toegenomen detectie = ThinPrep® ASCUS+ - Conventionele ASCUS+ x 100%
Conventionele ASCUS+
Voor ASCUS/AGUS en ernstiger laesies leverde de diagnostische vergelijking statistisch op drie
locaties een voorkeur voor de ThinPrep-methode op en waren de methoden statistisch
gelijkwaardig op drie locaties.
MAN-06367-1501 Rev. 001 9 of 15
Voor de zes klinische locaties trad één patholoog op als onafhankelijke beoordelaar; deze ontving
beide objectglaasjes voor gevallen waarin de twee methoden abnormaal of discrepant waren.
Aangezien bij dergelijke onderzoeken geen vaste referentiewaarde kan worden bepaald, zodat de
werkelijke gevoeligheid niet kan worden berekend, vormt het toepassen van controle door een
cytologisch deskundige een alternatief voor histologische bevestiging door biopsie of HPV-
onderzoek (humaan papillomavirus) als hulpmiddel voor het bepalen van de referentiediagnose.
De referentiediagnose was bij keuze uit de diagnoses voortkomend uit de ThinPrep-glaasjes of de
conventionele Pap-objectglaasjes de meest ernstige diagnose, volgens bepaling door de
onafhankelijke patholoog. Het aantal objectglaasjes dat op elke locatie als afwijkend werd
gediagnosticeerd vertegenwoordigt, vergeleken met de referentiediagnose van de onafhankelijk
patholoog, de getalsverhouding tussen LSIL of ernstiger laesies (tabel 8) en ASCUS/AGUS of
ernstiger laesies (tabel 9). Met de statistische analyse kunnen de twee methoden vergeleken
worden en kan bepaald worden welke methode de voorkeur geniet, bij gebruikmaking van de
onafhankelijk patholoog voor deskundige cytologische beoordeling als arbiter van de uiteindelijke
diagnose.
Tabel 8: Resultaten van de onafhankelijke patholoog per locatie, LSIL en ernstiger laesies
Locatie Gevallen
Positief
per onafhankelijk
patholoog
ThinPrep
positief
Conventioneel
positief
p-waarde Voorkeursmethode
S1 50 33 25 0,0614 Geen van beide
S2 65 48 33 0,0119 ThinPrep
S3 77 54 33 <0,001 ThinPrep
H1 116 102 81 <0,001 ThinPrep
H2 115 86 90 0,607 Geen van beide
H3 126 120 112 0,061 Geen van beide
Voor LSIL en ernstiger laesies leverde de diagnostische vergelijking statistisch op drie locaties een voorkeur voor de
ThinPrep-methode op en waren de methoden statistisch gelijkwaardig op drie locaties.
Tabel 9: Resultaten van de onafhankelijke patholoog per locatie, ASCUS/AGUS en ernstiger laesies
Locatie Gevallen
Positief
per
onafhankelijk
patholoog
ThinPrep®
positief
Conventioneel
positief
p-waarde Voorkeursmethode
S1 92 72 68 0,0511 Geen van beide
S2 101 85 59 0,001 ThinPrep
S3 109 95 65 <0,001 ThinPrep
H1 170 155 143 0,090 Geen van beide
H2 171 143 154 0,136 Geen van beide
H3 204 190 191 1,000 Geen van beide
Voor ASCUS/AGUS en ernstiger laesies leverde de diagnostische vergelijking statistisch op twee locaties een voorkeur
voor de ThinPrep-methode op en waren de methoden statistisch gelijkwaardig op vier locaties.
MAN-06367-1501 Rev. 001 10 of 15
Tabel 10 hieronder geeft een samenvatting van de beschrijvende diagnose voor alle categorieën
van het Bethesda-systeem, voor alle locaties.
Tabel 10: Samenvatting beschrijvende diagnose
Descriptive Diagnosis
Beschrijvende diagnose
ThinPrep Conventioneel
A
antal patiënten: 674
7
N % N %
Benigne cellulaire veranderingen:
Infectie:
Trichomonas vaginalis
Candida spp.
Coccobacilli
Actinomyces spp.
Herpes
Overige
Reactieve cellulaire veranderingen
geassocieerd met:
Ontsteking
Atrofische vaginitis
Bestraling
Overi
g
e
1592
136
406
690
2
3
155
353
32
2
25
23,6
2,0
6,0
10,2
0,0
0,0
2,3
5,2
0,5
0,0
0,4
1591
185
259
608
3
8
285
385
48
1
37
23,6
2,7
3,8
9,0
0,0
0,1
4,2
5,7
0,7
0,0
0,5
Afwijkingen epitheelcellen:
Plaveiselcellen:
ASCUS
voorkeur voor reactief
voorkeur voor neoplastisch
onbepaald
LSIL
HSIL
Carcinoom
Glandulaire cellen:
Benigne endometriumcellen bij
postemenopauzale vrouwen
atypische glandulaire cellen (AGUS)
voorkeur voor reactief
voorkeur voor neoplastisch
onbepaald
Endocervicaal adenocarcinoo
m
1159
501
128
161
213
469
167
1
7
21
9
0
12
0
17,2
7,4
1,9
2,4
3,2
7,0
2,5
0,0
0,1
0,3
0,1
0,0
0,2
0,0
1077
521
131
140
250
367
167
3
10
9
4
3
2
1
16,0
7,7
1,9
2,1
3,7
5,4
2,5
0,0
0,1
0,1
0,1
0,0
0,0
0,0
Tabel 11 toont de detectiefrequenties van infectie, reactieve veranderingen en het totaal aan
benigne cellulaire veranderingen, voor zowel de ThinPrep®-methode als de conventionele
methode, op alle locaties.
Tabel 11: Benigne cellulaire veranderingen
ThinPrep Conventioneel
N % N %
Benigne
cellulaire
Infectie 1392 20,6 1348 20,0
veranderingen Reactieve
veranderingen
412 6,1 471 7,0
Totaal* 1592 23,6 1591 23,6
*Bij de totaalwaarden zijn enkele patiënten inbegrepen met zowel een infectie als een reactieve cellulaire verandering.
De tabellen 12, 13 en 14 bieden een overzicht van de resultaten met betrekking tot de geschiktheid
van de monsters voor de ThinPrep-methode en de conventionele uitstrijkjesmethode, op alle
Opmerking: Sommige patiënten kwamen in meer dan één diagnose-subcategorie voor.
MAN-06367-1501 Rev. 001 11 of 15
onderzoekslocaties. Van de in totaal 7360 ingeschreven patiënten zijn 7223 personen in deze
analyse verwerkt. Gevallen waarin de patiënt jonger was dan 18 jaar of waarin de patiënt een
hysterectomie had ondergaan, zijn van deze analyse uitgesloten.
Er zijn twee aanvullende klinische onderzoeken uitgevoerd om de resultaten op
monstergeschiktheid te beoordelen bij directe plaatsing van de monsters in de PreservCyt®-flacon,
zonder dat eerst een conventioneel Pap-uitstrijkje werd geprepareerd. Deze
monsterverzamelingstechniek is het beoogde gebruik van het ThinPrep 2000-systeem. De tabellen
15 en 16 tonen de resultaten bij gefaseerde bemonstering en bij directe plaatsing in de flacon.
Tabel 12: Samenvatting resultaten monstergeschiktheid
Specimen
AdequacyMonstergeschiktheid
ThinPrep Conventioneel
A
antal patiënten: 7.223 N % N %
Voldoende 5656 78,3 5101 70,6
Beoordeelbaar maar beperkt door:
Artefact door droging aan de lucht
Uitstrijkje te dik
Ontbrekende endocervicale component
Karige plaveiselcelepitheel-
component
Beeldvertroebelend bloed
Beeldvertroebelende ontsteking
Geen klinische voorgeschiedenis
Cytolyse
Overige
1431
1
9
1140
150
55
141
12
19
10
19,8
0,0
0,1
15,8
2,1
0,8
2,0
0,2
0,3
0,1
2008
136
65
681
47
339
1008
6
119
26
27,8
1,9
0,9
9,4
0,7
4,7
14,0
0,1
1,6
0,4
Onbeoordeelbaar:
Artefact door droging aan de lucht
Uitstrijkje te dik
Ontbrekende endocervicale component
Karige plaveiselcelepitheel-
component
Beeldvertroebelend bloed
Beeldvertroebelende ontsteking
Geen klinische voorgeschiedenis
Cytolyse
Overi
g
e
136
0
0
25
106
23
5
0
0
31
1,9
0,0
0,0
0,3
1,5
0,3
0,1
0,0
0,0
0,4
114
13
7
11
47
58
41
0
4
9
1,6
0,2
0,1
0,2
0,7
0,8
0,6
0,0
0,1
0,1
Opmerking: Sommige patiënten kwamen in meer dan één subcategorie voor.
Tabel 13: Resultaten monstergeschiktheid
Conventioneel
SAT SBLB UNSAT TOTAAL
ThinPrep SAT 4316 1302 38 5656
SBLB 722 665 44 1431
UNSAT 63 41 32 136
TOTAAL 5101 2008 114 7223
SAT=Beoordeelbaar (Satisfactory), SBLB=Beoordeelbaar maar beperkt door (Satisfactory But Limited By),
UNSAT=Onbeoordeelbaar (Unsatisfactory)
MAN-06367-1501 Rev. 001 12 of 15
Tabel 14: Resultaten monstergeschiktheid per locatie
Locatie Gevallen Thin
Prep
SAT
Gevallen
Con-
vent.
SAT
Gevallen
Thin
Prep
SBLB
Gevallen
Con-
vent.
SBLB
Gevallen
Thin
Prep
UNSAT
Gevallen
Con-
vent.
UNSAT
Gevallen
S1 1.386 1092 1178 265 204 29 4
S2 1.668 1530 1477 130 178 8 13
S3 1.093 896 650 183 432 14 11
H1 1.046 760 660 266 375 20 11
H2 1.049 709 712 323 330 17 7
H3 981 669 424 264 489 48 68
Alle locaties 7.223 5656 5101 1431 2008 136 114
De categorie SBLB (beoordeelbaar maar beperkt door) kan worden onderverdeeld in vele
subcategorieën; een daarvan is de afwezigheid van een endocervicale component. In tabel 15 staan
de SBLB-resultaten voor de categorie Geen endocervicale component voor ThinPrep®- en
conventionele glaasjes.
Tabel 15: Resultaten monstergeschiktheid per locatie, SBLB-frequentie voor Geen endocervicale component.
SBLB wegens geen endocervicale component (ECC)
Locatie Gevallen ThinPrep
SBLB-
geen ECC
ThinPrep
SBLB-
geen ECC (%)
Conventional
SBLB-
geen ECC
Conventional
SBLB-
geen ECC (%)
S1 1.386 237 17,1% 162 11,7%
S2 1.668 104 6,2% 73 4,4%
S3 1.093 145 13,3% 84 7,7%
H1 1.046 229 21,9% 115 11,0%
H2 1.049 305 29,1% 150 14,3%
H3 981 120 12,2% 97 9,9%
Alle locaties 7.223 1140 15,8% 681 9,4%
Bij de resultaten van het klinisch onderzoek met toepassing van een gefaseerde-
bemonsteringsprotocol trad in de detectie van endocervicale componenten een verschil van 6,4
procent op tussen de conventionele methode en de ThinPrep-methode. Deze uitslag is gelijk aan
die van eerdere onderzoeken waarbij gebruik is gemaakt van gefaseerde-bemonsteringsmethoden.
ONDERZOEKEN MET DIRECTE PLAATSING VAN ENDOCERVICALE COMPONENT (ECC) IN DE
FLACON
Voor het beoogde gebruik van het ThinPrep® 2000-systeem wordt het cervicale monsterapparaat
direct in een PreservCyt®-flacon gespoeld, in plaats van het celmonster op te splitsen. Verwacht
werd dat dit zou leiden tot een verhoogde opname van endocervicale en metaplastische cellen. Ter
verificatie van deze hypothese zijn twee onderzoeken uitgevoerd met de direct-in-flaconmethode.
Een samenvatting hiervan is in tabel 16 weergegeven. Over het geheel genomen werden er in deze
twee onderzoeken geen verschillen waargenomen tussen de ThinPrep-methode en de
conventionele methode.
Tabel 16: Samenvatting onderzoeken met directe plaatsing van de endocervicale component (ECC) in de flacon
MAN-06367-1501 Rev. 001 13 of 15
Onderzoek Aantal
evalueerbare
patiënten
SBLB wegens ontbreken
endocervicale component Vergelijkbaar percentage
conventionele Pap-
uitstrijkjes
Geschiktheid direct-
in-flaconmethode 299 9,36% 9,43%1
Klinisch onderzoek
direct-in-
flaconmethode
484 4,96% 4,38%2
1. Geschiktheidsonderzoek direct-in-flaconmethode vergeleken met totaalscore klinisch onderzoek conventionele
Pap-uitstrijkjes met uitslag SBLB - Geen endocervicale component.
2. Klinisch onderzoek direct-in-flaconmethode vergeleken met klinisch onderzoek op locatie S2 conventionele Pap-
uitstrijkjes met uitslag SBLB - Geen endocervicale component.
KLINISCH ONDERZOEK DIRECT-IN-FLACONMETHODE HSIL+
Nadat het ThinPrep-systeem door de FDA was goedgekeurd, heeft Hologic een multi-site klinisch
onderzoek verricht volgens de direct-in-flaconmethodiek, ter beoordeling van het ThinPrep 2000-
systeem in vergelijking met conventionele Pap-uitstrijkjesmethoden voor de detectie van intra-
plaveiselepitheellaesies met hoge maligniteitsgraad en ernstiger laesies (HSIL+). Aan het
onderzoek werd deelgenomen door twee groepen patiënten, afkomstig uit tien (10)
vooraanstaande academische ziekenhuizen in of nabij grote steden in het gehele gebied van de
Verenigde Staten. Vanuit elke locatie bestond de ene groep uit patiënten die aan routinematig Pap-
testonderzoek werden onderworpen, en de andere groep uit patiënten die een verwijzingspopulatie
vertegenwoordigden en die waren ingeschreven op het moment van het colposcopisch onderzoek.
De ThinPrep-monsters werden vooraf afgenomen en vergeleken met een historische
controlecohort. De historische cohort bestond uit gegegevens die waren verzameld uit dezelfde
klinieken en door dezelfde artsen (indien nog aanwezig) die verantwoordelijk waren voor de
ThinPrep-monsters. Deze gegevens werden achtereenvolgens ontleend aan patiënten die direct
voor aanvang van het onderzoek waren gezien.
De resultaten van dit onderzoek toonden een detectiefrequentie van 511 / 20.917 voor de
conventionele Pap-uitstrijkjes versus 399 / 10.226 voor de ThinPrep-objectglaasjes. Voor deze
onderzoekcentra en deze onderzoekpopulaties betekent dit een stijging in de detectie van HSIL+-
laesies van 59,7% in het voordeel van de ThinPrep-monsters. Deze resultaten zijn samengevat in
tabel 17.
Tabel 17: Samenvatting direct-in-flaconmethode HSIL+-onderzoek
Locatie Totaal CP
(n) HSIL+ Procent
(%) Totaal
TP (n) HSIL+ Procent (%)
Procentuele
verandering (%)
S1S1 2.439 51 2,1 1.218 26 2,1 +2,1
S2 2.075 44 2,1 1.001 57 5,7 +168,5
S3 2.034 7 0,3 1.016 16 1,6 +357,6
S4 2.043 14 0,7 1.000 19 1,9 +177,3
S5 2.040 166 8,1 1.004 98 9,8 +20.0
S6 2.011 37 1,8 1.004 39 3,9 +111,1
S7 2.221 58 2,6 1.000 45 4,5 +72,3
S8 2.039 61 3,0 983 44 4,5 +49,6
S9 2.000 4 0,2 1.000 5 0,5 +150,0
S10 2.015 69 3,4 1.000 50 5,0 +46,0
Totaal 20.917 511 2,4 10.226 399 3,9 59,7( p<0,001)
Procentuele verandering (%) = ((TP HSIL+/TP Totaal)/(CP HSIL+/CP Totaal)-1) *100
MAN-06367-1501 Rev. 001 14 of 15
DETECTIE GLANDULAIRE AFWIJKINGEN – GEPUBLICEERDE ONDERZOEKEN
De detectie van endocervicale glandulaire laesies is een essentiële functie van de Pap-test.
Abnormale glandulaire cellen in het Pap-monster kunnen echter ook afkomstig zijn van het
endometrium of extra-uteriene locaties. De Pap-test is niet bedoeld als een screening voor
dergelijke laesies.
Wanneer glandulaire afwijkingen gevonden worden, is de accurate classificatie als echte
glandulaire versus plaveisellaesie belangrijk voor een juiste evaluatie en daaropvolgende
behandeling (bijv. keuze van excisionele biopsie versus conservatieve follow-up). In verschillende
peer-reviewed publicaties4-9 wordt gerapporteerd dat het ThinPrep 2000-systeem vergeleken met
de conventionele Pap-uitstrijkjes beter glandulaire afwijkingen kan ontdekken. Hoewel deze
onderzoeken niet consistent aandacht besteden aan de gevoeligheid van verschillende Pap-
testmethoden om specifieke typen glandulaire afwijkingen te ontdekken, komen de vermelde
resultaten overeen met de vaker gemelde bevestiging door middel van biopsieën van abnormale
glandulaire bevindingen met behulp van de ThinPrep Pap-test vergeleken met conventionele
cytologie.
Wanneer dus een glandulaire afwijking wordt geconstateerd op een ThinPrep Pap-testglaasje,
moet er meer aandacht worden besteed aan de definitieve evaluatie van potentiële endocervicale
of endometriale pathologie.
CONCLUSIES
De effectiviteit van het ThinPrep® 2000-systeem is bij diverse patiëntenpopulaties gelijk aan die
van conventionele Pap-uitstrijkjes, en kan in plaats van de conventionele Pap-uitstrijkjesmethode
worden toegepast voor de detectie van atypische cellen, cervixcarcinomen of daaraan
voorafgaande laesies, evenals voor alle andere cytologische categorieën zoals gedefinieerd in het
Bethesda-systeem.
Het ThinPrep 2000-systeem is bij diverse patiëntenpopulaties aanzienlijk doeltreffender dan het
conventionele Pap-uitstrijkje voor het detecteren van intra-plaveiselcelepitheellaesies van lage
graad (LSIL) en ernstiger laesies.
De kwaliteit van de monsters met het ThinPrep 2000-systeem is bij diverse patiëntenpopulaties
significant beter dan die van conventionele Pap-uitstrijkpreparaten.
BENODIGDE MATERIALEN
BIJGELEVERDE MATERIALEN
Het ThinPrep 2000-systeem bestaat uit de volgende componenten:
ThinPrep-processortoestel (Model TP 2000)
Flacon met PreservCyt®-oplossing
ThinPrep Pap-testfilter voor gynaecologische toepassingen
Programmageheugenkaart voor gynaecologische
toepassingen
Afvalflesset, bestaande uit fles, dop, slangenset,
aansluitingen, afvalfilte
r
2 filterhouders
2 reserve afdichtingsringen
voor filters
Power cordNetsnoe
r
ThinPrep-objectglaasjes
Bijgeleverde extra artikelen:
ThinPrep 2000 Gebruikershandleiding
10 fixatiefbadflacons
MAN-06367-1501 Rev. 001 15 of 15
BENODIGDE, MAAR NIET BIJGELEVERDE MATERIALEN
Glaasjeskleuringssysteem en reagentia Flacon met 20 ml PreservCy
®-oplossing
Standard laboratory fixativeStandaard
laboratoriumfixatief
ThinPrep®-Pap-testfilter voor gynaecologische
toepassingen
Dekglaasjes en afdekmedia Cervixmonsterafname-instrumen
t
OPSLAG
Bewaar PreservCyt-oplossing bij 15 °C tot 30 °C. Gebruik het product niet na het verstrijken
van de uiterste gebruiksdatum die op de container vermeld staat.
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap-tests tussen
15 °C en 30 °C, maximaal 6 weken.
Een PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor CT/NG-tests met behulp van de
Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test moet worden bewaard bij een
temperatuur van 4 oC tot 25 oC, maximaal 6 weken.
BIBLIOGRAFIE
1. Solomon D., Davey D, Kurman R, Moriarty A, O’Connor D, Prey M, Raab S,
Sherman M, Wilbur D, Wright T, Young N, for the Forum Group Members and the
2001 Bethesda Workshop. The 2001 Bethesda System Terminology for Reporting
Results of Cervical Cancer. JAMA. 2002;287:2114-2119.
2. Jones HW. Impact of The Bethesda System, Cancer 77 pp. 1914-1918, 1995.
3. American Cancer Society. Cancer Facts and Figures, 1995.
4. Ashfaq R, Gibbons D, Vela C, Saboorian MH, Iliya F. ThinPrep Pap Test. Accuracy for
glandular disease. Acta Cytol 1999; 43: 81-5
5. Bai H, Sung CJ, Steinhoff MM: ThinPrep Pap Test promotes detection of glandular lesions
of the endocervix. Diagn Cytopathol 2000;23:19-22
6. Carpenter AB, Davey DD: ThinPrep Pap Test: Performance and biopsy follow-up un a university
hospital. Cancer Cytopathology 1999; 87: 105-12
7. Guidos BJ, Selvaggi SM. Detection of endometrial adenocarcinoma with the ThinPrep Pap test.
Diagn Cytopathol 2000; 23: 260-5
8. Schorge JO, Hossein Saboorian M, Hynan L, Ashfaq R. ThinPrep detection of cervical and
endometrial adenocarcinoma: A retrospective cohort study. Cancer Cytopathology 2002;
96: 338-43
9. Wang N, Emancipator SN, Rose P, Rodriguez M, Abdul-Karim FW. Histologic follow-up of
atypical endocervical cells. Liquid-based, thin-layer preparation vs. conventional Pap smear. Acta
Cytol 2002; 46: 453-7
TECHNISCHE ONDERSTEUNING EN PRODUCTINFORMATIE
Neem voor technische ondersteuning en assistentie met betrekking tot het gebruik van het ThinPrep
2000-systeem contact op met Hologic:
Telefoon: 1-800-442-9892
Fax: 1-508-229-2795
Bel van buiten de VS of op lijnen die voor gratis verkeer geblokkeerd zijn +1-508-263-2900.
©2019 Hologic, Inc. Alle rechten voorbehouden.
AW-19777-1501 Rev. 001
11-2019
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752
1-800-442-9892
www.hologic.com
Hologic BVBA
Da Vincilaan 5
1930 Zaventem
België
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15

Hologic ThinPrep 2000 Processor Handleiding

Type
Handleiding