38
Voorschriften
Vrijwarings- en garantieclaims vervallen en aansprakelijkheidsei-
sen worden uitgesloten met name in onderstaande gevallen:
– veranderingen aan het apparaat (inclusief accessoires),
– veranderingen aan de rookgasafvoer en aan de schoorsteen,
– gebruik van andere dan originele Truma-onderdelen als re-
serveonderdelen en accessoires,
– het niet opvolgen van de inbouwhandleiding en de
gebruiksaanwijzing.
Bovendien vervalt de wettelijke goedkeuring van het apparaat
en in veel landen daardoor ook de wettelijke goedkeuring van
het voertuig.
Het jaar waarin het apparaat voor het eerst in gebruik
wordt genomen, moet op het typeplaatje (66) worden
aangekruist.
De inbouw in voertuigen moet voldoen aan de technische
en administratieve bepalingen van het betreffende land van
gebruik (bijv. EN 1949). Nationale voorschriften en regelingen
(in Duitsland bijv. het DVGW-werkblad G 607) moeten in acht
worden genomen.
Nadere gegevens over de voorschriften in de betreffende be-
stemmingslanden kunnen via onze buitenland-vertegenwoor-
digingen (zie www.truma.com) worden opgevraagd.
Speciale aanwijzingen voor de inbouw
Het apparaat en de rookgasafvoer ervan moeten zodanig wor-
den ingebouwd dat het voor servicewerkzaamheden te allen
tijde goed toegankelijk is en gemakkelijk kan worden uit- en
ingebouwd.
Kiezen van een plaats voor de kachel
De bestuurder mag tijdens het rijden vanaf zijn zitplaats niet
met de kachel in contact komen. De kachel mag niet direct
achter de stoel van de bestuurder worden ingebouwd.
Controleer met behulp van de inbouwsjabloon of de uitsparing
in de bodem voor de aanzuiging van de verbrandingslucht
rechts of links moet worden gemaakt. De verbrandingslucht
mag niet uit de binnenruimte van het voertuig worden
gehaald. De verbrandingslucht moet altijd van buiten
worden aangevoerd. De aanzuiging van de verbrandings-
lucht mag zich niet binnen het spatbereik van de wielen
bevinden, anders een spatvanger aanbrengen.
De uitsparing in de bodem voor het apparaat moet zo
worden aangebracht dat er geen verontreinigde lucht
(uitlaatgassen, benzine- of oliedampen) in de binnenruimte
van het voertuig kan komen.
Onder het apparaat mogen zich geen warmtege-
voelige materialen bevinden (vloerbedekking weg-
snijden). Bij PVC-vloeren kan er door de verwarming van de
kachelvoet een verkleuring optreden. Ook mogen er zich te-
gen de bodem van het voertuig in de buurt van de aanzuiging
van de verbrandingslucht geen brandbare / warmtegevoelige
materialen bevinden of moeten deze worden beschermd te-
gen thermische invloeden (bijv. door een afschermplaat).
Als de kachel op een voet, dubbele bodem of dergelijke
wordt gemonteerd, moet absoluut altijd de aanzuigverlen-
ging (art.-nr. 30030-04800, lengte 50 cm) worden gebruikt.
De aanzuigverlenging moet onbelemmerd ca. 5 tot 10 cm
onder de laagste plaats van het voertuig in de luchtstroom
uitsteken (houd rekening met de bodemvrijheid van het voer-
tuig). Voor de S5004 zijn 2 aanzuigverlengingen nodig.
De voet of de dubbele bodem moet ten opzichte van de binnen-
ruimte van het voertuig dicht zijn en gemaakt zijn van niet-brand-
baar materiaal of van binnen met metalen plaatwerk worden
bekleed. Om een ophoping van onverbrand gas te voorko-
men, moet de voet een ontluchting van min. 2 cm² op de
laagste plaats hebben of naar beneden toe open zijn.
Afbeelding 1
Kiezen van een plaats voor de dakschoorsteen
De kachel mag uitsluitend met dakschoorsteen worden
gebruikt. Deze mag alleen verticaal of onder een hoek
van maximaal 15 graden worden gemonteerd!
De plaats van de dakschoorsteen moet zodanig worden ge-
kozen dat terwijl de kachel werkt de vrije luchtstroom rond de
schoorsteen niet wordt belemmerd. Dakopbouwen kunnen de
werking van de kachel verstoren.
De fabrikant van het voertuig of degene die de kachel in-
bouwt moet afhankelijk van de inbouwsituatie in het voer-
tuig door middel van proefritten uitvinden welke combinatie
van schoorsteenkap- / verlenging het best geschikt is en dit
eventueel met Truma afstemmen. Afhankelijk van het type
voertuig en de dakopbouwen kan een schoorsteenkap T2
(art.-nr.30700-02) of T3 (art.-nr. 30700-03) nodig zijn. De
schoorsteenkap T3 is speciaal ontwikkeld voor campers.
Eventueel moet er ook een schoorsteenverlenging AKV
(art.-nr. 30010-20800) worden gemonteerd. Deze moet met
een schroefje worden geborgd.
Een geopend dakraam / hefdak in de buurt van de dak-
schoorsteen houdt het risico in dat er rookgassen binnen
in het voertuig kunnen komen. Daarom mag de schoorsteen in
geen geval in de buurt van deze opening worden geplaatst. Is dit
niet volledig mogelijk, dan mag de kachel alleen bij gesloten dak-
raam / hefdak worden gebruikt. Om dit te verduidelijken, moet
de inbouwfirma bovendien een sticker (art.-nr. 30090-37100)
goed zichtbaar bij het dakraam / hefdak aanbrengen.
Elektrische aansluiting (optioneel)
Voor het gebruik van een kachel S 3004 met piëzodrukont-
steker (S 3004 P) of ontstekingsautomaat (1,5 V) is geen
12 V-voedingsspanning nodig.
Aansluiting 12 V
Als er een Truma ventilator TEB-3 of een verlichting voor de be-
dieningspanelen wordt gemonteerd, is daarvoor een 12 V-voe-
dingsspanning nodig (wisselspanningsrimpel <1,2Vss).
De kachel moet op het gezekerde boordnet (5 A) worden
aangesloten.
Aansluiting 230 V ~, 50 Hz
Bij het gebruik van een Truma ventilator TN-3 zijn een aanslui-
ting op het 230V wisselspanningsnet en een extern bedie-
ningspaneel nodig.
Veiligheidsrichtlijnen
Inbouw en reparatie van het apparaat mogen uitsluitend door
geschoold personeel worden uitgevoerd.
Overtuig u ervan dat de stroom niet is aangesloten! Trek de
stekker uit het stopcontact!
De inbouw in voertuigen moet voldoen aan de technische en
administratieve bepalingen van het betreffende land van ge-
bruik (bijv. EN 1648, VDE0100-721). Nationale voorschriften
en regelingen moeten worden nageleefd.