Hologic ThinPrep 5000 Processor de handleiding

Type
de handleiding
Gebruikershandleiding
ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader
ThinPrep
®
5000-processor
met AutoLoader
Gebruikershandleiding
Voor gebruik met softwareversie 2.x.y MAN-01783-1501
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS
Tel: +1-800-442-9892
+1-508-263-2900
Fax: +1-508-229-2795
Web: www.hologic.com
Hologic Ltd.
Heron House
Oaks Business Park
Crewe Road, Wythenshawe
Manchester, M23 9HZ, VK
Tel: +44 (0)161 946 2206
Sponsor in Australië:
Hologic (Australia) Pty Ltd
Suite 402, Level 4
2 Lyon Park Road
Macquarie Park NSW 2113
Australië
Tel: 02 9888 8000
Let op:
Krachtens de federale wetgeving (USA) mag dit apparaat slechts worden aangeschaft door
of in opdracht van een arts of een andere zorgverlener die krachtens de wet van het land waarin de
zorgverlener zijn/haar beroep uitoefent, bevoegd is verklaard tot het gebruik of het opdracht geven tot
gebruik van het apparaat, en die is opgeleid tot het bedienen van de ThinPrep
®
5000-processor en
daarin ervaring heeft opgedaan.
Het prepareren van objectglaasjes met de ThinPrep 5000-processor mag uitsluitend worden
uitgevoerd door medewerkers die zijn opgeleid door Hologic of door organisaties of personen die
door Hologic zijn aangewezen.
Microscoop-objectglaasjes die met de ThinPrep 5000-processor zijn bewerkt, mogen uitsluitend worden
beoordeeld door cytologisch analisten en pathologen die door Hologic zijn opgeleid tot het beoordelen
van met ThinPrep bewerkte objectglaasjes of door Hologic aangewezen organisaties of personen.
© Hologic, Inc., 2015. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd, verzonden, overgeschreven, in een gegevensbestand opgeslagen of in ongeacht
welke taal of computerweergavemethode vertaald, in enigerlei vorm of met enig elektronisch,
mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch of handbediend hulpmiddel of anderszins, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van Hologic, 250 Campus Drive, Marlborough,
Massachusetts, 01752, Verenigde Staten van Amerika.
Deze handleiding is met de grootst mogelijke zorg samengesteld om nauwkeurigheid te
waarborgen. Niettemin aanvaardt Hologic geen aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden
of onvolledigheden, en evenmin voor gevolgen van enigerlei aard voortvloeiend uit de toepassing
of het gebruik van deze informatie.
Op dit product kan/kunnen een of meerdere Amerikaanse octrooien rusten. Raadpleeg hiervoor
http://hologic.com/patentinformation.
Hologic, CytoLyt, PreservCyt, ThinPrep en UroCyte zijn gedeponeerde handelsmerken van
Hologic, Inc. en/of zijn dochterondernemingen in de Verenigde Staten en andere landen. Alle andere
handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve ondernemingen.
Wijzigingen of aanpassingen aan dit systeem die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij
die voor naleving van de voorwaarden aansprakelijk is, kan de bevoegdheid van de gebruiker de
apparatuur te bedienen doen vervallen.
Documentnummer: AW-04688-1501 Rev. 005
Gebruiksaanwijzing
Gebruiksaanwijzing
1 van 16
ThinPrep® 5000-systeem
Gebruiksaanwijzing
2 van 16
BEOOGD GEBRUIK
Het ThinPrep® 5000-systeem is bedoeld als vervanging van de conventionele preparatiemethode
voor Pap-uitstrijkjes. Het systeem wordt gebruikt voor controle op de aanwezigheid van
atypische cellen, cervixcarcinomen of laesies die daaraan voorafgaan (laaggradige en
hooggradige intra-plaveiselcelepitheel-laesies), evenals alle andere cytologiecategorieën die in
The Bethesda System for Reporting Cervical/Vaginal Cytologic Diagnoses1 worden beschreven.
SAMENVATTING EN UITLEG VAN HET SYSTEEM
Het ThinPrep-proces begint met het afnemen van een gynaecologisch weefselmonster bij de
patiënt door de arts, met behulp van een hulpmiddel voor cervixbemonstering. In tegenstelling
tot de gangbare methode waarbij het monster op een objectglaasje wordt uitgestreken, wordt het
in een flacon met 20 ml PreservCyt® oplossing (PreservCyt) gedompeld en gespoeld. De
ThinPrep-monsterflacon wordt vervolgens met een dop gesloten, geëtiketteerd en naar een
laboratorium gestuurd dat is uitgerust met een ThinPrep 5000-processor.
In het laboratorium wordt de PreservCyt-monsterflacon van een streepjescode voorzien die
overeenkomt met de streepjescode op het aanvraagformulier, zodat flacon en formulier logisch
gekoppeld zijn. De flacon wordt vervolgens in een ThinPrep 5000-processor geplaatst. In de processor
wordt een objectglaasje geplaatst dat hetzelfde monsteridentificatienummer heeft als het etiket op de
monsterflacon. In een fase van lichte dispersie wordt het celmonster gemengd door stromingen in de
vloeistof, die krachtig genoeg zijn om debris af te scheiden en mucus te dispergeren, maar toch zo licht
zijn dat de verschijningsvorm van de cellen intact blijft.
Vervolgens worden de cellen op een gynaecologisch ThinPrep Pap Test-filter geplaatst, dat speciaal is
ontworpen voor het verzamelen van cellen. De ThinPrep 5000-processor meet continu de snelheid van
de flow door het ThinPrep Pap Test-filter tijdens het verzamelproces, zodat wordt voorkomen dat de
cellaag te open of te dicht is. Een dunne laag cellen wordt vervolgens op een objectglaasje
overgebracht in een cirkel met een doorsnede van 20 mm en het glaasje wordt automatisch in een
fixatiefoplossing geplaatst.
Het bereidingsproces van ThinPrep-monsters
(1) Dispersie (2) Celverzameling (3) Celoverdracht
Het ThinPrep Pap Test-filter wordt in de
monsterflacon gedraaid, waardoor stromingen in de
vloeistof ontstaan die krachtig genoeg zijn om debris
af te scheiden en mucus te dispergeren, maar toch zo
licht zijn dat de verschijningsvorm van de cellen
intact blijft.
In het ThinPrep Pap Test-filter komt een zwak
vacuüm tot stand, waardoor cellen op het
buitenoppervlak van het membraan worden
verzameld. Het verzamelen van de cellen wordt
gestuurd door de software van de ThinPrep 5000-
processor, die de snelheid van de flow door het
ThinPrep Pap Test-filter meet.
Nadat de cellen op het membraan zijn verzameld,
wordt het ThinPrep Pap Test-filter omgekeerd en zacht
tegen het ThinPrep-objectglaasje gedrukt. Door
natuurlijke aantrekkingskracht en een lichte positieve
luchtdruk hechten de cellen zich aan het ThinPrep-
objectglaasje; hierdoor worden de cellen gelijkmatig
verdeeld over een daarvoor bestemd cirkelvormig veld.
1. Dispersie 2. Celverzameling 3. Celoverdracht
3 van 16
Evenals bij conventionele Pap-uitstrijkjes worden de met het ThinPrep® 5000-systeem
geprepareerde objectglaasjes onderzocht binnen de context van de klinische voorgeschiedenis
van de patiënt en van de informatie voortkomend uit andere diagnostiekprocedures zoals
colposcopie, biopsie en onderzoek naar humaan papillomavirus (HPV), op grond waarvan
de behandeling van de patiënt kan worden bepaald.
PreservCyt® oplossing is als onderdeel van het ThinPrep 5000-systeem een alternatief medium
voor afname en transport van gynaecologische monsters die worden getest met de assay
Hybrid Capture System HPV DNA van Digene en de assay APTIMA COMBO 2® CT/NG van
Hologic. Raadpleeg de bijsluiters van de respectieve fabrikanten voor aanwijzingen over het
gebruik van PreservCyt-oplossing voor afname, transport, opslag en bereiding van monsters
die met deze systemen worden getest.
PreservCyt-oplossing is als onderdeel van het ThinPrep 5000-systeem ook een alternatief
medium voor afname en transport van gynaecologische monsters die worden getest met de assay
COBAS AMPLICOR CT/NG van Roche Diagnostics. Raadpleeg document nr. MAN-02063-
001 over de etikettering van Hologic voor aanwijzingen over het gebruik van PreservCyt-
oplossing voor afname, transport, opslag en bereiding van monsters en de bijsluiter van Roche
Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG voor aanwijzingen over het gebruik van dat systeem.
BEPERKINGEN
Gynaecologische monsters voor preparatie met het ThinPrep 5000-systeem moeten worden
afgenomen met een borstelvormig hulpmiddel voor monsterafname of met een endocervicale
borstel-/spatelcombinatie.
Het prepareren van objectglaasjes met de ThinPrep 5000-processor mag uitsluitend worden
uitgevoerd door medewerkers die zijn opgeleid door Hologic of door Hologic aangewezen
organisaties of personen.
Objectglaasjes die met het ThinPrep 5000-systeem zijn bewerkt, mogen uitsluitend worden
beoordeeld door cytologisch analisten en pathologen die door Hologic zijn opgeleid voor het
beoordelen van met ThinPrep bewerkte objectglaasjes of door Hologic aangewezen
organisaties of personen.
In combinatie met het ThinPrep 5000-systeem mogen uitsluitend verbruiksartikelen worden
gebruikt die door Hologic speciaal voor het ThinPrep 5000-systeem zijn ontworpen en
geleverd. Onder deze verbruiksartikelen vallen PreservCyt-flacons, ThinPrep Pap Test-
filters en ThinPrep-objectglaasjes. Deze verbruiksartikelen zijn noodzakelijk voor een
adequate werking van het systeem en kunnen niet door andere artikelen worden vervangen.
Door het gebruik van andere verbruiksartikelen wordt de werking van het product in gevaar
gebracht. Na gebruik moeten de verbruiksartikelen overeenkomstig de plaatselijke,
provinciale en/of landelijke voorschriften worden afgevoerd.
Een ThinPrep Pap Test-filter mag slechts eenmaal worden gebruikt en is niet geschikt
voor hergebruik.
De prestaties van HPV DNA- en CT/NG-tests die op opnieuw bewerkte monsterflacons
worden uitgevoerd, zijn niet geëvalueerd.
4 van 16
CONTRA-INDICATIES
Tests voor Chlamydia trachomatis en Neisseria gonorrhoeae met behulp van de assay
COBAS AMPLICOR van Roche Diagnostics en de assay APTIMA COMBO 2® CT/NG
van Hologic mogen niet uitgevoerd worden op monsters die al met de ThinPrep 5000-
processor zijn verwerkt.
WAARSCHUWINGEN
Te gebruiken als in-vitrodiagnosticum
Gevaar. PreservCyt-oplossing bevat methanol. Giftig bij opname door de mond. Giftig bij
inademing. Veroorzaakt schade aan organen. Ontbrandbare vloeistof en damp. Uit de buurt houden
van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken. PreservCyt-oplossing kan niet worden
vervangen door andere producten. PreservCyt-oplossing moet worden opgeslagen en afgevoerd
overeenkomstig de van toepassing zijnde voorschriften.
VOORZORGSMAATREGELEN
Deze apparatuur genereert en gebruikt hoogfrequente energie, en kan deze energie uitstralen; indien de
apparatuur niet overeenkomstig de gebruikershandleiding wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan
interferentie met draadloze communicatieapparatuur worden veroorzaakt. Wanneer deze apparatuur in
een woonomgeving wordt gebruikt, is de kans op schadelijke interferentie aanzienlijk. In een dergelijk
geval is de gebruiker verplicht de interferentie voor eigen rekening te verhelpen.
PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap-tests dient te worden bewaard bij een
temperatuur tussen 15 oC en 30 oC en de tests moeten binnen 6 weken na afname worden uitgevoerd.
PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor CT/NG-tests met de assay COBAS
AMPLICOR CT/NG van Roche Diagnostics dient te worden bewaard bij een temperatuur tussen
4 ºC en 25 ºC en de tests moeten binnen 6 weken na afname worden uitgevoerd.
PreservCyt-oplossing is getest met een uiteenlopende reeks microbiële en virale organismen. De
volgende tabel geeft de aanvangsconcentraties weer van levensvatbare organismen, evenals de
logaritmische afname in levensvatbare organismen die na 15 minuten in de PreservCyt-oplossing
worden aangetroffen. Zoals bij alle laboratoriumprocedures het geval is, moeten de algemeen
geldende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Organisme Aanvangsconcentratie Logaritmische afname na 15 min.
Candida albicans 5,5 x 105 CFU/ml >4,7
Aspergillus niger* 4,8 x 105 CFU/ml >2,7
Escherichia coli 2,8 x 105 CFU/ml >4,4
Staphylococcus aureus 2,3 x 105 CFU/ml >4,4
Pseudomonas aeruginosa 2,5 x 105 CFU/ml >4,4
Mycobacterium tuberculosis** 9,4 x 105 CFU/ml >4,9
Rabbitpox virus 6,0 x 106 PFU/ml >5,5***
Hiv-1 1,0 x 107,5 TCID50/ml >7,0***
* Logaritmische afname na 1 uur >4,7
** Logaritmische afname na 1 uur >5,7
*** Gegevens gelden voor 5 minuten
5 van 16
WERKINGSEIGENSCHAPPEN: RESULTATEN VAN KLINISCH
ONDERZOEK
Het ThinPrep 5000-systeem is in technologisch opzicht gelijk aan het ThinPrep 2000-systeem. Een
kritische beoordeling van het ThinPrep 5000-systeem heeft aangetoond dat de klinische evaluatie van
het ThinPrep 2000-systeem van toepassing is op het ThinPrep 5000-systeem. De evaluatie wordt
hieronder beschreven.
Er is een prospectief multi-center klinisch onderzoek verricht ter beoordeling van de werking van het
ThinPrep 2000-systeem in directe vergelijking met het conventionele Pap-uitstrijkje. Het doel van het klinisch
onderzoek inzake ThinPrep was aan te tonen dat gynaecologische monsters die met het ThinPrep 2000-
systeem zijn bewerkt, ten minste dezelfde effectiviteit hebben als conventionele Pap-uitstrijkjes als het gaat om
de detectie van atypische cellen en cervixcarcinomen of laesies die daaraan vooraf gaan, bij uiteenlopende
patiëntenpopulaties. Daarnaast werd de geschiktheid van de monsters beoordeeld.
Het aanvankelijke onderzoekprotocol behelsde een blind, 'matched pair' onderzoek met gefaseerde
bemonstering, waarbij eerst een conventioneel Pap-uitstrijkje werd geprepareerd en de rest van het
monster (het gedeelte dat normaliter zou zijn weggegooid) in een flacon PreservCyt-oplossing werd
gedompeld en gespoeld. In het laboratorium werd de PreservCyt-monsterflacon in een ThinPrep 2000-
processor geplaatst en vervolgens werd een objectglaasje met een monster van de patiënt geprepareerd.
De glaasjes met ThinPrep-uitstrijkjes en conventionele Pap-uitstrijkjes werden onafhankelijk van
elkaar onderzocht en gediagnosticeerd. Voor het vastleggen van de uitslagen van het vergelijkend
onderzoek werd gebruik gemaakt van rapportageformulieren die de anamnese van de patiënt en een
checklist van alle denkbare categorieën uit het Bethesda-systeem bevatten. Alle afwijkende en
positieve objectglaasjes uit alle locaties werden door één onafhankelijke patholoog onderzocht volgens
een blinde methodiek, zodat een objectieve beoordeling van de resultaten werd gewaarborgd.
KENMERKEN VAN DE LABORATORIA EN PATIËNTEN
Aan het klinisch onderzoek namen cytologielaboratoria in drie testcentra (aangeduid als S1, S2 en S3) en drie
ziekenhuizen (aangeduid als H1, H2 en H3) deel. De deelnemende testcentra bedienen patiëntenpopulaties
(onderzoekpopulaties) met een afwijkingsincidentie (laaggradige intra-plaveiselcelepitheel-laesies [LSIL:
Low-grade Squamous Intraepithelial Lesion] en ernstigere laesies) die gelijk is aan het gemiddelde in de
Verenigde Staten, namelijk minder dan 5%.2 De aan het onderzoek deelnemende ziekenhuizen bedienen een
doorverwezen patiëntenpopulatie met een hoog risico (ziekenhuispopulatie) die wordt gekenmerkt door een
hoge incidentie (>10%) van cervicale afwijkingen. Voor 70% van de deelnemende patiënten werden raciaal-
demografische gegevens verkregen. De onderzoekpopulatie bestond uit de volgende raciale categorieën: blank
(41,2%), Aziatisch (2,3%), hispanic (9,7%), Afrikaans-Amerikaans (15,2%), Native American (1,0%) en
andere groepen (0,6%).
In tabel 1 worden de laboratoria en patiëntenpopulaties beschreven.
6 van 16
Tabel 1: Locatiegegevens
Laboratoriumgegevens Demografische gegevens voor het klinisch onderzoek
Locatie Type patiënt-
populatie Volume
laboratorium -
uitstrijkjes per
jaar
Aantal gevallen Leeftijdbereik
patiënten Postmeno–
pauzaal Eerder afwijkend Pap-
uitstrijkje gehad Convent.
prevalentie
LSIL+
S1 Testcentrum 300.000 1386 18,0 - 84,0 10,6% 8,8% 2,3%
S2 Testcentrum 100.000 1668 18,0 - 60,6 0,3% 10,7% 2,9%
S3 Testcentrum 96.000 1093 18,0 - 48,8 0,0% 7,1% 3,8%
H1 Ziekenhuis 35.000 1046 18,1 - 89,1 8,1% 40,4% 9,9%
H2 Ziekenhuis 40.000 1049 18,1 - 84,4 2,1% 18,2% 12,9%
H3 Ziekenhuis 37.000 981 18,2 - 78,8 11,1% 38,2% 24,2%
KLINISCHE ONDERZOEKSRESULTATEN
De diagnostische categorieën van het Bethesda-systeem werden gebruikt als basis voor de vergelijking
tussen de onderzoeksresultaten van de conventionele en de ThinPrep®-uitstrijkjes. De diagnostische
classificatiegegevens en de statistische analyses voor alle klinische locaties worden weergegeven in
tabel 2 tot en met 11. Gevallen met onjuiste documentatie, patiëntenleeftijden lager dan 18 jaar,
cytologisch onbeoordeelbare objectglaasjes en patiënten met een hysterectomie werden van deze
analyse uitgesloten. In het klinisch onderzoek werden enkele cervixcarcinoomgevallen (0,02%3)
aangetroffen, hetgeen typerend is voor een patiëntenpopulatie in de Verenigde Staten.
Tabel 2: Diagnoseclassificatietabel, alle categorieën
Conventioneel
NEG ASCUS AGUS LSIL HSIL SQ CA GL CA TOTAAL
ThinPrep NEG 5224 295 3 60 11 0 0 5593
ASCUS
318 125 2 45 7 0 0 497
AGUS 13 2 3 0 1 0 1 20
LSIL 114 84 0 227 44 0 0 469
HSIL 11 15 0 35 104 2 0 167
SQ CA 0 0 0 0 0 1 0 1
GL CA 0 0 0 0 0 0 0 0
TOTAAL 5680 521 8 367 167 3 1 6747
Afkortingen voor diagnoses: NEG = normaal of negatief, ASCUS = atypische plaveiselcellen van onbepaalde
significantie, AGUS = atypische glandulaire cellen van onbepaalde significantie, LSIL = laaggradige intra-
plaveiselcelepitheel-laesies, HSIL = hooggradige intra-plaveiselcelepitheel-laesies, SQ CA =
plaveiselcelcarcinoom, GL CA = adenocarcinoom glandulaire cellen
Tabel 3: Diagnoseclassificatietabel met drie categorieën
Conventioneel
NEG ASCUS/AGUS+ LSIL+ TOTAAL
ThinPrep NEG
5224 298 71 5593
ASCUS/
AGUS+ 331 132 54 1154
LSIL+ 125 99 413 637
TOTAAL
5680 529 538 6747
7 van 16
Tabel 4: Diagnoseclassificatietabel met twee categorieën, LSIL en ernstigere diagnoses
Conventioneel
NEG/ASCUS/
AGUS+
LSIL+ TOTAAL
ThinPrep NEG/ASCUS/
AGUS+ 5985 125 6110
LSIL+
224 413 637
TOTAAL
6209 538 6747
Tabel 5: Diagnoseclassificatietabel met twee categorieën, ASCUS/AGUS en ernstigere diagnoses
NEG ASCUS/AGUS+ TOTAAL
ThinPrep NEG
5224 369 5593
ASCUS/
AGUS+ 456 698 1154
TOTAAL
5680 1067 6747
De analyse van de diagnosegegevens vanuit de locaties wordt samengevat in tabel 6 en 7. Wanneer de p-waarde
significant is (p <0,05), wordt de voorkeursmethode in de tabel aangegeven.
Tabel 6: Resultaten per locatie, LSIL en ernstigere laesies
Locatie
Aantal
gevallen ThinPrep
LSIL+ Convent.
LSIL+ Toegenomen
detectie* p-
waarde Voorkeurs-
methode
S1 1336 46 31 48% 0,027 ThinPrep
S2 1563 78 45 73% <0,001 ThinPrep
S3 1058 67 40 68% <0,001 ThinPrep
H1 971 125 96 30% <0,001 ThinPrep
H2 1010 111 130 (15%) 0,135 Geen van beide
H3 809 210 196 7% 0,374 Geen van beide
*Toegenomen detectie = ThinPrep® LSIL+ - conventionele LSIL+ x 100%
Conventionele LSIL+
8 van 16
Voor LSIL en ernstigere laesies gaf de diagnostische vergelijking op vier
locaties statistisch een voorkeur aan voor de ThinPrep® methode en waren de
methoden statistisch gelijkwaardig op twee locaties.
Tabel 7: Resultaten per locatie, ASCUS/AGUS en ernstigere laesies
Locatie
Aantal
gevallen ThinPrep
ASCUS+ Convent.
ASCUS+ Toegenomen
detectie* p-
waarde Voorkeurs-
methode
S1 1336 117 93 26% 0,067 Geen van beide
S2 1563 124 80 55% <0,001 ThinPrep
S3 1058 123 81 52% <0,001 ThinPrep
H1 971 204 173 18% 0,007 ThinPrep
H2 1010 259 282 (8%) 0,360 Geen van beide
H3 809 327 359 (9%) 0,102 Geen van beide
*Toegenomen detectie = ThinPrep ASCUS+ - conventionele ASCUS+ x 100%
Conventionele ASCUS+
Voor ASCUS/AGUS en ernstigere laesies gaf de diagnostische vergelijking op drie locaties
statistisch een voorkeur aan voor de ThinPrep-methode en waren de methoden statistisch
gelijkwaardig op drie locaties.
Voor de zes klinische locaties trad één patholoog op als onafhankelijke beoordelaar; deze ontving
beide objectglaasjes voor gevallen waarin de twee methoden abnormaal of tegenstrijdig waren.
Aangezien bij dergelijke onderzoeken geen vaste referentiewaarde kan worden bepaald, zodat de
werkelijke gevoeligheid niet kan worden berekend, vormt het toepassen van controle door een
cytologisch deskundige een alternatief voor histologische bevestiging door biopsie of HPV-onderzoek
(humaan papillomavirus) als hulpmiddel voor het bepalen van de referentiediagnose.
De referentiediagnose was bij keuze uit de diagnoses voortkomend uit de ThinPrep-glaasjes of de
conventionele Pap-objectglaasjes de meest ernstige diagnose, volgens bepaling door de onafhankelijke
patholoog. Het aantal objectglaasjes dat op elke locatie als afwijkend werd gediagnosticeerd,
vertegenwoordigt - vergeleken met de referentiediagnose van de onafhankelijke patholoog - de
getalsverhouding tussen LSIL of ernstigere laesies (tabel 8) en de getalsverhouding tussen ASCUS/AGUS
of ernstigere laesies (tabel 9). Met de statistische analyse kunnen de twee methoden worden vergeleken en
kan worden bepaald welke methode de voorkeur geniet, bij gebruikmaking van de onafhankelijke
patholoog voor deskundige cytologische beoordeling als arbiter van de uiteindelijke diagnose.
9 van 16
Tabel 8: Resultaten van de onafhankelijke patholoog per locatie, LSIL en ernstigere laesies
Locatie
Aantal gevallen
Positief
volgens
onafhankelijke
patholoog
ThinPrep
positief Conventioneel
positief p-waarde Voorkeursmethode
S1 50 33 25 0,170 Geen van beide
S2 65 48 33 0,042 ThinPrep
S3 77 54 33 <0,001 ThinPrep
H1 116 102 81 <0,001 ThinPrep
H2 115 86 90 0,876 Geen van beide
H3 126 120 112 0,170 Geen van beide
Voor LSIL en ernstigere laesies gaf de diagnostische vergelijking op drie locaties statistisch een voorkeur aan voor
de ThinPrep-methode en waren de methoden statistisch gelijkwaardig op drie locaties.
Tabel 9: Resultaten van de onafhankelijke patholoog per locatie, ASCUS/AGUS en ernstigere laesies
Locatie
Aantal gevallen
Positief
volgens
onafhankelijke
patholoog
ThinPrep®
positief Conventioneel
positief p-waarde Voorkeursmethode
S1 92 72 68 0,900 Geen van beide
S2 101 85 59 0,005 ThinPrep
S3 109 95 65 <0,001 ThinPrep
H1 170 155 143 0,237 Geen van beide
H2 171 143 154 0,330 Geen van beide
H3 204 190 191 1,000 Geen van beide
Voor ASCUS/AGUS en ernstigere laesies gaf de diagnostische vergelijking op twee locaties statistisch een voorkeur aan voor
de ThinPrep-methode en waren de methoden statistisch gelijkwaardig op vier locaties.
10 van 16
Tabel 10 hieronder geeft een samenvatting voor alle locaties van de beschrijvende diagnose voor alle
categorieën van het Bethesda-systeem.
Tabel 10: Samenvatting van beschrijvende diagnose
Beschrijvende diagnose
ThinPrep
Conventioneel
Aantal patiënten: 6747
N % N %
Benigne cellulaire veranderingen:
Infectie:
Trichomonas vaginalis
Candida spp.
Coccobacilli
Actinomyces spp.
Herpes
Overig
Reactieve cellulaire
veranderingen geassocieerd met:
Ontsteking
Atrofische vaginitis
Straling
Overig
1592
136
406
690
2
3
155
353
32
2
25
23,6
2,0
6,0
10,2
0,0
0,0
2,3
5,2
0,5
0,0
0,4
1591
185
259
608
3
8
285
385
48
1
37
23,6
2,7
3,8
9,0
0,0
0,1
4,2
5,7
0,7
0,0
0,5
Afwijkingen epitheelcellen:
Plaveiselcellen:
ASCUS
voorkeur voor reactief
voorkeur voor neoplastisch
onbepaald
LSIL
HSIL
Carcinoom
Glandulaire cellen:
Benigne endometriumcellen bij
postmenopauzale vrouwen
Atypische glandulaire cellen (AGUS)
voorkeur voor reactief
voorkeur voor neoplastisch
onbepaald
Endocervicaal adenocarcinoom
1159
501
128
161
213
469
167
1
7
21
9
0
12
0
17,2
7,4
1,9
2,4
3,2
7,0
2,5
0,0
0,1
0,3
0,1
0,0
0,2
0,0
1077
521
131
140
250
367
167
3
10
9
4
3
2
1
16,0
7,7
1,9
2,1
3,7
5,4
2,5
0,0
0,1
0,1
0,1
0,0
0,0
0,0
Tabel 11 toont de detectiefrequenties van infectie, reactieve veranderingen en het totaal aan benigne cellulaire
veranderingen, op alle locaties, voor zowel de ThinPrep® methode als de conventionele methode.
Tabel 11: Resultaten van benigne cellulaire veranderingen
ThinPrep
Conventioneel
N % N %
Benigne
cellulaire Infectie 1392 20,6 1348 20,0
veranderingen Reactieve
veranderingen 412 6,1 471 7,0
Totaal* 1592 23,6 1591
23,6
* Bij de totaalwaarden zijn enkele patiënten inbegrepen met zowel een infectie als een reactieve cellulaire verandering.
Opmerking: sommige patiënten kwamen in meer dan één diagnose-subcategorie voor.
11 van 16
Tabel 12, 13 en 14 geven een overzicht van de resultaten met betrekking tot de geschiktheid
van de monsters voor de ThinPrep-methode en de conventionele uitstrijkjesmethode op alle
onderzoekslocaties. Van de in totaal 7360 ingeschreven patiënten zijn 7223 personen in deze analyse
verwerkt. Gevallen waarin de leeftijd van de patiënt lager was dan 18 jaar of waarin de patiënt een
hysterectomie had ondergaan, werden van deze analyse uitgesloten.
Er zijn twee aanvullende klinische onderzoeken uitgevoerd om de resultaten op monstergeschiktheid
te beoordelen bij directe plaatsing van de monsters in de PreservCyt® flacon, zonder dat eerst een
conventioneel Pap-uitstrijkje werd geprepareerd. Deze monsterverzamelingstechniek volgt het beoogde
gebruik van het ThinPrep 2000-systeem. Tabel 15 en 16 tonen de resultaten bij gefaseerde
bemonstering en bij directe plaatsing in de flacon.
Tabel 12: Samenvatting van resultaten monstergeschiktheid
Monstergeschiktheid
ThinPrep Conventioneel
Aantal patiënten: 7223
N % N %
Beoordeelbaar 5656 78,3 5101 70,6
Beoordeelbaar maar beperkt door:
Artefact door droging aan de lucht
Uitstrijkje te dik
Ontbrekende endocervicale component
Te weinig
epitheelcellen
Te veel bloed
Te veel leukocyten
Geen klinische voorgeschiedenis
Cytolyse
Overig
1431
1
9
1140
150
55
141
12
19
10
19,8
0,0
0,1
15,8
2,1
0,8
2,0
0,2
0,3
0,1
2008
136
65
681
47
339
1008
6
119
26
27,8
1,9
0,9
9,4
0,7
4,7
14,0
0,1
1,6
0,4
Onbeoordeelbaar:
Artefact door droging aan de lucht
Uitstrijkje te dik
Ontbrekende endocervicale component
Te weinig
epitheelcellen
Te veel bloed
Te veel leukocyten
Geen klinische voorgeschiedenis
Cytolyse
Overig
136
0
0
25
106
23
5
0
0
31
1,9
0,0
0,0
0,3
1,5
0,3
0,1
0,0
0,0
0,4
114
13
7
11
47
58
41
0
4
9
1,6
0,2
0,1
0,2
0,7
0,8
0,6
0,0
0,1
0,1
Opmerking: sommige patiënten kwamen in meer dan één subcategorie voor.
12 van 16
Tabel 13: Resultaten van monstergeschiktheid
Conventioneel
SAT SBLB UNSAT TOTAAL
ThinPrep SAT 4316 1302 38 5656
SBLB
722 665 44 1431
UNSAT
63 41 32 136
TOTAAL
5101 2008 114 7223
SAT=Beoordeelbaar (Satisfactory); SBLB=Beoordeelbaar maar beperkt door (Satisfactory But Limited By);
UNSAT=Onbeoordeelbaar (Unsatisfactory)
Tabel 14: Resultaten van monstergeschiktheid per locatie
Locatie
Aantal
gevallen Thin
Prep
SAT
Aantal
gevallen
Con-
vent.
SAT
Aantal
gevallen
Thin
Prep
SBLB
Aantal
gevallen
Con-
vent.
SBLB
Aantal
gevallen
Thin
Prep
UNSAT
Aantal
gevallen
Con-
vent.
UNSAT
Aantal
gevallen
S1 1386 1092 1178 265 204 29 4
S2 1668 1530 1477 130 178 8 13
S3 1093 896 650 183 432 14 11
H1 1046 760 660 266 375 20 11
H2 1049 709 712 323 330 17 7
H3 981 669 424 264 489 48 68
Alle
locaties 7223 5656 5101 1431 2008 136 114
De categorie SBLB (beoordeelbaar maar beperkt door) kan worden onderverdeeld in een groot
aantal subcategorieën; een daarvan is de afwezigheid van een endocervicale component. Tabel 15
toont de SBLB-resultaten voor de categorie ‘geen ECC’s’ (geen endocervicale componenten) voor
ThinPrep® glaasjes en conventionele glaasjes.
Tabel 15: Resultaten van monstergeschiktheid per locatie, SBLB-frequentie voor
'geen endocervicale component'
SBLB wegens geen ECC’s
Locatie
Aantal
gevallen ThinPrep
SBLB -
geen ECC’s
ThinPrep
SBLB -
geen ECC’s
(%)
Conventioneel
SBLB -
geen ECC’s
Conventioneel
SBLB -
geen ECC’s (%)
S1 1386 237 17,1% 162 11,7%
S2 1668 104 6,2% 73 4,4%
S3 1093 145 13,3% 84 7,7%
H1 1046 229 21,9% 115 11,0%
H2 1049 305 29,1% 150 14,3%
H3 981 120 12,2% 97 9,9%
Alle
locaties 7223 1140 15,8% 681 9,4%
13 van 16
Bij de resultaten van het klinisch onderzoek met toepassing van een gefaseerde-bemonsteringsprotocol
trad in de detectie van endocervicale componenten een verschil van 6,4 procent op tussen de
conventionele methode en de ThinPrep-methode. Deze uitslag is gelijk aan die van eerdere
onderzoeken waarbij gebruik werd gemaakt van gefaseerde-bemonsteringsmethoden.
ONDERZOEKEN MET DIRECTE PLAATSING VAN ENDOCERVICALE COMPONENT (ECC) IN
DE FLACON
Voor het beoogde gebruik van het ThinPrep® 2000-systeem wordt het cervicale monsterafnamehulpmiddel
direct in een PreservCyt®-flacon gespoeld in plaats van het celmonster op te splitsen. Verwacht werd dat dit
zou leiden tot een verhoogde opname van endocervicale en metaplastische cellen. Ter verificatie van deze
hypothese zijn twee onderzoeken uitgevoerd met de direct-in-flaconmethode; een samenvatting hiervan is in
tabel 16 weergegeven. Over het geheel genomen werden er in deze twee onderzoeken geen verschillen
waargenomen tussen de ThinPrep-methode en de conventionele methode.
Tabel 16: Samenvatting van onderzoeken met directe plaatsing van endocervicale component (ECC) in de flacon
Onderzoek Aantal
evalueerbare
patiënten
SBLB wegens
geen
endocervicale
component
Vergelijkbaar
percentage
conventionele
Pap-uitstrijkjes
Geschiktheid
direct-in-
flaconmethode
299 9,36% 9,43%1
Klinisch
onderzoek
direct-in-
flaconmethode
484 4,96% 4,38%2
1. Geschiktheidonderzoek direct-in-flaconmethode vergeleken met totaalscore van klinisch
onderzoek van conventionele Pap-uitstrijkjes met uitslag SBLB - geen endocervicale component.
2. Klinisch onderzoek direct-in-flaconmethode vergeleken met klinisch onderzoek op locatie S2 van
conventionele Pap-uitstrijkjes met uitslag SBLB - geen endocervicale component.
KLINISCH ONDERZOEK MET DIRECTE PLAATSING VAN HSIL+ IN DE FLACON
Nadat het ThinPrep-systeem door de FDA was goedgekeurd, heeft Hologic een multi-site klinisch
onderzoek verricht volgens de direct-in-flaconmethode ter beoordeling van het ThinPrep 2000-systeem
in vergelijking met conventionele Pap-uitstrijkjesmethoden voor de detectie van hooggradige intra-
plaveiselepitheel-laesies en ernstigere laesies (HSIL+). Aan het onderzoek namen twee groepen
patiënten deel, afkomstig uit tien (10) vooraanstaande academische ziekenhuizen in of nabij grote
steden in het gehele gebied van de Verenigde Staten. Vanuit elke locatie bestond de ene groep uit
patiënten die aan routinematig Pap-testonderzoek werden onderworpen, en de andere groep uit
patiënten die een verwijzingspopulatie vertegenwoordigden en die waren ingeschreven op het moment
van het colposcopische onderzoek. De ThinPrep-monsters werden vooraf afgenomen en vergeleken
met een historische controlecohort. Het historische cohort bestond uit gegevens die waren verzameld in
dezelfde klinieken en door dezelfde artsen (indien nog aanwezig) die verantwoordelijk waren voor de
ThinPrep-monsters. Deze gegevens werden achtereenvolgens verkregen van patiënten die direct voor
aanvang van het onderzoek waren gezien.
De resultaten van dit onderzoek toonden een detectiefrequentie van 511/20.917 voor de conventionele
Pap-uitstrijkjes versus 399/10.226 voor de ThinPrep-objectglaasjes. Voor deze onderzoekcentra en
deze onderzoekpopulaties betekent dit een stijging in de detectie van HSIL+-laesies van 59,7% in het
voordeel van de ThinPrep-monsters. Deze resultaten zijn samengevat in tabel 17.
14 van 16
Tabel 17: Samenvatting van klinisch onderzoek met directe plaatsing van HSIL+ in flacon
Locatie
Totaal CP
(n)
HSIL+
Percentage
(%)
Totaal
TP (n)
HSIL+
Percentage
(%)
Percentage
verandering (%)
S1 2439 51 2,1 1218 26 2,1 +2,1
S2 2075 44 2,1 1001 57 5,7 +168,5
S3 2034 7 0,3 1016 16 1,6 +357,6
S4 2043 14 0,7 1000 19 1,9 +177,3
S5 2040 166 8,1 1004 98 9,8 +20,0
S6 2011 37 1,8 1004 39 3,9 +111,1
S7 2221 58 2,6 1000 45 4,5 +72,3
S8 2039 61 3,0 983 44 4,5 +49,6
S9 2000 4 0,2 1000 5 0,5 +150,0
S10 2015 69 3,4 1000 50 5,0 +46,0
Totaal 20.917 511 2,4 10.226 399 3,9 59,7 (p <0,001)
Percentage verandering (%) = ((TP HSIL+/TP totaal)/(CP HSIL+/CP totaal)-1) *100
DETECTIE GLANDULAIRE AFWIJKINGEN – GEPUBLICEERDE ONDERZOEKEN
De detectie van endocervicale glandulaire laesies is een essentiële functie van de Pap-test. Abnormale
glandulaire cellen in het Pap-monster kunnen echter ook afkomstig zijn van het endometrium of extra-
uteriene locaties. De Pap-test is niet bedoeld als een screening voor dergelijke laesies.
Wanneer glandulaire afwijkingen worden waargenomen, is de accurate classificatie als echte
glandulaire laesie versus plaveisellaesie belangrijk voor de juiste evaluatie en daaropvolgende
behandeling (bijv. keuze van excisionele biopsie versus conservatieve follow-up). In verschillende
peer-reviewed publicaties4-9 wordt gemeld dat het ThinPrep 2000-systeem vergeleken met de
conventionele Pap-uitstrijkjes beter in staat is om glandulaire afwijkingen te ontdekken. Hoewel deze
onderzoeken geen aandacht besteden aan de gevoeligheid van verschillende Pap-testmethoden om
specifieke typen glandulaire afwijkingen te ontdekken, komen de vermelde resultaten overeen met de
vaker gemelde bevestiging door middel van biopsieën van abnormale glandulaire bevindingen met
behulp van de ThinPrep Pap Test in vergelijking met conventionele cytologie.
Wanneer dus een glandulaire afwijking wordt geconstateerd op een ThinPrep Pap Test-glaasje, dient
meer aandacht te worden besteed aan de definitieve evaluatie van potentiële endocervicale of
endometriale pathologie.
CONCLUSIES
De effectiviteit van het ThinPrep® 2000 systeem is bij diverse patiëntenpopulaties gelijk aan die van
conventionele Pap-uitstrijkjes en kan in plaats van de conventionele Pap-uitstrijkjesmethode worden
toegepast voor de detectie van atypische cellen, cervixcarcinomen of daaraan voorafgaande laesies,
evenals voor alle andere cytologische categorieën zoals gedefinieerd in het Bethesda-systeem.
Aangezien het ThinPrep 5000-systeem in technisch opzicht gelijk is aan het ThinPrep 2000-systeem, is
de conclusie dat ook het ThinPrep 5000-systeem bij diverse patiëntenpopulaties net zo effectief is als
conventionele Pap-uitstrijkjes en in plaats van de conventionele Pap-uitstrijkjesmethode kan worden
toegepast voor de detectie van atypische cellen, cervixcarcinomen of daaraan voorafgaande laesies,
evenals voor alle andere cytologische categorieën zoals gedefinieerd in het Bethesda-systeem.
15 van 16
Het ThinPrep 2000-systeem is bij diverse patiëntenpopulaties aanzienlijk effectiever dan het
conventionele Pap-uitstrijkje voor de detectie van laaggradige intra-plaveiselcelepitheel-laesies
(LSIL) en ernstigere laesies. Aangezien het ThinPrep 5000-systeem in technisch opzicht gelijk
is aan het ThinPrep 2000-systeem, is de conclusie dat ook het ThinPrep 5000-systeem bij diverse
patiëntenpopulaties aanzienlijk effectiever is dan het conventionele Pap-uitstrijkje voor de detectie van
laaggradige intra-plaveiselcelepitheel-laesies (LSIL) en ernstigere laesies.
De kwaliteit van de monsters met het ThinPrep 2000-systeem is bij diverse patiëntenpopulaties
aanzienlijk beter dan die van conventionele Pap-uitstrijkpreparaten. Aangezien het ThinPrep 5000-
systeem in technisch opzicht gelijk is aan het ThinPrep 2000-systeem, is de conclusie dat de kwaliteit
van de monsters met het ThinPrep 5000-systeem bij diverse patiëntenpopulaties ook aanzienlijk beter
is dan die van conventionele Pap-uitstrijkpreparaten.
BENODIGDE MATERIALEN
BIJGELEVERDE MATERIALEN
ThinPrep 5000-processor
ThinPrep 5000-processoreenheid Netsnoer
Gebruikershandleiding van de ThinPrep 5000-
processor
Kleurrekjes (verpakking
van 10 stuks)
Fixatiefbaden met verdampingskap (3) Stofkap voor carrousel (1)
Carrousel (2) Absorberende pad voor filterplug
Afvalflesset, bestaande uit fles, dop, slangenset,
aansluitingen, afvalfilter
Absorberende pad voor
evaporatiekap
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Gebruikershandleiding van de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Netsnoer
Systeemaccessoirekit
Optionele items (printer, LIS-netwerkoptie)
BENODIGDE MATERIALEN DIE NIET STANDAARD WORDEN BIJGELEVERD
Glaasjeskleuringssysteem en
reagentia
Flacon met 20 ml PreservCyt® oplossing
Standaard laboratoriumfixatief ThinPrep® Pap Test-filter voor gynaecologische toepassingen
Dekglaasjes en afdekmedia Endocervicaal monsterafnamehulpmiddel
ThinPrep-objectglaasjes
16 van 16
OPSLAG
Bewaar PreservCyt-oplossing bij een temperatuur tussen 15 °C en 30 °C. Niet gebruiken na de
uiterste gebruiksdatum die op het verpakkingsetiket is afgedrukt.
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap-tests bij een
temperatuur tussen 15 °C en 30 °C gedurende maximaal 6 weken.
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor CT/NG-tests met behulp van de assay
COBAS AMPLICOR CT/NG van Roche Diagnostics bij een temperatuur tussen 4 °C en 25 °C
gedurende maximaal 6 weken.
BIBLIOGRAFIE
1. Solomon D., Davey D, Kurman R, Moriarty A, O’Connor D, Prey M, Raab S,
Sherman M, Wilbur D, Wright T, Young N, for the Forum Group Members and the
2001 Bethesda Workshop. The 2001 Bethesda System Terminology for Reporting
Results of Cervical Cancer. JAMA. 2002;287:2114-2119.
2. Jones HW. Impact of The Bethesda System, Cancer 77 pp. 1914-1918, 1995.
3. American Cancer Society. Cancer Facts and Figures, 1995.
4. Ashfaq R, Gibbons D, Vela C, Saboorian MH, Iliya F. ThinPrep Pap Test. Accuracy for glandular
disease. Acta Cytol 1999; 43: 81-5
5. Bai H, Sung CJ, Steinhoff MM: ThinPrep Pap Test promotes detection of glandular lesions of the
endocervix. Diagn Cytopathol 2000;23:19-22
6. Carpenter AB, Davey DD: ThinPrep Pap Test: Performance and biopsy follow-up un a university
hospital. Cancer Cytopathology 1999; 87: 105-12
7. Guidos BJ, Selvaggi SM. Detection of endometrial adenocarcinoma with the ThinPrep Pap test.
Diagn Cytopathol 2000; 23: 260-5
8. Schorge JO, Hossein Saboorian M, Hynan L, Ashfaq R. ThinPrep detection of cervical and
endometrial adenocarcinoma: A retrospective cohort study. Cancer Cytopathology 2002; 96: 338-43
9. Wang N, Emancipator SN, Rose P, Rodriguez M, Abdul-Karim FW. Histologic follow-up of
atypical endocervical cells. Liquid-based, thin-layer preparation vs. conventional Pap smear.
Acta Cytol 2002; 46: 453-7
TECHNISCHE ONDERSTEUNING EN PRODUCTINFORMATIE
Neem voor technische ondersteuning en assistentie met betrekking tot het gebruik van het
ThinPrep 5000-systeem contact op met Hologic:
Telefoon: +1-800-442-9892
Fax: +1-508-229-2795
Indien u zich buiten de VS bevindt of een lijn gebruikt die voor gratis verkeer is geblokkeerd,
kunt u bellen naar +1-508-263-2900.
Onderdeelnr. 06232-1501 Rev. 002
©2015 Hologic, Inc. Alle rechten voorbehouden.
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS
1-800-442-9892
www.hologic.com
Hologic Ltd.
Heron House
Oaks Business Park
Crewe Road, Wythenshawe
Manchester, M23 9HZ,
Verenigd Koninkrijk
+44 161 946 2206
Inhoud
Inhoud
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
i
INHOUD
Inhoudsopgave
Inhoud
Hoofdstuk 1
INLEIDING
PARAGRAAF A:
Overzicht en functie van de
ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader .....1.1
PARAGRAAF B:
Technische specificaties........................................1.9
PARAGRAAF C:
Interne kwaliteitsbewaking...............................1.13
PARAGRAAF D:
Risico's ThinPrep 5000 .......................................1.13
PARAGRAAF E:
Afvoer...................................................................1.18
Hoofdstuk 2
INSTALLATIE
PARAGRAAF A:
Algemeen ...............................................................2.1
PARAGRAAF B:
Handelingen bij aflevering..................................2.1
PARAGRAAF C:
Voorbereidingen voor de installatie...................2.1
PARAGRAAF D:
Opslag en hantering na de installatie ................2.4
PARAGRAAF E:
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
inschakelen ............................................................2.5
PARAGRAAF F:
Gebruikersvoorkeuren instellen.........................2.6
PARAGRAAF G:
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
uitschakelen...........................................................2.7
Hoofdstuk 3
PRESERVCYT
®
- EN CYTOLYT
®
-OPLOSSING
PARAGRAAF A:
PreservCyt-oplossing ...........................................3.1
PARAGRAAF B:
CytoLyt-oplossing ................................................3.4
INHOUD
ii
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
Hoofdstuk 4
GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
PARAGRAAF A:
Gynaecologische monsters prepareren..............4.1
PARAGRAAF B:
Monsterafname voorbereiden.............................4.2
PARAGRAAF C:
Monsterafname .....................................................4.3
PARAGRAAF D:
Speciale voorzorgsmaatregelen ..........................4.5
PARAGRAAF E:
Problemen bij monsterverwerking oplossen....4.6
Hoofdstuk 5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
PARAGRAAF A:
Inleiding .................................................................5.1
PARAGRAAF B:
Benodigde materialen ..........................................5.2
PARAGRAAF C:
Monsterafname .....................................................5.3
PARAGRAAF D:
Algemene stappen voor monsterbereiding ......5.6
PARAGRAAF E:
Richtlijnen monsterbereiding............................5.13
PARAGRAAF F:
Problemen bij monsterbereiding oplossen......5.22
Hoofdstuk 6
GEBRUIKERSINTERFACE
PARAGRAAF A:
Hoofdscherm, processor inactief........................6.3
PARAGRAAF B:
Hoofdscherm, tijdens verwerking....................6.15
PARAGRAAF C:
Van modus wisselen...........................................6.20
PARAGRAAF D:
Opties beheerder.................................................6.21
Hoofdstuk 7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
PARAGRAAF A:
Inleiding .................................................................7.1
PARAGRAAF B:
Benodigde materialen ..........................................7.1
PARAGRAAF C:
De monsterpotjes etiketteren ..............................7.3
PARAGRAAF D:
De ThinPrep
®
5000 AutoLoader laden ..............7.5
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
iii
INHOUD
PARAGRAAF E:
Een batch starten.................................................7.15
PARAGRAAF F:
Glaasjes bewerken ..............................................7.17
PARAGRAAF G:
Batchverwerking onderbreken .........................7.18
PARAGRAAF H:
Verwerking voltooid...........................................7.18
PARAGRAAF I:
De artikelen uit de ThinPrep
®
5000-processor
met AutoLoader nemen.....................................7.20
PARAGRAAF J:
Kleine-batchmodus.............................................7.20
PARAGRAAF K:
Optionele instructies voor
aanvullende tests ................................................7.35
Hoofdstuk 8
ONDERHOUD
PARAGRAAF A:
Dagelijks.................................................................8.2
PARAGRAAF B:
Wekelijks ................................................................8.2
PARAGRAAF C:
Afvalfles legen.......................................................8.6
PARAGRAAF D:
Het aanraakscherm reinigen .............................8.12
PARAGRAAF E:
Inputcarrousel en stofkap reinigen ..................8.12
PARAGRAAF F:
Absorberende pads vervangen.........................8.13
PARAGRAAF G:
Filters voor de dampafzuiger vervangen........8.14
PARAGRAAF H:
Lekbakken verwijderen en reinigen.................8.16
PARAGRAAF I:
Voor de gebruiker toegankelijke zekeringen
vervangen ............................................................8.17
Hoofdstuk 9
PROBLEMEN OPLOSSEN
PARAGRAAF A:
Algemeen ...............................................................9.1
PARAGRAAF B:
Monsterverwerkingsfouten.................................9.1
PARAGRAAF C:
Batchverwerkingsfouten......................................9.9
PARAGRAAF D:
Systeemfouten.....................................................9.16
INHOUD
iv
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
Hoofdstuk 10
KLEUREN EN AFDEKKEN
PARAGRAAF A:
Algemeen .............................................................10.1
PARAGRAAF B:
Fixatie ...................................................................10.1
PARAGRAAF C:
Aanbevelingen en richtlijnen voor kleuring...10.2
PARAGRAAF D:
Afdekken..............................................................10.4
Hoofdstuk 11
THINPREP
®
PAP TEST TRAININGSPROGRAMMA
PARAGRAAF A:
Doelstelling..........................................................11.1
PARAGRAAF B:
Ontwerp ...............................................................11.1
PARAGRAAF C:
Bibliografie...........................................................11.2
Hoofdstuk 12
SERVICE-INFORMATIE 12.1
Hoofdstuk 13
BESTELINFORMATIE 13.1
INDEX
1. Inleiding
1. Inleiding
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1.1
1
INLEIDING
Hoofdstuk 1
Inleiding
PARAGRAAF
A
OVERZICHT EN FUNCTIE VAN DE THINPREP
®
5000-PROCESSOR
MET AUTOLOADER
De ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader wordt gebruikt voor de batchverwerking van
vloeibare cytologische monsters om een dun, uniform celpreparaat te maken dat op een objectglaasje
wordt overgebracht en gefixeerd. Het glaasje wordt rechtstreeks in een kleurrekje in een bad met
alcoholfixatief geplaatst. Na verwerking kan het glaasje worden gekleurd, afgedekt en gescreend.
Met de processor kunnen de volgende monsters worden geprepareerd:
Gynaecologische monsters
voor gebruik met de ThinPrep Pap Test, en daaropvolgende
beeldvorming door het ThinPrep-beeldvormingssysteem, of monsters voor gynaecologische
cytologische screening. In een batch kan per potje één monster worden verwerkt.
Niet-gynaecologische monsters
die zijn afgenomen voor algemene cytologische screening.
In een batch kan per potje één monster worden verwerkt. Met een geavanceerde
programmafunctie kunnen in een batch 1 tot 10 monsters uit het potje worden verwijderd.
Urinemonsters
gebruikt in combinatie met de ThinPrep UroCyte
®
-urineafnamekit. In een
batch kan per potje één monster worden verwerkt.
AutoLoader-modus
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan een batch van maximaal 160 monsters verwerken.
In het AutoLoader-gedeelte van het apparaat worden vier bakjes met monsterpotjes geladen.
Elk bakje kan maximaal 40 potjes bevatten. In dezelfde batch kunnen verschillende monstertypes
worden verwerkt, maar elk bakje met potjes moet hetzelfde monstertype bevatten.
Er worden cassettes met objectglaasjes en bakjes met ThinPrep-filters geladen. De objectglaasjes en
filters worden specifiek gebruikt voor gynaecologische monsters (o.a. voor beeldvorming), niet-
gynaecologische monsters en urinemonsters. Via de gebruikersinterface worden de objectglaasjes en
filters aangegeven die worden gebruikt met de overeenkomstige monstertypes in de bakjes met potjes.
Tijdens de verwerking brengt het toestel op elk glaasje het identificatienummer en andere optionele
informatie aan door middel van laseretsen. Verwerkte objectglaasjes worden in een fixatiefbad met
alcohol geplaatst.
De verwerking kan worden onderbroken om voltooide objectglaasjes te verwijderen of
verbruiksmaterialen bij te vullen.
INLEIDING
1.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1
Kleine-batchmodus
Met een kleine-batchmodus kunnen maximaal 20 monsters worden verwerkt in een enkele batch.
De monsterpotjes, filters en voorgelabelde objectglaasjes worden rechtstreeks in de carrousel van de
processor geplaatst. Elke batch mag slechts één type monsters bevatten (allemaal gynaecologisch,
allemaal niet-gynaecologisch of allemaal UroCyte).
Afbeelding 1-1 Een ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Opmerking:
De instructies voor het gebruik van de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader zijn
hetzelfde, ongeacht de kleur van het toestel.
Beoogd gebruik
Het ThinPrep
®
5000-systeem is bedoeld als vervanger van de conventionele preparatiemethode voor
Pap-uitstrijkjes. Het systeem wordt gebruikt voor controle op de aanwezigheid van atypische cellen,
cervixcarcinomen of daaraan voorafgaande laesies (intra-plaveiselcelepitheel-laesies met lage en
hoge maligniteitsgraad) evenals alle andere cytologiecategorieën die in The Bethesda System for
Reporting Cervical/Vaginal Cytologic Diagnoses
1
worden beschreven.
De ThinPrep® Pap Test
De ThinPrep Pap Test is een op vloeibare verwerking gebaseerde methode voor het afnemen en
prepareren van gynaecologische monsters.
De ThinPrep Pap Test begint in de praktijkruimte van de arts, waar cervixcellen van de patiënt
worden afgenomen met behulp van een cervixborstel of een endocervicale borstel-/plastic
spatelcombinatie. Afwijkend van de gangbare methode van directe uitstrijk van het monster op een
objectglaasje, wordt het afnamehulpmiddel onmiddellijk in een potje met PreservCyt
®
-oplossing
gedompeld en gespoeld, als voorbereiding op de ThinPrep Pap Test.
1. Nayar R, Wilbur DC. (eds). The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology: Definitions,
Criteria, and Explanatory Notes. 3rd ed. Cham, Zwitserland: Springer: 2015
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1.3
1
INLEIDING
Vervolgens wordt het monsterpotje met een dop gesloten en wordt deze stevig aangedraaid.
De patiëntgegevens worden genoteerd op het potje met het in oplossing gedompelde monster
en het potje wordt naar een laboratorium gestuurd dat over uitrusting beschikt om de ThinPrep
Pap Test uit te voeren.
In het laboratorium worden het monsterpotje en het bijbehorende analyseaanvraagformulier beide
voorzien van overeenkomende streepjescodelabels. Vervolgens wordt het monsterpotje in een bakje
met monsterpotjes geplaatst en in de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader geladen.
(Zie Afbeelding 1-2.) Tijdens het prepareren van het objectglaasje worden bloed, mucus en debris van
niet-diagnostische aard in een fase van lichte dispersie afgebroken en wordt het celmonster grondig
gemengd. De cellen worden vervolgens in een dunne laag op een ThinPrep Pap Test-filter verzameld
door een licht vacuüm te creëren en de flowsnelheid door het filter te bewaken. Door de natuurlijke
hechtingseigenschappen van de cellen, de elektrochemische lading van het glaasje en een licht
positieve luchtdruk achter het filtermembraan worden de cellen op een ThinPrep-objectglaasje
overgebracht. Het glaasje wordt in een kleurrekje in een bad met alcoholfixatief geplaatst.
(Zie voor aanvullende testpreparatie en instructies "OPTIONELE INSTRUCTIES VOOR
AANVULLENDE TESTS" op pagina 7.35.)
Dispersie
Het monsterpotje
wordt gedraaid,
waardoor stromingen
in de vloeistof ontstaan
die krachtig genoeg
zijn om debris af te
scheiden en mucus
te dispergeren, en toch
zo kalm zijn dat de
verschijningsvorm van
de cellen intact blijft.
Cellen verzamelen
In het ThinPrep Pap Test-
filter komt een zwak vacuüm
tot stand, waardoor cellen
op het buitenoppervlak
van het membraan worden
verzameld. Het verzamelen
van de cellen wordt gestuurd
door de software van de
ThinPrep
®
5000-processor,
die de snelheid van de
flow door het ThinPrep
Pap Test-filter meet.
Celoverdracht
Nadat de cellen op het mem-
braan zijn verzameld, wordt het
ThinPrep Pap Test-filter omge-
keerd en zacht tegen het Thin-
Prep-objectglaasje gedrukt. Door
natuurlijke aantrekkingskracht
en een lichte overdruk hechten
de cellen zich aan het ThinPrep-
objectglaasje; hierdoor worden
de cellen gelijkmatig verdeeld
over een daarvoor bestemd
cirkelvormig gedeelte.
Afbeelding 1-2 Het bereidingsproces van ThinPrep-monsters
INLEIDING
1.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1
Beperkingen
Gynaecologische monsters voor preparatie met het ThinPrep 5000-systeem moeten worden
afgenomen met een cervixborstel of met een endocervicale borstel-/plastic spatelcombinatie.
Het prepareren van objectglaasjes met het ThinPrep 5000-systeem mag uitsluitend worden
uitgevoerd door medewerkers die zijn opgeleid door Hologic of door organisaties of personen
die door Hologic zijn aangewezen.
Microscoop-objectglaasjes die met het ThinPrep 5000-systeem zijn bewerkt, mogen
uitsluitend worden beoordeeld door cytologisch analisten en pathologen die door Hologic
zijn opgeleid tot het beoordelen van met ThinPrep bewerkte objectglaasjes of door Hologic
aangewezen organisaties of personen.
In combinatie met het ThinPrep 5000-systeem mogen uitsluitend verbruiksartikelen worden
gebruikt die door Hologic speciaal voor het ThinPrep 5000-systeem zijn ontworpen en
geleverd. Dit zijn onder meer pojtes met PreservCyt-oplossing, ThinPrep Pap Test-filters
en ThinPrep-objectglaasjes. Deze verbruiksartikelen zijn noodzakelijk voor een adequate
werking van het systeem en kunnen niet door andere artikelen worden vervangen. Door het
gebruik van andere verbruiksartikelen kan de werking van het product in gevaar komen.
Na gebruik moeten de verbruiksartikelen overeenkomstig de plaatselijke, provinciale en
landelijke voorschriften worden afgevoerd.
Een ThinPrep Pap Test-filter mag slechts eenmaal worden gebruikt en is niet geschikt voor
hergebruik.
De prestaties van HPV DNA- en CT/NG-tests die uitgevoerd zijn op opnieuw verwerkte
monsterpotjes, zijn niet geëvalueerd.
Contra-indicaties
Tests voor
Chlamydia trachomatis
en
Neisseria gonorrhoeae
met behulp van de Roche Diagnostics
COBAS AMPLICOR- en Gen-Probe APTIMA COMBO 2
®
CT/NG-assays van Hologic mogen
niet worden uitgevoerd op monsters die al met de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
zijn verwerkt.
Waarschuwingen
Te gebruiken voor
in-vitro
diagnostiek.
Gevaar. PreservCyt bevat methanol. Giftig bij opname door de mond. Giftig bij inademing.
Kan schade aan organen veroorzaken. De toxiciteit kan niet worden opgeheven. Raadpleeg
de veiligheidsinformatiebladen (SDS) op www.hologicsds.com. Draag beschermende
laboratoriumkleding en andere voorzieningen. Brandbare vloeistof en damp. Uit de buurt
houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken. Verdampende alcohol kan
brandrisico opleveren. PreservCyt-oplossing kan niet worden vervangen door andere
producten. PreservCyt-oplossing moet worden opgeslagen en afgevoerd overeenkomstig
de plaatselijke, provinciale en landelijke voorschriften.
Sterke oxiderende middelen, zoals bleekmiddel, zijn niet compatibel met PreservCyt-
oplossing en mogen dan ook niet worden gebruikt om de afvalfles te reinigen.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1.5
1
INLEIDING
Voorzorgsmaatregelen
Dit apparaat genereert en gebruikt hoogfrequente energie, en kan deze energie uitstralen;
indien het apparaat niet volgens de gebruikershandleiding wordt geïnstalleerd en gebruikt,
kan het interferentie met draadloze communicatieapparatuur veroorzaken. Bij gebruik
van dit apparaat in een woonomgeving is de kans op schadelijke interferentie aanzienlijk.
De gebruiker moet dan de interferentie voor eigen rekening verhelpen.
PreservCyt-oplossing
met
cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests moet worden
bewaard bij een temperatuur van 15 °C tot 30 °C en de tests moeten binnen 6 weken na
afname worden uitgevoerd.
PreservCyt-oplossing
met
cytologische monsters voor CT/NG-tests met behulp van de
Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test moet worden bewaard bij een temperatuur
van 4 °C tot 25 °C, en de tests moeten binnen 6 weken na afname worden uitgevoerd.
Gebruik altijd het bij de processor geleverde USB-medium. Gebruik nooit een U3 Smart
Drive. Hoewel het systeem naar dit medium kan schrijven, is er een groot probleem als het
systeem wordt opgestart terwijl zo'n medium in een poort zit. U dient dan de hulp van
onderhoudstechnici in te schakelen.
Het systeem kan ook geen gegevens schrijven naar een USB-stick die is beveiligd tegen schrijven.
PreservCyt-oplossing is getest met een uiteenlopende reeks microbiële en virale organismen.
De volgende tabel toont de aanvangsconcentraties van levensvatbare organismen en de
logaritmische reductie van levensvatbare organismen na 15 minuten in de PreservCyt-
oplossing. Zoals voor alle laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende
voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Organisme Aanvangsconcentratie Logreductie na 15 min.
Candida albicans 5,5 x 105 CFU/ml >4,7
Aspergillus niger* 4,8 x 105 CFU/ml 2,7
Escherichia coli 2,8 x 105 CFU/ml >4,4
Staphylococcus aureus 2,3 x 105 CFU/ml >4,4
Pseudomonas aeruginosa 2,5 x 105 CFU/ml >4,4
Mycobacterium tuberculosis** 9,4 x 105 CFU/ml 4,9
Konijnenpokkenvirus 6,0 x 106 PFU/ml 5,5***
Hiv-1 1,0 x 107,5 TCID50/ml 7,0***
* Na 1 uur >4,7 logreductie
** Na 1 uur >5,7 logreductie
*** Gegevens zijn voor 5 minuten
INLEIDING
1.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1
Onderdelen
De hoofdonderdelen van het systeem zijn de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader,
monsterpotjes met PreservCyt-oplossing in bakjes, inputcarrousel, fixatiefbaden, filters en
objectglaasjes in glaasjescassettes.
Het systeem wordt bediend met behulp van een grafische gebruikersinterface met aanraakscherm.
De interface wordt geleverd in verschillende talen, instelbaar onder gebruikersinstellingen.
Alle monsters worden in potjes met PreservCyt-oplossing verzameld. Het monsterpotje wordt
gelabeld met een identificatienummer. (Voor monsters die worden verwerkt met de kleine-
batchmodus moeten de bijbehorende ThinPrep-objectglaasjes worden voorgelabeld met
overeenkomende identificatienummers.) Bakjes met potjes, glaasjescassettes en filterbakjes worden
in het toestel geladen. De carrousel wordt in het ThinPrep 5000-processorcompartiment geplaatst.
Fixatiefbaden met een kleurrekje en alcoholfixatief worden in het uitgangscompartiment geplaatst.
Elk bad kan maximaal 20 verwerkte objectglaasjes bevatten.
Sluit alle deurtjes en selecteer het type monster dat moet worden verwerkt en druk op Starten.
ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
Glazen objectglaasjes en
glaasjescassette
Bakjes met monster-
potjes en monster in
bakje met PreservCyt
®
-
oplossing
ThinPrep
®
-filters
Inputcarrousel Fixatiefbaden met
kleurrekjes
Afbeelding 1-3 Onderdelen van de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1.7
1
INLEIDING
Overzicht van batchverwerking
Voor routinematige batchverwerkingen doorloopt het systeem de volgende verwerkingsstappen:
AutoLoader-modus Kleine-batchmodus
Controle op objectglaasjes in de cassettes.
(De laborant plaatst potjes, filters en objectglaasjes handmatig in
de carrousel en plaatst de carrousel in de processor)
Controle of de carrousel leeg is.
Het eerste potje wordt opgepakt en in de carrousel geplaatst en
de potjescode wordt gelezen.
Er wordt een filter opgepakt en in de carrousel geplaatst. Identificatiecodes van de potjes en objectglaasjes worden
gecontroleerd.
De laserdampafzuiger wordt gestart. Er wordt een objectglaasje
opgepakt en daarop wordt de potjescode (en eventuele andere
informatie) geëtst.
Potje en filter worden opgepakt.
Er wordt een objectglaasje in de carrousel geplaatst en er wordt
gecontroleerd of de glaasjescode leesbaar en juist is.
Potje wordt in de disperser geplaatst.
Er worden een objectglaasje, filter en potje opgepakt en naar
het dispersiegebied verplaatst.
Objectglaasje wordt opgepakt.
Als de verwerking eenmaal van start gaat, pakt het systeem de
daaropvolgende potjes, filters en objectglaasjes
De inhoud van het potje wordt gedispergeerd. De inhoud van het potje wordt gedispergeerd.
De dop wordt van het potje verwijderd. De dop wordt van het potje verwijderd.
Objectglaasje wordt op het celoverdrachtstation
(pneumatische zuignapjes) geplaatst.
Objectglaasje wordt op het celoverdrachtstation (pneumatische
zuignapjes) geplaatst.
Filter wordt in potje geplaatst, filter wordt bevochtigd
en er wordt getest of vloeistofniveau voldoende is.
Filter wordt in potje geplaatst, filter wordt bevochtigd en er wordt
getest of vloeistofniveau voldoende is.
Cellen worden verzameld. Cellen worden verzameld.
Vloeibaar afval wordt verwijderd. Vloeibaar afval wordt verwijderd.
Cellen worden overgebracht van het filter naar het
objectglaasje.
Cellen worden overgebracht van het filter naar het objectglaasje.
Objectglaasje wordt in het fixatiefbad geplaatst. Objectglaasje wordt in het fixatiefbad geplaatst.
Filter wordt doorgeprikt en weggeworpen. Filter wordt doorgeprikt en weggeworpen.
Dop wordt op het potje teruggeplaatst. Dop wordt op het potje teruggeplaatst.
Potje wordt in de inputcarrousel teruggeplaatst. Potje wordt in de inputcarrousel teruggeplaatst.
Potje wordt teruggeplaatst op de oorspronkelijke
positie in het bakje.
INLEIDING
1.8
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1
Bijgeleverde materialen
De volgende artikelen worden bij aflevering van de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
meegeleverd voor installatie.
(De samenstelling kan variëren, afhankelijk van uw bestelling.)
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Gebruikershandleiding ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Netsnoer
Accessoirekit voor het systeem, met daarin:
Afvalfles met slangenset en transportdop
Fixatiefbaden met evaporatiekap (13)
Carrousel (1)
Stofkap voor carrousel (1)
Absorberende pads voor de filterplug (4)
Absorberende pads voor de evaporatiekap (4)
Kleurrekjes (verpakking van 10 stuks)
USB-flashdrive
UPS (uninterruptable power supply; ononderbreekbare stroomvoorziening)
Bakjes met monsterpotjes (8)
Filterafvalbakje en afvalzakje
Afvalbakje en -zakje voor het robotarmgebied
Glaasjesafvalbakje
Glaasjescassettes (6)
HEPA-filters (5)
Koolstoffilter
Optionele artikelen:
Netwerklaserprinter
Benodigdheden LIS-netwerk (Laboratory Information System)
Opslag
Bewaar PreservCyt
®
-oplossing bij 15 °C tot 30 °C. Niet gebruiken na de uiterste
gebruiksdatum die is afgedrukt op de verpakking.
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap-tests tussen
15 °C en 30 °C, voor een periode van maximaal 6 weken.
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor CT/NG-tests met behulp van
de Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test tussen 4 °C en 25 °C voor een periode
van maximaal 6 weken.
De opslagcondities voor alle typen ThinPrep-filters zijn:
Bewaar de filters in hun afgedekte bakjes tot ze nodig zijn voor gebruik.
Bewaar de filters bij omgevingstemperatuur en buiten bereik van direct zonlicht.
Controleer de uiterste gebruiksdatum op het bakjeslabel en werp de filters weg als deze
datum is verstreken.
PARAGRAAF
B
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1.9
1
INLEIDING
TECHNISCHE SPECIFICATIES
Overzicht van de onderdelen
Glaasjescassettes (3)
Laser-etser voor
objectglaasjes
(niet zichtbaar)
Vakken voor bakjes
met monsterpotjes (4)
Vakken voor Thin-
Prep-filterbakjes (3)
ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
Processor
Gebruikersinterface
Carrousel
Baddeur
Filterafvalbakje
Afvalvloeistoffles
en glaasjesafvalbakje
(achter deur)
Filters voor de
laserdampafzuiger
Hoofddeurtje (inputdeurtje)
Transportarm voor
objectglaasjes
Transportarm voor
filters/potjes
Filterplug
Potjesklem
Evaporatiekap voor
fixatiefbad
Aanraakscherm
Baddeur
ThinPrep 5000-processor
Afbeelding 1-4 Overzicht van de onderdelen
INLEIDING
1.10
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1
Afmetingen, vrije ruimtes en gewicht
Afmetingen - ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader: 145 cm hoog x 137 cm breed x 71 cm diep
Gewicht (ca.) - 300 kg
Afvalfles: 43 cm hoog x 15 cm diameter
Afmetingen
Vrije ruimtes
145 cm
71 cm
137 cm
122 cm 160 cm
190 cm
Afbeelding 1-5 Afmetingen en vrije ruimtes van de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1.11
1
INLEIDING
Omgevingsvoorwaarden
Bedrijfstemperatuur
16–32 °C
Bedrijfsvochtigheid
20%-80% relatieve vochtigheid, niet condenserend
Temperatuurbereik buiten bedrijf
-28 °C–50 °C
Vochtigheidsbereik buiten bedrijf
15%–95% relatieve vochtigheid, niet condenserend
Geluidsniveaus
Lager dan 85 dBA op de normale bedienerspositie
Voeding
Elektrische spanning en frequentie
100–120 V, ~6 A, 50/60 Hz
220–240 V, ~2 A, 50/60 Hz
Zekeringen
Twee 6,3 A/250 V 5x20 mm SLO-BLO
Laser
Type: CW CO
2
infrarood
Golflengte: 10.600 nm
Nominaal vermogen: max. 10 W
Aansluitingen op externe circuits
De externe aansluitingen op de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader zijn PELV
(Protected Extra Low Voltage) zoals gedefinieerd door IEC 61140. De uitgangen van andere
apparaten die op de processor zijn aangesloten dienen ook PELV of SELV (Separated Extra
Low Voltage) te zijn. Alleen apparaten die beschikken over een veiligheidsgoedkeuring
van een bevoegde instantie mogen op de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader worden
aangesloten.
INLEIDING
1.12
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1
Veiligheid, normen voor elektromagnetische interferentie (EMI) en
compatibiliteit (EMC)
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader is getest en goedgekeurd door een in de VS landelijk
erkend testlaboratorium (NRTL). Daarbij is vastgesteld dat het apparaat voldoet aan de thans
geldende normen met betrekking tot veiligheid, elektromagnetische interferentie (EMI) en
elektromagnetische compatibiliteit (EMC). Zie voor de veiligheidscertificatiemarkeringen het
etiket met model- en vermogensgegevens van de processor, die zijn aangebracht op de achterkant
van het apparaat (zie Afbeelding 1-7). Deze apparatuur voldoet aan de speciale veiligheidseisen
van IEC 61010-2-101 voor IVD-apparatuur.
Deze apparatuur voldoet aan de eisen voor emissie en immuniteit, opgenomen in IEC 61326-2-6.
Deze apparatuur is getest en voldoet aan de klasse A-emissiegrenzen van CISPR 11.
In een huishoudelijke omgeving kan het apparaat radio-interferentie veroorzaken, in welk geval u
maatregelen moet treffen om deze interferentie te verminderen. De elektromagnetische omgeving
moet voorafgaand aan het gebruik van de apparatuur worden beoordeeld. Gebruik dit instrument
niet in de directe nabijheid van bronnen van krachtige elektromagnetische straling (bijv. niet-
afgeschermde radiofrequentiebronnen), aangezien deze een juiste werking van de apparatuur
kunnen verstoren.
Dit product is een medisch hulpmiddel voor
in-vitro
diagnostiek (IVD).
Als deze apparatuur wordt bediend op een wijze die niet door de fabrikant is beschreven, kan dit ten
koste gaan van de bescherming die het instrument biedt.
Veiligheid inzake laserproducten
Dit product bevat een laserapparaat waarmee het identificatienummer van het monster op het
objectglaasje wordt geëtst.
Tijdens bedrijf functioneert deze laserapparatuur als een Klasse 1-laserproduct conform de
Amerikaanse Code for Federal Regulation, titel 21, sub J, deel 1040. Dit Klasse 1-laserproduct voldoet
aan de CEN ELEC-norm EN 60825-1:2007. Tijdens normaal bedrijf zijn de laserstraal en de
weerkaatsingen daarvan volledig ingesloten en bestaat er geen gevaar van lasers voor personen in de
directe omgeving. In dit product bevindt zich echter een Klasse 4-laser en voorzichtigheid is dan ook
geboden wanneer de toegangsdeur of -panelen open staan.
LET OP:
Het gebruik van bedieningen en instellingen of het uitvoeren van procedures die niet in
deze handleiding worden beschreven kunnen resulteren in blootstelling aan gevaarlijke straling
De veiligheidsbehuizing van het laserprintsysteem voor objectglaasjes is vergrendeld en gelabeld om
veilig gebruik te waarborgen. Labels mogen niet worden verwijderd. Vergrendelingen mogen niet
door gebruikers worden omzeild. Onderhoud en reparatie van dit systeem mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door opgeleide medewerkers van Hologic.
PARAGRAAF
C
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1.13
1
INLEIDING
INTERNE KWALITEITSBEWAKING
Zelftest bij inschakelen (POST)
Wanneer de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader wordt ingeschakeld, voert het systeem
een diagnostische zelftest uit. De elektrische en mechanische systemen en de software-/
communicatiesystemen worden getest om vast te stellen of deze goed functioneren. De gebruiker
wordt door een bericht op het aanraakscherm en een hoorbaar signaal (indien ingeschakeld)
gewaarschuwd als er storingen zijn.
PARAGRAAF
D
RISICO'S THINPREP 5000
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader is bestemd voor bediening volgens de in deze
handleiding beschreven methoden. Het is van belang dat u de informatie in deze handleiding
leest en begrijpt, zodat letsel van gebruikers en/of beschadiging van het apparaat worden
voorkomen.
Als deze apparatuur wordt bediend op een wijze die niet door de fabrikant is beschreven, kan dit
ten koste gaan van de bescherming die het instrument biedt.
Waarschuwingen, aandachtspunten en opmerkingen
In deze handleiding hebben de termen
WAARSCHUWING
,
LET OP
en
Opmerking
een
specifieke betekenis.
Een
WAARSCHUWING
attendeert op bepaalde handelingen of situaties die kunnen leiden
tot persoonlijk letsel of overlijden.
LET OP
attendeert op bepaalde handelingen of situaties die kunnen leiden tot schade aan de
apparatuur, tot onnauwkeurige gegevens of tot ongeldige procedures, waarbij persoonlijk letsel
onwaarschijnlijk is.
Een
Opmerking
verschaft nuttige informatie samenhangend met de aanwijzingen die worden
gegeven.
INLEIDING
1.14
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1
Op het instrument gebruikte symbolen
Op dit instrument worden de volgende symbolen gebruikt:
Voorzichtig, raadpleeg bijgevoegde
documenten
Zekering
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
Gescheiden van gemeentelijk afval afvoeren.
Neem contact op met Hologic voor het afvoeren
van het instrument.
Medisch hulpmiddel voor in-vitro diagnostiek
Aan-/uitschakelaar AAN
Aan-/uitschakelaar UIT
Fabrikant
Erkende vertegenwoordiger in de Europese
Gemeenschap
Laserapparaat
(binnen in de laser en niet toegankelijk voor
de gebruiker)
Afbeelding 1-6 Symbolen
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1.15
1
INLEIDING
Locatie van de op het instrument aangebrachte labels
Afbeelding 1-7 Achterkant van de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
Aan
Uit
Raadpleeg de
documentatie
(Afvalfles vol)
Afbeelding 1-8 Rechterkant van de processor en afvalfles
INLEIDING
1.16
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1
Waarschuwingen in deze handleiding:
WAARSCHUWING
Installatie alleen door servicepersoneel
Dit systeem dient uitsluitend door speciaal opgeleide medewerkers van Hologic te worden
geïnstalleerd.
WAARSCHUWING
Bewegende delen
De processor bevat bewegende delen. Vermijd contact met handen, haar, loshangende kleding,
sieraden, enz. Bedien het apparaat niet met geopende deurtjes/kleppen.
WAARSCHUWING
Geaard stopcontact
Om een veilige werking te waarborgen moet een drieaderig, geaard stopcontact worden gebruikt.
Ontkoppel het apparaat van het stroomnet door de stekker uit het stopcontact te nemen.
WAARSCHUWING
Toxische mengsels
Gevaar. PreservCyt
®
-oplossing bevat methanol. Giftig bij opname door de mond. Giftig bij
inademing. Kan schade aan organen veroorzaken. De toxiciteit kan niet worden opgeheven. Uit de
buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken. PreservCyt-oplossing kan niet
worden vervangen door andere producten.
Gevaar. CytoLyt
®
-oplossing bevat methanol. Schadelijk bij opname door de mond. Schadelijk bij
inademen. Kan schade aan organen veroorzaken. De toxiciteit kan niet worden opgeheven. Uit de
buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken. De CytoLyt-oplossing kan niet
worden vervangen door andere oplossingen.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant voor het hanteren van reagens en het reinigen van
gemorste vloeistof. Zie het veiligheidsinformatieblad van de fabrikant voor verdere informatie.
Draag beschermende laboratoriumkleding en andere voorzieningen.
WAARSCHUWING
Brandbare vloeistof en damp
Brandbare vloeistoffen. Uit de buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1.17
1
INLEIDING
WAARSCHUWING
Glas
In het instrument worden glazen objectglaasjes gebruikt. Deze hebben scherpe randen. Bovendien
kunnen de glaasjes in de verpakking of op het instrument gebroken zijn. Wees voorzichtig bij het
hanteren van glazen objectglaasjes en het reinigen van het instrument.
WAARSCHUWING
Zekeringen van het apparaat
Vervang zekeringen uitsluitend door exemplaren van het gespecificeerde type en de gespecificeerde
stroomsterktewaarde, om continue bescherming tegen brand te waarborgen. Zie het hoofdstuk
Onderhoud voor aanwijzingen over het vervangen van voor de gebruiker toegankelijke zekeringen.
Zie Bestelinformatie voor zekeringsspecificaties en bestelwijze.
WAARSCHUWING
Laserapparaat
Dit product bevat een Klasse 4-laserproduct. Bedien het toestel nooit terwijl de deurtjes open staan of
als er panelen verwijderd zijn.
WAARSCHUWING
Bewerk met de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader geen cerebrospinaal vocht (CSV) of
andersoortige monsters die zijn afgenomen bij mensen met een TSE, zoals ziekte van Creutzfeldt-
Jakob, en waarbij verdenking bestaat van prioneninfectie (PrPsc). Een met TSE besmette processor
kan niet effectief worden ontsmet en moet daarom op reglementaire wijze worden afgevoerd, om
schadelijke gevolgen voor gebruikers en/of servicemedewerkers te voorkomen.
PARAGRAAF
E
INLEIDING
1.18
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1
AFVOER
Verbruiksartikelen afvoeren
LET OP:
Alle verbruiksartikelen zijn bedoeld voor eenmalig gebruik en mogen niet worden
hergebruikt.
PreservCyt
®
-oplossing.
Neem de plaatselijke, regionale, provinciale en landelijke
voorschriften in acht. Voer alle oplosmiddelen af als schadelijk afval.
CytoLyt
®
-oplossing.
Voer af als biologisch gevaarlijk afval.
Fixatiefreagens.
Neem de plaatselijke, regionale, provinciale en landelijke voorschriften in
acht. Voer alle oplosmiddelen af als schadelijk afval.
Gebruikte ThinPrep-filters.
Voer af als normaal afval.
Inhoud van afvalfles.
Voer alle oplosmiddelen af als schadelijk afval. Neem de plaatselijke,
regionale, provinciale en landelijke voorschriften in acht. Zoals voor alle
laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende voorzorgsmaatregelen in acht
worden genomen.
Gebruikt koolstoffilter
(van de dampafzuiger). Voer af als normaal afval.
Gebruikt HEPA-filter
(van de dampafzuiger). Neem de plaatselijke, regionale, provinciale en
landelijke voorschriften in acht.
Absorberende pads
voor evaporatiekap van fixatiefbad en filterarm. Voer af als normaal
afval. (Indien druipnat, afvoeren als schadelijk afval.)
Gebroken glas.
Voer af in een afvalcontainer voor scherpe voorwerpen.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1.19
1
INLEIDING
Afvoeren van het apparaat
Gescheiden van gemeentelijk afval afvoeren.
Neem contact op met Hologic Technische ondersteuning.
Hologic draagt zorg voor het afhalen en op de juiste wijze recyclen van de elektrische
apparatuur die we aan onze klanten hebben geleverd. Hologic streeft ernaar Hologic-toestellen,
hulpapparatuur en onderdelen zo mogelijk te hergebruiken. Wanneer hergebruik niet haalbaar
is, draagt Hologic zorg voor verantwoorde afvoer van het materiaal.
Hologic, Inc. Hologic Ltd.
250 Campus Drive Heron House, Oaks Business Park
Marlborough, MA 01752 VS Crewe Road, Wythenshawe
Tel: 1-800-442-9892 Manchester, M23 9HZ, VK
1-508-263-2900 Tel: +44 (0)161 946 2206
Fax: +1-508-229-2795
Web: www.hologic.com
Veiligheidsinformatieblad
CytoLyt
-oplossing; PreservCyt
-oplossing:
Het veiligheidsinformatieblad voor deze oplossingen kan worden aangevraagd bij de technische
ondersteuning van Hologic Technische ondersteuning of online worden geraadpleegd
op www.hologicsds.com.
Voor andere reagentia kunt u het veiligheidsinformatieblad van de fabrikant raadplegen.
INLEIDING
1.20
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
1
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
2. Installatie
2. Installatie
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
2.1
2
INSTALLATIE
Hoofdstuk 2
Installatie
WAARSCHUWING:
Installatie alleen door servicepersoneel
PARAGRAAF
A
ALGEMEEN
De ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader moet worden geïnstalleerd door personeel dat de
Hologic-servicetraining voor het apparaat heeft voltooid. Na voltooiing van de installatie wordt
(worden) de gebruiker(s) getraind met de gebruikershandleiding als trainingsmateriaal.
PARAGRAAF
B
HANDELINGEN BIJ AFLEVERING
Neem het blad
Pre-installatie-aanwijzingen voor de gebruiker
van de verpakking en lees dit door.
Controleer de verpakking op beschadigingen. Meld eventuele schade zo spoedig mogelijk aan de
vervoerder en/of aan HologicTechnische ondersteuning. (Zie Service-informatie, Hoofdstuk 12.)
Laat de apparatuur in de transportverpakking totdat deze door de servicemonteurs van Hologic
wordt geïnstalleerd.
Bewaar de apparatuur in afwachting van installatie in een geschikte omgeving (koel, droog,
trillingsvrij).
PARAGRAAF
C
VOORBEREIDINGEN VOOR DE INSTALLATIE
Beoordeling van de werklocatie voorafgaand aan de installatie
De werklocatie wordt door medewerkers van Hologic Service beoordeeld voordat het apparaat
wordt geïnstalleerd. Zorg dat alle facilitaire benodigdheden zijn voorbereid conform de
aanwijzingen van de servicemonteurs.
Locatie
Plaats de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader in de buurt (binnen 3 meter) van een 3-aderig
geaard stopcontact dat vrij is van spanningsfluctuaties en vermogenssprongen. De processor wordt
aangesloten op een UPS (Uninterruptable Power Supply, ononderbreekbare stroomvoorziening), die
op zijn beurt wordt aangesloten op het stopcontact. Zie
Afbeelding 1-5
om er zeker van te zijn dat er
voldoende ruimte is rondom de processor. Als de processor wordt geconfigureerd met een optionele
INSTALLATIE
2.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
2
printer en/of router, kunnen deze worden aangesloten op de UPS. (Zie
Afbeelding 2-2
.) Om alle
aansluitingen te kunnen maken, moeten de onderdelen van de ThinPrep
®
5000-processor met
AutoLoader voldoende dicht bij elkaar staan.
Wanneer de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader in bedrijf is, is het apparaat gevoelig voor
trillingen. Het apparaat moet op een stevige, vlakke ondergrond worden geplaatst, met voldoende
draagvermogen voor het gewicht van 300 kg. Het moet op veilige afstand van trillende apparatuur
worden geplaatst.
Afbeelding 2-1 Een standaard ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
LET OP:
Leg alle stekkerverbindingen zorgvuldig aan zonder knikken in het snoer. Om struikelen
over het snoer en lostrekken van de aansluiting te voorkomen, legt u de snoeren uit de buurt van
plaatsen waar veel gelopen wordt.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
2.3
2
INSTALLATIE
Netwerkverbindingen
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan worden aangesloten op een externe netwerkrouter
(geleverd door Hologic). Optioneel kunnen een door Hologic geleverd NAS-apparaat (Network
Attached Storage), een klant-LIS (Laboratory Information System) of een door Hologic geleverde
netwerkprinter op de router worden aangesloten. Zie Afbeelding 2-2 voor een voorbeeld van een
netwerkconfiguratie.
LIS-systeem
van de klant
Netwerk van
de klant
Opmerking:
Niet op schaal. Een NAS-apparaat
is een kubus van ongeveer 15 cm.
Local area
network
(LAN)
NAS
Gegevens-
bestand
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Router
Afbeelding 2-2 Aansluitingsschema lokaal netwerk (voorbeeld)
Het NAS-apparaat wordt door Hologic geleverd voor het opslaan van bestanden van de
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader. Dit NAS-apparaat wordt toegevoegd aan de kant van het
Hologic-netwerk van de router.
De LIS-interface van het toestel is compatibel met verschillende LIS-systemen. Hologic valideert de
integriteit van de LIS-interface van het toestel. De eindgebruiker is verantwoordelijk voor alle
wijzigingen in hun LIS-systeem, aangezien Hologic het LIS-systeem van de gebruiker niet
vertegenwoordigt of garandeert.
INSTALLATIE
2.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
2
Aansluitpoorten op het toestel
Rechterkant van
het toestel
Achterzijde van het toestel
Netwerkpoort op het apparaat
(gereserveerd voor gebruik door
onderhoudstechnici van Hologic)
USB-poorten (voor het opslaan
van rapporten op USB-stick)
Externe netwerkpoort (voor
aansluiting op de router, als het
optionele netwerk wordt gebruikt)
USB-poort
Netvoedingsmodule
Afbeelding 2-3 Locaties van de aansluitpoorten
PARAGRAAF
D
OPSLAG EN HANTERING NA DE INSTALLATIE
De ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader kan worden opgeslagen waar hij is geïnstalleerd.
Zorg dat het instrument wordt gereinigd en dat onderhoud wordt uitgevoerd zoals wordt
beschreven in het hoofdstuk Onderhoudin deze handleiding.
Neem contact op met Technische ondersteuning van Hologic wanneer de ThinPrep 5000-processor
met AutoLoader moet worden verplaatst of naar een andere locatie moet worden vervoerd.
(Zie Service-informatie, Hoofdstuk 12.)
PARAGRAAF
E
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
2.5
2
INSTALLATIE
DE THINPREP 5000-PROCESSOR MET AUTOLOADER INSCHAKELEN
LET OP:
Zet de processor niet aan terwijl de USB-stick zich in een van de USB-poorten bevindt.
Zie Afbeelding 2-3 voor de locaties van de USB-poorten.
Alle deuren moeten zijn gesloten voordat u de processor aanzet.
Zet de tuimelschakelaar rechts onder aan de processor in de AAN-stand.
Zie Afbeelding 2-4.
Aan-/uitschakelaar
Opmerking:
Aan de achterzijde van de Autolader zit een aan-/uitschakelaar - laat deze altijd op
AAN staan en schakel het gehele systeem in of uit via de schakelaar op het processor-
deel van het toestel.
Afbeelding 2-4 Aan-/uitschakelaar
De gebruikersinterface geeft het logo van de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader weer terwijl
het systeem opstart en het hoofdscherm wordt weergegeven als de processor klaar is voor gebruik.
U hoort dat de pomp/compressor worden geactiveerd. De mechanismen bewegen en komen
vervolgens in een toegankelijke positie. De deurtjes worden ontgrendeld.
Opmerking:
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader behoort ingeschakeld te blijven. Voor
informatie over afsluiten of langdurig buiten werking stellen, gaat u naar pagina 2.7.
Opstartscherm Hoofdscherm
INSTALLATIE
2.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
2
Afbeelding 2-5 Opstartschermen
PARAGRAAF
F
GEBRUIKERSVOORKEUREN INSTELLEN
De volgende voorkeuren kunnen via het aanraakscherm worden ingesteld. Deze instellingen kunnen
op ieder gewenst moment opnieuw worden ingesteld en blijven ook bestaan als het toestel wordt uit-
en ingeschakeld.
Tijd en datum instellen - pagina 6.23
Naam lab instellen - pagina 6.25
Naam instrument instellen - pagina 6.26
Taal selecteren - pagina 6.30
Hoorbare toon instellen - pagina 6.27
Printer - pagina 6.32
PARAGRAAF
G
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
2.7
2
INSTALLATIE
DE THINPREP
®
5000-PROCESSOR MET AUTOLOADER UITSCHAKELEN
Normaal afsluiten
LET OP:
Schakel de stroomtoevoer naar het instrument nooit uit zonder eerst het programma via
de gebruikersinterface te beëindigen.
Wanneer het apparaat moet worden uitgeschakeld, moet het systeem eerst inactief zijn. Als er een
batchverwerking wordt uitgevoerd, laat u deze eerst afronden of stopt u de verwerking. Om af
te sluiten raakt u de knop
Opties beheerder
op de gebruikersinterface aan en drukt u op de knop
Afsluiten
.
Afbeelding 2-6 De knop Afsluiten
Afbeelding 2-7 Afsluiten bevestigen
Op het aanraakscherm wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Druk op de knop
Ja
om
verder te gaan met het afsluiten van het systeem. Wacht tot het programma is uitgeschakeld (en het
aanraakscherm leeg is). Zet daarna de aan-/uitschakelaar aan de rechterkant van het instrument op UIT.
Druk op de knop
Nee
om het afsluiten te annuleren en terug te keren naar het scherm Opties
beheerder.
INSTALLATIE
2.8
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
2
Langdurig buiten werking stellen
Als het instrument gedurende langere tijd afgesloten of buiten werking moet worden gesteld,
leeg dan de afvalfles (hoofdstuk Onderhoud), verwijder alle artikelen die zich nog in het apparaat
bevinden en sluit alle deurtjes. Volg de instructies om het apparaat normaal af te sluiten. Sluit het
apparaat geheel van de netvoeding af door de stekker uit de UPS en die van de UPS uit het
stopcontact te nemen.
WAARSCHUWING:
Neem de stekker van de UPS nooit uit het wandstopcontact als het
toestel op batterijvoeding werkt. Het toestel moet geaard blijven via de UPS.
3. PreservCyt- en
CytoLyt-oplossingen
3. PreservCyt- en
CytoLyt-oplossingen
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
3.1
3
PRESERVCYT®- EN CYTOLYT®-OPLOSSINGEN
Hoofdstuk 3
PreservCyt
®
- en CytoLyt
®
-oplossingen
PARAGRAAF
A
PRESERVCYT-OPLOSSING
In de hierna volgende paragrafen worden de functie en specificaties van het cytologische
conserveringsmiddel PreservCyt
®
beschreven.
PreservCyt is een gebufferde oplossing op methanolbasis met als toepassingsdoel cellen tijdens
transport en bij preparatie van objectglaasjes op de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
te conserveren.
Daarnaast is het gebruik van PreservCyt-oplossing nodig voor het transporteren en bewaren van
monsters voorafgaand aan het glaasjespreparatieproces met de ThinPrep-processor. PreservCyt-
oplossing is geoptimaliseerd voor gebruik binnen het glaasjespreparatieproces van het ThinPrep-
systeem; de oplossing kan niet worden vervangen door andere reagentia.
Verpakking
Zie de Bestelinformatie in deze handleiding voor de onderdeelnummers en gedetailleerde gegevens
over het bestellen van oplossingen en benodigdheden voor het ThinPrep 5000-systeem.
Elke ThinPrep Pap Test-kit bevat potjes (20 ml) PreservCyt-oplossing.
Samenstelling
PreservCyt-oplossing is een gebufferde oplossing die methanol bevat. De oplossing bevat geen
reactieve bestanddelen en evenmin actieve bestanddelen.
WAARSCHUWING:
Gevaar. PreservCyt-oplossing bevat methanol. Giftig bij opname door
de mond. Giftig bij inademing. Kan schade aan organen veroorzaken. De toxiciteit kan niet worden
opgeheven. Uit de buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken. PreservCyt-
oplossing kan niet worden vervangen door andere producten.
Opslagcondities
Bewaar PreservCyt-oplossing bij 15 °C tot 30 °C. Niet gebruiken na de uiterste gebruiksdatum
die is afgedrukt op de verpakking.
Bewaar PreservCyt-oplossing
met
cytologische monsters voor ThinPrep Pap-tests tussen
15 °C en 30 °C, voor een periode van maximaal 6 weken.
Bewaar PreservCyt-oplossing
met
cytologische monsters voor CT/NG-tests met behulp van
de Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test tussen 4 °C en 25 °C voor een periode
van maximaal 6 weken.
PRESERVCYT®- EN CYTOLYT®-OPLOSSINGEN
3.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
3
Opmerking:
Raadpleeg "OPTIONELE INSTRUCTIES VOOR AANVULLENDE TESTS" op
pagina 7.35 voor instructies omtrent het verwijderen van een aliquot voor
aanvullende tests voordat de ThinPrep Pap Test wordt uitgevoerd.
De opslagcondities van voorraden PreservCyt
®
-oplossing zijn afhankelijk van plaatselijke
voorschriften inzake de grootte en de facilitaire samenstelling van uw instelling. Raadpleeg
de opslaghandleiding voor oplossingen aan het eind van dit hoofdstuk.
Transport
Zorg dat een potje met PreservCyt-oplossing waarin zich cellen bevinden, tijdens het vervoer stevig
is afgesloten. Breng de markering op de dop op één lijn met de markering op het potje om lekkage te
voorkomen, zoals afgebeeld in Afbeelding 3-1. Als de dop op het potje geen indicatiestreepje heeft,
zorg er dan voor dat de dop goed vastzit.
WARNING: See Package Insert Before
SPecimen Collection.
NAME:
ID#:
De lijnen op het dopje
en op het potje
moeten in elkaars
verlengde liggen
of elkaar enigszins
overlappen.
Afbeelding 3-1 De dop- en potjesmarkering op één lijn brengen
De transportclassificatiecategorie van PreservCyt-oplossing is:
"ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanol)" (alleen in de VS)
"brandbare vloeistoffen, giftig, overige (methanol)" (buiten de VS)
De transportklasse van PreservCyt-oplossing met cellen is 'diagnostisch monster'.
Raadpleeg de handleiding met transportvereisten en -aanbevelingen aan het einde van dit hoofdstuk.
Stabiliteit
Gebruik PreservCyt-oplossing niet na de uiterste gebruiksdatum op het verpakkingsetiket. Indien
uit één monsterpotje meerdere objectglaasjes worden gemaakt, dient men erop te letten dat de
glaasjes worden geprepareerd voordat de op het potje vermelde uiterste gebruiksdatum is
verstreken. Potjes waarvan de uiterste gebruiksdatum is verstreken, moeten overeenkomstig de
daarvoor geldende laboratoriumprocedures als afval worden afgevoerd. Zie ook Opslagcondities
voor informatie over beperkte houdbaarheid van cellen.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
3.3
3
PRESERVCYT®- EN CYTOLYT®-OPLOSSINGEN
Behandeling/afvalafvoer
Behandel alle materialen die chemicaliën bevatten zorgvuldig en overeenkomstig de
veiligheidsnormen voor laboratoria. Wanneer de samenstelling van reagentia hiertoe aanleiding
geeft, zijn extra veiligheidsmaatregelen op de reagenscontainers of in de gebruiksaanwijzingen
afgedrukt.
Voer PreservCyt
®
-oplossing af overeenkomstig de richtlijnen voor afvoer van schadelijk afval.
PreservCyt-oplossing bevat methanol.
PreservCyt-oplossing is getest met een uiteenlopende reeks microbiële en virale organismen.
De volgende tabel toont de aanvangsconcentraties van levensvatbare organismen en de
logaritmische reductie van levensvatbare organismen na 15 minuten in de PreservCyt-oplossing.
Zoals voor alle laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende voorzorgsmaatregelen
in acht worden genomen.
Organisme Aanvangsconcentratie Logreductie na 15 min.
Candida albicans 5,5 x 105 CFU/ml >4,7
Aspergillus niger* 4,8 x 105 CFU/ml 2,7
Escherichia coli 2,8 x 105 CFU/ml >4,4
Staphylococcus aureus 2,3 x 105 CFU/ml >4,4
Pseudomonas aeruginosa 2,5 x 105 CFU/ml >4,4
Mycobacterium tuberculosis** 9,4 x 105 CFU/ml 4,9
Konijnenpokkenvirus 6,0 x 106 PFU/ml 5,5***
Hiv-1 1,0 x 107,5 TCID50/ml 7,0***
* Na 1 uur >4,7 logreductie
** Na 1 uur >5,7 logreductie
*** Gegevens zijn voor 5 minuten
Veiligheidsinformatieblad
Het veiligheidsinformatieblad voor de PreservCyt-oplossing zit in de productverpakking. U kunt het
ook vinden op www.hologicsds.com.
PARAGRAAF
B
PRESERVCYT®- EN CYTOLYT®-OPLOSSINGEN
3.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
3
CYTOLYT
®
-OPLOSSING
CytoLyt-oplossing is een gebufferd conserveringsmiddel op methanolbasis, bestemd voor het
lyseren van rode bloedcellen, de preventie van eiwitprecipitatie, het oplossen van mucus en het in
stand houden van de morfologische kenmerken van algemeen-cytologische monsters. De oplossing
is bedoeld als transportmedium en wordt toegepast bij de monsterpreparatie voorafgaand aan
de verwerking. De oplossing is niet bedoeld voor het volledig inactiveren van micro-organismen.
Hoofdstuk 5, Niet-gynaecologische monsters prepareren, beschrijft het gebruik van CytoLyt-
oplossing in detail.
Verpakking
Zie het onderdeel
Bestelinformatie
van deze handleiding voor de onderdeelnummers en
gedetailleerde gegevens over het bestellen van oplossingen en benodigdheden voor de
ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader.
Samenstelling
CytoLyt-oplossing bevat methanol en buffer.
WAARSCHUWING:
Gevaar. CytoLyt-oplossing bevat methanol. Schadelijk bij opname
door de mond. Schadelijk bij inademen. Kan schade aan organen veroorzaken. De toxiciteit kan
niet worden opgeheven. Uit de buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken.
De CytoLyt-oplossing kan niet worden vervangen door andere oplossingen.
Opslagcondities
Bewaar de containers (zonder celmateriaal) bij 15–30 °C.
Cellen blijven in CytoLyt-oplossing bij kamertemperatuur 8 dagen geconserveerd.
Men bereikt echter de beste resultaten indien monsters onmiddellijk voor verwerking naar
het laboratorium worden gestuurd. Deze achtdaagse conserveringsduur is van toepassing
op monsters met een CytoLyt/monstermateriaal-verhouding van minimaal 1:3.
De opslagcondities voor voorraden CytoLyt-oplossing zijn afhankelijk van de plaatselijke
voorschriften inzake de grootte en facilitaire samenstelling van uw instelling. Raadpleeg de
opslaghandleiding voor oplossingen aan het einde van dit hoofdstuk.
Transport
Zorg dat de buizen en monsterpotjes met CytoLyt-oplossing steeds degelijk zijn afgesloten. Breng de
markering op de dop op één lijn met de markering op het potje om lekkage te voorkomen.
Stabiliteit
Gebruik CytoLyt-oplossing niet na de uiterste gebruiksdatum op het verpakkingslabel. Zie ook
Opslagcondities voor informatie over beperkte houdbaarheid van cellen.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
3.5
3
PRESERVCYT®- EN CYTOLYT®-OPLOSSINGEN
Behandeling/afvalafvoer
Behandel alle materialen die chemicaliën bevatten zorgvuldig en overeenkomstig de
veiligheidsnormen voor laboratoria.
Veiligheidsinformatieblad
Het veiligheidsinformatieblad voor de CytoLyt-oplossing zit in de productverpakking. U kunt het
ook vinden op www.hologicsds.com.
PRESERVCYT®- EN CYTOLYT®-OPLOSSINGEN
3.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
3
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Opslaghandleiding(2) voor ThinPrep® oplossingen(1)
AW-13654-1501 Rev. 001
De National Fire Protection Association (NFPA) is (in de VS) de deskundige gezagsinstantie die voor plaatselijke brandweerkorpsen
en instanties is belast met handhaving van brandveiligheidsvoorschriften. De NFPA fungeert als vraagbaak met betrekking tot
brandveiligheidsnormen en -voorschriften. De reglementen van de Association komen tot stand door een normontwikkelingsproces
op basis van consensus, dat de goedkeuring geniet van het American National Standards Institute. De NFPA-normen gelden als
richtlijn voor de meeste instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van brandbeveiligingsvoorschriften. Omdat de
NFPA-normen als richtlijnen worden beschouwd, is het mogelijk dat uw plaatselijke/regionale vergunningverlenende instantie
daarvan in haar uiteindelijke afwegingen afwijkt. Het onderstaande samenvattingsschema is gebaseerd op richtlijnen voor
opslagvoorzieningen met standaard sprinklersystemen als brandbeveiliging. (3)
De NFPA-specificaties voor ThinPrep-producten worden vermeld in een tabel onder dit schema.
Pas dit schema toe bij het bepalen van uw maximumbegrenzingen voor de opslag van brandbare en licht-ontvlambare vloeistoffen.
Maximale hoeveelheden brandbare en licht-ontvlambare vloeistoffen in laboratoriumruimten buiten inpandige opslagruimten voor vloeistoffen(4)
Brandge-
vaarklasse
labruimte
Klasse
brandbare
en licht-
ontvlambare
vloeistoffen
NFPA-
code
Hoeveelheden in gebruik Hoeveelheden in gebruik en opslag
Max. per 100 ft2 (9,2 m2)
labruimte(5)
Max. hoeveelheid
per labruimte
Max. per 100 ft2 (9,2 m2)
labruimte(5)
Max. hoeveelheid
per labruimte
Gallon Liter Flacons(8) Gallon Liter Flacons(8) Gallon Liter Flacons(8) Gallon Liter Flacons(8)
A
(hoog)
I 45-2015 10 38 1900 480 1820 91.000 20 76 3800 480 1820 91.000
I, II, IIIA 45-2015 20 76 3800 800 3028 151.400 40 150 7500 1600 6060 303.000
B(6)
(middelmatig)
I 45-2015 5 19 950 300 1136 56.800 10 38 1900 480 1820 91.000
I, II, IIIA 45-2015 10 38 1900 400 1515 75.750 20 76 3800 800 3028 151.400
C(7)
(laag)
I 45-2015 2 7,5 375 150 570 28.500 4 15 750 300 1136 56.800
I, II, IIIA 45-2015 4 15 750 200 757 37.850 8 30 1500 400 1515 75.750
D(7)
(minimaal)
I 45-2015 1 4 200 75 284 14.200 2 7,5 375 150 570 28.500
I, II, IIIA 45-2015 1 4 200 75 284 14.200 2 7,5 375 150 570 28.500
Maximale hoeveelheden PreservCyt-oplossing (klasse IC) die per brandcompartiment(9) buiten speciaal beveiligde brandbare-stoffenkasten kunnen worden bewaard
Locatie NFPA-code Gallon Liter Flacons(8)
Opslagloods voor algemeen stukgoed(10)(12)(13) 30-2015 120 460 23.000
Opslagloods voor vloeistoffen(3,11) 30-2015 Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt
Praktijkruimte, inclusief onderzoekkamers 30-2015 10 38 1900
Toelaatbare hoeveelheden PreservCyt-oplossing voor opslag in opslagruimten voor vloeistoffen
Locatie NFPA-code Gallon Liter Flacons(8)
Maximaal toelaatbare opslaghoeveelheid per ft2 (0,09 m2) in inpandige opslagruimten met een
vloeroppervlak kleiner dan 150 ft2 (13,94 m2). 30-2015 5 19 950
Maximaal toelaatbare opslaghoeveelheid per ft2 (0,09 m2) in inpandige opslagruimten met
een vloeroppervlak groter dan 150 ft2 (13,9 m2) en kleiner dan 500 ft2 (46,4 m2). 30-2015 10 38 1900
(1)
Klasse-indeling van de oplossingen: PreservCyt: klasse IC; CytoLyt: klasse II; CellFyx: klasse IB.
(2) Dit overzicht is een door Hologic samengestelde samenvatting van de diverse voorschriften. Raadpleeg voor een volledig overzicht van de voorschriften de
documenten NFPA 30 en NFPA 45.
(3) Een opslagloods voor vloeistoffen moet zijn uitgerust met een sprinklersysteem dat overeenkomt met het als geschikt beschreven systeem in NFPA 30.
(4) Met ‘inpandige opslagruimten voor vloeistoffenwordt hier bedoeld opslagruimten die geheel binnen een gebouw besloten liggen en waarin geen van de wanden deel
uitmaakt van de buitenwanden van het pand.
(5) Een laboratoriumruimte is een ruimte omsloten door brandschermen overeenkomstig de NFPA 30 Flammable and Combustible Liquids Code.
(6) Verminder hoeveelheden met 50% voor laboratoriumruimten van klasse B die zich boven de 2e verdieping bevinden.
(7) Verminder hoeveelheden met 25% voor laboratoriumruimten van klasse C en D die zich op de 3e-5e verdieping van een gebouw bevinden en verminder hoeveelheden
met 50% voor laboratoriumruimten van klasse C en D die zich boven de 5e verdieping bevinden.
Opslaghandleiding(2) voor ThinPrep® oplossingen(1)
AW-13654-1501 Rev. 001
(8)
PreservCyt-flacons van 20 ml.
(9) Met ‘brandcompartimentwordt hier bedoeld een deel van een gebouw dat middels een brandwerende constructie met minstens 1 uur brandvertraging is afgescheiden
van de rest van het gebouw en waarvan alle toe- en uitgangsopeningen op de juiste wijze zijn beveiligd door een constructie met minstens 1 uur brandvertraging
overeenkomstig de NFPA 30 Flammable and Combustible Liquids Code.
(10) De toelaatbare hoeveelheden in een opslagloods kunnen worden vergroot door het aanleggen van een sprinklersysteem van een hogere kwaliteitsklasse dan de
standaardsystemen.
(11) Met ‘opslagloods voor vloeistoffenwordt hier bedoeld een afzonderlijk gebouw met of zonder direct belendende panden, dat wordt gebruikt voor handelingen en
bewerkingen samenhangend met opslag van vloeistoffen.
(12) Hoeveelheden mogen met 100% worden vergroot wanneer ze zijn opgeslagen in goedgekeurde opslagkasten voor ontvlambare vloeistoffen.
(13) Hoeveelheden mogen met 100% worden vergroot in gebouwen die volledig zijn uitgerust met een automatisch sprinklersysteem dat is geïnstalleerd in
overeenstemming met NFPA13, Standard for the Installation of Sprinkler Systems (Norm voor de installatie van sprinklersystemen).
Deze tabel vermeldt de NFPA-specificaties voor alle ThinPrep-producten.
ThinPrep-product
Gevaar voor de
gezondheid Ontvlambaarheidsgevaar Instabiliteitsgevaar Specifiek gevaar
ThinPrep PreservCyt-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep CytoLyt-oplossing
2
2
0
n.v.t.
ThinPrep CellFyx-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep-spoeloplossing
0
0
0
n.v.t.
ThinPrep-blauwoplossing
0
0
0
n.v.t.
ThinPrep-spoeloplossing II
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep-blauwoplossing II
0
0
0
n.v.t.
ThinPrep Stain EA-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep Stain oranje-G-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep-kernkleuringsstof
2
0
0
n.v.t.
Pagina 1 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
Transportvereisten voor ThinPrep®-oplossingen
Bereik:
Deze vereisen betreffen het vervoer van:
Biologische monsters (patiëntmonsters) in ThinPrep®-oplossingen
Biologische monsters in andere dan ThinPrep®-oplossingen
Biologische monsters niet in oplossingen
ThinPrep® PreservCyt-oplossing zonder biologische monsters
ThinPrep® CytoLyt-oplossing zonder biologische monsters
Opmerking: Verzenders van gevaarlijke stoffen of gevaarlijke goederen moeten worden getraind volgens
de verschillende voorschriften inzake gevaarlijke stoffen/gevaarlijke goederen.
A. Transportvereisten voor het vervoer van patiëntmonsters uitsluitend in ThinPrep PreservCyt-
oplossing – Omgevingstemperatuur:
1. Patiëntmonsters/biologische stoffen (pathogenen) in ThinPrep PreservCyt-oplossing worden
door de oplossing geneutraliseerd of geïnactiveerd en vormen daardoor geen gevaar voor de
gezondheid meer. (Raadpleeg voor meer informatie hierover de gebruikershandleiding van
de ThinPrep 2000 of ThinPrep 5000.)
2. Voor materialen die zijn geneutraliseerd of geïnactiveerd gelden de vereisten van
Categorie B klasse 6, Divisie 6.2 niet.
3. Oplossingen die geneutraliseerde of geïnactiveerde pathogenen bevatten en voldoen aan de
criteria van een of meer andere gevarenrisico's, moeten worden vervoerd volgens de
transportvereisten voor dat gevarenrisico / die gevarenrisico's.
4. ThinPrep PreservCyt-oplossing geldt als een ontvlambare vloeistof bij binnenlands of
internationaal vervoer. Volg daarom de instructies in paragraaf C hieronder: Vervoer van
alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing (zoals van een laboratorium naar een arts).
B. Biologische monsters vervoeren in oplossingen (anders dan ThinPrep PreservCyt-oplossing)
of zonder oplossingen
Definities:
Biologische stof, categorie B: materialen die infectieuze stoffen bevatten of waarvan
wordt vermoed dat ze infectieuze stoffen bevatten, en die niet aan de criteria van
categorie A voldoen. De IATA-voorschriften voor gevaarlijke goederen zijn herzien met
ingang van 1 januari 2015. Opmerking: de term 'diagnostisch monster' is vervangen door
'biologische stof, categorie B'.
Monsters hiervan uitgezonderd: monsters met minimale waarschijnlijkheid dat er
pathogenen in aanwezig zijn (gefixeerd weefsel, enz.)
Transportvereisten categorie B of uitgezonderd2 – Omgevingstemperatuur:
1. Verpakking moet uit drie onderdelen bestaan:
a. een primaire recipiënt, lekdicht
b. secundaire verpakking, lekdicht
c. een harde buitenverpakking
Opmerkingen:
1. Wanneer biologische monsters worden vervoerd in een hoeveelheid oplossing van 30 ml
of minder, en verpakt zijn volgens deze richtlijnen, hoeft aan geen verdere eisen van de
voorschriften voor gevaarlijke materialen (gevaarlijke goederen) te worden voldaan.
Training wordt desalniettemin aanbevolen.1
Pagina 2 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
2. De primaire recipiënt mag niet meer dan 1 liter vloeibare stof bevatten (500 ml als FedEx wordt
gebruikt).
3. Indien meerdere breekbare primaire recipiënten in één secundaire verpakking worden geplaatst,
moeten ze afzonderlijk verpakt worden of gescheiden worden, om onderling contact te
verhinderen.
* Deze instructies vormen de interpretatie van Hologic van de diverse voorschriften vanaf de
ingangsdatum. Hologic is echter niet verantwoordelijk voor eventuele schendingen van de daadwerkelijke
voorschriften.
4. Tussen de primaire recipiënt en de secundaire verpakking moet absorberend materiaal worden
geplaatst. De hoeveelheid absorberend materiaal (katoen- of cellulosewatten, pakketjes
absorberend materiaal, papieren tissues) moet voldoende zijn om de volledige inhoud van de
primaire recipiënt(en) zodanig te absorberen dat eventueel vrijkomende vloeibare stof de
integriteit van het schokdempende materiaal of de buitenverpakking niet kan aantasten.
5. De buitenverpakking mag niet meer dan 4 liter of 4 kg materiaal bevatten. Deze hoeveelheid
geldt exclusief ijs, droogijs of vloeibare stikstof, indien dat gebruikt wordt om de monsters te
koelen.
6. Een puntsgewijze lijst van de inhoud moet worden ingesloten tussen de secundaire verpakking
en de buitenverpakking.
7. De verpakking moet een valtest van 1,2 meter hoogte doorstaan (paragraaf 6.6.1 van de IATA-
voorschriften).
8. Het UN3373-etiket moet op de buitenkant van de buitenverpakking zijn aangebracht (één zijde
van de buitenverpakking moet de minimale afmetingen 100 mm x 100 mm hebben voor FedEx
gelden minimale afmetingen van 177 mm x 101 mm x 50 mm) op een ondergrond met
contrasterende kleur en het etiket moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn. Het etiket moet in de
vorm zijn van een ruit met zijden van ten minste 50 mm. De letters moeten ten minste 6 mm
hoog zijn.
9. De correcte transportbenaming 'Biological Substance, Category B' (Biologische stof,
categorie B) moet in letters van ten minste 6 mm hoog worden aangebracht op de
buitenverpakking naast het ruitvormige UN3373-etiket.
OPMERKINGEN:
FedEx accepteert geen klinische of diagnostische monsters in FedEx-enveloppen,
FedEx-kokers, FedEx-verpakkingen of FedEx-dozen.
FedEx accepteert wel klinische monsters in FedEx Clinical Paks.
3
Pagina 3 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
10. Indien u van FedEx gebruik maakt, moet de FedEx USA Luchtvrachtbrief, deel 6, Speciale
behandeling, worden ingevuld met informatie over gevaarlijke goederen/droogijs:
Bevat deze zending gevaarlijke goederen?
JA - verklaring van de verzender niet vereist
11. Op de buitenverpakking van alle diagnostische/klinische monsters moet het volgende worden
vermeld:
a. Naam en adres van de afzender
b. Naam en adres van de ontvanger
c. De woorden 'Biological Substance, Category B' (Biologische stof, categorie B)
d. Het UN 3373-etiket
Transportvereisten categorie B of uitgezonderd Ingevroren of gekoelde monsters:
OPMERKING: FedEx volgt de IATA-voorschriften voor het vervoer van gekoelde of ingevroren diagnostische
monsters.3
Volg alle verpakkingsvoorschriften voor categorie B of uitgezonderd Omgevingstemperatuur plus:
1. Plaats het ijs of het droogijs buiten de secundaire verpakking. Er dienen interne steunen te worden
geplaatst om de secundaire verpakking in de oorspronkelijke positie te houden nadat het ijs of het
droogijs is gesmolten of vervlogen. Als ijs wordt gebruikt, moet de buitenste verpakking of de
omverpakking lekdicht zijn. Als droogijs wordt gebruikt, moet de verpakking ontworpen en
vervaardigd zijn om CO2-gas te laten ontsnappen, om te verhinderen dat drukopbouw de verpakking
doet scheuren.
2. Bevestig altijd het droogijsetiket Klasse 9, UN 1845 en het etiket UN 3373, Biological Substance,
Category B (Biologische stof, categorie B) op dergelijke zendingen.
3. Indien u van FedEx gebruik maakt, moet de FedEx USA Luchtvrachtbrief, deel 6, Speciale
behandeling, worden ingevuld met informatie over gevaarlijke goederen/droogijs:
Bevat deze zending gevaarlijke goederen?
JA - verklaring van de verzender niet vereist
Geef het gewicht van het droogijs in kg op (indien van toepassing)
4. Op de buitenverpakking van alle diagnostische/klinische monsters moet het volgende worden
vermeld:
a. Naam en adres van de afzender
b. Naam en adres van de ontvanger
c. De woorden 'Biological Substance, Category B' (Biologische stof, categorie B)
d. Het UN 3373-etiket
e. Klasse 9-etiket, inclusief UN 1845, en nettogewicht indien met droogijs verpakt
Pagina 4 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
C. Vervoer van alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing (zoals van een laboratorium naar een arts)
Binnenlands wegvervoer - Beperkte hoeveelheden:
Aanbevelingen voor binnenlands wegvervoer - Beperkte hoeveelheden:
1. ThinPrep® PreservCyt-oplossing moet in flacons worden vervoerd.
2. Plaats de flacons in een stevige kartonnen doos van goede kwaliteit, zoals de ThinPrep®-doos
voor 250 flacons. Verpak de flacons zodanig dat er slechts minimale beweging van de
afzonderlijke flacons mogelijk is (voeg naar behoefte beschermend materiaal toe).
3. Markeer de verpakking als 'Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution), 3, UN1993, Ltd. Qty.'
(Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing), 3, UN1993, Beperkte
hoeveelheid), breng oriëntatiepijlen op de zijkanten aan en breng het etiket Limited Quantity
(Beperkte hoeveelheid) aan.
4. Vermeld 'UN1993, Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution), 3, PGIII, Ltd. Qty' (UN1993,
Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing), 3, PGIII, Beperkte
hoeveelheid) op de vervoersdocumenten.
Binnenlands wegvervoer - Andere dan beperkte hoeveelheden:
Bij het vervoer van verpakkingen die de 'Beperkte hoeveelheid' overschrijden:
1. Laat 'Ltd. Qty.' (Beperkte hoeveelheid) achterwege in de tekst op de verpakking of op de
vervoersdocumenten zoals hierboven aangegeven onder c en d in de paragrafen met
een beschrijving van de verzendcategorie B of uitgezonderd Omgevingstemperatuur en
categorie B of uitgezonderd Ingevroren of gekoelde monsters.
2. Breng een gevarenetiket aan dat verwijst naar klasse 3, 'Flammable Liquid' (Ontvlambare
vloeistof), op de buitenverpakking nabij de tekst zoals hierboven aangegeven onder 'c'.
Zie het etiketvoorbeeld op de laatste pagina van deze aanbevelingen.
3. Markeer de verpakking als 'Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution), 3, UN1993, Net Qty.'
(Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing), 3, UN1993, Netto
hoeveelheid).
Opmerkingen:
In de VS wordt ThinPrep® PreservCyt-oplossing ingedeeld als een ontvlambare vloeistof van
klasse 3, onder verpakkingsgroep III (PG III).
Volgens 49 CFR 173.150 (Limited Quantities) mag ThinPrep® PreservCyt-oplossing in flacons in
beperkte hoeveelheden over de weg worden vervoerd in een stevige doos. Het totale volume in
een verpakking mag niet meer bedragen dan 5 liter en niet meer wegen dan 30 kg. Beperkte
hoeveelheden zijn vrijgesteld van de voorschriften voor het aanbrengen van etiketten die
verwijzen naar de gevaren.
Pagina 5 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
Binnenlands luchtvervoer:
In aanvulling op 1 en 2 hierboven bij 'Binnenlands wegvervoer Andere dan beperkte hoeveelheden'
gelden de volgende aanbevelingen voor binnenlands luchtvervoer:
3. De maximaal toegestane pakketafmetingen zijn:
i. zestig (60) liter (3000 flacons) voor passagiersvliegtuigen, en
ii. tweehonderdtwintig (220) liter (11.000 flacons) voor vrachtvliegtuigen.
4. Afzonderlijke pakketten die in totaal meer dan zestig (60) liter (3000 flacons) bevatten
moeten duidelijk worden gemarkeerd als 'FOR CARGO AIRCRAFT ONLY' (UITSLUITEND
VOOR VRACHTVLIEGTUIGEN).
5. Elke hoeveelheid flacons die per vliegtuig wordt vervoerd, moet worden vervoerd in
een 4G-verpakking die door de Verenigde Naties (VN) is gecertificeerd (bijv. een doos
voor 250 flacons ThinPrep® PreservCyt-oplossing of gelijkwaardig).
6. Er moet een klasse 3-etiket 'Flammable Liquid' (Ontvlambare vloeistof) worden aangebracht
op de buitenverpakking nabij de woorden 'Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution)'
(Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing)).
Alle soorten binnenlands vervoer:
Hier volgen aanbevelingen voor al het binnenlandse weg- en luchtvervoer:
1. Indien de ThinPrep® PreservCyt-oplossing wordt vervoerd in een verpakking die ook
ongevaarlijk materiaal bevat, moeten de gevaarlijke stoffen als eerste worden vermeld, of
in een afwijkende kleur worden gedrukt (of geaccentueerd met een markeerstift) om deze
stoffen te onderscheiden van het ongevaarlijke materiaal.
2. Het totale volume ThinPrep® PreservCyt-oplossing en het aantal flacons moeten op de
vervoersdocumenten worden vermeld.
Internationaal wegvervoer - Beperkte hoeveelheden:
Voor internationaal vervoer wordt ThinPrep® PreservCyt-oplossing ingedeeld als een primair gevaar
van klasse 3 (Ontvlambare vloeistof) en met een secundair gevaar van klasse 6.1 (Giftig). Het wordt
onder verpakkingsgroep III (PG III) ingedeeld.
De bron die voor de aanbevelingen voor het internationale wegvervoer is gebruikt, is de ADR -
Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
(Verenigde Naties). Een 'beperkte hoeveelheid' wordt omschreven als een verpakking die maximaal
netto 5 liter bevat en niet meer dan 20 kg weegt. De aanbevelingen voor internationaal
wegvervoer luiden:
1. ThinPrep® PreservCyt-oplossing moet in flacons worden vervoerd.
2. Plaats de flacons in een stevige kartonnen doos van goede kwaliteit, zoals de Hologic-doos
voor 250 flacons. Verpak de flacons zodanig dat er slechts minimale beweging van de
afzonderlijke flacons mogelijk is (voeg naar behoefte beschermend materiaal toe).
Pagina 6 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
3. Markeer de verpakking als 'UN1992, Flammable liquids, toxic, n.o.s., (Methanol Solution),
3, 6.1, PGIII Ltd. Qty.' (UN1992, Ontvlambare vloeistoffen, giftig, zonder nadere specificatie,
(methanoloplossing), 3, 6.1, PGIII, Beperkte hoeveelheid), breng oriëntatiepijlen op de
zijkanten aan en breng het etiket 'Beperkte hoeveelheid' aan waarop een 'Y' staat.
4. De vervoersdocumenten moeten alle informatie bevatten zoals hierboven aangegeven bij '3'.
Internationaal wegvervoer Andere dan beperkte hoeveelheden:
1. Laat 'Ltd. Qty.' (Beperkte hoeveelheid) achterwege in de tekst op de verpakking of op de
vervoersdocumenten zoals hierboven aangegeven onder c en d.
Bevestig zowel een klasse 3-etiket 'Flammable Liquid' (Ontvlambare vloeistof) als een klasse 6.1
secundair etiket 'Toxic' (Giftig) op de verpakking naast de markeringen. Voorbeelden van de
etiketten vindt u op de laatste pagina van dit document.
Klasse 6.1-etiket voor secundair gevaar 'Toxic' (Giftig).
2. Markeer de verpakking als 'UN1992, Flammable liquids, toxic, n.o.s., (Methanol Solution),
3, 6.1, PGIII, Net. Qty' (UN1992, Ontvlambare vloeistoffen, giftig, zonder nadere specificatie,
(methanoloplossing), 3, 6.1, PGIII, netto hoeveelheid).
Internationaal luchtvervoer:
De voor de aanbevelingen voor internationaal luchtvervoer gebruikte bronnen zijn: in aanvulling op a
en b onder Internationaal wegvervoer hierboven gelden de volgende aanbevelingen voor
internationaal luchtvervoer:
1. De maximaal toegestane pakketafmetingen zijn:
i. zestig (60) liter (3000 flacons) voor passagiersvliegtuigen, en
ii. tweehonderdtwintig (220) liter (11.000 flacons) voor vrachtvliegtuigen.
2. Pakketten die in totaal meer dan zestig (60) liter bevatten moeten duidelijk worden gemarkeerd
als 'FOR CARGO AIRCRAFT ONLY' (UITSLUITEND VOOR VRACHTVLIEGTUIGEN).
3. Elke hoeveelheid flacons die per vliegtuig wordt vervoerd, moet worden vervoerd in een 4G-
verpakking die door de Verenigde Naties (VN) is gecertificeerd (bijv. een doos voor
250 flacons ThinPrep® PreservCyt-oplossing of gelijkwaardig). Verpak de flacons zodanig
dat er slechts minimale beweging van de afzonderlijke flacons mogelijk is (voeg naar
behoefte beschermend materiaal toe).
4. Een vrijstelling op basis van 'Beperkte hoeveelheid' kan alleen worden toegepast als de
verpakking een hoeveelheid van netto maximaal twee liter bevat.
Pagina 7 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
5. Bij het vervoer van een beperkte hoeveelheid is het vermelden van de specificaties van de
fabrikant van de verpakking niet vereist.
6. Markeer de verpakking als 'UN1992, Flammable liquids, toxic, n.o.s., (Methanol Solution),
3, 6.1, PGIII, Net. Qty.' (UN1992, Ontvlambare vloeistoffen, giftig, zonder nadere specificatie,
(methanoloplossing), 3, 6.1, PGIII, Netto hoeveelheid).
7. Wanneer een aanduiding 'Uitsluitend voor vrachtvliegtuigen' is vereist, moet deze worden
bevestigd op dezelfde zijde van de verpakking als en nabij de gevarenetiketten.
8. De verzender is verantwoordelijk voor het invullen van een formulier met verklaring voor de
verzending van gevaarlijke goederen (Shipper’s Declaration for Dangerous Goods).
D. Vervoer van alleen ThinPrep® CytoLyt-oplossing (zoals van een laboratorium naar een arts)
Binnenlands wegvervoer:
ThinPrep® CytoLyt-oplossing heeft een vlampunt van 42,8 °C. Uitsluitend voor binnenlands
wegvervoer mag een ontvlambare vloeistof met een vlampunt van 37,8 °C of hoger die niet in andere
gevarenklassen valt, heringedeeld worden als een brandbare vloeistof. Als zodanig is over de weg
vervoerde ThinPrep® CytoLyt-oplossing vrijgesteld van de voorschriften van het Amerikaanse
Department of Transportation (DOT) voor gevaarlijke stoffen.
Binnenlands luchtvervoer:
Voor het vervoer van ThinPrep® CytoLyt-oplossing per vliegtuig volgt u de aanbevelingen voor
binnenlands luchtvervoer voor alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing, die te vinden zijn in
paragraaf C van dit document.
Internationaal weg- en luchtvervoer:
Voor het weg- of luchtvervoer van ThinPrep® CytoLyt-oplossing volgt u de aanbevelingen voor
internationaal weg- of luchtvervoer voor alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing, die te vinden zijn in
paragraaf C van dit document.
E. Vervoer van ThinPrep® CytoLyt-oplossing met patiëntmonster (bijv. van een arts naar een
laboratorium)
Binnenlands vervoer:
ThinPrep® CytoLyt-oplossing met een patiëntmonster wordt geclassificeerd als een biologische stof,
categorie B. Volg de aanbevelingen in paragraaf B van dit document.
Internationaal vervoer:
ThinPrep® CytoLyt-oplossing met een patiëntmonster wordt geclassificeerd als een biologische stof,
categorie B. Volg de aanbevelingen in paragraaf A van dit document.
Bronvermelding:
49 CFR 100 to 185, Transportation
International Air Transport Association (IATA): Dangerous Good Regulations,
49th Edition, 2008, International Air Transportation Association (IATA)
International Civil Aviation Organization: (ICAO): Technical Instructions for the
Safe Transport of Dangerous Goods by Air
Voetnoten:
1. Zie Packing Instruction 650 in the IATA Dangerous Goods Regulations IATA Packing Instruction 650, Pointers on
Shipping: Clinical Samples, Diagnostic Specimens, and Environmental Test Samples, Document
30356FE, FedEx
4. Gynaecologische
monsters prepareren
4. Gynaecologische
monsters prepareren
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
4.1
4
GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Hoofdstuk 4
Gynaecologische monsters prepareren
PARAGRAAF
A
GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Celmonsters uit de ectocervix en de endocervix.
1. Afname: Plaats het monster direct in een potje met
PreservCyt
®
-oplossing.
Opmerking:
Het is uiterst belangrijk dat de juiste spoeltechniek
wordt gebruikt voor het monsterafnamehulpmiddel.
Zie de instructies voor monsterafname op
pagina 4.3 en 4.4.
2. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan
3. Bewerk het monster met de ThinPrep
®
5000-processor met
AutoLoader met behulp van de
Gyn-cyclus
, dan kleuren en
beoordelen.
PARAGRAAF
B
GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
4.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
4
MONSTERAFNAME VOORBEREIDEN
ThinPrep®-monsterafnamemethoden
Een van de voornaamste redenen voor het afnemen van een cervixcelmonster is het aantonen van
cervixcarcinoom en daaraan voorafgaande laesies, evenals andere gynaecologische afwijkingen. De
volgende richtlijnen zijn ontleend aan het CLSI-document GP15-A3
1
. Toepassing van deze richtlijnen
bij het afnameproces voor het verkrijgen van monsters voor de ThinPrep Pap Test (TPPT) wordt
aanbevolen. De richtlijnen geven in het algemeen aan dat het van belang is een monster te verkrijgen
waarop het zicht niet wordt belemmerd door bloed, mucus, inflammatoir exsudaat of glijmiddel.
Patiëntgegevens
De patiënt moet 2 weken na de eerste dag van haar laatste menstruatieperiode worden
onderzocht, en beslist niet tijdens de menstruatieperiode.
Hoewel de TPPT de kans op beeldvertroebelend bloed vermindert, heeft klinisch onderzoek
uitgewezen dat overmatige hoeveelheden bloed de test ongunstig kunnen beïnvloeden en tot
een onbevredigend resultaat kunnen leiden.
2
De patiënt mag in de 48 uur voorafgaand aan het onderzoek geen vaginale medicatie,
vaginale contraceptiva of vaginale douche gebruiken.
Voorbereiding monsterafname
Voor het glad maken van het speculum mogen geen gelglijmiddelen worden gebruikt.
Hoewel glijmiddelen in water oplosbaar zijn, kunnen te grote hoeveelheden glijmiddel de test
ongunstig beïnvloeden en mogelijk tot een onbevredigend resultaat leiden.
Verwijder voorafgaand aan de monsterafname het teveel aan mucus of andere vormen van
afscheiding. Dit moet voorzichtig worden verwijderd, met een opgevouwen gaasje,
vastgehouden met een ringpincet.
Het teveel aan cervixmucus bevat nauwelijks celmateriaal van enige betekenis; bij
aanwezigheid in het monsterpotje kan dit een objectglaasje opleveren met weinig of geen
diagnostisch materiaal.
Verwijder voorafgaand aan de monsterafname inflammatoir exsudaat uit het cervixkanaal.
Doe dit door een droog stukje gaas van 5 x 5 cm over de cervix te leggen en het weer te
verwijderen nadat het exsudaat erin is geabsorbeerd, of maak gebruik van een droge
proctoswab of scopette.
Het teveel aan inflammatoir exsudaat bevat nauwelijks diagnostisch celmateriaal; bij
aanwezigheid in het monsterpotje kan dit een objectglaasje opleveren met weinig of geen
diagnostisch materiaal.
1. Papanicolaou Technique Approved Guidelines (CLSI Document GP15-A3, 2008)
2. Lee et al. Comparison of Conventional Papanicolaou Smears and Fluid-Based, Thin-Layer
System for Cervical Cancer Screening. Ob Gyn 1997; 90: 278–284.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
4.3
4
GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
De cervix mag niet door spoeling met zoutoplossing worden gereinigd; dit kan leiden
tot een relatief acellulair monster.
Het monster moet worden afgenomen voordat azijnzuur wordt toegevoegd.
PARAGRAAF
C
MONSTERAFNAME
Gynaecologische monsters afnemen met een cervixborstel
Aanwijzingen voor de arts/praktijkassistent(e) met betrekking tot het afnemen van
gynaecologische monsters.
1.
Neem
met een cervixborstel een geschikt monster uit de
cervix. Steek het centraal gelegen borstelgedeelte zo diep in het
baarmoederhalskanaal dat de kortere borstelharen volledig met
de ectocervix in aanraking komen. Oefen zachte druk uit en
draai het borsteltje vijf slagen rechtsom.
2.
Spoel
het borsteltje zo spoedig mogelijk in het potje met
PreservCyt
®
-oplossing door het 10 maal tegen de bodem
van het potje te drukken, zodat de borstelhaartjes uiteen
worden geduwd. Draai het borsteltje ten slotte krachtig heen
en weer, zodat nog meer materiaal loslaat. Werp het
afnamehulpmiddel weg.
3.
Draai
het deksel vast totdat het momentstreepje op het deksel
het streepje op het potje passeert.
4.
Schrijf
de naam en het nummer van de patiënt op het potje.
Noteer
de informatie en anamnese van de patiënt op het
cytologie-aanvraagformulier.
Opmerking:
Indien het monster onmiddellijk moet worden
verwerkt, moet het ten minste 15 minuten in het
potje met PreservCyt-oplossing hebben gestaan
voordat de verwerking mag beginnen.
Ga verder met de volgende stap indien het monster voor
verwerking naar een andere locatie wordt overgebracht.
GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
4.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
4
Gynaecologische monsters afnemen met een endocervicale borstel-/
spatelcombinatie
Aanwijzingen voor de arts/praktijkassistent(e) met betrekking tot het afnemen van
gynaecologische monsters.
5.
Plaats
het potje en het aanvraagformulier in een monsterzak
voor transport naar het laboratorium.
1.
Neem
met een
plastic
spatel een geschikt monster uit de
ectocervix.
2.
Spoel
de spatel zo spoedig mogelijk in het potje met
PreservCyt
®
-oplossing door de spatel 10 maal krachtig in het
potje te roeren. Werp de spatel weg.
3.
Neem
met een endocervicaal monsterafnamehulpmiddel een
geschikt monster uit de endocervix. Breng het borsteltje in de
cervix in, totdat alleen de onderste vezels van de borstel nog
zichtbaar zijn. Draai de borstel langzaam een kwart tot een halve
slag in één richting. DRAAI HET NIET TE VER DOOR.
4.
Spoel
het borsteltje zo spoedig mogelijk in de PreservCyt-
oplossing door het 10 maal in de oplossing te draaien terwijl het
borsteltje tegen de wand van het PreservCyt-potje wordt
geduwd. Roer krachtig, zodat meer materiaal loslaat. Werp het
borsteltje weg.
5.
Draai
het deksel vast totdat het momentstreepje op het deksel
het streepje op het potje passeert.
6. Schrijf
de naam en het nummer van de patiënt op het potje.
Noteer
de informatie en anamnese van de patiënt op het
cytologie-aanvraagformulier.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
4.5
4
GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN
PreservCyt®-oplossing
Nadat het monster naar het pojte met PreservCyt-oplossing is
overgebracht, moet het ten minste 15 minuten blijven staan
voordat het verder mag worden bewerkt.
Zie voor meer informatie over PreservCyt-oplossing Hoofdstuk 3, PreservCyt®- en CytoLyt®-
oplossingen.
Storende stoffen
De Clinical and Laboratory Standard Institute Guidelines (voormalige NCCLS) bevelen aan om geen
glijmiddel te gebruiken tijdens de Pap-test.
1
ACOG adviseert erop te letten dat het monster niet met glijmiddel wordt gecontamineerd, omdat dit
tot onbevredigende resultaten kan leiden.
2
Dit geldt zowel voor conventionele Pap-tests als voor
vloeibare cytologie.
Als u een plastic speculum gebruikt of onder omstandigheden waarbij een glijmiddel moet worden
gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat de cervix of het hulpmiddel voor monsterafname niet met
het glijmiddel worden gecontamineerd. U mag een kleine hoeveelheid glijmiddel gebruiken, net
voldoende om het speculum met een gehandschoende vinger met een dun laagje te bedekken;
vermijd hierbij de tip van het speculum.
De Clinical and Laboratory Standard Institute Guidelines en ACOG raden u aan geen Pap-test
uit te voeren tijdens de menstruatie.
1-2
Opmerking:
Indien het monster onmiddellijk moet worden
verwerkt, moet het ten minste 15 minuten in het
potje met PreservCyt-oplossing hebben gestaan
voordat de verwerking mag beginnen.
Ga verder met de volgende stap indien het monster voor
verwerking naar een andere locatie wordt overgebracht.
7.
Plaats
het potje en het aanvraagformulier in een monsterzak
voor transport naar het laboratorium.
PARAGRAAF
D
1. Papanicolaou Technique Approved Guidelines (CLSI Document GP15-A3, derde editie, 2008)
2. ACOG Practice Bulletin, nr. 45, Augustus 2003
GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
4.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
4
Voor monsters die op de ThinPrep 5000-processor moeten worden verwerkt, geldt dat glijmiddelen
zich aan het filtermembraan kunnen hechten en tot een slechte celoverdracht op het glaasje kunnen
leiden. Indien het gebruik van glijmiddel onvermijdelijk is, moet dit in minimale hoeveelheden
worden gebruikt.
Behandeling/afvalafvoer
Behandel alle materialen die chemicaliën bevatten zorgvuldig en overeenkomstig de
veiligheidsnormen voor laboratoria. Wanneer de samenstelling van reagentia hiertoe aanleiding geeft,
zijn extra veiligheidsmaatregelen op de reagenscontainers afgedrukt.
Voer PreservCyt-oplossing af overeenkomstig de in uw instelling geldende richtlijnen voor afvoer
van schadelijk afval. PreservCyt-oplossing bevat methanol.
PARAGRAAF
E
PROBLEMEN BIJ MONSTERVERWERKING OPLOSSEN
HERVERWERKING VAN EEN THINPREP® PAP TEST-MONSTERPOTJE NA EEN
ONBEVREDIGEND RESULTAAT
Laboratoriumpersoneel kan de ThinPrep
®
Pap Test-monsters opnieuw verwerken wanneer glaasjes
als onvoldoende ('niet geschikt voor beoordeling') voor diagnose zijn beoordeeld na screening door
de cytologisch analist. Voor een goede herverwerking van deze monsters moeten de onderstaande
instructies worden uitgevoerd:
Opmerking:
Herverwerking van een TPPT-monster mag slechts één maal worden uitgevoerd.
Opmerking:
De geldende laboratoriumvoorschriften (GLP: goede laboratoriumpraktijken) dienen te
worden opgevolgd om te voorkomen dat contaminanten in het monsterpotje met
PreservCyt-oplossing terecht komen.
Herverwerkingsprotocol
1Bereid voldoende spoeloplossing om 30 ml aan elk opnieuw
te bewerken ThinPrep Pap Test-monster te kunnen toevoegen.
De spoeloplossing wordt gemaakt door het mengen van 9 delen
CytoLyt
®
-oplossing met 1 deel ijsazijn.
2Voordat u deze stap uitvoert, dient u er zeker van te zijn dat het
ThinPrep Pap Test-monster voldoende volume heeft om na het
centrifugeren een pellet te vormen. Giet de inhoud van het
ThinPrep Pap Test-monster in een centrifugebuisje dat correct
geëtiketteerd is om de identiteit van het monster te waarborgen.
Bewaar het potje.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
4.7
4
GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
3Pelletteer de inhoud van het centrifugebuisje door te centrifugeren
bij 1200 x
g
gedurende 5 minuten.
Opmerking:
Wanneer het centrifugeren klaar is, behoort de celpellet
duidelijk zichtbaar te zijn, maar de cellen hoeven niet
dicht opeengepakt te zitten (de pellet kan er pluizig
uitzien).
4a. Giet het supernatant voorzichtig af uit het centrifugebuisje,
om te verhinderen dat cellen verloren gaan. Afvoeren volgens
de plaatselijke regels.
b. Vortex het centrifugebuisje kort.
c. Giet 30 ml van het mengsel van de CytoLyt
®
-oplossing en 10%
ijsazijn in het centrifugebuisje en sluit het goed af.
d. Draai het centrifugebuisje om de inhoud te mengen meermaals
handmatig om.
5Pelleteer de cellen weer door te centrifugeren - 1200 x g gedurende
5 minuten.
6a. Giet het supernatant voorzichtig af uit het centrifugebuisje,
om te verhinderen dat cellen verloren gaan. Afvoeren volgens
de plaatselijke regels.
b. Vortex het centrifugebuisje kort.
7a. Maak gebruik van de volumemarkeringen op het centrifugebuisje
om de nodige hoeveelheid ongebruikte PreservCyt
®
-oplossing
(d.w.z. zonder patiëntmonster) aan de cellen toe te voegen en vul
aan tot een eindvolume van 20 ml. Sluit de dop stevig.
b. Draai het centrifugebuisje om de inhoud te mengen meermaals
handmatig om en breng het monster weer over naar het bewaarde
monsterpotje.
GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
4.8
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
4
8Bewerk het monster met een ThinPrep
®
5000-processor met
AutoLoader volgens de procedure voor het bewerken van
gynaecologische monsters. Beoordeel het resulterende glaasje
volgens
The Bethesda System for Reporting Cervical/Vaginal Cytologic
Diagnosis
. Indien na herverwerking negatieve resultaten van het
monster niet overeenstemmen met de klinische indruk, kan het
nodig zijn opnieuw een monster af te nemen.
5. Niet-gynaecologische
monsters prepareren
5. Niet-gynaecologische
monsters prepareren
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.1
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Hoofdstuk 5
Niet-gynaecologische monsters prepareren
PARAGRAAF
A
INLEIDING
Dit hoofdstuk verschaft aanwijzingen voor het prepareren van niet-gynaecologische (non-gyn)
monsters en voor het maken van objectglaasjes met het ThinPrep
®
5000-systeem.
Volg de aanwijzingen in dit hoofdstuk nauwkeurig op om de beste resultaten te bereiken. Omdat er, in
biologisch opzicht, onderlinge verschillen tussen monsters zijn en er uiteenlopende afnamemethoden
bestaan, is het mogelijk dat de standaardverwerking niet altijd een bevredigend en uniform gespreid
preparaat op het eerste objectglaasje oplevert. Dit hoofdstuk verschaft aanwijzingen voor het oplossen
van problemen bij verdere monsterverwerking, om in deze gevallen bij de volgende glaasjes een
betere kwaliteit te verkrijgen. Ook verschaft dit hoofdstuk een overzicht van de verschillende
monsterafnamemethoden met de daarbij behorende procedures.
Inhoud van dit hoofdstuk:
BENODIGDE MATERIALEN
MONSTERAFNAME
METHODEN VOOR MONSTERPREPARATIE
Concentreren door centrifugeren - 600 g, 10 minuten
Supernatant afgieten en vortexen om de celpellet te resuspenderen
Het verschijningsbeeld van de celpellet beoordelen
De celpellet overbrengen in een potje PreservCyt
®
-oplossing.
Het monster 15 minuten in PreservCyt-oplossing laten staan
Het monster bewerken met de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader volgens de
Non-gyn-procescyclus. Fixeren, kleuren en microscopisch beoordelen
Mechanisch schudden
Wassen met CytoLyt
®
-oplossing
RICHTLIJNEN MONSTERBEREIDING
FNA-monsters (dunne-naaldaspiraties)
Mucoïde monsters
Lichaamsvloeistoffen
ThinPrep
®
UroCyte
®
-monsters
PROBLEMEN BIJ MONSTERPREPARATIE OPLOSSEN
PARAGRAAF
B
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
BENODIGDE MATERIALEN
Van Hologic:
CytoLyt
®
-oplossing
CytoLyt-buisjes
CytoLyt-potjes
CytoLyt-flessen (voorraad)
PreservCyt
®
-oplossing
PreservCyt-potjes
PreservCyt-flessen (voorraad)
Non-Gyn ThinPrep
®
-filters (blauw)
ThinPrep UroCyte
®
-filter (geel) voor urinemonsters voor de Vysis
®
UroVysion-assay
ThinPrep UroCyte-objectglaasjes voor urinemonsters voor de Vysis UroVysion-assay
ThinPrep UroCyte PreservCyt-potjes voor urinemonsters voor de
Vysis UroVysion-assay
ThinPrep-objectglaasjes
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Vortexmi xer
Opmerking:
Zie het hoofdstuk
Bestelinformatie
van deze gebruikershandleiding voor meer
informatie over benodigdheden en oplossingen van Hologic.
Van andere leveranciers afkomstige materialen:
Centrifuge, 50 ml capaciteit (swing-out)
Centrifugebuizen, 50 ml
Plastic transferpipetten, 1 ml, met schaalverdeling
Gebalanceerde elektrolytoplossingen
Glaasjeskleuringssysteem en reagentia
Standaard laboratoriumfixatief
Coverslips en afdekmedia
Blender (optioneel)
IJsazijn (alleen voor problemen oplossen)
Dithiothreitol (DTT, optioneel, alleen voor mucoïde monsters)
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.3
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
WAARSCHUWING:
Bewerk met de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader geen
cerebrospinaal vocht (CSV) of andersoortige monsters die zijn afgenomen bij mensen met een TSE,
zoals de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, en waarbij verdenking bestaat van prioneninfectie (PrPsc).
Een met TSE besmette processor kan niet effectief worden ontsmet en moet daarom op
reglementaire wijze worden afgevoerd, om schadelijke gevolgen voor gebruikers en/of
servicemedewerkers te voorkomen.
PARAGRAAF
C
MONSTERAFNAME
Opmerking:
De ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader is uitsluitend bestemd voor gebruik
met PreservCyt
®
-oplossing. Gebruik geen andere afname- of conserveringsoplossing
met de processor.
De met de ThinPrep-processor met AutoLoader te analyseren monsters kunnen hetzij vers,
dan wel in CytoLyt®-oplossing bij het laboratorium worden afgeleverd. Voor verscheidene
monstertypes bestaat voorkeur voor een bepaalde afnamemethode. In deze paragraaf worden
de door Hologic aanbevolen afnameprocedure en alternatieve methoden beschreven.
WAARSCHUWING:
Stel de patiënt niet bloot aan de CytoLyt-oplossing bij door wassing en
lavage te verkrijgen monsters.
Dunne-naaldaspiraatmonsters (FNA)
De beste afnamemethode voor FNA-monsters is het gehele monster in een centrifugebuis met 30 ml
CytoLyt-oplossing te plaatsen en te spoelen. Als secundaire methode kan monsterafname in een
gebalanceerde elektrolytoplossing plaatsvinden, zoals Polysol
®
- of Plasma-Lyte
®
-injectieoplossingen.
Opmerking:
Bij FNA-monsters die onder radiografische geleiding worden afgenomen kan het nodig
zijn directe uitstrijkjes te maken, wanneer een snelle monstergeschiktheidsanalyse
gewenst is.
Mucoïde monsters
Mucoïde monsters kunnen het best in een CytoLyt-oplossing worden afgenomen. Aan vers afgenomen
monsters moet zo spoedig mogelijk CytoLyt-oplossing worden toegevoegd. Bij vroegtijdige toevoeging
van CytoLyt-oplossing wordt het monster geconserveerd en begint het oplossen van de mucus.
Omvangrijke verse mucoïde monsters (volume groter dan 20 ml) moeten worden geconcentreerd
voordat er CytoLyt-oplossing aan het monster wordt toegevoegd.
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
Vloeibare monsters
Voor het prepareren van vloeibare monsters (urinewegen, effusiemonsters, synoviaal vocht en
cystevocht) is de voorkeursmethode het verse monster te concentreren voordat CytoLyt-oplossing
wordt toegevoegd. Wanneer dit niet mogelijk is en de monsters voor transport naar het lab
geconserveerd moeten worden, dienen de monsters in CytoLyt-oplossing te worden afgenomen.
Opmerking:
Indien CytoLyt-oplossing direct aan vloeistoffen met een hoog eiwitgehalte wordt
toegevoegd, kan dit een zekere mate van eiwitprecipitatie veroorzaken.
Opmerking:
Voch tafn ame in CytoLyt
®
-oplossing wordt slechts beschouwd als een afnamestap en
niet als een wasstap. Zie pagina 5.12, WASSEN MET CYTOLYT-OPLOSSING, in deze
paragraaf voor meer gedetailleerde informatie.
Het volume van vloeibare monsters kan sterk variëren, van minder dan 1 ml tot 1000 ml of meer.
Voor het bepalen van de hoeveelheid monstermateriaal die voor verwerking nodig is, kan elk
laboratorium de eigen procedurerichtlijnen volgen. Indien bij een verwerking meer dan één
centrifugebuis monstermateriaal wordt gebruikt, kunnen de celpellets na het afgieten van het
supernatant worden gecombineerd.
Andere monstertypen
Niet-mucoïde monsters die van het weefseloppervlak zijn geborsteld of gekrabd en in een
PreservCyt
®
-oplossing zijn geplaatst, zijn klaar om op de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
te worden verwerkt.
Voor niet-mucoïde monsters die van het weefseloppervlak zijn geborsteld of gekrabd en in een
CytoLyt-oplossing zijn geplaatst, volgt u het protocol voor FNA-monsters. Zie pagina 5.14.
Urinemonster voor gebruik met de Vysis® UroVysion-assay
Volg de aanwijzingen bij de UroCyte-afnamekit. Bij gebruikmaking van de UroCyte-
urineafnamekit mag de mengverhouding urine:PreservCyt-oplossing niet meer dan 2:1
bedragen. Als het urinevolume groter is dan 60 ml, moet het overtollige gedeelte worden
afgegoten. Voor de Vysis® UroVysion-assay is ten minste 33 ml urine benodigd.
Andere afnamemedia
In gevallen waarbij CytoLyt-oplossing is gecontra-indiceerd, kunnen gebalanceerde
elektrolytoplossingen, zoals Plasma-Lyte en Polysol, worden gebruikt als afnamemedium voor
met de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader te bewerken monsters. Deze oplossingen
worden vooral gebruikt als medium voor het afnemen van monsters door wassing of lavage,
waarbij het medium in aanraking komt met de patiënt.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.5
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Afnamemedia die worden afgeraden
Hologic adviseert de gebruiker met het ThinPrep-systeem geen gebruik te maken van de volgende
afnamemedia. Toepassing van deze middelen levert suboptimale resultaten op:
Sacomanno en andere oplossingen die carbowax bevatten
Alcohol
Mucollexx
®
Normale fysiologische zoutoplossing
Kweekmedia, RPMI-medium
PBS
Formalinehoudende oplossingen
Voordat monsters met de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader worden verwerkt,
moeten
ze in CytoLyt
®
-oplossing worden gecentrifugeerd en gewassen, en worden overgebracht in
PreservCyt
®
-oplossing.
Zie pagina 5.12 voor aanwijzingen over het wassen in een CytoLyt-oplossing.
Opmerking:
Zie Hoofdstuk 3, PreservCyt®- en CytoLyt®-oplossingen, voor meer informatie over de
CytoLyt-oplossing.
WAARSCHUWING:
CytoLyt-oplossing is een giftige stof (bevat methanol). Direct contact met
de patiënt moet te allen tijde worden uitgesloten.
PARAGRAAF
D
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
ALGEMENE STAPPEN VOOR MONSTERBEREIDING
CONCENTREREN DOOR CENTRIFUGEREN - 600 g gedurende 10 minuten
Het doel van deze procedure is het celmateriaal te concentreren om de cellulaire
component(en) van het supernatant te scheiden. Deze stap wordt met verse
monsters uitgevoerd, nadat de CytoLyt
®
-oplossing is toegevoegd. Wanneer het
protocol dit voorschrijft, moeten monsters 10 minuten worden gecentrifugeerd
met een zwaartekrachtversnelling van 600 x normaal (600 g) om de cellen uit de
oplossing af te draaien tot een pellet op de bodem van de centrifugebuis.
Stel uw centrifuge in op (ongeveer) het aantal omwentelingen per minuut (rpm)
dat nodig is voor het afdraaien van de cellen bij 600 g.
Ga als volgt te werk om de juiste instelling van uw centrifuge te bepalen:
LET OP:
Controleer de celmorfologie op niet-relevante experimentele monsters voordat u de
instellingen van uw centrifugeerproces verandert.
Opmerking:
Het gebruik van centrifuges met een vaste-hoekrotor wordt afgeraden.
Meet de rotorlengte van uw centrifuge op.
Meet met een cm-liniaal de straal van uw centrifuge; dat is de afstand van het middelpunt van de
rotor tot de bodem van de trommel, horizontaal uitstekend zoals afgebeeld in Afbeelding 5-1.
10 11 12 13 14
12345
123456789
Afbeelding 5-1 De centrifuge meten
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.7
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Zoek de straal van uw centrifuge in de eerste kolom van Afbeelding 5-2. Trek een lijn vanaf de
radiuswaarde, door het punt 600 g in de kolom met g-waarden, tot voorbij de kolom met het aantal
omwentelingen per minuut (rpm). Lees de rpm-waarde af op het snijpunt, zoals afgebeeld in
Afbeelding 5-2. Laat de centrifuge met die snelheid draaien om een 600 g-kracht op uw monsters
te bereiken.
.000
.000
.000
.000
.000
.000
.000
.000
.000
.000
.000
.000
.000
.000
Rotatiestraal (inch)
Rotatiestraal (cm)
Relatieve centrifugaalkracht (eenh. zwaartekrachtversnelling)
Snelheid - omwentelingen per minuut
Afbeelding 5-2 De juiste centrifugesnelheid bepalen
Indien u de duur van de centrifugeerstap wilt verkorten, kunt u de centrifuge 5 minuten op 1200 g
laten draaien.
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.8
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
SUPERNATANT AFGIETEN EN VORTEXEN OM DE CELPELLET TE
RESUSPENDEREN
Giet het supernatant volledig af om het monster zo effectief mogelijk te
concentreren. Doe dit door de centrifugebuis in een soepele beweging 180 graden
verticaal te keren, giet al het supernatant af en breng de buis dan weer terug in de
oorspronkelijke stand, zoals afgebeeld in Afbeelding 5-3.
1
Observeer de celpellet
tijdens het omkeren om onbedoeld verlies van celmateriaal te voorkomen.
LET OP:
Indien het supernatant niet volledig wordt afgegoten, kan dit wegens verdunning van de
celpellet een te klein monster en een onbevredigend objectglaasje opleveren.
STARTEN
Afbeelding 5-3 Supernatant afgieten
Plaats de centrifugebuis na het afgieten van het supernatant op een vortexmixer en schud de
celpellet 3 seconden. Het vortexen kan handmatig worden uitgevoerd door de pellet enkele
malen op te zuigen met een plastic pipet. Deze vortexstap heeft als doel de celpellet te
homogeniseren voordat deze in het potje met PreservCyt®-oplossing wordt overgebracht,
en de resultaten van de wasprocedure met de CytoLyt®-oplossing te verbeteren.
1. Zie Bales, CE. en Durfee, GR. Cytologic Techniques in Koss, L. ed. Diagnostic Cytology and its
Histopathologic Basis. 3rd Edition. Philadelphia: JB Lippincott. Vol. II: pp. 1187–12600 voor
meer informatie.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.9
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
VERSCHIJNINGSBEELD CELPELLET BEOORDELEN
Verschijningsbeeld celpellet Procedure
De celpellet is wit, lichtroze, bruinig
of niet zichtbaar.
Breng de celpellet over in een potje met
PreservCyt
®
-oplossing
Zie pagina 5.10 in dit hoofdstuk
De celpellet is duidelijk rood of bruin;
dit duidt op aanwezigheid van bloed.
Wassen met CytoLyt
®
-oplossing
Zie pagina 5.12 in dit hoofdstuk
Voeg 30 ml CytoLyt-oplossing toe
Concentreren door centrifugeren
Supernatant afgieten en vortexen om
celpellet te resuspenderen
Celpellet is mucoïde (niet vloeibaar).
Test de vloeibaarheid door een
geringe hoeveelheid celmateriaal in
een pipet op te zuigen en dit
druppelsgewijs in het buisje te laten
terugvloeien.
Wanneer de druppels draderig of
gelatineachtig lijken, moet de mucus
meer vloeibaar worden gemaakt.
Wassen met CytoLyt-oplossing
Zie pagina 5.12 in dit hoofdstuk
Voeg 30 ml CytoLyt-oplossing toe
Mechanisch schudden
Concentreren door centrifugeren
Supernatant afgieten en vortexen om
celpellet te resuspenderen
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.10
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
MONSTER IN POTJE MET PRESERVCYT-OPLOSSING OVERBRENGEN
Bepaal de grootte van de celpellet en raadpleeg de onderstaande tabel:
Grootte van de celpellet Procedure
De pellet is
duidelijk zichtbaar
en heeft een volume
van minder dan
1 ml.
Plaats de centrifugebuis in een vortexmixer om de
cellen in de residuvloeistof te resuspenderen of
homogeniseer de pellet door deze enkele malen met
een pipet op te zuigen.
Breng 2 druppels van de pellet over in een nieuw
potje met PreservCyt
®
-oplossing.
De pellet is niet
zichtbaar of heel
klein.
Vul de buis bij met de inhoud van een nieuw potje
met PreservCyt-oplossing (20 ml).
Meng de oplossing door kortstondig vortexen en
schenk het gehele monster terug in het potje met
PreservCyt-oplossing.
Het pelletvolume is
meer dan 1 ml.
Voeg 1 ml C yto Ly t
®
-oplossing aan de buis toe.
Resuspendeer de pellet door kortstondig te
vortexen. Breng
1 druppel
monster over in een
nieuw potje met PreservCyt-oplossing.
Aandachtspunten
Het type pipet dat u gebruikt, kan van invloed zijn op de concentratie van het monster dat aan het
potje met PreservCyt-oplossing wordt toegevoegd, en zodoende ook op de grootte van het monster.
Hologic adviseert het gebruik van standaard 1-ml plastic pipetten, met schaalverdeling.
Indien de mededeling "Monster is verdund" herhaaldelijk op het display verschijnt en er
monstermateriaal in de monsterbuis achterblijft, verhoog dan het aantal druppels geconcentreerd
monster dat in het potje wordt overgebracht.
Ook kan de wijze waarop het supernatant wordt afgegoten de concentratie van het monster
beïnvloeden. Indien het supernatant niet geheel wordt afgegoten, moeten er extra druppels
monstermateriaal worden toegevoegd. Het totale aan het potje toegevoegde volume mag niet groter
zijn dan 1 ml.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.11
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
LAAT HET MONSTER 15 MINUTEN IN DE PRESERVCYT-OPLOSSING STAAN
Nadat het monster in het potje met PreservCyt
®
-oplossing is overgebracht, moet
het ten minste 15 minuten in de oplossing blijven staan voordat het verder wordt
verwerkt, zodat de PreservCyt-oplossing het monster kan desinfecteren.
Zie voor meer informatie over PreservCyt-oplossing Hoofdstuk 3, PreservCyt®- en CytoLyt®-
oplossingen.
MONSTER VERWERKEN MET DE THINPREP 5000-PROCESSOR VOLGENS
DE NON-GYN-PROCESCYCLUS FIXEREN, KLEUREN EN MICROSCOPISCH
BEOORDELEN
Nadat het monster 15 minuten met de PreservCyt-oplossing in contact is
geweest, kan het met de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader worden
verwerkt. De operator plaatst de monsters en verbruiksartikelen in het toestel en
selecteert voor de verwerking van het monster de juiste procescyclus, zoals
beschreven in Hoofdstuk 7, Bedieningsaanwijzingen.
Na voltooiing van de verwerking kleurt de operator het objectglaasje en dekt het
af volgens de procedure beschreven in Hoofdstuk 10, Kleuren en afdekken.
Na voltooiing van het kleuren en afdekken wordt het objectglaasje microscopisch
onderzocht door een cytologisch analist of door een patholoog. Indien het
objectglaasje na microscopisch onderzoek onbeoordeelbaar blijkt, kan van het
monster een nieuw glaasje worden gemaakt volgens de "PROBLEMEN BIJ
MONSTERPREPARATIE OPLOSSEN" op pagina 5.22.
MECHANISCH SCHUDDEN
Bij mucoïde monsters is krachtig schudden in CytoLyt
®
-oplossing noodzakelijk om de mucus af te
breken. Door Hologic worden twee methoden voor mechanisch schudden aanbevolen:
Methode A:
Het CytoLyt-oplossing/monstermengsel minstens 5 minuten agiteren met een
'handsfree'-agitator. De vortexsnelheid moet zodanig worden ingesteld dat
beweging tot op de bodem van de buis zichtbaar is.
Methode B:
Het CytoLyt-oplossing/monstermengsel enkele seconden mengen.
Opmerking:
Door consistentieverschillen tussen monsters kan de duur van het schudden voor de
beide methoden uiteenlopen.
Bij de blender-methode kan fragmentatie of verstoring van de celstructuur optreden.
Overmatige blenderbehandeling moet worden vermeden.
Vortexen na de blenderbehandeling gedurende ten minste 5 minuten draagt bij aan het
afbreken van de mucus.
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.12
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
WASSEN MET CYTOLYT-OPLOSSING
MUCOID
ONLY
Voor het wassen van het monster moet CytoLyt
®
-oplossing aan de celpellets worden toegevoegd.
Bij het
wassen met CytoLyt-oplossing
worden de volgende verwerkingen uitgevoerd, waarbij de
morfologie van de cel onaangetast blijft:
Rode bloedcellen lyseren
Mucus oplossen
Eiwitprecipitatie verminderen
Een
wassing met CytoLyt-oplossing
bestaat uit de volgende processtappen:
30 ml CytoLyt-oplossing aan een celpellet toevoegen
Alleen bij mucoïde monsters: mechanisch schudden
Concentreren door centrifugeren - 600 g x 10 minuten
Supernatant afgieten en vortexen om de celpellet te resuspenderen
Eén keer
wassen met CytoLyt-oplossing
is voor de meeste non-gyn monsters toereikend om het
monster te zuiveren. Bij uitzonderlijk bloederige of mucoïde monsters kan het nodig zijn extra
CytoLyt-wasstappen
uit te voeren.
Wanneer een monster in CytoLyt-oplossing wordt afgenomen in een mengverhouding van minder
dan 30 delen CytoLyt op 1 deel monstermateriaal, wordt de handeling beschouwd als een
afnamestap
en niet als een
wasstap
. Wanneer men bijvoorbeeld 15 ml monstermateriaal afneemt
en daaraan 30 ml CytoLyt toevoegt, bedraagt de verhouding CytoLyt: monstermateriaal slechts 2:1
en wordt de handeling beschouwd als een afnamestap die nog door een
wasstap met CytoLyt-
oplossing
moet worden gevolgd.
Zie Hoofdstuk 3, PreservCyt®- en CytoLyt®-oplossingen voor meer informatie over de
CytoLyt-oplossing.
PARAGRAAF
E
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.13
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
RICHTLIJNEN MONSTERBEREIDING
De volgende richtlijnen bieden een beschrijving van de voorkeursmethoden voor het prepareren
van de diverse monstertypen. De methoden worden in algemene bewoordingen beschreven.
Voor gedetailleerdere informatie over iedere stap wordt u verwezen naar de beschrijving van de
methoden in Paragraaf D in dit hoofdstuk. Zie Paragraaf F voor problemen bij monsterpreparatie
oplossen.
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.14
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
DUNNE-NAALDASPIRATIES (FNA)
1. Afname:
Neem het monster direct in 30 ml CytoLyt
®
-oplossing af.
Gebruik een gebalanceerde elektrolytoplossing indien het monster
in een intraveneuze oplossing moet worden afgenomen.
Opmerking:
Spoel de naald en de spuit (indien mogelijk) met een steriel
antistollingsmiddel voordat het celmateriaal wordt
afgenomen. Sommige antistollingsmiddelen kunnen
andere celverwerkingstechnieken verstoren. Neem dus
voorzichtigheid in acht wanneer u het monster ook voor
andere onderzoeken wilt gebruiken.
2. Concentreren door centrifugering - 600 g, 10 minuten (pagina 5.6) of
1200 g, 5 minuten.
3. Supernatant afgieten en vortexen om de celpellet te resuspenderen
(pagina 5.8).
4. Het verschijningsbeeld van de celpellets beoordelen (pagina 5.9).
Indien de celpellet niet bloedvrij is, moet 30 ml CytoLyt-oplossing aan
de celpellet worden toegevoegd en moet de verwerking vanaf stap 2
worden herhaald.
5. Voeg voldoende monster toe (afhankelijk van de omvang van de
celpellet) aan het potje met PreservCyt
®
-oplossing (pagina 5.10).
6. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan
(pagina 5.11).
7. Bewerk het monster met de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
volgens de
Non-gyn-procescyclus.
Fixeren, kleuren en microscopisch
beoordelen.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.15
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
MUCOÏDE MONSTERS
Mucoïde monsters kunnen ook uit de ademhalingswegen en het maag-darmkanaal afkomstig zijn.
1. Afname:
Neem het monster direct in 30 ml CytoLyt
®
-oplossing af. OF
Voeg zo spoedig mogelijk 30 ml CytoLyt-oplossing aan het verse
monster toe.
Opmerking:
Omvangrijke verse mucoïde monsters (volume groter
dan 20 ml) moeten worden geconcentreerd voordat er
CytoLyt-oplossing aan het monster wordt toegevoegd.
Optioneel: Indien bij respiratoire mucoïde monsters DTT (dithiothreitol) wordt
gebruikt, moet de stockoplossing worden toegevoegd voordat het monster
wordt geschud. Zie de aanwijzingen voor het prepareren op de volgende
pagina.
of
2. Mechanisch schudden (pagina 5.11).
Opmerking:
Schud minimaal 5 minuten in een 'handsfree' vortexmixer.
3. Concentreren door centrifugering - 600 g, 10 minuten (pagina 5.6) of
1200 g, 5 minuten.
4. Supernatant afgieten en vortexen om celpellet te resuspenderen
(pagina 5.8).
5. Het verschijningsbeeld van de celpellets beoordelen (pagina 5.9).
Overtuig u ervan dat de celpellet voldoende vloeibaar is. Indien dat niet
het geval is, moet 30 ml CytoLyt-oplossing worden toegevoegd en moeten
de stappen 2–4 worden herhaald.
6. Voeg voldoende monster toe (afhankelijk van de omvang van de
celpellet) aan het potje met PreservCyt
®
-oplossing (pagina 5.10).
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.16
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
Toepassingsprocedure met DiThioThreitol (DTT) bij non-gyn
mucoïde monsters
DTT is een effectief reagens gebleken voor het verminderen van de hoeveelheid mucus in
respiratoire monsters.
1
,
2
DTT-stockoplossing
Prepareer een stockoplossing door 2,5 g DTT
3
toe te voegen aan 30 ml CytoLyt
®
-oplossing.
Deze oplossing is, bewaard bij kamertemperatuur (15 °C–30 °C), 1 week houdbaar.
Monsterpreparatie
Deze procedure is bedoeld voor de verwerking van niet-gynaecologische mucoïde monsters.
Volg de op de vorige pagina beschreven stappen voor het verwerken van mucoïde monsters.
Voeg na de monsterafname (stap 1) en vóór het vortexen (stap 2) 1 ml van de DTT-
stockoplossing aan het monster toe.
Zet de verwerking voort volgens de resterende stappen zoals vermeld.
7. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan
(pagina 5.11).
8. Bewerk het monster met de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
volgens de
Non-gyn-procescyclus
. Fixeren, kleuren en microscopisch
beoordelen.
1. Tockman, MS et al., 'Safe Separation of Sputum Cells from Mucoid Glycoprotein' Acta Cytolog-
ica 39, 1128 (1995).
2. Tang, C-S, Tang CMC and Kung, TM, 'Dithiothreitol Homogenization of Prefixed Sputum for
Lung Cancer Detection', Diagn. Cytopathol. 10, 76 (1994).
3. Verkrijgbaar bij Amresco; verkoopafdeling bereikbaar op +1 800-829-2802 of
www.amresco-inc.com.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.17
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
LICHAAMSVLOEISTOFFEN
Onder lichaamsvloeistoffen worden onder meer gerekend sereuze effusies, urine en
cerebrospinaal vocht.
1. Afname: Lichaamsvloeistoffen moeten vers worden afgenomen.
Opmerking:
Vloeistoffen die in CytoLyt
®
-oplossing zijn afgenomen,
moeten voorafgaand aan verwerking met het apparaat ook
een wasstap met CytoLyt-oplossing ondergaan.
Opmerking:
Begin bij uitzonderlijk bloedrijke vloeistoffen (b.v.
pericardvocht) met niet meer dan 10 ml verse vloeistof.
Opmerking:
Urine mag worden verzameld in PreservCyt-oplossing
met behulp van de ThinPrep
®
UroCyte
®
-urineafnamekit.
(Zie pagina 5.19 voor details.)
2. Concentreren door centrifugering - 600 g, 10 minuten (pagina 5.6) of
1200 g, 5 minuten.
3. Supernatant afgieten en vortexen om de celpellet te resuspenderen
(pagina 5.8).
MUCOID
ONLY
4. Wassen met CytoLyt-oplossing (pagina 5.12).
5. Het verschijningsbeeld van de celpellets beoordelen (pagina 5.9).
Indien de celpellet niet bloedvrij is, moet 30 ml CytoLyt-oplossing aan
de celpellet worden toegevoegd en moet de verwerking vanaf stap 2
worden herhaald.
6. Voeg voldoende monster toe (afhankelijk van de omvang van de
celpellet) aan het potje met PreservCyt
®
-oplossing (pagina 5.10).
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.18
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
7. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan
(pagina 5.11).
8. Bewerk het monster met de ThinPrep
®
5000-processor met
AutoLoader volgens de
Non-gyn-procescyclus
. Fixeren, kleuren en
microscopisch beoordelen.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.19
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
THINPREP
®
UROCYTE
®
-MONSTERS
Voor gebruik met Vysis UroVysion. Voor urinecytologie dient het protocol voor lichaamsvloeistoffen
te worden gevolgd.
1. Afname: Neem de urine rechtstreeks af in de ThinPrep UroCyte-
urineafnamekit
OF
bewerk verse urine.
Opmerking:
Vóór de verwerking kan verse urine met PreservCyt
®
-
oplossing worden gemengd in een urine-PreservCyt-
oplossing van 2:1 en maximaal 48 uur worden bewaard.
Opmerking:
Bij gebruikmaking van de UroCyte-urineafnamekit mag de
mengverhouding urine-PreservCyt
®
-oplossing niet meer
dan 2:1 bedragen. Als het urinevolume groter is dan 60 ml,
moet het overtollige gedeelte worden afgegoten. Voor de
Vysis
®
UroVysion-assay is ten minste 33 ml urine benodigd.
2. Concentreren door centrifugeren (pagina 5.6).
Verdeel het monster evenredig over twee gelabelde centrifugebuizen
van 50 ml.
Centrifugeer gedurende 10 minuten bij 600 g.
3. Supernatant afgieten en celpellets resuspenderen (pagina 5.8).
Resuspensie kan met een vortexmixer worden uitgevoerd, of door de
pellet een aantal malen met een plastic pipet op te zuigen.
MUCOID
ONLY
4. Wassen met CytoLyt
®
-oplossing (pagina 5.12).
Voeg 30 ml CytoLyt-oplossing toe aan een 50 ml-centrifugebuis en
vortex de buis. Breng de inhoud van de buis over in de tweede
50 ml-centrifugebuis en vortex deze eveneens. Het monster is nu in één
50 ml-buis samengevoegd. De lege buis kan worden afgevoerd.
Centrifugeer het monster.
Giet supernatant af.
Resuspendeer de celpellet.
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.20
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
Instructies voor het gebruik van de ThinPrep UroCyte-urineafnamekit
Opmerking:
Het monsterafnamepotje heeft een blauw deksel. Het potje met PreservCyt-oplossing
heeft een witte dop.
5. Het verschijningsbeeld van de celpellets beoordelen (pagina 5.9).
Als de celpellet niet bloedvrij is, moet 30 ml CytoLyt-oplossing worden
toegevoegd en moet de verwerking vanaf stap 4 worden herhaald.
6. Voeg het gehele monster aan het potje met PreservCyt
®
-oplossing toe
(pagina 5.10).
Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan.
7. Bewerk het monster met de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
volgens de
UroCyte-procescyclus
.
Fixeer, kleur en beoordeel de cytologie,
OF
verricht moleculair
diagnostisch onderzoek conform de gebruiksaanwijzingen van de
fabrikant.
Opmerking:
Voor de verwerking van UroCyte-monsters moeten het gele
ThinPrep UroCyte-filter en het UroCyte-objectglaasje
worden gebruikt.
1. Noteer de patiëntgegevens in de daarvoor bestemde ruimte op het
monsterafnamepotje.
2. Neem volgens een standaardmethode urine af. Als het urinevolume
groter is dan 60 ml, moet het overtollige gedeelte worden afgegoten.
Het totale urinevolume mag niet groter zijn dan 60 ml.
Voor de Vysis
®
UroVysion-assay is ten minste 33 ml urine benodigd.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.21
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
3. Schenk na afname van de urine voorzichtig PreservCyt-oplossing in
het monsterpotje met urine. Mors niet met de PreservCyt-oplossing.
4. Draai het blauwe deksel stevig op het monsterpotje, zodat lekkage
wordt voorkomen. (Draai nog ca. 0,6 cm door nadat u het deksel hebt
horen klikken.)
5. Doe het potje en de absorberende bekleding in een zak voor biologisch
gevaarlijk afval. Sluit de zak stevig af.
6. Bewaar het monster bij een temperatuur tussen 4 °C en 30 °C. Bewaren
en verzenden dient bij voorkeur te gebeuren op icepacks (bijv. 'blauw ijs'
in polystyreen). Het monster moet binnen 48 uur worden verwerkt.
Ga bij vervoer te werk volgens de interne procedurevoorschriften
van uw instelling.
PARAGRAAF
F
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.22
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
PROBLEMEN BIJ MONSTERPREPARATIE OPLOSSEN
Omdat er, in biologisch opzicht, onderlinge verschillen tussen monsters zijn en er uiteenlopende
afnamemethoden bestaan, is het mogelijk dat de standaardverwerking niet altijd een bevredigend
en uniform gespreid preparaat op het eerste objectglaasje oplevert. In deze paragraaf worden
aanwijzingen gegeven voor het verder verwerken van de monsters, om in deze gevallen volgende
objectglaasjes van een betere kwaliteit te verkrijgen.
U kunt na de kleuringsverwerkingen de volgende onregelmatigheden waarnemen:
Ongelijkmatige spreiding van de cellen op de cellocatie, zonder dat een foutmelding
"Monster is verdund" is verschenen.
Onevenredige spreiding in de vorm van een ring of 'halo' van celmateriaal en/of witte
bloedcellen.
Een cellocatie met te zeer verdunde bezetting, waarin een cellulaire component ontbreekt en
die bloed, eiwit en debris bevat. Een objectglaasje met deze kenmerken kan vergezeld gaan
van de foutmelding 'Monster is verdund'.
Opmerking:
Bepaling van de beoordeelbaarheid van objectglaasjes is een kwestie van
oordeelsvermogen en ervaring. Hologic adviseert gebruikers de kwaliteit van
objectglaasjes na de kleuringsverwerking te controleren. Indien daarbij wordt
vastgesteld dat een glaasje onbeoordeelbaar is, kunnen de procedures in deze paragraaf
worden toegepast om nieuwe objectglaasjes te maken.
Opmerking:
Probleemoplossing bij monsterpreparatie zoals die hier wordt beschreven, is niet
geëvalueerd voor ThinPrep
®
UroCyte
®
-monsters.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.23
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Met bloed of eiwit verontreinigde monsters
Probleem Procedure
A. Is tijdens de verwerking
de foutmelding "Monster is
verdund" verschenen?
1. Controleer of de cellulariteit toereikend is.
Zo niet, gebruik dan waar mogelijk meer van
de pellet.
Prepareer een glaasje volgens de Non-gyn-
procescyclus.
B. Vertoont het objectglaasje
een duidelijke 'halo' van
celmateriaal en/of witte
bloedcellen?
1. Verdun het monster in mengverhouding
20:1. Voeg met een gekalibreerde pipet 1 ml
monstermateriaal toe aan een nieuw potje
met PreservCyt
®
-oplossing. Prepareer een
glaasje volgens de Non-gyn-procescyclus.
Bel de technische ondersteuning van Hologic
(pagina 12.1) als ook het nieuwe objectglaasje
een halo vertoont.
C. Is het objectglaasje te
schaars bezet en bevat het
bloed, eiwit of niet-cellulair
debris?
1. Schenk de inhoud van het PreservCyt-
monsterpotje in een centrifugebuis.
Bel de technische
ondersteuning.
2. Concentreer door centrifugering
- 600 g x 10 minuten. (pagina 5.6) of 1200 g
gedurende 5 min.
3. Giet supernatant af en vortex om de
celpellet te resuspenderen (pagina 5.8).
4. Wanneer het monster bloed of niet-
cellulair debris bevat:
Meng een oplossing van 9 delen CytoLyt-
oplossing op 1 deel ijsazijn.
Voeg 30 ml van deze oplossing aan de
inhoud van de monstercentrifugebuis toe.
Wanneer het monster eiwit bevat:
Voeg 30 ml fysiologische zoutoplossing aan
de inhoud van de monstercentrifugebuis toe.
JA
NEE
JA
NEE
JA
NEE
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.24
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
5. Concentreer door te centrifugeren.
- 600 g x 10 minuten. (pagina 5.6) of 1200 g
gedurende 5 min.
6. Giet supernatant af en vortex om de
celpellet te resuspenderen (pagina 5.8).
7. Beoordeel het verschijningsbeeld van de
celpellets (pagina 5.9) Indien de pellet bloed
of eiwit bevat, moet de verwerking vanaf
stap 4 worden herhaald.
8. Voeg het monster toe aan het potje met
PreservCyt
®
-oplossing (pagina 5.10).
9. Bewerk het monster met de
ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
volgens de Non-Gyn-procescyclus. Fixeren,
kleuren en microscopisch beoordelen
10. Bel Hologic Technische Dienst
(pagina 12.1) als ook het nieuwe
objectglaasje te schaars is bezet.
Probleem Procedure
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5.25
5
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
Mucoïde monsters
Probleem Procedure
A. Is tijdens de verwerking
de foutmelding "Monster is
verdund" verschenen?
1. Controleer of de cellulariteit toereikend is.
Zo niet, gebruik dan waar mogelijk meer van
de pellet. Prepareer een glaasje volgens de
Non-gyn-procescyclus.
B. Vertoont het objectglaasje
een duidelijke 'halo' van
celmateriaal en/of witte
bloedcellen?
1. Verdun het monster in mengverhouding
20:1. Voeg met een gekalibreerde pipet 1 ml
monstermateriaal toe aan een nieuw potje
met PreservCyt
®
-oplossing. Prepareer een
glaasje volgens de Non-gyn-procescyclus.
Bel de technische ondersteuning van Hologic
(pagina 12.1) als ook het nieuwe objectglaasje
een halo vertoont.
C. Is het objectglaasje te
schaars bezet en bevat het
mucus?
1. Schenk de inhoud van het PreservCyt-
monsterpotje in een centrifugebuis.
Bel de technische
ondersteuning van Hologic
(
pagina 12.1
).
2. Concentreer door te centrifugeren.
- 600 g x 10 minuten. (pagina 5.6) of 1200 g
gedurende 5 min.
3. Giet supernatant af en vortex om de
celpellet te resuspenderen (pagina 5.8).
4. Wassen met CytoLyt-oplossing (pagina 5.12)
MUCOID
ONLY
5. Beoordeel het verschijningsbeeld van
de celpellets (pagina 5.9). Indien de pellet
mucus bevat, moet de verwerking vanaf
stap 4 worden herhaald.
JA
NEE
JA
NEE
JA
NEE
NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS PREPAREREN
5.26
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
5
Methoden die bij het oplossen van problemen worden toegepast
Monster 20 op 1 verdunnen
Verdun een in PreservCyt gesuspendeerd monster door 1 ml van het in PreservCyt gesuspendeerde
monstermateriaal toe te voegen aan een nieuw potje met PreservCyt-oplossing (20 ml). De meest
nauwkeurige methode om dit uit te voeren is met een gekalibreerde pipet.
U kunt ook de druppels uit een ongekalibreerde plastic pipet tellen indien u weet hoeveel druppels
overeenkomen met 1 ml. Dit aantal kunt u berekenen door druppels PreservCyt-oplossing af te tellen
die in een container met een bekend volume worden gepipetteerd. Deel, nadat het bekende volume
is bereikt, het aantal druppels door het volume (in ml). De uitkomst is het aantal druppels per ml
vloeistof. Gebruik voor deze berekening PreservCyt-oplossing en geen andere vloeistof, zodat het
volume per druppel consistent is met dat van de druppels monstermateriaal.
Bloed en niet-cellulair debris wassen met ijsazijn
Indien een monster bij microscopisch onderzoek bloederig blijkt te zijn, kan het door wassing
worden gezuiverd met een oplossing van 9 delen CytoLyt en 1 deel ijsazijn. Deze wasstap kan pas
worden uitgevoerd nadat het monster in PreservCyt-oplossing is opgenomen. Pas deze methode niet
toe op verse monsters; de kans bestaat dat de morfologie dan niet adequaat wordt geconserveerd.
6. Voeg monster toe aan potje met
PreservCyt
®
-oplossing (pagina 5.10).
7. Bewerk het monster met de
ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
volgens de Non-Gyn-procescyclus. Fixeren,
kleuren en microscopisch beoordelen.
8. Bel Hologic Technische ondersteuning
(pagina 12.1) als ook het nieuwe objectglaasje
te schaars is bezet.
Probleem Procedure
6. Gebruikersinterface
6. Gebruikersinterface
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.1
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Hoofdstuk 6
Gebruikersinterface
Dit hoofdstuk bevat gedetailleerde informatie over de schermen van de gebruikersinterface en hoe
u deze gebruikt om de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader te bedienen, te onderhouden en
problemen op te lossen.
Inhoud van dit hoofdstuk:
HOOFDSCHERM, PROCESSOR INACTIEF. . . . . . . . . . . . . 6.3
Statusbalk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4
Statusindicatoren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.5
Glaasjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.6
Potjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.8
Baden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10
Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.13
De knop Starten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.15
HOOFDSCHERM, TIJDENS VERWERKING . . . . . . . . . . . . 6.15
Verwerking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.15
Verwerking voltooid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.17
Een batch onderbreken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.18
VAN MODUS WISSELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.20
BEHEEROPTIES. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.21
Systeeminstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.22
Datum instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.23
Tijd instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.24
Naam lab . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.25
Naam instrument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.26
Geluid instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.27
Waarschuwingstonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.28
Taal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.30
Pre-match potjes- en glaasjescodes. . . . . . . . . . . . . . . . . 6.30
Printer installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.32
LIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.32
GEBRUIKERSINTERFACE
6.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
RAPPORTEN EN LOGBOEKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.33
Systeemvoorvallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.34
Batchrapport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.36
Potje via code opzoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.39
Rapporten op USB-stick opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.41
Details gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.43
Diagnostiek verzamelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.46
Carrouselrapport. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.44
Knop Scherm reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.46
Knop Afvalvloeistof afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.46
Labels ontwerpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.47
Filter verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.51
PARAGRAAF
A
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.3
6
GEBRUIKERSINTERFACE
HOOFDSCHERM, PROCESSOR INACTIEF
Als de ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader is ingeschakeld en klaar is voor gebruik,
wordt het hoofdscherm weergegeven.
Statusbalk -
geeft aan of het
instrument gereed
is voor verwerking
of bevat instructies
voor de gebruiker
Status
objectglaasjes
Status potjes
Status baden
Status filters
De knop
Opties
beheerder
voor
toegang tot
gebruikers-
voorkeuren en
instellingen
Knop
Starten
van verwerking
Overschakelen naar kleine-batchmodus
toets
Afbeelding 6-1 Hoofdscherm, status Gereed voor verwerking
GEBRUIKERSINTERFACE
6.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Statusbalk
De statusbalk geeft aan of het systeem klaar is om met de verwerking te starten. Als het systeem
vaststelt dat er glaasjes, potjes, filters en baden aanwezig zijn en dat deze overeenkomen met het
geselecteerde type monster, is de status
Gereed
.
Afbeelding 6-2 Systeemstatus Gereed
Als het systeem bepaalt dat een handeling van de gebruiker is vereist, wordt op de statusbalk een
bericht weergegeven en wordt de batchverwerking pas gestart als de kwestie(s) is/zijn verholpen.
Indien er meerdere zaken moeten worden opgelost, wordt op de statusbalk de knop
Meer info
weergegeven. Door hierop te drukken, wordt een berichtenvenster weergegeven met een lijst van
alle zaken die aandacht behoeven. Als op de knop
Starten
voor het starten van de batchverwerking
wordt gedrukt, wordt hetzelfde berichtenvenster weergegeven. De batchverwerking wordt niet
gestart zolang er onopgeloste kwesties zijn.
Afbeelding 6-3 Systeemstatus Niet gereed
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.5
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Statusindicatoren
De statusindicatoren helpen de gebruiker te bepalen of het systeem al dan niet gereed is voor het
verwerken van een batch. Hieronder wordt een tabel met statusindicators weergegeven.
Tabel 6.1: Statusindicatoren op het hoofdscherm
Statuspictogram Betekenis
Gereed voor verwerking
Voltooid
De batchverwerking is onderbroken
Niet gereed of fout. Lees het bericht in de statusbalk om te zien welk
probleem moet worden opgelost.
Waarschuwing dat het bakje met potjes niet kan worden verwerkt -
gewoonlijk door ontbrekende of bijna uitgeputte voorraad glaasjes of
filters voor dat monstertype, of onvoldoende baden om een bakje te
voltooien.
Geeft aan dat de objectglaasjescassettes of filterbakjes vol, deels
gevuld of leeg zijn.
Bericht met een instructie voor de gebruiker
GEBRUIKERSINTERFACE
6.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Glaasjes
Raak de knop Glaasjes of een willekeurige plaats in het
deelvenster aan om de weergave Details glaasjes te openen.
Cassette 1 is geselecteerd als objectglaasjestype Gyn en is
deels gevuld
Cassette 2 is geselecteerd als objectglaasjestype Non-gyn
en is vol
Cassette 3 is geselecteerd als objectglaasjestype UroCyte
en is leeg
Grijs:
Cassettes 2 en 3 zijn geselecteerd als objectglaasjestype
Gyn maar de cassettes zijn niet aanwezig
Afbeelding 6-4 Deelvenster Glaasjes op het hoofdscherm
In het deelvenster Glaasjes wordt weergegeven hoe de glaasjescassettes zijn geconfigureerd op type
en of de cassettes vol zijn of niet. Raak de knop Glaasjes of een willekeurige plaats in het deelvenster
aan om het scherm Details glaasjes weer te geven (Afbeelding 6-5).
Glaasjesdeurtje gesloten Glaasjesdeurtje geopend
Druk op de knop om het type filters in de
cassette te selecteren.
Druk op de knop Klaar om terug te keren
naar het hoofdscherm
Het cassettenummer
correspondeert met de
positie waarin deze in het
instrument is geplaatst
Afbeelding 6-5 Details glaasjes Display
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.7
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Als er een objectglaasjescassette in het instrument wordt geplaatst, gaat het systeem ervan uit dat
deze 'vol' is totdat het controleert op de aanwezigheid van objectglaasjes in de cassette. Deze controle
wordt uitgevoerd wanneer de eerste keer wordt geprobeerd objectglaasjes uit de cassette te halen.
De status is 'Gedeeltelijk gevuld' als de cassette niet volledig is gevuld of nadat het systeem glaasjes
uit een cassette heeft gebruikt. De status is 'Leeg' als in de cassette geen glaasjes meer aanwezig zijn.
Als er geen glaasjescassette aanwezig is, is de status 'Geen cassette'.
Raak de knop voor elk cassettevak aan om de selectie van het type glaasjes weer te geven. Selecteer
het exacte type door de naam aan te raken op het scherm. Het knoplabel voor die cassette verandert
in overeenstemming met de selectie. De typen objectglaasjes zijn:
Gyn
- ThinPrep-objectglaasjes voor gynaecologische cytologie
Imager
- Objectglaasjes voor gebruik met het ThinPrep-beeldvormingssysteem
(gynaecologische monsters); deze zijn voorzien van de ijkmarkeringen die voor de Imager
nodig zijn
Non-gyn
- Objectglaasjes voor algemene cytologie
UroCyte
- Objectglaasjes voor gebruik in combinatie met de UroCyte
®
urineafnamekit en de
Vysis
®
UroVysion-assay
Als een cassette leeg is, gebruikt het systeem glaasjes uit de volgende cassette die hetzelfde type
objectglaasjes bevat. Als er geen cassette met hetzelfde type objectglaasjes meer is, wordt de
gebruiker erop geattendeerd dat er geen objectglaasjes meer beschikbaar zijn.
Belangrijk:
Het systeem kan detecteren of een cassette objectglaasjes bevat, maar kan niet
waarnemen welk type objectglaasjes dit zijn. Het systeem weet alleen welk type objectglaasjes
eerder werd ingesteld. Het type objectglaasjes moet altijd door de gebruiker worden geselecteerd.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.8
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Potjes (Flacons)
Raak de knop Potjes of een willekeurige plaats in het
deelvenster aan om de weergave Details potjes te openen.
Bakje 1 is geselecteerd als monstertype Gyn en is gereed
voor verwerking
Bakje 2 is geselecteerd als monstertype Non-gyn en is
gereed voor verwerking
Bakje 3 is geselecteerd als monstertype UroCyte en kan niet
worden verwerkt
Bakje 4 is geselecteerd als monstertype Imager (een Gyn-
monster dat vervolgens wordt verwerkt op het ThinPrep-
beeldvormingssysteem) en geeft een foutmelding
Grijs:
Bakjes 2, 3 en 4 zijn geselecteerd als monstertype Gyn
maar de bakjes zijn niet aanwezig
Afbeelding 6-6 Deelvenster Potjes op het hoofdscherm
In het deelvenster Potjes wordt weergegeven hoe de bakjes met potjes zijn geconfigureerd op
monstertype en of de bakjes aanwezig en gereed voor verwerking zijn. Raak de knop
Potjes
of een
willekeurige plaats in het deelvenster aan om het scherm Details potjes weer te geven.
Druk op de knop om het monstertype voor
dat bakje met potjes te selecteren
Druk op de knop Klaar om terug te keren
Een waarschuwingssymbool
geeft aan dat een bakje met
potjes niet kan worden verwerkt.
De reden daarvoor wordt
Afbeelding 6-7 Procescyclus bakje met potjes selecteren (monstertype)
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.9
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Procescycli
Druk op de knop voor het nummer van het bakje met potjes (1, 2, 3 of 4) en selecteer dan de
procescyclus voor de monsterpotjes die in dat bakje worden bewerkt. In elk bakje met potjes kan
slechts één type monster worden verwerkt.
Voor verwerking van een bakje gynaecologische monsters die
worden onderzocht met het ThinPrep-beeldvormingssysteem.
Gebruik transparante ThinPrep Pap Test-filters en ThinPrep-
objectglaasjes voor gebruik met het ThinPrep-
beeldvormingssysteem.
Voor verwerking van een bakje non-gynaecologische monsters.
Gebruik blauwe ThinPrep non-gynaecologische filters en
ThinPrep-objectglaasjes.
Voor verwerking van een bakje urinemonsters in combinatie met
de UroCyte
®
urineafnamekit en de Vysis
®
UroVysion-assay.
Gebruik gele ThinPrep UroCyte-filters en ThinPrep UroCyte-
objectglaasjes.
Voor verwerking van een bakje gynaecologische monsters.
Gebruik transparante ThinPrep
®
Pap Test-filters en ThinPrep-
objectglaasjes.
Afbeelding 6-8 Procescyclus bakje met potjes selecteren
Belangrijk:
Het systeem kan detecteren of er bakjes met potjes aanwezig zijn of niet, maar kan
niet waarnemen welk type monsters deze bevatten. Het systeem weet alleen welk type procescyclus
eerder werd ingesteld voor diezelfde bakpositie. De procescyclus moet altijd door de gebruiker
worden geselecteerd.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.10
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Baden
Raak de knop
Baden
of een willekeurige plaats in het
deelvenster aan om de weergave Details baden te openen.
Hoeveel baden er in het instrument staan en gereed zijn
voor verwerking
Hoeveel baden met voltooide objectglaasjes er in het
instrument staan en moeten worden geleegd
Hoeveel baden er in het instrument staan waarvoor
een handeling van de gebruiker is vereist om een fout
te corrigeren
Afbeelding 6-9 Deelvenster Baden op het hoofdscherm
Het deelvenster Baden geeft aan hoeveel fixatiefbaden er in het apparaat zijn geplaatst en in welke
toestand deze verkeren: gereed, voltooid of met een fout. Raak de knop
Baden
of een willekeurige
plaats in het deelvenster aan om het scherm Details baden weer te geven.
Positie fixatiefbad
(8 in totaal)
Positie fixatiefbad
tijdens verwerking
Positie baddeurtje voor plaatsen of
verwijderen
Bewegingsopdrachten baden
Knop
Klaar
om terug te keren naar
het hoofdscherm
Afbeelding 6-10 Weergave Details baden
Als er baden worden
verplaatst, wordt de
baddeur vergrendeld
terwijl de carrousel
draait.
De deur wordt
ontgrendeld wanneer
de beweging is gestopt.
De gebruiker heeft
toegang tot het bad bij
de deur.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.11
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-11 Een bad wordt naar de deur verplaatst
Status fixatiefbad
Het badencompartiment biedt ruimte aan acht fixatiefbaden voor elk 20 objectglaasjes. Voor elk
volledig bakje met potjes van 40 monsters zijn twee baden nodig. De processor houdt voortdurend
de status van iedere badpositie bij. De verschillende statuscondities worden weergegeven in
Afbeelding 6-12.
Badpositie
leeg
Fixatiefbad met
voltooide glaasjes
bij het deurtje
Badpositie
met fixatiefbad
aanwezig
Lege
badpositie bij
het deurtje
Fixatiefbad met
voltooide
glaasjes erin
Fixatiefbad in
gebruik voor de
huidige batch
Fixatiefbad
met fout-
conditie
Afbeelding 6-12 Status fixatiefbad - voorbeeld met Gyn-glaasjes
GEBRUIKERSINTERFACE
6.12
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Bewegingsopdrachten baden
Naar voren verplaatsen
- Als u een fixatiefbad naar het deurtje wilt verplaatsen, raakt u op het
scherm de positie aan die het bezet. Het systeem vergrendelt het deurtje en zet de positie vóór het
deurtje. Nadat het deurtje is ontgrendeld, kan het worden geopend en kan het fixatiefbad worden
verwijderd.
Lege baden plaatsen
- Om een of meer fixatiefbaden in het badcompartiment te laden, dient u
ervoor te zorgen dat de deur is gesloten en drukt u op de knop
Lege baden plaatsen
. Het systeem
vergrendelt het deurtje en zet een lege badpositie vóór het deurtje. Wanneer het deurtje wordt
ontgrendeld, opent u het deurtje en schuift u het fixatiefbad met kleurrekje in de positie. Sluit het
deurtje. Het compartiment draait naar de volgende lege positie en ontgrendelt vervolgens het
deurtje. Ga zo door tot het gewenste aantal baden is geplaatst. Druk op de knop
Klaar
als alle baden
zijn geplaatst.
Opmerking:
Zorg dat u de evaporatiekap van het bad verwijdert voordat u het bad in de processor
plaatst.
Gebruikte baden verwijderen
- Om alle volle fixatiefbaden uit het apparaat te verwijderen, drukt u
op de knop
Gebruikte baden verwijderen
. De deur wordt vergrendeld en een voltooid bad wordt
naar de deur verplaatst. Het deurtje wordt ontgrendeld. Verwijder het bad en sluit het deurtje. Het
deurtje wordt vergrendeld en het volgende bad wordt voor het deurtje geplaatst, waarna het deurtje
wordt ontgrendeld. Ga zo door tot alle baden uit het apparaat zijn verwijderd. Druk op de knop
Klaar
als het laatste bad is verwijderd.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.13
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Filters
Raak de knop
Filters
of een willekeurige plaats in het
deelvenster aan om de weergave Details filters te openen.
Bakje 1 is geselecteerd als filtertype Gyn en is vol
Bakje 2 is geselecteerd als filtertype Non-gyn en is
gedeeltelijk gevuld
Bakje 3 is geselecteerd als filtertype UroCyte en is niet
aanwezig
Afbeelding 6-13 Deelvenster Filters op het hoofdscherm
Filterdeurtje gesloten Filterdeurtje open
Het nummer van het
filterbakje correspondeert
met de positie waarin dit in
het instrument is geplaatst
Druk op de knop om het type filters in de
cassette te selecteren.
Druk op de knop Klaar om terug te keren
naar het hoofdscherm
Afbeelding 6-14 Weergave Details filters
Als er een filterbakje in het instrument wordt geplaatst, gaat het systeem ervan uit dat het 'vol' is
totdat het controleert op de aanwezigheid van filters in het bakje. De status is 'Gedeeltelijk gevuld'
nadat het systeem filters uit een bakje heeft gebruikt. De status is 'Leeg' als in het bakje geen filters
meer over zijn OF als het systeem een lege positie detecteert. Als er geen filterbakje aanwezig is, is de
status 'Geen bakje'.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.14
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Raak de knop voor elk filterbakje aan om de selectie van het filtertype weer te geven. Selecteer het
exacte type door de naam aan te raken op het scherm. Het knoplabel voor dat bakje verandert in
overeenstemming met de selectie. De typen ThinPrep-filters zijn:
Gyn/Imager
- Transparante filters voor gebruik bij gynaecologische monsters
Non-gyn
- Blauwe filters voor algemene cytologie
UroCyte
- Gele filters voor gebruik in combinatie met de UroCyte
®
urineafnamekit en de
Vysis
®
UroVysion-assay.
Als een filterbakje leeg is, gebruikt het systeem filters uit het volgende bakje dat hetzelfde type filter
bevat. Als er geen filterbakje met hetzelfde type filters meer is, wordt de gebruiker erop geattendeerd
dat er geen filters meer beschikbaar zijn.
Belangrijk:
Het systeem kan detecteren of een bakje filters bevat, maar kan niet waarnemen
welk type filters dit zijn. Het systeem weet alleen welk type filter eerder werd ingesteld. Het
filtertype moet altijd door de gebruiker worden geselecteerd.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.15
6
GEBRUIKERSINTERFACE
De knop Starten
Om een batchverwerking te beginnen, drukt u op de knop
Starten
.
Afbeelding 6-15 De knop Starten
PARAGRAAF
B
HOOFDSCHERM, TIJDENS VERWERKING
Verwerking
Als u op de knop
Starten
drukt, kunt u horen dat de deurtjes worden gesloten. Het hoofdscherm
verandert en toont het bericht Verwerking wordt voorbereid, een grafisch overzicht van de
verbruiksartikelen, de knop
Opties beheerder
en de knop
Onderbreken
, zoals hieronder afgebeeld.
Koptekst
verwerking
Bericht
Verwerking
wordt
voorbereid
Knop
Opties
beheerder
De knop
Onderbreken
Procescyclus
(voor monstertype
in bakje met potjes)
Voorraad van
benodigde materialen
in het instrument:
glaasjescassettes
(1-3)
filterbakjes (1-3)
baden (1-8)
Afbeelding 6-16 Het scherm Batch starten
Het systeem controleert op de aanwezigheid van objectglaasjes in de cassettes. Als de cassettes net
opnieuw zijn gevuld, kan het een minuut of twee duren voordat het instrument heeft bepaald hoe vol
de cassettes zijn. Als het een voortgezette batchverwerking is, loopt de telling van de objectglaasjes al.
De carrousel wordt gedraaid en elke positie wordt gecontroleerd om te verzekeren dat er zich geen
potjes in het instrument bevinden. Vervolgens wordt elke objectglaasjes- en filtersleuf gecontroleerd
om te verzekeren dat de carrousel geen materiaal bevat. Als de carrousel niet volledig leeg is, wordt
de batchverwerking niet gestart. De gebruiker wordt gewaarschuwd.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.16
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
De display schakelt dan over naar het scherm Bezig met verwerken van monsters. De processor
begint met het bovenste bakje met potjes dat hij tegenkomt. De voortgangsbalk geeft aan hoeveel
monsters in het bakje met potjes zijn verwerkt.
Gyn-potjes,
verwerking bezig
Non-
gynaecologische
potjes, gereed
UroCyte-potjes,
verwerking niet
mogelijk
Imager-potjes,
gereed
Afbeelding 6-17 Het scherm Bezig met verwerken van monsters
Wanneer een bakje is voltooid, verandert het scherm om aan te geven dat het bakje is verwerkt.
Het veld wordt groen en er verschijnt een knop waarmee het batchrapport kan worden
weergegeven. De status wordt aangegeven met een vinkje (voor OK) of een X (voor fout).
De verwerking van het bakje is voltooid.
Het vinkje geeft de status OK aan.
De knop Rapport weergeven is beschikbaar.
Twee bakjes zijn verwerkt. Bij bakje 3 is een niet-
opgeloste fout aangetroffen en dit bakje is
overgeslagen. Bakje 4 wordt verwerkt.
Afbeelding 6-18 Tijdens verwerking met voltooide bakjes
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.17
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Verwerking voltooid
Als een batchverwerking voltooid is, keert de processor terug naar een inactieve status, terwijl op
het scherm het bericht 'Verwerking voltooid' wordt weergegeven. Als het hoorbare alarmsignaal is
geconfigureerd, zal dat klinken. Zie Afbeelding 6-19. De deurtjes/kleppen worden ontgrendeld.
Druk op de knop
Batchrapport
om het batchrapport te bekijken. Het rapport wordt weergegeven en
u krijgt de gelegenheid om het rapport via dat scherm af te drukken of op een USB-stick op te slaan.
Als u het rapportscherm verlaat (door op de knop
Klaar
te drukken), keert u terug naar het scherm
Verwerking voltooid. Zie "Batchrapporten" op pagina 6.36.
Het scherm blijft aanwezig tot de gebruiker ter bevestiging op de knop
Klaar
drukt.
Afbeelding 6-19 Bericht Verwerking voltooid
Druk op de knop
OK
. Het scherm Verwerking voltooid wordt weergegeven (Afbeelding 6-20).
Afbeelding 6-20 Scherm Verwerking voltooid
GEBRUIKERSINTERFACE
6.18
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Elk batchrapport kan worden weergegeven met de knop
Rapport weergeven
. Op dat moment kan
het rapport worden afgedrukt of opgeslagen op USB-stick. Zie Batchrapporten, pagina 6.36. Na het
weergeven van elk rapport wordt dit scherm weergegeven. U kunt dit scherm verlaten door op de
knop
Klaar
te drukken.
Een batch onderbreken
Afbeelding 6-21 De knop Onderbreken
Opmerking:
De volgende stappen dienen voor het onderbreken van een batchverwerking door de
gebruiker. Het systeem kan de verwerking onderbreken als het waarneemt dat de
verbruiksartikelen bijna op zijn. De onderbreking biedt de gebruiker de gelegenheid om
objectglaasjes of filters naar behoefte aan te vullen.
Een batchverwerking kan worden onderbroken door op de knop
Onderbreken
te drukken.
Als op de knop
Onderbreken
wordt gedrukt, voltooit het systeem de verwerking van het huidige
potje en wordt de verwerking vervolgens onderbroken.
De kopregel van het scherm verandert van kleur en "Bezig met onderbreken" wordt weergegeven
terwijl de processor items wegzet en de mechanismen parkeert. Zie Afbeelding 6-22.
Het scherm Onderbroken wordt weergegeven wanneer de procescyclus veilig is onderbroken.
Opmerking:
Het kan enkele minuten duren voordat het
onderbrekingsproces
is voltooid. Dit is
afhankelijk van de handeling in het monsterverwerkingsproces die door het systeem
werd uitgevoerd op het moment dat op de knop
Onderbreken
werd gedrukt. Wacht
totdat op de gebruikersinterface het scherm Onderbroken (Afbeelding 6-22) wordt
weergegeven voordat u probeert deuren te openen.
Scherm Bezig met onderbreken
Scherm Batch onderbroken
Knop
Opties beheerder
-
Biedt gebruiker toegang tot
systeeminstellingen en rapporten
Knop
Verwerking stoppen
-
batchverwerking stopt
De knop
Doorgaan
zet de
batchverwerking voort
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.19
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-22 Scherm Verwerking onderbroken
De deurtjes worden ontgrendeld, met uitzondering van het verwerkingscompartiment met de
carrousel en de deur voor het bakje met potjes dat op dat moment wordt verwerkt.
Voltooide glaasjes kunnen worden verwijderd door de fixatiefbaden uit het badcompartiment
te halen. Er kunnen nieuwe, lege baden worden geplaatst.
Zo nodig kunnen objectglaasjes en filters worden bijgevuld. De typen kunnen worden
gewijzigd, zo lang de juiste aanvullende benodigdheden aanwezig zijn voor het verwerken
van het bakje met potjes dat is onderbroken.
Een voltooid bakje met potjes kan worden verwijderd. Een nieuw bakje met potjes kan
worden toegevoegd en het type ervan worden gewijzigd, zo lang er bijpassende filters en
objectglaasjes zijn.
De opties voor de beheerder zijn beschikbaar.
Afvalvloeistof en filterafval kan worden afgevoerd.
Sluit eventuele geopende deurtjes en druk op de knop
Doorgaan
als u klaar bent om de
batchverwerking voort te zetten.
Druk op de knop
Verwerking stoppen
om verdere verwerking van die batch te beëindigen.
Het scherm Verwerking voltooid wordt weergegeven. Raadpleeg de volgende paragraaf.
Met de knop
Annuleren
gaat u terug naar het
onderbroken scherm.
Met de knop
Onmiddellijk beëindigen
wordt
de batchverwerking beëindigd
GEBRUIKERSINTERFACE
6.20
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-23 Verwerking stoppen na onderbreking batchverwerking
PARAGRAAF
C
VAN MODUS WISSELEN
Wanneer het instrument inactief is, kan het worden overgeschakeld naar de kleine-batchmodus voor
het rechtstreeks verwerken van 20 of minder monsters op de verwerkingscarrousel.
Zie "KLEINE-BATCHMODUS" op pagina 7.20 voor een uitgebreide beschrijving van het gebruik van
de kleine-batchmodus.
Afbeelding 6-24 Knoppen voor overschakelen naar een andere modus
PARAGRAAF
D
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.21
6
GEBRUIKERSINTERFACE
OPTIES BEHEERDER
Knop
Systeeminstellingen
Knop
Rapporten
en logboeken
Labels ontwerpen
Luchtfilter
verwisselen
Knop
Klaar
(terug
naar hoofdscherm)
Knop
Info
Knop
Afvalvloeistof
afvoeren
Knop
Scherm
reinigen
Knop
Service
Knop
Afsluiten
Afbeelding 6-25 Het scherm Opties beheerder
Via het scherm Opties beheerder heeft de gebruiker toegang tot de processor buiten de verwerking
van monsters om. Vanuit dit menu kan de gebruiker:
Systeeminstellingen toepassen of wijzigen
Systeemlogbestanden bekijken, afdrukken of opslaan op een USB-stick
Het aanraakscherm vergrendelen voor reiniging
Het afvalvloeistofreservoir legen
Configureren welke informatie op de glaasjeslabels wordt geëtst
De luchtstroom testen wanneer het filter voor de laserdampafzuiger wordt verwisseld
Schakel het apparaat uit.
De knop Service is beschikbaar voor onderhoudspersoneel van Hologic en is beveiligd met
een wachtwoord
GEBRUIKERSINTERFACE
6.22
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Systeeminstellingen
Knop
Datum
Knop
Tijd
Knop
Geluid
Knop
Waarsch.
tonen
Klaar
- terug naar
hoofdscherm
Knop
Naam
instrument
Knop
Naam lab
Knop
Potjes-
(Flacon-) en
glaasjescodes
Pre-match
Knop
Taal
Meer
instellingen,
zie hieronder
Knop
Printer
installeren
Knop
LIS
Klaar
- terug naar
hoofdscherm
Meer
instellingen,
schakelt
over naar
bovenstaand
scherm
Afbeelding 6-26 De schermen Systeeminstellingen
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.23
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Datum instellen
Knop
Datum
toont de
huidige instelling
Afbeelding 6-27 De knop Datum instellen
Om de datum (dag, maand of jaar) te wijzigen, drukt u op de knop omhoog/omlaag voor het
betreffende veld totdat de gewenste waarde wordt weergegeven. Druk op de knop
Wijzigingen
opslaan
om terug te gaan naar het scherm Systeeminstellingen. Druk op
Annuleren
om wijzigingen
te annuleren en terug te keren naar de vorige instelling. Zie Afbeelding 6-28.
Afbeelding 6-28 Scherm Datum bewerken
Opmerking:
Afhankelijk van de geselecteerde taal kan de volgorde van maand en dag op het scherm
veranderen naar de voor dat land gebruikelijke indeling.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.24
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Tijd instellen
Knop
Tijd
toont de
huidige instelling
Afbeelding 6-29 De knop Tijd instellen
Om de tijd (uur, minuut, am/pm) te wijzigen, drukt u op de knop omhoog/omlaag voor het
betreffende veld totdat de gewenste waarde wordt weergegeven. Druk op de knop
AM
of
PM
, al
naar gelang van toepassing. Druk op de knop
Wijzigingen
opslaan
om de instelling op te slaan en
terug te keren naar het scherm Systeeminstellingen. Zie Afbeelding 6-30.
Opmerking:
Afhankelijk van de geselecteerde taal, kan de klok op het scherm worden weergegeven
in 12-uurs- of 24-uursindeling, naar gelang de voor dat land gebruikelijke indeling.
Afbeelding 6-30 Scherm Tijd bewerken
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.25
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Naam lab
Knop
Naam lab
toont
de huidige instelling
Afbeelding 6-31 De knop Naam lab instellen
Om een naam in te voeren of te bewerken voor de instelling waar het toestel zich bevindt, drukt u
op de knop
Naam lab
. Druk op de letterknoppen om een naam van maximaal 20 tekens in te voeren.
(Lange namen met brede letters kunnen worden afgebroken op het scherm, maar in het veld zijn
20 tekens toegestaan en deze worden afgedrukt op rapporten.)
Zie Afbeelding 6-32. Om een hoofdletter in te voeren, drukt u op de knop
Shift
en vervolgens op de
letter. Bij de volgende letter gaat het systeem weer terug naar kleine letters. Gebruik de knop
Spatie
voor een spatie en de knop
Delete
om de ingevoerde letters te verwijderen.
Druk op de knop
abc/123
om een cijferblok weer te geven om cijfers in te voeren en tekens. Gebruik
de knop
Alt
om tekens in te voeren op de bovenste rij. Schakel zo vaak als gewenst tussen
toetsenbord en numerieke toetsenblok voordat u de wijzigingen opslaat.
Scherm met toetsenbord
Shift
voor een hoofdletter
Delete
om invoer te verwijderen
abc/123
om cijfers en tekens weer te geven.
Annuleren
om terug te gaan naar het
scherm Systeeminstellingen. Gaat terug
naar vorige invoer (indien van toepassing).
Wijzigingen opslaan
om de invoer op te
slaan en terug te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen
Scherm met numeriek toetsenblok
Gebruik
Alt
om tekens in te voeren op de
bovenste rij.
Delete
om invoer te verwijderen
abc/123
om het toetsenbord weer te geven.
Annuleren
om terug te gaan naar het
scherm Systeeminstellingen. Gaat terug
naar vorige invoer (indien van toepassing).
Wijzigingen opslaan
om de invoer op te
slaan en terug te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen
GEBRUIKERSINTERFACE
6.26
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-32 Toetsenbord- en toetsenblokschermen voor Naam lab bewerken
Naam instrument
Knop
Naam instrument
toont
de huidige instelling
Afbeelding 6-33 Knop Naam instrument
Als u voor de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader een naam wilt invoeren of bewerken, drukt
u op de knop
Naam instrument
. Druk op de letterknoppen om een naam van maximaal 20 tekens in
te voeren. (Lange namen met brede letters kunnen worden afgebroken op het scherm, maar in het
veld zijn 20 tekens toegestaan en deze worden afgedrukt op rapporten.)
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.27
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Zie Afbeelding 6-34. Om een hoofdletter in te voeren, drukt u op de knop
Shift
en vervolgens op de
letter. Bij de volgende letter gaat het systeem weer terug naar kleine letters. Gebruik de knop
Spatie
voor een spatie en de knop
Delete
om de ingevoerde letters te verwijderen.
Druk op de knop
abc/123
om een numeriek toetsenbord weer te geven waarmee u cijfers en tekens
kunt invoeren. Gebruik de knop
Alt
om tekens in te voeren op de bovenste rij. Schakel zo vaak als
gewenst tussen toetsenbord en numerieke toetsenblok voordat u de wijzigingen opslaat.
Druk op de knop
Wijzigingen opslaan
om op te slaan en terug te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen.
Afbeelding 6-34 Scherm Naam instrument bewerken
Geluid instellen
Knop
Geluid
toont de huidige
volume-instelling
Afbeelding 6-35 De knop voor geluidsvolume
Er kunnen hoorbare waarschuwingstonen worden ingesteld om aan te geven dat een
batchverwerking is voltooid of dat er een fout is opgetreden. Het volume van de
waarschuwingstonen kan hoger of lager worden gezet met de instelling Geluid.
Geluidsvolume
Verlagen
Verhogen
Klaar
- sla de aangepaste
instellingen op en ga terug naar
het scherm Systeeminstellingen
Voorbeeld
- Druk op deze knop om het geluid te horen op
het huidige volume. De knop wordt een stopknop waarop u
kunt drukken om de volumetest te beëindigen.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.28
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-36 Het scherm Geluid
Druk herhaaldelijk op de knop -1 om het volume te verlagen. Druk herhaaldelijk op de knop +1 om
het volume te verhogen (0 tot 31). Test dit door op de knop
Voorbeeld
te drukken om het geluid te
horen. Dit wordt herhaald totdat de knop
Stoppen
wordt ingedrukt. Blijf het volume van het geluid
aanpassen en vooraf beluisteren totdat u tevreden bent. Druk op de knop
Klaar
om de instelling op
te slaan en terug te gaan naar het scherm Systeeminstellingen.
Waarschuwingstonen
Knop
Waarsch.tonen
toont de
huidige instelling
Afbeelding 6-37 Knop Waarschuwingstonen
Waarschuwingstonen zijn hoorbare alarmsignalen die klinken wanneer er een batchverwerking is
voltooid of wanneer er een fout is opgetreden. Voor elk zijn drie geluiden beschikbaar. Selecteer voor
elke situatie een toon of kies ervoor om de waarschuwingstonen uit te schakelen.
Opmerking:
Het volume van de tonen wordt ingesteld in het scherm Geluid. Zie de vorige paragraaf.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.29
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Door het gebruik van verschillende tonen kan makkelijker worden bepaald of het instrument
een batch heeft voltooid of aandacht behoeft. Op locaties met meerdere instrumenten kunnen
verschillende tonen helpen de afzonderlijke apparaten te identificeren.
Waarschuwingstonen bij voltooiing van een
batchverwerking
Waarschuwingstonen als er een fout
is opgetreden
Schakel de optie AAN in en selecteer vervolgens een toon. Druk op het geluidspictogram
om de toon te horen.
Afbeelding 6-38 Het scherm Waarschuwingstonen voor voltooiing batchverwerking en foutconditie
Wanneer een batchverwerking is voltooid, klinkt de waarschuwingstoon eenmaal.
Als er een fout optreedt, klinkt de waarschuwingstoon en deze wordt elke paar seconden herhaald.
Het berichtenvenster met de foutmelding bevat de knop
Alarmgeluid stoppen
. Door hierop te
drukken, wordt het alarm uitgeschakeld (Afbeelding 6-39).
Druk op
OK
om
het alarm uit te
schakelen en
terug te keren
naar het
beperkte
hoofdscherm
Druk op de knop
Alarmgeluid
stoppen
om het
alarm uit te
schakelen maar
de foutmelding
op het scherm
te houden
Afbeelding 6-39 De knop Alarmgeluid stoppen
GEBRUIKERSINTERFACE
6.30
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Taal
Knop
Taal
toont de huidige
instelling
Afbeelding 6-40 Knop Taal
Druk op de knop
Taal
om de taal te selecteren die wordt gebruikt op de gebruikersinterface en in de
rapporten.
Lijst van
beschikbare
talen
Knop
Wijzigingen
opslaan
Knop
Annuleren
om wijzigingen af te
breken en terug te
gaan naar scherm
Systeeminstellingen
Landinstelling:
zorgt ervoor dat
instellingen worden
aangepast aan de
geselecteerde taal,
bijvoorbeeld de tijd-
en datumindeling.
Afbeelding 6-41 Het scherm Taal kiezen
Selecteer een landinstelling voor de taal. Hiermee worden op basis van de taal de aangepaste tijd- en
datumindelingen toegepast die voor die regio gebruikelijk zijn.
Druk op de knop
Wijzigingen opslaan
om de geselecteerde taal en landinstelling meteen op het
systeem toe te passen.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.31
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Pre-match potjes- (flacon-) en glaasjescodes
Knop
Pre-match potjes-
en glaasjescode
toont de
huidige instelling
Afbeelding 6-42 De knop Pre-match potjes- en glaasjescodes
Deze systeeminstelling wordt alleen gebruikt voor de kleine-batchmodus, waarbij 20 of minder
monsters rechtstreeks vanuit de carrousel worden verwerkt.
Als de instelling voor
Pre-match potjes- en glaasjescode
is geselecteerd, controleert het systeem
of de potjes- en glaasjescodes voor iedere set in de carrousel overeenkomen voordat de
batchverwerking begint.
Als potjes-/glaasjescodes niet kloppen, wordt een dialoogvenster weergegeven met de
carrouselposities van de afwijkende potjes-/glaasjescodes. Zie Afbeelding 6-43.
Druk op
Verwerking stoppen
om de batch te annuleren en de deurtjes te ontgrendelen zodat de
mismatches kunnen worden gecorrigeerd. Het venster blijft zichtbaar zodat de potjes en glaasjes
gemakkelijk kunnen worden gevonden.
Druk op
Doorgaan
om de batchverwerking voort te zetten. De potjes/glaasjes die niet
overeenkomen, worden niet verwerkt.
Afbeelding 6-43 Het scherm Pre-match mislukt
Als de instelling voor
Pre-match potjes- en glaasjescodes
niet is geselecteerd, controleert het
systeem of iedere set van potjes en glaasjes overeenkomt tijdens de verwerking. Een mismatch in de
codes heeft tot gevolg dat het systeem het potje overslaat en verder gaat met het volgende potje dat
een overeenkomende glaasjescode heeft.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.32
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Printer installeren
Knop
Printer installeren
toont de huidige instelling
Afbeelding 6-44 Knop Printer installeren
Als er binnen uw systeem een netwerkprinter is geïnstalleerd, wordt met deze functie het netwerk
doorzocht naar de printer en wordt daarmee op het moment van installatie verbinding gemaakt.
Als er geen printer is geïnstalleerd of als deze niet beschikbaar is voor het systeem, wordt er een
bericht weergegeven dat er geen printer is gevonden. Zie Afbeelding 6-45.
Bericht dat printer is geïnstalleerd Bericht dat printer niet is geïnstalleerd
Afbeelding 6-45 Berichten Printer installeren
Opmerking:
Op één printer kunnen meerdere instrumenten worden aangesloten.
LIS (Laboratory Information System)
Knop
LIS
toont de huidige instelling
Afbeelding 6-46 Knop LIS
Als uw systeem is uitgerust met de optionele LIS-interface:
kunnen batchrapporten worden geüpload naar het NAS-apparaat (network attached storage)
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.33
6
GEBRUIKERSINTERFACE
kan informatie uit uw laboratoriuminformatiesysteem worden opgenomen in het ontwerp
van het glaasjeslabel (met enkele beperkingen vanwege ruimterestricties en het gebruik van
ongeldige tekens)
kan de glaasjesverwerking zodanig worden ingesteld dat deze ook wordt uitgevoerd
wanneer er geen LIS-gegevens beschikbaar zijn of dat potjes worden overgeslagen wanneer er
geen LIS-gegevens beschikbaar zijn.
Batchrapporten worden naar de LIS-server
gekopieerd. (Bovendien blijven deze gedurende
8 weken in de systeemdatabase voordat ze worden
verwijderd.)
Potjes worden verwerkt, zelfs als het labelontwerp
om LIS-gegevens vraagt die
niet beschikbaar zijn.
Batchrapporten worden niet naar de LIS-server
gekopieerd.
Potjes worden niet verwerkt als het labelontwerp
vraagt om LIS-gegevens die niet beschikbaar zijn.
(Het potje wordt teruggeplaatst in het bakje met potjes
en in het batchrapport krijgt deze de foutmelding 5201
mee: Lezen LIS-gegevensbestand mislukt.)
Afbeelding 6-47 LIS-selecties (Lab Information System)
Opmerking:
Het beleid voor het kopiëren van batchrapporten en het beleid voor monsterverwerking
kunnen onafhankelijk van elkaar worden gewijzigd.
Selecteer de instellingen door voor elk veld op de knoppen
Ja
of
Nee
te drukken. Deze instellingen
blijven van kracht totdat de operator deze wijzigt.
Rapporten en logboeken
Afbeelding 6-48 Knop Rapporten en logboeken
GEBRUIKERSINTERFACE
6.34
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
De interface Rapporten en logboeken presenteert systeeminformatie in drie vormen:
Systeemvoorvallen - een logboek van alle systeemfouten met uitzondering van de status van
de stroomvoorziening door de UPS of fouten bij monsterbereiding die geen invloed hebben
op de werking van het instrument. Het foutenoverzicht wordt drie jaar bewaard; fouten
ouder dan drie jaar worden verwijderd.
Batchrapporten - geeft voor elk verwerkt bakje met potjes aan of de verwerking geslaagd of
mislukt is.
Details gebruik - geeft per type procescyclus het aantal goed verwerkte glaasjes tot dat
moment aan.
Naam instrument -
indien deze
is ingesteld
Gebruiksoverzicht -
telling van het
aantal verwerkte
potjes
Knop
Systeem-
voorvallen
Knop
Klaar
om
terug te gaan naar
scherm Opties
beheerder
Knop
Batchrapporten
voor het bekijken van
batchrapporten
Details gebruik
-
het aantal goed
verwerkte glaasjes
Carrouselrapport
-
status van
monsterfouten die tot
gevolg hebben dat
potjes of glaasjes aan
het einde van een
batch achterblijven
in de carrousel
Met
Diagnostiek
verzamelen
wordt
een zip-bestand van
de instrumentgege-
vens gemaakt voor
het oplossen van
problemen
Afbeelding 6-49 Het scherm Rapporten en logboeken
Systeemvoorvallen
Afbeelding 6-50 De knop Systeemvoorvallen
Het scherm Systeemvoorvallen toont alle fouten die zijn opgetreden tijdens de monsterverwerking.
Een systeemvoorval is een fout waarvan de processor niet kan herstellen zonder tussenkomst van
de gebruiker.
Naam instrument
Lijst van systeem-
voorvallen:
• Voorvalcode
•Datum/tijd
Aantal malen
gebruikt
(totaal van alle
monsters die
tot nu toe zijn
verwerkt)
Klaar
om terug te
gaan naar het
scherm Rapporten
en logboeken
Knop
Voorvalcodes
voor het
weergeven van
een lijst met
voorvalcodes
Naar USB
opslaan
Rapport
Afdrukken
(als de
optionele printer
aanwezig is)
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.35
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-51 Het scherm Systeemvoorvallen
De lijst met systeemvoorvallen omvat de voorvalcode, de datum en tijd van de fout en het aantal
malen dat het systeem is gebruikt - een telling van alle monsters die met het instrument zijn verwerkt
op het moment van het voorval.
Met de knop
Voorvalcodes
wordt een lijst weergegeven met de foutcodes die voor die batch zijn
gegenereerd. (Uitleg van de foutcodes wordt gegeven in het hoofdstuk Problemen oplossen.)
Afbeelding 6-52 toont een lijst met foutcodes.
Afbeelding 6-52 Scherm Voorvalcodes
GEBRUIKERSINTERFACE
6.36
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Batchrapporten
Afbeelding 6-53 De knop Batchrapporten
Het systeem maakt een apart batchrapport voor elk bakje dat met de AutoLoader is verwerkt.
In een venster wordt een lijst met rapporten weergegeven die in de afgelopen acht weken zijn
gegenereerd, waarbij het meest recente rapport bovenaan de lijst staat. Elk afzonderlijk rapport
wordt benoemd met datum- en tijdsaanduiding, gecreëerd op het moment dat de batch is voltooid.
Zie Afbeelding 6-54.
Lijst van batches,
met kolomtitels
Monstertype,
Datum en Tijd
Raak een rapport
aan om te
bekijken
Knop
Klaar
om
terug te gaan
naar het scherm
Rapporten en
logboeken.
Blader door de
lijst rapporten
Raak het
driehoekje
aan om de
lijstvolgorde
om te wisselen
van oudste
naar nieuwste
en terug
Afbeelding 6-54 Lijst batchrapporten
Raak een rapportveld aan om het te selecteren. Het rapport wordt weergegeven in de
gebruikersinterface. Zie Afbeelding 6-55.
Monstertype in het
bakje
Status
Potjesgegevens:
Positie in bakje
of indien
achtergebleven in
carrousel Potjes-/
glaasjescode status
van het monster
Knop
Klaar
om terug
te keren naar de lijst
batchrapporten
Knop
Voorvalcodes
Tijd- en datum-
stempel voor
begin en einde
van de batch
Status:
Vinkje of foutcode
Naar USB
opslaan
of
Afdrukken
(indien
ingeschakeld)
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.37
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-55 Weergave Batchrapport
Telkens wanneer glaasjes worden verwerkt, wordt er een batchrapport gegenereerd. Een AutoLoader-
batch bevat 1 - 40 monsters in een bakje met potjes. Zie Afbeelding 6-55 en Afbeelding 6-56.
De
koptekst
van ieder afgedrukte batchrapport identificeert elke batch met:
datum-/tijdstempel, dat de tijd registreert waarop de batchverwerking is begonnen en
geëindigd
de namen van het laboratorium en de processor (als deze zijn ingesteld in het tabblad
Instellingen, pagina 6.25)
het serienummer van de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
het type procescyclus dat is geselecteerd voor de batchverwerking
de status van de batch: OK of een foutcode die overeenkomt met een systeemfout waardoor
de batchverwerking werd beëindigd of annulering van de batch door de gebruiker
Het
batchrapport
vermeldt alle potjes die door het systeem zijn waargenomen en vermeldt voor
ieder potje:
de positie waarop deze zich bevond in het bakje met potjes
de carrouselpositie waarin het potje werd achtergelaten in het geval van een monsterfout
de van het potjeslabel gelezen potjescode
de van het glaasjeslabel gelezen glaasjescode
alle monsterfouten die zijn opgetreden, met de voorvalcode
verwerkte potjes
38 flacons verwerkt: 37 OK 1 voorval
83668809999025
79000151115002
08387390999138
83805969999060
10019939999083
10019979999206
1-1
1-3
1-4
1-5
1-6
1-7
-
Monster is verdund
-
-
-
-
OK
5000
OK
5000
5000
OK
2 monsterfouten
Bakje-Positie
Bakje-Positie
Carrousel- positie Flacon-/glaasjescode
Flacon-/glaasjescode Status
Status Beschrijving
Beschrijving
83668909999150
79000781178110
2
1
5010
5002
1-2
1-8
Lezen flaconcode mislukt
Onvoldoende vloeistof of er is geen filter
ThinPrep® 5000 Batchrapport
Starttijd: 22-12-2010 1:00
Eindtijd: 22-12-2010 2:06
Lab: Hologic Lab
Instrument: T5 AutoLoader
Serienummer: DemoBT.123
Serienummer: AutoLoader DemoAL.123
Cyclus: Gyn
Status: OK
Kop Batchrapport met
identificatiegegevens
en batchstatus
Lijst monsterfouten (geen
objectglaasje gemaakt)
Lijst van verwerkte potjes
en eventuele voorvallen
(glaasje gemaakt maar
aandacht van de gebruiker
is vereist)
GEBRUIKERSINTERFACE
6.38
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-56 Voorbeeld van een batchrapport
Als u een rapport af wilt drukken, drukt u op de knop Afdrukken (als uw processor met een printer
is geconfigureerd).
Om een rapport op te slaan als tekstbestand, drukt u op de knop Naar USB opslaan. Zie de volgende
paragraaf.
U kunt een rapport sluiten door op de knop
Klaar
te drukken.
Opmerking:
Het systeem bewaart batchrapporten acht weken en wist ze dan uit de database.
Als de records voor uw laboratorium langer moeten worden bewaard, moet u de
batchrapporten afdrukken of downloaden.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.39
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Potje (Flacon) via code opzoeken
Afbeelding 6-57 Knop Potje via code opzoeken
Het scherm Batches bevat een functie waarmee potjes kunnen worden opgezocht aan de hand van
het volledige of een deel van het identificatienummer. Druk op de knop
Potje via code opzoeken
.
Hetzelfde toetsenbordscherm dat wordt gebruikt voor het invoeren van de lab-/instrumentnaam
wordt weergegeven. Voer de volledige of een deel van de gezochte code in.
Weergave numeriek toetsenblok en toetsenbord
Voer cijfers of letters in
Delete
om invoer te verwijderen
abc/123
om te schakelen tussen het cijferblok en het toetsenbord
Annuleren
om terug te gaan naar het scherm Batches.
Doorgaan
om de code te zoeken
Afbeelding 6-58 De volledige of een deel van de potjescode invoeren
Druk op de knop
Doorgaan
om de code te zoeken in alle batchrapporten. Het rapport met
die code wordt weergegeven of u ziet een lijst van rapporten als een deel van de code is ingevoerd.
Zie Afbeelding 6-59.
Aantal gevonden
matches
Raak een
batchrapport
aan om dat weer
te geven
Knop
Klaar
om
terug te gaan
naar het scherm
Rapporten en
logboeken
Knop
Vernieuwen
om de
zoekresultaten te
wissen en terug te
gaan naar het
scherm Batches
Knop
Potje via
code opzoeken
om nogmaals
te zoeken
GEBRUIKERSINTERFACE
6.40
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-59 Scherm met zoekresultaten voor Potje via code opzoeken
Als de gezochte waarde wordt gevonden in de batchrapporten, wordt dat batchrapport
weergegeven op het scherm. Raak een rapport aan om dat te openen. De items met de gezochte
waarde zijn met groen gemarkeerd.
Gezochte potjes
code wordt groen
weergegeven.
Afbeelding 6-60 Zoekresultaten voor potjescode
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.41
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Opmerking:
Batchrapporten worden acht weken in het systeem bewaard en vervolgens verwijderd
als er nieuwe worden gegenereerd. Als de optionele LIS-interface deel uitmaakt van uw
configuratie, worden rapporten tevens voor onbepaalde tijd opgeslagen op de NAS
totdat ze door de systeembeheerder worden verwijderd.
Rapport op USB-stick opslaan
Zie Afbeelding 2-2 voor USB-poortlocaties.
Rapporten kunnen op een USB-stick (ook flashdrive, thumbdrive of sleutelhangerdrive genoemd)
worden opgeslagen. Plaats een stick in een van de USB-poorten.
LET OP:
Gebruik altijd het bij de processor geleverde USB-medium. Gebruik nooit een U3 Smart
Drive. Hoewel het systeem naar dit medium kan schrijven, is er een groot probleem als het systeem
wordt opgestart terwijl zo'n medium in een poort zit. U dient dan de hulp van onderhoudstechnici
in te schakelen.
Het systeem kan geen gegevens schrijven naar een tegen schrijven beveiligde USB-stick.
Als u op de knop
Naar USB opslaan
drukt, wordt het op de gebruikersinterface geopende rapport
onmiddellijk als XML-bestand opgeslagen naar de USB-drive. Op de interface wordt een bevestiging
weergegeven. Zie Afbeelding 6-61.
Opmerking:
Als het systeem detecteert dat in meer dan één USB-poort een stick is gestoken, wordt
u gevraagd de poort te selecteren waar het rapport naar toe moet worden gestuurd.
Afbeelding 6-61 Bericht Rapport is opgeslagen
GEBRUIKERSINTERFACE
6.42
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Het systeem maakt een map met de naam T5000Reports op de USB-stick. Elk rapport wordt naar die
map weggeschreven. Rapporten krijgen automatisch een naam volgens de conventie 'Rapporttype -
Naam processor - Datum en tijd. XML.' Dit wordt hieronder weergegeven. Met ieder rapporttype
wordt ook een opmaakmodel gecreëerd, zodat wanneer het rapport wordt bekeken of afgedrukt
vanaf een andere bron, het er net zo uitziet als op de T5000-interface.
Opmaakmodel voor batchrapport
Batchrapporten
Opmaakmodel voor foutenlogboek
Foutenlogboeken
Opmaakmodel voor
systeemgebruiksrapport
Systeemgebruiksrapport
Afbeelding 6-62 Rapporten die op USB zijn opgeslagen
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.43
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Details gebruik
Afbeelding 6-63 De knop Details gebruik
Naam instrument
Cyclustypen
Totale gebruiksge-
schiedenis
Knop
Klaar
om terug
te gaan naar het
scherm Rapporten
en logboeken Rapport op
USB
-stick
opslaan
Rapport
Afdrukken
(als een
printer is geïnstalleerd)
Aantal goed
verwerkte
monsters
Totale aantal
verwerkte
monsters
Afbeelding 6-64 Het scherm Details gebruik
In het rapport met gebruiksdetails wordt bijgehouden hoeveel glaasjes tot op dat moment op de
ThinPrep 5000-processor zijn aangemaakt met AutoLoader.
De
koptekst
van het gebruiksgeschiedenisrapport bevat:
de datum en tijd van het rapport
de naam van het laboratorium (indien gebruikt)
de naam van de processor (indien gebruikt)
Het gebruiksgeschiedenisrapport bevat het volgende:
het aantal gynaecologische (inclusief Imager-glaasjes), non-gynaecologische en UroCyte-glaasjes dat
met succes is bewerkt.
Opmerking:
Voor elk monsterpotjes dat is opgepakt, geopend en in de dispersieholte is geplaatst,
wordt de teller voor het totale aantal verwerkte glaasjes met één verhoogd. Voor elk
glaasje dat in het fixatiefbad is geplaatst, wordt de teller voor het aantal goed verwerkte
glaasjes met één verhoogd.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.44
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Carrouselrapport
Afbeelding 6-65 Knop Carrouselrapport
Aan het einde van de verwerking kunnen er potjes, filters en glaasjes achterblijven in de carrousel.
In het carrouselrapport wordt weergegeven wat in de carrousel is achtergebleven en wat de status
daarvan is.
Gewoonlijk komt dit door een
monsterfout
en het potje dat niet goed kon worden verwerkt,
blijft in de carrousel achter zodat de gebruiker het probleem kan oplossen.
Nu en dan kan de verwerking worden onderbroken door een
systeemfout
en alle media die
zich ergens in het verwerkingspad bevonden, worden dan in de carrousel geplaatst.
Uitsluitend het meest recente carrouselrapport wordt bewaard. Elk nieuw carrouselrapport dat
wordt gegenereerd, vervangt het huidige rapport.
Opmerking:
Indien een carrousel met monsters wordt bewerkt in de kleine-batchmodus, wordt aan
het einde van de verwerking een batchrapport gegenereerd. Dit bevindt zich in het
scherm Batchrapporten. Carrouselrapporten worden alleen gegenereerd bij gebruik van
de AutoLoader.
Zie Carrouselrapport, Afbeelding 6-66. Het carrouselrapport bevat een overzichtsgedeelte, een
gedeelte met informatie over de carrouselpositie en een statuskaart van de carrouselpositie.
Potjes- en glaasjesstatus
Vasthouden fouten
- Bij dat potje is een monsterverwerkingsfout opgetreden en het potje is niet
teruggeplaatst in het bakje met potjes. Er is een objectglaasje geëtst, maar er zijn geen cellen op
aangebracht. Het staat in de carrousel met het potje. Zie het informatiegedeelte om de fout op
te lossen.
Wacht op retour
- De verwerking van het potje is geslaagd en er is een glaasje gemaakt en in het bad
geplaatst. Vanwege een systeemfout kon het potje niet worden teruggeplaatst in het bakje met potjes.
Niet verwerkt
- Er is een systeemfout opgetreden en het potje is niet verwerkt. Er is een objectglaasje
geëtst, maar er zijn geen cellen op aangebracht. Het glaasje staat in de carrousel met het potje. Zie het
informatiegedeelte om de fout op te lossen.
Opmerking:
Als de verwerking is onderbroken doordat de gebruiker op de knop
Onderbreken
heeft
gedrukt en vervolgens
Onmiddellijk beëindigen
heeft geselecteerd (zie "Een batch
onderbreken" op pagina 6.18), blijven er media achter in de carrousel en worden deze
niet weggezet. De gebruiker dient te controleren wat er met deze potjes en glaasjes aan
de hand is.
Carrouselrapport ThinPrep 5000
Starttijd:
Eindtijd:
Lab:
Instrument:
Serienummer:
Autoloader-serienummer:
10/21/2010 10:15 AM
10/21/2010 11:45 AM
Hologic
T5000
D002K09DP
D004M10DA
Overzicht carrouselrapport
Pos. Flacon Filter Objectglaasje Bakpos.
Flaconstatus
1-1
-
1-14
2-16
2-21
-
3-4
4-13
-
4-40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Details carrouselpositie 1:
5010 - Onvoldoende vloeistof of er is geen filter
Statuskaart carrouselpositie
1 345678 102 9 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Positiestatus
OPMERKING: Lege positie = X
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Vasthouden fouten
-
Niet verwerkt
Vasthouden fouten
Niet verwerkt
-
Wacht op retour
Wacht op retour
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Ja
Nee
Ja
1-1
Gyn
Flaconstatus:
Flaconcode:
Glaasjescode:
Glaasjestype:
Vasthouden fouten
74041829999
74041829999
Gyn
Ja
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Flaconcode aanwezig:
Filter aanwezig:
Glaasje aanwezig:
Bakpos.:
Flacontype:
Details status:
Kop van het rapport bevat datum-/
tijdstempel en instrumentnummer
Het overzichtsgedeelte van het
carrouselrapport geeft aan: de
aanwezigheid van media in elke positie
waar het potje oorspronkelijk was
geplaatst (positie in het bakje met potjes)
een korte potjesstatus
Details carrouselpositie:
aanwezige media
type fout
identificatiecode en objectglaasjestype
Statuskaart carrouselpositie biedt
een snel visueel overzicht van de
locaties waarop materiaal aanwezig
is in de carrousel.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.45
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-66 Carrouselrapport
GEBRUIKERSINTERFACE
6.46
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Diagnostiek verzamelen
Afbeelding 6-67 De knop Diagnostiek verzamelen
Diagnostiek verzamelen is een functie die is bestemd voor het oplossen van problemen met de
processor door de technische ondersteuning van Hologic. Hiermee worden het foutenlogboek en
andere gegevens over de werking van het instrument verzameld en in een zip-bestand geplaatst.
De inhoud van het zip-bestand is beveiligd met een wachtwoord.
Plaats een USB-opslagmedium in een van de USB-poorten en druk op de knop
Diagnostiek
verzamelen
.
Afbeelding 6-68 Het scherm Diagnostiek verzamelen
De bedrijfsgegevens van het instrument worden verzameld in een map op het USB-medium met de
naam T5000Logs. De map bevat drie zip-bestanden. Deze kunnen via e-mail worden verzonden naar
Hologic Technische ondersteuning.
Scherm reinigen
Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
Afvalvloeistof afvoeren
Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.47
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Labels ontwerpen
Afbeelding 6-69 De knop Labels ontwerpen
De informatie die met een laserapparaat op het objectglaasje wordt geëtst, kan worden
geconfigureerd met de functie Labels ontwerpen. Dit is een proces van vijf stappen:
1. Selecteer indeling glaasjescodes: OCR: Imager, OCR: Non-Imager, Streepjescode 1-D of
Streepjescode 2-D
2. Selecteer de gegevens die op het label komen (kies: geen, naam lab, naam instrument, datum/
tijd, potjescode, LIS-veld 1, LIS-veld 2, LIS-veld 3)
3. Kies de tekst die bovenaan komt (kies: geen, naam lab, naam instrument, datum/tijd, potjescode,
LIS-veld 1, LIS-veld 2, LIS-veld 3)
4. Kies de tekst die onderaan komt (kies: geen, naam lab, naam instrument, datum/tijd, potjescode,
LIS-veld 1, LIS-veld 2, LIS-veld 3)
5. Controleer het labelontwerp en sla het op.
Het labelontwerp blijft van kracht totdat de operator wijzigingen doorvoert. Er is een knop waarmee het
ontwerp kan worden teruggezet naar het standaard labelontwerp, zoals afgebeeld in Afbeelding 6-70.
Venster toont
het huidige
gebruikte ontwerp
(standaardontwerp
is weergegeven)
Knop
Klaar
om
terug te gaan naar
scherm Opties
beheerder
Druk op de knop
Ontwerp
bewerken
om
het labelontwerp te
wijzigen
Knop
Std.ontwerp
herstellen
Afbeelding 6-70 Scherm voor het bewerken van het labelontwerp
GEBRUIKERSINTERFACE
6.48
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
De glaasjescode wordt afgeleid van de potjescode. Afhankelijk van de geselecteerde indeling en de
gebruikte primaire potjescode gelden er lengte- en tekenbeperkingen voor de uiteindelijke
glaasjescode.
Het potjeslabel moet zijn opgemaakt in een van de vier ondersteunde symbolenreeksen voor 1-D-
streepjescode (Code 128, Interleaved 2 van 5, Code 39 of Code 93). Voor de potjeslabels mogen geen
OCR- of 2-D-indelingen worden gebruikt.
OCR: Imager
Deze OCR-indeling is vereist voor objectglaasjes die
worden bewerkt op het ThinPrep-beeldvormingssysteem.
Het glaasje wordt geëtst in de indeling voor 7 boven 7
tekens, zoals aangegeven.
Van de streepjescode op het potje worden alleen cijfers
gelezen. Tekens die geen cijfers zijn, worden verwijderd.
Als de lengte 14 is, wordt ervan uitgegaan dat de laatste
3 cijfers de CRC vormen. De 11-cijferige code wordt
gebruikt.
Als de lengte tussen 5 en 11 is, worden er naar behoefte
voorloopnullen toegevoegd om een 11-cijferig nummer
te vormen.
Als de lengte 12 is en het eerste cijfer is een nul, wordt
de code geaccepteerd door de voorloopnul te
verwijderen.
Afbeelding 6-71 Stap 1 - Indeling glaasjescodes - OCR: Imager
Indeling voor 1-D-streepjescode
Van de streepjescode op het potje worden alle tekens
gelezen.
De gegevenslengte moet tussen de 5 en 14 tekens zijn
Op de uiteindelijke indeling zijn mogelijk verdere
beperkingen van toepassing, zie Tabel 6.2.
Met de knop Volgende wordt u gevraagd te selecteren
welke 1-D-code er wordt gebruikt.
Afbeelding 6-72 Stap 1 - Indeling glaasjescodes - 1-D-streepjescode
Indeling voor 2-D-streepjescode
Van de streepjescode op het potje worden alle tekens
gelezen.
De gegevenslengte moet tussen de 5 en 14 tekens zijn
Op de uiteindelijke indeling zijn mogelijk verdere
beperkingen van toepassing, zie Tabel 6.2.
2-D-streepjescodes bevatten geen tekens die voor
mensen leesbaar zijn, zoals bij de indeling van 1-D-
streepjescodes het geval is. Als u op het glaasje ook
een leesbare potjescode wilt, selecteert u 'Potjescode'
als veldinfo bij stap 2, 3 of 4 hieronder.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.49
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-73 Stap 1 - Indeling glaasjescodes - 1-D-streepjescode
OCR: Non-Imager
Op het objectglaasje worden een of twee rijen geëtst,
afhankelijk van het aantal cijfers in de code.
Van de streepjescode op het potje worden alleen
cijfers gelezen. Tekens die geen cijfers zijn, worden
verwijderd.
De gegevenslengte moet tussen de 5 en 14 cijfers zijn.
Afbeelding 6-74 Stap 1 - Indeling glaasjescodes - OCR: Non-Imager
Tabel 6.2: Beperkingen voor objectglaasjes op basis van de gebruikte symbolenreeks
voor streepjescodes
1-D Code 128 Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund. De breedte van de streepjescode varieert afhan-
kelijk van de inhoud. Op een objectglaasje passen maximaal 8 letters of 14 cijfers. Combinaties hiervan
verkorten de maximale lengte.
1-D Interleaved 2 van 5 Alleen cijfers worden ondersteund. De indeling is 5, 7, 9 of 11 tekens + 1 controlecijfer.
1-D Code 39 De ondersteunde tekens zijn A-Z, 0-9, - + $ / % ‘spatie’
Op een objectglaasje passen maximaal 6 tekens.
1-D Code 93 Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund. Op een objectglaasje passen maximaal 8 tekens.
2-D datamatrix Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund.
LIS-velden zijn alleen beschikbaar indien LIS is
ingeschakeld. Wanneer een LIS- of potjescodeveld
wordt gebruikt, wordt u met de knop
Volgende
gevraagd het type gegevens te selecteren.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.50
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-75 Stap 2 - Selecteer gegevens
Afbeelding 6-76 Stap 3 - Voeg de tekst toe die bovenaan komt
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6.51
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-77 Stap 4 - Voeg de tekst toe die onderaan komt
Afbeelding 6-78 Stap 5 - Controleer het ontwerp en sla wijzigingen op
Als het labeltype wordt geselecteerd vanuit het scherm Opties beheerder, wordt het huidige ontwerp
op de objectglaasjes geëtst.
Opmerking:
Dit geldt alleen voor de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader. Als monsters
rechtstreeks vanuit de carrousel moeten worden bewerkt in de kleine-batchmodus,
moeten de objectglaasjes vóór verwerking worden gelabeld of geëtst.
Luchtfilter verwisselen
Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.52
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
6
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
7. Bedieningsaan-
wijzingen
7. Bedieningsaan-
wijzingen
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.1
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Hoofdstuk 7
Bedieningsaanwijzingen
PARAGRAAF
A
INLEIDING
De normale bediening van het apparaat bestaat uit het plaatsen van de benodigdheden, het opstarten
van de batchverwerking en het uitnemen van de geprepareerde objectglaasjes en de verwerkte
monsterpotjes na voltooiing van de batch. Na voltooiing van elke batch wordt een batchrapport
gegenereerd. Het rapport geeft van ieder potje aan of de verwerking geslaagd of mislukt is en of er
fouten zijn opgetreden. Het rapport kan worden bekeken op de gebruikersinterface of u kunt het
afdrukken; het rapport kan als tekstbestand worden opgeslagen op een USB-stick.
PARAGRAAF
B
BENODIGDE MATERIALEN
ThinPrep-objectglaasjes
en glaasjescassette
Monster in potjes met
PreservCyt
®
-oplossing
ThinPrep-filters
ThinPrep
®
5000-processor
Carrousel Fixatiefbaden
met kleurrekjes
Afbeelding 7-1 Benodigde materialen
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Het potje met ThinPrep
®
PreservCyt-oplossing
is een plastic potje dat een conserveringsmiddel
op methanolbasis bevat, waarin cellen afkomstig uit alle lichaamsdelen geconserveerd blijven.
De PreservCyt-oplossing wordt gebruikt voor vervoer, opslag en verwerking van celmonsters.
Gynaecologische monsters kunnen maximaal 6 weken bij kamertemperatuur in de
PreservCyt-oplossing worden bewaard.
Niet-gynaecologische monsters kunnen maximaal 3 weken bij kamertemperatuur in de
PreservCyt-oplossing worden bewaard.
Zie hoofdstuk Hoofdstuk 3 voor gedetailleerde informatie over de PreservCyt-oplossing.
Het
ThinPrep filter
is een plastic cilinder voor eenmalig gebruik, waarvan het ene uiteinde open is
terwijl het andere uiteinde afgedekt is met een aangehecht filtermembraan. Het filtermembraan heeft
een vlak, glad, poreus oppervlak. De poriegrootte wisselt, afhankelijk van de toepassing; er zijn drie
filtertypen voor gebruik op de ThinPrep 5000-processor:
ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
ThinPrep niet-gynaecologische filters (blauw)
ThinPrep UroCyte-filters (geel)
Het
ThinPrep-microscoop-objectglaasje
is een voorgereinigd glazen microscoop-objectglaasje
van hoge kwaliteit, met een gemarkeerd analyseveld en een relatief groot etiketteringsgedeelte.
Het glaasje is speciaal ontworpen voor gebruik met de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
en er zijn, afhankelijk van de gebruikte toepassing, drie typen glaasjes:
ThinPrep-objectglaasjes voor gebruik met ThinPrep-processors zijn voor verwerking van
gynaecologische of niet-gynaecologische monsters.
Objectglaasjes voor het ThinPrep-beeldvormingssysteem voor gynaecologische glaasjes die
op het ThinPrep-beeldvormingssysteem worden gebruikt. (Deze zijn van te voren bedrukt
met ijkmarkeringen voor het beeldvormingssysteem.)
ThinPrep UroCyte-objectglaasjes voor gebruik met de ThinPrep UroCyte-
urinemonsterverwerking. (De glaasjes hebben een duidelijk gemarkeerd cellocatiegebied voor
de verwerking van urinemonsters.)
De
carrousel
is een plastic bakje dat ruimte biedt aan maximaal twintig sets potjes, filters en glaasjes.
Het fungeert als verzamelplaats voor de verwerking van monsters met de AutoLoader. Wanneer het
instrument wordt gebruikt in de kleine-batchmodus, werkt de carrousel als invoerapparaat voor de
verbruiksmaterialen.
Het
alcoholfixatiefbad
is een plastic bad dat is gevuld met standaard laboratorium-alcoholfixatief
(95% reagensalcohol of 95% ethylalcohol). Het bad bevat een kleurrekje waarin de verwerkte glaasjes
automatisch worden geplaatst.
Het
kleurrekje
is een standaard kleurrekje dat wordt gebruikt voor de afname en kleuring van
cytologische objectglaasjes.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.3
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
De
gebruikershandleiding
van de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader bevat uitgebreide
informatie over de bediening en het onderhoud van de processor, alsmede over het oplossen van
problemen. Ook bevat de handleiding informatie over de oplossingen en materialen die voor het
prepareren van objectglaasjes met de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader benodigd zijn.
Laboratoriumhandschoenen voor eenmalig gebruik
— Draag tijdens het werken met het
instrument beschermende kleding, in overeenstemming met algemene voorzorgsmaatregelen.
PARAGRAAF
C
DE MONSTERPOTJES LABELEN
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader leest de identificatienummers op de labels van de
monsterpotjes en etst dezelfde nummers op de matglazen band van de objectglaasjes. Het
objectglaasjeslabel wordt vervolgens gelezen door een objectglaasjesscanner die controleert of
de nummers overeenkomen. De objectglaasjesscanner kan labels met streepjescodes of labels in
OCR-indeling lezen. De gebruiker configureert de indeling die op het objectglaasje wordt geëtst.
Zie "Labels ontwerpen" op pagina 6.47.
Labelindeling streepjescode voor potjes
Het streepjescodelabel op het monsterpotje moet voldoen aan de ANSI X3.182-vereisten met
kwaliteit B of hoger. Hologic adviseert de Code 128, 1-D streepjescodesymbolen te gebruiken voor
het streepjescodelabel op het monsterpotje.
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan ook worden gebruikt met de Interleaved 2 van 5,
Code 39 en Code 93 1-D streepjescodesymbolen.
Voor de potjeslabels mogen geen OCR-indelingen worden gebruikt. Na een optionele upgrade kan
de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader ook worden gebruikt met 2-D streepjescodelabels op
het potje.
Zie Tabel 6.2 op pagina 6.49 voor een uitgebreide beschrijving van de beperkingen die voor de code
gelden afhankelijk van de gebruikte objectglaasjesindeling.
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Labels op potjes aanbrengen
Plak de streepjescodelabels
verticaal
op het label voor de PreservCyt
®
-oplossing; gebruik de rand
voor uitlijning, zoals is afgebeeld in Afbeelding 7-2. Een label dat 10 graden of meer scheef is geplakt,
zal mogelijk niet goed worden gescand. Plak het streepjescodelabel tijdens het aanbrengen niet
over patiëntgegevens, andere labels of torsielipjes op het potje. Plak labels nooit op de dop of op
de onderkant van een potje. Indien labels verkeerd worden geplakt, kan dit de oorzaak zijn van
onjuiste lezing van de streepjescode of van storing van het instrument bij het uitnemen van het potje
uit de carrousel.
In het niet-gelabelde deel van het monsterpotje kunt u de matglazen band zien waarmee de
toegelaten maximum- en minimumniveaus voor de vloeistof worden aangeduid wanneer een
monster op de processor wordt verwerkt. Zorg dat het vloeistofniveau binnen dit bereik valt.
Controleer tevens of zich geen ongewenst materiaal in het potje bevindt (zoals een stukje van het
monsterafname-instrument of ander niet-biologisch afval).
De torsielipjes op het potje bieden de processor
de mogelijkheid de dop van het potje te
verwijderen en weer aan te brengen.
Streepjescodelabel
Het matglazen gedeelte geeft het min./max.
aanvaardbare vloeistofniveau aan voor
verwerking (17–21 ml)
Afbeelding 7-2 Monsterpotje met PreservCyt-oplossing
PARAGRAAF
D
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.5
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
DE THINPREP
®
5000 AUTOLOADER LADEN
LET OP:
Vergeet niet dat indien aanvullende tests moeten worden uitgevoerd, u de instructies
in "OPTIONELE INSTRUCTIES VOOR AANVULLENDE TESTS" op pagina 7.35 moet lezen en
begrijpen voordat u de ThinPrep 5000-processor laadt en in werking stelt.
Objectglaasjes in
glaasjescassettes
Monsters in
potjes met
PreservCyt-
oplossing in bakjes
voor potjes
ThinPrep-
filterbakjes
Carrousel
Fixatiefbaden
(deur niet geopend
weergegeven)
Afbeelding 7-3 Het instrument laden
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
LET OP:
Voor de beste resultaten van de glaasjespreparatie dient u het juiste type glaasje en filter
te gebruiken voor het monstertype dat wordt verwerkt.
Tabel 7.1:
ThinPrep ThinPrep +
Beeldvorming UroCyte
PreservCyt-
monster
Gynaecologisch Niet-gynaecologisch Gynaecologisch Urine voor gebruik met
Vysis UroVysion
moleculaire test
Filter Transparant Blauw Transparant Geel
Objectglaasje Cellocatieboog Cellocatieboog of
zonder booglijnen
Cellocatieboog met
ijkmarkeringen
Cellocatiecirkel
Monster/filter/glaasjesconfiguratie
Wanneer monsterpotjes, filters en objectglaasjes in het systeem worden geplaatst, moet de gebruiker
via de gebruikersinterface aangeven van welk type deze zijn.
Glaasjescassettes met objectglaasjes plaatsen
Een glaasjescassette biedt plaats voor circa 100 objectglaasjes. Dat komt overeen met een volledige
doos verpakte ThinPrep-objectglaasjes. Het binnenoppervlak van de objectglaasjescassettes is zeer
glad gepolijst zodat de slide handler objectglaasjes kan oppakken zonder dat deze vastkleven. Veeg
de binnenkant van de cassette af met een zachte doek voordat u er objectglaasjes in plaatst zodat
eventueel glasstof van eerdere batches wordt verwijderd.
Het belangrijkste aspect van het laden van objectglaasjes in de cassette is te zorgen dat ze in de juiste
richting worden geplaatst, zodat de informatie op het matglazen gedeelte van het glaasje wordt
geëtst. Het matglazen gedeelte moet omhoog en naar de achterzijde van de cassette zijn gericht.
Als geheugensteuntje voor de gebruiker is aan de binnenkant van de cassette een grafische instructie
geëtst voor het laden van objectglaasjes.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.7
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Afbeelding 7-4 Objectglaasjes en cassette
Tabel 7.2: De cassette vullen met objectglaasjes
1. Ontgrendel de sluiting waarmee de
glaasjescassette gesloten blijft.
2. Open de cassette en reinig deze.
3. Open een doos met objectglaasjes.
Plaats de objectglaasjes zodanig dat
het matglazen gedeelte omhoog wijst
in de cassette.
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.8
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
4. Plaats de cassette op de doos met
objectglaasjes.
5. Houd de cassette en de doos met
objectglaasjes vast en keer ze om, zodat
de objectglaasjes vanuit de doos in de
cassette terechtkomen.
6. Verwijder het objectglaasjesdoosje.
7. Controleer of de glaasjes in de juiste
richting zijn geplaatst.
8. Sluit en vergrendel de glaasjescassette.
Tabel 7.2: De cassette vullen met objectglaasjes
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.9
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Objectglaasjescassettes in het instrument plaatsen
De AutoLoader heeft een compartiment voor objectglaasjescassettes waarin de gebruiker de
cassettes met objectglaasjes voor de verwerking van monsters plaatst. Er zijn drie cassetteposities
die zijn gemarkeerd als vak 1, 2 of 3. Duw de cassette helemaal naar binnen. Het cassettepictogram
wordt op de gebruikersinterface weergegeven wanneer de sensor wordt geactiveerd door de
aanwezigheid van de cassette.
Afbeelding 7-5 Cassettes met objectglaasjes laden
De gebruiker moet aangeven welk type objectglaasjes elke cassette bevat. Zie "Glaasjes" op pagina 6.6.
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.10
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Bakjes voor potjes in het instrument plaatsen
Afbeelding 7-6 Bakje voor potjes
De AutoLoader heeft vier vakken voor potjesbakjes met ThinPrep-monsters. Elk bakje kan maximaal
40 monsters bevatten. Elk bakje wordt gezien als een batch en na voltooiing van een bakje wordt een
batchrapport gegenereerd. Elk bakje kan slechts één type monster bevatten om te zorgen dat bij de
verwerking van het monster het juiste filter- en objectglaasjestype wordt gebruikt.
De monsters moeten naast elkaar in het bakje staan. De batch kan minder dan 40 potjes bevatten,
maar wordt beëindigd als het systeem een lege positie detecteert. Het systeem gaat dan verder met
de verwerking van het volgende bakje met monsterpotjes, indien dit is geplaatst en gereed is voor
verwerking. Zie Afbeelding 7-8 om het zoekpatroon van de robotarm voor bakjes voor potjes te zien.
De AutoLoader verwerkt geen monsters met een dubbele potjescode in hetzelfde bakje. Het eerste
monster wordt bewerkt en het tweede monster wordt behandeld als monsterfout. Indien dezelfde
potjescode moet worden gebruikt, plaatst u de potjes in afzonderlijke bakjes.
Open het deurtje voor de bakjes met monsterpotjes en open de vergrendeling. Schuif het bakje
in het vak. Sluit de vergrendeling en sluit dan het deurtje voor de bakjes met monsterpotjes.
De aanwezigheid van het bakje met monsterpotjes wordt zichtbaar op de gebruikersinterface zodra
de sensor door de aanwezigheid van het bakje wordt geactiveerd. De gebruiker moet voor de
verwerking aangeven welk type monster het bakje bevat. Zie "Potjes (Flacons)" op pagina 6.8.
Als de deurtjes voor de bakjes met monsterpotjes zijn ontgrendeld, brandt op elk deurtje een groen
lampje. Als de deurtjes zijn vergrendeld, is het lampje rood.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.11
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Filterbakjes in het instrument plaatsen
De AutoLoader heeft een filtercompartiment met drie schappen waarop een filterbakje kan worden
geplaatst. Er zijn transparante filters voor gebruik bij gynaecologische monsters, blauwe filters voor
gebruik bij niet-gynaecologische monsters en gele filters voor gebruik met UroCyte-monsters (urine).
Elk filterbakje bevat 100 filters.
Opmerking:
De filters worden steriel verpakt. Raak vóór verwerking het filtermembraan of de
binnenkant van de filtercilinder nooit aan.
Opmerking:
Controleer bij het laden van een nieuw bakje met filters of ze met de membraanzijde naar
beneden zijn gepositioneerd. Filters moeten met het open uiteinde naar boven worden
gericht zodat voor verwerking de filterplug daarin kan worden geplaatst. Er kan anders
een fout optreden en bij drie van deze fouten achter elkaar wordt de batch gestopt.
Afbeelding 7-7 Filterbakje
Neem het filterbakje uit de verpakking en verwijder de afdekking. Open het deurtje van het
filtercompartiment en trek een van de schappen eruit. Schuif het filterbakje op het schap en duw
het dan volledig in het compartiment. Sluit vervolgens het deurtje van het compartiment. De
aanwezigheid van het filterbakje wordt zichtbaar op de gebruikersinterface zodra de sensor door de
aanwezigheid van het bakje wordt geactiveerd. De gebruiker moet aangeven welk type filter het bakje
bevat. Zie "Filters" op pagina 6.13.
Als een deels gebruikt bakje wordt geplaatst, laadt u eerst het lege gedeelte (naar de achterkant van
het instrument). Als het instrument linksachter in de hoek een filter aantreft, gaat het ervan uit dat
het bakje vol is. Als het instrument vervolgens een filter niet kan pakken nadat het ervan uitging dat
het bakje vol is, wordt er een fout gegenereerd. Als het instrument linksachter in de hoek geen filter
aantreft, start het een zoekpatroon van achter naar voren om de eerste gevulde rij filters te vinden.
Vanaf dat punt, gaat het instrument ervan uit dat alle rijen zijn gevuld. Zie Afbeelding 7-8 om het
zoekpatroon van de robotarm voor filters te zien.
Starten Starten
Einde
(of op eerste lege
positie)
Einde
(of op eerste lege
positie)
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.12
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Afbeelding 7-8 Zoekpatroon van de robotarm voor bakjes
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.13
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Alcoholfixatiefbaden in het instrument plaatsen
De processor heeft een badencompartiment dat ruimte biedt voor acht fixatiefbaden. Elk bad kan
maximaal 20 objectglaasjes bevatten. Voor elk verwerkt bakje met monsterpotjes zijn twee baden
nodig. De objectglaasjes van bakpositie 1–20 worden in één bad geplaatst en de objectglaasjes van
bakpositie 21–40 worden in een ander bad geplaatst. Het systeem detecteert het type monster op
basis van het type monsterpotje.
Bij het vullen van de fixatiefbaden plaatst u een leeg kleurrekje in het fixatiefbad.
BELANGRIJK:
Oriënteer het rekje zo dat de in reliëf aangebrachte woorden 'UP SIDE'
naar het badhandvat zijn gericht. Zie Afbeelding 7-9. U kunt voelen wanneer het op zijn plaats
vastklikt. Het is belangrijk dat het rekje goed op zijn plaats zit.
Vul het bad met alcohol totdat de bovenkant van het kleurrekje net onder de vloeistofspiegel staat,
doch niet zo vol dat het bad zou overstromen wanneer er objectglaasjes aan worden toegevoegd.
Vul het bad tot hier met alcohol
"UP SIDE" naar badhandvat gericht
Afbeelding 7-9 Fixatiefbad met kleurrekje
Als de fixatiefbaden in het instrument blijven staan, is dit niveau voldoende om blootstelling van de
cellocatie vanwege verdamping gedurende 72 uur te voorkomen. Als het instrument met acht baden
erin tijdelijk niet wordt gebruikt, wordt de carrousel met fixatiefbaden bovendien elke 10 minuten
gedraaid, zodat een bepaald bad nooit onder de evaporatiekap blijft staan.
Opmerking:
Als er een vertraging is tussen het verwijderen van de fixatiefbaden uit het instrument
en het kleuren en afdekken van de objectglaasjes, moet rekening worden gehouden met
de mogelijkheid van verdamping van de alcohol.
Open het deurtje naar het badcompartiment en schuif het bad in de sleuf tot het stopt. Sluit de
baddeurtjes. Het systeem controleert een fixatiefbad zodra het wordt geplaatst om te bevestigen dat
dit geen objectglaasjes bevat. De gebruiker wordt erop geattendeerd als er een fout is opgetreden.
Opmerking:
Het systeem kan de aanwezigheid van een glaasjesrek
niet
detecteren en gaat er vanuit
dat er in elk badcompartiment een is geplaatst. De gebruiker moet ervoor zorgen dat de
fixatiefbaden correct worden voorbereid.
Schuif het
fixatiefbad in
de processor.
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.14
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Afbeelding 7-10 Het fixatiefbad in de processor plaatsen
Zie "Baden" op pagina 6.10 voor informatie over het plaatsen van baden en badstatusindicatoren.
De carrousel in de processor plaatsen
Plaats een lege carrousel in de processor. Open het voordeurtje en schuif het bakje in het midden
van het verwerkingsgedeelte. De carrousel is juist geplaatst als deze tegen de achterwand stopt.
De carrousel hoeft niet te worden geplaatst met positienummer 1 op een bepaalde manier
georiënteerd. Als het apparaat begint met de verwerking, lijnt het apparaat de carrousel automatisch
zo uit dat de verwerking op positie 1 begint.
Afbeelding 7-11 De carrousel in de processor plaatsen
De carrousel mag geen objectglaasjes, filters of potjes bevatten voordat een AutoLoader-batch van
start gaat.
PARAGRAAF
E
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.15
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
EEN BATCH STARTEN
Nadat de verbruiksartikelen in het toestel zijn geplaatst en eventuele waarschuwingen op de
statusbalk zijn opgelost, sluit u alle deurtjes en drukt u op de knop Start (Afbeelding 7-12).
Afbeelding 7-12 De knop Batch starten
De deurtjes worden hoorbaar vergrendeld. De processor voert een voorcontrole uit en scant de
glaasjescassettes op objectglaasjes. Vervolgens wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van potjes,
filters en objectglaasjes in de carrousel.
Het scherm van de voorbereiding op de batchverwerking wordt weergegeven. Zie Afbeelding 7-13.
Het huidige bakje dat wordt
verwerkt is een Gyn-bakje.
Het instrument detecteert:
1 cassette speciaal voor
Gyn-objectglaasjes
1 filterbakje speciaal voor
Gyn-filters
In totaal 8 baden klaar voor
de verwerkte objectglaasjes
Afbeelding 7-13 Het scherm Batch starten
De batchverwerking van de monsters begint. Zie Afbeelding 7-14.
De voortgangsbalk geeft aan
hoeveel van het bakje met
potjes is verwerkt.
Opties beheerder zijn
beschikbaar, maar sommige
items zijn tijdens de
verwerking uitgeschakeld.
De batchverwerking kan
worden onderbroken.
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.16
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Afbeelding 7-14 Het scherm Bezig met verwerken van monsters
PARAGRAAF
F
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.17
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
GLAASJES VERWERKEN
Als een batch wordt gestart, worden de volgende stappen in deze volgorde uitgevoerd:
AutoLoader-modus Kleine-batchmodus
Controle op objectglaasjes in de cassettes.
(De laborant plaatst potjes, filters en objectglaasjes
handmatig in de carrousel en plaatst de carrousel in
de processor)
Controle of de carrousel leeg is.
Het eerste potje wordt opgepakt en in de carrousel geplaatst
en de potjescode wordt gelezen.
Er wordt een filter opgepakt en in de carrousel geplaatst. Identificatiecodes van de potjes en objectglaasjes worden
gecontroleerd.
De laserdampafzuiger wordt gestart. Er wordt een
objectglaasje opgepakt en daarop wordt de potjescode (en
eventuele andere informatie) geëtst.
Potje en filter worden opgepakt.
Er wordt een objectglaasje in de carrousel geplaatst en er
wordt gecontroleerd of de glaasjescode leesbaar en juist is.
Potje wordt in de disperser geplaatst.
Er worden een objectglaasje, filter en potje opgepakt en naar
het dispersiegebied verplaatst.
Objectglaasje wordt opgepakt.
Als de verwerking eenmaal van start gaat, pakt het systeem de
daaropvolgende potjes, filters en objectglaasjes
De inhoud van het potje wordt gedispergeerd. De inhoud van het potje wordt gedispergeerd.
De dop wordt van het potje verwijderd. De dop wordt van het potje verwijderd.
Objectglaasje wordt op het celoverdrachtstation
(pneumatische zuignapjes) geplaatst.
Objectglaasje wordt op het celoverdrachtstation
(pneumatische zuignapjes) geplaatst.
Filter wordt in potje geplaatst, filter wordt bevochtigd
en er wordt getest of vloeistofniveau voldoende is.
Filter wordt in potje geplaatst, filter wordt bevochtigd en er
wordt getest of vloeistofniveau voldoende is.
Cellen worden verzameld. Cellen worden verzameld.
Vloeibaar afval wordt verwijderd. Vloeibaar afval wordt verwijderd.
Cellen worden overgebracht van het filter naar het
objectglaasje.
Cellen worden overgebracht van het filter naar het
objectglaasje.
Objectglaasje wordt in het fixatiefbad geplaatst. Objectglaasje wordt in het fixatiefbad geplaatst.
Filter wordt doorgeprikt en weggeworpen. Filter wordt doorgeprikt en weggeworpen.
Dop wordt op het potje teruggeplaatst. Dop wordt op het potje teruggeplaatst.
Potje wordt in de inputcarrousel teruggeplaatst. Potje wordt in de inputcarrousel teruggeplaatst.
Potje wordt teruggeplaatst op de oorspronkelijke
positie in het bakje.
PARAGRAAF
G
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.18
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
BATCHVERWERKING ONDERBREKEN
Druk op de knop
Onderbreken
om een batchverwerking te onderbreken. Het systeem voltooit de
verwerking van het monster dat op dat moment wordt bewerkt. De mechanismen maken ruimte
en het baddeurtje wordt ontgrendeld.
Raadpleeg "Een batch onderbreken" op pagina 6.18 voor volledige instructies over het onderbreken
en hervatten van een batch.
PARAGRAAF
H
VERWERKING VOLTOOID
Wanneer één bakje is voltooid, verandert het scherm 'Bezig met verwerken van monsters' van
kleur om aan te geven dat het bakje met potjes is verwerkt. Voor dat bakje wordt de knop
Rapport
weergeven
beschikbaar. Het systeem gaat verder met het bewerken van het volgende bakje.
Zie Afbeelding 7-15.
Potjesbakje 1 is voltooid. Het systeem
verwerkt potjesbakje 2.
Potjesbakje 1 en 2 zijn voltooid. Het systeem
verwerkt het volgende beschikbare bakje.
Afbeelding 7-15 Bezig met verwerken van monsters, Bakjes voltooid
Als alle bakjes met potjes zijn verwerkt, verschijnt het bericht Verwerking voltooid. Dit venster
wordt weergegeven om aan te geven dat alle verwerkingen zijn afgerond.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.19
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Afbeelding 7-16 Mededelingenvenster Verwerking voltooid
Druk op de knop
OK
om te bevestigen. Het scherm Verwerking voltooid wordt weergegeven.
Verwerking voltooid, geen fouten. Eén bakje is
overgeslagen vanwege een niet-opgeloste fout.
Verwerking voltooid, doordat gebruiker de batch
heeft geannuleerd.
Afbeelding 7-17 Voorbeelden van de schermen Verwerking voltooid
De batchrapporten kunnen worden weergegeven, afgedrukt of opslagen op USB-stick. Zie
"Batchrapporten" op pagina 6.36 voor alle informatie over het interpreteren van een batchrapport.
Druk op de knop
Klaar
als u dit scherm wilt verlaten en wilt terugkeren naar het hoofdscherm.
PARAGRAAF
I
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.20
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
DE ARTIKELEN UIT DE THINPREP
®
5000-PROCESSOR MET
AUTOLOADER NEMEN
Bakje voor potjes
Open de vakken met de verwerkte bakjes met potjes en neem de bakjes eruit.
Glaasjescassettes en filterbakjes
Aan het einde van een batch kunnen deze in het instrument achterblijven. Als ze onaangeroerd
blijven, blijft het instrument het voorraadniveau bijhouden wanneer de volgende batch wordt gestart
en krijgt de gebruiker een bericht wanneer er materialen moeten worden bijgevuld.
Carrousel
Neem de carrousel uit de processor. Als er potjes, glaasjes en filters in de carrousel achterblijven,
stem deze dan zorgvuldig af met de glaasjes- of potjesvoorvallen in het carrouselrapport en
batchrapport en stel de identiteit en dispositie van het onbewerkte monster vast.
Fixatiefbaden verwijderen
Verwijder voorzichtig het fixatiefbad met bewerkte glaasjes. Als de objectglaasjes niet onmiddellijk
worden gekleurd en afgedekt, plaatst u de evaporatiekappen op de badcontainers.
PARAGRAAF
J
KLEINE-BATCHMODUS
In de kleine-batchmodus worden monsterpotjes rechtstreeks vanuit de carrousel verwerkt.
Er kunnen één tot 20 monsters als een batch worden geladen. Elke batch moet van hetzelfde type
procescyclus zijn - allemaal Gyn, allemaal Non-gyn of allemaal UroCyte.
De potjes hoeven niet in aangrenzende carrouselposities te staan.
LET OP:
De objectglaasjes moeten voor plaatsing in de carrousel worden gelabeld met een
identificatiecode. In de kleine-batchmodus wordt de glaasjescode niet met de laserets aangebracht
zoals in de AutoLoader-modus. (De glaasjeslezer kan geëtste of gedrukte labels lezen.)
LET OP:
Voorafgaand aan een batchverwerking moet de juiste indeling van het glaasjescodelabel
(OCR of streepjescode) worden geselecteerd. U kunt dat doen vanuit Systeeminstellingen in de
Opties beheerder.
Als het instrument nog niet in de kleine-batchmodus staat, drukt u op de knop
Kleine-batchmodus
in het hoofdscherm van de gebruikersinterface. De hoofdinterface van de kleine-batchmodus wordt
weergegeven (Afbeelding 7-18).
Proces
cycli (Gyn
geselecteerd)
De knop
Opties
beheerder
voor
toegang tot
gebruikers-
voorkeuren en
instellingen
Indicatoren
systeemstatus
De knop
Baden
om naar het
badenscherm
te gaan
Knop
Starten
van
verwerking
Knop om
over te schakelen naar de AutoLoader-modus
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.21
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Afbeelding 7-18 Hoofdscherm Kleine-batchmodus
Statusindicatoren
De indicatoren voor de systeemstatus bevinden zich bovenaan op het hoofdscherm. Voordat het
systeem begint met het verwerken van een batch moet bij alle onderdelen een groen vinkje staan.
Raak de statusindicator op het scherm aan voor een korte uitleg in een pop-upvenster over de
betekenis van de status. Hieronder wordt een tabel met statusindicatoren weergegeven.
Afbeelding 7-19 Voorbeelden van statusindicatorberichten
KLEINE-BATCHMODUS
Tabel 7.3: Statusindicatoren
CARROUSEL DEURTJES BADEN AFVAL VOEDING
Status OK, gereed voor
verwerking
Status OK, gereed
voor verwerking
Status OK, gereed
voor verwerking
Status OK, gereed voor
verwerking
Status OK, gereed voor
verwerking
Geen carrousel
gedetecteerd. Plaats
carrousel of zorg dat
deze zich in de juiste
positie bevindt.
Een of meer
deurtjes zijn open.
Sluit de deurtjes.
Geen fixatiefbad
gedetecteerd. Plaats
een fixatiefbad en
sluit het deurtje.
Afvalvloeistof moet
worden afgevoerd.
Zie pagina 8.6.
Het systeem werkt op
de batterijvoeding (UPS).
Als een batch wordt
verwerkt, wordt het
monster voltooid en de
batch onderbroken.
De status van de
carrousel is onbekend
als het deurtje open is.
Geen UPS gedetecteerd
of
de batterij is bijna leeg.
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.22
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Voorschriften voor het labelen van objectglaasjes
Objectglaasjes die rechtstreeks vanuit de carrousel worden verwerkt, moeten vooraf zijn gelabeld
aangezien deze monsters niet worden geëtst. Sommige objectglaasjes kunnen al met de laser-ets
zijn gecodeerd, maar zijn vanwege een monsterfout niet verwerkt. Deze kunnen als zodanig
worden verwerkt.
Andere objectglaasjes moeten zijn voorzien van een label met een identificatienummer dat
overeenkomt met de code op het potje. (Zie Geavanceerde verwerkingsopties, pagina 7.27,
om het afstemmen van glaasjescodes tijdelijk uit te schakelen.)
Indeling van streepjescodelabel voor glaasjes
Streepjescodelabels moeten 1-D of 2-D zijn en mogen een alfanumerieke tekenreeks van 5 tot 14 tekens
bevatten met een voor mensen leesbaar identificatienummer. Glaasjeslabels mogen worden gedrukt en
aangebracht op het glaasje, maar kunnen ook rechtstreeks op het glaasje worden gedrukt of geëtst.
Zorg echter voor voldoende contrast zodat de scanner het label kan lezen. Ondersteunde
symboolreeksen zijn:
Het streepjescodelabel moet zijn opgemaakt in een van de ondersteunde symbolenreeksen:
1-D Code 128
1-D Interleaved 2 van 5
1-D Code 39
1-D Code 93
2-D datamatrix
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.23
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Zie "Tabel 6.2: Beperkingen voor objectglaasjes op basis van de gebruikte symbolenreeks voor
streepjescodes" op pagina 6.49 voor een uitgebreide beschrijving van de beperkingen die voor de
code gelden afhankelijk van de gebruikte objectglaasjesindeling.
Afbeelding 7-20 Voorbeelden van de wijze waarop streepjescodes op een ThinPrep-objectglaasje passen
OCR-labelindeling voor glaasjes
Voor objectglaasjes die met het ThinPrep-beeldvormingssysteem worden gebruikt, moet de OCR-
labelindeling uit 14 tekens bestaan (waarbij de laatste 3 tekens zijn gereserveerd als controletekens).
Zie Afbeelding 7-22.
Afbeelding 7-21 Voorbeeld van een met de laserprinter afgedrukt OCR-label op een ThinPrep-objectglaasje
Vereiste labelindeling voor glaasjes voor gebruik met het ThinPrep®-beeldvormingssysteem
Voor ThinPrep Pap Test-glaasjes die vervolgens door het ThinPrep-beeldvormingssysteem worden
afgebeeld, moeten de glaasjeslabels een OCR-indeling hebben van 14 tekens, 7 boven 7 cijfers, met
als laatste 3 cijfers een CRC-nummer. Er moet een 12-punts OCR-A lettertype gebruikt worden.
Alleen cijfers, geen letters.
1,6 mm min.
(stille zone)
1,60–1,85 mm
5,59–8,13 mm
23,87 mm
0,76 mm max.
23,87 mm
Afbeelding 7-22 OCR-labelindeling voor glaasjes
KLEINE-BATCHMODUS
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.24
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Labels die op het objectglaasje worden aangebracht, moeten compatibel zijn met de kleurings- en
afdekkingsprocessen en moeten bestand zijn tegen xyleen. Breng het label glad op het matglazen
gedeelte van het glaasje aan, zonder dat het uitsteekt of luchtbellen bevat. Labels moeten tussen
de twee zijkanten worden gecentreerd. De OCR- of streepjescode-ID's moeten zich in het gebied
bevinden dat de scanner kan lezen, zoals is afgebeeld in Afbeelding 7-22.
Potjes, filters en glaasjes in de carrousel plaatsen
LET OP:
Voor de beste resultaten van de glaasjespreparatie moet het juiste type glaasje en potje
worden gebruikt voor het monstertype dat wordt verwerkt.
Plaats het juiste filtertype en glaasjestype voor elk potje. (Zie Tabel 7.4.) De batch kan maximaal
twintig monsters bevatten. Als de batch niet volledig is geladen, hoeven de monsters binnen de
carrousel niet aangrenzend te zijn.
Tabel 7.4
ThinPrep ThinPrep +
Beeldvorming UroCyte
PreservCyt-
monster
Gynaecologisch Niet-gynaecologisch Gynaecologisch Urine voor gebruik met
Vysis UroVysion
moleculaire test
Filter Transparant Blauw Transparant Geel
Glaasje Cellocatieboog Cellocatieboog
of zonder booglijnen
Cellocatieboog met
ijkmarkeringen
Cellocatiecirkel
: Monster/filter/glaasjesconfiguratie
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.25
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Plaats de gelabelde potjes in de carrousel. Plaats het bijbehorende glaasje in de sleuf achter het potje.
Plaats het glaasje zo dat de voorkant (cellocatiezijde) naar buiten wijst.
Pak de glaasjes alleen bij de
randen vast - raak het cellocatiegedeelte nooit aan.
Plaats het filter achter het potje en het glaasje. Plaats het filter door de zijkanten van de cilinder vast
te pakken. Plaats het filter met het membraanuiteinde omlaag en het open uiteinde omhoog.
Raak
het filtermembraan of de binnenkant van de cilinder nooit aan.
Plaats het filter in de sleuf met
het open uiteinde omhoog.
Plaats het gelabelde glaasje in
de sleuf met het label naar
buiten gericht.
Plaats het gelabelde potje in
de juiste positie.
Afbeelding 7-23 Plaats potjes, glaasjes en filters in de carrousel
Opmerking:
De filters, glaasjes en potjes kunnen in elke gewenste volgorde worden geladen (eerst
filters, dan glaasjes en vervolgens potjes), zolang de patiënt-ID-labels overeenkomen.
Plaats de carrousel in het verwerkingsgebied. (Zie pagina 7.14.)
Vul de fixatiefbaden en plaats deze in het badcompartiment. (Zie pagina 7.13.)
KLEINE-BATCHMODUS
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.26
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Selecteer de monsterverwerkingscyclus
Afbeelding 7-24 Monsterverwerkingscyclus
Gyn
om een batch gynaecologische monsters te verwerken.
Non-gyn
om een batch niet-gynaecologische monsters te verwerken.
UroCyte
voor gebruik met urine in de Vysis
®
UroVysion-assay
Met
Geavanceerd
kunt u de volgende selecties maken:
Matchen glaasjescodes uitschakelen
, waardoor één monster kan worden verwerkt terwijl het
matchen van potjes- en glaasjescode uitgeschakeld is. Eén potje van elk gewenst monstertype
kan worden verwerkt: gynaecologisch, niet-gynaecologisch of UroCyte.
Meerdere glaasjes per potje
, waarmee u een niet-gynaecologisch monster kunt verwerken en
1 tot 10 monsters uit hetzelfde potje kunt nemen. Als meerdere monsters per potje worden
verwerkt, slaat het systeem de vloeistofniveaucontrole over.
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.27
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Matchen glaasjescodes uitschakelen
Matchen
glaasjescodes
uitschakelen -
om een monster te
kunnen bewerken
terwijl het matchen
van potjes- en
glaasjescodes is
uitgeschakeld.
Selecteer het
monstertype
om de juiste
procescyclus
te kunnen
uitvoeren.
Knop
OK
om
de selectie te
accepteren
en terug te
gaan naar het
hoofdscherm
Afbeelding 7-25 Matchen glaasjescodes uitschakelen
Het monster verwerken:
1. Plaats één potje en bijbehorend filter en glaasjestype in een van de posities op de carrousel.
2. Plaats de carrousel in de processor.
3. Plaats een gevuld fixatiefbad - met een leeg glaasjesrek - in het badcompartiment.
4. Sluit alle deurtjes.
5. Druk in het hoofdscherm op de knop
Geavanceerd
.
6. Druk op de instellingsknop Matchen glaasjescodes uitschakelen.
7. Selecteer het monstertype dat moet worden verwerkt en druk op de groene
OK
-knop.
U keert terug naar het hoofdscherm. '
Geavanceerd
' is geselecteerd en de geselecteerde opties
worden ernaast toegelicht.Afbeelding 7-26
8. Druk op de knop
Starten
om het monster te verwerken.
KLEINE-BATCHMODUS
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.28
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Afbeelding 7-26 Matchen glaasjescodes uitschakelen geselecteerd
Opmerking:
Als het monster is verwerkt, keert het systeem terug naar Glaasjes-ID-match AAN.
Om nog een monster te verwerken zonder de potjes- en glaasjescodes te matchen,
herhaalt u bovenstaande stappen.
Opmerking:
Er mag slechts één potje in de carrousel zijn geladen. Voordat de verwerking begint,
controleert het apparaat of het slechts één potje detecteert. Als meer dan één potje
aanwezig is, wordt de batchverwerking niet voortgezet.
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.29
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Meerdere glaasjes per potje (flacon)
Selecteer
Meerdere
glaasjes
per potje
(flacon)
om
tot 10 glaasjes
uit één potje
te verwerken.
Met deze functie
mogen alleen
Non-gyn-monsters
worden verwerkt.
OK
-knop om terug
te keren naar het
hoofdscherm
Afbeelding 7-27 Meerdere glaasjes per potje (flacon)
Met
Meerdere glaasjes per potje
kunt u een niet-gynaecologisch monster verwerken en 1 tot 10
monsters uit hetzelfde potje nemen. Als meerdere glaasjes per potje worden verwerkt, slaat het
systeem de vloeistofniveaucontrole over.
Een monster verwerken:
1. Plaats een niet-gynaecologisch monsterpotje in positie 1 van de carrousel. (Dit moet positie 1 zijn.)
2. Plaats een niet-gynaecologisch filter in de filtersleuf en een glaasje in de glaasjessleuf. Laad de
aangrenzende filter- en glaasjessleuven met het aantal gewenste monsters (2 tot 10).
3. Plaats een gevuld fixatiefbad - met een leeg glaasjesrek - in het badencompartiment.
4. Sluit alle deurtjes.
5. Druk in het hoofdscherm op de knop
Geavanceerd
.
6. Druk op de instellingsknop
Meerdere glaasjes per potje
. (De niet-gynaecologische cyclus
is de enige keuze.) Druk op de groene knop
OK
. U keert terug naar het hoofdscherm.
'Geavanceerd' is geselecteerd en de geselecteerde opties worden ernaast toegelicht.
Afbeelding 7-28.
7. Druk op de knop
Starten
om het monster te verwerken.
KLEINE-BATCHMODUS
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.30
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Afbeelding 7-28 Meerdere glaasjes per potje geselecteerd
Een batchverwerking starten
Als de inputcarrousel geladen is met gelabelde monsterpotjes, de juiste filters en glaasjes, en een
fixatiefbad is klaar in het badcompartiment, selecteert u de monsterverwerkingscyclus en drukt op
de knop
Starten
(Afbeelding 7-29).
Afbeelding 7-29 De knop Batch starten
U hoort dat het hoofddeurtje en baddeurtje worden vergrendeld. De processor voert een
voorcontrole uit en scant of de carrousel potjes bevat. Het aantal potjes wordt geteld en weer
gegeven op de voortgangsbalk.
Het batchverwerkingsscherm wordt weergegeven. Zie Afbeelding 7-30.
KLEINE-BATCHMODUSKLEINE-BATCHMODUS
Batchstatus
Voortgangsbalk
van de batch
Opties beheerder
knop De knop
Onderbreken
Geselecteerde
procescyclus
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.31
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Afbeelding 7-30 Het scherm Batchverwerking starten
Tijdens de verwerking geeft een voortgangsbalk aan hoeveel van de batch al is voltooid. De balk wordt
langer tijdens de verwerking van elk potje en om de algehele voortgang van de batch aan te geven.
Bij een monsterfout gaat de batch door maar wordt er een foutmelding weergegeven op het
batchscherm, zoals afgebeeld in Afbeelding 7-31.
Indicatoren voor monsterfouten worden tijdens de verwerking
op het scherm weergegeven.
Afbeelding 7-31 Monsterfouten tijdens de verwerking van kleine batches
Zie Glaasjes verwerken op pagina 7.17 voor een uitgebreide lijst met voorvallen die tijdens de
verwerking plaatsvinden.
KLEINE-BATCHMODUS
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.32
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Een batchverwerking onderbreken
Een batchverwerking kan worden onderbroken door op de knop
Onderbreken
te drukken.
Als op de knop
Onderbreken
wordt gedrukt, voltooit het systeem de verwerking van het huidige
potje en wordt de verwerking vervolgens onderbroken.
Op de batchstatusregel wordt "Bezig met onderbreken" weergegeven terwijl de processor items
wegzet en de mechanismen parkeert.
Het scherm Batchverwerking onderbroken wordt weergegeven als de procescyclus veilig is
onderbroken. Alleen het baddeurtje is ontgrendeld. Zie Afbeelding 7-32.
Nadat op de knop
Onderbreken
is gedrukt,
verandert de status in Bezig met onderbreken
terwijl het systeem de lopende verwerking van
het potje afrondt en de mechanismen parkeert.
De batch is onderbroken.
Met de knop
Baden
wordt het badenscherm
weergegeven.
Knop
Verwerking stoppen
– batchverwerking
wordt gestopt.
De knop
Doorgaan
zet de batchverwerking voort.
Afbeelding 7-32 De schermen Bezig met onderbreken en Verwerking onderbroken
Wanneer de batchverwerking is onderbroken, is alleen het gebied met de baden toegankelijk. Druk
op de knop Baden om het badenscherm te bekijken.
Voltooide glaasjes kunnen worden verwijderd door het fixatiefbad uit het badcompartiment te halen.
Als de batchverwerking wordt hervat, moet een fixatiefbad zonder glaasjes worden geplaatst.
Opmerking:
Als het fixatiefbad ver genoeg uit de compartimentsleuf wordt geschoven om ontkop-
peld te raken van de sensor, moet een nieuw bad zonder glaasjes worden geladen om de
batchverwerking te kunnen hervatten. Anders wordt het bericht 'Geen bad beschikbaar'
steeds herhaald.
Sluit het deurtje en druk op de knop
Klaar
om van het badenscherm over te schakelen op het scherm
Onderbroken.
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.33
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Druk op de knop
Doorgaan
als u klaar bent om door te gaan met de batch.
Druk op de knop
Verwerking stoppen
om verdere verwerking van die batch te beëindigen.
Er verschijnt een bevestigingsvenster (Afbeelding 7-33).
Knop
Annuleren
om terug te gaan
naar het scherm
Verwerking
onderbroken
Knop
Onmiddellijk
beëindigen
om de
batchverwerking
nu te beëindigen
Afbeelding 7-33 Scherm Stoppen van verwerking
Druk op de knop
Annuleren
om terug te gaan naar het scherm Verwerking onderbroken.
Druk op de knop
Onmiddellijk beëindigen
om de batchverwerking nu te beëindigen. Het scherm
Verwerking voltooid wordt weergegeven. Raadpleeg de volgende paragraaf.
Batchverwerking voltooid
Als een batchverwerking voltooid is, keert de processor terug naar een inactieve status, terwijl op
het scherm het bericht 'Batchverwerking voltooid' wordt weergegeven. Zie Afbeelding 7-34.
De deurtjes/kleppen worden ontgrendeld. Als een alarmsignaal is ingesteld om af te gaan als een
batch is voltooid, klinkt dat nu kort.
Druk op
OK
om het bericht Batchverwerking voltooid te bevestigen en het scherm Batchverwerking
voltooid weer te geven.
KLEINE-BATCHMODUS
Bericht Batchverwerking voltooid Knop
Batchrapport
- geeft het rapport weer
Knop
Klaar
- terugkeer naar het hoofdscherm, inactief
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.34
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Afbeelding 7-34 Batchverwerking voltooid, scherm
Druk op de knop
Batchrapport
om het batchrapport te bekijken. Het rapport wordt weergegeven en
u krijgt de gelegenheid om het rapport via dat scherm af te drukken of op een USB-stick op te slaan.
(Dat kan ook op een later tijdstip worden gedaan met de functie Rapporten onder Opties beheerder.)
Als u het rapportscherm verlaat (door op de knop
Klaar
te drukken), keert u terug naar het scherm
Batchverwerking voltooid.
Het scherm blijft aanwezig tot de gebruiker ter bevestiging op de knop
Klaar
drukt.
Batchrapport
Batchrapport, status OK Batchrapport, batch beëindigd wegens fout
Afbeelding 7-35 Voorbeelden batchrapporten kleine-batchmodus
De batchrapporten zijn gelijk aan die voor de AutoLoader op pagina 6.36, alleen worden hier de
carrouselposities genoemd in plaats van de posities in het potjesbakje.
KLEINE-BATCHMODUS
PARAGRAAF
K
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7.35
7
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
OPTIONELE INSTRUCTIES VOOR AANVULLENDE TESTS
Door onttrekking van een portie van maximaal 4 ml aan het PreservCyt
®
-monsterpotje
('aliquotverwijdering') voordat het ThinPrep Pap Test-glaasje wordt verwerkt, kan in combinatie met
cytologisch onderzoek worden getest op bepaalde seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) en
op humaan papillomavirus (HPV).
Het laboratoriumpersoneel dient de specifieke instructies in deze paragraaf te volgen, om het
gewenste volume van het aliquot correct te verwijderen en het PreservCyt-monsterpotje voor de
ThinPrep
®
Pap Test voor te bereiden. Opvolgen van deze instructies is noodzakelijk om negatieve
uitwerkingen op het resultaat van de ThinPrep Pap Test te voorkomen.
Omdat cytologie/HPV-testen en soa-testen antwoorden leveren op verschillende klinische
vraagstellingen, kan aliquotverwijdering ongeschikt zijn voor sommige klinische situaties. Artsen en
andere personen die verantwoordelijk zijn voor het aanvragen van klinische tests, dienen met het
volgende vertrouwd te zijn:
Er is geen bewijs voor verslechtering van cytologieresultaten door aliquotverwijdering, maar dit
kan niet voor elk monster worden uitgesloten. Zoals bij elke subsamplingstap in de anatomische
pathologie, kan het per ongeluk verkeerd toewijzen van diagnostische cellen voorkomen, doch
dit is erg zeldzaam. Indien negatieve resultaten van het monster niet overeenstemmen met de
klinische indruk, kan het nodig zijn opnieuw een monster af te nemen.
Aliquotverwijdering van monsters met lage cellulariteit kan leiden tot onvoldoende materiaal
in het PreservCyt-monsterpotje om een bevredigend TPPT-glaasje te kunnen prepareren.
Door aliquotverwijdering kan onvoldoende materiaal in het PreservCyt-monsterpotje
achterblijven om aanvullende tests (bijv. reflexieve HPV-tests) te kunnen uitvoeren met het
monstermateriaal dat na preparatie van een TPPT-glaasje achterblijft.
Gelijktijdige afname van afzonderlijke monsters voor de ThinPrep Pap Test en soa-tests kan
worden overwogen in plaats van aliquotverwijdering.
Bij het besluit tot gelijktijdig cytologisch testen en testen op soa's dienen de risico's en
anamnese (bijv. ziekteprevalentie, leeftijd van de patiënt, seksuele geschiedenis of
zwangerschap) mede overwogen te worden, evenals de geschiktheid van het monster
(bijv. exsudaat of bloeden), die de diagnostische betrouwbaarheid kunnen beïnvloeden.
Sexually Transmitted Diseases Treatment Guidelines 2002 (Centers for Disease Control and
Prevention, MMWR 2002: 51(No. RR-6)) biedt een klinische leidraad voor de omgang met en
behandeling van individuele patiënten en het gebruik van Pap-tests.
Het is gecontra-indiceerd om te testen op
Chlamydia trachomatis
en
Neisseria gonorrhoeae
met de Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test indien het monster al met de
ThinPrep 5000-processor is verwerkt.
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
7.36
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
7
Verwijdering van een aliquot (maximaal 4 ml) uit het PreservCyt-monsterpotje
vóór uitvoering van de ThinPrep Pap Test
Opmerking:
Vóór uitvoering van de ThinPrep Pap Test mag slechts één aliquot worden verwijderd
uit het PreservCyt monsterpotje, ongeacht het volume van het aliquot (maximaal
aliquotvolume = 4 ml).
Opmerking:
De geldende laboratoriumvoorschriften (GLP: goede laboratoriumpraktijken) dienen te
worden opgevolgd om te voorkomen dat contaminanten in het monsterpotje met
PreservCyt
®
-oplossing of het aliquot terechtkomen. Aanbevolen wordt om poedervrije
handschoenen te dragen en afzonderlijk verpakte pipetten voor eenmalig gebruik,
met een tip met aerosolbarrière van de juiste grootte voor het af te nemen en te verdelen
volume. Gebruik geen serologische pipetten. Om de kans op kruiscontaminatie tot een
minimum te beperken, dient aliquotverwijdering in een geschikte ruimte plaats te
vinden waar geen amplificatie wordt uitgevoerd.
1. Vortex het potje bij hoge snelheid gedurende 8 tot 12 seconden.
LET OP:
Het gewenste aliquot moet onmiddellijk na vortexen van het potje worden verwijderd om
de homogeniteit van het monster te waarborgen.
2. Neem de dop voorzichtig van het potje.
3. Gebruik een pipet om een aliquot van maximaal 4 ml uit het potje te nemen. Zorg ervoor dat
de handschoenen niet met de oplossing gecontamineerd worden. Als de handschoenen
gecontamineerd worden, vervang ze dan door een schoon paar voordat u verder gaat met
het volgende monster.
4. Breng het aliquot over in een correct gelabeld polypropyleenbuisje van de juiste grootte en
sluit het stevig af om lekkage/verdamping te voorkomen.
5. Bewaar het aliquot onder condities die geschikt zijn voor aanvullende tests. Raadpleeg de
instructies van de producent of de laboratoriuminstructies voor het uitvoeren van
aanvullende tests op het aliquot.
6. Voer de pipet af volgens de plaatselijke, regionale en landelijke regels.
7. Gebruik een nieuwe pipet om een hoeveelheid ongebruikte PreservCyt-oplossing uit het
potje te nemen die gelijk is aan de hoeveelheid aliquot die in stap 3 uit het potje is
verwijderd.
8. Breng de ongebruikte PreservCyt-oplossing over naar het potje waaruit het aliquot in stap 3
is verwijderd.
9. Sluit het potje stevig af met de dop. (De lijnen op de dop en op het potje moeten in elkaars
verlengde liggen of elkaar enigszins overlappen.)
10. Voer de pipet af volgens de plaatselijke, regionale en landelijke regels.
11. Raadpleeg voor het voltooien van de ThinPrep® Pap Test de paragrafen die in dit hoofdstuk
zijn beschreven.
8. Onderhoud
8. Onderhoud
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8.1
8
ONDERHOUD
Hoofdstuk 8
Onderhoud
Tabel 8.1: Routinematig onderhoud
Dagelijks
of vaker
Vervang het fixatief, na elke 100 objectglaasjes
of dagelijks, wat zich het eerst voordoet
Veeg de binnenkant van de glaasjescassette
af met een droge, niet-schurende doek voordat
u deze vult
Wekelijks
Reinig rondom de glaasjescassettes,
de carrousel en het dispersiegebied
Reinig de pneumatische zuignapjes van
de glaasjeshouder in het gebied van de
glaasjescassette en het verwerkingsgebied
Controleer het filterafvalbakje en het
glaasjesafvalbakje en leeg deze
Indien
nodig
Maak het afvalreservoir leeg
Reinig het aanraakscherm
Controleer of er materiaal is achtergebleven in
de lift-as van de robotarm en verwijder dat
Reinig inputcarrousel en stofkap
Vervang absorberende pads
Verwijder en reinig lekbakken
Vervang het koolstoffilter van de
dampafzuiger jaarlijks of naar behoefte
Vervang het HEPA-filter van de dampafzuiger
wanneer het toestel dat aangeeft
PARAGRAAF
A
ONDERHOUD
8.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8
DAGELIJKS
Fixatiefreagens vervangen
Het alcoholfixatief in de baden moet iedere 100 glaasjes of dagelijks worden vervangen, wat zich het
eerst voordoet.
Voer de fixatiefreagentia af volgens de protocollen in uw laboratorium
Reinig de fixatiefcontainers van de baden, de kappen en kleurrekjes volgens de protocollen in
uw laboratorium
Glaasjescassette afvegen
Veeg voor het vullen de binnenkant van de glaasjescassette af met een droge, niet-schurende doek.
Dit beperkt de hoeveelheid glasstof en helpt de objectglaasjes gemakkelijker te verwijderen.
Controleer of de cassettes schoon zijn als u merkt dat de objectglaasjes aan elkaar plakken of dat er
pickfouten optreden.
PARAGRAAF
B
WEKELIJKS
Gebied van de glaasjescassette
Afbeelding 8-1 Gebied van de glaasjescassette
Open het deurtje naar het compartiment voor de glaasjescassette. Neem de aanwezige
glaasjescassettes eruit en reinig het gebied met gedemineraliseerd water en pluisvrije doeken.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8.3
8
ONDERHOUD
Rondom carrousel en dispersieruimte reinigen
Verwijder de carrousel eens per week en reinig rondom de bodem van het verwerkingsgebied.
Gebruik hiervoor gedemineraliseerd water en pluisvrije doeken. Maak de sensoren van de carrousel
niet los, maar houd het gebied rondom de sensoren schoon; zorg dat de sensoren niet worden
geblokkeerd. Zie Afbeelding 8-2.
Aanwezigheidssensor
voor potjes
Leesstation
streepjescode
van potjes
Carrouselvergrendeling
Carrouselsensor -
helpt bij het
bepalen van positie
1 op de carrousel.
Afbeelding 8-2 Carrouselsensoren
Reinig rondom de dispersieholte en de evaporatiekap over het fixatiefbad.
Dispersieholte
Evaporatiekap
Afbeelding 8-3 Reiniging van het dispersieholtegebied
Als zich op de filterplug en rond het gebied waar het filter wordt doorgeprikt resten PreservCyt-
oplossing bevinden, gebruikt u een doekje of wattenstaafje gedrenkt in 70% alcohol om opgedroogde
resten op te lossen en bezinksel te verwijderen.
Doorprikpunt filter (met het filter aangebracht,
ter verduidelijking)
Body van de
filterplug
ONDERHOUD
8.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8
Afbeelding 8-4 Filterplug en doorprikgebied van het filter reinigen
Pneumatische zuignapjes van de glaasjeshouder en de sensor reinigen
U kunt een met 70% isopropanolalcohol doordrenkte, pluisvrije doek gebruiken om de oppervlakken
van de zuignapjes van de glaasjeshouder schoon te vegen. Laat de alcohol volledig verdampen
(5 - 10 minuten) voordat u probeert glaasjes op het apparaat te verwerken.
Eén set glaasjeshouders bevindt zich op de glaasjesgrijparm in het gebied van de glaasjescassette
(Afbeelding 8-5).
De glaasjesgrijparm is voorzien van een sensor. Veeg de lens van de sensor schoon bij het reinigen
van de zuignapjes.
De andere set pneumatische zuignapjes bevindt zich op de transportarm voor objectglaasjes in het
verwerkingsgebied.
Sensorlens
en
zuignapjes
schoonvege
n
Compartiment voor de glaasjescassette Gebied voor objectglaasjesverwerking
Afbeelding 8-5 De pneumatische zuignapjes van de glaasjeshouder reinigen
De filter- en glaasjesafvalbakjes legen
In het meest rechtse deel van de behuizing van de AutoLoader bevindt zich het afvalcompartiment.
Open dit deurtje om toegang te krijgen tot het filterafvalbakje en het glaasjesafvalbakje. (In dit gebied
bevinden zich tevens de afvalvloeistoffles en de dampafzuiger.) Zie Afbeelding 8-6.
Filterafvalgoot
Filterafvalbakje
Het glaasjesafvalbakje
bevindt zich achter de
afvalvloeistoffles
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8.5
8
ONDERHOUD
Afbeelding 8-6 Deurtje afvalcompartiment geopend
Trek wekelijks het filterafvalbakje naar buiten en verwijder daaruit alle gebruikte filters. Afhankelijk
van het verwerkingsvolume van uw laboratorium kan het noodzakelijk zijn het filterafvalbakje
vaker te legen of hoeft het mogelijk minder vaak te worden geleegd. Gebruikte filters mogen als
normaal afval worden afgevoerd.
Het afvalbakje kan desgewenst worden gereinigd met water en zeep of met een oplossing met 10%
bleekmiddel. Laat het bakje echter grondig drogen voordat het opnieuw wordt gebruikt.
Plaats het afvalbakje terug op de oorspronkelijke plaats en zorg ervoor dat er filters in kunnen vallen
vanuit de afvalgoot recht daarboven.
Het glaasjesafvalbakje bevindt zich in hetzelfde compartiment, links van het filterafvalbakje.
(Zie Afbeelding 8-7.) De afvalvloeistoffles kan ervoor staan maar deze kan worden verplaatst
zodat het glaasjesafvalbakje toegankelijk is. Neem het afvalbakje eruit en gooi de glaasjes weg in
een correct gelabelde en afgesloten afvalcontainer voor scherpe voorwerpen.
Het glaasjesafvalbakje kan desgewenst worden gereinigd met water en zeep of met een oplossing
met 10% bleekmiddel. Laat het bakje echter grondig drogen voordat u het opnieuw gebruikt.
Plaats het afvalbakje terug op zijn plaats en zorg ervoor dat ook de afvalvloeistoffles wordt teruggezet.
Afbeelding 8-7 Glaasjesafvalbakje
PARAGRAAF
C
ONDERHOUD
8.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8
AFVALFLES LEGEN
Het afval dat uit de monsterverwerking voortkomt, wordt naar de afvalfles gevoerd en daar bewaard.
Het apparaat detecteert wanneer de afvalfles vol is en genereert een bericht dat de afvalfles
moet worden geleegd (zie Afbeelding 8-9). Het afvalreservoir kan ook worden geleegd tijdens
routinematig onderhoud van het toestel. De afvalfles bevindt zich in het afvalcompartiment
(het deurtje rechts op de AutoLoader-trolley).
Afvalslangen
Dop afvalfles
Afvalfles
Afbeelding 8-8 Afvalfles en daarvoor bestemde locatie
De afvalfles legen
Druk in het scherm
Opties beheerder
op de knop Afvalvloeistof afvoeren. Raak vervolgens de knop
Doorgaan
aan, zodat het systeem de afvalfles kan ontluchten en de dop gemakkelijk kan worden
verwijderd.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8.7
8
ONDERHOUD
Afbeelding 8-9 Knop en bericht Afvalvloeistof afvoeren
U hoort dat het systeem wordt ontlucht; dit zorgt ervoor dat de druk in de afvalfles wordt verlaagd.
Dit duurt ongeveer 10 seconden.
Afbeelding 8-10 De afvalfles ontluchten
Er wordt een bericht weergegeven waarin de gebruiker wordt gevraagd het afval af te voeren
volgens de aanwijzingen in deze handleiding. Afbeelding 8-11.
ONDERHOUD
8.8
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8
Afbeelding 8-11 De afvalfles legen en onderhoud plegen
LET OP:
Er mag zich nooit bleekmiddel in de afvalfles bevinden wanneer deze op de
ThinPrep 5000-processor is aangesloten.
1. Maak de dop van de afvalfles los door de dop met de ene hand te draaien terwijl u met de
andere hand de fles vasthoudt.
Indien tijdens deze handeling een afvalslang van de dop losraakt, moet u deze weer
aansluiten voordat u verder gaat.
Dop
Fles
OPEN
GESLOTEN
Afbeelding 8-12 De afvalfles openen/sluiten
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8.9
8
ONDERHOUD
WAARSCHUWING:
Schadelijk afval
Toxisch mengsel
Brandbare vloeistof en damp
2. Plaats het transportdeksel op de afvalfles zodat deze naar de afvoerlocatie kan worden
vervoerd.
3. Werp het vloeibare afval uit de afvalfles weg overeenkomstig de richtlijnen van uw
laboratorium.
4. Controleer de afdichtingsring aan de binnenkant van de dop van de afvalfles op vuil voordat
u de dop weer aanbrengt. Zie Afbeelding 8-13.
Als er vuil op de ring zit, moet deze met een pluisvrije doek en water worden gereinigd.
Breng een dun laagje vacuümvet op de afdichtingsring aan.
Sluiting
afdichtingsring
Afbeelding 8-13 De afdichtingsring van de afvalfles inspecteren
5. Zet de afvalfles op zijn plaats terug en draai de dop weer op de fles vast.
Controleer of de dop stevig vast zit en de afvalslangen niet geknikt of verdraaid zijn.
Druk op de knop
Volgende
om een lektest uit te voeren. Hierdoor wordt de druk in de afvalfles weer
verhoogd en wordt gecontroleerd of het systeem de druk in stand kan houden. Zie Afbeelding 8-14.
Opmerking:
Na het legen van de afvalfles MOET de lektest worden uitgevoerd.
ONDERHOUD
8.10
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8
Afbeelding 8-14 Lektest afvalsysteem
Druk op de knop
Klaar
als de test klaar is.
De afvalfles aansluiten
De afvalfles wordt tijdens het installeren van het instrument op het systeem aangesloten. Indien
de afvalfles en de slangenset echter in hun geheel moeten worden verwijderd (voor complete
vervanging, vervanging van het afvalfilter, reiniging, enz.), kan de slangenset aan de hand van
de volgende stappen correct worden aangesloten.
1. De afvalfles bevindt zich achter het deurtje van het afvalcompartiment op de AutoLoader-trolley.
Als de afvalfles om enige reden buiten de behuizing wordt geplaatst, moet deze op gelijke
hoogte met of lager dan de ThinPrep 5000-processor worden geplaatst. Plaats de afvalfles niet
hoger dan het instrument.
2. Draai de dop van de afvalfles stevig vast. Het afvalreservoir moet rechtop worden geplaatst.
Laat de afvalfles nooit horizontaal liggen.
3. Zoek de drie aansluitingen voor de afvalfles op de achterzijde van de ThinPrep 5000-
processor. Zie Afbeelding 8-15. Zorg dat de knoppen van de aansluitingen naar beneden en
naar binnen zijn gericht.
Blauw - Afvalslang
Kleurloos - Sensor
slang
Geel - Vacuümslang
Afvalfilter
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8.11
8
ONDERHOUD
Afbeelding 8-15 Slangaansluitingen afvalfles
4. Sluit de kleurgecodeerde afvalslangconnectoren aan op de overeenkomstig gecodeerde
connectoren aan de achterkant van het apparaat. Wanneer de connectoren op de juiste wijze
zijn aangesloten, springen de knoppen op de connectoren met een klikgeluid uit de
connector omhoog/naar buiten. De L-vormige connector moet naar beneden wijzen.
Geel = Vacuüm
Blauw = Afval
Kleurloos = Druksensor
LET OP:
Sluit de slangen niet op de verkeerde connectoren aan. Uw processor kan daardoor
schade oplopen.
PARAGRAAF
D
ONDERHOUD
8.12
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8
HET AANRAAKSCHERM REINIGEN
Maak het aanraakscherm voor de gebruikersinterface schoon met een licht bevochtigde pluisvrije
doek. Druk in het scherm Opties beheerder op de knop
Scherm reinigen
, Afbeelding 8-16.
Afbeelding 8-16 Aanraakscherm vergrendeld voor reiniging
Het systeem blokkeert het aanraakscherm gedurende 20 seconden, zodat het kan worden gereinigd
zonder dat er per ongeluk knoppen worden geactiveerd en zonder dat het systeem hoeft te worden
uitgeschakeld.
PARAGRAAF
D
PARAGRAAF
D
PARAGRAAF
E
INPUTCARROUSEL EN STOFKAP REINIGEN
Inputcarrousel
Reinig de inputcarrousel naar behoefte door deze schoon te vegen met water en zeep. Laat de
carrousel voor gebruik grondig drogen.
Stofkap
Veeg de stofkap van de carrousel schoon met een schone doek en water en zeep.
PARAGRAAF
F
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8.13
8
ONDERHOUD
ABSORBERENDE PADS VERVANGEN
Het verwerkingscompartiment van het apparaat bevat twee absorberende pads die tijdens de
verwerking ontstane druppels absorberen. De ene pad bevindt zich onderaan de filterplug en de
andere zit boven op de evaporatiekap over de carrousel van het fixatiefbad. Zie Afbeelding 8-17.
Filterplug Evaporatiekap, fixatiefbad
Ruwe kant
Afbeelding 8-17 Absorberende pads
Vervang de pads eenmaal per jaar of naar behoefte. De pads kunnen worden afgevoerd als normaal
afval, tenzij ze druipnat zijn; in dat geval moeten ze worden afgevoerd als gevaarlijk afval.
Als de pads worden vervangen, ziet u dat de ene kant ruw en absorberend is, terwijl de andere
kant glad en afgewerkt is. De ruwe kant moet aan de buitenkant zitten om eventuele druppels op
te vangen.
Zie Bestelinformatie voor het bestellen van pads.
De pads kunnen naar behoefte vaker worden gewassen en worden teruggeplaatst in het apparaat.
Reinig ze met water en zeep. U kunt ze ook weken in een verdunde bleekmiddeloplossing gevolgd
door een 70% alcoholspoeling.
PARAGRAAF
G
ONDERHOUD
8.14
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8
FILTERS VOOR DE DAMPAFZUIGER VERVANGEN
De dampafzuiger voor de laser-ets bevat een HEPA-filter en een koolstoffilter voor het opvangen van
deeltjes, gassen en geuren. De behuizing van de dampafzuiger bevindt zich achter het deurtje van
het afvalcompartiment. (Zie Afbeelding 8-19.)
Het instrument geeft aan wanneer het HEPA-filter moet worden vervangen. Het koolstoffilter kan
jaarlijks worden vervangen of vaker indien gewenst.
Bericht voor vervanging van het
HEPA-filter. Dit bericht wordt
weergegeven indien het
apparaat dit aangeeft of
wanneer de knop Luchtfilter
verwisselen wordt ingedrukt in
het scherm Opties beheerder.
Afbeelding 8-18 Bericht voor vervanging van het HEPA-filter
De dampafzuiger bevindt zich
onderin het afvalcompartiment
van de AutoLoader.
Opmerking:
De knop
Doorgaan
mag pas worden ingedrukt nadat het filter is vervangen.
Afbeelding 8-19 Locatie van de dampafzuiger
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8.15
8
ONDERHOUD
Open het deurtje van de dampafzuiger door de vergrendeling links van het deurtje te draaien. Draai
het deurtje open.
Draai de vergrendeling naar boven om
het deurtje te openen.
Afbeelding 8-20 Het deurtje van de dampafzuiger openen
Verwijder de twee filters. Deze zijn gemarkeerd met 'HEPA' en 'Carbon' en geven de richting
van de luchtstroom aan. (Zie Afbeelding 8-21.) Verwijder elk filter. Het koolstoffilter mag met het
laboratoriumafval worden weggeworpen. Werp het HEPA-filter weg overeenkomstig de landelijke
voorschriften.
Afbeelding 8-21 Het HEPA-filter en het koolstoffilter verwijderen
Op de bodem van de filterbehuizing is een label aangebracht waarop wordt aangegeven in welke
volgorde de vervangende filters moeten worden geplaatst en wat de richting van de luchtstroom is.
Let er bij het vervangen van de filters op dat de pijlen die de richting van de luchtstroom aangeven
overeenkomen.
ONDERHOUD
8.16
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8
Afbeelding 8-22 Filterlabels dampafzuiger
Vervang de filters. Sluit het deurtje van de behuizing en draai de vergrendeling weer in de
gesloten stand.
Druk in het bericht op de gebruikersinterface op de knop
Doorgaan
om een luchtstroomtest uit
te voeren. Hiermee wordt vastgesteld of het filter correct is geplaatst en niet verstopt is, door te
meten of er een afdoende hoeveelheid lucht door het filter stroomt. Deze test neemt enkele
seconden in beslag.
PARAGRAAF
H
LEKBAKKEN VERWIJDEREN EN REINIGEN
Afbeelding 8-23 Lekbakken
Aan de onderkant van het processorcompartiment bevinden zich twee plastic lekbakken. Deze
kunnen voor inspectie en reiniging geheel uit het apparaat worden geschoven.
Was ze met water en zeep. Laat ze goed drogen voordat u ze weer in de processor schuift.
PARAGRAAF
I
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
8.17
8
ONDERHOUD
VOOR DE GEBRUIKER TOEGANKELIJKE ZEKERINGEN VERVANGEN
WAARSCHUWING:
Apparaatzekeringen.
Het apparaat is voorzien van twee zekeringen die voor de gebruiker toegankelijk zijn, aan de
achterkant van het apparaat, net boven de netsnoermodule (Afbeelding 8-24). Wanneer het toestel
niet functioneert, moeten deze worden vervangen, zoals hieronder wordt beschreven:
Zekeringen
Netsnoer
Afbeelding 8-24 Locatie zekeringen die voor de gebruiker toegankelijk zijn
1. Zorg dat de aan-/uitschakelaar op UIT staat.
2. Neem het netsnoer uit de voedingsaansluiting van het apparaat.
3. Draai beide zekeringsdoppen met een kleine platte schroevendraaier een kwartslag linksom.
De zekering is bij vergrendeling enigszins verzonken in de zekeringhouder en komt naar
voren als hij ver genoeg is gedraaid om uit de vergrendeling te worden losgemaakt.
4. Haal de zekeringen uit de houders. Ze kunnen als normaal afval worden afgevoerd.
5. Plaats twee nieuwe 6,3 A/250 V 5x20 mm SLO-BLO-zekeringen (onderdeelnummer
50077-021).
Opmerking:
Houd de zekering bij het metalen uiteinde vast.
6. Druk beide zekeringhouders met de platte schroevendraaier in de houder terwijl u ze een
kwartslag rechtsom draait. U kunt voelen wanneer de zekering goed in de vergrendeling zit
en deze enigszins in de zekeringhouder verzinkt.
7. Steek de stekker van het netsnoer weer in het apparaat.
8. Zet de aan-/uitschakelaar van het apparaat op AAN.
Neem contact op met Hologic Technische ondersteuning als het toestel niet functioneert.
Onderhoud voor de ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader
Onderhoudsschema voor maand/jaar: Apparaatnummer
Dagelijks of
vaker Wekelijks Indien nodig
Fixatief-
reagens na
elke 100
glaasjes of
dagelijks
vervangen
Filter- en
glaasjesaf-
valbakjes
legen
pagina 8.4
Carrousel,
dispersie-
gebieden
reinigen
pagina 8.3
Pneumatische
zuignappen
reinigen
pagina 8.4
Afvalfles
legen
pagina 8.6
Aanraak-
scherm
reinigen
pagina 8.12
Carrousel
en stofkap
reinigen
pagina 8.12
Absorbe-
rende pads
vervangen
pagina 8.13
Filters damp-
afzuiger
vervangen
pagina 8.14
Lekbakken
verwijde-
ren en
reinigen
pagina 8.16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
9. Problemen oplossen
9. Problemen oplossen
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.1
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Hoofdstuk 9
Problemen oplossen
PARAGRAAF
A
ALGEMEEN
Het systeem kan drie soorten fouten/statussen genereren:
Monsterverwerkingsfouten
Door gebruiker te corrigeren fouten
Systeemfouten
PARAGRAAF
B
MONSTERVERWERKINGSFOUTEN
Bij voltooiing van een batchverwerking worden eventueel opgetreden monsterfouten in het
batchrapport vermeld. Tijdens de verwerking kunnen monsterfouten optreden. Deze zijn
'monsterspecifiek' en hebben meestal slechts betrekking op een monsterpotje dat wordt verwerkt.
Er wordt geen glaasje gemaakt en de gebruiker moet het probleem oplossen en het potje in een
andere batch verwerken.
De fout wordt uitsluitend in het batchrapport weergegeven. Deze wordt niet geregistreerd in het
foutenlogboek.
Wanneer een monsterverwerkingsfout optreedt:
Nadat een potje is opgepakt, plaatst het systeem deze terug in de inputcarrousel.
Nadat een filter is opgepakt, wordt het afgevoerd.
Nadat een glaasje is opgepakt, maar nog niet is gebruikt, wordt het teruggeplaatst in de
inputcarrousel.
5000 - Monster is verdund
Deze foutmelding geeft aan dat het gehele monster bij het prepareren van het objectglaasje
is opgebruikt. Dit bericht is slechts een mededeling; het objectglaasje wordt verwerkt en
kan geschikt zijn. De oorzaak hiervan is meestal een te lage celdichtheid in het monster.
Deze melding duidt meestal op een probleem met het afgenomen monster en niet op
disfunctioneren van het apparaat en/of mechanische componenten daarvan.
Opmerking:
Er wordt van het monsterpotje wel een objectglaasje gemaakt.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
Herstelmaatregel
Gynaecologische glaasjes -
Als het objectglaasje voldoet voor onderzoeksdoeleinden, is geen verdere actie nodig.
Indien het objectglaasje niet voldoet, moet de in het laboratorium gangbare procedure voor
het melden van onbevredigende monsters worden gevolgd.
Niet-gynaecologische glaasjes -
Maak, als er nog monstermateriaal beschikbaar is, een nieuw objectglaasje, indien mogelijk
met meer celmateriaal.
5001 - Te hoge monsterdichtheid
Het monster heeft voor het apparaat een te hoge dichtheid om een bruikbaar glaasje te maken.
Herstelmaatregel
Dit geldt alleen voor niet-gynaecologische monsters. Schud of vortex het monster gedurende
8–12 seconden. Verdun dan het monster in een mengverhouding van 20:1. Plaats 1 ml van het
monster in een nieuw potje met PreservCyt-oplossing en verwerk het opnieuw.
5002 - Openen dop van potje mislukt
Het potje kon niet worden geopend. Het monster is niet verwerkt en er is geen objectglaasje
gemaakt.
Mogelijke oorzaak
De dop van het potje is te strak aangedraaid.
Het potje kon niet worden geopend door een mechanische storing.
Dop van potje is beschadigd.
Herstelmaatregel
Controleer het potje en de dop. Zorg dat het plastic van het potje is verwijderd. Draai de dop
los en vervolgens weer vast en verwerk het monster opnieuw.
Vervang de dop door een nieuwe potjesdop.
5003 - Lezen potjescode mislukt
De streepjescode op het potje kon niet worden gelezen of heeft een ongeldige indeling.
Het monster is niet verwerkt en er is geen objectglaasje gemaakt.
Mogelijke oorzaak
Het streepjescodelabel ontbreekt, is beschadigd of is slecht afgedrukt.
Het streepjescodelabel is niet goed op het potje aangebracht.
Er is een streepjescode van het verkeerde type aangebracht.
Storing in de streepjescodelezer.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.3
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Herstelmaatregel
Inspecteer het streepjescodelabel om te zien of het ontbreekt, beschadigd of slecht afgedrukt is.
Vervang het zo nodig (raadpleeg "Labels op potjes aanbrengen" op pagina 7.4).
Inspecteer het streepjescodelabel om te zien of het de juiste indeling heeft (raadpleeg
"Indeling van streepjescodelabel voor glaasjes" op pagina 7.22).
Zorg dat het leesstation van potjesstreepjescodes niet geblokkeerd wordt (zie Afbeelding 8-2).
Neem contact op met Technische ondersteuning als de fout aanhoudt.
5004 - Lezen glaasjescode mislukt (alleen kleine-batchmodus)
De streepjescode op het glaasje kon niet worden gelezen of heeft een ongeldige indeling.
Het monster is niet verwerkt en er is geen objectglaasje gemaakt.
Mogelijke oorzaak
Geen glaasje aanwezig.
Glaasje aanwezig met ontbrekend of beschadigd label.
De systeeminstelling voor het OCR-/streepjescodelabel is in strijd met het type label op
het glaasje.
Foute mechanische uitlijning of storing in de lezer.
Herstelmaatregel
Zorg dat er een glaasje aanwezig is dat juist is gelabeld. (Zie "Labels op potjes aanbrengen" op
pagina 7.4.)
Controleer de labelindelingsparameter in het tabblad Systeeminstellingen om te zien of deze
overeenkomt met het type glaasjeslabel dat wordt gebruikt.
Zorg dat de glaasjescodelezer niet wordt geblokkeerd (zie Afbeelding 8-2).
Neem contact op met Technische ondersteuning als de fout aanhoudt.
5006 - Glaasje niet gevonden (alleen kleine-batchmodus)
Er wordt geen glaasje gedetecteerd in de glaasjesklem wanneer deze probeert een glaasje op te
pakken. Het monster is niet verwerkt en er is geen objectglaasje gemaakt.
Opmerking:
Deze fout geldt alleen als een geavanceerde procescyclus wordt gebruikt:
'Glaasjes-ID-match uitschakelen' of 'Meerdere glaasjes per potje'.
Mogelijke oorzaak
Geen glaasje aanwezig in de carrouselsleuf.
Glaasje uit positie in carrouselsleuf.
Foute mechanische uitlijning of storing in de glaasjesklem.
Herstelmaatregel
Controleer of er een glaasje aanwezig is in de carrousel en dat het zich in de juiste positie bevindt.
Probeer het monster opnieuw te verwerken. Neem contact op met Technische ondersteuning
als de fout blijft bestaan.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
5007 - Filter niet gevonden (alleen kleine-batchmodus)
Kon de aanwezigheid van een filter niet detecteren. Het monster is niet verwerkt en er is geen
objectglaasje gemaakt.
Mogelijke oorzaak
Er is geen filter in de carrouselsleuf geplaatst of het filter is ondersteboven geplaatst.
Er zit een filter vast in de carrousel, waardoor het filter niet kan worden opgepakt.
Storing in filteraanwezigheidssensor.
Probleem met pneumatisch systeem.
Herstelmaatregel
Controleer of er een onbeschadigd filter in de carrousel is geplaatst.
Neem contact op met Technische ondersteuning als de fout aanhoudt.
5009 - Dubbele potjescode
Een monsterpotje heeft dezelfde code als een monsterpotje dat eerder in de batch is verwerkt.
Het potje met dezelfde ID-code wordt niet verwerkt.
Opmerking:
In de AutoLoader-modus is 1 potjesbakje 1 batch; in de kleine-batchmodus
is 1 carrousel 1 batch.
Mogelijke oorzaak
Meerdere potjes zijn met hetzelfde identificatienummer gelabeld.
Herstelmaatregel
Controleer de identificatienummers van de monsters en bevestig dat ze duplicaten zijn.
Van het eerste potje is een objectglaasje gemaakt.
Voor beide potjes moeten de patiëntgegevens worden gecontroleerd en met de juiste patiënt
in relatie gebracht. Geef het tweede potje een nieuw label en verwerk het potje opnieuw.
5010 - Onvoldoende vloeistof of er is geen filter
Het potje bevat niet voldoende vloeistof voor een goede monsterverwerking. (17 ml is het
minimaal vereiste volume.) Het monster is niet verwerkt en er is geen objectglaasje gemaakt.
Mogelijke oorzaak
Geen filter aanwezig.
Het potje heeft gelekt.
Fout in het pneumatische systeem.
Preparatiefout waardoor er te weinig vloeistof is.
Opmerking:
Zie "OPTIONELE INSTRUCTIES VOOR AANVULLENDE TESTS" op
pagina 7.35 voor instructies over het verwijderen van een aliquot.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.5
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Opmerking:
Deze controle wordt niet uitgevoerd als de procescyclus wordt gebruikt waarbij
meerdere glaasjes per potje worden gemaakt.
Herstelmaatregel
Zorg dat er een filter aanwezig is en dat deze op de juiste wijze is geplaatst met het open
uiteinde naar boven.
Inspecteer het potje om te controleren of dit niet lekt. Plaats het monster in een ander potje
als het potje is beschadigd.
Controleer het vloeistofniveau in het potje. Voeg PreservCyt-oplossing toe als het
vloeistofniveau lager is dan de matglazen lijn op het potje. Vul het potje niet tot boven de
matglaslijn. Verwerk het monster opnieuw.
5011 - Te veel vloeistof
Terwijl het filter in het potje wordt geplaatst, detecteert het systeem het vloeistofniveau
te vroeg. (21 ml is het maximaal toegestane volume.) Het potje bevat te veel vloeistof.
Het monster is niet verwerkt en er is geen objectglaasje gemaakt.
Mogelijke oorzaak
Te veel vloeistof in het potje.
Fout in het pneumatische systeem.
Herstelmaatregel
Inspecteer het potje om te controleren of het vloeistofniveau boven de matglaslijn op het potje
ligt. Bewaar overtollige vloeistof in een daarvoor geschikte container als het volume in het
monsterpotje moet worden teruggebracht tot tussen 17 en 21 ml. Verwerk het potje opnieuw.
5012 - Mismatch potjes-/glaasjescode (alleen kleine-batchmodus)
De potjes- en glaasjescodes werden beide goed gelezen, maar kwamen niet overeen.
Het monster is niet verwerkt en er is geen objectglaasje gemaakt.
Mogelijke oorzaak
Glaasjes in verkeerde carrouselsleuf geplaatst.
Onjuiste labels op glaasjes of potjes.
Herstelmaatregel
Inspecteer de potjes- en glaasjescodes om te bevestigen dat ze niet overeenkomen.
Controleer of het glaasje in de verkeerde sleuf op de carrousel is geplaatst. (Inspecteer
volgende codes voor het geval de fout zich in de carrousel heeft voortgezet.)
Stem de patiëntinformatie en de juiste code op elkaar af. Breng zo nodig een nieuw label aan.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
5013 - Einde potje of geen filter bij meerdere glaasjes per potje
(alleen kleine-batchmodus)
Het hele monster werd gebruikt tijdens de geavanceerde procescyclus 'Meerdere glaasjes per
potje'. Deze fout treedt alleen op tijdens de modus Meerdere glaasjes per potje, waarbij het
vloeistofniveau of een verdund monster niet worden gecontroleerd. Het glaasje is verwerkt,
maar moet worden gecontroleerd op geschiktheid.
Mogelijke oorzaak
Geen filter aanwezig.
Alle vloeistof in het potje werd gebruikt.
Storing pneumatisch systeem.
Herstelmaatregel
Zorg dat er een filter aanwezig is.
Als de modus Meerdere glaasjes per potje wordt gebruikt, is er onvoldoende monster om het
gewenste aantal glaasjes te verwerken.
Inspecteer het potje om te zien of deze leeg is.
5014 - Flacon- en glaasjescodes niet leesbaar (alleen kleine-batchmodus)
Zowel de potjescode als de glaasjescode konden niet worden gelezen. Het monster is niet
verwerkt en er is geen objectglaasje gemaakt.
Mogelijke oorzaak
Labels niet aanwezig, beschadigd of slecht afgedrukt.
Mechanische storing van codelezers.
Herstelmaatregel
Inspecteer het streepjescodelabel op het potje om te zien of het ontbreekt, beschadigd of slecht
afgedrukt is. Vervang het zo nodig (raadpleeg "Labels op potjes aanbrengen" op pagina 7.4).
Zorg dat er een glaasje aanwezig is dat juist is gelabeld. (Zie "Labels op potjes aanbrengen" op
pagina 7.4.)
Inspecteer de potjes- en glaasjeslabels en zorg dat ze correct geformatteerd zijn (zie "Indeling
van streepjescodelabel voor glaasjes" op pagina 7.22).
Zorg dat het leesstation van potjesstreepjescodes niet wordt geblokkeerd (zie Afbeelding 8-2).
Neem contact op met Technische ondersteuning als de fout aanhoudt.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.7
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
5017 - Blokkade in potje
Het filter ondervindt weerstand wanneer het in het potje wordt geplaatst.
Mogelijke oorzaak
Mogelijk is er in het potje een voorwerp achtergebleven, bijvoorbeeld een afnamehulpmiddel.
Herstelmaatregel
Inspecteer het potje om te zien of er een vreemd voorwerp in zit.
5100 - Verwerkingsfout
5101 - Verwerkingsfout
5102 - Verwerkingsfout
5104 - Verwerkingsfout
5105 - Pneumatiekfout
5106 - Verwerkingsfout
Time-out van de processor, gewoonlijk veroorzaakt door een lek of andere storing in het
pneumatische systeem. Het monster is niet verwerkt en er is geen objectglaasje gemaakt.
Mogelijke oorzaak
Lek rond de filterpluginrichting
Filtermembraan doorgeprikt
Filtermembraan verstopt
Sensorlijn afgeklemd of open
Pneumatischefout
Herstelmaatregel
Controleer of de filterplug ergens door wordt gehinderd en of de filters op de juiste wijze
zijn geplaatst.
Controleer of het monsterpotje een gedeelte van het afnamehulpmiddel of ander vreemd
materiaal bevat dat het filter kan hebben doorboord.
Neem contact op met Technische ondersteuning als de fout aanhoudt.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.8
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
5200 - Openen LIS-bestand mislukt (alleen AutoLoader-modus)
Probleem met toegangsrechten of locatie in verband met het LIS-bestand
(laboratoriuminformatiesysteem). Alleen indien beleid voor LIS-fouten is ingeschakeld.
Mogelijke oorzaak
Het NAS-apparaat (network attached storage) is niet aangesloten.
Het bestand is er niet op gezet vanuit de database van de gebruiker.
Herstelmaatregel
Controleer of het NAS-apparaat is aangesloten.
Controleer of het bestand met deze informatie daarop is gezet.
5201 - Lezen LIS-gegevensbestand mislukt (alleen AutoLoader-modus)
Het openen van het LIS-bestand is mislukt. Alleen indien beleid voor LIS-fouten is
ingeschakeld.
Mogelijke oorzaak
Het NAS-apparaat (network attached storage) is niet aangesloten.
Het bestand is er niet op gezet vanuit de database van de gebruiker.
Herstelmaatregel
Controleer of het NAS-apparaat is aangesloten.
Controleer of het bestand met deze informatie daarop is gezet.
5203 - Streepjescode overschrijdt breedte glaasjeslabel
(alleen AutoLoader-modus)
De breedte van de streepjescode overschrijdt de breedte van het glaasjeslabel. De
streepjescode is te lang voor het glaasjeslabel. Zie "Labelindeling streepjescode voor potjes"
op pagina 7.3. Alleen indien beleid voor LIS-fouten is ingeschakeld.
5204 - Ongeldig teken in streepjescodetekenreeks (alleen AutoLoader-modus)
De streepjescode-tekenreeks bevat een ongeldig teken. Raadpleeg pagina 6.49 voor een
overzicht van de tekens die door de ThinPrep 5000-processor worden ondersteund. Alleen
indien beleid voor LIS-fouten is ingeschakeld.
5205 - Ongeldige lengte streepjescodetekenreeks (alleen AutoLoader-modus)
Ongeldige lengte streepjescodetekenreeks. Raadpleeg de indeling van de streepjescode op
pagina 6.49. Alleen indien beleid voor LIS-fouten is ingeschakeld.
PARAGRAAF
C
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.9
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
BATCHVERWERKINGSFOUTEN
Batchverwerkingsfouten zijn fouten waarvan het systeem met tussenkomst van de gebruiker kan
herstellen. De fouten zijn tijdens de verwerking van een batch opgetreden. Als het systeem een
batchfout detecteert, wordt de batchverwerking gestopt (beëindigd, onderbroken, afhankelijk van
de oorzaak) en meldt de fout via een bericht op de gebruikersinterface en met een hoorbaar alarm,
mits dit is ingeschakeld. Sommige fouten kunnen aan het begin van een batchverwerking worden
gedetecteerd, waardoor wordt voorkomen dat de batch wordt gestart.
De fout wordt uitsluitend in het batchrapport weergegeven. Deze wordt niet geregistreerd in het
foutenlogboek.
4000 - Geen lege baden
Er zijn geen lege fixatiefbaden aanwezig. Er zijn baden met een of meer glaasjes. De batch
wordt niet gestart.
Mogelijke oorzaak
Er is geen leeg fixatiefbad geplaatst.
Storing in de sensor om lege baden te detecteren.
Er is een bad geplaatst dat een of meer glaasjes bevat.
Herstelmaatregel
Er moet ten minste één bad zonder glaasjes aanwezig zijn om de batchverwerking te laten
beginnen. Als ten minste één bad aanwezig is en deze fout treedt op, dient u contact op te
nemen met Technische ondersteuning.
4001 - Geen potjes gedetecteerd (Meerdere glaasjes per potje
in kleine-batchmodus)
Het systeem heeft bij het starten van een batch Meerdere glaasjes per potje geen potje
gedetecteerd in sleuf 1 van de carrousel. De batch wordt niet gestart.
Mogelijke oorzaak
Potje niet in sleuf 1 van de carrousel geplaatst.
Storing in de sensor.
Herstelmaatregel
Raadpleeg "Selecteer de monsterverwerkingscyclus" op pagina 7.26 voor informatie over het
uitvoeren van de procescyclus Meerdere glaasjes per potje. Als ten minste één potje aanwezig
is en deze fout treedt op, dient u contact op te nemen met Technische ondersteuning.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.10
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
4002 - Extra potjes gedetecteerd (Meerdere glaasjes per potje
in kleine-batchmodus)
Het systeem heeft meer dan één potje gedetecteerd bij aanvang van de batchverwerking
Meerdere glaasjes per potje. De batch wordt niet gestart.
Mogelijke oorzaak
Er bevindt zich meer dan één potje in de carrousel.
Storing in de sensor.
Herstelmaatregel
Zorg dat zich een potje in sleuf 1 van de carrousel bevindt. Er mogen geen andere potjes
in de carrousel zijn geplaatst.
4004 - Extra potjes gedetecteerd (Glaasjes-ID-match uitschakelen
in kleine-batchmodus)
Er werd meer dan één potje gedetecteerd toen het systeem aan een batchverwerking begon
in de modus Glaasjes-ID-match uitschakelen. De batch wordt niet gestart.
Mogelijke oorzaak
Er bevindt zich meer dan één potje in de carrousel.
Storing in de sensor.
Herstelmaatregel
Raadpleeg "Selecteer de monsterverwerkingscyclus" op pagina 7.26 voor uitvoering van
de cyclus Glaasjes-ID-match uitschakelen.
4005 - Geen potjes gevonden (kleine-batchmodus)
Er werden geen potjes gevonden bij aanvang van een batch. Er moet ten minste één potje
aanwezig zijn om een batchverwerking te beginnen.
Mogelijke oorzaak
De carrousel bevat geen potjes.
Storing in de sensor.
Herstelmaatregel
Er moet ten minste één potje in de carrousel aanwezig zijn om een batchverwerking te
beginnen. Als ten minste één potje aanwezig is en deze fout treedt op, dient u contact op
te nemen met Technische ondersteuning.
4006 - Geen glaasje in bad gedetecteerd (kleine-batchmodus)
Het systeem kon de aanwezigheid van een glaasje in het fixatiefbad niet detecteren nadat het
daar was afgeleverd. De batchverwerking wordt beëindigd.
Opmerking:
Deze fout treedt alleen op als het eerste glaasje dat in het bad werd afgeleverd
niet wordt gedetecteerd.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.11
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Mogelijke oorzaak
Fixatiefbad heeft geen kleurrekje om het glaasje te bevatten.
Storing in de glaasjessensor.
Herstelmaatregel
Inspecteer het fixatiefbad om te controleren of een glaasjes werd afgeleverd in het bad en of
er een kleurrekje is om het glaasje te bevatten. Voeg een kleurrekje toe als er geen aanwezig is.
Neem contact op met Technische ondersteuning als een kleurrekje en glaasje aanwezig zijn.
4007 - Geen glaasje in positie 1 (Meerdere glaasjes per potje
in kleine-batchmodus)
Er is geen glaasje in positie 1 van de carrousel gedetecteerd bij aanvang van de
batchverwerking. De batch wordt niet gestart.
Opmerking:
In deze modus wordt alleen het eerste glaasje gedetecteerd. Het daaropvolgende
aantal monsters dat uit dit potje wordt verwerkt, wordt niet geteld. De
procescyclus eindigt als er niet meer filters en glaasjes worden gedetecteerd
of als het potje te leeg is en het systeem geen ander glaasje kan verwerken.
Mogelijke oorzaak
Er is geen glaasje in sleuf 1 van de carrousel geplaatst voordat begonnen werd met de
batchverwerking.
Sensorfout.
Herstelmaatregel
Plaats een glaasje in sleuf 1 van de carrousel. Als een glaasje aanwezig is in positie 1 en deze
fout treedt op, dient u contact op te nemen met Technische ondersteuning.
4008 - Openen potjesdop mislukt (Meerdere glaasjes per potje
in kleine-batchmodus)
Kon de potjesdop niet openen tijdens de batchverwerking.
Opmerking:
Dit is een batchverwerkingsfout in de modus Meerdere glaasjes per potje,
aangezien er in deze procescyclus slechts één potje wordt gebruikt. Bij een
normale verwerking is dit een monsterfout (5002), aangezien het systeem
verder kan gaan met het volgende monster.
Mogelijke oorzaak
De dop van het potje is te strak aangedraaid.
Het potje kon niet worden geopend door een mechanische storing.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.12
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
Herstelmaatregel
Controleer het potje en de dop. Zorg dat het plastic van het potje is verwijderd. Draai de
dop los en vervolgens weer vast en verwerk het monster opnieuw. Neem contact op met
Technische ondersteuning als de fout blijft bestaan.
4009 - Positieve reservoirdruk
Positief reservoir heeft overdrachtsdruk niet bereikt.
(De druk in het filter die nodig is voor celoverdracht van het filtermembraan naar het
objectglaasje, is niet opgetreden.)
Mogelijke oorzaak
Het filter kan doorboord of defect zijn.
Het systeem heeft een druklek.
Herstelmaatregel
Controleer of de filters niet defect zijn. Verwerk het potje opnieuw.
Neem contact op met Technische ondersteuning als de fout blijft bestaan.
4010 - Vloeistofniveau incorrect (Meerdere glaasjes per potje
in kleine-batchmodus)
Het vloeistofniveau is incorrect (modus Meerdere glaasjes per potje).
Mogelijke oorzaak
Het systeem heeft gedetecteerd dat het aanvangsvloeistofniveau in het potje hoger was dan
het maximum van 21 ml of lager dan het minimum van 17 ml.
Herstelmaatregel
Controleer of het vloeistofniveau in het monsterpotje tussen 17 en 21 ml is bij aanvang van de
verwerking in de modus Meerdere glaasjes per potje.
4011 - Batchverwerkingsfout
Het systeem heeft een probleem met de positieve druk waargenomen tijdens de
celoverdracht. Er is geen objectglaasje gemaakt.
Mogelijke oorzaak
Het filter kan doorboord of defect zijn.
Het systeem heeft een druklek.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.13
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Herstelmaatregel
Controleer of de filters niet defect zijn. Verwerk het potje opnieuw.
Neem contact op met Technische ondersteuning als de fout blijft bestaan.
4012 - Afvalvloeistofreservoir legen
Het afvalvloeistofreservoir is vol en moet worden geleegd. Een batchverwerking kan niet
worden gestart tot dit is uitgevoerd.
Mogelijke oorzaak
Aan de hand van een drukmeting heeft het systeem gedetecteerd dat het
afvalvloeistofreservoir vol is.
Herstelmaatregel
Leeg het afvalvloeistofreservoir (zie pagina 8.6). Na het legen van het afvalvloeistofreservoir
MOET de lektest worden uitgevoerd.
Als dit bericht wordt weergegeven wanneer het reservoir leeg is, voert u de lektest uit. Als de
lektest is geslaagd, probeert u een batch uit te voeren. Mislukt de lektest, neem dan contact op
met Technische ondersteuning.
4013 - Carrousel niet leeg (alleen AutoLoader-modus)
De carrousel is niet leeg aan het begin van de verwerking met de AutoLoader.
Mogelijke oorzaak
Een potje, filter, glaasje of andere combinatie is in de carrousel aanwezig.
Herstelmaatregel
Verwijder alle media uit de carrousel en begin opnieuw.
4014 - Deurvergrendelingen voorkomen markering van glaasjes. Deurtjes
moeten worden gesloten om glaasjes te markeren. (alleen AutoLoader-modus)
Het systeem heeft waargenomen dat het glaasjesdeurtje was geopend tijdens de verwerking.
De verwerking kan niet worden voortgezet wanneer er deurtjes open staan.
Mogelijke oorzaak
Tijdens de verwerking is een deurtje geforceerd geopend.
Storing in een deursensor.
Herstelmaatregel
Sluit het glaasjesdeurtje indien het deurtje open staat.
Neem contact op met Technische ondersteuning als de fout optreedt terwijl het deurtje
is gesloten.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.14
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
4015 - Er zijn geen vrije carrouselsleuven (alleen AutoLoader-modus)
Potjes waarbij een monsterfout is opgetreden, worden in een lege carrouselsleuf geplaatst
zodat deze opnieuw kunnen worden bewerkt/kunnen worden afgestemd wanneer de
batchverwerking is voltooid. Het aantal monsterfouten in de batch heeft ervoor gezorgd
dat alle beschikbare carrouselposities in gebruik zijn.
Mogelijke oorzaak
Het maximale aantal monsterfouten in een batch is overschreden.
Herstelmaatregel
Controleer de monsterfouten in het batchrapport. Stem de monsters opnieuw af en bewerk
ze opnieuw in een andere batch.
4050 - Openen dop van potje mislukt (3 achter elkaar, alleen AutoLoader-modus)
In drie opeenvolgende gevallen kon de dop van het potje niet worden geopend.
Mogelijke oorzaak
Het verwijderen van de dop wordt fysiek gehinderd.
Storing in de motor van het draaimechanisme voor de potjes.
Herstelmaatregel
Inspecteer de potjes om te zien of er een reden is waarom de doppen niet kunnen worden
geopend (het plastic is bijvoorbeeld niet van het potje verwijderd).
Neem contact op met Technische ondersteuning.
4051 - Lezen potjescode mislukt (3 achter elkaar, alleen AutoLoader-modus)
In drie opeenvolgende gevallen kon de potjescode niet worden gelezen.
Mogelijke oorzaak
Gebrekkig, verkeerd geplaatst of ontbrekend potjeslabel.
Herstelmaatregel
Inspecteer het potje. Vervang het label, indien nodig. Neem contact op met Technische
ondersteuning als de fout blijft bestaan.
4052 - Lezen glaasjescode mislukt (3 achter elkaar, alleen AutoLoader-modus)
In drie opeenvolgende gevallen kon de glaasjescode niet worden gelezen.
Mogelijke oorzaak
Laserets functioneert niet goed.
Herstelmaatregel
Neem contact op met Technische ondersteuning.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.15
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
4053 - Ophalen sip-gegevens mislukt (3 achter elkaar, alleen AutoLoader-modus)
In drie opeenvolgende gevallen is het niet gelukt om een kleine hoeveelheid monster op te
nemen uit een potje.
Mogelijke oorzaak
Storing in het pneumatisch systeem.
Herstelmaatregel
Neem contact op met Technische ondersteuning.
4054 - LIS open (3 achter elkaar, alleen AutoLoader-modus)
In drie opeenvolgende gevallen kon het LIS (laboratoriuminformatiesysteem) niet worden
geopend.
Mogelijke oorzaak
Het opgegeven LIS-bestand bestaat niet of het bestandspad is onjuist.
Het NAS-apparaat (network attached storage) is niet aangesloten.
Het bestand is er niet op gezet vanuit de database van de gebruiker.
Herstelmaatregel
Controleer of het NAS-apparaat is aangesloten.
Controleer of het bestand met deze informatie daarop is gezet.
4055 - Lezen LIS-bestand mislukt (3 achter elkaar, alleen AutoLoader-modus)
In drie opeenvolgende gevallen kon een LIS-bestand niet worden gelezen. (Het bestand
bestaat maar kan niet worden gelezen.)
Mogelijke oorzaak
De toegangsrechten voor het bestand zijn mogelijk onjuist.
Het NAS-apparaat (network attached storage) is niet aangesloten.
Het bestand is er niet op gezet vanuit de database van de gebruiker.
Herstelmaatregel
Controleer of het NAS-apparaat is aangesloten.
Controleer of het bestand met deze informatie daarop is gezet.
4057 - Streepjescode overschrijdt breedte glaasjeslabel (3 achter elkaar,
alleen AutoLoader-modus)
In drie opeenvolgende gevallen is de streepjescode te breed.
Mogelijke oorzaak
De streepjescode bevat te veel tekens.
Herstelmaatregel
Raadpleeg de door het systeem vereiste parameters voor de streepjescodes op pagina 6.49.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.16
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
4058 - Ongeldig teken in de streepjescode (3 achter elkaar, alleen
AutoLoader-modus)
In drie opeenvolgende gevallen bevatte de streepjescode een of meerdere ongeldige tekens.
Mogelijke oorzaak
Het gebruik van tekens wordt niet door het systeem geaccepteerd.
Herstelmaatregel
Raadpleeg de door het systeem ondersteunde tekens op pagina 6.49.
4059 - Lengte streepjescode ongeldig (3 achter elkaar, alleen
AutoLoader-modus)
In drie opeenvolgende gevallen was de streepjescode te lang.
Mogelijke oorzaak
De streepjescode-tekenreeks is te lang.
Herstelmaatregel
Raadpleeg de parameters voor streepjescodes op pagina 6.49.
PARAGRAAF
D
SYSTEEMFOUTEN
Systeemfouten zijn fouten waarvan de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader niet kan herstellen
zonder tussenkomst van de gebruiker. De huidige batchverwerking wordt beëindigd en het
systeem probeert een batchrapport te genereren. Een systeemfout is een fout waarvoor
hoogstwaarschijnlijk hulp van een onderhoudstechnicus nodig is. Een gebruiker kan ervoor kiezen
om instructies te krijgen over het opnieuw opstarten van het systeem. De fout wordt geregistreerd
in het foutenlogboek.
Een systeemfout opheffen
Als een systeemfout wordt gedetecteerd, gebeurt meestal het volgende:
Het systeem verschuift mechanismen om ruimte te maken, ontgrendelt de vergrendeling van
de inputcarrousel, ontgrendelt de deurtjes en keert terug naar de inactieve status.
Het systeem geeft de foutmelding weer en laat het alarmsignaal klinken, mits dit is
ingeschakeld (zie Afbeelding 9-1.) Het systeem probeert zich te herstellen (een minuut
of minder).
Foutcode en beschrijving
Statusbericht foutconditie
Knop
OK
om het foutscherm te
sluiten en over te schakelen naar
het scherm van de beperkte modus
Knop
Alarmgeluid stoppen
om
het alarmgeluid uit te schakelen
maar de foutmelding op het
scherm te houden
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.17
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Afbeelding 9-1 Systeem heeft fout gedetecteerd
Als het systeem de fout niet kan herstellen, probeert het de mechanismen uit de weg te schuiven,
schakelt het de motoren van de transportarmen uit, zodat de gebruiker de transportarmen voor het
transport van de glaasjes en filters gemakkelijk kan verplaatsen en ontgrendelt het de inputcarrousel,
zodat deze vrij kan ronddraaien. De deurtjes worden ontgrendeld zodat de gebruiker toegang heeft
tot het apparaat.
Beperkte modus
Als het toestel niet geheel van een fout kan herstellen, schakelt de toepassing over naar de beperkte
modus. Hierdoor heeft de gebruiker toegang tot enkele functies, maar het systeem kan pas monsters
verwerken als de fout is verholpen. Na bevestiging van de foutmelding wordt in de
gebruikersinterface het scherm
Opties beheerder
weergegeven. De knop
Rapporten
is beschikbaar.
Hiermee kunt u het rapport met systeemvoorvallen bekijken of downloaden (dit bevat de foutcode).
De knop
Service
is beschikbaar wanneer het systeem zich niet kan herstellen en er een
servicemonteur moet komen. De knop
Afsluiten
is beschikbaar. Daarmee kan het toestel opnieuw
worden gestart, waardoor systeemfouten doorgaans worden verholpen.
LET OP:
Start het apparaat niet opnieuw terwijl zich een USB-stick in een van de poorten
bevindt.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.18
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
Afbeelding 9-2 Het scherm Opties beheerder in de beperkte modus
Druk op de knop
Afsluiten
om een fout te herstellen waarvoor het systeem moet worden afgesloten.
Wacht tot het programma is uitgeschakeld (en het aanraakscherm leeg is). Zet de aan-/uitschakelaar
aan de rechterkant van het instrument vervolgens uit. Schakel het apparaat een paar seconden nadat
het volledig is uitgeschakeld, weer in en laat het opstarten. Als het systeem klaar is om verwerkingen
uit te voeren, behoort het hoofdscherm te worden weergegeven.
Als het scherm van de beperkte modus wordt weergegeven, neemt u contact op met Technische
ondersteuning.
Media wissen
Voor sommige systeemfouten kan het dialoogvenster het bericht 'Media wissen' weergeven.
Hiermee wordt de gebruiker gevraagd de mechanismen in het verwerkingstraject te controleren,
zodat filters, potjes of glaasjes die mogelijk tijdens de verwerking zijn achtergebleven, kunnen
worden verwijderd. Het scherm bevat knoppen die de aanzuigdruk op die media opheffen, zodat
ze kunnen worden verwijderd. Elke knop moet worden ingedrukt voordat het berichtvenster sluit.
Zie Afbeelding 9-3.
Als in de robotarm een potje, filter of glaasje was geklemd, kan dat item zijn losgelaten in de liftas.
Het kan worden teruggevonden in het afvalbakje onder aan de liftas.
Opmerking:
Het medium wordt losgelaten direct nadat de druk is opgeheven. Houd het artikel vast
voordat u op de knop drukt, zodat het niet valt.
Met de knop
Potjesdop (Flacondop)
losmaken
wordt de potjesklem
geopend, zodat de potjesdop valt.
Met de knop
Glaasje losmaken
laat de glaasjesklem het glaasje
los en wordt het zuigvacuüm van de
zuignapjes van de glaasjeshouder in
het celoverdrachtgebied opgeheven.
Met de knop
Filter losmaken
wordt
de filterplug ontlucht, zodat het filter
kan worden losgetrokken.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.19
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Afbeelding 9-3 Scherm Media wissen
Het kan moeilijk zijn om het filter of de potjesdop te zien en te bereiken. Schuif de transportarm voor
het filter of de potjes naar het midden van het verwerkingsgebied om deze media te bereiken. De
transportarm voor de glaasjes kan op dezelfde manier worden verplaatst.
Filter losmaken
De filterplug houdt lichte druk in het filter nadat het is opgepakt; hierdoor valt het filter niet. Druk
op de knop
Filter losmaken
om een filter te verwijderen dat zich nog op de filterplug bevindt.
Vervolgens trekt u het filter er voorzichtig af.
LET OP:
Verwijder een filter nooit met kracht van de filterplug zonder de systeemdruk op te
heffen; hierdoor zou het apparaat kunnen worden beschadigd.
Afbeelding 9-4 Filter losmaken
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.20
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
Potjesdop losmaken
De potjesklem blijft gesloten in een foutconditie, zodat het potje niet valt. Verplaats de transportarm
voor de potjes naar het midden van het toestel en druk dan op de knop
Potje losmaken
om de klem
te openen en het potje te pakken. Zie Afbeelding 9-5.
Afbeelding 9-5 Potje losmaken, dispersieholte controleren
Opmerking:
Vaak bevat het mechanisme slechts de potjesdop. Controleer de dispersieholte
zorgvuldig en pak zo nodig het potje. Plaats de dop met de hand weer op het potje.
Zie Afbeelding 9-5.
Glaasje losmaken
Opmerking:
Kijk waar het glaasje zich bevindt voordat u op de ontgrendelingsknop drukt.
Een glaasje kan zich in de glaasjesklem van de glaasjestransportarm bevinden. De glaasjesklemmen
blijven gesloten nadat een glaasje is opgepakt, totdat het glaasje is afgegeven aan de glaasjeshouder
in het celoverdrachtgebied. Om het glaasje vrij te geven van de klem, drukt u op de knop
Glaasje
losmaken
.
Het glaasje kan zijn achtergebleven op de zuignapjes van het celoverdrachtgebied. Als u op de knop
Glaasje losmaken
drukt, wordt het zuigvacuüm opgeheven.
Een glaasje dat in het
verwerkingstraject is
achtergelaten, kan zich
in de glaasjesklem of op
de zuignapjes van de
celoverdracht bevinden.
Afbeelding 9-6 Glaasje losmaken
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9.21
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Media in de liftas
Afbeelding 9-7 Bericht Media in de liftas
Als in de robotarm tijdens het herstellen van fouten een potje, filter of glaasje was geklemd, kan dat
item zijn losgelaten in de liftas. Het kan worden teruggevonden in het afvalbakje onder aan de liftas.
Open het deurtje van het filtercompartiment. De onderste bak met filters moet misschien worden
verwijderd. Reik linksonder in het afvalbakje.
Deurtje
filtercompartiment
geopend
Afvalbakje
Onderste plank
filterbakje -
filterbakje is
verwijderd
Afbeelding 9-8 Afvalbakje onderaan de liftas van de robotarm
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.22
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
9
Systeemfoutcode
Voor iedere systeemfout bestaat een tweedelige foutcode. De eerste vier cijfers vertegenwoordigen
de foutcategorie en de volgende tekens vertegenwoordigen de status van het betreffende
elektromagnetische apparaat op het moment dat de fout optrad. Zie Afbeelding 9-9.
Foutcategorie Mechanisme Verwerking
Afbeelding 9-9 Systeemfoutcode
De foutcodes worden in het foutenlogboek genoteerd. Het rapport geeft de laatste 100 fouten weer,
maar bewaart fouten van de laatste 3 jaar in de systeemdatabase.
In de meeste gevallen wordt het dialoogvenster Media wissen weergegeven. Controleer of de
mechanismen niet geblokkeerd zijn en start een nieuwe batch.
Neem contact op met Technische ondersteuning als een fout blijft bestaan.
6000-serie - Glaasjesmanipulatiefouten
6100-serie - Databasefouten
6200-serie - Manipulatiefouten filters en potjes
6300-serie - Pneumatiekfouten
6400-serie - Inputcarrouselfouten
(Hieronder vallen ook vergrendelings-/ontgrendelingsfouten van de hoofddeur)
6500-serie - Uitgangscarrouselfouten
(Hieronder vallen ook vergrendelings-/ontgrendelingsfouten van de uitgangsdeur)
6600-serie - AutoLoader-fouten
6700-serie - UPS-fouten
6800-serie - Machinefouten/Algemene fouten
10. Kleuren en
afdekken
10. Kleuren en
afdekken
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
10.1
10
KLEUREN EN AFDEKKEN
Hoofdstuk 10
Kleuren en afdekken
PARAGRAAF
A
ALGEMEEN
Hieronder volgt een beschrijving van de
aanbevelingen en richtlijnen
voor fixatieprocedures,
kleuringsprotocollen en afdekmethoden.
PARAGRAAF
B
Opmerking:
Bij laboratoria die cytologische monsters verwerken, wordt een grote verscheidenheid
aan fixatie-, kleurings- en afdekmethoden toegepast. Het dunne laagje cellen op met de
ThinPrep
®
-processor verwerkte objectglaasjes maakt een nauwkeurige beoordeling van
de effecten van deze protocolverschillen mogelijk en biedt laboratoriummedewerkers
de mogelijkheid hun methoden te optimaliseren aan de hand van de algemene
richtlijnen in deze paragraaf. Deze richtlijnen zijn aanbevelingen en zijn niet als
dwingende voorschriften te beschouwen.
FIXATIE
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader plaatst voltooide objectglaasjes in een kleurrekje dat is
ondergedompeld in een fixatiefbad met 95% reagensalcohol of 95% ethylalcohol. Ga bij het fixeren
van de ThinPrep-objectglaasjes als volgt te werk:
Gynaecologische glaasjes:
ThinPrep-objectglaasjes moeten ten minste 10 minuten worden
gefixeerd voordat tot kleuring wordt overgegaan.
Voor gynaecologische objectglaasjes, bedoeld voor verwerking met het ThinPrep
®
-
beeldvormingssysteem:
ThinPrep-objectglaasjes moeten ten minste 10 minuten worden
gefixeerd voordat tot kleuring wordt overgegaan.
Als de glaasjes vóór kleuring naar een andere locatie moeten worden verzonden, moet een
CellFyx™-fixatiefoplossing worden gebruikt.
Opmerking:
Voor verwerking met het ThinPrep-
beeldvormingssysteem zijn geen andere fixatiefsprays gevalideerd. Neem contact op met
Hologic Klantenservice voor bestellingen. Raadpleeg de bij de fixatiefoplossing gevoegde
gebruiksaanwijzing.
Opmerking:
Als de glaasjes worden geprepareerd voor gebruik met het ThinPrep-
beeldvormingssysteem, dient u eerst de gebruikershandleiding van de
beeldvormingsprocessor te raadplegen.
KLEUREN EN AFDEKKEN
10.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
10
Niet-gynaecologische glaasjes:
ThinPrep-objectglaasjes moeten ten minste 10 minuten
worden gefixeerd voordat tot kleuring of tot het aanbrengen van fixatiefspray wordt
overgegaan.
PARAGRAAF
C
Opmerking:
Sommige niet-gynaecologische glaasjes vallen in een droog bad of in PreservCyt-
oplossing; dit is afhankelijk van het type dat wordt verwerkt.
Vervang het fixatief na elke 100 objectglaasjes of dagelijks, wat zich het eerste voordoet.
AANBEVELINGEN EN RICHTLIJNEN VOOR KLEURING
De kleuringsduur van met de ThinPrep geprepareerde objectglaasjes verschilt van de kleuringsduur
bij conventionele preparaten en moet overeenkomstig worden aangepast.
Maak gebruik van alcoholconcentraties (50% of 70%) om het risico van osmotische shock of
celverlies tijdens het kleuringsproces te verlagen.
Door het gebruik van milde blauwoplossingen en verdund-zuurbaden wordt de
celkernkleuring geoptimaliseerd en wordt het risico van celverlies verlaagd. Hologic
adviseert het gebruik van verdunde lithiumcarbonaat- of ammoniumhydroxide-oplossing als
blauwoplossing.
Vermijd het gebruik van sterke zoutoplossingen, zoals Scotts Tap Water Substitute.
Het niveau van de oplossingsbaden moet zo hoog zijn dat de glaasjes volledig worden
ondergedompeld; daarmee vermindert het risico van celverlies tijdens het kleuringsproces.
Om optimale resultaten te bereiken, moeten de glaasjes in elk bad gedurende ten minste
10 dompelingen worden geschud.
Hieronder zijn de maximumconcentraties afgedrukt die voor de volgende oplossingen tijdens het
kleuringsproces mogen worden toegepast:
Zoutzuur (HCl) 0,025%
Lithiumcarbonaat (blauw-) baden 10 mg per liter
1
Azijnzuur 0,1%
Ammoniumhydroxide 0,1%
Voor Gyn-objectglaasjes die zijn bestemd voor gebruik met het ThinPrep-beeldvormingssysteem,
raadpleegt u de aanbevolen kleuringsprotocollen in de
ThinPrep Stain-gebruikershandleiding
.
1. Zie Bales, CE. en Durfee, GR. Cytologic Techniques in Koss, L, ed. Diagnostic Cytology and its
Histopathologic Basis. 3rd Edition. Philadelphia: JB Lippincott. Vol. II: Pp 1187–1260 voor
meer informatie
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
10.3
10
KLEUREN EN AFDEKKEN
Tabel 10.1: Hologic Kleuringsprotocol
Oplossing Tijd*
1. 70% reagensalcohol 1 minuut met schudden
2. 50% reagensalcohol 1 minuut met schudden
3. Gedestilleerd H2O (dH2O) 1 minuut met schudden
4. Richard-Allan hematoxyline I 30 seconden met schudden
5. Gedestilleerd H2O (dH2O) 15 seconden met schudden
6. Gedestilleerd H2O (dH2O) 15 seconden met schudden
7. Clarifier (0,025% ijsazijn) 30 seconden met schudden
8. Gedestilleerd H2O (dH2O) 30 seconden met schudden
9. Bluing-reagens (10 mg lithiumcarbonaat/1 l) 30 seconden met schudden
10. 50% reagensalcohol 30 seconden met schudden
11. 95% reagensalcohol 30 seconden met schudden
12. Richard-Allan cytologie-kleuroplossing 1 minuut met schudden
13. 95% reagensalcohol 30 seconden met schudden
14. 95% reagensalcohol 30 seconden met schudden
15. 100% reagensalcohol 30 seconden met schudden
16. 100% reagensalcohol 30 seconden met schudden
17. 100% reagensalcohol 30 seconden met schudden
18. Xyleen 1 minuut met schudden
19. Xyleen 1 minuut met schudden
20. Xyleen 3 minuten met schudden
21. Afdekken volgens het protocol van uw laboratorium
*Tijd kan variëren naargelang de voorkeur van het laboratorium.
PARAGRAAF
D
KLEUREN EN AFDEKKEN
10.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
10
AFDEKKEN
Elk laboratorium dient dekglaasjes en afdekmedia te kiezen die compatibel zijn met
de ThinPrep-objectglaasjes.
Hologic beveelt tevens het gebruik van glazen dekglaasjes van 24 mm x 40 mm of
24 mm x 50 mm aan. Ook kan gebruik worden gemaakt van plastic afdekmateriaal
dat bij geautomatiseerde apparatuur voor afdekking wordt toegepast.
Als u objectglaasjes kleurt en afdekt voor het ThinPrep-beeldvormingssysteem, dient
u de gebruikershandleiding van de beeldvormingsprocessor eerst te raadplegen.
11. ThinPrep Pap
Test-trainingsprogramma
11. ThinPrep Pap
Test-trainingsprogramma
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
11.1
11
THINPREP PAP TEST-TRAININGSPROGRAMMA
Hoofdstuk 11
ThinPrep Pap Test-trainingsprogramma
PARAGRAAF
A
DOELSTELLING
Het ThinPrep Pap Test-trainingsprogramma is door Hologic ontwikkeld om laboratoria te
ondersteunen bij het omschakelen van het conventionele Pap-uitstrijkje naar de ThinPrep Pap Test.
Hologic biedt informatie, ondersteuning en training voor de omschakeling, zoals het bekendmaken
van de verandering aan de arts, training in cytopreparatiemethode, trainingsprogramma in ThinPrep
Pap Test-morfologie en richtlijnen ter ondersteuning van de training van alle cytologiemedewerkers
in het laboratorium.
PARAGRAAF
B
ONTWERP
De morfologietraining verschaft informatie over de verschillen tussen het conventionele
Pap-uitstrijkje en de ThinPrep Pap Test. De deelnemers maken gebruik van een reeks
objectglaasjesmodules met behulp waarvan zij zich vertrouwd maken met een breed scala aan
normale en abnormale cytologische verschijnselen op ThinPrep Pap Test-monsters.
De grondslag van het programma is een cumulatief leerproces, waarin voor het interpreteren van de
morfologische criteria van ThinPrep Pap Test-monsters de cytologische vaardigheden en kennis
moeten worden herhaald en toegepast. Om de leervorderingen van deelnemers met betrekking tot
de uitgangspunten van de ThinPrep Pap Test regelmatig te kunnen meten, wordt een systematische
benadering gevolgd, waarbij in het trainingsprogramma pre- en posttests worden gebruikt.
De training begint met een lezing over de ThinPrep-morfologie. Hierin worden de deelnemers
vertrouwd gemaakt met de microscopische weergave van cervixmonsters die met het ThinPrep-
systeem zijn geprepareerd. De cursuslay-out biedt een overzicht van de morfologische
eigenschappen die gangbaar zijn voor specifieke diagnostische entiteiten zoals beschreven in
The Bethesda System for Reporting Cervical/Vaginal Cytologic Diagnoses
1
.
Na het inleidende college beoordelen alle deelnemers bekende ThinPrep Pap Test-objectglaasjes. In
deze module wordt een breed scala aan ziekten en ziektestadia gepresenteerd en krijgt de deelnemer
een basisreferentie voor het hele assortiment diagnostische categorieën die hij of zij kan tegenkomen.
De deelnemers krijgen ook de kans om gelijksoortige gevallen te beoordelen. Met behulp van de
ThinPrep Gyn-morfologieatlas, die algemene diagnostische kenmerken en hun differentiële diagnose
markeert, beginnen deelnemers belangrijke soortgelijke verschijnselen op ThinPrep-glaasjes te
herkennen, evenals de criteria voor de juiste classificatie.
THINPREP PAP TEST-TRAININGSPROGRAMMA
11.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
11
Zij ontvangen een set onbekende ThinPrep Pap Test-objectglaasjes ter bepaling van de screenings- en
interpretatievaardigheid met ThinPrep van iedere deelnemer. De deelnemers moeten deze beginset
van objectglaasjes onderzoeken en diagnosticeren en hun resultaten noteren op het hun verstrekte
antwoordformulier. Na voltooiing worden alle objectglaasjes en de juiste antwoorden door iedere
deelnemer bestudeerd.
Zij ontvangen een laatste set onbekende TPPT-objectglaasjes. Deze laatste set glaasjes is
gemodelleerd volgens de CLIA-richtlijnen en wordt gescoord door personeel dat door Hologic is
aangewezen. Om een voltooiingscertificaat te ontvangen, moeten deze glaasjes juist zijn beoordeeld.
Als richtlijn voor het vaststellen van de slagingscriteria gelden de normen van het CLIA Proficiency
Test Program. Personen met een prestatiescore op de laatste beoordeling van 90% of meer zijn
bevoegd tot het screenen/interpreteren van de ThinPrep Pap Test, en kunnen beginnen met het
opleiden van nieuwe cytologisch analisten en pathologen in hun thuislaboratorium, zo nodig onder
de supervisie van de technisch leidinggevende van het laboratorium. Voor deelnemers aan het
trainingsprogramma die voor de laatste beoordeling lager scoren dan 90% is aanvullende training
in hun eigen laboratoria noodzakelijk. De aanvullende training omvat het screenen/diagnosticeren
van een extra ThinPrep Pap Test-glaasjesmodule die door Hologic wordt verstrekt. Om het ThinPrep
Pap Test-trainingsprogramma van Hologic succesvol te voltooien, moet een score van 90% of meer
worden behaald.
Training cytologische medewerkers
Hologic ondersteunt de opleiding van cytologische medewerkers door middel van informatie en
kennisbronnen, zoals dia's, antwoordformulieren en online-studiemateriaal voor gebruik door het
laboratorium bij het opleiden van nieuwe medewerkers. De technisch leidinggevende van het
laboratorium is ervoor verantwoordelijk dat deze personen adequaat worden opgeleid voordat
zij het screenen en interpreteren met ThinPrep Pap Test (TPPT) in de praktijk uitvoeren.
PARAGRAAF
C
BIBLIOGRAFIE
1. Nayar R, Wilbur DC. (eds). The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology: Definitions,
Criteria, and Explanatory Notes. 3rd ed. Cham, Zwitserland: Springer: 2015.
Service-informatie
Service-informatie
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
12.1
12
SERVICE-INFORMATIE
Hoofdstuk 12
Service-informatie
Bedrijfsadres
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS
Kantooruren
De kantoren van Hologic zijn geopend van maandag tot en met vrijdag van 08.30 uur tot 17.30 uur
(EST), met uitzondering van algemeen geldende vrije dagen.
Klantenservice
Via de klantenservice kunnen tijdens kantooruren telefonisch producten worden besteld (inclusief
doorlopende orders), op telefoonnummers +1-800-442-9892 (keuze 5) of +1-508-263-2900.
Bestellingen kunnen ook worden gefaxt ter attentie van Customer Service op +1-508-229-2795.
Garantie
Neem voor een exemplaar van de beperkte garantievoorwaarden, andere bedrijfsvoorwaarden of
verkoopvoorwaarden van Hologic contact op met de klantenservice op de hierboven vermelde
nummers.
Technische ondersteuning
Voor inhoudelijke vragen over de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader en daarmee
samenhangende kwesties zijn vertegenwoordigers van de Technische ondersteuning telefonisch
bereikbaar van 07.00 tot 19.00 uur (EST) op maandag tot en met vrijdag op telefoonnummer
+1-800-442-9892 (optie 6) of +1-508-263-2900.
Via Technische ondersteuning kunnen ook servicecontracten worden afgesloten.
Handelwijze bij te retourneren goederen
Neem over retournering van aan garantie onderworpen artikelen behorend tot ThinPrep 5000-
processor met AutoLoader, accessoires en verbruiksartikelen contact op met de technische
ondersteuning van Hologic.
Via Technische ondersteuning kunnen ook servicecontracten worden afgesloten.
SERVICE-INFORMATIE
12.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
12
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Bestelinformatie
Bestelinformatie
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
13.1
13
BESTELINFORMATIE
Hoofdstuk 13
Bestelinformatie
Postadres
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS
Betalingsadres
Hologic, Inc.
PO Box 3009
Boston, MA 02241-3009, VS
Kantooruren
De kantoren van Hologic zijn geopend van maandag tot en met vrijdag van 08.30 uur tot 17.30 uur
(EST), met uitzondering van algemeen geldende vrije dagen.
Klantenservice
Via de klantenservice kunnen tijdens kantooruren telefonisch producten worden besteld (inclusief
doorlopende orders), op telefoonnummers +1-800-442-9892 (keuze 5) of +1-508-263-2900.
Bestellingen kunnen ook worden gefaxt ter attentie van Customer Service op +1-508-229-2795.
Garantie
Neem voor een exemplaar van de beperkte garantievoorwaarden, andere bedrijfsvoorwaarden of
verkoopvoorwaarden van Hologic contact op met de klantenservice op de hierboven vermelde
nummers.
Handelwijze bij te retourneren goederen
Neem over retournering van aan garantie onderworpen artikelen behorend tot ThinPrep
®
5000-
processor met AutoLoader, accessoires en verbruiksartikelen contact op met de technische
ondersteuning van Hologic.
Tabel 13.1 : Benodigdheden voor de ThinPrep 5000-processor
Artikel Beschrijving Bestelnummer
Absorberende pad, filterplug Verpakking van 4 stuks absorberende pads 71920-001
Absorberende pad, evaporatiekap Verpakking van 4 stuks absorberende pads 71921-001
Pad, afvalbakje robotarm Pad voor bedekking afvalbakje robotarm ASY-03901
Fixatiefbad Badcontainer plus deksel, verpakking
van 1 stuks
71917-001
Kleurrekje Kleurrekjes, doos met 10 stuks 51873-001
Afvalflesset Afvalfles plus dop, slangen, filter en
connectoren
70028-001
Inputcarrousel Verpakking met 1 inputcarrousel ASY-06012
Stofkap 1 stofkap voor inputcarrousels 71918-001
Gebruikershandleiding voor
ThinPrep 5000
1 vervangende handleiding MAN-01783-1501
Vortexmixer 1 vortexmixer *
6,3 A/250 V 5x20 mm SLO-BLO
zekeringen
Reservezekeringen 50077-021
Filter, koolstof- 0,3 micron koolstoffilter voor
dampafzuigsysteem
MME-00900
Filter, HEPA 0,3 micron HEPA-filter voor
dampafzuigsysteem
MME-00901
Bakjes met monsterpotjes Bakjes voor het plaatsen van monsterpotjes,
verpakking van 4 stuks
70264-001
BESTELINFORMATIE
13.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
13
* Het bestelnummer kan per land verschillen, afhankelijk van de specifieke netvoedingsvereisten die in een
bepaald land van kracht zijn. Neem contact op met Hologic Klantenservice
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
13.3
13
BESTELINFORMATIE
Tabel 13.2 : Benodigdheden voor de ThinPrep Pap Test (gynaecologische toepassing)
Artikel Beschrijving Bestelnummer
ThinPrep Pap Test-kit Benodigdheden voor 500 ThinPrep Pap Tests
Bevat:
500 potjes met PreservCyt-oplossing
voor toepassing met de ThinPrep
Pap Test (TPPT)
500 ThinPrep Pap Test-filters
(transparant)
500 ThinPrep-objectglaasjes
500 afnamehulpmiddelen
Geconfigureerd met:
500 cervixborstels voor monsterafname
500 cytobrush/spatel voor
monsterafname
Hulpmiddelen
70096-001
70096-003
ThinPrep Pap Test-kit
(voor gebruik met het
ThinPrep Imaging
System)
Benodigdheden voor 500 ThinPrep Pap Tests
Bevat:
500 potjes met PreservCyt-oplossing
voor toepassing met de ThinPrep
Pap Test (TPPT)
500 ThinPrep Pap Test-filters
(transparant)
500 ThinPrep-beeldvormingssysteem
Objectglaasjes
500 afnamehulpmiddelen
Geconfigureerd met:
500 cervixborstels voor monsterafname
500 cytobrush/spatel voor
monsterafname
Hulpmiddelen
70662-001
70662-003
BESTELINFORMATIE
13.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
13
ThinPrep Pap Test
-kit voor artsenpraktijk
Bevat:
500 potjes met PreservCyt-oplossing voor
GYNAECOLOGISCHE
TOEPASSINGEN
Geconfigureerd met:
500 cervixborstels voor monsterafname
500 cytobrush/spatel voor
monsterafname
Hulpmiddelen
70136-001
70136-002
ThinPrep Pap Test
Laboratoriumkit
Bevat:
500 ThinPrep Pap Test-filters
(transparant)
500 ThinPrep-objectglaasjes 70137-001
ThinPrep Pap Test
Laboratoriumkit
(voor gebruik met
het ThinPrep-
beeldvormingssysteem)
Bevat:
500 ThinPrep Pap Test-filters
(transparant)
500 ThinPrep-beeldvormingssysteem
Objectglaasjes
70664-001
Cervixborstelkit voor
monsterafname
Bevat:
500 cervixborstels voor monsterafname
(20 zakjes à 25 stuks)
70101-001
Cytobrush/
Plastic spatelkit
Bevat:
500 cytobrush/spatel voor
monsterafname
Hulpmiddelen
(20 zakjes à 25 paar)
70124-001
Tabel 13.2 : Benodigdheden voor de ThinPrep Pap Test (gynaecologische toepassing)
Artikel Beschrijving Bestelnummer
Tabel 13.3 : Benodigdheden en oplossingen voor niet-gynaecologische toepassingen
Artikel Beschrijving Bestelnummer
PreservCyt-oplossing 20 ml in een 59 ml-potje
50 potjes per doos
946 ml in een 946 ml-fles
4 flessen per doos
0234005
0234004
CytoLyt-oplossing 946 ml in een 946 ml-fles
4 flessen per doos
30 ml in een 50 ml-centrifugebuis
80 buizen per doos
30 ml in een 120 ml-potje
50 potjes per doos
0236004
0236080
0236050
Dispenserpomp 1 pomp voor een fles CytoLyt (946 ml)
Fles
Afgifte ca. 30 ml
50705-001
Non-Gyn filters (blauw) Doos van 100 70205-001
ThinPrep UroCyte®-systeemkit 100 ThinPrep UroCyte-filters
(geel)
100 UroCyte-objectglaasjes
2 PreservCyt-potje
50-stuksverpakkingen
5 dozen met 20 stuks ThinPrep
UroCyte-urineafnamekits
71003-001
ThinPrep UroCyte-filters
(geel)
100 filters per bakje 70472-001
ThinPrep UroCyte-
objectglaasjes
100 glaasjes per doos 70471-001
ThinPrep UroCyte
PerservCyt-potjes
50 potjes per doos 70991-001
ThinPrep UroCyte-urine
Afnamekit
12 kits per doos 70474-001
Objectglaasjes zonder
booglijnen (voor IHC-kleuring)
Doos, 72 st. 70126-002
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
13.5
13
BESTELINFORMATIE
BESTELINFORMATIE
13.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
13
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Index
Index
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
Index.1
INDEX
Index
A
aan-/uitschakelaar 2.5
aanraakscherm reinigen 8.12
aanvullende tests 7.35
absorberende pad
evaporatiekap 8.13, 13.2
filterplug 8.13, 13.2
afdekken 10.4
afmetingen 1.10
afname
cervixborstel 4.3, 13.4
endocervicale borstel-/spatelcombinatie 4.4, 13.4
afnamemedia 5.4
afsluiten
langdurig 2.8
normaal 2.7
afvalfles 8.6, 8.10
afvalfles bestellen 13.2
afvalvloeistofreservoir legen 7.22, 8.6, 9.13
afvoer
verbruiksartikelen 1.18
alarmgeluid stoppen 6.29
aliquotverwijdering 7.35
B
bad naar deurtje verplaatsen 6.12
baden plaatsen 6.12
baden verwijderen 6.12
batch onderbreken 6.18
batchverwerking onderbreken 7.32
batchverwerkingsfouten 9.9
INDEX
Index.2
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
beoogd gebruik (ThinPrep 5000-processor) 1.2
beperkte modus 9.17
bloederige monsters (niet-gynaecologisch) 5.23
C
carousel sensors 8.3
carrousel bestellen 13.2
carrouselrapport 6.44
cassette vullen met objectglaasjes 7.7
COBAS AMPLICOR™ CT/NG-test 7.35
CytoLyt-oplossing 3.4, 13.5
behandeling/afvalafvoer 3.5
opslagcondities 3.4
samenstelling 3.4
stabiliteit 3.4
verpakking 3.4
D
datum 6.23
deelvenster Baden op het hoofdscherm 6.10
deelvenster Glaasjes op het hoofdscherm 6.6
details baden 6.10
details gebruik 6.43
details glaasjes 6.7
details potjes 6.9
diagnostiek verzamelen 6.46
Dithiothreitol-procedure (DTT) 5.16
E
een batch onderbreken 6.18
een batch starten 7.15
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
Index.3
INDEX
F
filter losmaken 9.19
fixatie 10.1
fixatiefbad bestellen 13.2
fixatiefreagens vervangen 8.2
FNA-monsters
afname 5.3
prepareren 5.14
G
gebruikershandleiding, bestellen 13.2
geluidsvolume 6.27
gewicht 1.10, 2.2
glaasje losmaken 9.20
glaasjeslabels ontwerpen 6.47
glijmiddel 4.2, 4.5
gynaecologische monsters prepareren 4.1
H
HEPA-filter 13.2
herverwerkingsprotocol, gyn 4.6
hoofdscherm
processor inactief 6.3
tijdens verwerking 6.15
I
ijsazijn 4.6, 5.23
inschakelen 2.5
installatie 2.1
INDEX
Index.4
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
K
Klantenservice 12.1, 13.1
kleuring 10.2
kleurrekje 7.13
kleurrekjes bestellen 13.2
koolstoffilter 13.2
L
labelindeling objectglaasjes voor beeldvorming 7.23
labelindeling streepjescode
glaasje 7.22
potjes 7.3
labels van potjes 7.4
lekbakken 8.16
lektest 8.9
M
media wissen 9.18
meerdere glaasjes per potje, verwerkingsmodus 7.29
monster is verdund 9.1
monsterverwerkingsfouten 9.1
mucoïde monsters
afname 5.3
prepareren 5.15
N
naam instrument 6.26
naam lab 6.25
niet-gynaecologische monsters prepareren, problemen oplossen 5.22
non-gyn monsters prepareren 5.1
non-gyn-filters 7.2, 13.5
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
Index.5
INDEX
O
OCR-labelindeling 7.23
omgevingsvoorwaarden 1.11
onderhoudsschema 8.18
opties beheerder 6.21
P
pad, afvalbakje robotarm 13.2
plaats
carrousel 7.14
filters, glaasjes, potjes 7.25
potje losmaken 9.20
pre-match potjes- en glaasjescodes 6.31
PreservCyt-oplossing 3.1, 13.5
antimicrobiële eigenschappen 3.3
opslagcondities 3.1
samenstelling 3.1
stabiliteit 3.2
verpakking 3.1
printer installeren 6.32
problemen oplossen 9.1
procescycli 6.9
R
rapport op USB-stick opslaan 6.41
reiniging van het aanraakscherm 8.12
risico's 1.13
INDEX
Index.6
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
S
scherm reinigen 6.46
spanning 1.11
specimen collection, gyn 4.3
status fixatiefbad 6.11
statusbalk 6.4
statusindicatoren 6.5, 7.21
stofkap bestellen 13.2
symbolen afgebeeld op het apparaat 1.14
systeem herstarten 9.22
systeemfoutcode 9.22
systeemfouten 9.16
systeeminstellingen 6.22
T
Technische ondersteuning 12.1
ThinPrep Pap Test 1.2
ThinPrep Pap Test-filters 7.2, 13.3
ThinPrep Pap Test-kit 13.3
tijd 6.24
typen objectglaasjes 6.7
U
uitschakelen 2.7
UPS 2.1
urinemonsters
afname 5.4
prepareren 5.17
UroCyte-afnamekit 5.20, 13.5
UroCyte-filters 7.2, 13.5
UroCyte-monsters 5.19
USB-poorten 2.5
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep
®
5000-processor met AutoLoader
Index.7
INDEX
V
van modus wisselen 6.20
veiligheidsinformatieblad
CytoLyt-oplossing 1.19
PreservCyt-oplossing 1.19
verwerking voltooid 7.18, 7.33
verwijderen
carrousel 7.20
fixatiefbad 7.20
vloeibare monsters
afname 5.4
prepareren 5.17
voeding 1.11
vrije ruimtes 1.10
W
waarschuwingen, aandachtspunten, opmerkingen 1.13
waarschuwingstonen 6.28
wassen met CytoLyt-oplossing 5.12
Z
zekering 1.11, 8.17
zekering, bestellen 13.2
zelftest bij inschakelen 1.13
Opties beheerder:
Systeeminstellingen
Rapporten en logboeken
Scherm reinigen
Afvalvloeistof afvoeren
Labels ontwerpen
Luchtfilter verwisselen
Instrument uitschakelen
Overschakelen naar kleine batch
Verwerking starten Verwerking van flaconbakje 1 (Gyn) is voltooid
Flaconbakje 2 (Non-gyn) wordt verwerkt
Flaconbakje 3 (UroCyte) vereist actie van gebruiker
Flaconbakje 4 (Imager) is gereed voor verwerking
AutoLoader-modus - Inactief AutoLoader-modus - Bezig met verwerken
Gereed voor verwerking
Voltooid
De batch is onderbroken
Niet gereed of fout. Lees het bericht in
de statusbalk.
Flaconbakje kan niet worden verwerkt -
ontbrekende of te kleine voorraad
Glaasjescassette of filterbakje gevuld
Glaasjescassette of filterbakje gedeeltelijk gevuld
Glaasjescassette of filterbakje leeg
Actie van gebruiker
vereist
Type monster dat wordt verwerkt
(Non-gyn als voorbeeld)
Aantal vrije Non-gyn glaasjescassettes
Aantal vrije Non-gyn filterbakjes
Aantal vrije Non-gyn fixatiefbaden
Statusindicatoren op de interface
ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader - Snelzoekhandleiding
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de ThinPrep 5000 Autoloader voor volledige bedieningsaanwijzingen. AW-06065-1501 Rev. 002
1 bakje = 1 batchrapport
1 carrousel = 1 batchrapport
AutoLoader-modus
Kleine-batchmodus
Belangrijke opmerkingen over de bediening
Fixatiefbaden - plaats het kleurrekje zodanig dat de in
reliëf aangebrachte woorden UP SIDE naar het badhandvat
zijn gericht. Druk het kleurrekje helemaal naar beneden
totdat u voelt dat het op zijn plaats vastklikt. Het rekje
moet volledig vastzitten.
Controleer bij het plaatsen van de filterbakjes of de filters met de membraanzijde omlaag gericht
in het bakje zitten (open zijde omhoog gericht). Draai zo nodig de filters handmatig om.
Zorg daarbij dat u het membraan en de binnenkant van het filter niet aanraakt.
Duw de filterbakjes volledig in het filtervak om de bakjessensor in te schakelen. In het geval van
een gedeeltelijk gevuld filterbakje dient u dit zodanig te plaatsen dat de lege posities zich
vooraan bevinden. Als het systeem vaststelt dat het eerste filter aanwezig is, gaat het systeem
ervan uit dat de rest van het bakje vol is.
Bij het plaatsen van flaconbakjes, filterbakjes of glaasjescassettes dient de gebruiker het
monstertype voor elk item aan te geven. Het systeem kan het type flacon, filter of cassette
niet zelf herkennen.
Fixatiefbaden
Filterbakjes
Cyclustype aangeven
Hologic, Inc. • 250 Campus Drive • Marlborough, MA 01752 VS • 1-800-442-9892 • 1-508-263-2900 • www.hologic.com
Hologic Ltd. • Heron House, Oaks Business Park • Crewe Road • Manchester, M23 9HZ, VK • +44 (0)161 946 2206
Gebruikershandleiding
ThinPrep® 5000-processor
met AutoLoader
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS
+1-508-263-2900
www.hologic.com
MAN-01783-1501 Rev. 007
Hologic Ltd.
Heron House, Oaks Business Park
Crewe Road, Wythenshawe
Manchester, M23 9HZ, VK
+44 (0)161 946 2206
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269

Hologic ThinPrep 5000 Processor de handleiding

Type
de handleiding