Hologic ThinPrep 5000 Processor de handleiding

Type
de handleiding
Gebruikershandleiding
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
ThinPrep 5000-processor
met AutoLoader
Gebruikershandleiding
Voor gebruik met softwareversie 2.x.y MAN-07494-1502
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough,
MA 01752, VS
Tel: 1-800-442-9892
1-508-263-2900
Fax: 1-508-229-2795
Web: www.hologic.com
Hologic BV
Da Vincilaan 5
1930 Zaventem
België
Sponsor in Australië:
Hologic (Australia and
New Zealand) Pty Ltd
Suite 302, Level 3
2 Lyon Park Road
Macquarie Park
NSW 2113
Australië
Tel: 02 9888 8000
Verantwoordelijke
voor het VK:
Hologic, Ltd.
Oaks Business Park
Crewe Road
Wythenshawe
Manchester M23 9HZ
Verenigd Koninkrijk
Let op:
Krachtens de federale wetgeving (USA) mag dit apparaat slechts worden aangeschaft door
of in opdracht van een arts of een andere zorgverlener die krachtens de wet van het land waarin de
zorgverlener zijn/haar beroep uitoefent, bevoegd is verklaard tot het gebruik of het opdracht geven
tot gebruik van het apparaat, en die is opgeleid tot het bedienen van de ThinPrep
5000-processor
en daarin ervaring heeft opgedaan.
Alleen medewerkers die zijn opgeleid door Hologic of door Hologic aangewezen organisaties of
personen mogen objectglaasjes maken met het ThinPrep 5000-systeem.
Alleen cytologisch analisten en pathologen die door Hologic of door Hologic aangewezen organisaties
of personen zijn opgeleid voor het beoordelen van objectglaasjes die zijn gemaakt met het
ThinPrep 5000-systeem mogen deze glaasjes beoordelen.
© Hologic, Inc., 2022. Alle rechten voorbehouden. Niets in deze uitgave mag worden gereproduceerd,
verzonden, overgeschreven, in een gegevensbestand worden opgeslagen, of in welke taal of
programmeertaal dan ook worden vertaald, in enigerlei vorm of met enig hulpmiddel van
elektronische, mechanische, magnetische, optische, chemische of handmatige of andere aard,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Hologic, 250 Campus Drive, Marlborough,
Massachusetts, 01752, Verenigde Staten van Amerika.
Hoewel deze handleiding met de grootst mogelijke zorg is samengesteld om nauwkeurigheid
te waarborgen, aanvaardt Hologic geen aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden of
onvolledigheden noch voor schade van enigerlei aard die het gevolg is van de toepassing of het
gebruik van deze informatie.
Voor dit product kunnen een of meer Amerikaanse octrooien gelden die worden aangegeven op
http://hologic.com/patentinformation.
Hologic, CytoLyt, PreservCyt, ThinPrep en UroCyte zijn gedeponeerde handelsmerken van Hologic,
Inc. en/of zijn dochterondernemingen in de Verenigde Staten en andere landen. Alle andere
handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve ondernemingen.
Wijzigingen of aanpassingen aan dit systeem die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij
die voor naleving van de voorwaarden aansprakelijk is, kan de bevoegdheid van de gebruiker de
apparatuur te bedienen doen vervallen.
Documentnummer: AW-22290-1502 Rev. 001
1-2022
Revisiegeschiedenis
Revisie Datum Omschrijving
AW-22290-1502 Rev. 001 1-2022 Verduidelijk de instructies. Voeg instructies toe betreffende
het melden van ernstige incidenten. Verwijder de informatie
over de urineafnamekit. Voeg UKCA-markering toe. Wijziging
van administratieve aard
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Gebruiksaanwijzing
Gebruiksaanwijzing
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 1/37
ThinPrep™ 5000-systeem
Gebruiksaanwijzing
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 2/37
BEOOGD GEBRUIK
De ThinPrep 5000-processor is onderdeel van het ThinPrep-systeem. Het systeem wordt gebruikt
om de ThinPrep-microscoopglaasjes uit ThinPrep PreservCyt-potjes te prepareren voor gebruik als
vervanging van de conventionele methode van Pap-uitstrijkjes voor screening op de aanwezigheid
van atypische cellen, cervicale kanker of de precursor-laesies daarvan (intra-plaveiselcelpepitheel-
laesie met lage maligniteitsgraad, intra-plaveiselcelepitheel-laesie met hoge maligniteitsgraad),
evenals alle andere cytologiecategorieën die in The Bethesda System for Reporting Cervical
Cytology zijn gedefinieerd. Ook voor de bereiding van ThinPrep-glaasjes van niet-gynaecologische
(non-gyn) monsters, waaronder urinemonsters. Voor professioneel gebruik.
SAMENVATTING EN UITLEG VAN HET SYSTEEM
Het ThinPrep-proces begint ermee dat een arts bij een patiënt een gynaecologisch monster
afneemt met behulp van een cervicaal-monsterafnamehulpmiddel dat niet op een objectglaasje
wordt afgestreken, maar in een potje met 20 ml PreservCyt™-oplossing (PreservCyt) wordt
ondergedompeld en afgespoeld. Vervolgens wordt het ThinPrep-monsterpotje voorzien van
een dop en label, en naar een laboratorium gezonden dat een ThinPrep 5000-processor heeft.
In het laboratorium wordt het PreservCyt-monsterpotje voorzien van een barcode en het
testaanvraagformulier om een zorgketen van het monster tot stand te brengen, en wordt
het in een ThinPrep 5000-processor geplaatst. Een glazen objectglaasje met hetzelfde
identificatienummer als op het monsterpotje wordt in de processor geplaatst. Met behulp van
een voorzichtige dispersiestap wordt het celmonster gemengd door middel van in de vloeistof
opgewekte stromingen die sterk genoeg zijn om resten van de cellen te scheiden en slijm te
dispergeren, maar voorzichtig genoeg dat de morfologie van de cellen niet wordt aangetast.
Vervolgens worden de cellen op een gynaecologisch TPPT-filter (ThinPrep Pap Test-filter)
geplaatst, dat speciaal is ontworpen voor het verzamelen van cellen. De ThinPrep 5000 bewaakt
tijdens het afnameproces voortdurend de doorstroomsnelheid door het ThinPrep Pap Test-filter,
om te voorkomen dat het celmonster te dun of te dicht is. Daarna wordt een dun laagje cellen
binnen een cirkel met een diameter van 20 mm op een objectglaasje overgebracht en wordt
het glaasje automatisch in een fixatiefoplossing geplaatst.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 3/37
Het ThinPrep-monsterpreparatieproces
(1) Dispersie
(2) Celverzameling
(3) Celoverdracht
Het monsterpotje wordt gedraaid,
waardoor stromingen in de
vloeistof ontstaan die krachtig
genoeg zijn om resten van de
cellen te scheiden en slijm te
dispergeren, maar voorzichtig
genoeg zijn dat de morfologie
niet wordt aangetast.
In het ThinPrep Pap Test-filter wordt
een mild vacuüm gecreëerd,
waardoor er cellen op het externe
oppervlak van het membraan worden
verzameld. Het verzamelen van de
cellen wordt aangestuurd door de
ThinPrep 5000-processorsoftware
die de stroomsnelheid door het
ThinPrep Pap Test-filter bewaakt.
Nadat de cellen op het membraan zijn
verzameld, wordt het ThinPrep Pap Test-
filter omgekeerd en voorzichtig tegen het
ThinPrep-objectglaasje gedrukt. Door de
natuurlijke aantrekking en een lichte
overdruk hechten de cellen zich aan het
ThinPrep-objectglaasje waarbij de cellen
zich gelijkmatig verdelen over een
afgebakend cirkelvormig oppervlak.
Net als bij conventionele Pap-uitstrijkjes het geval is, worden de met het ThinPrep™ 5000-
systeem gemaakte glaasjes onderzocht in de context van de klinische voorgeschiedenis van de
patiënt en informatie op basis van andere diagnostische procedures, zoals colposcopie, biopsie
en onderzoek naar humaan papillomavirus (HPV), teneinde een behandeling voor de patiënt
te bepalen.
PreservCyt-oplossing als onderdeel van het ThinPrep 5000-systeem is een alternatief medium
voor afname en transport van gynaecologische monsters die worden getest met het Digene
Hybrid Capture System HPV DNA en met Hologic APTIMA COMBO 2™ CT/NG-assays.
Raadpleeg de bijsluiters van de respectieve fabrikanten voor instructies voor gebruik van de
PreservCyt-oplossing voor afname, transport, opslag en prepareren van monsters die met deze
systemen worden getest.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 4/37
PreservCyt-oplossing als onderdeel van het ThinPrep 5000-systeem is ook een alternatief
medium voor afname en transport van gynaecologische monsters die worden getest met de
Roche Diagnostics COBAS AMPLICORTM CT/NG-assay. Raadpleeg de labeling van Hologic
(documentnr. MAN-02063-001) voor aanwijzingen over het gebruik van PreservCyt-oplossing
voor afname, transport, opslag en bereiding van monsters, en de bijsluiter van Roche Diagnostics
COBAS AMPLICOR CT/NG voor de gebruiksaanwijzing van dat systeem.
Als zich een ernstig incident voordoet met betrekking tot dit hulpmiddel of onderdelen die met
dit hulpmiddel worden gebruikt, meld dit dan aan de afdeling Technische ondersteuning van
Hologic en aan de bevoegde autoriteit op de locatie van de patiënt en/of de bediener.
BEPERKINGEN
Gynaecologische monsters die met behulp van het ThinPrep 5000-systeem voor
prepareren worden afgenomen, moeten worden afgenomen met een cervixborstel of met
een endocervicale borstel/plastic spatel-combinatie. Raadpleeg de instructies van het
afnamehulpmiddel voor waarschuwingen, contra-indicaties en beperkingen met betrekking
tot monsterafname.
Alleen medewerkers die zijn opgeleid door Hologic of door Hologic aangewezen
organisaties of personen mogen preparaten van objectglaasjes maken met het
ThinPrep 5000-systeem.
Alleen cytologisch analisten en pathologen die door Hologic of door Hologic aangewezen
organisaties of personen zijn opgeleid voor het beoordelen van preparaten die zijn
gemaakt met het ThinPrep 5000-systeem mogen deze objectglaasjes beoordelen.
In combinatie met het ThinPrep 5000-systeem mogen uitsluitend verbruiksartikelen
worden gebruikt die door Hologic speciaal voor het ThinPrep 5000-systeem zijn
ontworpen en geleverd. Dit zijn onder meer de potjes met de PreservCyt-oplossing,
ThinPrep Pap Test-filters en ThinPrep-objectglaasjes. Alternatieve afnamemedia, filters en
objectglaasjes zijn niet door Hologic gevalideerd en kunnen tot foutieve resultaten leiden.
Hologic biedt geen garantie voor resultaten bij gebruik van zulke alternatieven. Als er
verbruiksartikelen worden gebruikt die niet gevalideerd zijn door Hologic, kan de werking
van het systeem in gevaar komen. Na gebruik dienen de benodigdheden
overeenkomstig de plaatselijke, regionale en landelijke voorschriften te worden
afgevoerd.
Een ThinPrep Pap Test-filter mag slechts eenmaal worden gebruikt en kan niet opnieuw
worden gebruikt.
De prestaties van HPV DNA- en CT/NG-tests op met ijsazijn (GAA, glacial acetic acid)
herverwerkte monsterpotjes, zijn niet geëvalueerd.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 5/37
CONTRA-INDICATIES
Tests voor Chlamydia trachomatis en Neisseria gonorrhoeae met behulp van de Hologic
APTIMA COMBO 2™ CT/NG- en de Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR-assays mogen
niet worden uitgevoerd op monsters die al met de ThinPrep 5000-processor zijn verwerkt.
WAARSCHUWINGEN
Bestemd voor in-vitrodiagnostiek
Gevaar. PreservCyt-oplossing bevat methanol. Giftig bij opname door de mond. Giftig bij
inademing. Veroorzaakt schade aan organen. Brandbare vloeistof en damp. Uit de buurt
houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken. De PreservCyt-oplossing kan
niet worden vervangen door andere oplossingen. PreservCyt-oplossing moet worden
bewaard en afgevoerd in overeenstemming met alle toepasselijke voorschriften.
Alternatieve afnamemedia, filters en objectglaasjes zijn niet door Hologic gevalideerd en
kunnen tot foutieve resultaten leiden.
VOORZORGSMAATREGELEN
Deze apparatuur genereert en gebruikt hoogfrequente energie, en kan deze energie
uitstralen; indien de apparatuur niet overeenkomstig de gebruikershandleiding wordt
geïnstalleerd en gebruikt, kan interferentie met draadloze communicatieapparatuur
worden veroorzaakt. Bij gebruik van dit apparaat in een woonomgeving is de kans op
schadelijke interferentie aanzienlijk. De gebruiker moet de interferentie dan voor eigen
rekening verhelpen.
Een PreservCyt-oplossing met een cytologisch monster dat is bedoeld voor een
ThinPrep Pap Test moet bij een temperatuur tussen 15 °C en 30 °C worden bewaard en
binnen 6 weken na afname getest worden.
PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor CT/NG-tests met behulp van de
Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test dient bewaard te worden bij een
temperatuur van 4 °C tot 25 °C en moet binnen 6 weken na afname getest worden.
De PreservCyt-oplossing is getest met diverse micro-organismen en virussen. De
volgende tabel toont de aanvangsconcentraties van levensvatbare organismen en de
logaritmische afname van levensvatbare organismen na 15 minuten in de PreservCyt-
oplossing. Zoals voor alle laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende
voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 6/37
Organisme Aanvangsconcentratie Logaritmische afname
na 15 minuten
Candida albicans 5,5 x 105 CFU/ml ≥ 4,7
Candida auris 2,6 x 105 CFU/ml ≥ 5,4
Aspergillus niger 4,8 x 105 CFU/ml 2,7*
Escherichia coli 2,8 x 105 CFU/ml ≥ 4,4
Staphylococcus aureus
2,3 x 105 CFU/ml
≥ 4,4
Pseudomonas aeruginosa 2,5 x 105 CFU/ml ≥ 4,4
Mycobacterium tuberculosis 9,4 x 105 CFU/ml 4,9**
Konijnenpokkenvirus 6,0 x 106 PFU/ml 5,5***
HIV-1
3,2 x 107 TCID
50
/ml
≥ 7,0***
Hepatitis B-virus 2,2 x 106 TCID50/ml ≥ 4,25
SARS-CoV-2-virus
1,8 x 106 TCID
50
/ml
≥ 3,75
* Logaritmische afname van 4,7 na 1 uur
** Logaritmische afname van 5,7 na 1 uur
*** Gegevens voor 5 minuten
Organismen werden getest met vergelijkbare organismen van hetzelfde genus
teneinde antimicrobiële effectiviteit te beoordelen
Opmerking: Alle waarden voor logaritmische afname met de aanduiding ≥ leverden
een ondetecteerbare microbiële aanwezigheid op na blootstelling aan de
PreservCyt-oplossing. De hier vermelde waarden vertegenwoordigen de minimaal
toelaatbare claim gezien de aanvangsconcentratie en de detectielimiet van de
kwantitatieve methode.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 7/37
WERKINGSEIGENSCHAPPEN: RESULTATEN VAN KLINISCH ONDERZOEK
De technologie van het ThinPrep 5000-systeem is vergelijkbaar met die van het ThinPrep 2000-
systeem. Uit een kritische beoordeling van het ThinPrep 5000-systeem is gebleken dat de
klinische evaluatie van het ThinPrep 2000-systeem ook geldt voor het ThinPrep 5000-systeem,
deze wordt hieronder beschreven.
ThinPrep 2000-systeem vergeleken met conventioneel uitstrijkje
Er is een prospectief klinisch onderzoek in meerdere centra verricht ter beoordeling van de
werking van het ThinPrep 2000-systeem in directe vergelijking met het conventionele Pap-
uitstrijkje. Het doel van het klinisch onderzoek naar ThinPrep was om aan te tonen dat
gynaecologische monsters die met het ThinPrep 2000-systeem werden geprepareerd minstens
net zo effectief waren als conventionele Pap-uitstrijkjes voor de detectie van atypische cellen en
cervicale kanker of de precursorlaesies daarvan bij uiteenlopende patiëntenpopulaties. Bovendien
werd de toereikendheid van de monsters beoordeeld.
Het initiële protocol voor het klinisch onderzoek betrof een geblindeerd, split sample-, matched
pair-onderzoek waarbij eerst een conventioneel uitstrijkje werd gemaakt en de rest van het
monster (het gedeelte dat normaliter zou zijn weggegooid) in een potje met PreservCyt-oplossing
werd gedompeld en gespoeld. In het laboratorium werd het PreservCyt-monsterpotje in een
ThinPrep 2000-processor geplaatst, waarna vervolgens een objectglaasje van het monster van de
patiënt werd gemaakt. De ThinPrep-objectglaasjes en de conventionele Pap-uitstrijkjes werden
onafhankelijk van elkaar onderzocht en gediagnosticeerd. Voor het vastleggen van de uitslagen
van de screening werd gebruik gemaakt van rapportageformulieren met de medische
voorgeschiedenis van de patiënt en een checklist met alle mogelijke categorieën van het
Bethesda-systeem. Alle afwijkende en positieve objectglaasjes van alle locaties werden door één
onafhankelijke patholoog geblindeerd beoordeeld voor een verdere objectieve beoordeling van
de resultaten.
Kenmerken van het laboratorium en de patiënten
Aan het klinisch onderzoek werd deelgenomen door cytologielaboratoria bij drie screeningscentra
(aangeduid als S1, S2 en S3) en drie ziekenhuizen (aangeduid als H1, H2 en H3). De deelnemende
screeningscentra verlenen diensten aan patiëntenpopulaties (screeningspopulaties) met
cervixafwijkingen (intra-plaveicelcelepitheel-laesie met lage maligniteitsgraad [LSIL] en ernstiger
laesies) in een percentage dat gelijk is aan het gemiddelde in de Verenigde Staten, namelijk
minder dan 5%.2 Naar de aan het onderzoek deelnemende ziekenhuizen worden patiënten met
een hoog risico verwezen (ziekenhuispopulatie), een populatie met een hoog percentage (> 10%)
cervixafwijkingen. Voor 70% van de deelnemende patiënten werden gegevens over etnische
afkomst verkregen. De onderzoekpopulatie bestond uit de volgende etnische groeperingen: blank
(41,2%), Aziatisch (2,3%), Latijns-Amerikaans (9,7%), Afro-Amerikaans (15,2%), Indiaans (1,0%) en
andere groepen (0,6%).
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 8/37
In tabel 1 worden de laboratoria en patiëntenpopulaties beschreven.
Tabel 1: Locatiegegevens
Laboratoriumgegevens Demografische gegevens voor het klinisch onderzoek
Locatie
Type
patiënten-
populatie
Laboratorium-
verwerking -
uitstrijkjes
per jaar
Casussen Leeftijdsgroep
van patiënten
Postmenopauzaal Eerder
afwijkend
Pap-uitstrijkje
Convent.
prevalentie
LSIL+
S1 Screening 300.000 1386 18,0 - 84,0 10,6% 8,8% 2,3%
S2 Screening 100.000 1668 18,0 - 60,6 0,3% 10,7% 2,9%
Screening
96.000
1093
18,0 - 48,8
0,0%
7,1%
3,8%
H1 Ziekenhuis 35.000 1046 18,1 - 89,1 8,1% 40,4% 9,9%
Ziekenhuis
40.000
1049
18,1 - 84,4
2,1%
18,2%
12,9%
H3 Ziekenhuis 37.000 981 18,2 - 78,8 11,1% 38,2% 24,2%
Resultaten klinisch onderzoek
De diagnostische categorieën van het Bethesda-systeem werden gebruikt als basis voor de
vergelijking van de bevindingen met conventionele Pap-uitstrijkjes en de ThinPrep™-preparaten
in het klinisch onderzoek. De diagnostische classificatiegegevens en de statistische analyses
voor alle klinische locaties worden weergegeven in tabel 2 tot en met 11. Casussen met onjuiste
documentatie, een leeftijd van de patiënt onder de 18 jaar, cytologisch onbevredigende
objectglaasjes en patiënten met een hysterectomie werden van deze analyse uitgesloten.
Er kwamen in het klinisch onderzoek een paar casussen van cervicale kanker voor (0,02%3),
wat normaal is voor de patiëntenpopulatie in de Verenigde Staten.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 9/37
Tabel 2: Diagnoseclassificatietabel, alle categorieën
Conventioneel
NEG ASCUS AGUS LSIL HSIL SQ CA GL CA TOTAAL
ThinPrep
NEG 5224 295 3 60 11 0 0 5593
ASCUS 318 125 2 45 7 0 0 497
AGUS 13 2 3 0 1 0 1 20
LSIL 114 84 0 227 44 0 0 469
HSIL 11 15 0 35 104 2 0 167
SQ CA 0 0 0 0 0 1 0 1
GL CA 0 0 0 0 0 0 0 0
TOTAAL 5680
521 8 367 167 3 1 6747
Afkortingen voor diagnoses: NEG = normaal of negatief, ASCUS = atypische plaveiselepitheelcellen
waarvan de betekenis onduidelijk is, AGUS = atypische glandulaire cellen waarvan de betekenis
onduidelijk is, LSIL = intra-plaveiselcelepitheel-laesie met lage maligniteitsgraad, HSIL = intra-
plaveiselcelepitheel-laesie met hoge maligniteitsgraad, SQ CA = plaveiselcelcarcinoom,
GL CA = kliercelcarcinoom (adenocarcinoom)
Tabel 3: Diagnoseclassificatietabel met drie categorieën
Conventioneel
NEG ASCUS/AGUS+ LSIL+ TOTAAL
ThinPrep
NEG 5224 298 71 5593
ASCUS/AGUS+ 331 132 54 1154
LSIL+ 125 99 413 637
TOTAAL 5680 529 538 6747
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 10/37
Tabel 4: Diagnoseclassificatietabel met twee categorieën, LSIL en ernstiger diagnoses
Conventioneel
NEG/ASCUS/
AGUS+
LSIL+ TOTAAL
ThinPrep
NEG/ASCUS/
AGUS+
5985 125 6110
LSIL+ 224 413 637
TOTAAL 6209 538 6747
Tabel 5: Diagnoseclassificatietabel met twee categorieën, ASCUS/AGUS
en ernstiger diagnoses
NEG ASCUS/AGUS+ TOTAAL
ThinPrep
NEG 5224 369 5593
ASCUS/
AGUS+
456 698 1154
TOTAAL 5680 1067 6747
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 11/37
De analyse van de diagnostische gegevens van de locaties is samengevat in tabel 6 en 7.
Wanneer de p-waarde significant is (p < 0,05), wordt de voorkeursmethode in de tabel
aangegeven.
Tabel 6: Resultaten per locatie, LSIL en ernstiger laesies
Locatie Casussen ThinPrep
LSIL+
Convent.
LSIL+
Toegenomen
detectie*
p-waarde Voorkeurs-
methode
S1 1336 46 31 48% 0,027 ThinPrep
S2 1563 78 45 73% < 0,001 ThinPrep
S3 1058 67 40 68% < 0,001 ThinPrep
H1 971 125 96 30% < 0,001 ThinPrep
H2
1010
111
130
(15%)
0,135
Geen
H3 809 210 196 7% 0,374 Geen
*Toegenomen detectie = ThinPrep LSIL+ - Conventioneel LSIL+ x 100%
Conventionele LSIL+
Voor LSIL en ernstiger laesies was er bij de diagnostische vergelijking bij vier locaties een statistische
voorkeur voor de ThinPrep-methode en bij de twee overige locaties was er geen statistische voorkeur.
Tabel 7: Resultaten per locatie, ASCUS/AGUS en ernstiger laesies
Locatie Casussen ThinPrep
ASCUS+
Convent.
ASCUS+
Toegenomen
detectie*
p-waarde Voorkeurs-
methode
S1
1336
117
93
26%
0,067
Geen
S2
1563
124
80
55%
< 0,001
ThinPrep
S3 1058 123 81 52% < 0,001 ThinPrep
H1
971
204
173
18%
0,007
ThinPrep
H2
1010
259
282
(8%)
0,360
Geen
H3 809 327 359 (9%) 0,102 Geen
*Toegenomen detectie = ThinPrep ASCUS + - Conventioneel ASCUS+ x 100%
Conventioneel ASCUS+
Voor ASCUS/AGUS en ernstiger laesies was er bij de diagnostische vergelijking bij drie locaties
een statistische voorkeur voor de ThinPrep-methode en bij de drie overige locaties was er geen
statistische voorkeur.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 12/37
Voor de zes klinische locaties fungeerde één patholoog als onafhankelijke beoordelaar en deze
beoordelaar kreeg beide objectglaasjes van de casussen waarin de resultaten van de twee
methoden afwijkend of verschillend waren. Aangezien bij dit soort onderzoeken geen echte
referentie kan worden bepaald, en derhalve de werkelijke gevoeligheid niet kan worden
berekend, biedt het gebruik van een deskundige cytologische beoordeling een alternatief voor
controle d.m.v. histologisch onderzoek van een biopt of onderzoek naar humaan papillomavirus
(HPV) als middel voor bepaling van de referentiediagnose.
De referentiediagnose was de ernstiger diagnose zoals die werd vastgesteld door de
onafhankelijke patholoog op basis van zijn/haar beoordeling van het ThinPrep-objectglaasje of het
conventionele Pap-uitstrijkje. Uit het aantal objectglaasjes dat op elke locatie als afwijkend werd
gediagnosticeerd, in vergelijking met de referentiediagnose van de onafhankelijke patholoog, kan
het aandeel van LSIL of ernstiger laesies (tabel 8) en het aandeel van ASCUS/AGUS of ernstiger
laesies (tabel 9) worden berekend. Met de statistische analyse kunnen de twee methoden worden
vergeleken en kan worden bepaald welke methode de voorkeur geniet, wanneer gebruik wordt
gemaakt van de onafhankelijke patholoog voor deskundige cytologische beoordeling als degene
die de uiteindelijke diagnose toewijst.
Tabel 8: Resultaten van de onafhankelijke patholoog per locatie, LSIL en ernstiger laesies
Locatie Casussen positief volgens
de onafhankelijke
patholoog
ThinPrep
positief
Conventioneel
positief
p-waarde Voorkeursmethode
S1 50 33 25 0,170 Geen
S2 65 48 33 0,042 ThinPrep
S3 77 54 33 < 0,001 ThinPrep
H1 116 102 81 < 0,001 ThinPrep
H2 115 86 90 0,876 Geen
H3
126
120
112
0,170
Geen
Voor LSIL en ernstiger laesies was er bij de diagnostische vergelijking bij drie locaties een statistische
voorkeur voor de ThinPrep-methode en bij de drie overige locaties was er geen statistische voorkeur.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 13/37
Tabel 9: Resultaten van de onafhankelijke patholoog per locatie, ASCUS/AGUS en
ernstiger laesies
Locatie Casussen positief
volgens de
onafhankelijke patholoog
ThinPrep™
positief
Conventioneel
positief
p-waarde Voorkeursmethode
S1 92 72 68 0,900 Geen
S2 101 85 59 0,005 ThinPrep
S3 109 95 65 < 0,001 ThinPrep
H1 170 155 143 0,237 Geen
H2 171 143 154 0,330 Geen
H3
204
190
191
1,000
Geen
Voor ASCUS/AGUS en ernstiger laesies was er bij de diagnostische vergelijking bij twee locaties
een statistische voorkeur voor de ThinPrep-methode en bij de vier overige locaties was er geen
statistische voorkeur.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 14/37
Tabel 10 hieronder geeft voor alle locaties een samenvatting van de beschrijvende diagnose voor
alle categorieën van het Bethesda-systeem.
Tabel 10: Samenvatting van beschrijvende diagnose
Beschrijvende diagnose ThinPrep Conventioneel
Aantal patiënten:
6747
N % N %
Benigne cellulaire veranderingen: 1592 23,6 1591 23,6
Infectie:
Trichomonas Vaginalis 136 2,0 185 2,7
Candida species 406 6,0 259 3,8
Coccobacillen 690 10,2 608 9,0
Actinomyces species 2 0,0 3 0,0
Herpes 3 0,0 8 0,1
Overig 155 2,3 285 4,2
Reactieve cellulaire veranderingen
in verband met:
Ontsteking 353 5,2 385 5,7
Atrofische vaginitis 32 0,5 48 0,7
Straling 2 0,0 1 0,0
Overig 25 0,4 37 0,5
Afwijkingen epitheelcellen: 1159 17,2 1077 16,0
Plaveiselcellen:
ASCUS 501 7,4 521 7,7
voorkeur voor reactief 128 1,9 131 1,9
voorkeur voor neoplastisch 161 2,4 140 2,1
onbepaald 213 3,2 250 3,7
LSIL 469 7,0 367 5,4
HSIL 167 2,5 167 2,5
Carcinoom 1 0,0 3 0,0
Glandulaire cellen:
Benigne endometriumcellen bij
postmenopauzale vrouwen
7 0,1 10 0,1
Atypische glandulaire cellen
(AGUS)
21 0,3 9 0,1
voorkeur voor reactief 9 0,1 4 0,1
voorkeur voor neoplastisch 0 0,0 3 0,0
onbepaald 12 0,2 2 0,0
Endocervicaal adenocarcinoom 0 0,0 1 0,0
Opmerking: Voor sommige patiënten gold meer dan één diagnostische subcategorie.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 15/37
Tabel 11 toont de percentages voor detectie van infectie, reactieve veranderingen en het totaal
aan benigne cellulaire veranderingen op alle locaties, voor zowel de ThinPrep™-methode als de
conventionele methode.
Tabel 11: Resultaten voor benigne cellulaire veranderingen
ThinPrep Conventioneel
N % N %
Benigne
cellulaire
veranderingen
Infectie 1392 20,6 1348 20,0
Reactieve
veranderingen 412 6,1 471 7,0
Totaal* 1592 23,6 1591 23,6
* Bij het totaal zijn ook patiënten inbegrepen met zowel een infectie als een reactieve cellulaire verandering.
Tabel 12, 13 en 14 bieden een overzicht van de resultaten voor de toereikendheid van de
monsters voor de ThinPrep-methode en de methode van conventionele Pap-uitstrijkjes bij
alle onderzoekslocaties. Van de in totaal 7360 in het onderzoek opgenomen patiënten zijn
7223 personen in deze analyse meegenomen. Casussen waarin de leeftijd van de patiënt
onder de 18 jaar lag of waarin de patiënt een hysterectomie had ondergaan, werden van deze
analyse uitgesloten.
Er zijn nog twee klinische onderzoeken uitgevoerd voor evaluatie van de resultaten voor
de toereikendheid van monsters bij directe plaatsing van de monsters in een potje met
PreservCyt-oplossing zonder dat er eerst een conventioneel Pap-uitstrijkje werd gemaakt. Deze
monsterafnametechniek geldt als het beoogde gebruik van het ThinPrep 2000-systeem. Tabel 15
en 16 tonen de resultaten van een split sample en directe plaatsing van het monster in een potje.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 16/37
Tabel 12: Samenvatting resultaten toereikendheid monsters
Toereikendheid monsters
ThinPrep Conventioneel
Aantal patiënten:
7223
N % N %
Toereikend 5656 78,3 5101 70,6
Toereikend voor beoordeling maar
beperkt door: 1431 19,8 2008 27,8
Artefact door droging aan de lucht 1 0,0 136 1,9
Dikke cellaag
9
0,1
65
0,9
Ontbrekende endocervicale
component 1140 15,8 681 9,4
Relatief weinig
plaveiselepitheelcellen 150 2,1 47 0,7
Vertroebelend bloed 55 0,8 339 4,7
Vertroebelende ontsteking
141
2,0
1008
14,0
Geen klinische voorgeschiedenis 12 0,2 6 0,1
Cytolyse 19 0,3 119 1,6
Overig 10 0,1 26 0,4
Niet toereikend voor beoordeling:
136
1,9
114
1,6
Artefact door droging aan de lucht 0 0,0 13 0,2
Dikke cellaag 0 0,0 7 0,1
Ontbrekende endocervicale
component 25 0,3 11 0,2
Relatief weinig
plaveiselepitheelcellen
106 1,5 47 0,7
Vertroebelend bloed 23 0,3 58 0,8
Vertroebelende ontsteking 5 0,1 41 0,6
Geen klinische voorgeschiedenis 0 0,0 0 0,0
Cytolyse
0
0,0
4
0,1
Overig 31 0,4 9 0,1
Opmerking: Voor sommige patiënten gold meer dan één subcategorie.
Tabel 13: Resultaten toereikendheid monsters
Conventioneel
TOER. TMBD ONTOER. TOTAAL
ThinPrep
TOER. 4316 1302 38 5656
TMBD 722 665 44 1431
ONTOER. 63 41 32 136
TOTAAL 5101 2008 114 7223
TOER. = toereikend, TMBD = toereikend maar beperkt door, ONTOER. = ontoereikend
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 17/37
Tabel 14: Resultaten toereikendheid monsters per locatie
Locatie Casussen ThinPrep
TOER.
Casussen
Convent.
TOER.
Casussen
ThinPrep
TMBD
Casussen
Convent.
TMBD
Casussen
ThinPrep
ONTOER.
Casussen
Convent.
ONTOER.
Casussen
S1 1386 1092 1178 265 204 29 4
S2 1668 1530 1477 130 178 8 13
S3 1093 896 650 183 432 14 11
H1
1046
760
660
266
375
20
11
H2 1049 709 712 323 330 17 7
H3 981 669 424 264 489 48 68
Alle locaties
7223
5656
5101
1431
2008
136
114
De categorie Toereikend maar beperkt door (TMBD) kan worden onderverdeeld in vele
subcategorieën; een daarvan is de afwezigheid van een endocervicale component. In tabel 15
staat de Toereikend maar beperkt door-categorie 'Geen ECC's' (Geen endocervicale component)
voor ThinPrep™- en conventionele objectglaasjes.
Tabel 15: Resultaten toereikendheid monsters per locatie, percentage TMBD voor Geen
endocervicale component.
TMBD wegens Geen ECC
Locatie Casussen ThinPrep TMBD-
geen ECC's
ThinPrep TMBD-
geen ECC's (%)
Conventionele
TMBD- geen
ECC’s
Conventionele
TMBD- geen
ECC’s (%)
S1 1386 237 17,1% 162 11,7%
S2 1668 104 6,2% 73 4,4%
S3 1093 145 13,3% 84 7,7%
H1 1046 229 21,9% 115 11,0%
H2 1049 305 29,1% 150 14,3%
H3 981 120 12,2% 97 9,9%
Alle locaties 7223 1140 15,8% 681 9,4%
Uit de resultaten van het klinisch onderzoek met een split sample-protocol bleek er met
betrekking tot detectie van een endocervicale component een verschil van 6,4 procent tussen
de conventionele en de ThinPrep-methode. Dat komt overeen met eerdere onderzoeken waarbij
een split sample-methode werd gevolgd.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 18/37
Onderzoeken m.b.t. de endocervicale component (ECC) bij directe plaatsing van de monsters in
een potje
Voor het beoogde gebruik van het ThinPrep™ 2000-systeem, wordt het cervicaal-
monsterafnamehulpmiddel direct in een potje met PreservCyt™-oplossing afgespoeld, in plaats
van dat het cytologische monster wordt gedeeld. Verwacht werd dat dit zou leiden tot een
verhoogde opname van endocervicale en metaplastische cellen. Ter verificatie van deze
hypothese zijn er twee onderzoeken uitgevoerd met directe plaatsing van de monsters in een
potje; een samenvatting hiervan is in tabel 16 weergegeven. Over het geheel genomen werd
er in deze twee onderzoeken geen verschil gevonden tussen de ThinPrep-methode en de
conventionele methode.
Tabel 16: Samenvatting onderzoeken m.b.t. de endocervicale component (ECC) bij directe
plaatsing van de monsters in een potje
Onderzoek
Aantal
evalueerbare
patiënten
TMBD wegens Geen
endocervicale
component
Vergelijkbaar percentage
bij conventionele Pap-
uitstrijkjes
Geschiktheid directe
plaatsing in potje 299 9,36% 9,43%1
Klinisch onderzoek
naar directe plaatsing
in potje 484 4,96% 4,38%2
1. Onderzoek naar de geschiktheid van directe plaatsing van monsters in een potje in vergelijking
met het percentage TMBD-Geen endocervicale component bij conventionele Pap-uitstrijkjes in het
algehele klinische onderzoek.
2. Klinisch onderzoek naar directe plaatsing van de monsters in een potje in vergelijking met het
percentage TMBD-Geen endocervicale component bij conventionele Pap-uitstrijkjes in het klinisch
onderzoek op de S2-locatie.
Onderzoek naar HSIL+ met directe plaatsing van de monsters in een potje
Na de aanvankelijke goedkeuring door de FDA van het ThinPrep-systeem heeft Hologic, Inc.
een klinisch onderzoek op meerdere locaties met directe plaatsing van de monsters in een potje
uitgevoerd, ter beoordeling van het ThinPrep 2000-systeem ten opzichte van conventionele
Pap-uitstrijkjes met betrekking tot de detectie van intra-plaveiselcelepitheel-laesies met hoge
maligniteitsgraad en ernstiger laesies (HSIL+). Aan het onderzoek werd deelgenomen door twee
groepen patiënten, afkomstig uit tien (10) vooraanstaande academische ziekenhuizen in grote
stedelijke agglomeraties over de hele Verenigde Staten. Op elke locatie bestond de ene groep
uit patiënten die representatief waren voor een screeningspopulatie met een routine Pap-test en
bestond de andere groep uit patiënten die representatief waren voor een patiëntenpopulatie die
wordt verwezen voor colposcopisch onderzoek, en deze patiënten werden ten tijde van dit
colposcopisch onderzoek in het onderzoek opgenomen. De ThinPrep-monsters werden
prospectief afgenomen en vergeleken met een historische controlegroep. De historische
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 19/37
controlegroep bestond uit gegevens die waren verzameld door dezelfde klinieken en artsen
(indien nog aanwezig) die werden gebruikt voor het afnemen van de ThinPrep-monsters. Deze
gegevens werden op volgorde van binnenkomst verzameld van patiënten die direct voorafgaand
aan de aanvang van het onderzoek waren gezien.
De resultaten van dit onderzoek lieten een detectiefrequentie zien van 511/20.917 voor de
conventionele Pap-uitstrijkjes, tegenover 399/10.226 voor de ThinPrep-objectglaasjes. Voor
deze klinische locaties en deze onderzoekspopulaties duidt dit op een toename van 59,7% in
de detectie van HSIL+-laesies voor de ThinPrep-monsters. Deze resultaten zijn samengevat in
tabel 17.
Tabel 17: Samenvatting onderzoek naar HSIL+ met directe plaatsing van de monsters in
een potje
Locatie Totaal CP (n) HSIL+ Percentage (%) Totaal TP (n) HSIL+ Percentage (%) Percentage
verandering (%)
S1 2439 51 2,1 1218 26 2,1 +2,1
S2 2075 44 2,1 1001 57 5,7 +168,5
S3 2034 7 0,3 1016 16 1,6 +357,6
S4 2043 14 0,7 1000 19 1,9 +177,3
S5 2040 166 8,1 1004 98 9,8 +20,0
S6 2011 37 1,8 1004 39 3,9 +111,1
S7 2221 58 2,6 1000 45 4,5 +72,3
S8 2039 61 3,0 983 44 4,5 +49,6
S9 2000 4 0,2 1000 5 0,5 +150,0
S10 2015 69 3,4 1000 50 5,0 +46,0
Totaal 20.917 511 2,4 10.226 399 3,9 59,7 (p<0,001)
Percentage verandering (%) = ((TP HSIL+/TP totaal)/(CP HSIL+/CP totaal)-1) *100
Detectie glandulaire afwijkingen Gepubliceerde onderzoeken
De detectie van endocervicale glandulaire laesies is een essentiële functie van de Pap-test.
Afwijkende glandulaire cellen in het Pap-monster kunnen echter ook afkomstig zijn van het
endometrium of extra-uteriene locaties. De Pap-test is niet bedoeld als een screeningtest voor
dergelijke laesies.
Wanneer verdachte glandulaire afwijkingen worden geconstateerd, is de juiste classificatie hiervan
als echte glandulaire laesie versus squameuze laesie belangrijk voor de juiste evaluatie en
daaropvolgende behandeling (bijv. keuze van excisiebiopsie versus conservatieve follow-up). In
verschillende peer-reviewed publicaties4-9 wordt vermeld dat glandulaire afwijkingen beter met het
ThinPrep 2000-systeem kunnen worden vastgesteld dan met de conventionele Pap-uitstrijkjes.
Hoewel in deze onderzoeken de gevoeligheid van de verschillende Pap-testmethoden met
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 20/37
betrekking tot de detectie van specifieke typen klierafwijkingen niet consistent wordt onderzocht,
komen de gerapporteerde resultaten overeen met het gegeven dat de bevindingen van
afwijkende klieren met de ThinPrep Pap Test vaker overeenkomen met de bevindingen bij biopsie
dan dat bij de conventionele cytologie het geval is.
De bevinding van een glandulaire afwijking op een ThinPrep Pap Test-glaasje verdient daarom
meer aandacht voor definitieve evaluatie van mogelijke endocervicale of endometriale pathologie.
ThinPrep 5000-processor vergeleken met ThinPrep 2000-systeem
Er werd een onderzoek uitgevoerd om de Positive Percent Agreement (PPA, positief percentage
overeenkomst) en Negative Percent Agreement (NPA, negatief percentage overeenkomst) in te
schatten voor monsters verwerkt met de ThinPrep 5000-processor vergeleken met het
ThinPrep 2000-systeem.
Opzet klinisch onderzoek
Het onderzoek was een prospectieve, split-sample, geblindeerde evaluatie in meerdere centra
van ThinPrep objectglaasjes van bekende diagnoses, gegenereerd uit residuele cytologische
monsters. Het onderzoek werd uitgevoerd bij Hologic, Inc. te Marlborough, MA (VS) en in twee
externe laboratoria in de Verenigde Staten.
Twaalfhonderd zestig (1260) monsters werden verkregen van en geselecteerd uit de voorraad
overgebleven monsters van Hologic van het laboratorium van Hologic. Op de externe
onderzoekslocaties waren de monsters afkomstig van overgebleven cytologische monsters van
het klinisch laboratorium (nadat het laboratorium een objectglaasje uit het potje had geprepareerd
en de procedure volgens de standaardpraktijk had afgemeld). De monsters van het laboratorium
werden alleen aangevuld uit de voorraad van Hologic met de zeldzaamste cytologische
diagnosecategorieën (AGUS en kanker) wanneer nodig. De voor het onderzoek geprepareerde
objectglaasjes waren afkomstig van monsters die binnen 6 weken na afname werden verwerkt.
Alle onderzochte monsters werden zowel op een ThinPrep 5000-processor als op een
ThinPrep 2000-systeem verwerkt. De volgorde waarin de objectglaasjes werden verwerkt, werd
afgewisseld in blokken van 20. Alle objectglaasjes werden met de hand gekleurd, afgedekt en
afgelezen volgens standaard laboratoriumprocedures; alle op een locatie geprepareerde
objectglaasjes werden onafhankelijk beoordeeld door elk van de drie (3) duo's cytologisch
analisten/pathologen. Alle cytologische diagnoses werden vastgesteld volgens de criteria van het
Bethesda-systeem 2001 voor alle objectglaasjes1.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 21/37
Tabel 18: Laboratorium ThinPrep 5000-diagnose vs. Laboratorium ThinPrep 2000-diagnose
voor eerste duo cytologisch analist/patholoog (gecombineerde locaties)
Lab
ThinPrep
5000-
diagnose
Lab ThinPrep 2000-diagnose
ONTOER. NILM ASC-US AGUS LSIL ASC-H HSIL Kanker Totaal
ONTOER. 31 9 1 1 42
NILM 9 624 32 2 4 3 2 676
ASC-US 3 23 59 3 33 10 1 132
AGUS 1 5 7 1 3 3 20
LSIL 6 19 1 111 9 14 160
ASC-H 6 7 2 9 27 12 63
HSIL 2 12 16 109 2 141
Kanker 3 23 26
Totaal 44 673 119 16 170 66 144 28 1260
Referentiediagnose bij gearbitreerde beoordeling
Nadat alle glaasjes in het onderzoek waren beoordeeld, werden alle ThinPrep 2000- en
ThinPrep 5000-glaasjes onderworpen aan een gearbitreerde beoordeling. De beoordeling vond
plaats in een instelling die niet tot de locaties behoorde waar het onderzoek werd uitgevoerd.
De te beoordelen objectglaasjes werden gelijkelijk verdeeld over drie (3) beoordelingspanels,
elk bestaande uit één (1) cytologisch analist en drie (3) onafhankelijke pathologen. Elk
beoordelingspanel was geblindeerd voor de oorspronkelijke beoordelingsdiagnose van alle
objectglaasjes en elke onafhankelijke patholoog binnen elk panel was ook geblindeerd voor de
diagnose van de andere beoordelaars van alle objectglaasjes. Voor elk onderzocht objectglaasje
werd een consensus bereikt ten aanzien van de beoordeling. Consensus werd bereikt wanneer
ten minste twee (2) van de drie (3) pathologen van een panel een identieke diagnose stelden.
In casussen waarin niet meteen consensus werd bereikt, werden de panelleden samengebracht
bij een meerkoppige microscoop om de objectglaasjes samen te bekijken en tot een
consensusdiagnose te komen. Voor elk monster werd een beoordeelde diagnose voor het
ThinPrep 2000-glaasje en een beoordeelde diagnose voor het ThinPrep 5000-glaasje verkregen.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 22/37
Tabel 19: Beoordeelde ThinPrep 5000-diagnose vs. Beoordeelde ThinPrep 2000-diagnose
(gecombineerde locaties)
Beoordeelde
ThinPrep
5000-
diagnose
Beoordeelde ThinPrep 2000-diagnose
ONTOER. NILM ASC-US AGUS LSIL ASC-
H
HSIL Kanker Totaal
ONTOER. 14 8 1 23
NILM 12 696 39 8 9 2 4 770
ASC-US 33 48 4 26 7 4 122
AGUS 4 1 6 4 3 18
LSIL 12 20 135 3 10 180
ASC-H 7 4 2 6 7 11 37
HSIL 7 1 9 8 66 1 92
Kanker 2 16 18
Totaal 26 760 119 21 185 28 101 20 1260
Voor elk monster werd de referentiediagnose (RD) beschouwd als de meest abnormale diagnose
uit de beoordeelde diagnoses van de ThinPrep 2000- en ThinPrep 5000-objectglaasjes. Voor
het onderzoek waren 22 kanker-, 124 HSIL-, 39 ASC-H-, 202 LSIL-, 23 AGUS-, 120 ASC-US- en
696 NILM-monsters beschikbaar. Vierendertig (34) monsters waren ONTOER., hetzij met
ThinPrep 2000 of met ThinPrep 5000 of met beide. Klinische sensitiviteit en specificiteit (bijv.
met betrekking tot een histologische diagnose) kunnen niet worden gemeten in dit onderzoek
dat alleen op cytologisch onderzoek vertrouwt. In plaats daarvan werden de positieve en
negatieve laboratoriumdiagnoses vergeleken van beide methoden, ThinPrep 5000 en ThinPrep
2000, voor de monsters met referentiediagnose ASC-US+ (gecombineerd ASC-US, AGUS, LSIL,
ASC-H, HSIL en kanker), LSIL+ (gecombineerd LSIL, ASC-H, HSIL en kanker), ASC-H+
(gecombineerd ASC-H, HSIL en kanker) en HSIL+ (gecombineerd HSIL en kanker).
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 23/37
Resultaten klinisch onderzoek
De tabellen 20 tot en met 23 bevatten een vergelijking van de laboratoriumpercentages voor
echt positief en negatief voor ASC-US+, LSIL+, ASC-H+ en HSIL+.
Tabel 20: Resultaten laboratorium ThinPrep 5000 vs. resultaten laboratorium ThinPrep 2000
voor de monsters met referentiediagnose ASC-US+
Voor het onderzoek waren 530 monsters met referentiediagnose ASC-US+
(gecombineerde ASC-US, AGUS, LSIL, ASC-H, HSIL en kanker) en 696 monsters
met referentiediagnose NILM beschikbaar.
In deze tabel betekent 'Positief' ASC-US+ of ONTOER. en 'Negatief' betekent NILM.
Alle percentages zijn afgerond op de dichtstbijzijnde 0,1%.
ASC-US+
Positief percentage overeenkomst Negatief percentage overeenkomst
Lab-CA/
Patholoog
ThinPrep 5000
(95% BI)
ThinPrep 2000
(95% BI)
Verschil
(95% BI)
ThinPrep 5000
(95% BI)
ThinPrep 2000
(95% BI)
Verschil
(95% BI)
Nr. 1
90,9%
(482/530)
(88,2% tot 93,1%)
89,4%
(474/530)
(86,5% tot 91,8%)
1,5%
(8/530)
(-0,7% tot 3,8%)
89,1%
(620/696)
(86,5% tot 91,2%)
87,9%
(612/696)
(85,3% tot 90,1%)
1,1%
(8/696)
(-1,1% tot 3,5%)
Nr. 2
87,0%
(461/530)
(83,8% tot 89,6%)
86,6%
(459/530)
(83,4% tot 89,2%)
0,4%
(2/530)
(-2,7% tot 3,4%)
88,6%
(617/696)
(86,1% tot 90,8%)
90,7%
(631/696)
(88,3% tot 92,6%)
-2,0%
(-14/696)
(-4,4% tot 0,3%)
Nr. 3
87,5%
(464/530)
(84,5% tot 90,1%)
88,5%
(469/530)
(85,5% tot 90,9%)
-0,9%
(-5/530)
(-3,7% tot 1,8%)
87,6%
(610/696)
(85,0% tot 89,9%)
88,1%
(613/696)
(85,5% tot 90,3%)
-0,4%
(-3/696)
(-2,9% tot 2,0%)
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 24/37
Tabel 21: Resultaten laboratorium ThinPrep 5000 vs. resultaten laboratorium ThinPrep 2000
voor de monsters met referentiediagnose LSIL+
Voor het onderzoek waren 387 monsters met referentiediagnose LSIL+ (gecombineerde
LSIL, ASC-S, HSIL en kanker) en 839 monsters met referentiediagnose (gecombineerde
NILM, ASC-US en AGUS) beschikbaar.
In deze tabel betekent 'Positief' LSIL+ of ONTOER. en 'Negatief' betekent NILM of ASC-
US/AGUS. Alle percentages zijn afgerond op de dichtstbijzijnde 0,1%.
LSIL+
Positief percentage overeenkomst Negatief percentage overeenkomst
Lab-CA/
Patholoog
ThinPrep 5000
(95% BI)
ThinPrep 2000
(95% BI)
Verschil
(95% BI)
ThinPrep 5000
(95% BI)
ThinPrep 2000
(95% BI)
Verschil
(95% BI)
Nr. 1
84,8%
(328/387)
(80,8% tot 88,0%)
86,8%
(336/387)
(83,1% tot 89,8%)
-2,1%
(-8/387)
(-5,9% tot 1,7%)
90,3%
(758/839)
(88,2% tot 92,2%)
89,5%
(751/839)
(87,3% tot 91,4%)
0,8%
(7/839)
(-1,1% tot 2,8%)
Nr. 2
84,0%
(325/387)
(80,0% tot 87,3%)
83,5%
(323/387)
(79,4% tot 86,8%)
0,5%
(2/387)
(-3,6% tot 4,6%)
91,7%
(769/839)
(89,6% tot 93,3%)
91,4%
(767/839)
(89,3% tot 93,1%)
0,2%
(2/839)
(-1,7% tot 2,2%)
Nr. 3
84,0%
(325/387)
(80,0% tot 87,3%)
87,3%
(338/387)
(83,7% tot 90,3%)
-3,4%
(-13/387)
(-7,4% tot 0,6%)
88,6%
(743/839)
(86,2% tot 90,5%)
89,4%
(750/839)
(87,1% tot 91,3%)
-0,8%
(-7/839)
(-2,9% tot 1,2%)
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 25/37
Tabel 22: Resultaten laboratorium ThinPrep 5000 vs. resultaten laboratorium ThinPrep 2000
voor de monsters met referentiediagnose ASC-H+
Voor het onderzoek waren 185 monsters met referentiediagnose ASC-H+ (gecombineerde
ASC-H, HSIL en kanker) en 1041 monsters met referentiediagnose (gecombineerde NILM,
ASC-US/AGUS en LSIL) beschikbaar.
In deze tabel betekent 'Positief' ASC-H+ of ONTOER. en 'Negatief' betekent NILM of
ASC-US/AGUS of LSIL. Alle percentages zijn afgerond op de dichtstbijzijnde 0,1%.
ASC-H+
Positief percentage overeenkomst Negatief percentage overeenkomst
Lab-CA/
Patholoog
ThinPrep 5000
(95% BI)
ThinPrep 2000
(95% BI)
Verschil
(95% BI)
ThinPrep 5000
(95% BI)
ThinPrep 2000
(95% BI)
Verschil
(95% BI)
Nr. 1
81,6%
(151/185)
(75,4% tot 86,5%)
84,3%
(156/185)
(78,4% tot 88,9%)
-2,7%
(-5/185)
(-8,6% tot 3,2%)
90,6%
(943/1041)
(88,7% tot 92,2%)
90,6%
(943/1041)
(88,7% tot 92,2%)
0,0%
(0/1041)
(-1,6% tot 1,6%)
Nr. 2
81,6%
(151/185)
(75,4% tot 86,5%)
81,1%
(150/185)
(74,8% tot 86,1%)
0,5%
(1/185)
(-6,0% tot 7,1%)
91,7%
(955/1041)
(89,9% tot 93,3%)
91,1%
(948/1041)
(89,2% tot 92,7%)
0,7%
(7/1041)
(-1,0% tot 2,3%)
Nr. 3
85,4%
(158/185)
(79,6% tot 89,8%)
84,9%
(157/185)
(79,0% tot 89,3%)
0,5%
(1/185)
(-5,4% tot 6,5%)
89,8%
(935/1041)
(87,8% tot 91,5%)
90,6%
(943/1041)
(88,7% tot 92,2%)
-0,8%
(-8/1041)
(-2,5% tot 0,9%)
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 26/37
Tabel 23: Resultaten laboratorium ThinPrep 5000 vs. resultaten laboratorium ThinPrep 2000
voor de monsters met referentiediagnose HSIL+
Voor het onderzoek waren 146 monsters met referentiediagnose HSIL+ (gecombineerde
HSIL en kanker) en 1080 monsters met referentiediagnose (gecombineerde NILM, ASC-
US/AGUS, LSIL en ASC-H) beschikbaar.
In deze tabel betekent 'Positief' HSIL+ of ONTOER. en 'Negatief' betekent NILM, ASC-
US/AGUS, LSIL of ASC-H. Alle percentages zijn afgerond op de dichtstbijzijnde 0,1%.
HSIL+
Positief percentage overeenkomst Negatief percentage overeenkomst
Lab-CA/
Patholoog
ThinPrep 5000
(95% BI)
ThinPrep 2000
(95% BI)
Verschil
(95% BI)
ThinPrep 5000
(95% BI)
ThinPrep 2000
(95% BI)
Verschil
(95% BI)
Nr. 1
77,4%
(113/146)
(70,0% tot 83,4%)
80,1%
(117/146)
(72,9% tot 85,8%)
-2,7%
(-4/146)
(-9,8% tot 4,3%)
93,2%
(1007/1080)
(91,6% tot 94,6%)
93,2%
(1007/1080)
(91,6% tot 94,6%)
0,0%
(0/1080)
(-1,4% tot 1,4%)
Nr. 2
69,9%
(102/146)
(62,0% tot 76,7%)
74,7%
(109/146)
(67,0% tot 81,0%)
-4,8%
(-7/146)
(-11,8% tot 2,3%)
94,3%
(1018/1080)
(92,7% tot 95,5%)
94,7%
(1023/1080)
(93,2% tot 95,9%)
-0,5%
(-5/1080)
(-1,9% tot 1,0%)
Nr. 3
78,1%
(114/146)
(70,7% tot 84,0%)
82,9%
(121/146)
(75,9% tot 88,1%)
-4,8%
(-7/146)
(-12,6% tot 3,1%)
91,9%
(992/1080)
(90,1% tot 93,3%)
92,3%
(997/1080)
(90,6% tot 93,8%)
-0,5%
(-5/1080)
(-2,1% tot 1,2%)
Tijdens het onderzoek waren er 2,06% (26/1260) ThinPrep 2000-glaasjes met ONTOER.-
resultaten bij beoordeling en 1,83% (23/1260) ThinPrep 5000-glaasjes met ONTOER.-resultaten
bij beoordeling.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 27/37
Overeenstemming onder cytologisch analisten/pathologen van het laboratorium
De volgende tabellen geven aan in welke mate de cytologisch analisten/pathologen van een
bepaalde locatie het onderling eens waren over de diagnose, waarbij de ThinPrep 5000-processor
wordt vergeleken met het ThinPrep 2000-systeem. Er worden tabellen gegevens voor ASC-US+
en ASC-H+.
In tabel 24 is voor ASC-H+ het aantal monsters aangegeven waarvoor verschillende niveaus van
overeenstemming tussen de CA's voorkwamen. Ofwel beoordeelden alle drie CA's het glaasje als
positief (ASC-H+), beoordeelden twee van de drie dit positief, één van de drie, of geen van hen.
Tabel 24: Overeenkomst tussen cytologisch analist/patholoog van het laboratorium,
alle resultaten, ASC-H+
ThinPrep 2000-systeem
Drie lab-CA's hebben hetzelfde ThinPrep 2000-glaasje uit een potje gelezen
ASC-H+
Drie CA's
hadden
ASC-H+
Twee CA's hadden
ASC-H+ en één had
< ASC-H
Eén CA had ASC-H+
en twee hadden
< ASC-H
Drie CA's
hadden
< ASC-H
Totalen
ThinPrep
5000-
processor
Drie lab-CA's
hebben
hetzelfde
ThinPrep
5000-glaasje
uit een potje
gelezen
Drie CA's hadden
ASC-H+
111 21 6 0 138
Twee CA's hadden ASC-H+
en één had < ASC-H
32 30 21 7 90
Eén CA had ASC-H+ en
twee hadden < ASC-H
7 9 43 28 87
Drie CA's hadden < ASC-H 2 8 37 898 945
Totalen
152
68
107
933
1260
ThinPrep 2000-systeem
Drie lab-CA's hebben hetzelfde
ThinPrep 2000-glaasje uit een potje gelezen
ASC-H+
Drie of twee CA's
hadden ASC-H+
Drie of twee CA's
hadden < ASC-H
Totalen
ThinPrep 5000-processor
Drie lab-CA's hebben
hetzelfde ThinPrep 5000-
glaasje uit een
potje gelezen
Drie of
twee CA's
hadden
ASC-H+
194 34 242
Drie of
twee CA's
hadden
< ASC-H
26 1006 1032
Totalen 220 1040 1260
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 28/37
De mate van overeenstemming tussen het ThinPrep 5000-resultaat en het ThinPrep 2000-
resultaat uit de vorige tabel wordt hieronder weergegeven. PPA is de positieve procentuele
overeenstemming, het percentage monsters met de diagnose ASC-H+ met ThinPrep 5000-
glaasjes door een meerderheid van laboratorium-CA's/pathologen onder alle monsters met
de diagnose ASC-H+ met ThinPrep 2000-glaasjes door een meerderheid van laboratorium-
CA's/pathologen. NPA is de negatieve procentuele overeenstemming, het percentage monsters
met de diagnose < ASC-H met ThinPrep 5000-glaasjes door een meerderheid van laboratorium-
CA's/pathologen onder alle monsters met de diagnose < ASC-H met ThinPrep 2000-glaasjes door
een meerderheid van laboratorium-CA's/pathologen.
Tabel 25: Percentage overeenkomst CA/Patholoog, ASC-H+
ASC-H+
PPA
88,2%
(194/220)
(83,3% tot 91,8%)
NPA
96,7%
(1006/1040)
(95,5% tot 97,7%)
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 29/37
In tabel 26 is voor ASCUS+ het aantal monsters aangegeven waarvoor verschillende niveaus van
overeenstemming tussen de CA's voorkwamen. Ofwel beoordeelden alle drie CA's het glaasje als
positief (ASCUS+), beoordeelden twee van de drie dit positief, één van de drie, of geen van hen.
Tabel 26: Overeenkomst CA, alle resultaten, ASCUS+
ThinPrep 2000-systeem
Drie lab-CA's hebben hetzelfde ThinPrep 2000-glaasje uit een potje gelezen
ASCUS+
Drie CA's
hadden ASC-H+
Twee CA's hadden
ASC-H+ en één had
< ASCUS
Eén CA had ASCUS+
en twee hadden
< ASCUS
Drie CA's
hadden
< ASCUS
Totalen
ThinPrep
5000-
processor
Drie lab-CA's
hebben
hetzelfde
ThinPrep
5000-glaasje
uit een potje
gelezen
Drie CA's hadden
ASCUS+
393 36 8 4 441
Twee CA's hadden
ASCUS+ en één
had < ASCUS
31 24 13 10 78
Eén CA had ASCUS+ en
twee hadden < ASCUS
11 8 34 53 106
Drie CA's hadden
< ASCUS 3 13 56 563 635
Totalen
438
81
111
630
1260
ThinPrep 2000-systeem
Drie lab-CA's hebben hetzelfde
ThinPrep 2000-glaasje uit een potje gelezen
ASCUS+
Drie of twee CA's
hadden ASCUS
Drie of twee CA's
hadden < ASCUS
Totalen
ThinPrep 5000-
processor
Drie lab-CA's hebben
hetzelfde ThinPrep
5000-glaasje uit een
potje gelezen
Drie of twee
CA's hadden
ASCUS+
484 35 519
Drie of twee
CA's hadden
< ASCUS
35 706 741
Totalen 519 741 1260
Tabel 27: Percentage overeenkomst CA/Patholoog, ASCUS+
ASCUS+
PPA
93,3%
(484/519)
(90,8% tot 95,1%)
NPA
95,3%
(706/741)
(93,5% tot 96,6%)
De mate van overeenstemming tussen het ThinPrep 5000-resultaat en het ThinPrep 2000-
resultaat uit de vorige tabel wordt hieronder weergegeven. PPA is de positieve procentuele
overeenstemming, het percentage monsters met de diagnose ASC-US+ met ThinPrep 5000-
glaasjes door een meerderheid van laboratorium-CA's/pathologen onder alle monsters met de
diagnose ASC-US+ met ThinPrep 2000-glaasjes door een meerderheid van laboratorium-
CA's/pathologen. NPA is de negatieve procentuele overeenstemming, het percentage monsters
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 30/37
met de diagnose < ASC-US met ThinPrep 5000-glaasjes door een meerderheid van laboratorium-
CA's/pathologen onder alle monsters met de diagnose < ASC-US met ThinPrep 2000-glaasjes
door een meerderheid van laboratorium-CA's/pathologen.
Precisie-onderzoek
De precisie in het instrument en tussen instrumenten onderling van de ThinPrep 5000-processor
werd geëvalueerd in laboratoriumonderzoeken met gebruikmaking van een split sample-techniek.
In-instrumentprecisie
Het onderzoek was bedoeld om het vermogen te onderzoeken van het ThinPrep 5000-systeem
om met hetzelfde instrument reproduceerbare objectglaasjes van hetzelfde patiëntenmonster te
prepareren. In totaal werden 80 monsters in het onderzoek opgenomen. Elk monster werd in drie
porties gesplitst en in drie aparte runs op hetzelfde instrument verwerkt. De glaasjes werden
gekleurd, afgedekt en vervolgens door cytologisch analisten onderzocht. De resulterende
diagnoses en monstergeschiktheid worden hieronder weergegeven. Achtenzeventig (78)
monsters hadden alle drie bevredigende ThinPrep 5000-glaasjes en van 2 monsters waren alle
glaasjes ONTOER. Ter vergelijking is dezelfde procedure uitgevoerd met een ThinPrep 2000-
systeem, waarvan de resultaten ook hieronder worden weergegeven.
Tabel 28: In-instrumentprecisie
ThinPrep 5000 ThinPrep 2000*
Percentage monsters met drie overeenkomende
NILM-replicaten of drie overeenkomende
ASC-US+-replicaten
97,4%
(76/78)
(91,1% tot 99,3%)
97,2%
(69/71)
(90,3% tot 99,2%)
Percentage monsters met drie overeenkomende
< LSIL-replicaten of drie overeenkomende
LSIL+-replicaten
98,7%
(77/78)
(93,1% tot 99,8%)
97,2%
(69/71)
(90,3% tot 99,2%)
Percentage monsters met drie overeenkomende
< HSIL-replicaten of drie overeenkomende
HSIL+-replicaten
98,7%
(77/78)
(93,1% tot 99,8%)
100%
(71/71)
(94,9% tot 100%)
Percentage monsters met drie overeenkomende
TOER.-replicaten of drie overeenkomende
ONTOER.-replicaten
100%
(80/80)
(95,4% tot 100%)
100%
(71/71)
(94,9% tot 100%)
* Er werden 80 monsters onderzocht, maar 9 werden uitgesloten wegens breuk van de objectglaasjes en
andere fouten.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 31/37
Tussen-instrumentprecisie
Het onderzoek was bedoeld om het vermogen te onderzoeken van het ThinPrep 5000-systeem
om met meerdere instrumenten reproduceerbare objectglaasjes te bereiden van hetzelfde
patiëntenmonster. In totaal werden 120 monsters in het onderzoek opgenomen. Elk monster
werd in drie porties gesplitst en op drie instrumenten verwerkt. De glaasjes werden gekleurd,
afgedekt en vervolgens door cytologisch analisten onderzocht. De resulterende diagnoses en
monstergeschiktheid worden hieronder weergegeven. Honderdzeventien (117) monsters hadden
alle drie bevredigende ThinPrep 5000-glaasjes, één monster had twee glaasjes met een
ONTOER.-resultaat en één glaasje met een TOER.-resultaat, één monster had twee glaasjes met
een TOER.-resultaat en één glaasje met een ONTOER.-resultaat, en één monster werd van
analyse uitgesloten wegens een gebroken glaasje. Ter vergelijking is dezelfde procedure
uitgevoerd met een ThinPrep 2000-systeem, waarvan de resultaten ook hieronder worden
weergegeven.
Tabel 29: Tussen-instrumentprecisie
ThinPrep 5000
ThinPrep 2000*
Percentage monsters met drie overeenkomende
NILM-replicaten of drie overeenkomende
ASC-US+-replicaten
94,0%
(110/117)
(88,2% tot 97,1%)
91,1%
(102/112)
(84,3% tot 95,1%)
Percentage monsters met drie overeenkomende
< LSIL-replicaten of drie overeenkomende
LSIL+-replicaten
97,4%
(114/117)
(92,7% tot 99,1%)
94,6%
(106/112)
(88,8% tot 97,5%)
Percentage monsters met drie overeenkomende
< HSIL-replicaten of drie overeenkomende
HSIL+-replicaten
98,3%
(115/117)
(94,0% tot 99,5%)
100%
(112/112)
(96,7% tot 100%)
Percentage monsters met drie overeenkomende
TOER.-replicaten of drie overeenkomende
ONTOER.-replicaten
98,3%
(117/119)
(94,1% tot 99,5%)
98,3%
(113/115)
(93,9% tot 99,5%)
* Er werden 120 monsters onderzocht, maar 5 werden uitgesloten wegens breuk van de objectglaasjes en
andere fouten.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 32/37
Celtellingsonderzoek
De hoeveelheid celmateriaal dat op glaasjes wordt overgebracht, waarbij ThinPrep 5000
wordt vergeleken met ThinPrep 2000, werd geëvalueerd in een laboratoriumonderzoek met
gebruikmaking van een split sample-techniek.
Tweehonderdtien (210) monsters werden in het onderzoek opgenomen (139 NILM, 28 ASC-US,
28 LSIL en 15 HSIL). Elk monster werd in twee delen gesplitst, verwerkt op een ThinPrep 2000-
en ThinPrep 5000-systeem, vervolgens gekleurd en afgedekt. Alle objectglaasjes zijn verwerkt
op een ThinPrep Imaging-systeem om Imager-gegevens over het aantal objecten te verkrijgen,
waarvan is aangetoond dat deze goed correleren met de door de cytologisch analisten
geschatte aantallen cellen. De cellulariteit varieert van klinisch monster tot klinisch monster,
zodat een reeks van celtellingen werd verkregen.
De grafiek hieronder geeft een spreidingsdiagram van de telgegevens van de bij elkaar horende
paren objectglaasjes in dit onderzoek. De Controle-as is de telwaarde van de ThinPrep 2000-
glaasjes, en de Test-as heeft betrekking op de bijbehorende ThinPrep 5000-glaasjes.
Een Deming-regressieanalyse werd uitgevoerd en de helling was 0,98 met 95% BI: 0,94 tot 1,01
en het intercept was 300 met 95% BI: -300 tot 897. Uit de gegevens blijkt dat de celtellingen op
de ThinPrep 2000- en ThinPrep 5000-glaasjes vergelijkbaar zijn.
Deming-regressie
Controle
m = 0,98, b = 3e+002, p = 0,93
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 33/37
Celoverdrachtsonderzoek
De celoverdracht tussen glaasjes werd geëvalueerd in een laboratoriumonderzoek met
vergelijking van de ThinPrep 5000 en ThinPrep 2000.
Op elk systeem werden 200 abnormale klinische monsters verwerkt, afgewisseld met 200 blanco
PreservCyt-potjes die geen cellen bevatten. Na verwerking werden de objectglaasjes uit de blanco
flesjes gescheiden van de glaasjes met cellen, gekleurd en afgedekt, en vervolgens beoordeeld
door cytologisch analisten. Alle cellen die op een objectglaasje werden aangetroffen, werden
genoteerd. Glaasjes die gemaakt zijn van een blanco flesje maar ten minste één cel bevatten,
werden beschouwd als het resultaat van celoverdracht.
De resultaten van het overdrachtsonderzoek zijn weergegeven in tabel 30.
Tabel 30: Celoverdrachtsonderzoek
ThinPrep 5000 ThinPrep 2000
Totaal aantal objectglaasjes
200
200
Aantal glaasjes met overdracht 4 38
Aantal glaasjes met overdracht
2,0%
19,0%
Aantal cellen op de objectglaasjes
met overdracht: Mediaan (Min, Max)
1
(1,5)
2
(1,28)
CONCLUSIES
Het ThinPrep™ 2000-systeem is bij uiteenlopende patiëntenpopulaties net zo effectief als de
conventionele Pap-uitstrijkjes en kan worden gebruikt als vervanging van de conventionele
methode met Pap-uitstrijkjes voor de detectie van atypische cellen, cervicale kanker of
precursorlaesies daarvan, evenals voor alle andere cytologische categorieën zoals die zijn
gedefinieerd in het Bethesda-systeem. Aangezien de technologie van het ThinPrep 5000-
systeem vergelijkbaar is met die van het ThinPrep 2000-systeem, is onze conclusie dat het
ThinPrep 5000-systeem ook bij uiteenlopende patiëntenpopulaties net zo effectief is als de
conventionele Pap-uitstrijkjes en kan worden gebruikt als vervanging van de conventionele
methode met Pap-uitstrijkjes voor de detectie van atypische cellen, cervicale kanker of
precursorlaesies daarvan, evenals voor alle andere cytologische categorieën zoals die zijn
gedefinieerd in het Bethesda-systeem.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 34/37
Het ThinPrep 2000-systeem is bij uiteenlopende patiëntenpopulaties met betrekking tot de
detectie van intra-plaveiselcelepitheel-laesies met lage maligniteitsgraad (LSIL) en ernstiger
laesies significant effectiever dan het conventionele Pap-uitstrijkje. Aangezien de technologie
van het ThinPrep 5000-systeem vergelijkbaar is met die van het ThinPrep 2000-systeem, is onze
conclusie dat de ThinPrep 5000 bij uiteenlopende patiëntenpopulaties ook significant effectiever
is dan het conventionele Pap-uitstrijkje voor de detectie van intra-plaveiselcelepitheel-laesies
met lage maligniteitsgraad (LSIL).
De kwaliteit van de monsters bij het ThinPrep 2000-systeem is bij uiteenlopende
patiëntenpopulaties significant verbeterd ten opzichte van de kwaliteit van de monsters bij de
conventionele Pap-uitstrijkjes. Aangezien de technologie van het ThinPrep 5000-systeem
vergelijkbaar is met die van het ThinPrep 2000-systeem, is onze conclusie dat de monsterkwaliteit
in het ThinPrep 5000-systeem bij uiteenlopende patiëntenpopulaties ook significant verbeterd is
ten opzichte van het conventionele Pap-uitstrijkje.
BENODIGDE MATERIALEN
MEEGELEVERDE MATERIALEN
ThinPrep 5000-processor
ThinPrep 5000-processorinstrument
netsnoer
gebruikershandleiding ThinPrep 5000-processor
fixatiefbaden met evaporatiekap (3)
carrousel (1)
kap voor carrousel (1)
afvalflesset, bestaande uit fles, dop, slangenset, aansluitingen, afvalfilter
kleurrekjes (verpakking van 10 stuks)
absorberende pad voor filterplug
absorberende pad voor evaporatiekap
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
gebruikershandleiding ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
netsnoer
systeemaccessoirekit
optionele onderdelen (printer, LIS-netwerk)
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 35/37
BENODIGDE MAAR NIET MEEGELEVERDE MATERIALEN
kleuringssysteem objectglaasjes en reagentia
potje met 20 ml PreservCyt™-oplossing
ThinPrep™ Pap Test-filter voor gynaecologische toepassingen
standaardfixatief voor laboratoriumgebruik
coverslips en afdekmedia
cervicaal monsterafnamehulpmiddel
ThinPrep-microscoopglaasjes
OPSLAG
Bewaar PreservCyt-oplossing bij een temperatuur tussen 15 °C en 30 °C. Niet gebruiken
na de uiterste gebruiksdatum die is afgedrukt op de container.
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests bij een
temperatuur tussen 15 °C en 30 °C, maximaal 6 weken.
Bewaar PreservCyt-oplossing met cytologische monsters voor CT/NG-tests met de Roche
Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test bij een temperatuur tussen 4 °C en 25 °C,
maximaal 6 weken.
BIBLIOGRAFIE
1. Nayar R, Wilbur DC. (eds), The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology:
Definitions, Criteria, and Explanatory Notes. 3rd ed. Cham, Switzerland: Springer: 2015
2. Jones HW. Impact of The Bethesda System, Cancer 77 pp. 1914-1918, 1995.
3. American Cancer Society. Cancer Facts and Figures, 1995.
4. Ashfaq R, Gibbons D, Vela C, Saboorian MH, Iliya F. ThinPrep Pap Test. Accuracy for
glandular disease. Acta Cytol 1999; 43: 81-5
5. Bai H, Sung CJ, Steinhoff MM: ThinPrep Pap Test promotes detection of glandular lesions
of the endocervix. Diagn Cytopathol 2000;23:19-22
6. Carpenter AB, Davey DD: ThinPrep Pap Test: Performance and biopsy follow-up un a
university hospital. Cancer Cytopathology 1999; 87: 105-12
7. Guidos BJ, Selvaggi SM. Detection of endometrial adenocarcinoma with the ThinPrep Pap
test. Diagn Cytopathol 2000; 23: 260-5
8. Schorge JO, Hossein Saboorian M, Hynan L, Ashfaq R. ThinPrep detection of cervical and
endometrial adenocarcinoma: A retrospective cohort study. Cancer Cytopathology 2002;
96: 338-43
9. Wang N, Emancipator SN, Rose P, Rodriguez M, Abdul-Karim FW. Histologic follow-up of
atypical endocervical cells. Liquid-based, thin-layer preparation vs. conventional Pap
smear. Acta Cytol 2002; 46: 453-7
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 36/37
TECHNISCHE ONDERSTEUNING EN PRODUCTINFORMATIE
Neem voor technische ondersteuning en assistentie met betrekking tot het gebruik van het
ThinPrep 5000-systeem contact op met Hologic:
Telefoon: 1-800-442-9892
Fax: 1-508-229-2795
Bel van buiten de VS of op lijnen die voor gratis verkeer geblokkeerd zijn 1-508-263-2900.
E-mail: info@hologic.com
Hologic, Inc., 250 Campus Drive, Marlborough, MA 01752, VS
1-800-442-9892, www.hologic.com
Hologic BV, Da Vincilaan 5, 1930 Zaventem, België
Verantwoordelijke
voor het VK
Hologic, Ltd., Oaks Business Park, Crewe Road, Wythenshawe
Manchester M23 9HZ Verenigd Koninkrijk
Onderdeelnr. AW-22289-1501 Rev 001
©2021 Hologic, Inc. Alle rechten voorbehouden.
ThinPrep™ 5000-systeem Gebruiksaanwijzing Nederlands AW-22289-1501 Rev. 001 11-2021 37/37
Revisiegeschiedenis
Revisie
Datum
Omschrijving
AW-22289-1501 Rev. 001
11-2021
Precisie-onderzoek en
celtellingsonderzoek
toevoegen. Gegevens
toevoegen in tabel microbiële/
virale organismen. Corrigeer
Figuur 1-2. Voeg UKCA-
markering toe.
Wijzigingen van
administratieve aard.
Inhoud
Inhoud
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
i
INHOUD
Inhoud
Inhoud
Hoofdstuk een
INLEIDING
DEEL A:
Overzicht en functie van de ThinPrep
5000-processor
met AutoLoader................................................................................1.1
DEEL B:
Technische specificaties .................................................................1.12
DEEL C:
Interne kwaliteitsbewaking...........................................................1.16
DEEL D:
Gevaren ThinPrep 5000..................................................................1.16
DEEL E:
Afvoer...............................................................................................1.21
Hoofdstuk twee
INSTALLATIE
DEEL A:
Algemeen...........................................................................................2.1
DEEL B:
Handelingen bij aflevering..............................................................2.1
DEEL C:
Voorbereidingen vóór de installatie...............................................2.1
DEEL D:
Opslag en hantering na de installatie ............................................2.4
DEEL E:
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader inschakelen .......2.5
DEEL F:
Gebruikersvoorkeuren instellen.....................................................2.6
DEEL G:
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader uitschakelen......2.7
Hoofdstuk drie
PRESERVCYT
- EN CYTOLYT
-OPLOSSINGEN
DEEL A:
PreservCyt-oplossing.......................................................................3.1
DEEL B:
CytoLyt-oplossing ............................................................................3.5
INHOUD
ii
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Hoofdstuk vier
PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
DEEL A:
Gynaecologische monsterbereiding...............................................4.1
DEEL B:
Voorbereiding van de monsterafname ..........................................4.2
DEEL C:
Monsterafname .................................................................................4.3
DEEL D:
Speciale voorzorgsmaatregelen......................................................4.5
DEEL E:
Problemen met de verwerking van monsters oplossen..............4.6
Hoofdstuk vijf
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
DEEL A:
Inleiding.............................................................................................5.1
DEEL B:
Benodigde materialen......................................................................5.2
DEEL C:
Monsterafname .................................................................................5.3
DEEL D:
Algemene stappen voor prepareren van monsters .....................5.6
DEEL E:
Richtlijnen monsterbereiding........................................................5.13
DEEL F:
Problemen met het prepareren van monsters oplossen............5.19
Hoofdstuk zes
GEBRUIKERSINTERFACE
DEEL A:
Hoofdscherm, Processor in ruststand............................................6.3
DEEL B:
Hoofdscherm, Tijdens verwerking ..............................................6.15
DEEL C:
Van modus wisselen.......................................................................6.20
DEEL D:
Opties beheerder.............................................................................6.21
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
iii
INHOUD
Hoofdstuk zeven
GEBRUIKSINSTRUCTIES
DEEL A:
Inleiding.............................................................................................7.1
DEEL B:
Benodigd materiaal ..........................................................................7.1
DEEL C:
De monsterpotjes labelen ................................................................7.3
DEEL D:
De ThinPrep 5000-AutoLoader laden............................................7.5
DEEL E:
Een batch starten.............................................................................7.15
DEEL F:
Objectglaasjes verwerken..............................................................7.16
DEEL G:
Batchverwerking onderbreken .....................................................7.17
DEEL H:
Batch voltooid .................................................................................7.18
DEEL I:
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader uitladen ...........7.19
DEEL J:
Kleine-batchmodus ........................................................................7.20
DEEL K:
Optionele instructies voor aanvullende tests .............................7.35
Hoofdstuk acht
ONDERHOUD
DEEL A:
Dagelijks.............................................................................................8.2
DEEL B:
Wekelijks ............................................................................................8.2
DEEL C:
Afvalfles legen...................................................................................8.9
DEEL D:
Het aanraakscherm reinigen.........................................................8.14
DEEL E:
Inputcarrousel en stofkap reinigen..............................................8.14
DEEL F:
Absorberende pads vervangen.....................................................8.15
DEEL G:
Filters voor de dampafzuiger vervangen....................................8.16
DEEL H:
Lekbakken verwijderen en reinigen ............................................8.19
DEEL I:
Voor de gebruiker toegankelijke zekeringen vervangen ..........8.20
INHOUD
iv
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Hoofdstuk negen
PROBLEMEN OPLOSSEN
DEEL A:
Algemeen...........................................................................................9.1
DEEL B:
Fouten in monsterverwerking ........................................................9.1
DEEL C:
Fouten in batchverwerking ...........................................................9.12
DEEL D:
Systeemfouten.................................................................................9.18
Hoofdstuk tien
KLEUREN EN AFDEKKEN
DEEL A:
Algemeen.........................................................................................10.1
DEEL B:
Fixatie ...............................................................................................10.1
DEEL C:
Aanbevolen richtlijnen voor kleuring .........................................10.2
DEEL D:
Afdekking ........................................................................................10.4
Hoofdstuk elf
TRAININGSPROGRAMMA VOOR DE THINPREP
PAP TEST
DEEL A:
Doelstelling......................................................................................11.1
DEEL B:
Ontwerp...........................................................................................11.1
DEEL C:
Bibliografie ......................................................................................11.2
Hoofdstuk twaalf
SERVICE-INFORMATIE 12.1
Hoofdstuk dertien
BESTELINFORMATIE 13.1
INDEX
1. Inleiding
1. Inleiding
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.1
1
INLEIDING
Hoofdstuk een
Inleiding
OVERZICHT EN FUNCTIE VAN DE THINPREP™ 5000-PROCESSOR
MET AUTOLOADER
De ThinPrep
5000-processor met AutoLoader wordt gebruikt voor de batchverwerking van
vloeistofgebaseerde cytologische monsters om een dun, uniform celpreparaat te maken dat op een
glazen microscoopglaasje wordt overgebracht en gefixeerd. Het glaasje wordt rechtstreeks in een
kleurrekje in een bad met alcoholfixatief geplaatst. Na verwerking kan het glaasje worden gekleurd,
afgedekt en gescreend. Met de processor kunnen de volgende monsters worden geprepareerd:
Gynaecologische monsters
voor gebruik met de ThinPrep Pap Test, en daaropvolgende
imaging door het ThinPrep Imaging System, of monsters voor gynaecologische cytologische
screening. In een batch kan per potje één monster worden verwerkt.
Niet-gynaecologische monsters
die zijn afgenomen voor algemene cytologische screening.
In een batch kan per potje één monster worden verwerkt. Met een geavanceerde
programmafunctie kunnen in een batch 1 tot 10 monsters uit het potje worden verwijderd.
Urinemonsters
gebruikt in combinatie met Vysis
®
UroVysion-assay-urinemonsters. In een
batch kan per potje één monster worden verwerkt.
AutoLoader-modus
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan een batch van maximaal 160 monsters verwerken.
In het AutoLoader-gedeelte van het instrument worden vier bakjes met monsterpotjes geladen.
Elk bakje kan maximaal 40 potjes bevatten. In dezelfde batch kunnen verschillende monstertypen
worden verwerkt, maar elk bakje met potjes moet hetzelfde monstertype bevatten.
Er worden cassettes met objectglaasjes en bakjes met ThinPrep-filters geladen. De objectglaasjes
en filters worden specifiek gebruikt voor gynaecologische monsters (inclusief imaging), niet-
gynaecologische monsters en urinemonsters. Via de gebruikersinterface worden de objectglaasjes
en filters aangegeven die worden gebruikt met de overeenkomstige monstertypen in de bakjes
met potjes.
Tijdens de verwerking etst het instrument op elk glaasje de identificatiecode en andere optionele
informatie. Verwerkte objectglaasjes worden in een fixatiefbad met alcohol geplaatst.
De verwerking kan worden onderbroken om voltooide objectglaasjes te verwijderen of
verbruiksartikelen bij te vullen.
DEEL
A
INLEIDING
1.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
Kleine-batchmodus
Met een kleine-batchmodus kunnen maximaal 20 monsters worden verwerkt in een enkele batch.
De monsterpotjes, filters en voorgelabelde objectglaasjes worden rechtstreeks in de carrousel van de
processor geplaatst. Elke batch mag slechts één type monsters bevatten (allemaal gynaecologisch,
allemaal niet-gynaecologisch of allemaal UroCyte).
Afbeelding 1-1 Een ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Opmerking:
De instructies voor het gebruik van de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader zijn
hetzelfde, ongeacht de kleur van het instrument.
Beoogd gebruik
ThinPrep 5000-processor
De ThinPrep
5000-processor is onderdeel van het ThinPrep
-systeem. Het systeem wordt gebruikt
om de ThinPrep-microscoopglaasjes uit ThinPrep
PreservCyt
-potjes te prepareren voor gebruik als
vervanging van de conventionele methode van Pap-uitstrijkjes voor screening op de aanwezigheid van
atypische cellen, cervicale kanker of de precursor-laesies daarvan (intra-plaveiselcelpepitheel-laesie
met lage maligniteitsgraad, intra-plaveiselcelepitheel-laesie met hoge maligniteitsgraad), evenals alle
andere cytologiecategorieën die in
The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology
1
zijn gedefinieerd.
Ook voor de bereiding van ThinPrep-glaasjes van niet-gynaecologische (Non-Gyn) monsters,
waaronder urinemonsters. Voor professioneel gebruik.
1. Nayar R, Wilbur DC. (eds).
The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology: Definitions, Criteria, and
Explanatory Notes
. 3rd ed. Cham, Zwitserland: Springer: 2015
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.3
1
INLEIDING
ThinPrep-filters
ThinPrep
Pap Test-filters zijn bedoeld voor gebruik met een ThinPrep
-processor om een
ThinPrep
Pap Test PreservCyt
-monster af te nemen en over te brengen naar een ThinPrep
-
glaasje als onderdeel van het ThinPrep
-systeem. Voor professioneel gebruik.
ThinPrep
Non-Gynecological (Non-Gyn)-filters zijn bedoeld voor gebruik met de ThinPrep
-
processor om een ThinPrep
PreservCyt
niet-gynaecologisch monster af te nemen en over
te brengen naar een ThinPrep
-glaasje als onderdeel van het ThinPrep
-systeem. Voor
professioneel gebruik.
ThinPrep
UroCyte
-filters zijn bedoeld voor gebruik met een ThinPrep
-processor om een
UroCyte
PreservCyt
-monster te verzamelen en over te brengen naar een ThinPrep
-glaasje
als onderdeel van het ThinPrep
-systeem. Voor professioneel gebruik.
ThinPrep-microscoopglaasjes
ThinPrep
Pap Test-microscoopglaasjes zijn voor gebruik met de ThinPrep
-processors voor
het prepareren van gynaecologische specimens als onderdeel van het ThinPrep
-systeem.
Voor professioneel gebruik.
ThinPrep
Imaging System-microscoopglaasjes zijn bedoeld voor gebruik met de ThinPrep
-
processors voor het bereiden van cytologische monsters als onderdeel van het ThinPrep
-systeem
voor diagnosticering met behulp van ThinPrep
Imaging Systems. Voor professioneel gebruik.
ThinPrep
niet-gynaecologische (Non-Gyn) microscoopglaasjes zijn bedoeld voor gebruik met de
ThinPrep
-processors voor het prepareren van niet-gynaecologische monsters als onderdeel van
het ThinPrep
-systeem. Voor professioneel gebruik.
ThinPrep
UroCyte
-microscoopglaasjes zijn bedoeld voor gebruik met ThinPrep
-processors
voor het prepareren van urinemonsters als onderdeel van het ThinPrep
-systeem.
Voor professioneel gebruik.
ThinPrep
arcless-microscoopglaasjes zijn bedoeld voor gebruik met ThinPrep-processors voor het
prepareren van cytologische specimens als onderdeel van het ThinPrep
-systeem. Niet bestemd
voor ThinPrep
Pap Tests. Voor professioneel gebruik.
De ThinPrep™ Pap Test
De ThinPrep Pap Test is een vloeistofgebaseerde methode voor het afnemen en prepareren van
gynaecologische monsters.
De ThinPrep Pap Test begint in de praktijkruimte van de arts, waar cervicale cellen van de patiënt
worden afgenomen met behulp van een cervixborstel of een endocervicale borstel/plastic spatel.
In tegenstelling tot de gangbare methode van direct uitstrijken van het monster op een objectglaasje,
wordt het afnamehulpmiddel onmiddellijk in een potje met PreservCyt
-oplossing gedompeld en
gespoeld, als voorbereiding op de ThinPrep Pap Test.
Vervolgens wordt het monsterpotje met een dop gesloten en stevig aangedraaid. De patiëntgegevens
worden genoteerd op het potje met het in oplossing gedompelde monster en het potje wordt naar
een laboratorium gestuurd dat over uitrusting beschikt om de ThinPrep Pap Test uit te voeren.
INLEIDING
1.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
In het laboratorium worden het monsterpotje en het bijbehorende analyseaanvraagformulier beide
voorzien van overeenkomende barcodelabels. Vervolgens wordt het monsterpotje in een bakje voor
monsterpotjes geplaatst en in de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader geladen.
(Zie Afbeelding 1-2.) Tijdens het prepareren van het objectglaasje worden bloed, slijm en resten
van niet-diagnostische aard in een fase van voorzichtige dispersie afgebroken en wordt het
celmonster grondig gemengd. De cellen worden vervolgens in een dunne laag op een ThinPrep Pap
Test-filter verzameld door een licht vacuüm te creëren en de flowsnelheid door het filter te bewaken.
Door de natuurlijke hechtingseigenschappen van de cellen, een elektrochemische lading van het
glaasje en een licht positieve luchtdruk achter het filtermembraan worden de cellen op een
ThinPrep-objectglaasje overgebracht. Het glaasje wordt in een kleurrekje ondergedompeld in
een bad met alcoholfixatief.
(Zie 'OPTIONELE INSTRUCTIES VOOR AANVULLENDE TESTS' op pagina 7.35 voor aanvullende
testpreparatie en instructies.)
Afbeelding 1-2 Het ThinPrep-monsterpreparatieproces
Dispersie
Het monsterpotje wordt
gedraaid, waardoor
stromingen in de vloeistof
ontstaan die krachtig
genoeg zijn om resten
van de cellen te scheiden
en slijm te dispergeren,
maar voorzichtig genoeg
zijn dat de morfologie
niet wordt aangetast.
Celafname
In het ThinPrep Pap Test-filter
wordt een mild vacuüm
gecreëerd, waardoor er cellen
op het externe oppervlak
van het membraan worden
verzameld. Het verzamelen van
de cellen wordt aangestuurd
door de ThinPrep
5000-
processorsoftware die de
stroomsnelheid door het
ThinPrep Pap Test-filter
bewaakt.
Celoverdracht
Nadat de cellen op het membraan
zijn verzameld, wordt het
ThinPrep Pap Test-filter
omgekeerd en voorzichtig tegen
het ThinPrep-objectglaasje
gedrukt. Door de natuurlijke
aantrekking en een lichte
overdruk hechten de cellen zich
aan het ThinPrep-objectglaasje
waarbij de cellen zich gelijkmatig
verdelen over een afgebakend
cirkelvormig oppervlak.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.5
1
INLEIDING
Beperkingen
Gynaecologische monsters voor preparatie met het ThinPrep 5000-systeem moeten worden
afgenomen met een cervixborstel of met een endocervicale borstel-/plastic spatelcombinatie
als afnamehulpmiddel. Raadpleeg de instructies van het afnamehulpmiddel voor
waarschuwingen, contra-indicaties en beperkingen met betrekking tot monsterafname.
Alleen medewerkers die zijn opgeleid door Hologic of door Hologic aangewezen
organisaties of personen mogen objectglaasjes maken met het ThinPrep 5000-systeem.
Alleen cytologisch analisten en pathologen die door Hologic of door Hologic aangewezen
organisaties of personen zijn opgeleid voor het beoordelen van microscoopglaasjes die zijn
gemaakt met het ThinPrep 5000-systeem mogen deze glaasjes beoordelen.
In combinatie met het ThinPrep 5000-systeem mogen uitsluitend verbruiksartikelen worden
gebruikt die door Hologic speciaal voor het ThinPrep 5000-systeem zijn ontworpen en
geleverd. Dit zijn onder meer de potjes met PreservCyt-oplossing, ThinPrep Pap Test-filters en
ThinPrep-objectglaasjes. Alternatieve afnamemedia, filters en objectglaasjes zijn niet door
Hologic gevalideerd en kunnen tot foutieve resultaten leiden. Hologic biedt geen garantie
voor resultaten bij gebruik van zulke alternatieven. Als er verbruiksartikelen worden gebruikt
die niet gevalideerd zijn door Hologic, kan de werking van het systeem in gevaar komen.
Na gebruik dienen de verbruiksartikelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften te
worden afgevoerd.
Een ThinPrep-filter mag slechts eenmaal worden gebruikt en kan niet opnieuw worden
gebruikt.
Een ThinPrep-microscoopglaasje mag slechts één keer worden gebruikt. Een microscoopglaasje
waarop het monster is overgebracht, kan niet opnieuw worden gebruikt.
De prestaties van HPV DNA- en CT/NG-tests op met ijsazijn (GAA, glacial acetic acid)
herverwerkte monsterpotjes, zijn niet geëvalueerd.
Contra-indicaties
Tests voor
Chlamydia trachomatis
en
Neisseria gonorrhoeae
met behulp van de Hologic APTIMA
COMBO 2
CT/NG-assays en de Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR-assay mogen niet
worden uitgevoerd op monsters die al met de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
zijn verwerkt.
INLEIDING
1.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
Waarschuwingen
Bestemd voor
in-vitrodiagnostiek
Gevaar. PreservCyt bevat methanol. Giftig bij opname door de mond. Giftig bij inademing.
Veroorzaakt schade aan organen. De toxiciteit kan niet worden opgeheven. Raadpleeg het
veiligheidsinformatieblad (SDS) op www.hologicsds.com. Draag persoonlijke beschermings-
middelen voor het laboratorium. Brandbare vloeistof en damp. Uit de buurt houden van
hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken. Bij verdamping van alcohol kan brand ont-
staan. PreservCyt-oplossing moet worden bewaard en afgevoerd in overeenstemming met
alle toepasselijke voorschriften.
Alternatieve afnamemedia, filters en objectglaasjes zijn niet door Hologic gevalideerd en
kunnen tot foutieve resultaten leiden. Hologic biedt geen garantie voor resultaten bij gebruik
van zulke alternatieven.
Sterk oxiderende middelen, zoals bleekmiddelen, zijn onverenigbaar met de PreservCyt-
oplossing en mogen daarom niet worden gebruikt om de afvalfles te reinigen.
Voorzorgsmaatregelen
Deze apparatuur genereert en gebruikt hoogfrequente energie, en kan deze energie uitstralen;
indien de apparatuur niet overeenkomstig de gebruikershandleiding wordt geïnstalleerd en
gebruikt, kan interferentie met draadloze communicatieapparatuur worden veroorzaakt.
Bij gebruik van dit apparaat in een woonomgeving is de kans op schadelijke interferentie
aanzienlijk. De gebruiker moet de interferentie dan voor eigen rekening verhelpen.
PreservCyt-oplossing
met
cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests moet worden
bewaard bij een temperatuur van 15 °C tot 30 °C en de tests moeten binnen 6 weken na
afname worden uitgevoerd.
PreservCyt-oplossing
met
cytologische monsters voor CT/NG-tests met behulp van de
Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test moet worden bewaard bij een
temperatuur van 4 °C tot 25 °C, en de tests moeten binnen 6 weken na afname worden
uitgevoerd.
Gebruik altijd de bij de processor geleverde USB-stick. Gebruik nooit een U3 Smart Drive.
Hoewel het systeem naar dit medium kan schrijven, is er een groot probleem als het
systeem wordt opgestart terwijl zo'n medium in een poort zit. U dient dan de hulp van
onderhoudstechnici in te schakelen.
Het systeem kan geen gegevens wegschrijven naar een tegen schrijven beveiligde USB-stick.
De PreservCyt-oplossing is getest met diverse micro-organismen en virussen. De volgende
tabel toont de aanvangsconcentraties van levensvatbare organismen en de logaritmische
afname van levensvatbare organismen na 15 minuten in de PreservCyt-oplossing. Zoals voor
alle laboratoriumprocedures geldt, moeten de algemeen geldende voorzorgsmaatregelen in
acht worden genomen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.7
1
INLEIDING
Organisme Aanvangsconcentratie Logaritmische afname
na 15 minuten
Candida albicans 5,5 x 105CFU/ml ≥ 4,7
Candida auris 2,6 x 105CFU/ml ≥ 5,4
Aspergillus niger 4,8 x 105CFU/ml 2,7*
Escherichia coli 2,8 x 105CFU/ml ≥ 4,4
Staphylococcus aureus 2,3 x 105CFU/ml ≥ 4,4
Pseudomonas aeruginosa 2,5 x 105CFU/ml ≥ 4,4
Mycobacterium tuberculosis9,4 x 105CFU/ml 4,9**
Konijnenpokkenvirus 6,0 x 106PFU/ml 5,5***
HIV-1 3,2 x 107TCID50/ml ≥ 7,0***
Hepatitis B-virus2,2 x 106TCID50/ml ≥ 4,25
SARS-CoV-2-virus 1,8 x 106TCID50/ml ≥ 3,75
* Logaritmische afname van 4,7 na 1 uur
** Logaritmische afname van 5,7 na 1 uur
*** Gegevens voor 5 minuten
Organismen werden getest met vergelijkbare organismen van hetzelfde genus teneinde
antimicrobiële effectiviteit te beoordelen
Opmerking:
Alle waarden voor logaritmische afname met de aanduiding ≥
leverden een ondetecteerbare microbiële aanwezigheid op na
blootstelling aan de PreservCyt-oplossing. De hier vermelde
waarden vertegenwoordigen de minimaal toelaatbare claim
gezien de aanvangsconcentratie en de detectielimiet van de
kwantitatieve methode.
INLEIDING
1.8
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
Onderdelen
De hoofdcomponenten van het systeem zijn de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader,
monsterpotjes met PreservCyt-oplossing in bakjes, inputcarrousel, fixatiefbaden, filters en
microscoopglaasjes in glaasjescassettes.
Het systeem wordt bediend met behulp van een grafische gebruikersinterface met aanraakscherm.
De interface wordt geleverd in verschillende talen, instelbaar onder gebruikersinstellingen.
Alle monsters worden in potjes met PreservCyt-oplossing verzameld. Het monsterpotje wordt
gelabeld met een identificatienummer. (Voor monsters die via de Small Batch-modus worden
verwerkt, moeten de overeenkomstige ThinPrep-microscoopglaasjes vooraf gelabeld zijn met
overeenstemmende identificatienummers.) Bakjes voor potjes, objectglaasjescassettes en filterbakjes
worden in het instrument geladen. De carrousel wordt in het ThinPrep 5000-processorcompartiment
geplaatst. Fixatiefbaden met een kleurrekje en alcoholfixatief worden in het outputcompartiment
geplaatst. Elk bad kan maximaal 20 verwerkte objectglaasjes bevatten.
Sluit alle deurtjes, selecteer het type monster dat moet worden verwerkt en druk op Starten.
Afbeelding 1-3 Onderdelen van de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Glazen objectglaasjes en
objectglaasjescassette
Bakjes met monsterpotjes
en monster in potje met
PreservCyt™-oplossing
ThinPrep™-filters
Inputcarrousel Fixatiefbaden
met kleurrekjes
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.9
1
INLEIDING
Overzicht van verwerking
Voor routinematige batchverwerkingen doorloopt het systeem na starten van de batch de volgende
verwerkingsstappen:
AutoLoader-modus Kleine-batchmodus
Controleert of de carrousel leeg is (De bediener plaatst potjes, filters en objectglaasjes
handmatig in de carrousel en plaatst de carrousel in
de processor)
Pak het eerste potje op, plaats het in de carrousel en lees
de potjescode
Pak een filter op en plaats het in de carrousel Controleer de potjes- en glaasjescodes
Controleert op objectglaasjes in de cassettes Pak een potje en filter op
Start de laserdampafzuiger. Pak een objectglaasje op en ets
daarop de potjescode (en eventuele andere informatie)
Plaats een objectglaasje in de carrousel en controleer of de
glaasjescode leesbaar en juist is
Plaats het potje in de disperser
Pak het objectglaasje, filter en potje op en verplaats deze naar
het dispersiegebied
Pak het objectglaasje op
Als de verwerking eenmaal van start gaat, pakt het systeem
de daaropvolgende potjes, filters en objectglaasjes
Dispergeer de inhoud van het potje Dispergeer de inhoud van het potje
Neem de dop van het potje Neem de dop van het potje
Plaats het objectglaasje op het celoverdrachtstation
(pneumatische zuignapjes)
Plaats het objectglaasje op het celoverdrachtstation
(pneumatische zuignapjes)
Plaats het filter in het potje, bevochtig het filter en test
of vloeistofniveau voldoende is
Plaats het filter in het potje, bevochtig het filter en test of
vloeistofniveau voldoende is
Neem cellen af Neem cellen af
Verwijder afvalvloeistoffen Verwijder afvalvloeistoffen
Breng cellen over van het filter naar het objectglaasje Breng cellen over van het filter naar het objectglaasje
Plaats het objectglaasje in het fixatiefbad Plaats het objectglaasje in het fixatiefbad
Prik filter door en gooi dit weg Prik filter door en gooi dit weg
Plaats dop terug op het potje Plaats dop terug op het potje
Plaats potje terug in de carrousel Plaats potje terug in de carrousel
Plaats potje terug op de oorspronkelijke positie in
het bakje
INLEIDING
1.10
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
Meegeleverde materialen
De volgende artikelen worden bij aflevering van de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader
meegeleverd voor installatie.
(De samenstelling van deze artikelen kan variëren, afhankelijk van uw bestelling.)
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Gebruikershandleiding ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Netsnoer
Systeemaccessoirekit, met daarin:
Afvalfles met slangenset en transportdop
Fixatiefbaden met evaporatiekap (3)
Carrousel (1)
Stofkap voor carrousel (1)
Absorberende pads voor de filterplug (4)
Absorberende pads voor de evaporatiekap (4)
Kleurrekjes (verpakking van 10 stuks)
USB-stick
UPS (uninterruptable power supply; ononderbreekbare stroomvoorziening)
Bakjes met monsterpotjes (8)
Filterafvalbakje en afvalzakje
Afvalbakje en -zakje voor het robotarmgebied
Afvalbakje voor objectglaasjes
Objectglaasjescassettes (6)
HEPA-filters (5)
Koolstoffilter
Optionele artikelen:
Netwerklaserprinter
LIS (Laboratory Information System)-netwerk
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.11
1
INLEIDING
Opslag
Bewaar PreservCyt
-oplossing bij een temperatuur tussen 15 °C en 30 °C. Niet gebruiken na
de uiterste gebruiksdatum die is afgedrukt op de container.
Bewaar PreservCyt-oplossing
met
cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests bij een
temperatuur tussen 15 °C en 30 °C tot maximaal 6 weken.
Bewaar PreservCyt-oplossing
met
cytologische monsters voor CT/NG-tests met de Roche
Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test bij een temperatuur tussen 4 °C en 25 °C tot
maximaal 6 weken.
De opslagvereisten voor alle typen ThinPrep-filters zijn:
Bewaar de filters in hun afgedekte bakjes tot ze nodig zijn voor gebruik.
Bewaar de filters bij omgevingstemperatuur en buiten bereik van direct zonlicht.
Controleer de uiterste gebruiksdatum op het bakjeslabel en werp de filters weg als deze
datum is verstreken.
INLEIDING
1.12
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
TECHNISCHE SPECIFICATIES
Overzicht van de onderdelen
Afbeelding 1-4 Overzicht van de onderdelen
DEEL
B
Objectglaasjescassettes (3)
Bakjes voor monsterpotjes (4)
Potjesdeur 1
Potjesdeur 2
Potjesdeur 3
Potjesdeur 4
ThinPrep-filterbakjes (3)
ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Processor
Gebruikersinterface
Carrousel
Badendeur
Filterafvalbakje
Afvalvloeistoffles
en glaasjesafvalbakje
(achter deur)
Filters voor de
laserdampafzuiger
Hoofddeurtje (inputdeurtje)
Transportarm voor
objectglaasjes
Transportarm voor
filters/potjes
Filterplug
Potjesklem
Evaporatiekap voor fixatiefbad
Aanraakscherm
Badendeur
ThinPrep 5000-processor
Laser-etser voor objectglaasjes
(niet zichtbaar)
Robotbehuizing met AutoLoader-
objectglaasjesgrijper op robotarm
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.13
1
INLEIDING
Afmetingen, vrije ruimtes en gewicht
Afmetingen - ThinPrep
5000-processor met AutoLoader: 145 cm hoog x 137 cm breed x 71 cm diep
Gewicht (ca.) - 300 kg
Afvalfles: 43 cm hoog x 15 cm diameter
Afbeelding 1-5 Afmetingen en vrije ruimtes van de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Afmetingen
Vrije ruimten
57 inch
145 cm
28 inch
71 cm
54 inch
137 cm
48 inch
122 cm
63 inch
160 cm
75 inch
190 cm
INLEIDING
1.14
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
Omgeving
Bedrijfstemperatuur
16–32 °C
60–90 °F
Bedrijfsvochtigheid
20%-80% relatieve vochtigheid, niet condenserend
Temperatuurbereik buiten bedrijf
-28 °C–50 °C
-20 °F–122 °F
Vochtigheidsbereik buiten bedrijf
15%-95% relatieve vochtigheid, niet condenserend
Geluidsniveaus
Lager dan 85 dBA op de normale bedienerspositie
Warmtebelasting
Maximum 529 watt = 1805 BTU/u of 1904 Joule/u
Voeding
Elektrische spanning en frequentie
100–120 V, ~6A, 50/60 Hz
220–240V, ~2A, 50/60 Hz
Zekeringen
Twee 6,3 A/250 V 5x20 mm SLO-BLO
Laser
Type: CW CO
2
infrarood
Golflengte: 10.600 nm
Nominaal vermogen: max. 10 W
Aansluitingen op externe circuits
De externe aansluitingen op de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader zijn PELV
(Protected Extra Low Voltage) zoals gedefinieerd door IEC 61140. De uitgangen van
andere apparaten die op het instrument zijn aangesloten dienen ook PELV of SELV
(Separated Extra Low Voltage) te zijn. Alleen apparaten die beschikken over een
veiligheidsgoedkeuring van een bevoegde instantie mogen op de ThinPrep 5000-processor
met AutoLoader worden aangesloten.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.15
1
INLEIDING
Veiligheid, normen voor EMI en EMC
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader is getest en goedgekeurd door een in de VS landelijk
erkend testlaboratorium (NRTL). Daarbij is vastgesteld dat het apparaat voldoet aan de thans
geldende normen met betrekking tot veiligheid, elektromagnetische interferentie (EMI) en
elektromagnetische compatibiliteit (EMC). Zie voor de veiligheidscertificatiemarkeringen het label
met model- en vermogensgegevens van het instrument die zijn aangebracht op de achterkant van
het apparaat (zie Afbeelding 1-7). Deze apparatuur voldoet aan de speciale veiligheidseisen van
IEC 61010-2-101 voor IVD-apparatuur.
Dit apparaat voldoet aan de eisen met betrekking tot de emissie- en immuniteitsvereisten van
IEC 61326-2-6. Deze apparatuur is getest en voldoet aan de klasse A-emissiegrenzen van CISPR 11.
In een huishoudelijke omgeving kan het apparaat radio-interferentie veroorzaken, in welk geval
u maatregelen moet treffen om deze interferentie te verminderen. De elektromagnetische omgeving
moet voorafgaand aan het gebruik van de apparatuur worden beoordeeld. Gebruik dit instrument
niet in de directe nabijheid van bronnen van krachtige elektromagnetische straling (bijv. niet-
afgeschermde radiofrequentiebronnen), aangezien deze een juiste werking van de apparatuur
kunnen verstoren.
Dit product is een medisch hulpmiddel voor
in-vitro
diagnostiek (IVD).
Als deze apparatuur wordt gebruikt op een wijze die niet door de fabrikant is beschreven, kan dit ten
koste gaan van de bescherming die het instrument biedt.
Veiligheid inzake laserproducten
Dit product bevat een laserapparaat waarmee het identificatienummer van het monster op het
glazen objectglaasje wordt geëtst.
Tijdens bedrijf functioneert deze laserapparatuur als een Klasse 1-laserproduct conform de
Amerikaanse Code for Federal Regulation, titel 21, sub J, deel 1040. Dit Klasse 1-laserproduct
voldoet aan de CEN ELEC-norm EN 60825-1:2007. Tijdens normaal bedrijf zijn de laserbundel en de
weerkaatsingen daarvan volledig ingesloten en bestaat er geen gevaar van lasers voor personen in de
directe omgeving. In dit product bevindt zich echter een Klasse 4-laser en voorzichtigheid is dan ook
geboden wanneer de toegangsdeur of -panelen open staan.
LET OP:
Het gebruik van bedieningen en instellingen of het uitvoeren van procedures die niet
in deze handleiding worden beschreven, kan resulteren in blootstelling aan gevaarlijke straling.
De veiligheidsbehuizing van het laserprintsysteem voor objectglaasjes is vergrendeld en gelabeld om
veilig gebruik te waarborgen. Labels mogen niet worden verwijderd. Vergrendelingen mogen niet
door een bediener worden omzeild. Onderhoud en reparatie van dit systeem mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door opgeleide medewerkers van Hologic.
INLEIDING
1.16
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
INTERNE KWALITEITSBEWAKING
Zelftest tijdens opstarten (POST)
Wanneer de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader wordt ingeschakeld, voert het systeem een
diagnostische zelftest uit. De elektrische en mechanische systemen en de software-/communicatie-
systemen worden getest om vast te stellen of deze goed functioneren. De bediener wordt door een
melding op het aanraakscherm en een hoorbaar signaal (indien ingeschakeld) gewaarschuwd als er
storingen zijn.
GEVAREN THINPREP 5000
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader is bestemd voor gebruik volgens de in deze
handleiding beschreven methoden. Zorg dat u de onderstaande informatie doorneemt en begrijpt,
zodat letsel van bedieners en/of beschadiging van het instrument kan worden voorkomen.
Als deze apparatuur wordt gebruikt op een wijze die niet door de fabrikant is beschreven, kan dit ten
koste gaan van de bescherming die het instrument biedt.
Als zich een ernstig incident voordoet met betrekking tot dit hulpmiddel of onderdelen die met
dit hulpmiddel worden gebruikt, meld dit dan aan Hologic Technische ondersteuning en aan de
bevoegde autoriteit op de locatie van de patiënt en/of de bediener.
Waarschuwingen, aandachtspunten en opmerkingen
In deze handleiding hebben de termen
WAARSCHUWING
,
LET OP
en
Opmerking
een
specifieke betekenis.
Bij een
WAARSCHUWING
wordt gewaarschuwd voor bepaalde handelingen of situaties
die kunnen leiden tot persoonlijk letsel of overlijden.
Bij
LET OP
wordt gewaarschuwd voor bepaalde handelingen of situaties die kunnen leiden tot
schade aan de apparatuur, tot onnauwkeurige gegevens of tot ongeldige procedures, maar persoonlijk
letsel is onwaarschijnlijk.
Een
Opmerking
verschaft nuttige informatie samenhangend met de aanwijzingen die worden gegeven.
DEEL
C
DEEL
D
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.17
1
INLEIDING
Op het instrument gebruikte symbolen
De volgende symbolen kunnen op uw product voorkomen:
Let op, raadpleeg de bijgeleverde documentatie
hologic.com/ifu
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
Niet opnieuw gebruiken
Zekering
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
Voer gescheiden van gemeentelijk afval af.
Neem contact op met Hologic voor afvoer van het instrument.
Medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek
Laserapparaat
(binnen in de laser en niet toegankelijk voor de bediener)
Erkend vertegenwoordiger in de Europese Unie
Fabrikant
Fabricagedatum
Catalogusnummer
INLEIDING
1.18
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
Afbeelding 1-6 Symbolen
Serienummer
Beschermende geleiderterminal
Aan/uit-schakelaar Aan
Aan/uit-schakelaar Uit
Stroomrichting
Vervaardigd in de VS
Informatie is alleen van toepassing in de VS en Canada
Het product voldoet aan de eisen voor CE-markering in
overeenstemming met EU-IVD verordening 2017/746
Let op: Krachtens de federale wetgeving van de Verenigde
Staten mag dit hulpmiddel alleen door of op voorschrift van
een arts worden gekocht of door een andere zorgverlener
die krachtens de wet van de staat waarin de zorgverlener
zijn/haar beroep uitoefent bevoegd is verklaard tot het
gebruik of voorschrijven van het gebruik van het hulpmiddel
en die is opgeleid voor en ervaring heeft met het gebruik van
het product.
De ETL-markering is een bewijs dat het product voldoet aan
de Noord-Amerikaanse veiligheidsnormen. Bevoegde
instanties (AHJ's) en ambtenaren in de VS en Canada
accepteren de ETL-markering als bewijs dat het product
voldoet aan gepubliceerde industrienormen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.19
1
INLEIDING
Locatie van op het instrument aangebrachte labels
Afbeelding 1-7 Achterkant van de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Afbeelding 1-8 Rechterkant van de processor en afvalfles
Serie-
nummer
en fabrica-
gedatum van de
processor
Model-/waarderings-
label met AutoLoader-
onderdeelnummer
Serienu-
mmer en
fabricage-
datum
van de AutoLoader
Model-/waarderings-/
certificeringslabel
met processoron-
derdeelnummer
Let op: (VS)
Klasse 4
zichtbare en
onzichtbare
laserstraling
indien geopend.
Vermijd
blootstelling
van ogen of
huid aan directe
of verspreide
straling.
Aan
Uit
Raadpleeg de documentatie
(Afvalfles vol)
INLEIDING
1.20
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
Waarschuwingen in deze handleiding:
WAARSCHUWING
Installatie uitsluitend door servicepersoneel
Dit systeem dient uitsluitend door speciaal opgeleide medewerkers van Hologic te worden
geïnstalleerd.
WAARSCHUWING
Bewegende delen
De processor bevat bewegende delen. Houd handen, haren, loshangende kleding, sieraden, enz. uit
de buurt. Bedien het apparaat niet met geopende deurtjes.
WAARSCHUWING
Geaard stopcontact
Om een veilige werking te waarborgen, moet een drieaderig, geaard stopcontact worden gebruikt.
Ontkoppel het apparaat van het stroomnet door de stekker uit het stopcontact te nemen.
WAARSCHUWING
Toxische mengsels
Gevaar. PreservCyt
-oplossing bevat methanol. Giftig bij opname door de mond. Giftig bij inademing.
Veroorzaakt schade aan organen. De toxiciteit kan niet worden opgeheven. Uit de buurt houden van
hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken.
Gevaar. De CytoLyt
-oplossing bevat methanol. Schadelijk bij opname door de mond. Schadelijk bij
inademing. Veroorzaakt schade aan organen. De toxiciteit kan niet worden opgeheven. Uit de buurt
houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant voor het hanteren van reagens en het reinigen van
gemorste vloeistof. Raadpleeg het veiligheidsinformatieblad van de fabrikant voor verdere
informatie. Draag beschermende laboratoriumkleding.
WAARSCHUWING
Brandbare vloeistof en damp.
Brandbare vloeistoffen. Uit de buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken.
WAARSCHUWING
Glas
In het instrument worden objectglaasjes gebruikt. Deze hebben scherpe randen. Bovendien kunnen
de objectglaasjes in de verpakking of in het instrument gebroken zijn. Wees voorzichtig bij het
hanteren van glazen objectglaasjes en het reinigen van het instrument.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1.21
1
INLEIDING
WAARSCHUWING
Zekeringen van het instrument
Vervang zekeringen uitsluitend door exemplaren van het gespecificeerde type en de gespecificeerde
stroomsterktewaarde om continue bescherming tegen brand te waarborgen. Raadpleeg het hoofdstuk
Onderhoud voor aanwijzingen over het vervangen van voor de bediener toegankelijke zekeringen.
Raadpleeg Bestelinformatie voor zekeringsspecificaties en bestelwijze.
WAARSCHUWING
Laserapparaat
Dit product bevat een Klasse 4-laserproduct. Bedien het instrument nooit terwijl de deurtjes open
staan of als er panelen verwijderd zijn.
WAARSCHUWING
Verwerk met een ThinPrep 5000-processor met AutoLoader geen cerebrospinaal vocht (CSV) of
ander monstertype dat is afgenomen bij mensen met een TSE, zoals de ziekte van Creutzfeldt-Jakob,
en waarbij verdenking bestaat van prioneninfectie (PrPsc). Een met TSE besmette processor kan
niet effectief worden ontsmet en moet daarom op de voorgeschreven wijze worden afgevoerd om
schadelijke gevolgen voor bedieners en/of servicemedewerkers te voorkomen.
AFVOER
Afvoer van verbruiksartikelen
LET OP:
Alle verbruiksartikelen zijn bedoeld voor eenmalig gebruik en mogen niet worden
hergebruikt.
PreservCyt
-oplossing.
Neem de plaatselijke, regionale, provinciale en/of landelijke
voorschriften in acht. Voer alle oplosmiddelen af als gevaarlijk afval.
CytoLyt
-oplossing.
Voer af als biologisch gevaarlijk afval.
Fixatiefreagens.
Neem de plaatselijke, regionale en landelijke voorschriften in acht.
Voer alle oplosmiddelen af als gevaarlijk afval.
Gebruikte ThinPrep-filters.
Voer af als normaal afval.
Inhoud van afvalfles.
Voer alle oplosmiddelen af als gevaarlijk afval. Neem de plaatselijke,
regionale en landelijke voorschriften in acht. Zoals voor alle laboratoriumprocedures geldt,
moeten de algemeen geldende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Gebruikt koolstoffilter
(van de dampafzuiger). Voer af als normaal afval.
Gebruikt HEPA-filter
(van de dampafzuiger). Neem de plaatselijke, regionale en landelijke
voorschriften in acht.
DEEL
E
INLEIDING
1.22
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
1
Absorberende pads
voor evaporatiekap van fixatiefbad en filterarm. Voer af als normaal
afval. (Als ze drijfnat zijn, afvoeren als gevaarlijk afval.)
Gebroken glas.
Voer af in een afvalcontainer voor scherpe voorwerpen.
Afvoer van het instrument
Voer gescheiden van gemeentelijk afval af.
Neem contact op met Hologic Technische ondersteuning.
Hologic draagt zorg voor het ophalen en op de juiste wijze recyclen van de elektrische apparatuur
die we aan onze klanten leveren. Hologic streeft ernaar Hologic-toestellen, hulpapparatuur en
onderdelen zo mogelijk te hergebruiken. Wanneer hergebruik niet haalbaar is, zorgt Hologic ervoor
dat het afvalmateriaal op gepaste wijze wordt afgevoerd.
Hologic, Inc. Hologic BV
250 Campus Drive Da Vincilaan 5
Marlborough, MA 01752 VS 1930 Zaventem
Tel: 1-800-442-9892 België
1-508-263-2900
Fax: 1-508-229-2795
Web: www.hologic.com
Veiligheidsinformatieblad
CytoLyt
-oplossing; PreservCyt
-oplossing:
Het veiligheidsinformatieblad (SDS) voor deze oplossingen kan worden aangevraagd bij Hologic
Technische ondersteuning of online worden geraadpleegd op www.hologicsds.com.
Voor andere reagentia kunt u het SDS van de fabrikant raadplegen.
2. Installatie
2. Installatie
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met Autoloader
2.1
2
INSTALLATIE
Hoofdstuk twee
Installatie
WAARSCHUWING:
Installatie uitsluitend door servicepersoneel
ALGEMEEN
De ThinPrep
5000-processor met AutoLoader moet worden geïnstalleerd door personeel dat de
Hologic-servicetraining voor het instrument heeft voltooid. Na voltooiing van de installatie wordt
(worden) de bediener(s) getraind met de gebruikershandleiding als trainingsmateriaal.
HANDELINGEN BIJ AFLEVERING
Haal het blad
Bedieningsinstructies voorafgaand aan installatie
van de verpakking en lees dit door.
Controleer de verpakkingen op beschadigingen. Meld eventuele schade zo spoedig mogelijk aan
de vervoerder en/of Hologic Technische ondersteuning. (Zie Service-informatie, Hoofdstuk 12.)
Laat het instrument in de verpakking totdat het door servicepersoneel van Hologic wordt
geïnstalleerd.
Bewaar het instrument in afwachting van installatie in een geschikte omgeving (koel, droog,
trillingsvrij).
VOORBEREIDINGEN VÓÓR DE INSTALLATIE
Beoordeling werklocatie voorafgaand aan installatie
De werklocatie wordt door medewerkers van Hologic Service beoordeeld voordat het apparaat
wordt geïnstalleerd. Zorg dat alle facilitaire benodigdheden zijn voorbereid conform de
aanwijzingen van de servicemonteurs.
DEEL
A
DEEL
B
DEEL
C
INSTALLATIE
2.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
2
Locatie
Plaats de ThinPrep 5000-processor in de buurt van (binnen 3 meter) een drieaderig geaard
stopcontact dat vrij is van spanningsfluctuatie en vermogenspieken. De processor wordt aangesloten
op een UPS (Uninterruptable Power Supply, ononderbreekbare stroomvoorziening), die op zijn beurt
wordt aangesloten op het stopcontact. Zie Afbeelding 1-5 om er zeker van te zijn dat er voldoende
vrije ruimte is rondom de processor. Als de processor wordt geconfigureerd met een optionele
printer en/of router, kan deze worden aangesloten op de UPS. (Zie Afbeelding 2-2.) Om alle
aansluitingen te vergemakkelijken, moeten de onderdelen van de ThinPrep
5000-processor dicht
bij elkaar staan.
Wanneer de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader in bedrijf is, is het apparaat gevoelig voor
trillingen. Het apparaat moet op een stevige, vlakke ondergrond worden geplaatst, met voldoende
draagvermogen voor het gewicht van 300 kg. Het moet op veilige afstand van trillende apparatuur
worden geplaatst.
Afbeelding 2-1 Een standaard ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
LET OP:
Leg alle verbindingen zorgvuldig aan zonder knikken in de kabels. Om struikelen over
kabels en lostrekken van aansluitingen te voorkomen, moeten de kabels uit de buurt worden gelegd
van plaatsen waar veel gelopen wordt.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met Autoloader
2.3
2
INSTALLATIE
Netwerkverbindingen
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan worden aangesloten op een externe netwerkrouter
(geleverd door Hologic). Optioneel kan een door Hologic geleverd NAS-apparaat (Network Attached
Storage), een klant-LIS (Laboratory Information System) of een door Hologic geleverde netwerkprinter
op de router worden aangesloten. Zie Afbeelding 2-2 voor een voorbeeld van een netwerkconfiguratie.
Elke site moet een veilige firewall hebben en een sterke netwerkbeveiliging voor apparaten die op de
NAS zijn aangesloten.
Afbeelding 2-2 Aansluitschema lokaal netwerk (voorbeeld)
Het NAS-apparaat wordt door Hologic geleverd voor het opslaan van bestanden van de
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader. Dit NAS-apparaat wordt toegevoegd aan de kant van
het Hologic-netwerk van de router.
De LIS-interface van het instrument is compatibel met verschillende LIS-systemen. Hologic kan
advies verstrekken over de bevestigingsmogelijkheden en -beperkingen voor het opzetten van
de LIS-verbinding. Hologic valideert de integriteit van de LIS-interface van het instrument.
De eindgebruiker is verantwoordelijk voor alle wijzigingen in hun LIS-systeem, aangezien Hologic
het LIS-systeem van de gebruiker niet vertegenwoordigt of garandeert.
LIS-systeem
van de klant
Netwerk van
de klant
Opmerking:
Niet op schaal. Een
NAS-apparaat is een kubus
van ongeveer 15 cm.
Lokaal
netwerk
(LAN)
NAS
Gegevensbestand
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Router
Opmerking:
De onderdelen kunnen er anders
uitzien dan hier is afgebeeld.
INSTALLATIE
2.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
2
Aansluitpoorten op het instrument
Afbeelding 2-3 Locaties van de aansluitpoorten
OPSLAG EN HANTERING NA DE INSTALLATIE
De ThinPrep
5000-processor met AutoLoader kan worden opgeslagen waar hij is geïnstalleerd.
Zorg dat het instrument wordt gereinigd en dat onderhoud wordt uitgevoerd zoals wordt
beschreven in het hoofdstuk Onderhoud in deze handleiding.
Neem contact op met Hologic Technische ondersteuning wanneer de ThinPrep 5000-processor
met AutoLoader moet worden verplaatst of naar een andere locatie moet worden vervoerd.
(Zie Service-informatie, Hoofdstuk 12.)
Rechterkant van het instrument
Achterkant van het instrument
Netwerkpoort op het apparaat
(gereserveerd voor gebruik door
onderhoudstechnici van Hologic)
USB-poorten (voor het opslaan
van rapporten op USB-stick)
Externe netwerkpoort
(voor aansluiting op de router als het
optionele netwerk wordt gebruikt)
USB-poort
Netvoedingsmodule
DEEL
D
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met Autoloader
2.5
2
INSTALLATIE
DE THINPREP 5000-PROCESSOR MET AUTOLOADER INSCHAKELEN
LET OP:
Zet de processor niet aan terwijl een USB-stick zich in een van de USB-poorten bevindt.
Zie Afbeelding 2-3 voor de locaties van de USB-poorten.
Alle deurtjes moeten zijn gesloten voordat u de processor aanzet.
Zet de tuimelschakelaar rechts onder de processor in de AAN-stand. Zie Afbeelding 2-4.
Opmerking:
Aan de achterzijde van de AutoLoader zit een aan/uit-schakelaar - laat deze altijd
op AAN staan en schakel het gehele systeem in of uit via de schakelaar op het
processordeel van het instrument.
Afbeelding 2-4 Aan/uit-schakelaar
DEEL
E
Aan/uit-schakelaar
INSTALLATIE
2.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
2
De gebruikersinterface geeft het logo van de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader weer
terwijl het systeem opstart en het hoofdscherm wordt weergegeven als de processor klaar is voor
gebruik. U hoort dat de pomp/compressor worden geactiveerd. De mechanismen bewegen en
komen vervolgens in een toegankelijke positie. De deurtjes worden ontgrendeld.
Opmerking:
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader behoort ingeschakeld te blijven.
Voor informatie over afsluiten of langdurig buiten werking stellen, gaat u naar pagina 2.7.
Afbeelding 2-5 Opstartschermen
GEBRUIKERSVOORKEUREN INSTELLEN
De volgende voorkeuren kunnen via het aanraakscherm worden ingesteld. Deze instellingen kunnen
op ieder gewenst moment opnieuw worden ingesteld en blijven ook bestaan als het instrument
wordt uit- en ingeschakeld.
tijd en datum instellen - pagina 6.23.
naam lab instellen - pagina 6.25
naam instrument instellen - pagina 6.26
taal instellen - pagina 6.30
hoorbare toon instellen - pagina 6.27
printer - pagina 6.32
Opstartscherm Hoofdscherm
DEEL
F
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met Autoloader
2.7
2
INSTALLATIE
DE THINPREP™ 5000-PROCESSOR MET AUTOLOADER UITSCHAKELEN
Normaal afsluiten
LET OP:
Schakel de stroomtoevoer naar het instrument nooit uit zonder eerst het programma via
de gebruikersinterface te beëindigen.
Wanneer het apparaat moet worden uitgeschakeld, moet het systeem eerst in ruststand staan.
Als er een batchverwerking wordt uitgevoerd, laat u deze eerst afronden of stopt u de verwerking.
Om af te sluiten raakt u de knop
Opties beheerder
op de gebruikersinterface aan en drukt u op de
knop
Afsluiten
.
Afbeelding 2-6 De knop Afsluiten
Afbeelding 2-7 Bevestiging Afsluiten
Op het aanraakscherm wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Druk op de knop
Ja
om
verder te gaan met het afsluiten van het systeem. Wacht tot het programma is uitgeschakeld (en het
aanraakscherm leeg is). Zet daarna de aan/uit-schakelaar aan de rechterkant van het instrument
op UIT.
Druk op de knop
Nee
om het afsluiten te annuleren en terug te keren naar het scherm Opties
beheerder.
DEEL
G
INSTALLATIE
2.8
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
2
Langdurig buiten werking stellen
Als het instrument gedurende langere tijd afgesloten of buiten werking moet worden gesteld, maak
dan de afvalfles leeg (hoofdstuk Onderhoud), verwijder alle artikelen die zich nog in het apparaat
bevinden en sluit alle deurtjes. Volg de instructies voor Normaal afsluiten. Sluit het apparaat geheel
van de netvoeding af door het netsnoer uit de ononderbreekbare stroomvoorziening (UPS) en dat
van de UPS uit het stopcontact te trekken.
WAARSCHUWING:
Neem de stekker van de UPS nooit uit het stopcontact als het instrument
op batterijvoeding werkt. Het instrument moet geaard blijven via de UPS.
3. PreservCyt- en CytoLyt-
oplossingen
3. PreservCyt- en CytoLyt-
oplossingen
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
3.1
3
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
Hoofdstuk drie
PreservCyt- en CytoLyt-oplossingen
PRESERVCYT-OPLOSSING
In de hierna volgende delen worden de functie en de specificaties van het cytologisch conserverings-
middel PreservCyt
-oplossing beschreven.
PreservCyt-oplossing is een gebufferde oplossing op methanolbasis met als toepassingsdoel cellen
tijdens transport en bij preparatie van objectglaasjes op de ThinPrep
5000-processor met
AutoLoader te conserveren.
Het glaasjespreparatieproces met de ThinPrep-processor is gevalideerd met gebruik van PreservCyt-
oplossing voor het transporteren en bewaren van monsters voorafgaand aan verwerking. De
PreservCyt-oplossing is geoptimaliseerd voor de verwerkingsstappen met het ThinPrep-systeem voor
het prepareren van objectglaasjes. Alternatieve afnamemedia zijn niet door Hologic gevalideerd.
Verpakking
Zie de
Bestelinformatie
in deze handleiding voor de onderdeelnummers en gedetailleerde gegevens
over het bestellen van oplossingen en benodigdheden voor het ThinPrep 5000-systeem.
Elke ThinPrep Pap Test bevat potjes (20 ml) met PreservCyt-oplossing.
Samenstelling
PreservCyt-oplossing is een gebufferde oplossing die methanol bevat. De oplossing bevat geen
reactieve bestanddelen. De oplossing bevat ook geen werkzame bestanddelen.
WAARSCHUWING:
Gevaar. PreservCyt-oplossing bevat methanol. Giftig bij opname door
de mond. Giftig bij inademing. Veroorzaakt schade aan organen. De toxiciteit kan niet worden
opgeheven. Uit de buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken.
DEEL
A
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
3.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
3
Opslagcondities
Bewaar PreservCyt-oplossing bij een temperatuur tussen 15 °C en 30 °C. Niet gebruiken na
de uiterste gebruiksdatum die is afgedrukt op de container.
Bewaar PreservCyt-oplossing
met
cytologische monsters voor ThinPrep Pap Tests bij een
temperatuur tussen 15 °C en 30 °C tot maximaal 6 weken.
Bewaar PreservCyt-oplossing
met
cytologische monsters voor CT/NG-tests met de Roche
Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test bij een temperatuur tussen 4 °C en 25 °C tot
maximaal 6 weken.
Opmerking:
Raadpleeg 'OPTIONELE INSTRUCTIES VOOR AANVULLENDE TESTS' op
pagina 7.35 voor instructies omtrent het verwijderen van een aliquot voor
aanvullende tests voordat de ThinPrep Pap Test wordt uitgevoerd.
De opslagcondities van voorraden PreservCyt
-oplossing zijn afhankelijk van plaatselijke
voorschriften inzake de omvang en facilitaire samenstelling van uw instelling. Raadpleeg de
handleiding Opslag van oplossingen aan het eind van dit hoofdstuk.
Vervoer
Zorg dat een potje PreservCyt-oplossing waarin zich cellen bevinden, tijdens het vervoer stevig is
afgesloten. Breng de markering op de dop op één lijn met de markering op het potje, zoals afgebeeld
in Afbeelding 3-1, om lekkage te voorkomen.
Als de dop van het potje geen markeringsstreepje
heeft, controleer dan of de dop goed is aangedraaid.
Afbeelding 3-1 Op één lijn brengen van de markering op de dop en het potje
De vervoerscategorie voor de PreservCyt-oplossing is:
'ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie (methanol)' (alleen in de VS)
'ontvlambare vloeistoffen, giftig, zonder nadere specificatie (methanol)' (buiten de VS)
De vervoerscategorie voor de PreservCyt-oplossing met cellen is 'diagnostisch monster'.
Raadpleeg de handleiding Vereisten en aanbevelingen voor vervoer aan het einde van dit hoofdstuk.
WARNING: See Package Insert Before
SPecimen Collection.
NAME:
ID#:
De lijnen op de dop en op
het potje moeten in elkaars
verlengde liggen of elkaar
enigszins overlappen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
3.3
3
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
Stabiliteit
Gebruik de PreservCyt-oplossing niet na de uiterste gebruiksdatum op het label op het potje. Als er
meerdere objectglaasjes worden gemaakt van een monster in eenzelfde potje, maak de glaasjes dan
voordat de op dit potje vermelde uiterste gebruiksdatum is verstreken. Potjes waarvan de uiterste
gebruiksdatum is verstreken, moeten worden afgevoerd volgens de betreffende procedures van het
laboratorium. Zie ook Opslagcondities voor informatie over de beperkingen voor houdbaarheid
van cellen.
Behandeling/afvoer
Behandel alle materialen die chemicaliën bevatten zorgvuldig en overeenkomstig de veilig-
heidsnormen voor laboratoria. Wanneer de samenstelling van reagentia hiertoe aanleiding geeft, zijn
extra veiligheidsmaatregelen op de reagenscontainers of in de gebruiksaanwijzingen afgedrukt.
Voer PreservCyt
-oplossing af overeenkomstig de richtlijnen voor afvoer van gevaarlijk afval.
PreservCyt-oplossing bevat methanol.
De PreservCyt-oplossing is getest met diverse micro-organismen en virussen. De volgende tabel
toont de aanvangsconcentraties van levensvatbare organismen en de logaritmische afname van
levensvatbare organismen na 15 minuten in de PreservCyt-oplossing. Zoals voor alle laboratorium-
procedures geldt, moeten de algemeen geldende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Organisme Aanvangsconcentratie Logaritmische afname
na 15 minuten
Candida albicans 5,5 x 105CFU/ml ≥ 4,7
Candida auris 2,6 x 105CFU/ml ≥ 5,4
Aspergillus niger 4,8 x 105CFU/ml 2,7*
Escherichia coli 2,8 x 105CFU/ml ≥ 4,4
Staphylococcus aureus 2,3 x 105CFU/ml ≥ 4,4
Pseudomonas aeruginosa 2,5 x 105CFU/ml ≥ 4,4
Mycobacterium tuberculosis9,4 x 105CFU/ml 4,9**
Konijnenpokkenvirus 6,0 x 106PFU/ml 5,5***
HIV-1 3,2 x 107TCID50/ml ≥ 7,0***
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
3.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
3
Veiligheidsinformatieblad
Het veiligheidsinformatieblad (SDS) voor de PreservCyt-oplossing zit in de productverpakking.
U kunt het ook vinden op www.hologicsds.com.
Hepatitis B-virus2,2 x 106TCID50/ml ≥ 4,25
SARS-CoV-2-virus 1,8 x 106TCID50/ml ≥ 3,75
* Logaritmische afname van 4,7 na 1 uur
** Logaritmische afname van 5,7 na 1 uur
*** Gegevens voor 5 minuten
Organismen werden getest met vergelijkbare organismen van hetzelfde genus teneinde
antimicrobiële effectiviteit te beoordelen
Opmerking:
Alle waarden voor logaritmische afname met de aanduiding ≥
leverden een ondetecteerbare microbiële aanwezigheid op na
blootstelling aan de PreservCyt-oplossing. De hier vermelde
waarden vertegenwoordigen de minimaal toelaatbare claim
gezien de aanvangsconcentratie en de detectielimiet van de
kwantitatieve methode.
Organisme Aanvangsconcentratie Logaritmische afname
na 15 minuten
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
3.5
3
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
CYTOLYT™ -OPLOSSING
De CytoLyt-oplossing is een gebufferde conserveringsoplossing op methanolbasis die is bestemd voor
het lyseren van rode bloedcellen, het voorkomen van eiwitprecipitatie, het oplossen van slijm en het
preserveren van de morfologische kenmerken van algemene cytologische monsters. Het is bedoeld als
transportmedium en voor gebruik bij de preparatie van monsters voorafgaand aan de verwerking.
Het is niet bedoeld voor het volledig inactiveren van micro-organismen. Hoofdstuk 5, Prepareren van
niet-gynaecologische monsters, beschrijft het gebruik van CytoLyt-oplossing in detail.
Verpakking
Zie het onderdeel
Bestelinformatie
van deze handleiding voor de onderdeelnummers en
gedetailleerde gegevens over het bestellen van oplossingen en benodigdheden voor de
ThinPrep
5000-processor met AutoLoader.
Samenstelling
CytoLyt-oplossing bevat methanol en buffer.
WAARSCHUWING:
Gevaar. De CytoLyt-oplossing bevat methanol. Schadelijk bij opname
door de mond. Schadelijk bij inademing. Veroorzaakt schade aan organen. De toxiciteit kan niet
worden opgeheven. Uit de buurt houden van hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken.
Opslagcondities
Bewaar de containers zonder celmateriaal bij 15 °C–30 °C.
Cellen in een CytoLyt-oplossing blijven 8 dagen bewaard bij kamertemperatuur; de beste
resultaten worden echter verkregen als monsters onmiddellijk naar het laboratorium worden
vervoerd voor verwerking. Deze bewaartermijn van 8 dagen geldt voor monsters met een
verhouding van CytoLyt-oplossing tot monstermateriaal van minimaal één op drie.
De voorschriften voor bewaring van hoeveelheden CytoLyt-oplossing zijn afhankelijk van
plaatselijke voorschriften met betrekking tot de omvang en configuratie van uw faciliteit.
Raadpleeg de handleiding Opslag van oplossingen aan het eind van dit hoofdstuk.
Vervoer
Zorg ervoor dat de buisjes en monsterpotjes met CytoLyt-oplossing steeds stevig zijn afgesloten.
Breng de markering op de dop op één lijn met de markering op het potje om lekkage te voorkomen.
Stabiliteit
Gebruik de CytoLyt-oplossing niet na de uiterste gebruiksdatum op het containerlabel.
Zie Opslagcondities voor informatie over de beperkingen voor houdbaarheid van cellen.
DEEL
B
PRESERVCYT™- EN CYTOLYT™-OPLOSSINGEN
3.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
3
Behandeling/afvoer
Behandel alle materialen die chemicaliën bevatten zorgvuldig en overeenkomstig de
veiligheidsnormen voor laboratoria.
Veiligheidsinformatieblad
Het veiligheidsinformatieblad voor de CytoLyt-oplossing zit in de productverpakking. U kunt het
ook vinden op www.hologicsds.com.
Opslaghandleiding(2) voor ThinPrep® oplossingen(1)
AW-13654-1501 Rev. 001
De National Fire Protection Association (NFPA) is (in de VS) de deskundige gezagsinstantie die voor plaatselijke brandweerkorpsen
en instanties is belast met handhaving van brandveiligheidsvoorschriften. De NFPA fungeert als vraagbaak met betrekking tot
brandveiligheidsnormen en -voorschriften. De reglementen van de Association komen tot stand door een normontwikkelingsproces
op basis van consensus, dat de goedkeuring geniet van het American National Standards Institute. De NFPA-normen gelden als
richtlijn voor de meeste instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van brandbeveiligingsvoorschriften. Omdat de
NFPA-normen als richtlijnen worden beschouwd, is het mogelijk dat uw plaatselijke/regionale vergunningverlenende instantie
daarvan in haar uiteindelijke afwegingen afwijkt. Het onderstaande samenvattingsschema is gebaseerd op richtlijnen voor
opslagvoorzieningen met standaard sprinklersystemen als brandbeveiliging. (3)
De NFPA-specificaties voor ThinPrep-producten worden vermeld in een tabel onder dit schema.
Pas dit schema toe bij het bepalen van uw maximumbegrenzingen voor de opslag van brandbare en licht-ontvlambare vloeistoffen.
Maximale hoeveelheden brandbare en licht-ontvlambare vloeistoffen in laboratoriumruimten buiten inpandige opslagruimten voor vloeistoffen(4)
Brandge-
vaarklasse
labruimte
Klasse
brandbare
en licht-
ontvlambare
vloeistoffen
NFPA-
code
Hoeveelheden in gebruik Hoeveelheden in gebruik en opslag
Max. per 100 ft2 (9,2 m2)
labruimte(5)
Max. hoeveelheid
per labruimte
Max. per 100 ft2 (9,2 m2)
labruimte(5)
Max. hoeveelheid
per labruimte
Gallon Liter Flacons(8) Gallon Liter Flacons(8) Gallon Liter Flacons(8) Gallon Liter Flacons(8)
A
(hoog)
I 45-2015 10 38 1900 480 1820 91.000 20 76 3800 480 1820 91.000
I, II, IIIA 45-2015 20 76 3800 800 3028 151.400 40 150 7500 1600 6060 303.000
B(6)
(middelmatig)
I 45-2015 5 19 950 300 1136 56.800 10 38 1900 480 1820 91.000
I, II, IIIA 45-2015 10 38 1900 400 1515 75.750 20 76 3800 800 3028 151.400
C(7)
(laag)
I 45-2015 2 7,5 375 150 570 28.500 4 15 750 300 1136 56.800
I, II, IIIA 45-2015 4 15 750 200 757 37.850 8 30 1500 400 1515 75.750
D(7)
(minimaal)
I 45-2015 1 4 200 75 284 14.200 2 7,5 375 150 570 28.500
I, II, IIIA 45-2015 1 4 200 75 284 14.200 2 7,5 375 150 570 28.500
Maximale hoeveelheden PreservCyt-oplossing (klasse IC) die per brandcompartiment(9) buiten speciaal beveiligde brandbare-stoffenkasten kunnen worden bewaard
Locatie NFPA-code Gallon Liter Flacons(8)
Opslagloods voor algemeen stukgoed(10)(12)(13) 30-2015 120 460 23.000
Opslagloods voor vloeistoffen(3,11) 30-2015 Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt
Praktijkruimte, inclusief onderzoekkamers 30-2015 10 38 1900
Toelaatbare hoeveelheden PreservCyt-oplossing voor opslag in opslagruimten voor vloeistoffen
Locatie NFPA-code Gallon Liter Flacons(8)
Maximaal toelaatbare opslaghoeveelheid per ft2 (0,09 m2) in inpandige opslagruimten met een
vloeroppervlak kleiner dan 150 ft2 (13,94 m2). 30-2015 5 19 950
Maximaal toelaatbare opslaghoeveelheid per ft2 (0,09 m2) in inpandige opslagruimten met
een vloeroppervlak groter dan 150 ft2 (13,9 m2) en kleiner dan 500 ft2 (46,4 m2). 30-2015 10 38 1900
(1)
Klasse-indeling van de oplossingen: PreservCyt: klasse IC; CytoLyt: klasse II; CellFyx: klasse IB.
(2) Dit overzicht is een door Hologic samengestelde samenvatting van de diverse voorschriften. Raadpleeg voor een volledig overzicht van de voorschriften de
documenten NFPA 30 en NFPA 45.
(3) Een opslagloods voor vloeistoffen moet zijn uitgerust met een sprinklersysteem dat overeenkomt met het als geschikt beschreven systeem in NFPA 30.
(4) Met ‘inpandige opslagruimten voor vloeistoffenwordt hier bedoeld opslagruimten die geheel binnen een gebouw besloten liggen en waarin geen van de wanden deel
uitmaakt van de buitenwanden van het pand.
(5) Een laboratoriumruimte is een ruimte omsloten door brandschermen overeenkomstig de NFPA 30 Flammable and Combustible Liquids Code.
(6) Verminder hoeveelheden met 50% voor laboratoriumruimten van klasse B die zich boven de 2e verdieping bevinden.
(7) Verminder hoeveelheden met 25% voor laboratoriumruimten van klasse C en D die zich op de 3e-5e verdieping van een gebouw bevinden en verminder hoeveelheden
met 50% voor laboratoriumruimten van klasse C en D die zich boven de 5e verdieping bevinden.
Opslaghandleiding(2) voor ThinPrep® oplossingen(1)
AW-13654-1501 Rev. 001
(8)
PreservCyt-flacons van 20 ml.
(9) Met ‘brandcompartimentwordt hier bedoeld een deel van een gebouw dat middels een brandwerende constructie met minstens 1 uur brandvertraging is afgescheiden
van de rest van het gebouw en waarvan alle toe- en uitgangsopeningen op de juiste wijze zijn beveiligd door een constructie met minstens 1 uur brandvertraging
overeenkomstig de NFPA 30 Flammable and Combustible Liquids Code.
(10) De toelaatbare hoeveelheden in een opslagloods kunnen worden vergroot door het aanleggen van een sprinklersysteem van een hogere kwaliteitsklasse dan de
standaardsystemen.
(11) Met ‘opslagloods voor vloeistoffenwordt hier bedoeld een afzonderlijk gebouw met of zonder direct belendende panden, dat wordt gebruikt voor handelingen en
bewerkingen samenhangend met opslag van vloeistoffen.
(12) Hoeveelheden mogen met 100% worden vergroot wanneer ze zijn opgeslagen in goedgekeurde opslagkasten voor ontvlambare vloeistoffen.
(13) Hoeveelheden mogen met 100% worden vergroot in gebouwen die volledig zijn uitgerust met een automatisch sprinklersysteem dat is geïnstalleerd in
overeenstemming met NFPA13, Standard for the Installation of Sprinkler Systems (Norm voor de installatie van sprinklersystemen).
Deze tabel vermeldt de NFPA-specificaties voor alle ThinPrep-producten.
ThinPrep-product
Gevaar voor de
gezondheid Ontvlambaarheidsgevaar Instabiliteitsgevaar Specifiek gevaar
ThinPrep PreservCyt-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep CytoLyt-oplossing
2
2
0
n.v.t.
ThinPrep CellFyx-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep-spoeloplossing
0
0
0
n.v.t.
ThinPrep-blauwoplossing
0
0
0
n.v.t.
ThinPrep-spoeloplossing II
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep-blauwoplossing II
0
0
0
n.v.t.
ThinPrep Stain EA-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep Stain oranje-G-oplossing
2
3
0
n.v.t.
ThinPrep-kernkleuringsstof
2
0
0
n.v.t.
Pagina 1 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
Transportvereisten voor ThinPrep®-oplossingen
Bereik:
Deze vereisen betreffen het vervoer van:
Biologische monsters (patiëntmonsters) in ThinPrep®-oplossingen
Biologische monsters in andere dan ThinPrep®-oplossingen
Biologische monsters niet in oplossingen
ThinPrep® PreservCyt-oplossing zonder biologische monsters
ThinPrep® CytoLyt-oplossing zonder biologische monsters
Opmerking: Verzenders van gevaarlijke stoffen of gevaarlijke goederen moeten worden getraind volgens
de verschillende voorschriften inzake gevaarlijke stoffen/gevaarlijke goederen.
A. Transportvereisten voor het vervoer van patiëntmonsters uitsluitend in ThinPrep PreservCyt-
oplossing – Omgevingstemperatuur:
1. Patiëntmonsters/biologische stoffen (pathogenen) in ThinPrep PreservCyt-oplossing worden
door de oplossing geneutraliseerd of geïnactiveerd en vormen daardoor geen gevaar voor de
gezondheid meer. (Raadpleeg voor meer informatie hierover de gebruikershandleiding van
de ThinPrep 2000 of ThinPrep 5000.)
2. Voor materialen die zijn geneutraliseerd of geïnactiveerd gelden de vereisten van
Categorie B klasse 6, Divisie 6.2 niet.
3. Oplossingen die geneutraliseerde of geïnactiveerde pathogenen bevatten en voldoen aan de
criteria van een of meer andere gevarenrisico's, moeten worden vervoerd volgens de
transportvereisten voor dat gevarenrisico / die gevarenrisico's.
4. ThinPrep PreservCyt-oplossing geldt als een ontvlambare vloeistof bij binnenlands of
internationaal vervoer. Volg daarom de instructies in paragraaf C hieronder: Vervoer van
alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing (zoals van een laboratorium naar een arts).
B. Biologische monsters vervoeren in oplossingen (anders dan ThinPrep PreservCyt-oplossing)
of zonder oplossingen
Definities:
Biologische stof, categorie B: materialen die infectieuze stoffen bevatten of waarvan
wordt vermoed dat ze infectieuze stoffen bevatten, en die niet aan de criteria van
categorie A voldoen. De IATA-voorschriften voor gevaarlijke goederen zijn herzien met
ingang van 1 januari 2015. Opmerking: de term 'diagnostisch monster' is vervangen door
'biologische stof, categorie B'.
Monsters hiervan uitgezonderd: monsters met minimale waarschijnlijkheid dat er
pathogenen in aanwezig zijn (gefixeerd weefsel, enz.)
Transportvereisten categorie B of uitgezonderd2 – Omgevingstemperatuur:
1. Verpakking moet uit drie onderdelen bestaan:
a. een primaire recipiënt, lekdicht
b. secundaire verpakking, lekdicht
c. een harde buitenverpakking
Opmerkingen:
1. Wanneer biologische monsters worden vervoerd in een hoeveelheid oplossing van 30 ml
of minder, en verpakt zijn volgens deze richtlijnen, hoeft aan geen verdere eisen van de
voorschriften voor gevaarlijke materialen (gevaarlijke goederen) te worden voldaan.
Training wordt desalniettemin aanbevolen.1
Pagina 2 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
2. De primaire recipiënt mag niet meer dan 1 liter vloeibare stof bevatten (500 ml als FedEx wordt
gebruikt).
3. Indien meerdere breekbare primaire recipiënten in één secundaire verpakking worden geplaatst,
moeten ze afzonderlijk verpakt worden of gescheiden worden, om onderling contact te
verhinderen.
* Deze instructies vormen de interpretatie van Hologic van de diverse voorschriften vanaf de
ingangsdatum. Hologic is echter niet verantwoordelijk voor eventuele schendingen van de daadwerkelijke
voorschriften.
4. Tussen de primaire recipiënt en de secundaire verpakking moet absorberend materiaal worden
geplaatst. De hoeveelheid absorberend materiaal (katoen- of cellulosewatten, pakketjes
absorberend materiaal, papieren tissues) moet voldoende zijn om de volledige inhoud van de
primaire recipiënt(en) zodanig te absorberen dat eventueel vrijkomende vloeibare stof de
integriteit van het schokdempende materiaal of de buitenverpakking niet kan aantasten.
5. De buitenverpakking mag niet meer dan 4 liter of 4 kg materiaal bevatten. Deze hoeveelheid
geldt exclusief ijs, droogijs of vloeibare stikstof, indien dat gebruikt wordt om de monsters te
koelen.
6. Een puntsgewijze lijst van de inhoud moet worden ingesloten tussen de secundaire verpakking
en de buitenverpakking.
7. De verpakking moet een valtest van 1,2 meter hoogte doorstaan (paragraaf 6.6.1 van de IATA-
voorschriften).
8. Het UN3373-etiket moet op de buitenkant van de buitenverpakking zijn aangebracht (één zijde
van de buitenverpakking moet de minimale afmetingen 100 mm x 100 mm hebben voor FedEx
gelden minimale afmetingen van 177 mm x 101 mm x 50 mm) op een ondergrond met
contrasterende kleur en het etiket moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn. Het etiket moet in de
vorm zijn van een ruit met zijden van ten minste 50 mm. De letters moeten ten minste 6 mm
hoog zijn.
9. De correcte transportbenaming 'Biological Substance, Category B' (Biologische stof,
categorie B) moet in letters van ten minste 6 mm hoog worden aangebracht op de
buitenverpakking naast het ruitvormige UN3373-etiket.
OPMERKINGEN:
FedEx accepteert geen klinische of diagnostische monsters in FedEx-enveloppen,
FedEx-kokers, FedEx-verpakkingen of FedEx-dozen.
FedEx accepteert wel klinische monsters in FedEx Clinical Paks.
3
Pagina 3 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
10. Indien u van FedEx gebruik maakt, moet de FedEx USA Luchtvrachtbrief, deel 6, Speciale
behandeling, worden ingevuld met informatie over gevaarlijke goederen/droogijs:
Bevat deze zending gevaarlijke goederen?
JA - verklaring van de verzender niet vereist
11. Op de buitenverpakking van alle diagnostische/klinische monsters moet het volgende worden
vermeld:
a. Naam en adres van de afzender
b. Naam en adres van de ontvanger
c. De woorden 'Biological Substance, Category B' (Biologische stof, categorie B)
d. Het UN 3373-etiket
Transportvereisten categorie B of uitgezonderd Ingevroren of gekoelde monsters:
OPMERKING: FedEx volgt de IATA-voorschriften voor het vervoer van gekoelde of ingevroren diagnostische
monsters.3
Volg alle verpakkingsvoorschriften voor categorie B of uitgezonderd Omgevingstemperatuur plus:
1. Plaats het ijs of het droogijs buiten de secundaire verpakking. Er dienen interne steunen te worden
geplaatst om de secundaire verpakking in de oorspronkelijke positie te houden nadat het ijs of het
droogijs is gesmolten of vervlogen. Als ijs wordt gebruikt, moet de buitenste verpakking of de
omverpakking lekdicht zijn. Als droogijs wordt gebruikt, moet de verpakking ontworpen en
vervaardigd zijn om CO2-gas te laten ontsnappen, om te verhinderen dat drukopbouw de verpakking
doet scheuren.
2. Bevestig altijd het droogijsetiket Klasse 9, UN 1845 en het etiket UN 3373, Biological Substance,
Category B (Biologische stof, categorie B) op dergelijke zendingen.
3. Indien u van FedEx gebruik maakt, moet de FedEx USA Luchtvrachtbrief, deel 6, Speciale
behandeling, worden ingevuld met informatie over gevaarlijke goederen/droogijs:
Bevat deze zending gevaarlijke goederen?
JA - verklaring van de verzender niet vereist
Geef het gewicht van het droogijs in kg op (indien van toepassing)
4. Op de buitenverpakking van alle diagnostische/klinische monsters moet het volgende worden
vermeld:
a. Naam en adres van de afzender
b. Naam en adres van de ontvanger
c. De woorden 'Biological Substance, Category B' (Biologische stof, categorie B)
d. Het UN 3373-etiket
e. Klasse 9-etiket, inclusief UN 1845, en nettogewicht indien met droogijs verpakt
Pagina 4 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
C. Vervoer van alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing (zoals van een laboratorium naar een arts)
Binnenlands wegvervoer - Beperkte hoeveelheden:
Aanbevelingen voor binnenlands wegvervoer - Beperkte hoeveelheden:
1. ThinPrep® PreservCyt-oplossing moet in flacons worden vervoerd.
2. Plaats de flacons in een stevige kartonnen doos van goede kwaliteit, zoals de ThinPrep®-doos
voor 250 flacons. Verpak de flacons zodanig dat er slechts minimale beweging van de
afzonderlijke flacons mogelijk is (voeg naar behoefte beschermend materiaal toe).
3. Markeer de verpakking als 'Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution), 3, UN1993, Ltd. Qty.'
(Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing), 3, UN1993, Beperkte
hoeveelheid), breng oriëntatiepijlen op de zijkanten aan en breng het etiket Limited Quantity
(Beperkte hoeveelheid) aan.
4. Vermeld 'UN1993, Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution), 3, PGIII, Ltd. Qty' (UN1993,
Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing), 3, PGIII, Beperkte
hoeveelheid) op de vervoersdocumenten.
Binnenlands wegvervoer - Andere dan beperkte hoeveelheden:
Bij het vervoer van verpakkingen die de 'Beperkte hoeveelheid' overschrijden:
1. Laat 'Ltd. Qty.' (Beperkte hoeveelheid) achterwege in de tekst op de verpakking of op de
vervoersdocumenten zoals hierboven aangegeven onder c en d in de paragrafen met
een beschrijving van de verzendcategorie B of uitgezonderd Omgevingstemperatuur en
categorie B of uitgezonderd Ingevroren of gekoelde monsters.
2. Breng een gevarenetiket aan dat verwijst naar klasse 3, 'Flammable Liquid' (Ontvlambare
vloeistof), op de buitenverpakking nabij de tekst zoals hierboven aangegeven onder 'c'.
Zie het etiketvoorbeeld op de laatste pagina van deze aanbevelingen.
3. Markeer de verpakking als 'Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution), 3, UN1993, Net Qty.'
(Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing), 3, UN1993, Netto
hoeveelheid).
Opmerkingen:
In de VS wordt ThinPrep® PreservCyt-oplossing ingedeeld als een ontvlambare vloeistof van
klasse 3, onder verpakkingsgroep III (PG III).
Volgens 49 CFR 173.150 (Limited Quantities) mag ThinPrep® PreservCyt-oplossing in flacons in
beperkte hoeveelheden over de weg worden vervoerd in een stevige doos. Het totale volume in
een verpakking mag niet meer bedragen dan 5 liter en niet meer wegen dan 30 kg. Beperkte
hoeveelheden zijn vrijgesteld van de voorschriften voor het aanbrengen van etiketten die
verwijzen naar de gevaren.
Pagina 5 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
Binnenlands luchtvervoer:
In aanvulling op 1 en 2 hierboven bij 'Binnenlands wegvervoer Andere dan beperkte hoeveelheden'
gelden de volgende aanbevelingen voor binnenlands luchtvervoer:
3. De maximaal toegestane pakketafmetingen zijn:
i. zestig (60) liter (3000 flacons) voor passagiersvliegtuigen, en
ii. tweehonderdtwintig (220) liter (11.000 flacons) voor vrachtvliegtuigen.
4. Afzonderlijke pakketten die in totaal meer dan zestig (60) liter (3000 flacons) bevatten
moeten duidelijk worden gemarkeerd als 'FOR CARGO AIRCRAFT ONLY' (UITSLUITEND
VOOR VRACHTVLIEGTUIGEN).
5. Elke hoeveelheid flacons die per vliegtuig wordt vervoerd, moet worden vervoerd in
een 4G-verpakking die door de Verenigde Naties (VN) is gecertificeerd (bijv. een doos
voor 250 flacons ThinPrep® PreservCyt-oplossing of gelijkwaardig).
6. Er moet een klasse 3-etiket 'Flammable Liquid' (Ontvlambare vloeistof) worden aangebracht
op de buitenverpakking nabij de woorden 'Flammable liquids, n.o.s., (Methanol Solution)'
(Ontvlambare vloeistoffen, zonder nadere specificatie, (methanoloplossing)).
Alle soorten binnenlands vervoer:
Hier volgen aanbevelingen voor al het binnenlandse weg- en luchtvervoer:
1. Indien de ThinPrep® PreservCyt-oplossing wordt vervoerd in een verpakking die ook
ongevaarlijk materiaal bevat, moeten de gevaarlijke stoffen als eerste worden vermeld, of
in een afwijkende kleur worden gedrukt (of geaccentueerd met een markeerstift) om deze
stoffen te onderscheiden van het ongevaarlijke materiaal.
2. Het totale volume ThinPrep® PreservCyt-oplossing en het aantal flacons moeten op de
vervoersdocumenten worden vermeld.
Internationaal wegvervoer - Beperkte hoeveelheden:
Voor internationaal vervoer wordt ThinPrep® PreservCyt-oplossing ingedeeld als een primair gevaar
van klasse 3 (Ontvlambare vloeistof) en met een secundair gevaar van klasse 6.1 (Giftig). Het wordt
onder verpakkingsgroep III (PG III) ingedeeld.
De bron die voor de aanbevelingen voor het internationale wegvervoer is gebruikt, is de ADR -
Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
(Verenigde Naties). Een 'beperkte hoeveelheid' wordt omschreven als een verpakking die maximaal
netto 5 liter bevat en niet meer dan 20 kg weegt. De aanbevelingen voor internationaal
wegvervoer luiden:
1. ThinPrep® PreservCyt-oplossing moet in flacons worden vervoerd.
2. Plaats de flacons in een stevige kartonnen doos van goede kwaliteit, zoals de Hologic-doos
voor 250 flacons. Verpak de flacons zodanig dat er slechts minimale beweging van de
afzonderlijke flacons mogelijk is (voeg naar behoefte beschermend materiaal toe).
Pagina 6 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
3. Markeer de verpakking als 'UN1992, Flammable liquids, toxic, n.o.s., (Methanol Solution),
3, 6.1, PGIII Ltd. Qty.' (UN1992, Ontvlambare vloeistoffen, giftig, zonder nadere specificatie,
(methanoloplossing), 3, 6.1, PGIII, Beperkte hoeveelheid), breng oriëntatiepijlen op de
zijkanten aan en breng het etiket 'Beperkte hoeveelheid' aan waarop een 'Y' staat.
4. De vervoersdocumenten moeten alle informatie bevatten zoals hierboven aangegeven bij '3'.
Internationaal wegvervoer Andere dan beperkte hoeveelheden:
1. Laat 'Ltd. Qty.' (Beperkte hoeveelheid) achterwege in de tekst op de verpakking of op de
vervoersdocumenten zoals hierboven aangegeven onder c en d.
Bevestig zowel een klasse 3-etiket 'Flammable Liquid' (Ontvlambare vloeistof) als een klasse 6.1
secundair etiket 'Toxic' (Giftig) op de verpakking naast de markeringen. Voorbeelden van de
etiketten vindt u op de laatste pagina van dit document.
Klasse 6.1-etiket voor secundair gevaar 'Toxic' (Giftig).
2. Markeer de verpakking als 'UN1992, Flammable liquids, toxic, n.o.s., (Methanol Solution),
3, 6.1, PGIII, Net. Qty' (UN1992, Ontvlambare vloeistoffen, giftig, zonder nadere specificatie,
(methanoloplossing), 3, 6.1, PGIII, netto hoeveelheid).
Internationaal luchtvervoer:
De voor de aanbevelingen voor internationaal luchtvervoer gebruikte bronnen zijn: in aanvulling op a
en b onder Internationaal wegvervoer hierboven gelden de volgende aanbevelingen voor
internationaal luchtvervoer:
1. De maximaal toegestane pakketafmetingen zijn:
i. zestig (60) liter (3000 flacons) voor passagiersvliegtuigen, en
ii. tweehonderdtwintig (220) liter (11.000 flacons) voor vrachtvliegtuigen.
2. Pakketten die in totaal meer dan zestig (60) liter bevatten moeten duidelijk worden gemarkeerd
als 'FOR CARGO AIRCRAFT ONLY' (UITSLUITEND VOOR VRACHTVLIEGTUIGEN).
3. Elke hoeveelheid flacons die per vliegtuig wordt vervoerd, moet worden vervoerd in een 4G-
verpakking die door de Verenigde Naties (VN) is gecertificeerd (bijv. een doos voor
250 flacons ThinPrep® PreservCyt-oplossing of gelijkwaardig). Verpak de flacons zodanig
dat er slechts minimale beweging van de afzonderlijke flacons mogelijk is (voeg naar
behoefte beschermend materiaal toe).
4. Een vrijstelling op basis van 'Beperkte hoeveelheid' kan alleen worden toegepast als de
verpakking een hoeveelheid van netto maximaal twee liter bevat.
Pagina 7 van 7
AW-13653-1501 Rev. 001
5. Bij het vervoer van een beperkte hoeveelheid is het vermelden van de specificaties van de
fabrikant van de verpakking niet vereist.
6. Markeer de verpakking als 'UN1992, Flammable liquids, toxic, n.o.s., (Methanol Solution),
3, 6.1, PGIII, Net. Qty.' (UN1992, Ontvlambare vloeistoffen, giftig, zonder nadere specificatie,
(methanoloplossing), 3, 6.1, PGIII, Netto hoeveelheid).
7. Wanneer een aanduiding 'Uitsluitend voor vrachtvliegtuigen' is vereist, moet deze worden
bevestigd op dezelfde zijde van de verpakking als en nabij de gevarenetiketten.
8. De verzender is verantwoordelijk voor het invullen van een formulier met verklaring voor de
verzending van gevaarlijke goederen (Shipper’s Declaration for Dangerous Goods).
D. Vervoer van alleen ThinPrep® CytoLyt-oplossing (zoals van een laboratorium naar een arts)
Binnenlands wegvervoer:
ThinPrep® CytoLyt-oplossing heeft een vlampunt van 42,8 °C. Uitsluitend voor binnenlands
wegvervoer mag een ontvlambare vloeistof met een vlampunt van 37,8 °C of hoger die niet in andere
gevarenklassen valt, heringedeeld worden als een brandbare vloeistof. Als zodanig is over de weg
vervoerde ThinPrep® CytoLyt-oplossing vrijgesteld van de voorschriften van het Amerikaanse
Department of Transportation (DOT) voor gevaarlijke stoffen.
Binnenlands luchtvervoer:
Voor het vervoer van ThinPrep® CytoLyt-oplossing per vliegtuig volgt u de aanbevelingen voor
binnenlands luchtvervoer voor alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing, die te vinden zijn in
paragraaf C van dit document.
Internationaal weg- en luchtvervoer:
Voor het weg- of luchtvervoer van ThinPrep® CytoLyt-oplossing volgt u de aanbevelingen voor
internationaal weg- of luchtvervoer voor alleen ThinPrep® PreservCyt-oplossing, die te vinden zijn in
paragraaf C van dit document.
E. Vervoer van ThinPrep® CytoLyt-oplossing met patiëntmonster (bijv. van een arts naar een
laboratorium)
Binnenlands vervoer:
ThinPrep® CytoLyt-oplossing met een patiëntmonster wordt geclassificeerd als een biologische stof,
categorie B. Volg de aanbevelingen in paragraaf B van dit document.
Internationaal vervoer:
ThinPrep® CytoLyt-oplossing met een patiëntmonster wordt geclassificeerd als een biologische stof,
categorie B. Volg de aanbevelingen in paragraaf A van dit document.
Bronvermelding:
49 CFR 100 to 185, Transportation
International Air Transport Association (IATA): Dangerous Good Regulations,
49th Edition, 2008, International Air Transportation Association (IATA)
International Civil Aviation Organization: (ICAO): Technical Instructions for the
Safe Transport of Dangerous Goods by Air
Voetnoten:
1. Zie Packing Instruction 650 in the IATA Dangerous Goods Regulations IATA Packing Instruction 650, Pointers on
Shipping: Clinical Samples, Diagnostic Specimens, and Environmental Test Samples, Document
30356FE, FedEx
4. Prepareren van
gynaecologische monsters
4. Prepareren van
gynaecologische monsters
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
4.1
4
PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Hoofdstuk vier
Prepareren van gynaecologische monsters
PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Betreft celmonsters van de ectocervix en de endocervix.
1. Afname: Deponeer het monster direct in het potje met de PreservCyt
-
oplossing.
Opmerking:
Het is uiterst belangrijk dat de juiste spoeltechniek wordt
gebruikt voor het monsterafnamehulpmiddel. Raadpleeg
de instructies voor monsterafname op pagina 4.3 en 4.4.
2. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan
3. Verwerk het monster met de ThinPrep5000-processor met
AutoLoader behulp van de Gyn-cyclus, kleur en beoordeel het
DEEL
A
PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
4
VOORBEREIDING VAN DE MONSTERAFNAME
ThinPrep™-afnametechnieken
Het primaire doel van het verkrijgen van een monster met cervixcellen is het opsporen van cervicale
kanker en de precursor-laesies ervan, alsmede andere gynaecologische afwijkingen. De volgende
richtlijnen zijn ontleend aan het CLSI-document GP15-A3
1
. Toepassing van deze richtlijnen bij het
afnameproces voor het verkrijgen van monsters voor de ThinPrep Pap Test (TPPT) wordt aanbevolen.
In het algemeen geven de richtlijnen aan dat het van belang is een monster te verkrijgen dat niet wordt
vertroebeld door bloed, slijm, inflammatoir exsudaat of glijmiddel.
Patiëntinformatie
De patiënt moet 2 weken na de eerste dag van haar laatste menstruatieperiode worden
onderzocht, en beslist niet tijdens de menstruatieperiode.
Hoewel de TPPT de kans op vertroebelend bloed vermindert, heeft klinisch onderzoek
uitgewezen dat overmatige hoeveelheden bloed de test ongunstig kunnen beïnvloeden en
tot een onbevredigend resultaat kunnen leiden.
2
De patiënt mag in de 48 uur voorafgaand aan het onderzoek geen vaginale medicatie,
vaginale anticonceptie of een vaginale douche gebruiken.
Voorbereiding van de monsterafname
Voor het glad maken van het speculum mogen geen gelglijmiddelen worden gebruikt.
Hoewel glijmiddelen op basis van gel in water oplosbaar zijn, kan een grote hoeveelheid gel
de test verstoren en tot een ontoereikend resultaat leiden.
Verwijder voorafgaand aan het afnemen van het monster overtollig slijm of ander aanwezig
afscheidingsmateriaal. Dit moet voorzichtig met een sponstang met een opgevouwen gaasje
worden verwijderd.
Het overtollige cervicale slijm bevat nauwelijks relevant celmateriaal en als het in het
monsterpotje terechtkomt, kan dit een objectglaasje opleveren met weinig of geen
diagnostisch materiaal.
Verwijder voorafgaand aan het afnemen van het monster inflammatoir exsudaat uit het
cervixkanaal. Doe dit door een droog stukje gaas van 5 x 5 cm over de cervix te leggen en
het weer te verwijderen nadat het exsudaat erin is geabsorbeerd of gebruik een lang droog
wattenstaafje.
Het overtollige inflammatoire exsudaat bevat nauwelijks diagnostisch celmateriaal en als
het in het monsterpotje terechtkomt, kan dit een objectglaasje opleveren met weinig of geen
diagnostisch materiaal.
1. Papanicolaou Technique Approved Guidelines (CLSI Document GP15-A3, 2008)
2. Lee et al. Comparison of Conventional Papanicolaou Smears and Fluid-Based, Thin-Layer System for Cervical
Cancer Screening. Ob Gyn 1997; 90: 278–284.
DEEL
B
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
4.3
4
PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
De cervix mag niet worden gereinigd met een fysiologische zoutoplossing omdat dit een
relatief celarm monster tot gevolg kan hebben.
Het monster moet worden verkregen voordat azijnzuur wordt gebruikt.
MONSTERAFNAME
Een gynaecologisch monster afnemen met een cervixborstel
Instructies voor de arts voor het afnemen van gynaecologisch monsters.
1.
Neem
met een cervixborstel een toereikend celmonster van de cervix.
Steek de centrale borstelharen van de borstel zo diep in het endocervicale
kanaal dat de kortere borstelharen volledig contact maken met de
ectocervix. Oefen zachte druk uit en draai de borstel vijf slagen rechtsom.
2.
Spoel
de borstel zo spoedig mogelijk in de PreservCyt
-oplossing door
de borstel 10 maal tegen de bodem van het potje te drukken, zodat de
borstelhaartjes uiteen worden geduwd. Draai de borstel ten slotte krachtig
rond, zodat nog meer materiaal loslaat. Werp het afnamehulpmiddel weg.
3.
Draai
de dop vast totdat het aandraaistreepje op de dop voorbij het
aandraaistreepje op het potje is.
4.
Schrijf
de naam en het identificatienummer van de patiënt op het potje.
Noteer
de patiëntgegevens en medische voorgeschiedenis van de patiënt op
het cytologie-aanvraagformulier.
Opmerking:
Als het monster onmiddellijk moet worden verwerkt, laat het
monster dan minstens 15 minuten in het potje met PreservCyt-
oplossing staan voordat het wordt verwerkt.
Ga verder met de volgende stap indien het monster voor verwerking naar
een andere locatie wordt overgebracht.
5.
Plaats
het potje en het cytologie-aanvraagformulier in een monsterzak
voor vervoer naar het laboratorium.
Raadpleeg de instructies van het afnamehulpmiddel voor waarschuwingen, contra-indicaties
en beperkingen met betrekking tot monsterafname.
DEEL
C
PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
4
Een gynaecologisch monster afnemen met een endocervicale borstel-/
spatelhulpmiddel
Instructies voor de arts voor het afnemen van gynaecologisch monsters.
1.
Neem
een toereikend celmonster van de ectocervix met een
plastic
spatel.
2.
Spoel
de spatel zo snel mogelijk af in het potje met PreservCyt
-
oplossing door de spatel 10 maal krachtig rond te draaien in het potje.
Werp de spatel weg.
3.
Neem
een toereikend celmonster van de endocervix met een endocervicale
borstel. Breng de borstel in de cervix in, totdat alleen de onderste vezels van
de borstel nog zichtbaar zijn. Draai de borstel langzaam een kwart tot een
halve slag in één richting. DRAAI NIET TE VER DOOR.
4.
Spoel
de borstel zo snel mogelijk af in de PreservCyt-oplossing door hem
10 maal in de oplossing rond te draaien terwijl u hem tegen de zijkant van
het PreservCyt-potje drukt. Roer krachtig, zodat meer materiaal loslaat.
Werp de borstel weg.
5.
Draai
de dop vast totdat het aandraaistreepje op de dop voorbij het
aandraaistreepje op het potje is.
6. Schrijf
de naam en het identificatienummer van de patiënt op het potje.
Noteer
de patiëntgegevens en medische voorgeschiedenis van de patiënt op
het cytologie-aanvraagformulier.
Opmerking:
Als het monster onmiddellijk moet worden verwerkt, laat het
monster dan minstens 15 minuten in het potje met PreservCyt-
oplossing staan voordat het wordt verwerkt.
Ga verder met de volgende stap indien het monster voor verwerking naar
een andere locatie wordt overgebracht.
7.
Plaats
het potje en het cytologie-aanvraagformulier in een monsterzak
voor vervoer naar het laboratorium.
Raadpleeg de instructies van het afnamehulpmiddel voor waarschuwingen, contra-indicaties
en beperkingen met betrekking tot monsterafname.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
4.5
4
PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN
PreservCyt™-oplossing
Zie Hoofdstuk 3, PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen
voor meer informatie over PreservCyt-
oplossing.
Storende stoffen
De Clinical and Laboratory Standard Institute Guidelines (voormalige NCCLS) bevelen aan om geen
glijmiddel te gebruiken tijdens de Pap-test.
1
ACOG raadt aan om zo veel mogelijk te voorkomen dat het monster met glijmiddel wordt
verontreinigd, omdat dit tot ontoereikende resultaten kan leiden.
2
Dit geldt zowel voor conventionele
Pap-tests als voor vloeistofgebaseerde cytologie.
Als u een kunststof speculum gebruikt of wanneer er een glijmiddel moet worden gebruikt, zorg er dan
voor dat de cervix of het hulpmiddel voor monsterafname niet met het glijmiddel wordt verontreinigd.
U mag een kleine hoeveelheid glijmiddel gebruiken, net voldoende om het speculum met een
gehandschoende vinger met een dun laagje te bedekken; vermijd hierbij de tip van het speculum.
De Clinical and Laboratory Standard Institute Guidelines en ACOG raden u aan geen Pap-test uit te
voeren tijdens de menstruatie.
1-2
Voor monsters die op de ThinPrep 5000-processor moeten worden verwerkt, geldt dat glijmiddelen zich
aan het filtermembraan kunnen hechten en tot een slechte celoverdracht op het glaasje kunnen leiden.
Als gebruik van een glijmiddel noodzakelijk is, moet dit in minimale hoeveelheden worden gebruikt.
Behandeling/afvoer
Behandel alle materialen die chemicaliën bevatten zorgvuldig en overeenkomstig de veiligheidsnor-
men voor laboratoria. Er zijn extra voorzorgsmaatregelen op de reagenscontainer aangegeven als dat
op grond van de samenstelling van een reagens noodzakelijk is.
Voer de PreservCyt-oplossing af overeenkomstig de voor u geldende richtlijnen voor afvoer van
gevaarlijk afval. PreservCyt-oplossing bevat methanol.
Nadat het monster naar het PreservCyt-potje is overgebracht, moet het ten
minste 15 minuten blijven staan voordat het verder mag worden verwerkt.
1. Papanicolaou Technique Approved Guidelines (CLSI Document GP15-A3, third edition, 2008)
2. ACOG Practice Bulletin, nr. 45, augustus 2003
DEEL
D
PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
4
PROBLEMEN MET DE VERWERKING VAN MONSTERS OPLOSSEN
HERVERWERKING VAN EEN THINPREP™ PAP TEST-MONSTERPOTJE NA EEN
ONTOEREIKEND RESULTAAT
Laboratoriumpersoneel kan de ThinPrep
Pap Test-monsters opnieuw verwerken wanneer
objectglaasjes als onvoldoende ('niet geschikt voor beoordeling') voor diagnose zijn beoordeeld na
screening door de cytologisch analist. Om deze monsters goed opnieuw te verwerken, moeten de
onderstaande instructies worden opgevolgd:
Opmerking:
Een monster voor een ThinPrep Pap Test mag slechts één keer opnieuw worden
verwerkt.
Opmerking:
Er dienen goede laboratoriumpraktijken te worden gehanteerd om te voorkomen dat
verontreinigend materiaal in het potje met het monster in de PreservCyt-oplossing
terechtkomt.
Protocol voor het opnieuw verwerken van een monster
1 Bereid voldoende wasoplossing om 30 ml te kunnen toevoegen aan elk
opnieuw te verwerken ThinPrep Pap Test-monster. De wasoplossing
wordt gemaakt door 9 delen CytoLyt
-oplossing met 1 deel ijsazijn
te mengen.
2 Voordat u deze stap uitvoert, dient u er zeker van te zijn dat het ThinPrep
Pap Test-monster voldoende volume heeft om na het centrifugeren een
pellet te vormen. Giet de inhoud van het ThinPrep Pap Test-monster in
een centrifugebuisje dat correct geëtiketteerd is om de zorgketen van het
monster te waarborgen. Bewaar het potje.
3 Centrifugeer de oplossing in het buisje 5 minuten bij 1200 x
g
om een
pellet te verkrijgen.
Opmerking:
Wanneer het centrifugeren klaar is, behoort de celpellet
duidelijk zichtbaar te zijn, maar de cellen hoeven niet dicht
opeengepakt te zitten (de pellet kan er pluizig uitzien).
DEEL
E
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
4.7
4
PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4 a. Giet het supernatant voorzichtig uit het centrifugebuisje om verlies van
cellen te voorkomen. Voer het af volgens de plaatselijke voorschriften.
b. Vortex het centrifugebuisje kort.
c. Giet 30 ml van het mengsel van de CytoLyt
-oplossing en 10%
ijsazijn in het centrifugebuisje en sluit het goed af.
d. Draai het centrifugebuisje om de inhoud te mengen meermaals
handmatig om.
5 Centrifugeer de cellen opnieuw tot een pellet − 5 minuten bij 1200 x
g
.
6 a. Giet het supernatant voorzichtig uit het centrifugebuisje om verlies van
cellen te voorkomen. Voer het af volgens de plaatselijke voorschriften.
b. Vortex het centrifugebuisje kort.
7 a. Maak gebruik van de volumemarkeringen op het centrifugebuisje
om de benodigde hoeveelheid ongebruikte PreservCyt
-oplossing
(d.w.z. zonder patiëntmonster) bij de cellen te gieten en vul aan tot een
eindvolume van 20 ml. Draai de dop stevig vast.
b. Draai het centrifugebuisje om de inhoud te mengen meermaals
handmatig om en breng het monster weer over naar het bewaarde
monsterpotje.
8 Verwerk het monster met een ThinPrep
5000-processor met
AutoLoader volgens de procedure voor het verwerken van
gynaecologische monsters. Beoordeel het resulterende objectglaasje
volgens
The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology
. Als na
herverwerking van het monster een negatief resultaat voor het monster
niet overeenstemt met de klinische indruk, kan het nodig zijn een nieuw
monster af te nemen.
PREPAREREN VAN GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
4.8
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
4
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
5. Prepareren van niet-
gynaecologische monsters
5. Prepareren van niet-
gynaecologische monsters
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.1
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Hoofdstuk vijf
Prepareren van niet-gynaecologische monsters
INLEIDING
Dit hoofdstuk verschaft aanwijzingen voor het prepareren van niet-gynaecologische (non-gyn)
monsters en voor het maken van objectglaasjes met het ThinPrep
5000-systeem.
Volg de instructies in dit hoofdstuk nauwkeurig op om de beste resultaten te verkrijgen. Omdat
monsters biologische verschillen kunnen vertonen en de methoden voor het afnemen van monsters
kunnen verschillen, kan het zijn dat de standaard verwerking niet altijd meteen een toereikend
preparaat met een uniforme verdeling van cellen op het objectglaasje oplevert. Dit hoofdstuk bevat
instructies voor het oplossen van problemen ten aanzien van verdere verwerking van monsters
om in bovengenoemde gevallen volgende objectglaasjes van een betere kwaliteit te verkrijgen.
Dit hoofdstuk voorziet ook in een overzicht van de verschillende methoden voor het afnemen van
monsters en de corresponderende juiste procedures.
Inhoud van dit hoofdstuk:
BENODIGDE MATERIALEN
MONSTERAFNAME
METHODEN VOOR MONSTERPREPARATIE
Concentreren door centrifugeren − 600 g, 10 minuten
Schenk supernatant af en vortex om de celpellet te resuspenderen
Beoordeel het uiterlijk van de celpellet
Voeg monster toe aan een potje met PreservCyt
-oplossing
Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan
Verwerk het monster met de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader volgens de
Non-Gyn-cyclus. Fixeer, kleur en beoordeel.
Mechanisch mengen
Wassen met CytoLyt
-oplossing
RICHTLIJNEN MONSTERBEREIDING
Dunne-naaldaspiraties
Mucoïde monsters
Lichaamsvochten
Urinemonsters voor de Vysis
®
UroVysion-assay
PROBLEMEN MET HET PREPAREREN VAN MONSTERS OPLOSSEN
DEEL
A
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
BENODIGDE MATERIALEN
Van Hologic:
CytoLyt
-oplossing
CytoLyt-buisjes
CytoLyt-potjes
CytoLyt-flessen (voorraad)
PreservCyt
-oplossing
PreservCyt-potjes
PreservCyt-flessen (voorraad)
ThinPrep
Non-Gyn-filters (blauw)
ThinPrep UroCyte
-filter (geel) voor urinemonsters voor de Vysis
®
UroVysion-assay
ThinPrep UroCyte-microscoopglaasjes voor urinemonsters voor de Vysis
UroVysion-assay
ThinPrep UroCyte PreservCyt-potjes voor urinemonsters voor de Vysis
UroVysion-assay
ThinPrep-microscoopglaasjes
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Vortexmixer
Opmerking:
Zie de
Bestelinformatie
in deze gebruikershandleiding voor meer informatie over
benodigdheden en oplossingen van Hologic.
Van andere leveranciers:
Centrifuge, 50 ml capaciteit (vrij-zwaaiende rotor)
Centrifugebuisjes, 50 ml
Kunststof transferpipetten, 1 ml, met schaalverdeling
Gebalanceerde elektrolytoplossingen
Kleuringssysteem objectglaasjes en reagentia
Standaardfixatief voor laboratoriumgebruik
Coverslips en afdekmedia
Blender (optioneel)
IJsazijn (
alleen voor het oplossen van problemen
)
DiThioThreitol (DTT, optioneel, alleen voor mucoïde monsters)
DEEL
B
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.3
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
WAARSCHUWING:
Verwerk met een ThinPrep 5000-processor met AutoLoader geen
cerebrospinaal vocht (CSV) of ander monstertype dat is afgenomen bij mensen met een TSE,
zoals de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, en waarbij verdenking bestaat van prioneninfectie (PrPsc).
Een met TSE besmette processor kan niet effectief worden ontsmet en moet daarom op de
voorgeschreven wijze worden afgevoerd om schadelijke gevolgen voor bedieners en/of
servicemedewerkers te voorkomen.
MONSTERAFNAME
Opmerking:
De ThinPrep
5000-processor met AutoLoader is uitsluitend bestemd voor gebruik
met PreservCyt
-oplossing. Gebruik geen andere afname- of conserveringsoplossing
met de processor.
De met de ThinPrep-processor met AutoLoader te verwerken monsters kunnen hetzij vers, hetzij in
CytoLyt
-oplossing bij het laboratorium worden afgeleverd. Bij een bepaald type monster kan de
voorkeur worden gegeven aan een bepaalde afnamemethode. In dit deel worden zowel de door
Hologic aanbevolen afnamemethode als de alternatieve afnamemethoden beschreven.
WAARSCHUWING:
Stel de patiënt niet bloot aan de CytoLyt-oplossing voor spoelingen
en lavages.
Dunne-naaldaspiraatmonsters (FNA)
De optimale afnamemethode voor FNA-monsters is het gehele monster in een centrifugebuis met
30 ml CytoLyt-oplossing te plaatsen en te spoelen. Als alternatief kan het monster ook worden
afgenomen in een gebalanceerde elektrolytoplossing, zoals Polysol
®
- of Plasma-Lyte
®
-oplossing
voor injectie.
Opmerking:
Voor radiografisch geleide FNA's kan het nodig zijn om het monster direct op een
objectglaasje aan te brengen wanneer snel onderzocht moet worden of het monster
toereikend is.
Mucoïde monsters
Mucoïde monsters kunnen het best in een CytoLyt-oplossing worden afgenomen. Als deze monsters
vers worden afgenomen, moet er zo snel mogelijk CytoLyt-oplossing aan worden toegevoegd.
Wanneer er snel CytoLyt-oplossing aan wordt toegevoegd, blijft het monster beter bewaard en is het
slijm eerder opgelost.
Grote verse mucoïde monsters (volume groter dan 20 ml) moeten worden geconcentreerd voordat
er CytoLyt-oplossing aan het monster wordt toegevoegd.
DEEL
C
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
Vloeibare monsters
Bij het prepareren van monsters van lichaamsvochten (urinewegen, effusies, synoviaal vocht en
cystevocht) verdient het de voorkeur om het verse monster te concentreren voordat er CytoLyt-
oplossing aan wordt toegevoegd. Wanneer dit niet mogelijk is en de monsters voor vervoer naar
het lab moeten worden geconserveerd, voeg dan CytoLyt-oplossing aan de monsters toe.
Opmerking:
Als CytoLyt-oplossing direct aan vloeistoffen met een hoog eiwitgehalte wordt
toegevoegd, kan er wat eiwit precipiteren.
Opmerking:
Toevoeging van de CytoLyt
-oplossing aan monsters van lichaamsvochten wordt
alleen gezien als een afnamestap en niet als een wasstap. Zie pagina 5.12, WASSEN
MET CYTOLYT-OPLOSSING in dit deel voor meer gedetailleerde informatie.
Het volume van vloeibare monsters kan sterk variëren, van minder dan 1 ml tot 1000 ml of meer.
Elk laboratorium moet zijn eigen procedure volgen voor het bepalen van de hoeveelheid van een
monster die voor verwerking wordt gebruikt. Als er meer dan één centrifugebuisje of monster
worden gebruikt, kunnen de celpellets na het afgieten van het supernatant bij elkaar worden gedaan.
Andere monstertypen
Niet-mucoïde monsters die van het weefseloppervlak zijn geborsteld of gekrabd en in een
PreservCyt
-oplossing zijn geplaatst, zijn klaar om op de ThinPrep
5000-processor met
AutoLoader te worden verwerkt.
Voor niet-mucoïde monsters die van het weefseloppervlak zijn geborsteld of gekrabd en in een
CytoLyt-oplossing zijn geplaatst, volgt u het protocol voor FNA-monsters. Zie pagina 5.13.
Urinemonster voor gebruik met de Vysis® UroVysion-assay
Gebruik niet meer dan een 2:1 verhouding tussen urine en PreservCyt-oplossing. Als het urinevolume
groter is dan 60 ml, moet het overtollige gedeelte worden afgegoten. Voor de Vysis
®
UroVysion-assay
is ten minste 33 ml urine nodig.
Andere afnamemedia
In gevallen waarbij CytoLyt-oplossing is gecontra-indiceerd, kunnen gebalanceerde elektrolyto-
plossingen, zoals Plasma-Lyte en Polysol, worden gebruikt als afnamemedium voor met de
ThinPrep 5000-processor te verwerken monsters. Deze oplossingen worden vooral gebruikt als
middel voor spoelingen of lavages die in aanraking komen met de patiënt.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.5
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Afnamemedia die worden afgeraden
Hologic adviseert de bediener met het ThinPrep-systeem geen gebruik te maken van de volgende
afnamemedia. Bij gebruik van deze oplossingen worden suboptimale resultaten verkregen:
Sacomanno en andere oplossingen die carbowax bevatten
Alcohol
Mucollexx
®
Normale fysiologische zoutoplossing
Kweekmedia, RPMI-medium
PBS
Formalinehoudende oplossingen
Voordat monsters met de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader worden verwerkt,
moeten
ze in CytoLyt
-oplossing worden gecentrifugeerd en gewassen, en worden overgebracht in
PreservCyt
-oplossing.
Zie pagina 5.12 voor aanwijzingen over het wassen in een CytoLyt-oplossing.
Opmerking:
Zie Hoofdstuk 3, PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen, voor meer informatie over
de CytoLyt-oplossing.
WAARSCHUWING:
De CytoLyt-oplossing is een toxische stof (bevat methanol) en mag nooit
direct met de patiënt in aanraking komen.
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
ALGEMENE STAPPEN VOOR PREPAREREN VAN MONSTERS
CONCENTREER DOOR CENTRIFUGEREN − 600 g gedurende 10 minuten
Het doel van deze procedure is concentratie van het celmateriaal om de cellulaire
component(en) van het supernatant te scheiden. Deze stap wordt met verse
monsters uitgevoerd en nadat de CytoLyt
-oplossing aan monsters is
toegevoegd. Centrifugeer een monster gedurende 10 minuten bij 600 keer normale
zwaartekracht (600 g) wanneer dat in het protocol is gespecificeerd, om de cellen
in de oplossing af te draaien tot een pellet op de bodem van het centrifugebuisje.
Stel uw centrifuge in op (ongeveer) het aantal omwentelingen per minuut (tpm)
dat nodig is om de cellen af te draaien bij 600 g.
Volg de volgende stappen om de juiste instelling van uw centrifuge te bepalen:
LET OP:
Controleer de celmorfologie van niet-relevante proefmonsters voordat u de instellingen
van uw centrifugeerproces gaat wijzigen.
Opmerking:
Het gebruik van centrifuges met een vaste-hoekrotor wordt afgeraden.
Meet de straal van uw centrifuge.
Gebruik een liniaal om de straal van uw centrifuge te meten, d.w.z. de afstand van het middelpunt
van de rotor tot de bodem van een bucket in horizontale stand, zoals afgebeeld in Afbeelding 5-1.
Afbeelding 5-1 Meten van de centrifuge
DEEL
D
10 11 12 13 14
12345
123456789
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.7
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Zoek de straal van uw centrifuge in de eerste kolom van Afbeelding 5-2. Trek een lijn vanaf de waarde
van de straal door het punt 600 g in de kolom met g-waarden naar de kolom met de tpm-waarden.
Lees de tpm-waarde af op het snijpunt, zoals afgebeeld in Afbeelding 5-2. Laat uw centrifuge met die
snelheid draaien voor een kracht van 600 g op uw monsters.
Afbeelding 5-2 Bepalen van de juiste centrifugeersnelheid
Om de duur van de centrifugeerstap te verkorten, zou u uw centrifuge 5 minuten op 1200 g kunnen
laten draaien.
Rotatiestraal (inch)
Rotatiestraal (cm)
Relatieve centrifugaalkracht (eenh. zwaartekrachtversnelling)
Snelheid - omwentelingen per minuut
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.8
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
SCHENK SUPERNATANT AF EN VORTEX OM DE CELPELLET
TE RESUSPENDEREN
Giet het supernatant zo goed mogelijk af om het monster zo optimaal mogelijk te
concentreren. Doe dit door de centrifugebuis in een soepele beweging 180 graden
verticaal te keren, giet al het supernatant af en breng de buis dan weer terug in de
oorspronkelijke stand, zoals afgebeeld in Afbeelding 5-3.
1
Observeer de celpellet
tijdens het omkeren om onbedoeld verlies van celmateriaal te voorkomen.
LET OP:
Indien het supernatant niet volledig wordt afgegoten, kan dit wegens verdunning van de
celpellet een te klein monster en een ontoereikend objectglaasje opleveren.
Afbeelding 5-3 Afgieten supernatant
Plaats het centrifugebuisje na het afgieten van het supernatant op een vortexmixer en meng de
celpellet 3 seconden. Het vortexen kan handmatig worden uitgevoerd door de pellet enkele malen
op te zuigen met een kunststof pipet. Deze vortexstap heeft als doel de celpellet te homogeniseren
voordat deze in het potje met PreservCyt
-oplossing wordt overgebracht, en de resultaten van de
wasprocedure met de CytoLyt
-oplossing te verbeteren.
1. Raadpleeg Bales, CE. en Durfee, GR. Cytologic Techniques in Koss, L. ed. Diagnostic Cytology and its
Histopathologic Basis. 3rd Edition. Philadelphia: JB Lippincott. Vol. II: pp. 1187–1260 voor meer informatie.
STARTEN
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.9
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
BEOORDEEL HET UITERLIJK VAN DE CELPELLET
Uiterlijk van de celpellet Procedure
De celpellet is wit, lichtroze, bruinig of
niet zichtbaar.
Voeg monster toe aan een potje met
PreservCyt
-oplossing
Zie pagina 5.10 in dit hoofdstuk
De celpellet is duidelijk rood of bruin;
dit duidt op de aanwezigheid van
bloed.
Wassen met CytoLyt
-oplossing
Zie pagina 5.12 in dit hoofdstuk
Voeg 30 ml CytoLyt-oplossing toe
Concentreer door centrifugeren
Schenk supernatant af en vortex om
de celpellet te resuspenderen
De celpellet is mucoïd (niet vloeibaar).
Trek om de vloeibaarheid te testen een
geringe hoeveelheid van het monster
in een pipet op en laat druppels in het
buisje terugvallen.
Indien de druppels draderig of
gelatineachtig lijken, moet de celpellet
vloeibaarder worden gemaakt.
Wassen met CytoLyt-oplossing
Zie pagina 5.12 in dit hoofdstuk
Voeg 30 ml CytoLyt-oplossing toe
Mechanisch mengen
Concentreer door centrifugeren
Schenk supernatant af en vortex om
de celpellet te resuspenderen
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.10
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
VOEG MONSTER TOE AAN EEN POTJE MET PRESERVCYT-OPLOSSING
Bepaal de grootte van de celpellet en raadpleeg de tabel hieronder:
Aandachtspunten
Het type pipet dat u gebruikt, kan van invloed zijn op de concentratie van het monster dat aan het
potje met PreservCyt-oplossing wordt toegevoegd, en zodoende ook op de grootte van het monster.
Hologic adviseert het gebruik van standaard kunststof pipetten van 1 ml, met schaalverdeling.
Als de melding 'Monster is verdund' herhaaldelijk wordt weergegeven en er nog een hoeveelheid
monster in het monsterbuisje zit, verhoog dan het aantal druppels geconcentreerd monster dat aan
het potje wordt toegevoegd.
Ook kan de wijze waarop u het supernatant afgiet van invloed zijn op de concentratie van het
monster. Als het supernatant niet zo goed mogelijk wordt afgegoten, kunnen er meer druppels van
het monster nodig zijn. Het totale aan het potje toegevoegde volume mag niet groter zijn dan 1 ml.
Grootte van de celpellet Procedure
De pellet is duidelijk
zichtbaar en heeft
een volume van
minder dan 1 ml.
Plaats het centrifugebuisje in een vortexmixer om de cellen
in de achtergebleven vloeistof te resuspenderen of meng
de celpellet handmatig door die met een pipet afwisselend
op te trekken en uit te spuiten.
Breng 2 druppels van de pellet over naar een nieuw potje
met PreservCyt
-oplossing.
De celpellet is niet
zichtbaar of is
heel klein.
Vul het buisje bij met de inhoud van een nieuw potje met
PreservCyt-oplossing (20 ml).
Meng de oplossing door kortstondig te vortexen en schenk
het gehele monster terug in het potje met PreservCyt-
oplossing.
Het pelletvolume
is meer dan 1 ml.
Voeg 1 m l Cyto Lyt
-oplossing aan het buisje toe.
Vortex kort om de celpellet te resuspenderen.
Breng
1 druppel
monster over in een nieuw potje met
PreservCyt-oplossing.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.11
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
LAAT HET MONSTER 15 MINUTEN IN DE PRESERVCYT-OPLOSSING STAAN
Nadat het monster naar het potje met PreservCyt
-oplossing is overgebracht,
moet het minstens 15 minuten in de oplossing blijven staan voordat het wordt
verwerkt, zodat het monster door de PreservCyt-oplossing kan worden
gedesinfecteerd.
Zie Hoofdstuk 3, PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen voor meer informatie over PreservCyt-
oplossing.
VERWERK MONSTER MET DE THINPREP 5000-PROCESSOR VOLGENS DE
NON-GYN-CYCLUS FIXEER, KLEUR EN BEOORDEEL.
Nadat het monster 15 minuten met de PreservCyt-oplossing in contact is geweest,
kan het met de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader worden verwerkt.
De bediener laadt het instrument en selecteert de juiste cyclus voor de verwerking
van het monster, zoals beschreven in Hoofdstuk 7, Gebruiksinstructies.
Na voltooiing van de verwerking kleurt de bediener het objectglaasje en dekt het
af volgens de procedure beschreven in Hoofdstuk 10, Kleuren en afdekken.
Nadat het objectglaasje is gekleurd en afgedekt, wordt het microscopisch
onderzocht door een cytologisch analist of door een patholoog. Indien het
objectglaasje na microscopisch onderzoek ontoereikend blijkt, kan van het
monster een nieuw glaasje worden gemaakt volgens de 'PROBLEMEN MET HET
PREPAREREN VAN MONSTERS OPLOSSEN' op pagina 5.19.
MECHANISCH MENGEN
Bij mucoïde monsters is krachtig mengen in CytoLyt
-oplossing noodzakelijk om slijm af te breken.
Hologic beveelt twee methoden voor mechanisch mengen aan:
Methode A:
Vortex het CytoLyt-oplossing-monstermengsel minstens 5 minuten met een
'handsfree'-vortexmixer De snelheid van de vortexmixer moet zo worden
ingesteld dat menging tot op de bodem van het buisje zichtbaar is.
Methode B:
Meng het CytoLyt-oplossing-monstermengsel enkele seconden met een blender.
Opmerking:
Omdat de consistentie van monsters kan verschillen, kan de tijd die nodig is voor het
mengen bij beide methoden korter of langer zijn.
Bij de blendertechniek kan fragmentatie of verstoring van de celstructuur optreden.
Er moet niet te lang met een blender worden gehomogeniseerd.
Door minstens 5 minuten te vortexen na homogenisatie met een blender wordt slijm
verder opgelost.
of
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.12
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
WASSEN MET CYTOLYT-OPLOSSING
Voor het wassen van het monster moet CytoLyt
-oplossing aan de celpellets worden toegevoegd.
Een
wasstap met CytoLyt-oplossing
heeft de volgende effecten zonder de celmorfologie aan te tasten:
Lyseren rode bloedcellen
Oplossen slijm
Vermindering precipitatie van eiwit
Een
wasstap met CytoLyt-oplossing
bestaat uit de volgende processtappen:
30 ml CytoLyt-oplossing aan een celpellet toevoegen
Alleen bij mucoïde monsters: Mechanisch mengen
Concentreren door centrifugeren - 600 g x 10 minuten
Supernatant afgieten en vortexen om de celpellet te resuspenderen
Eén
wasstap met CytoLyt-oplossing
is gewoonlijk toereikend om Non-Gyn-monsters te zuiveren.
Bij uitzonderlijk bloederige of mucoïde monsters kan het nodig zijn extra
CytoLyt-wasstappen
uit
te voeren.
Wanneer een monster in CytoLyt-oplossing wordt afgenomen in een mengverhouding van minder
dan 30 delen CytoLyt-oplossing op 1 deel monstermateriaal, wordt de handeling beschouwd als een
afnamestap
en niet als een
wasstap
. Wanneer men bijvoorbeeld 15 ml monstermateriaal afneemt en
daaraan 30 ml CytoLyt toevoegt, bedraagt de verhouding CytoLyt-oplossing: monstermateriaal
slechts 2:1 en wordt de handeling beschouwd als een afnamestap die nog door een
CytoLyt-wasstap
moet worden gevolgd.
Raadpleeg Hoofdstuk 3, PreservCyt™- en CytoLyt™-oplossingen voor meer informatie over de
CytoLyt-oplossing.
ALLEEN
MUCOÏD
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.13
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
RICHTLIJNEN MONSTERBEREIDING
De volgende richtlijnen beschrijven de voorkeursmethoden voor het prepareren van de diverse
monstertypen. De methoden worden in algemene bewoordingen beschreven. Voor gedetailleerdere
informatie over iedere stap wordt verwezen naar de beschrijving van de methoden in Deel D in dit
hoofdstuk. Zie Deel F voor het oplossen van problemen met monsterpreparatie.
DUNNE-NAALDASPIRATIES (FNA)
1. Afname:
Neem het monster direct in 30 ml CytoLyt
-oplossing af.
Gebruik een gebalanceerde elektrolytoplossing indien het monster in een
intraveneuze oplossing moet worden afgenomen.
Opmerking
: Spoel de naald en de spuit (indien mogelijk) met een steriel
antistollingsmiddel voordat het celmateriaal wordt afgenomen.
Sommige antistollingsmiddelen kunnen andere celverwerkings-
technieken verstoren. Houd hier rekening mee wanneer u van
plan bent om het monster voor andere tests te gebruiken.
2. Concentreren door centrifugering - 600 g, 10 minuten (pagina 5.6) of 1200 g,
5 minuten.
3. Schenk supernatant af en vortex om de celpellet te resuspenderen
(pagina 5.8)
4. Beoordeel het uiterlijk van de celpellet (pagina 5.9)
Indien de celpellet niet bloedvrij is, moet 30 ml CytoLyt-oplossing aan de
celpellet worden toegevoegd en moet de verwerking vanaf stap 2 worden
herhaald.
5. Voeg voldoende monster toe (afhankelijk van de omvang van de celpellet)
aan het potje met PreservCyt
-oplossing (pagina 5.10)
DEEL
E
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.14
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
MUCOÏDE MONSTERS
Mucoïde monsters kunnen ook uit de luchtwegen en het maag-darmkanaal afkomstig zijn.
6. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan (pagina 5.11)
7. Verwerk het monster met de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader
volgens de
Non-Gyn-cyclus.
Fixeer, kleur en beoordeel.
1. Afname:
Neem het monster direct in 30 ml CytoLyt
-oplossing af. OF
Voeg zo spoedig mogelijk 30 ml CytoLyt-oplossing aan het verse monster toe.
Opmerking:
Grote monsters (groter dan 20 ml) moeten worden
geconcentreerd voordat de CytoLyt-oplossing eraan wordt
toegevoegd.
Optioneel: Als DTT wordt gebruikt bij mucoïde monsters uit de luchtwegen, moet de
stockoplossing worden toegevoegd voordat het monster wordt gemengd.
Zie de instructies voor het prepareren op de volgende pagina.
2. Mechanisch mengen (pagina 5.11)
Opmerking:
Vortex minimaal 5 minuten in een 'handsfree' vortexmixer.
3. Concentreer door centrifugering - 600 g, 10 minuten (pagina 5.6) of 1200 g,
5 minuten.
4. Schenk supernatant af en vortex om de celpellet te resuspenderen
(pagina 5.8)
of
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.15
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Procedure voor het gebruik van DiThioThreitol (DTT) bij niet-gynaecologische
mucoïde monsters
DTT is een effectief reagens gebleken voor het verminderen van de hoeveelheid slijm in monsters uit
de luchtwegen.
1
,
2
DTT-stockoplossing
Prepareer een stockoplossing door 2,5 g DTT
3
aan 30 ml CytoLyt
-oplossing toe te voegen.
Deze oplossing is 1 week houdbaar, mits bewaard bij kamertemperatuur (15 °C−30 °C).
Monsterpreparatie
Deze procedure is bedoeld voor de verwerking van Non-Gyn mucoïde monsters. Volg de op
de vorige pagina beschreven stappen voor het verwerken van mucoïde monsters.
Voeg na de monsterafname (stap 1) en vóór het vortexen (stap 2) 1 ml van de DTT-
stockoplossing aan het monster toe.
Ga verder met de resterende stappen zoals vermeld.
5. Beoordeel het uiterlijk van de celpellet (pagina 5.9)
Controleer of de celpellet voldoende vloeibaar is. Indien dat niet het
geval is, moet 30 ml CytoLyt-oplossing worden toegevoegd en moeten
de stappen 2–4 worden herhaald.
6. Voeg voldoende monster toe (afhankelijk van de omvang van de celpellet)
aan het potje met PreservCyt
-oplossing (pagina 5.10)
7. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan (pagina 5.11)
8. Verwerk het monster met de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader
volgens de
Non-Gyn-cyclus
. Fixeer, kleur en beoordeel.
1. Tockman, MS et al., 'Safe Separation of Sputum Cells from Mucoid Glycoprotein' Acta Cytologica 39, 1128 (1995).
2. Tang, C-S, Tang CMC and Kung, TM, 'Dithiothreitol Homogenization of Prefixed Sputum for Lung Cancer Detection',
Diagn. Cytopathol. 10, 76 (1994).
3. Verkrijgbaar bij Amresco, verkoopafdeling bereikbaar op +1 800-448-4442 of www.amresco-inc.com.
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.16
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
LICHAAMSVOCHTEN
Lichaamsvochten zijn bijvoorbeeld sereuze effusies, urine en cerebrospinaal vocht.
1. Afname: Neem lichaamsvochten vers af.
Opmerking
: Vloeistoffen die in CytoLyt
-oplossing zijn afgenomen, moeten
voorafgaand aan de instrumentverwerking ook een wasstap met
CytoLyt-oplossing ondergaan.
Opmerking
: Begin bij zeer bloedrijk materiaal (bijv. pericardiaal) met niet
meer dan 10 ml verse vloeistof.
2. Concentreren door centrifugering - 600 g, 10 minuten (pagina 5.6) of 1200 g,
5 minuten.
3. Schenk supernatant af en vortex om de celpellet te resuspenderen
(pagina 5.8)
4. Wassen met CytoLyt-oplossing (pagina 5.12)
5. Beoordeel het uiterlijk van de celpellet (pagina 5.9)
Indien de celpellet niet bloedvrij is, moet 30 ml CytoLyt-oplossing aan de
celpellet worden toegevoegd en moet de verwerking vanaf stap 2 worden
herhaald.
6. Voeg voldoende monster toe (afhankelijk van de omvang van de celpellet)
aan het potje met PreservCyt
-oplossing (pagina 5.10)
7. Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan (pagina 5.11)
ALLEEN
MUCOÏD
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.17
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
URINEMONSTERS VOOR DE VYSIS
®
UROVYSION-ASSAY
Voor gebruik met Vysis UroVysion. Voor urinecytologie dient het protocol voor lichaamsvochten te
worden gevolgd.
8. Verwerk het monster met de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader
volgens de
Non-Gyn-cyclus
. Fixeer, kleur en beoordeel.
1. Afname. Verzamel urine
OF
verwerk verse urine.
Opmerking:
Verse urine kan worden gemengd met een 2:1 verhouding
tussen urine en PreservCyt
-oplossing en kan tot 48 uur
worden bewaard alvorens te verwerken.
Opmerking:
Gebruik niet meer dan een 2:1 verhouding tussen urine en
PreservCyt
-oplossing. Als het urinevolume groter is dan
60 ml, moet het overtollige gedeelte worden afgegoten.
Voor de Vysis
®
UroVysion-assay is ten minste 33 ml urine nodig.
2. Concentreer door centrifugeren (pagina 5.6)
Verdeel het monster evenredig over twee gelabelde centrifugebuisjes
van 50 ml.
Centrifugeer gedurende 10 minuten bij 600 g of 5 minuten bij 1200 g.
3. Giet supernatant af en resuspendeer de celpellet (pagina 5.8)
Het monster kan met een vortexmixer worden geresuspendeerd of door de
pellet met behulp van een kunststof pipet afwisselend op te trekken en uit
te spuiten.
4. Wassen met CytoLyt
-oplossing (pagina 5.12)
Voeg 30 ml CytoLyt-oplossing toe aan het ene centrifugebuisje van 50 ml
en vortex het buisje. Breng de inhoud van het buisje over in het tweede
centrifugebuisje van 50 ml en vortex dit eveneens. Het monster is nu in één
buisje van 50 ml samengevoegd. Het lege buisje kan worden afgevoerd.
Centrifugeer.
Giet supernatant af.
Resuspendeer de celpellet.
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.18
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
Afname urinemonster
5. Beoordeel het uiterlijk van de celpellet (pagina 5.9)
Als de celpellet niet bloedvrij is, moet 30 ml CytoLyt-oplossing worden
toegevoegd en moet de verwerking vanaf stap 4 worden herhaald.
6. Voeg het hele monster toe aan het potje met PreservCyt
-oplossing
(pagina 5.10)
Laat het monster 15 minuten in de PreservCyt-oplossing staan.
7. Verwerk het monster met de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader
volgens de
UroCyte-cyclus
.
Fixeer, kleur en beoordeel het cytologisch preparaat
OF
verricht moleculair
diagnostisch onderzoek volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
Opmerking:
Voor de verwerking van UroCyte-monsters moeten het
gele ThinPrep UroCyte-filter en het UroCyte-objectglaasje
worden gebruikt.
1. Noteer de patiëntgegevens in de daarvoor bestemde ruimte op het
monsterafnamepotje.
2. Neem op de gebruikelijke manier een urinemonster af. Als het
urinevolume groter is dan 60 ml, moet het overtollige gedeelte worden
afgegoten. Het totale urinevolume mag niet groter zijn dan 60 ml.
Voor de Vysis
®
UroVysion-assay is ten minste 33 ml urine nodig.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.19
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
PROBLEMEN MET HET PREPAREREN VAN MONSTERS OPLOSSEN
Omdat monsters biologische verschillen kunnen vertonen en de methoden voor het afnemen van
monsters kunnen verschillen, kan het zijn dat de standaard verwerking niet altijd meteen een
toereikend preparaat met een uniforme verdeling van cellen op het objectglaasje oplevert.
Dit onderdeel bevat instructies voor aanvullende verwerking van monsters om in bovengenoemde
gevallen voor volgende objectglaasjes een betere kwaliteit te verkrijgen.
Na de kleuring van het preparaat kunt u de volgende afwijkingen aantreffen:
Niet-uniforme verdeling van de cellen in de cellocatie zonder dat de melding 'Monster is
verdund' is verschenen.
Ongelijkmatige verdeling van cellen in de vorm van een ring of 'halo' van celmateriaal en/of
witte bloedcellen.
De cellocatie bevat weinig cellen, de cellulaire component is ontoereikend en bevat bloed, eiwit
en resten. Dit type objectglaasje kan vergezeld gaan van de melding 'Monster is verdund'.
Opmerking:
Bepaling van de toereikendheid van objectglaasjes is een kwestie van oordeelsvermogen
en ervaring. Hologic adviseert gebruikers om de kwaliteit van een objectglaasje na
kleuring te controleren. Mocht u van mening zijn dat het objectglaasje ontoereikend is,
gebruik dan de procedures in dit onderdeel om aanvullende objectglaasjes te maken.
Opmerking:
Het oplossen van problemen met de monstervoorbereiding zoals hier beschreven,
is niet geëvalueerd voor monsters voor de Vysis
®
UroVysion assay.
DEEL
F
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.20
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
Met bloed of eiwit verontreinigde monsters
Probleem Procedure
A. Is de melding 'Monster is
verdund' verschenen tijdens
de verwerking?
1. Controleer of de cellulariteit toereikend is.
Zo niet, gebruik dan een grotere hoeveelheid
van de pellet indien beschikbaar.
Prepareer een objectglaasje volgens de
Non-Gyn-cyclus.
B. Vertoont het objectglaasje een
duidelijke 'halo' van celmateriaal
en/of witte bloedcellen?
1. Verdun het monster in mengverhouding 20:1.
Voeg met een gekalibreerde pipet 1 ml
monstermateriaal toe aan een nieuw potje
met PreservCyt
-oplossing. Prepareer een
objectglaasje volgens de Non-Gyn-cyclus.
Bel de Technische ondersteuning van Hologic
(pagina 12.1) als ook het nieuwe objectglaasje
een halo vertoont.
C. Bevat het objectglaasje weinig
cellen en bevat het bloed of eiwit
of niet-cellulaire resten?
1. Schenk de inhoud van het PreservCyt-
monsterpotje in een centrifugebuisje.
Bel de Technische ondersteuning
van Hologic.
2. Concentreer door centrifugering
− 600 g x 10 minuten (pagina 5.6) of 1200 g
gedurende 5 min.
3. Schenk supernatant af en vortex om de celpellet
te resuspenderen. (pagina 5.8)
4. Als het monster bloed of niet-cellulaire
resten bevat:
Maak een oplossing van 9 delen CytoLyt-
oplossing op 1 deel ijsazijn.
Voeg 30 ml van deze oplossing aan de inhoud
van het monstercentrifugebuisje toe.
Als het monster eiwit bevat:
Voeg 30 ml fysiologische zoutoplossing aan de
inhoud van het monstercentrifugebuisje toe.
JA
NEE
JA
NEE
JA
NEE
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.21
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5. Concentreer door centrifugering.
− 600 g, 10 minuten (pagina 5.6) of 1200 g,
5minuten.
6. Schenk supernatant af en vortex om de
celpellet te resuspenderen (pagina 5.8).
7. Beoordeel het uiterlijk van de celpellet
(pagina 5.9). Als de pellet bloed of eiwit bevat,
herhaal dan vanaf stap 4.
8. Voeg monster toe aan een potje met
PreservCyt
-oplossing (pagina 5.10).
9. Verwerk het monster met de ThinPrep
5000-
processor met AutoLoader volgens de
Non-Gyn-cyclus. Fixeer, kleur en beoordeel.
10. Als het nieuwe objectglaasje opnieuw weinig
cellen bevat, bel dan de Technische ondersteuning
van Hologic (pagina 12.1).
Probleem Procedure
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.22
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
Mucoïde monsters
Probleem Procedure
A. Is de melding 'Monster is
verdund' verschenen tijdens
de verwerking?
1. Controleer of de cellulariteit toereikend is.
Zo niet, gebruik dan een grotere hoeveelheid
van de pellet indien beschikbaar. Prepareer een
objectglaasje volgens de Non-Gyn-cyclus.
B. Vertoont het objectglaasje een
duidelijke 'halo' van celmateriaal
en/of witte bloedcellen?
1. Verdun het monster in mengverhouding 20:1.
Voeg met een gekalibreerde pipet 1 ml
monstermateriaal toe aan een nieuw potje met
PreservCyt
-oplossing. Prepareer een
objectglaasje volgens de Non-Gyn-cyclus.
Bel de Technische ondersteuning van Hologic
(pagina 12.1) als ook het nieuwe objectglaasje
een halo vertoont.
C. Bevat het objectglaasje weinig
cellen en bevat het slijm?
1. Schenk de inhoud van het PreservCyt-
monsterpotje in een centrifugebuisje.
Bel de Technische ondersteuning
van Hologic (pagina 12.1).
2. Concentreer door centrifugering.
− 600 g, 10 minuten (pagina 5.6) of 1200 g,
5minuten.
3. Schenk supernatant af en vortex om de
celpellet te resuspenderen (pagina 5.8).
4. Wassen met CytoLyt-oplossing (pagina 5.12)
5. Beoordeel het uiterlijk van de celpellet
(pagina 5.9). Indien de pellet slijm bevat, moet de
verwerking vanaf stap 4 worden herhaald.
JA
NEE
JA
NEE
JA
NEE
ALLEEN
MUCOÏD
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5.23
5
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
Methoden die bij het oplossen van problemen worden toegepast
Monster 20 op 1 verdunnen
Verdun een in PreservCyt-oplossing gesuspendeerd monster door 1 ml van het in PreservCyt-
oplossing gesuspendeerde monstermateriaal toe te voegen aan een nieuw potje met PreservCyt-
oplossing (20 ml). Dit kan het meest nauwkeurig worden gedaan met een gekalibreerde pipet.
U kunt ook de druppels uit een ongekalibreerde kunststof tellen als u weet hoeveel druppels
overeenkomen met 1 ml. Tel om daar achter te komen het aantal druppels PreservCyt-oplossing
dat wordt toegevoegd aan een container met een bekend volume. Deel, nadat het bekende volume
is bereikt, het aantal druppels door het volume (in ml). De uitkomst is het aantal druppels per
ml vloeistof. Gebruik hiervoor wel de PreservCyt-oplossing en geen andere vloeistof, zodat het
volume per druppel consistent is met dat van de druppels van een in PreservCyt-oplossing
gesuspendeerd monster.
Wassen met ijsazijn voor bloed en niet-cellulaire resten
Indien een monster bij microscopisch onderzoek bloederig blijkt te zijn, kan het door wassing
worden gezuiverd met een oplossing van 9 delen CytoLyt-oplossing en 1 deel ijsazijn. Dit dient
alleen te worden gedaan nadat het monster al een keer in de PreservCyt-oplossing is geweest.
Gebruik deze oplossing niet direct bij verse monsters; de morfologie van de celkernen zou mogelijk
niet toereikend bewaard kunnen blijven.
6. Voeg monster toe aan een potje met
PreservCyt
-oplossing (pagina 5.10).
7. Verwerk het monster met de ThinPrep
5000-
processor met AutoLoader volgens de
Non-Gyn-cyclus. Fixeer, kleur en beoordeel.
8. Bel Hologic Technische ondersteuning
(pagina 12.1) als ook het nieuwe objectglaasje
te weinig cellen bevat.
Probleem Procedure
PREPAREREN VAN NIET-GYNAECOLOGISCHE MONSTERS
5.24
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
5
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
6. Gebruikersinterface
6. Gebruikersinterface
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.1
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Hoofdstuk zes
Gebruikersinterface
Dit hoofdstuk bevat gedetailleerde informatie over de schermen van de Gebruikersinterface en hoe
u deze gebruikt om de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader te bedienen, te onderhouden
en problemen op te lossen.
Inhoud van dit hoofdstuk:
HOOFDSCHERM, PROCESSOR IN RUSTSTAND . . . . . . . . 6.3
Statusbalk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3
Statusindicatoren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.5
Objectglaasjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.6
Potjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.8
Baden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10
Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.13
Knop Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.15
HOOFDSCHERM, TIJDENS VERWERKING . . . . . . . . . . . . 6.15
Verwerking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.15
Verwerking voltooid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.17
Een batch onderbreken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.18
VAN MODUS WISSELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.20
OPTIES BEHEERDER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.21
Knop Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.22
Systeeminstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.22
Datum instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.23
Tijd instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.24
Naam lab . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.25
Naam instrument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.26
Geluid instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.27
GEBRUIKERSINTERFACE
6.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Waarschuwingstonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.28
Taal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.30
Pre-match potjes- en glaasjescodes. . . . . . . . . . . . . 6.30
Printer installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.32
Bakjes-verwerking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.32
LIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.34
Labels ontwerpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.35
Barcodes configureren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.42
Luchtfilter verwisselen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.61
Systeem reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.61
RAPPORTEN EN LOGBOEKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.61
Systeemvoorvallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.62
Batchrapport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.64
Potje via code opzoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.67
Rapport op USB-stick opslaan. . . . . . . . . . . . . . . . . 6.69
Details gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.71
Carrouselrapport. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.72
Potjesvoorvallenrapport. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.72
Diagnostiek verzamelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.75
Knop Scherm reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.77
Knop Afvalvloeistof afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.77
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.3
6
GEBRUIKERSINTERFACE
HOOFDSCHERM, PROCESSOR IN RUSTSTAND
Als de ThinPrep
5000-processor met AutoLoader is ingeschakeld en klaar is voor gebruik, wordt
het hoofdscherm weergegeven.
Afbeelding 6-1 Hoofdscherm, status Klaar voor verwerking
Statusbalk
De statusbalk geeft aan of het systeem klaar is om met de verwerking te starten. Als het systeem
vaststelt dat er glaasjes, potjes, filters en baden aanwezig zijn en dat deze overeenkomen met het
geselecteerde type monster, is de status
Klaar
.
Afbeelding 6-2 Systeemstatus Klaar
DEEL
A
Statusbalk - geeft aan
of het instrument gereed
is voor verwerking of
bevat instructies voor
de gebruiker
Status objectglaasjes
Status potjes
Status baden
Status filters
Knop
Opties beheerder
voor toegang tot
gebruikersvoorkeuren
en instellingen
Knop
Start
verwerking
Knop
Overschakelen naar kleine-batchmodus
GEBRUIKERSINTERFACE
6.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Als het systeem bepaalt dat een handeling van de bediener is vereist, wordt op de statusbalk een
melding weergegeven en wordt de batchverwerking pas gestart als de kwestie(s) is/zijn verholpen.
Indien er meerdere kwesties moeten worden opgelost, wordt op de statusbalk de knop
Meer info
weergegeven. Door hierop te drukken, wordt een meldingenvenster weergegeven met een lijst
van alle kwesties die aandacht behoeven. Als op de knop
Starten
wordt gedrukt, wordt hetzelfde
meldingenvenster weergegeven. De batchverwerking wordt niet gestart zolang er onopgeloste
kwesties zijn.
Afbeelding 6-3 Systeemstatus Niet gereed
Opmerking:
Op sommige schermen staat ook: 'Tik voor meer informatie.' Tik op die melding op het
scherm om een meldingenvenster te zien met meer informatie.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.5
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Statusindicatoren
De statusindicatoren helpen de bediener te bepalen of het systeem al dan niet gereed is voor het
verwerken van een batch. Hieronder wordt een tabel met statusindicatoren weergegeven.
Tabel 6.1: Statusindicatoren op het hoofdscherm
Statuspictogram Betekenis
Gereed voor verwerking
Voltooid
De batchverwerking is onderbroken
Niet gereed of fout. Lees de melding in de statusbalk om te zien welk
probleem moet worden opgelost
Waarschuwing dat het bakje voor potjes niet kan worden verwerkt -
gewoonlijk door ontbrekende of bijna uitgeputte voorraad glaasjes
of filters voor dat monstertype, of onvoldoende baden om een bakje
te voltooien.
Geeft aan dat de objectglaasjescassettes of filterbakjes vol, deels
gevuld of leeg zijn
Melding met een instructie voor de gebruiker
GEBRUIKERSINTERFACE
6.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Objectglaasjes
Afbeelding 6-4 Deelvenster Objectglaasjes op het hoofdscherm
In het deelvenster Objectglaasjes wordt weergegeven hoe de glaasjescassettes zijn geconfigureerd op
type en of de cassettes vol zijn of niet. Raak de knop
Objectglaasjes
of een willekeurige plaats in het
deelvenster aan om het scherm Details glaasjes weer te geven (Afbeelding 6-5).
Afbeelding 6-5 Weergave Details glaasjes
Raak de knop
Objectglaasjes
of een willekeurige plaats in het
deelvenster aan om de weergave Details glaasjes te openen.
Cassette 1 is geselecteerd als objectglaasjestype Gyn en
is deels gevuld
Cassette 2 is geselecteerd als objectglaasjestype Non-Gyn
en is vol
Cassette 3 is geselecteerd als objectglaasjestype UroCyte
en is leeg
Grijs:
Cassettes 2 en 3 zijn geselecteerd als objectglaasjestype Gyn,
maar de cassettes zijn niet aanwezig
Glaasjesdeurtje gesloten Glaasjesdeurtje geopend
Druk op de knop om het type objectglaasjes
in de cassette te selecteren.
Druk op de knop Klaar om terug te keren naar
het hoofdscherm
Het cassettenummer
correspondeert met de
positie waarin deze in het
instrument is geplaatst.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.7
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Als er een objectglaasjescassette in het instrument wordt geplaatst, gaat het systeem ervan uit dat
deze 'vol' is totdat het controleert op de aanwezigheid van objectglaasjes in de cassette. Deze controle
wordt uitgevoerd wanneer de eerste keer wordt geprobeerd objectglaasjes uit de cassette te halen.
De status is 'Gedeeltelijk gevuld' als de cassette niet volledig is gevuld of nadat het systeem glaasjes
uit een cassette heeft gebruikt. De status is 'Leeg' als in de cassette geen glaasjes meer aanwezig zijn.
Als er geen glaasjescassette aanwezig is, is de status 'Geen cassette'.
Raak de knop voor elk cassettevak aan om de selectie van het type glaasjes weer te geven. Selecteer
het exacte type door de naam aan te raken op het scherm. Het knoplabel voor die cassette verandert
in overeenstemming met de selectie. De typen objectglaasjes zijn:
Gyn
- ThinPrep-microscoopglaasjes voor gynaecologische cytologie
Imager
- Objectglaasjes voor gebruik met het ThinPrep Imaging System (gynaecologische
monsters); deze zijn voorzien van de ijkmarkeringen die voor de Imager nodig zijn
Non-Gyn
- Microscoopglaasjes voor algemene cytologie
UroCyte
- Microscoopglaasjes voor gebruik in combinatie met de Vysis
®
UroVysion-assay
Als een cassette leeg is, gebruikt het systeem glaasjes uit de volgende cassette die hetzelfde type
objectglaasjes bevat. Als er geen cassette met hetzelfde type objectglaasjes meer is, wordt de
gebruiker erop geattendeerd dat er geen objectglaasjes meer beschikbaar zijn.
Belangrijk:
Het systeem kan detecteren of een cassette objectglaasjes bevat, maar kan niet
waarnemen welk type objectglaasjes dit zijn. Het systeem weet alleen welk type objectglaasjes
eerder werd ingesteld. Het type objectglaasjes moet altijd door de bediener worden geselecteerd.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.8
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Potjes
Afbeelding 6-6 Deelvenster Potjes op het hoofdscherm
In het deelvenster Potjes wordt weergegeven hoe de bakjes voor potjes zijn geconfigureerd op
monstertype en of de bakjes aanwezig en gereed voor verwerking zijn. Raak de knop
Potjes
of een willekeurige plaats in het deelvenster aan om het scherm Details potjes weer te geven.
Afbeelding 6-7 Verwerkingscyclus bakje voor potjes selecteren (monstertype)
Raak de knop
Potjes
of een willekeurige plaats in het
deelvenster aan om de weergave Details potjes te openen.
Bakje 1 is geselecteerd als monstertype Gyn en is gereed
voor verwerking
Bakje 2 is geselecteerd als monstertype Non-Gyn en is
gereed voor verwerking
Bakje 3 is geselecteerd als monstertype UroCyte en kan
niet worden verwerkt
Bakje 4 is geselecteerd als monstertype Imager
(een Gyn-monster dat vervolgens wordt verwerkt op het
ThinPrep Imaging System) en geeft een foutbericht
Grijs:
Bakjes 2, 3 en 4 zijn geselecteerd als monstertype Gyn
maar de bakjes zijn niet aanwezig
Druk op de knop om het monstertype
voor dat bakje voor potjes te selecteren
Druk op de knop Klaar om terug te keren
naar het hoofdscherm
Een waarschuwingssymbool
geeft aan dat een bakje voor
potjes niet kan worden verwerkt.
De reden daarvoor wordt
aangegeven in een melding.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.9
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Verwerkingscycli
Druk op de knop voor het nummer van het bakje voor potjes (1, 2, 3 of 4) en selecteer vervolgens de
verwerkingscyclus voor de monsterpotjes die in dat bakje zullen worden gebruikt. In elk bakje voor
potjes kan slechts één type monster worden verwerkt.
Afbeelding 6-8 Verwerkingscyclus bakje voor potjes
Voor verwerking van een bakje gynaecologische monsters die
worden onderzocht met het ThinPrep Imaging System.
Gebruik transparante ThinPrep Pap Test-filters en ThinPrep-
objectglaasjes voor gebruik met het ThinPrep Imaging System.
Voor verwerking van een bakje niet-gynaecologische monsters.
Gebruik blauwe ThinPrep niet-gynaecologische filters en
ThinPrep-objectglaasjes.
Voor verwerking van een bakje urinemonsters in combinatie
met de Vysis
®
UroVysion-assay.
Gebruik gele ThinPrep UroCyte-filters en ThinPrep UroCyte-
objectglaasjes.
Voor verwerking van een bakje gynaecologische monsters.
Gebruik transparante ThinPrep™ Pap Test-filters en
ThinPrep-objectglaasjes.
Belangrijk:
Het systeem kan detecteren of er bakjes voor potjes aanwezig zijn of niet,
maar kan niet waarnemen welk type monsters deze bevatten. Het systeem weet alleen
welk type verwerkingscyclus eerder werd ingesteld voor diezelfde monsterbakjespositie.
De verwerkingscyclus moet altijd door de gebruiker worden geselecteerd.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.10
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Baden
Afbeelding 6-9 Deelvenster Baden op het hoofdscherm
Het deelvenster Baden geeft aan hoeveel fixatiefbaden er in het apparaat zijn geplaatst en in welke
toestand deze verkeren: gereed, voltooid of met een fout. Raak de knop
Baden
of een willekeurige
plaats in het deelvenster aan om het scherm Details baden weer te geven.
Afbeelding 6-10 Weergave Details baden
Raak de knop
Baden
of een willekeurige plaats in het deelvenster
aan om de weergave Details baden te openen.
Hoeveel baden er in het instrument staan, gereed voor verwerking
Hoeveel baden met voltooide objectglaasjes er in het instrument
staan en moeten worden geleegd
Hoeveel baden er in het instrument staan waarvoor een handeling
van de bediener is vereist om een fout te corrigeren
Positie fixatiefbad
(8 in totaal)
Positie fixatiefbad tijdens verwerking
Raak een bad op het aanraakscherm
één keer aan om details over dat bad
weer te geven.
Raak een bad op het aanraakscherm
tweemaal aan om het bad naar
de voorste positie (deurpositie)
te verplaatsen.
Positie baddeurtje voor laden
of verwijderen
De positie van het geselecteerde
bad is groen omlijnd.
Bewegingsopdrachten badenKnop Klaar om terug te
keren naar het hoofdscherm
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.11
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-11 Een bad wordt naar het deurtje verplaatst
Status fixatiefbad
Het badencompartiment biedt ruimte aan acht fixatiefbaden voor elk 20 objectglaasjes. Voor elk
volledig bakje voor potjes van 40 monsters zijn twee baden nodig. De processor houdt voortdurend
de status van iedere badpositie bij. De verschillende statuscondities worden weergegeven in
Afbeelding 6-12. De processor geeft ook details over de objectglaasjes in een geselecteerd bad.
Aantal objectglaasjes - De processor houdt bij hoeveel glaasjes er in het geselecteerde bad in het
objectglaasjesrek worden gelegd.
Eerste glaasjescode - De code van het eerste glaasje in het glaasjesrek voor het geselecteerde bad
wordt weergegeven.
Info bakje voor potjes - De processor houdt bij welk bakje voor potjes de monsters leverde voor de
glaasjes in het geselecteerde bad. Het nummer van het bakje voor potjes wordt gevolgd door de
positie in dat bakje bij benadering. De objectglaasjes in een bad komen ofwel uit sleuven 1−20 in een
bakje voor potjes, ofwel uit sleuven 21−40.
Als er baden worden verplaatst,
wordt de baddeur vergrendeld
terwijl de carrousel draait.
De deur wordt ontgrendeld wanneer
de beweging is gestopt.
De gebruiker heeft toegang tot het
bad bij de deur.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.12
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-12 Status fixatiefbad - voorbeeld met Gyn-glaasjes
Bewegingsopdrachten baden
Naar voren
- Om een fixatiefbad naar de deur te verplaatsen, raakt u de knop Naar voren aan terwijl
het bad geselecteerd is, of u raakt tweemaal de positie op het scherm aan die het bad inneemt.
Het systeem vergrendelt het deurtje en zet de positie vóór het deurtje. Nadat het deurtje is ontgrendeld,
kan het worden geopend en kan het fixatiefbad worden verwijderd.
Lege baden plaatsen
- Om een of meer fixatiefbaden in het badcompartiment te laden, dient u ervoor
te zorgen dat de deur is gesloten en drukt u op de knop
Lege baden plaatsen
. Het systeem vergrendelt
het deurtje en zet een lege badpositie vóór het deurtje. Wanneer het deurtje wordt ontgrendeld, opent u
het deurtje en schuift u het fixatiefbad met kleurrekje in de positie. Sluit het deurtje. Het compartiment
draait naar de volgende lege positie en ontgrendelt vervolgens het deurtje. Ga zo door tot het gewenste
aantal baden is geplaatst. Druk op de knop
Klaar
als alle baden zijn geplaatst.
Opmerking:
Zorg dat u de evaporatiekap van het bad verwijdert voordat u het bad in de processor
plaatst.
Badpositie leeg
Fixatiefbad met
voltooide glaasjes
bij het deurtje
Badpositie met
fixatiefbad
aanwezig
Lege badpositie
bij het deurtje
Fixatiefbad
met voltooide
glaasjes erin
Fixatiefbad in
gebruik voor de
huidige batch
Fixatiefbad met
foutconditie
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.13
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Verwijder gebruikte baden
- Om alle voltooide fixatiefbaden uit het apparaat te verwijderen, drukt
u op de knop
Verwijder gebruikte baden
. Het deurtje wordt vergrendeld en een voltooid bad wordt
naar het deurtje verplaatst. Het deurtje wordt ontgrendeld. Verwijder het bad en sluit het deurtje.
Het deurtje wordt vergrendeld en het volgende bad wordt voor het deurtje geplaatst, waarna het
deurtje wordt ontgrendeld. Ga zo door tot alle baden uit het apparaat zijn verwijderd. Druk op de
knop
Klaar
als het laatste bad is verwijderd.
Filters
Afbeelding 6-13 Deelvenster Filters op het hoofdscherm
Raak de knop
Filters
of een willekeurige plaats in het
deelvenster aan om de weergave Details filters te openen.
Bakje 1 is geselecteerd als filtertype Gyn en is vol
Bakje 2 is geselecteerd als filtertype Non-Gyn en
is gedeeltelijk gevuld
Bakje 3 is geselecteerd als filtertype UroCyte en
is niet aanwezig
GEBRUIKERSINTERFACE
6.14
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-14 Weergave Details filters
Als er een filterbakje in het instrument wordt geplaatst, gaat het systeem ervan uit dat het 'vol' is
totdat het controleert op de aanwezigheid van filters in het bakje. De status is 'Gedeeltelijk gevuld'
nadat het systeem filters uit een bakje heeft gebruikt. De status is 'Leeg' als er in het bakje geen filters
meer over zijn OF als het systeem een lege positie detecteert. Als er geen filterbakje aanwezig is, is de
status 'Geen bakje'.
Raak de knop voor elk filterbakje aan om de selectie van het filtertype weer te geven. Selecteer het
exacte type door de naam aan te raken op het scherm. Het knoplabel voor dat bakje verandert in
overeenstemming met de selectie. De typen ThinPrep-filters zijn:
Gyn/Imager
- Transparante filters voor gebruik met gynaecologische monsters
Non-Gyn
- Blauwe filters voor algemene cytologie
UroCyte
- Gele filters voor gebruik in combinatie met de Vysis
®
UroVysion-assay
Als een filterbakje leeg is, gebruikt het systeem filters uit het volgende bakje dat hetzelfde type filter
bevat. Als er geen filterbakje met hetzelfde type filters meer is, wordt de gebruiker erop geattendeerd
dat er geen filters meer beschikbaar zijn.
Filterdeurtje gesloten Filterdeurtje geopend
Het nummer van het
filterbakje correspondeert
met de positie waarin dit in
het instrument is geplaatst
Druk op de knop om het type
objectglaasjes in de cassette
te selecteren.
Druk op de knop Klaar om terug
te keren naar het hoofdscherm
Belangrijk:
Het systeem kan detecteren of een bakje filters bevat, maar kan niet waarnemen
welk type filters dit zijn. Het systeem weet alleen welk type filter eerder werd ingesteld.
Het filtertype moet altijd door de gebruiker worden geselecteerd.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.15
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Knop Starten
Om een batchverwerking te beginnen, drukt u op de knop
Starten
.
Afbeelding 6-15 Knop Starten
HOOFDSCHERM, TIJDENS VERWERKING
Verwerking
Als u op de knop
Starten
drukt, kunt u horen dat de deurtjes worden gesloten. Het hoofdscherm
verandert en toont de melding Verwerking wordt voorbereid..., een grafisch overzicht van de
verbruiksartikelen, de knop
Opties beheerder
en de knop
Onderbreken
, zoals hieronder afgebeeld.
Afbeelding 6-16 Scherm Batch starten
De carrousel wordt gedraaid en elke positie wordt gecontroleerd om te verzekeren dat er zich geen
potjes in het instrument bevinden. Vervolgens wordt elke objectglaasjes- en filtersleuf gecontroleerd
om te verzekeren dat de carrousel geen materiaal bevat. Als de carrousel niet volledig leeg is, wordt
de batch niet gestart. De bediener wordt gewaarschuwd.
DEEL
B
Koptekst
verwerking
Melding
Verwerking wordt
voorbereid...
Knop
Opties
beheerder
Knop
Onderbreken
Verwerkingscyclus
(voor monstertype in
bakje voor potjes)
Voorraad van
benodigde materialen
in het instrument:
glaasjescassettes (1-3)
filterbakjes (1-3)
baden (1-8)
GEBRUIKERSINTERFACE
6.16
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Het scherm schakelt dan over naar het scherm Monsters verwerken. De processor begint met het
bovenste bakje voor potjes dat hij tegenkomt.
Het systeem controleert op de aanwezigheid van objectglaasjes in de cassettes. Als de cassettes
net opnieuw zijn gevuld, kan het een minuut of twee duren voordat het instrument heeft bepaald
hoe vol de cassettes zijn. Als het een voortgezette batchverwerking is, loopt de telling van de
objectglaasjes al.
De voortgangsbalk geeft aan hoeveel monsters in het bakje voor potjes zijn verwerkt.
Afbeelding 6-17 Scherm Monsters verwerken
Wanneer een bakje is voltooid, verandert het scherm om aan te geven dat het bakje is verwerkt.
Het veld wordt groen en er verschijnt een knop waarmee het batchrapport kan worden weergegeven.
De status wordt aangegeven met een vinkje (voor OK) of een X (voor fout).
Gyn-potjes, verwerking bezig
Non-Gyn-potjes, gereed
UroCyte-potjes, verwerking
niet mogelijk
Imager-potjes, gereed
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.17
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-18 Tijdens verwerking met voltooide bakjes
Verwerking voltooid
Als een batch voltooid is, keert de processor terug naar de ruststand, terwijl op het scherm de
melding 'Verwerking voltooid' verschijnt. Als het hoorbare alarmsignaal is geconfigureerd, zal het
instrument dat laten horen. Zie Afbeelding 6-19. De deurtjes worden ontgrendeld.
Druk op de knop
Rapport weergeven
om het batchrapport te bekijken. Het rapport wordt
weergegeven en u krijgt de gelegenheid om het rapport via dat scherm af te drukken of op een
USB-stick op te slaan. Als u het rapportscherm verlaat (door op de knop
Klaar
te drukken),
keert u terug naar het scherm Verwerking voltooid. Zie 'Batchrapporten' op pagina 6.64.
Het scherm blijft zichtbaar tot de bediener ter bevestiging op de knop
Klaar
drukt.
Afbeelding 6-19 Melding Verwerking voltooid
De verwerking van het bakje is voltooid.
Het vinkje geeft de status OK aan.
De knop
Rapport weergeven
is beschikbaar.
Twee bakjes zijn verwerkt. Bij bakje 3 is een
niet-opgeloste fout aangetroffen en dit bakje
is overgeslagen. Bakje 4 wordt verwerkt.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.18
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Druk op de knop
OK
. Het scherm Verwerking voltooid wordt weergegeven (Afbeelding 6-20).
Afbeelding 6-20 Scherm Verwerking voltooid
Elk batchrapport kan worden weergegeven met de knop
Rapport weergeven
. Op dat moment
kan het rapport worden afgedrukt of opgeslagen op USB-stick. Zie Batchrapporten, pagina 6.64.
Na het weergeven van elk rapport wordt dit scherm weergegeven. U kunt dit scherm verlaten door
op de knop
Klaar
te drukken.
Een batch onderbreken
Afbeelding 6-21 Knop Onderbreken
Opmerking:
De volgende stappen dienen voor het onderbreken van een batch door de bediener. Het
systeem kan de verwerking onderbreken als het waarneemt dat de verbruiksartikelen
bijna op zijn. De onderbreking biedt de bediener de gelegenheid om objectglaasjes of
filters naar behoefte aan te vullen.
Een batch kan worden onderbroken door op de knop
Onderbreken
te drukken.
Als op de knop
Onderbreken
wordt gedrukt, voltooit het systeem de verwerking van het huidige
potje en wordt de verwerking vervolgens onderbroken.
De koptekst van het scherm verandert van kleur en 'Bezig met onderbreken' wordt weergegeven
terwijl de processor items wegzet en de mechanismen parkeert. Zie Afbeelding 6-22.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.19
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Het scherm Onderbroken wordt weergegeven wanneer de verwerkingscyclus veilig is onderbroken.
Opmerking:
Het kan enkele minuten duren voordat het proces
Onderbreken
is voltooid. Dit is
afhankelijk van de handeling in het monsterverwerkingsproces die door het systeem
werd uitgevoerd op het moment dat op de knop
Onderbreken
werd gedrukt.
Wacht totdat op de gebruikersinterface het scherm Onderbroken (Afbeelding 6-22)
wordt weergegeven voordat u probeert deurtjes te openen.
Afbeelding 6-22 Scherm Verwerking onderbroken
De deurtjes worden ontgrendeld, met uitzondering van het verwerkingscompartiment met de
carrousel en de deur voor het bakje voor potjes dat op dat moment wordt verwerkt.
Voltooide glaasjes kunnen worden verwijderd door een of meer fixatiefbaden uit het
badcompartiment te halen. Er kunnen nieuwe, lege baden worden geplaatst.
Zo nodig kunnen objectglaasjes en filters worden bijgevuld. De typen kunnen worden
gewijzigd, zo lang de juiste aanvullende benodigdheden aanwezig zijn voor het verwerken
van het bakje voor potjes dat is onderbroken.
Een voltooid bakje voor potjes kan worden verwijderd. Een nieuw bakje voor potjes kan
worden toegevoegd en het type ervan worden gewijzigd, zo lang er bijpassende filters en
objectglaasjes zijn.
De Opties beheerder zijn beschikbaar.
Afvalvloeistof en filterafval kan worden afgevoerd.
Scherm Bezig met onderbreken
Scherm Batch onderbroken
Knop
Opties beheerder
– Toegang bediener
tot systeeminstellingen en rapporten
Knop
Verwerking stoppen
– batch stopt
Knop
Doorgaan
zet de batchverwerking voort
GEBRUIKERSINTERFACE
6.20
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Sluit eventuele geopende deurtjes en druk op de knop
Doorgaan
als u klaar bent om de
batchverwerking voort te zetten.
Druk op de knop
Verwerking stoppen
om verdere verwerking van die batch te beëindigen.
Het scherm Verwerking voltooid wordt weergegeven. Raadpleeg het volgende deel.
Afbeelding 6-23 Verwerking stoppen na onderbreking batch
VAN MODUS WISSELEN
Wanneer het instrument in de ruststand is, kan het worden overgeschakeld naar de kleine-batchmodus
voor het rechtstreeks verwerken van 20 of minder monsters op de verwerkingscarrousel.
Zie 'KLEINE-BATCHMODUS' op pagina 7.20 voor een uitgebreide beschrijving van het gebruik van
de kleine-batchmodus.
Afbeelding 6-24 Knoppen voor het wisselen van modus
Met de knop
Annuleren
gaat u terug naar het scherm Onderbroken.
Met de knop
Onmiddellijk beëindigen
wordt de batchverwerking beëindigd
DEEL
C
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.21
6
GEBRUIKERSINTERFACE
OPTIES BEHEERDER
Afbeelding 6-25 Scherm Opties beheerder
Via het scherm Opties beheerder heeft de bediener toegang tot de processor buiten de verwerking
van monsters om. Vanuit dit menu kan de bediener:
systeeminstellingen toepassen of wijzigen
systeemlogbestanden bekijken, afdrukken of opslaan op een USB-stick
het aanraakscherm vergrendelen voor reiniging
de afvalvloeistoffles legen
configureren welke informatie op de glaasjeslabels wordt geëtst
de regels configureren die de processor gebruikt om de potjescodes en glaasjescodes
te controleren
de luchtstroom testen wanneer het filter voor de laserdampafzuiger wordt verwisseld
onderdelen in positie brengen voor routineonderhoud
het apparaat uitschakelen
de knop Service is beschikbaar voor onderhoudspersoneel van Hologic en is beveiligd
met een wachtwoord
DEEL
D
Knop
Systeem-
instellingen
Knop
Rapporten
en logboeken
Labels ontwerpen
Knop Barcodes
configureren
Knop
Info
Knop
Afvalvloeistof
afvoeren
Knop
Scherm
reinigen
Knop
Systeem
reinigen
Luchtfilter
verwisselen
Knop
Afsluiten
Knop
Klaar
(terug naar
hoofdscherm)
Knop
Service
GEBRUIKERSINTERFACE
6.22
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Knop Info
Druk op de knop
Info
om het serienummer van het instrument en de informatie over de softwareversie
weer te geven. De informatie wordt enkele seconden weergegeven, waarna het scherm Opties
beheerder terugkeert.
Systeeminstellingen
Afbeelding 6-26 Schermen Systeeminstellingen
Knop
Datum
Knop
Tijd
Knop
Geluid
Knop
Waar-
schuwingstonen
Klaar
- terug
naar hoofdscherm
Knop
Naam
instrument
Knop
Naam lab
Knop
Pre-match
Potjes- en
glaasjescodes
Knop
Taal
Meer instellingen,
zie hieronder
Knop
Printer
installeren
Knop
LIS
Klaar
- terug
naar hoofdscherm
Meer instellingen,
schakelt over naar
bovenstaand scherm
Bakjes-verwerking
stoppen of doorgaan
op lege sleuven
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.23
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Datum instellen
Afbeelding 6-27 Knop Datum instellen
Om de datum (dag, maand of jaar) te wijzigen, drukt u op de knop omhoog/omlaag voor het
betreffende veld totdat de gewenste waarde wordt weergegeven. Druk op de knop
Wijzigingen
opslaan
om terug te gaan naar het scherm Systeeminstellingen. Druk op
Annuleren
om
wijzigingen te annuleren en terug te keren naar de vorige instelling. Zie Afbeelding 6-28.
Afbeelding 6-28 Scherm Datum bewerken
Opmerking:
Afhankelijk van de geselecteerde taal kan de volgorde van maand en dag op het scherm
veranderen naar de voor dat land gebruikelijke indeling.
Knop
Datum
toont de
huidige instelling
GEBRUIKERSINTERFACE
6.24
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Tijd instellen
Afbeelding 6-29 Knop Tijd instellen
Om de tijd (uur, minuut, am/pm) te wijzigen, drukt u op de knop omhoog/omlaag voor het
betreffende veld totdat de gewenste waarde wordt weergegeven. Druk op de knop
AM
of
PM
,
al naar gelang van toepassing. Druk op de knop
Wijzigingen opslaan
om de instelling op te slaan en
terug te keren naar het scherm Systeeminstellingen. Zie Afbeelding 6-30.
Opmerking:
Afhankelijk van de geselecteerde taal, kan de klok op het scherm worden weergegeven
in 12-uurs- of 24-uursindeling, naar gelang de voor dat land gebruikelijke indeling.
Afbeelding 6-30 Scherm Tijd bewerken
Knop
Tijd
toont de
huidige instelling
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.25
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Naam lab
Afbeelding 6-31 Knop Naam lab instellen
Om een naam in te voeren of te bewerken voor de instelling waar het instrument zich bevindt, drukt
u op de knop
Naam lab
. Druk op de lettertoetsen om een naam van maximaal 20 tekens in te voeren.
(Lange namen met brede letters kunnen worden afgebroken op het scherm, maar in het veld zijn
20 tekens toegestaan en deze worden afgedrukt op rapporten.)
Zie Afbeelding 6-32. Om een hoofdletter in te voeren, drukt u op de knop
Shift
en vervolgens op
de letter. Bij de volgende letter gaat het systeem weer terug naar kleine letters. Gebruik de knop
Spatiebalk
voor een spatie en de knop
Delete
om de ingevoerde letters te verwijderen.
Druk op de knop
abc/123
om een cijferblok weer te geven om cijfers in te voeren en tekens.
Gebruik de knop
Alt
om tekens in te voeren op de bovenste rij. Schakel zo vaak als gewenst tussen
toetsenbord en numerieke toetsenblok voordat u de wijzigingen opslaat.
Afbeelding 6-32 Schermen Naam lab bewerken en Numeriek toetsenblok
Knop
Naam lab
toont
de huidige instelling
Scherm met toetsenbord
Shift
voor een hoofdletter
Delete
om invoer te verwijderen
abc/123
om cijfers en tekens weer te geven
Annuleren
om terug te gaan naar het
scherm Systeeminstellingen. Gaat terug
naar vorige invoer (indien van toepassing)
Wijzigingen opslaan
om de invoer op
te slaan en terug te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen
Scherm met numeriek toetsenblok
Gebruik
Alt
om tekens in te voeren op de
bovenste rij
Delete
om invoer te verwijderen
abc/123
om het toetsenbord weer te geven
Annuleren
om terug te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen. Gaat terug naar vorige
invoer (indien van toepassing)
Wijzigingen opslaan
om de invoer op te
slaan en terug te gaan naar het scherm
Systeeminstellingen
GEBRUIKERSINTERFACE
6.26
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Naam instrument
Afbeelding 6-33 Knop Naam instrument
Als u voor de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader een naam wilt invoeren of bewerken, drukt
u op de knop
Naam instrument
. Druk op de lettertoetsen om een naam van maximaal 20 tekens in te
voeren. (Lange namen met brede letters kunnen worden afgebroken op het scherm, maar in het veld
zijn 20 tekens toegestaan en deze worden afgedrukt op rapporten.)
Zie Afbeelding 6-34. Om een hoofdletter in te voeren, drukt u op de knop
Shift
en vervolgens op
de letter. Bij de volgende letter gaat het systeem weer terug naar kleine letters. Gebruik de knop
Spatiebalk
voor een spatie en de knop
Delete
om de ingevoerde letters te verwijderen.
Druk op de knop
abc/123
om een numeriek toetsenblok weer te geven waarmee u cijfers en tekens
kunt invoeren. Gebruik de knop
Alt
om tekens in te voeren op de bovenste rij. Schakel zo vaak als
gewenst tussen toetsenbord en numerieke toetsenblok voordat u de wijzigingen opslaat.
Druk op de knop
Wijzigingen opslaan
om de instelling op te slaan en terug te keren naar het scherm
Systeeminstellingen.
Afbeelding 6-34 Scherm Naam instrument bewerken
Knop
Naam instrument
toont de huidige instelling
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.27
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Geluid instellen
Afbeelding 6-35 Knop Geluidsvolume
Er kunnen hoorbare waarschuwingstonen worden ingesteld om aan te geven dat een batch is
voltooid of dat er een fout is opgetreden. Het volume van de waarschuwingstonen kan hoger of
lager worden gezet met de instelling Geluid.
Afbeelding 6-36 Scherm Geluid
Druk herhaaldelijk op de knop
-1
om het volume te verlagen. Druk herhaaldelijk op de knop
+1
om
het volume te verhogen (0 tot 31). Test dit door op de knop
Voorbeeld
te drukken om het geluid te
horen. Dit wordt herhaald totdat de knop
Stoppen
wordt ingedrukt. Blijf het volume van het geluid
aanpassen en vooraf beluisteren totdat u tevreden bent. Druk op de knop
Klaar
om de instelling op
te slaan en terug te gaan naar het scherm Systeeminstellingen.
Knop
Geluidsvolume
toont de huidige instelling
Geluidsvolume
Verlagen
Verhogen
Klaar - Sla de aangepaste instellingen
op en ga terug naar het scherm
Systeeminstellingen
Voorbeeld - Druk op deze knop om het geluid te horen op
het huidige volume. De knop wordt een
Stop
knop waarop
u kunt drukken om de volumetest te beëindigen.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.28
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Waarschuwingstonen
Afbeelding 6-37 Knop Waarschuwingstonen
Waarschuwingstonen zijn hoorbare alarmsignalen die klinken wanneer er een batch is voltooid
of wanneer er een fout is opgetreden. Voor elk zijn drie geluiden beschikbaar. Selecteer voor elke
situatie een toon of kies ervoor om de waarschuwingstonen uit te schakelen.
Opmerking:
Het volume van de tonen wordt ingesteld in het scherm Geluid. Zie het vorige deel.
Door het gebruik van verschillende tonen kan makkelijker worden bepaald of het instrument
een batch heeft voltooid of aandacht behoeft. Op locaties met meerdere instrumenten kunnen
verschillende tonen helpen de afzonderlijke apparaten te identificeren.
Afbeelding 6-38 Scherm Waarschuwingstonen voor Voltooiing batch en Foutconditie
Knop
Waarschuwingstonen
toont de huidige instelling
Waarschuwingstonen bij voltooiing
van een batchverwerking.
Waarschuwingstonen als er een
fout is opgetreden.
Schakel de optie in en selecteer vervolgens een toon. Druk op het geluidspictogram om de toon te horen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.29
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Wanneer een batch is voltooid, klinkt de waarschuwingstoon eenmaal.
Als er een fout optreedt, klinkt de waarschuwingstoon en deze wordt elke paar seconden herhaald.
Het foutberichtenvenster bevat de knop
Alarmgeluid stoppen
. Door hierop te drukken, wordt het
alarm uitgeschakeld. (Afbeelding 6-39.)
Afbeelding 6-39 Knop Alarmgeluid stoppen
Druk op
OK
om het
alarm uit te schakelen
en terug te keren
naar het beperkte
hoofdscherm
Druk op de knop
Alarmgeluid stoppen
om
het alarm uit te schakelen
maar het foutbericht op
het scherm te houden
GEBRUIKERSINTERFACE
6.30
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Taal
Afbeelding 6-40 Knop Taal
Druk op de knop
Taal
om de taal te selecteren die wordt gebruikt op de gebruikersinterface en in
de rapporten.
Afbeelding 6-41 Scherm Taal selecteren
Selecteer een landinstelling voor de taal. Hiermee worden op basis van de taal de aangepaste tijd- en
datumindelingen toegepast die voor die regio gebruikelijk zijn.
Druk op de knop
Wijzigingen opslaan
om de geselecteerde taal en landinstelling meteen op het
systeem toe te passen.
Knop
Taal
toont de
huidige instelling
Lijst van
beschikbare
talen
Knop
Wijzigingen
opslaan
Knop
Annuleren
om wijzigingen af te
breken en terug te
gaan naar scherm
Systeeminstellingen
Landinstellingen -
zorgt ervoor dat
instellingen worden
aangepast aan de
geselecteerde taal,
bijvoorbeeld de tijd-
en datumindeling.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.31
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Pre-match potjes- en glaasjescodes
Afbeelding 6-42 Knop Pre-match Potjes- en glaasjescodes
Deze systeeminstelling wordt alleen gebruikt voor de kleine-batchmodus, waarbij 20 of minder
monsters rechtstreeks vanuit de carrousel worden verwerkt.
Als de instelling
Pre-match potjes- en glaasjescodes
is geselecteerd, controleert het systeem of de
potjes- en glaasjescodes voor iedere set in de carrousel overeenkomen voordat de batchverwerking
begint.
Als een van de potjes-/glaasjescodes niet klopt, wordt een dialoogvenster weergegeven met de
carrouselposities van de afwijkende potjes-/glaasjescodes. Zie Afbeelding 6-43.
Druk op
Verwerking stoppen
om de batch te annuleren en de deurtjes te ontgrendelen zodat de
mismatches kunnen worden gecorrigeerd. Het venster blijft zichtbaar zodat de potjes en glaasjes
gemakkelijk kunnen worden gevonden.
Druk op
Doorgaan met verwerking
om de batch voort te zetten. De potjes/glaasjes die niet
overeenkomen, worden niet verwerkt.
Afbeelding 6-43 Scherm Voorcontrole mislukt
Als
Pre-match potjes- en glaasjescodes
niet is geselecteerd, controleert het systeem tijdens de
verwerking of iedere set van potjes en glaasjes overeenkomt. Een mismatch in de codes heeft
tot gevolg dat het systeem het potje overslaat en verder gaat met het volgende potje dat een
overeenkomende glaasjescode heeft.
Knop
Pre-match potjes-
en glaasjescode
toont de
huidige instelling
GEBRUIKERSINTERFACE
6.32
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Printer installeren
Afbeelding 6-44 Knop Printer installeren
Als er binnen uw systeem een netwerkprinter is geïnstalleerd, wordt met deze functie het netwerk
doorzocht naar de printer en wordt daarmee op het moment van installatie verbinding gemaakt.
Als er geen printer is geïnstalleerd of als deze niet beschikbaar is voor het systeem, wordt er een
melding weergegeven dat er geen printer is gevonden. Zie Afbeelding 6-45.
Afbeelding 6-45 Meldingen Printer installeren
Opmerking:
Op één printer kunnen meerdere instrumenten worden aangesloten.
Knop
Printer installeren
toont de huidige instelling
Melding Printer geïnstalleerd Melding Printer is niet geïnstalleerd
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.33
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Bakjes-verwerking
Tijdens de verwerking verplaatst de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader de potjes vanuit het
bakje voor potjes naar de carrousel. Het instrument kan zo worden geconfigureerd dat het laden van
potjes stopt bij een lege sleuf in het bakje voor potjes, of dat het doorgaat voorbij lege sleuven in het
bakje voor potjes.
Als de instelling 'Stoppen als leeg' is en de AutoLoader een lege opening in een bakje voor potjes
tegenkomt, stopt de AutoLoader met het zoeken naar potjes in dat bakje, markeert dat bakje als
compleet en gaat naar het volgende bakje, waarbij hij alle resterende bakjes voor potjes doorloopt.
Als de instelling 'Alles doorzoeken' is en de AutoLoader stuit op een lege sleuf in een bakje voor
potjes, dan worden alle resterende sleuven in het bakje voor potjes doorzocht alvorens naar het
volgende bakje voor potjes te gaan, waarbij alle resterende bakjes voor potjes worden doorzocht.
Om de instelling te wijzigen, raakt u de gewenste optie aan en drukt u op
Wijzigingen opslaan
.
Afbeelding 6-46 Zoekmodus bakje voor potjes
GEBRUIKERSINTERFACE
6.34
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
LIS (Laboratory Information System)
Afbeelding 6-47 Knop LIS
Als uw systeem is uitgerust met de optionele LIS-interface:
kunnen batchrapporten worden geüpload naar het NAS-apparaat (network attached storage)
kan informatie uit uw laboratoriuminformatiesysteem worden opgenomen in het ontwerp
van het glaasjeslabel (met enkele beperkingen vanwege ruimterestricties en het gebruik van
ongeldige tekens)
kan de glaasjesverwerking zodanig worden ingesteld dat deze ook wordt uitgevoerd
wanneer er geen LIS-gegevens beschikbaar zijn of dat potjes worden overgeslagen wanneer
er geen LIS-gegevens beschikbaar zijn
Afbeelding 6-48 Selecties Lab-informatiesysteem
Opmerking:
Het beleid voor het kopiëren van batchrapporten en het beleid voor monsterverwerking
kunnen onafhankelijk van elkaar worden gewijzigd.
Selecteer de instellingen door voor elk veld op de knoppen
Ja
of
Nee
te drukken. Deze instellingen
blijven van kracht totdat de bediener deze wijzigt.
Knop
LIS
toont de
huidige instelling
Batchrapporten worden naar de NAS gekopieerd
voor toegang via de LIS-server. (Bovendien
blijven deze gedurende 8 weken in de
systeemdatabase voordat ze worden verwijderd.)
Potjes worden verwerkt, zelfs als het labelontwerp
om LIS-gegevens vraagt die niet beschikbaar zijn.
Batchrapporten worden niet naar de LIS-server
gekopieerd.
Potjes worden niet verwerkt als het labelontwerp
vraagt om LIS-gegevens die niet beschikbaar zijn.
(Het potje wordt teruggeplaatst in het bakje voor
potjes en in het batchrapport krijgt deze de fout
5201 mee: Lezen LIS-gegevensbestand mislukt.)
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.35
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Scherm reinigen
Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
Afvalvloeistof afvoeren
Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
Labels ontwerpen
Afbeelding 6-49 Knop Labels ontwerpen
De informatie die met een laserapparaat op het objectglaasje wordt geëtst, kan worden geconfigureerd
met de functie Labels ontwerpen. Dit is een proces van vijf stappen:
1. Selecteer indeling glaasjescodes: OCR: Imager, OCR: Non-Imager, 1-D-barcode of 2-D-barcode
2. Selecteer de gegevens die op het label komen (kies: Naam lab, Naam instrument, Datum/tijd,
Potjes- en glaasjescode, LIS-veld 1, LIS-veld 2, LIS-veld 3, Potjesveld 1, Potjesveld 2, Potjesveld 3,
of selecteer geen enkel veld.)
3. Kies de tekst die bovenaan komt (kies: Naam lab, Naam instrument, Datum/tijd, Potjes-
en glaasjescode, LIS-veld 1, LIS-veld 2, LIS-veld 3, Potjesveld 1, Potjesveld 2, Potjesveld 3,
of selecteer geen enkel veld.)
4. Kies de tekst die onderaan komt (kies: Naam lab, Naam instrument, Datum/tijd, Potjes-
en glaasjescode, LIS-veld 1, LIS-veld 2, LIS-veld 3, Potjesveld 1, Potjesveld 2, Potjesveld 3,
of selecteer geen enkel veld.)
5. Controleer het labelontwerp en sla het op.
Het labelontwerp blijft van kracht totdat de bediener wijzigingen doorvoert. Er is een knop
waarmee het ontwerp kan worden teruggezet naar het standaard labelontwerp, zoals afgebeeld
in Afbeelding 6-50.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.36
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-50 Scherm Bewerken labelontwerp
Stel de instellingen voor Barcodes configureren en andere Systeeminstellingen in, zoals Naam
instrument, Naam lab en de datum, voordat u de labels voor de objectglaasjes ontwerpt. De functie
Labels ontwerpen kan informatie uit deze Systeeminstellingen gebruiken.
De glaasjescode is afgeleid van de monsterpotjescode. Afhankelijk van de geselecteerde indeling
en de gebruikte primaire potjescode gelden er lengte- en tekenbeperkingen voor de uiteindelijke
glaasjescode.
De potjescode moet zijn opgemaakt in een van de zes ondersteunde symbolenreeksen voor
1-D-barcodes (Code 128, Interleaved 2 van 5, Code 39, Code 93, Codabar of EAN-13/JAN) of in
een van de twee ondersteunde symbolenreeksen voor 2-D-barcodes (DataMatrix of QR-code).
Voor de potjeslabels mogen geen OCR-indelingen worden gebruikt.
Afbeelding 6-51 Stap 1 - Indeling glaasjescode - OCR: Imager
Weergave
toont het huidige
gebruikte ontwerp
(standaardontwerp
is weergegeven)
Knop Klaar om terug
te gaan naar scherm
Opties beheerder
Druk op de knop
Ontwerp bewerken
om het labelontwerp
te wijzigen
Knop
Standaardontwerp
herstellen
OCR: Imager
Deze OCR-indeling is vereist voor objectglaasjes die
worden verwerkt op het ThinPrep Imaging System.
Het glaasje wordt geëtst in de indeling 7 boven 7,
zoals aangegeven
Van de barcode op het potje worden alleen cijfers
gelezen. Tekens die geen cijfers zijn, worden
verwijderd.
Als de lengte 14 is, wordt ervan uitgegaan dat de
laatste 3 cijfers de CRC vormen. De 11-cijferige
code wordt gebruikt.
Als de lengte tussen 5 en 11 is, worden er naar
behoefte voorloopnullen toegevoegd om een
11-cijferig nummer te vormen.
Als de lengte 12 is en het eerste cijfer is een nul,
wordt de code geaccepteerd door de voorloopnul
te verwijderen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.37
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-52 Stap 1 - Indeling glaasjescodes - 1-D-barcode
Afbeelding 6-53 Stap 1 - Indeling glaasjescodes - 2-D-barcode
Indeling 1-D-barcode
Van de barcode op het potje worden alle
tekens gelezen.
De gegevenslengte moet tussen de 5 en
14 tekens zijn.
Op de uiteindelijke indeling zijn mogelijk verdere
beperkingen van toepassing, zie Tabel 6.2.
Met de knop
Volgende
wordt u gevraagd te
selecteren welke 1-D-code er wordt gebruikt.
Om de volgende stappen over te slaan, gebruikt u de
knop Beëindigd om direct naar het laatste scherm in
de cyclus te gaan, het scherm Beoordeling ontwerp.
Indeling 2-D-barcode
Van de barcode op het potje worden alle tekens
gelezen.
De gegevenslengte voor de glaasjescode moet
minimaal 5 tekens zijn. De maximale lengte
voor de glaasjescode in een DataMatrix-barcode
ligt waarschijnlijk tussen 30 en 44 tekens.
De maximale lengte voor de glaasjescode
in een QR-code-barcode is waarschijnlijk de
64-tekenslimiet van de ThinPrep 5000-processor.
Elk moet getest worden. Zie 'Test instellingen
glaasjescode' op pagina 6.55.
Op de uiteindelijke indeling zijn mogelijk verdere
beperkingen van toepassing, zie Tabel 6.2.
2-D-barcodes bevatten geen tekens die voor
mensen leesbaar zijn, zoals bij de indeling van
1-D-barcodes het geval is. Als u op het glaasje
ook een leesbare potjescode wilt, selecteert
u 'Potjescode' als veldinfo bij stap 2,
3 of 4 hieronder.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.38
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-54 Stap 1 - Indeling glaasjescode - OCR: Non-Imager
Selecteer de gegevens en de indeling van de gegevens die op het objectglaasje moeten verschijnen.
Om een gebied op het objectglaasje leeg te laten, selecteert u geen gegevenstype.
Tabel 6.2: Beperkingen voor objectglaasjes op basis van de gebruikte
barcodesymbolen
1-D Code 128 Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund. De breedte van de barcode varieert
afhankelijk van de inhoud. Op een objectglaasje passen maximaal 8 letters of 14 cijfers.
Combinaties hiervan verkorten de maximale lengte.
1-D EAN-13/JAN De ondersteunde tekens zijn 0-9. De code moet uit 13 cijfers bestaan.
1-D Codabar (NW7) De ondersteunde tekens zijn - + $ / : . en de cijfers 0–9. Maximaal 14 cijfers, inclusief een
controlegetal, passen op een objectglaasje.
1-D Interleaved 2 van 5 Alleen cijfers zijn toegestaan. De indeling is 5, 7, 9 of 11 tekens + 1 controlegetal.
1-D Code 39 De ondersteunde tekens zijn A-Z, 0-9, - + $ / % 'spatie'
Op een objectglaasje passen maximaal 6 tekens.
1-D Code 93 Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund. Op een objectglaasje passen maximaal
8 tekens.
2-D QR-code Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund. Er mogen maximaal 64 tekens worden
gebruikt.
2-D DataMatrix Alle afdrukbare ASCII 128-tekens worden ondersteund. De indeling is 12x36 DataMatrix, en het
maximum ligt tussen 30 en 44 tekens.
OCR: Non-Imager
Op het objectglaasje worden een of twee rijen geëtst,
afhankelijk van het aantal cijfers in de code.
Van de barcode op het potje worden alleen
cijfers gelezen. Tekens die geen cijfers zijn,
worden verwijderd.
De gegevenslengte moet tussen de 5 en
14 cijfers zijn.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.39
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-55 Stap 2 - Selecteer gegevens
LIS-velden zijn alleen beschikbaar indien LIS is
ingeschakeld. Wanneer een LIS- of potjescode-/
glaasjescodeveld wordt gebruikt, wordt u met de knop
Volgende gevraagd het type gegevens te selecteren.
De knoppen Potjesveld zijn alleen beschikbaar
als het instrument is geconfigureerd voor een
potjeslabel met extra informatie naast de
identificatiecode. Zie 'Barcodes configureren' op
pagina 6.42
Als uw instelling verschillende codes gebruikt
voor potjescodes en glaasjescodes, kan de
potjescode/glaasjescode een tekstversie zijn
van dezelfde glaasjescode in een barcode,
of het kan het gedeelte identificatiecode van
de potjescode zijn.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.40
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Het gegevensveld onder de glaasjescode kan een barcode of tekst zijn. De bovenste tekst en de
onderste tekst zijn elk tekstvelden. Selecteer de grootte voor de tekst.
Afbeelding 6-56 Selecteer de grootte van de tekst op het glaasjeslabel
Afbeelding 6-57 Stap 3 - Voeg de tekst toe die bovenaan komt
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.41
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-58 Stap 4 - Voeg de tekst toe die onderaan komt
Afbeelding 6-59 Stap 5 - Controleer het ontwerp en sla wijzigingen op
Als het labeltype wordt geselecteerd vanuit het scherm Opties beheerder, wordt het huidige ontwerp
op de objectglaasjes geëtst.
Opmerking:
Dit geldt alleen voor de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader. Als monsters
rechtstreeks vanuit de carrousel moeten worden verwerkt in de kleine-batchmodus,
moeten de objectglaasjes
vóór
verwerking worden gelabeld of geëtst.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.42
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Barcodes configureren
De ThinPrep 5000-processor vergelijkt de potjescode met een glaasjescode. De optie Barcodes
configureren bepaalt de manieren waarop de processor de codes zal vergelijken.
De instellingen barcodes configureren bestaan uit een reeks vragen over hoe monsterpotjes worden
gelabeld wanneer de potjes worden klaargemaakt voor verwerking en een reeks vragen over hoe een
objectglaasje in uw laboratorium wordt gelabeld.
Opmerking:
Sommige barcodeconfiguratieopties die in deze handleiding worden beschreven,
verschijnen mogelijk niet op het schermdisplay van een instrument. Het scherm toont
alleen de opties die voor dat specifieke instrument beschikbaar zijn. Zo kunnen
ThinPrep 5000-processoren waarop een bepaalde scanner is geïnstalleerd, geen
2-D-barcodes op potjeslabels lezen en leest een bepaalde scanner maximaal vijf
soorten 1-D-barcodes op potjeslabels.
De instellingen voor Barcodes configureren vereisen dat een deel van de informatie in een potjescode
ook wordt gebruikt op een glaasjeslabel. De potjescode kan dezelfde zijn als die van het objectglaasje.
De glaasjescode moet minimaal 5 en maximaal 64 tekens bevatten, maar de indeling die voor de
glaasjescode wordt gebruikt, stelt zijn eigen eisen. Bijvoorbeeld, in de OCR: Imager-indeling, moet
de glaasjescode uit 14 tekens bestaan, of wanneer een 1-D-code 128-barcode leesbaar moet zijn op
het objectglaasje, mag de glaasjescode uit maximaal 14 cijfers of 8 letters bestaan. In het algemeen
kunnen de 2-D-barcode-indelingen meer tekens in de glaasjescode gebruiken dan de 1-D-barcode-
of OCR-indelingen.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.43
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-60 Scherm Barcodes configureren
Er zijn afzonderlijke delen voor het configureren van de potjescode en de glaasjescode. In elk deel
moet informatie over de codes worden ingevoerd. Elk deel eindigt met een scherm met een knop
Configuratie testen
of een knop
Testinstellingen
waarmee het instrument voorbeeldlabels van een
potje en/of glaasje kan scannen om te controleren of de ThinPrep 5000-processor is geconfigureerd
voor het lezen van de codelabels die in uw lab worden gebruikt. De schermweergaven zijn bedoeld
om de bediener door de reeks stappen te leiden om alle barcode-informatie te configureren. De reeks
stappen is anders wanneer de glaasjescodes precies dezelfde zijn als de potjescodes, wanneer de
labels van de objectglaasjes door de AutoLoader met de laser zijn geëtst, en wanneer de labels van
de objectglaasjes vooraf zijn aangebracht. Elk van de stappen wordt hieronder beschreven, gevolgd
door de volledige reeks stappen voor het configureren van de potjescode en de glaasjescode.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.44
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Potjescode configureren
De ThinPrep 5000-processor kan worden ingesteld om potjescodes te lezen als 1-D-barcodes of
als 2-D-barcodes. Selecteer 1-D-barcode of 2-D-barcode, en selecteer vervolgens het (de) type(n)
barcodes dat (die) in uw instelling wordt (worden) gebruikt voor potjescodes.
Afbeelding 6-61 Configureer barcodetype(n) voor potjescode
Opmerking:
Voor de beste prestaties selecteert u alleen het (de) barcodetype(n) dat in uw laboratorium
wordt gebruikt voor potjescodes en selecteert u geen barcodetypen die niet in uw
laboratorium worden gebruikt.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.45
6
GEBRUIKERSINTERFACE
De ThinPrep 5000-processor kan zo worden ingesteld dat de volledige potjescode wordt gebruikt als
glaasjescode, of hij kan zo worden ingesteld dat een deel van de potjescode wordt herkend voor
gebruik in de glaasjescode.
Afbeelding 6-62 Aanvullende informatie in de potjescode buiten de monsteridentificatiecode
Indien de potjescode aanvullende informatie bevat naast de monsteridentificatiecode, configureer
dan de ThinPrep 5000 om te herkennen waar de identificatiecode zich bevindt binnen de potjescode.
Configureer het instrument ook zodanig dat aanvullende informatie in de potjescode wordt herkend
als een of meer delen van de potjescode, rekening houdend met hoe, of als, de aanvullende
informatie op een glaasjeslabel zal verschijnen.
Opmerking:
De identificatiecode in de potjescode is het gedeelte van de potjescode dat wordt
gebruikt om de glaasjescode te configureren. Zie 'Barcodes configureren' op pagina 6.42
voor meer informatie.
Om de volgende
stappen over te
slaan, gebruikt u de
knop
Beoordeling
om direct naar het
laatste scherm in de
cyclus te gaan, het
overzichtsscherm
Potjescode.
Selecteer
Nee
en
druk op
Volgende
als de volledige
potjescode de
identificatiecode
van het monster is.
Selecteer
Ja
om de
aanvullende informatie
in de potjescode te
beschrijven.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.46
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-63 Scherm Potjesgegevens
Voer het totale aantal onderdelen en een scheidingsteken in. Het totale aantal onderdelen moet
tussen twee en vier liggen. Als een potjescode bijvoorbeeld altijd begint met gegevens die niet de
identificatiecode zijn, kan de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader worden geconfigureerd om
de potjescode als twee segmenten te beschouwen: 'Veld 1' en de identificatiecode.
Raak het vakje rechts van de tekst aan om het toetsenblok te openen. Voer het nummer of teken in en
druk op
Klaar
om terug te keren naar het scherm Potjesgegevens. Druk op de knop
Wijzigingen
opslaan
om op te slaan en terug te keren naar het scherm Potjescode configureren. Het scherm
Potjescode configureren toont nu het aantal onderdelen. Raak de positie aan van het onderdeel waar
de identificatiecode staat. In dit voorbeeld begint de potjescode met de identificatiecode en heeft drie
extra velden. In dit voorbeeld worden de identificatiecode en de drie bijkomende velden gescheiden
door een "|" (verticale streep).
Op het scherm verschijnt het aantal onderdelen en de positie van de identificatiecode binnen
de potjescode.
Raak het vakje aan
om het toetsenblok
te openen.
Raak de knop
Wijzigingen opslaan
aan om de informatie
op te slaan en naar
het volgende scherm
te gaan.
Elk van de onderdelen in
de potjecodeconfiguratie
kan worden opgenomen
in het labelontwerp
voor het etsen van
glaasjescodes op
de AutoLoader.
Om de velden Totaal
aantal onderdelen
en Scheidingsteken
te wissen, raakt
u
Wissen
aan.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.47
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-64 Identificatiecode en aanvullende informatie in de potjescode
Bekijk de samenvatting van de configuratie van de potjescode. Druk op
Wijzigingen opslaan
om de
configuratie op te slaan. Om een instelling te wijzigen, gebruikt u de knop
Vorig e
. Om na te gaan of
de configuratie van de potjescodes overeenkomt met de potjescodes in uw laboratorium, drukt u op
de knop
Testinstellingen
.
Afbeelding 6-65 Het overzichtsscherm Potjescode configureren
Druk op
Vorige
om terug te
keren naar het vorige scherm.
Druk op
Annuleren
om
de configuratie van de
potjescode te annuleren.
Druk op
Volgende
om naar
het overzichtsscherm van
de potjescode te gaan.
Gebruik de knop
Testinstellingen
om de configuratie
van de potjescode te
controleren door een
potjeslabel te scannen
GEBRUIKERSINTERFACE
6.48
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Om de potjescodeconfiguratie te testen, gebruikt u een gelabeld potje. Plaats een gelabeld potje in
sleuf 1 van de inputcarrousel. Sluit de deurtjes en druk op
Doorgaan
om te scannen.
Het instrument haalt het potje uit sleuf 1 van de carrousel en scant de potjescode om te controleren
of de gescande code overeenkomt met de potjescode-barcodeconfiguratie die op het instrument
is ingesteld.
Afbeelding 6-66 Test instellingen potjescode
Wanneer de potjescode correct is geconfigureerd, gaat u terug naar het overzichtsscherm en slaat
u de wijzigingen op.
Als de potjescode niet overeenkomt met de criteria
die voor de potjescode zijn geconfigureerd, meldt
het scherm dat het instrument de potjescode niet
heeft kunnen lezen. Corrigeer de potjescode op
het label of corrigeer de potjescodeconfiguratie
voordat u de monsters verwerkt.
Succesvolle configuratie potjescode.
De potjescodeconfiguratie-informatie komt overeen
met het gescande potjeslabel. In dit voorbeeld
heeft de potjescode een identificatiecode van
'60' en er zijn twee extra velden in de potjescode
naast de identificatiecode. Deze configuratie
komt overeen met een potje met '60|7672999|9'
op het potjeslabel.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.49
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Glaasjescode configureren
Opmerking:
Voor het etsen van de EAN-13/JAN en Codabar 1-D-barcodetypen en het QR-code
2-D-barcodetype zijn speciale onderdelen nodig, die verkrijgbaar zijn via de
Technische ondersteuning van Hologic.
De identificatiecode in de instelling Potjescode configureren is het gedeelte van de potjescode dat
wordt gebruikt om de glaasjescode te configureren. Het wordt in de instellingen Glaasjescode
configureren aangeduid als 'potjescode'.
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan geconfigureerd worden om de glaasjescode op
elk glaasje te laser-etsen, of hij kan geconfigureerd worden om glaasjes te verwerken waarop labels
aangebracht zijn voor ze in de glaasjescarrousel geladen worden, voor de kleine-batchmodus.
Configureer het instrument voor AutoLoader-modus en voor Kleine-batchmodus. Zie Afbeelding 6-67.
Afbeelding 6-67 Selecteer glaasjeslabelmethode
Raak de knop voor
Voorgelabelde
objectglaasjes aan
om criteria in te stellen
die het instrument zal
gebruiken in de kleine-
batchmodus, wanneer
de objectglaasjes
gelabeld zijn voordat
ze in het instrument
geladen worden.
Raak de knop voor
Objectglaasjes met
lasergravering aan
om de informatie te
configureren die de
AutoLoader tijdens
het verwerken in
de glaasjescode
zal graveren.
Tik voor een korte
beschrijving
GEBRUIKERSINTERFACE
6.50
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Glaasjescode configureren voor objectglaasjes met lasergravering
De glaasjescode moet gebaseerd zijn op de potjescode. Er zijn vier opties voor het configureren van
objectglaasjes met lasergravering. Combinaties van de vier opties kunnen worden gebruikt.
Indien meer dan één optie wordt gebruikt, worden de opties in de onderstaande volgorde toegepast:
1. Selecteer een segment uit de potjescode
2. Vervangen tekens (in dat segment, indien aanwezig)
3. Voeg tekens in (in het segment met de vervangen tekens, indien aanwezig)
4. Voeg tekens toe (in het segment met de vervangen en ingevoegde tekens, indien aanwezig)
Naast het configureren van de glaasjescode in de instellingen Barcodes configureren, moet het geëtste
label worden ontworpen in de instelling Labels ontwerpen.
Afbeelding 6-68 Hoe ziet de geëtste glaasjescode eruit?
Segment van code
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan worden geconfigureerd om glaasjescodes te etsen
die altijd hetzelfde segment van de glaasjescode zijn.
Identificatiecodedeel
van het potjeslabel Glaasjescode
Voorbeeld ABC1234DEF 1234
Selecteer en stel een of meer van
deze opties in om de relatie tussen
de glaasjescode en het gedeelte
van de identificatiecode van
de potjescode te beschrijven.
Als de glaasjescode en potjescode
identiek zijn, hoeft u hier geen
keuze te maken.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.51
6
GEBRUIKERSINTERFACE
1. Raak de knop
Segment van code
aan.
2. Geef aan waar in de potjescode het segment begint dat op de glaasjescode wordt gebruikt.
Als het eerste teken van het segment voor de glaasjescode het eerste teken van de potjescode is,
laat u het veld 'Beginnen bij positie' leeg.
Als het startpunt een bepaalde positie in de potjescode is, zoals het vijfde teken, gebruikt u de
instelling 'Beginnen bij positie'.
A. Raak het lege vakje aan om toegang te krijgen tot het toetsenblok.
B. Gebruik het toetsenblok om het nummer in te voeren dat de positie vertegenwoordigt van
het teken dat de start is van het segment van de potjescode dat in de glaasjescode wordt
gebruikt, bijvoorbeeld '5' voor het vijfde teken.
Als het startpunt van het segment van de potjescode dat in de glaasjescode wordt gebruikt, een
bepaald teken is, raak dan het driehoekje naast 'Beginnen bij positie' aan om het veld 'Beginnen
bij teken' te zien.
C. Raak de naam
Beginnen bij teken
aan om het te selecteren.
D. Raak het lege vakje aan om toegang te krijgen tot het toetsenblok.
E. Gebruik het toetsenblok om het teken in te voeren waarmee het segment van de potjescode
dat in de glaasjescode wordt gebruikt, begint. Dit teken wordt behandeld als een begrenzing,
en dit teken wordt niet opgenomen wanneer het segment van de potjescode wordt gebruikt
in andere gebieden van de instellingen voor Barcodes configureren.
F. Druk op
Klaar
om het toetsenblok te sluiten.
3. Geef aan waar in de potjescode het segment eindigt dat op de glaasjescode wordt gebruikt.
Als het einde van het segment dat in de glaasjescode moet worden gebruikt, het einde van de
potjescode is, laat u het veld 'Segmentlengte' leeg.
Als het eindpunt van het segment van de potjescode dat in de glaasjescode wordt gebruikt,
steeds hetzelfde aantal tekens is vanaf het beginpunt van het segment, gebruik dan het veld
'Segmentlengte'.
A. Raak het lege vakje aan om toegang te krijgen tot het toetsenblok.
B. Gebruik het toetsenblok om het teken in te voeren waarmee het segment van de potjescode
dat in de glaasjescode wordt gebruikt, eindigt.
Als het startpunt van het segment van de potjescode dat in de glaasjescode wordt gebruikt, een
bepaald teken is, raak dan het driehoekje naast 'Segmentlengte' aan om het veld 'Eindigen bij
teken' te zien.
A. Raak de naam
Eindigen bij teken
aan om het te selecteren.
B. Raak het lege vakje aan om toegang te krijgen tot het toetsenblok.
C. Gebruik het toetsenblok om het teken in te voeren waarmee het segment van de potjescode
dat in de glaasjescode wordt gebruikt, eindigt. Dit teken wordt behandeld als een begrenzing,
en dit teken wordt niet opgenomen wanneer het segment van de potjescode wordt gebruikt in
andere gebieden van de instellingen voor Barcodes configureren.
D. Druk op
Klaar
om het toetsenblok te sluiten.
4. Druk op
Wijzigingen opslaan
om de gegevens op te slaan.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.52
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Tekens vervangen
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan worden geconfigureerd om glaasjescodes te etsen
die de potjescodes zijn waarvan bepaalde tekens zijn vervangen.
1. Raak de knop
Tekens vervangen
aan.
2. Raak het vakje naast 'Te vervangen tekens' aan om toegang te krijgen tot het toetsenbord.
3. Gebruik het toetsenblok om de tekens in te voeren die u in de potjescode wilt vervangen.
4. Gebruik het toetsenblok om de tekens in te voeren die de potjescodetekens in de glaasjescode
vervangen.
5. Druk op
Klaar
om het toetsenblok te sluiten.
6. Druk op
Wijzigingen opslaan
om de informatie over de vervangen tekens op te slaan.
Tekens invoeren
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan worden geconfigureerd om glaasjescodes te etsen
die de potjescodes zijn waaraan bepaalde tekens aan het begin van de glaasjescode zijn toegevoegd.
1. Raak de knop
Tekens invoeren
aan.
2. Raak het vakje naast 'Begintekens' aan om toegang te krijgen tot het toetsenblok.
3. Gebruik het toetsenblok om het/de teken(s) in te voeren die altijd aan het begin van de
glaasjescode staan.
4. Druk op
Klaar
om het toetsenblok te sluiten.
5. Druk op
Wijzigingen opslaan
om de informatie over de ingevoegde tekens op te slaan.
Tekens toevoegen
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan worden geconfigureerd om glaasjescodes te etsen
die de potjescodes zijn waaraan bepaalde tekens aan het eind van de glaasjescode zijn toegevoegd.
Identificatiecodedeel
van het potjeslabel Glaasjescode
Voorbeeld
AB-CD-1234 AB-XY-1234
Identificatiecodedeel
van het potjeslabel Glaasjescode
Voorbeeld
12345 ABC12345
Identificatiecodedeel
van het potjeslabel Glaasjescode
Voorbeeld
12345 12345ABC
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.53
6
GEBRUIKERSINTERFACE
1. Raak de knop
Tekens toevoegen
aan.
2. Raak het vakje naast 'Eindtekens' aan om toegang te krijgen tot het toetsenblok.
3. Gebruik het toetsenblok om het/de teken(s) in te voeren die altijd aan het einde van de
glaasjescode staan.
4. Druk op
Klaar
om het toetsenblok te sluiten.
5. Druk op
Wijzigingen opslaan
om de informatie over de toegevoegde tekens op te slaan.
Op het scherm verschijnt een samenvatting van de aangepaste instellingen voor glaasjescode.
Afbeelding 6-69 Objectglaasjes met lasergravering configureren - overzichtsscherm
Beoordeel het overzicht van de configuratie van de glaasjescode. Druk op
Wijzigingen opslaan
om
de configuratie op te slaan. Om een instelling te wijzigen, gebruikt u de knop
Vori g e
.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.54
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Voor de OCR- en 1-D-barcodetypen zijn vaak kortere glaasjescodes nodig dan voor 2-D-barcodetypen.
Als de instellingen voor de barcodeconfiguratie voor de glaasjescode waarschijnlijk een glaasjescode
opleveren die te lang is voor het type barcode dat op het glaasje kan worden geëtst, verschijnt er een
geel waarschuwingsteken in het overzichtsscherm. Raak de gele driehoek op het scherm aan om de
melding te zien.
Afbeelding 6-70 Overzichtsscherm voor het configureren van objectglaasjes met lasergravering
Om de glaasjescodeconfiguratie te testen, gebruikt u een gelabeld potje. Plaats een gelabeld potje in
sleuf 1 van de inputcarrousel. Sluit de deurtjes en druk op
Doorgaan
om te scannen.
Het instrument schuift het potje in sleuf 1 van de carrousel en scant de potjescode. De test controleert
niet alleen of de gescande potjescode overeenkomt met de geconfigureerde potjescode, maar het
scherm toont ook een voorbeeld van de informatie die op de objectglaasjes zal worden geëtst, inclusief
de identificatiecode en eventuele aanvullende configuratie-informatie voor de objectglaasjes.
Op het scherm verschijnt de gescande potjescode en de aangepaste glaasjescode, dat is het
identificatiecodedeel van het potje dat is aangepast door een gekozen segment te gebruiken en/of
door tekens te vervangen, in te voegen of toe te voegen.
Gebruik de knop
Testinstellingen
om
de configuratie van
de potjescode en de
glaasjescode te
controleren door een
potjeslabel te scannen
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.55
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-71 Test instellingen glaasjescode
Wanneer de glaasjescode correct is geconfigureerd, gaat u terug naar het overzichtsscherm en slaat u
de wijzigingen op.
Succesvolle configuratie glaasjescode.
De potjescodeconfiguratie-informatie komt
overeen met het gescande potjeslabel.
De glaasjescode voor het monster in dit potje
wordt in dit voorbeeld geëtst als 'TEST-2-3152*'
(overeenkomstig de configuratie-instellingen
voor Objectglaasjes met lasergravering getoond
in Afbeelding 6-69.)
Als de configuratie-instellingen voor de
glaasjescode niet gecombineerd kunnen
worden om een geldige glaasjescode voor het
glaasjesontwerp te produceren, verschijnt er
een rode 'x' in de testconfiguratieresultaten.
Corrigeer de glaasjescodeconfiguratie-instellingen
voordat u monsters verwerkt.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.56
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Glaasjescode configureren voor voorgelabelde objectglaasjes
Voor kleine-batchmodus wanneer de glaasjes reeds gelabeld zijn voor het laden van de
ThinPrep 5000-processor, configureert u een of meer typen barcodes die gebruikt worden op de
glaasjeslabels zodat de ThinPrep 5000-processor de potjescode en glaasjescode onderscheidt van
andere informatie die mogelijk op de labels is afgedrukt. Voor de glaasjescode moet een barcode of
OCR-indeling worden gebruikt.
Raak het codetype aan om het te selecteren: 1-D-barcode, 2-D-barcode, OCR: Imager of OCR:
Non-Imager.
Afbeelding 6-72 Geef het type voorgelabelde glaasjescode op
Druk op
Vo lg en d e
om verder te gaan.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.57
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Voor 1-D-barcodes raakt u een codetype aan om het te selecteren.
Afbeelding 6-73 Geef 1-D-barcodetype(n) op voor de voorgelabelde glaasjescodes
Druk op
Vo lg en d e
om verder te gaan.
Voor 2-D-barcodes raakt u een codetype aan om het te selecteren.
Afbeelding 6-74 Geef 2-D-barcodetype(n) op voor de voorgelabelde glaasjescodes
Druk op
Vo lg en d e
om verder te gaan.
Om de volgende
stappen over te slaan,
gebruikt u de knop
Beoordeling
om direct
naar het laatste scherm
in de cyclus te gaan,
het overzichtsscherm
Glaasjescode.
Met de knop
Alle
1-D-barcodes
selecteert u alle
beschikbare
1-D-barcodetypen.
Voor Interleaved 2 van
5 en Code 39 1-D-
barcodes, wanneer de
barcode is geselecteerd,
selecteert u of een
controlegetal zal worden
gebruikt of niet.
Selecteer het (de)
1-D-barcodetype(n)
dat (die) in uw
instelling op object-
glaasjeslabels
wordt (worden)
gebruikt.
Selecteer het (de)
2-D-barcodetype(n)
dat (die) in uw
instelling op object-
glaasjeslabels
wordt (worden)
gebruikt.
Om de volgende
stappen over te slaan,
gebruikt u de knop
Beoordeling
om direct
naar het laatste scherm
in de cyclus te gaan,
het overzichtsscherm
Glaasjescode.
Met de knop
Alle
2-D-barcodes
selecteert u alle
beschikbare
2-D-barcodetypen.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.58
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
De potjescode en de glaasjescode kunnen identiek zijn, maar ze kunnen ook verschillen. De potjescode
en de glaasjescode moeten een uniek deel van hun code delen. Geef aan of ze identiek zijn of dat
de glaasjescode en de potjescode van elkaar verschillen, zodat de ThinPrep 5000-processor een
overeenkomst tussen de potjescode en de glaasjescode herkent en de glaasjescode en de potjescode
onderscheidt van andere informatie die mogelijk op het glaasjeslabel en/of potjeslabel staat afgedrukt.
Afbeelding 6-75 Voorgelabelde objectglaasjes - matchen van potjescode en glaasjescode
Als de potjescode aanvullende informatie bevat die geen deel uitmaakt van de glaasjescode, geef dan
aan hoe het segment van de
potjescode
moet worden geïdentificeerd om te gebruiken voor het
matchen van potjescodes en glaasjescodes.
Als de glaasjescode aanvullende informatie bevat die geen deel uitmaakt van de potjescode, geef dan
aan hoe het segment van de
glaasjescode
moet worden geïdentificeerd om te gebruiken voor het
matchen van potjescodes en glaasjescodes.
De stappen voor het configureren van het instrument om een segment van de potjescode en de
glaasjescode met voorgedrukte labels te herkennen, zijn dezelfde als de stappen 2 tot en met 4,
gebruikt voor het configureren van codes van objectglaasjes met lasergravering. Zie 'Segment van
code' op pagina 6.50.
Als de volledige identificatiecode van het potje
(potjescode) wordt gebruikt in de glaasjescode,
selecteer dan
Gehele code
.
Als slechts een segment van de identificatiecode
van het potje (potjescode) deel uitmaakt van de
glaasjescode, selecteer dan Segment van code
en geef aan waar dat segment begint en eindigt.
Als de volledige glaasjescode overeenkomt met
de identificatiecode van het potje (potjescode),
selecteer dan Gehele code.
Als slechts een segment van de glaasjescode
de identificatiecode van het potje is (potjescode),
selecteer dan Segment van code en geef aan
waar dat segment begint en eindigt.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.59
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Het scherm Glaasjescode configureren toont een overzicht van de voorgelabelde glaasjescode-
instelling. Om te testen of de instellingen voor de voorgelabelde glaasjescodeconfiguratie correct
zijn voor uw instelling, drukt u op de knop
Testinstellingen
.
Afbeelding 6-76 Glaasjescode configureren voor voorgelabelde objectglaasjes -
overzichtsscherm
Om de configuratie van de voorgelabelde glaasjescode te testen, gebruikt u een gelabeld potje en het
bijbehorende gelabelde glaasje. Plaats het gelabelde potje en glaasje in sleuf 1 van de inputcarrousel.
Sluit de deurtjes en druk op
Doorgaan
om te scannen.
Het instrument schuift het potje in sleuf 1 van de carrousel en scant de potjescode. Het instrument
verwijdert het glaasje uit sleuf 1 van de carrousel en scant de glaasjescode. De test controleert of de
gescande potjescode overeenkomt met de geconfigureerde potjescode, of de gescande potjescode
overeenkomt met de gescande glaasjescode en of de gescande glaasjescode overeenkomt met de op
het instrument geconfigureerde glaasjescode.
Voor voorgedrukte glaasjeslabels genereert de configuratietest twee stukjes informatie voor de
potjescode en twee voor de glaasjescode.
Potjescode - De volledige identificatiecode van het potje wordt getoond, en het segment
van die potjescode dat overeenkomt met de glaasjescode wordt getoond als de
'geformatteerde code'.
Glaasjescode - De volledige identificatiecode in de glaasjescode wordt getoond, en het
segment van die glaasjescode dat overeenkomt met de potjescode wordt getoond als de
'geformatteerde code'.
Zorgketen - Hiermee wordt gecontroleerd of de geformatteerde segmenten van de potjescode
en glaasjescode overeenkomen.
Gebruik de knop
Testinstellingen
om
de configuratie van
de potjescode en de
glaasjescode te controleren
door een potjeslabel en een
bijbehorend glaasjeslabel
te scannen.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.60
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Op het scherm verschijnt de gescande potjescode, de gescande glaasjescode en het gedeelte van de
potjescode en glaasjescode dat overeenkomt.
Afbeelding 6-77 Test instellingen voorbedrukte glaasjescode
Wanneer de glaasjescode correct is geconfigureerd, gaat u terug naar het overzichtsscherm en slaat u
de wijzigingen op.
Succesvolle configuratie glaasjescode van
voorbedrukte objectglaasjes. De potjescode en de
glaasjescode hebben in dit voorbeeld het segment
'9999' gemeen, dat kan worden geconfigureerd als
het segment dat begint na de achtste positie en
eindigt na 4 tekens.
Als de potjescode en/of glaasjescode niet overeen-
komen met hun configuratie-instellingen, of als het
gespecificeerde segment van de glaasjescode en
potjescode niet overeenkomen, verschijnt er
een rode 'x' in de testconfiguratieresultaten.
Corrigeer de potjescodeconfiguratie- en/of glaasjes-
code-instellingen voordat u monsters verwerkt.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.61
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Luchtfilter verwisselen
Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
Systeem reinigen
Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
Rapporten en logboeken
Afbeelding 6-78 Knop Rapporten en logboeken
De interface Rapporten en logboeken presenteert systeeminformatie in vijf vormen:
Systeemvoorvallen - logboek van alle systeemfouten met uitzondering van de status van
de UPS-stroomvoorziening of fouten bij monsterbereiding die geen invloed hebben op de
werking van het instrument. Het foutenoverzicht wordt drie jaar bewaard; fouten ouder dan
drie jaar worden verwijderd.
Batchrapporten - geeft voor elk verwerkt bakje voor potjes aan of de verwerking geslaagd of
mislukt is.
Details gebruik - geeft per type cyclus het aantal goed verwerkte glaasjes tot dat moment aan.
Carrouselrapport - geeft de status weer van monsterfouten die tot gevolg hebben dat potjes
of glaasjes aan het einde van een batch achterblijven in de carrousel.
Potjesvoorvallenrapport - toont een gedetailleerde lijst van alle fouten in monsterverwerking
die zich in de meest recente batch hebben voorgedaan.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.62
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-79 Scherm Rapporten en logboeken
Systeemvoorvallen
Afbeelding 6-80 Knop Systeemvoorvallen
Het scherm Systeemvoorvallen toont alle fouten die zijn opgetreden tijdens de monsterverwerking.
Een systeemvoorval is een fout waarvan de processor niet kan herstellen zonder tussenkomst van
de gebruiker.
Naam instrument -
indien deze is
ingesteld
Gebruiksoverzicht -
telling van het aantal
verwerkte potjes
Knop
Systeem-
voorvallen
Knop
Batch
voor
het bekijken van
batchrapporten
Knop
Klaar
om terug te gaan
naar scherm
Opties beheerder
Details gebruik
- het
aantal goed verwerkte
glaasjes
Carrouselrapport
-
status van monster-
fouten die tot gevolg
hebben dat potjes of
glaasjes aan het
einde van een batch
achterblijven in
de carrousel
Knop
Potjesvoor-
vallenrapport
Met
Diagnostiek
verzamelen
wordt
een zip-bestand
van de instrument-
gegevens gemaakt
voor het oplossen
van problemen
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.63
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-81 Scherm Systeemvoorvallen
De lijst met systeemvoorvallen omvat de voorvalcode, de datum en tijd van de fout en het aantal
keren gebruikt - een telling van alle monsters die met het instrument zijn verwerkt op het moment
van het voorval.
Met de knop
Voorvalcodes
wordt een lijst weergegeven met de foutcodes die voor die batch zijn
gegenereerd. (Uitleg van de foutcodes wordt gegeven in het hoofdstuk Problemen oplossen.)
Afbeelding 6-82 toont een lijst met foutcodes.
Afbeelding 6-82 Scherm Voorvalcodes
Naam instrument
Lijst van systeem-
voorvallen:
• Voorvalcode
•Datum/tijd
Aantal malen
gebruikt
(totaal van alle
monsters die
tot nu toe zijn
verwerkt)
Klaar
om terug
te gaan naar het
scherm Rapporten
en logboeken
Knop
Voorvalcodes
voor het weergeven
van een lijst met
voorvalcodes
Naar USB
opslaan
Rapport
afdrukken
(als de optionele
printer aanwezig is)
GEBRUIKERSINTERFACE
6.64
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Batchrapporten
Afbeelding 6-83 Knop Batchrapporten
Het systeem maakt een apart batchrapport voor elk bakje dat met de AutoLoader is verwerkt.
In een venster wordt een lijst met rapporten weergegeven die in de afgelopen acht weken zijn
gegenereerd, waarbij het meest recente rapport bovenaan de lijst staat. Elk afzonderlijk rapport
wordt benoemd met datum- en tijdsaanduiding, gecreëerd op het moment dat de batch is voltooid.
Zie Afbeelding 6-84.
Afbeelding 6-84 Lijst Batchrapporten
Raak een rapportveld aan om het te selecteren. Het rapport wordt weergegeven in de
gebruikersinterface. Zie Afbeelding 6-85.
Lijst van batches,
met titels Type,
Datum en Tijd
Raak een rapport
aan om het te
bekijken.
Knop
Klaar
om terug te gaan
naar het scherm
Rapporten en
logboeken.
Blader door de lijst
met rapporten
Raak het
driehoekje aan
om de lijstvolgorde
om te wisselen
van oudste naar
nieuwste en terug
Knop
Vernieuwen
Knop
Potje via
code
opzoeken
Knop
Alles opslaan
op USB
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.65
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-85 Weergave Batchrapport
Telkens wanneer glaasjes worden verwerkt, wordt er een batchrapport gegenereerd. Een AutoLoader-
batch bevat 1 - 40 monsters in een bakje voor potjes. Zie Afbeelding 6-85 en Afbeelding 6-86.
De
koptekst
van ieder afgedrukte batchrapport identificeert elke batch met:
Datum-/tijdstempel, dat de tijd registreert waarop de batchverwerking is begonnen
en geëindigd
De namen van het laboratorium en de processor (als deze zijn ingesteld in het tabblad
Instellingen, pagina 6.25)
Het serienummer van de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Het type verwerkingscyclus dat is geselecteerd voor de batchverwerking
De status van de batch: OK of een foutcode die overeenkomt met een systeemfout waardoor
de batchverwerking werd beëindigd of de batch werd geannuleerd door de bediener
Het
batchrapport
vermeldt alle potjes die door het systeem zijn waargenomen en vermeldt voor
ieder potje:
De positie waarop deze zich bevond in het bakje voor potjes
De van het potjeslabel gelezen potjescode
De van het glaasjeslabel gelezen glaasjescode
Alle monsterfouten die zijn opgetreden, met de voorvalcode
Verwerkte potjes
Monstertype in het
bakje
Status
Potjesgegevens:
Positie in bakje
Potjes- en
glaasjescode
en status van
het monster
Knop
Klaar
om terug te keren
naar de lijst met
batchrapporten
Om beschrijvingen
van systeem-
voorvallen en -
fouten te bekijken,
drukt u op de knop
Voorvalcodes
Tijd- en datums-
tempel voor begin en
einde van de batch
Status:
Vinkje, gebeurtenis-
code of foutcode
Naar USB opslaan
of
Afdrukken
(indien
ingeschakeld)
GEBRUIKERSINTERFACE
6.66
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-86 Voorbeeld Batchrapport
Als u een rapport af wilt drukken, drukt u op de knop
Afdrukken
(als uw processor met een printer
is geconfigureerd).
Om een rapport op te slaan als tekstbestand, drukt u op de knop
Naar USB opslaan
. Zie het
volgende deel.
U kunt een rapport sluiten door op de knop
Klaar
te drukken.
Opmerking:
Het systeem bewaart batchrapporten acht weken en wist ze dan uit de database.
Als de records voor uw laboratorium langer moeten worden bewaard, moet u de
batchrapporten afdrukken of downloaden.
38 flacons verwerkt: 37 OK 1 voorval
83668809999025
79000151115002
08387390999138
83805969999060
10019939999083
10019979999206
83668729999235
74007569999002
79000351135022
79000661166233
1-1
1-3
1-4
1-5
1-6
1-7
1-9
1-10
1-11
1-12
-
Monster is verdund
-
-
-
-
-
-
-
-
OK
5000
OK
5000
5000
OK
OK
OK
5000
OK
2 monsterfouten
Bakje-Positie
Bakje-Positie
Carrouselpositie Potjes-/Glaasjescode
Potjes-/glaasjescode Status
Status Beschrijving
Beschrijving
83668909999150
79000781178110
2
1
5010
5002
1-2
1-8
Lezen flaconcode mislukt
Monster is verdund
ThinPrep® 5000 Batchrapport
Starttijd: 22-12-2010 1:00
Eindtijd: 22-12-2010 2:06
Lab: Hologic Lab
Toestel: T5 AutoLoader
Serienummer: DemoBT.123
Serienummer: AutoLoader DemoAL.123
Cyclus: Gyn
Status: OK
Koptekst Batchrapport
met identificatiegegevens
en batchstatus
Lijst monsterfouten
(geen objectglaasje gemaakt)
Lijst van verwerkte potjes
en eventuele voorvallen
(glaasje gemaakt maar
aandacht van de bediener
is vereist).
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.67
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Potje via code opzoeken
Afbeelding 6-87 Knop Potje via code opzoeken
Het scherm Lijst batchrapporten bevat een functie waarmee potjescodes kunnen worden opgezocht
aan de hand van het volledige of een deel van het identificatienummer. Druk op de knop
Potje via
code opzoeken
.
Hetzelfde toetsenblok-/toetsenbordscherm dat wordt gebruikt voor het invoeren van de naam
lab/naam instrument wordt weergegeven. Voer de volledige of een deel van de gezochte code in.
Afbeelding 6-88 Voer de volledige of een deel van de potjescode in
Druk op de knop
Doorgaan
om in alle batchrapporten naar de code te zoeken. Het rapport met
die code wordt getoond, of een lijst van rapporten als een gedeeltelijke code werd ingevoerd.
Zie Afbeelding 6-89.
Weergave numeriek toetsenblok en toetsenbord
Voer cijfers of letters in
Delete
om invoer te verwijderen
abc/123
om te schakelen tussen het numeriek toetsenblok en het toetsenbord
Annuleren
om terug te gaan naar het scherm Batches
Doorgaan
om de code te zoeken
GEBRUIKERSINTERFACE
6.68
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Afbeelding 6-89 Scherm met zoekresultaten voor Potjescode opzoeken
Als de gezochte waarde wordt gevonden in de batchrapporten, wordt dat batchrapport weergegeven
op het scherm. Raak een rapport aan om dat te openen. De items (het item) met de gezochte waarde
zijn (is) met groen gemarkeerd.
Afbeelding 6-90 Zoekresultaten voor potjescode
Opmerking:
Batchrapporten worden acht weken in het systeem bewaard en vervolgens verwijderd
als er nieuwe worden gegenereerd. Als de optionele LIS-interface deel uitmaakt van uw
configuratie, worden rapporten
tevens
voor onbepaalde tijd opgeslagen op de NAS
totdat ze door de systeembeheerder worden verwijderd.
Aantal gevonden
matches
Raak een batch-
rapport aan om
dat weer te geven
Knop
Klaar
om terug te gaan
naar het scherm
Rapporten en
logboeken
Knop
Potje via
code opzoeken
om
nogmaals te zoeken
Sla de gevonden batchrapporten op USB op
Knop
Vernieuwen
om de zoekresultaten
te wissen en terug
te gaan naar het
scherm Batches
Gezochte potjescode wordt
groen weergegeven
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.69
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Rapport op USB-stick opslaan
Zie Afbeelding 2-3 voor USB-poortlocaties.
Rapporten kunnen op een USB-stick (ook flashdrive, thumbdrive of sleutelhangerdrive genoemd)
worden opgeslagen. Plaats een stick in een van de USB-poorten.
LET OP:
Gebruik altijd de bij de processor geleverde USB-stick. Gebruik nooit een U3 Smart
Drive. Hoewel het systeem naar dit medium kan schrijven, is er een groot probleem als het systeem
wordt opgestart terwijl zo'n medium in een poort zit. U dient dan de hulp van onderhoudstechnici in
te schakelen.
Het systeem kan geen gegevens wegschrijven naar een tegen schrijven beveiligde USB-stick.
Als u op de knop
Naar USB opslaan
drukt, wordt het op de gebruikersinterface geopende rapport
onmiddellijk als XML-bestand opgeslagen naar de USB-stick. Op de interface wordt een bevestiging
weergegeven. Zie Afbeelding 6-91.
Opmerking:
Als het systeem detecteert dat in meer dan één USB-poort een stick is gestoken, wordt
u via een melding op de gebruikersinterface gevraagd de poort te selecteren waar het
rapport naar toe moet worden gestuurd.
Afbeelding 6-91 Melding Rapport is opgeslagen
GEBRUIKERSINTERFACE
6.70
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Het systeem maakt op de USB-stick een map aan met de naam T5000Reports. Elk rapport wordt
naar die map weggeschreven. Rapporten krijgen automatisch een naam volgens de conventie
'Rapporttype - Naam processor - Datum en tijd. XML.' Dit wordt hieronder weergegeven.
Met ieder rapporttype wordt ook een opmaakmodel gecreëerd, zodat wanneer het rapport wordt
bekeken of afgedrukt vanaf een andere bron, het er net zo uitziet als op de T5000-interface.
Afbeelding 6-92 Rapporten die op USB zijn opgeslagen
Opmaakmodel voor batchrapport
Batchrapporten
Opmaakmodel voor foutenrapporten
Foutenrapporten
Opmaakmodel voor gebruiksrapport
Gebruiksrapport
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.71
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Details gebruik
Afbeelding 6-93 Knop Details gebruik
Afbeelding 6-94 Scherm Details gebruik
In het rapport met details gebruik wordt bijgehouden hoeveel glaasjes tot op dat moment op de
ThinPrep 5000-processor zijn aangemaakt met AutoLoader.
De
koptekst
van het gebruiksgeschiedenisrapport bevat:
de datum en tijd van het rapport
de naam van het laboratorium (indien gebruikt)
de naam van de processor (indien gebruikt)
Het gebruiksgeschiedenisrapport bevat het volgende:
het aantal objectglaasjes dat met succes is verwerkt, Gyn (inclusief Imager-glaasjes), Non-Gyn
en UroCyte.
Opmerking:
Voor elk monsterpotje dat is opgepakt, geopend en in de dispersieholte is geplaatst,
wordt de teller voor het Totaal aantal verwerkte monsters met één verhoogd. Voor elk
glaasje dat in het fixatiefbad is geplaatst, wordt de teller voor het aantal Met succes
verwerkte glaasjes met één verhoogd.
Naam instrument
Cyclustypen
Totale gebruiksge-
schiedenis
Knop
Klaar
om
terug te gaan naar
het scherm Rapporten
en logboeken
Rapport
op sla a n
op USB
-stick
Rapport
afdrukken
(als een
printer is geïnstalleerd)
Aantal goed
verwerkte
monsters
Totale aantal
verwerkte
monsters
GEBRUIKERSINTERFACE
6.72
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Carrouselrapport
Afbeelding 6-95 Knop Carrouselrapport
Aan het einde van de verwerking kunnen er potjes, filters en glaasjes achterblijven in de carrousel.
In het carrouselrapport wordt weergegeven wat in de carrousel is achtergebleven en wat de status
daarvan is.
Gewoonlijk komt dit door een
monsterfout
en het potje dat niet goed kon worden verwerkt,
blijft in de carrousel achter zodat de bediener het probleem kan oplossen.
Nu en dan kan de verwerking worden onderbroken door een
systeemfout
en alle media
die zich ergens in het verwerkingspad bevonden, worden dan in de carrousel geplaatst.
Uitsluitend het meest recente carrouselrapport wordt bewaard. Elk nieuw carrouselrapport dat
wordt gegenereerd, vervangt het huidige rapport.
Opmerking:
Als een carrousel met monsters wordt verwerkt in de kleine-batchmodus, wordt aan
het einde van de verwerking een batchrapport gegenereerd. Dit bevindt zich in het
scherm Batchrapporten. Carrouselrapporten worden alleen gegenereerd bij gebruik
van de AutoLoader.
Zie Carrouselrapport, Afbeelding 6-96. Het carrouselrapport bevat een overzichtsgedeelte,
een gedeelte met informatie over de carrouselpositie en een statuskaart van de carrouselpositie.
Potjes- en glaasjesstatus
Vasthouden fouten
- Bij dat potje is een fout in monsterverwerking opgetreden en het potje is niet
teruggeplaatst in het bakje voor potjes. Er is een objectglaasje geëtst, maar er zijn geen cellen op
aangebracht. Het staat in de carrousel met het potje. Zie het informatiegedeelte om de fout op
te lossen.
Wacht op retour
- De verwerking van het potje is geslaagd en er is een glaasje gemaakt en in het bad
geplaatst. Vanwege een systeemfout kon het potje niet worden teruggeplaatst in het bakje voor potjes.
Niet verwerkt
- Er is een systeemfout opgetreden en het potje is niet verwerkt. Er is een objectglaasje
geëtst, maar er zijn geen cellen op aangebracht. Het glaasje staat in de carrousel met het potje. Zie het
informatiegedeelte om de fout op te lossen.
Opmerking:
Als de verwerking is onderbroken doordat de bediener op de knop
Onderbreken
heeft
gedrukt en vervolgens
Onmiddellijk beëindigen
heeft geselecteerd (zie 'Een batch
onderbreken' op pagina 6.18), blijven er media achter in de carrousel en worden deze
niet weggezet. De bediener dient te controleren wat er met deze potjes en glaasjes aan
de hand is.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.73
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Afbeelding 6-96 Carrouselrapport
Carrouselrapport ThinPrep 5000
Starttijd:
Eindtijd:
Lab:
Toestel:
Serienummer:
Autoloader-serienummer:
20-9-2018 10:15
20-9-2018 11:45
Hologic
T5000
D002K09DP
D004M10DA
Overzicht carrouselrapport
Pos. Potje Filter Glaasje Bakje-Pos.
Status potje
1-1
-
1-14
2-16
2-21
-
3-4
4-13
-
4-40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Details carrouselpositie 1:
5010 - Onvoldoende vloeistof of er is geen filter
Statuskaart carrouselpositie
1 345678 102 9 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Positiestatus
OPMERKING: Lege positie = X
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Vasthouden fouten
-
Niet verwerkt
Vasthouden fouten
Niet verwerkt
-
Wacht op retour
Wacht op retour
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Ja
Nee
Ja
1-1
Gyn
Status potje:
Potjescode:
Glaasjescode:
Glaasjestype:
Vasthouden fouten
74041829999
74041829999
Gyn
Ja
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Potjecode aanwezig:
Filter aanwezig:
Glaasje aanwezig:
Bakje-Positie.:
Type potje:
Details status:
Koptekst Rapport bevat datum-/
tijdstempel en instrumentnummer
Het overzichtsgedeelte van het carrouselrapport
geeft aan: de aanwezigheid van media in
elke positie waar het potje oorspronkelijk was
geplaatst (positie in het bakje voor potjes) een
korte potjesstatus
Details carrouselpositie bevatten het volgende:
aanwezige media
type fout
identificatiecode en objectglaasjestype
Statuskaart carrouselpositie biedt
een snel visueel overzicht van de
locaties waarop materiaal aanwezig
is in de carrousel.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.74
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Potjesvoorvallenrapport
Telkens wanneer potjes worden verwerkt, wordt er een Potjesvoorvallenrapport gegenereerd.
Het potjesvoorvallenrapport identificeert de positie van een potje wanneer een fout optreedt tijdens
de verwerking. Een potjesvoorvallenrapport vermeldt alleen een bakje voor potjes als dat bakje
voor potjes een verwerkingsfout heeft. Het potjesvoorvallenrapport geeft aan of er al dan niet een
objectglaasje is gemaakt. Het potjesvoorvallenrapport bewaart de gegevens van een potje totdat
het bakje voor potjes wordt verwijderd en teruggeplaatst in de AutoLoader.
Afbeelding 6-97 Potjesvoorvallenrapport
Status:
Hier staat de code
voor het potjesvoorval.
Raak de code aan
voor informatie over
het potjesvoorval.
Potjesgegevens:
Beginpositie in bakje
Huidige locatie van het potje
Naar USB opslaan
of
Afdrukken
(indien ingeschakeld)
Knop
Klaar
om terug te gaan naar het
scherm Rapporten en logboeken
Objectglaasjesgegevens:
Huidige locatie van het objectglaasje
Glaasje gemaakt:
Ja, als het monster op het objectglaasje
is verwerkt;
Nee, als het monster niet op het
objectglaasje is verwerkt;
Ga naar Baden
om
het scherm Baden
te bekijken
Selecteer een item
en druk op
Details
weergeven
om Details
potjesvoorvallen voor
een item te zien
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.75
6
GEBRUIKERSINTERFACE
De schermen Details potjesvoorvallen tonen de potjescode, glaasjescode en het monstertype voor het
monster. Zie Afbeelding 6-98.
Afbeelding 6-98 Details potjesvoorvallen
Diagnostiek verzamelen
Afbeelding 6-99 Knop Diagnostiek verzamelen
Diagnostiek verzamelen is een functie die is bedoeld voor het oplossen van problemen met het
instrument door de Technische ondersteuning van Hologic. Hiermee worden het foutenlogboek
en andere gegevens over de werking van het instrument verzameld en in een zip-bestand geplaatst.
De inhoud van het zip-bestand is beveiligd met een wachtwoord.
Plaats een USB-stick in een van de USB-poorten en druk op de knop
Diagnostiek verzamelen
.
Blader door
de lijst met
Potjesvoorvallen.
Knop
Klaar
-
terug naar het scherm
Potjesvoorvallen
GEBRUIKERSINTERFACE
6.76
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Selecteer de optie
Volledig
of
Snel
, op basis van de instructies van de Technische ondersteuning
van Hologic.
Afbeelding 6-100 Selecteer de optie voor Diagnostiek verzamelen
Afbeelding 6-101 Scherm Diagnostiek verzamelen
De bedrijfsgegevens van het instrument worden verzameld in een map op de USB-stick met de naam
T5000Logs. De map bevat drie zip-bestanden. Deze kunnen via e-mail worden verzonden naar
Hologic Technische ondersteuning.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6.77
6
GEBRUIKERSINTERFACE
Scherm reinigen
Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
Afvalvloeistof afvoeren
Dit wordt beschreven in Hoofdstuk 8, Onderhoud.
GEBRUIKERSINTERFACE
6.78
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
6
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
7. Gebruiksinstructies
7. Gebruiksinstructies
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.1
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Hoofdstuk zeven
Gebruiksinstructies
INLEIDING
De normale bediening van het instrument bestaat uit het plaatsen van de benodigdheden, het opstarten
van de batchverwerking en het uitnemen van de geprepareerde objectglaasjes en de verwerkte
monsterpotjes na voltooiing van de batch. Na voltooiing van elke batch wordt een batchrapport
gegenereerd. Het rapport geeft van ieder potje aan of de verwerking geslaagd of mislukt is en of er
fouten zijn opgetreden. Het rapport kan worden bekeken op de gebruikersinterface of u kunt het
afdrukken; het rapport kan als tekstbestand worden opgeslagen op een USB-stick.
BENODIGD MATERIAAL
Afbeelding 7-1 Benodigde materialen
DEEL
A
DEEL
B
ThinPrep-objectglaasjes
en glaasjescassette
Monster in potjes met
PreservCyt™-oplossing
ThinPrep-filters
ThinPrep™ 5000-processor
Carrousel Fixatiefbaden
met kleurrekjes
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Het potje met ThinPrep
PreservCyt-oplossing
is een kunststof potje dat een conserveringsmiddel
op methanolbasis bevat, waarin cellen afkomstig uit alle lichaamsdelen geconserveerd blijven.
De PreservCyt-oplossing wordt gebruikt voor vervoer, opslag en verwerking van celmonsters.
Bewaar PreservCyt-oplossing met gynaecologische monsters voor ThinPrep Pap Tests bij een
temperatuur tussen 15 °C en 30 °C tot maximaal 6 weken.
Bewaar PreservCyt-oplossing met niet-gynaecologisch monsters voor cytologie bij een
temperatuur tussen 4 °C en 37 °C tot maximaal 3 weken.
Zie hoofdstuk Hoofdstuk 3 voor gedetailleerde informatie over de PreservCyt-oplossing.
Het
ThinPrep-filter
is een kunststof cilinder voor eenmalig gebruik, waarvan het ene uiteinde open
is terwijl het andere uiteinde bedekt is met een aangehecht filtermembraan. Het filtermembraan
heeft een vlak, glad, poreus oppervlak. De poriegrootte wisselt, afhankelijk van de toepassing; er zijn
drie filtertypen voor gebruik op de ThinPrep 5000-processor:
ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
ThinPrep Niet-gynaecologisch filters (blauw)
ThinPrep UroCyte-filters (geel)
Het
ThinPrep-microscoopglaasje
is een voorgereinigd glazen microscoopglaasje van hoge kwaliteit,
met een gemarkeerd screeningsveld en een groot labelgedeelte. Het glaasje is speciaal ontworpen
voor gebruik met de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader en er zijn, afhankelijk van de
gebruikte toepassing, drie typen glaasjes:
ThinPrep-microscoopglaasjes voor gebruik met ThinPrep-processors voor verwerking van
gynaecologische of niet-gynaecologische monsters.
ThinPrep-microscoopglaasjes voor het Imaging System voor gynaecologische glaasjes die
vervolgens worden gescand op het ThinPrep Imaging System. (Deze zijn van te voren
bedrukt met ijkmarkeringen voor het Imaging System.)
ThinPrep-microscoopglaasjes voor UroCyte voor gebruik met de ThinPrep UroCyte-
urinemonsterverwerking. (De glaasjes hebben een duidelijk gemarkeerd cellocatiegebied
voor de verwerking van urinemonsters.)
De
carrousel
is een kunststof bakje dat ruimte biedt aan maximaal twintig sets potjes, filters en glaasjes.
Het fungeert als verzamelplaats voor de verwerking van monsters met de AutoLoader. Wanneer het
instrument wordt gebruikt in de kleine-batchmodus, werkt de carrousel als invoerapparaat voor
de verbruiksartikelen.
Het
alcoholfixatiefbad
is een kunststof bad dat is gevuld met standaard laboratorium-alcoholfixatief
(95% reagensalcohol of 95% ethylalcohol). Het bad bevat een kleurrekje waarin de verwerkte glaasjes
automatisch worden geplaatst.
Het
kleurrekje
is een standaard kleurrekje dat wordt gebruikt voor de afname en kleuring van
cytologische objectglaasjes.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.3
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
De
gebruikershandleiding
van de ThinPrep 5000-processor bevat gedetailleerde informatie over de
bediening en het onderhoud van de processor, en over het oplossen van problemen. Ook bevat de
handleiding informatie over de oplossingen en materialen die voor het prepareren van objectglaasjes
met de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader benodigd zijn.
Laboratoriumhandschoenen voor eenmalig gebruik
— Draag tijdens het werken met het
instrument beschermende kleding, in overeenstemming met algemene voorzorgsmaatregelen.
DE MONSTERPOTJES LABELEN
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader leest de identificatienummers op de labels van de
monsterpotjes en etst dezelfde nummers op de matglazen band van de objectglaasjes. Het
objectglaasjeslabel wordt vervolgens gelezen door een objectglaasjesscanner die controleert of de
nummers overeenkomen. De objectglaasjesscanner kan labels met barcode of labels in OCR-indeling
lezen. De bediener configureert de indeling die op het objectglaasje wordt geëtst. Zie 'Barcodes
configureren' op pagina 6.42 en 'Labels ontwerpen' op pagina 6.35.
Labelindeling barcode voor potjes
Het barcodelabel op het monsterpotje moet voldoen aan de ANSI X3.182-vereisten met kwaliteit B of
hoger. Hologic adviseert de Code 128, 1-D-barcodesymbolen te gebruiken voor het barcodelabel op
het monsterpotje.
Zie Tabel 6.2 op pagina 6.38 voor een gedetailleerde beschrijving van de beperkingen die aan de
code worden gesteld, afhankelijk van de gebruikte objectglaasjesindeling. De beperkingen zijn van
toepassing op glaasjescodes voor voorgelabelde glaasjes en glaasjescodes die zijn geëtst door de
AutoLoader.
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan ook worden gebruikt met de Interleaved 2 van 5,
Code 39 en Code 93, Codabar (NW7) en EAN -13/JAN 1-D-barcodesymbolen.
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader ondersteunt ook QR-code- en DataMatrix 2-D-barcodes.
Gebruik geen OCR-indeling voor potjeslabels. De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader kan de
barcode-informatie op het monsterpotjelabel gebruiken om de barcode op het glaasjeslabel te etsen.
Voor potjeslabels met een 2-D Data Matrix ECC 200-symbologie is de minimale modulebreedte 15 mil
(0,381 mm). De barcode moet rondom de vier zijden een blanco zone hebben van minstens één module
breed. De ThinPrep 5000-processor ondersteunt potjescodes van 5 tot 64 tekens. Alle afdrukbare
ASCII 128-tekens worden ondersteund. Sommige ThinPrep-potjes worden door Hologic geleverd
met 2-D-barcodes op het potjeslabel. De ThinPrep 5000-processor herkent dat dit geen barcodes zijn
voor potjescodes. Er zijn twee 16-cijferige nummeringsschema's die de ThinPrep 5000-processor niet
herkent als een potjescode. Als uw laboratorium een 16-cijferige potjescode gebruikt, gebruik dan
geen potjescode in de indeling 10XXXXXX17XXXXXX, of de indeling 01154200455XXXXX. Gebruik een
vierkante 2-D-barcode die bij afdrukken niet groter is dan 9,53 mm x 9,53 mm. Deze barcode moet goed
leesbaar, niet wazig of gevlekt zijn afgedrukt.
DEEL
C
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Potjeslabels aanbrengen
Plak een barcodelabel met een 1-D-barcode
verticaal
op het label voor de PreservCyt
-oplossing;
gebruik de rand voor uitlijning, zoals is afgebeeld in Afbeelding 7-2. Een label dat 10 graden of meer
scheef is geplakt, zal mogelijk niet goed worden gescand.
Breng een potjeslabel met 2-D-barcode aan op het onderste derde deel van het potje, tussen 20 mm en
5 mm vanaf de bodem van het potje, vlakbij het matte gedeelte van het potje, maar niet eroverheen.
De ThinPrep 5000-processor kan de 2-D-barcode alleen goed lezen als er geen ander 2-D-barcodelabel
op het potje is aangebracht.
Plak het barcodelabel niet over patiëntgegevens, andere labels of torsielipjes op het potje. Plak labels
nooit op de dop of op de onderkant van een potje. Indien labels verkeerd worden geplakt, kan dit de
oorzaak zijn van onjuiste lezing van de barcode of van storing van het instrument bij het uitnemen
van het potje uit de carrousel.
In het niet-gelabelde deel van het monsterpotje kunt u de matglazen band zien waarmee de
toegelaten maximum- en minimumniveaus voor de vloeistof worden aangeduid wanneer een
monster op de processor wordt verwerkt. Zorg dat het vloeistofniveau binnen dit bereik valt.
Controleer tevens of zich geen ongewenst materiaal in het potje bevindt (zoals een stukje van het
monsterafname-instrument of ander niet-biologisch afval).
Afbeelding 7-2 Monsterpotje met PreservCyt-oplossing
De torsielipjes op het potje bieden de
processor de mogelijkheid de dop van het
potje te verwijderen en weer aan te brengen
Het matglazen gedeelte geeft het min./max.
aanvaardbare vloeistofniveau aan voor
verwerking (17 ml-21 ml)
Barcodelabel
Th
h
P A P
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.5
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
DE THINPREP™ 5000 AUTOLOADER LADEN
LET OP:
Vergeet niet dat indien aanvullende tests moeten worden uitgevoerd, u de instructies
in 'OPTIONELE INSTRUCTIES VOOR AANVULLENDE TESTS' op pagina 7.35 moet lezen en
begrijpen voordat u de ThinPrep 5000-processor laadt en in werking stelt.
Afbeelding 7-3 Het instrument laden
DEEL
D
Objectglaasjes in
glaasjescassettes
Monsters in potjes
met PreservCyt-
oplossing in bakjes
voor potjes
ThinPrep-filterbakjes
Carrousel
Fixatiefbaden
(deur niet geopend
weergegeven)
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
LET OP:
Voor de beste resultaten van glaasjespreparatie dient u het juiste type glaasje en filter te
gebruiken voor het monstertype dat wordt verwerkt.
Tabel 7.1: Monster-/filter-/glaasjesconfiguratie
Wanneer monsterpotjes, filters en objectglaasjes in het systeem worden geplaatst, moet de bediener
via de gebruikersinterface aangeven van welk type deze zijn.
Objectglaasjescassettes met objectglaasjes plaatsen
Een glaasjescassette biedt plaats aan circa 100 objectglaasjes. Dat komt overeen met een volledige
doos verpakte ThinPrep-objectglaasjes. Het binnenoppervlak van de objectglaasjescassettes is zeer
glad gepolijst zodat de objectglasmodule objectglaasjes kan oppakken zonder dat deze vastkleven.
Veeg de binnenkant van de cassette voorzichtig af met een zachte doek voordat u er objectglaasjes
in plaatst zodat eventueel glasstof van eerdere batches wordt verwijderd.
Het belangrijkste aspect van het laden van objectglaasjes in de cassette is te zorgen dat ze in de juiste
richting worden geplaatst, zodat de informatie op het matglazen gedeelte van het glaasje wordt
geëtst. Het matglazen gedeelte moet omhoog en naar de achterzijde van de cassette zijn gericht.
Als geheugensteuntje voor de gebruiker is aan de binnenkant van de cassette een grafische instructie
geëtst voor het laden van objectglaasjes.
ThinPrep ThinPrep + Imaging UroCyte
PreservCyt-monster Gynaecologisch Niet-gynaecologisch Gynaecologisch Urine voor gebruik
met Vysis UroVysion
moleculaire test
Filter Transparant Blauw Transparant Geel
Objectglaasje Cellocatieboog Cellocatieboog of
zonder booglijnen
Cellocatieboog met
ijkmarkeringen
Cellocatiecirkel
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.7
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Afbeelding 7-4 Objectglaasjes en cassette
Tabel 7.2: Vul de cassette met objectglaasjes
1. Ontgrendel de sluiting waarmee de
objectglaasjescassette gesloten blijft.
2. Open de cassette en reinig deze.
3. Open een doos met objectglaasjes.
Plaats de objectglaasjes zodanig dat het
matglazen gedeelte omhoog wijst in
de cassette.
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.8
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
4. Plaats de cassette op de doos met
objectglaasjes.
5. Houd de cassette en de doos met
objectglaasjes vast en keer ze om, zodat
de objectglaasjes vanuit de doos in de
cassette terechtkomen.
6. Verwijder de objectglaasjesdoos.
7. Controleer of de glaasjes in de juiste
richting zijn geplaatst.
8. Sluit en vergrendel de glaasjescassette.
Tabel 7.2: Vul de cassette met objectglaasjes
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.9
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Objectglaasjescassettes in het instrument plaatsen
De AutoLoader heeft een compartiment voor objectglaasjescassettes waarin de bediener de cassettes
met objectglaasjes voor de verwerking van monsters plaatst. Er zijn drie cassetteposities, gemarkeerd
als vak 1, 2 of 3. Duw de cassette helemaal naar binnen. Het cassettepictogram wordt op de
gebruikersinterface weergegeven wanneer de sensor wordt geactiveerd door de aanwezigheid
van de cassette.
Afbeelding 7-5 Cassettes met objectglaasjes plaatsen
De bediener moet aangeven welk type objectglaasjes elke cassette bevat. Zie 'Objectglaasjes' op
pagina 6.6.
Bakjes voor potjes in het instrument plaatsen
Afbeelding 7-6 Bakje voor potjes
De AutoLoader heeft vier vakken voor bakjes voor potjes met ThinPrep-monsters. Elk bakje kan
maximaal 40 monsters bevatten. Elk bakje wordt gezien als een batch en na voltooiing van een bakje
wordt een batchrapport gegenereerd. Elk bakje kan slechts één type monster bevatten om te zorgen
dat bij de verwerking van het monster het juiste filter- en objectglaasjestype wordt gebruikt.
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.10
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Als de systeeminstelling voor het verwerken van het bakje is ingesteld op 'Stoppen als leeg', dan
moeten de monsters naast elkaar in het bakje staan. De batch kan minder dan 40 potjes bevatten,
maar wordt beëindigd als het systeem een lege positie detecteert. Het systeem gaat dan verder
met de verwerking van het volgende bakje met monsterpotjes, indien dit is geplaatst en gereed
is voor verwerking.
Als de instelling 'Alles doorzoeken' is, en de AutoLoader een lege positie in een bakje voor potjes
tegenkomt, doorloopt het instrument alle posities van het bakje voor potjes en laadt elk potje in het
bakje voor potjes voor verwerking. Wanneer alle posities in een bakje voor potjes zijn doorzocht,
gaat het systeem verder met de verwerking van het volgende bakje met monsterpotjes, indien dit
is geplaatst en gereed is voor verwerking.
Zie Afbeelding 7-8 om het zoekpatroon van de robotarm voor bakjes voor monsterpotjes te zien.
De AutoLoader verwerkt geen monsters met een dubbele potjescode in hetzelfde bakje. Het eerste
monster wordt verwerkt en het tweede monster wordt behandeld als monsterfout. Indien dezelfde
potjescode moet worden gebruikt, plaatst u de potjes in afzonderlijke bakjes.
Open het deurtje voor de bakjes met potjes en open de vergrendeling. Schuif het bakje in het vak.
Sluit de vergrendeling en sluit dan het deurtje voor de bakjes met potjes. De aanwezigheid van het
bakje met potjes wordt zichtbaar op de gebruikersinterface zodra de sensor door de aanwezigheid
van het bakje wordt geactiveerd. De bediener moet voor de verwerking aangeven welk type monster
het bakje bevat. Zie 'Potjes' op pagina 6.8.
Als de deurtjes voor de bakjes met potjes zijn ontgrendeld, brandt op elk deurtje een groen lampje.
Als de deurtjes zijn vergrendeld, is het lampje rood.
Filterbakjes in het instrument plaatsen
De AutoLoader heeft een filtercompartiment met drie schappen waarop een filterbakje kan worden
geplaatst. Er zijn transparante filters voor gebruik met gynaecologische monsters, blauwe filters
voor gebruik met niet-gynaecologische monsters en gele filters voor gebruik met UroCyte-monsters
(urine). Elk filterbakje bevat 100 filters.
Opmerking:
Raak vóór verwerking nooit het filtermembraan of de binnenkant van de
filtercilinder aan.
Opmerking:
Controleer bij het laden van een nieuw bakje met filters of ze met de membraanzijde
naar beneden zijn gepositioneerd. Filters moeten met het open uiteinde naar boven
worden gericht zodat voor verwerking de filterplug daarin kan worden geplaatst.
Anders zal er een fout optreden.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.11
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Afbeelding 7-7 Filterbakje
Neem het filterbakje uit de verpakking en verwijder de afdekking. Open het deurtje van het
filtercompartiment en trek een van de schappen eruit. Schuif het filterbakje op het schap en duw
het dan volledig in het compartiment. Het etiket op het filterbakje moet naar buiten zijn gericht
(naar u toe). Sluit vervolgens het deurtje van het compartiment. De aanwezigheid van het filterbakje
wordt zichtbaar op de gebruikersinterface zodra de sensor door de aanwezigheid van het bakje
wordt geactiveerd. De bediener moet aangeven welk type filter het bakje bevat. Zie 'Filters' op
pagina 6.13.
Als een deels gebruikt bakje wordt geplaatst, laadt u eerst het lege gedeelte (naar de achterkant van
het instrument). Als het instrument linksachter in de hoek een filter aantreft, gaat het ervan uit dat
het bakje vol is. Als het instrument vervolgens een filter niet kan pakken nadat het ervan uitging dat
het bakje vol is, wordt er een fout gegenereerd. Als het instrument linksachter in de hoek geen filter
aantreft, start het een zoekpatroon van achter naar voren om de eerste gevulde rij filters te vinden.
Vanaf dat punt, gaat het instrument ervan uit dat alle rijen zijn gevuld. Zie Afbeelding 7-8 om het
zoekpatroon van de robotarm voor filters te zien.
Afbeelding 7-8 Zoekpatroon van de robotarm voor bakjes
Wanneer het filterbakje in de
AutoLoader is geplaatst, moet
het etiket op het filterbakje naar
buiten zijn gericht (naar u toe).
Starten Starten
Einde
(of, indien geconfigureerd,
op de eerste lege positie)
Einde
(of op eerste lege positie)
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.12
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Alcoholfixatiefbaden in het instrument plaatsen
De processor heeft een badencompartiment dat ruimte biedt aan acht fixatiefbaden. Elk bad kan
maximaal 20 objectglaasjes bevatten. Voor elk verwerkt bakje met potjes zijn twee baden nodig.
De objectglaasjes van bakpositie 1 - 20 worden in één bad geplaatst en de objectglaasjes van
bakpositie 21 - 40 worden in een ander bad geplaatst. Het systeem detecteert het type monster
op basis van het type monsterpotje.
Bij het vullen van de fixatiefbaden plaatst u een leeg kleurrekje in het fixatiefbad.
Vul het bad met alcohol totdat de bovenkant van het kleurrekje net onder de vloeistofspiegel staat,
doch niet zo vol dat het bad zou overstromen wanneer er objectglaasjes aan worden toegevoegd.
Afbeelding 7-9 Fixatiefbad met kleurrekje
BELANGRIJK:
Oriënteer het rekje zo dat de in reliëf aangebrachte woorden 'UP SIDE' naar
het badhandvat zijn gericht. Zie Afbeelding 7-9. U kunt voelen wanneer het op zijn plaats
vastklikt. Het is belangrijk dat het rekje goed op zijn plaats zit.
Vul het bad tot hier met alcohol'UP SIDE' naar badhandvat gericht
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.13
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Als de fixatiefbaden in het instrument blijven staan, is dit niveau voldoende om blootstelling van de
cellocatie vanwege verdamping gedurende 72 uur te voorkomen. Als het instrument met acht baden
erin tijdelijk niet wordt gebruikt, wordt de carrousel met fixatiefbaden bovendien elke 10 minuten
gedraaid, zodat geen enkel bad steeds onder de evaporatiekap blijft staan.
Opmerking:
Als er een vertraging is tussen het verwijderen van de fixatiefbaden uit het instrument
en het kleuren en afdekken van de objectglaasjes, moet rekening worden gehouden met
de mogelijkheid van verdamping van de alcohol.
Open het deurtje naar het badcompartiment en schuif het bad in de sleuf tot het stopt. Sluit de
baddeurtjes. Het systeem controleert een fixatiefbad zodra het wordt geplaatst om te bevestigen dat
dit geen objectglaasjes bevat. De bediener wordt erop geattendeerd als er een fout is opgetreden.
Opmerking:
Het systeem kan de aanwezigheid van een glaasjesrek
niet
detecteren en gaat er vanuit
dat er in elk badcompartiment een is geplaatst. De bediener moet ervoor zorgen dat de
fixatiefbaden correct worden voorbereid.
Afbeelding 7-10 Het fixatiefbad in de processor plaatsen
Zie 'Baden' op pagina 6.10 voor informatie over het plaatsen van baden en badstatusindicatoren.
Het fixatiefbad in de
processor schuiven
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.14
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
De carrousel in de processor plaatsen
Plaats een lege carrousel in de processor. Open het voordeurtje en schuif het bakje in het midden van
het verwerkingsgedeelte. De carrousel is juist geplaatst als deze tegen de achterwand stopt.
De carrousel hoeft niet te worden geplaatst met positienummer 1 op een bepaalde manier georiënteerd.
Als het apparaat begint met de verwerking, lijnt het apparaat de carrousel automatisch zo uit dat de
verwerking op positie 1 begint.
Afbeelding 7-11 De carrousel in de processor plaatsen
De carrousel mag geen objectglaasjes, filters of potjes bevatten voordat een AutoLoader-batch van
start gaat.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.15
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
EEN BATCH STARTEN
Nadat de verbruiksartikelen in het instrument zijn geplaatst en eventuele waarschuwingen op de
statusbalk zijn opgelost, sluit u alle deurtjes en drukt u op de knop
Starten
(Afbeelding 7-12).
Afbeelding 7-12 Knop Batch starten
De deurtjes worden hoorbaar vergrendeld. De processor controleert op de aanwezigheid van potjes,
filters en glaasjes.
Het scherm Verwerking wordt voorbereid... wordt weergegeven. Zie Afbeelding 7-13.
Afbeelding 7-13 Scherm Batch starten
De batchverwerking van de monsters begint. Zie Afbeelding 7-14.
DEEL
E
Het huidige bakje dat wordt verwerkt is een
Gyn-bakje. Het instrument detecteert:
1 cassette speciaal voor Gyn-objectglaasjes
1 filterbakje speciaal voor Gyn-filters
In totaal 8 baden klaar voor de verwerkte
objectglaasjes
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.16
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Afbeelding 7-14 Scherm Monsters verwerken
OBJECTGLAASJES VERWERKEN
Als een batch wordt gestart, worden de volgende stappen in deze volgorde uitgevoerd:
AutoLoader-modus Kleine-batchmodus
Controleert of de carrousel leeg is (De bediener plaatst potjes, filters en objectglaasjes handmatig
in de carrousel en plaatst de carrousel in de processor)
Pak het eerste potje op, plaats het in de carrousel en lees
de potjescode
Pak een filter op en plaats het in de carrousel Controleer de potjes- en glaasjescodes
Controleert op objectglaasjes in de cassettes
Start de laserdampafzuiger. Pak een objectglaasje op en ets
daarop de potjescode (en eventuele andere informatie)
Pak een potje en filter op
Plaats een objectglaasje in de carrousel en controleer of de
glaasjescode leesbaar en juist is
Plaats het potje in de disperser
Pak het objectglaasje, filter en potje op en verplaats deze naar
het dispersiegebied
Pak het objectglaasje op
De voortgangsbalk en bakjespositie
geven aan hoeveel van het bakje
voor potjes is verwerkt.
Opties beheerder zijn beschikbaar,
maar sommige items zijn tijdens
de verwerking uitgeschakeld.
De batchverwerking kan worden
onderbroken.
DEEL
F
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.17
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
BATCHVERWERKING ONDERBREKEN
Druk op de knop
Onderbreken
om een batchverwerking te onderbreken. Het systeem voltooit de
verwerking van het monster dat op dat moment wordt verwerkt. De mechanismen maken ruimte
en het baddeurtje wordt ontgrendeld.
Raadpleeg 'Een batch onderbreken' op pagina 6.18 voor volledige instructies over het onderbreken
en hervatten van een batch.
Als de verwerking eenmaal van start gaat, pakt het systeem
de daaropvolgende potjes, filters en objectglaasjes
Dispergeer de inhoud van het potje Dispergeer de inhoud van het potje
Neem de dop van het potje Neem de dop van het potje
Plaats het objectglaasje op het
celoverdrachtstation (pneumatische zuignapjes)
Plaats het objectglaasje op het celoverdrachtstation
(pneumatische zuignapjes)
Plaats het filter in het potje, bevochtig het filter en
test of vloeistofniveau voldoende is
Plaats het filter in het potje, bevochtig het filter en test of
vloeistofniveau voldoende is
Neem cellen af Neem cellen af
Verwijder afvalvloeistoffen Verwijder afvalvloeistoffen
Breng cellen over van het filter naar het
objectglaasje
Breng cellen over van het filter naar het objectglaasje
Plaats het objectglaasje in het fixatiefbad Plaats het objectglaasje in het fixatiefbad
Prik filter door en gooi dit weg Prik filter door en gooi dit weg
Plaats dop terug op het potje Plaats dop terug op het potje
Plaats potje terug in de carrousel Plaats potje terug in de carrousel
Plaats potje terug op de oorspronkelijke positie
in het bakje
AutoLoader-modus Kleine-batchmodus
DEEL
G
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.18
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
BATCH VOLTOOID
Wanneer één bakje is voltooid, verandert het scherm Monsters verwerken van kleur om aan te geven
dat het bakje voor potjes is verwerkt. Voor dat bakje voor potjes wordt de knop
Rapport weergeven
beschikbaar. Het systeem gaat verder met het verwerken van het volgende bakje. Zie Afbeelding 7-15.
Afbeelding 7-15 Monsters verwerken, Bakjes voltooid
Als alle bakjes voor potjes zijn verwerkt, verschijnt een venster met de melding Verwerking voltooid.
Dit venster wordt weergegeven om aan te geven dat alle verwerkingen zijn afgerond.
Afbeelding 7-16 Melding Verwerking voltooid
Druk op de knop
OK
om te bevestigen. Het scherm Verwerking voltooid wordt weergegeven.
DEEL
H
Bakje voor potjes 1 is voltooid.
Het systeem verwerkt bakje voor potjes 2.
Bakjes voor potjes 1 en 2 zijn voltooid.
Het systeem verwerkt het volgende
beschikbare bakje.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.19
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Afbeelding 7-17 Voorbeelden van schermen Verwerking voltooid
De batchrapporten kunnen worden weergegeven, afgedrukt of opgeslagen op USB-stick.
Zie 'Batchrapporten' op pagina 6.64 voor alle informatie over het interpreteren van een batchrapport.
Druk op de knop
Klaar
als u dit scherm wilt verlaten en wilt terugkeren naar het hoofdscherm.
DE THINPREP™ 5000-PROCESSOR MET AUTOLOADER UITLADEN
Bakjes voor potjes
Open de vakken met de verwerkte bakjes voor potjes en neem de bakjes eruit.
Objectglaasjescassettes en filterbakjes
Aan het einde van een batch kunnen deze in het instrument achterblijven. Als ze onaangeroerd
blijven, blijft het instrument het voorraadniveau bijhouden wanneer de volgende batch wordt gestart
en krijgt de bediener een melding wanneer er materialen moeten worden bijgevuld.
Carrousel
Neem de carrousel uit de processor. Als er potjes, glaasjes en filters in de carrousel achterblijven,
stem deze dan zorgvuldig af met de glaasjes- of potjesvoorvallen in het carrouselrapport en
batchrapport, en stel de identiteit en status van het onverwerkte monster vast.
Fixatiefbaden verwijderen
Verwijder voorzichtig het fixatiefbad met verwerkte glaasjes. Als de objectglaasjes niet onmiddellijk
worden gekleurd en afgedekt, plaatst u de evaporatiekappen op de badcontainers.
Verwerking voltooid, geen fouten. Eén bakje is
overgeslagen vanwege een niet-opgeloste fout.
Verwerking voltooid, doordat bediener de batch
heeft geannuleerd.
DEEL
I
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.20
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
KLEINE-BATCHMODUS
In de kleine-batchmodus worden monsterpotjes rechtstreeks vanuit de carrousel verwerkt. Er kunnen
één tot 20 monsters als een batch worden geladen. Elke batch moet van hetzelfde type cyclus zijn -
allemaal Gyn, allemaal Non-Gyn of allemaal UroCyte.
De potjes hoeven niet in aangrenzende carrouselposities te staan.
LET OP:
De objectglaasjes moeten voor plaatsing in de carrousel worden gelabeld met een
identificatiecode. In de kleine-batchmodus wordt de glaasjescode niet geëtst, zoals in de
AutoLoader-modus. (De glaasjeslezer kan geëtste of gedrukte labels lezen.)
LET OP:
Voorafgaand aan een batchverwerking moet de juiste indeling van het glaasjescodelabel
(OCR of barcode) worden geselecteerd. Dit wordt geselecteerd in het gedeelte Barcodes configureren
van de Opties beheerder.
Als het instrument nog niet in de kleine-batchmodus staat, drukt u op de knop
Overschakelen
naar kleine-batchmodus
in het hoofdscherm van de gebruikersinterface. De hoofdinterface van de
Kleine-batchmodus wordt weergegeven (Afbeelding 7-18).
Afbeelding 7-18 Hoofdscherm Kleine-batchmodus
DEEL
J
Verwerkingscycli
(Gyn geselecteerd)
De knop
Opties
beheerder
voor
toegang tot gebrui-
kersvoorkeuren
en instellingen
Indicatoren
systeemstatus
De knop
Baden
om
naar het scherm
Baden te gaan
Knop
Start
verwerking
Knop
Overschakelen naar AutoLoader-modus
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.21
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Statusindicatoren
De statusindicatoren voor het systeem bevinden zich bovenaan op het hoofdscherm. Voordat het
systeem begint met het verwerken van een batch moet bij alle onderdelen een groen vinkje staan.
Raak de statusindicator op het scherm aan voor een korte uitleg in een pop-upvenster over de
betekenis van de status. Hieronder wordt een tabel met statusindicatoren weergegeven.
Afbeelding 7-19 Voorbeelden van statusindicatormeldingen
Tabel 7.3: Statusindicatoren
CARROUSEL DEURTJES BADEN AFVAL VOEDING
Status OK, gereed
voor verwerking
Status OK, gereed
voor verwerking
Status OK, gereed
voor verwerking
Status OK, gereed voor
verwerking
Status OK, gereed
voor verwerking
Geen carrousel
gedetecteerd.
Plaats carrousel of
zorg dat deze zich in de
juiste positie bevindt.
Een of meer
deurtjes zijn open.
Sluit de deurtjes.
Geen fixatiefbad
gedetecteerd.
Plaats een fixatiefbad
en sluit het deurtje.
Afvalvloeistof moet worden
afgevoerd. Zie pagina 8.9.
Het systeem werkt op
de batterijvoeding
(UPS). Als een batch
wordt verwerkt, wordt
het monster voltooid en
de batch onderbroken.
De status van de
carrousel is onbekend
als het deurtje open is.
Geen UPS gedetecteerd
of
de batterij is bijna leeg.
KLEINE-BATCHMODUS
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.22
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Voorschriften voor het labelen van objectglaasjes
Objectglaasjes die rechtstreeks vanuit de carrousel worden verwerkt, moeten vooraf zijn gelabeld
aangezien deze monsters niet worden geëtst. Sommige objectglaasjes kunnen al zijn geëtst met de
laser, maar zijn vanwege een monsterfout niet verwerkt. Deze kunnen als zodanig worden verwerkt.
Andere objectglaasjes moeten zijn voorzien van een label met een identificatienummer dat
overeenkomt met de code op het potje. (Zie Geavanceerde verwerkingsopties, pagina 7.27 om het
afstemmen van glaasjescodes tijdelijk uit te schakelen.)
Indeling van barcodelabel voor glaasjes
Barcodelabels moeten 1-D of 2-D zijn en mogen een alfanumerieke string van 5 tot 64 tekens
bevatten met een voor mensen leesbare identificatiecode. Glaasjeslabels mogen worden afgedrukt
en aangebracht op het glaasje, maar kunnen ook rechtstreeks op het glaasje worden afgedrukt of
geëtst; zorg voor voldoende contrast zodat de scanner het label kan lezen.
Het barcodelabel moet zijn opgemaakt in een van de ondersteunde symbolenreeksen:
1-D Code 128
1-D EAN-13/JAN
1-D Codabar (NW7)
1-D Interleaved 2 van 5
1-D Code 39
1-D Code 93
2-D DataMatrix
2-D QR-code
Raadpleeg ’Tabel 6.2: Beperkingen voor objectglaasjes op basis van de gebruikte barcodesymbolen’
op pagina 6.38 voor een uitgebreide beschrijving van de beperkingen die voor de code gelden
afhankelijk van de gebruikte objectglaasjesindeling.
Afbeelding 7-20 Voorbeelden van hoe barcodes op een ThinPrep-objectglaasje passen
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.23
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
De barcode moet minstens 5,88 mm hoog zijn en mag niet breder zijn dan 19,05 mm.
Afbeelding 7-21 Indeling barcodelabel objectglaasjes
OCR-labelindeling objectglaasjes
Voor objectglaasjes die met het ThinPrep Imaging System worden gebruikt, moet de OCR-
labelindeling uit 14 tekens bestaan (waarbij de laatste 3 tekens zijn gereserveerd als controletekens).
Zie Afbeelding 7-23.
Afbeelding 7-22 Voorbeeld van een met de laserprinter afgedrukt OCR-label
op een ThinPrep-objectglaasje
5,88 mm
0,22 in.
7,62 mm
0,30 inch
19,05 mm
0,75 inch
KLEINE-BATCHMODUS
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.24
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Verplichte labelindeling voor glaasjes voor gebruik met het ThinPrep™ Imaging System
Voor ThinPrep Pap Test-glaasjes die vervolgens door het ThinPrep Imaging System worden gescand,
moeten de glaasjeslabels een OCR-indeling hebben van 14 tekens, 7 boven 7 cijfers, met als laatste
3 cijfers een CRC-nummer. Er moet een 12-punts OCR-A lettertype gebruikt worden. Alleen cijfers,
geen letters.
Afbeelding 7-23 OCR-labelindelingen objectglaasjes
Labels die op het objectglaasje worden aangebracht, moeten compatibel zijn met de kleurings- en
afdekkingsprocessen en moeten bestand zijn tegen xyleen. Breng het label glad op het matglazen
gedeelte van het glaasje aan, zonder dat het uitsteekt of luchtbellen bevat. Labels moeten tussen
de twee zijkanten worden gecentreerd. De OCR- of barcode-ID's moeten zich in het gebied
bevinden dat de scanner kan lezen, zoals is afgebeeld in Afbeelding 7-23.
Potjes, filters en glaasjes in de carrousel plaatsen
LET OP:
Voor de beste resultaten van de glaasjespreparatie dient u het juiste type glaasje en
potje te gebruiken voor het monstertype dat wordt verwerkt.
Plaats het juiste filtertype en glaasjestype voor elk potje. (Raadpleeg Tabel 7.4.) De batch kan
maximaal twintig monsters bevatten. Als de batch niet volledig is geladen, hoeven de monsters niet
in aangrenzende carrouselposities te staan.
Tabel 7.4: Monster-/filter-/glaasjesconfiguratie
ThinPrep ThinPrep + Imaging UroCyte
PreservCyt-monster Gynaecologisch Niet-gynaecologisch Gynaecologisch Urine voor gebruik
met Vysis UroVysion
moleculaire test
Filter Transparant Blauw Transparant Geel
Objectglaasje Cellocatieboog Cellocatieboog of zonder
booglijnen
Cellocatieboog met
ijkmarkeringen
Cellocatiecirkel
0,063 in min.
1,6 mm min.
(blanco zone)
0,063-
0,073 inch
0,22–0,32 inch
5,59–8,13 mm
0,94 inch
23,87 mm
0,03 inch max.
0,76 mm max.
0,94 inch
23,87 mm
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.25
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Plaats de gelabelde potjes in de carrousel. Plaats het bijbehorende glaasje in de sleuf achter het potje.
Plaats het glaasje zo dat de voorkant (cellocatiezijde) naar buiten wijst.
Pak de glaasjes alleen bij de
randen vast - raak nooit het cellocatiegedeelte aan.
Plaats het filter achter het potje en het glaasje. Plaats het filter door de zijkanten van de cilinder
vast te pakken. Plaats het filter met het membraanuiteinde omlaag en het open uiteinde omhoog.
Raak nooit het filtermembraan of de binnenkant van de cilinder aan.
Afbeelding 7-24 Potjes, glaasjes en filters in de carrousel plaatsen
Opmerking:
De filters, glaasjes en potjes kunnen in elke gewenste volgorde worden geladen (eerst
filters, dan glaasjes en vervolgens potjes), zolang de patiëntnummerlabels overeenkomen.
Plaats de carrousel in het verwerkingsgebied. (Zie pagina 7.14.)
Vul de fixatiefbaden en plaats deze in het badcompartiment. (Zie pagina 7.12.)
ThinPrep ThinPrep + Imaging UroCyte
Plaats het filter in de sleuf met het
open uiteinde omhoog
Plaats het gelabelde glaasje in de
sleuf met het label naar buiten gericht
Plaats het gelabelde potje in de
juiste positie
KLEINE-BATCHMODUS
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.26
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Selecteer de Monsterverwerkingscyclus
Afbeelding 7-25 Monsterverwerkingscyclus
Gyn
om een batch gynaecologische monsters te verwerken
Non-Gyn
om een batch niet-gynaecologische monsters te verwerken
UroCyte
voor gebruik met urine in de Vysis
®
UroVysion-assay
Met
Geavanceerd
kunt u de volgende selecties maken:
Matchen glaasjescodes uitschakelen
, waardoor één monster kan worden verwerkt terwijl Matchen
potjes-/glaasjescode uitgeschakeld is. Eén potje van elk gewenst monstertype kan worden verwerkt:
gynaecologisch, niet-gynaecologisch of UroCyte. Een melding 'Zorgketen is UIT' verschijnt op het
scherm tijdens de verwerking.
Meerdere glaasjes per potje
, waarmee u een niet-gynaecologisch monster kunt verwerken en
1 tot 10 monsters uit hetzelfde potje kunt nemen. Als meerdere glaasjes per potje worden verwerkt,
slaat het systeem de vloeistofniveaucontrole over.
Selecteer de gewenste
verwerkingscyclus voor
de batch
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.27
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Matchen glaasjescodes uitschakelen
Afbeelding 7-26 Matchen glaasjescodes uitschakelen
Het monster verwerken:
1. Plaats één potje en bijbehorend filter en glaasjestype in een van de posities op de carrousel.
2. Plaats de carrousel in de processor.
3. Plaats een gevuld fixatiefbad - met een leeg glaasjesrek - in het badcompartiment.
4. Sluit alle deurtjes.
5. Druk in het hoofdscherm op de knop
Geavanceerd
.
6. Druk op de instellingsknop
Matchen glaasjescodes uitschakelen
.
7. Selecteer het monstertype dat moet worden verwerkt en druk op de groene knop
OK
.
U keert terug naar het hoofdscherm. Geavanceerd is geselecteerd en de geselecteerde opties
worden ernaast toegelicht. Afbeelding 7-27
8. Druk op de knop
Starten
om het monster te verwerken.
Matchen
glaasjescodes
uitschakelen
-
om een monster te
kunnen verwerken
terwijl het matchen
van potjes- en
glaasjescodes
is uitgeschakeld.
Selecteer het
monstertype om de
juiste verwerkings-
cyclus te kunnen
uitvoeren.
Knop
OK
om de
selectie te accepteren
en terug te gaan naar
het hoofdscherm
KLEINE-BATCHMODUS
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.28
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Afbeelding 7-27 Matchen glaasjescodes uitschakelen geselecteerd
Opmerking:
Als het monster is verwerkt, keert het systeem terug naar Matchen glaasjescodes AAN.
Om nog een monster te verwerken zonder de potjes- en glaasjescodes te matchen,
herhaalt u bovenstaande stappen.
Opmerking:
Er mag slechts één potje in de carrousel zijn geladen. Voordat de verwerking begint,
controleert het apparaat of het slechts één potje detecteert. Als meer dan één potje
aanwezig is, wordt de batchverwerking niet voortgezet.
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.29
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Meerdere glaasjes per potje
Afbeelding 7-28 Meerdere glaasjes per potje
Met
Meerdere glaasjes per potje
kunt u een niet-gynaecologisch monster verwerken en 1 tot
10 monsters uit hetzelfde potje nemen. Als meerdere glaasjes per potje worden verwerkt, slaat
het systeem de vloeistofniveaucontrole over.
Een monster verwerken:
1. Plaats een niet-gynaecologisch monsterpotje in positie 1 van de carrousel. (Dit moet positie 1 zijn.)
2. Plaats een niet-gynaecologisch filter in de filtersleuf en een glaasje in de glaasjessleuf. Laad de
aangrenzende filter- en glaasjessleuven met het aantal gewenste monsters (2 tot 10).
3. Plaats een gevuld fixatiefbad - met een leeg glaasjesrek - in het badencompartiment.
4. Sluit alle deurtjes.
5. Druk in het hoofdscherm op de knop
Geavanceerd
.
6. Druk op de instellingsknop
Meerdere glaasjes per potje
. (Merk op dat de niet-gynaecologische
cyclus de enige keuze is.) Druk op de groene knop
OK
.
U keert terug naar het hoofdscherm. Geavanceerd is geselecteerd en de geselecteerde opties
worden ernaast toegelicht. Afbeelding 7-29
7. Druk op de knop
Starten
om het monster te verwerken.
Selecteer Meerdere
glaasjes per potje
om tot 10 glaasjes
uit één potje te
verwerken
Met deze functie
mogen alleen
Non-Gyn-monsters
worden verwerkt
Knop
OK
om terug
te keren naar het
hoofdscherm
KLEINE-BATCHMODUS
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.30
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Afbeelding 7-29 Meerdere glaasjes per potje geselecteerd
Een batch starten
Als de inputcarrousel geladen is met gelabelde monsterpotjes, de juiste filters en glaasjes, en er een
fixatiefbad klaarstaat in het badcompartiment, selecteert u de monsterverwerkingscyclus en drukt
uop de knop
Starten
(Afbeelding 7-30).
Afbeelding 7-30 Knop Batch starten
U hoort dat het hoofddeurtje en baddeurtje worden vergrendeld. De processor voert een voorcontrole
uit en scant of de carrousel potjes bevat. Het aantal potjes wordt geteld en weergegeven op de
voortgangsbalk.
Het batchverwerkingsscherm wordt weergegeven. Zie Afbeelding 7-31.
KLEINE-BATCHMODUSKLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.31
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Afbeelding 7-31 Scherm Batch starten
Tijdens de verwerking geeft een voortgangsbalk aan hoeveel van de batch al is voltooid. De balk
wordt langer tijdens de verwerking van elk potje en om de algehele voortgang van de batch aan
te geven.
Bij een monsterfout gaat de batch door, maar wordt er een fout weergegeven op het batchscherm,
zoals afgebeeld in Afbeelding 7-32.
Afbeelding 7-32 Monsterfouten tijdens kleine-batch monsterverwerking
Zie Glaasjes verwerken op pagina 7.16 voor een uitgebreide lijst met voorvallen die tijdens de
verwerking plaatsvinden.
Batchstatus
Voortgangsbalk
van de batch
Opties beheerder
knop
Knop
Onderbreken
Geselecteerde
verwerkingscyclus
Indicatoren voor monsterfouten worden tijdens de verwerking op het scherm weergegeven
KLEINE-BATCHMODUS
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.32
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Een batch onderbreken
Een batch kan worden onderbroken door op de knop
Onderbreken
te drukken.
Als op de knop
Onderbreken
wordt gedrukt, voltooit het systeem de verwerking van het huidige
potje en wordt de verwerking vervolgens onderbroken.
Op de batchstatusregel wordt 'Bezig met onderbreken' weergegeven terwijl de processor items
wegzet en de mechanismen parkeert.
Het scherm Batch onderbroken wordt weergegeven wanneer de verwerkingscyclus veilig is
onderbroken. Alleen het baddeurtje is ontgrendeld. Zie Afbeelding 7-33.
Afbeelding 7-33 De schermen Bezig met onderbreken verwerking en Verwerking gepauzeerd
Wanneer de batch is onderbroken, is alleen het gebied met de baden toegankelijk. Druk op de knop
Baden
om het scherm Baden te bekijken.
Voltooide glaasjes kunnen worden verwijderd door de fixatiefbaden uit het badcompartiment te
halen. Als de batchverwerking wordt hervat, moet een fixatiefbad zonder glaasjes worden geplaatst.
Opmerking:
Als het fixatiefbad ver genoeg uit de compartimentsleuf wordt geschoven om ontkoppeld
te raken van de sensor, moet een nieuw bad zonder glaasjes worden geladen om de
batchverwerking te kunnen hervatten. Anders wordt de melding 'Geen bad beschikbaar'
steeds herhaald.
Nadat op de knop
Onderbreken
is gedrukt,
verandert de status in Bezig met onderbreken
terwijl het systeem de lopende verwerking van
het potje afrondt en de mechanismen parkeert.
De batch is onderbroken
Met de knop
Baden
wordt het scherm Baden
weergegeven.
Knop
Verwerking stoppen
– batch stopt
Knop
Doorgaan
zet de batchverwerking voort
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.33
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Sluit het deurtje en druk op de knop
Klaar
om van het scherm Baden over te schakelen op het scherm
Onderbroken.
Druk op de knop
Doorgaan
als u klaar bent om door te gaan met de batch.
Druk op de knop
Verwerking stoppen
om verdere verwerking van die batch te beëindigen.
Er verschijnt een bevestigingsvenster (Afbeelding 7-34).
Afbeelding 7-34 Scherm Verwerking stoppen
Druk op de knop
Annuleren
om terug te gaan naar het scherm Verwerking gepauzeerd.
Druk op de knop
Onmiddellijk beëindigen
om de batchverwerking nu te beëindigen. Het scherm
Batch voltooid wordt weergegeven. Raadpleeg het volgende deel.
Verwerking voltooid
Als een batch voltooid is, keert de processor terug naar de ruststand, terwijl op het scherm de
melding Verwerking voltooid verschijnt. Zie Afbeelding 7-35. De deurtjes worden ontgrendeld.
Als een alarmsignaal is ingesteld om af te gaan als een batch is voltooid, klinkt dat nu kort.
Druk op de knop
OK
om de melding Verwerking voltooid te bevestigen en het scherm Verwerking
voltooid weer te geven.
Knop
Annuleren
om
terug te gaan naar het
scherm Verwerking
gepauzeerd
Knop
Onmiddellijk
beëindigen
om de
batchverwerking nu
te beëindigen
KLEINE-BATCHMODUS
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.34
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Afbeelding 7-35 Scherm Batch voltooid
Druk op de knop
Batchrapport
om het batchrapport te bekijken. Het rapport wordt weergegeven
en u krijgt de gelegenheid om het rapport via dat scherm af te drukken of op een USB-stick op
te slaan. (Dat kan ook op een later tijdstip, met de functie Rapporten in Opties beheerder.)
Wanneer het rapportscherm wordt verlaten (door op de knop
Klaar
te drukken), keert u terug
naar het scherm Batch voltooid.
Het scherm blijft zichtbaar tot de bediener ter bevestiging op de knop
Klaar
drukt.
Batchrapport
Afbeelding 7-36 Voorbeelden batchrapporten kleine-batchmodus
De batchrapporten zijn gelijk aan die voor de AutoLoader op pagina 6.64, alleen worden hier de
carrouselposities genoemd in plaats van de posities in het bakje voor potjes.
Melding Verwerking voltooid Knop
Batchrapport
- geeft het rapport weer
Knop
Klaar
- terugkeer naar het hoofdscherm,
ruststand
Batchrapport, status OK Batchrapport, batch beëindigd wegens fout
KLEINE-BATCHMODUS
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7.35
7
GEBRUIKSINSTRUCTIES
OPTIONELE INSTRUCTIES VOOR AANVULLENDE TESTS
Door onttrekking van een aliquot van maximaal 4 ml (verwijderen van een aliquot) aan het
PreservCyt
-monsterpotje voordat het ThinPrep Pap Test-glaasje wordt verwerkt, kan in combinatie
met cytologisch onderzoek worden getest op bepaalde seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's)
en op humaan papillomavirus (HPV).
Het laboratoriumpersoneel dient de specifieke instructies in dit onderdeel op te volgen om op de juiste
wijze het gewenste aliquotvolume uit het monsterpotje te nemen en het PreservCyt-monsterpotje voor
te bereiden voor de ThinPrep
Pap Test. Opvolgen van deze instructies is noodzakelijk om negatieve
uitwerkingen op het resultaat van de ThinPrep Pap Test te voorkomen.
Omdat cytologie/HPV-testen en soa-testen verschillende klinische vragen beantwoorden, is uitnemen
van een aliquot mogelijk niet geschikt voor alle klinische situaties. Artsen en andere personen die
verantwoordelijk zijn voor het aanvragen van klinische tests, dienen van het volgende op de hoogte
te zijn:
Er zijn geen gegevens over slechtere cytologieresultaten door uitnemen van een aliquot, maar
dat kan echter niet voor alle monsters worden uitgesloten. Zoals bij elke subsamplingstap in
de anatomische pathologie, kan het per ongeluk verkeerd toewijzen van diagnostische cellen
voorkomen, doch dit is erg zeldzaam. Als een negatief resultaat voor het monster niet
overeenstemt met de klinische indruk, kan het nodig zijn een nieuw monster af te nemen.
Aliquotverwijdering van monsters met lage cellulariteit kan leiden tot onvoldoende materiaal
in het PreservCyt-monsterpotje om een bevredigend ThinPrep Pap Test-glaasje te kunnen
prepareren.
Door aliquotverwijdering kan onvoldoende materiaal in het PreservCyt-monsterpotje
achterblijven om aanvullende tests (bijv. herhaalde HPV-tests) te kunnen uitvoeren met het
monstermateriaal dat na prepareren van een ThinPrep Pap Test-glaasje achterblijft.
Gelijktijdige afname van afzonderlijke monsters voor de ThinPrep Pap Test en soa-tests kan
worden overwogen in plaats van aliquotverwijdering.
Wanneer ervoor wordt gekozen gelijktijdig cytologisch onderzoek en onderzoek naar soa's
te doen, dient in aanmerking te worden genomen in hoeverre risico's en klinische
voorgeschiedenis (bijv. ziekteprevalentie, leeftijd van de patiënt, gegevens over seksualiteit
of zwangerschap) en ook de kwaliteit van het monster (bijv. exsudaat of bloeding) van
invloed kunnen zijn op de diagnostische betrouwbaarheid.
Sexually Transmitted Diseases Treatment Guidelines 2002 (Centers for Disease Control and Prevention,
MMWR 2002: 51(No. RR-6)) biedt een klinische leidraad voor de omgang met en behandeling van
individuele patiënten en het gebruik van Pap-tests.
Het is gecontra-indiceerd om te testen op
Chlamydia trachomatis
en
Neisseria gonorrhoeae
met de
Roche Diagnostics COBAS AMPLICOR CT/NG-test indien het monster al met de ThinPrep 5000-
processor is verwerkt.
DEEL
K
GEBRUIKSINSTRUCTIES
7.36
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
7
Verwijdering van een aliquot (maximaal 4 ml) uit het PreservCyt-monsterpotje
vóór uitvoering van de ThinPrep Pap Test
Opmerking:
Er mag voordat de ThinPrep Pap Test wordt uitgevoerd slechts één aliquot uit het
PreservCyt-monsterpotje worden genomen, ongeacht het volume van het aliquot
(maximaal aliquotvolume = 4 ml).
Opmerking:
Goede laboratoriumpraktijken dienen te worden gevolgd om te voorkomen dat
contaminanten in het monsterpotje met PreservCyt
-oplossing of het aliquot
terechtkomen. Het is aan te bevelen om poedervrije handschoenen te gebruiken en
afzonderlijk verpakte pipetten voor eenmalig gebruik, met een aerosolbestendige tip
van het juiste formaat voor het volume dat wordt opgetrokken en overgebracht.
Gebruik geen serologische pipetten. Om de kans op kruisbesmetting tot een minimum
te beperken, dient uitnemen van een aliquot in een geschikte ruimte plaats te vinden
waar geen amplificatie wordt uitgevoerd.
1. Vortex het potje 8 tot 12 seconden met hoge snelheid.
LET OP:
Het gewenste aliquot moet onmiddellijk na vortexen uit het potje worden verwijderd om
de homogeniteit van het monster te waarborgen.
2. Draai de dop voorzichtig van het monsterpotje.
3. Gebruik een pipet om een aliquot van maximaal 4 ml uit het potje te nemen. Zorg ervoor dat de
handschoenen niet met de oplossing verontreinigd raken. Mochten de handschoenen verontreinigd
raken, vervang ze dan door een schoon paar voordat u verder gaat met het volgende monster.
4. Breng het aliquot over in een polypropyleen buisje van het juiste formaat en met een juist label en
sluit het stevig af om verlies van vloeistof of het vrijkomen van damp uit het buisje te voorkomen.
5. Bewaar het aliquot onder condities die geschikt zijn voor aanvullende tests. Raadpleeg de
instructies van de fabrikant of het laboratorium voor het uitvoeren van aanvullende tests op
het aliquot.
6. Voer de pipet af volgens de plaatselijke, regionale en landelijke voorschriften.
7. Als het afgenomen aliquot kleiner is dan of gelijk is aan 2,5 ml, ga dan verder met stap 9.
Als het volume van het uit het potje verwijderde aliquot tussen 2,5 ml en 4 ml ligt, moet het
verwijderde volume worden aangevuld met verse PreservCyt Solution voordat het potje in de
ThinPrep-processor wordt verwerkt. Gebruik een nieuwe pipet om een hoeveelheid ongebruikte
PreservCyt-oplossing uit het potje te nemen die gelijk is aan de hoeveelheid aliquot die in stap 3
uit het potje is verwijderd.
8. Breng deze hoeveelheid ongebruikte PreservCyt-oplossing over naar het monsterpotje waaruit
het aliquot is genomen in stap 3.
9. Draai de dop van het monsterpotje goed vast. (Het streepje op de dop en het streepje op het potje
moeten in elkaars verlengde liggen of elkaar enigszins overlappen.)
10. Voer de pipet af volgens de plaatselijke, regionale en landelijke voorschriften.
11. Raadpleeg voor het voltooien van de ThinPrep
Pap Test de paragrafen die in dit hoofdstuk
zijn beschreven.
8. Onderhoud
8. Onderhoud
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.1
8
ONDERHOUD
Hoofdstuk acht
Onderhoud
Tabel 8.1: Routineonderhoud
Dagelijks of vaker
Vervang het fixatief na elke 100 objectglaasjes of
dagelijks, wat zich het eerst voordoet
Veeg de binnenkant van de objectglaasjescassette
af met een droge, niet-schurende doek voordat u
deze vult
Wekelijks
Reinig rondom de objectglaasjescassettes,
de carrousel en het dispersiegebied
Reinig de pneumatische zuignapjes van de
objectglaasjeshouder in het gebied van de
objectglaasjescassette en het verwerkingsgebied
Controleer het filterafvalbakje en het
glaasjesafvalbakje en leeg deze
Indien nodig
Leeg de afvalfles
Reinig het aanraakscherm
Controleer of er materiaal is achtergebleven in
de liftas van de robotarm en verwijder dat
Reinig inputcarrousel en stofkap
Vervang absorberende pads
Verwijder en reinig lekbakken
Vervang het koolstoffilter van de dampafzuiger
jaarlijks of naar behoefte
Vervang het HEPA-filter van de dampafzuiger
wanneer het instrument dat aangeeft
ONDERHOUD
8.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
DAGELIJKS
Het fixatiefreagens vervangen
Het alcoholfixatief in de baden moet iedere 100 glaasjes of dagelijks worden vervangen, wat zich het
eerst voordoet. Bedenk hoe uw laboratorium baden gebruikt in de telling tot 100. Als bijvoorbeeld
een bad met 20 objectglaasjes voor 5 batches wordt gebruikt, moet het alcoholfixatief worden
vervangen voordat de volgende batch wordt uitgevoerd (of dagelijks).
Voer de fixatiefreagentia af volgens de protocollen in uw laboratorium
Reinig de fixatiefcontainers van de baden, de kappen en kleurrekjes volgens de protocollen
in uw laboratorium
De glaasjescassette afvegen
Veeg voor het vullen de binnenkant van de glaasjescassette af met een droge, niet-schurende doek.
Dit beperkt de hoeveelheid glasstof en helpt de objectglaasjes gemakkelijker te verwijderen.
Controleer of de cassettes schoon zijn als u merkt dat de objectglaasjes aan elkaar plakken of dat er
oppakfouten optreden.
WEKELIJKS REINIGEN
Gebied van de glaasjescassette
Afbeelding 8-1 Gebied van de glaasjescassette
Open het deurtje naar het compartiment voor de glaasjescassette. Neem de aanwezige glaasjescassettes
eruit en reinig het gebied met gede-ioniseerd water en pluisvrije doeken.
DEEL
A
DEEL
B
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.3
8
ONDERHOUD
Systeem reinigen
Gebruik de knop
Systeem reinigen
bij diverse wekelijkse onderhoudsactiviteiten. De knop Systeem
reinigen brengt de mechanische armen in het verwerkingsgebied in posities die hen gemakkelijker
bereikbaar maken voor routineonderhoud.
1. Raak de knop
Systeem reinigen
aan en het beeldscherm leidt de bediener door het proces.
2. Sluit de deurtjes en druk op
Doorgaan
. Houd de deurtjes gesloten als het instrument onderdelen
beweegt.
3. Wanneer op het scherm de melding 'Volg de instructies voor reinigen in de handleiding'
verschijnt, open dan het/de deurtje(s) en voer de routine-onderhoudsreinigingstaken uit.
Zie 'Rondom carrousel en dispersiegebied reinigen' op pagina 8.5 en 'De pneumatische napjes
van de glaasjeshouder, de AutoLoader glaasjesgrijper en de sensor reinigen' op pagina 8.6.
In deze toestand kunnen de transportarm voor potjes/filters en de transportarm voor glaasjes
elk vrij langs hun rails bewegen. Schuif de armen voorzichtig in de posities die geschikt zijn
voor het reinigen van de verschillende onderdelen van het instrument.
De robotarm in de buurt van de glaasjescassettes beweegt de glaasjeshouder met zuignappen
en de AutoLoader-glaasjesgrijperarm naar het verwerkingsgebied, zodat ze bereikbaar worden
voor reiniging.
En de mechanismen in het filterafvalgebied bewegen naar het verwerkingsgebied toe, zodat ze
gemakkelijk bereikbaar zijn voor reiniging.
ONDERHOUD
8.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
Afbeelding 8-2 Systeem reinigen
4. Als u klaar bent met reinigen, sluit u de deurtjes en drukt u op de knop
Doorgaan
.
Het instrument stelt de mechanismen opnieuw in.
5. Druk op
Klaar
om terug te keren naar het scherm Opties beheerder.
Dankzij de functie
Systeem reinigen
kunnen de transportarm
voor glaasjes en de
transportarm voor
potjes/filters vrij worden
verschoven voor toegang
tijdens onderhoud
(Caroussel is afgebeeld
ter referentie, niet
aanwezig tijdens het
schoonmaken.)
De mechanismen in het filterafvalgebied
bewegen naar het verwerkingsgebied
De robotarm beweegt
de AutoLoader-
glaasjesgrijper naar
het verwerkingsgebied.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.5
8
ONDERHOUD
Rondom carrousel en dispersiegebied reinigen
Verwijder de carrousel eens per week en reinig rondom de bodem van het verwerkingsgebied.
Gebruik hiervoor gede-ioniseerd water en pluisvrije doeken. Maak de carrouselsensoren niet los,
maar houd het gebied rondom de sensoren schoon; zorg dat de sensoren niet worden geblokkeerd.
Zie Afbeelding 8-3.
Gebruik de functie Systeem reinigen om instrumentmechanismen uit de weg te bewegen.
Zie 'Systeem reinigen' op pagina 8.3.
Afbeelding 8-3 Carrouselsensoren
Reinig rondom de dispersieholte en de evaporatiekap over het fixatiefbad.
Afbeelding 8-4 Het dispersieholtegebied reinigen
Aanwezigheidssensor
voor potjes
Leesstation barcode
van potjes
Carrouselvergrendeling
Carrouselsensor -
helpt bij het bepalen
van positie 1 op de
carrousel.
DispersieholteEvaporatiekap
ONDERHOUD
8.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
Als zich op de filterplug en rond het gebied waar het filter wordt doorgeprikt resten PreservCyt-
oplossing bevinden, gebruikt u een doekje of wattenstaafje gedrenkt in 70% alcohol om opgedroogde
resten op te lossen en bezinksel te verwijderen.
Afbeelding 8-5 Filterplug en doorprikgebied van het filter reinigen
De pneumatische napjes van de glaasjeshouder, de AutoLoader glaasjesgrijper
en de sensor reinigen
Een pluisvrije doek gedrenkt in gede-ioniseerd water kan worden gebruikt om de oppervlakken van
de glaasjeshouderbekers schoon te vegen. Veeg glasstof weg uit het gebied van de AutoLoader-
glaasjesgrijper. Laat de zuignapjes drogen (5−10 minuten) alvorens te proberen objectglaasjes op
het instrument te verwerken.
Eén set glaasjeshouders bevindt zich op de glaasjesoppakarm in het gebied van de glaasjescassette
(Afbeelding 8-6).
De glaasjesoppakarm is voorzien van een sensor. Veeg de lens van de sensor schoon bij het reinigen
van de zuignapjes.
De andere set pneumatische zuignapjes bevindt zich op de transportarm voor objectglaasjes in het
verwerkingsgebied.
Doorprikpunt filter (met het filter aangebracht,
ter verduidelijking)
Body van de filterplug
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.7
8
ONDERHOUD
Gebruik de functie Systeem reinigen om instrumentmechanismen uit de weg te bewegen.
Zie 'Systeem reinigen' op pagina 8.3.
Afbeelding 8-6 De pneumatische zuignapjes van de glaasjeshouder reinigen
Sensorlens en zuignapjes
schoonvegen
Compartiment voor de glaasjescassette Gebied voor objectglaasjesverwerking
AutoLoader-glaasjesgrijper
op de robotarm
ONDERHOUD
8.8
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
De filter- en glaasjesafvalbakjes legen
In het meest rechtse deel van de behuizing van de AutoLoader bevindt zich het afvalcompartiment.
Open dit deurtje om toegang te krijgen tot het filterafvalbakje en het glaasjesafvalbakje. (In dit gebied
bevinden zich tevens de afvalvloeistoffles en de dampafzuiger.) Zie Afbeelding 8-7.
Afbeelding 8-7 Deurtje afvalcompartiment geopend
Trek wekelijks het filterafvalbakje naar buiten en verwijder daaruit alle gebruikte filters. Afhankelijk
van het verwerkingsvolume van uw laboratorium kan het noodzakelijk zijn het filterafvalbakje
vaker te legen of hoeft het mogelijk minder vaak te worden geleegd. Gebruikte filters mogen als
normaal afval worden afgevoerd.
Het afvalbakje kan desgewenst worden gereinigd met water en zeep of met een oplossing met
10% bleekmiddel. Laat het bakje echter grondig drogen voordat het opnieuw wordt gebruikt.
Plaats het afvalbakje terug op de oorspronkelijke plaats en zorg ervoor dat er filters in kunnen vallen
vanuit de afvalkoker recht daarboven.
Het glaasjesafvalbakje bevindt zich in hetzelfde compartiment, links van het filterafvalbakje.
(Zie Afbeelding 8-8.) De afvalvloeistoffles kan ervoor staan maar deze kan worden verplaatst
zodat het glaasjesafvalbakje toegankelijk is. Neem het afvalbakje eruit en gooi de glaasjes weg in
een correct gelabelde en afgesloten container voor scherpe voorwerpen.
Het glaasjesafvalbakje kan desgewenst worden gereinigd met water en zeep of met een oplossing
met 10% bleekmiddel. Laat het bakje echter grondig drogen voordat het opnieuw wordt gebruikt.
Filterafvalkoker
Filterafvalbakje
Het glaasjesafvalbakje
bevindt zich achter de
afvalvloeistoffles
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.9
8
ONDERHOUD
Plaats het afvalbakje terug op zijn plaats en zorg ervoor dat ook de afvalvloeistoffles wordt teruggezet.
Afbeelding 8-8 Glaasjesafvalbakje
AFVALFLES LEGEN
Het afval dat uit de monsterverwerking voortkomt, wordt naar de afvalfles gevoerd en daar bewaard.
Het instrument detecteert wanneer de afvalfles vol is en genereert een melding dat de afvalfles
moet worden geleegd (zie Afbeelding 8-10). De afvalfles kan ook worden geleegd tijdens
routineonderhoud van het instrument. De afvalfles bevindt zich achter het deurtje van het
afvalcompartiment rechts op de AutoLoader-trolley.
Afbeelding 8-9 Afvalfles en daarvoor bestemde locatie
DEEL
C
Afvalslang
Dop afvalfles
Afvalfles
ONDERHOUD
8.10
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
De afvalfles legen
Druk in het scherm Opties beheerder op de knop
Afvalvloeistof afvoeren
. Raak vervolgens de
knop
Doorgaan
aan, zodat het systeem de afvalfles kan ontluchten en de dop gemakkelijk kan
worden verwijderd.
Afbeelding 8-10 Knop en melding Afvalvloeistof afvoeren
U hoort dat het systeem wordt ontlucht; dit zorgt ervoor dat de druk in de afvalfles wordt verlaagd.
Dit duurt ongeveer 10 seconden.
Afbeelding 8-11 De afvalfles ontluchten
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.11
8
ONDERHOUD
Er wordt een melding weergegeven waarin de bediener wordt gevraagd het afval af te voeren
volgens de aanwijzingen in deze handleiding. Afbeelding 8-12.
Afbeelding 8-12 De afvalfles legen en onderhoud plegen
LET OP:
Er mag zich nooit bleekmiddel in de afvalfles bevinden wanneer deze op de
ThinPrep 5000-processor is aangesloten.
6. Maak de dop van de afvalfles los door de dop met de ene hand te draaien terwijl u met de andere
hand de fles vasthoudt.
Indien tijdens deze handeling een afvalslang van de dop losraakt, moet u deze weer
aansluiten voordat u verder gaat.
Afbeelding 8-13 De afvalfles openen/sluiten
WAARSCHUWING:
Gevaarlijk afval
Giftig mengsel
Brandbare vloeistof en damp
Dop
Fles
OPENGESLOTEN
ONDERHOUD
8.12
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
7. Plaats het transportdeksel op de afvalfles zodat de fles naar de afvoerlocatie kan worden vervoerd.
8. Werp het vloeibare afval uit de afvalfles weg overeenkomstig de richtlijnen van uw laboratorium.
9. Controleer de afdichtingsring aan de binnenkant van de dop van de afvalfles op vuil voordat
u de dop weer aanbrengt. Zie Afbeelding 8-14.
Als er vuil op de ring zit, moet deze met een pluisvrije doek en water worden gereinigd.
Breng een dun laagje vacuümvet op de afdichtingsring aan.
Afbeelding 8-14 Inspecteer de afdichtingsring van de afvalfles
10. Zet de afvalfles op zijn plaats terug en draai de dop weer op de fles vast.
Controleer of de dop stevig vast zit en de afvalslangen niet geknikt of verdraaid zijn.
Druk op de knop
Volge n de
om een lektest uit te voeren. Hierdoor wordt de druk in de afvalfles weer
verhoogd en wordt gecontroleerd of het systeem de druk in stand kan houden. Het meet ook het
vloeistofpeil om te controleren of de afvalfles leeg is. Zie Afbeelding 8-15.
Opmerking:
Na het legen van de afvalfles MOET de lektest worden uitgevoerd.
Afbeelding 8-15 Lektest afvalsysteem
Druk op de knop
Klaar
als de test klaar is.
Sluiting afdichtingsring
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.13
8
ONDERHOUD
Aansluiting afvalfles
De afvalfles wordt tijdens het installeren van het instrument op het systeem aangesloten. Indien de
afvalfles en de slangenset echter in hun geheel moeten worden verwijderd (voor complete vervanging,
vervanging van het afvalfilter, reiniging, enz.), kan de slangenset aan de hand van de volgende stappen
correct worden aangesloten.
1. De afvalfles bevindt zich achter het deurtje van het afvalcompartiment op de AutoLoader-trolley.
Als de afvalfles om enige reden buiten de behuizing wordt geplaatst, moet deze op gelijke hoogte
met of lager dan de ThinPrep 5000-processor worden geplaatst. Plaats de afvalfles niet hoger dan
het instrument.
2. Draai de dop van de afvalfles stevig vast. De afvalfles dient zich in een rechtopstaande stand te
bevinden. Laat de afvalfles nooit op zijn kant liggen.
3. Zoek de drie aansluitingen voor de afvalfles op de achterkant van de ThinPrep 5000-processor.
Zie Afbeelding 8-16. Zorg dat de knoppen van de aansluitingen naar beneden en naar binnen
zijn gericht.
Afbeelding 8-16 Slangaansluitingen afvalfles
4. Sluit de kleurgecodeerde afvalslangaansluitingen aan op de overeenkomstig gecodeerde
connectoren aan de achterkant van het instrument. Wanneer op de juiste wijze aangesloten,
springen de knopjes van de aansluitingen met een klikgeluid naar boven/buiten. De L-vormige
connector moet naar beneden wijzen.
Geel = Vacuüm
Blauw = Afval
Kleurloos = Druksensor
LET OP:
Sluit de slangen niet op de verkeerde connectoren aan. Uw processor kan daardoor
schade oplopen.
Blauw - Afvalslang
Kleurloos - Sensor slang
Geel - Vacuümslang
Afvalfilter
ONDERHOUD
8.14
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
HET AANRAAKSCHERM REINIGEN
Maak indien nodig het aanraakscherm voor de gebruikersinterface schoon met een licht bevochtigde
pluisvrije doek. Druk in het scherm Opties beheerder op de knop
Scherm reinigen
, Afbeelding 8-17.
Afbeelding 8-17 Aanraakscherm vergrendeld voor reiniging
Het systeem blokkeert het aanraakscherm gedurende 20 seconden, zodat het kan worden gereinigd
zonder dat er per ongeluk knoppen worden geactiveerd en zonder dat het systeem hoeft te worden
uitgeschakeld.
INPUTCARROUSEL EN STOFKAP REINIGEN
Inputcarrousel
Reinig de inputcarrousel naar behoefte door deze schoon te vegen met water en zeep. Laat de carrousel
voor gebruik grondig drogen.
Stofkap
Veeg de stofkap voor de carrousel schoon met een schone doek en water en zeep.
DEEL
D
DEEL
E
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.15
8
ONDERHOUD
ABSORBERENDE PADS VERVANGEN
Het verwerkingscompartiment van het instrument bevat twee absorberende pads die de druppels
absorberen die tijdens de verwerking kunnen ontstaan. De ene pad bevindt zich onderaan de
filterplug en de andere zit boven op de evaporatiekap over de carrousel van het fixatiefbad.
Zie Afbeelding 8-18.
Afbeelding 8-18 Absorberende pads
Gebruik de functie Systeem reinigen om instrumentmechanismen uit de weg te bewegen.
Zie 'Systeem reinigen' op pagina 8.3.
Vervang de pads eenmaal per jaar of naar behoefte. De pads kunnen worden afgevoerd als normaal
afval, tenzij ze druipnat zijn; in dat geval moeten ze worden afgevoerd als gevaarlijk afval.
Als de pads worden vervangen, ziet u dat de ene kant ruw en absorberend is, terwijl de andere
kant glad en afgewerkt is. De ruwe kant moet aan de buitenkant zitten om eventuele druppels op
te vangen.
Raadpleeg Bestelinformatie voor het bestellen van pads.
De pads kunnen naar behoefte vaker worden gewassen en worden teruggeplaatst in het instrument.
Reinig ze met water en zeep. U kunt ze ook weken in een verdunde bleekmiddeloplossing gevolgd
door een 70% alcoholspoeling.
DEEL
F
Filterplug Evaporatiekap, fixatiefbad
Ruwe kant
ONDERHOUD
8.16
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
FILTERS VOOR DE DAMPAFZUIGER VERVANGEN
De dampafzuiger voor de laseretser bevat een HEPA-filter en een koolstoffilter voor het opvangen
van deeltjes, gassen en geuren. De behuizing van de dampafzuiger bevindt zich achter het deurtje
van het afvalcompartiment. (Zie Afbeelding 8-20.)
Het instrument geeft de gebruiker aan wanneer het HEPA-filter moet worden vervangen.
Het koolstoffilter kan jaarlijks worden vervangen of vaker indien gewenst.
Afbeelding 8-19 Melding voor vervanging van het HEPA-filter
Opmerking:
De knop
Doorgaan
mag pas worden ingedrukt nadat het filter is vervangen.
Afbeelding 8-20 Locatie van de dampafzuiger
DEEL
G
Melding voor vervanging van het HEPA-filter.
Deze melding wordt weergegeven indien
het instrument dit aangeeft of wanneer
de knop
Luchtfilter verwisselen
wordt
ingedrukt in het scherm Opties beheerder.
De dampafzuiger bevindt zich
onderin het afvalcompartiment
van de AutoLoader.
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.17
8
ONDERHOUD
Open het deurtje van de dampafzuiger door de vergrendeling links van het deurtje te draaien.
Draai het deurtje open.
Afbeelding 8-21 Het deurtje van de dampafzuiger openen
Verwijder de twee filters. Deze zijn gemarkeerd met HEPA en Carbon en geven de richting
van de luchtstroom aan. (Zie Afbeelding 8-22.) Verwijder elk filter. Het koolstoffilter mag met
het laboratoriumafval worden weggeworpen. Werp het HEPA-filter weg overeenkomstig de
landelijke voorschriften.
Afbeelding 8-22 Het HEPA-filter en het koolstoffilter verwijderen
Draai de vergrendeling naar boven om
het deurtje te openen.
HEPA-filter Koolstoffilter
ONDERHOUD
8.18
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
Op de bodem van de filterbehuizing is een label aangebracht waarop wordt aangegeven in welke
volgorde de vervangende filters moeten worden geplaatst en wat de richting van de luchtstroom is.
Let er bij het vervangen van de filters op dat de pijlen die de richting van de luchtstroom aangeven
overeenkomen.
Afbeelding 8-23 Filterlabels dampafzuiger
Vervang de filters. Sluit het deurtje van de behuizing en draai de vergrendeling weer in de
gesloten stand.
Druk in het scherm op de gebruikersinterface van de melding op de knop
Doorgaan
om een
luchtstroomtest uit te voeren. Hiermee wordt vastgesteld of het filter correct is geplaatst en niet
verstopt is, door te meten of er een afdoende hoeveelheid lucht door het filter stroomt. Deze test
neemt enkele seconden in beslag.
1
2
Koolstoffilter
1
HEPA-filter
2
Stroomrichting
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.19
8
ONDERHOUD
LEKBAKKEN VERWIJDEREN EN REINIGEN
Afbeelding 8-24 Lekbakken
Aan de onderkant van het verwerkingscompartiment bevinden zich twee kunststof lekbakken.
Deze kunnen voor inspectie en reiniging geheel uit het instrument worden geschoven.
Was ze met water en zeep. Laat ze goed drogen voordat u ze weer in de processor schuift.
DEEL
H
ONDERHOUD
8.20
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
VOOR DE GEBRUIKER TOEGANKELIJKE ZEKERINGEN VERVANGEN
Zekeringen van de processor
WAARSCHUWING:
Zekeringen van het instrument.
Het apparaat is voorzien van twee zekeringen die voor de gebruiker toegankelijk zijn, aan de
achterkant van de processor, net boven de netsnoermodule (Afbeelding 8-25). Wanneer het
instrument niet functioneert, moeten deze worden vervangen, zoals hieronder wordt beschreven:
De Hologic onderhoudstechnici kunnen de zekeringen indien nodig vervangen.
Afbeelding 8-25 Locatie zekeringen die voor de gebruiker toegankelijk zijn
1. Zorg dat de aan/uit-schakelaar op UIT staat.
2. Neem het netsnoer uit de voedingsaansluiting van het instrument.
3. Draai beide zekeringsdoppen met een kleine platte schroevendraaier een kwartslag linksom.
De zekering is bij vergrendeling enigszins verzonken in de zekeringhouder en komt naar
voren als hij ver genoeg is gedraaid om uit de vergrendeling te worden losgemaakt.
4. Haal de zekeringen uit de houders. Ze kunnen als normaal afval worden afgevoerd.
5. Plaats twee nieuwe 15 A/250 V 3 AB SLO-BLO-zekeringen (onderdeelnummer 53247-015).
Opmerking:
Houd de zekering bij het metalen uiteinde vast.
6. Druk beide zekeringhouders met de platte schroevendraaier in de houder terwijl u ze een
kwartslag rechtsom draait. U kunt voelen wanneer de zekering goed in de vergrendeling zit
en deze enigszins in de zekeringhouder verzinkt.
7. Steek de stekker van het netsnoer weer in het instrument.
8. Zet de aan/uit-schakelaar van het instrument op AAN.
Neem contact op met Hologic Technische ondersteuning als het instrument niet functioneert.
DEEL
I
Zekeringen
Netsnoer
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8.21
8
ONDERHOUD
AutoLoader-zekeringen
WAARSCHUWING:
Zekeringen van het instrument.
Het instrument is voorzien van twee zekeringen die voor de gebruiker toegankelijk zijn, aan de
achterkant van de AutoLoader, net boven de netsnoermodule van de AutoLoader (Afbeelding 8-25).
Wanneer de AutoLoader niet functioneert, moeten de zekeringen worden vervangen, zoals hieronder
wordt beschreven. De Hologic onderhoudstechnici kunnen de zekeringen indien nodig vervangen.
1. Schakel de processor uit. Zorg dat de aan/uit-schakelaar op 'uit' staat.
2. Neem het netsnoer uit de voedingsaansluiting van de processor.
Afbeelding 8-26 De zekeringhouder verwijderen
kap zekeringhouder
ONDERHOUD
8.22
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
3. Wrik met een kleine platte schroevendraaier het klepje bij de aansluiting voor het netsnoer open.
Wrik de zekeringhouder eruit.
4. Haal de twee zekeringen uit de vakjes op de houder. Ze kunnen als normaal afval worden
afgevoerd.
5. Plaats twee nieuwe 6,3 A/250 V 5x20 mm zekeringen (onderdeelnummer 50077-021).
Opmerking:
Houd de zekering bij het metalen uiteinde vast.
Afbeelding 8-27 Plaats nieuwe zekeringen en plaats de zekeringhouder terug.
6. Duw de zekeringhouder terug in de AutoLoader. Duw het klepje terug op zijn plaats.
7. Steek de stekker van het netsnoer weer in de AutoLoader.
8. Zet de aan/uit-schakelaar van de processor aan.
Neem contact op met de technische ondersteuning van Hologic als het instrument niet functioneert.
Onderhoud ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Onderhoudsschema voor de maand/het jaar: Instrumentnr.
Dagelijks of
vaker Wekelijks Indien nodig
Vervang
het fixa-
tiefreagens
na elke 100
glaasjes of
dagelijks
Leeg de
filter- en
glaasjesaf-
valbakjes
pagina 8.8
Reinig
carrousel,
dispersie-
gebieden
pagina 8.5
Reinig
object-
glaasjes-
houders
pagina 8.6
Leeg de
afvalfles
pagina 8.9
Reinig het
aanraak-
scherm
pagina 8.14
Reinig
carrousel
en stofkap
pagina 8.14
Vervang
absorbe-
rende pads
pagina 8.15
Vervang
filters dam-
pafzuiger
pagina 8.16
Verwijder
en reinig
lekbakken
pagina 8.19
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
ONDERHOUD
8.24
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
8
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
9. Problemen oplossen
9. Problemen oplossen
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.1
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Hoofdstuk negen
Problemen oplossen
ALGEMEEN
Het systeem kan drie soorten fouten/statussen genereren:
Fouten in monsterverwerking
Door gebruiker te corrigeren batchfouten
Systeemfouten
FOUTEN IN MONSTERVERWERKING
Bij voltooiing van een batchverwerking worden eventueel opgetreden monsterfouten in het
batchrapport vermeld. Tijdens de verwerking van een monsterpotje kunnen monsterfouten optreden.
Deze zijn 'monsterspecifiek' en hebben meestal slechts betrekking op een monsterpotje dat wordt
verwerkt. Er wordt geen glaasje gemaakt en de bediener moet het probleem oplossen en het potje
in een andere batch verwerken.
De fout wordt uitsluitend in het batchrapport weergegeven. Deze wordt niet geregistreerd in
het foutenlogboek.
Wanneer een fout in monsterverwerking optreedt:
Nadat een potje is opgepakt, plaatst het systeem deze terug in de inputcarrousel
Nadat een filter is opgepakt, wordt het afgevoerd
Nadat een glaasje is opgepakt, maar nog niet is gebruikt, wordt het teruggeplaatst in
de inputcarrousel
DEEL
A
DEEL
B
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
Tabel 9.1: Fouten in monsterverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
5000 - Monster
is verdund
Dit foutbericht geeft aan
dat het gehele monster bij
het prepareren van het
objectglaasje is opgebruikt.
Deze melding is slechts
een mededeling; het
objectglaasje wordt verwerkt
en kan geschikt zijn.
De oorzaak hiervan is meestal
een te lage celdichtheid in het
monster. Deze melding duidt
meestal op een probleem met
het afgenomen monster en niet
op disfunctioneren van het
apparaat en/of mechanische
componenten daarvan.
Opmerking:
Er wordt van
het monsterpotje wel een
objectglaasje gemaakt.
Gyn-objectglaasjes -
Als het objectglaasje voldoet
voor screeningsdoeleinden,
is geen verdere actie nodig.
Indien het objectglaasje
niet voldoet, moet de in het
laboratorium gangbare procedure
voor het melden van ontoereikende
monsters worden gevolgd.
Non-Gyn-objectglaasjes -
Maak, als er nog monstermateriaal
beschikbaar is, een nieuw
objectglaasje, indien mogelijk
met meer celmateriaal.
5001 - Te hoge
monsterdichtheid
Het monster heeft voor het
apparaat een te hoge dichtheid
om een bruikbaar glaasje
te maken.
Het monster heeft voor het
apparaat een te hoge dichtheid
om een bruikbaar glaasje
te maken.
Dit geldt alleen voor Non-Gyn-
monsters. Schud of vortex
het monster gedurende
8–12 seconden. Verdun dan het
monster in een mengverhouding
van 20:1. Plaats 1 ml van het
monster in een nieuw potje met
PreservCyt-oplossing en verwerk
het opnieuw.
5002 - Openen
potje mislukt
Het potje kon niet worden
geopend. Het monster is
niet verwerkt en er is geen
objectglaasje gemaakt.
De dop van het potje is te strak
aangedraaid.
Het potje kon niet worden
geopend door een mechanische
storing.
Dop van potje is beschadigd.
Controleer het potje en de dop.
Zorg dat het plastic van het potje
is verwijderd. Draai de dop los en
vervolgens weer vast en verwerk
het monster opnieuw.
Vervang de dop door een
nieuwe dop.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.3
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
5003 - Potjescode
lezen mislukt
De barcode op het potje kon
niet worden gelezen of heeft
een ongeldige indeling.
Het monster is niet verwerkt
en er is geen objectglaasje
gemaakt.
Het barcodelabel ontbreekt,
is beschadigd of is slecht
afgedrukt.
Het barcodelabel is niet goed
op het potje aangebracht.
Er is een barcode van het
verkeerde type aangebracht.
Storing in de barcodelezer.
Inspecteer het barcodelabel om te
zien of het ontbreekt, beschadigd
of slecht afgedrukt is. Vervang het
zo nodig (raadpleeg 'Potjeslabels
aanbrengen' op pagina 7.4).
Inspecteer het barcodelabel om
te zien of het de juiste indeling
heeft (raadpleeg 'Barcodes
configureren' op pagina 6.42).
Zorg dat het leesstation
van barcodes van de potjes
niet geblokkeerd wordt
(zie Afbeelding 8-3).
Neem contact op met Technische
ondersteuning als de fout aanhoudt.
5004 -
Glaasjescode
lezen mislukt
De barcode op het glaasje kon
niet worden gelezen of heeft
een ongeldige indeling.
Het monster is niet verwerkt
en er is geen objectglaasje
gemaakt.
Geen glaasje aanwezig.
Glaasje aanwezig met
ontbrekend of beschadigd
label. In de AutoLoader-modus
kan dit te wijten zijn aan slechte
laseretsing.
Systeeminstelling voor OCR-/
Barcodelabel-conflicten
De systeeminstelling voor
het OCR-/barcodelabel is in
strijd met het type label op
het glaasje.
Foute mechanische uitlijning
of storing in de lezer.
Zorg dat er een glaasje aanwezig is
dat juist is gelabeld. (Zie 'Barcodes
configureren' op pagina 6.42.)
Controleer of de instelling voor het
glaasjeslabel op het instrument
overeenkomt met het type
glaasjeslabel dat wordt gebruikt.
Zie 'Barcodes configureren' op
pagina 6.42.
Zorg dat de glaasjescodelezer
niet wordt geblokkeerd
(zie Afbeelding 8-3).
Neem contact op met Technische
ondersteuning als de fout
aanhoudt.
5005 - Dop
vastmaken
mislukt
Het potje kon niet worden
dichtgedraaid vóór de
dispersiestap.
Dop van potje is beschadigd.
De dop van het potje kon niet
worden vastgemaakt door een
mechanische storing.
Controleer het potje en de dop.
Zorg ervoor dat de dop geen
gebroken randen heeft.
Vervang een beschadigde dop van
een potje door een nieuwe dop.
Draai de onbeschadigde dop los
en vervolgens weer vast en
verwerk het monster opnieuw.
Tabel 9.1: Fouten in monsterverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
5006 - Glaasje
niet gevonden
(alleen kleine-
batchmodus)
Er wordt geen glaasje
gedetecteerd in de
glaasjesgrijper wanneer
deze probeert een glaasje
op te pakken. Het monster
is niet verwerkt en er is geen
objectglaasje gemaakt.
Opmerking:
Deze fout geldt
alleen als een geavanceerde
cyclus wordt gebruikt:
'Matchen glaasjescodes
uitschakelen' of 'Meerdere
glaasjes per potje'.
Geen glaasje aanwezig in
de carrouselsleuf.
Glaasje uit positie in
carrouselsleuf.
Foute mechanische uitlijning of
storing in de glaasjesgrijper.
Controleer of er een glaasje
aanwezig is in de carrousel en dat
het zich in de juiste positie bevindt.
Probeer het monster opnieuw te
verwerken. Neem contact op met
Technische ondersteuning als de
fout blijft bestaan.
5007 - Ongeldige
potjescode
De barcode op het potje heeft
geen geldige indeling.
De barcodegegevens op het
potje zijn te lang of te kort.
Potjescode heeft de verkeerde
indeling om een OCR-
glaasjescode te worden.
De barcodeconfiguratie voor de
potjescode komt niet overeen
met de potjescodes die in uw
laboratorium worden gebruikt.
Controleer en corrigeer de
potjescode-barcodeconfiguratie
op het instrument.
Controleer of het ontwerp van
de glaasjeslabels overeenkomt
met de indeling die in het lab
wordt gebruikt.
Gebruik de Testinstellingen-test
voordat u monsters gaat verwerken.
Zie 'Barcodes configureren' op
pagina 6.42.
5008 - Ongeldige
glaasjescode
De barcode op het glaasje heeft
geen geldige indeling.
De barcodegegevens op het
glaasje zijn te lang of te kort.
De barcodeconfiguratie voor de
glaasjescode komt niet overeen
met de glaasjescodes die in uw
laboratorium worden gebruikt.
Controleer en corrigeer de
glaasjescode-barcodeconfiguratie
op het instrument.
Controleer of het ontwerp van de
glaasjeslabels overeenkomt met de
indeling die in het lab wordt
gebruikt.
Gebruik de Testinstellingen-test
voordat u monsters gaat
verwerken.
Zie 'Barcodes configureren' op
pagina 6.42.
Tabel 9.1: Fouten in monsterverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.5
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
5009 - Dubbele
potjescode
Een monsterpotje heeft dezelfde
code als een monsterpotje dat
eerder in de batch is verwerkt.
Het potje met dezelfde code
wordt niet verwerkt.
Opmerking:
In de
AutoLoader-modus is 1 bakje
voor potjes 1 batch; in de
kleine-batchmodus is
1 carrousel 1 batch.
Meerdere potjes zijn met
dezelfde code gelabeld.
De barcodeconfiguratie van de
potjescode is niet zodanig
ingesteld dat het gedeelte van
het label van het potje dat de
identificatiecode is, correct
wordt geïdentificeerd.
Controleer de identificatienummers
van de monsters en bevestig
dat ze duplicaten zijn.
Alleen van het eerste potje is
een objectglaasje gemaakt.
Voor beide potjes moeten de
patiëntgegevens worden
gecontroleerd en met de juiste
patiënt in relatie gebracht. Geef het
tweede potje een nieuw label en
verwerk het potje opnieuw.
Corrigeer de potjescode-
barcodeconfiguratie op het
instrument. Zie 'Barcodes
configureren' op pagina 6.42.
5010 -
Onvoldoende
vloeistof of er is
geen filter
Het potje bevat niet genoeg
vloeistof om goed te verwerken.
(17 ml is het minimaal vereiste
volume.) Het monster werd niet
verwerkt en er werd geen
glaasje gemaakt.
Geen filter aanwezig.
Het potje heeft gelekt.
Fout in het pneumatische
systeem.
Preparatiefout waardoor er
te weinig vloeistof is.
Opmerking:
Zie 'OPTIONELE
INSTRUCTIES VOOR
AANVULLENDE TESTS' op
pagina 7.35 voor instructies over
het verwijderen van een aliquot.
Opmerking:
Deze controle
wordt niet uitgevoerd als de
cyclus wordt gebruikt waarbij
meerdere glaasjes per potje
worden verwerkt.
Zorg dat er een filter aanwezig is
en dat deze op de juiste wijze is
geplaatst met het open uiteinde
naar boven.
Inspecteer het potje om te
controleren of dit niet lekt.
Plaats het monster in een ander
potje als het potje is beschadigd.
Controleer het vloeistofniveau
in het potje. Voeg PreservCyt-
oplossing toe als het
vloeistofniveau lager is dan de
matglazen lijn op het potje. Vul het
potje niet tot boven de matglaslijn.
Verwerk het monster opnieuw.
Tabel 9.1: Fouten in monsterverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
5011 - Te veel
vloeistof
Bij het inbrengen van het filter
in het potje, detecteert het
systeem het vloeistofniveau
te vroeg. (21 ml is het
maximaal toegestane volume.)
Er zit te veel vloeistof in het
potje. Het monster is niet
verwerkt en er is geen
objectglaasje gemaakt.
Te veel vloeistof in het potje.
Fout in het pneumatische
systeem.
Inspecteer het potje om te
controleren of het vloeistofniveau
boven de matglaslijn op het potje
ligt. Bewaar overtollige vloeistof in
een daarvoor geschikte container
als het volume in het monsterpotje
moet worden teruggebracht tot
tussen 17 en 21 ml. Verwerk het
potje opnieuw.
5012 - Mismatch
potjes-/
glaasjescode
(alleen kleine-
batchmodus)
De potjes- en glaasjescodes
werden beide goed gelezen,
maar kwamen niet overeen. Het
monster is niet verwerkt en er is
geen objectglaasje gemaakt.
Glaasjes in verkeerde
carrouselsleuf geplaatst.
Onjuiste labels op glaasjes
of potjes.
De barcodeconfiguratie van de
potjescode is niet zodanig
ingesteld dat het gedeelte van
het label van het potje dat de
identificatiecode voor het
monster is, correct wordt
geïdentificeerd.
Inspecteer de potjes- en
glaasjescodes om te bevestigen
dat ze niet overeenkomen.
Controleer of het glaasje in de
verkeerde sleuf op de carrousel
is geplaatst. (Inspecteer ook de
volgende codes voor het geval
de fout zich in de carrousel heeft
voortgezet.)
Stem de patiëntinformatie en de
juiste code op elkaar af. Breng zo
nodig een nieuw label aan.
Corrigeer de glaasjescode-
barcodeconfiguratie op het
instrument. Zie 'Glaasjescode
configureren voor voorgelabelde
objectglaasjes' op pagina 6.56
5013 - Einde potje
of geen filter
bij meerdere
glaasjes per potje
(alleen kleine-
batchmodus)
Het hele monster werd gebruikt
tijdens de geavanceerde
verwerkingscyclus
'Meerdere glaasjes per potje'.
Deze fout treedt alleen op
tijdens de modus Meerdere
glaasjes per potje, waarbij
het vloeistofniveau of een
verdund monster niet wordt
gecontroleerd. Het glaasje is
verwerkt, maar moet worden
gecontroleerd op geschiktheid.
Geen filter aanwezig.
Alle vloeistof in het potje werd
gebruikt.
Storing pneumatisch systeem.
Zorg dat er een filter aanwezig is.
Als de modus Meerdere glaasjes
per potje wordt gebruikt, is er
onvoldoende monster om het
gewenste aantal glaasjes te
verwerken.
Inspecteer het potje om te zien
of dit leeg is.
Tabel 9.1: Fouten in monsterverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.7
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
5014 - Potjes-
en glaasjescodes
niet leesbaar
(alleen kleine-
batchmodus)
Zowel de potjescode als de
glaasjescode konden niet
worden gelezen. Het monster
is niet verwerkt en er is geen
objectglaasje gemaakt.
Labels niet aanwezig,
beschadigd of slecht afgedrukt.
Mechanische storing van
codelezers.
Inspecteer het barcodelabel op het
potje om te zien of het ontbreekt,
beschadigd of slecht afgedrukt is.
Vervang het zo nodig (raadpleeg
'Potjeslabels aanbrengen' op
pagina 7.4).
Zorg dat er een glaasje aanwezig
is dat juist is gelabeld.
(Zie 'Potjeslabels aanbrengen' op
pagina 7.4.)
Inspecteer de potjes- en
glaasjeslabels en zorg dat ze
de correcte indeling hebben
(zie 'Indeling van barcodelabel voor
glaasjes' op pagina 7.22).
Zorg dat het leesstation van
barcodes van potjes of de
glaasjescodelezer niet wordt
geblokkeerd (zie Afbeelding 8-3).
Neem contact op met Technische
ondersteuning als de fout aanhoudt.
5015 - Dubbele
glaasjescode
Meerdere glaasjes in de batch
zijn met dezelfde code gelabeld.
Het potje met dezelfde code
wordt niet verwerkt.
Meerdere glaasjes in de kleine-
batchmodus zijn met dezelfde
code gelabeld.
In de AutoLoader-modus werd
de code voor een glaasje wel
gegenereerd, maar niet geëtst,
omdat de glaasjescode
dezelfde code zou hebben als
een andere glaasjescode.
De barcodeconfiguratie van de
potjescode en/of glaasjescode
is niet zodanig ingesteld dat het
gedeelte van het label van het
potje dat de identificatiecode is,
correct wordt geïdentificeerd en
op het glaasjes wordt geëtst.
Controleer de identificatienummers
van de monsters en bevestig dat ze
duplicaten zijn. Alleen van het eerste
potje is een objectglaasje gemaakt.
Voor beide potjes moeten de
patiëntgegevens worden
gecontroleerd en met de juiste
patiënt in relatie gebracht.
In de Kleine-batchmodus: herlabel
het tweede glaasje en verwerk
opnieuw.
In de AutoLoader modus: controleer
en corrigeer het labelontwerp.
Corrigeer de glaasjescode-
barcodeconfiguratie op het
instrument. Zie 'Glaasjescode
configureren' op pagina 6.49.
Tabel 9.1: Fouten in monsterverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.8
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
5016 - Fout met
monster tijdens
verwerking
Positieve tankfout of andere
fout tijdens celoverdracht.
Deze melding is slechts een
mededeling; het objectglaasje
wordt verwerkt en kan
geschikt zijn.
Het filter kan doorboord of
defect zijn.
Het systeem heeft een druklek.
Gyn-objectglaasjes -
Als het objectglaasje voldoet
voor screeningsdoeleinden,
is geen verdere actie nodig.
Indien het objectglaasje niet
voldoet, moet de in het
laboratorium gangbare procedure
voor het melden van ontoereikende
monsters worden gevolgd.
Non-Gyn-objectglaasjes -
Maak, als er nog monstermateriaal
beschikbaar is, een nieuw
objectglaasje, indien mogelijk
met meer celmateriaal.
Neem contact op met de Technische
ondersteuning als de fout blijft
bestaan.
5015 - Dubbele
glaasjescode
Meerdere glaasjes in de batch
zijn met dezelfde code gelabeld.
Het potje met dezelfde code
wordt niet verwerkt.
Meerdere glaasjes in de kleine-
batchmodus zijn met dezelfde
code gelabeld.
In de AutoLoader-modus werd
de code voor een glaasje wel
gegenereerd, maar niet geëtst,
omdat de glaasjescode
dezelfde code zou hebben als
een andere glaasjescode.
De barcodeconfiguratie van de
potjescode en/of glaasjescode
is niet zodanig ingesteld dat het
gedeelte van het label van het
potje dat de identificatiecode is,
correct wordt geïdentificeerd en
op het glaasjes wordt geëtst.
Controleer de identificatienummers
van de monsters en bevestig dat
ze duplicaten zijn. Alleen van het
eerste potje is een objectglaasje
gemaakt.
Voor beide potjes moeten de
patiëntgegevens worden
gecontroleerd en met de juiste
patiënt in relatie gebracht.
In de Kleine-batchmodus: herlabel
het tweede glaasje en verwerk
opnieuw.
In de AutoLoader modus:
controleer en corrigeer het
labelontwerp.
Corrigeer de glaasjescode-
barcodeconfiguratie op het
instrument. Zie 'Glaasjescode
configureren' op pagina 6.49.
Tabel 9.1: Fouten in monsterverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.9
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
5016 - Fout met
monster tijdens
verwerking
Positieve tankfout of andere
fout tijdens celoverdracht.
Deze melding is slechts een
mededeling; het objectglaasje
wordt verwerkt en kan
geschikt zijn.
Het filter kan doorboord of
defect zijn.
Het systeem heeft een druklek.
Gyn-objectglaasjes -
Als het objectglaasje voldoet voor
screeningsdoeleinden, is geen
verdere actie nodig.
Indien het objectglaasje niet
voldoet, moet de in het
laboratorium gangbare procedure
voor het melden van ontoereikende
monsters worden gevolgd.
Non-Gyn-objectglaasjes -
Maak, als er nog monstermateriaal
beschikbaar is, een nieuw
objectglaasje, indien mogelijk
met meer celmateriaal.
Neem contact op met de Technische
ondersteuning als de fout blijft
bestaan.
5017 - Blokkade
in potje
Het filter ondervindt weerstand
wanneer het in het potje wordt
geplaatst.
Mogelijk is er in het potje een
voorwerp achtergebleven,
bijvoorbeeld een
afnamehulpmiddel.
Inspecteer het potje om te zien of
er een vreemd voorwerp in zit.
5018 - Potje in
dispersiecup
plaatsen mislukt
Het potje kon niet goed in
de dispersieholte worden
geplaatst. Het monster is
niet verwerkt en er is geen
objectglaasje gemaakt.
Mogelijke obstructie in de
dispersieholte.
Mogelijke obstructie op de
bodem of zijkant van het potje,
zoals te veel labels.
Misvormde dop op het potje.
Controleer de dispersieholte en
verwijder de obstructie.
Herlabel het potje.
Verwerk het potje opnieuw.
5019 - Potje uit
bakje verwijderen
mislukt
Het mechanisme slaagde er
niet in een potje uit het bakje
voor potjes te halen
Te veel labels op het potje,
of labels die zo zijn aangebracht
dat het potje vastzit in het
bakje.
Mogelijk defect aan het
mechanisme.
Herlabel het potje.
Verwerk het potje opnieuw.
Neem contact op met de
Technische ondersteuning als
de fout blijft bestaan.
5100 -
Verwerkingsfout
-- -- Neem contact op met de
Technische ondersteuning als
de fout blijft bestaan.
Tabel 9.1: Fouten in monsterverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.10
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
5101 -
Verwerkingsfout
-- -- Neem contact op met de
Technische ondersteuning als de
fout blijft bestaan.
5102 -
Verwerkingsfout
-- -- Neem contact op met de
Technische ondersteuning als de
fout blijft bestaan.
5104 -
Verwerkingsfout
-- -- Neem contact op met de
Technische ondersteuning als de
fout blijft bestaan.
5105 -
Pneumatische fout
-- -- Neem contact op met de
Technische ondersteuning als de
fout blijft bestaan.
5106 -
Verwerkingsfout
(alleen
AutoLoader-
modus)
Time-outfout van de processor,
gewoonlijk veroorzaakt door
een lek of andere storing in het
pneumatische systeem. Het
monster is niet verwerkt en er is
geen objectglaasje gemaakt.
Lek rond de filterpluginrichting.
Filtermembraan doorgeprikt.
Filtermembraan verstopt.
Sensorlijn afgeklemd of open.
Pneumatische fout.
Controleer of de filterplug ergens
door wordt gehinderd en of de
filters op de juiste wijze zijn
geplaatst.
Controleer of het monsterpotje een
gedeelte van het afnamehulpmiddel
of ander vreemd materiaal bevat dat
het filter kan hebben doorboord.
Neem contact op met Technische
ondersteuning als de fout aanhoudt.
5200 - Openen
LIS-bestand
mislukt (alleen
AutoLoader-
modus)
Probleem met toegangsrechten
of locatie in verband met het
LIS-bestand (laboratorium-
informatiesysteem).
Het NAS-apparaat (network
attached storage) is niet
aangesloten.
Het bestand is daar niet
opgezet vanuit de database
van de gebruiker.
Controleer of het NAS-apparaat
is aangesloten.
Controleer of het bestand met deze
informatie daarop is gezet.
5201 - Lezen
LIS-bestand
mislukt (alleen
AutoLoader-
modus)
Het openen van het LIS-
bestand is mislukt.
Het NAS-apparaat (network
attached storage) is niet
aangesloten.
Het bestand is daar niet
opgezet vanuit de database
van de gebruiker.
Controleer of het NAS-apparaat
is aangesloten.
Controleer of het bestand met deze
informatie daarop is gezet.
Tabel 9.1: Fouten in monsterverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.11
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
5203 - Barcode
overschrijdt
breedte glaasjes-
label (alleen Auto-
Loader-modus)
-- Barcode overschrijdt breedte
glaasjeslabel. De barcode is te
lang voor het glaasjeslabel.
Zie 'Labelindeling barcode voor
potjes' op pagina 7.3. Alleen indien
beleid voor LIS-fouten is
ingeschakeld.
5204 - Ongeldig
teken in barcode-
tekenreeks (alleen
AutoLoader-
modus)
-- Ongeldig teken in
barcodetekenreeks
Raadpleeg pagina 6.38 voor een
overzicht van de tekens die door de
ThinPrep 5000-processor worden
ondersteund. Alleen indien beleid
voor LIS-fouten is ingeschakeld.
5205 - Ongeldige
lengte barcode
(alleen AutoLoa-
der-modus)
-- Ongeldige lengte
barcodetekenreeks.
Raadpleeg de indeling van de
barcode op pagina 6.38. Alleen
indien beleid voor LIS-fouten is
ingeschakeld.
Tabel 9.1: Fouten in monsterverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.12
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
FOUTEN IN BATCHVERWERKING
Fouten in batchverwerking zijn fouten waarvan het systeem met tussenkomst van de gebruiker kan
herstellen. De fouten zijn tijdens de verwerking van een batch opgetreden. Als het systeem een
batchfout detecteert, wordt de batchverwerking gestopt (beëindigd, onderbroken, afhankelijk van
de oorzaak) en meldt de fout via een melding op de gebruikersinterface en met een hoorbaar alarm,
mits dit is ingeschakeld. Sommige fouten kunnen aan het begin van een batchverwerking worden
gedetecteerd, waardoor wordt voorkomen dat de batch wordt gestart.
De fout wordt uitsluitend in het batchrapport weergegeven. Deze wordt niet geregistreerd in
het foutenlogboek.
Tabel 9.2: Fouten in batchverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
4000 - Geen lege
baden
Er zijn geen lege fixatiefbaden
aanwezig. Er zijn baden met een
of meer glaasjes. De batch
wordt niet gestart.
Er is geen leeg fixatiefbad
geplaatst.
Sensor heeft geen lege baden
kunnen detecteren.
Er is een bad geplaatst dat een
of meer glaasjes bevat.
Er moet ten minste één bad
zonder glaasjes aanwezig zijn
om de batchverwerking te laten
beginnen. Als ten minste één bad
aanwezig is en deze fout treedt
op, dient u contact op te nemen
met Technische ondersteuning.
4001 - Geen potje
gedetecteerd
(Meerdere glaasjes
per potje in kleine-
batchmodus)
Het systeem heeft bij het starten
van een batch Meerdere
glaasjes per potje geen potje
gedetecteerd in sleuf 1 van
de carrousel. De batch wordt
niet gestart.
Potje niet in sleuf 1 van de
carrousel geplaatst.
Storing in de sensor.
Raadpleeg 'Selecteer de
Monsterverwerkingscyclus' op
pagina 7.26 voor informatie
over het uitvoeren van de cyclus
Meerdere glaasjes per potje.
Als ten minste één potje
aanwezig is en deze fout treedt
op, dient u contact op te nemen
met Technische ondersteuning.
4002 - Extra potjes
gedetecteerd
(Meerdere glaasjes
per potje in kleine-
batchmodus)
Het systeem heeft meer dan één
potje gedetecteerd bij aanvang
van de batchverwerking
Meerdere glaasjes per potje.
De batch wordt niet gestart.
Er bevindt zich meer dan één
potje in de carrousel.
Storing in de sensor.
Zorg dat zich een potje in sleuf 1
van de carrousel bevindt.
Er mogen geen andere potjes in
de carrousel zijn geplaatst.
DEEL
C
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.13
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
4004 - Extra potjes
gedetecteerd
(Matchen glaasjes-
code uitschakelen in
kleine-batchmodus)
Er werd meer dan één potje
gedetecteerd toen het systeem
aan een batchverwerking begon
in de modus Matchen
glaasjescodes uitschakelen.
De batch wordt niet gestart.
Er bevindt zich meer dan één
potje in de carrousel.
Storing in de sensor.
Raadpleeg 'Selecteer de
Monsterverwerkingscyclus' op
pagina 7.26 voor uitvoering van
de cyclus Matchen glaasjescodes
uitschakelen.
4005 - Geen potjes
gevonden (kleine-
batchmodus)
Er werden geen potjes
gevonden bij aanvang van een
batch. Er moet ten minste één
potje aanwezig zijn om een
batchverwerking te beginnen.
De carrousel bevat geen potjes.
Storing in de sensor.
Er moet ten minste één potje in de
carrousel aanwezig zijn om een
batchverwerking te beginnen.
Als ten minste één potje aanwezig
is en deze fout treedt op, dient u
contact op te nemen met
Technische ondersteuning.
4006 - Geen glaasje
bij afleverpunt
gedetecteerd
(kleine-
batchmodus)
Het systeem kon de
aanwezigheid van een glaasje
in het fixatiefbad niet detecteren
nadat het daar was afgeleverd.
De batchverwerking wordt
beëindigd.
Opmerking:
Deze fout treedt
alleen op als het eerste glaasje
dat in het bad werd afgeleverd
niet wordt gedetecteerd.
Fixatiefbad heeft geen kleurrekje
om het glaasje te bevatten.
Storing in de glaasjessensor.
Inspecteer het fixatiefbad om te
controleren of een glaasje werd
afgeleverd in het bad en of er een
kleurrekje is om het glaasje te
bevatten. Voeg een kleurrekje toe
als er geen aanwezig is.
Neem contact op met Technische
ondersteuning als een kleurrekje
en glaasje aanwezig zijn.
4007 - Geen
glaasje in positie 1
(Meerdere glaasjes
per potje in kleine-
batchmodus)
Er is geen glaasje in positie 1
van de carrousel gedetecteerd
bij aanvang van de
batchverwerking. De batch
wordt niet gestart.
Opmerking:
In deze
modus wordt alleen het
eerste glaasje gedetecteerd.
Het daaropvolgende aantal
monsters dat uit dit potje wordt
verwerkt, wordt niet geteld.
De verwerkingscyclus eindigt
als er geen filters en glaasjes
meer worden gedetecteerd of
als het potje te leeg is en het
systeem geen ander glaasje
kan verwerken.
Er is geen glaasje in sleuf 1 van
de carrousel geplaatst voordat
begonnen werd met de
batchverwerking.
Sensorfout.
Plaats een glaasje in sleuf 1 van
de carrousel. Als een glaasje
aanwezig is in positie 1 en deze
fout treedt op, dient u contact op
te nemen met Technische
ondersteuning.
Tabel 9.2: Fouten in batchverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.14
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
4008 - Openen
potjesdop mislukt
(Meerdere glaasjes
per potje in kleine-
batchmodus)
Kon de potjesdop niet openen
tijdens de batchverwerking.
Opmerking:
Dit is een
batchfout in de modus
Meerdere glaasjes per potje,
aangezien er in deze
verwerkingscyclus slechts één
potje wordt gebruikt. Bij een
normale verwerking is dit een
monsterfout (5002), aangezien
het systeem verder kan gaan
met het volgende monster.
De dop van het potje is te strak
aangedraaid.
Het potje kon niet worden
geopend door een mechanische
storing.
Controleer het potje en de dop.
Zorg dat het plastic van het potje
is verwijderd. Draai de dop los en
vervolgens weer vast en verwerk
het monster opnieuw. Neem
contact op met Technische
ondersteuning als de fout blijft
bestaan.
4009 - Positieve
reservoirdruk
Positieve reservoir heeft
overdrachtsdruk niet bereikt.
(De druk in het filter die nodig
is voor celoverdracht van
het filtermembraan naar
het objectglaasje, is niet
opgetreden.)
Het filter kan doorboord of
defect zijn.
Het systeem heeft een druklek.
Controleer of de filters niet defect
zijn. Verwerk het potje opnieuw.
Neem contact op met Technische
ondersteuning als de fout blijft
bestaan.
4010 -
Vloeistofniveau
incorrect (Meerdere
glaasjes per potje in
kleine-batchmodus)
Vloeistofniveau is incorrect
(modus Meerdere glaasjes
per potje).
Het systeem heeft gedetecteerd
dat het aanvangsvloeistofniveau
in het potje hoger was dan het
maximum van 21 ml of lager
dan het minimum van 17 ml.
Controleer of het vloeistofniveau
in het monsterpotje tussen 17
en 21 ml is bij aanvang van de
verwerking in de modus Meerdere
glaasjes per potje.
4011 - Fout in
batchverwerking
Het systeem heeft een probleem
met de positieve druk
waargenomen tijdens de
celoverdracht. Er is geen
objectglaasje gemaakt.
Het filter kan doorboord of
defect zijn.
Het systeem heeft een druklek.
Controleer of de filters niet defect
zijn. Verwerk het potje opnieuw.
Neem contact op met Technische
ondersteuning als de fout blijft
bestaan.
Tabel 9.2: Fouten in batchverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.15
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
4012 - Leeg het
afvalvloeistofre-
servoir
Het afvalvloeistofreservoir is
vol en moet worden geleegd.
Een batchverwerking kan
niet worden gestart tot dit
is uitgevoerd.
Aan de hand van een
drukmeting heeft het systeem
gedetecteerd dat het
afvalvloeistofreservoir vol is.
Leeg het afvalvloeistofreservoir
(zie pagina 8.10). Na het legen
van het afvalvloeistofreservoir
MOET de lektest worden
uitgevoerd.
Als deze melding wordt
weergegeven wanneer het
reservoir leeg is, voert u de lektest
uit. Als de lektest is geslaagd,
probeert u een batch uit te voeren.
Mislukt de lektest, neem dan
contact op met Technische
ondersteuning.
4013 - Carrousel
niet leeg (alleen
AutoLoader-modus)
De carrousel is niet leeg aan het
begin van de verwerking met de
AutoLoader.
Er is een potje, filter, glaasje of
andere combinatie in de
carrousel aanwezig.
Verwijder alle media uit de
carrousel en begin opnieuw.
4014 - Deurvergren-
delingen voorkomen
markering van
glaasjes. Deurtjes
moeten worden
gesloten om glaasjes
te markeren. (alleen
AutoLoader-modus)
Het systeem heeft
waargenomen dat het
glaasjesdeurtje was geopend
tijdens de verwerking. De
verwerking kan niet worden
voortgezet wanneer er deurtjes
open staan.
Tijdens de verwerking is een
deurtje geforceerd geopend.
Storing in een deursensor.
Sluit het glaasjesdeurtje indien het
deurtje open staat.
Neem contact op met Technische
ondersteuning als de fout optreedt
terwijl het deurtje is gesloten.
4015 - Er zijn geen
vrije carrousels-
leuven (alleen Auto-
Loader-modus)
Potjes waarbij een monsterfout
is opgetreden, worden in een
lege carrouselsleuf geplaatst
zodat deze opnieuw kunnen
worden verwerkt/kunnen
worden afgestemd wanneer de
batchverwerking is voltooid.
Het aantal monsterfouten
in de batch heeft ervoor
gezorgd dat alle beschikbare
carrouselposities in gebruik zijn.
Het maximale aantal
monsterfouten in een batch
is overschreden.
Controleer de monsterfouten in
het batchrapport. Stem de
monsters opnieuw af en verwerk
ze opnieuw in een andere batch.
Tabel 9.2: Fouten in batchverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.16
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
4050 - Ongeldige
potjescode
(3 achter elkaar,
alleen AutoLoader-
modus)
Drie opeenvolgende gevallen
van een ongeldige potjescode
De barcodeconfiguratie is
niet correct ingesteld of de
potjeslabels komen niet overeen
met de barcodeconfiguratie
Controleer en corrigeer de
potjescode-barcodeconfiguratie
op het instrument.
Gebruik de Testinstellingen-test
voordat u monsters gaat
verwerken.
Zie 'Barcodes configureren' op
pagina 6.42
4051 - Ongeldige
glaasjescode
(3 achter elkaar,
alleen AutoLoader-
modus)
Drie opeenvolgende gevallen
van een ongeldige glaasjescode
De barcodegegevens op het
glaasje zijn te lang of te kort.
De barcodeconfiguratie voor de
glaasjescode komt niet overeen
met de glaasjescodes die in uw
laboratorium worden gebruikt.
Controleer en corrigeer de
glaasjescode-barcodeconfiguratie
op het instrument.
Controleer of het ontwerp van de
glaasjeslabels overeenkomt met
de indeling die in het lab wordt
gebruikt.
Gebruik de Testinstellingen-test
voordat u monsters gaat
verwerken.
Zie 'Barcodes configureren' op
pagina 6.42
4052 - Glaasjescode
lezen mislukt
(3 achter elkaar,
alleen AutoLoader-
modus)
In drie opeenvolgende gevallen
kon de glaasjescode niet
worden gelezen.
Geen glaasje aanwezig.
Glaasje aanwezig met
ontbrekend of beschadigd label.
In AutoLoader-modus kan dit te
wijten zijn aan een niet goed
functionerende laser.
Foute mechanische uitlijning of
storing in de lezer.
Als er glaasjes aanwezig zijn en
gelabeld, neem dan contact op
met Technische ondersteuning.
4053 - Celover-
dracht laag
(3 achter elkaar,
alleen AutoLoader-
modus)
In drie opeenvolgende gevallen
is het niet gelukt om een kleine
hoeveelheid monster op te
nemen uit een potje.
Storing in het pneumatisch
systeem.
Neem contact op met Technische
ondersteuning.
Tabel 9.2: Fouten in batchverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.17
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
4054 - LIS open
(3 achter elkaar,
alleen AutoLoader-
modus)
In drie opeenvolgende gevallen
kon het LIS (laboratoriumin-
formatiesysteem) niet worden
geopend.
Het opgegeven LIS-bestand
bestaat niet of het bestandspad
is onjuist.
Het NAS-apparaat (network
attached storage) is niet
aangesloten.
Het bestand is daar niet opgezet
vanuit de database van de
gebruiker.
Controleer of het NAS-apparaat
is aangesloten.
Controleer of het bestand met
deze informatie daarop is gezet.
4055 - Lezen LIS-
bestand mislukt
(3 achter elkaar,
alleen AutoLoader-
modus)
In drie opeenvolgende gevallen
kon een LIS-bestand niet
worden gelezen. (Het bestand
bestaat maar kan niet worden
gelezen.)
De toegangsrechten voor het
bestand zijn mogelijk onjuist.
Het NAS-apparaat (network
attached storage) is niet
aangesloten.
Het bestand is daar niet opgezet
vanuit de database van de
gebruiker.
Controleer of het NAS-apparaat is
aangesloten.
Controleer of het bestand met
deze informatie daarop is gezet.
4057 - Barcode
overschrijdt breedte
glaasjeslabel
(3 achter elkaar,
alleen AutoLoader-
modus)
In drie opeenvolgende gevallen
is de barcode te breed.
De barcode bevat te veel
tekens.
Raadpleeg de door het systeem
vereiste parameters voor de
barcodes op pagina 6.38.
4058 - Ongeldig
teken in de barcode
(3 achter elkaar,
alleen AutoLoader-
modus)
In drie opeenvolgende gevallen
bevatte de barcode een of
meerdere ongeldige tekens.
Gebruik van tekens die niet door
het systeem geaccepteerd
worden.
Raadpleeg de door het systeem
ondersteunde tekens op
pagina 6.38.
4059 - Lengte
barcode ongeldig
(3 achter elkaar,
alleen AutoLoader-
modus)
In drie opeenvolgende gevallen
was de barcode te lang.
De barcode-tekenreeks is
te lang.
Raadpleeg de parameters voor
barcodes op pagina 6.38.
Tabel 9.2: Fouten in batchverwerking
Fout Omschrijving Mogelijke oorzaak Herstelmaatregel
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.18
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
SYSTEEMFOUTEN
Systeemfouten zijn fouten waarvan de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader niet kan herstellen
zonder tussenkomst van de gebruiker. De huidige batchverwerking wordt beëindigd en het systeem
probeert een batchrapport te genereren. Een systeemfout is een fout waarvoor hoogstwaarschijnlijk
hulp van een onderhoudstechnicus nodig is. Een gebruiker kan ervoor kiezen om het systeem
opnieuw op te starten of krijgt daartoe opdracht. De fout wordt geregistreerd in het foutenlogboek.
Een systeemfout opheffen
Als een systeemfout wordt gedetecteerd, zal het systeem meestal het volgende doen:
proberen het potje weer te sluiten en een objectglaasje in een fixeerbad te plaatsen;
mechanismen uit de weg bewegen om ruimte te maken, de vergrendeling van de
inputcarrousel ontgrendelen, de deurtjes ontgrendelen en terugkeren naar de ruststand;
het foutbericht weergeven en het geluidsalarm af laten gaan, indien ingeschakeld
(zie Afbeelding 9-1.) Het systeem probeert te herstellen (een minuut of minder).
Afbeelding 9-1 Systeem heeft fout gedetecteerd
Als het systeem de fout niet kan herstellen, probeert het de mechanismen uit de weg te schuiven,
schakelt het de motoren van de transportarmen uit, zodat de bediener de transportarmen voor het
transport van de glaasjes en filters gemakkelijk kan verplaatsen en ontgrendelt het de inputcarrousel,
zodat deze vrij kan ronddraaien. De deurtjes worden ontgrendeld zodat de gebruiker toegang heeft
tot het apparaat.
DEEL
D
Foutcodenummer en beschrijving
Statusmelding foutconditie
Knop
OK
om het foutscherm te sluiten
en over te schakelen naar het scherm
van de beperkte modus.
Knop
Alarmgeluid stoppen
om het
alarmgeluid uit te schakelen maar het
foutbericht op het scherm te houden.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.19
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Beperkte modus
Als het instrument niet geheel van een fout kan herstellen, schakelt de toepassing over naar de
beperkte modus. Hierdoor heeft de bediener toegang tot enkele functies, maar het systeem kan
pas monsters verwerken als de fout is verholpen. Na bevestiging van het foutbericht wordt in
de gebruikersinterface het scherm
Opties beheerder
weergegeven. De knop
Rapporten
is
beschikbaar. Hiermee kunt u het rapport met systeemvoorvallen bekijken of downloaden (dit bevat
de foutcode). De knop
Service
is beschikbaar wanneer het systeem zich niet kan herstellen en er
een servicemonteur moet komen. De knop
Afsluiten
is beschikbaar. Daarmee kan het instrument
opnieuw worden gestart, waardoor systeemfouten doorgaans worden verholpen.
LET OP:
Start het apparaat niet opnieuw terwijl zich een USB-stick in een van de poorten bevindt.
Afbeelding 9-2 Het scherm Opties beheerder in de beperkte modus
Druk op de knop
Afsluiten
om een fout te herstellen waarvoor het systeem moet worden afgesloten.
Wacht tot de computer is uitgeschakeld (en het aanraakscherm leeg is). Zet dan de aan/uit-
schakelaar aan de rechterkant van het instrument uit. Schakel het apparaat een paar seconden nadat
het volledig is uitgeschakeld, weer in en laat het opstarten. Als het systeem klaar is om verwerkingen
uit te voeren, behoort het hoofdscherm te worden weergegeven.
Als het scherm van de beperkte modus wordt weergegeven, neemt u contact op met Technische
ondersteuning.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.20
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
Media wissen
Voor sommige systeemfouten kan het dialoogvenster de melding Media wissen weergeven.
Hiermee wordt de bediener gevraagd de mechanismen in het verwerkingstraject te controleren,
zodat filters, potjes of glaasjes die mogelijk tijdens de verwerking zijn achtergebleven, kunnen
worden verwijderd. Het scherm bevat knoppen die de aanzuigdruk op die media opheffen, zodat
ze kunnen worden verwijderd. Elke knop moet worden ingedrukt voordat het meldingenvenster
sluit. Zie Afbeelding 9-3.
Als in de robotarm een potje, filter of glaasje was geklemd, kan dat item zijn losgelaten in de liftas.
Het kan worden teruggevonden in het afvalbakje onder aan de liftas.
Opmerking:
Het medium wordt losgelaten direct nadat de druk is opgeheven. Houd het artikel vast
voordat u op de knop drukt, zodat het niet valt.
Afbeelding 9-3 Scherm Media wissen
Het kan moeilijk zijn om het filter of de dop van het potje te zien en te bereiken. Schuif de transportarm
voor het filter of de potjes naar het midden van het verwerkingsgebied om deze media te bereiken.
De transportarm voor de glaasjes kan op dezelfde manier worden verplaatst.
Met de knop
Dop van potje losmaken
wordt de potjesklem geopend, zodat de
potjesdop valt.
Met de knop
Glaasje losmaken
laat
de glaasjesgrijper het glaasje los
en wordt het zuigvacuüm van de
zuignapjes van de glaasjeshouder in
het celoverdrachtsgebied opgeheven.
Met de knop
Filter losmaken
wordt
de filterplug ontlucht, zodat het filter
kan worden losgetrokken.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.21
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Filter losmaken
De filterplug houdt lichte druk in het filter nadat het is opgepakt; hierdoor valt het filter niet.
Druk op de knop
Filter losmaken
om een filter te verwijderen dat zich nog op de filterplug bevindt.
Vervolgens trekt u het filter er voorzichtig af.
LET OP:
Verwijder een filter nooit met kracht van de filterplug zonder de systeemdruk op te
heffen; hierdoor zou het apparaat kunnen worden beschadigd.
Afbeelding 9-4 Filter losmaken
Potjesdop losmaken
De potjesklem blijft gesloten in een foutconditie, zodat het potje niet valt. Verplaats de
transportarm voor de potjes naar het midden van het instrument en druk dan op de knop
Dop van potje losmaken om de klem te openen en het potje te pakken. Zie Afbeelding 9-5.
Afbeelding 9-5 Potje losmaken, dispersieholte controleren
Opmerking:
Vaak bevat het mechanisme slechts de potjesdop. Controleer de dispersieholte
zorgvuldig en pak zo nodig het potje. Plaats de dop met de hand weer op het potje.
Zie Afbeelding 9-5.
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.22
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
Glaasje losmaken
Opmerking:
Kijk waar het glaasje zich bevindt voordat u op de ontgrendelingsknop drukt.
Een glaasje kan zich in de glaasjesgrijper van de glaasjestransportarm bevinden. De glaasjesgrijpers
blijven gesloten nadat een glaasje is opgepakt, totdat het glaasje is afgegeven aan de glaasjeshouder
in het celoverdrachtsgebied. Om het glaasje los te maken uit de grijper, drukt u op de knop
Glaasje
losmaken
.
Het glaasje kan zijn achtergebleven op de zuignapjes van het celoverdrachtsgebied. Als u op de knop
Glaasje losmaken
drukt, wordt het zuigvacuüm opgeheven.
Afbeelding 9-6 Glaasje losmaken
Media in de liftas
Afbeelding 9-7 Melding Media in de liftas
Een glaasje dat in het
verwerkingstraject is
achtergelaten, kan zich in
de glaasjesgrijper of op
de zuignapjes van de
celoverdracht bevinden.
Gebruikershandleiding bij de ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9.23
9
PROBLEMEN OPLOSSEN
Als in de robotarm tijdens het herstellen van fouten een potje, filter of glaasje was geklemd, kan dat
item zijn losgelaten in de liftas. Het kan worden teruggevonden in het afvalbakje onder aan de liftas.
LET OP:
Leeg de afvalbak wanneer het melding op het scherm van het instrument verschijnt.
Ophoping van media in de bak kan een goede verwerking belemmeren.
Open het deurtje van het filtercompartiment. De onderste bak met filters moet misschien worden
verwijderd. Reik linksonder in het afvalbakje.
Afbeelding 9-8 Afvalbakje onderaan de liftas van de robotarm
Systeemfoutcode
Voor iedere systeemfout bestaat een tweedelige foutcode. De eerste vier cijfers vertegenwoordigen
de foutcategorie en de volgende tekens vertegenwoordigen de status van het betreffende
elektromagnetische apparaat op het moment dat de fout optrad. Zie Afbeelding 9-9.
Afbeelding 9-9 Systeemfoutcode
De foutcodes worden in het foutenlogboek genoteerd. Het rapport geeft de laatste 100 fouten weer,
maar bewaart fouten van de laatste 3 jaar in de systeemdatabase.
In de meeste gevallen wordt het dialoogvenster Media wissen weergegeven. Controleer of de
mechanismen niet geblokkeerd zijn en start een nieuwe batch.
Neem contact op met Technische ondersteuning als een fout blijft bestaan.
Deurtje filtercompartiment
geopend
Afvalbakje
Onderste plank
filterbakje - filterbakje
is verwijderd
Foutcategorie Mechanisme Bewerking
PROBLEMEN OPLOSSEN
9.24
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
9
6000-serie - Fout in hantering glaasjes
6100-serie - Databasefouten
6200-serie - Fout in hantering filter en potje
6300-serie - Pneumatische fouten
6400-serie - Inputcarrouselfouten
(Hieronder vallen ook vergrendelings-/ontgrendelingsfouten van het hoofddeurtje)
6500-serie - Outputcarrouselfouten
(Hieronder vallen ook vergrendelings-/ontgrendelingsfouten van de outputdeur)
6600-serie - Fouten in AutoLoader
6700-serie - UPS-fouten
6800-serie - Machinefouten/Algemene fouten
10. Kleuren en afdekken
10. Kleuren en afdekken
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met Autoloader
10.1
10
KLEUREN EN AFDEKKEN
Hoofdstuk tien
Kleuren en afdekken
ALGEMEEN
Hieronder volgt een beschrijving van de
aanbevolen richtlijnen
voor fixatieprocedures,
kleuringsprotocollen en afdekkingsmethoden.
Opmerking:
Bij laboratoria die cytologische monsters verwerken, wordt een grote verscheidenheid
aan fixatie-, kleurings- en afdekkingsmethoden toegepast. De kenmerken van het
dunne laagje cellen van de objectglaasjes die op de ThinPrep
-processor zijn gemaakt,
maken een nauwkeurige beoordeling van de effecten van deze verschillen in protocol
mogelijk en biedt laboratoriummedewerkers de mogelijkheid hun methoden te
optimaliseren door de algemene richtlijnen in dit deel te volgen. Deze richtlijnen
zijn aanbevelingen en dienen niet als absolute voorschriften te worden beschouwd.
FIXATIE
De ThinPrep 5000-processor met AutoLoader plaatst voltooide objectglaasjes in een kleurrekje dat
is ondergedompeld in een fixatiefbad met 95% reagensalcohol of 95% ethylalcohol. Gebruik de
volgende procedure voor fixatie van preparaten op ThinPrep-microscoopglaasjes.
Gyn-objectglaasjes:
ThinPrep-microscoopglaasjes moeten minstens 10 minuten worden
gefixeerd voordat ze worden gekleurd.
Voor Gyn-objectglaasjes die zijn bedoeld voor gebruik met het ThinPrep
Imaging
System geldt het volgende:
ThinPrep-microscoopglaasjes moeten minstens 10 minuten
worden gefixeerd voordat ze worden gekleurd.
Opmerking:
Als de glaasjes worden geprepareerd voor gebruik met het ThinPrep Imaging System,
dient u eerst de gebruikershandleiding van de Image Processor te raadplegen.
Non-Gyn-objectglaasjes:
ThinPrep-microscoopglaasjes moeten minstens 10 minuten worden
gefixeerd voordat ze worden gekleurd of voordat er fixatiefspray wordt aangebracht.
Opmerking:
Sommige non-gyn-objectglaasjes worden in een droog bad of in PreservCyt-oplossing
geplaatst; dit is afhankelijk van het type dat wordt verwerkt.
Vervang het fixatief na elke 100 objectglaasjes of dagelijks, wat zich het eerste voordoet.
DEEL
A
DEEL
B
KLEUREN EN AFDEKKEN
10.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met Autoloader
10
AANBEVOLEN RICHTLIJNEN VOOR KLEURING
De kleuringsduur van met ThinPrep geprepareerde objectglaasjes verschilt van de kleuringsduur
van conventionele preparaten en moet overeenkomstig worden aangepast.
Maak gebruik van een gegradeerde alcoholconcentratie (50% of 70%) om het risico van
osmotische shock of celverlies tijdens het kleuringsproces te verkleinen.
Bij gebruik van milde blauwkleurende oplossingen en baden met verdund zuur wordt een
optimale kleuring van de celkern verkregen en is mogelijk celverlies minimaal. Hologic
adviseert het gebruik van verdunde lithiumcarbonaat- of ammoniumhydroxideoplossing
als blauwkleurende oplossing.
Vermijd het gebruik van sterke zoutoplossingen, zoals
Scotts Tap Water Substitute.
Het niveau van de oplossingenbaden moet zo hoog zijn dat de glaasjes volledig worden
ondergedompeld; daarmee wordt het risico van celverlies tijdens het kleuringsproces
verkleind.
Om optimale resultaten te bereiken, moeten de glaasjes in elk bad gedurende ten minste
10 dompelingen worden geschud.
Hieronder staan de maximumconcentraties die voor de volgende oplossingen tijdens het
kleuringsproces moeten worden toegepast:
Zoutzuur (HCl) 0,025%
Lithiumcarbonaat (blauwkleurende) baden 10 mg per liter
1
Azijnzuur 0,1%
Ammoniumhydroxide 0,1%
Voor Gyn-objectglaasjes die zijn bestemd voor gebruik met het ThinPrep Imaging System raadpleegt
u de aanbevolen kleuringsprotocollen in de
ThinPrep Stain-gebruikershandleiding
.
1. Raadpleeg Bales, CE. en Durfee, GR.
Cytologic Techniques
in Koss, L, ed.
Diagnostic Cytology and its
Histopathologic Basis
. 3rd Edition. Philadelphia: JB Lippincott. Vol. II: pp 1187–1260 voor meer informatie.
DEEL
C
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met Autoloader
10.3
10
KLEUREN EN AFDEKKEN
Tabel 10.1: Hologic Kleuringsprotocol
*Tijd kan variëren naargelang de voorkeur van het laboratorium.
Oplossing Tijd*
1. 70% reagensalcohol 1 minuut met schudden
2. 50% reagensalcohol 1 minuut met schudden
3. Gedistilleerd H2O (dH2O) 1 minuut met schudden
4. Richard-Allan hematoxyline I 30 seconden met schudden
5. Gedistilleerd H2O (dH2O) 15 seconden met schudden
6. Gedistilleerd H2O (dH2O) 15 seconden met schudden
7. Zuiveraar (0,025% ijsazijn) 30 seconden met schudden
8. Gedistilleerd H2O (dH2O) 30 seconden met schudden
9. Blauwkleurend reagens (10 mg LiCarb/1 l) 30 seconden met schudden
10. 50% reagensalcohol 30 seconden met schudden
11. 95% reagensalcohol 30 seconden met schudden
12. Richard-Allan cytologie-kleuring 1 minuut met schudden
13. 95% reagensalcohol 30 seconden met schudden
14. 95% reagensalcohol 30 seconden met schudden
15. 100% reagensalcohol 30 seconden met schudden
16. 100% reagensalcohol 30 seconden met schudden
17. 100% reagensalcohol 30 seconden met schudden
18. Xyleen 1 minuut met schudden
19. Xyleen 1 minuut met schudden
20. Xyleen 3 minuten met schudden
21. Afdekken volgens het protocol van uw
laboratorium
KLEUREN EN AFDEKKEN
10.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met Autoloader
10
AFDEKKING
Elk laboratorium dient coverslips en afdekmedia te kiezen die compatibel zijn met de ThinPrep-
objectglaasjes.
Hologic beveelt tevens het gebruik van glazen coverslips van 24 mm x 40 mm of 24 mm x 50 mm
aan. Ook kan gebruik worden gemaakt van plastic coverslipmateriaal dat bij geautomatiseerde
afdekkingsapparatuur wordt toegepast.
Als u objectglaasjes kleurt en afdekt voor het ThinPrep Imaging System, dient u eerst de
gebruikershandleiding van de Image Processor te raadplegen.
DEEL
D
11. Trainingsprogramma
voor de ThinPrep Pap Test
11. Trainingsprogramma
voor de ThinPrep Pap Test
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
11.1
11
TRAININGSPROGRAMMA VOOR DE THINPREP PAP TEST
Hoofdstuk elf
Trainingsprogramma voor de ThinPrep Pap Test
DOELSTELLING
Het ThinPrep Pap Test-trainingsprogramma is door Hologic ontwikkeld om laboratoria te
ondersteunen bij het omschakelen van het conventionele Pap-uitstrijkje naar de ThinPrep Pap
Test. Hologic biedt informatie, ondersteuning en training voor het omschakelingsproces, zoals het
bekendmaken van de verandering aan de arts, training in cytopreparatiemethode, trainingspro-
gramma in ThinPrep Pap Test-morfologie en richtlijnen ter ondersteuning van de training van
alle cytologiemedewerkers in het laboratorium.
ONTWERP
De morfologietraining verschaft informatie over de verschillen tussen het conventionele Pap-
uitstrijkje en de ThinPrep Pap Test. De deelnemers maken gebruik van een reeks objectglaasjes-
modules met behulp waarvan zij zich vertrouwd maken met een breed scala aan normale en
abnormale cytologische verschijnselen op ThinPrep Pap Test-monsters.
Dit programma is gebaseerd op een cumulatief leerproces. Voor het interpreteren van de
morfologische criteria van ThinPrep Pap Test-monsters moeten de cytologische vaardigheden en
kennis worden beoordeeld en toegepast. Bij een systematische benadering kan iemands begrip
van de kenmerken van het ThinPrep-preparaat frequent worden getoetst. Om leervorderingen te
beoordelen wordt in het trainingsprogramma zowel vooraf als achteraf getoetst.
De training begint met een verhandeling over de morfologie van het ThinPrep-preparaat,
bedoeld om de deelnemers vertrouwd te maken met de microscopische presentatie van cervicale
monsters die op het ThinPrep-systeem zijn verwerkt. De cursuslay-out biedt een overzicht van de
morfologische eigenschappen die gangbaar zijn voor specifieke diagnostische entiteiten zoals
beschreven in
The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology
1
.
DEEL
A
DEEL
B
TRAININGSPROGRAMMA VOOR DE THINPREP PAP TEST
11.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met Autoloader
11
Na de inleidende verhandeling wordt een module met bekende ThinPrep Pap Test-casussen door
alle deelnemers beoordeeld. In deze module wordt een breed scala aan ziekten en ziektestadia
gepresenteerd en krijgt de deelnemer een basisreferentie voor het hele assortiment diagnostische
categorieën dat hij of zij kan tegenkomen. Ook beoordeling van sterk op elkaar lijkende gevallen
is onderdeel van het programma. Met behulp van de ThinPrep Gyn-morfologieatlas waarin veel
voorkomende diagnostische entiteiten en de bijbehorende differentiële diagnoses worden belicht,
leren de deelnemers belangrijke sterk op elkaar lijkende entiteiten op ThinPrep-objectglaasjes,
alsmede de criteria voor de juiste classificatie van deze entiteiten, te herkennen.
Er wordt een reeks modules met onbekende ThinPrep Pap Test-casussen gebruikt om de screenings-
en interpretatievaardigheid met ThinPrep van iedere deelnemer te beoordelen. De deelnemers
moeten elke set casussen screenen en diagnosticeren en hun resultaten noteren op het bijbehorende
antwoordformulier. Na afloop worden de casussen en juiste antwoorden door elke deelnemer
individueel beoordeeld.
Er wordt een laatste set onbekende ThinPrep Pap Test-objectglaasjes verstrekt. Deze laatste set
objectglaasjes is samengesteld volgens de huidige CLIA-richtlijnen en worden beoordeeld door
personeel dat daartoe is aangewezen door Hologic. Deze objectglaasjes moeten met goed resultaat
zijn beoordeeld om een certificaat voor het volgen van het programma te krijgen.
De eisen van het CLIA Proficiency Test Program worden als richtlijn gebruikt voor het vaststellen
van de criteria voor slagen/zakken. Personen die voor deze laatste beoordeling een score van 90% of
meer hebben behaald, zijn bevoegd om ThinPrep Pap Test-casussen te screenen/interpreteren en
kunnen beginnen met het trainen van nieuwe cytologisch analisten en pathologen in hun eigen
laboratorium, zo nodig onder supervisie van de technisch leidinggevende van het laboratorium.
Voor deelnemers aan het trainingsprogramma die voor deze laatste beoordeling lager scoren dan
90% is een aanvullende training in hun eigen laboratorium noodzakelijk. Deze aanvullende training
omvat het screenen/diagnosticeren van een extra module ThinPrep Pap Test-objectglaasjes die door
Hologic wordt verstrekt. Om het ThinPrep Pap Test-trainingsprogramma van Hologic met succes te
voltooien, moet een score van 90% of meer worden behaald.
Training van cytologische medewerkers
Hologic ondersteunt de training van cytologische medewerkers door informatie te verstrekken en
hulpmiddelen aan te bieden, zoals objectglaasjes, antwoordformulieren en online lesmateriaal, die
het laboratorium kan gebruiken om extra personeel op te leiden. De technisch leidinggevende van
het laboratorium is ervoor verantwoordelijk dat deze personen adequaat worden getraind voordat
zij het screenen en interpreteren van ThinPrep Pap Test-casussen in de praktijk uitvoeren.
BIBLIOGRAFIE
1. Nayar R, Wilbur DC. (eds).
The Bethesda System for Reporting Cervical Cytology: Definitions, Criteria, and
Explanatory Notes
. 3rd ed. Cham, Zwitserland: Springer: 2015.
DEEL
C
Service-informatie
Service-informatie
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
12.1
12
SERVICE-INFORMATIE
Hoofdstuk twaalf
Service-informatie
Bedrijfsadres
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS
Klantenservice
Via de Klantenservice kunnen tijdens kantooruren telefonisch producten worden besteld
(inclusief doorlopende orders). Neem contact op met uw lokale Hologic-vertegenwoordiger.
Garantie
Neem voor een exemplaar van de beperkte garantievoorwaarden, andere voorwaarden of
verkoopvoorwaarden van Hologic contact op met de Klantenservice.
Technische ondersteuning
Neem voor technische ondersteuning contact op met uw lokale Hologic Technical Solutions-kantoor
of uw lokale distributeur.
Voor vragen over problemen met de ThinPrep 5000-processor met AutoLoader en de toepassing
ervan zijn vertegenwoordigers van de afdeling Technische ondersteuning in Europa en het VK
telefonisch bereikbaar van 8.00 tot 18.00 uur CET, van maandag tot en met vrijdag, op
[email protected] en op de gratis nummers die hier worden vermeld:
Finland 0800 114829
Zweden 020 797943
Ierland 1 800 554 144
Verenigd Koninkrijk 0800 0323318
Frankrijk 0800 913659
Luxemburg 8002 7708
Spanje 900 994197
Portugal 800 841034
Italië 800 786308
Nederland 800 0226782
België 0800 77378
Zwitserland 0800 298921
EMEA 0800 8002 9892
SERVICE-INFORMATIE
12.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
12
Protocol voor retourzending goederen
Neem voor retourzendingen van de aan garantie onderworpen ThinPrep 5000-processor met
AutoLoader, accessoires en verbruiksartikelen contact op met de Technische ondersteuning
van Hologic.
Via Technische ondersteuning kunnen ook servicecontracten worden afgesloten.
Bestelinformatie
Bestelinformatie
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
13.1
13
BESTELINFORMATIE
Hoofdstuk dertien
Bestelinformatie
Postadres
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752 VS
Betaaladres
Hologic, Inc.
PO Box 3009
Boston, MA 02241-3009 VS
Kantooruren
De kantoren van Hologic zijn geopend van maandag tot en met vrijdag van 08:30 uur tot 17:30 uur
(EST), met uitzondering van algemeen geldende vrije dagen.
Klantenservice
Via de Klantenservice kunnen tijdens kantooruren telefonisch producten worden besteld
(inclusief doorlopende orders). Neem contact op met uw lokale Hologic-vertegenwoordiger.
Garantie
Neem voor een exemplaar van de beperkte garantievoorwaarden, andere voorwaarden of
verkoopvoorwaarden van Hologic contact op met de klantenservice op de hierboven
vermelde nummers.
Protocol voor retourzending goederen
Neem voor retourzendingen van de aan garantie onderworpen ThinPrep
5000-processor met
AutoLoader, accessoires en verbruiksartikelen contact op met de Technische ondersteuning
van Hologic.
BESTELINFORMATIE
13.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
13
* Het bestelnummer hangt af van de specifieke netvoedingsbehoeften van elk land. Neem contact op met
Hologic Technische ondersteuning.
Tabel 13.1: Benodigdheden voor de ThinPrep 5000-processor
Artikel Omschrijving Bestelnummer
Absorberende pad,
filterplug Verpakking van 4 stuks absorberende pads 71920-001
Absorberende pad,
evaporatiekap Verpakking van 4 stuks absorberende pads 71921-001
Pad, afvalbakje
robotarm Pad voor bedekking afvalbakje robotarm ASY-03901
Fixatiefbad Badcontainer plus deksel, verpakking van 1 stuks 71917-001
Kleurrekje Kleurrekjes, doos met 10 stuks 51873-001
Afvalfles Afvalfles plus dop 70028-001
Inputcarrousel Verpakking van 1 inputcarrousel ASY-11050
Stofkap 1 stofkap voor inputcarrousels 71918-001
Gebruikershandleiding
ThinPrep 5000 met
AutoLoader
1 vervangende handleiding MAN-07494-1502
Vortexmixer 1 vortexmixer *
15 A/250 V 3
AB-zekeringen Vervangingszekeringen voor de processor 53247-015
6,3 A/250 V 5x20 mm
SLO-BLO-zekeringen Vervangingszekeringen voor de AutoLoader 50077-021
Filter, koolstof 0,3 micron koolstoffilter voor dampafzuigsysteem MME-00900
Filter, HEPA 0,3 micron-HEPA-filter voor dampafzuigsysteem MME-00901
Bakjes voor
monsterpotjes Bakjes voor monsterpotjes, verpakking van 4 stuks 70264-001
Vuilniszakken voor
filterafvalbakje Poly plastic zakken, 14" x 14" x 26", 1 doos met 500 zakken 50816-001
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
13.3
13
BESTELINFORMATIE
Tabel 13.2: Benodigdheden voor de ThinPrep Pap Test (gynaecologische)
toepassing
Artikel Omschrijving Bestelnummer
ThinPrep Pap Test-kit Benodigdheden voor 500 ThinPrep Pap Tests
Bevat:
500 Potjes PreservCyt-oplossing voor
ThinPrep Pap Test
500 ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
500 ThinPrep-microscoopglaasjes
(ca. 500 objectglaasjes)
500 Afnamehulpmiddelen
Samengesteld met:
500 Cervixborstels 70096-001
500 Cytobrush-/spatelafnamehulpmiddelen 70096-003
ThinPrep Pap Test-kit
(voor gebruik met het
ThinPrep Imaging
System)
Benodigdheden voor 500 ThinPrep Pap Tests
Bevat:
500 Potjes PreservCyt-oplossing voor
ThinPrep Pap Test
500 ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
500 ThinPrep Imaging System microscoopglaasjes
(ca. 500 objectglaasjes)
500 Afnamehulpmiddelen
Samengesteld met:
500 Cervixborstels 70662-001
500 Cytobrush-/spatelafnamehulpmiddelen 70662-003
ThinPrep Pap Test
Kit voor artsenpraktijk
Bevat:
500 Potjes PreservCyt-oplossing voor GYN
Samengesteld met:
500 Cervixborstels 70136-001
500 Cytobrush-/spatelafnamehulpmiddelen 70136-002
BESTELINFORMATIE
13.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
13
ThinPrep Pap
Test-laboratoriumkit
Bevat:
500 ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
500 ThinPrep-microscoopglaasjes
(ca. 500 objectglaasjes)
70137-001
ThinPrep Pap Test-
laboratoriumkit
(voor gebruik met
het ThinPrep Imaging
System)
Bevat:
500 ThinPrep Pap Test-filters (transparant)
500 ThinPrep Imaging System-microscoopglaasjes
(ca. 500 objectglaasjes)
70664-001
Kit met cervixborstels Bevat:
500 Cervixborstels
(20 zakken met 25 hulpmiddelen)
70101-001
Kit met cytobrush/
plastic spatel
Bevat:
500 Cytobrush-/spatelafnamehulpmiddelen
(20 zakken met 25 paar hulpmiddelen)
70124-001
Tabel 13.2: Benodigdheden voor de ThinPrep Pap Test (gynaecologische)
toepassing
Artikel Omschrijving Bestelnummer
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
13.5
13
BESTELINFORMATIE
Tabel 13.3: Benodigdheden en oplossingen voor niet-gynaecologische
toepassingen
Artikel Omschrijving Bestelnummer
PreservCyt-oplossing 20 ml in een potje van 60 ml (2 oz.)
100 potjes/doos
ASY-14753
946 ml in een fles van 950 ml (32 oz.)
4 flessen/doos
70406-002
CytoLyt-oplossing 946 ml in een fles van 950 ml (32 oz.)
4 flessen/doos
70408-002
30 ml in een centrifugebuisje 50 ml
80 buisjes/doos
0236080
30 ml in beker van 120 ml
50 bekers/doos
0236050
Dispenserpomp 1 pomp voor CytoLyt Quart (32 oz.) Fles
Doseert ongeveer 30 ml.
50705-001
Non-Gyn-filters (blauw) Doos van 100 stuks 70205-001
ThinPrep UroCyte™-systeemkit 100 ThinPrep UroCyte-filters
(geel)
100 UroCyte-microscoopglaasjes
(ca. 100 objectglaasjes)
1 verpakking met 100 PreservCyt-potjes
PreservCyt-potjes
4 flessen CytoLyt-oplossing
(946 ml in een fles van 950 ml (32 oz.))
71003-001
ThinPrep UroCyte-filters
(geel)
100 filters per bakje 70472-001
ThinPrep UroCyte-
microscoopglaasjes
100 glaasjes per doos
(ca. 100 objectglaasjes)
70471-001
ThinPrep UroCyte
PerservCyt-bekers
100 bekers per doos ASY-15311
ThinPrep Arcless-
microscoopglaasjes
(voor IHC-kleuringen)
Doos, 1/2 gros
(ca. 72 objectglaasjes)
70126-002
ThinPrep niet-gynaecologische
microscoopglaasjes
100 glaasjes per doos
(ca. 100 objectglaasjes)
70372-001
BESTELINFORMATIE
13.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
13
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Index
Index
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Index.1
INDEX
Index
A
Aan/uit-schakelaar 2.6
Aanraakscherm reinigen 8.14
Aanvullende tests 7.35
Absorberende pad
evaporatiekap 8.15, 13.2
filterplug 8.15, 13.2
Afdekking 10.4
Afmetingen 1.13
Afname
cervixborstel 4.3, 13.4
endocervicale borstel-/spatelhulpmiddel 4.4, 13.4
Afnamemedia 5.4
Afsluiten
langdurig 2.8
normaal 2.7
Afvalfles 8.10, 8.13
Afvalfles, bestellen 13.2
Afvalvloeistofreservoir legen 6.77, 7.21, 8.9, 9.15
Afvoer
instrument 1.22
verbruiksartikelen 1.21
Alarmgeluid stoppen 6.29
Aliquotverwijdering 7.35
B
Bad naar deurtje verplaatsen 6.12
Baden verwijderen 6.13
Bakjes-verwerking, stoppen als leeg of alles doorzoeken 6.33
INDEX
Index.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Barcodes configureren
glaasjescode configureren 6.49
identificatiecode 6.45
objectglaasjes met lasergravering 6.50
segment 6.50
testinstellingen, potjescode 6.47
vervangen 6.52
Batch voltooid 6.17, 7.18, 7.33
Beoogd gebruik (ThinPrep 5000-processor) 1.2
Beperkte modus 9.19
Bloederige monsters (niet-gynaecologisch) 5.20
C
Carrousel
bestellen 13.2
rapport 6.72
sensoren 8.5
COBAS AMPLICOR™ CT/NG-test 7.35
CytoLyt-oplossing 3.5, 13.5
behandeling/afvoer 3.6
opslagcondities 3.5
samenstelling 3.5
stabiliteit 3.5
verpakking 3.5
D
Datum 6.23
Deelvenster baden op hoofdscherm 6.10
Deelvenster objectglaasjes op hoofdscherm 6.6
Deelvenster potjes op hoofdscherm 6.8
Details bad 6.10
Details gebruik 6.71
Details glaasjes 6.7
Details potjes 6.9
Diagnostiek verzamelen 6.75
DiThioThreitol (DTT)-procedure 5.15
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Index.3
INDEX
E
Een batch onderbreken 6.18, 7.32
Een batch starten 7.15
F
Filter losmaken 9.21
Fixatie 10.1
Fixatiefbad, bestellen 13.2
FNA-monsters
afname 5.3
voorbereiding 5.13
Fouten in batchverwerking 9.12
Fouten in monsterverwerking 9.1
G
Gebruikershandleiding, bestellen 13.2
Geluidsvolume 6.27
Gevaren 1.16
Gewicht 1.13, 2.2
Glaasje losmaken 9.22
Glaasjescode
duplicaat 9.7
leesfout 9.3, 9.7
ongeldig 9.4
Glaasjescode configureren 6.49
Glaasjeslabel 7.22
Glaasjeslabels
tekst 6.39
Glaasjeslabels ontwerpen 6.35
Glaasjestypen 6.7
Glijmiddel 4.2, 4.5
INDEX
Index.4
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
H
HEPA-filter 13.2
Herverwerkingsprotocol, gyn 4.6
Hoofdscherm
processor in ruststand 6.3
tijdens verwerking 6.15
I
Ijsazijn 4.6, 5.20
Indeling barcodelabel
objectglaasje 7.22
potje 7.3
Indeling glaasjescode 6.36
1-D-barcode 6.37
2-D-barcode 6.37
barcodes configureren 6.42
beperkingen 6.38
OCR Imager 6.36
OCR Non-Imager 6.38
Inschakelen 2.5
Installatie 2.1
K
Klantenservice 12.1, 13.1
Kleuring 10.2
Kleurrekje 7.12
bestellen 13.2
Knop systeem reinigen 6.61
Koolstoffilter 13.2
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Index.5
INDEX
L
Labelindeling objectglaasjes voor Imaging 7.24
Laden
baden 6.12
carrousel 7.14
cassette vullen met objectglaasjes 7.7
filters, glaasjes, potjes 7.25
Lekbakken 8.19
Lektest 8.12
M
Media wissen 9.20
Monster is verdund 9.2
Monsterafname, gyn 4.3
Mucoïde monsters
afname 5.3
voorbereiding 5.14
N
Naam instrument 6.26
Naam lab 6.25
Neem de dop van het potje 9.2
Non-gyn-filters 7.2, 13.5
Non-gyn-monsters prepareren 5.1
O
OCR-labelindeling 7.23
Omgeving 1.14
Onderhoudsschema 8.23
Ononderbreekbare stroomvoorziening 2.2
Op het instrument gebruikte symbolen 1.17
Opties beheerder 6.21
INDEX
Index.6
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
P
Pad, afvalbakje robotarm 13.2
Potje losmaken 9.21
Potjescode configureren 6.44
Potjeslabels 7.4
Pre-match potjes- en glaasjescodes 6.31
Prepareren van gynaecologische monsters 4.1
PreservCyt-oplossing 3.1, 13.5
antimicrobiële eigenschappen 3.3
opslagcondities 3.2
samenstelling 3.1
stabiliteit 3.3
verpakking 3.1
Printer installeren 6.32
Problemen met prepareren niet-gynaecologische monsters oplossen 5.19
Problemen oplossen 9.1
R
Rapport op USB-stick opslaan 6.69
Reinig aanrakingsscherm 8.14
S
Scherm reinigen 6.77
Segment van code 6.50
Spanning 1.14
Start systeem opnieuw op 9.23
Status fixatiefbad 6.11
Statusbalk 6.3
Statusindicatoren 6.5, 7.21
Stofkap, bestellen 13.2
Systeemfout 9.18
code 9.23
Systeeminstellingen 6.22
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Index.7
INDEX
T
Taalselectie 6.30
Te hoge monsterdichtheid 9.2
Technische ondersteuning 12.1
Technische oplossingen 12.1
Tekens vervangen 6.52
ThinPrep Pap Test 1.3
ThinPrep Pap Test-filters 7.2, 13.3
ThinPrep Pap Test-kit 13.3
Tijd 6.24
U
Uitladen
carrousel 7.19
fixatiefbad 7.19
Uitschakelen 2.7
Urinemonsters
afname 5.4
voorbereiding 5.16
UroCyte-filters 7.2, 13.5
USB-poorten 2.6
V
Van modus wisselen 6.20
Veiligheidsinformatieblad 1.22
CytoLyt-oplossing 1.22, 3.6
PreservCyt-oplossing 1.22, 3.4
Vervang fixatiefreagens 8.2
Verwerking compleet
kleine-batchmodus 7.33
Verwerking voltooid
AutoLoader-modus 6.17
Verwerkingscycli 6.9
INDEX
Index.8
Gebruikershandleiding ThinPrep™ 5000-processor met AutoLoader
Verwerkingsmodus Meerdere glaasjes per potje 7.29
Vloeistofmonsters
afname 5.4
voorbereiding 5.16
Voeding 1.14
Vrije ruimten 1.13
W
Waarschuwingen, aandachtspunten, opmerkingen 1.16
Waarschuwingstonen 6.28
Wassen met CytoLyt-oplossing 5.12
Z
Zekering 1.14, 1.21, 8.20
vervangen 8.20
Zekering, bestellen 13.2
Zelftest tijdens opstarten 1.16
Opties beheerder:
Systeeminstellingen
Rapporten en logboeken
Scherm reinigen
Afvalvloeistof afvoeren
Labels ontwerpen
Barcodes configureren
Systeem reinigen
Luchtfilter verwisselen
Instrument uitschakelen
AutoLoader-modus - Inactief
ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader - Snelzoekhandleiding
AW-19174-1501 Rev. 001
AutoLoader-modus - Bezig met verwerken Voltooid
Gereed voor verwerking
De batch is onderbroken
Niet gereed of fout. Lees het bericht in
de statusbalk.
Flaconbakje kan niet worden verwerkt -
ontbrekende of te kleine voorraad
Glaasjescassette of filterbakje gevuld
Glaasjescassette of filterbakje gedeeltelijk gevuld
Glaasjescassette of filterbakje leeg
Actie van gebruiker vereist
Type monster dat wordt verwerkt
(Non-gyn als voorbeeld)
Aantal vrije Non-gyn glaasjescassettes
Aantal vrije Non-gyn filterbakjes
Aantal vrije Non-gyn fixatiefbaden
Statusindicatoren op de interface
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de ThinPrep 5000 Autoloader voor
volledige bedieningsaanwijzingen.
Overschakelen
naar kleine batch
Verwerking
starten
Verwerking van
flaconbakje 1 (Gyn)
is voltooid
Flaconbakje 2 (Non-gyn)
wordt verwerkt
Flaconbakje 3 (UroCyte)
vereist actie van
gebruiker
Flaconbakje 4 (Imager)
is gereed voor
verwerking
1 bakje = 1 batchrapport
1 carrousel = 1 batchrapport
AutoLoader-modus
Kleine-batchmodus
Belangrijke opmerkingen over de bediening
Fixatiefbaden
Filterbakjes
Cyclustype aangeven
Hologic, Inc. • 250 Campus Drive • Marlborough, MA 01752 VK
1-800-442-9892 • 1-508-263-2900 • www.hologic.com
Hologic BVBA • Da Vincilaan 5 • 1930 Zaventem • België
Fixatiefbaden - plaats het kleurrekje zodanig dat
de in reliëf aangebrachte woorden UP SIDE naar
het badhandvat zijn gericht. Druk het kleurrekje
helemaal naar beneden totdat u voelt dat het op
zijn plaats vastklikt. Het rekje moet volledig
vastzitten.
Controleer bij het plaatsen van de filterbakjes of de filters met de membraanzijde omlaag
gericht in het bakje zitten (open zijde omhoog gericht). Draai zo nodig de filters handmatig
om. Zorg daarbij dat u het membraan en de binnenkant van het filter niet aanraakt.
Duw de filterbakjes volledig in het filtervak om de bakjessensor in te schakelen. In het
geval van een gedeeltelijk gevuld filterbakje dient u dit zodanig te plaatsen dat de lege
posities zich vooraan bevinden. Als het systeem vaststelt dat het eerste filter aanwezig is,
gaat het systeem ervan uit dat de rest van het bakje vol is.
Bij het plaatsen van flaconbakjes, filterbakjes of glaasjescassettes dient de gebruiker het
monstertype voor elk item aan te geven. Het systeem kan het type potje, filter of cassette
niet zelf herkennen.
Verkeerd geplaatst label
kan leiden tot onjuiste a ezing van de barcode of een aconbewerkingsfout.
Niet doen...
– labels op de onderkant van de acon plakken
– labels op de dop van de acon plakken
Vermijd...
– meerdere labels bovenop elkaar plakken
– barcodelabel bovenop patiëntinformatie plakken
– plooien in labels en loskomen van labels
– labels op de torsielipjes van de acon plakken
Het plastic is volledig verwijderd.
Correct aanbrengen van de label(s)
Barcodelabel: verticaal, glad, uitgelijnd met label
PreservCyt® Solution
©2020 Hologic, Inc. Alle rechten voorbehouden. Deze handleiding is bedoeld voor gebruik in combinatiemet,
maar niet ter vervanging van, de gebruikershandleiding voor de ThinPrep® 5000-processor. Er moetenzoals
bij alle laboratoriumprocedures algemeen geldende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
De gebruiker moet zijn opgeleid door medewerkers van Hologic en vertrouwd zijn met de volledige
gebruiksaanwijzing, inclusief waarschuwingen, contra-indicaties en veiligheidsinformatie, voordat hij of zij
deThinPrep® 5000-processor gaat gebruiken. Neem contact op met de vertegenwoordiger van Hologic in
uwregio of neem contact op met Technical Support op 1-800-442-9892.
1/1
Labels aanbrengen op de monsterfl acon voor de
ThinPrep5000-processor
Dutch MAN-03928-1501 Rev. 002
Label(s) aanbrengen op de monster acon
ThinPrep® 5000-processor
Inschakelen
Cassette vullen met objectglaasjes
Volg...
het diagram op de objectglaasjescassette.
Controleer of de aan/uit-schakelaar boven de netsnoeraansluiting
rechtsachter op de AutoLoader op aan staat.
Laat hem op aan staan.
Sluit alle deurtjes.
Verwijder alle USB-sticks uit de USB-poorten aan de zij- en achterkant
van het instrument.
Druk op de tuimelschakelaar rechtsonder op de processor.
5
1 2
3
4
Controleer of de glaasjes in de juiste richting zijn geplaatst.
Het matglasgedeelte van de glaasjes bevindt zich boven het ThinPrep®-logo
en het woord 'ThinPrep' wordt van links naar rechts gelezen.
Objectglaasjescassettes in het instrument
plaatsen
Monsteraconbakken in het instrument
plaatsen
©2021 Hologic, Inc. Alle rechten voorbehouden. Deze handleiding is bedoeld voor
gebruik in combinatie met de gebruikershandleiding van de ThinPrep® 5000-processor
met AutoLoader, maar vormt geen vervanging hiervoor. Er moeten zoals bij alle
laboratoriumprocedures algemeen geldende voorzorgsmaatregelen in acht worden
genomen. De gebruiker moet zijn opgeleid door medewerkers van Hologic en vertrouwd
zijn met de volledige gebruiksaanwijzing, inclusief waarschuwingen, contra-indicaties en
veiligheidsinformatie, voordat hij of zij de ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader
gaat gebruiken. Neem contact op met de vertegenwoordiger van Hologic in uw regio of
neem contact op met Technical Support op 1-800-442-9892.
1/2
Installatiehandleiding ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Dutch MAN-03930-1501 Rev. 003
Installatiehandleiding
ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader
De carrousel in de processor plaatsen
Een batch kan alleen van start gaan in de
AutoLoader-modus als er geen glaasjes, lters,
acons of resten in de carrousel aanwezig zijn.
Leg...
de lege carrousel plat neer en schuif deze onder
de U-vormige kraag tot tegen de achterwand.
Weet zeker...
dat de carrousel juist is geplaatst als deze:
- tegen de achterwand stopt,
- vlak ligt en
- niet kan worden opgetild.
Alcoholfixatiefbaden in het instrument plaatsen
Leg...
het lege kleurrekje in het lege xatiead.
De woorden 'UP SIDE' op het rekje moeten
naarhet handvat van het bad zijn gericht.
Druk...
het rekje omlaag voorbij het punt waarop
lichteweerstand voelbaar is.
Voel hoe het rek op zijn plaats klikt.
Het rekje moet goed op zijn plaats zitten.
Vul...
het bad met alcohol tot aan de bovenkant van
het kleurrekje.
Filterbakjes in het instrument plaatsen
Tip:
Het is mogelijk om een deels gebruikt lterbakje te plaatsen.
leeg
vol
Als een rij deels vol is, komt het lege gedeelte aan de linkerzijde,
met lege rijen aan de achterzijde.
2/2
Installatiehandleiding ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Dutch MAN-03930-1501 Rev. 003
Installatiehandleiding
ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader
• Fixatief vervangen
• Objectglaasjescassette afvegen
• Onderhoudsactiviteiten noteren
Elke dag
AB 1.4.2015
AB 2.4.2015
AB 1.4.2015 AB 1.4.2015 AB 1.4.2015 AB 1.4.2015 AB 1.4.2015AB
AB 3.4.2015
AB 4.4.2015
AB 5.4.2015
AB 6.4.2015
AB 7.4.2015
AB 7.4.2015 AB 7.4.2015 AB 7.4.2015
1
2
3
4
5
6
7
Lekbakken
verwijderen
en reinigen
pagina 8.15
Onderhoud ThinPrep® 5000 met AutoLoader
Onderhoudsschema voor de maand/het jaar: April 2015 Instrument nr. T5-AL-1
Dagelijks of
vaker
Elke week Indien nodig
Absorberende
pads
vervangen
pagina 8.11
Fixatiefre-
agens na elke
100 glaasjes
of dagelijks
vervangen
Carrousel,
dispersiege-
bieden reinigen
pagina 8.3
Pneumatische
zuignappen
reinigen
pagina 8.4
Afvales
legen
pagina 8.6
Aan-
raakscherm
reinigen
pagina 8.10
Carrousel
en stofkap
reinigen
pagina 8.11
Filters
dampafzuiger
vervangen
pagina 8.12
Filter- en
glaasjesafval-
bakjes legen
pagina 8.4
Elke week
Filterafvalbakje
leegmaken
Tip: Leeg het filterafvalbakje vaker of minder vaak aankelijk
van het verwerkingsvolume van het laboratorium.
Het is te overwegen ook het filterafvalbakje leeg te maken
wanneer de afvalvloeistoes wordt geleegd.
Rondom carrousel en dispersieruimte
reinigen
Pluisvrije doek en gedemineraliseerd water
Dispersieruimte
Carrouselruimte
Glaasjesafvalbak legen
1/2
Beknopte referentiehandleiding
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Dutch MAN-03929-1501 Rev. 003
Onderhoud
ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader
Elke week
Omgeving objectglaasjescassette
enAutoLoader-schuifgrijper op
robotarmreinigen
Pluisvrije doek en gedemineraliseerd water
Ruimte van objectglaasjescassette
Ruimte van objectglaasjescassette
Sensor en pneumatische zuignapjes
glaasjeshouder reinigen. Laten drogen.
Pluisvrije doek en gedemineraliseerd water
Bewerkingsruimte
Omgeving lterplug en
doorprikgebied lter reinigen
Doek of wattenstaae met 70% isopropanol
Filterplug Doorprikgebied van het lter
Indien nodig
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader voor informatie over deze aanvullende
onderhoudsactiviteiten:
• Het afvalreservoir leegmaken
• Het aanraakscherm reinigen
Controleren op achtergebleven materiaal in de liftas
van de robotarm en dat verwijderen
• De carrousel en stoap reinigen
©2021 Hologic, Inc. Alle rechten voorbehouden. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor de ThinPrep® 5000-processor
voor de volledige gebruiksaanwijzing, inclusief waarschuwingen, contra-indicaties en veiligheidsinformatie. Neem contact
op met de vertegenwoordiger van Hologic in uw regio of neem contact op met Technical Support op 1-800-442-9892.
• De lekbakken verwijderen en reinigen
• De absorberende pads vervangen
• Het HEPA-lter vervangen
• Het koolstolter vervangen
Druk op de knop Clean System om de
armen te verplaatsen.
AutoLoader schuifgrijper
2/2
Beknopte referentiehandleiding
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Dutch MAN-03929-1501 Rev. 003
Onderhoud
ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader
1. Ontgrendel en open het deurtje.
2.Vervanghetlter.
LeteropdatuhetHEPA-lteronderscheidtvanhetkoolstolter.Zorgdatdepijlenvoorderichtingvande
luchtstroomovereenkomen.
3.Sluitenvergrendelhetdeurtje
vandedampafzuiger.
4.
Voerdeluchtstroomtestuit.
1/1
ThinPrep 5000-processor met AutoLoader
Het HEPA-filter vervangen
Dutch MAN-03931-1501 Rev. 003
Het HEPA-lter vervangen
ThinPrep® 5000-processor met AutoLoader
©2021Hologic,Inc.Allerechtenvoorbehouden.Raadpleegdegebruikershandleidingvoorde
ThinPrep®5000-processorvoordevolledigegebruiksaanwijzing,inclusiefwaarschuwingen,
contra-indicatiesenveiligheidsinformatie.Neemcontactopmetdevertegenwoordigervan
HologicinuwregioofneemcontactopmetTechnicalSupportop1-800-442-9892.
Beweeg...
de transportarm voor lters voorzichtig
naar het midden van de bewerkingsruimte
om gemakkelijker toegang te verkrijgen.
Druk op de knop...
op het aanraakscherm.
Verwijder voorzichtig...
het lter van de lterplug.
Niet teveel kracht uitoefenen.
of
Controleer...
de lterstripperbeugel en verwijder het
lter, indien aanwezig, van de lterstripper.
Media wissen—Filters
Via de stappen in 'Media wissen' wordt in de meeste gevallen de fout opgelost. Als een fout blijft bestaan, neem dan contact op
met de vertegenwoordiger van Hologic in uw regio en geef de volledige foutcode op. Het opgeven van de volledige foutcode
is belangrijk omdat bij bepaalde fouten de eerste vier cijfers de foutcategorie aanduiden en de overige tekens aanvullende
informatie geven over de betrokken mechanismen en de invloed daarvan op het moment dat de fout optreedt.
©2020 Hologic, Inc. Alle rechten voorbehouden. Deze handleiding is bedoeld voor gebruik in combinatie
met, maar niet ter vervanging van, de gebruikershandleiding voor de ThinPrep® 5000-processor. Er moeten
zoals bij alle laboratoriumprocedures algemeen geldende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
De gebruiker moet zijn opgeleid door medewerkers van Hologic en vertrouwd zijn met de volledige
gebruiksaanwijzing, inclusief waarschuwingen, contra-indicaties en veiligheidsinformatie, voordat hij of zij
de ThinPrep® 5000-processor gaat gebruiken. Neem contact op met de vertegenwoordiger van Hologic in
uw regio of neem contact op met Technical Support op 1-800-442-9892.
1/2
Handleiding voor herstellen van fouten met de
ThinPrep5000-processor
Dutch MAN-04004-1501 Rev. 002
Handleiding voor herstellen van fouten
ThinPrep® 5000-processor
Media wissen—Flacons
Beweeg...
de transportarm voor acons
voorzichtig naar het midden van de
bewerkingsruimte om gemakkelijker
toegang te verkrijgen.
Houd...
de deksel en/of acon in de grijpers
vanaconklem.
Verwijder...
een eventueel aanwezige acon uit
dedispersieholte.
Druk op de knop...
op het aanraakscherm, zodat de deksel valt.
Plaats de dop terug...
op de acon met uw hand.
Media wissen—Glaasjes
Beweeg...
de transportarm voor glaasjes
voorzichtig naar het midden van de
bewerkingsruimte om gemakkelijker
toegang te verkrijgen.
Controleer twee locaties op aanwezigheid
van een glaasje:
1. Zuignapjes van de glaasjeshouder
2. Glaasjesklem
Houd...
het glaasje zo vast dat het niet valt.
Druk op de knop...
op het aanraakscherm zodat het glaasje valt.
Elke knop op het scherm Media wissen moet
worden ingedrukt voordat het berichtvenster sluit.
2/2
Handleiding voor herstellen van fouten met de
ThinPrep5000-processor
Dutch MAN-04004-1501 Rev. 002
Handleiding voor herstellen van fouten
ThinPrep® 5000-processor
Gebruikershandleiding
ThinPrep 5000-processor
met AutoLoader
Hologic, Inc.
250 Campus Drive
Marlborough, MA 01752, VS
+1-508-263-2900
www.hologic.com
MAN-07494-1502 Rev. 001
Hologic BV
Da Vincilaan 5
1930 Zaventem
België
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335

Hologic ThinPrep 5000 Processor de handleiding

Type
de handleiding

Andere documenten