APRILIA SHIVER 750 ABS Handleiding

Categorie
Motorfietsen
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

APRILIA WOULD LIKE TO THANK YOU
for choosing one of its products. We have compiled this booklet to provide a comprehensive overview of your vehicle's quality features. Please, read it
carefully before riding the vehicle for the first time. It contains information, tips and precautions for using your vehicle. It also describes features, details
and devices to assure you that you have made the right choice. We believe that if you follow our suggestions, you will soon get to know your new vehicle
well and that it will continue to give you satisfactory service for many years to come. This booklet is an integral part of the vehicle and must be handed
over to the new owner in the event of sale.
APRILIA WIL U BEDANKEN
omdat u één van haar producten heeft gekozen. Wij hebben deze handleiding opgesteld opdat u de kwaliteiten ervan ten volle kan waarderen. Wij
raden aan om deze handleiding geheel door te lezen, voordat u met het voertuig gaat rijden. Het bevat informatie, raadgevingen en waarschuwingen
in verband met het gebruik van uw voertuig; daarnaast zal u eigenschappen, bijzonderheden en handigheidjes ontdekken die u ervan zullen overtuigen
dat u een juiste keuze heeft gemaakt. Wij zijn er zeker van dat indien u hier rekening mee zal houden, u makkelijk zal wennen aan uw nieuw voertuig,
waar u lang naar volle tevredenheid gebruik van zal kunnen maken. Deze uitgave is een integrerend deel van het voertuig, en bij verkoop van dit laatste
moet het worden overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
SL 750 SHIVER ABS
Ed. 10 2008
The instructions in this booklet have been compiled primarily to offer a simple and clear guide to using the vehicle; This booklet also details routine
maintenance procedures and regular checks that should be carried out on the vehicle at an authorised aprilia Dealer or Workshop. This booklet also
contains instructions for simple repairs. Any operations not specifically described in this booklet require the use of special tools and/or particular technical
knowledge: for these operations, please take your vehicle to an authorised aprilia Dealer or Workshop.
De instructies in deze handleiding zijn voorbereid om vooral een eenvoudige en duidelijke leidraad te zijn voor het gebruik; men vindt eveneens de
handelingen van het klein onderhoud en van de periodieke controles die uitgevoerd moeten worden op het voertuig, bij een Dealer of Erkende aprilia
Garage. De handleiding bevat tevens instructies voor een aantal eenvoudige herstellingen. De herstellingen die niet uitgebreid in deze uitgave zijn
beschreven, vereisen dat men over speciale gereedschappen en/of specifieke technische kennis beschikt; voor het uitvoeren van deze herstellingen
raadt men aan om zich te wenden tot een Dealer of Erkende aprilia Garage.
2
Personal safety
Failure to completely observe these instructions will
result in serious risk of personal injury.
Persoonlijke veiligheid
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd, kan dit ernstig letsel aan personen tot ge-
volg hebben.
Safeguarding the environment
Sections marked with this symbol indicate the correct
use of the vehicle to prevent damaging the environ-
ment.
Bescherming van
Geeft het juiste gedrag aan dat u aan moet houden
zodat het gebruik van het voertuig geen schade aan-
richt aan de natuur.
Vehicle intactness
The incomplete or non-observance of these regula-
tions leads to the risk of serious damage to the vehi-
cle.
Staat van het voertuig
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd kan dit ernstige schade aan het voertuig.
The symbols shown above are very important. They
are used to highlight those parts of the booklet that
should be read with particular care. As you can see,
each sign consists of a different graphic symbol, mak-
ing it quick and easy to locate the various topics.
Before starting the engine, read this booklet thorough-
ly and the "SAFE RIDING" section in particular. Your
safety as well as other's does not only depend on the
quickness of your reflexes and agility, but also on how
well you know your vehicle, the state of maintenance
of the vehicle itself and your knowledge of the rules
for SAFE RIDING. For your safety, get to know your
vehicle well so as to safely ride and master it in road
traffic IMPORTANT This booklet is an integral part of
the vehicle, and must be handed to the new owner in
the event of sale.
Bovengenoemde signalen zijn erg belangrijk. Ze heb-
ben namelijk tot doel om de delen van het boekje aan
te geven die u aandachtig door moet lezen. Zoals u
ziet, bestaat ieder teken uit een ander grafisch sym-
bool, zodat de bijbehorende onderwerpen meteen
duidelijk kunnen worden gevonden in de verschillen-
de delen. Vooraleer men de motor start, leest men
aandachtig deze handleiding, en vooral de paragraaf
"VEILIG RIJDEN". Uw veiligheid en die van anderen
hangt niet enkel af van uw reflexen en vlugheid, maar
ook van de kennis en de efficiëntie van het voertuig,
en van de kennis van de fundamentele regels voor het
VEILIG RIJDEN. We raden daarom aan om vertrouwd
te raken met het voertuig, zodat u zich veilig en be-
heersd kan bewegen in het verkeer. BELANGRIJK
Deze handleiding moet beschouwd worden als inte-
grerend deel van het voertuig, en moet worden over-
handigd bij de verkoop ervan.
3
4
INDEX
INDEX
GENERAL RULES.......................................................................... 9
Foreword.................................................................................. 10
Carbon monoxide..................................................................... 10
Fuel.......................................................................................... 11
Hot components....................................................................... 12
Coolant..................................................................................... 12
Used engine oil and gearbox oil............................................... 13
Brake and clutch fluid............................................................... 14
Battery hydrogen gas and electrolyte....................................... 15
Stand........................................................................................ 17
Reporting of defects that affect safety...................................... 17
VEHICLE......................................................................................... 19
Arrangement of the main components......................................... 21
Dashboard................................................................................... 24
Instrument panel.......................................................................... 26
Light unit...................................................................................... 27
Digital lcd display......................................................................... 28
Alarms...................................................................................... 31
Mapping selection.................................................................... 34
Control buttons......................................................................... 38
Advanced functions.................................................................. 41
Ignition switch........................................................................... 50
Locking the steering wheel....................................................... 51
Horn button.................................................................................. 51
Switch direction indicators........................................................... 52
Passing button............................................................................. 52
Flasher button.............................................................................. 53
Start-up button............................................................................. 53
Engine stop switch....................................................................... 54
System ABS................................................................................. 54
Immobilizer system operation.................................................. 58
ALGEMENE NORMEN..................................................................... 9
Vooronderstelling....................................................................... 10
Koolmonoxide............................................................................. 10
Brandstof.................................................................................... 11
Warme onderdelen..................................................................... 12
Koelvloeistof............................................................................... 12
Gebruikte motorolie en koppelingsolie....................................... 13
Rem- en koppelingsvloeistof...................................................... 14
Elektrolyt en waterstofgas van de accu...................................... 15
Standaard................................................................................... 17
Communicatie van de defecten die invloed hebben op de vei-
ligheid......................................................................................... 17
VOERTUING..................................................................................... 19
Plaats van de hoofdcomponenten................................................. 21
Legenda......................................................................................... 24
Instrumenten.................................................................................. 26
Groep controlelampjes................................................................... 27
Digitaal display............................................................................... 28
Alarmen...................................................................................... 31
Selectie lokalisaties.................................................................... 34
Commandoknoppen................................................................... 38
Geavanceerde functies.............................................................. 41
Startschakelaar.......................................................................... 50
Stuurslot vergrendelen............................................................... 51
Drukknop claxon............................................................................ 51
Schakelaar richtingaanwijzers....................................................... 52
Knop die knippert voor groot licht.................................................. 52
Inschakelknop alarmlichten............................................................ 53
Startknop........................................................................................ 53
Stopschakelaar motor.................................................................... 54
Antiblokkeersysteem ABS.............................................................. 54
5
Opening the saddle.................................................................. 60
Glove/tool kit compartment...................................................... 61
Identification................................................................................. 62
USE................................................................................................. 65
Checks......................................................................................... 66
Refuelling..................................................................................... 70
Rear shock absorbers adjustment............................................... 71
Front fork adjustment................................................................... 75
Justering af greb til forbremse..................................................... 76
Rear brake pedal adjustment....................................................... 77
Clutch lever adjustment............................................................... 78
Running in.................................................................................... 78
Starting up the engine.................................................................. 80
Ride by wire................................................................................. 84
Moving off / riding........................................................................ 85
Stopping the engine..................................................................... 94
Parking......................................................................................... 95
Catalytic silencer.......................................................................... 96
Stand........................................................................................... 98
Suggestion to prevent theft.......................................................... 99
Basic safety rules......................................................................... 101
MAINTENANCE.............................................................................. 109
Engine oil level check............................................................... 110
Engine oil top-up...................................................................... 112
Engine oil change..................................................................... 113
Tyres............................................................................................ 115
Spark plug dismantlement........................................................... 118
Removing the sides..................................................................... 118
Removing the air filter.................................................................. 119
Cooling fluid level......................................................................... 120
Checking the brake oil level......................................................... 123
Braking system fluid top up...................................................... 124
Checking clutch fluid.................................................................... 125
Topping up clutch fluid............................................................. 125
Use of a new battery................................................................ 126
Checking the electrolyte level.................................................. 127
Charging the battery................................................................. 127
Long periods of inactivity............................................................. 128
Fuses........................................................................................... 130
De werking van het immobilizersysteem.................................... 58
Zadel openen............................................................................. 60
Documentenvakje/gereedschapskit........................................... 61
Identificatie..................................................................................... 62
GEBRUIK.......................................................................................... 65
Controles........................................................................................ 66
Tanken........................................................................................... 70
Regulering achterdempers............................................................. 71
Regulering voorvorken................................................................... 75
Regulering voorremhendel............................................................. 76
Regulering achterrempedaal.......................................................... 77
Regulering schakelhendel.............................................................. 78
Inrijden........................................................................................... 78
Starten des motors......................................................................... 80
Ride by wire................................................................................... 84
Start / besturing.............................................................................. 85
Stoppen van de motor.................................................................... 94
Parkeren........................................................................................ 95
Katalysator..................................................................................... 96
Standaard...................................................................................... 98
Tips tegen diefstal.......................................................................... 99
Basis veiligheidsnormen................................................................ 101
ONDERHOUD................................................................................... 109
Controle van het peil van de motorolie....................................... 110
Het bijvullen van motorolie......................................................... 112
Vervanging van de motorolie...................................................... 113
Banden........................................................................................... 115
Demonteren van de bougie............................................................ 118
Demonteren van de zijschermen................................................... 118
Demonteren van het luchtfilter....................................................... 119
Peil koelvloeistof............................................................................ 120
Controle van het oliepeil van de remmen...................................... 123
Bijvullen van de remvloeistof...................................................... 124
Controle koppelingsvloeistof.......................................................... 125
Bijvullen koppelingsvloeistof....................................................... 125
Inwerkingstelling van een nieuwe accu...................................... 126
Controle van het elektrolytpeil.................................................... 127
Opladen van de accu................................................................. 127
Länger stillegen.............................................................................. 128
6
Lamps.......................................................................................... 133
Headlight adjustment............................................................... 136
Front direction indicators............................................................. 139
Rear optical unit........................................................................... 139
Rear turn indicators..................................................................... 140
Number plate light........................................................................ 141
Rear-view mirrors........................................................................ 141
Front and rear disc brake............................................................. 143
Periods of inactivity...................................................................... 144
Cleaning the vehicle.................................................................... 147
Transport..................................................................................... 151
Chain backlash check.............................................................. 152
Chain backlash adjustment...................................................... 153
Checking wear of chain, front and rear sprockets.................... 153
Chain lubrication and cleaning................................................. 154
TECHNICAL DATA......................................................................... 157
Kit equipment............................................................................... 166
PROGRAMMED MAINTENANCE.................................................. 167
Scheduled maintenance table..................................................... 168
Zekeringen..................................................................................... 130
Lampjes......................................................................................... 133
Afstellen van de koplamp........................................................... 136
Richtingaanwijzers voor................................................................. 139
Lampenset achter.......................................................................... 139
Richtingaanwijzers achter.............................................................. 140
Kentekenverlichting........................................................................ 141
Achteruitkijkspiegels...................................................................... 141
Schijfrem voor en achter................................................................ 143
Stilstand van het voertuig............................................................... 144
Reinigen van het voertuig.............................................................. 147
Vervoer.......................................................................................... 151
Controle van de speling van de ketting...................................... 152
Regeling van de speling van de ketting...................................... 153
Controle van het gebruik van de ketting, het tandrad en kroon
................................................................................................... 153
Smering en reiniging van de ketting........................................... 154
TECHNISCHE GEGEVENS.............................................................. 157
Bijgeleverd gereedschap............................................................... 166
GEPLAND ONDERHOUD................................................................ 167
Tabel gepland onderhoud.............................................................. 168
7
8
SL 750
SHIVER ABS
Chap. 01
General rules
Hst. 01
Algemene normen
9
Foreword
NOTE
CARRY OUT THE MAINTENANCE OP-
ERATIONS AT HALF THE INTERVALS
SHOWN IF THE VEHICLE IS USED IN
WET OR DUSTY AREAS, OFF ROAD
OR FOR SPORTS APPLICATIONS.
Vooronderstelling
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
Carbon monoxide
If you need to keep the engine running in
order to perform a procedure, please en-
sure that you do so in an open or very well
ventilated area. Never let the engine run
in an enclosed area. If you do work in an
enclosed area, make sure to use a
smoke-extraction system.
CAUTION
EXHAUST EMISSIONS CONTAIN
CARBON MONOXIDE, A POISONOUS
GAS WHICH CAN CAUSE LOSS OF
CONSCIOUSNESS AND EVEN
DEATH.
Koolmonoxide
Wanneer het nodig is om de motor te
doen werken om een handeling uit te
voeren, controleert men of dit in een open
ruimte of in een goed geventileerd lokaal
gebeurt. Laat de motor nooit werken in
een gesloten ruimte. Wanneer men in
een gesloten ruimte werkt, gebruikt men
een evacuatiesysteem voor de uitlaat-
gassen.
LET OP
DE UITLAATGASSEN BEVATTEN
KOOLMONOXIDE, EEN GIFTIG GAS
DAT BEWUSTELOOSHEID EN OOK
DE DOOD KAN VEROORZAKEN.
10
1 General rules / 1 Algemene normen
Fuel
CAUTION
FUEL USED TO POWER INTERNAL
COMBUSTION ENGINES IS HIGHLY
FLAMMABLE AND CAN BECOME EX-
PLOSIVE UNDER SPECIFIC CONDI-
TIONS. IT IS THEREFORE RECOM-
MENDED TO CARRY OUT REFUEL-
LING AND MAINTENANCE PROCE-
DURES IN A VENTILATED AREA WITH
THE ENGINE OFF. DO NOT SMOKE
DURING REFUELLING AND NEAR
FUEL VAPOURS, AVOID ANY CON-
TACT WITH NAKED FLAMES,
SPARKS OR OTHER SOURCES
WHICH MAY CAUSE THEM TO IGNITE
OR EXPLODE.
DO NOT DISPOSE OF FUEL IN THE
ENVIRONMENT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
Brandstof
LET OP
DE BRANDSTOF DIE WORDT GE-
BRUIKT VOOR DE AANDRIJVING VAN
DE ONTPLOFFINGSMOTOR IS UI-
TERST BRANDBAAR EN KAN EXPLO-
SIEF WORDEN IN BEPAALDE OM-
STANDIGHEDEN. VOER HET TANKEN
EN DE ONDERHOUDSHANDELINGEN
UIT IN EEN GEVENTILEERDE ZONE
EN MET DE MOTOR UIT. ROOK NIET
TIJDENS HET TANKEN EN IN DE NA-
BIJHEID VAN BRANDSTOFDAMPEN,
EN VERMIJD ABSOLUUT CONTACT
MET VRIJE VLAMMEN, VONKEN EN
ELKE ANDERE BRON DIE HET VLAM
VATTEN OF EXPLODEREN ERVAN
KAN VEROORZAKEN.
LOOS DE BRANDSTOF NIET IN HET
MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VEHICLE FALL OR EXCESSIVE INCLI-
NATION CAN CAUSE FUEL TO SPILL
OUT.
HET VALLEN OF DE EXCESSIEVE IN-
CLINATIE VAN HET VOERTUIG KUN-
11
1 General rules / 1 Algemene normen
NEN HET UITSTROMEN VAN BRAND-
STOF VEROORZAKEN.
Hot components
The engine and the exhaust system com-
ponents get very hot and remain in this
condition for a certain time interval after
the engine has been switched off. Before
handling these components, make sure
that you are wearing insulating gloves or
wait until the engine and the exhaust sys-
tem have cooled down.
Warme onderdelen
De motor en de onderdelen van de uit-
laatinstallatie worden zeer warm en blij-
ven lang warm, ook nadat de motor wordt
uitgezet. Vooraleer men deze onderde-
len hanteert, draagt men isolerende
handschoenen, of wacht men tot de mo-
tor en de uitlaatinstallatie zijn afgekoeld.
Coolant
The coolant contains ethylene glycol
which, under certain conditions, can be-
come flammable. When ethylene glycol
burns, it produces an invisible flame
which can nevertheless cause burns.
CAUTION
TAKE CARE NOT TO POUR COOLANT
ONTO HOT ENGINE OR EXHAUST
SYSTEM COMPONENTS; THE FLUID
MAY CATCH FIRE AND BURN WITH
INVISIBLE FLAMES. WHEN CARRY-
ING OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS, IT IS ADVISABLE TO WEAR
LATEX GLOVES. EVEN THOUGH IT IS
Koelvloeistof
De koelvloeistof bevat ethyleenglycol,
wat in sommige omstandigheden ont-
vlambaar is. Wanneer het brandt, produ-
ceert ethylglycol onzichtbare vlammen,
die toch brandwonden veroorzaken.
LET OP
LET OP OM GEEN KOELVLOEISTOF
TE MORSEN OP DE HETE DELEN VAN
DE MOTOR EN DE UITLAATINSTAL-
LATIE; DEZE ZOU BRAND KUNNEN
VATTEN MET ONZICHTBARE VLAM-
MEN. BIJ ONDERHOUDSHANDELIN-
GEN RAADT MEN AAN OM LATEX
HANDSCHOENEN TE GEBRUIKEN.
12
1 General rules / 1 Algemene normen
TOXIC, COOLANT HAS A SWEET FLA-
VOUR WHICH MAKES IT VERY AT-
TRACTIVE TO ANIMALS. NEVER
LEAVE THE COOLANT IN OPEN CON-
TAINERS IN AREAS ACCESSIBLE TO
ANIMALS AS THEY MAY DRINK IT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
DO NOT REMOVE THE RADIATOR
CAP WHEN THE ENGINE IS STILL
HOT. THE COOLANT IS UNDER PRES-
SURE AND MAY CAUSE BURNS.
DE KOELVLOEISTOF IS GIFTIG,
MAAR HEEFT TOCH EEN ZOETE
SMAAK, WAT HEM UITERST AAN-
TREKKELIJK MAAKT VOOR DIEREN.
LAAT DE KOELVLOEISTOF NOOIT IN
GEOPENDE VERPAKKINGEN OF IN
POSITIES DIE BEREIKBAAR ZIJN
VOOR DIEREN, DIE ER ZOUDEN VAN
KUNNEN DRINKEN.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VERWIJDER DE RADIATORDOP NIET
WANNEER DE MOTOR NOG WARM
STAAT. DE KOELVLOEISTOF STAAT
ONDER DRUK, EN ZOU BRANDWON-
DEN KUNNEN VEROORZAKEN.
Used engine oil and gearbox
oil
CAUTION
IT IS ADVISABLE TO WEAR LATEX
GLOVES WHEN SERVICING THE VE-
HICLE.
THE ENGINE OR GEARBOX OIL MAY
CAUSE SERIOUS INJURIES TO THE
SKIN IF HANDLED FOR PROLONGED
PERIODS OF TIME AND ON A REGU-
LAR BASIS.
Gebruikte motorolie en
koppelingsolie
LET OP
BIJ ONDERHOUDSHANDELINGEN
RAADT MEN AAN OM LATEX HAND-
SCHOENEN TE GEBRUIKEN.
DE OLIE VAN DE MOTOR OF DE VER-
SNELLINGSBAK KAN ERNSTIGE
SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
HUID, WANNEER HIJET LANG EN DA-
GELIJKS WORDT GEBRUIKT.
13
1 General rules / 1 Algemene normen
WASH YOUR HANDS CAREFULLY
AFTER HANDLING OIL.
HAND THE OIL OVER TO OR HAVE IT
COLLECTED BY THE NEAREST USED
OIL RECYCLING COMPANY OR THE
SUPPLIER.
DO NOT DISPOSE OF OIL IN THE EN-
VIRONMENT
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
MEN RAADT AAN OM DE HANDEN
ZORGVULDIG TE WASSEN NA HET
HANTEREN VAN OLIE.
BEZORG HEM AAN OF LAAT HEM OP-
HALEN DOOR HET DICHTSTBIJZIJN-
DE RECYCLEBEDRIJF VAN GE-
BRUIKTE OLIES OF DOOR DE
LEVERANCIER.
LOOS DE OLIE NIET IN HET MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
Brake and clutch fluid
Brake and clutch fluid
BRAKE AND CLUTCH FLUIDS CAN
DAMAGE THE PLASTIC OR RUBBER
PAINTED SURFACES. WHEN SERVIC-
ING THE BRAKING SYSTEM OR THE
CLUTCH SYSTEM, PROTECT THESE
COMPONENTS WITH A CLEAN
CLOTH. ALWAYS WEAR PROTEC-
TIVE GOGGLES WHEN SERVICING
THESE SYSTEMS. BRAKE AND
CLUTCH FLUIDS ARE EXTREMELY
HARMFUL FOR YOUR EYES. IN THE
EVENT OF ACCIDENTAL CONTACT
WITH THE EYES, RINSE THEM IMME-
DIATELY WITH ABUNDANT COLD,
Rem- en koppelingsvloeistof
Rem- en koppelingsvloeistof
DE REM- EN KOPPELINGSVLOEI-
STOFFEN KUNNEN DE GELAKTE,
PLASTIC OF RUBBEREN OPPER-
VLAKKEN BESCHADIGEN. WAN-
NEER MEN HET ONDERHOUD VAN
DE REM- OF KOPPELINGSINSTALLA-
TIE UITVOERT, BESCHERMT MEN DE-
ZE ONDERDELEN MET EEN SCHONE
DOEK. DRAAG STEEDS EEN BE-
SCHERMENDE BRIL WANNEER MEN
HET ONDERHOUD VAN DE INSTAL-
LATIES UITVOERT. DE REM- EN KOP-
PELINGSVLOEISTOFFEN ZIJN UI-
TERST SCHADELIJK VOOR DE
OGEN. IN GEVAL VAN TOEVALLIG
14
1 General rules / 1 Algemene normen
CLEAN WATER AND SEEK MEDICAL
ADVICE.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN.
CONTACT MET DE OGEN, SPOELT
MEN ONMIDDELLIJK MET OVER-
VLOEDIG KOUD EN REIN WATER, EN
RAADPLEEGT MEN ONMIDDELLIJK
EEN ARTS.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
Battery hydrogen gas and
electrolyte
CAUTION
BATTERY ELECTROLYTE IS TOXIC,
CORROSIVE AND AS IT CONTAINS
SULPHURIC ACID, IT CAN CAUSE
BURNS WHEN IN CONTACT WITH
THE SKIN. WHEN HANDLING BAT-
TERY ELECTROLYTE, WEAR TIGHT-
FITTING GLOVES AND PROTECTIVE
APPAREL. IF THE ELECTROLYTIC
FLUID COMES INTO CONTACT WITH
THE SKIN, RINSE WELL WITH ABUN-
DANT FRESH WATER. IT IS PARTIC-
ULARLY IMPORTANT TO PROTECT
YOUR EYES AS EVEN TINY AMOUNTS
OF BATTERY ACID MAY CAUSE
BLINDNESS. IF THE FLUID GETS INTO
CONTACT WITH YOUR EYES, WASH
WITH ABUNDANT WATER FOR FIF-
TEEN MINUTES AND CONSULT AN
EYE SPECIALIST IMMEDIATELY. IF
Elektrolyt en waterstofgas van
de accu
LET OP
DE ELEKTROLYT VAN DE ACCU IS
GIFTIG EN BIJTEND, EN IN CONTACT
MET DE HUID KAN HET BRANDWON-
DEN VOORZAKEN OMDAT HET ZWA-
VELZUUR BEVAT. DRAAG NAUW-
SLUITENDE HANDSCHOENEN EN
BESCHERMENDE KLEDING WAN-
NEER MEN HET ELEKTROLYT VAN
DE ACCU HANTEERT. WANNEER DE
ELEKTROLYTVLOEISTOF IN CON-
TACT ZOU KOMEN MET DE HUID,
MOET MEN OVERVLOEDIG WASSEN
MET KOUD WATER. HET IS ZEER BE-
LANGRIJK OM DE OGEN TE BE-
SCHERMEN, OMDAT OOK EEN ZEER
KLEINE HOEVEELHEID ZUUR VAN DE
ACCU BLINDHEID KAN VEROORZA-
KEN. WANNEER HET IN CONTACT
ZOU KOMEN MET DE OGEN, MOET
15
1 General rules / 1 Algemene normen
THE FLUID IS ACCIDENTALLY SWAL-
LOWED, DRINK LARGE QUANTITIES
OF WATER OR MILK, FOLLOWED BY
MILK OF MAGNESIA OR VEGETABLE
OIL AND SEEK MEDICAL ADVICE IM-
MEDIATELY. THE BATTERY RELEA-
SES EXPLOSIVE GASES; KEEP IT
AWAY FROM FLAMES, SPARKS, CIG-
ARETTES OR ANY OTHER HEAT
SOURCE. ENSURE ADEQUATE VEN-
TILATION WHEN SERVICING OR RE-
CHARGING THE BATTERY.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
BATTERY LIQUID IS CORROSIVE. DO
NOT POUR OR SPILL IT, PARTICU-
LARLY ON PLASTIC COMPONENTS.
ENSURE THAT THE ELECTROLYTIC
ACID IS COMPATIBLE WITH THE BAT-
TERY TO BE ACTIVATED.
MEN OVERVLOEDIG WASSEN MET
WATER VOOR ONGEVEER VIJFTIEN
MINUTEN, EN ONMIDDELLIJK EEN
OOGARTS RAADPLEGEN. WANNEER
HET TOEVALLIG ZOU WORDEN INGE-
SLIKT, MOET MEN VEEL WATER OF
MELK DRINKEN, DAARNA MAGNE-
SIUMMELK OF VEGETALE OLIE
DRINKEN, EN ONMIDDELLIJK EEN
ARTS RAADPLEGEN. DE ACCU VER-
SPREIDT EXPLOSIEVE GASSEN EN
MOET DUS UIT DE BUURT WORDEN
GEHOUDEN VAN VLAMMEN, VON-
KEN, SIGARETTEN EN ELKE ANDERE
WARMTEBRON. VOORZIE EEN GE-
PASTE VERLUCHTING WANNEER
MEN ONDERHOUD OF HET OPLADEN
VAN DE ACCU UITVOERT.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
DE VLOEISTOF VAN DE ACCU IS
CORROSIEF. GIET ZE NIET UIT EN
VERSPREIDT ZE NIET, VOORAL NIET
OP DE PLASTIC DELEN. CONTRO-
LEER OF HET ELEKTROLYTZUUR
SPECIFIEK VOOR DE TE ACTIVEREN
ACCU IS.
16
1 General rules / 1 Algemene normen
Stand
BEFORE SETTING OFF, MAKE SURE
THE STAND HAS BEEN COMPLETELY
RETRACTED TO ITS POSITION.
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
Standaard
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN OF DE STANDAARD VOLLEDIG
INGEKLAPT IS.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
Reporting of defects that
affect safety
Unless otherwise specified in this Use
and Maintenance Booklet, do not remove
any mechanical or electrical component.
CAUTION
SOME CONNECTORS IN THE VEHI-
CLE MAY BE ACCIDENTALLY SWAP-
PED AND MAY COMPROMISE NOR-
MAL VEHICLE OPERATION IF INCOR-
RECTLY INSTALLED.
Communicatie van de
defecten die invloed hebben
op de veiligheid
Behalve waar gespecificeerd wordt in dit
Gebruiks- en onderhoudsboekje, mag
geen enkel mechanisch of elektrisch on-
derdeel gedemonteerd worden.
LET OP
SOMMIGE CONNECTOREN VAN HET
VOERTUIG KUNNEN VERWISSELD
WORDEN, EN WANNEER ZE FOUT
GEMONTEERD WORDEN, KUNNEN
ZE DE NORMALE WERKING VAN HET
VOERTUIG SCHADEN.
17
1 General rules / 1 Algemene normen
18
1 General rules / 1 Algemene normen
SL 750
SHIVER ABS
Chap. 02
Vehicle
Hst. 02
Voertuing
19
02_01
20
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_02
Arrangement of the main
components (02_02)
Key:
1. Left side fairing
2. Front left turn indicator
3. Clutch fluid reservoir
4. Left rear-view mirror
5. Battery
6. Glove-box / toolkit
7. Main fuses
8. Auxiliary fuses
9. ABS fuses
10. Saddle
Plaats van de
hoofdcomponenten (02_02)
Legende:
1. Linker zijplaatje
2. Linker richtingaanwijzer voor-
aan
3. Vloeistoftank van de koppeling
4. Linker achteruitkijkspiegeltje
5. Accu
6. Documentenruimte / gereed-
schapskit
7. Hoofdzekeringen
8. Secundaire zekeringen
21
2 Vehicle / 2 Voertuing
11. Rear light
12. Rear left turn indicator
13. Glove-box / toolkit lock
14. Left passenger footrest (snap-
on, closed / open)
15. Rear fork
16. Drive chain
17. Left rider footrest
18. Side stand
19. Gear shift lever
20. Control unit
21. Horn
22. Front left brake disc
23. Rear right turn indicator
24. License plate holder light
25. Fuel tank cap
26. Fuel tank
27. Left rear-view mirror
28. Front brake fluid reservoir
29. Front right turn indicator
30. Expansion tank cap
31. Front headlamp
32. Expansion tank
33. Front tone wheel
34. Front right brake disc
35. Front ABS sensor
36. Air filter
37. ABS control unit
38. Engine oil filter
39. Engine oil plug
40. Engine oil level
41. Rear brake control lever
42. Right rider footrest
43. Rear brake pump
44. Rear ABS sensor
45. Rear tone wheel
46. REAR BRAKE DISC
47. Rear shock absorber
9. Zekeringen ABS
10. Zadel
11. Achterlicht
12. Linker richtingaanwijzer achter-
aan
13. Slot van de documentenruimte /
gereedschapskit
14. Linker voetensteun van de pas-
sagier (met kliksysteem, geslo-
ten / open)
15. Achtervork
16. Transmissieketting
17. Linker voetensteun van de be-
stuurder
18. Laterale standaard
19. Commandohendel voor het
schakelen
20. Centrale
21. Akoestische melder
22. Voorste schijfrem links
23. Rechter richtingaanwijzer ach-
teraan
24. Nummerplaatlicht
25. Dop van de brandstoftank
26. Brandstoftank
27. Linker achteruitkijkspiegeltje
28. Vloeistoftank van de voorrem
29. Rechter richtingaanwijzer voor-
aan
30. Dop van het expansievat
31. Voorlicht
32. Expansievat
33. Voorste geluidswiel
34. Voorste schijfrem rechts
35. Sensor ABS vooraan
36. Luchtfilter
37. Centrale ABS
38. Filter van de motorolie
22
2 Vehicle / 2 Voertuing
48. Right passenger footrest (snap-
on, closed / open)
49. Rear brake fluid reservoir
39. Dop van de motorolie
40. Peil van de motorolie
41. Commandohendel van de ach-
terrem
42. Rechter voetensteun van de be-
stuurder
43. Pomp van de achterrem
44. Sensor ABS achteraan
45. Achterste geluidswiel
46. Achterste schijfrem
47. Achterste schokdemper
48. Rechter voetensteun van de
passagier (met kliksysteem, ge-
sloten / open)
49. Vloeistoftank van de achterrem
23
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_03
Dashboard (02_03)
Instrument panel / controls location
key
1. Clutch control lever
2. Ignition switch /steering lock
3. Instrument panel
4. Front brake lever
5. Throttle grip
6. High-beam flashing switch
7. MODE Control
8. Turn indicator control
9. Horn button
10. Hazard
Legenda (02_03)
Legende en plaats van de comman-
do's / instrumenten
1. Commandohendel van de kop-
peling
2. Schakelaar van de ontsteking /
stuurslot
3. Dashboard
4. Hendel van de voorrem
5. Gashandvat
6. Drukknop voor het knipperen
van het groot licht
7. Commando MODE
24
2 Vehicle / 2 Voertuing
11. Starter / engine stop / mapping
selection button
8. Commando van de richtingaan-
wijzers
9. Drukknop van de akoestische
melder
10. Hazard
11. Startknop / stop motor / selectie
lokalisaties
02_04
25
2 Vehicle / 2 Voertuing
Instrument panel (02_04)
Key:
1. Rpm indicator
2. Multifunctional digital display
3. Warning lights
Instrumenten (02_04)
Legende:
1. Toerenteller
2. Digitaal multifunctioneel display
3. Controlelampen
The instrument panel has an immobilizer
which prevents start-up in case the sys-
tem does not identify a key which has
been programmed before.
The vehicle is supplied with two keys al-
ready programmed. The instrument pan-
el accepts a maximum of four keys at the
same time: contact an Official aprilia
Dealer to enable these keys or to disable
a key that has been lost. When the vehi-
cle is delivered and approximately ten
seconds after the key is set to ON, the
instrument panel requests a personal
five-digit code to be entered. This request
is no longer displayed once the personal
code is entered. For code entering pro-
cedure, see the CODE MODIFICATION
section
It is important to remember the per-
sonal code because:
the vehicle can be started if
the immobilizer system is
faulty
the instrument panel need not
be replaced should the igni-
tion switch be changed
new keys can be programmed
Het dashboard heeft een immobilizer die
de start belet wanneer het systeem de
sleutel die eerder werd opgeslagen niet
herkent.
Bij het voertuig worden twee reeds opge-
slagen sleutels geleverd. Het dashboard
aanvaardt tegelijkertijd maximum vier
sleutels: voor hun activering of voor het
desactiveren van een verloren sleutel,
moet men zich wenden tot een Officiële
aprilia Dealer. Wanneer het voertuig
wordt overhandigd, zal ongeveer 10 se-
conden lang na het draaien van de sleutel
in positie ON het dashboard vragen om
een persoonlijke code van vijf cijfers in te
voeren. Deze vraag zal niet meer worden
weergegeven nadat de persoonlijke code
werd ingevoerd. Voor de procedure van
het invoeren van de code moet de para-
graaf WIJZIGING VAN DE CODE ge-
raadpleegd worden
Het is belangrijk om de persoonlijke
code te herinneren, omdat deze dient
voor het volgende:
het starten van het voertuig
wanneer de werking van het
immobilizersysteem defect is
26
2 Vehicle / 2 Voertuing
het vermijdt de vervanging
van het dashboard wanneer
de ontstekingsschakelaar
moet vervangen worden
het opslaan van nieuwe sleu-
tels
02_05
Light unit (02_05)
Key:
1. High-beam warning light, blue
2. Left turn indicator warning light,
green
3. General warning light, red
4. Gear in neutral warning light,
green
5. Side stand lowered warning
light, amber yellow
6. ABS warning light, red
7. Right turn indicator warning
light, green
8. Low fuel warning light, amber
yellow
Groep controlelampjes
(02_05)
Legende:
1. Controlelamp van het groot licht,
blauw
2. Controlelamp van de linker rich-
tingaanwijzer, groen
3. Controlelamp algemene War-
ning, rood
4. Controlelamp van de versnelling
in vrij, groen
5. Controlelamp van de laterale
standaard uitgeklapt, amber-
geel
6. Controlelamp ABS, rood
7. Controlelamp van de rechter
richtingaanwijzer, groen
8. Controlelamp van de brandstof-
reserve, ambergeel
27
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_06
02_07
Digital lcd display (02_06,
02_07, 02_08, 02_09, 02_10,
02_11, 02_12)
By turning the ignition key to
'KEY ON', the following indica-
tors on the instrument panel are
lit for two seconds:
- The 'SHIVER' logo
- All warning lights
The rpm indicator pointer moves
to then go back to its initial po-
sition.
Digitaal display (02_06, 02_07,
02_08, 02_09, 02_10, 02_11,
02_12)
Door de ontstekingssleutel in
positie 'KEY ON' te draaien,
wordt op het dashboard het vol-
gende weergegeven voor twee
seconden:
- Het logo 'SHIVER'
- Alle controlelampen
De wijzer van de toerenteller
verplaatst zich en keert daarna
terug naar de beginpositie.
02_08
The general layout of the screen dis-
played for the user is the following:
- ambient temperature;
- clock;
- Selected mapping;
- speedometer;
- odometer, trip journal or additional func-
tions.
De algemene schikking van het beeld-
scherm dat verschijnt is de volgende:
- Omgevingstemperatuur;
- Klok;
- geselecteerde lokalisatie;
- snelheidsmeter;
- hodogram, boordjournaal of accessoi-
refuncties.
28
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_09
The following functions are dis-
played at the top of the instru-
ment panel:
MODE 1
- gear engaged: as this values should be
calculated, it is displayed with a slight de-
lay, only while riding and when the clutch
is not pulled
- clock (displayed in 24 or 12 hours mode
without AM / PM indication)
- ambient temperature measurement
(displayed in °C or °F)
MODE 2
- revolution and time per revolution
The following functions are dis-
played in the central area:
- speed (speedometer)
- engine temperature bar
The following functions are dis-
played at the bottom:
- total odometer
- trip computer data
- possible alarms
Bovenaan het dashboard wor-
den de volgende functies weer-
gegeven:
MODALITEIT 1
- versnelling ingeschakeld: dit is een be-
rekende waarde, en wordt dus enkel
weergegeven, met een lichte vertraging,
wanneer het voertuig in versnelling ge-
schakeld is en wanneer de koppeling niet
ingeknepen is
- klok (bruikbaar in de modaliteit H24, en
in modaliteit H12 zonder aanduiding AM /
PM)
- meting van de omgevingstemperatuur
(in °C of in °F)
MODALITEIT 2
- ronde en tijd per ronde
Op het centrale deel worden de
volgende functies getoond:
- snelheid (snelheidsmeter)
- balk van de motortemperatuur
Op het onderste deel worden de
volgende functies getoond:
- hodogram totaal
- gegevens van de boordcomputer
- eventuale alarmen
29
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_10
Two kilometres after the low fuel warning
light turns on, the kilometres travelled
with low fuel are shown on the digital dis-
play.
2 km na de aanschakeling van de con-
trolelamp van de brandstofreserve ver-
schijnt op het digitaal display de aandui-
ding van het aantal afgelegde km in
reserve.
When active, it is no longer displayed af-
ter pressing one of the joystick controls
and is displayed again after 60 seconds.
Wanneer deze actief is, verdwijnt ze bij
het drukken op één van de commando's
van de joystick en verschijnt ze weer na
60 seconden.
If the vehicle is using the fuel reserve, the
warning light turns on 60 seconds after
"KEY ON".
Wanneer het voertuig zich in reserve be-
vindt, licht de controlelamp 60 seconden
na "KEY ON" op.
02_11
When the external temperature is below
or equal to 3°C (37°F), the display shows
the ice alarm icon.
When the threshold of the maintenance
intervals is exceeded, an icon with a
spanner is shown. Scheduled mainte-
nance operations carried out only by an
authorised aprilia dealer or workshop can
deactivate this indication.
The "spanner" icon flashes for five sec-
onds when the key is set to "KEY ON" and
Wanneer de buitentemperatuur lager of
gelijk is aan 3°C (37°F), verschijnt het ijs-
symbool op het display.
Wanneer de limieten van de onderhouds-
intervals worden overschreden, ver-
schijnt een icoon met het symbool van de
engelse sleutel. Wanneer de geprogram-
meerde onderhoudshandelingen bij de
dealers en geautoriseerde aprilia gara-
ges worden uitgevoerd, kan deze aan-
duiding geëlimineerd worden.
30
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_12
less than 300 km before the scheduled
maintenance deadline.
With the key set to "KEY OFF" the gen-
eral alarm warning light flashes to indi-
cate the activation of the locking system.
To minimise battery consumption the
light stops flashing after 48 hours.
Wanneer de sleutel in de positie "KEY
ON" wordt gedraaid en er ontbreken
300km tot het uitvoeren van het gepro-
grammeerd onderhoud, knippert de
icoon met de "engelse sleutel" voor vijf
seconden.
Met de sleutel in positie "KEY OFF" knip-
pert de controlelamp van het algemeen
alarm om de activering van het immobili-
zersysteem te melden. Om het verbruik
van de accu te veminderen, houdt het
knipperen op na 48 uren.
02_13
Alarms (02_13, 02_14, 02_15,
02_16, 02_17, 02_18)
In case of failure, a different icon is dis-
played according to the cause at the bot-
tom of the display.
Take your vehicle as soon as possible to
an Official aprilia Dealer.
SERVICE ALARM
In case of failure found in the instrument
panel or in the electronic control unit, the
instrument panel signals the failure by
displaying the SERVICE icon and the red
general warning light comes on.
Alarmen (02_13, 02_14, 02_15,
02_16, 02_17, 02_18)
Wanneer een onregelmatigheid gedetec-
teerd wordt, wordt op het onderste deel
van het display een icoon weergegeven
die verschilt afhankelijk van de oorzaak.
Men moet zich onmiddellijk tot een Offi-
ciële aprilia Dealer wenden.
ALARM SERVICE
Wanneer een onregelmatigheid gedetec-
teerd wordt door het dashboard of de
elektronische centrale, meldt het dash-
board de onregelmatigheid door de icoon
SERVICE weer te geven en door het op-
lichten van de rode controlelamp van het
algemeen alarm
31
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_14
If there is an immobilizer failure at igni-
tion, the instrument panel requests you to
enter a user code. If the code is entered
correctly, the instrument panel signals
the failure by displaying the SERVICE
icon and the red general warning light
comes on.
URGENT SERVICE ALARM
A serious failure is signalled by a fast
flashing (two flashes per second) of the
general warning light and by the UR-
GENT and SERVICE words alternately
being shown on the digital display. Take
your vehicle as soon as possible to an
Official aprilia Dealer. In these cases, the
control unit activates a safety procedure
that limits the vehicle performance so that
the rider is able to reach an Official apri-
lia Dealer at low speed. According to the
type of failure, performance can be limi-
ted in two ways: a) by reducing the max-
imum torque produced; b) by keeping the
engine at idle speed but slightly acceler-
ated (during this operation, the throttle
control is disabled).
Wanneer bij de ontsteking een onregel-
matigheid van de immobilizer wordt ge-
detecteerd, vraagt het dashboard om de
code van de gebruiker in te voeren Wan-
neer de code correct wordt ingevoerd,
meldt het dashboard de onregelmatig-
heid door het symbool SERVICE weer te
geven en door het oplichten van de rode
controlelamp van het algemeen alarm.
ALARM URGENT SERVICE
Een ernstige onregelmatigheid wordt ge-
meld door het snel knipperen (twee knip-
peringen per seconde) van de controle-
lamp van het algemeen alarm, en door de
afwisselende weergave van de opschrif-
ten URGENT en SERVICE op het digitaal
display. Men moet zich onmiddellijk tot
een Officiële aprilia Dealer wenden. In
deze gevallen activeert de centrale een
veiligheidsprocedure door de prestaties
van het voertuig te beperken, zodat met
beperkte snelheid de Officiële aprilia
Dealer kan bereikt worden. Naargelang
het type van onregelmatigheid kunnen de
prestaties op twee manieren beperkt
worden: a) door het maximum geleverde
koppel te verminderen; b) door de motor
aan een toerental te houden dat iets ho-
ger is dan het minimum (tijdens deze
werking wordt het gascommando gedes-
activeerd).
32
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_15
Air temperature sensor failure
In case of air temperature sensor failure,
this alarm is signalled on the instrument
panel by displaying the fixed "--" symbol
where the temperature indicator general-
ly is. In this case the red general warning
light does not turn on.
Oil failure
In case of failing oil pressure or oil pres-
sure sensor failure, the bulb and the red
general warning light turn on the instru-
ment panel.
Onregelmatigheid van de tempera-
tuursensor van de lucht
In geval van een onregelmatigheid van
de temperatuursensor van de lucht,
wordt het alarm op het dashboard vast
weergegeven met het symbool "-" op de
plaats van de aanduiding van de tempe-
ratuur. In dit geval licht de rode controle-
lamp van het algemeen alarm niet op.
Onregelmatigheid olie
In geval van een onregelmatigheid van
de oliedruk of de sensor van de oliedruk,
meldt het dashboard de onregelmatig-
heid met een ampul en het oplichten van
de rode controlelamp van het algemeen
alarm.
02_16
Engine overheating alarm
The engine overheating alarm is activa-
ted when the temperature is higher than
or equal to 110 °C (230 °F). The red gen-
eral warning light turns on and the ther-
mometer icon flashes on the display to
signal this condition.
Alarm oververhitting van de motor
Het alarm van de oververhitting van de
motor wordt geactiveerd wanneer de
temperatuur gelijk of hoger is dan 110 °C
(230 °F), en dit wordt gemeld door het
oplichten van de rode controlelamp van
het algemeen alarm en door het knippe-
ren van de icoon van de thermometer op
het display.
33
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_17
Electronic control unit disconnected
alarm
In case no connection is detected, the
disconnection icon is displayed on the in-
strument panel and the red general warn-
ing light turns on to signal this condition.
Alarm elektronische centrale niet ver-
bonden
Wanneer de afwezigheid van de verbin-
ding wordt gedetecteerd, meldt het dash-
board de onregelmatigheid door het sym-
bool van het niet verbonden zijn weer te
geven en door het oplichten van de rode
controlelamp van het algemeen alarm.
02_18
Turn indicator alarms
When the instrument panel detects a fail-
ing turn indicator, the turn indicator warn-
ing light flashes twice as fast and the
problem is signalled on the digital display.
Alarmen richtingaanwijzers
Wanneer het dashboard het stukgaan
van de richtingaanwijzers detecteert,
knippert de controlelamp van de richting-
aanwijzers eens zo snel, en verschijnt de
aanduiding op het digitaal display.
02_19
Mapping selection (02_19,
02_20, 02_21)
The engine control unit foresees 3 differ-
ent "mapping" variants to manage the
electronic throttle grip, which are dis-
played as seen in the upper left section
of the instrument panel digital display:
T is the TOURING mapping
S is the SPORT mapping
R is the RAIN mapping
Selectie lokalisaties (02_19,
02_20, 02_21)
De centrale voor de besturing van de mo-
tor voorziet 3 verschillende "lokalisaties"
van de besturing van de elektronische
gashendel, die als volgt worden weerge-
geven bovenaan links op het digitale dis-
play op het dashboard:
T voor de lokalisatie TOURING
S voor de lokalisatie SPORT
R voor de lokalisatie RAIN
34
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_20
02_21
The TOURING mode has been thought
for smooth tourist riding.
In the SPORT mode you get more accel-
eration; this variant has been thought for
a sporting use of the vehicle.
CAUTION
ONLY EXPERT RIDERS, RIDING ON
ROADS WITH GOOD GRIP ARE AD-
VISED TO USE THIS MODE. IT IS NOT
RECOMMENDED FOR WET SURFA-
CES AND/OR ROADS WITH LOW
GRIP.
De modaliteit TOURING werd bedacht
voor een toeristisch gebruik van het voer-
tuig.
De modaliteit SPORT is reactiever, en
werd bedacht voor een sportief gebruik
van het voertuig.
LET OP
HET GEBRUIK VAN DEZE MODALI-
TEIT WORDT AANGERADEN VOOR
ERVAREN MOTORRIJDERS EN OP
WEGEN MET EEN GOEDE WEGLIG-
GING. HET GEBRUIK OP NATTE WE-
GEN EN/OF MET EEN SLECHTE WEG-
LIGGING WORDT AFGERADEN.
The RAIN mode has been thought for rid-
ing on wet surfaces or roads with low grip.
The system reduces the maximum torque
supplied by the engine and smoothly de-
livers it so as to prevent loss of grip. In
this mode, the scooter performance is
limited, and therefore, the maximum
speed cannot be reached.
THIS IS NOT AN ANTI-SKID DEVICE.
BE EXTREMELY CAUTIOUS WHEN
RIDING ON ROADS WITH LOW GRIP.
De modaliteit RAIN werd bedacht voor
het gebruik van het voertuig op natte we-
gen of met een slechte wegligging. Het
systeem vermindert het maximale koppel
dat geleverd wordt door de motor maar
geeft het op een zachte manier, zodat
een betere grip verkregen wordt. In deze
modaliteit worden de prestaties van de
motor beperkt, en kan de maximum snel-
heid dus niet bereikt worden.
HET IS GEEN ANTI-SLIPMECHANIS-
ME, EN ER WORDT DUS AANGERA-
35
2 Vehicle / 2 Voertuing
Push the starter button to go through the
different mappings. Five seconds after
the engine is started, this button can be
used as a mapping selection button.
CAUTION
THE MAPPING SELECTION PROCESS
IS ACTIVE EVEN IF THE SCOOTER IS
IN MOTION, BUT ONLY IF THE EN-
GINE IS RUNNING AND THE THROT-
TLE CONTROL UNTWISTED.
DEN OM ZEER GOED OP TE LETTEN
OP WEGEN MET EEN SLECHTE WEG-
LIGGING.
De overgang naar de verschillende loka-
lisaties gebeurt door middel van de in-
werkingstelling van de startknop, die 5
sec na de start van de motor de functie
van selectieknop voor de lokalisaties
aanneemt.
LET OP
DE SELECTIEPROCEDURE VAN DE
LOKALISATIES IS EVENEENS ACTIEF
MET DE MOTOR IN WERKING, MAAR
ENKEL MET GESTARTE MOTOR EN
WANNEER GEEN GAS GEGEVEN
WORDT.
To change mappings, proceed as fol-
lows:
press the button once and the
symbol for the mapping current-
ly being used is shown "in neg-
ative" on the display
press the button a second time,
and within 1.5 seconds from the
first pressing, the next mapping
is selected and highlighted "in
negative" on the display. If more
than 1.5 seconds elapse and the
button is not pressed again (the
next mapping is otherwise se-
lected) and without twisting the
throttle control, the new map-
ping is highlighted "in positive"
on the display. This means that
Om de lokalisatie te wijzigen, moet als
volgt gehandeld worden:
wanneer voor de eerste keer op
de knop gedrukt wordt, wordt
het symbool van de actueel toe-
gepaste lokalisatie "in negatief"
weergegeven op het display
wanneer binnen 1,5 seconden
voor een tweede keer op de
knop gedrukt wordt, wordt de
volgende lokalisatie geselec-
teerd die steeds negatief wordt
weergegeven op het display.
Wanneer meer dan 1,5 sec ver-
strijken zonder dat op de knop
gedrukt wordt (anders wordt de
volgende lokalisatie geselec-
teerd) en zonder gas te geven,
36
2 Vehicle / 2 Voertuing
the new mapping is applied for
all practical purposes.
CAUTION
IN CASE THE THROTTLE GRIP IS
TWISTED WHEN THE NEW MAPPING
CHOSEN IS HIGHLIGHTED "IN NEGA-
TIVE" ON THE DISPLAY, HENCE
STILL BEING ACCEPTED BY THE
ECU, THE NEW MAPPING SELECTED
STARTS FLASHING "IN POSITIVE" ON
THE DISPLAY, BUT WILL NOT BE AC-
TUALLY APPLIED UNLESS THE
THROTTLE CONTROL IS RELEASED.
wordt de nieuwe lokalisatie "in
positief" weergegeven op het
display, en wordt deze dus ef-
fectief als nieuwe lokalisatie toe-
gepast.
LET OP
WANNEER OP HET DISPLAY DE
NIEUWE LOKALISATIE NOG IN NEGA-
TIEF WORDT WEERGEGEVEN, DUS
ZICH NOG IN DE FASE VAN DE AAN-
VAARDING DOOR DE CENTRALE BE-
VINDT, EN HET GASCOMMANDO
WORDT BEDIEND, BEGINT DE NIEUW
GEKOZEN LOKALISATIE IN POSITIEF
TE KNIPPEREN OP HET DISPLAY,
MAAR WORDT NOG NIET EFFECTIEF
TOEGEPAST TOT HET GASCOMMAN-
DO WORDT LOSGELATEN.
37
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_22
Control buttons (02_22, 02_23,
02_24, 02_25)
Trip journal 1 and 2
There are two trip journals available.
Press and hold down the MODE control
to the left to select the TRIP JOURNAL 1;
icon "1" on the DIGITAL DISPLAY turns
on.
Press and hold down the MODE control
to the right to select the TRIP JOURNAL
2; icon "2" on the DIGITAL DISPLAY
turns on.
In each journal, each time the MODE
control is briefly pressed to the right or
left, the following information is displayed
in sequence:
TOTAL ODOMETER
TRIP ODOMETER
TRAVELLING TIME
MAXIMUM SPEED
MEAN SPEED
AVERAGE FUEL CONSUMPTION
CURRENT FUEL CONSUMPTION
MENU (only with the vehicle at a stand-
still)
With the following options: TRIP ODOM-
ETER, TRAVELLING TIME, MAXIMUM
SPEED, MEAN SPEED, AVERAGE
FUEL CONSUMPTION, press and hold
Commandoknoppen (02_22,
02_23, 02_24, 02_25)
Boordjournaal 1 en 2
Er zijn twee boordjournaals aanwezig.
Met een lange druk op het commando
MODE naar links, wordt het BOORD-
JOURNAAL 1 geselecteerd, en licht de
icoon "1" op het DIGITAAL DISPLAY op.
Met een lange druk op het commando
MODE naar rechts, wordt het BOORD-
JOURNAAL 2 geselecteerd, en licht de
icoon "2" op het DIGITAAL DISPLAY op.
In elk journaal wordt bij elke korte druk
van het commando MODE naar rechts of
naar links achtereenvolgens de volgende
informatie weergegeven:
HODOMETER TOTAAL
HODOMETER PARTIEEL
TIJDSDUUR
MAXIMUM SNELHEID
GEMIDDELDE SNELHEID
GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK
ONMIDDELLIJK BRANDSTOFVER-
BRUIK
MENU (enkel wanneer het voertuig stil-
staat)
Bij de volgende trefwoorden: HODOME-
TER PARTIEEL, TIJDSDUUR, MAXI-
MUM SNELHEID, GEMIDDELDE SNEL-
38
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_23
down the central key to reset all the indi-
cations stored in the active TRIP JOUR-
NAL.
HEID, GEMIDDELD BRANDSTOFVER-
BRUIK wist een korte druk op de centrale
toets alle aanduidingen die opgeslagen
werden in het actieve BOORDJOUR-
NAAL.
02_24
At zero speed, when the display shows
the MENU, press and hold down the cen-
tral button to access the instrument panel
advanced functions.
Wanneer de snelheid nul is en wanneer
het beeldscherm MENU verschijnt, geeft
een lange druk op de centrale toets toe-
gang tot de geavanceerde functies van
het dashboard.
39
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_25
CHRONOMETER
To use the chronometer, select the
CHRONOMETER function from the
MENU of the instrument panel advanced
functions.
The chronometer is shown at the top of
the digital display instead of the gear,
clock and ambient temperature indica-
tors.
With the vehicle in motion the chronom-
eter functioning is controlled by means of
the MODE control central button.
Press the central button briefly to start the
chronometer. Timekeeping starts when
the button is pressed. If the button is
pressed again within 10 seconds after
starting timekeeping, the chronometer is
reset. After that time, and if the button is
pressed again, the data is stored and the
next timekeeping begins.
Timekeeping is cancelled by pressing
and holding down the central button, or
when speed goes back to zero; the dis-
play shows the last timekeeping. Time-
keeping starts again following the steps
described above.
After storing 40 times, this function is
over. A new series of timekeeping can be
started again only after deleting previous
times stored by means of the MENU of
the instrument panel advanced functions.
CHRONOMETER
Om de chronometer te gebruiken, moet
de functie CHRONOMETER geselec-
teerd worden in het MENU van de ge-
avanceerde functies van het dashboard.
De chronometer zal bovenaan het digi-
taal display verschijnen, en vervangt de
aanduiding van de versnelling, de klok en
de omgevingstemperatuur.
Wanneer het voertuig in beweging is,
wordt de werking van de chronometer ge-
controleerd door de centrale toets van
het commando MODE.
De start van de chronometer wordt uitge-
voerd met een korte druk op de centrale
toets. De eerste druk doet de tijdmeting
starten. Wanneer men nog drukt tijdens
de eerste 10 seconden na het begin van
de tijdmeting, herbegint de chronometer
vanaf nul. Na deze periode zal bij een
volgende druk het gegeven opgeslagen
worden, en zal de volgende meting star-
ten.
Met een lange druk op de centrale toets
of wanneer de snelheid terugkeert naar
nul, wordt de meting geannuleerd, en op
het display verschijnt de laatste meting.
De sessie start weer zoals hierboven
werd beschreven.
Na de verwerving van 40 tijdmetingen,
stopt de verwerving. Een nieuwe sessie
tijdmetingen kan enkel hernomen worden
wanneer de eerder uitgevoerde metingen
40
2 Vehicle / 2 Voertuing
gewist worden met het MENU van de ge-
avanceerde functies van het dashboard.
02_26
Advanced functions (02_26,
02_27, 02_28, 02_29, 02_30,
02_31)
MENU
The configuration menu can be opened
from the menu screen and consists of the
following options:
- EXIT
- SETTINGS
- CHRONOMETER
- DIAGNOSIS
- LANGUAGES.
Geavanceerde functies
(02_26, 02_27, 02_28, 02_29,
02_30, 02_31)
MENU
Het configuratiemenu, dat rechtstreeks
vanaf het beeldscherm van het menu kan
bereikt worden, bestaat uit de volgende
trefwoorden:
- EXIT
- INSTELLINGEN
- CHRONOMETER
- DIAGNOSTIEK
- TALEN.
SETTINGS
The SETTINGS menu consists of the fol-
lowing options:
- EXIT
- TIME ADJUSTMENT
- GEAR SHIFT
- BACKLIGHTING
- CODE CHANGE
INSTELLINGEN
Het menu van de INSTELLINGEN be-
staat uit de volgende trefwoorden:
- EXIT
- REGELING VAN HET UUR
- SCHAKELEN
- RETROVERLICHTING
- WIJZIGING VAN DE CODE
41
2 Vehicle / 2 Voertuing
- CODE RESET
- °C / °F
- 12/24 h
The functions of the settings menu are
indicated in the following sections.
Once the operation is finished, the instru-
ment panel goes back to the main menu.
- HERSTELLING VAN DE CODE
- °C/°F
- 12/24 h
De functies van het menu van de instel-
lingen worden aangeduid in de volgende
paragrafen.
Na het beëindigen van de handeling
keert het display terug naar het hoofdme-
nu.
TIME ADJUSTMENT
The clock can be programmed with this
option. The message "CLOCK ADJUST-
MENT" is shown on the main display .
The minutes indicator is no longer dis-
played when this function is activated;
only the hours indicator is shown. Each
time the MODE selector is pressed to the
right, the hour value increases; likewise,
each time the MODE selector is pressed
to the left, the hour value decreases.
Press the MODE selector central part to
store the set value and to shift to minute
adjustment.
The minute indicator is no longer dis-
played when this function is activated;
only the hour indicator is shown. Each
time the MODE selector is pressed to the
right, the minute value increases; like-
wise, each time the MODE selector is
pressed to the left the minute value de-
creases.
REGELING VAN HET UUR
In deze modaliteit wordt de waarde van
de klok ingesteld. Het hoofdscherm ver-
schijnt weer, met de opschrift "REGE-
LING VAN DE KLOK".
Wanneer deze modaliteit wordt bereikt,
zal de aanduiding van de minuten ver-
dwijnen en zal enkel die van de uren
blijven. Bij elke druk naar rechts van de
keuzeschakelaar MODE verhoogt de
waarde van de uren, en symmetrisch bij
elke druk naar links van de keuzescha-
kelaar MODE verlaagt de waarde van de
uren. Een druk op het centrale deel van
de keuzeschakelaar MODE slaat de in-
gestelde waarde op, en er wordt overge-
gaan naar de regeling van de minuten.
Wanneer deze modaliteit wordt bereikt,
verdwijnt de aanduiding van de uren en
blijft enkel die van de minuten. Bij elke
druk naar rechts van de keuzeschakelaar
MODE verhoogt de waarde van de minu-
ten, en symmetrisch bij elke druk naar
42
2 Vehicle / 2 Voertuing
Press the MODE selector central part to
store the set value and to exit the clock
adjustment function.
links van de keuzeschakelaar MODE ver-
laagt de waarde van de minuten.
Een druk op het centrale deel van de keu-
zeschakelaar MODE slaat de ingestelde
waarde op, en wordt de modaliteit van de
regeling van de klok verlaten.
02_27
GEAR SHIFT THRESHOLD
The gear shift threshold can be set in this
mode. The main screen shows the mes-
sage "GEAR SHIFT THRESHOLD".
Each time the MODE selector is pressed
to the right, the threshold value increases
by 100 RPM; contrariwise, each time the
MODE selector is pressed to the left, the
threshold value decreases by 100 RPM.
After reaching either the highest or lowest
limit, the next time the selector is pressed
will produce no effect.
The procedure ends when the MODE se-
lector is pressed at the central position,
which stores the set value, the pointer
goes back to zero and the instrument
panel goes back to the configuration
menu.
When the battery is first activated, the in-
strument panel is set to the run-in rev
value. Afterwards, the last set value is
displayed:
RUN-IN REVOLUTIONS: 6000
rpm
MINIMUM REVOLUTIONS:
5000 rpm
SCHAKELLIMIET
In deze functie stelt men de waarde van
de schakellimiet in. Het hoofdscherm ver-
schijnt met de melding "SCHAKELLI-
MIET".
Bij elke druk naar rechts van de MODE
schakelaar verhoogt de limietwaarde met
100 RPM, en viceversa bij elke druk naar
links van de MODE schakelaar verlaagt
de limietwaarde met 100 RPM.
Bij het bereiken van de limiet, onderste of
bovenste, heeft elke volgende druk op de
schakelaar geen enkel effect.
De handeling eindigt met een druk op de
MODE schakelaar in de centrale positie,
waardoor de ingestelde waarde wordt
opgeslagen, de wijzer keert terug naar
nul, en het dashboard gaat terug naar de
pagina van het menu van de configuratie.
Bij de eerste aansluiting van de accu
wordt het dashboard ingesteld op de
waarde van de toeren van de proefperi-
ode, en bij de volgende aansluitingen
wordt het ingesteld op de laatst ingestel-
de waarde:
TOERENTAL VAN DE PROEF-
PERIODE: 6000 toeren/min
(rpm)
43
2 Vehicle / 2 Voertuing
MAXIMUM REVOLUTIONS:
12000 rpm
If the set threshold value is exceeded, the
warning light on the instrument panel
starts to flash. It turns off when the value
goes back below the threshold limit.
MINIMUM TOERENTAL: 5000
toeren/min (rpm)
MAXIMUM TOERENTAL:
12000 toeren/min (rpm)
Bij het overschrijden van de vastgestelde
waarde knippert de alarmcontrolelamp
op het dashboard tot onder de limiet
wordt teruggekeerd.
02_28
02_29
BACKLIGHTING BRIGHTNESS
This function adjusts the backlighting
brightness to three levels. Each time the
MODE selector is pressed to the right or
left, the following icons are shown:
LOW
MEAN
HIGH
Once the operation is finished, when the
MODE selector is pressed at central po-
sition, the instrument panel shows the
SETTINGS menu.
When the battery is detached, the display
is configured with the maximum level of
brightness.
INTENSITEIT VAN DE RETROVER-
LICHTING
Met deze functie kan de intensiteit van de
retroverlichting ingesteld worden op drie
niveaus. Bij elke druk naar rechts of links
van de MODE schakelaar, kan de gebrui-
ker de volgende iconen lezen:
LOW
MEAN
HIGH
Op het einde van de handeling keert het
dashboard met een druk op de MODE
schakelaar in centrale positie terug naar
het menu INSTELLINGEN.
Wanneer de accu wordt losgekoppeld,
wordt het display aan de maximum hel-
derheid geconfigureerd.
44
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_30
CODE CHANGE
This function is used to modify an old
code. Once you have entered this func-
tion, the following message is displayed:
"ENTER OLD CODE"
After recognising the old code, the new
code is requested and the display shows
the following message:
"ENTER NEW CODE"
Once the operation is finished, the dis-
play shows the DIAGNOSIS menu. If the
code has been used, this operation is not
allowed.
Once the operation is finished, the instru-
ment panel shows the SETTINGS menu.
If it is the first time a code is stored, only
the new code is requested.
CODE WIJZIGEN
Deze functie wordt gebruikt wanneer
men over de oude code beschikt, en wan-
neer men deze wil wijzigen. In deze func-
tie verschijnt de melding:
"VOER DE OUDE CODE IN"
Na de herkenning van de oude code
wordt er gevraagd om de nieuwe code in
te voeren, en het display toont de volgen-
de melding:
"VOER DE NIEUWE CODE IN"
Op het einde van de handeling keert het
display terug naar het menu DIAGNOS-
TIEK. Wanneer men deze met de code
heeft bereikt, wordt deze handeling niet
toegelaten.
Op het einde van de handeling keert het
dashboard terug naar het menu INSTEL-
LINGEN.
45
2 Vehicle / 2 Voertuing
Wanneer voor de eerste keer wordt op-
geslagen, wordt enkel het invoeren van
de nieuwe code gevraagd.
CODE RESET
This function is used to set a new code
when the old one is not available; in this
case, at least two keys will have to be in-
serted in the ignition lock. After the first
key has been inserted, the second one is
requested with the following message:
"INSERT KEY II"
In between keys, the instrument panel re-
mains lit; if the key is not inserted within
20 seconds, the operation finishes. After
recognising the second key, the insertion
of the new code is required with the mes-
sage:
"ENTER NEW CODE"
Once the operation is finished, the dis-
play shows the DIAGNOSIS menu. If the
code has been used, this operation is not
allowed.
Once the operation is finished, the instru-
ment panel shows the SETTINGS menu.
CODE RESETTEN
Deze functie wordt gebruikt wanneer
men niet over de oude code beschikt en
wanneer men deze wil wijzigen, in dit ge-
val moet men minstens twee sleutels in
het ontstekingsblokje plaatsen. De eerste
is reeds geplaatst, en daarna wordt het
plaatsen van de tweede gevraagd met de
melding:
"PLAATS DE TWEEDE SLEUTEL"
Tijdens de overgang van de ene naar de
andere sleutel blijft het dashboard opge-
licht, en wanneer de sleutel niet binnen
de 20 seconden wordt geplaatst wordt de
handeling beëindigd. Na de herkenning
van de tweede sleutel wordt de invoer
van de nieuwe code gevraagd met de
melding:
"VOER DE NIEUWE CODE IN"
Op het einde van de handeling keert het
display terug naar het menu DIAGNOS-
TIEK. Wanneer men deze met de code
heeft bereikt, wordt deze handeling niet
toegelaten.
Op het einde van de handeling keert het
dashboard terug naar het menu INSTEL-
LINGEN.
46
2 Vehicle / 2 Voertuing
°C/°F
Select the °C / °F option from the SET-
TINGS menu for this function.
This function selects the unit of measure-
ment for the ambient temperature: °C or
°F.
12H / 24H
Select the 12H / 24H option from the
SETTINGS menu for this function.
This menu selects the clock display mode
as 12h or 24h.
°C / °F
Om deze modliteit te bereiken, moet in
het menu INSTELLINGEN °C / °F gese-
lecteerd worden.
Dit menu selecteert de meeteenheid van
de omgevingstemperatuur: °C of °F.
12H / 24H
Om deze modaliteit te bereiken, moet in
het menu INSTELLINGEN 12H / 24H ge-
selecteerd worden.
Dit menu selecteert de weergave 12H of
24H van de klok.
CHRONOMETER
Select the CHRONOMETER option from
the configuration menu to access the
chronometer function. When the CHRO-
NOMETER function is selected the dis-
play shows the following options:
- EXIT
- START CHRONOMETER
- VIEW TIMES
- DELETE TIMES
Start chronometer
CHRONOMETER
Om de functie van de chronometer te be-
reiken, moet op het configuratiemenu het
trefwoord CHRONOMETER geselec-
teerd worden. Wanneer de functie
CHRONOMETER wordt geselecteerd,
verschijnt een beeldscherm met de vol-
gende opties:
- EXIT
- ACTIVERING CHRONOMETER
- WEERGAVE METINGEN
- WISSEN METINGEN
Activering van de chronometer
47
2 Vehicle / 2 Voertuing
Select this option to display the screen
that allows to select which function
should be shown at the top of the display-
clock or chronometer.
The instrument panel keeps the chosen
configuration even after the key is extrac-
ted / inserted.
Wanneer dit wordt geselecteerd, wordt
een pagina bereikt waar de functie kan
geselecteerd worden die u bovenaan het
display wil: klok of chronometer.
Het dashboard blijft ook na een plaat-
sing / verwijdering van de sleutel in de
gekozen configuratie.
02_31
View times
This option shows the stored chronome-
ter times. Press the MODE selector for a
couple of seconds to the right or left to
scroll the time screens; hold it down to
display the CHRONOMETER menu. If
the battery is removed, the stored times
are lost.
Visualiseer de metingen
Deze functie toont de verworven chrono-
metertijden. Met korte drukken op de
keuzeschakelaar MODE naar rechts en
links worden de pagina's van de metin-
gen overlopen, en met een lange druk
verschijnt op het display het menu
CHRONOMETER. Wanneer de accu
wordt losgekoppeld, verliest men de op-
geslagen tijden.
DELETE TIMES
This option deletes the stored chronom-
eter times. A deletion confirmation is re-
quested. Once the operation is finished,
the display goes back to the chronometer
menu.
Wis de metingen
Deze modaliteit elimineert de verworven
chronometertijden. De bevestiging voor
het wissen wordt gevraagd. Na het be-
eindigen van de handeling keert het dis-
play terug naar het menu CHRONOME-
TER.
DIAGNOSIS DIAGNOSTIEK
48
2 Vehicle / 2 Voertuing
Open the configuration menu to display
the DIAGNOSIS option.
This menu interfaces with the systems
present on the vehicle and diagnoses
them. To enable this menu, enter an ac-
cess code available only from aprilia
service centres.
Wanneer het configuratiemenu wordt be-
reikt, is het mogelijk om het trefwoord
DIAGNOSTIEK weer te geven.
Dit menu wordt geïnterfaced met de sys-
temen die aanwezig zijn op de motor, en
voert hierop de diagnose uit. Om deze te
activeren moet de toegangscode inge-
voerd worden, die enkel in het bezit is van
de assistentiecentra van aprilia.
LANGUAGES
Open the configuration menu to access
the LANGUAGES function. Select the
LANGUAGES option to choose the inter-
face language.
The options are:
- ITALIANO
- ENGLISH
- FRANCAIS
- DEUTSCH
- ESPAGNOL
Once the operation is finished, the dis-
play goes back to the LANGUAGES
menu.
TALEN
Vanaf het configuratiemenu kan de func-
tie van de TALEN bereikt worden. Wan-
neer het trefwoord TALEN wordt gese-
lecteerd, kan de taal van de interface
gekozen worden
De opties zijn:
- ITALIAANS
- ENGELS
- FRANS
- DUITS
- SPAANS
Op het einde van de handeling keert het
display terug naar het menu TALEN
49
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_32
Ignition switch (02_32)
The ignition switch (1) is located at the
front of the fuel reservoir.
The vehicle is supplied with two keys
(one is the spare key).
The lights go off when the ignition switch
is set to «OFF».
NOTE
THE KEY ACTIVATES THE IGNITION
SWITCH AND OPERATES THE
STEERING LOCK.
NOTE
THE LIGHTS TURN ON AUTOMATI-
CALLY UPON THE ENGINE START-
UP.
Startschakelaar (02_32)
De ontstekingsschakelaar (1) bevindt
zich op het voorste deel van de brand-
stoftank.
Bij het voertuig worden twee sleutels bij-
geleverd (één reservesleutel).
Het uitgaan van de lichten gebeurt wan-
neer de ontstekingsschakelaar op
«OFF» wordt geplaatst.
N.B.
DE SLEUTEL ACTIVEERT DE ONT-
STEKINGSSCHAKELAAR/HET
STUURSLOT.
N.B.
DE LICHTEN LICHTEN AUTOMA-
TISCH OP NA DE START VAN DE MO-
TOR.
LOCK: The steering is locked. It is not
possible to start the engine or switch on
the lights. The key may be removed
OFF: The engine and lights cannot be
switched on. The key may be removed.
ON: the engine may be started. The key
cannot be removed
LOCK: Het stuur is geblokkeerd. Het is
niet mogelijk om de motor te starten en
om de lichten te activeren. Het is mogelijk
om de sleutel te verwijderen.
OFF: De motor en de lichten kunnen niet
in werking worden gesteld. Het is moge-
lijk om de sleutel te verwijderen.
ON: De motor kan gestart worden. Het is
niet mogelijk om de sleutel te verwijde-
ren.
50
2 Vehicle / 2 Voertuing
Locking the steering wheel
To lock the steering:
• Turn the handlebar completely to the
left.
• Turn the key to «OFF».
• Push in and turn the key anticlockwise
(to the left), steer the handlebar slowly
until the key is set to «LOCK».
• Remove the key.
CAUTION
TO PREVENT LOSS OF VEHICLE
CONTROL NEVER TURN THE KEY TO
«LOCK» WHILE RIDING.
Stuurslot vergrendelen
Om het stuur te blokkeren:
• Draai het stuur volledig naar links.
• Draai de sleutel in positie «OFF».
• Druk op de sleutel en draai hem in te-
genwijzerzin (naar links) rond, stuur lang-
zaam tot de sleutel op «LOCK» wordt
geplaatst.
• Verwijder de sleutel.
LET OP
DRAAI DE SLEUTEL NOOIT IN POSI-
TIE «LOCK» TIJDENS HET RIJDEN,
ZODAT MEN DE CONTROLE OVER
HET VOERTUIG NIET VERLIEST.
02_33
Horn button (02_33)
Press it to activate the horn.
Drukknop claxon (02_33)
Wanneer deze ingedrukt wordt, wordt de
akoestische melder in werking gesteld.
51
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_34
Switch direction indicators
(02_34)
Move the switch to the left to indicate a
left turn; move the switch to the right to
indicate a right turn. Pressing the switch
deactivates the turn indicator.
CAUTION
IF THE WARNING LIGHT WITH AR-
ROWS FLASHES QUICKLY, IT MEANS
THAT ONE OR BOTH TURN INDICA-
TORS LIGHT BULBS ARE BURNT
OUT.
Schakelaar richtingaanwijzers
(02_34)
Verplaats de schakelaar naar links, om
aan te duiden dat men naar links draait;
verplaats de schakelaar naar rechts, om
aan te duiden dat men naar rechts draait;
Druk op de schakelaar om de richting-
aanwijzer te deactiveren.
LET OP
WANNEER DE CONTROLELAMP VAN
DE PIJLEN SNEL KNIPPERT, IS ÉÉN
OF ZIJN BEIDE LAMPJES VAN DE
RICHTINGAANWIJZERS VERBRAND.
02_35
Passing button (02_35)
Uses the high-beam flash in case of dan-
ger or emergency.
Releasing the switch deactivates the
high-beam flash.
Knop die knippert voor groot
licht (02_35)
Hiermee kan men het knipperen van het
groot licht gebruiken, in geval van gevaar
of nood.
Wanneer men de drukknop loslaat, wordt
het knipperen van het groot licht gedeac-
tiveerd.
52
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_36
Flasher button (02_36)
By pressing the button, with the ignition
switch turned to "ON", the four turn indi-
cators and their warning lights on the
panel turn on at the same time.
The HAZARD lights remains on even af-
ter removing the key but cannot be deac-
tivated. To disconnect the HAZARD light,
turn the switch to "ON" and press the but-
ton again.
Inschakelknop alarmlichten
(02_36)
Door op de knop te drukken, met de ont-
stekingsschakelaar in positie "ON", wor-
den de vier richtingaanwijzers en de
relatieve controlelampen op het dash-
board gelijktijdig geactiveerd.
De HAZARD blijft ook actief wanneer de
sleutel wordt verwijderd, maar kan niet
gedesactiveerd worden. Om HAZARD te
desactiveren, moet de schakelaar in po-
sitie "ON" gebracht worden en moet weer
op de knop gedrukt worden.
02_37
Start-up button (02_37)
Press the button and the starter motor
spins the engine.
CAUTION
FIVE SECONDS AFTER THE ENGINE
IS STARTED, THIS BUTTON CAN BE
USED AS "MAPPING SELECTION"
BUTTON.
Startknop (02_37)
Door op de drukknop te drukken doet de
startmotor de motor draaien.
LET OP
5 SECONDEN NA DE START VAN DE
MOTOR KRIJGT DEZE DRUKKNOP
DE FUNCTIE VAN "SELECTIE LOKA-
LISATIES".
53
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_38
Engine stop switch (02_38)
It acts as an engine cut-off or emergency
stop switch.
Press this switch to stop the engine.
Stopschakelaar motor (02_38)
Dit is een veiligheidsschakelaar of een
noodstopschakelaar.
Druk op de schakelaar om de motor stil
te leggen.
System ABS
The ABS system is a device that prevents
wheel locking in case of an emergency
braking, thus increasing vehicle stability
at braking when compared with a tradi-
tional braking system.
The ABS system enhances control over
the vehicle, taking into consideration nev-
er to exceed the physical limits of vehicle
grip on the road. The rider is fully respon-
sible for riding at a suitable speed based
on weather and road conditions, always
leaving an appropriate safety margin.
Under no circumstances can the ABS
system compensate for the rider's mis-
judgment or improper use of brakes.
NOTE
WHEN THE ABS STARTS WORKING,
A PULSING IS FELT ON THE BRAKE
LEVER.
Antiblokkeersysteem ABS
Het ABS is een mechanisme dat het blok-
keren van de wielen belet in geval van
een noodremming, door de stabiliteit van
het voertuig tijdens het remmen te ver-
hogen tegenover een traditioneel rem-
systeem.
Met het ABS systeem wordt de controle
van het voertuig verbeterd, maar de fysi-
sche limieten van de wegligging van het
voertuig mogen niet overschreden wor-
den. De bestuurder is verantwoordelijk
om aan een gepaste snelheid te rijden,
door rekening te houden met de weersin-
vloeden en de toestand van het wegdek,
en door de noodzakelijke veiligheidsmar-
ge te laten.
Het ABS kan in de verschillende situaties
beoordelingsfouten en het oneigenlijk ge-
bruik van de remmen niet compenseren.
54
2 Vehicle / 2 Voertuing
THE ANTILOCK BRAKING SYSTEM
OF THE WHEEL DOES NOT PREVENT
FALLS WHILE CORNERING.
AN EMERGENCY BRAKING WITH THE
VEHICLE INCLINED, HANDLE BAR
TURNED, ON UNEVEN OR SLIPPERY
ROADS, OR WITH POOR GRIP, CRE-
ATES A LACK OF STABILITY DIFFI-
CULT TO HANDLE. RIDE CAREFULLY
AND SENSIBLY AND ALWAYS
BRAKE GRADUALLY.
DO NOT SPEED RECKLESSLY. THE
VEHICLE GRIP ON THE ROAD IS SUB-
JECT TO LAWS OF PHYSICS WHICH
NOT EVEN THE ABS SYSTEM CAN
ELIMINATE.
N.B.
WANNEER HET ABS IN FUNCTIE
TREEDT, VOELT MEN EEN VIBRATIE
OP DE REMHENDEL.
HET ANTIBLOKKEERSYSTEEM VAN
HET WIEL BEHOEDT NIET VOOR HET
VALLEN IN BOCHTEN.
DE NOODREMMING MET GEHELD
VOERTUIG, HET STUUR GEDRAAID,
OP EEN SLECHTE EN NATTE WEG OF
OP EEN WEGDEK MET WEINIG GRIP,
GENEREERT EEN MOEILIJK BE-
HEERBARE CONDITIE VAN INSTABI-
LITEIT. ER WORDT AANGERADEN
VERSTANDIG EN VOORZICHTIG TE
RIJDEN, EN OM GRADUEEL TE REM-
MEN.
RIJ NIET ONVOORZICHTIG, WANT DE
WEGLIGGING VAN HET VOERTUIG
WORDT ONDERWORPEN AAN BE-
PAALDE FYSISCHE WETTEN DIE HET
ABS NIET KAN ELIMINEREN.
During the vehicle start-up, after the in-
strument panel initial check, the ABS
warning light stops flashing when the
speed is under 5 km/h (3.1 mph).
Bij de start van het voertuig, na de begin-
check van het dashboard, knippert de
controlelamp van het ABS tot sneller dan
5 km/h (3.1 mph) wordt gereden, waarna
ze uitgaat.
55
2 Vehicle / 2 Voertuing
If the ABS warning light continues flash-
ing or is permanently on, a failure has
been detected and the ABS has been au-
tomatically deactivated.
In this case carry out the following oper-
ations:
- stop the vehicle;
- key OFF-ON;
- ride over 5 km/h (3.1 mph): the ABS
warning light must be turned off;
- the ABS system is working.
If the ABS disabled indication remains:
NOTE
SHOULD THIS OCCUR, CONTACT AN
Official aprilia Dealer.
Als de controlelamp van het ABS blijft
knipperen of vast oplicht, werd een sto-
ring gedetecteerd en wordt het ABS au-
tomatisch gedesactiveerd.
In dat geval moeten de volgende hande-
lingen uitgevoerd worden:
- stop het voertuig;
- sleutel OFF-ON;
- rij harder dan 5 km/h (3.1 mph): de con-
trolelamp ABS moet uitgaan;
- het ABS is in werking.
Als de melding van het gedesactiveerde
ABS aanhoudt:
N.B.
IN DIT GEVAL WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
NOTE
THE ABS SYSTEM HAS BEEN DE-
SIGNED AND DEVELOPED, CONSIS-
TENTLY WITH THE REST OF THE
VEHICLE, TO BE USED ON TARMAC
ROADS AND IT IS NOT SUITABLE
FOR OFF-ROAD USE.
IF THE VEHICLE IS USED ON UNSUR-
FACED AND/OR SPECIFICALLY
ROUGH ROADS, THE ABS SYSTEM
MAY GET DISABLED AUTOMATICAL-
LY; IN ANY CASE, THE BRAKING SYS-
TEM WORKS PERFECTLY WELL AS A
N.B.
HET ABS SYSTEEM WERD BEDACHT
EN ONTWIKKELD, COHERENT MET
DE REST VAN HET VOERTUIG, VOOR
GEBRUIK OP GEASFALTEERDE WE-
GEN, EN IS NIET GESCHIKT OP AN-
DERE TERREINEN.
ALS OP NIET- GEASFALTEERDE WE-
GEN EN/OF ONEFFEN WEGEN
WORDT GEREDEN, KAN HET ABS
SYSTEEM AUTOMATISCH GEDESAC-
TIVEERD WORDEN, MAAR DE REM-
INSTALLATIE BLIJFT PERFECT WER-
56
2 Vehicle / 2 Voertuing
TRADITIONAL NON-ABS BRAKING
SYSTEM AND PROVIDES A STAND-
ARD STOP CAPACITY.
IN ORDER TO REACTIVATE THE SYS-
TEM JUST SHUT OFF AND START
THE VEHICLE UP AGAIN AND RIDE
OVER 5 km/h (3.1 mph).
KEND ZOALS EEN TRADITIONELE
REMINSTALLATIE ZONDER ABS, EN
LEVERT DE NORMALE STOPCAPACI-
TEIT.
OM HET SYSTEEM WEER TE ACTIVE-
REN, MOET HET VOERTUIG UITGE-
SCHAKELD WORDEN EN MOET HAR-
DER DAN 5 km/h (3.1 mph) WORDEN
GEREDEN.
THE ABS SYSTEM ACTS ON BOTH
THE FRONT AND REAR WHEELS BY
OBTAINING INFORMATION FROM
THE ROTATION/ LOCKING TONE
WHEELS. ALWAYS CHECK THAT THE
TONE WHEEL IS CLEAN , AND REG-
ULARLY CHECK THAT THE DIS-
TANCE TO THE SENSOR IS CON-
STANT ON ALL 360 GRADES.
SHOULD THE WHEELS BE REMOVED
AND REFITTED, IT IS VERY IMPOR-
TANT TO CHECK THAT THE DIS-
TANCE BETWEEN TONE WHEEL AND
SENSOR IS THE ONE SPECIFIED. FOR
CHECKING AND ADJUSTMENT, CON-
TACT AN Authorised aprilia Work-
shop.
WITH AN ABS SYSTEM, BRAKE PADS
WITH NON-TYPED APPROVED FRIC-
HET ABS SYSTEEM HANDELT OP
HET VOORWIEL EN HET ACHTER-
WIEL DOOR INFORMATIE TE VER-
KRIJGEN VAN DE GELUIDSWIELEN
VAN DE ROTATIE/BLOKKERING. HET
IS BELANGRIJK OM STEEDS TE CON-
TROLEREN OF HET GELUIDSWIEL
REIN IS, EN OM REGELMATIG TE
CONTROLEREN OF DE AFSTAND
MET DE SENSOR CONSTANT IS
OVER 360 GRADEN. IN GEVAL DE
WIELEN GEDEMONTEERD EN WEER
GEMONTEERD WORDEN, MOET GE-
CONTROLEERD WORDEN OF DE AF-
STAND TUSSEN HET GELUIDSWIEL
EN DE SENSOR DE VOORZIENE AF-
STAND IS. VOOR DE CONTROLE EN
DE REGELING WENDT MEN ZICH TOT
EEN GEAUTORISEERDE aprilia GA-
RAGE
57
2 Vehicle / 2 Voertuing
TION MATERIAL CAN COMPROMISE
BRAKING, THUS REDUCING RIDING
SAFETY SIGNIFICANTLY.
Characteristic
Distance between tone wheel and rear
sensor
0.1 - 2.00 mm (0.004 - 0.079 in)
Distance between tone wheel and
front sensor
0.1 - 3.17 mm (0.004 - 0.125 in)
BIJ DE ABS INSTALLATIE SCHADEN
REMPASTILLES MET NIET GEHOMO-
LOGEERD WRIJVINGSMATERIAAL
DE CORRECTE WERKING VAN DE
REMMING, DOOR DRASTISCH DE
RIJVEILIGHEID TE VERLAGEN.
Technische kenmerken
Afstand tussen het geluidswiel en de
achterste sensor
0,1 - 2,00 mm (0.004 - 0.079 in)
Afstand tussen het geluidswiel en de
voorste sensor
0,1 - 3,17 mm (0.004 - 0.125 in)
02_39
Immobilizer system operation
(02_39)
For enhanced theft protection, the vehi-
cle is equipped with an electronic immo-
bilizer system that is activated automati-
cally when the ignition key is removed.
Keep the second key in a safe place since
it is not possible to make a copy if it gets
lost. This would imply replacing numer-
ous parts of the vehicle (besides the
locks).
De werking van het
immobilizersysteem (02_39)
Om de bescherming tegen diefstal te ver-
hogen, is het voertuig uitgerust met een
elektronisch blokkeersysteem van de
motor, dat automatisch wordt geacti-
veerd wanneer de ontstekingssleutel
wordt verwijderd.
Bewaar de tweede sleutel op een veilige
plaats, omdat wanneer ook de tweede
sleutel wordt verloren, het niet meer mo-
gelijk is om een kopie te maken. Dit houdt
58
2 Vehicle / 2 Voertuing
Each key in the grip has an electronic de-
vice - transponder - which modulates the
radio frequency signal emitted by a spe-
cial built-in aerial in the switch when the
vehicle is started.
The modulated signal is the "password"
by which the appropriate central unit rec-
ognises the key and only after this oc-
curs, it allows the engine start-up.
CAUTION
THE IMMOBILIZER SYSTEM CAN
MEMORISE UP TO FOUR KEYS.
DATA STORAGE OPERATION CAN
ONLY BE PERFORMED AT THE DEAL-
ER'S.
DATA STORAGE PROCEDURE CAN-
CELS THE EXISTING CODES. THERE-
FORE, IF A CUSTOMER WANTS TO
PROGRAM SOME NEW KEYS, S/HE
SHOULD GO TO THE DEALER TAK-
ING ALL THE KEYS S/HE WANTS TO
ENABLE.
in dat vele onderdelen van het voertuig
moeten vervangen worden (naast de slo-
ten).
Elke sleutel heeft in de handgreep een
elektronisch mechanisme - transponder -
die het verzonden radiofrequentiesignaal
moduleert bij de start, langs een in de
schakelaar ingebouwde speciale anten-
ne.
Het gemoduleerd signaal vormt het
"wachtwoord" waarmee de speciale cen-
trale de sleutel herkent, en enkel aan
deze voorwaarde de start van de motor
toestaat.
LET OP
HET IMMOBILIZERSYSTEEM KAN
VIER SLEUTELS OPSLAAN.
DE HANDELING VAN HET OPSLAAN
KAN ENKEL BIJ EEN DEALER UITGE-
VOERD WORDEN.
DE PROCEDURE VAN HET OPSLAAN
WIST DE EERDER INGESTELDE CO-
DES, DUS WANNEER DE KLANT
NIEUWE SLEUTELS WIL OPSLAAN,
MOET HIJ ZICH WENDEN TOT EEN
DEALER MET ALLE SLEUTELS DIE
MOETEN GEACTIVEERD WORDEN.
The immobilizer operation mode is indi-
cated by a warning light (1) placed on the
instrument panel:
Immobilizer disabled, warning
light off.
De werkingsmodaliteit van de immobili-
zer wordt gemeld door een controlelamp
(1) op het dashboard:
Immobilizer uitgeschakeld, de
controlelamp is uit.
59
2 Vehicle / 2 Voertuing
Immobilizer enabled, flashing
warning light.
Key not recognised, quick flash-
ing.
Immobilizer ingeschakeld, de
controlelamp knippert.
De sleutel werd niet herkend,
snelle knippering.
02_40
Opening the saddle (02_40,
02_41, 02_42)
Rest the vehicle on its stand.
Insert the key (1) in the lock.
Turn the key (1) anticlockwise,
slide it off and lift the saddle (2).
There is a useful glove-box / toolkit com-
partment in the vehicle tail section. To get
access to it remove the saddle (2).
To lock the saddle (2):
Position the saddle (2) until the
front retainers are correctly in-
serted.
Push the centre of the saddle
(2), where the rear retainers are,
in order to insert them correctly.
Press the passenger saddle to
trip the lock.
CAUTION
BEFORE LOWERING AND LOCKING
THE SADDLE, CHECK THAT THE KEY
HAS NOT BEEN LEFT IN THE GLOVE-
BOX / TOOL KIT COMPARTMENT.
Zadel openen (02_40, 02_41,
02_42)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Plaats de sleutel (1) in het slot.
Draai de sleutel (1) in tegenwij-
zerszin, verwijder hem, en hef
het zadel op (2).
Binnenin het uiteinde van het voertuig
werd een nuttige documentenruimte/ge-
reedschapskit voorzien. Om dit te berei-
ken is het voldoende om het zadel (2) op
te heffen.
Om het zadel te blokkeren (2):
Plaats het zadel (2) zodat de
voorste bevestigingen op de
juiste plaats terecht komen.
Duw op het midden van het za-
del (2), overeenkomstig de ach-
terste bevestigingen, zodat ze
correct geplaatst worden.
Duw op het zadeltje van de pas-
sagier zodat het slot klikt.
LET OP
VOORALEER MEN HET ZADEL OM-
LAAG BRENGT EN BLOKKEERT,
60
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_41
02_42
BEFORE RIDING, MAKE SURE THAT
THE SADDLE IS CORRECTLY
LOCKED INTO POSITION.
CONTROLEERT MEN OF MEN DE
SLEUTEL NIET VERGETEN IS IN DE
DOCUMENTENRUIMTE/GEREED-
SCHAPSKIT.
VOORALEER MEN GAAT RIJDEN,
CONTROLEERT MEN OF HET ZADEL
CORRECT GEBLOKKEERD IS.
02_43
Glove/tool kit compartment
(02_43)
To get access to the glove-box / tool-
kit:
Remove the saddle
Documentenvakje/
gereedschapskit (02_43)
Om de documentenruimte / gereed-
schapskit te bereiken:
Verwijder het zadel.
61
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_44
Identification (02_44)
Write down the chassis and engine num-
ber in the specific space of this manual.
The chassis number is handy when pur-
chasing spare parts.
CAUTION
ALTERING IDENTIFICATION NUM-
BERS IS AN OFFENCE WHICH MAY
RESULT IN SEVERE CRIMINAL
CHARGES AND FINES. PARTICULAR-
LY MODIFYING THE CHASSIS NUM-
BER WILL IMMEDIATELY INVALID-
ATE THE WARRANTY
Identificatie (02_44)
Het is een goede gewoonte om het fra-
menummer en het motornummer op de
speciale plaats in dit boekje te schrijven.
Het framenummer kan gebruikt worden
voor het aanschaffen van reserveonder-
delen.
LET OP
HET WIJZIGEN VAN DE IDENTIFICA-
TIENUMMERS KAN LEIDEN TOT ZWA-
RE STRAFRECHTELIJKE EN ADMINI-
STRATIEVE SANCTIES; VOORAL DE
WIJZIGING VAN HET FRAMENUM-
MER VEROORZAAKT HET ONMID-
DELLIJKE VERVAL VAN DE GARAN-
TIE
CHASSIS NUMBER
The chassis number is stamped on the
right side of the headstock.
Chassis No. ....................
FRAMENUMMER
Het framenummer is gedrukt op de kop
van het stuur, rechter kant.
Frame nr....................
ENGINE NUMBER
The engine number is printed on the base
of the left side engine crankcase.
Engine No. ....................
MOTORNUMMER
Het motornummer is gedrukt op het on-
derstel van de motorcarter, op de linker
kant.
62
2 Vehicle / 2 Voertuing
Motor nr....................
63
2 Vehicle / 2 Voertuing
64
2 Vehicle / 2 Voertuing
SL 750
SHIVER ABS
Chap. 03
Use
Hst. 03
Gebruik
65
Checks (03_01)
CAUTION
BEFORE RIDING, ALWAYS PERFORM
A PRELIMINARY CHECK OF THE VE-
HICLE TO ENSURE CORRECT AND
SAFE OPERATION. FAILURE TO DO
SO MAY LEAD TO SERIOUS PERSON-
AL INJURY OR DAMAGE TO THE VE-
HICLE. DO NOT HESITATE TO CON-
TACT AN OFFICIAL aprilia DEALER IF
YOU DO NOT UNDERSTAND HOW
SOME CONTROLS WORK OR IF A
MALFUNCTION IS DETECTED OR
SUSPECTED. CHECKING TAKES
VERY LITTLE TIME BUT CONSIDERA-
BLY INCREASES SAFETY.
CAUTION
ACCORDING TO THE TIME ELAPSED
FROM THE MOMENT THE KEY IS SET
TO "KEY ON" UNTIL THE ENGINE
STARTS, THE STOP LIGHT CAN BE
ACTIVATED FOR ABOUT HALF A
SECOND OR NOT.
Controles (03_01)
LET OP
VÓÓR HET VERTREK VOERT MEN
VOOR EEN CORRECTE EN VEILIGE
WERKING STEEDS EEN VOORAF-
GAANDE CONTROLE VAN HET
VOERTUIG UIT. HET NIET UITVOE-
REN VAN DEZE HANDELINGEN KAN
ERNSTIGE LETSELS AAN UZELF OF
SCHADE AAN HET VOERTUIG VER-
OORZAKEN. AARZEL NIET OM ZICH
TE WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer, WANNEER MEN DE WERKING
VAN BEPAALDE COMMANDO'S NIET
BEGRIJPT OF WANNEER MEN ONRE-
GELMATIGHEDEN IN DE WERKING
MERKT OF VERMOEDT. DE NODIGE
TIJD VOOR EEN CONTROLE IS UI-
TERST BEPERKT, EN DE VEILIGHEID
KOMT OP DE EERSTE PLAATS.
LET OP
AFHANKELIJK VAN DE TIJD TUSSEN
DE PLAATSING VAN DE SLEUTEL OP
"KEY ON" EN DE START VAN DE MO-
TOR, KAN HET STOPLICHT AL OF
NIET GEACTIVEERD WORDEN VOOR
ONGEVEER EEN HALVE SECONDE.
66
3 Use / 3 Gebruik
03_01
This vehicle has been programmed to in-
dicate in real time any operation failure
stored in the electronic control unit mem-
ory.
Every time the ignition switch is turned to
"KEY ON", the alarm LED warning light
turns on for about three seconds on the
instrument panel.
Dit voertuig is voorzien voor het onmid-
dellijk ontdekken van eventuele onregel-
matigheden in verband met de werking,
die opgeslagen worden door de elektro-
nische centrale.
Telkens als de ontstekingsschakelaar op
"ON" wordt geplaatst, licht de controle-
lamp van de alarmLED op het dashboard
ongeveer drie seconden lang op.
PRE-RIDE CHECKS
Front and rear disc brake Check operation. Check brake
lever travel when stationary and
brake fluid level. Check for leaks.
Check brake pads for wear. If
necessary top-up with brake fluid.
Throttle grip Check that the throttle functions
smoothly and can be fully opened
and closed at all steering positions.
Adjust and/or lubricate if
necessary.
Engine oil Check and/or top-up as required.
Wheels/ tyres Check that tyres are in good
condition. Check inflation pressure
and check for tyre wear and
damage.
Remove any foreign objects stuck
in the tread.
VOORAFGAANDE CONTROLES
Voorste en achterste schijfrem Controleer de werking, de loze slag
van de commandohendels, het peil
van de vloeistof en eventuele
lekken. Controleer de slijtage van
de pastilles. Indien nodig vult men
remvloeistof bij.
Gashendel Controleer of hij zacht werkt en of
men hem volledig kan openen en
sluiten, in alle posities van het
stuur. Registreer en/of smeer
indien nodig.
Motorolie Controleer en/of vul bij indien
nodig.
Wielen/banden Controleer de conditie van de
rijvlakken van de banden, de
spanning, de slijtage en eventuele
schade.
67
3 Use / 3 Gebruik
Brake levers Check they function smoothly.
Lubricate joints and adjust travel if
necessary.
Clutch Check for proper operation. Check
clutch lever free play and fluid
level. Check for leaks. If needed,
top-up the fluid; the clutch must
work without gripping and/or
sliding.
Steering Check that the rotation is uniform,
smooth and there are no signs of
clearance or slackness.
Side stand / Centre stand
OPTIONAL
Check it works properly. Check
that there is no resistance when the
side stand is pulled up and down
and that the spring tension makes
it snap back to its rest position.
Lubricate couplings and joints if
necessary.
Check the safety switch for correct
operation.
Fastener elements Check that the fastener elements
are not loose.
Adjust or tighten if necessary.
Drive chain Check it for backlash.
Fuel tank Check the level and refill if
necessary.
Verwijder eventueel aanwezige
vreemde voorwerpen uit het profiel
van het rijvlak.
Remhendels Controleer of ze zacht werken.
Smeer de bewegingsplaatsen en
regel de slag indien nodig.
Koppeling Controleer de werking, de loze slag
van de commandohendel, het peil
van de vloeistof en eventuele
lekken. Indien nodig vult men
vloeistof bij; de koppeling moet
zonder rukken en/of slippen
werken.
Stuur Controleer of het draaien
homogeen en vloeiend, en zonder
speling of het lossen ervan
gebeurt.
Laterale standaard / Centrale
standaard OPTIONAL
Controleer of ze werkt. Controleer
of er tijdens het in- en uitklappen
van de standaard geen wrijvingen
zijn, en of de spanning van de
veren hem weer in de normale
positie brengt.
Smeer indien nodig de
koppelingen en de
bewegingsplaatsen.
Controleer de correcte werking van
de veiligheidsschakelaar.
68
3 Use / 3 Gebruik
Check the circuit for leaks or
obstructions.
Check that the tank cap closes
correctly.
Coolant Fluid level inside the expansion
tank should be between the
'FULL' and 'LOW' reference
marks.
Engine stop switch (ON - OFF) Check function.
Lights, warning lights, horn, rear
stop light switch and electrical
devices
Check function of horn and lights.
Replace the bulbs or repair any
malfunction.
Tone wheels Check that the tone wheels are
perfectly clean and in good
conditions.
Bevestigingselementen Controleer of de
bevestigingselementen niet gelost
zijn.
Stel ze af of sluit ze eventueel.
Transmissieketting Controleer de speling.
Brandstoftank Controleer het peil, en tank indien
nodig.
Controleer eventuele lekken of
afsluitingen van het circuit.
Controleer de correcte sluiting van
de brandstofdop.
Koelvloeistof Het peil in het expansievat moet
zich tussen de referenties 'FULL'
en 'LOW' bevinden.
Schakelaar voor het stilleggen van
de motor (ON - OFF)
Controleer de correcte werking.
Lichten, controlelampen,
akoestische melder, schakelaars
van het achterste stoplicht en
elektrische mechanismen
Controleer de correcte werking van
de akoestische en visuele
mechanismen. Vervang de
lampjes of grijp in bij defecten.
Geluidswielen Controleer of de geluidswielen
perfect rein zijn en niet beschadigd
zijn.
69
3 Use / 3 Gebruik
03_02
Refuelling (03_02)
To refuel:
Lift the cover (1).
Introduce the key (2) in the fuel
tank cap lock (3).
Turn the key clockwise, pull and
open the fuel cap.
Fuel tank capacity (including reserve): 15
litres
Fuel tank reserve: 3 litres
Refuel.
CAUTION
DO NOT ADD ADDITIVES OR ANY
OTHER SUBSTANCES TO THE FUEL.
When using a funnel or any other ele-
ment, make sure it is perfectly clean.
DO NOT FILL THE TANK UP TO THE
RIM; FUEL MAXIMUM LEVEL MUST
ALWAYS BE BELOW THE LOWER
EDGE OF THE FILLER NECK (SEE
FIGURE).
Tanken (03_02)
Voor het tanken, handelt men als volgt:
Hef het dekseltje (1) op.
Plaats de sleutel (2) in het slot
van de brandstofdop (3).
Draai de sleutel in wijzerszin,
trek aan het brandstofdeurtje en
open het.
Capaciteit van de tank (inclusief de re-
serve): 15 liter
Reserve in de tank: 3 liter
Voer het tanken uit.
LET OP
VOEG GEEN ADDITIEVEN OF ANDE-
RE STOFFEN AAN DE BRANDSTOF
TOE.
WANNEER EEN TRECHTER OF IETS
ANDERS WORDT GEBRUIKT, MOET
DEZE PERFECT GEREINIGD WOR-
DEN.
VUL DE TANK NIET VOLLEDIG; HET
MAXIMUM BRANDSTOFPEIL MOET
ONDER DE ONDERSTE RAND VAN
HET PUTJE BLIJVEN (RAADPLEEG
DE FIGUUR).
70
3 Use / 3 Gebruik
after refuelling:
The cap can only be closed if the
key (2) is inserted.
Once the key (2) is inserted,
press to close the cap again.
Remove the key (2).
Close the cover (1) again.
MAKE SURE THE CAP IS TIGHTLY
CLOSED.
nadat men heeft getankt:
Het sluiten van de dop is enkel
mogelijk wanneer de sleutel ge-
plaatst is (2).
Met geplaatste sleutel (2), sluit
men de dop door er op te druk-
ken.
Verwijder de sleutel (2).
Hersluit het dekseltje (1).
CONTROLEER OF DE DOP CORRECT
GESLOTEN IS.
03_03
Rear shock absorbers
adjustment (03_03, 03_04,
03_05)
The rear suspension consists of a spring-
shock absorber unit linked to the frame
via uniball joints.
To adjust the setting, the shock absorber
is fitted with a set screw (1) that adjusts
the hydraulic rebound damping, a ring nut
that adjusts the spring preloading (2) and
a locking ring nut (3).
CAUTION
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
RECOMMENDED IF THE VEHICLE IS
Regulering achterdempers
(03_03, 03_04, 03_05)
De achterste ophanging bestaat uit een
groep veer-schokdemper, verbonden
door middel van een uni-ball aan het fra-
me.
Om de instelling te regelen is de schok-
demper voorzien van een boutregister (1)
voor de regeling van de hydraulische
remming in extensie, van een moer voor
de regeling van de voorbelasting van de
veer (2) en van een blokkeermoer (3).
LET OP
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
71
3 Use / 3 Gebruik
03_04
USED IN WET OR DUSTY AREAS, OFF
ROAD OR FOR SPORTING APPLICA-
TIONS.
CHECK THE REAR SHOCK ABSORB-
ER AND ADJUST, IF NECESSARY.
REAR SHOCK ABSORBER STAND-
ARD SETTING IS ADJUSTED TO MEET
TOURIST RIDING.
HOWEVER, THIS SET CAN BE ADJUS-
TED TO SPECIFIC NEEDS ACCORD-
ING TO VEHICLE USE.
WHEN COUNTING THE NUMBER OF
CLICKS OF THE ADJUSTER SCREW
(1), ALWAYS START FROM THE
STIFFEST SETTING (ADJUSTER
SCREW FULLY CLOCKWISE).
TO AVOID DAMAGE, DO NOT FORCE
THE ADJUSTER SCREWS (1) BE-
YOND THE RESPECTIVE END OF
TRAVEL ON EITHER SIDE.
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
CONTROLEER EN REGEL EVENTU-
EEL DE ACHTERSTE SCHOKDEM-
PER.
DE STANDAARDINSTELLING VAN DE
ACHTERSTE SCHOKDEMPER IS ZO-
DANIG GEREGELD OM HET TOERIS-
TISCH RIJDEN TE BEVREDIGEN.
HET IS ALLESZINS MOGELIJK OM
EEN AANGEPASTE REGELING UIT TE
VOEREN NAARGELANG HET GE-
BRUIK VAN HET VOERTUIG.
VOOR HET TELLEN VAN HET AAN-
TAL KLIKKEN VAN HET REGELRE-
GISTER (1) VERTREKT MEN STEEDS
VAN DE HARDSTE INSTELLING (VOL-
LEDIGE ROTATIE VAN HET REGIS-
TER IN WIJZERZIN).
FORCEER DE ROTATIE VAN HET RE-
GELREGISTER (1) NIET VERDER DAN
DE EINDSLAG IN DE TWEE RICHTIN-
GEN, OM MOGELIJKE BESCHADIGIN-
GEN TE VERMIJDEN.
72
3 Use / 3 Gebruik
03_05
Using the specific spanner, un-
screw the locking ring nut (3).
Operate on the set ring nut (2) to
adjust the spring (A) preloading.
Once the adjustment is done,
screw the ring nut (3).
Turn the (1) screw to adjust the
shock absorber hydraulic re-
bound damping.
SET SPRING PRELOADING AND
SHOCK ABSORBER REBOUND
DAMPING ACCORDING TO THE VEHI-
CLE USE CONDITIONS.
IF THE SPRING PRELOADING IS IN-
CREASED, IT IS NECESSARY TO IN-
CREASE THE REBOUND DAMPING
ACCORDINGLY TO AVOID SUDDEN
JERKS WHEN RIDING.
IF NECESSARY, TAKE YOUR VEHI-
CLE TO AN Official aprilia Dealer. TRY
RIDING THE VEHICLE ON THE
STREET UNTIL THE OPTIMUM AD-
JUSTMENT IS OBTAINED.
Gebruik de speciale sleutel, en
draai gematigd de blokkeer-
moer (3) los.
Handel op de regelmoer (2) om
de voorbelasting van de veer (A)
te regelen.
Na de blokkering moet de moer
(3) gesloten worden.
Handel op de bout (1) voor het
regelen van de hydraulische
remming in extensie van de
schokdemper.
REGISTREER DE VOORBELASTING
VAN DE VEER EN DE HYDRAULISCHE
REMMING IN EXTENSIE VAN DE
SCHOKDEMPER, OP BASIS VAN DE
GEBRUIKSCONDITIES VAN HET
VOERTUIG.
WANNEER MEN DE VOORBELAS-
TING VAN DE VEER VERHOOGT,
MOET MEN OOK DE HYDRAULISCHE
REMMING IN EXTENSIE VAN DE
SCHOKDEMPER VERHOGEN, VOOR
HET VERMIJDEN VAN PLOTSELINGE
STUITERINGEN TIJDENS HET RIJ-
DEN.
INDIEN NODIG WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer. PRO-
BEER HET VOERTUIG HERHAALDE-
LIJK UIT OP DE WEG, TOT MEN DE
OPTIMALE REGELING VERKRIJGT.
73
3 Use / 3 Gebruik
REAR SHOCK ABSORBER ADJUSTMENT TABLE
Rear shock absorber adjustment:
rider only / standard adjustment
(SOFT adjustment)
Shock absorber preloading: spring
length 16 cm (6.29 in)
Hydraulic brake (clicks from fully
closed): 12
Rear shock absorber adjustment:
rider + luggage or rider +
passenger (MEDIUM adjustment)
Shock absorber preloading: screw
4 turns (clockwise) with reference
to SOFT adjustment
Hydraulic brake (clicks from fully
closed): 9
Rear shock absorber adjustment:
rider + passenger + luggage
(HARD adjustment)
Shock absorber preloading: screw
6/7 turns (clockwise) with
reference to SOFT adjustment
Hydraulic brake (clicks from fully
closed): 6/7
TABEL VAN DE REGELING VAN DE ACHTERSTE SCHOKDEMPER
Regeling van de achterste
schokdemper: enkel bestuurder /
standaard ijking (ijking SOFT)
Voorbelasting van de
schokdemper: lengte van de veer
16 cm (6.29 in)
Hydraulische rem (klikken vanaf
volledig gesloten): 12
Regeling van de achterste
schokdemper: bestuurder +
bagage of bestuurder + passagier
(ijking MEDIA)
Voorbelasting van de
schokdemper: 4 rotaties
vastdraaien (wijzerszin) tegenover
de ijking SOFT
Hydraulische rem (klikken vanaf
volledig gesloten): 9
Regeling van de achterste
schokdemper: bestuurder +
passagier + bagage (ijking HARD)
Voorbelasting van de
schokdemper: 6/7 rotaties
vastdraaien (wijzerszin) tegenover
de ijking SOFT
Hydraulische rem (klikken vanaf
volledig gesloten): 6/7
74
3 Use / 3 Gebruik
03_06
Front fork adjustment (03_06)
CAUTION
THIS FORK CANNOT BE ADJUSTED.
Regulering voorvorken
(03_06)
LET OP
OP DEZE VORK IS HET NIET MOGE-
LIJK OM EEN REGELING UIT TE VOE-
REN.
Push repeatedly on handlebar
with the front brake lever pulled
to compress the fork completely.
The stroke should be soft and
there should be no oil marks on
the stems.
Check the tightening of all the
components and the correct op-
eration of the front and rear sus-
pension joints.
CAUTION
PLEASE CONTACT AN Official aprilia
Dealer TO HAVE THE FRONT FORK
OIL CHANGED AND ITS OIL SEALS
REPLACED.
Met de hendel van de voorrem
geactiveerd, drukt men herhaal-
delijk op het stuur, zodat de vork
zakt. De slag moet zacht zijn en
er mogen geen oliesporen aan-
wezig zijn op de stangen.
Controleer de sluiting van alle
delen en de functionaliteit van
de bewegingsplaatsen van de
achterste en voorste ophanging.
LET OP
VOOR DE VERVANGING VAN DE OLIE
VAN DE VOORVORK EN DE OLIE-
KEERRINGEN, WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer
75
3 Use / 3 Gebruik
03_07
Justering af greb til forbremse
(03_07)
The distance between the end of the lev-
er (1) and the handgrip (2) can be adjus-
ted by rotating the set screw (3).
The MAX and MIN clicks correspond to a
lever end-handgrip distance of about 114
mm (4.49 in) and 96 mm (3.78 in) respec-
tively.
Push the control lever (1) for-
ward and turn the set screw (3)
until the lever (1) is at the de-
sired distance.
Regulering voorremhendel
(03_07)
Het is mogelijk om de afstand te regelen
tussen het uiteinde van de hendel (1) en
het handvat (2), door aan het register (3)
te draaien.
De MAX en MIN klikken komen overeen
met een ruw geschatte afstand, tussen
het uiteinde van de hendel en het hand-
vat, van respectievelijk 114 mm (4.49 in)
en 96 mm (3.78 in).
Duw de commandohendel (1)
vooruit en draai aan het register
(3) tot de hendel (1) op de ge-
wenste afstand wordt geplaatst.
03_08
76
3 Use / 3 Gebruik
Rear brake pedal adjustment
(03_08)
The control levers have been ergonomi-
cally fitted when assembling the vehicle.
If necessary, the position of the levers
can be personalised.
Rest the vehicle on its stand.
Partially undo the screw (1).
Turn the cam (2) until the ade-
quate position for the pedal (3)
is obtained.
Tighten the screw (1) and check
the cam is stable in position.
CAUTION
TO ADJUST THE BRAKE CONTROL
LEVER BACKLASH, PLEASE CON-
TACT AN OFFICIAL aprilia DEALER. IF
YOU ARE ADEQUATELY TRAINED
AND EXPERIENCED, REFER TO THE
INSTRUCTIONS IN THIS WORKSHOP
BOOKLET AVAILABLE ALSO AT ANY
DEALER.
Regulering achterrempedaal
(03_08)
De commandohendels werden ergono-
misch geplaatst tijdens de fase van de
assemblage van het voertuig.
Indien nodig is het mogelijk om de positie
van de hendels te regelen.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout (1) gedeeltelijk los
Draai de excentriek (2) door de
optimale positie van het pedaal-
tje (3) te zoeken.
Sluit de bout (1) en controleer de
stabiliteit van de excentriek in
positie.
LET OP
VOOR DE REGELING VAN DE SPE-
LING VAN DE COMMANDOHENDEL
VAN DE REM, MOET MEN ZICH WEN-
DEN TOT EEN OFFICIËLE aprilia DEA-
LER, OF WANNEER U EEN EXPERT
BENT, KUNNEN DE AANDUIDINGEN
IN DE HANDLEIDING VAN DE GARA-
GE ALS REFERENTIE GEBRUIKT
WORDEN, DIE U KAN KOPEN BIJ EEN
OFFICIËLE aprilia DEALER.
77
3 Use / 3 Gebruik
03_09
Clutch lever adjustment
(03_09)
The distance between the end of the lev-
er (1) and the handgrip (2) can be adjus-
ted by rotating the set screw (3).
The MAX and MIN clicks correspond to a
lever end-handgrip distance of about 118
mm (4.65 in) and 115 mm (4.53 in) re-
spectively.
Push the control lever (1) for-
ward and turn the set screw (3)
until the lever (1) is at the de-
sired distance.
Regulering schakelhendel
(03_09)
Het is mogelijk om de afstand te regelen
tussen het uiteinde van de hendel (1) en
het handvat (2), door aan het register (3)
te draaien.
De MAX en MIN klikken komen overeen
met een ruw geschatte afstand, tussen
het uiteinde van de hendel en het hand-
vat, van respectievelijk 118 mm (4.65 in)
en 115 mm (4.53 in).
Duw de commandohendel (1)
vooruit en draai aan het register
(3) tot de hendel (1) op de ge-
wenste afstand wordt geplaatst.
Running in
Running the engine in is essential to en-
sure engine durability and correct opera-
tion. Twisty roads and gradients are ideal
to run in engine, brakes and suspensions
effectively. Vary your riding speed when
running in. This ensures that components
operate under both "loaded" and "unloa-
ded" conditions, allowing the engine
components to cool.
CAUTION
ONLY AFTER THE SERVICE AT THE
END OF THE RUN-IN PERIOD CAN
Inrijden
De proefperiode van de motor is funda-
menteel voor het garanderen van de duur
en de correcte werking. Rij indien moge-
lijk op wegen met veel bochten en/of hel-
lingen, waar de motor, de ophangingen
en de remmen worden onderworpen aan
een meer efficiëntere proefperiode. Wij-
zig de rijsnelheid tijdens de proefperiode.
Op deze manier kan men het werk van de
onderdelen "belasten" en vervolgens
"ontlasten", door de delen van de motor
af te koelen.
78
3 Use / 3 Gebruik
THE BEST PERFORMANCE OF YOUR
VEHICLE BE OBTAINED.
LET OP
ENKEL NADAT MEN DE SERVICE-
BEURT NA DE PROEFPERIODE
HEEFT UITGEVOERD, VERKRIJGT
MEN DE BESTE PRESTATIES VAN
HET VOERTUIG.
Follow the guidelines detailed below:
Do not twist the throttle grip
abruptly and completely when
the engine is working at a low
revs, either during or after run-
in.
During the first 100 Km (62
miles) use the brakes gently,
avoiding sudden or prolonged
braking. That is to permit the ad-
equate adjustment of the pad
friction material to the brake
discs.
AFTER THE SPECIFIED MILEAGE,
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
aprilia Dealer FOR THE CHECKS INDI-
CATED IN THE "AFTER-RUN-IN" TA-
BLE IN THE SCHEDULED MAINTE-
NANCE SECTION TO AVOID INJUR-
ING YOURSELF, OTHERS AND /OR
DAMAGING THE VEHICLE.
Men moet zich houden aan de volgen-
de indicaties:
Versnel niet bruusk en volledig
wanneer de motor aan een laag
toerental werkt, tijdens en na de
proefperiode.
Tijdens de eerste 100 km (62
mijl) handelt men voorzichtig op
de remmen, en vermijdt men om
bruusk en lang te remmen. Dit
om een correcte stabilisatie van
het wrijvingsmateriaal van de
pastilles op de remschijven te
verkrijgen.
BIJ DE VOORZIENE KILOMETER-
STAND LAAT MEN BIJ EEN Officiële
aprilia Dealer DE CONTROLES UIT-
VOEREN DIE VOORZIEN ZIJN IN DE
TABEL VAN HET "EINDE VAN DE
PROEFPERIODE" VAN HET DEEL GE-
PROGRAMMEERD ONDERHOUD, OM
LETSELS AAN ZICHZELF EN ANDE-
REN EN/OF SCHADE AAN HET VOER-
TUIG TE VOORKOMEN.
79
3 Use / 3 Gebruik
03_10
03_11
Starting up the engine (03_10,
03_11, 03_12, 03_13, 03_14,
03_15)
This is a remarkably powerful vehicle.
Learn to use the vehicle gradually and
with the utmost caution.
Do not carry objects in the top fairing
(between the handlebar and the instru-
ment panel) so that handlebar can turn
freely and the instrument panel is visi-
ble at all times.
FAILURE TO OBSERVE THIS WARN-
ING COULD LEAD TO UNCON-
SCIOUSNESS AND EVEN DEATH DUE
TO SUFFOCATION.
EXHAUST FUMES CONTAIN CARBON
MONOXIDE, AN EXTREMELY HARM-
FUL SUBSTANCE IF INHALED.
NEVER START THE ENGINE IN
CLOSED OR NOT WELL-VENTILATED
ROOMS.
CAUTION
WITH THE SIDE STAND LOWERED,
THE ENGINE MAY ONLY BE STARTED
WITH THE GEARBOX IN NEUTRAL. IF
YOU ATTEMPT TO ENGAGE A A
Starten des motors (03_10,
03_11, 03_12, 03_13, 03_14,
03_15)
Dit voertuig beschikt over een aan-
zienlijk vermogen en moet geleidelijk
en zeer voorzichtig gebruikt worden.
Plaats geen voorwerpen in het kapje
(tussen het stuur en het dashboard)
zodat de rotatie van het stuur en het
zicht op het dashboard niet gehinderd
worden.
WANNEER MEN DIT ADVIES NIET OP-
VOLGT, KAN MEN FLAUWVALLEN EN
OOK STERVEN DOOR VERSTIKKING.
DE UITLAATGASSEN BEVATTEN
KOOLMONOXIDE, EEN UITERST
SCHADELIJKE STOF WANNEER ZE
WORDT INGEADEMD.
VERMIJD HET STARTEN VAN DE MO-
TOR IN GESLOTEN OF ONVOLDOEN-
DE GEVENTILEERDE RUIMTEN.
LET OP
MET DE LATERALE STANDAARD OM-
LAAG, KAN DE MOTOR ENKEL GE-
START WORDEN WANNEER DE VER-
SNELLINGSBAK IN VRIJ STAAT, EN
80
3 Use / 3 Gebruik
GEAR IN THIS CONDITION, THE EN-
GINE WILL STOP.
WITH THE SIDE STAND RETRACTED,
THE ENGINE CAN BE STARTED WITH
THE GEAR IN NEUTRAL OR WITH A
GEAR ENGAGED AND THE CLUTCH
LEVER PRESSED.
WANNEER MEN IN DIT GEVAL PRO-
BEERT OM TE SCHAKELEN, WORDT
DE MOTOR STILGELEGD.
MET DE LATERALE STANDARD OMH-
OOG, IS HET MOGELIJK OM DE MO-
TOR TE STARTEN MET DE VERSNEL-
LINGSBAK IN VRIJ OF WANNEER ER
GESCHAKELD IS EN WANNEER DE
KOPPELINGSHENDEL GEACTI-
VEERD IS.
03_12
Get onto the bike in riding posi-
tion.
Make sure that the stand has
been fully retracted.
Make sure the light switch (1) is
set to the low-beam light posi-
tion.
Set the engine stop switch (2) to
RUN.
Turn the key (3) and set the ig-
nition switch to ON.
At this stage:
The multifunction display shows
the ignition screen for 2 sec-
onds.
On the instrument panel, all
warning lights (4) and the back-
lighting are on for 2 seconds.
The rpm indicator (5) goes to the
bottom of the scale and after 3
seconds, it goes back to the
minimum value.
Ga op het voertuig zitten in de
rijpositie.
Controleer of de standaard vol-
ledig ingeklapt is.
Controleer of de schakelaar van
de lichten (1) zich in de positie
van de dimlichten bevindt.
Plaats de schakelaar voor het
stilleggen van de motor (2) op
RUN.
Draai de sleutel (3) en plaats de
ontstekingsschakelaar op 'ON'.
Op dit moment gebeurt het volgende:
Op het multifunctioneel display
verschijnt het beeldscherm van
de start voor 2 seconden.
Op het dashboard lichten alle
controlelampen (4) en de retro-
verlichting op voor 2 seconden.
De wijzer van de toerenteller (5)
gaat naar het schaalminimum,
en na 3 seconden keert hij terug
naar de minimum waarde.
81
3 Use / 3 Gebruik
The current value is instantly in-
dicated on the instrument panel
during regular vehicle riding.
IF THE LOW FUEL WARNING LIGHT
(6) ON THE INSTRUMENT PANEL
TURNS ON, REFUEL THE VEHICLE AT
ONCE.
THE OVERREVVING THRESHOLD IN
NEW VEHICLES IS SET TO 6000 RPM.
RAISE THIS THRESHOLD GRADUAL-
LY AS YOU GET USED TO THE VEHI-
CLE.
Tijdens het normale gebruik van
het voertuig wordt op de instru-
menten de huidige waarde on-
middellijk getoond.
WANNEER OP HET DASHBOARD DE
CONTROLELAMP VAN DE BRAND-
STOFRESERVE (6) OPLICHT, MOET
MEN ONMIDDELLIJK BRANDSTOF
TANKEN.
OP HET NIEUWE VOERTUIG IS DE LI-
MIET VAN HET TOERENTAL INGE-
STELD OP 6000 TOEREN/MIN (RPM).
VERHOOG DEZE LIMIET GRADUEEL
NAARMATE U MEER VERTROUWD
RAAKT MET HET VOERTUIG.
03_13
Block at least one wheel by op-
erating one brake lever.
Operate the clutch lever (7)
completely and set the gearshift
lever (8) to neutral (green warn-
ing light "N" (9) on).
There is a starter on the vehicle,
controlled by the control unit,
that starts working automatically
whenever necessary (cold
start).
Blokkeer minstens een wiel,
door een remhendel te active-
ren.
Activeer de koppelingshendel
(7) volledig en plaats de com-
mandohendel van de versnel-
lingsbak (8) in vrij (groene con-
trolelamp "N" (9) aan).
Op het voertuig is een starter
aanwezig, die beheerd wordt
door de centrale, die automa-
tisch in werking treedt wanneer
dit nodig is (koudstarten).
82
3 Use / 3 Gebruik
TO AVOID EXCESSIVE BATTERY
CONSUMPTION, DO NOT HOLD
DOWN THE STARTER BUTTON (2)
MORE THAN TEN SECONDS.
IF THE ENGINE FAILS TO START AF-
TER THIS TIME, WAIT TEN SECONDS
AND PRESS THE STARTER BUTTON
(2) AGAIN.
PRESS THE STARTER BUTTON (2)
BUT DO NOT ACCELERATE, AND RE-
LEASE IT AS SOON AS THE ENGINE
STARTS.
OM EEN EXCESSIEF VERBRUIK VAN
DE ACCU TE VERMIJDEN, HOUDT
MEN DE STARTKNOP (2) NIET LAN-
GER DAN TIEN SECONDEN INGE-
DRUKT.
WANNEER IN DIT TIJDSINTERVAL DE
MOTOR NIET START, WACHT MEN
TIEN SECONDEN EN DRUKT MEN OP-
NIEUW OP DE STARTKNOP (2).
DRUK OP DE STARTKNOP (2) ZON-
DER GAS TE GEVEN, EN LAAT HEM
LOS ZODRA DE MOTOR START.
03_14
AVOID PRESSING THE STARTER
BUTTON (2) WHEN THE ENGINE HAS
ALREADY STARTED, AS THIS COULD
DAMAGE THE STARTER MOTOR.
IF THE ENGINE OIL PRESSURE ICON
IS DISPLAYED AND THE GENERAL
WARNING LIGHT IS ON, THIS MEANS
THAT THE OIL PRESSURE IN THE
CIRCUIT IS TOO LOW.
VERMIJD OM OP DE STARTKNOP (2)
TE DRUKKEN WANNEER DE MOTOR
GESTART IS, WANT DE STARTMO-
TOR ZOU BESCHADIGD KUNNEN
WORDEN.
WANNEER OP HET DISPLAY DE
ICOON VAN DE DRUK VAN DE MO-
TOROLIE EN DE ALGEMENE CON-
TROLELAMP WARNING VERSCHIJ-
NEN, IS DE OLIEDRUK IN HET
CIRCUIT ONVOLDOENDE.
83
3 Use / 3 Gebruik
03_15
Keep at least one brake lever
operated and accelerate only
when setting off.
DO NOT SET OFF SUDDENLY WHEN
THE ENGINE IS COLD. TO MINIMISE
THE EMISSION OF AIR POLLUTING
SUBSTANCES AND FUEL CONSUMP-
TION, WARM UP THE ENGINE BY RID-
ING THE FIRST KILOMETRES AT A
LIMITED SPEED.
IF THE WORD "SERVICE" IS SHOWN
ON THE (MULTIFUNCTION) DISPLAY
DURING REGULAR ENGINE OPERA-
TION, THIS MEANS THAT THE ELEC-
TRONIC CONTROL UNIT HAS DETEC-
TED A PROBLEM.
Houd minstens één remhendel
geactiveerd, en geef geen gas
tot het vertrek.
VERTREK NIET BRUUSK WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT. OM DE
EMISSIE VAN VERVUILENDE STOF-
FEN IN DE LUCHT EN HET BRAND-
STOFVERBRUIK TE BEPERKEN,
WORDT AANGERADEN OM TIJDENS
DE EERSTE KILOMETERS AAN EEN
BEPERKTE SNELHEID TE RIJDEN.
WANNEER OP HET (MULTIFUNCTIO-
NEEL) DISPLAY HET OPSCHRIFT
"SERVICE" OF "URGENT SERVICE"
VERSCHIJNT TIJDENS DE NORMALE
WERKING VAN DE MOTOR, WIL DIT
ZEGGEN DAT DE ELEKTRONISCHE
CENTRALE EEN ONREGELMATIG-
HEID HEEFT ONTDEKT.
Ride by wire
The vehicle is fitted with an innovative
throttle control system, called RIDE BY
WIRE, which ensures optimum engine
performance, at all times, taking into ac-
count the rider's demand, the general op-
erating conditions plus the external con-
ditions (atmospheric pressure, tempera-
Ride by wire
Het voertuig is uitgerust met een innova-
tief controlesysteem van de gashendel,
RIDE BY WIRE genaamd, zodat de mo-
tor op elk moment een optimaal gedrag
heeft, door rekening te houden met de
eisen van de bestuurder, met de algeme-
ne werkingscondities en met de externe
84
3 Use / 3 Gebruik
ture). If compared with traditional
injection systems, it also allows an elec-
tronic control of the throttle, thus replac-
ing the traditional cable. When riding at
high altitudes, the RIDE BY WIRE system
offsets the unavoidable loss of power
(1% every 100 metres of slope due to the
reduced concentration of oxygen in the
air) by opening the throttle bodies. There-
fore, the engine performance when tor-
que demand is requested by means of
the throttle is the same as when riding on
level ground, thus shifting the character-
istic power reduction to the highest
speeds. As a result, throttles are fully
open but the throttle grip is not fully twis-
ted; therefore, in case the throttle grip is
further and fully twisted, the vehicle per-
formance will not be further enhanced.
condities (atmosferische druk, tempera-
tuur). Het systeem kan vergeleken bij de
traditionele injectiesystemen een elektro-
nische controle uitvoeren, ook van de
gashendel, zodat de traditionele kabel
vervangen wordt. Bij het rijden op hoog-
tes compenseert het systeem RIDE BY
WIRE een onvermijdelijk vermogensver-
lies (1% elke 100 meter hoogteverschil
door de lagere zuurstofconcentratie in de
lucht), door te handelen op de opening
van de vlinderkleppen. De reactie van de
motor op de vraag tot koppel, door middel
van de gashendel, is bijgevolg dezelfde
als wanneer op vlaktes gereden wordt,
door de natuurlijke vermogensverminde-
ring naar de maximum toerentallen te
verplaatsen. De vlinderkleppen bevinden
zich dus in de positie 'helemaal open'
wanneer de gashendel niet helemaal ge-
draaid wordt; wanneer nog aan de gas-
hendel gedraaid wordt, zullen de presta-
ties van het voertuig dezelfde blijven.
03_16
Moving off / riding (03_16,
03_17, 03_18, 03_19, 03_20,
03_21, 03_22)
CAUTION
IF, WHILE RIDING, THE LOW FUEL
WARNING LIGHT (1) ON THE INSTRU-
MENT PANEL TURNS ON, IT MEANS
THERE IS STILL SOME FUEL LEFT.
Start / besturing (03_16, 03_17,
03_18, 03_19, 03_20, 03_21,
03_22)
LET OP
WANNEER TIJDENS HET RIJDEN DE
CONTROLELAMP VAN DE BRAND-
STOFRESERVE (1) OP HET DASH-
BOARD OPLICHT, BESCHIKT MEN
NOG OVER EEN ZEKERE HOEVEEL-
HEID BRANDSTOF.
85
3 Use / 3 Gebruik
REFUEL AS SOON AS POSSIBLE.
CAUTION
WHEN TRAVELLING WITHOUT PAS-
SENGERS, MAKE SURE THE PAS-
SENGER FOOTRESTS ARE FOLDED
UP.
CAUTION
PASSENGERS MUST BE SUITABLY
INSTRUCTED ON HOW TO BEHAVE
TO PREVENT DANGEROUS SITUA-
TIONS WHEN RIDING.
BEFORE RIDING, MAKE SURE THE
STAND HAS BEEN COMPLETELY RE-
TRACTED TO ITS POSITION.
TANK ZO VLUG MOGELIJK.
LET OP
WANNEER MEN ZONDER PASSA-
GIER REIST, CONTROLEERT MEN OF
DE VOETENSTEUNEN VAN DE PAS-
SAGIER GESLOTEN ZIJN.
LET OP
WANNEER MEN MET PASSAGIER
RIJDT, GEEFT MEN INLICHTINGEN
AAN DEZE PERSOON ZODAT DEZE
GEEN MOEILIJKHEDEN VEROOR-
ZAAKT TIJDENS DE MANOEUVRES.
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN OF DE STANDAARD VOLLEDIG
INGEKLAPT IS.
03_17
To set off:
Start the engine.
Adjust the rear-view mirror an-
gle correctly.
CAUTION
WITH THE VEHICLE AT A STAND-
STILL, PRACTICE USING THE REAR-
VIEW MIRRORS. THE MIRROR RE-
FLECTING SURFACE IS CONVEX SO
OBJECTS MAY SEEM FARTHER
THAN THEY REALLY ARE. THESE
MIRRORS OFFER A WIDE-ANGLE
Om te vertrekken:
Start de motor.
Regel de inclinatie van de ach-
teruitkijkspiegeltjes op correcte
wijze.
LET OP
WANNEER HET VOERTUIG STIL-
STAAT, PROBEERT MEN REEDS OM
AAN DE ACHTERUITKIJKSPIEGEL-
TJES GEWOON TE RAKEN. HET RE-
FLECTERENDE OPPERVLAK IS
ROND, DAAROM LIJKEN DE VOOR-
86
3 Use / 3 Gebruik
VIEW AND ONLY EXPERIENCE
HELPS YOU JUDGE THE DISTANCE
SEPARATING YOU AND THE VEHI-
CLE BEHIND.
WERPEN VERDER DAN DAT ZE WER-
KELIJK ZIJN. DEZE SPIEGELTJES
BIEDEN EEN GROOTHOEKIG BEELD,
EN ENKEL ERVARING MAAKT HET IN-
SCHATTEN MOGELIJK VAN DE AF-
STAND VAN DE VOERTUIGEN DIE
VOLGEN.
03_18
With throttle grip (2) released
(Pos. A) and engine at idle, fully
operate the clutch lever (3).
Engage first gear by pushing the
shift lever (4) down.
Release the brake lever (press-
ed during start-up).
CAUTION
RELEASING THE CLUTCH LEVER
TOO SUDDENLY WHEN SETTING OFF
MAY STALL THE ENGINE AND LIFT
THE FRONT WHEEL.
DO NOT SPEED UP SUDDENLY OR
EXCESSIVELY WHEN RELEASING
THE CLUTCH SO THAT THE CLUTCH
DOES NOT "SLIDE" (SLOW RE-
LEASE) OR THE FRONT WHEEL
"REARS UP" (QUICK RELEASE).
Met het gashandvat (2) losgela-
ten (Pos.A) en de motor aan het
minimum toerental, moet de
koppelingshendel (3) volledig
geactiveerd worden.
Schakel in de eerste versnelling
door de commandohendel van
de versnellingsbak (4) naar be-
neden te duwen.
Laat de remhendel los (geacti-
veerd bij de start).
LET OP
BIJ HET VERTREK KAN HET TE
BRUUSK OF TE SNEL LOSLATEN
VAN DE HENDEL VAN DE KOPPELING
DE MOTOR DOEN STILVALLEN, EN
HET VOERTUIG DOEN STOPPEN MET
EEN SCHOK.
GEEF GEEN BRUUSK OF EXCESSIEF
GAS TIJDENS HET LOSLATEN VAN
DE KOPPELING, OM TE VERMIJDEN
DAT DE KOPPELING GAAT "SLIP-
PEN" (TRAAG LOSLATEN) OF DAT
HET VOORSTE WIEL VAN DE GROND
87
3 Use / 3 Gebruik
KOMT, "STEIGEREN" (SNEL LOSLA-
TEN).
03_19
Slowly release the clutch lever
(3) and at the same time accel-
erate by slightly twisting the
throttle grip (2) (Pos. B).
The vehicle starts moving forward.
For the first riding kilometres,
limit the speed in order to warm
up the engine.
DO NOT EXCEED THE MAXIMUM
RECOMMENDED ENGINE SPEED.
Laat de hendel van de koppeling
(3) langzaam los en geef tege-
lijkertijd gas door aan het gas-
handvat (2) te draaien (Pos.B).
Het voertuig zal beginnen rijden.
Tijdens de eerste kilometers be-
perkt men de snelheid om de
motor op te warmen.
OVERSCHRIJD HET AANBEVOLEN
TOERENTAL NIET.
Accelerate gradually by twisting
the throttle grip (2) (Pos. B)
without exceeding the recom-
mended rpm.
To engage the second gear:
OPERATE FAST.
DO NOT RIDE THE VEHICLE AT VERY
LOW ENGINE REVS.
Verhoog geleidelijk aan de snel-
heid door gradueel aan het gas-
handvat te draaien (2) (Pos.B),
zonder het aanbevolen toeren-
tal te overschrijden.
Om naar de tweede versnelling te
schakelen:
HANDEL MET EEN ZEKERE SNEL-
HEID.
88
3 Use / 3 Gebruik
RIJ NIET MET HET VOERTUIG AAN
EEN TE LAAG TOERENTAL.
03_20
03_21
Release the throttle grip (2)
(Pos. A), operate the clutch lev-
er (3), lift the gearshift lever (4),
release the clutch lever (3) and
accelerate.
Repeat the last two operations
and engage a higher gear.
IF THE ENGINE OIL PRESSURE ICON
IS DISPLAYED AND THE GENERAL
WARNING LIGHT IS ON DURING REG-
ULAR ENGINE OPERATION, THIS
MEANS THAT THE ENGINE OIL PRES-
SURE IN THE CIRCUIT IS TOO LOW.
IF THIS OCCURS, STOP THE ENGINE
AND CONTACT AN aprilia Official
Dealer.
SHIFTING FROM A HIGHER TO A
LOWER GEAR, CALLED "DOWN-
SHIFT", IS CARRIED OUT:
Laat het gashandvat los (2)
(Pos.A) en activeer de hendel
van de koppeling (3), breng de
commandohendel voor het
schakelen omhoog (4), laat de
hendel van de koppeling los (3)
en geef gas.
Herhaal de twee laatste hande-
lingen om over te gaan naar de
hogere versnellingen.
WANNEER OP HET DISPLAY DE
ICOON VAN DE DRUK VAN DE MO-
TOROLIE EN DE ALGEMENE CON-
TROLELAMP WARNING VERSCHIJ-
NEN TIJDENS DE NORMALE WERK-
ING VAN DE MOTOR, WIL DIT
ZEGGEN DAT DE DRUK VAN DE MO-
TOROLIE IN HET CIRCUIT ONVOL-
DOENDE IS.
IN DIT GEVAL MOET MEN DE MOTOR
STILLEGGEN EN MOET MEN ZICH
WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer.
HET OVERGAAN VAN EEN HOGERE
NAAR EEN LAGERE VERSNELLING,
"TERUGSCHAKELEN" GENOEMD,
89
3 Use / 3 Gebruik
VOERT MEN UIT OP DE VOLGENDE
MANIER:
When riding downhill and under
braking, using engine compres-
sion to increase braking power.
When going uphill, when the en-
gaged gear does not suit the
speed (high gear, moderate
speed) and the number of en-
gine revs falls.
CAUTION
DOWNSHIFT ONE GEAR AT A TIME;
DOWNSHIFTING MANY GEARS AT
ONE TIME CAN CAUSE THE SPEED
TO EXCEED THE "OVERREVVING"
MAXIMUM POWER.
BEFORE AND DURING "DOWNSHIFT-
ING", SLOW DOWN BY RELEASING
THE THROTTLE GRIP TO AVOID
"OVERREVVING".
Wanneer men op een afdaling
rijdt en bij het remmen, men ge-
bruikt de compressie van de
motor om de remactie te verho-
gen.
Wanneer men een helling oprijdt
en de geschakelde versnelling
is niet geschikt voor de snelheid
(hoge versnelling, gematigde
snelheid), het toerental van de
motor verlaagt.
LET OP
WANNEER MEN TERUGSCHAKELT,
DOET MEN DIT MET ÉÉN VERSNEL-
LING PER KEER; WANNEER MEN
MEERDERT VERSNELLINGEN PER
KEER TERUGSCHAKELT, KAN HET
MAXIMALE VERMOGENSREGIME "TE
HOOG TOERENTAL" OVERSCHRE-
DEN WORDEN.
VÓÓR EN TIJDENS HET "TERUG-
SCHAKELEN" VAN EEN VERSNEL-
LING, VERTRAAGT MEN DOOR HET
GASHANDVAT LOS TE LATEN, OM
HET "TE HOOG TOERENTAL" TE
VERMIJDEN.
90
3 Use / 3 Gebruik
03_22
Release the throttle grip (2)
(Pos. A)
If necessary, pull the brake lev-
ers gently and reduce speed.
Operate the clutch lever (3) and
lower the gearshift lever (4) be-
fore engaging a lower gear.
Release the brake levers when
it is operated.
Release the clutch lever (3) and
accelerate moderately.
IF AN ENGINE OVERHEATING ALARM
INDICATOR IS SHOWN ON THE MUL-
TIFUNCTION DIGITAL DISPLAY,
STOP THE VEHICLE AND LET THE
ENGINE RUN AT 3000 rpm FOR
ABOUT TWO MINUTES, SO THAT THE
COOLANT FLOWS REGULARLY IN
THE SYSTEM; THEN SET THE ENGINE
STOP SWITCH TO "OFF" AND CHECK
THE COOLANT LEVEL.
IF THE TEMPERATURE INDICATION
CONTINUES FLASHING AFTER
CHECKING THE COOLANT LEVEL,
CONTACT AN Official aprilia Dealer.
DO TURN THE IGNITION KEY TO "KEY
OFF", BECAUSE THE COOLING FANS
WOULD STOP REGARDLESS OF THE
COOLANT TEMPERATURE, WHICH
WOULD CAUSE A FURTHER TEM-
PERATURE RISE.
Laat het gashandvat los (2)
(Pos.A)
Indien nodig activeert men ge-
matigd de remhendels en min-
dert men de snelheid van het
voertuig.
Activeer de hendel van de kop-
peling (3) en breng de comman-
dohendel voor het schakelen (4)
omlaag, om naar de lagere ver-
snelling te schakelen.
Laat de remhendels los indien
geactiveerd.
Laat de hendel van de koppeling
(3) los en geef gematigd gas.
WANNEER OP HET DIGITAAL MULTI-
FUNCTIONEEL DISPLAY DE MEL-
DING VAN EEN ALARM VAN OVER-
VERHITTING VAN DE MOTOR VER-
SCHIJNT, MOET HET VOERTUIG
GESTOPT WORDEN EN MOET U DE
MOTOR ONGEVEER TWEE MINUTEN
AAN 3000 toeren/min (rpm) LATEN
DRAAIEN, ZODAT DE HERCIRCULA-
TIE VAN KOELVLOEISTOF IN DE IN-
STALLATIE GEREGELD WORDT;
PLAATS DE SCHAKELAAR VOOR
HET STILLEGGEN VAN DE MOTOR
OP "OFF" EN CONTROLEER HET PEIL
VAN DE KOELVLOEISTOF.
WANNEER NA DE CONTROLE VAN
HET PEIL VAN DE KOELVLOEISTOF
DE MELDING VAN DE TEMPERATUUR
BLIJFT KNIPPEREN, MOET MEN ZICH
91
3 Use / 3 Gebruik
IF THE GENERAL WARNING LIGHT
ACTIVATES ON THE INSTRUMENT
PANEL DURING REGULAR ENGINE
OPERATION, THIS MEANS THAT
SOME FAILURES HAVE BEEN DE-
TECTED.
IN MANY CASES THE ENGINE WILL
CONTINUE TO OPERATE WITH LIMI-
TED PERFORMANCE; CONTACT AN
Official aprilia Dealer IMMEDIATELY.
TO PREVENT CLUTCH OVERHEAT-
ING, AVOID RUNNING THE ENGINE
WITH THE CLUTCH DISENGAGED
AND A GEAR SELECTED.
OPERATING ONLY EITHER THE
FRONT OR THE REAR BRAKE SIG-
NIFICANTLY REDUCES BRAKING
POWER AND A WHEEL MAY GET
BLOCKED RESULTING IN LACK OF
GRIP.
WHEN STOPPING WHILE TRAVEL-
LING UPHILL, CLOSE THE THROTTLE
COMPLETELY AND ONLY USE THE
BRAKES TO HOLD THE VEHICLE IN
POSITION.
USING THE ENGINE TO HOLD THE
VEHICLE ON A HILL MAY CAUSE THE
CLUTCH TO OVERHEAT.
BRAKING CONTINUOUSLY WHILE
GOING DOWNHILL MAY RESULT IN
WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer.
PLAATS DE ONTSTEKINGSSLEUTEL
NIET OP "KEY OFF", OMDAT DE
KOELVENTILATOREN ONAFHANKE-
LIJK VAN DE TEMPERATUUR VAN DE
KOELVLOEISTOF ZOUDEN STOPPEN
MET DRAAIEN, ZODAT DE TEMPERA-
TUUR NOG ZOU VERHOGEN.
WANNEER OP HET DASHBOARD DE
CONTROLELAMP VAN DE ALGEME-
NE ALARMEN GEACTIVEERD
WORDT TIJDENS DE NORMALE
WERKING VAN DE MOTOR, WERDEN
ENKELE ONREGELMATIGHEDEN
ONTDEKT.
IN VEEL GEVALLEN BLIJFT DE MO-
TOR WERKEN, MAAR MET BEPERK-
TE PRESTATIES; NEEM ONMIDDEL-
LIJK CONTACT OP MET EEN Officiële
aprilia Dealer.
OM OVERVERHITTING VAN DE KOP-
PELING TE VERMIJDEN, MOET DE
MOTOR ZO VLUG MOGELIJK STILGE-
LEGD WORDEN; STOP HET VOER-
TUIG, SCHAKEL IN EEN VERSNEL-
LING EN ACTIVEER TEGELIJKERTIJD
DE HENDEL VAN DE KOPPELING.
WANNEER MEN ENKEL DE VOOR-
REM OF DE ACHTERREM ACTI-
VEERT, VERMINDERT DE REM-
92
3 Use / 3 Gebruik
FRICTION GASKET OVERHEATING
AND CONSEQUENTLY IN POOR
BRAKING.
TAKE ADVANTAGE OF THE ENGINE
COMPRESSION AND SHIFT UP
GEARS USING THE BRAKES ALTER-
NATIVELY.
NEVER RIDE WITH THE ENGINE OFF
WHEN GOING DOWNHILL.
WHEN RIDING ON WET SURFACES
OR WITH POOR GRIP (SNOW, ICE,
MUD, ETC.) RIDE AT A MODERATE
SPEED AVOIDING SUDDEN BRAKING
OR MANOEUVRES THAT MAY LEAD
TO LACK OF GRIP AND CONSE-
QUENTLY TO FALLS.
KRACHT AANZIENLIJK EN LOOPT
MEN HET RISICO DAT ER EEN WIEL
BLOKKEERT, MET GRIPVERLIES ALS
GEVOLG.
WANNEER MEN MOET STOPPEN OP
EEN HELLING, VERTRAAGT MEN
VOLLEDIG EN GEBRUIKT MEN EN-
KEL DE REMMEN OM HET VOERTUIG
STIL TE LATEN STAAN.
WANNEER MEN DE MOTOR GE-
BRUIKT OM HET VOERTUIG STIL TE
LATEN STAAN, KAN DE KOPPELING
OVERVERHIT RAKEN.
WANNEER MEN TIJDENS EEN DA-
LING VOORTDUREND REMT, KUN-
NEN DE WRIJVINGSPAKKINGEN
OVERVERHIT RAKEN ZODAT DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
MEN VERMINDERT.
GEBRUIK DE COMPRESSIE VAN DE
MOTOR DOOR TERUG TE SCHAKE-
LEN EN MET AFWISSELEND GE-
BRUIK VAN BEIDE REMMEN.
TIJDENS EEN DALING MAG MEN NIET
RIJDEN MET DE MOTOR UIT.
OP EEN NATTE ONDERGROND, OF
ALLESZINS MET WEINIG GRIP (SNEE-
UW, IJS, MODDER, ENZ.), RIJDT MEN
MET EEN GEMATIGDE SNELHEID, EN
VERMIJDT MEN OM BRUUSK TE REM-
MEN EN OM MANOEUVRES UIT TE
VOEREN DIE GRIPVERLIES VEROOR-
93
3 Use / 3 Gebruik
ZAKEN, EN DUS HET VALLEN TOT
GEVOLG HEBBEN.
03_23
Stopping the engine (03_23)
Release the throttle grip (1)
(Pos. A), brake gradually and at
the same time "downshift" gears
to slow down.
Once the speed is reduced, before
stopping the vehicle:
Operate the clutch lever (2) so
that engine does not shut off.
With the scooter at a standstill:
Set the gear lever in neutral po-
sition (green "N" warning light
lit).
Release the clutch lever.
While at a temporary halt, keep
at least one brake activated.
CAUTION
WHENEVER POSSIBLE, AVOID
ROUGH BRAKING, SUDDEN DECEL-
ERATION AND BRAKING IN EXCESS.
Stoppen van de motor (03_23)
Laat het gashandvat los (1)
(Pos.A), activeer geleidelijk de
remmen en "schakel" tegelijker-
tijd terug om snelheid te minde-
ren.
Wanneer men snelheid geminderd
heeft, voert men het volgende uit voor-
dat het voertuig volledig komt stil te
staan:
Activeer de hendel van de kop-
peling (2) zodat de motor niet
stilvalt.
Met het voertuig stil:
Plaats de hendel voor het scha-
kelen in vrij (groene controle-
lamp "N" aan).
Laat de hendel van de koppeling
los.
Tijdens een tijdelijke pauze
moet er minstens één rem ge-
activeerd worden.
LET OP
VERMIJD INDIEN MOGELIJK OM
BRUUSK TE STOPPEN, ONVER-
94
3 Use / 3 Gebruik
WACHTS TE VERTRAGEN EN HARD
TE REMMEN.
Parking
It is very important to select an adequate
parking spot, in compliance with road sig-
nals and the guidelines described below.
CAUTION
PARK ON SAFE AND LEVEL GROUND
TO PREVENT THE VEHICLE FROM
FALLING.
DO NOT LEAN THE vehicle ON A
WALL OR LAY IT ON THE GROUND.
MAKE SURE THE VEHICLE AND SPE-
CIALLY ITS HOT PARTS DO NOT
POSE ANY RISK TO PEOPLE OR
CHILDREN. DO NOT LEAVE YOUR VE-
HICLE UNATTENDED WITH THE EN-
GINE ON OR THE KEY IN THE IGNI-
TION SWITCH.
CAUTION
VEHICLE FALL OR EXCESSIVE INCLI-
NATION CAN CAUSE FUEL OUT-
FLOW.
FUEL USED TO DRIVE EXPLOSION
ENGINES IS HIGHLY FLAMMABLE
AND CAN BECOME EXPLOSIVE UN-
DER SPECIFIC CONDITIONS.
Parkeren
De keuze van de parkeerzone is zeer be-
langrijk en moet de verkeerstekens en de
volgende aanduidingen respecteren.
LET OP
PARKEER HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND,
ZODAT HET NIET VALT.
LAAT HET VOERTUIG NIET STEUNEN
TEGEN MUREN, EN LEG HET NIET OP
DE GROND.
CONTROLEER OF HET VOERTUIG,
EN VOORAL DE GLOEIEND HETE DE-
LEN ERVAN, NIET GEVAARLIJK ZIJN
VOOR PERSONEN EN KINDEREN.
LAAT HET VOERTUIG NIET ONBE-
WAAKT ACHTER MET DE MOTOR
AAN, OF MET DE SLEUTEL IN DE
ONTSTEKINGSSCHAKELAAR.
LET OP
HET VALLEN OF DE EXCESSIEVE IN-
CLINATIE VAN HET VOERTUIG KUN-
NEN HET UITSTROMEN VAN BRAND-
STOF VEROORZAKEN.
DE BRANDSTOF DIE WORDT GE-
BRUIKT VOOR DE AANDRIJVING VAN
DE ONTPLOFFINGSMOTOR IS UI-
95
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
TERST BRANDBAAR, EN KAN EX-
PLOSIEF WORDEN IN BEPAALDE
OMSTANDIGHEDEN.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
Catalytic silencer
The vehicle has a silencer with a "plati-
num - palladium - rhodium three-way"
metal catalytic converter.
This device oxidises the CO (carbon
monoxide) and the HC (unburned hydro-
carbons) in the exhaust gas, producing
carbon dioxide and water vapour respec-
tively.
DO NOT PARK THE VEHICLE NEAR
DRY BRUSHWOOD OR IN PLACES
EASILY ACCESSIBLE BY CHILDREN
BECAUSE THE CATALYTIC CON-
VERTER REACHES HIGH TEMPERA-
TURES DURING VEHICLE OPERA-
TION; FOR THIS REASON, PAY
UTMOST ATTENTION AND DO NOT
Katalysator
Het voertuig is uitgerust met een knal-
demper met metalen katalysator van het
type "trivalent met platina - palladium -
rodium".
Dit mechanisme moet de CO (koolmono-
xide) en de HC (onverbrande koolwater-
stoffen) die aanwezig zijn in de uitlaat-
gassen oxideren, zodat ze respectievelijk
omgezet worden in kooldioxide en water-
damp.
VERMIJD OM HET VOERTUIG TE PAR-
KEREN IN DE BUURT VAN DROGE
STRUIKGEWASSEN OF VAN PLAAT-
SEN DIE BEREIKBAAR ZIJN DOOR
KINDEREN, OMDAT DE KATALYTI-
SCHE UITLAAT TIJDENS HET GE-
BRUIK ZEER HOGE TEMPERATUREN
BEREIKT; LET DUS ZEER GOED OP
96
3 Use / 3 Gebruik
TOUCH IT UNTIL IT HAS COMPLETE-
LY COOLED DOWN.
DO NOT USE LEADED PETROL AS IT
CAUSES IRREPARABLE DAMAGE TO
THE CATALYTIC CONVERTER.
EN VERMIJD EENDER WELK CON-
TACT, VÓÓR ZE HELEMAAL AFGE-
KOELD IS.
GEBRUIK GEEN BENZINE MET LOOD,
OMDAT ZO DE KATALYSATOR
WORDT VERNIETIGD.
Vehicle owners are warned that the law
may prohibit the following:
the removal of any device or el-
ement belonging to a new vehi-
cle or any other action by any-
one leading to render it non-
operating, if not for mainte-
nance, repair or replacement
reasons, in order to control
noise emission before the sale
or delivery of the vehicle to the
ultimate buyer or while it is used;
using the vehicle after that de-
vice or element has been re-
moved or rendered non-operat-
ing.
Check the muffler/exhaust silencer and
the silencer pipes, make sure there are
no signs of rust or holes and that the ex-
haust system works properly.
If you not an increase in exhaust noise,
take your vehicle to an Official aprilia
Dealer at once.
Men waarschuwt de eigenaar van het
voertuig dat de wet het volgende kan ver-
bieden:
de verwijdering en elke hande-
ling om eender welk toestel of
samenstellend element in een
nieuw voertuig niet-operationeel
te maken, door eender wie, be-
halve voor het onderhoud, de
herstelling of de vervanging, om
de lawaai-emissie te controle-
ren vóór de verkoop of levering
van het voertuig aan de koper of
wanneer het gebruikt wordt;
het gebruik van het voertuig na-
dat dit mechanisme of samen-
stellend element werd verwij-
derd of niet-operationeel werd
gemaakt.
Controleer de uitlaat/knaldemper van de
uitlaat en de buizen van de knaldemper,
en controleer of er geen roest of boringen
zijn en of het uitlaatsysteem correct
werkt.
Wanneer het lawaai van het uitlaatsys-
teem verhoogt, contacteert men onmid-
dellijk een Officiële aprilia Dealer.
97
3 Use / 3 Gebruik
NOTE
DO NOT TAMPER WITH THE EX-
HAUST SYSTEM.
N.B.
HET IS VERBODEN OM TE KNOEIEN
AAN HET UITLAATSYSTEEM.
03_24
Stand (03_24)
If the stand has been folded up for any
manoeuvre (for example, when the vehi-
cle is in motion), rest the vehicle on its
stand again as follows:
Select an appropriate parking
spot.
Grasp the left grip (1) and put
the right hand on the upper rear
part of the vehicle (2).
Push the side stand with your
right foot, and extend it com-
pletely (3).
Lean the vehicle until the stand
touches the ground.
Turn the handlebar fully left-
wards.
MAKE SURE THE GROUND WHERE
YOU PARK IS CLEAR, FIRM AND LEV-
EL.
Standaard (03_24)
Wanneer men voor eender welk ma-
noeuvre (bijvoorbeeld het verplaatsen
van het voertuig), de standaard moet
dichtklappen, handelt men als volgt voor
het herplaatsen van het voertuig op de
standaard:
De parkeerzone kiezen.
Grijp het linker handvat (1) vast
en steun de rechter hand op het
achterste bovenste deel van het
voertuig (2).
Duw op de laterale standaard
met de rechter voet, en klap
hem volledig uit (3).
Hel het voertuig tot de stan-
daard de grond raakt.
Draai het stuur volledig naar
links.
CONTROLEER OF HET TERREIN VAN
DE PARKEERZONE VRIJ, VAST EN
VLAK IS.
98
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
Suggestion to prevent theft
CAUTION
WHEN USING A DISC LOCKING DE-
VICE, PAY UTMOST ATTENTION TO
REMOVE IT BEFORE RIDING. FAIL-
URE TO OBSERVE THIS WARNING
MAY SERIOUSLY DAMAGE THE
BRAKING SYSTEM AND CAUSE AC-
CIDENTS WITH CONSEQUENT PHYS-
ICAL INJURIES OR EVEN DEATH.
Tips tegen diefstal
LET OP
WANNEER MEN EEN SCHIJFBLOK-
KERINGSMECHANISME GEBRUIKT,
LET MEN ZEER GOED OP OM HET TE
VERWIJDEREN VOORALEER MEN
MET HET VOERTUIG GAAT RIJDEN.
HET NIET RESPECTEREN VAN DEZE
WAARSCHUWING KAN ERNSTIGE
SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
REMINSTALLATIE EN ONGELUKKEN
VEROORZAKEN, MET LETSELS EN
ZELFS DE DOOD ALS GEVOLG.
NEVER leave the ignition key in the lock
and always use the steering lock. Park
the vehicle in a safe place such as a ga-
rage or a place with guards. Whenever
possible, use an additional anti-theft de-
vice. Make sure all vehicle documents
are in order and the road tax paid. Write
down your personal details and tele-
phone number on this page to help iden-
Laat de ontstekingssleutel NOOIT achter
op het voertuig, en gebruik steeds het
stuurslot. Parkeer het voertuig op een
veilige plaats, indien mogelijk in een ga-
rage of een bewaakte plaats. Gebruik in-
dien mogelijk een extra antidiefstalme-
chanisme. Controleer of de documenten
en de verkeersbelasting in orde zijn.
Schrijf uw gegevens en telefoonnummer
op deze pagina, om de identificatie van
de eigenaar te vergemakkelijken in geval
99
3 Use / 3 Gebruik
tifying the owner in case of vehicle
retrieval after a theft.
LAST
NAME: ....................................................
...............
NAME: ....................................................
...............
AD-
DRESS: ..................................................
.................
................................................................
..........................
TELEPHONE
No: .......................................................
WARNING
IN MANY CASES, STOLEN VEHICLES
CAN BE IDENTIFIED BY DATA IN THE
USE / MAINTENANCE BOOKLET
van het terugvinden van het voertuig na
diefstal.
NAAM: ....................................................
................
VOOR-
NAAM: ....................................................
.........................
ADRES: ..................................................
...................
................................................................
...........................
TELEFOONNUM-
MER: ......................................................
....
WAARSCHUWING
IN VEEL GEVALLEN WORDEN GE-
STOLEN VOERTUIGEN GEÏDENTIFI-
CEERD DOOR MIDDEL VAN DE GE-
GEVENS IN HET GEBRUIKS- EN
ONDERHOUDSBOEKJE.
100
3 Use / 3 Gebruik
03_25
03_26
03_27
Basic safety rules (03_25,
03_26, 03_27, 03_28, 03_29)
Follow the instructions given below atten-
tively to avoid injuring persons, damaging
property or the vehicle in the event of the
rider or the passenger falling off the ve-
hicle and/or the vehicle falling or over-
turning.
When getting on and off the vehicle,
make sure nothing is restricting your
movements; do not hold any objects in
your hands (helmet, gloves or goggles
not put on).
Always get on and off the vehicle on the
left side and with the side stand lowered.
Basis veiligheidsnormen
(03_25, 03_26, 03_27, 03_28,
03_29)
Schenk maximaal aandacht aan de vol-
gende veiligheidsaanduidingen, omdat
ze opgesteld zijn om letsels aan perso-
nen, schade aan voorwerpen of het voer-
tuig te vermijden, die afkomstig zijn
doordat de bestuurder of de passagier
vallen, en/of van het vallen of omslaan
van het voertuig zelf.
Het op- en afstappen van het voertuig
moet gebeuren met een totale bewe-
gingsvrijheid en zodat de handen niet
worden gehinderd (voorwerpen, niet ge-
dragen helm of handschoenen of bril).
Men moet steeds opstappen en afstap-
pen aan de linker kant van het voertuig,
en enkel wanneer de laterale standaard
uitgeklapt is.
101
3 Use / 3 Gebruik
03_28
03_29
The stand has been designed to support
the weight of the vehicle and a minimum
load, without the added weight of rider
and passenger.
The purpose of the side stand is to pre-
vent the vehicle from falling or overturn-
ing while rider and passenger get on the
vehicle and get ready to ride; the stand
should not be used to support the weight
of rider and passenger.
While getting on and off, the vehicle may
become unstable due to its weight and it
may fall or overturn.
CAUTION
THE RIDER MUST GET ON THE VEHI-
CLE FIRST AND GET OFF LAST TO BE
ABLE TO CONTROL AND BALANCE
THE VEHICLE WHILE THE PASSEN-
GER IS GETTING ON OR OFF THE VE-
HICLE.
De standaard is ontworpen om het ge-
wicht van het voertuig met een minimum
last te steunen, zonder bestuurder en
passagier.
Het opstappen in de rijpositie wanneer
het voertuig op de laterale standaard
staat, is enkel toegestaan om de moge-
lijkheid te voorkomen dat het valt, en de
laterale standaard is niet voorzien om het
gewicht van de bestuurder en de passa-
gier te dragen.
Tijdens het op- of afstappen kan het ge-
wicht van het voertuig evenwichtsverlies
veroorzaken, met als gevolg de mogelijk-
heid op het vallen en het omslaan.
LET OP
DE BESTUURDER MOET STEEDS
EERST OP HET VOERTUIG STAPPEN
EN ALS LAATSTE AFSTAPPEN, EN
HIJ ZORGT VOOR HET EVENWICHT
EN DE STABILITEIT TIJDENS HET OP-
EN AFSTAPPEN VAN DE PASSAGIER
102
3 Use / 3 Gebruik
When getting on and off the vehicle, the
passenger must move carefully so as not
to cause a loss of stability for vehicle and
rider.
CAUTION
THE RIDER MUST INSTRUCT THE
PASSENGER ON HOW TO GET ON
AND OFF THE VEHICLE SAFELY.
THE VEHICLE IS EQUIPPED WITH
PASSENGER FOOTRESTS TO FACIL-
ITATE GETTING ON OR OFF THE VE-
HICLE. THE PASSENGER MUST AL-
WAYS USE THE LEFT FOOTREST TO
GET ON AND OFF THE VEHICLE.
NEVER ATTEMPT TO GET OFF THE
VEHICLE BY JUMPING OR STRETCH-
ING YOUR LEG TO REACH THE
GROUND. THESE ARE INCORRECT
PROCEDURES THAT COMPROMISE
VEHICLE STABILITY AND BALANCE.
CAUTION
ANY BAGS OR OBJECTS STRAPPED
TO THE REAR OF THE VEHICLE CAN
REPRESENT AN OBSTACLE WHILE
GETTING ON AND OFF.
SWING YOUR RIGHT LEG OVER THE
SEAT IN A CONTROLLED MOVEMENT
SO AS NOT TO HIT THE REAR PART
OF THE VEHICLE (TAIL SECTION OR
LUGGAGE) AND COMPROMISE STA-
BILITY.
Bovendien moet de passagier voorzichtig
op- en afstappen om het voertuig en de
passagier niet uit evenwicht te brengen.
LET OP
DE PILOOT MOET DE PASSAGIER OP
DE HOOGTE BRENGEN VAN HOE
MEN MOET OP EN AFSTAPPEN.
HET VOERTUIG IS VOORZIEN VAN
SPECIALE VOETENSTEUNEN VOOR
DE PASSAGIER, VOOR HET OP EN
AFSTAPPEN. DE PASSAGIER MOET
STEEDS DE LINKER VOETENSTEUN
GEBRUIKEN VOOR HET OP EN AF-
STAPPEN.
NIET AFSTAPPEN OF PROBEREN OM
AF TE STAPPEN DOOR VAN HET
VOERTUIG TE SPRINGEN OF HET
BEEN UIT TE STREKKEN OM DE
GROND TE RAKEN. IN BEIDE GEVAL-
LEN ZOUDEN HET EVENWICHT EN DE
STABILITEIT VAN HET VOERTUIG GE-
SCHAAD KUNNEN WORDEN.
LET OP
DE BAGAGE EN DE OP DE ACHTER-
KANT VAN HET VOERTUIG VASTGE-
MAAKTE DELEN KUNNEN HINDER-
LIJK ZIJN TIJDENS HET OP- EN
AFSTAPPEN.
IN ELK GEVAL MOET MEN EEN GOED
GECONTROLEERDE BEWEGING VAN
HET RECHTER BEEN VOORZIEN EN
UITVOEREN, DIE DE ACHTERKANT
VAN HET VOERTUIG MOET VERMIJ-
103
3 Use / 3 Gebruik
DEN EN OVERTREFFEN (ACHTER-
STUK EN BAGAGE), ZONDER DAT
HET VOERTUIG UIT EVENWICHT
WORDT GEBRACHT.
GETTING ON THE VEHICLE
Grip the handlebar correctly and
get on the vehicle without rest-
ing your weight on the side
stand
CAUTION
IF YOU CAN NOT REACH THE
GROUND WITH BOTH FEET WHEN
SEATED, PLACE YOUR RIGHT FOOT
ON THE GROUND (IF YOU LOSE BAL-
ANCE, THE SIDE STAND WILL PRE-
VENT A FALL ON THE LEFT SIDE)
AND BE READY TO PUT YOUR LEFT
FOOT ON THE GROUND.
OPSTAPPEN
Grijp het stuur correct vast en
stap op het voertuig zonder uw
gewicht op de laterale stan-
daard te laten rusten.
LET OP
WANNEER MEN NIET MET BEIDE
VOETEN DE GROND RAAKT, STEUNT
MEN OP DE RECHTER VOET (IN GE-
VAL VAN EVENWICHTSVERLIES IS
DE LINKER KANT "BESCHERMD"
DOOR DE LATERALE STANDAARD),
EN HOUDT MEN DE LINKER VOET
KLAAR OM TE STEUNEN.
Place both feet on the ground,
straighten and balance the ve-
hicle keeping it upright in riding
position.
CAUTION
THE RIDER MUST NOT EXTRACT OR
ATTEMPT TO EXTRACT THE PAS-
SENGER FOOTRESTS WHILE SEAT-
ED, BECAUSE THIS MIGHT COMPRO-
Laat beide voeten op de grond
steunen, plaats het voertuig
recht vooruit, en hou het in
evenwicht.
LET OP
DE BESTUURDER MAG OF MAG NIET
PROBEREN OM DE VOETENSTEUN
VAN DE PASSAGIER UIT TE KLAP-
PEN TIJDENS HET RIJDEN, DIT ZOU
HET EVENWICHT EN DE STABILITEIT
104
3 Use / 3 Gebruik
MISE VEHICLE STABILITY AND
BALANCE.
VAN HET VOERTUIG KUNNEN SCHA-
DEN.
Ask passenger to fold out both
passenger footrests.
Instruct passenger on how to
get on the vehicle safely.
Push the side stand with your
left foot to fold it up completely.
GETTING OFF THE VEHICLE
Select a location for parking.
Stop the vehicle.
MAKE SURE THE GROUND WHERE
YOU PARK IS CLEAR, FIRM AND LEV-
EL.
De passagier moet beide voe-
tensteunen van de passagier
uitklappen.
Leg de passagier uit hoe men op
het voertuig moet stappen.
Handel met de linker voet op de
laterale standaard, en klap deze
volledig in.
AFSTAPPEN
Kies de zone voor het parkeren.
Leg het voertuig stil.
CONTROLEER OF HET TERREIN VAN
DE PARKEERZONE VRIJ, VAST EN
VLAK IS.
With the left shoe heel, lower
and extend the side stand com-
pletely.
CAUTION
IF YOU CAN NOT REACH THE
GROUND WITH BOTH FEET WHEN
SEATED, PLACE YOUR RIGHT FOOT
ON THE GROUND (IF YOU LOSE BAL-
ANCE, THE SIDE STAND WILL PRE-
VENT A FALL ON THE LEFT SIDE)
Met de linker hiel duwt men te-
gen de laterale standaard, en
klapt men deze volledig uit.
LET OP
WANNEER MEN NIET MET BEIDE
VOETEN DE GROND RAAKT, STEUNT
MEN OP DE RECHTER VOET (IN GE-
VAL VAN EVENWICHTSVERLIES IS
DE LINKER KANT "BESCHERMD"
DOOR DE LATERALE STANDAARD),
105
3 Use / 3 Gebruik
AND BE READY TO PUT YOUR LEFT
FOOT ON THE GROUND.
EN HOUDT MEN DE LINKER VOET
KLAAR OM TE STEUNEN.
Place both feet on the ground
and balance the vehicle keeping
it upright in riding position.
Instruct the passenger on how
to get off the vehicle safely.
RISK OF FALLING AND OVERTURN-
ING.
MAKE SURE THE PASSENGER HAS
GOT OFF THE VEHICLE.
DO NOT REST YOUR WEIGHT ON THE
SIDE STAND.
Plaats beide voeten op de
grond, en hou het voertuig in
evenwicht in de rijrichting.
Leg de passagier uit hoe men
van het voertuig moet stappen.
GEVAAR OP VALLEN OF OMSLAAN.
CONTROLEER OF DE PASSAGIER
VAN HET VOERTUIG IS GESTAPT.
LAAT HET EIGEN GEWICHT NIET OP
DE LATERALE STANDAARD RUS-
TEN.
Lean the vehicle until the stand
is resting on the ground.
Grasp the handlebar firmly and
get off the vehicle.
Turn the handlebar fully to the
left.
Fold up the passenger footrests.
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
Hel het voertuig tot de stan-
daard de grond raakt.
Grijp het stuur correct vast, en
stap van het voertuig.
Draai het stuur volledig naar
links.
Klap de voetensteunen van de
passagier dicht.
106
3 Use / 3 Gebruik
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
107
3 Use / 3 Gebruik
108
3 Use / 3 Gebruik
SL 750
SHIVER ABS
Chap. 04
Maintenance
Hst. 04
Onderhoud
109
04_01
Engine oil level check (04_01)
Check the engine oil level frequently.
NOTE
CARRY OUT THE MAINTENANCE OP-
ERATIONS AT HALF THE INTERVALS
SHOWN IF THE VEHICLE IS USED IN
WET OR DUSTY AREAS, OFF ROAD
OR FOR SPORTS APPLICATIONS.
ENGINE OIL LEVEL MUST BE
CHECKED WHEN THE ENGINE IS
WARM.
IF YOU CHECK LEVEL WHEN THE EN-
GINE IS COLD, OIL LEVEL COULD
TEMPORARILY DROP BELOW THE
"MIN" MARK.
THIS SHOULD NOT BE CONSIDERED
A PROBLEM PROVIDED THAT THE
ALARM WARNING LIGHT AND THE
ENGINE OIL PRESSURE ICON ON THE
DISPLAY DO NOT TURN ON SIMUL-
TANEOUSLY.
CAUTION
DO NOT LET THE ENGINE IDLE WITH
THE VEHICLE AT STANDSTILL TO
WARM UP THE ENGINE AND OBTAIN
THE OPERATING TEMPERATURE OF
ENGINE OIL.
Controle van het peil van de
motorolie (04_01)
Controleer regelmatig het peil van de mo-
torolie.
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
DE CONTROLE VAN HET PEIL VAN
DE MOTOROLIE MOET UITGEVOERD
WORDEN BIJ WARME MOTOR.
WANNEER MEN DE CONTROLE VAN
HET PEIL VAN DE MOTOROLIE BIJ
KOUDE MOTOR UITVOERT, KAN DE
OLIE TIJDELIJK ONDER HET ''MIN''
PEIL DALEN.
DIT VORMT GEEN ENKEL PRO-
BLEEM, MITS DE CONTROLELAMP
VAN HET ALARM EN DE ICOON VAN
DE DRUK VAN DE MOTOROLIE OP
HET DISPLAY NIET TEGELIJK OP-
LICHTEN.
110
4 Maintenance / 4 Onderhoud
OIL IS BEST CHECKED AFTER A TRIP
OR AFTER TRAVELLING APPROXI-
MATELY 15 km (10 mi), OUT OF TOWN
(ENOUGH TO WARM UP ENGINE OIL
TO OPERATING TEMPERATURE).
LET OP
OM DE MOTOR OP TE WARMEN EN
DE MOTOROLIE OP WERKTEMPERA-
TUUR TE BRENGEN, LAAT MEN DE
MOTOR NIET WERKEN AAN HET MI-
NIMUM TOERENTAL WANNEER HET
VOERTUIG STIL STAAT.
DE CORRECTE PROCEDURE VOOR-
ZIET HET UITVOEREN VAN DE CON-
TROLE NA EEN REIS, OF NADAT MEN
ONGEVEER 15 km (10 mijl) HEEFT AF-
GELEGD BUITEN DE STAD (VOL-
DOENDE OM DE MOTOROLIE OP
TEMPERATUUR TE BRENGEN).
Shut off the engine.
Keep the vehicle upright with
both wheels on the ground.
Check the oil level through the
appropriate sight glass on the
engine crankcase.
MAX = maximum level.
MIN = minimum level
The difference between "MAX" and
"MIN" marks is approx. 600 cm³ (36.61
cu.in).
The oil level is correct when it is
close to the "MAX" mark.
Leg de motor stil.
Houd het voertuig in verticale
positie met de twee wielen op de
grond.
Controleer het oliepeil langs de
daarvoor bestemde opening op
de motorcarter.
MAX = maximum peil.
MIN = minimum peil.
Het verschil tussen het "MAX" en het
"MIN" bedraagt ongeveer 600 cc (36.61
cu in).
Het peil is correct wanneer on-
geveer het "MAX" peil bereikt
wordt.
111
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_02
Engine oil top-up (04_02)
CAUTION
DO NOT GO BEYOND THE "MAX" AND
BELOW THE "MIN" LEVEL MARK TO
AVOID SEVERE ENGINE DAMAGE.
Het bijvullen van motorolie
(04_02)
LET OP
OVERSCHRIJDT DE MARKERING
«MAX» NIET, EN LAAT HET NIET ON-
DER DE MARKERING «MIN» KOMEN,
OM GEEN ERNSTIGE SCHADE AAN
DE MOTOR TE VEROORZAKEN.
Fill with engine oil as required:
Unscrew and remove the cap
(1).
When using a funnel or any other ele-
ment, make sure it is perfectly clean.
NON AGGIUNGERE ADDITIVI O AL-
TRE SOSTANZE ALL'OLIO.
CAUTION
USE HIGH-QUALITY 15W - 50 OIL.
Indien nodig herstelt men het peil van
de motorolie:
Draai de tankdop (1) los en ver-
wijder hem.
Wanneer een trechter of iets anders
gebruikt wordt, moet deze perfect ge-
reinigd worden.
VOEG GEEN ADDITIEVEN OF ANDE-
RE STOFFEN AAN DE OLIE TOE.
LET OP
GEBRUIK OLIE VAN GOEDE KWALI-
TEIT, MET 15W - 50 GRADATIE.
112
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Top-up the oil in the reservoir to
the correct level.
Herstel het juiste peil door de
tank bij te vullen.
Engine oil change (04_03)
CHANGING ENGINE OIL AND ENGINE
OIL FILTER CAN PROVE DIFFICULT IF
YOUR ARE INEXPERIENCED.
CONTACT AN OFFICIAL APRILIA
DEALER IF REQUIRED.
IF YOU WISH TO PERFORM THESE
OPERATIONS YOURSELF, FOLLOW
THESE INSTRUCTIONS.
Vervanging van de motorolie
(04_03)
DE HANDELINGEN VOOR DE VER-
VANGING VAN DE MOTOROLIE EN DE
MOTOROLIEFILTER, ZOUDEN MOEI-
LIJK EN INGEWIKKELD KUNNEN ZIJN
VOOR EEN ONERVAREN OPERATOR.
INDIEN NODIG WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
WANNEER MEN ZE TOCH ZELF UIT-
VOERT, HOUDT MEN ZICH AAN DE
VOLGENDE INSTRUCTIES.
04_03
Check the engine oil level frequently.
To change the oil:
CAUTION
HOT OIL IS MORE FLUID AND WILL
DRAIN OUT MORE EASILY AND COM-
PLETELY; IDEAL TEMPERATURE IS
REACHED AFTER THE ENGINE HAS
RUN FOR ABOUT TWENTY MINUTES.
Controleer regelmatig het peil van de mo-
torolie.
Voor de vervanging:
LET OP
VOOR EEN BETERE EN VOLLEDIGE
UITSTROMING MOET DE OLIE WARM
ZIJN, EN DUS VLOEIBAARDER. DEZE
CONDITIE WORDT BEREIKT WAN-
NEER DE MOTOR VOOR ONGEVEER
TWINTIG MINUTEN HEEFT GE-
WERKT.
113
4 Maintenance / 4 Onderhoud
OIL BECOMES VERY HOT WHEN THE
ENGINE IS HOT; BE CAREFUL NOT
TO GET BURNED WHEN CARRYING
OUT THE OPERATIONS DESCRIBED
BELOW.
DE OLIE IN EEN OPGEWARMDE MO-
TOR HEEFT EEN ZEER HOGE TEMPE-
RATUUR, LET DUS ZEER GOED OP
OM U NIET TE VERBRANDEN TIJ-
DENS HET UITVOEREN VAN DE VOL-
GENDE HANDELINGEN.
Use a cloth to wipe off any mud
deposit on the area next to the
filler plug (1).
Place a container with + 4000
cm³ (244 cu.in) capacity under
the drainage plug (2).
Unscrew and remove the drain-
age plug (2).
Unscrew and remove the filler
plug (1).
Drain the oil into the container;
allow several minutes for oil to
drain out completely.
Replace the sealing washer of
the drainage plug (2).
Remove any metal scrap attach-
ed to the drainage plug (2) mag-
net.
Screw and tighten the drainage
plug (2).
Locking torques (N*m)
Oil drainage plug - M16x1.5
19 Nm (14,01 lbf ft)
Reinig met een doek zorgvuldig
de zone rondom de vuldop (1)
van eventuele vuilafzettingen.
Plaats een recipiënt met een mi-
nimum capaciteit van 4000 cc
(244 cu in) onder de afvoerdop
(2).
Draai de afvoerdop (2) los en
verwijder hem.
Draai de vuldop (1) los en ver-
wijder hem.
Voer de olie af, en laat ze enkele
minuten uitdruipen in het recipi-
ënt.
Vervang de dichtingsrondel van
de afvoerdop (2).
Verwijder de metalen afzettin-
gen van de magneet van de af-
voerdop (2).
Draai de afvoerdop (2) vast en
sluit hem.
Aandraaikoppels (N*m)
Afvoerdop van de olie - M16x1,5
19 Nm (14.01 lbf ft)
114
4 Maintenance / 4 Onderhoud
ENGINE OIL FILTER REPLACEMENT
Change the engine oil filter (3)
every 20,000 km (12,428 miles)
(or each time you change the
engine oil).
Remove the engine oil filter (3).
Never reuse an old filter.
Screw the new engine oil filter
(3).
VERVANGING VAN DE MOTOROLIEF-
ILTER
Voer de vervanging van de mo-
toroliefilter (3) elke 20000 km
(12428 mijl) uit (of bij elke ver-
vanging van de motorolie).
Verwijder de filter van de motor-
olie (3).
Gebruik geen filter die reeds werd ge-
bruikt.
Draai de motoroliefilter (3) vast.
Tyres
This vehicle is fitted with tyres without in-
ner tubes (Tubeless).
CHECK TYRE INFLATION PRESSURE
REGULARLY AT AMBIENT TEMPER-
ATURE.
THE MEASUREMENT MAY BE INCOR-
RECT IF TYRES ARE WARM.
CHECK PRESSURE MAINLY BEFORE
AND AFTER LONG TRIPS.
IF THE TYRE PRESSURE IS TOO
HIGH, UNEVENNESS IN THE ROAD
SURFACE WILL NOT BE CUSHIONED
AND WILL BE TRANSMITTED TO THE
HANDLEBAR, RESULTING IN AN UN-
Banden
Dit voertuig is voorzien van banden zon-
der binnenband (tubeless).
CONTROLEER REGELMATIG DE
SPANNING VAN DE BANDEN BIJ DE
OMGEVINGSTEMPERATUUR.
WANNEER DE BANDEN WARM ZIJN,
IS DE METING NIET CORRECT.
VOER DE METING UIT VOORAL VÓÓR
EN NA EEN LANGE REIS.
WANNEER DE BANDENSPANNING
TE HOOG IS, WORDT DE ONEFFEN-
HEID VAN HET TERREIN NIET GE-
DEMPT EN DUS NAAR DE STUURIN-
RICHTING OVERGEBRACHT, ZODAT
115
4 Maintenance / 4 Onderhoud
PLEASANTLY HARSH RIDE AND
POOR ROAD GRIP, ESPECIALLY
WHEN CORNERING.
AN UNDERINFLATED TYRE, ON THE
OTHER HAND, WILL EXTEND THE
CONTACT PATCH TO INCLUDE A
LARGER PORTION OF THE TYRE
SIDEWALLS. WHEN THIS IS THE
CASE, THE TYRE MIGHT SLIP ON OR
BECOME DETACHED FROM THE RIM,
LEADING TO LOSS OF CONTROL
OVER THE VEHICLE.
IN CASE OF SHARP BRAKING, TYRES
CAN EVEN GET OFF THE RIMS.
THE VEHICLE MAY EVEN SKID IN A
BEND.
INSPECT THREAD SURFACE AND
CHECK IT FOR WEAR. BADLY WORN
TYRES MAY COMPROMISE TRAC-
TION AND HANDLING.
REPLACE TYRES WHEN WORN OR IF
THERE IS A PUNCTURE IN THE
TREAD AREA BIGGER THAN 5 mm
(0.197 in).
BALANCE WHEELS AFTER A TYRE IS
MENDED. USE ONLY TYRE SIZES IN-
DICATED BY THE MANUFACTURER.
CHECK THAT THE INFLATION
VALVES HAVE THEIR CAPS FITTED
TO AVOID UNEXPECTED FLAT
TYRES. REPLACEMENT, REPAIR,
MAINTENANCE AND BALANCING OP-
ERATIONS ARE HIGHLY IMPORTANT
HET RIJCOMFORT VERMINDERT EN
DE WEGLIGGING IN BOCHTEN VER-
SLECHTERT.
WANNEER VICEVERSA DE BANDEN-
SPANNING ONVOLDOENDE IS, WER-
KEN DE ZIJKANTEN VAN DE BANDEN
MEER, EN KAN HET ZIJN DAT DE
BAND OP DE VELG SLIPT OF LOS-
KOMT, MET ALS GEVOLG DAT MEN
DE CONTROLE OVER HET VOERTUIG
VERLIEST.
WANNEER MEN BRUUSK REMT,
KUNNEN DE BANDEN UIT DE VEL-
GEN KOMEN.
IN BOCHTEN KAN HET VOERTUIG
GAAN SLIPPEN.
CONTROLEER DE STAAT VAN HET
RIJOPPERVLAK EN DE SLIJTAGE,
OMDAT SLECHTE BANDENCONDI-
TIES DE WEGLIGGING EN DE BE-
DIENBAARHEID VAN HET VOERTUIG
KUNNEN SCHADEN.
VERVANG DE BAND WANNEER HIJ
VERSLETEN IS, OF WANNEER ER
EEN EVENTUEEL GAT IS IN DE ZONE
VAN HET RIJVLAK DAT GROTER IS
DAN 5 mm (0,197 in).
NADAT MEN DE BAND HEEFT LATEN
HERSTELLEN, LAAT MEN DE WIELEN
BALANCEREN. GEBRUIK UITSLUI-
TEND DE MAAT VAN BANDEN DIE
WORDT AANGEDUID DOOR HET
HUIS.
116
4 Maintenance / 4 Onderhoud
AND SO THEY SHOULD BE CARRIED
OUT USING THE SPECIFIC TOOLS
AND WITH THE ADEQUATE KNOWL-
EDGE.
IT IS THEREFORE ESSENTIAL TO
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
aprilia Dealer OR SPECIALISED TYRE
WORKSHOP TO CARRY OUT THE OP-
ERATIONS ABOVE. NEW TYRES MAY
BE COATED WITH A SLIPPERY COAT-
ING: RIDE WITH CAUTION DURING
THE FIRST KILOMETRES. DO NOT
APPLY UNSUITABLE LIQUIDS ON
TYRES. WHEN TYRES ARE OLD, THE
MATERIAL MAY HARDEN AND NOT
PROVIDE ADEQUATE GRIP, EVEN IF
TYRES ARE STILL WITHIN THE WEAR
LIMIT.
IF THIS IS THE CASE, REPLACE THE
TYRES.
CONTROLEER OF DE VENTIELEN
VOOR HET OPBLAZEN STEEDS HUN
DOPJES HEBBEN, OM HET PLOTSE-
LING LEEGLOPEN VAN DE BANDEN
TE VERMIJDEN. DE HANDELINGEN
VAN HET VERVANGEN, HERSTEL-
LEN, ONDERHOUD EN BALANCEREN
ZIJN ZEER BELANGRIJK, EN MOE-
TEN DUS UITGEVOERD WORDEN
MET GESCHIKTE GEREEDSCHAP-
PEN EN MET DE NODIGE ERVARING.
DAAROM WORDT AANGERADEN OM
ZICH TE WENDEN TOT EEN Officiële
aprilia Dealer OF EEN BANDENSPE-
CIALIST VOOR HET UITVOEREN VAN
DE VOORAFGAANDE HANDELIN-
GEN. WANNEER DE BANDEN NIEUW
ZIJN, KUNNEN ZE BEDEKT ZIJN MET
EEN GLADDE LAAG: DE EERSTE KI-
LOMETERS MOET MEN VOORZICH-
TIG RIJDEN. SMEER DE BANDEN
NIET IN MET ONGESCHIKTE VLOEI-
STOFFEN. WANNEER DE BANDEN
OUD ZIJN, EN OOK AL ZIJN ZE NIET
VERSLETEN, KUNNEN ZE VERHAR-
DEN EN DUS DE WEGLIGGING NIET
GARANDEREN.
IN DIT GEVAL VERVANGT MEN DE
BANDEN.
Minimum tread depth:
front and rear 2 mm (0.079 in) (USA 3 mm
- 0.118 in) or more if so required by ap-
Minimum dieptelimiet van het rijvlak:
vooraan en achteraan 2 mm (0.079 in)
(USA 3 mm - 0.118 in) en alleszins niet
minder dan voorgeschreven door de van
117
4 Maintenance / 4 Onderhoud
plicable legislation in the country where
the vehicle is used.
kracht zijnde wetgeving van het land
waar het voertuig wordt gebruikt.
Spark plug dismantlement
CAUTION
TO REMOVE, CHECK, CLEAN AND
REPLACE SPARK PLUGS, PLEASE
CONTACT AN Official aprilia Dealer. IF
YOU HAVE SUFFICIENT EXPERI-
ENCE, FOLLOW THE INSTRUCTIONS
IN THIS WORKSHOP BOOKLET,
WHICH IS AVAILABLE AT ANY DEAL-
ER.
Demonteren van de bougie
LET OP
VOOR DE DEMONTAGE, DE CONTRO-
LE, DE REINIGING EN DE VERVAN-
GING VAN DE BOUGIES MOET MEN
ZICH WENDEN TOT EEN Officiële apri-
lia Dealer, OF WANNEER U EEN EX-
PERT EN GEKWALIFICEERD BENT,
KUNNEN DE AANDUIDINGEN IN DE
HANDLEIDING VAN DE GARAGE ALS
REFERENTIE GEBRUIKT WORDEN,
DIE U KAN KOPEN BIJ EEN Officiële
aprilia Dealer.
Removing the sides (04_04,
04_05)
NOTE
THE FOLLOWING OPERATIONS RE-
FER TO ONE SIDE OF THE VEHICLE,
BUT APPLY TO BOTH.
Demonteren van de
zijschermen (04_04, 04_05)
N.B.
DE VOLGENDE HANDELINGEN BE-
TREFFEN ÉÉN KANT VAN HET VOER-
TUIG, MAAR ZIJN GELDIG VOOR BEI-
DE.
118
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_04
Unscrew and remove the upper
front fixing screw (1).
Unscrew and remove the lower
front fixing screw (2).
Draai de bovenste bevestigings-
bout vooraan (1) los, en verwij-
der ze.
Draai de onderste bevestigings-
bout vooraan (2) los, en verwij-
der ze.
04_05
Unscrew and remove the side
cover fixing screw (3).
Remove the side cover (4).
Unscrew and remove the rear
fixing screw (5) and remove the
side fairing (6).
Draai de bevestigingsbout van
het zijdekseltje (3) los, en ver-
wijder ze.
Verwijder het zijdekseltje (4).
Draai de achterste bevesti-
gingsbout (5) los en verwijder
ze, en verwijder de zijplaat (6).
Removing the air filter
CAUTION
TO REMOVE, CHECK AND REPLACE
THE AIR FILTER, PLEASE CONTACT
AN Official aprilia Dealer. IF YOU ARE
ADEQUATELY TRAINED AND EXPE-
RIENCED, REFER TO THE INSTRUC-
TIONS IN THIS WORKSHOP BOOK-
Demonteren van het luchtfilter
LET OP
VOOR DE DEMONTAGE, DE CONTRO-
LE, DE REINIGING EN DE VERVAN-
GING VAN DE LUCHTFILTER MOET
MEN ZICH WENDEN TOT EEN OFFICI-
ELE aprilia DEALER, OF WANNEER U
EEN EXPERT EN GEKWALIFICEERD
BENT, KUNNEN DE AANDUIDINGEN
IN DE HANDLEIDING VAN DE GARA-
119
4 Maintenance / 4 Onderhoud
LET AVAILABLE ALSO AT ANY
DEALER.
GE ALS REFERENTIE GEBRUIKT
WORDEN, DIE U KAN KOPEN BIJ EEN
OFFICIËLE aprilia DEALER.
04_06
Cooling fluid level (04_06)
DO NOT USE YOUR VEHICLE IF THE
COOLANT LEVEL IS BELOW THE MIN-
IMUM LEVEL MARKED «MIN».
CAUTION
COOLANT IS TOXIC IF INGESTED;
CONTACT WITH YOUR EYES OR SKIN
MAY CAUSE IRRITATION. IF THE FLU-
ID GETS IN CONTACT WITH THE
EYES OR SKIN, RINSE REPEATEDLY
Peil koelvloeistof (04_06)
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET WAN-
NEER DE KOELVLOEISTOF ZICH ON-
DER HET «MIN» PEIL BEVINDT.
LET OP
DE KOELVLOEISTOF IS SCHADELIJK
WANNEER HIJ WORDT INGESLIKT;
HET CONTACT MET DE HUID EN DE
OGEN KAN IRRITATIES VEROORZA-
KEN. WANNEER DE VLOEISTOF IN
120
4 Maintenance / 4 Onderhoud
WITH PLENTY OF WATER AND SEEK
MEDICAL ADVICE. IF SWALLOWED,
INDUCE VOMITING, RINSE MOUTH
AND THROAT WITH PLENTY OF WA-
TER AND SEEK MEDICAL ADVICE IM-
MEDIATELY.
CAUTION
TAKE CARE NOT TO POUR COOLANT
ONTO HOT ENGINE OR EXHAUST
SYSTEM COMPONENTS; THE FLUID
MAY CATCH FIRE AND BURN WITH
INVISIBLE FLAMES. WHEN CARRY-
ING OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS, IT IS ADVISABLE TO WEAR
LATEX GLOVES. CONTACT AN Offi-
cial aprilia Dealer FOR REPLACE-
MENT.
DO NOT DISPOSE OF THE FLUID INTO
THE ENVIRONMENT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
DO NOT REMOVE THE COVER OF
THE EXPANSION TANK (1) WHEN THE
ENGINE IS HOT AS THE COOLANT IS
UNDER PRESSURE AND AT A HIGH
TEMPERATURE. CONTACT WITH
SKIN OR CLOTHES MAY CAUSE SE-
RIOUS BURNS AND/OR INJURIES.
CONTACT ZOU KOMEN MET DE HUID
EN DE OGEN, SPOELT MEN LANG
MET VEEL WATER, EN RAADPLEEGT
MEN EEN ARTS. WANNEER HET
WORDT INGESLIKT, MOET MEN
OVERGEVEN, DE MOND EN DE KEEL
SPOELEN MET VEEL WATER, EN ON-
MIDDELLIJK EEN ARTS RAADPLE-
GEN.
LET OP
LET OP OM GEEN KOELVLOEISTOF
TE MORSEN OP DE HETE DELEN VAN
DE MOTOR EN DE UITLAATINSTAL-
LATIE; DEZE ZOU BRAND KUNNEN
VATTEN MET ONZICHTBARE VLAM-
MEN. BIJ ONDERHOUDSHANDELIN-
GEN RAADT MEN AAN OM LATEX
HANDSCHOENEN TE GEBRUIKEN.
VOOR DE VERVANGING WENDT MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
LOOS DE VLOEISTOF NIET IN HET MI-
LIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VERWIJDER DE DOP NIET VAN HET
EXPANSIEVAT (1) WANNEER DE MO-
TOR WARM STAAT, OMDAT DE
KOELVLOEISTOF ONDER DRUK
STAAT EN EEN HOGE TEMPERA-
TUUR HEEFT. BIJ CONTACT MET DE
HUID OF DE KLEDING KAN HET ERN-
121
4 Maintenance / 4 Onderhoud
NOTE
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
aprilia Dealer TO HAVE THE COOL-
ANT CHANGED.
Check and top-up coolant when the
engine is cold.
STIGE LETSELS EN/OF SCHADE VER-
OORZAKEN.
N.B.
VOOR DE VERVANGING WENDT MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
Voer de handelingen van de controle
en het bijvullen van koelvloeistof uit
bij koude motor.
04_07
CHECK AND TOPPING-UP
Shut off the engine and wait until
it cools off.
Keep the vehicle upright and
with the two wheels on the
ground.
Turn the handlebar to the left,
keeping the vehicle upright.
Make sure that the coolant level
in the expansion tank is be-
tween the "MAX" ("MAX"= max-
imum level) and "MIN" ("MIN"=
minimum level) reference marks
CONTROLE EN BIJVULLING
Leg de motor stil en wacht tot hij
afgekoeld is.
Houd het voertuig in verticale
positie met de twee wielen op de
grond.
Draai het stuur naar links en hou
het voertuig in de verticale posi-
tie.
Controleer of het vloeistofpeil in
het expansievat zich tussen de
referenties "MAX" ("MAX"=
maximum peil) en
"MIN" ("MIN"= minimum peil)
bevindt
Otherwise:
Remove the right side fairing.
Remove the filler cap (1).
In het omgekeerde geval:
Verwijder de rechter zijplaat.
Verwijder de vuldop (1).
122
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Top-up with recommended
coolant until the coolant level is
near the "MAX" reference mark.
Do not exceed this level or the
coolant will spill out during en-
gine operation.
Refit and lock the filler cap (1).
Vul bij met aanbevolen koel-
vloeistof, tot het vloeistofpeil on-
geveer de referentie "MAX" be-
reikt. Overschrijdt dit peil niet,
anders zal de vloeistof tijdens
de werking van de motor uitstro-
men.
Herplaats en blokkeer de vuldop
(1).
CAUTION
IN THE EVENT OF COOLANT CON-
SUMPTION OR IF THE RESERVOIR IS
EMPTIES, CHECK FOR LEAKS IN THE
CIRCUIT.
LET OP
WANNEER HET VERBRUIK VAN
KOELVLOEISTOF EXCESSIEF IS, EN
WANNEER HET EXPANSIEVAT LEEG
BLIJFT, CONTROLEERT MEN OF ER
GEEN LEKKEN ZIJN IN HET CIRCUIT.
04_08
Checking the brake oil level
(04_08, 04_09)
For the front break, rest the ve-
hicle on its stand and turn the
handlebar so that the fluid in the
reservoir is parallel to the reser-
voir edge.
Check that the fluid in the reser-
voir is above the "MIN" refer-
ence mark.
For the rear break, keep the ve-
hicle upright and check that the
fluid in the reservoir is parallel to
the reservoir edge.
Controle van het oliepeil van
de remmen (04_08, 04_09)
Voor de voorrem moet het voer-
tuig op de standaard geplaatst
worden, en moet het stuur ge-
draaid worden zodat de vloeistof
in de tank zich parallel met de
rand van de tank bevindt.
Controleer of de vloeistof in de
tank de "MIN" referentie over-
schrijdt.
Voor de achterrem moet het
voertuig verticaal gehouden
worden, en moet gecontroleerd
worden of de vloeistof in de tank
123
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_09
Make sure that the fluid level in
the reservoir is above the
"LOWER" reference mark.
Top-up if the fluid does not reach at least
the "LOWER" / "MIN" reference mark.
Check brake pads and disc for
wear
If the pads and/or the disc do not
need replacing, top-up the fluid.
zich parallel met de rand van de
tank bevindt.
Controleer of de vloeistof in de
tank de "LOWER" referentie
overschrijdt.
Wanneer de vloeistof minstens de "LO-
WER" / "MIN" referentie niet bereikt,
moet bijgevuld worden.
Controleer de slijtage van de
rempastilles en van de schijf.
Wanneer de pastilles en/of de
schijf niet moeten vervangen
worden, voert men het bijvullen
uit.
Braking system fluid top up
CAUTION
TO HAVE THE BRAKING SYSTEM
FLUID TOPPED-UP, PLEASE CON-
TACT AN Official aprilia Dealer. IF
YOU ARE SUITABLY AND EXPERI-
ENCED, FOLLOW THE INSTRUC-
TIONS IN THE WORKSHOP BOOK-
LET, WHICH IS AVAILABLE FROM
ANY DEALER.
Bijvullen van de remvloeistof
LET OP
VOOR HET BIJVULLEN VAN DE
VLOEISTOF IN DE REMINSTALLA-
TIES, MOET MEN ZICH WENDEN TOT
EEN OFFICIËLE aprilia DEALER, OF
WANNEER U EEN EXPERT EN GE-
KWALIFICEERD BENT, KUNNEN DE
AANDUIDINGEN IN DE HANDLEIDING
VAN DE GARAGE ALS REFERENTIE
GEBRUIKT WORDEN, DIE U KAN KO-
PEN BIJ EEN Officiële aprilia Dealer.
124
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_10
Checking clutch fluid (04_10)
Rest the vehicle on its stand.
Turn the handlebar so that the
fluid in the reservoir is parallel to
the reservoir edge.
Make sure that the fluid level in
the reservoir is above the "MIN"
reference mark:
Top-up if the fluid does not reach at least
the "MIN" reference mark.
Controle koppelingsvloeistof
(04_10)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai het stuur zodat de vloei-
stof in de tank zich parallel be-
vindt met de rand van de tank.
Controleer of de vloeistof in de
tank de "MIN" referentie over-
schrijdt:
Wanneer de vloeistof minstens de "MIN"
referentie niet bereikt, moet bijgevuld
worden.
Topping up clutch fluid
CAUTION
FOR CLUTCH FLUID TOP-UP,
PLEASE CONTACT AND Official apri-
lia Dealer. IF YOU ARE ADEQUATELY
TRAINED AND EXPERIENCED, RE-
FER TO THE INSTRUCTIONS IN THIS
WORKSHOP BOOKLET AVAILABLE
ALSO AT ANY DEALER.
Bijvullen koppelingsvloeistof
LET OP
VOOR HET BIJVULLEN VAN DE
VLOEISTOF VAN DE KOPPELING,
MOET MEN ZICH WENDEN TOT EEN
OFFICIËLE aprilia DEALER, OF WAN-
NEER U EEN EXPERT EN GEKWALI-
FICEERD BENT, KUNNEN DE AAN-
DUIDINGEN IN DE HANDLEIDING VAN
DE GARAGE ALS REFERENTIE GE-
BRUIKT WORDEN, DIE U KAN KOPEN
BIJ EEN Officiële aprilia Dealer.
125
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_11
Use of a new battery (04_11)
Make sure that the ignition
switch is set to "OFF".
Remove the rider saddle.
Undo and remove the screw (1)
of the negative terminal (-).
Move the negative lead (2)
aside.
Undo and remove the screw (3)
of the positive terminal (+).
Move the positive lead (4) aside.
Undo and remove the two
screws (5).
Remove the battery locking
bracket (6).
Hold the battery (7) firmly and lift
it out of its compartment.
Put the battery (7) away on a
level surface in a cool and dry
place.
Refit the rider saddle.
CAUTION
UPON REFITTING, CONNECT THE
LEAD TO THE POSITIVE TERMINAL
(+) FIRST AND AFTERWARDS THE
LEAD TO THE NEGATIVE TERMINAL
(-).
CHECK THAT THE BATTERY LEADS
AND TERMINALS ARE:
- IN GOOD CONDITION (NOT CORRO-
DED OR COVERED BY DEPOSITS);
Inwerkingstelling van een
nieuwe accu (04_11)
Controleer of de ontstekings-
schakelaar zich in positie ''OFF''
bevindt.
Verwijder het zadel van de be-
stuurder.
Draai de bout (1) los en verwij-
der ze van de negatieve klem
(-).
Verplaats de negatieve kabel (2)
zijdelings.
Draai de bout (3) los en verwij-
der ze van de positieve klem (+).
Verplaats de positieve kabel (4)
zijdelings.
Draai de twee bouten (5) los en
verwijder ze.
Verwijder het blokkeerbeugeltje
(6) van de accu.
Grijp de accu (7) stevig vast, en
verwijder ze uit haar plaats door
ze op te heffen.
Plaats de accu (7) op een vlakke
ondergrond, in een koele en
droge plaats.
Herplaats het zadel van de be-
stuurder.
LET OP
BIJ DE HERMONTAGE VERBINDT
MEN EERST DE KABEL OP DE POSI-
TIEVE KLEM (+) EN DAARNA OP DE
NEGATIEVE KLEM (-).
126
4 Maintenance / 4 Onderhoud
- COVERED BY NEUTRAL GREASE
OR PETROLEUM JELLY.
CONTROLEER OF DE TERMINALS
VAN DE KABELS EN DE KLEMMEN
VAN DE ACCU:
- IN GOEDE CONDITIES VERKEREN
(EN GEEN CORROSIE VERTONEN OF
BEDEKT ZIJN MET AFZETTINGEN);
- BEDEKT ZIJN MET NEUTRAAL VET
OF VASELINE.
Checking the electrolyte level
WARNING
THIS VEHICLE IS FITTED WITH A
MAINTENANCE-FREE BATTERY AND
DOES NOT NEED ANY INTERVEN-
TION, EXCEPT FOR SPORADIC
CHECKS AND RECHARGE.
Controle van het elektrolytpeil
WAARSCHUWING
DIT VOERTUIG IS UITGERUST MET
EEN ACCU VAN HET TYPE ZONDER
ONDERHOUD, EN ER MOET DUS
GEEN ENKELE HANDELING UITGE-
VOERD WORDEN, BEHALVE EEN ON-
REGELMATIGE CONTROLE EN HET
EEN EVENTUEEL OPLADEN.
Charging the battery
Remove the battery.
Get an adequate battery charg-
er.
Set the battery charger for the
recharge type indicated.
Connect the battery to the bat-
tery charger.
Opladen van de accu
Verwijder de accu.
Voorzie een geschikte accula-
der.
Voorzie een acculader voor het
type op te laden accu.
Verbind de accu aan de accula-
der.
127
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
WHEN RECHARGING OR USING THE
BATTERY, BE CAREFUL TO HAVE
THE ROOM ADEQUATELY AIRED. DO
NOT BREATH GASES RELEASED
WHEN THE BATTERY IS RECHARG-
ING.
LET OP
TIJDENS HET LADEN OF HET GE-
BRUIK, VOORZIET MEN HET LOKAAL
VAN EEN GESCHIKTE VENTILATIE
EN VERMIJDT MEN HET INADEMEN
VAN DE GASSEN DIE VRIJKOMEN
TIJDENS HET OPLADEN VAN DE AC-
CU.
Switch on the battery charger.
Characteristic
RECHARGE MODES:
Recharge - Ordinary
Electric Current - 1.0 A
Time - 8-10 hours
Recharge - Fast
Electric Current - 10 A
Time - 0.5 hours
Schakel de acculader aan.
Technische kenmerken
MODALITEIT VAN OPLADEN
Opladen - Normaal
Elektrische stroom - 1,0 A
Duur - 8-10 uur
Lading - Snel
Elektrische stroom - 10 A
Duur - 0,5 uur
Long periods of inactivity
IF THE VEHICLE IS OUT OF USE FOR
MORE THAN TWENTY DAYS, DIS-
Länger stillegen
WANNEER HET VOERTUIG LANGER
DAN TWINTIG DAGEN INACTIEF
128
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CONNECT THE 30 A FUSE TO PRE-
VENT BATTERY DETERIORATION
CAUSED BY CURRENT CONSUMP-
TION BY THE MULTIFUNCTION COM-
PUTER.
CAUTION
REMOVING THE 30 A FUSES RESETS
THESE FUNCTIONS: DIGITAL CLOCK,
TRIP INFORMATION AND CHRONOM-
ETER TIMES.
BLIJFT, MAAKT MEN DE ZEKERING
VAN 30A LOS, OM HET VERVAL VAN
DE ACCU TE VERMIJDEN, ALS GE-
VOLG VAN STROOMVERBRUIK
DOOR DE MULTIFUNCTIONELE COM-
PUTER.
LET OP
WANNEER MEN DE ZEKERING VAN
30A VERWIJDERT, WORDEN DE
FUNCTIES OP NUL GEZET: DIGITALE
KLOK, REISINFORMATIE EN CHRO-
NOMETINGEN.
If the vehicle is inactive longer than fifteen
days, it is necessary to recharge the bat-
tery to avoid sulphation.
Remove the battery.
In winter or when the vehicle is out of use
for prolonged periods, check charge level
frequently (about once a month) to pre-
vent deterioration.
Recharge it fully with an ordina-
ry charge.
If the battery is still installed in the vehicle,
disconnect the cables from the terminals.
Wanneer het voertuig langer dan vijftien
dagen inactief blijft, moet men de accu
opladen om sulfatering te vermijden.
Verwijder de accu.
Tijdens de winter of wanneer het voertuig
stilstaat, controleert men periodiek de la-
ding (ongeveer eens per maand) om het
verval ervan te vermijden.
Laad ze volledig op door gebruik
te maken van een normale la-
ding.
Wanneer de accu op het voertuig blijft,
maakt men de kabels los van de klem-
men.
NOTE
THE FIRST TIME THE ENGINE IS
STARTED AFTER RECONNECTING
N.B.
DE EERSTE KEER DAT U DE MOTOR
WEER WIL STARTEN NADAT DE AC-
129
4 Maintenance / 4 Onderhoud
THE BATTERY LEADS, WAIT 20 SEC-
ONDS BETWEEN THE MOMENT THE
KEY IS SET TO "KEY ON" AND THE
MOMENT THE STARTER BUTTON
CAN BE PUSHED.
THE ENGINE WILL NOT START IF
START-UP IS ATTEMPTED BEFORE
THE PRE-SET 20 SECONDS.
CUKABELS WEER VERBONDEN
WERDEN, MOET 20 SECONDEN GE-
WACHT WORDEN TUSSEN HET MO-
MENT VAN HET PLAATSEN VAN DE
SLEUTEL IN POSITIE ''KEY ON'' EN
HET MOMENT VAN HET DRUKKEN OP
DE STARTKNOP.
HET IS NIET MOGELIJK OM TIJDENS
DIE 20 SECONDEN TE STARTEN .
Fuses (04_12, 04_13, 04_14,
04_15)
Check fuses in case of failure or irregular
functioning of an electrical component or
engine starting failure.
Check the auxiliary 15A fuses first, then
the main 30A fuses.
CAUTION
DO NOT REPAIR FAULTY FUSES.
NEVER USE FUSES OTHER THAN
THE ONES SPECIFIED.
A SHORT CIRCUIT MAY DAMAGE THE
ELECTRICAL SYSTEM OR EVEN
CAUSE A FIRE.
Zekeringen (04_12, 04_13,
04_14, 04_15)
Wanneer men het niet of onregelmatig
werken van een elektrisch onderdeel of
het niet starten van de motor opmerkt,
moet men de zekeringen controleren.
Controleer eerst de secundaire zekerin-
gen van 15A, en vervolgens de hoofdze-
keringen van 30A.
LET OP
HERSTEL GEEN DEFECTE ZEKERIN-
GEN.
GEBRUIK NOOIT ANDERE ZEKERIN-
GEN DAN DE GESPECIFICEERDE.
MEN ZOU SCHADE KUNNEN VER-
OORZAKEN AAN HET ELEKTRISCH
SYSTEEM, OF ZELFS BRAND IN GE-
VAL VAN KORSTSLUITING.
130
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
A FUSE THAT BLOWS FREQUENTLY
MAY INDICATE A SHORT CIRCUIT OR
OVERLOAD. SHOULD THIS OCCUR,
CONTACT AN Official aprilia Dealer.
LET OP
WANNEER EEN ZEKERING FRE-
QUENT WORDT BESCHADIGD, IS ER
WAARSCHIJNLIJK EEN KORTSLUI-
TING OF EEN OVERBELASTING. IN
DIT GEVAL RAADPLEEGT MEN EEN
Officiële aprilia Dealer.
04_12
04_13
To check:
Set the ignition switch to "OFF"
to avoid an accidental short cir-
cuit.
Remove the rider saddle.
Open the cover of the auxiliary
fuse box (1).
Take out one fuse at a time and
check whether the filament (2) is
broken.
Before replacing the fuse, find
and solve, whenever possible,
the problem that caused it to
blow.
If the fuse is damaged, replace
it with one of the same current
rating.
To check the main fuses, carry
out the same operations descri-
bed above for auxiliary fuses.
NOTE
IF THE SPARE FUSE IS USED, RE-
PLACE WITH ONE OF THE SAME
TYPE IN THE CORRESPONDING FIT-
TING.
Voor de controle:
Plaats de ontstekingsschake-
laar op "OFF" om een toevallige
kortsluiting te vermijden.
Verwijder het zadel van de be-
stuurder.
Open het dekseltje van de doos
(1) van de secundaire zekerin-
gen.
Verwijder de zekeringen één
voor één, en controleer of de
draad (2) onderbroken is.
Vooraleer men de zekering ver-
vangt, zoekt men indien moge-
lijk de oorzaak van het pro-
bleem.
Vervang de zekering indien be-
schadigd, met een andere met
dezelfde elektrische stroom-
sterkte.
Voer ook voor de hoofdzekerin-
gen de handelingen uit die eer-
der werden beschreven voor de
secundaire zekeringen.
131
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
REMOVING THE 30 A FUSES RESETS
THESE FUNCTIONS: DIGITAL CLOCK,
TRIP INFORMATION AND CHRONOM-
ETER TIMES.
N.B.
WANNEER MEN EEN RESERVEZEKE-
RING GEBRUIKT, PLAATST MEN EEN
GELIJKE IN DE SPECIALE ZITTING.
LET OP
WANNEER MEN DE ZEKERING VAN
30A VERWIJDERT, WORDEN DE
FUNCTIES OP NUL GEZET: DIGITALE
KLOK, REISINFORMATIE EN CHRO-
NOMETINGEN.
04_14
04_15
AUXILIARY FUSES
A - Coil, Light logic relay, Recovery logic
relay, Stop, Horn, Tail lights, License
plate light (10A).
B - Low-beam / high-beam lights (15A).
C - Live positive lead to EFG-1x control
unit and to instrument panel, Instrument
panel diagnosis (10 A).
D - Instrument panel, Ride by wire (15A).
E - Permanent positive, ECU power sup-
ply (3A).
F - Lambda heater, coils, Start-up logic,
Fan and injection relay, Fuel pump,
Purge valve, Injectors, ECU, Start-up log-
ic (20A).
G - Spare fuses (10 - 15 - 20 A)
MAIN FUSES
SECUNDAIRE ZEKERINGEN
A - Bobine, Relais van de logica van de
lichten, Relais van de logica recovery,
Stop, Claxon, Positielichten, Nummer-
plaatlicht (10 A).
B - Dimlichten / grote lichten (15 A).
C - Positief onder spanning aan de cen-
trale EFG-1x en aan het dashboard, Di-
agnostiek dashboard (10 A).
D - Dashboard, Ride by wire (15 A).
E - Permanente positief, Voeding van de
ECU-centrale (3 A).
F - Lambdabrander, bobines, Logica van
de start, Relais van de schroef en de in-
jectie, Benzinepomp, Ontluchting van de
kleppen, Injectoren, ECU-centrale, Logi-
ca van de start (20 A).
G - Reservezekeringen (10 - 15 - 20 A)
HOOFDZEKERINGEN
132
4 Maintenance / 4 Onderhoud
H - ABS fuse (20 A)
I - Battery recharge, vehicle loads and in-
jection loads (30 A)
J - Spare fuses (20 A - 30 A)
H - Zekering ABS (20 A)
I - Het opladen van de accu, ladingen van
het voertuig en injectieladingen (30 A)
J - Reservezekeringen (20 A - 30 A)
Lamps (04_16, 04_17, 04_18,
04_19, 04_20)
CAUTION
BEFORE REPLACING A BULB, TURN
THE IGNITION SWITCH TO "KEY OFF"
AND WAIT A FEW MINUTES FOR THE
BULB TO COOL OFF.
WEAR CLEAN GLOVES OR USE A
CLEAN DRY CLOTH TO REPLACE
THE BULB.
DO NOT LEAVE PRINTS ON THE
BULB AS THIS MAY CAUSE IT TO
OVERHEAT OR EVEN BLOW OUT. IF
YOU TOUCH THE BULB WITHOUT
WEARING GLOVES, CLEAN OFF
PRINTS WITH ALCOHOL TO AVOID
DAMAGING THE BULB.
DO NOT FORCE ELECTRICAL CA-
BLES.
Lampjes (04_16, 04_17, 04_18,
04_19, 04_20)
LET OP
VOORALEER MEN EEN LAMPJE VER-
VANGT, PLAATST MEN DE ONTSTE-
KINGSSCHAKELAAR IN POSITIE
«OFF», EN WACHT MEN ENKELE MI-
NUTEN ZODAT DEZE KAN AFKOE-
LEN.
WANNEER MEN HET LAMPJE VER-
VANGT, DRAAGT MEN REINE HAND-
SCHOENEN OF GEBRUIKT MEN EEN
REIN EN DROOG DOEK.
LAAD GEEN AFDRUKKEN ACHTER
OP HET LAMPJE, OMDAT HET KAN
OVERVERHITTEN EN DUS STUK KAN
GAAN. WANNEER MEN HET LAMPJE
MET DE BLOTE HANDEN AANRAAKT,
REINIGT MEN DE EVENTUELE AF-
DRUKKEN MET ALCOHOL, OM TE
VERMIJDEN DAT HET WORDT BE-
SCHADIGD.
133
4 Maintenance / 4 Onderhoud
FORCEER DE ELEKTRISCHE KA-
BELS NIET.
04_16
BULB LAYOUT
In the front headlight there are:
low-beam light bulb (8)
high-beam light bulb (7)
tail light bulbs (6) (two)
PLAATS VAN DE LAMPJES
Op het achterlicht vindt men:
een lampje (8) van het dimlicht
een lampje (7) van het groot licht
twee lampjes (6) van het posi-
tielicht
04_17
FRONT HEADLAMP BULB REPLACE-
MENT
Rest the vehicle on its stand
Loosen the fixing pin (2).
Operating on both sides, undo
and remove the fixing screw (3).
Tilt the front headlamp unit (1)
forward keeping it connected to
the pin.
Vervanging van de lampjes van het
voorlicht
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Los de bevestigingspin (2).
Draai de bevestigingsbout (3)
los en verwijder ze, door te han-
delen langs beide kanten.
Hel de groep van het voorlicht
(1) naar voor, maar hou hem
aangesloten aan de pin.
134
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_18
04_19
LOW-BEAM LIGHT BULB
Remove the cover (5).
Hold the two bulb electric con-
nectors, pull and disconnect
them from the bulb.
Release the two ends of the re-
taining spring located on the
bulb holder.
Pull the low-beam light bulb (8)
out of its fitting.
HIGH-BEAM LIGHT BULB
Remove the cover (5).
Hold the two bulb electric con-
nectors, pull and disconnect
them from the bulb.
Release the two ends of the re-
taining spring located on the
bulb holder.
Pull the high-beam light bulb (7)
out of its fitting.
Install a bulb of the same type adequate-
ly.
LAMPJE VAN HET DIMLICHT
Verwijder het deksel (5).
Grijp de twee elektrische con-
nectoren van het lampje vast,
trek er aan en maak ze los van
het lampje.
Koppel de twee uiteinden van
de trekveer los, die zich op de
lamphouder bevindt.
Verwijder het lampje van het
dimlicht (8) uit de zit.
LAMPJE VAN HET GROOT LICHT
Verwijder het deksel (5).
Grijp de twee elektrische con-
nectoren van het lampje vast,
trek er aan en maak ze los van
het lampje.
Koppel de twee uiteinden van
de trekveer los, die zich op de
lamphouder bevindt.
Verwijder het lampje van het
groot licht (7) uit de zit.
Installeer op correcte wijze een nieuw
lampje van hetzelfde type.
135
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
INSERT THE BULB INTO THE BULB
HOLDER, MAKING SURE THE REFER-
ENCE FITTINGS MATCH.
LET OP
PLAATS HET LAMPJE IN DE LAMP-
HOUDER, DOOR DE SPECIALE
PLAATSINGSZITTEN TE DOEN OVER-
EENKOMEN.
04_20
TAIL LIGHT BULBS
Remove the plastic cover (4)
with a screwdriver.
Hold the tail light bulb holder,
pull and take it out of its fitting.
Remove the tail light bulb (6)
and replace it with another of the
same type.
Check the proper insertion of
the bulb in the bulb holder.
LAMPJES VAN HET POSITIELICHT
Verwijder het dekseltje (4) met
behulp van een schroevendraai-
er.
Grijp de lamphouder van de po-
sitielichten vast, trek er aan, en
verwijder hem uit de zit.
Verwijder het positielampje (6)
en vervang het met één van het-
zelfde type.
Controleer de correcte plaatsing
van het lampje in de lamphou-
der.
04_21
Headlight adjustment (04_21,
04_22, 04_23)
NOTE
IN COMPLIANCE WITH LOCAL LEGIS-
LATION, SPECIFIC PROCEDURES
MUST BE FOLLOWED WHEN ALIGN-
ING THE LIGHTS.
Afstellen van de koplamp
(04_21, 04_22, 04_23)
N.B.
OP BASIS VAN WAT WORDT VOOR-
GESCHREVEN DOOR DE VAN
KRACHT ZIJNDE WETGEVING IN HET
LAND VAN GEBRUIK VAN HET VOER-
TUIG, MOETEN ER VOOR DE CON-
TROLE VAN DE RICHTING VAN DE
136
4 Maintenance / 4 Onderhoud
LICHTBUNDEL SPECIFIEKE PROCE-
DURES AANGENOMEN WORDEN.
04_22
EU: For a quick check of the correct di-
rection of the front light beam, place the
scooter ten metres from a vertical wall
and make sure the ground is level. Turn
on the low-beam light, sit on the scooter
and check that the light beam projected
to the wall is a little below the headlight
horizontal straight line (about 9/10 of the
total height).
In order to carry out vertical adjust-
ment of the light beam:
Rest the vehicle on its stand.
Working from the left rear side of
the windshield, use a short
crosshead screwdriver on the
specific screw (1). SCREW it
(clockwise) to raise the light
beams; UNDO the screw (anti-
clockwise) to lower the light
beam.
Repeat the same procedure for
the right side headlight.
NOTE
CHECK THAT THE LIGHT BEAM VER-
TICAL DIRECTION IS CORRECT.
EU: Voor een snelle controle van de cor-
recte richting van de lichtbundel vooraan,
plaats men het voertuig op tien meter af-
stand van een verticale wand, en contro-
leert men of het terrein vlak is. Ontsteek
het dimlicht, ga op het voertuig zitten en
controleer of de lichtbundel die op de
wand wordt geprojecteerd zich iets onder
de horizontale lijn van de koplamp be-
vindt (ongeveer 9/10 van de totale hoog-
te).
Voor het uitvoeren van de verticale re-
geling van de lichtbundel:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Handel vanaf de achterkant
links van het kapje met een kor-
te kruisschroevendraaier op de
daarvoor bestemde bout (1).
Door haar VAST TE DRAAIEN
(in wijzerszin) wordt de lichtbun-
del verhoogd; Door haar LOS
TE DRAAIEN (in tegenwijzers-
zin) wordt de lichtbundel ver-
laagd.
Herhaal dezelfde handeling op
de rechter licht.
137
4 Maintenance / 4 Onderhoud
N.B.
CONTROLEER DE CORRECTE VERTI-
CALE RICHTING VAN DE LICHTBUN-
DEL.
04_23
In order to carry out horizontal adjust-
ment of the light beam:
Rest the vehicle on its stand.
Working from the left rear side of
the windshield, use a short
crosshead screwdriver on the
specific screw (2). SCREW it
(clockwise) to move the light
beam to the left; UNDO it (anti-
clockwise) to move the light
beam to the right.
Repeat the same procedure for
the right side headlight.
NOTE
CHECK THAT THE LIGHT BEAM HOR-
IZONTAL DIRECTION IS CORRECT.
Voor het uitvoeren van de horizontale
regeling van de lichtbundel:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Handel vanaf de achterkant
links van het kapje met een kor-
te kruisschroevendraaier op de
daarvoor bestemde bout (2).
Door haar VAST TE DRAAIEN
(in wijzerszin) wordt de lichtbun-
del naar links verplaatst; Door
haar LOS TE DRAAIEN (tegen-
wijzerszin), wordt de lichtbundel
naar rechts verplaatst.
Herhaal dezelfde handeling op
de rechter licht.
N.B.
CONTROLEER DE CORRECTE HORI-
ZONTALE RICHTING VAN DE LICHT-
BUNDEL.
138
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_24
Front direction indicators
(04_24)
Rest the vehicle on its stand.
Loosen and remove the screw
(1).
Remove the glass (2).
Press the bulb (3) slightly and
turn it anticlockwise.
Pull the bulb (3) out of its fitting.
Insert a bulb of the same type
adequately.
WARNING
IF THE PARABOLE (4) STICKS OUT
OF ITS FITTING, INSERT IT AGAIN
PROPERLY.
Richtingaanwijzers voor
(04_24)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout los (1) en verwij-
der ze.
Verwijder de lens (2).
Druk gematigd op het lampje
(3), en draai het in tegenwijzer-
zin.
Verwijder het lampje (3) uit de
zit.
Plaats op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
WAARSCHUWING
WANNEER DE PARABOOL (4) UIT
HAAR ZITTING KOMT, MOET ZE
WEER CORRECT GEPLAATST WOR-
DEN.
Rear optical unit
CAUTION
TO REMOVE, CHECK AND REPLACE
THE BULB, PLEASE CONTACT AN Of-
ficial aprilia Dealer. IF YOU ARE ADE-
QUATELY TRAINED AND EXPERI-
ENCED, REFER TO THE INSTRUC-
TIONS IN THIS WORKSHOP BOOK-
LET AVAILABLE ALSO AT ANY
DEALER.
Lampenset achter
LET OP
VOOR DE DEMONTAGE, DE CONTRO-
LE, DE REINIGING EN DE VERVAN-
GING VAN HET LAMPJE MOET MEN
ZICH WENDEN TOT EEN Officiële apri-
lia Dealer, OF WANNEER U EEN EX-
PERT EN GEKWALIFICEERD BENT,
KUNNEN DE AANDUIDINGEN IN DE
HANDLEIDING VAN DE GARAGE ALS
REFERENTIE GEBRUIKT WORDEN,
139
4 Maintenance / 4 Onderhoud
DIE U KAN KOPEN BIJ EEN OFFICIË-
LE aprilia DEALER.
04_25
Rear turn indicators (04_25)
Rest the vehicle on its stand.
Loosen and remove the screw
(1).
Remove the glass (2).
Press the bulb (3) slightly and
turn it anticlockwise.
Pull the bulb (3) out of its fitting.
Insert a bulb of the same type
adequately.
WARNING
IF THE PARABOLE (4) STICKS OUT
OF ITS FITTING, INSERT IT AGAIN
PROPERLY.
Richtingaanwijzers achter
(04_25)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout los (1) en verwij-
der ze.
Verwijder de lens (2).
Druk gematigd op het lampje
(3), en draai het in tegenwijzer-
zin.
Verwijder het lampje (3) uit de
zit.
Plaats op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
WAARSCHUWING
WANNEER DE PARABOOL (4) UIT
HAAR ZITTING KOMT, MOET ZE
WEER CORRECT GEPLAATST WOR-
DEN.
140
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_26
Number plate light (04_26,
04_27)
Rest the vehicle on its stand.
Unscrew and remove the fixing
screw (1) and collect the nut.
Kentekenverlichting (04_26,
04_27)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de onderste bevestigings-
bout (1) los, en recupereer de
moer.
04_27
Take out the glass of the license
plate light (2).
Remove the bulb (3) and re-
place it with another of the same
type.
Verwijder de lens van het num-
merplaatlicht (2).
Verwijder het lampje (3) en ver-
vang het met één van hetzelfde
type.
04_28
Rear-view mirrors (04_28,
04_29)
Rest the vehicle on its centre
stand on safe and level ground.
Lift the protection casing (1).
Achteruitkijkspiegels (04_28,
04_29)
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard op een stevig en
vlak terrein.
Verwijder de beschermingskap
(1).
141
4 Maintenance / 4 Onderhoud
HOLD THE REAR-VIEW MIRROR (4)
TO AVOID DROPPING IT BY ACCI-
DENT.
ONDERSTEUN DE ACHTERUITKIJK-
SPIEGEL (4) ZODAT HET NIET TOE-
VALLIG KAN VALLEN.
04_29
Keep the screw (2) blocked and
completely unscrew the nut (3).
HANDLE THE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, TAKE
CARE NOT SCRATCH OR DAMAGE
THEM.
Houd de bout (2) geblokkeerd,
en los de moer (3) volledig.
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
Remove the rear-view mirror
(4).
CAUTION
REPEAT THE PROCEDURE TO RE-
MOVE THE OTHER MIRROR.
AFTER REFITTING, ADJUST THE
REAR-VIEW MIRRORS CORRECTLY
AND TIGHTEN THE NUTS IN ORDER
TO ENSURE STABILITY.
Verwijder het achteruitkijkspie-
geltje (4).
LET OP
HERHAAL DEZE HANDELINGEN
VOOR DE VERWIJDERING VAN HET
ANDERE ACHTERUITKIJKSPIEGEL-
TJE.
NA DE HERMONTAGE STELT MEN DE
ACHTERUITKIJKSPIEGELTJES COR-
RECT AF, EN SLUIT MEN DE MOEREN
142
4 Maintenance / 4 Onderhoud
ZODANIG DAT DE STABILITEIT
WORDT VERZEKERD.
After refitting:
Adjust the rear-view mirror an-
gle correctly.
Na de hermontage:
Regel de inclinatie van de ach-
teruitkijkspiegeltjes op correcte
wijze.
04_30
Front and rear disc brake
(04_30, 04_31, 04_32)
CAUTION
CHECK BRAKE PADS FOR WEAR
MAINLY BEFORE EACH RIDE.
Schijfrem voor en achter
(04_30, 04_31, 04_32)
LET OP
CONTROLEER DE SLIJTAGE VAN DE
REMPASTILLES VOORAL VÓÓR
ELKE REIS.
04_31
To carry out a quick pad wear check:
Rest the vehicle on its stand.
Carry out a visual inspection of
brake disc and pads as follows:
- look from the back, for the front brake
callipers (1);
Voor het uitvoeren van een snelle con-
trole van de slijtage van de pastilles:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Voer een visuele controle uit
tussen de schijf en de pastilles,
door te handelen als volgt:
- achteraan voor de tangen van de voor-
rem (1);
143
4 Maintenance / 4 Onderhoud
- on the right side of the vehicle, look from
above downwards, for the rear brake cal-
liper (2).
CAUTION
EXCESSIVE WEAR OF THE FRICTION
MATERIAL MAKES THE PAD METAL
SUPPORT GET INTO CONTACT WITH
THE DISC, WHICH RESULTS IN A
METALLIC NOISE AND SPARKS IN
THE CALLIPER; THEREFORE, BRAK-
ING EFFICIENCY AND DISC SAFETY
AND INTEGRITY ARE AT RISK.
- op de rechter kant van de motor, van
boven naar onder voor de tang van de
achterrem (2).
LET OP
EEN VERDER VERBRUIK VAN HET
WRIJVINGSMATERIAAL KAN HET
CONTACT VEROORZAKEN MET DE
METALEN STEUN VAN DE PASTIL-
LES MET DE SCHIJF, MET ALS GE-
VOLG LAWAAI VAN METAAL EN DE
TANG DIE VONKEN MAAKT; DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
MEN, DE VEILIGHEID EN DE INTEGRI-
TEIT VAN DE SCHIJF WORDEN OP
DEZE MANIER GESCHAAD.
04_32
If the friction material thickness (even of
one front or rear pad) is reduced to a val-
ue of about 1.5 mm (0.06 in) (or even if
one of the wear indicators is not very visi-
ble), contact an Official aprilia Dealer to
have all the calliper pads replaced.
Wanneer de dikte van het wrijvingsmate-
riaal (ook slechts van de pastille vooraan
of achteraan) verminderd is tot een waar-
de van ongeveer 1,5 mm (0.06 in) (of
wanneer ook slechts één van de slijtage-
indicators zichtbaar is), laat men alle pas-
tilles van de remtangen vervangen, door
zich te wenden tot een Officiële aprilia
Dealer.
Periods of inactivity (04_33) Stilstand van het voertuig
(04_33)
144
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_33
A number of precautions are necessary
to keep the vehicle in good condition dur-
ing prolonged periods out of use. Also,
carry out general maintenance and
checks before garaging the vehicle as
one can forget to do so afterwards.
Proceed as follows:
Remove the battery.
Wash and dry the vehicle.
Polish the painted surfaces.
Inflate the tyres.
Store the scooter in an unhea-
ted, dry location, out of direct
sunlight and with minimal tem-
perature variations.
Wrap and tie a plastic bag
around the muffler exhaust end
to keep moisture out.
NOTE
PLACE A SUITABLE SUPPORT UN-
DER THE VEHICLE TO KEEP BOTH
WHEELS OFF THE GROUND.
Men moet enkele voorzorgsmaatregelen
treffen om de effecten van het niet ge-
bruiken van het voertuig tegen te gaan.
Bovendien moet men de herstellingen en
de algemene controle vóór het opbergen
uitvoeren, anders kan men vergeten om
dit vervolgens uit te voeren.
Handel als volgt:
Verwijder de accu.
Was en droog het voertuig.
Breng was aan op de gelakte
oppervlakken.
Blaas de banden op.
Plaats het voertuig in een niet
verwarmd lokaal, zonder voch-
tigheid, beschermd tegen zon-
nestralen, en waar temperatuur-
verschillen miniem zijn.
Plaats een plastic zakje op de
uitlaat en bind dit vast, zodat er
geen vochtigheid in kan komen.
N.B.
PLAATS HET VOERTUIG ZODANIG
DAT BEIDE BANDEN VAN DE GROND
ZIJN, DOOR GEBRUIK TE MAKEN
VAN EEN DAARVOOR BESTEMDE
STEUN.
Place the vehicle on its front (op-
tional) and rear (optional) serv-
ice stands.
Cover the vehicle. Do not use
plastic or waterproof materials.
Plaats het voertuig op de speci-
ale voorste standaard (optio-
neel) en op de achterste stan-
daard (optioneel).
145
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Bedek het voertuig, maar ge-
bruik geen plastic of ondoor-
dringbaar materiaal.
After storage
NOTE
TAKE THE PLASTIC BAGS OFF THE
EXHAUST PIPE OPENING.
NA HET OPBERGEN
N.B.
VERWIJDER DE PLASTIC ZAKJES
VAN DE UITEINDEN VAN DE UITLAAT.
Uncover and clean the scooter.
Check battery charge and in-
stall.
Refill the fuel tank.
Carry out the pre-ride checks.
CAUTION
TEST RIDE THE VEHICLE AT MODER-
ATE SPEED FOR A FEW KILOMETRES
IN AN AREA AWAY FROM TRAFFIC.
Verwijder de bedekking en rei-
nig het voertuig.
Controleer de staat van lading
van de accu, en installeer ze.
Tank brandstof.
Voer de voorbereidende contro-
les uit.
LET OP
VOER EEN TESTRONDE VAN ENKE-
LE KILOMETERS UIT AAN EEN GE-
MATIGDE SNELHEID IN EEN VER-
KEERSVRIJE ZONE.
146
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_34
Cleaning the vehicle (04_34,
04_35, 04_36)
Clean the scooter frequently if ex-
posed to adverse conditions, such as:
Air pollution (cities and industrial
areas).
Salinity and humidity in the at-
mosphere (seashore areas, hot
and wet weather).
Special environmental/season-
al conditions (use of salt, anti-
icing chemical products on the
roads in winter).
Pay special attention to prevent
deposits on the bodywork, such
as industrial dusts and pollu-
tants, tar spots, dead insects,
birds droppings, etc. Avoid park-
ing under trees. During some
seasons, resins, fruits or leaves
containing aggressive chemical
substances that may damage
the paintwork may fall from
trees.
CAUTION
BEFORE WASHING THE VEHICLE,
COVER THE ENGINE AIR INTAKES
AND THE EXHAUST PIPES.
Reinigen van het voertuig
(04_34, 04_35, 04_36)
Reinig het voertuig regelmatig wan-
neer het wordt gebruikt in de volgende
zones of condities:
Atmosferische vervuiling (stad
en industriële zones).
Zoutgehalte en vochtigheid uit
de atmosfeer (zeegebieden,
warm en vochtig klimaat).
Speciale milieu/seizoenscondi-
ties (het gebruik van zout, che-
mische anti-ijsproducten op we-
gen in de winterperiode).
Vermijdt vooral dat er op de car-
rosserie afzettingen overblijven
van industriële en vervuilende
stoffen, teervlekken, dode in-
secten, uitwerpselen van vo-
gels, enz. Parkeer het voertuig
niet onder bomen. In sommige
seizoenen kan er uit de bomen
hars, fruit of bladeren vallen die
chemische stoffen bevatten die
schadelijk zijn voor de lak.
LET OP
VOORALEER MEN HET VOERTUIG
WAST, DICHT MEN DE INLATEN VAN
DE AANZUIGLUCHT VAN DE MOTOR
EN DE UITLAATOPENINGEN VAN DE
UITLAAT.
147
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
AFTER CLEANING YOUR VEHICLE,
BRAKING EFFICIENCY MAY BE TEM-
PORARILY AFFECTED DUE TO THE
PRESENCE OF WATER ON THE FRIC-
TION SURFACES OF THE BRAKING
CIRCUIT. ALLOW LONGER BRAKING
DISTANCES TO PREVENT ACCI-
DENTS. BRAKE REPEATEDLY TO RE-
STORE NORMAL OPERATION. CAR-
RY OUT THE PRE-RIDE CHECKS.
LET OP
NADAT MEN HET VOERTUIG HEEFT
GEWASSEN, KAN DE REMDOEL-
TREFFENDHEID TIJDELIJK MINDER
ZIJN DOOR DE AANWEZIGHEID VAN
WATER OP DE WRIJVINGSOPPER-
VLAKKEN VAN DE REMINSTALLATIE.
VOORZIE EEN LANGE REMAFSTAND
OM ONGELUKKEN TE VERMIJDEN.
ACTIVEER HERHAALDELIJK DE
REMMEN, OM DE NORMALE REM-
CONDITIES TE HERSTELLEN. VOER
DE VOORBEREIDENDE CONTROLES
UIT.
04_35
To clean off dirt and mud deposited from
painted surfaces, soften caked dirt with a
low-pressure water jet. Sponge off using
a car body sponge soaked in a car body
shampoo and water solution (2 ÷ 4%
parts of shampoo in water). Then rinse
with plenty of water, and dry with a cha-
mois leather. To clean the engine outer
parts, use degreasing detergent, brushes
and old cloths. Anodised or painted alu-
minium parts such as forks, rims, frame,
footrests etc. should be washed using
water and mild soap. Using aggressive
detergents may damage the surface
treatment of these components.
Om het vuil en de modder te verwijderen
die zich op de gelakte oppervlakken heb-
ben afgezet, moet men een waterstraal
onder lage druk gebruiken, de vuile delen
zorgvuldig nat maken, en de modder en
het vuil verwijderen met een zachte
spons voor carrosseries, doordrenkt met
water en shampoo (2 ÷ 4% delen sham-
poo in water). Spoel vervolgens over-
vloedig met water en droog af met een
zeemvel. Om de externe delen van de
motor te reinigen, gebruikt men een ont-
vettend reinigingsmiddel, kwasten en
doeken. De delen in elektrolytisch geoxi-
deerd of gelakt aluminium, zoals de vor-
ken, de velgen, het frame, de voeten-
steunen enz, moeten gewassen worden
met neutrale zeep en water. Het gebruik
148
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_36
TO CLEAN THE HEADLIGHTS USE A
SPONGE SOAKED IN WATER AND
MILD DETERGENT, RUBBING THE
SURFACE GENTLY AND RINSING
FREQUENTLY WITH PLENTY OF WA-
TER. REMEMBER TO CLEAN THE VE-
HICLE CAREFULLY BEFORE APPLY-
ING SILICON WAX POLISH. DO NOT
POLISH MATT-PAINTED SURFACES
WITH POLISHING PASTE. THE VEHI-
CLE SHOULD NEVER BE WASHED IN
DIRECT SUNLIGHT, ESPECIALLY
DURING SUMMER, OR WITH THE
BODYWORK STILL HOT AS THE CAR
SHAMPOO CAN DAMAGE THE PAINT-
WORK IF IT DRIES BEFORE BEING
RINSED OFF.
CAUTION
DO NOT USE WATER (OR LIQUIDS)
AT TEMPERATURES OVER 40°C (104°
F) WHEN CLEANING THE VEHICLE
PLASTIC PARTS. DO NOT AIM HIGH
PRESSURE AIR/WATER JETS OR
STEAM JETS DIRECTLY TO THE FOL-
LOWING PARTS: WHEEL HUBS, CON-
TROLS ON THE RIGHT AND LEFT
SIDE OF THE HANDLEBAR, BEAR-
INGS, BRAKE PUMPS, INSTRUMENTS
AND GAUGES, EXHAUST SILENCER,
IGNITION SWITCH/STEERING LOCK.
van te agressieve reinigingsmiddelen
kan de oppervlaktebehandeling van deze
onderdelen aantasten.
VOOR DE REINIGING VAN DE LICH-
TEN GEBRUIKT MEN EEN SPONS DIE
WERD ONDERGEDOMPELD IN WA-
TER EN EEN NEUTRAAL REINIGINGS-
MIDDEL, WRIJFT MEN ZACHTJES OP
DE OPPERVLAKKEN EN SPOELT
MEN FREQUENT MET VEEL WATER.
MEN HERINNERT DAT HET OPPOET-
SEN MET SILICONENWAS UITGE-
VOERD MOET WORDEN NADAT MEN
HET VOERTUIG ZORGVULDIG HEEFT
GEWASSEN. POETS MATTE LAKKEN
NIET OP MET SCHURENDE PASTA'S.
HET WASSEN MAG NOOIT WORDEN
UITGEVOERD IN DE ZON, VOORAL
NIET IN DE ZOMER WANNEER DE
CARROSSERIE NOG WARM IS, OM-
DAT DE SHAMPOO DIE VÓÓR HET
SPOELEN OPDROOGT DE LAK KAN
BESCHADIGEN.
LET OP
GEBRUIK GEEN WATER (OF VLOEI-
STOFFEN) AAN EEN TEMPERATUUR
HOGER DAN 40°C (104°C) VOOR DE
REINIGING VAN DE PLASTIC DELEN
VAN HET VOERTUIG. RICHT DE WA-
TERSTRALEN OF PERSLUCHT OF
149
4 Maintenance / 4 Onderhoud
DO NOT USE ALCOHOL OR SOL-
VENTS TO CLEAN ANY RUBBER OR
PLASTIC SADDLE COMPONENTS:
USE WATER AND MILD SOAP.
CAUTION
DO NOT USE SOLVENTS OR PETROL
BY-PRODUCTS (ACETONE, TRI-
CHLOROETHYLENE, TURPENTINE,
PETROL, THINNERS) TO CLEAN THE
SADDLE. USE INSTEAD DETER-
GENTS WITH SURFACE ACTIVE
AGENTS NOT EXCEEDING 5% (NEU-
TRAL SOAP, DEGREASING DETER-
GENTS OR ALCOHOL).
DRY THE SADDLE WELL AFTER
CLEANING.
DAMP NIET OP DE VOLGENDE DE-
LEN: DE NAVEN VAN DE WIELEN, DE
COMMANDO'S OP DE RECHTER EN
LINKER KANT VAN HET STUUR, DE
KUSSENTJES, DE REMPOMPEN, DE
INSTRUMENTEN EN DE INDICATO-
REN, DE UITLAAT VAN DE KNALDEM-
PER, DE ONTSTEKINGSSCHAKE-
LAAR / STUURSLOT. VOOR DE
REINIGING VAN DE RUBBEREN EN
PLASTIC DELEN EN VAN HET ZADEL,
MAG MEN GEEN ALCOHOL OF OP-
LOSMIDDELEN GEBRUIKEN; GE-
BRUIK DAARENTEGEN WATER EN
NEUTRALE ZEEP.
LET OP
VOOR DE REINIGING VAN HET ZADEL
MAG MEN GEEN OPLOSMIDDELEN
OF PETROLEUMDERIVATEN GE-
BRUIKEN (ACETON, TRICHLOORE-
THYLEEN, TERMENTIJN, BENZINE,
OPLOSMIDDELEN). MEN MAG REINI-
GINGSMIDDELEN GEBRUIKEN DIE
MAXIMUM 5% CAPILLAIR ACTIEVE
DELEN BEVATTEN (NEUTRALE
ZEEP, ONTVETTENDE REINIGINGS-
MIDDELEN OF ALCOHOL).
DROOG HET ZADEL ZORGVULDIG
NA DE REINIGING.
150
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
DO NOT APPLY PROTECTIVE WAX
ON THE SADDLE AS IT MAY BECOME
SLIPPERY.
LET OP
BRENG OP HET ZADEL GEEN BE-
SCHERMENDE WAS AAN OM TE VER-
MIJDEN DAT HET GAAT SCHUIVEN.
04_37
Transport (04_37)
Before transporting the vehicle, empty
the fuel tank well and make sure it is per-
fectly dry.
During transport, the vehicle must be well
anchored and upright, and first gear must
be engaged to avoid fuel and oil leaks.
IN CASE OF FAILURE, DO NOT HAVE
THE VEHICLE TOWED. ASK FOR
ROAD ASSISTANCE SERVICE.
Vervoer (04_37)
Vooraleer men het voertuig vervoert,
moet men de brandstoftank zorgvuldig
ledigen, en controleren of deze goed
droog is.
Tijdens de verplaatsing moet het voertuig
in verticale positie blijven, goed veran-
kerd zijn en in de eerste versnelling ge-
plaatst worden, om eventuele lekken van
brandstof en olie te vermijden.
IN GEVAL VAN EEN DEFECT MAG
MEN HET VOERTUIG NIET SLEPEN,
MAAR MOET MEN EEN HULPDIENST
CONTACTEREN.
151
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_38
Chain backlash check (04_38)
To check the clearance:
Stop the engine.
Rest the vehicle on its stand.
Engage neutral gear.
Check that vertical oscillation at
a point between the pinion and
the crown on the lower branch of
the chain is around 25 mm (0.98
in).
Move the vehicle forward so as
to check the chain vertical oscil-
lation in other positions too.
backlash should remain con-
stant during all wheel rotation
phases.
Adjust backlash if it is uniform but higher
or lower than 25 mm (0.98 in).
CAUTION
IF CLEARANCE IS GREATER AT
SOME POSITIONS, THIS MEANS
THAT SOME CHAIN LINKS ARE FLAT-
TENED OR JAMMED.
TO AVOID RISK OF SEIZURE, LUBRI-
CATE THE CHAIN ON A REGULAR
BASIS.
Controle van de speling van de
ketting (04_38)
Voor de controle van de speling:
Leg de motor stil.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Plaats de hendel van de ver-
snellingsbak in vrij.
Controleer of de verticale
schommeling, in een punt tus-
sen het rondsel en de kroon in
de onderste vertakking van de
ketting, minstens 25 mm (0.98
in) bedraagt.
Verplaats het voertuig vooruit,
zodat de verticale schommeling
van de ketting ook in andere po-
sities kan gecontroleerd wor-
den; de speling moet in alle
fasen van de rotatie van het wiel
constant blijven.
Wanneer de speling uniform is, maar
meer of minder dan 25 mm (0.98 in) be-
draagt, voert men de regeling uit.
LET OP
ALS IN BEPAALDE POSITIES EEN
GROTERE SPELING AANWEZIG IS,
ZIJN ER VERPLETTERDE OF VAST-
GELOPEN SCHAKELS AANWEZIG.
OM TE VOORKOMEN DAT DE SCHA-
KELS KUNNEN AFSLAAN, SMEERT
MEN REGELMATIG DE KETTING.
152
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Chain backlash adjustment
CAUTION
TO ADJUST THE CHAIN BACKLASH,
PLEASE CONTACT AN Official aprilia
Dealer. IF YOU ARE ADEQUATELY
TRAINED AND EXPERIENCED, RE-
FER TO THE INSTRUCTIONS IN THIS
WORKSHOP BOOKLET AVAILABLE
ALSO AT ANY DEALER.
Regeling van de speling van
de ketting
LET OP
VOOR DE REGELING VAN DE SPE-
LING VAN DE KETTING, MOET MEN
ZICH WENDEN TOT EEN Officiële apri-
lia Dealer, OF WANNEER U EEN EX-
PERT EN GEKWALIFICEERD BENT,
KUNNEN DE AANDUIDINGEN IN DE
HANDLEIDING VAN DE GARAGE ALS
REFERENTIE GEBRUIKT WORDEN,
DIE U KAN KOPEN BIJ EEN Officiële
aprilia Dealer.
Checking wear of chain, front
and rear sprockets
Also check the following parts and make
sure that the chain, pinion and crown do
not have:
Damaged rollers.
Loosened pins.
Dry, rusty, flattened or jammed
chain links.
Excessive wear.
Missing sealing rings.
Excessively worn or damaged
pinion or crown teeth.
CAUTION
IF THE CHAIN ROLLERS ARE DAM-
AGED, THE PINS ARE LOOSENED
AND/OR THE O-RINGS ARE MISSING
Controle van het gebruik van
de ketting, het tandrad en
kroon
Controleer bovendien de volgende delen,
en controleer of de ketting, het rondsel en
de kroon geen:
Beschadigde rollen hebben.
Geloste pinnen hebben.
Droge, verroeste, samenge-
drukte of afgeslagen schakels
hebben.
Excessieve slijtage vertonen.
Ontbrekende dichtingsringen
hebben.
Excessief versleten of bescha-
digde rondsel- of kroontanden
hebben.
153
4 Maintenance / 4 Onderhoud
OR DAMAGED, THE WHOLE CHAIN
APPARATUS (PINION, CROWN AND
CHAIN) SHOULD BE REPLACED.
LET OP
WANNEER DE ROLLEN VAN DE KET-
TING BESCHADIGD, DE PINNEN GE-
LOST EN/OF DE DICHTINGSRINGEN
BESCHADIGD OF AFWEZIG ZIJN,
MOET MEN DE VOLLEDIGE GROEP
VAN DE KETTING VERVANGEN
(RONDSEL, KROON EN KETTING).
CAUTION
LUBRICATE THE CHAIN ON A REGU-
LAR BASIS, PARTICULARLY IF YOU
FIND DRY OR RUSTY PARTS. FLAT-
TENED OR JAMMED CHAIN LINKS
MUST LUBRICATED AND REPAIRED.
IF REPAIR IS NOT POSSIBLE, CON-
TACT AN Official aprilia Dealer FOR
REPLACEMENT.
LET OP
SMEER DE KETTING REGELMATIG,
VOORAL WANNEER MEN DROGE OF
VERROESTE DELEN OPMERKT. DE
SAMENGEDRUKTE OF AFGESLA-
GEN SCHAKELS MOETEN GE-
SMEERD WORDEN EN OPNIEUW IN
WERKCONDITIES GEBRACHT WOR-
DEN. WANNEER DIT NIET MOGELIJK
ZOU ZIJN, WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer, DIE ZAL
ZORGEN VOOR DE VERVANGING.
Chain lubrication and cleaning
Never wash the chain with high pressure
air/water jets or steam jets or highly flam-
mable solvents.
Wash the chain with fuel oil or
kerosene. Maintenance opera-
tions should be more frequent if
there are signs of quick rust.
Lubricate the chain whenever necessary.
Smering en reiniging van de
ketting
Was de ketting absoluut niet met water-
stralen, dampstralen, waterstralen onder
hoge druk, en met oplosmiddelen met ho-
ge ontvlambaarheidsgraad.
Was de ketting met nafta of ke-
rosine. Wanneer de ketting vlug
verroest, moet men de onder-
154
4 Maintenance / 4 Onderhoud
After washing and drying the
chain, lubricate it with spray
grease for sealed chains.
THE GEARING CHAIN HAS SEALING
RINGS AMONG THE LINKS THAT
KEEP THE GREASE INSIDE. WORK
WITH EXTREME CAUTION WHEN AD-
JUSTING, LUBRICATING, WASHING
AND REPLACING THE CHAIN.
COMMERCIAL CHAIN LUBRICANTS
MAY CONTAIN SUBSTANCES THAT
COULD DAMAGE THE RUBBER
SEALING RINGS OF THE CHAIN.
DO NOT USE THE VEHICLE IMMEDI-
ATELY AFTER CHAIN LUBRICATION
AS LUBRICANT COULD BE SPRAYED
OUT BY CENTRIFUGAL FORCE AND
FOUL THE SURROUNDING AREA.
houdshandelingen eerder uit-
voeren.
smeer de ketting elke keer dit nodig is.
Nadat de ketting gewassen en
gedroogd is, smeert men ze met
vetspray voor verzegelde ket-
tingen.
DE TRANSMISSIEKETTING IS VOOR-
ZIEN VAN DICHTINGSRINGEN TUS-
SEN DE SCHAKELS, DIE DIENEN OM
HET VET BINNENIN TE HOUDEN.
WEES ZEER VOORZICHTIG BIJ DE
REGELING, DE SMERING, HET WAS-
SEN EN DE VERVANGING VAN DE
KETTING.
DE SMEERMIDDELEN VOOR KET-
TINGEN DIE MEN VINDT IN DE HAN-
DEL KUNNEN SCHADELIJKE STOF-
FEN BEVATTEN VOOR DE RUBBE-
REN DICHTINGSRINGEN VAN DE
KETTING.
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET ON-
MIDDELLIJK NADAT DE KETTING
WERD GESMEERD, OMDAT HET
SMEERMIDDEL DOOR DE CENTRIFU-
GEKRACHT IN HET ROND WORDT
GESPROEID ZODAT DE OMLIGGEN-
DE ZONES BESMEURD RAKEN.
155
4 Maintenance / 4 Onderhoud
156
4 Maintenance / 4 Onderhoud
SL 750
SHIVER ABS
Chap. 05
Technical data
Hst. 05
Technische gegevens
157
DIMENSIONS
Max. length 2100 mm (82.68 in)
Max. width 800 mm (31.50 in)
Max. height (to top fairing) 1135 mm (44.69 in)
Saddle height 810 mm (31.89 in)
Wheelbase 1440 mm (56.69 in)
Kerb weight (full fuel tank) 210 kg (463 lb)
AFMETINGEN
Max lengte 2100 mm (82.68 in)
Max breedte 800 mm (31.50 in)
Max hoogte (tot de kap) 1135 mm (44.69 in)
Hoogte tot het zadel 810 mm (31.89 inch)
Asafstand 1440 mm (56.69 in)
Gewicht per versnellingsorde (met
volle benzinetank)
210 Kg (463 lb)
ENGINE
Model M551M
Type 90° longitudinal V-twin, 4-stroke, 4
valves per cylinder, 2 overhead
camshafts.
Cylinder quantity 2
overall cylinder capacity 749.9 cm³ (45.76 cu.in)
Bore / stroke 92 x 56.4 mm (3.62 x 2.22 cu.in)
MOTOR
Model M551M
Type Bicilindrisch 4-takt in V 90° in de
lengte met 4 kleppen per cilinder, 2
assen met nokken in de kop.
Aantal cilinders 2
Complessieve cilinderinhoud 749,9 cc (45.76 cu in)
Boring/slag 92 x 56,4 mm (3.62 x 2.22 cu in)
158
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Intake valve clearance 0.11 - 0.18 mm (0.0043 - 0.0071 in)
Outlet valve clearance 0.16 - 0.23 mm (0.0063 - 0.0091 in)
Compression ratio 11.0: 1
Start-up Electric
Engine speed at idle 1400 ± 100 rpm
Clutch Multiple-disk, oil-bathed clutch with
control on the left side of the
handlebar
Lubrication system Wet crankcase. Pressure system
regulated by trochoidal pump
Air filter With dry cartridge filter
Cooling Fluid
Kleppenspeling in aanzuiging 0,11 - 0,18 mm (0.0043 - 0.0071 in)
Kleppenspeling uitlaat 0,16 - 0,23 mm (0.0063 - 0.0091 in)
Compressieverhouding 11,0: 1
Starten Elektrisch
Toerental van de motor bij het
minimumregime
1400 ± 100 toeren/min (rpm)
Koppeling Multischijf in oliebad met
commando op de linker kant van
het stuur
Smeersysteem Vochtige carter. Systeem onder
druk, geregeld door de trochoïdale
pomp
Luchtfilter Met filterend droog patroon
Koeling Met vloeistof
GEARBOX
Type Mechanical, 6 speeds with foot
lever on the left hand side of the
engine
VERSNELLINGSBAK
Type Mechanisch met 6 versnellingen,
met pedaalcommando op de linker
kant van de motor
159
5 Technical data / 5 Technische gegevens
CAPACITY
Fuel (reserve included) 15 l (3.30 UKgal; 3.96 USgal)
Fuel reserve 3 l (0.66 UKgal; 0.79 USgal)
Engine oil 3.0 l (without oil filter change) (0.66
UKgal; 0.79 USgal)
3.2 l (with oil filter change) (0.70
UKgal; 0.85 USgal)
Fork oil quantity (for each stem): 535 cm³ (32.65 cu.in)
Coolant 1.8 l (0.40 UKgal; 0.48 USgal)
Seats 2
Vehicle max. load 190 kg (418.9 lb) (Rider +
passenger + luggage)
CAPACITEIT
Brandstof (inclusief de reserve) 15 l (3.30 UK gal; 3.96 US gal)
Brandstofreserve 3 l (0.66 UK gal; 0.79 US gal)
Motorolie 3,0 l (zonder vervanging van de
oliefilter) (0.66 Uk gal; 0.79 US gal)
3,2 l (met vervanging van de
oliefilter) (0.70 Uk gal; 0.85 US gal)
Hoeveelheid olie van de vork (voor
elke stang)
535 cc (32.65 cuin)
Koelvloeistof 1,8 l (0.40 UK gal; 0.48 US gal)
Plaatsen 2
Max voertuigbelasting 190 Kg (418.9 lb) (bestuurder +
passagier + bagage)
GEAR RATIOS
Gear ratio Gear primary drive 38/71
1st gear ratio 14/36 (secondary)
2nd gear ratio 17/32 (secondary)
3rd gear ratio 20/30 (secondary)
4th gear ratio 22/28 (secondary)
TRANSMISSIEVERHOUDING
Transmissieverhouding Primair met raderwerk 38/71
Transmissieverhouding 1°
versnelling
14/36 (secundair)
Transmissieverhouding 2°
versnelling
17/32 (secundair)
Transmissieverhouding 3°
versnelling
20/30 (secundair)
160
5 Technical data / 5 Technische gegevens
5th gear ratio 23/26 (secondary)
6th gear ratio 24/25 (secondary)
Final drive gear ratio 16/44
Transmissieverhouding 4°
versnelling
22/28 (secundair)
Transmissieverhouding 5°
versnelling
23/26 (secundair)
Transmissieverhouding 6°
versnelling
24/25 (secundair)
Eindtransmissieverhouding 16/44
DRIVE CHAIN
Type Endless (without master link) and
with sealed links. No. of links 108
Model 525 ZRPK
TRANSMISSIEKETTING
Type Zonder einde (zonder
koppelingsschakel) en met
verzegelde schakels. Aantal
schakels 108
Model 525 ZRPK
FUEL SYSTEM
Type Electronic injection (Multipoint)
Throttle valves diameter Ø 52 mm (2.05 in)
Fuel premium unleaded petrol,
minimum octane rating of 95
(NORM) and 85 (NOMM)
VOEDINGSSYSTEEM
Type Elektronische injectie (Multipoint)
Diameter van de vlinderkleppen Diam. 52 mm (2.05 in)
Brandstof Loodvrije superbenzine, met een
minimum octaangehalte van 95
(N.O.R.M.) en 85 (N.O.M.M.).
161
5 Technical data / 5 Technische gegevens
CHASSIS
Type Die-cast aluminium plates and
high-strength steel tubular chassis.
Steering inclination angle 24.9°
Trail 109.6 mm (4.29 in)
FRAME
Type Aluminium gegoten platen en
raamwerk in stalen buizen met
hoge extrusielimiet.
Hellingshoek van het stuur 24,9°
Voorloop 109.6 mm (4.29 in)
SUSPENSIONS
Front Upside-down hydraulic action
telescopic fork, Ø 43 mm (1.69 in)
stems
Travel 120 mm (4.72 in)
Rear Oscillating fork and adjustable
hydraulic single shock absorber
Wheel travel 122 mm (4.80 in)
OPHANGINGEN
Vooraan Telescoopvork upside-down, met
hydraulische werking, stangen
diam 43 mm (1.69 in)
Verplaatsing 120 mm (4.72 in)
Achteraan Achtervork en regelbare
hydraulische monoschokdemper
Verplaatsing van het wiel 122 mm (4.80 in)
BRAKES
Front Double floating disc, Ø 320 mm
(12.60 in), radially-mounted
callipers with four plungers- two of
REMMEN
Vooraan Met dubbele zwevende schijf -
diam. 320 mm (12.60 in), tangen
met radiaalbevestiging met vier
zuigertjes - 2 diam. 27 mm (1.06
162
5 Technical data / 5 Technische gegevens
them Ø 27 mm (1.06 in), the other
two Ø 32.03 (1.26 in) and 4 pads
Rear 240 mm (9.45 in) disc brake with 35
mm (1.38 in) single piston calliper
in); 2 diam 32,03 (1.26 in) en 4
pastilles
Achteraan Met schijf - diam. 240 mm (9.45 in),
tang met enkel zuigertje - diam. 35
mm (1.38 in)
WHEEL RIMS
Type Light alloy rims with extractable
bolt
Front 3.50 x 17"
Rear 6.00 x 17"
WIELVELGEN
Type Lichtmetalen velgen met
verwijderbare pin
Vooraan 3,50 x 17"
Achteraan 6,00 x 17"
TYRES
Tyre type (standard) DUNLOP SPORTMAX
QUALIFIER - METZELER M3
Front 120/70 ZR17" (58W)
Inflation pressure 1 passenger: 2.3 bar (230 kPa)
(33.36 PSI)
2 passengers: 2.5 bar (250 kPa)
(36.26 PSI)
Rear 180/55 ZR17" (73W) or 190/50
ZR17" (73W)
BANDEN
Bandentype (standaard) DUNLOP SPORTMAX
QUALIFIER - METZELER M3
Vooraan 120/70 ZR17" (58W)
Bandenspanning 1 passagier: 2,3 bar (230 Kpa)
(33.36 PSI)
2 passagiers: 2,5 bar (250 Kpa)
(36.26 PSI)
Achteraan 180/55 ZR17" (73W) of 190/50
ZR17" (73W)
163
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Inflation pressure 1 passenger: 2.5 bar (250 kPa)
(36.26 PSI)
2 passengers: 2.8 bar (280 kPa)
(40.61 PSI)
Bandenspanning 1 passagier: 2,5 bar (250 Kpa)
(36.26 PSI)
2 passagiers: 2,8 bar (280 Kpa)
(40.61 PSI)
SPARK PLUGS
Standard spark plugs NGK CR7EKB
Spark plug electrode gap 0.6 ÷ 0.7 mm (0.024 ÷ 0.028 in)
Resistance 5 kOhm
BOUGIES
Standaard bougies NGK CR7EKB
Elektrodenafstand van de bougies 0,6 ÷ 0,7 mm (0.024 in ÷ 0.028 in)
Weerstand 5 kOhm
ELECTRICAL SYSTEM
Battery 12V - 12 Ah
Main fuses 30A - 40A
Auxiliary fuses 3A, 10A, 15A, 20A
ABS fuses 20 A
(Permanent magnet) Generator 13.5 V - 450 W at 6000 rpm
Start-up Electric
Ignition Electronic, inductive, high-
efficiency, integrated with the
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
Accu 12V - 12 Ah
Hoofdzekeringen 30 A - 40 A
Secundaire zekeringen 3 A, 10 A, 15 A, 20 A
Zekeringen ABS 20 A
Generator (met permanente
magneet)
13,5 V - 450 W bij 6000 rpm
Starten Elektrisch
Ontsteking Inductieve elektronische
ontsteking met hoge efficiëntie
164
5 Technical data / 5 Technische gegevens
injection system, with variable
advance separate HV coil.
Ignition advance Three-dimensional map managed
by control unit
geïntegreerd met de injectie,
voorontsteking en gescheiden
H.S. bobine.
Voorontsteking Met driedimensionale map die
bestuurd wordt door de centrale
BULBS
Low-beam light 12 V - 55 W H7
High-beam light 12 V - 55 W H7
Front tail light 12V - 5W x 2
Turn indicator lights 12V - 10W
License plate light 12V - 5W
Rear tail light / stop light 12V - 5/21W x 2
Rpm indicator lighting LED
Multifunction display lighting LED
LAMPJES
Dimlicht 12V - 55W H7
Groot licht 12V - 55W H7
Voorste positielicht 12V - 5W x 2
Licht van de richtingaanwijzers 12V - 10W
Nummerplaatlicht 12V - 5W
Achterste positielicht / stoplicht 12V - 5/21W x 2
Verlichting van de toerenteller Led
Verlichting van het multifunctioneel
display
Led
WARNING LIGHTS
High-beam light LED
Right turn indicator LED
Left turn indicator LED
General warning LED
CONTROLELAMPEN
Groot licht Led
Rechter richtingaanwijzer Led
Linker richtingaanwijzer Led
Algemene Warning Led
165
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Gear in neutral LED
Side stand down LED
Fuel reserve LED
ABS LED
Versnellingsbak in vrij LED
Laterale standaard uitgeklapt LED
Brandstofreserve Led
ABS LED
05_01
Kit equipment (05_01)
The tools supplied are:
Toolkit pouch (1);
Reversible screwdriver (2);
Handle for reversible screwdriv-
er (3);
11-13 mm (0.43 - 0.51 in) single
open ended spanner (4);
3, 4, 5, 6 mm (0.12 , 0.16 , 0.20 ,
0.24 in) L-shaped hex Allen
keys (5);
Small pliers to extract fuses (6);
8-10 mm (0.31 - 0.39 in) double
open ended spanner (7);
Shock absorber ring nut pre-
loading adjustment wrench (8)
Flattened cylindrical wrench
adaptor (9).
Maximum weight allowed: 1.5 kg (3.30
lb)
Bijgeleverd gereedschap
(05_01)
De bijgevoegde gereedschappen zijn:
Gereedschapstas (1);
Omkeerbare schroevendraaier
(2);
Handgreep voor de omkeerbare
schroevendraaier (3);
Vorksleutel 11 - 13 mm (0.43 -
0.51 in) (4);
Gebogen mannelijke zeskant-
sleutels 3, 4, 5, 6 mm (0.12,
0.16, 0.20, 0.24 in) (5);
Trektangen voor de zekeringen
(6);
Dubbele vorksleutel 8 - 10 mm
(0.31 - 0.39 in) (7);
Sleutel voor regeling voorbelas-
ting moer schokdemper (8)
Afgeplat cilindervormig verleng-
stuk voor sleutel (9).
Maximum toegestaan gewicht: 1,5 kg
(3.30 lb)
166
5 Technical data / 5 Technische gegevens
SL 750
SHIVER ABS
Chap. 06
Programmed
maintenance
Hst. 06
Gepland onderhoud
167
Scheduled maintenance table
Adequate maintenance is fundamental to
ensuring long-lasting, optimum operation
and performance of your vehicle.
To this end, aprilia offers a set of checks
and maintenance services at the owner's
expense that are summarised in the table
shown on the following page. Any minor
faults should be reported without delay to
an Authorised aprilia Dealer or Sub-
Dealer without waiting until the next
scheduled service to solve it.
All scheduled maintenance services
must be carried out at the specified times
and kilometres, even if the stated mileage
has not yet been reached. Carrying out
scheduled services on time is essential to
ensure your warranty remains valid. For
further information regarding Warranty
procedures and ''Scheduled Mainte-
nance'', please refer to the ''Warranty
Booklet''.
NOTE
CARRY OUT THE MAINTENANCE OP-
ERATIONS AT HALF THE INTERVALS
SHOWN IF THE VEHICLE IS USED IN
WET OR DUSTY AREAS, OFF ROAD
OR FOR SPORTS APPLICATIONS.
Tabel gepland onderhoud
Een aangepast onderhoud is van door-
slaggevend belang voor een langere le-
vensduur van het voertuig in optimale
werkcondities met optimale prestaties.
Daarom heeft aprilia een serie van con-
troles en onderhoudshandelingen tegen
betaling voorzien, die men vindt in het
samenvattend kader op de volgende pa-
gina. Het is een goede gewoonte om
eventuele kleine onregelmatigheden bij
de werking onmiddellijk mee te delen aan
een Officiële aprilia Dealer of Verko-
per zonder te wachten, om ze te verhel-
pen, tot het uitvoeren van de volgende
servicebeurt.
Het is absoluut noodzakelijk om de ser-
vicebeurten uit te voeren aan de voorge-
schreven kilometerintervals en tijden,
wanneer de voorziene kilometerstand
wordt bereikt Een stipte uitvoering van de
servicebeurten is noodzakelijk voor het
correcte gebruik van de garantie. Voor
alle andere informatie in verband met de
toepassingswijzen van de Garantie en de
uitvoering van het "Geprogrammeerd
Onderhoud", raadpleegt men het "Garan-
tieboekje".
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
168
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
I: INSPECT AND CLEAN, ADJUST, LU-
BRICATE OR REPLACE IF NECESSA-
RY
C: CLEAN, R: REPLACE, A: ADJUST, L:
LUBRICATE
* Check and clean, adjust or replace if
necessary every 1000 km
** Replace every 2 years
*** Replace every 4 years
**** At every start-up
***** Check monthly
I: CONTROLEREN EN REINIGEN, RE-
GELEN, SMEREN OF VERVANGEN IN-
DIEN NODIG
C: REINIGEN, R: VERVANGEN, A: RE-
GELEN, L: SMEREN
* Controleren en reinigen, regelen of ver-
vangen indien nodig elke 1000 km
** Vervang elke 2 jaar
** Vervang elke 4 jaar
**** Telkens als men start
***** Controleer elke maand
ROUTINE MAINTENANCE TABLE
km x 1,000 1 5 10 15 20 25 30 35 40
Rear shock absorber I I
Spark plug R R
Drive chain * I I I
Transmission cables and controls I I I
Steering bearings and steering clearance I I I
Wheel bearings I I
169
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
km x 1,000 1 5 10 15 20 25 30 35 40
Control unit diagnosis I I I
Brake discs I I I
Air filter I R I R
Engine oil filter R R R
Fork I I
Vehicle general operation I I I
Valve clearance I A A
Cooling system I I
Braking systems I I I
Light circuit I I I
Safety switches I I
Clutch control fluid ** I I I
Brake fluid ** I I I
Coolant ** I I I
Fork oil **
Engine oil R R R
Light aiming I I
Fork oil seals I I
Anti-vibration buffers I I
Tyres - pressure / wear***** I I I I I I I I I
Wheels I I I
Bolts and nuts tightening I I I
170
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
km x 1,000 1 5 10 15 20 25 30 35 40
Suspensions and setting I I I
Warning light indicating error on the instrument panel ****
Fuel pipes *** I I
Clutch wear I I
Break pad wear I I I I I I I I I
TABEL VAN HET PERIODIEK ONDERHOUD
Km x 1.000
1 5 10 15 20 25 30 35 40
Achterste schokdemper I I
Bougie R R
Transmissieketting * I I I
Kabels van de transmissie en de commando's I I I
Kussentjes en speling van het stuur I I I
Kussentjes van de wielen I I
Diagnose van centrale I I I
Remschijven I I I
Luchtfilter I R I R
Filter van de motorolie R R R
Vork I I
Algemene werking van het voertuig I I I
Kleppenspeling I A A
Koelinstallatie I I
171
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Km x 1.000 1 5 10 15 20 25 30 35 40
Reminstallaties I I I
Installatie lichten I I I
Veiligheidsschakelaars I I
Vloeistof van de koppelingbediening ** I I I
Remvloeistof ** I I I
Koelvloeistof ** I I I
Olie van de vork **
Motorolie R R R
Regeling van de lichten I I
Oliekeerring van de vork I I
Flexibele koppeling I I
Banden - spanning / slijtage***** I I I I I I I I I
Wielen I I I
Sluiting van bouten I I I
Ophangingen en stand I I I
Controlelamp voor foutsignalering op dashboard ****
Brandstofbuizen *** I I
Slijtage van de koppeling I I
Slijtage van remblokjes I I I I I I I I I
172
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
RECOMMENDED PRODUCTS
Product Description Specifications
AGIP TEC 4T, SAE 15W-50 Engine oil Use top-branded oils that meet or exceed the
requirements of API SJ/CCMC G4/ACEA
A3-04/ JASO MA specifications.
AGIP FORK 5W Fork oil SAE 5W
AGIP MP GREASE Grease for bearings, joints, couplings and
leverages
As an alternative to the recommended product,
use top branded grease for roller bearings with
an operating temperature range of -30°C...
+140°C (-22°F...+284°F), a drop point of 150°
C...230°C (302°F...446°F), high corrosion
protection qualities and good water and rust
resistance.
AGIP CHAIN GREASE SPRAY Recommended CHAIN LUBRICANT Grease
AGIP BRAKE 4 / BRAKE 5.1 Recommended BRAKE FLUID -
AGIP BRAKE 4 / BRAKE 5.1 Recommended CLUTCH FLUID -
AGIP PERMANENT SPEZIAL Recommended ENGINE COOLANT Ready mixed biodegradable coolant with "long
life" technology and characteristics (red).
Freezing protection up to -40° (-40°F). In
compliance with the CUNA 956-16 standard.
AANBEVOLEN PRODUCTEN
Product Beschrijving Kenmerken
AGIP TEC 4T, SAE 15W-50 Motorolie Gebruik merkolies met prestaties conform of
hoger dan de specifieken API SJ/CCMC G4/
173
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Product Beschrijving Kenmerken
ACEA A3-04/ JASO MA.
AGIP FORK 5W Olie van de vork SAE 5W
AGIP MP GREASE Vet voor kussentjes, koppelingen,
knooppunten en hefsystemen
In plaats van het aanbevolen product, gebruikt
men merkvet voor draaiende kussentjes, met
bruikbaar temperatuursveld -30°C...+140°C
(-22°F...+284°F), druppelpunt 150°C...230°C
(302°F...446°F), hoge
anticorrosiebescherming, goede weerstand
tegen water en oxidatie.
AGIP CHAIN GREASE SPRAY aanbevolen voor KETTINGEN Vet
AGIP BRAKE 4 / BRAKE 5.1 aanbevolen REMVLOEISTOF -
AGIP BRAKE 4 / BRAKE 5.1 aanbevolen VLOEISTOF VAN DE
KOPPELING
-
AGIP PERMANENT SPEZIAL aanbevolen KOELVLOEISTOF VOOR DE
MOTOR
Biologisch afbreekbare koelvloeistof,
gebruiksklaar, met "long life" technologie en
kenmerken (rood). Verzekert een bescherming
tegen vriestemperaturen tot -40°C (-40°F).
Beantwoordt aan de norm CUNA 956-16.
174
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
TABLE OF CONTENTS
A
ABS: 54
Advanced functions: 41
Air filter: 119
Alarms: 31
B
Battery: 15, 126, 127
Brake: 14, 77, 123, 143
Brake pedal: 77
C
Chain: 152154
Clutch: 14, 78, 125
Clutch fluid: 14, 125
Clutch lever: 78
Coolant: 12
D
Disc brake: 143
Display: 28
E
Engine oil: 13, 110, 112, 113
Engine stop: 54
F
Fork: 75
Fuel: 11
Fuses: 130
G
Gearbox oil: 13
H
Headlight: 136
Horn: 51
I
Identification: 62
Immobilizer: 58
Instrument panel: 26
M
Maintenance: 109, 167, 168
Mirrors: 141
R
Ride by wire: 84
S
Saddle: 60
Scheduled maintenance:
168
Shock absorbers: 71
Spark plug: 118
Stand: 17, 98
Start-up: 53
T
Technical data: 157
Turn indicators: 140
Tyres: 115
175
176
TREFWOORDENREGISTER
A
ABS: 54
ACCU: 15, 126, 127
Alarmen: 31
B
Banden: 115
BOUGIE: 118
Brandstof: 11
C
Claxon: 51
D
Display: 28
I
Identificatie: 62
K
Ketting: 152154
Koelvloeistof: 12, 120
Koplamp: 136
L
Luchtfilter: 119
M
Motorolie: 13, 110, 112, 113
O
Onderhoud: 109, 167, 168
R
Remvloeistof: 124
Richtingaanwijzers: 52, 139,
140
Ride by wire: 84
S
Schijfrem: 143
Standaard: 17, 98
Start: 85
Stuurslot: 51
T
Technische gegevens: 157
V
Veiligheidsnormen: 101
Z
Zadel: 60
Zekeringen: 130
177
IL VALORE DELL'ASSISTENZA
Grazie ai continui aggiornamenti tecnici e ai programmi di formazione specifica sui prodotti aprilia, solo i meccanici della Rete Ufficiale aprilia conoscono a fondo questo veicolo e dispongono dell'at-
trezzatura speciale occorrente per una corretta esecuzione degli interventi di manutenzione e riparazione.
L'affidabilità del veicolo dipende anche dalle condizioni meccaniche dello stesso. Il controllo prima della guida, la regolare manutenzione e l'utilizzo esclusivo dei Ricambi Originali aprilia sono fattori
essenziali !
Per avere informazioni sul Concessionario Ufficiale e/o Centro Assistenza più vicino, riferirsi alle Pagine Gialle o cercare direttamente sulla cartina geografica presente nel nostro Sito Internet Ufficiale:
www.aprilia.com
Solo se si richiedono Ricambi Originali Aprilia si avrà un prodotto studiato e testato già durante la fase di progettazione del veicolo. I Ricambi Originali aprilia sono sistematicamente sottoposti a procedure
di controllo della qualità, per garantirne la piena affidabilità e durata nel tempo.
Le descrizioni ed illustrazioni fornite nella presente pubblicazione s'intendono non impegnative; Aprilia perciò si riserva il diritto, ferme restando le caratteristiche essenziali del tipo qui descritto ed
illustrato, di apportare in qualunque momento, senza impegnarsi ad aggiornare tempestivamente questa pubblicazione, le eventuali modifiche di organi, particolari o forniture di accessori, che essa
ritenga conveniente per scopo di miglioramento o per qualsiasi esigenza di carattere costruttivo o commerciale.
Non tutte le versioni riportate nella presente pubblicazione sono disponibili in ogni Paese. La disponibilità delle singole versioni deve essere verificata con la rete ufficiale di vendita Aprilia.
© Copyright 2008 - Aprilia. Tutti i diritti sono riservati. Vietata la riproduzione anche parziale. Aprilia - After sales service.
Il marchio Aprilia è di proprietà di Piaggio & C. S.p.A.
IL VALORE DELL'ASSISTENZA
Grazie ai continui aggiornamenti tecnici e ai programmi di formazione specifica sui prodotti aprilia, solo i meccanici della Rete Ufficiale aprilia conoscono a fondo questo veicolo e dispongono dell'at-
trezzatura speciale occorrente per una corretta esecuzione degli interventi di manutenzione e riparazione.
L'affidabilità del veicolo dipende anche dalle condizioni meccaniche dello stesso. Il controllo prima della guida, la regolare manutenzione e l'utilizzo esclusivo dei Ricambi Originali aprilia sono fattori
essenziali !
Per avere informazioni sul Concessionario Ufficiale e/o Centro Assistenza più vicino, riferirsi alle Pagine Gialle o cercare direttamente sulla cartina geografica presente nel nostro Sito Internet Ufficiale:
www.aprilia.com
Solo se si richiedono Ricambi Originali Aprilia si avrà un prodotto studiato e testato già durante la fase di progettazione del veicolo. I Ricambi Originali aprilia sono sistematicamente sottoposti a procedure
di controllo della qualità, per garantirne la piena affidabilità e durata nel tempo.
Le descrizioni ed illustrazioni fornite nella presente pubblicazione s'intendono non impegnative; Aprilia perciò si riserva il diritto, ferme restando le caratteristiche essenziali del tipo qui descritto ed
illustrato, di apportare in qualunque momento, senza impegnarsi ad aggiornare tempestivamente questa pubblicazione, le eventuali modifiche di organi, particolari o forniture di accessori, che essa
ritenga conveniente per scopo di miglioramento o per qualsiasi esigenza di carattere costruttivo o commerciale.
Non tutte le versioni riportate nella presente pubblicazione sono disponibili in ogni Paese. La disponibilità delle singole versioni deve essere verificata con la rete ufficiale di vendita Aprilia.
© Copyright 2008 - Aprilia. Tutti i diritti sono riservati. Vietata la riproduzione anche parziale. Aprilia - After sales service.
Il marchio Aprilia è di proprietà di Piaggio & C. S.p.A.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179

APRILIA SHIVER 750 ABS Handleiding

Categorie
Motorfietsen
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor

in andere talen