APRILIA RS 125 - 02-2010 Handleiding

Categorie
Auto's
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

APRILIA WOULD LIKE TO THANK YOU
for choosing one of its products. We have compiled this booklet to provide a comprehensive overview of your vehicle's quality features. Please read it
carefully before riding the vehicle for the first time. It contains information, tips and precautions for using your vehicle. It also describes features, details
and devices to assure you that you have made the right choice. We believe that if you follow our suggestions, you will soon get to know your new vehicle
well and that it will continue to give you satisfactory service for many years to come. This booklet is an integral part of the vehicle and must be handed
over to the new owner in the event of sale.
APRILIA WIL U BEDANKEN
omdat u één van haar producten heeft gekozen. Wij hebben deze handleiding opgesteld opdat u de kwaliteiten ervan ten volle kan waarderen. Wij
raden aan om deze handleiding geheel door te lezen, voordat u met het voertuig gaat rijden. Het bevat informatie, raadgevingen en waarschuwingen
in verband met het gebruik van uw voertuig; daarnaast zal u eigenschappen, bijzonderheden en handigheidjes ontdekken die u ervan zullen overtuigen
dat u een juiste keuze heeft gemaakt. Wij zijn er zeker van dat indien u hier rekening mee zal houden, u makkelijk zal wennen aan uw nieuw voertuig,
waar u lang naar volle tevredenheid gebruik van zal kunnen maken. Deze uitgave is een integrerend deel van het voertuig, en bij verkoop van dit laatste
moet het worden overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
RS 125
Ed. 02 2010
The instructions in this booklet have been compiled primarily to offer a simple and clear guide to using the vehicle; it also describes routine maintenance
procedures and regular checks that should be carried out on the vehicle at an Aprilia Dealer or Authorised Workshop. This booklet also contains
instructions for simple repairs. Any operations not specifically described in this booklet require the use of special tools and/or particular technical
knowledge; for these operations, please take your vehicle to an Aprilia Dealer or Authorised Workshop.
De instructies in deze handleiding zijn voorbereid om vooral een eenvoudige en duidelijke leidraad te zijn voor het gebruik; men vindt eveneens de
handelingen van het klein onderhoud en van de periodieke controles die bij een Dealer of Erkende Aprilia Garage moeten uitgevoerd worden. De
handleiding bevat tevens instructies voor een aantal eenvoudige herstellingen. De herstellingen die niet uitgebreid in deze uitgave zijn beschreven,
vereisen dat men over speciale gereedschappen en/of specifieke technische kennis beschikt; voor het uitvoeren van deze herstellingen raadt men aan
om zich te wenden tot een Dealer of Erkende Aprilia Garage.
2
Personal safety
Failure to completely observe these instructions will
result in serious risk of personal injury.
Persoonlijke veiligheid
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd, kan dit ernstig letsel aan personen tot ge-
volg hebben.
Safeguarding the environment
Sections marked with this symbol indicate the correct
use of the vehicle to prevent damaging the environ-
ment.
Bescherming van
Geeft het juiste gedrag aan dat u aan moet houden
zodat het gebruik van het voertuig geen schade aan-
richt aan de natuur.
Vehicle intactness
The incomplete or non-observance of these regula-
tions leads to the risk of serious damage to the vehicle
and sometimes even the invalidity of the guarantee.
Staat van het voertuig
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd kan dit ernstige schade aan het voertuig,
en eventueel het vervallen van deze garantie tot ge-
volg hebben.
The sings above are very important. They are used to
highlight those parts of the booklet that should be read
with particular care. As you can see, each sign con-
sists of a different graphic symbol, making it quick and
easy to locate the various topics. Before starting the
engine, read this booklet carefully, particularly the
"SAFE RIDING" section. Your safety as well as other's
does not only depend on the quickness of your reflex-
es and agility, but also on how well you know your
vehicle, the state of maintenance of the vehicle itself
and your knowledge of the rules for SAFE RIDING.
For your safety, get to know your vehicle well so as to
safely ride and master it given any riding condition.
IMPORTANT This booklet is an integral part of the
vehicle, and must be handed to the new owner in the
event of sale.
Bovengenoemde signalen zijn erg belangrijk. Ze heb-
ben namelijk tot doel om de delen van het boekje aan
te geven die u aandachtig door moet lezen. Zoals u
ziet, bestaat ieder teken uit een ander grafisch sym-
bool, zodat de bijbehorende onderwerpen meteen
duidelijk kunnen worden gevonden in de verschillen-
de delen. Vooraleer men de motor start, leest men
aandachtig deze handleiding, en vooral de paragraaf
"VEILIG RIJDEN". Uw veiligheid en die van anderen
hangt niet enkel af van uw reflexen en vlugheid, maar
ook van de kennis en de efficiëntie van het voertuig,
en van de kennis van de fundamentele regels voor het
VEILIG RIJDEN. We raden daarom aan om vertrouwd
te raken met het voertuig, zodat u zich in alle situaties
veilig en beheersd kan bewegen. BELANGRIJK Deze
handleiding moet beschouwd worden als integrerend
deel van het voertuig, en moet worden overhandigd
bij de verkoop ervan.
3
4
INDEX
INDEX
GENERAL RULES.......................................................................... 9
Foreword.................................................................................. 10
Carbon monoxide..................................................................... 10
Fuel.......................................................................................... 11
Hot components....................................................................... 12
Coolant..................................................................................... 12
Used engine oil and gearbox oil............................................... 13
Brake and clutch fluid............................................................... 14
Battery hydrogen gas and electrolyte....................................... 15
Stand........................................................................................ 17
Reporting of defects that affect safety...................................... 17
VEHICLE......................................................................................... 23
Arrangement of the main components......................................... 25
Dashboard................................................................................... 27
Analog instrument panel.............................................................. 28
Light unit...................................................................................... 29
Setting the total and trip odometers......................................... 30
Setting the hour/minutes function............................................. 31
Setting the chronometer function............................................. 32
Control buttons......................................................................... 34
Advanced functions.................................................................. 36
Ignition switch........................................................................... 38
Locking the steering wheel....................................................... 39
Horn button.................................................................................. 40
Switch direction indicators........................................................... 40
Gear pedal................................................................................... 41
High/low beam selector............................................................... 41
Passing button............................................................................. 42
Start-up button............................................................................. 42
Engine stop switch....................................................................... 43
Manual starter control.................................................................. 43
ALGEMENE NORMEN..................................................................... 9
Vooronderstelling....................................................................... 10
Koolmonoxide............................................................................. 10
Brandstof.................................................................................... 11
Warme onderdelen..................................................................... 12
Koelvloeistof............................................................................... 12
Gebruikte motorolie en koppelingsolie....................................... 13
Rem- en koppelingsvloeistof...................................................... 14
Elektrolyt en waterstofgas van de accu...................................... 15
Standaard................................................................................... 17
Communicatie van de defecten die invloed hebben op de vei-
ligheid......................................................................................... 17
VOERTUING..................................................................................... 23
Plaats van de hoofdcomponenten................................................. 25
Legenda......................................................................................... 27
Analoog instrumentenpaneel......................................................... 28
Groep controlelampjes................................................................... 29
Istellen van de kilometerteller en dagteller................................. 30
Instellen van de functie uren/minuten......................................... 31
Instellen van de chronometer..................................................... 32
Commandoknoppen................................................................... 34
Geavanceerde functies.............................................................. 36
Startschakelaar.......................................................................... 38
Stuurslot vergrendelen............................................................... 39
Drukknop claxon............................................................................ 40
Schakelaar richtingaanwijzers....................................................... 40
Versnellingspedaal......................................................................... 41
Lichtschakelaar.............................................................................. 41
Knop die knippert voor groot licht.................................................. 42
Startknop........................................................................................ 42
Stopschakelaar motor.................................................................... 43
5
Fuel tank...................................................................................... 44
Mixer oil tank................................................................................ 45
The saddle................................................................................... 46
Glove/tool kit compartment...................................................... 48
Identification................................................................................. 48
USE................................................................................................. 51
Checks......................................................................................... 52
Refuelling..................................................................................... 55
Rear shock absorbers adjustment............................................... 55
Rear brake pedal adjustment....................................................... 58
Clutch lever adjustment............................................................... 60
Running in.................................................................................... 63
Starting up the engine.................................................................. 65
Difficult start up............................................................................ 68
Moving off / riding........................................................................ 69
Stopping the engine..................................................................... 78
Parking......................................................................................... 79
Catalytic silencer.......................................................................... 81
Stand........................................................................................... 82
Suggestion to prevent theft.......................................................... 82
MAINTENANCE.............................................................................. 85
Gearbox oil level.......................................................................... 86
Tyres............................................................................................ 90
Spark plug dismantlement........................................................... 93
Removing the air filter.................................................................. 96
Air filter cleaning.......................................................................... 97
Cooling fluid level......................................................................... 98
Checking the brake oil level......................................................... 101
Braking system fluid top up...................................................... 102
Battery......................................................................................... 105
Use of a new battery................................................................ 108
Checking the electrolyte level.................................................. 109
Charging the battery................................................................. 110
Long periods of inactivity............................................................. 111
Fuses........................................................................................... 112
Lamps.......................................................................................... 114
Headlight adjustment............................................................... 117
Rear optical unit........................................................................... 118
Idle adjustment............................................................................ 120
Commando van de manuele starter............................................... 43
Benzinetank................................................................................... 44
Tank van de mengerolie................................................................ 45
Die sitzbank................................................................................... 46
Documentenvakje/gereedschapskit........................................... 48
Identificatie..................................................................................... 48
GEBRUIK.......................................................................................... 51
Controles........................................................................................ 52
Tanken........................................................................................... 55
Regulering achterdempers............................................................. 55
Regulering achterrempedaal.......................................................... 58
Regulering schakelhendel.............................................................. 60
Inrijden........................................................................................... 63
Starten des motors......................................................................... 65
Moeilijke start................................................................................. 68
Start / besturing.............................................................................. 69
Stoppen van de motor.................................................................... 78
Parkeren........................................................................................ 79
Katalysator..................................................................................... 81
Standaard...................................................................................... 82
Tips tegen diefstal.......................................................................... 82
ONDERHOUD................................................................................... 85
Versnellingsbak oliepeil................................................................. 86
Banden........................................................................................... 90
Demonteren van de bougie............................................................ 93
Demonteren van het luchtfilter....................................................... 96
Reinigen van het luchtfilter............................................................. 97
Peil koelvloeistof............................................................................ 98
Controle van het oliepeil van de remmen...................................... 101
Bijvullen van de remvloeistof...................................................... 102
Accu............................................................................................... 105
Inwerkingstelling van een nieuwe accu...................................... 108
Controle van het elektrolytpeil.................................................... 109
Opladen van de accu................................................................. 110
Länger stillegen.............................................................................. 111
Zekeringen..................................................................................... 112
Lampjes......................................................................................... 114
Afstellen van de koplamp........................................................... 117
Lampenset achter.......................................................................... 118
6
Front and rear disc brake............................................................. 121
Periods of inactivity...................................................................... 124
Cleaning the vehicle.................................................................... 125
Transmission chain...................................................................... 130
Chain backlash check.............................................................. 131
Chain backlash adjustment...................................................... 132
Checking wear of chain, front and rear sprockets.................... 134
Chain lubrication and cleaning................................................. 135
TECHNICAL DATA......................................................................... 137
Kit equipment............................................................................... 145
PROGRAMMED MAINTENANCE.................................................. 147
Scheduled maintenance table..................................................... 148
Table of recommended products................................................. 155
SPECIAL FITTINGS....................................................................... 159
Accessories index........................................................................ 160
Fairings........................................................................................ 161
Afstellen van het stationair toerental.............................................. 120
Schijfrem voor en achter................................................................ 121
Stilstand van het voertuig............................................................... 124
Reinigen van het voertuig.............................................................. 125
Transmissieketting......................................................................... 130
Controle van de speling van de ketting...................................... 131
Regeling van de speling van de ketting...................................... 132
Controle van het gebruik van de ketting, het tandrad en kroon
................................................................................................... 134
Smering en reiniging van de ketting........................................... 135
TECHNISCHE GEGEVENS.............................................................. 137
Bijgeleverd gereedschap............................................................... 145
GEPLAND ONDERHOUD................................................................ 147
Tabel gepland onderhoud.............................................................. 148
Tabel aanbevolen producten......................................................... 155
SPECIALE UITRUSTINGEN............................................................. 159
index accessoires.......................................................................... 160
Ombouw......................................................................................... 161
7
8
RS 125
Chap. 01
General rules
Hst. 01
Algemene
normen
9
Foreword
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SHOWN IF THE VEHICLE IS USED IN
WET OR DUSTY AREAS, OFF ROAD
OR FOR SPORTING APPLICATIONS.
Vooronderstelling
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
Carbon monoxide
If you need to keep the engine running in
order to perform a procedure, please en-
sure that you do so in an open or very well
ventilated area. Never let the engine run
in an enclosed area. If you do work in an
enclosed area, make sure to use a
smoke-extraction system.
CAUTION
EXHAUST EMISSIONS CONTAIN
CARBON MONOXIDE, A POISONOUS
GAS WHICH CAN CAUSE LOSS OF
CONSCIOUSNESS AND EVEN
DEATH.
Koolmonoxide
Wanneer het nodig is om de motor te
doen werken om een handeling uit te
voeren, controleert men of dit in een open
ruimte of in een goed geventileerd lokaal
gebeurt. Laat de motor nooit werken in
een gesloten ruimte. Wanneer men in
een gesloten ruimte werkt, gebruikt men
een evacuatiesysteem voor de uitlaat-
gassen.
LET OP
DE UITLAATGASSEN BEVATTEN
KOOLMONOXIDE, EEN GIFTIG GAS
DAT BEWUSTELOOSHEID EN OOK
DE DOOD KAN VEROORZAKEN.
10
1 General rules / 1 Algemene normen
Fuel
CAUTION
THE FUEL USED TO POWER INTER-
NAL COMBUSTION ENGINES IS HIGH-
LY FLAMMABLE AND MAY BE EX-
PLOSIVE UNDER CERTAIN CONDI-
TIONS. IT IS THEREFORE RECOM-
MENDED TO CARRY OUT REFUEL-
LING AND MAINTENANCE PROCE-
DURES IN A VENTILATED AREA WITH
THE ENGINE SWITCHED OFF. DO
NOT SMOKE DURING REFUELLING
OR NEAR FUEL VAPOUR. AVOID ANY
CONTACT WITH NAKED FLAME,
SPARKS OR OTHER HEAT SOURCES
WHICH MAY CAUSE IGNITION OR EX-
PLOSION.
DO NOT ALLOW FUEL TO DISPERSE
INTO THE ENVIRONMENT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
Brandstof
LET OP
DE BRANDSTOF DIE WORDT GE-
BRUIKT VOOR DE AANDRIJVING VAN
DE ONTPLOFFINGSMOTOR IS UI-
TERST BRANDBAAR EN KAN EXPLO-
SIEF WORDEN IN BEPAALDE OM-
STANDIGHEDEN. VOER HET TANKEN
EN DE ONDERHOUDSHANDELINGEN
UIT IN EEN GEVENTILEERDE ZONE
EN MET DE MOTOR UIT. ROOK NIET
TIJDENS HET TANKEN EN IN DE NA-
BIJHEID VAN BRANDSTOFDAMPEN,
EN VERMIJD ABSOLUUT CONTACT
MET VRIJE VLAMMEN, VONKEN EN
ELKE ANDERE BRON DIE HET VLAM
VATTEN OF EXPLODEREN ERVAN
KAN VEROORZAKEN.
LOOS DE BRANDSTOF NIET IN HET
MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VEHICLE FALL OR EXCESSIVE INCLI-
NATION CAN CAUSE FUEL OUT-
FLOW.
HET VALLEN OF DE EXCESSIEVE IN-
CLINATIE VAN HET VOERTUIG KUN-
11
1 General rules / 1 Algemene normen
NEN HET UITSTROMEN VAN BRAND-
STOF VEROORZAKEN.
Hot components
The engine and the exhaust system com-
ponents get very hot and remain in this
condition for a certain time interval after
the engine has been switched off. Before
handling these components, make sure
that you are wearing insulating gloves or
wait until the engine and the exhaust sys-
tem have cooled down.
Warme onderdelen
De motor en de onderdelen van de uit-
laatinstallatie worden zeer warm en blij-
ven lang warm, ook nadat de motor wordt
uitgezet. Vooraleer men deze onderde-
len hanteert, draagt men isolerende
handschoenen, of wacht men tot de mo-
tor en de uitlaatinstallatie zijn afgekoeld.
Coolant
The coolant contains ethylene glycol
which, under certain conditions, can be-
come flammable. When ethylene glycol
burns, it produces an invisible flame
which can nevertheless cause burns.
CAUTION
TAKE CARE NOT TO SPILL COOLANT
ONTO HOT ENGINE OR EXHAUST
SYSTEM COMPONENTS; THE FLUID
MAY IGNITE AND BURN WITH AN IN-
VISIBLE FLAME. WHEN CARRYING
OUT MAINTENANCE, IT IS ADVISA-
BLE TO WEAR LATEX GLOVES. EVEN
THOUGH IT IS TOXIC, COOLANT HAS
Koelvloeistof
De koelvloeistof bevat ethyleenglycol,
wat in sommige omstandigheden ont-
vlambaar is. Wanneer het brandt, produ-
ceert ethylglycol onzichtbare vlammen,
die toch brandwonden veroorzaken.
LET OP
LET OP OM GEEN KOELVLOEISTOF
TE MORSEN OP DE HETE DELEN VAN
DE MOTOR EN DE UITLAATINSTAL-
LATIE; DEZE ZOU BRAND KUNNEN
VATTEN MET ONZICHTBARE VLAM-
MEN. BIJ ONDERHOUDSHANDELIN-
GEN RAADT MEN AAN OM LATEX
HANDSCHOENEN TE GEBRUIKEN.
12
1 General rules / 1 Algemene normen
A SWEET FLAVOUR WHICH MAKES IT
VERY ATTRACTIVE TO ANIMALS.
NEVER LEAVE THE COOLANT IN
OPEN CONTAINERS IN AREAS AC-
CESSIBLE TO ANIMALS AS THEY
MAY DRINK IT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
DO NOT REMOVE THE RADIATOR
CAP WHEN THE ENGINE IS STILL
HOT. THE COOLANT IS PRESSUR-
ISED AND MAY CAUSE SCALDING.
DE KOELVLOEISTOF IS GIFTIG,
MAAR HEEFT TOCH EEN ZOETE
SMAAK, WAT HEM UITERST AAN-
TREKKELIJK MAAKT VOOR DIEREN.
LAAT DE KOELVLOEISTOF NOOIT IN
GEOPENDE VERPAKKINGEN OF IN
POSITIES DIE BEREIKBAAR ZIJN
VOOR DIEREN, DIE ER ZOUDEN VAN
KUNNEN DRINKEN.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VERWIJDER DE RADIATORDOP NIET
WANNEER DE MOTOR NOG WARM
STAAT. DE KOELVLOEISTOF STAAT
ONDER DRUK, EN ZOU BRANDWON-
DEN KUNNEN VEROORZAKEN.
Used engine oil and gearbox
oil
CAUTION
IT IS ADVISABLE TO WEAR LATEX
GLOVES WHEN SERVICING THE VE-
HICLE.
THE ENGINE OR GEARBOX OIL MAY
CAUSE SERIOUS INJURIES TO THE
SKIN IF HANDLED FOR PROLONGED
PERIODS OF TIME AND ON A REGU-
LAR BASIS.
Gebruikte motorolie en
koppelingsolie
LET OP
BIJ ONDERHOUDSHANDELINGEN
RAADT MEN AAN OM LATEX HAND-
SCHOENEN TE GEBRUIKEN.
DE OLIE VAN DE MOTOR OF DE VER-
SNELLINGSBAK KAN ERNSTIGE
SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
HUID, WANNEER HET LANG EN DA-
GELIJKS WORDT GEBRUIKT.
13
1 General rules / 1 Algemene normen
WASH YOUR HANDS CAREFULLY
AFTER HANDLING OIL.
HAND THE OIL OVER TO OR HAVE IT
COLLECTED BY THE NEAREST USED
OIL RECYCLING COMPANY OR THE
SUPPLIER.
DO NOT DISPOSE OF OIL IN THE EN-
VIRONMENT
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
MEN RAADT AAN OM DE HANDEN
ZORGVULDIG TE WASSEN NA HET
HANTEREN VAN OLIE.
BEZORG HEM AAN OF LAAT HEM OP-
HALEN DOOR HET DICHTSTBIJZIJN-
DE RECYCLINGBEDRIJF VAN GE-
BRUIKTE OLIES OF DOOR DE
LEVERANCIER.
LOOS DE OLIE NIET IN HET MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
Brake and clutch fluid
Brake and clutch fluid
BRAKE AND CLUTCH FLUIDS CAN
DAMAGE THE PLASTIC OR RUBBER
PAINTED SURFACES. WHEN SERVIC-
ING THE BRAKING SYSTEM OR THE
CLUTCH SYSTEM PROTECT THESE
COMPONENTS WITH A CLEAN
CLOTH. ALWAYS WEAR PROTEC-
TIVE GOGGLES WHEN SERVICING
THESE SYSTEMS. BRAKE AND
CLUTCH FLUIDS ARE EXTREMELY
HARMFUL FOR YOUR EYES. IN THE
EVENT OF ACCIDENTAL CONTACT
WITH YOUR EYES, RINSE THEM IM-
MEDIATELY WITH ABUNDANT COLD,
Rem- en koppelingsvloeistof
Rem- en koppelingsvloeistof
DE REM- EN KOPPELINGSVLOEI-
STOFFEN KUNNEN DE GELAKTE,
PLASTIC OF RUBBEREN OPPER-
VLAKKEN BESCHADIGEN. WAN-
NEER MEN HET ONDERHOUD VAN
DE REM- OF KOPPELINGSINSTALLA-
TIE UITVOERT, BESCHERMT MEN DE-
ZE ONDERDELEN MET EEN SCHONE
DOEK. DRAAG STEEDS EEN BE-
SCHERMENDE BRIL WANNEER MEN
HET ONDERHOUD VAN DE INSTAL-
LATIES UITVOERT. DE REM- EN KOP-
PELINGSVLOEISTOFFEN ZIJN UI-
TERST SCHADELIJK VOOR DE
OGEN. IN GEVAL VAN TOEVALLIG
14
1 General rules / 1 Algemene normen
CLEAN WATER AND SEEK MEDICAL
ADVICE.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
CONTACT MET DE OGEN, SPOELT
MEN ONMIDDELLIJK MET OVER-
VLOEDIG KOUD EN REIN WATER, EN
RAADPLEEGT MEN ONMIDDELLIJK
EEN ARTS.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
Battery hydrogen gas and
electrolyte
CAUTION
THE BATTERY ELECTROLYTE IS
TOXIC, CORROSIVE AND, AS IT CON-
TAINS SULPHURIC ACID, MAY
CAUSE BURNING IF IT COMES INTO
CONTACT WITH THE SKIN. WHEN
HANDLING BATTERY ELECTRO-
LYTE, WEAR TIGHT-FITTING GLOVES
AND PROTECTIVE APPAREL. IN THE
EVENT OF SKIN CONTACT WITH THE
ELECTROLYTIC FLUID, RINSE WELL
WITH PLENTY OF CLEAN WATER. IT
IS PARTICULARLY IMPORTANT TO
PROTECT YOUR EYES BECAUSE
EVEN TINY AMOUNTS OF BATTERY
ACID MAY CAUSE BLINDNESS. IN
THE EVENT OF CONTACT WITH THE
EYES, RINSE WITH PLENTY OF WA-
TER FOR FIFTEEN MINUTES AND
CONSULT AN EYE SPECIALIST IMME-
Elektrolyt en waterstofgas van
de accu
LET OP
DE ELEKTROLYT VAN DE ACCU IS
GIFTIG EN BIJTEND, EN IN CONTACT
MET DE HUID KAN HET BRANDWON-
DEN VEROORZAKEN OMDAT HET
ZWAVELZUUR BEVAT. DRAAG
NAUWSLUITENDE HANDSCHOENEN
EN BESCHERMENDE KLEDING WAN-
NEER MEN HET ELEKTROLYT VAN
DE ACCU HANTEERT. WANNEER DE
ELEKTROLYTVLOEISTOF IN CON-
TACT ZOU KOMEN MET DE HUID,
MOET MEN OVERVLOEDIG WASSEN
MET KOUD WATER. HET IS ZEER BE-
LANGRIJK OM DE OGEN TE BE-
SCHERMEN, OMDAT OOK EEN ZEER
KLEINE HOEVEELHEID ZUUR VAN DE
ACCU BLINDHEID KAN VEROORZA-
KEN. WANNEER HET IN CONTACT
ZOU KOMEN MET DE OGEN, MOET
15
1 General rules / 1 Algemene normen
DIATELY. IF THE FLUID IS ACCIDEN-
TALLY SWALLOWED, DRINK LARGE
QUANTITIES OF WATER OR MILK,
FOLLOWED BY MILK OF MAGNESIA
OR VEGETABLE OIL AND SEEK MED-
ICAL ADVICE IMMEDIATELY. THE
BATTERY RELEASES EXPLOSIVE
GASES; KEEP IT AWAY FROM
FLAMES, SPARKS, CIGARETTES OR
ANY OTHER HEAT SOURCES. EN-
SURE ADEQUATE VENTILATION
WHEN SERVICING OR RECHARGING
THE BATTERY.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
BATTERY LIQUID IS CORROSIVE. DO
NOT POUR OR SPILL ON PLASTIC
COMPONENTS IN PARTICULAR. EN-
SURE THAT THE ELECTROLYTIC
ACID IS COMPATIBLE WITH THE BAT-
TERY BEING ACTIVATED.
MEN VIJFTIEN MINUTEN LANG OVER-
VLOEDIG WASSEN MET WATER EN
ONMIDDELLIJK EEN OOGARTS
RAADPLEGEN. WANNEER HET TOE-
VALLIG ZOU WORDEN INGESLIKT,
MOET MEN VEEL WATER OF MELK
DRINKEN, DAARNA MAGNESIUM-
MELK OF PLANTAARDIGE OLIE
DRINKEN, EN ONMIDDELLIJK EEN
ARTS RAADPLEGEN. DE ACCU VER-
SPREIDT EXPLOSIEVE GASSEN EN
MOET DUS UIT DE BUURT WORDEN
GEHOUDEN VAN VLAMMEN, VON-
KEN, SIGARETTEN EN ELKE ANDERE
WARMTEBRON. VOORZIE EEN GE-
PASTE VERLUCHTING WANNEER
MEN ONDERHOUD OF HET OPLADEN
VAN DE ACCU UITVOERT.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
DE VLOEISTOF VAN DE ACCU IS
CORROSIEF. GIET ZE NIET UIT EN
VERSPREIDT ZE NIET, VOORAL NIET
OP DE PLASTIC DELEN. CONTRO-
LEER OF HET ELEKTROLYTZUUR
SPECIFIEK VOOR DE TE ACTIVEREN
ACCU IS.
16
1 General rules / 1 Algemene normen
Stand
BEFORE SETTING OFF, MAKE SURE
THE STAND HAS BEEN COMPLETELY
RETRACTED TO ITS POSITION.
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
Standaard
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN OF DE STANDAARD VOLLEDIG
INGEKLAPT IS.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
Reporting of defects that
affect safety
GENERAL PRECAUTIONS AND IN-
FORMATION
When repairing, dismantling and reas-
sembling the vehicle, follow the recom-
mendations given below carefully.
Communicatie van de
defecten die invloed hebben
op de veiligheid
ALGEMENE VOORZORGSMAATRE-
GELEN EN INFORMATIE
Wanneer men de herstelling, de demon-
tage en hermontage van het voertuig uit-
voert, moet men zich nauwgezet aan het
volgende advies houden.
BEFORE DISASSEMBLING COMPO-
NENTS
Before dismantling compo-
nents, remove dirt, mud, dust
and foreign bodies from the ve-
hicle. Use the special tools de-
signed for this bike, as required.
VÓÓR DE DEMONTAGE VAN DE ON-
DERDELEN
Verwijder vuil, modder, stof en
vreemde voorwerpen van het
voertuig, voordat men de de-
montage van de onderdelen uit-
voert. Gebruik, waar voorzien,
de speciale gereedschappen
17
1 General rules / 1 Algemene normen
COMPONENTS REMOVAL
Do not loosen and/or tighten
screws and nuts using pliers or
any other tools than the specific
wrench.
Mark the positions on all con-
nection joints (pipes, cables,
etc.) before separating them,
and identify them with different
distinctive symbols.
Each component needs to be
clearly marked to enable identi-
fication during reassembly.
Clean and wash the dismantled
components carefully using a
low-flammability detergent.
Keep mated parts together
since they have "adjusted" to
each other due to normal wear.
Some components must be
used together or replaced alto-
gether.
Keep away from heat sources.
die voor dit voertuig ontworpen
werden.
DEMONTAGE VAN DE ONDERDELEN
Los en/of sluit de bouten en de
moeren niet met tangen of an-
dere gereedschappen, maar ge-
bruik steeds de speciale sleutel.
Merk de posities op alle verbin-
dingskoppelingen (buizen, ka-
bels, enz.) vooraleer men ze
scheidt, en identificeer ze met
verschillende onderscheidende
tekens.
Elk stuk moet duidelijk gemerkt
worden, zodat het tijdens de fa-
se van de installatie geïdentifi-
ceerd kan worden.
Reinig en was de gedemonteer-
de onderdelen zorgvuldig met
een reinigingsmiddel met lage
ontvlambaarheidsgraad.
Houd de onderling gekoppelde
delen bij elkaar, omdat het ene
bij het andere "past" als gevolg
van de normale slijtage.
Sommige onderdelen moeten
samen gebruikt worden of volle-
dig vervangen worden.
Houd ze ver van warmtebron-
nen.
REASSEMBLING COMPONENTS
CAUTION
BEARINGS MUST ROTATE FREELY,
WITHOUT JAMMING AND/OR NOISE,
HERMONTAGE VAN DE ONDERDE-
LEN
18
1 General rules / 1 Algemene normen
OTHERWISE, THEY NEED TO BE RE-
PLACED.
LET OP
DE KUSSENTJES MOETEN VRIJ
DRAAIEN, ZONDER WRIJVINGEN EN/
OF LAWAAI, ANDERS MOETEN ZE
VERVANGEN WORDEN.
Only use ORIGINAL Aprilia
SPARE PARTS.
Comply with lubricant and con-
sumables use guidelines.
Lubricate parts (whenever pos-
sible) before reassembling
them.
When tightening nuts and
screws, start either from the
components with the largest di-
ameter or from the innermost
components, proceeding diago-
nally. Tighten nuts and screws
in successive steps before ap-
plying the tightening torque.
Always replace self-locking
nuts, washers, sealing rings, cir-
clips, O-rings (OR), cotter pins
and screws with new parts if the
thread is damaged.
When assembling the bearings,
make sure to lubricate them
well.
Check that each component is
assembled correctly.
After a repair or routine mainte-
nance, carry out pre-ride checks
and test the vehicle on private
grounds or in an area with low
traffic.
Gebruik enkel ORIGINELE RE-
SERVEONDERDELEN van
aprilia.
Gebruik de aanbevolen smeer-
middelen en verbruiksmateria-
len.
Smeer de delen (wanneer mo-
gelijk) vooraleer men ze mon-
teert.
Bij het sluiten van de bouten en
de moeren, begint men met die-
gene met de grootste diameter
of met de interne, en men werkt
diagonaal. Voer het sluiten uit
met opeenvolgende passages,
vooraleer men het sluitingskop-
pel toepast.
Vervang steeds de zelfborgen-
de moeren, de pakkingen, de
dichtingsringen, de elastische
ringen, de O-ringen (OR), de
splitpennen en de bouten door
nieuwe, wanneer ze schade aan
de schroefdraad vertonen.
Wanneer men de kussentjes
monteert, smeert men ze over-
vloedig.
Controleer of elk onderdeel cor-
rect gemonteerd is.
Na een herstellingshandeling of
periodiek onderhoud, voert men
19
1 General rules / 1 Algemene normen
Clean all mating surfaces, oil
seal rims and gaskets before re-
fitting. Smear a thin layer of lith-
ium-based grease on the oil seal
rims. Reassemble oil seals and
bearings with the brand or batch
number facing outward (visible
side).
de voorafgaande controles uit
en test men het voertuig in een
privé-zone of in een zone met
weinig verkeer.
Reinig alle koppelingsvlakken,
de randen van de oliekeerringen
en de pakkingen vóór de her-
montage. Breng een laagje vet
op basis van lithium aan op de
randen van de oliekeerringen.
Hermonteer de oliekeerringen
en de kussentjes met het merk
of het fabricatienummer naar de
buitenkant gericht (zichtbare
kant).
ELECTRIC CONNECTORS
Electric connectors must be disconnec-
ted as described below; failure to comply
with this procedure causes irreparable
damage to both the connector and the
wiring harness:
Press the relative safety clips, if applica-
ble.
Grip the two connectors and dis-
connect them by pulling them in
opposite directions.
If any signs of dirt, rust, mois-
ture, etc. are noted, clean the
inside of the connector carefully
with a jet of compressed air.
Ensure that the cables are cor-
rectly fastened to the internal
connector terminals.
ELEKTRISCHE CONNECTORS
De elektrische connectors moeten als
volgt worden losgemaakt, het niet res-
pecteren van deze procedure leidt tot on-
herstelbare schade aan de connector en
aan de bekabeling:
Indien aanwezig, drukt men op de speci-
ale veiligheidskoppelingen.
Grijp de twee connectors vast
en verwijder ze, door ze in de
tegenovergestelde richting uit
elkaar te trekken.
In aanwezigheid van vuil, roest,
vochtigheid, enz., reinigt men
zorgvuldig de binnenkant van de
connector met gebruik van een
persluchtstraal.
20
1 General rules / 1 Algemene normen
Then connect the two connec-
tors, ensuring that they couple
correctly (if fitted with clips, you
will hear them "click" into place).
CAUTION
DO NOT DISCONNECT CONNECTORS
BY PULLING THE CABLES.
NOTE
THE TWO CONNECTORS CAN ONLY
BE CONNECTED IN ONE DIRECTION:
CONNECT THEM THE RIGHT WAY
ROUND.
Controleer of de kabels correct
vastgeklemd zijn aan de interne
terminals van de connectors.
Plaats vervolgens de twee con-
nectors, en controleer de cor-
recte koppeling (wanneer te-
genovergestelde koppelingen
aanwezig zijn, hoort men een ty-
pische "klik").
LET OP
TREK NIET AAN DE KABELS OM DE
TWEE CONNECTORS LOS TE MA-
KEN.
N.B.
DE TWEE CONNECTORS KUNNEN
MAAR OP EEN WIJZE INGEBRACHT
WORDEN, PLAATS ZE IN DE JUISTE
RICHTING OP DE KOPPELING.
TIGHTENING TORQUES
CAUTION
REMEMBER THAT THE TIGHTENING
TORQUES FOR ALL FASTENING EL-
EMENTS ON WHEELS, BRAKES,
WHEEL AXLES AND ANY OTHER
SUSPENSION COMPONENTS PLAY A
KEY ROLE IN ENSURING VEHICLE
SAFETY AND MUST COMPLY WITH
SPECIFIED VALUES. CHECK THE
TIGHTENING TORQUES OF FASTEN-
ING ELEMENTS ON A REGULAR BA-
SIS AND ALWAYS USE A TORQUE
WRENCH TO REASSEMBLE THESE
SLUITINGSKOPPELS
LET OP
VERGEET NIET DAT DE SLUITINGS-
KOPPELS VAN ALLE BEVESTIGINGS-
ELEMENTEN OP WIELEN, REMMEN,
WIELPINNEN EN ANDERE ONDERDE-
LEN VAN DE OPHANGINGEN EEN
FUNDAMENTELE ROL SPELEN VOOR
HET GARANDEREN VAN DE VEILIG-
HEID VAN HET VOERTUIG, EN DAT ZE
AAN DE VOORGESCHREVEN WAAR-
DEN MOETEN GEHOUDEN WORDEN.
CONTROLEER REGELMATIG DE
SLUITINGSKOPPELS VAN DE BEVES-
21
1 General rules / 1 Algemene normen
COMPONENTS. FAILURE TO COM-
PLY WITH THESE RECOMMENDA-
TIONS MAY CAUSE ONE OF THESE
COMPONENTS TO LOOSEN OR EVEN
DETACH, CAUSING A WHEEL TO
LOCK OR COMPROMISING VEHICLE
HANDLING. THIS MAY LEAD TO
FALLS, WITH THE RISK OF SERIOUS
INJURY OR DEATH.
TIGINGSELEMENTEN, EN GEBRUIK
STEEDS EEN DYNAMOMETRISCHE
SLEUTEL WANNEER MEN ZE HER-
MONTEERT. WANNEER MEN DEZE
WAARSCHUWINGEN NIET RESPEC-
TEERT, ZOU ÉÉN VAN DEZE ELEMEN-
TEN KUNNEN LOSSEN EN LOSKO-
MEN EN EEN WIEL BLOKKEREN OF
ANDERE PROBLEMEN VEROORZA-
KEN DIE DE MANOEUVREERBAAR-
HEID NEGATIEF KUNNEN BEÏNVLOE-
DEN ZODAT MEN KAN VALLEN MET
HET RISICO OP ERNSTIGE LETSELS
OF DE DOOD.
22
1 General rules / 1 Algemene normen
RS 125
Chap. 02
Vehicle
Hst. 02
Voertuing
23
02_01
24
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_02
Arrangement of the main
components (02_02)
KEY
1. Instrument panel
2. Left rear-view mirror
3. Ignition switch / steering lock
4. Battery
5. Fuse holder
6. Seat lock
7. Mixer oil reservoir
8. Mixer oil tank cap
9. Glove-box / tool kit compartment
Plaats van de
hoofdcomponenten (02_02)
Legende
1. Dashboard
2. Linker achteruitkijkspiegeltje
3. Ontstekingsschakelaar / stuur-
slot
4. Accu
5. Zekeringenhouder
6. Zadelslot
7. Olietank van de menger
8. Dop van de olietank van de
menger
25
2 Vehicle / 2 Voertuing
10. Passenger left footrest (snap-
on, closed/open)
11. Rider left footrest (with spring,
always open)
12. Gear shift lever
13. Side stand
14. Lower fairing
15. Horn
16. Left side fairing
17. Passenger right footrest (snap-
on, closed/open)
18. Passenger handhold seat strap
19. Rider seat
20. Air filter
21. Rear brake fluid reservoir
22. Fuel tank cap
23. Coolant expansion tank cap
24. Expansion tank
25. Right rear-view mirror
26. Front brake fluid reservoir
27. Rear brake pump
28. Rear brake control lever
29. Rider right footrest (with spring,
always open)
30. Drive chain
9. Documentenruimte / gereed-
schapskit
10. Linker voetensteun van de pas-
sagier (met kliksysteem, geslo-
ten/open)
11. Linker voetensteun van de be-
stuurder (met veer, steeds
open)
12. Commandohendel van de ver-
snellingsbak
13. Laterale standaard
14. Onderbekleding
15. Akoestische melder
16. Linker zijbekleding
17. Rechter voetensteun van de
passagier (met kliksysteem, ge-
sloten/open)
18. Riem voor de houvast van de
passagier
19. Zadel van de bestuurder
20. Luchtfilter
21. Vloeistoftank van de achterrem
22. Dop van de brandstoftank
23. Dop van het expansievat van de
koelvloeistof
24. Expansievat
25. Rechter achteruitkijkspiegeltje
26. Vloeistoftank van de voorrem
27. Pomp van de achterrem
28. Commandohendel van de ach-
terrem
29. Rechter voetensteun van de be-
stuurder (met veer, steeds
open)
30. Transmissieketting
26
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_03
Dashboard (02_03)
KEY
1. Ignition switch/ steering lock
2. Cold starter lever
3. Turn indicator switch
4. Horn button
5. MODE switch
6. Light switch
7. High-beam flash button
8. Clutch control lever
9. Instruments and gauges
10. Front brake lever
11. Throttle grip
Legenda (02_03)
Legende
1. Schakelaar van de ontsteking /
stuurslot
2. Hendel voor de koude start
3. Schakelaar van de richtingaan-
wijzers
4. Drukknop van de akoestische
melder
5. Drukknop MODE
6. Omleider van de lichten
7. Drukknop voor het knipperen
van het groot licht
27
2 Vehicle / 2 Voertuing
12. Starter button
13. Engine stop switch
8. Commandohendel van de kop-
peling
9. Instrumenten en indicatoren
10. Hendel van de voorrem
11. Gashandvat
12. Startknop
13. Schakelaar voor het stilleggen
van de motor
02_04
Analog instrument panel
(02_04)
KEY
1. Rpm indicator
2. Multifunctional digital display
3. Warning lights
Analoog instrumentenpaneel
(02_04)
Legende
1. Toerenteller
2. Digitaal multifunctioneel display
3. Controlelampen
28
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_05
Light unit (02_05)
KEY
1. Turn indicator warning light
(green)
2. High-beam warning light (blue)
3. Low fuel warning light (amber
yellow)
4. Neutral gear warning light
(green)
5. General warning light (red)
Groep controlelampjes
(02_05)
Legende
1. Controlelamp van de richting-
aanwijzers (groen)
2. Controlelamp van het groot licht
(blauw)
3. Controlelamp van de brandstof-
reserve (ambergeel)
4. Controlelamp van de versnel-
lingsbak in vrij (groen)
5. Algemene controlelamp War-
ning (rood)
29
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_06
02_07
Setting the total and trip
odometers (02_06)
TOTAL ODOMETER (ODO)
The displayed data indicate the total dis-
tance travelled by the vehicle.
These data cannot be reset.
Istellen van de kilometerteller
en dagteller (02_06)
HODOGRAM TOTAAL (ODO)
Het gegeven dat wordt weergegeven op
het display duidt de totaal afgelegde af-
stand van het voertuig aan.
Het gegeven kan niet op nul gesteld wor-
den.
TRIP ODOMETER (TRIP)
When the ODO function is displayed,
press the MODE button briefly to display
the data related to the trip partial dis-
tance.
When the TRIP value is displayed, hold
down the MODE button to reset it .
HODOGRAM PARTIEEL (TRIP)
Wanneer de functie ODO weergegeven
wordt, drukt men eventjes op de druk-
knop MODE, en het gegeven in verband
met de partieel afgelegde afstand zal
weergegeven worden.
Wanneer de waarde van de TRIP wordt
weergegeven, kan dit op nul gesteld wor-
den door lang op de drukknop MODE te
drukken.
30
2 Vehicle / 2 Voertuing
Setting the hour/minutes
function (02_08)
When the TRIP function is displayed,
press the MODE button briefly to view the
time.
Instellen van de functie uren/
minuten (02_08)
Wanneer de functie TRIP wordt weerge-
geven, wordt met een korte druk op de
drukknop MODE het uur weergegeven
op het display.
02_08
TIME ADJUSTMENT
With the scooter at a standstill and the
clock displayed, hold down the MODE
button to access the clock adjustment
mode. The two numbers related to the
hour are displayed, and every time the
MODE button is pressed the hour value
increases by one until it reaches 12.
Press the MODE button again to restart
from 1.
Hold down the MODE button to store
these data and to shift to minute adjust-
ment. Only the minutes values remain
displayed and every time the MODE but-
ton is pressed, the minute value increa-
ses by one until it reaches 59. Press the
MODE button again to reset it.
The procedure ends when the button is
not pressed for three seconds; the dis-
play shows the set time then.
REGELING VAN HET UUR
Wanneer de motor stilstaat en de klok
wordt weergegeven, wordt door lang op
de drukknop MODE te drukken de mo-
daliteit bereikt voor het regelen van de
klok. Op het display blijven de twee cijfers
in verband met de waarde van het uur
weergegeven, bij elke druk op de druk-
knop MODE vermeerdert het gegeven
met één, wanneer de waarde van 12
wordt bereikt zal bij de volgende druk op
de drukknop MODE vanaf 1 worden her-
begonnen.
Een lange druk op de drukknop MODE
slaat het gegeven op, en er wordt over-
gegaan naar de modaliteit van de rege-
ling van de minuten, op het display
worden enkel de twee cijfers van de mi-
nuten weergegeven, bij elke druk op de
drukknop MODE vermeerdert het gege-
ven met één, wanneer de waarde van 59
wordt bereikt zal bij de volgende druk op
de drukknop MODE teruggekeerd wor-
den naar 0.
31
2 Vehicle / 2 Voertuing
De procedure eindigt wanneer voor drie
seconden niets wordt aangeraakt, en het
display zal het ingestelde uur weergeven.
02_09
Setting the chronometer
function (02_09, 02_10, 02_11,
02_12)
When the Clock function is displayed,
press the MODE button briefly to display
the Chronometer function. With the
scooter in motion, hold down the MODE
button to access the time storage func-
tion. When the scooter is at a standstill,
the times can only be viewed.
Instellen van de chronometer
(02_09, 02_10, 02_11, 02_12)
Wanneer de functie Klok wordt weerge-
geven, zal met een korte druk op de druk-
knop MODE de functie van de Chrono-
meter worden weergegeven op het
display. Met een lange druk op de druk-
knop MODE, wanneer de motor in bewe-
ging is, wordt de modaliteit voor het
verwerven van metingen bereikt, en wan-
neer de motor stilstaat kunnen de metin-
gen weergegeven worden.
02_10
TIMEKEEPING
With the vehicle running, press the
MODE button briefly to start the chro-
nometer. Timekeeping starts when the
button is pressed. If the button is pressed
again within the first ten seconds after
timekeeping begins, the chronometer is
reset. After said period, and if the button
is pressed again, the data is stored and
the next timekeeping begins. The just
stored data is displayed for the first ten
seconds. After that, the current time is
displayed.
If the MODE button is held down for some
seconds, timekeeping ends and the last
VERWERVING VAN METINGEN
Wanneer het voertuig in beweging is,
start de chronometer met een korte druk
op de toets MODE. Met de eerste druk
start de meting, wanneer nogmaals wordt
gedrukt vóór tien seconden vanaf het be-
gin van de meting, begint de chronometer
vanaf nul. Na deze periode zal bij een
volgende druk het gegeven opgeslagen
worden, en zal de volgende meting star-
ten. Voor de eerste tien seconden wordt
het eerder opgeslagen gegeven weerge-
geven, daarna zal de gangbare meting
weergegeven worden.
32
2 Vehicle / 2 Voertuing
stored data is displayed. Timekeeping
starts again following the steps described
above.
Met een lange druk op de drukknop MO-
DE wordt de meting verlaten, op het dis-
play verschijnt het laatst opgeslagen
gegeven, en de sessie start weer zoals
eerder werd beschreven.
02_11
The word "FULL" is displayed after 16
times are stored. No more times can be
stored.
When the battery is removed, the stored
data is lost.
Na de verwerving van 16 metingen, toont
het display de opschrift FULL, en de nieu-
we metingen zullen niet opgeslagen wor-
den.
Wanneer de accu wordt losgemaakt, zul-
len alle verworven metingen verloren
gaan.
VIEW TIMES
The stored times can be viewed in the
"Chronometer" function and with the
scooter at a standstill.
In the display central area, where the cur-
rent speed is usually displayed, the LAP
number is displayed. The corresponding
timekeeping can be seen at the bottom
area.
If the scooter start off again or the MODE
button is held down, the timekeeping val-
ue is no longer displayed.
WEERGAVE VAN DE METINGEN
Wanneer de functie van de chronometer
wordt bereikt, wanneer het voertuig stil-
staat, wordt de modaliteit van de weer-
gave van de verworven metingen bereikt.
Centraal op het display, wat gewoonlijk
gewijd is aan de snelheid, verschijnt het
sessienummer LAP en in de onderste zo-
ne verschijnt de relatieve meting.
Wanneer de motor gaat rijden of wanneer
lang op de drukknop MODE wordt ge-
drukt, wordt de modaliteit van de weer-
gave van de tijdmeting verlaten.
33
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_12
DELETE TIMES
When the ODO function is displayed,
hold down the MODE button to delete all
the stored times.
HET WISSEN VAN DE METINGEN
Wanneer de functie ODO wordt weerge-
geven, worden met een lange druk op de
drukknop MODE alle verworven metin-
gen gewist.
02_13
02_14
Control buttons (02_13)
MODE button:
if pressed briefly, it shifts functions;
if held down for some seconds (more
than three seconds, it adjusts functions).
Commandoknoppen (02_13)
Drukknop MODE:
korte druk schakelt de functies om;
verlengde druk (voor langer dan drie se-
conden) voert de regelingen uit.
34
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_15
By turning the ignition key to "key on", the
following indicators on the instrument
panel are lit for two seconds:
- All warning lights;
- Backlighting;
- All the segments are lit on the display.
The rpm indicator needle reaches the
bottom of the scale and goes back to its
initial position.
Door de ontstekingssleutel in positie 'key
on' te draaien, lichten ze op voor twee
seconden op het dashboard:
- Alle controlelampen;
- De retroverlichting;
- Op het display lichten alle segmenten
op.
Het wijzertje van de toerenteller bereikt
het schaalminimum en keert terug naar
de beginpositie.
After the initial check, all instruments im-
mediately show the current value of the
measurements detected and the follow-
ing standard settings are displayed:
- Alarm icons, (area A);
- Current speed, (area B);
- Total odometer/ trip odometer/ clock /
battery voltage / chronometer (area C)
(*);
- Coolant temperature, (area D).
(*) The displayed function is the one set
the last time the key was extracted.
Function description
By subsequently pressing the
MODE button, the following
functions are cyclically dis-
played on area C are:
Na de begincheck duiden alle instrumen-
ten gelijktijdig de gangbare waarde van
de gemeten groottes aan, en de stan-
daard instellingen die op het display wor-
den weergegeven zijn de volgende:
- Icoon van het alarm, (zone A);
- Onmiddellijke snelheid, (zone B);
- Hodogram totaal / hodogram partieel /
klok / accuspanning / chronometer (zone
C) (*);
- Temperatuur van de koelvloeistof, (zo-
ne D).
(*) De weergegeven functie is diegene
die als laatste werd weergegeven voor-
dat de sleutel werd verwijderd.
Beschrijving van de functies
Door in volgorde op de druk-
knop MODE te drukken, worden
35
2 Vehicle / 2 Voertuing
- TOTAL ODOMETER (ODO)
- TRIP ODOMETER (TRIP)
- CLOCK
- BATTERY VOLTAGE
- CHRONOMETER
in zone C van het display de vol-
gende functies weergegeven:
- HODOGRAM TOTAAL (ODO)
- HODOGRAM PARTIEEL (TRIP)
- KLOK
- ACCUSPANNING
- CHRONOMETER
02_16
Advanced functions (02_16,
02_17)
When the Clock function is displayed,
press the MODE button briefly to display
the battery icon and its charge status.
If the system detects an abnormal volt-
age (not between 10 and 16 Volt) the
"battery " symbol begins to flash.
Geavanceerde functies
(02_16, 02_17)
Wanneer de functie Klok wordt weerge-
geven, wordt met een korte druk op de
drukknop MODE de icoon van de accu en
de relatieve staat van lading weergege-
ven op het display.
Wanneer het systeem een abnormale
spanning merkt (die zich niet tussen 10
en 16 Volt bevindt), verschijnt het knip-
perende symbool 'accu'.
36
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_17
SERVICE THRESHOLD
When the kilometres value is close to the
distance foreseen for maintenance oper-
ations, the universal wrench icon flashes
for five seconds on the display.
Once said distance is reached, the icon
is permanently displayed.
The scheduled maintenance operations
carried out only by an Authorised aprilia
Dealer and Workshop can deactivate this
indication.
LIMIET VAN DE SERVICE
Wanneer de voorziene afstand tot het
moment van de onderhoudshandelingen
naderbij komt, doet het display de icoon
met de engelse sleutel knipperen voor vijf
seconden.
Wanneer de afstand wordt bereikt, wordt
de icoon permanent weergegeven.
Wanneer de geprogrammeerde onder-
houdshandelingen bij de Dealers en Ge-
autoriseerde aprilia Garages worden
uitgevoerd, kan deze aanduiding geëli-
mineerd worden
KILOMETRES / MILES SELECTION
By connecting the battery with the key set
to 'key on' and holding down the MODE
button for more than ten seconds, the
reading can be shifted to kilometres (km)
or miles (mi) for either the odometer
(ODO) or the speedometer.
During the first five seconds, the instru-
ment panel does not display any indica-
tion but then the letters of the current unit
of measurement flashes. If the MODE
button is released before ten seconds
elapse, the unit of measurement remains
unchanged.
SELECTIE VAN KILOMETERS OF
MIJL
Wanneer de accu wordt aangesloten, en
met de sleutel in 'key on', schakelt de le-
zing in kilometers (km) om in mijl (mijl)
wanneer voor langer dan tien seconden
op de drukknop MODE wordt gedrukt, en
dit voor het hodogram (ODO) en voor de
snelheidsmeter.
Voor de eerste vijf seconden meldt het
instrumentenbord niets, maar vervolgens
zal de huidige meeteenheid beginnen te
knipperen. Wanneer de drukknop MODE
wordt losgelaten binnen tien seconden,
blijft de meeteenheid dezelfde.
37
2 Vehicle / 2 Voertuing
Ignition switch (02_18)
The ignition switch is located on the
headstock upper plate.
The vehicle is supplied with two keys
(one is the spare key).
The light switch turns off when the ignition
switch is set to «OFF».
NOTE
THE KEY ACTIVATES THE IGNITION
SWITCH/ STEERING LOCK, THE FUEL
TANK CAP LOCK AND THE SADDLE
LOCK.
NOTE
LIGHTS AUTOMATICALLY TURN ON
BY SETTING THE IGNITION SWITCH
TO ON.
Startschakelaar (02_18)
De ontstekingsschakelaar bevindt zich
op de bovenste plaat van de kop van het
stuur.
Bij het voertuig worden twee sleutels bij-
geleverd (één reservesleutel).
Het uitgaan van de lichten gebeurt door
de plaatsing van de ontstekingsschake-
laar op «OFF»
N.B.
DE SLEUTEL ACTIVEERT DE ONT-
STEKINGSSCHAKELAAR/HET
STUURSLOT, HET SLOT VAN DE DOP
VAN DE BRANDSTOFTANK EN HET
ZADELSLOT.
N.B.
DE LICHTEN GAAN AUTOMATISCH
AAN WANNEER DE ONTSTEKINGS-
SCHAKELAAR OP ON WORDT GE-
PLAATST.
02_18
LOCK: The steering is locked. It is not
possible to start the engine or switch on
the lights. The key can be extracted
OFF: The engine and lights cannot be set
to work. The key can be extracted.
ON: The engine can be started. The key
cannot be extracted
LOCK: Het stuur is geblokkeerd. Het is
niet mogelijk om de motor te starten en
om de lichten te activeren. Het is mogelijk
om de sleutel te verwijderen.
OFF: De motor en de lichten kunnen niet
in werking worden gesteld. Het is moge-
lijk om de sleutel te verwijderen.
38
2 Vehicle / 2 Voertuing
ON: De motor kan gestart worden. Het is
niet mogelijk om de sleutel te verwijde-
ren.
Locking the steering wheel
(02_19)
CAUTION
AVOIDING LOSING CONTROL OF THE
VEHICLE - NEVER TURN THE KEY TO
«LOCK» WHILE RIDING.
Stuurslot vergrendelen
(02_19)
LET OP
DRAAI DE SLEUTEL NOOIT IN POSI-
TIE «LOCK» TIJDENS HET RIJDEN,
ZODAT MEN DE CONTROLE OVER
HET VOERTUIG NIET VERLIEST.
02_19
To lock the steering:
• Turn the handlebar completely to the
left.
• Turn the key to «OFF».
• Push in the key and turn it anticlockwise
(to the left), steer the handlebar slowly
until the key is set to «LOCK».
• Remove the key.
Om het stuur te blokkeren:
• Draai het stuur volledig naar links.
• Draai de sleutel in positie «OFF».
• Druk op de sleutel en draai hem in te-
genwijzerzin (naar links) rond, stuur lang-
zaam tot de sleutel op «LOCK» wordt
geplaatst.
• Verwijder de sleutel.
39
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_20
Horn button (02_20)
Press it to activate the horn.
Drukknop claxon (02_20)
De akoestische melder wordt in werking
gesteld door op de drukknop te drukken.
02_21
Switch direction indicators
(02_21)
Move the switch to the left to indicate a
left turn; move the switch to the right to
indicate a right turn. Pressing the switch
deactivates the turn indicator.
CAUTION
IF THE WARNING LIGHT WITH AR-
ROWS FLASHES QUICKLY, IT MEANS
THAT ONE OR MORE TURN INDICA-
TOR LIGHT BULBS ARE BURNED
OUT.
Schakelaar richtingaanwijzers
(02_21)
Verplaats de schakelaar naar links, om
aan te duiden dat men naar links draait;
verplaats de schakelaar naar rechts, om
aan te duiden dat men naar rechts draait;
Druk op de schakelaar om de richting-
aanwijzer te deactiveren.
LET OP
WANNEER DE CONTROLELAMP VAN
DE PIJLEN SNEL KNIPPERT, ZIJN
EEN OF MEER LAMPJES VAN DE
RICHTINGAANWIJZERS VERBRAND.
40
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_22
Gear pedal (02_22)
The gear shift lever can be adjusted by
operating the transmission rod (1) as fol-
lows:
Loosen the nuts (2, 3).
Turn the transmission rod and
adjust the gear shift lever height.
Tighten the nuts (2, 3).
The gear shift lever pin is kept greased
thanks to the specific slot and the two
sealing rings.
Should the gear shift be removed, lubri-
cate it and be careful not to damage the
sealing rings.
Versnellingspedaal (02_22)
Het is mogelijk om de positie van de ver-
snellingshendel te regelen, door op de
volgende wijze te handelen op de over-
brengingsstaaf (1):
Los de moeren (2, 3).
Draai aan de overbrengings-
staaf en regel de hoogte van de
versnellingshendel.
Sluit de moeren (2, 3).
De pin van de versnellingshendel
wordt steeds ingevet dankzij de spe-
ciale groef en de twee dichtingsrin-
gen.
In geval van demontage moet hij ge-
smeerd worden, en moet opgelet worden
om de dichtingsringen niet te beschadi-
gen
02_23
High/low beam selector
(02_23)
Shifts from low-beam to high-beam light
and vice versa.
Lichtschakelaar (02_23)
Hiermee kan de lichtbundel van groot
licht naar dimlicht en viceversa omge-
schakeld worden.
41
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_24
Passing button (02_24)
Uses the high-beam flash in case of dan-
ger or emergency.
Releasing the switch deactivates the
high-beam flash.
Knop die knippert voor groot
licht (02_24)
Hiermee kan men het knipperen van het
groot licht gebruiken, in geval van gevaar
of nood.
Wanneer men de drukknop loslaat, wordt
het knipperen van het groot licht gedeac-
tiveerd.
02_25
Start-up button (02_25)
Press the button and the starter motor
spins the engine.
Startknop (02_25)
Door op de drukknop te drukken, doet het
startmotortje de motor draaien.
42
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_26
Engine stop switch (02_26)
It acts as an engine cut-off or emergency
stop switch.
Press this switch to stop the engine.
CAUTION
DO NOT ACTIVATE THE ENGINE
STOP SWITCH WHILE RIDING THE
VEHICLE.
Stopschakelaar motor (02_26)
Dit is een veiligheidsschakelaar of een
noodstopschakelaar.
Druk op de schakelaar om de motor stil
te leggen.
LET OP
RAAK DE STOPSCHAKELAAR VAN
DE MOTOR NIET AAN TIJDENS HET
RIJDEN.
02_27
Manual starter control (02_27)
Turning the "cold start lever" downwards,
the engine cold start starter begins work-
ing.
To disable the starter, take the "cold start
lever" back to its initial position.
Commando van de manuele
starter (02_27)
Door de hendel omlaag te draaien voor
het "koudstarten", treedt de starter voor
het koudstarten van de motor in werking.
Om de starter uit te schakelen, moet de
hendel voor het "koudstarten" naar de
beginpositie gebracht worden.
43
2 Vehicle / 2 Voertuing
Fuel tank (02_28, 02_29,
02_30)
FIRE HAZARD.
Benzinetank (02_28, 02_29,
02_30)
BRANDGEVAAR.
02_28
02_29
Remove the rider saddle.
Unscrew and remove the screw
and collect the bushing.
Remove the fuel tank supporting
stem from its mounting.
From the front lift the fuel tank
(1) slightly and detach the con-
nector (2) and the fuel pipe (3).
Lift the fuel tank (1) completely
and insert the stem as shown in
the figure.
Verwijder het zadel van de be-
stuurder.
Draai de bout los en verwijder
ze, en recupereer de huls.
Verwijder de steunstaaf van de
brandstoftank uit de speciale
verankeringen.
Hef de brandstoftank (1) voor-
aan lichtjes op, en maak de con-
nector (2) en de brandstofbuis
(3) los.
Hef de brandstoftank (1) volle-
dig op, en plaats de staaf zoals
wordt aangeduid in de figuur.
44
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_30
Mixer oil tank (02_31)
The vehicle is equipped with an inde-
pendent mixer that controls the fuel-oil
mix to lubricate the engine.
If the low mixer oil icon on the instrument
panel is lit, this means the reserve is be-
ing used.
DO NOT RIDE THE VEHICLE WITHOUT
MIXER OIL AS THIS CAN SERIOUSLY
DAMAGE THE ENGINE.
IN CASE THERE IS NO MORE OIL IN
THE MIXER RESERVOIR OR THE MIX-
ER OIL PIPE GETS DETACHED, CON-
TACT AN Official aprilia Dealer TO
HAVE THE SYSTEM PURGED.
THIS OPERATION IS ESSENTIAL AS
THE ENGINE CAN BE SERIOUSLY
Tank van de mengerolie
(02_31)
Het voertuig is voorzien van een geschei-
den menger die benzine met olie mengt
voor de smering van de motor.
Het bereiken van de reserve wordt aan-
geduid door het verschijnen van het logo
van de oliereserve van de menger, op het
multifunctioneel display.
WANNEER MEN HET VOERTUIG GE-
BRUIKT ZONDER OLIE IN DE MEN-
GER, VEROORZAAKT DIT ERNSTIGE
SCHADE AAN DE MOTOR.
WANNEER ER GEEN OLIE MEER
AANWEZIG IS IN DE MENGERTANK,
OF WANNEER DE OLIEBUIS VAN DE
MENGER WORDT VERWIJDERD,
MOET MEN ZICH WENDEN TOT EEN
45
2 Vehicle / 2 Voertuing
DAMAGED IF IT RUNS WITH AIR IN
THE MIXER OIL CIRCUIT.
Officiële aprilia Dealer, DIE ZAL ZOR-
GEN VOOR DE ONTLUCHTING.
DEZE HANDELING IS ABSOLUUT
NOODZAKELIJK, OMDAT DE WERK-
ING VAN DE MOTOR MET LUCHT IN
DE INSTALLATIE VAN DE OLIE VAN
DE MENGER ERNSTIGE SCHADE
AAN DE MOTOR ZELF ZOU KUNNEN
VEROORZAKEN.
02_31
To add mixer oil in the reservoir:
Remove the rider saddle.
Remove the cap.
Characteristic
Mixer oil reservoir capacity
1.70 l (0.45 USgal)
Mixer oil reservoir reserve
0.60 l (0.16 USgal)
Voor de invoer van olie van de menger in
de tank, handelt men als volgt:
Verwijder het zadel van de be-
stuurder.
Verwijder de dop.
Technische kenmerken
Capaciteit van de olietank van de men-
ger
1,70 l (0.45 gal US)
Reserve van de olietank van de men-
ger
0,60 l (0.16 gal US)
The saddle (02_32)
Place the vehicle on the service
stand.
Insert the key in the lock.
Turn the key anticlockwise.
Die sitzbank (02_32)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Plaats de sleutel in het slot.
46
2 Vehicle / 2 Voertuing
Lift and remove the saddle.
UPON REFITTING:
BEFORE LOWERING AND LOCKING
THE SADDLE, CHECK THAT THE KEY
HAS NOT BEEN LEFT INSIDE THE
GLOVE-BOX / TOOLKIT COMPART-
MENT.
Draai de sleutel in tegenwijzer-
zin.
Hef het zadel op, en verwijder
het.
BIJ DE HERMONTAGE:
VOORALEER MEN HET ZADEL DICHT
DOET EN BLOKKEERT, CONTRO-
LEERT MEN OF MEN DE SLEUTEL
NIET HEEFT VERGETEN IN DE DOCU-
MENTENRUIMTE/GEREEDSCHAPS-
KIT.
02_32
Fit the saddle pin (1) into its slot
(2).
Lower and push the saddle to
trip the lock.
BEFORE RIDING, MAKE SURE THAT
THE SADDLE IS CORRECTLY
LOCKED INTO POSITION.
Plaats de pin (1) van het zadel
in de speciale zit (2).
Doe het zadel dicht en druk er
op, zodat het slot klikt.
VOORALEER MEN GAAT RIJDEN,
CONTROLEERT MEN OF HET ZADEL
CORRECT GEPLAATST EN GEBLOK-
KEERD IS.
47
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_33
Glove/tool kit compartment
(02_33)
The glove-box/toolkit compartment is lo-
cated under the rider saddle; To reach it:
Rest the scooter on its stand.
Remove the rider saddle.
Remove the plastic bulkhead.
Maximum weight allowed: 1.5 kg (3.3 lb)
Documentenvakje/
gereedschapskit (02_33)
De documentenruimte / gereedschapskit
bevindt zich onder het zadel van de be-
stuurder; om het te bereiken moet men:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Verwijder het zadel van de be-
stuurder.
Verwijder de plastic wand.
Maximum toegestaan gewicht: 1,5 kg
(3.3 lb)
Identification (02_34, 02_35)
Write down the chassis and engine num-
bers in the specific space of this booklet.
The chassis number is handy when pur-
chasing spare parts.
CAUTION
THE MODIFICATION OF THE IDENTI-
FICATION CODES IS A SERIOUS PUN-
ISHABLE CRIME. HOWEVER, THE
LIMITED WARRANTY FOR NEW VEHI-
CLES WILL BE VOID IF THE VEHICLE
IDENTIFICATION NUMBER (VIN) HAS
BEEN MODIFIED OR NOT PROMPTLY
DETERMINED.
Identificatie (02_34, 02_35)
Het is een goede gewoonte om het fra-
menummer en het motornummer op de
speciale plaats in dit boekje te schrijven.
Het framenummer kan gebruikt worden
voor het aanschaffen van reserveonder-
delen.
LET OP
HET WIJZIGEN VAN DE IDENTIFICA-
TIECODES IS EEN MISDRIJF DAT BE-
STRAFT KAN WORDEN MET ERNSTI-
GE BESCHULDIGINGEN. BOVENDIEN
ZAL DE BEPERKTE GARANTIE VOOR
NIEUWE VOERTUIGEN GEANNU-
LEERD WORDEN ALS HET SERIE-
48
2 Vehicle / 2 Voertuing
NUMMER VAN DE IDENTIFICATIE
VAN HET VOERTUIG (VIN) GEWIJ-
ZIGD WERD OF NIET ONMIDDELLIJK
KAN BEPAALD WORDEN.
The engine number is stamped on the top
part of the crankcase. Engine No.
Het motornummer is gedrukt op de bo-
venkant van de carter. Motor nr.
02_34
02_35
CHASSIS NUMBER
The chassis number is stamped on the
right hand side of the headstock.
Chassis No. ....................
FRAMENUMMER
Het framenummer is gedrukt op de kop
van het stuur, rechter kant.
Frame nr....................
49
2 Vehicle / 2 Voertuing
50
2 Vehicle / 2 Voertuing
RS 125
Chap. 03
Use
Hst. 03
Gebruik
51
Checks
CAUTION
BEFORE SETTING-OFF, ALWAYS
CARRY OUT A PRELIMINARY CHECK
OF THE VEHICLE, FOR CORRECT
AND SAFE OPERATION. FAILURE TO
DO SO MAY LEAD TO SEVERE PER-
SONAL INJURY OR VEHICLE DAM-
AGE. DO NOT HESITATE TO CON-
TACT AN OFFICIAL aprilia DEALER IF
YOU DO NOT UNDERSTAND HOW
SOME CONTROLS WORK OR IF A
MALFUNCTION IS DETECTED OR
SUSPECTED. CHECKS DO NOT TAKE
LONG AND RESULT IN SIGNIFICANT-
LY ENHANCED SAFETY.
Controles
LET OP
VOER VOOR HET WEGRIJDEN AL-
TIJD EEN CONTROLE VAN HET
VOERTUIG UIT OM EEN CORRECTE
EN VEILIGE WERKZAAMHEID TE GA-
RANDEREN. HET NIET UITVOEREN
VAN DEZE HANDELINGEN KAN ERN-
STIGE LETSELS AAN UZELF OF
SCHADE AAN HET VOERTUIG VER-
OORZAKEN. AARZEL NIET OM ZICH
TE WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer, WANNEER MEN DE WERKING
VAN BEPAALDE COMMANDO'S NIET
BEGRIJPT OF WANNEER MEN ONRE-
GELMATIGHEDEN IN DE WERKING
MERKT OF VERMOEDT. DE NODIGE
TIJD VOOR EEN CONTROLE IS UI-
TERST BEPERKT, EN DE VEILIGHEID
KOMT OP DE EERSTE PLAATS.
PRE-RIDE CHECKS
Front and rear disc brake Check for proper operation. Check
brake lever empty travel and brake
fluid level. Check for leaks. Check
brake pads for wear. If necessary
top-up with brake fluid.
VOORAFGAANDE CONTROLES
Voorste en achterste schijfrem Controleer de werking, de loze slag
van de commandohendels, het peil
van de vloeistof en eventuele
lekken. Controleer de slijtage van
de remblokken. Indien nodig vult
men remvloeistof bij.
52
3 Use / 3 Gebruik
Throttle grip Check that the throttle functions
smoothly and can be fully opened
and closed in all steering positions.
Adjust and/or lubricate if
necessary.
Mixer oil Check and/or top-up as required.
Gearbox oil Check and/or top up if required
Wheels/ tyres Check that tyres are in good
conditions. Check inflation
pressure, tyre wear and potential
damage.
Remove any possible strange
body that might be stuck in the
tread design.
Brake levers Check they function smoothly.
Lubricate the joints and adjust the
travel if necessary.
Steering Check that the rotation is uniform,
smooth and there are no signs of
clearance or slackness.
Clutch The empty travel at the clutch
control lever end must be 10 - 15
mm (0.40 - 0.60 in) . The clutch
must work without gripping and/or
sliding.
Side stand Check that it slides smoothly and
that it snaps back to its rest position
upon spring tension. Lubricate
couplings and joints if necessary.
Gashendel Controleer of hij zacht werkt en of
men hem volledig kan openen en
sluiten, in alle posities van het
stuur. Registreer en/of smeer
indien nodig.
Olie van de menger Controleer en/of vul bij indien
nodig.
Olie van de versnellingsbak Controleer en/of vul bij indien
nodig.
Wielen/banden Controleer de conditie van de
rijvlakken van de banden, de
spanning, de slijtage en eventuele
schade.
Verwijder eventueel aanwezige
vreemde voorwerpen uit het profiel
van het rijvlak.
Remhendels Controleer of ze zacht werken.
Smeer de bewegingsplaatsen en
regel de slag indien nodig.
Stuur Controleer of het draaien
homogeen en vloeiend, en zonder
speling of het lossen ervan
gebeurt.
Koppeling De lege loop op het uiteinde van de
commandohendel van de
koppeling moet 10 - 15 mm (0.40 -
0.60 in) bedragen. De koppeling
moet zonder rukken en/of het
slippen werken.
53
3 Use / 3 Gebruik
Check that the side stand safety
switch operates correctly.
Clamping elements Check that the clamping elements
are not loose.
Adjust or tighten them as required.
Drive chain Check it for backlash.
Fuel tank Check the coolant level and refill if
necessary.
Check the circuit for leaks or
obstructions.
Check that the tank cap closes
correctly.
Engine stop switch (ON - OFF) Check function.
Coolant Fluid level inside the expansion
tank should be between the «MIN»
and «MAX» reference marks.
Lights, warning lights, horn, rear
stop light switch and electrical
devices
Check function of horn and lights.
Replace bulbs or repair any faults
noted.
Laterale standaard Controleer of hij goed schuift, en of
de spanning van de veren hem in
de normale positie terugbrengt.
Smeer indien nodig de
koppelingen en de
bewegingsplaatsen.
Controleer de correcte werking van
de veiligheidsschakelaar van de
laterale standaard.
Bevestigingselementen Controleer of de
bevestigingselementen niet gelost
zijn.
Stel ze af of sluit ze eventueel.
Transmissieketting Controleer de speling.
Brandstoftank Controleer het peil, en tank indien
nodig.
Controleer eventuele lekken of
afsluitingen van het circuit.
Controleer de correcte sluiting van
de brandstofdop.
Schakelaar voor het stilleggen van
de motor (ON - OFF)
Controleer de correcte werking.
Koelvloeistof Het vloeistofpeil in het expansievat
moet zich tussen de «MIN» en
«MAX» referenties bevinden.
Lichten, controlelampen,
akoestische melder, schakelaars
van het achterste stoplicht en
elektrische mechanismen
Controleer de correcte werking van
de akoestische en visuele
mechanismen. Vervang de
lampjes of grijp in bij defecten.
54
3 Use / 3 Gebruik
03_01
Refuelling (03_01)
To refuel:
Introduce the key (1) in the fuel
tank cap lock (2).
Turn the key clockwise, pull and
open the fuel cap.
Characteristic
Fuel tank capacity
14 + / - 0.5 l (3.70 + / - 0.14 USgal)
Fuel reserve
3.5 l (0.92 US gal)
Tanken (03_01)
Voor het tanken, handelt men als volgt:
Plaats de sleutel (1) in het slot
van de brandstofdop (2).
Draai de sleutel in wijzerszin,
trek aan het brandstofdeurtje en
open het.
Technische kenmerken
Capaciteit van de brandstoftank
14 + / - 0,5 l (3.70 + / - 0.14 gal US)
Brandstofreserve
3,5 l (0.92 gal US)
Rear shock absorbers
adjustment (03_02)
The rear suspension consists of a spring-
shock absorber unit linked to the frame
via silent-block and to the rear fork via a
linkage system. To set the vehicle sus-
pension, the shock absorber is fitted with
a nut (1) for spring preloading adjustment
(2).
Regulering achterdempers
(03_02)
De achterste ophanging bestaat uit een
groep veerschokdemper, die verbonden
is door middel van een silentblock aan
het frame en door middel van hefsyste-
men aan de achtervork. Voor de instelling
van de inrichting van het voertuig, is de
schokdemper voorzien van een moer (1)
voor de regeling van de voorbelasting
van de veer (2).
55
3 Use / 3 Gebruik
THE VEHICLE SUSPENSION CAN BE
PERSONALISED BY CHANGING THE
FORECARRIAGE HEIGHT.
TAKE YOUR SCOOTER TO AN Official
aprilia Dealer TO HAVE IT ADJUSTED.
HET IS MOGELIJK OM DE INRICHTING
VAN HET VOERTUIG AAN TE PAS-
SEN, DOOR DE HOOGTE VAN HET
VOORSTEL TE VERHOGEN.
VOOR DIT TYPE VAN REGELING
MOET MEN ZICH WENDEN TOT EEN
Officiële aprilia Dealer.
Standard rear shock absorber setting is
adjusted to suit most high and low speed
riding conditions, both with reduced and
full vehicle load.
THE SET NUT MUST NOT BE TIGHTEN
OVER 25 mm (0.99 in) FROM THE BE-
GINNING OF THE THREAD. IF SUCH
DISTANCE IS EXCEEDED, THERE
WILL BE SOME JERKING WHILE RID-
ING EVEN ON SOME SLIGHTLY UN-
EVEN ROADS.
De standaardinstelling van de achterste
schokdemper is zodanig geregeld om te
voldoen aan de meeste rijcondities aan
lage en hoge snelheid, en met weinig en
volle lading van het voertuig.
DE REGELMOER MAG VOOR NIET
MEER DAN 25 mm (0.99 in) VASTGE-
DRAAID WORDEN, VANAF HET BE-
GIN VAN DE SCHROEFDRAAD. WAN-
NEER DEZE WAARDE WORDT OVER-
SCHREDEN, ZAL HET VOERTUIG
TIJDENS HET RIJDEN PLOTSELING
BEGINNEN TE SCHOKKEN BIJ DE
MINSTE ONEFFENHEID VAN HET
TERREIN.
56
3 Use / 3 Gebruik
03_02
Operate on the set nut (1)
TURN THE SET NUT (1) GRADUALLY
ONE TURN AT A TIME.
TRY RIDING THE VEHICLE ON THE
STREET UNTIL THE OPTIMUM AD-
JUSTMENT IS OBTAINED.
Handel op de regelmoer (1)
DRAAI GELEIDELIJK AAN DE REGEL-
MOER (1), MET ÉÉN DRAAI PER
KEER.
PROBEER HET VOERTUIG HER-
HAALDELIJK UIT OP DE WEG, TOT
MEN DE OPTIMALE REGELING VER-
KRIJGT.
REAR SHOCK ABSORBER ADJUSTMENT
By tightening the set nut (1) Spring (2) preloading increases
The scooter suspension is very
hard.
Advisable for smooth or ordinary
roads and when riding with
passenger.
By loosening the set nut (1) Spring (2) preloading decreases
The vehicle suspension is very
soft.
Advisable for uneven roads,
without passengers.
REGELING VAN DE ACHTERSTE SCHOKDEMPER
Door de regelmoer (1) vast te
draaien
Verhoging van de voorbelasting
van de veer (2)
De inrichting van het voertuig is
harder.
Wordt aangeraden op makkelijke
of normale wegen, en met
passagier
Door de regelmoer (1) los te
draaien
Verlaging van de voorbelasting
van de veer (2)
De inrichting van het voertuig is
zachter.
Wordt aangeraden op slechte
wegen en zonder passagier
57
3 Use / 3 Gebruik
Rear brake pedal adjustment
(03_03)
The brake pedal (5) has been ergonomi-
cally fitted when the scooter was assem-
bled. If necessary, the brake pedal (5)
height can be personalised:
Loosen the lock nut (1).
Unscrew the brake set screw (2)
completely.
Tighten the lock nut (3) fully on
the pump control rod (4).
Screw the pump control rod (4)
fully and then unscrew it 3 - 4
turns.
Tighten the brake set screw (2)
until the brake pedal reaches (5)
the desired height.
Lock the brake set screw (2)
with a lock nut (1).
Unscrew the pump control rod
(4) and cause it to come into
contact with the pump piston.
Screw the rod again to ensure a
minimum clearance of 0.5 - 1
mm (0.020 - 0.040 in) between
the pump control rod (4) and the
pump piston.
MAKE SURE THE LEVER HAS SOME
EMPTY TRAVEL SO THAT THE
BRAKE DOES NOT REMAIN OPERAT-
Regulering achterrempedaal
(03_03)
Het rempedaal (5) werd ergonomisch ge-
plaatst bij de assemblage van het voer-
tuig. Het is mogelijk om de positie van het
rempedaal (5) in de hoogte aan te pas-
sen:
Los de tegenmoer (1).
Draai het remregister (2) volle-
dig los.
Draai de tegenmoer (3) volledig
vast op de commandostaaf van
de pomp (4).
Draai de commandostaaf van
de pomp (4) volledig vast, en
draai ze 3 - 4 draaien los.
Draai het remregister (2) vast tot
het rempedaal (5) de gewenste
hoogte bereikt.
Blokkeer het remregister (2) met
de tegenmoer (1).
Draai de commandostaaf van
de pomp (4) vast, en plaats ze
tegen de zuiger van de pomp.
Draai de staaf weer vast zodat
een minimum speling van 0,5 -
1 mm (0.020 - 0.040 in) wordt
gegarandeerd tussen de com-
mandostaaf van de pomp (4) en
de zuiger van de pomp.
CONTROLEER DE AANWEZIGHEID
VAN DE LOZE SLAG VAN DE HENDEL
58
3 Use / 3 Gebruik
ED AND CAUSES EARLY WEAR OF
THE BRAKING PARTS.
CLEARANCE BETWEEN THE BRAKE
SET SCREW AND THE STOP: 0.5 - 1
mm (0.020 - 0.040 in)
OM TE VERMIJDEN DAT DE REM GE-
ACTIVEERD BLIJFT, WAT EEN
VOORTIJDIGE SLIJTAGE VAN DE RE-
MELEMENTEN VEROORZAAKT.
SPELING TUSSEN HET REMREGE-
LAAR EN DE AANSLAG: 0,5 - 1 mm
(0.020 - 0.040 in)
03_03
Tighten the pump control rod
with the lock nut (3).
CHECK BRAKING EFFICIENCY. TAKE
YOUR VEHICLE TO AN Official aprilia
Dealer IF NECESSARY.
AFTER THIS ADJUSTMENT, MAKE
SURE THE WHEEL TURNS FREELY
WHEN THE BRAKE IS RELEASED.
Blokkeer de commandostaaf
van de pomp met de tegenmoer
(3).
CONTROLEER DE REMEFFICIËNTIE.
INDIEN NODIG WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
NA DE REGELING CONTROLEERT
MEN OF HET WIEL VRIJ DRAAIT
WANNEER DE REM WORDT LOSGE-
LATEN.
59
3 Use / 3 Gebruik
03_04
Clutch lever adjustment
(03_04, 03_05, 03_06)
Adjustment clutch when the engine stops
or the vehicle tends to move forward even
when clutch lever is operated and the
gear engaged, or if the clutch "slides", re-
sulting in acceleration delay considering
the engine revs.
Minor adjustments can be carried out
through the set screw (1) ):
Remove the protection casing
(2).
Loosen (screw) the nut (3).
Turn the set screw (1) until the
empty travel at the end of the
clutch lever is about 10 - 15 mm
(0.39 - 0.59 in) (see figure).
Tighten (unscrew) the nut (3) by
tightening the set screw (1).
Check the empty travel at the
end of the clutch lever.
Refit the protection casing (2).
If the screw set (1) is totally tight-
ened, totally loose or if it the cor-
rect empty travel cannot be
obtained:
Slide off the protection casing
(2).
Tighten the nut (3) completely to
the set screw (1).
Tighten the set screw (1) com-
pletely.
Remove the right side fairing.
Regulering schakelhendel
(03_04, 03_05, 03_06)
Voer de regeling van de koppeling uit
wanneer de motor stopt of wanneer het
voertuig neigt te rijden met de koppe-
lingshendel geactiveerd en de versnel-
ling ingeschakeld, of wanneer de koppe-
ling "slipt", door een vertraging van het
acceleratievermogen te veroorzaken te-
genover het toerental van de motor.
Minder belangrijke regelingen kunnen
uitgevoerd worden met het register (1):
Verwijder de beschermingskap
(2).
Los de moer (3) (door hem vast
te draaien).
Draai aan het register (1) tot de
lege loop op het uiteinde van de
koppelingshendel ongeveer 10 -
15 mm (0.39 - 0.59 in) bedraagt
(raadpleeg de figuur).
Sluit (door los te draaien) de
moer (3), zodat het register (1)
geblokkeerd wordt.
Controleer de lege loop op het
uiteinde van de koppelingshen-
del.
Plaats de beschermingskap (2)
weer.
Wanneer het register (1) volle-
dig vastgedraaid is, volledig los-
gedraaid is of wanneer het niet
mogeljk is om een correcte lege
loop te verkrijgen:
Verwijder de beschermingskap
(2).
60
3 Use / 3 Gebruik
Use a plain slot screwdriver (or
a coin) to unscrew and remove
the cap (4).
Draai de moer (3) volledig vast
op het register (1).
Draai het register (1) volledig
vast.
Verwijder de linker zijbekleding.
Draai met een puntschroeven-
draaier (of een muntstuk) de
dop (4) los en verwijder hem.
03_05
Insert the special spanner (5)
supplied with the toolkit, and
loosen the internal nut (6).
Introduce a plain slot screwdriv-
er into the special spanner (5)
and tighten the set screw (7)
completely.
Loosen the set screw (7) half a
turn, about 3 - 4 mm (0.12 - 0.16
in), of the lever travel (8).
Tighten the set screw (7) with
the screwdriver, operate the
special spanner (5) and tighten
the internal nut (6).
Screw the cap (4) again.
Check the empty travel at the
end of the clutch control lever
(10 - 15 mm, 0.39 - 0.59 in ).
Refit the left side fairing .
Start the engine.
Operate the clutch fully and en-
gage the first gear.
Make sure that the engine does not stop,
that the vehicle does not tend to move
forward and that the clutch does not "slip"
when accelerating or riding.
Plaats de speciale sleutel (5),
aanwezig in de bijgeleverde ge-
reedschapskit, en los de interne
moer (6).
Plaats een puntschroevendraai-
er in de speciale sleutel (5) en
draai de regelbout (7) volledig
vast.
Los de regelbout (7) voor een
halve draai, overeenkomstig
met 3 - 4 mm (0.12 - 0.16 in) van
de loop van de hendel (8).
Hou met de schroevendraaier
de regelbout (7) geblokkeerd,
en gebruik de speciale sleutel
(5) om de interne moer (6) te
sluiten.
Draai de dop (4) weer vast.
Controleer de lege loop op het
uiteinde van de koppelingshen-
del (10 - 15 mm, 0.39 - 0.59 in).
Hermonteer de linker zijbekle-
ding.
Start de motor.
Activeer de koppeling volledig,
en schakel in de eerste versnel-
ling.
61
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
TAKE YOUR SCOOTER TO AN aprilia
Official Dealer IF IT IS NOT POSSIBLE
TO OBTAIN A CORRECT CLUTCH AD-
JUSTMENT OR IN CASE OF IRREGU-
LAR CLUTCH OPERATION.
WARNING
CHECK THE CLUTCH CONTROL CA-
BLE IS IN GOOD CONDITIONS: THERE
SHOULD BE NO SIGNS OF CRUSHING
OR WEAR ALL ALONG THE SHEATH.
Controleer of de motor niet stilvalt of dat
het voertuig niet neigt te vertrekken, of
dat de koppeling niet "slipt" tijdens het
optrekken of tijdens het rijden.
LET OP
WANNEER HET NIET MOGELIJK IS
OM EEN CORRECTE REGELING TE
VERKRIJGEN, OF WANNEER DE
KOPPELING ONREGELMATIG
WERKT, WENDT MEN ZICH TOT EEN
Officiële aprilia Dealer.
WAARSCHUWING
CONTROLEER DE INTEGRITEIT VAN
DE COMMANDOKABEL VAN DE KOP-
PELING: DEZE MAG NIET PLATGE-
DRUKT ZIJN OF DE GAINE MAG NIET
VERSLETEN ZIJN, EN DIT OVER DE
VOLLEDIGE LENGTE.
03_06
Lubricate the clutch wire fre-
quently with an appropriate
grease to avoid early wear and
corrosion.
Smeer regelmatig de kabel van
de koppeling met een geschikt
smeermiddel, om voortijdige slij-
tage en corrosievorming te ver-
mijden.
62
3 Use / 3 Gebruik
Running in
Engine run-in is essential to ensure en-
gine long life and correct operation.
If possible, ride on roads with lots of
bends and/or slopes to run in engine,
suspensions and brakes efficiently. Vary
your driving speed during run-in. In this
way, more or subsequently less load
work is required from the clutch compo-
nents, thus cooling the engine parts.
Even if it is important to "strain" engine
components during run-in, make sure not
to overdo this.
CAUTION
THE FULL PERFORMANCE OF THE
VEHICLE IS ONLY AVAILABLE AFTER
THE SERVICE AT THE END OF THE
RUN-IN PERIOD.
Inrijden
Het inrijden van de motor is fundamen-
teel voor het garanderen van de duur en
de correcte werking.
Rij indien mogelijk op wegen met veel
bochten en/of hellingen, waar de motor,
de ophangingen en de remmen worden
onderworpen aan een meer efficiëntere
proefperiode. Wijzig de rijsnelheid tijdens
de proefperiode. Op deze wijze kan men
de werking van de onderdelen "belasten"
en vervolgens "ontlasten", en de delen
van de motor koelen. Ook al is het be-
langrijk om de onderdelen van de motor
tijdens de proefperiode te belasten, moet
men opletten om niet te overdrijven.
LET OP
ENKEL NADAT MEN DE SERVICE-
BEURT NA DE PROEFPERIODE
HEEFT UITGEVOERD, VERKRIJGT
MEN DE BESTE PRESTATIES VAN
HET VOERTUIG.
Follow these indications:
Do not twist the throttle grip
abruptly and fully at low engine
speed either during or after run-
in.
During the first 100 km (62
miles) operate the brakes with
caution to avoid rough and long
braking. That is to permit the ad-
equate adjustment of the pad
Men moet zich houden aan de volgende
indicaties:
Niet bruusk en volledig gas ge-
ven wanneer de motor aan een
laag toerental draait, tijdens en
na de proefperiode.
Tijdens de eerste 100 km (62
mijl) moet voorzichtig op de
remmen gehandeld worden, en
mag niet bruusk en lang geremd
worden. Dit om een correcte
63
3 Use / 3 Gebruik
friction material to the brake
disc.
For the first 800 km (500 miles)
travelled, do not exceed 6000
rpm.
AFTER THE SPECIFIED MILEAGE,
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
aprilia Dealer FOR THE CHECKS INDI-
CATED IN THE "AFTER-RUN-IN" TA-
BLE IN THE SCHEDULED MAINTE-
NANCE SECTION TO AVOID INJUR-
ING YOURSELF, OTHERS AND /OR
DAMAGING THE VEHICLE.
stabilisatie van het wrijvingsma-
teriaal van de pastilles op de
remschijven te verkrijgen.
Tijdens de eerste 800 km (500
mijl), mag men de 6000 toeren/
min (rpm) niet overschrijden.
BIJ DE VOORZIENE KILOMETER-
STAND LAAT MEN BIJ EEN Officiële
aprilia Dealer DE CONTROLES UIT-
VOEREN DIE VOORZIEN ZIJN IN DE
TABEL VAN HET "EINDE VAN DE
PROEFPERIODE" VAN HET DEEL GE-
PROGRAMMEERD ONDERHOUD, OM
LETSELS AAN ZICHZELF EN ANDE-
REN EN/OF SCHADE AAN HET VOER-
TUIG TE VOORKOMEN.
Between 800 km (500 mi) and
1600 km (1000 mi) travelled,
ride more vigourously, vary
speeds and twist throttle fully for
some short periods for best cou-
pling of the components; do not
exceed 9000 rpm.
After 1600 km (1000 miles) a
better engine performance may
be expected, but without ex-
ceeding the engine maximum
rpm power of 11000 rpm.
Tussen de 800 km (500 mijl) en
de 1600 km (1000 mijl) moet er
feller gereden worden, moet de
snelheid gewijzigd worden en
mag het maximum acceleratie-
vermogen slechts eventjes ge-
bruikt worden, zodat de onder-
delen beter worden gekoppeld;
overschrijdt de 9000 toeren/min
(rpm) van de motor niet.
Na 1600 km (1000 mijl) mogen
er hogere prestaties van de mo-
tor verwacht worden, zonder dat
de motor boven het maximum
64
3 Use / 3 Gebruik
vermogensregime van 11000
toeren/min (rpm) draait.
Starting up the engine (03_07,
03_08, 03_09)
CAUTION
WITH THE SIDE STAND LOWERED,
THE ENGINE MAY ONLY BE STARTED
WITH THE GEARBOX IN NEUTRAL. IF
YOU ATTEMPT TO ENGAGE A GEAR
IN THIS CONDITION, </personname /
>THE ENGINE WILL STOP.
WITH THE SIDE STAND RETRACTED,
THE ENGINE MAY BE STARTED WITH
THE GEARBOX IN NEUTRAL OR WITH
A GEAR ENGAGED AND THE CLUTCH
LEVER</personname /> PRESSED.
Starten des motors (03_07,
03_08, 03_09)
LET OP
MET DE LATERALE STANDAARD OM-
LAAG, KAN DE MOTOR ENKEL GE-
START WORDEN WANNEER DE VER-
SNELLINGSBAK IN VRIJ STAAT, EN
WANNEER MEN IN DIT GEVAL PRO-
BEERT OM TE SCHAKELEN</person-
name />, WORDT DE MOTOR STILGE-
LEGD.
MET DE LATERALE STANDAARD
OMHOOG, IS HET MOGELIJK OM DE
MOTOR TE STARTEN MET DE VER-
SNELLINGSBAK IN VRIJ OF WAN-
NEER ER GESCHAKELD IS EN WAN-
NEER DE KOPPELINGSHENDEL</
personname /> GEACTIVEERD IS.
65
3 Use / 3 Gebruik
03_07
Fold up the stand.
Get on the vehicle in riding po-
sition.
Turn the key and set the ignition
switch to 'key on'.
Block at least one wheel operat-
ing one brake lever.
Set the control lever in neutral
(green warning light lit).
Klap de standaard in.
Ga op het voertuig zitten in de
rijpositie.
Draai de sleutel en plaats de
ontstekingsschakelaar op 'key
on'.
Blokkeer minstens één wiel,
door een remhendel te active-
ren.
Plaats de commandohendel
voor het schakelen in vrij (groe-
ne controlelamp aan).
Set the engine stop switch (1) to
'on'.
Make sure the light switch (2) is
set to 'low-beam light'.
If the engine is cold at start-up,
turn the cold start lever down-
wards (3).
TO AVOID EXCESSIVE BATTERY
CONSUMPTION, DO NOT HOLD
DOWN THE STARTER BUTTON (4)
FOR MORE THAN FIFTEEN SEC-
ONDS.
IF THE ENGINE FAILS TO START AF-
TER THIS TIME, WAIT TEN SECONDS
AND PRESS THE STARTER BUTTON
(4) AGAIN.
Plaats de schakelaar voor het
stilleggen van de motor (1) op
'key on'.
Controleer of de omleider van
de lichten (2) in de positie van
het 'dimlicht' staat.
Wanneer de start met koude
motor gebeurt, moet de hendel
voor de koude start (3) naar be-
neden gedraaid worden
OM EEN EXCESSIEF VERBRUIK VAN
DE ACCU TE VERMIJDEN, HOUDT
MEN DE STARTKNOP (4) NIET LAN-
GER DAN VIJFTIEN SECONDEN INGE-
DRUKT.
WANNEER IN DIT TIJDSINTERVAL DE
MOTOR NIET START, WACHT MEN
66
3 Use / 3 Gebruik
TIEN SECONDEN EN DRUKT MEN OP-
NIEUW OP DE STARTKNOP (4).
Press the starter button (4) with-
out opening the throttle and re-
lease it as soon as the engine
starts.
IF THE LOW MIXER OIL WARNING
LIGHT ON THE MULTIFUNCTION DIS-
PLAY TURNS ON, THIS MEANS THAT
THE MIXER OIL LEVEL IS LOW AND
THE RESERVE IS BEING USED; IF
THIS OCCURS, TOP-UP THE MIXER
OIL.
DO NOT PRESS THE STARTER BUT-
TON (4) WHEN THE ENGINE IS AL-
READY RUNNING: DOING SO MAY
DAMAGE THE STARTER MOTOR
.
Druk op de startknop (4) zonder
gas te geven, en laat hem los
zodra de motor start.
WANNEER DE CONTROLELAMP VAN
DE OLIERESERVE VAN DE MENGER
OPLICHT OP HET MULTIFUNCTIO-
NEEL DISPLAY, BEVINDT DE OLIE
VAN DE MENGER ZICH IN RESERVE;
IN DIT GEVAL VULT MEN OLIE BIJ IN
DE MENGER.
VERMIJDT OM DE STARTKNOP (4) IN
TE DRUKKEN WANNEER DE MOTOR
REEDS GESTART IS: HET STARTMO-
TORTJE ZOU BESCHADIGD KUNNEN
WORDEN.
67
3 Use / 3 Gebruik
03_08
03_09
Keep at least one brake lever
operated and accelerate only
when setting off.
Turn the cold start lever up-
wards once the engine is warm.
CAUTION
DO NOT SET OFF SUDDENLY WHEN
THE ENGINE IS COLD.
TO MINIMISE THE EMISSION OF AIR
POLLUTING SUBSTANCES AND
FUEL CONSUMPTION, WARM UP THE
ENGINE BY RIDING THE FIRST KILO-
METRES AT A LIMITED SPEED.
Hou minstens één remhendel
geactiveerd en geef geen gas
tot het vertrek.
Draai de hendel voor de koude
start omhoog nadat de motor
opgewarmd is.
LET OP
VERTREK NIET BRUUSK WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT.
OM DE EMISSIE VAN VERVUILENDE
STOFFEN IN DE LUCHT EN HET
BRANDSTOFVERBRUIK TE BEPER-
KEN, RAADT MEN AAN OM DE MO-
TOR OP TE WARMEN, DOOR DE
EERSTE KILOMETERS AF TE LEG-
GEN AAN EEN BEPERKTE SNELHEID.
Difficult start up (03_10)
The ideal clearance of the cold start con-
trol must be about 2 - 3 mm (0.078 - 0.118
in).
To adjust:
Rest the scooter on its stand.
Lift the fuel tank.
Stand by the left side of the ve-
hicle.
Moeilijke start (03_10)
De optimale speling van het commando
van de koude start moet ongeveer 2 - 3
mm (0.078 - 0.118 in) bedragen.
Voor de regeling:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Hef de brandstoftank op.
Ga aan de linker kant van het
voertuig staan.
68
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT REMOVE THE PROTECTION
COVER OF THE THROTTLE GRIP CA-
BLE (1).
VERWIJDER DE BESCHERMINGS-
KAP NIET VAN DE ACCELERATIEKA-
BEL (1).
03_10
Remove the protection cover
(2).
Loosen the nut (3).
Operate the set screw (4) loca-
ted on the carburettor.
After adjusting:
Screw the nut (3) by tightening
the set screw (4) and refit the
protection cover (2).
Verwijder de beschermingskap
(2).
Los de moer (3).
Handel op het register (4) dat
zich op de carburator bevindt.
Na de regeling:
Sluit de moer (3) zodat het re-
gister (4) wordt geblokkeerd, en
plaats de beschermingskap (2).
03_11
Moving off / riding (03_11,
03_12, 03_13, 03_14)
THIS VEHICLE HAS REMARKABLE
POWER AND SHOULD BE USED
GRADUALLY AND WITH MAXIMUM
CAUTION.
DO NOT CARRY OBJECTS IN THE
WINDSHIELD.
Start / besturing (03_11, 03_12,
03_13, 03_14)
DIT VOERTUIG BESCHIKT OVER EEN
AANZIENLIJK VERMOGEN, EN MOET
GELEIDELIJK EN ZEER VOORZICH-
TIG GEBRUIKT WORDEN.
PLAATS GEEN VOORWERPEN ACH-
TER HET KAPJE.
69
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
WHEN RIDING WITHOUT PASSEN-
GERS, MAKE SURE THE PASSENGER
FOOTRESTS ARE FOLDED. WHILE
RIDING, KEEP YOUR HANDS FIRMLY
ON THE HANDGRIPS AND YOUR
FEET ON THE FOOTRESTS.
NEVER RIDE THE VEHICLE IN ANY
OTHER POSITION.
IF RIDING WITH A PASSENGER, IN-
STRUCT THE PERSON CARRIED SO
AS TO AVOID CAUSING TROUBLE
WHEN MANOEUVRING.
BEFORE SETTING OFF, MAKE SURE
THE STAND/S ARE COMPLETELY RE-
TRACTED TO THEIR POSITION.
LET OP
WANNEER MEN ZONDER PASSA-
GIER REIST, CONTROLEERT MEN OF
DE VOETENSTEUNEN VAN DE PAS-
SAGIER GESLOTEN ZIJN. TIJDENS
HET RIJDEN HOUDT MEN DE HAN-
DEN STEVIG OP DE HANDVATEN EN
LAAT MEN DE VOETEN STEUNEN OP
DE VOETENSTEUNEN.
RIJ NOOIT IN ANDERE POSITIES.
WANNEER MEN MET PASSAGIER
RIJDT, GEEFT MEN INLICHTINGEN
AAN DEZE PERSOON ZODAT DEZE
GEEN MOEILIJKHEDEN VEROOR-
ZAAKT TIJDENS DE MANOEUVRES.
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN OF DE STANDAARD OF DE
STANDAARDS VOLLEDIG INGE-
KLAPT ZIJN.
To set off:
Adjust the rear-view mirror an-
gle correctly.
CAUTION
WITH THE VEHICLE AT A STAND-
STILL, PRACTICE USING THE REAR-
Om te vertrekken:
Regel de inclinatie van de ach-
teruitkijkspiegeltjes op correcte
wijze.
70
3 Use / 3 Gebruik
VIEW MIRRORS. THE MIRROR RE-
FLECTING SURFACE IS CONVEX SO
OBJECTS MAY SEEM FARTHER
THAN THEY REALLY ARE. THESE
MIRRORS OFFER A WIDE-ANGLE
VIEW AND ONLY EXPERIENCE
HELPS YOU JUDGE THE DISTANCE
SEPARATING YOU AND THE VEHI-
CLE BEHIND.
LET OP
WANNEER HET VOERTUIG STIL-
STAAT, PROBEERT MEN REEDS OM
AAN DE ACHTERUITKIJKSPIEGEL-
TJES GEWOON TE RAKEN. HET RE-
FLECTERENDE OPPERVLAK IS
ROND, DAAROM LIJKEN DE VOOR-
WERPEN VERDER DAN DAT ZE WER-
KELIJK ZIJN. DEZE SPIEGELTJES
BIEDEN EEN GROOTHOEKIG BEELD,
EN ENKEL ERVARING MAAKT HET IN-
SCHATTEN MOGELIJK VAN DE AF-
STAND VAN DE VOERTUIGEN DIE
VOLGEN.
Ride the first kilometres at a limi-
ted speed in order to warm up
the engine.
Release the throttle grip (1)
(Pos. A) and keep the engine at
idle, then operate the clutch lev-
el (2) fully.
Engage the first gear by press-
ing the gearshift lever (3) down.
Release the brake lever (oper-
ated at start-up).
CAUTION
WHEN TURNING OFF THE VEHICLE,
DO NOT RELEASE THE CLUTCH TOO
QUICKLY OR SUDDENLY, AS THIS
COULD CAUSE THE ENGINE TO STOP
OR THE VEHICLE TO REAR UP ON
Voor de eerste kilometers moet
men aan een gematigede snel-
heid rijden zodat de motor kan
opwarmen.
Met het gashandvat (1) losgela-
ten (Pos. A) en de motor aan het
minimum, activeert men volledig
de koppelingshendel (2).
Schakel in de eerste versnelling
door de commandohendel voor
het schakelen (3) omlaag te du-
wen.
Laat de remhendel los (die bij de
start werd geactiveerd).
LET OP
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
UITGESCHAKELD, MAG DE KOPPE-
71
3 Use / 3 Gebruik
THE BACK WHEEL. DO NOT ACCEL-
ERATE SUDDENLY WHEN RELEAS-
ING THE CLUTCH FOR THE SAME
REASON.
LING NIET TE SNEL OF PLOTSELING
LOSGELATEN WORDEN OMDAT DE
MOTOR ZOU KUNNEN STILGELEGD
WORDEN OF HET VOERTUIG ZOU
KUNNEN STEIGEREN. GEEF VOOR
DEZELFDE REDENEN NIET PLOTSE-
LING GAS WANNEER DE KOPPELING
WORDT LOSGELATEN.
Slowly release the clutch lever
(2) and at the same time accel-
erate by gradually twisting the
throttle grip (Pos. B).
The vehicle starts moving forward.
DO NOT EXCEED THE MAXIMUM
RECOMMENDED ENGINE SPEED.
Laat traag de hendel van de
koppeling (2) los en geef tegelij-
kertijd gas door gematigd aan
het gashandvat te draaien (Pos.
B).
Het voertuig zal beginnen rijden.
OVERSCHRIJD HET AANBEVOLEN
TOERENTAL NIET.
Speed up by gradually twisting
the throttle grip (1) (Pos. B),
without exceeding the recom-
mended engine revs. To engage
the second gear:
RIDE IN THE CORRECT GEAR AND
SPEED FOR CONDITIONS.
Vermeerder snelheid door ge-
leidelijk aan het gashandvat te
(1) te draaien (Pos. B), zonder
het aanbevolen toerental te
overschrijden. Om naar de
tweede versnelling te schake-
len:
RIJ AAN DE CORRECT SNELHEID IN
FUNCTIE VAN DE AANWEZIGE CON-
DITIES.
72
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT OPERATE THE ENGINE AT A
TOO LOW RPM LEVEL.
START DE MOTOR NIET MET EEN TE
LAAG TOERENTAL.
Release the throttle grip (1)
(Pos. A ), operate the clutch lev-
er (2) and lift the gear shift lever
(3). Release the clutch lever (2)
and accelerate.
Repeat the last two steps and
upshift.
IF THE LOW MIXER OIL WARNING
LIGHT ON THE MULTIFUNCTION DIS-
PLAY TURNS ON, THIS MEANS THAT
THE MIXER OIL LEVEL IS LOW AND
THE RESERVE IS BEING USED;
SHOULD THIS OCCUR, TOP-UP WITH
MIXER OIL.
Laat het gashandvat los (1)
(Pos. A), activeer de koppe-
lingshendel (2) en plaats de
commandohendel voor het
schakelen (3) omhoog. Laat de
koppelingshendel (2) los en
geef gas.
Herhaal de laatste twee hande-
lingen en schakel naar de hoge-
re versnellingen.
WANNEER DE CONTROLELAMP VAN
DE OLIERESERVE VAN DE MENGER
OPLICHT OP HET MULTIFUNCTIO-
NEEL DISPLAY, BEVINDT DE OLIE
VAN DE MENGER ZICH IN RESERVE;
IN DIT GEVAL VULT MEN OLIE BIJ IN
DE MENGER.
Shifting from a higher to a lower gear,
called "downshifting", is carried out:
When riding downhill and when
braking, to increase the braking
power by using the engine com-
pression.
When going uphill, when the en-
gaged gear does not suit the
speed (high gear, moderate
Het overgaan van een hogere naar een
lagere versnelling, "terugschakelen" ge-
noemd, wordt uitgevoerd:
Tijdens dalingen en het rem-
men, om de remactie te verho-
gen door de compressie van de
motor te gebruiken.
Tijdens het rijden op hellingen,
wanneer de geschakelde ver-
snelling niet geschikt is voor de
73
3 Use / 3 Gebruik
speed) and the engine revs de-
crease.
CAUTION
DOWNSHIFT ONE GEAR AT A TIME;
WHEN SHIFTING TO A LOWER GEAR,
DOWNSHIFTING MORE THAN ONE
GEAR AT A TIME COULD OVERREV
THE ENGINE; THAT IS, THE MAXIMUM
RPM VALUE PERMITTED FOR THE
ENGINE COULD BE EXCEEDED. IN
ORDER TO PREVENT OVERREVVING,
LOWER ENGINE SPEED BY TWIST-
ING THE THROTTLE GRIP BEFORE
DOWNSHIFTING THE GEAR.
THE VEHICLE IS EQUIPPED WITH A
SLIPPER CLUTCH THAT PREVENTS
THE REAR WHEEL FROM LOSING
TRACTION OR FROM LOCKING MO-
MENTARILY WHEN SHIFTING TO A
LOWER GEAR. THE OPERATION OF
THIS FEATURE MAY BE FELT AS A
PULSATION IN THE CLUTCH LEVER.
snelheid (hoge versnelling, ge-
matigde snelheid) en het toeren-
tal van de motor daalt.
LET OP
SCHAKEL TERUG MET ÉÉN VER-
SNELLING PER KEER; WANNEER
TWEE VERSNELLINGEN WORDT TE-
RUGGESCHAKELD, KAN EEN TE
HOOG TOERENTAL VAN DE MOTOR
BEREIKT WORDEN ZODAT DE MAXI-
MUM TOEGESTANE WAARDE VAN
HET TOERENTAL VAN DE MOTOR
WORDT OVERSCHREDEN. OM HET
BEREIKEN VAN EEN TE HOOG TOE-
RENTAL TE VERMIJDEN, MOET
SNELHEID GEMINDERD WORDEN
DOOR AAN HET GASHANDVAT TE
DRAAIEN EN MOET GEPROBEERD
WORDEN OM TERUG TE SCHAKELEN
NAAR EEN LAGERE VERSNELLING.
HET VOERTUIG IS VOORZIEN VAN
EEN ANTISLIPKOPPELING DIE VER-
MIJDT DAT HET ACHTERWIEL TRAC-
TIE VERLIEST OF MOMENTEEL GE-
BLOKKEERD WORDT WANNEER
WORDT TERUGGESCHAKELD. WAN-
NEER DEZE FUNCTIE IN WERKING
WORDT GESTELD, KAN EEN KLOP-
PING VAN DE KOPPELINGSHENDEL
WORDEN WAARGENOMEN.
74
3 Use / 3 Gebruik
03_12
03_13
03_14
To downshift:
Release the throttle grip (1)
(Pos. A).
If necessary, operate the brake
levers slightly and speed down
the vehicle.
Operate the clutch lever (2) and
lower the gearshift lever (3) to
engage a lower gear.
Release the brake lever, if oper-
ated.
Release the clutch lever and ac-
celerate moderately.
NEVER ACCELERATE AND DECEL-
ERATE REPEATEDLY AND CONTINU-
OUSLY AS YOU MAY INADVERTENT-
LY LOSE CONTROL OF YOUR
VEHICLE.
IF YOU HAVE TO BRAKE, DECELER-
ATE AND OPERATE BOTH BRAKES
TO OBTAIN A UNIFORM BRAKING,
CAREFULLY APPLYING PRESSURE
TO THE BRAKING PARTS IN AN ADE-
QUATE MANNER.
OPERATING ONLY EITHER THE
FRONT OR THE REAR BRAKE SIG-
NIFICANTLY DECREASES THE
BRAKING POWER AND A WHEEL
MAY GET BLOCKED RESULTING IN
LACK OF GRIP.
IN CASE OF STOP IN ASCENT, FULLY
DECELERATE AND ONLY USE THE
Om "terug te schakelen":
Laat het gashandvat los (1)
(Pos. A).
Indien nodig activeert men ge-
matigd de remhendel en mindert
men snelheid.
Activeer de koppelingshendel
(2) en plaats de commandohen-
del van de versnelling (3) om-
laag om naar een lagere ver-
snelling te schakelen.
Laat de remhendels los indien
ze geactiveerd werden.
Laat de koppelingshendel los en
geef gematigd gas.
NIET HERHAALDELIJK EN VOORT-
DUREND GAS GEVEN EN VERTRA-
GEN, OMDAT MEN DE CONTROLE
OVER HET VOERTUIG ONOPZETTE-
LIJK KAN VERLIEZEN.
WANNEER MEN REMT, VERTRAGEN
EN BEIDE REMMEN ACTIVEREN OM
UNIFORM TE VERTRAGEN, OP GE-
SCHIKTE WIJZE DE DRUK OP DE
REMMECHANISMEN DOSEREN.
WANNEER MEN ENKEL DE VOOR-
REM OF DE ACHTERREM ACTI-
VEERT, VERMINDERT MEN DE REM-
KRACHT AANZIENLIJK, EN LOOPT
MEN HET RISICO DAT EEN WIEL
BLOKKEERT, MET ALS GEVOLG HET
VERLIES VAN GRIP.
75
3 Use / 3 Gebruik
BRAKES TO KEEP THE VEHICLE
STOPPED.
USING THE ENGINE TO KEEP THE
SCOOTER STOPPED MAY CAUSE
THE CLUTCH TO OVERHEAT.
BEFORE GETTING INTO A BEND, RE-
DUCE SPEED OR BRAKE; WHILE
BENDING, RIDE AT THE SAME MOD-
ERATE AND CONSTANT SPEED OR
SLIGHTLY ACCELERATE; DO NOT
BRAKE IN EXCESS: THERE IS HIGH
RISK OF SKIDDING.
BRAKING CONTINUOUSLY WHILE
GOING DOWNHILL MAY RESULT IN
FRICTION GASKET OVERHEATING
AND CONSEQUENTLY IN POOR
BRAKING. TAKE ADVANTAGE OF
THE ENGINE COMPRESSION AND
DOWNSHIFT USING THE BRAKES AL-
TERNATIVELY.
WHEN GOING DOWNHILL NEVER
RIDE WITH THE ENGINE OFF.
WHEN RIDING ON WET SURFACES
OR WITH POOR GRIP (SNOW, ICE,
MUD, ETC.) AT A MODERATE SPEED,
AVOID SUDDEN BRAKING OR MA-
NOEUVRES THAT MAY LEAD TO
LACK OF GRIP AND CONSEQUENTLY
TO FALLS.
PAY ATTENTION TO OBSTACLES ON
OR VARIATIONS IN THE ROAD SUR-
FACE.
WANNEER MEN MOET STOPPEN OP
EEN HELLING, VERTRAAGT MEN
VOLLEDIG EN GEBRUIKT MEN EN-
KEL DE REMMEN OM HET VOERTUIG
STIL TE LATEN STAAN.
WANNEER MEN DE MOTOR GE-
BRUIKT OM HET VOERTUIG STIL TE
LATEN STAAN, KAN DE KOPPELING
OVERVERHIT RAKEN.
VOORALEER MEN EEN BOCHT
NEEMT, VERMINDERT MEN SNEL-
HEID OF REMT MEN, ZODAT MEN DE
BOCHT MET GEMATIGDE EN CON-
STANTE SNELHEID OF LICHT VER-
TRAAGD INGAAT; VERMIJDT OM
HARD TE REMMEN: HET IS GOED MO-
GELIJK DAT MEN GAAT SCHUIVEN.
WANNEER MEN TIJDENS EEN DA-
LING VOORTDUREND REMT, KUN-
NEN DE WRIJVINGSPAKKINGEN
OVERVERHIT RAKEN, ZODAT DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
MEN VERMINDERT. GEBRUIK DE
COMPRESSIE VAN DE MOTOR DOOR
TERUG TE SCHAKELEN, MET AFWIS-
SELEND GEBRUIK VAN BEIDE REM-
MEN.
TIJDENS EEN DALING MAG MEN NIET
RIJDEN MET DE MOTOR UIT.
OP EEN NATTE ONDERGROND, OF
ALLESZINS MET WEINIG GRIP (SNEE-
UW, IJS, MODDER, ENZ.), RIJDT MEN
MET EEN GEMATIGDE SNELHEID, EN
VERMIJDT MEN OM BRUUSK TE REM-
76
3 Use / 3 Gebruik
UNEVEN ROADS, RUTS, DRAINS,
TRAFFIC SIGNS PAINTED ON THE
ROADS AND PIPEWORK METAL
SHEETS MAY BECOME SLIPPERY
WHEN IT RAINS. CROSS OVER THEM
WITH EXTREME CAUTION, RIDE
CAREFULLY AND INCLINE THE VEHI-
CLE THE LEAST POSSIBLE.
ALWAYS SIGNAL CHANGES IN DI-
RECTION WITH THE APPROPRIATE
DEVICES AND WELL IN ADVANCE,
AVOID ABRUPT AND DANGEROUS
MANOEUVRES. TURN OFF THE DEVI-
CES IMMEDIATELY AFTER THE
CHANGE IN DIRECTION IS COMPLE-
TED.
WHEN OVERTAKING OR BEING
OVERTAKEN BY OTHER VEHICLES
RIDE WITH EXTREME CAUTION.
WHEN IT RAINS, SPRAY CAUSED BY
LARGE VEHICLES REDUCES VISIBIL-
ITY; AIR SHIFTS MAY CAUSE LOSS
OF CONTROL ON YOUR VEHICLE.
MEN EN OM MANOEUVRES UIT TE
VOEREN DIE GRIPVERLIES VEROOR-
ZAKEN, EN DUS HET VALLEN TOT
GEVOLG HEBBEN.
LET OP VOOR EENDER WELK OB-
STAKEL OF VERANDERING VAN DE
GEOMETRIE VAN HET WEGDEK.
ONVERHARDE WEGEN, RAILS, PUT-
DEKSELS, GESCHILDERDE SIGNA-
LERINGEN OP HET WEGDEK EN ME-
TALEN PLATEN VAN WERVEN WOR-
DEN GLAD WANNEER HET REGENT,
EN DAAROM MOETEN DEZE ZEER
VOORZICHTIG WORDEN BENADERD,
EN MAG MEN NIET BRUUSK RIJDEN
EN ZO WEINIG MOGELIJK HET VOER-
TUIG DOEN HELLEN.
MELD STEEDS OP VOORHAND WAN-
NEER MEN VAN RIJBAAN OF RIJ-
RICHTING VERANDERT MET DE
HIERVOOR VOORZIENE MECHANIS-
MEN, EN VERMIJD BRUUSKE OF GE-
VAARLIJKE MANOEUVRES. SCHA-
KEL DE MECHANISMEN ONMIDDEL-
LIJK UIT NADAT MEN VAN RIJRICH-
TING HEEFT VERANDERD.
WANNEER MEN INHAALT OF MEN
WORDT INGEHAALD DOOR ANDERE
VOERTUIGEN, MOET MEN ZEER
VOORZICHTIG ZIJN.
BIJ REGEN WORDT HET ZICHT VER-
MINDERD DOOR HET OPSTUIVEN
VAN WATER, DAT WORDT VEROOR-
ZAAKT DOOR GROTE VOERTUIGEN;
77
3 Use / 3 Gebruik
DOOR DE LUCHTVERPLAATSING
KAN MEN DE CONTROLE OVER HET
VOERTUIG VERLIEZEN.
Stopping the engine (03_15)
CAUTION
WHENEVER POSSIBLE, AVOID
ROUGH BRAKING, SUDDEN DECEL-
ERATION AND BRAKING IN EXCESS.
Stoppen van de motor (03_15)
LET OP
VERMIJD INDIEN MOGELIJK OM
BRUUSK TE STOPPEN, ONVER-
WACHTS TE VERTRAGEN EN HARD
TE REMMEN.
03_15
Release the throttle grip (Pos.
A), brake gradually and, at the
same time, "downshift" gears to
slow down.
Once the speed is reduced, before stop-
ping the vehicle:
Operate the clutch lever so that
the engine does not shut off.
When the vehicle is at a standstill:
Set the gear lever to neutral
(green warning light on).
Release the clutch lever.
While at a temporary halt, keep
at least one brake operated.
Laat het gashandvat los (Pos.
A), activeer geleidelijk de rem-
men, en "schakel" tegelijkertijd
terug om snelheid te minderen.
Wanneer men snelheid geminderd heeft,
voert men het volgende uit voordat het
voertuig volledig komt stil te staan:
Activeer de hendel van de kop-
peling zodat de motor niet stil-
valt.
Met het voertuig stil:
Plaats de hendel voor het scha-
kelen in vrij (groene controle-
lamp aan).
Laat de hendel van de koppeling
los.
78
3 Use / 3 Gebruik
Tijdens een tijdelijke pauze
moet er minstens één rem ge-
activeerd worden.
Parking (03_16, 03_17)
It is very important to select an adequate
parking spot, in compliance with road sig-
nals and the guidelines described below.
CAUTION
PARK ON SAFE AND LEVEL GROUND
TO PREVENT THE vehicle FROM
FALLING.
DO NOT LEAN THE vehicle ON A
WALL OR LAY IT ON THE GROUND.
MAKE SURE THE VEHICLE AND SPE-
CIALLY ITS HOT PARTS DO NOT
POSE ANY RISK TO PEOPLE OR
CHILDREN. DO NOT LEAVE YOUR VE-
HICLE UNATTENDED WITH THE EN-
GINE ON OR THE KEY IN THE IGNI-
TION SWITCH.
CAUTION
VEHICLE FALL OR EXCESSIVE INCLI-
NATION CAN CAUSE FUEL OUT-
FLOW.
FUEL USED TO DRIVE EXPLOSION
ENGINES IS HIGHLY FLAMMABLE
AND CAN BECOME EXPLOSIVE UN-
DER SPECIFIC CONDITIONS.
Parkeren (03_16, 03_17)
De keuze van de parkeerzone is zeer be-
langrijk en moet de verkeerstekens en de
volgende aanduidingen respecteren.
LET OP
PARKEER HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND,
ZODAT HET NIET VALT.
LAAT HET VOERTUIG NIET STEUNEN
TEGEN MUREN, EN LEG HET NIET OP
DE GROND.
CONTROLEER OF HET VOERTUIG,
EN VOORAL DE GLOEIEND HETE DE-
LEN ERVAN, NIET GEVAARLIJK ZIJN
VOOR PERSONEN EN KINDEREN.
LAAT HET VOERTUIG NIET ONBE-
WAAKT ACHTER MET DE MOTOR
AAN, OF MET DE SLEUTEL IN DE
ONTSTEKINGSSCHAKELAAR.
LET OP
HET VALLEN OF DE EXCESSIEVE IN-
CLINATIE VAN HET VOERTUIG KUN-
NEN HET UITSTROMEN VAN BRAND-
STOF VEROORZAKEN.
DE BRANDSTOF DIE WORDT GE-
BRUIKT VOOR DE AANDRIJVING VAN
79
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
DE ONTPLOFFINGSMOTOR IS UI-
TERST BRANDBAAR, EN KAN EX-
PLOSIEF WORDEN IN BEPAALDE
OMSTANDIGHEDEN.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
03_16
Stop the scooter.
Set the engine stop switch to
'key off'.
Stop het voertuig.
Plaats de schakelaar voor het
stilleggen van de motor op 'off'.
03_17
Turn the key and set the ignition
key to 'key off'.
Rest the scooter on its stand.
Lock the steering and take out
the key.
Draai de sleutel en plaats de
ontstekingsschakelaar op 'key
off'.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Blokkeer het stuur en verwijder
de sleutel.
80
3 Use / 3 Gebruik
Catalytic silencer
Catalytic models are fitted with a silencer
with a "two-way platinum-rhodium" cata-
lytic converter.
This device oxidises CO (carbon monox-
ide) and HC (unburned hydrocarbons)
present in exhaust fumes, turning them
into carbon dioxide and water vapour re-
spectively.
DO NOT PARK THE VEHICLE NEAR
DRY BRUSHWOOD OR IN PLACES
EASILY ACCESSIBLE BY CHILDREN
BECAUSE THE CATALYTIC CON-
VERTER REACHES HIGH TEMPERA-
TURES DURING VEHICLE OPERA-
TION; FOR THIS REASON, PAY
UTMOST ATTENTION AND DO NOT
TOUCH IT UNTIL IT HAS COMPLETE-
LY COOLED DOWN.
DO NOT USE LEADED PETROL AS IT
CAUSES IRREPARABLE DAMAGE TO
THE CATALYTIC CONVERTER.
Katalysator
Het voertuig, katalytische versie, is uitge-
rust met een knaldemper met metalen
katalysator van het type "bivalent met
platina - rodium".
Dit mechanisme heeft als taak om de CO
(koolmonoxide) en de HC (onverbrande
koolwaterstof) te oxideren die aanwezig
zijn in het uitlaatgas, door ze respectie-
velijk om te zetten in kooldioxide en wa-
terdamp.
VERMIJD OM HET VOERTUIG TE PAR-
KEREN IN DE BUURT VAN DROGE
STRUIKGEWASSEN OF VAN PLAAT-
SEN DIE BEREIKBAAR ZIJN DOOR
KINDEREN, OMDAT DE KATALYTI-
SCHE UITLAAT TIJDENS HET GE-
BRUIK ZEER HOGE TEMPERATUREN
BEREIKT; LET DUS ZEER GOED OP
EN VERMIJD EENDER WELK CON-
TACT, VÓÓR ZE HELEMAAL AFGE-
KOELD IS.
GEBRUIK GEEN BENZINE MET LOOD,
OMDAT ZO DE KATALYSATOR
WORDT VERNIETIGD.
81
3 Use / 3 Gebruik
03_18
Stand (03_18)
Grasp the left handgrip (1) and
the passenger seat strap (2).
Push the side stand with your
right foot and lower it completely
(3).
Lean the vehicle until the stand
rests on the ground.
Turn the handlebar fully left-
wards.
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
Standaard (03_18)
Grijp het linker handvat (1) en de
riem van de passagier (2) vast.
Duw de laterale standaard hele-
maal uit met de rechter voet (3).
Laat het voertuig hellen tot de
standaard op de grond komt.
Draai het stuur volledig naar
links.
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
Suggestion to prevent theft
CAUTION
WHEN USING A DISC LOCKING DE-
VICE, PAY UTMOST ATTENTION TO
REMOVE IT BEFORE RIDING. FAIL-
URE TO OBSERVE THIS WARNING
MAY CAUSE SERIOUS DAMAGE TO
THE BRAKING SYSTEM AND ACCI-
DENTS WITH CONSEQUENT PHYSI-
CAL INJURIES OR EVEN DEATH.
Tips tegen diefstal
LET OP
WANNEER MEN EEN SCHIJFBLOK-
KERINGSMECHANISME GEBRUIKT,
LET MEN ZEER GOED OP OM HET TE
VERWIJDEREN VOORALEER MEN
MET HET VOERTUIG GAAT RIJDEN.
HET NIET RESPECTEREN VAN DEZE
WAARSCHUWING KAN ERNSTIGE
SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
REMINSTALLATIE EN ONGELUKKEN
VEROORZAKEN, MET LETSELS EN
ZELFS DE DOOD ALS GEVOLG.
82
3 Use / 3 Gebruik
NEVER leave the ignition key in the lock
and always use the steering lock. Park
the vehicle in a safe place such as a ga-
rage or a place with guards. Whenever
possible, use an additional anti-theft de-
vice. Make sure all vehicle documents
are in order and the road tax paid. Write
down your personal details and tele-
phone number on this page to help iden-
tifying the owner in case of vehicle
retrieval after a theft.
LAST NAME: ..................................
NAME: .........................................
ADDRESS: .................................
TELEPHONE No: ..........................
WARNING
IN MANY CASES, STOLEN VEHICLES
CAN BE IDENTIFIED BY DATA IN THE
USE / MAINTENANCE BOOKLET
Laat de ontstekingssleutel NOOIT achter
op het voertuig, en gebruik steeds het
stuurslot. Parkeer het voertuig op een
veilige plaats, indien mogelijk in een ga-
rage of een bewaakte plaats. Gebruik in-
dien mogelijk een extra antidiefstalme-
chanisme. Controleer of de documenten
en de verkeersbelasting in orde zijn.
Schrijf uw gegevens en telefoonnummer
op deze pagina, om de identificatie van
de eigenaar te vergemakkelijken in geval
van het terugvinden van het voertuig na
diefstal.
NAAM: ....................................
VOORNAAM: ..........................
ADRES: ....................................
TELEFOONNUMMER: ................
WAARSCHUWING
IN VEEL GEVALLEN WORDEN GE-
STOLEN VOERTUIGEN GEÏDENTIFI-
CEERD DOOR MIDDEL VAN DE GE-
GEVENS IN HET GEBRUIKS- EN
ONDERHOUDSBOEKJE.
83
3 Use / 3 Gebruik
84
3 Use / 3 Gebruik
RS 125
Chap. 04
Maintenance
Hst. 04
Onderhoud
85
Gearbox oil level (04_01,
04_02)
NOTE
PARK THE VEHICLE ON SAFE AND
LEVEL GROUND.
Versnellingsbak oliepeil
(04_01, 04_02)
N.B.
PLAATS HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND.
Stop the engine and let it cool off
for at least ten minutes so that
the oil in the crankcase flows
down and cools as well.
Keep the vehicle upright with
both wheels on the ground.
FAILURE TO FOLLOW THESE OPER-
ATIONS MAY RESULT IN AN INCOR-
RECT READING OF THE ENGINE OIL
LEVEL.
Leg de motor stil en laat hem
minstens tien minuten lang af-
koelen, om de drainage van de
olie in de carter en de afkoeling
van de olie zelf toe te staan.
Houd het voertuig in verticale
positie met de twee wielen op de
grond.
WANNEER MEN DE VOORAFGAAN-
DE HANDELINGEN NIET UITVOERT,
KAN HET ZIJN DAT MEN EEN FOUTE
METING VAN HET PEIL UITVOERT.
Make sure the oil level covers
the checking sight glass (1)
completely.
Controleer of het oliepeil het
controleglasje (1) volledig be-
dekt.
86
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_01
TOPPING-UP
If necessary, top up:
Unscrew and remove the filler
plug (2).
Pour a small amount of oil and
wait about a minute until the oil
flows evenly into the crankcase.
Make sure the oil level covers
the sight glass (1) completely.
If that does not occur, top-up
again with small quantities of oil
until the recommended level is
reached by checking through
the sight glass (1).
At the end of the operation,
screw and tighten the filler plug
(2).
TIGHTEN UP THE FILLER CAP AND
MAKE SURE THE OIL DOES NOT
SEEP.
CHECK REGULARLY THAT THERE
ARE NO LEAKS IN THE CRANKCASE
COVER GASKET.
DO NOT RIDE THE VEHICLE WITH IN-
SUFFICIENT LUBRICATION OR WITH
CONTAMINATED OR INCORRECT LU-
BRICANTS AS THIS ACCELERATES
THE WEAR AND TEAR OF THE MOV-
ING PARTS AND CAN CAUSE IRRE-
TRIEVABLE DAMAGE.
BIJVULLING
Indien nodig moet bijgevuld worden op
de volgende manier:
Draai de toevoerdop los en ver-
wijder hem (2).
Voer een kleine hoeveelheid
olie in, en wacht ongeveer één
minuut tot de olie uniform in de
carter kan lopen.
Controleer of het oliepeil het
glasje (1) volledig bedekt.
Indien dit niet zo is, herhaalt
men het vullen met kleine hoe-
veelheden olie en controleert
men langs het glasje (1), tot het
voorgeschreven peil wordt be-
reikt.
Na de handeling draait men de
toevoerdop (2) vast en sluit men
hem.
SLUIT DE VULDOP EN CONTROLEER
OF DE OLIE NIET LEKT.
CONTROLEER REGELMATIG OF DE
PAKKINGEN VAN HET CARTERDEK-
SEL NIET LEKKEN.
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET MET
ONVOLDOENDE SMERING OF MET
VERONTREINIGDE OF ONGESCHIK-
TE SMEERMIDDELEN, OMDAT DE BE-
WEGENDE DELEN ERVAN SNELLER
87
4 Maintenance / 4 Onderhoud
ZULLEN VERSLIJTEN EN DUS ERN-
STIGE SCHADE KAN TOEBRENGEN.
CHANGE
Start the engine and let it idle for
a few minutes; in this way, it is
easier to drain the oil during the
subsequent drainage stage.
CAUTION
PARK THE VEHICLE ON SAFE AND
LEVEL GROUND.
VERVANGING
Start de motor en laat hem voor
enkele minuten draaien aan het
minimum toerental, zodat het
uitstromen van olie tijdens de
volgende drainagefase wordt
bevorderd.
LET OP
PLAATS HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND.
Stop the engine.
OIL BECOMES VERY HOT WHEN THE
ENGINE IS HOT; BE CAREFUL NOT
TO GET BURNED WHEN CARRYING
OUT THE OPERATIONS DESCRIBED
BELOW.
Leg de motor stil.
DE OLIE IN EEN OPGEWARMDE MO-
TOR HEEFT EEN ZEER HOGE TEMPE-
RATUUR, LET DUS ZEER GOED OP
OM U NIET TE VERBRANDEN TIJ-
DENS HET UITVOEREN VAN DE VOL-
GENDE HANDELINGEN.
Keep the vehicle upright with
both wheels on the ground.
Hou het voertuig in verticale po-
sitie met de twee wielen op de
grond.
88
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Place a container with suitable
capacity under the drainage
plug (3).
Unscrew and remove the drain-
age plug (3).
Unscrew and remove the filler
plug (2).
Drain the oil into the container;
allow several minutes for oil to
drain out completely.
Remove any metal deposits at-
tached to the drainage plug (3)
magnet.
Check and if necessary, replace
the drainage plug (3) sealing
washer.
Screw and tighten the drainage
plug (3).
Pour gearbox oil through the fill-
er opening (2).
Characteristic
Gearbox oil (FULL POWER)
600 cm³ (36.61 cu.in)
Gearbox oil
600 cm³ (36.61 cu.in)
Plaats een geschikt recipiënt
onder de afvoerdop (3).
Draai de toevoerdop (3) los en
verwijder hem.
Draai de toevoerdop los en ver-
wijder hem (2).
Voer de olie af en laat ze voor
enkele minuten in het recipiënt
druppelen.
Verwijder de metalen afzettin-
gen van de magneet van de af-
voerdop (3).
Controleer en vervang eventu-
eel de dichtingsrondel van de
afvoerdop (3).
Draai de afvoerdop (3) los en
verwijder hem.
Giet olie voor de versnellings-
bak in de vulopening (2).
Technische kenmerken
Olie van de versnellingsbak (FULL PO-
WER)
600 cc (36.61 cu in)
Olie van de versnellingsbak
600 cc (36.61 cu in)
89
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_02
Screw the filler plug (2).
Start the engine and let it idle for
about a minute so as to fill the
gearbox oil circuit. Check the oil
level and refill if necessary.
TIGHTEN UP THE FILLER CAP AND
MAKE SURE THE OIL DOES NOT
SEEP.
CHECK REGULARLY THAT THERE
ARE NO LEAKS IN THE CRANKCASE
COVER GASKET.
DO NOT RIDE THE VEHICLE WITH IN-
SUFFICIENT LUBRICATION OR WITH
CONTAMINATED OR INCORRECT LU-
BRICANTS AS THIS ACCELERATES
THE WEAR AND TEAR OF THE MOV-
ING PARTS AND CAN CAUSE IRRE-
TRIEVABLE DAMAGE.
Draai de toevoerdop (2) vast.
Start de motor en laat hem voor
ongeveer één minuut draaien
aan het minimum toerental, zo-
dat het oliecircuit van de ver-
snellingsbak wordt gevuld. Con-
troleer het oliepeil, en vul bij
indien nodig.
SLUIT DE VULDOP EN CONTROLEER
OF DE OLIE NIET LEKT.
CONTROLEER REGELMATIG OF DE
PAKKINGEN VAN HET CARTERDEK-
SEL NIET LEKKEN.
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET MET
ONVOLDOENDE SMERING OF MET
VERONTREINIGDE OF ONGESCHIK-
TE SMEERMIDDELEN, OMDAT DE BE-
WEGENDE DELEN ERVAN SNELLER
ZULLEN VERSLIJTEN EN DUS ERN-
STIGE SCHADE KAN TOEBRENGEN.
Tyres
This vehicle is fitted with tyres without in-
ner tubes (Tubeless).
Banden
Dit voertuig is voorzien van banden zon-
der binnenband (tubeless).
90
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CHECK TYRE INFLATION PRESSURE
REGULARLY AT AMBIENT TEMPER-
ATURE.
MEASUREMENTS MAY BE INCOR-
RECT IF TYRES ARE WARM.
CHECK PRESSURE MAINLY BEFORE
AND AFTER LONG TRIPS.
IF THE TYRE PRESSURE IS TOO
HIGH, UNEVENNESS IN THE ROAD
SURFACE WILL NOT BE CUSHIONED
AND WILL BE TRANSMITTED TO THE
HANDLEBAR, RESULTING IN AN UN-
PLEASANTLY HARSH RIDE AND
POOR ROAD HOLDING, ESPECIALLY
WHEN CORNERING.
AN UNDERINFLATED TYRE, ON THE
OTHER HAND, WILL EXTEND THE
CONTACT PATCH TO INCLUDE A
LARGER PORTION OF THE TYRE
SIDEWALLS. WHEN THIS IS THE
CASE, THE TYRE MIGHT SLIP ON OR
BECOME DETACHED FROM THE
WHEEL RIM, LEADING TO LOSS OF
CONTROL OVER THE VEHICLE.
TYRES MAY EVEN DETACH FROM
THE WHEEL RIMS UNDER VERY
HARD BRAKING.
THE VEHICLE MAY EVEN SKID IN A
BEND.
CONTROLEER REGELMATIG DE
SPANNING VAN DE BANDEN BIJ DE
OMGEVINGSTEMPERATUUR.
WANNEER DE BANDEN WARM ZIJN,
IS DE METING NIET CORRECT.
VOER DE METING UIT VOORAL VÓÓR
EN NA EEN LANGE REIS.
WANNEER DE BANDENSPANNING
TE HOOG IS, WORDT DE ONEFFEN-
HEID VAN HET TERREIN NIET GE-
DEMPT EN DUS NAAR DE STUURIN-
RICHTING OVERGEBRACHT, ZODAT
HET RIJCOMFORT VERMINDERT EN
DE WEGLIGGING IN BOCHTEN VER-
SLECHTERT.
WANNEER VICEVERSA DE BANDEN-
SPANNING ONVOLDOENDE IS, WER-
KEN DE ZIJKANTEN VAN DE BANDEN
MEER, EN KAN HET ZIJN DAT DE
BAND OP DE VELG SLIPT OF LOS-
KOMT, MET ALS GEVOLG DAT MEN
DE CONTROLE OVER HET VOERTUIG
VERLIEST.
WANNEER MEN BRUUSK REMT,
KUNNEN DE BANDEN UIT DE VEL-
GEN KOMEN.
IN BOCHTEN KAN HET VOERTUIG
GAAN SLIPPEN.
CONTROLEER DE STAAT VAN HET
RIJOPPERVLAK EN DE SLIJTAGE,
91
4 Maintenance / 4 Onderhoud
INSPECT TREAD SURFACE AND
CHECK IT FOR WEAR. BADLY WORN
TYRES MAY COMPROMISE TRAC-
TION AND HANDLING.
REPLACE TYRES WHEN WORN OR IF
THERE IS A PUNCTURE IN THE
TREAD AREA BIGGER THAN 5 mm
(0.197 in).
BALANCE WHEELS AFTER A TYRE IS
MENDED. USE ONLY TYRE SIZES IN-
DICATED BY THE MANUFACTURER.
CHECK THAT THE INFLATION
VALVES HAVE THEIR CAPS FITTED
TO AVOID UNEXPECTED FLAT
TYRES. REPLACEMENT, REPAIR,
MAINTENANCE AND BALANCING OP-
ERATIONS ARE HIGHLY IMPORTANT
AND SO THEY SHOULD BE CARRIED
OUT USING THE SPECIFIC TOOLS
AND WITH THE ADEQUATE KNOWL-
EDGE.
IT IS THEREFORE ESSENTIAL TO
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
Aprilia Dealer OR SPECIALISED TYRE
WORKSHOP TO CARRY OUT THE OP-
ERATIONS ABOVE. NEW TYRES MAY
BE COATED WITH A SLIPPERY COAT-
ING: RIDE WITH CAUTION DURING
THE FIRST KILOMETRES. DO NOT
APPLY UNSUITABLE LIQUIDS ON
TYRES. WHEN TYRES ARE OLD, THE
MATERIAL MAY HARDEN AND NOT
PROVIDE ADEQUATE ROAD HOLD-
OMDAT SLECHTE BANDENCONDI-
TIES DE WEGLIGGING EN DE BE-
DIENBAARHEID VAN HET VOERTUIG
KUNNEN SCHADEN.
VERVANG DE BAND WANNEER HIJ
VERSLETEN IS, OF WANNEER ER
EEN EVENTUEEL GAT IS IN DE ZONE
VAN HET RIJVLAK DAT GROTER IS
DAN 5 mm (0,197 in).
NADAT MEN DE BAND HEEFT LATEN
HERSTELLEN, LAAT MEN DE WIELEN
BALANCEREN. GEBRUIK UITSLUI-
TEND DE MAAT VAN BANDEN DIE
WORDT AANGEDUID DOOR HET
HUIS.
CONTROLEER OF DE VENTIELEN
VOOR HET OPBLAZEN STEEDS HUN
DOPJES HEBBEN, OM HET PLOTSE-
LING LEEGLOPEN VAN DE BANDEN
TE VERMIJDEN. DE HANDELINGEN
VAN HET VERVANGEN, HERSTEL-
LEN, ONDERHOUD EN BALANCEREN
ZIJN ZEER BELANGRIJK, EN MOE-
TEN DUS UITGEVOERD WORDEN
MET GESCHIKTE GEREEDSCHAP-
PEN EN MET DE NODIGE ERVARING.
DAAROM WORDT AANGERADEN OM
ZICH TE WENDEN TOT EEN Officiële
aprilia Dealer OF EEN BANDENSPE-
CIALIST VOOR HET UITVOEREN VAN
DE VOORAFGAANDE HANDELIN-
GEN. WANNEER DE BANDEN NIEUW
ZIJN, KUNNEN ZE BEDEKT ZIJN MET
EEN GLADDE LAAG: DE EERSTE KI-
92
4 Maintenance / 4 Onderhoud
ING, EVEN IF TYRES ARE STILL WITH-
IN THE WEAR LIMIT.
SHOULD THIS OCCUR, REPLACE
THE TYRES.
LOMETERS MOET MEN VOORZICH-
TIG RIJDEN. SMEER DE BANDEN
NIET IN MET ONGESCHIKTE VLOEI-
STOFFEN. WANNEER DE BANDEN
OUD ZIJN, EN OOK AL ZIJN ZE NIET
VERSLETEN, KUNNEN ZE VERHAR-
DEN EN DUS DE WEGLIGGING NIET
GARANDEREN.
IN DIT GEVAL VERVANGT MEN DE
BANDEN.
MINIMUM TREAD DEPTH
Front: 2 mm (0.078 in)
rear: 2 mm (0.078 in)
MINIMUM DIEPTELIMIET VAN HET
RIJVLAK
vooraan: 2 mm (0.078 in)
achteraan: 2 mm (0.078 in)
Spark plug dismantlement
(04_03, 04_04)
Remove the spark plug regularly, clean
off carbon scales, and replace it if neces-
sary.
To access the spark plug:
Lift the fuel tank.
For removal and cleaning:
Remove the spark plug tube.
Clean off any trace of dirt from
the spark plug base. Unscrew it
with the spanner supplied with
the tool kit and pull it out of its
Demonteren van de bougie
(04_03, 04_04)
Demonteer periodiek de bougie, reinig ze
van koolstofafzettingen, en vervang ze
indien nodig.
Om de bougie te bereiken, handelt men
als volgt:
Hef de brandstoftank op.
Voor de verwijdering en de reiniging han-
delt men als volgt:
Verwijder de pipet van de bou-
gie.
93
4 Maintenance / 4 Onderhoud
seat, being careful not to let dust
or other substances into the cyl-
inder.
Check that spark plug electrode
and the central porcelain insula-
tor are free of carbon deposits or
signs of corrosion; if necessary,
clean it with a suitable spark
plug cleaner, a wire and/or met-
al brush.
Blow with a strong blast of air so
that no removed deposit gets in-
to the engine. Replace the spark
plug if there are cracks on the
spark plug insulating material,
corroded electrodes or large de-
posits.
Check the electrode gap with a
thickness gauge. If the value is
not correct, fold the earth elec-
trode carefully.
Make sure the washer is in good
conditions. Fit the washer and
then tighten the spark plug man-
ually to avoid damaging the
thread.
Tighten using the spanner sup-
plied with the toolkit and make
the spark plug complete 1/2 turn
to press the washer.
Spark plug tightening torque: 20 Nm (2
kgm).
CAUTION
TIGHTEN THE SPARK PLUG COR-
RECTLY, OTHERWISE THE ENGINE
MAY OVERHEAT AND GET IRRE-
TRIEVABLE DAMAGED. USE RECOM-
Verwijder al het vuil van de basis
van de bougie, draai ze los met
de in de gereedschapskit bijge-
leverde sleutel, en verwijder ze
van de zit door op te letten om
geen stof of andere stoffen in de
cilinder te laten komen.
Controleer of de elektrode en
het centrale porcelein van de
bougie geen koolstofafzettingen
of corrosietekens vertonen, en
reinig ze eventueel met speciale
reinigers voor bougies, met een
ijzerdraad en/of metalen borstel.
Reinig goed met een luchtstraal,
zodat de verwijderde afzettin-
gen niet in de motor terecht ko-
men. Wanneer de bougie
scheuren op de isolering, ver-
roeste elektroden of excesieve
afzettingen vertoont, moet ze
vervangen worden.
Controleer met een diktemeter
de afstand tussen de elektro-
den; wanneer de waarde niet
correct is, moet de massaelek-
trode voorzichtig gebogen wor-
den.
Controleer of de rondel zich in
goede staat bevindt. Met ge-
monteerde rondel draait men de
bougie met de hand vast, om
schade aan de schroefdraad te
vermijden.
Sluit ze met de sleutel die wordt
bijgeleverd in de gereedschaps-
kit, door elke bougie een 1/2
94
4 Maintenance / 4 Onderhoud
MENDED SPARK PLUGS ONLY. US-
ING A SPARK PLUG OTHER THAN
SPECIFIED MIGHT COMPROMISE EN-
GINE PERFORMANCE AND LIFE.
Characteristic
Electrode gap
0.7 - 0.8 mm (0.027 - 0.031 in)
draai te laten maken om de ron-
del dicht te drukken.
Sluitkoppel van de bougie: 20 Nm (2
kgm).
LET OP
DE BOUGIE MOET GOED WORDEN
VASTGEDRAAID, OMDAT ANDERS
DE MOTOR KAN OVERVERHITTEN,
EN DUS ERNSTIG WORDT BESCHA-
DIGD. GEBRUIK ENKEL BOUGIES
VAN HET AANBEVOLEN TYPE, AN-
DERS ZOUDEN DE PRESTATIES EN
DE DUUR VAN DE MOTOR GE-
SCHAAD KUNNEN WORDEN.
Technische kenmerken
Afstand van de elektroden
0,7 - 0,8 mm (0.027 - 0.031 in)
04_03
Place the spark plug tube cor-
rectly so that it does not get dis-
connected due to engine vibra-
tions.
Refit the fuel tank.
*
Plaats de pipet van de bougie
correct, zodat deze niet kan los-
komen door de vibraties van de
motor.
Herplaats de brandstoftank.
95
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_04
04_05
04_06
Removing the air filter (04_05,
04_06, 04_07)
Lift the fuel tank.
Unscrew and remove the two
screws (1).
Unscrew and remove the two
screws (2) collecting the nuts
below.
Remove the filter casing cover
(3).
Remove the filtering element (4)
with the retaining net (5).
COVER THE HOLE WITH A CLEAN
CLOTH SO THAT NO FOREIGN ELE-
MENTS GET INTO THE INLET DUCTS.
Demonteren van het luchtfilter
(04_05, 04_06, 04_07)
Hef de brandstoftank op.
Draai de twee bouten (1) los en
verwijder ze.
Draai de twee bouten (2) los en
verwijder ze, en recupereer de
onderstaande moeren.
Verwijder het deksel van de fil-
terdoos (3).
Verwijder het filterend element
(4) compleet met beperkingsne-
tjes (5).
SLUIT DE OPENING MET EEN REIN
DOEK, OM TE VERMIJDEN DAT EVEN-
TUELE VREEMDE DEELTJES IN DE
AFZUIGLEIDING KOMEN.
96
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_07
Air filter cleaning
Clean the air filter more fre-
quently if the vehicle is used on
dusty or wet roads.
In this case, the air filter can be
partially cleaned after such a
ride.
AIR FILTER PARTIAL CLEANING
DOES NOT EXCLUDE OR POSTPONE
REPLACING THE FILTER.
Reinigen van het luchtfilter
Reinig de luchtfilter regelmatiger wan-
neer het voertuig op stoffige of natte we-
gen wordt gebruikt.
In dit geval mag de luchtfilter na de rit ge-
deeltelijk worden gereinigd.
DE GEDEELTELIJKE REINIGING VAN
DE LUCHTFILTER SLUIT OF STELT
DE VERVANGING VAN DE FILTER
ZELF NIET UIT.
Remove the air filter.
Wash the filtering element with
clean non-inflammable or high-
volatility solvents and leave it
dry thoroughly.
Apply a specific filter oil or a
heavy oil (SAE 80W - 90) over
Verwijder de luchtfilter.
Was het filterend element met
reine, niet ontvlambare oplos-
middelen, of met oplosmiddelen
met hoge vluchtigheidsgraad,
en droog het zorgvuldig.
97
4 Maintenance / 4 Onderhoud
the whole surface, and then
wring the element to eliminate
excess oil.
THE FILTERING ELEMENT MUST BE
WELL IMPREGNATED BUT SHOULD
NOT DRIP.
Breng op het volledige opper-
vlak olie voor filters of een dikke
olie (SAE 80W - 90) aan, en
wring het uit om het teveel aan
olie te elimineren.
HET FILTEREND ELEMENT MOET
GOED DOORDRENKT ZIJN, MAAR
MAG NIET DRUPPELEN.
Cooling fluid level (04_08)
DO NOT USE THE SCOOTER IF THE
COOLANT LEVEL IS BELOW THE MIN-
IMUM MARK.
WHEN CARRYING OUT MAINTE-
NANCE OPERATIONS, IT IS ADVISA-
BLE TO WEAR LATEX GLOVES.
TAKE YOUR SCOOTER TO AN OFFI-
CIAL aprilia DEALER TO HAVE COOL-
ANT CHANGED.
Peil koelvloeistof (04_08)
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET WAN-
NEER DE KOELVLOEISTOF ZICH ON-
DER HET MINIMUM PEIL BEVINDT.
BIJ ONDERHOUDSHANDELINGEN
RAADT MEN AAN OM LATEX HAND-
SCHOENEN TE GEBRUIKEN.
VOOR DE VERVANGING WENDT MEN
ZICH TOT EEN OFFICIËLE aprilia DEA-
LER.
Coolant solution is 50% water and 50%
antifreeze fluid.
De oplossing van de koelvloeistof be-
staat uit 50% water en 50% antivries.
98
4 Maintenance / 4 Onderhoud
This is the ideal mixture for most operat-
ing temperatures and provides good cor-
rosion protection.
This solution is also suited to the warm
season, as it is less prone to evaporative
loss and will reduce the need for top-ups.
Thus, less evaporated water means few-
er mineral salt deposits in the radiators,
which helps preserve the efficiency of the
cooling system.
When the temperature drops below zero
degrees centigrade, check the cooling
system frequently and add more anti-
freeze solution if needed (up to 60%
max.).
Use distilled water in the coolant mixture
to avoid damaging the engine.
DO NOT REMOVE THE EXPANSION
TANK COVER WHEN THE ENGINE IS
HOT AS THE COOLANT IS UNDER
PRESSURE AND AT A HIGH TEMPER-
ATURE.
Dit mengsel is ideaal voor de meeste
werkingstemperaturen, en garandeert
een goede bescherming tegen corrosie.
Het is goed om herzelfde mengsel te ge-
bruiken tijdens het warme seizoen, om-
dat op deze manier verlies door verdam-
ping en het frequent bijvullen wordt
vermeden.
Op deze manier verminderen de bezink-
sels van mineraalzouten, die in de radia-
tor door het verdampte water werden
gelaten, en verandert de efficiëntie van
de koelinstallatie niet.
Wanneer de buitentemperatuur zich on-
der het vriespunt bevindt, moet men het
koelcircuit frequent controleren, en voegt
men indien nodig een hogere concentra-
tie antivries toe (tot een maximum van
60%).
Voor de koeloplossing gebruikt men ge-
destilleerd water, om de motor niet te
beschadigen.
VERWIJDER DE DOP NIET VAN HET
EXPANSIEVAT WANNEER DE MOTOR
WARM STAAT, OMDAT DE KOEL-
VLOEISTOF ONDER DRUK STAAT EN
EEN HOGE TEMPRATUUR HEEFT.
99
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
WAIT FOR THE ENGINE TO COOL
DOWN BEFORE CHECKING OR TOP-
PING-UP THE COOLANT LEVEL.
LET OP
VOER DE HANDELINGEN VAN DE
CONTROLE EN HET BIJVULLEN VAN
DE KOELVLOEISTOF UIT WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT.
Shut off the engine and wait until
it cools off.
CAUTION
PARK THE VEHICLE ON SAFE AND
LEVEL GROUND.
Leg de motor stil en wacht tot hij
afgekoeld is.
LET OP
PLAATS HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND.
04_08
Lift the fuel tank.
Keep the vehicle upright with
both wheels on the ground.
Make sure the coolant level in
the expansion tank is between
the "MIN" and "MAX" reference
marks (see figure).
Otherwise, unscrew and re-
move the filler cap.
Top-up with coolant until the flu-
id level is near the "MAX" level.
Do not exceed said level or the
coolant spills when the engine is
working.
Hef de brandstoftank op.
Hou het voertuig verticaal met
de twee wielen op de grond.
Controleer of het vloeistofpeil in
het expansievat zich tussen de
"MIN" en "MAX" referenties be-
vindt (raadpleeg de figuur).
Zoniet moet de vuldop losge-
draaid en verwijderd worden.
Vul bij met koelvloeistof, tot het
vloeistofpeil ongeveer het
"MAX" peil bereikt. Overschrijdt
dit peil niet, omdat zo de vloei-
stof tijdens de normale werking
van de motor zal uitstromen.
100
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Refit the filler cap.
CAUTION
IN THE EVENT OF EXCESSIVE COOL-
ANT CONSUMPTION, CHECK COOL-
ING SYSTEM FOR LEAKS.
HAVE ANY MALFUNCTION RE-
PAIRED BY AN Official aprilia Dealer.
Plaats de vuldop weer.
LET OP
IN GEVAL VAN EXCESSIEF KOEL-
VLOEISTOFVERBRUIK, CONTRO-
LEERT MEN OF ER GEEN LEKKEN IN
HET CIRCUIT ZIJN.
VOOR DE HERSTELLING MOET MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer
WENDEN.
04_09
04_10
Checking the brake oil level
(04_09, 04_10)
Brake fluid check
Rest the scooter on its stand.
For the front brake, turn the han-
dlebar fully to the right.
For the rear brake, keep the ve-
hicle upright so that the fluid in
the reservoir is at the same level
with the plug.
Check that the fluid level in the
reservoir is above the "
MIN
" reference mark:
MIN = minimum level
MAX = maximum level
If the fluid does not reach at least the
"MIN" reference mark:
Check the brake pads and disc
for wear.
Controle van het oliepeil van
de remmen (04_09, 04_10)
Controle van de remvloeistof
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Voor de voorrem draait men het
stuur volledig naar rechts.
Voor de achterrem houdt men
het voertuig in verticale positie,
zodat de vloeistof in de tank pa-
rallel met de dop is.
Controleer of de vloeistof in de
tank de "MIN" referentie over-
schrijdt:
MIN = minimum peil.
MAX = maximum peil
Wanneer de vloeistof minstens de "MIN"
referentie niet bereikt:
Controleer de slijtage van de
rempastilles en van de schijf.
101
4 Maintenance / 4 Onderhoud
If the pads and/or the disc do not
need replacing, top-up the fluid.
If the pads and/or the disc need
replacing, check the brake fluid
and top-up if necessary.
Wanneer de pastilles en/of de
schijf niet moeten vervangen
worden, voert men het bijvullen
uit.
In geval van vervanging van de
pastilles en/of de schijf, contro-
leert men de remvloeistof en vult
men eventueel bij.
Braking system fluid top up
(04_11, 04_12)
RISK OF BRAKE FLUID SPILLING. DO
NOT OPERATE THE BRAKE LEVER IF
THE BRAKE FLUID RESERVOIR CAP
IS LOOSE OR HAS BEEN REMOVED.
CAUTION
AVOID PROLONGED AIR EXPOSURE
OF THE BRAKE FLUID. BRAKE FLUID
IS HYGROSCOPIC AND ABSORBS
MOISTURE WHEN IN CONTACT WITH
AIR. LEAVE THE BRAKE FLUID RES-
ERVOIR OPEN ONLY FOR THE TIME
NEEDED TO COMPLETE THE TOP-
PING-UP PROCEDURE.
Bijvullen van de remvloeistof
(04_11, 04_12)
GEVAAR OP HET UITSTROMEN VAN
REMVLOEISTOF. ACTIVEER DE REM-
HENDEL NIET, WANNEER DE DOP
VAN DE VLOEISTOFTANK GELOST
OF VERWIJDERD IS.
LET OP
VERMIJDT DAT DE REMVLOEISTOF
LANG WORDT BLOOTGESTELD AAN
DE LUCHT. DE REMVLOEISTOF IS HY-
GROSCOPISCH, EN ABSORBEERT
VOCHTIGHEID WANNEER HET IN
CONTACT KOMT MET DE LUCHT.
LAAT DE TANK VAN DE REMVLOEI-
STOF ENKEL OPEN VOOR DE TIJD
DIE NODIG IS VOOR HET BIJVULLEN.
102
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TO AVOID SPILLING BRAKE FLUID
WHILE TOPPING-UP, KEEP THE FLU-
ID LEVEL IN THE RESERVOIR PAR-
ALLEL TO THE RESERVOIR EDGE (IN
HORIZONTAL POSITION). DO NOT
ADD ADDITIVES OR OTHER SUB-
STANCES TO THE FLUID. IF A FUN-
NEL OR ANY OTHER ELEMENT IS
USED, MAKE SURE THAT IT IS PER-
FECTLY CLEAN.
Recommended products
AGIP BRAKE 4
Brake fluid
As an alternative to the recommended
fluid, other fluids that meet or exceed the
required specifications may be used.
SAE J1703, NHTSA 116 DOT 4, ISO
4925 Synthetic fluid
OM GEEN VLOEISTOF VAN DE REM-
INSTALLATIE TE MORSEN TIJDENS
HET BIJVULLEN, RAADT MEN AAN
OM DE VLOEISTOF IN DE TANK PA-
RALLEL MET DE RAND VAN DE TANK
TE HOUDEN (IN HORIZONTALE POSI-
TIE). VOEG GEEN ADDITIEVEN OF
ANDERE STOFFEN TOE AAN DE
VLOEISTOF. WANNEER MEN EEN
TRECHTER OF IETS ANDERS GE-
BRUIKT, MOET DEZE PERFECT REIN
ZIJN.
Aanbeloven producten
AGIP BRAKE 4
remvloeistof
In plaats van de aanbevolen vloeistof kan
men vloeistoffen gebruiken met confor-
me of hogere prestaties dan de specifie-
ken. Synthetische vloeistof SAE J1703,
NHTSA 116 DOT 4, ISO 4925
103
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_11
FRONT BRAKE FLUID TOP-UP
Unscrew and remove the cap
(1).
Remove the gasket (2).
CAUTION
DO NOT EXCEED THE "MAX" LEVEL
MARK WHEN TOPPING UP.
TOP UP TO "MAX" LEVEL MARK ON-
LY WHEN BRAKE PADS ARE NEW.
BRAKE LEVEL DECREASES GRADU-
ALLY AS BRAKE PADS WEAR DOWN.
WHEN TOPPING-UP, DO NOT EX-
CEED THE "MAX" LEVEL MARK
WHEN BRAKE PADS ARE WORN AS
YOU RISK SPILLING FLUID WHEN
CHANGING THE BRAKE PADS.
IN CASE OF EXCESSIVE TRAVEL OF
THE BRAKE LEVER, EXCESSIVE
ELASTICITY OR AIR BUBBLES IN THE
CIRCUIT, TAKE YOUR SCOOTER TO
AN OFFICIAL aprilia DEALER AS IT
MAY BE NECESSARY TO PURGE AIR
IN THE CIRCUIT.
HET BIJVULLEN VAN VLOEISTOF IN
DE VOORSTE REMINSTALLATIE
Draai de dop (1) los en verwijder
hem.
Verwijder de pakking (2).
LET OP
BIJ HET BIJVULLEN MAG MEN HET
"MAX" PEIL NIET OVERSCHRIJDEN.
MEN MAG ENKEL BIJVULLEN TOT
AAN HET "MAX" PEIL WANNEER ER
NIEUWE PASTILLES AANWEZIG
ZIJN.
HET PEIL VAN DE VLOEISTOF VER-
MINDERT PROGRESSIEF MET DE
SLIJTAGE VAN DE PASTILLES.
MEN RAADT AAN OM NIET BIJ TE
VULLEN TOT AAN HET "MAX" PEIL
WANNEER DE PASTILLES VERSLE-
TEN ZIJN, OMDAT DE VLOEISTOF
ZAL UITSTROMEN WANNEER DE
REMPASTILLES ZULLEN VERVAN-
GEN WORDEN.
IN GEVAL VAN EEN EXCESSIEVE
LOOP EN EEN EXCESSIEVE ELASTI-
CITEIT VAN DE REMHENDEL OF
WANNEER ER LUCHTBELLEN AAN-
WEZIG ZIJN IN HET CIRCUIT, WENDT
MEN ZICH TOT EEN OFFICIËLE aprilia
DEALER, OMDAT HET NODIG KAN
104
4 Maintenance / 4 Onderhoud
ZIJN OM EEN ONTLUCHTING UIT TE
VOEREN VAN DE INSTALLATIE.
04_12
REAR BRAKE FLUID TOP-UP
Keeping the reservoir upright,
unscrew and remove the cap
(4).
Remove the gasket (3).
Keeping the reservoir upright,
and with the aid of a syringe,
top-up the reservoir with brake
fluid up to the correct level, that
is between the two "MIN" and
"MAX" reference marks.
HET BIJVULLEN VAN VLOEISTOF IN
DE ACHTERSTE REMINSTALLATIE
Hou de tank verticaal, en draai
de dop (3) los en verwijder hem.
Verwijder de pakking (4).
Hou de tank verticaal, en ge-
bruik een spuit om remvloeistof
bij te vullen tot het juiste peil
wordt bereikt, dat zich tussen de
twee "MIN" en "MAX" referen-
ties bevindt.
04_13
Battery (04_13, 04_14)
PAY ATTENTION NOT TO TILT THE
VEHICLE EXCESSIVELY TO AVOID
DANGEROUS SPILLS OF BATTERY
FLUID. DO NOT INVERT THE CON-
NECTIONS OF THE BATTERY LEADS.
CONNECT AND DISCONNECT THE
BATTERY WITH THE IGNITION KEY
SET TO KEY OFF.
Accu (04_13, 04_14)
LET OP OM HET VOERTUIG NIET TE
VEEL TE HELLEN, OM GEVAARLIJKE
UITSTROMINGEN VAN VLOEISTOF
UIT DE ACCU TE VERMIJDEN. DRAAI
DE VERBINDINGEN VAN DE KABELS
VAN DE ACCU NOOIT OM.
VERBIND DE ACCU EN KOPPEL ZE
LOS WANNEER DE ONTSTEKINGS-
SCHAKELAAR ZICH IN DE POSITIE
KEY OFF BEVINDT.
105
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CONNECT THE POSITIVE (+) LEAD
FIRST AND THEN THE NEGATIVE (-)
ONE.
DISCONNECT IN THE REVERSE OR-
DER.
VERBIND EERST DE POSITIEVE KA-
BEL (+) EN DAARNA DE NEGATIEVE
(-).
MAAK ZE LOS IN DE OMGEKEERDE
VOLGORDE.
Lift the fuel tank.
Check that the battery leads and
terminals are:
- in good conditions (not corroded or cov-
ered by deposits);
- covered by neutral grease or petroleum
jelly.
If necessary:
Make sure the ignition switch is
set to 'key off'
Disconnect the negative lead (-)
first and then the positive one
(+).
Brush with a metal bristle brush
to eliminate any sign of corro-
sion.
Connect again the positive ter-
minal (+) first and then the neg-
ative one (-).
Cover the terminals and leads
with neutral grease or petroleum
jelly.
Hef de brandstoftank op.
Controleer of de terminals van
de kabels en de klemmen van
de accu:
- zich in goede condities bevinden (en
niet verroest zijn of bedekt zijn met afzet-
tingen);
- bedekt zijn met neutraal vet of vaseline.
Indien nodig:
Controleer of de ontstekings-
schakelar zich in 'key off' be-
vindt.
Maak eerst de negative kabel (-)
en daarna de positieve kabel (+)
los.
Gebruik een metalen borstel om
elke corrosiespoor te verwijde-
ren.
Maak eerst de positieve kabel
(+) en daarna de negatieve ka-
bel (-) weer vast.
Bedek de terminals en de klem-
men met neutraal vet of vaseli-
ne.
106
4 Maintenance / 4 Onderhoud
REMOVING THE BATTERY RESETS
THE DIGITAL CLOCK FUNCTION.
WANNEER DE ACCU WORDT VER-
WIJDERD, WORDT DE FUNCTIE VAN
DE DIGITALE KLOK OP NUL GE-
STELD.
04_14
Make sure the ignition switch is
set to 'key off'.
Lift the fuel tank.
Disconnect the negative lead (-)
first and then the positive one
(+).
Remove the battery breather
pipe (1).
Unscrew and remove the screw
(2).
Move the coolant expansion
tank (3).
Remove the battery from its
housing and keep it on a flat sur-
face, in a cool and dry place.
CAUTION
ONCE REMOVED THE BATTERY
MUST BE PUT AWAY IN A SAFE
PLACE AND OUT OF THE REACH OF
CHILDREN.
Controler of de ontstekings-
schakelaar zich in 'key off' be-
vindt.
Hef de brandstoftank op.
Maak eerst de negatieve (-) en
daarna de positieve kabel (+)
los.
Verwijder het ontluchtingsbuisje
van de accu (1).
Draai de bout (2) los en verwij-
der ze.
Verplaats het expansievat met
koelvloeistof (3).
Verwijder de accu uit haar
plaats, en plaats ze op een vlak-
ke ondergrond in een droge en
koele plaats.
LET OP
DE VERWIJDERDE ACCU MOET
WORDEN OPGEBORGEN OP EEN
VEILGE PLAATS EN UIT DE BUURT
VAN KINDEREN.
107
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Use of a new battery (04_15)
Make sure the ignition switch is
set to 'key off'.
Lift the fuel tank.
Place the battery in its housing.
Connect the battery breather
pipe (1).
CAUTION
ALWAYS CONNECT THE BATTERY
BREATHER SO THAT SULPHURIC
ACID STEAM FROM THE BREATHER
DOES NOT CORRODE THE ELECTRI-
CAL SYSTEM, PAINTED PARTS, RUB-
BER COMPONENTS OR GASKETS.
Inwerkingstelling van een
nieuwe accu (04_15)
Controleer of de ontstekings-
schakelaar zich in 'key off' be-
vindt.
Hef de brandstoftank op.
Plaats de accu op haar plaats.
Verbindt het ontluchtingsbuisje
(1) aan de accu.
LET OP
VERBINDT STEEDS DE ONTLUCH-
TING VAN DE ACCU, OM TE VERMIJ-
DEN DAT DE ZWAVELZUURDAMPEN
DIE UIT DE ONTLUCHTING KOMEN
DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE, DE
GELAKTE DELEN, DE RUBBEREN
DETAILS OF DE PAKKINGEN KUN-
NEN AANTASTEN.
04_15
Connect the positive lead (+)
first and then the negative one
(-).
Cover the terminals and leads
with neutral grease or petroleum
jelly.
Fit the coolant expansion reser-
voir (2) correctly.
Screw and tighten the screw (3).
Lower and lock the fuel tank.
Verbindt eerst de positieve (+)
en daarna de negatieve kabel
(-).
Bedek de terminals en de klem-
men met neutraal vet of vaseli-
ne.
Plaats het expansievat met
koelvloeistof (2) correct.
Draai de bout (3) vast en sluit ze.
Breng de brandstoftank omlaag
en blokkeer ze.
108
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Checking the electrolyte level
(04_16)
To check electrolyte level:
Lift the fuel tank.
Keep the vehicle upright with
both wheels on the ground.
Check that the coolant level is
between the two MIN' and
'MAX' notches stamped on the
battery side.
Otherwise:
Remove the battery.
Remove the cells caps.
CAUTION
USE ONLY DISTILLED WATER TO
TOP-UP ELECTROLYTE FLUID. DO
NOT EXCEED THE «MAX» MARK
SINCE THE LEVEL INCREASES DUR-
ING RECHARGE.
Controle van het elektrolytpeil
(04_16)
Voor de controle van het peil handelt men
als volgt:
Hef de brandstoftank op.
Hou het voertuig verticaal en
met de twee wielen op de grond.
Controleer of het vloeistofpeil
zich tusen de twee 'MIN' en
'MAX' strepen bevindt, die op de
zijkant van de accu gedrukt zijn.
Anders handelt men als volgt:
Verwijder de accu.
Verwijder de doppen van de ele-
menten.
LET OP
VOOR HET BIJVULLEN VAN DE ELEK-
TROLYTVLOEISTOF, GEBRUIKT MEN
ENKEL GEDISTILLEERD WATER.
OVERSCHRIJD NOOIT DE «MAX» RE-
FERENTIE, OMDAT HET PEIL TIJ-
DENS HET LADEN STIJGT.
109
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_16
Restore the electrolyte level by
adding distilled water.
Herstel het vloeistofpeil door ge-
destilleerd water toe te voegen.
Charging the battery
Remove the battery.
Remove the cell caps.
Check the battery electrolyte
level.
Connect the battery to a battery
charger.
Recharge the battery with a cur-
rent rating of 1/10 of the battery
capacity.
Once the recharge is comple-
ted, check the electrolyte level
again and top-up with distilled
water if required.
Refit the cell caps.
CAUTION
REFIT THE BATTERY ONLY 5-10 MI-
NUTES AFTER DISCONNECTING THE
CHARGER AS THE BATTERY KEEPS
PRODUCING GAS FOR A SHORT
TIME.
Opladen van de accu
Verwijder de accu.
Verwijder de doppen van de ele-
menten.
Controleer het elektrolytpeil van
de accu.
Verbind de accu aan een accu-
lader.
Er wordt aangeraden om op te
laden aan een elektrische
stroomsterkte die 1/10 bedraagt
van de capaciteit van de accu
zelf.
Na het laden controleert men
het elektrolytpeil weer, en vult
men eventueel gedistilleerd wa-
ter bij.
Plaats de doppen weer op de
elementen.
LET OP
HERMONTEER DE ACCU ENKEL NA 5-
10 MINUTEN NA HET UITSCHAKELEN
VAN DE LAADAPPARATUUR, OMDAT
110
4 Maintenance / 4 Onderhoud
DE ACCU EEN KORTE PERIODE GAS
BLIJFT PRODUCEREN.
Long periods of inactivity
IF THE VEHICLE IS INACTIVE FOR
MORE THAN 20 DAYS, DISCONNECT
THE 20A FUSE SO THAT THE BAT-
TERY DOES NOT DETERIORATE AS
THE MULTIFUNCTION COMPUTER
CONSUMES CURRENT.
REMOVING THE 20A FUSE RESETS:
THE DIGITAL CLOCK.
Länger stillegen
WANNEER HET VOERTUIG LANGER
DAN 20 DAGEN INACTIEF BLIJFT,
MAAKT MEN DE ZEKERING VAN 20A
LOS, OM HET VERVAL VAN DE ACCU
TE VERMIJDEN ALS GEVOLG VAN
STROOMVERBRUIK DOOR DE MUL-
TIFUNCTIONELE COMPUTER.
WANNEER MEN DE ZEKERING VAN
20A VERWIJDERT, WORDT DE VOL-
GENDE FUNCTIE OP NUL GESTELD:
DIGITALE KLOK.
If the vehicle is not used for more than
fifteen days, it is necessary to recharge
the battery to avoid sulphation:
Remove the battery and put it
away in a cool and dry place.
In winter or when the vehicle remains
stopped, check the charge frequently
(about once a month) to avoid deteriora-
tion.
Fully recharge with a standard
charge.
Wanneer het voertuig langer dan vijftien
dagen inactief blijft, moet men de accu
opladen om sulfatering te vermijden:
Verwijder de accu en plaats ze
op een frisse en droge plaats.
Tijdens de winter of wanneer het voertuig
stilstaat, controleert men periodiek de la-
ding (ongeveer eens per maand) om het
verval ervan te vermijden.
Laad ze volledig op door gebruik
te maken van een normale la-
ding.
111
4 Maintenance / 4 Onderhoud
If the battery is still on the vehicle, dis-
connect the cables from the terminals.
Wanneer de accu op het voertuig blijft,
maakt men de kabels los van de klem-
men.
Fuses (04_17, 04_18, 04_19)
CAUTION
NEVER ATTEMPT TO REPAIR FAUL-
TY FUSES.
NEVER USE FUSES OTHER THAN
THE ONES SPECIFIED.
A SHORT CIRCUIT MAY DAMAGE THE
ELECTRICAL SYSTEM OR EVEN
CAUSE A FIRE.
CAUTION
A FUSE THAT BLOWS FREQUENTLY
MAY INDICATE A SHORT CIRCUIT OR
OVERLOAD. IF THIS OCCURS, CON-
SULT AN Aprilia Official Dealer.
Zekeringen (04_17, 04_18,
04_19)
LET OP
HERSTEL GEEN DEFECTE ZEKERIN-
GEN.
GEBRUIK NOOIT ANDERE ZEKERIN-
GEN DAN DE GESPECIFICEERDE.
MEN ZOU SCHADE KUNNEN VER-
OORZAKEN AAN HET ELEKTRISCH
SYSTEEM, OF ZELFS BRAND IN GE-
VAL VAN KORSTSLUITING.
LET OP
WANNEER EEN ZEKERING FRE-
QUENT WORDT BESCHADIGD, IS ER
WAARSCHIJNLIJK EEN KORTSLUI-
TING OF EEN OVERBELASTING. IN
DIT GEVAL RAADPLEEGT MEN EEN
Officiële aprilia Dealer.
112
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_17
Checking the fuses is necessary when-
ever an electrical component fails to op-
erate or is malfunctioning or when the
engine does not start.
Set the ignition switch to 'key off' to avoid
an accidental short circuit.
Lift the fuel tank.
Wanneer men het niet of onregelmatig
werken van een elektrisch onderdeel of
het niet starten van de motor opmerkt,
moet men de zekeringen controleren.
Plaats de ontstekingsschakelaar op 'off'
om een toevallige kortsluiting te vermij-
den.
Hef de brandstoftank op.
04_18
Extract one fuse at a time and
check whether the filament is
broken.
Before replacing the fuse, find
and solve, if possible, the rea-
son that caused the problem.
If a fuse is damaged, replace it
with another of similar current
rating.
NOTE
IF ONE OF THE SPARE FUSES IS
USED, SUPPLY ANOTHER OF EQUAL
RATING TO THE CORRESPONDING
FITTING.
Verwijder één zekering per keer
en controleer of de draad onder-
broken is.
Vooraleer men de zekering ver-
vangt, zoekt men indien moge-
lijk de oorzaak die het probleem
heeft veroorzaakt.
Vervang de zekering, indien be-
schadigd, met een andere met
hetzelfde ampèregehalte.
N.B.
WANNEER MEN EEN RESERVEZEKE-
RING GEBRUIKT, PLAATST MEN EEN
GELIJKE IN DE SPECIALE ZITTING.
113
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_19
1) 20A fuse
From battery to ignition switch, voltage
regulator, clock.
2) 15A fuse
From ignition switch to all the light loads
and the horn, FP (FULL POWER) sole-
noids, RAVE FP (FULL POWER) motor.
3) 7.5A fuse
From ignition switch to the start-up, start-
up safety switch.
1) Zekering van 20A
Vanaf de accu naar de ontstekingsscha-
kelaar, de spanningsregelaar, de klok.
2) Zekering van 15A
Vanaf de ontstekingsschakelaar naar alle
ladingen van de lichten en de akoesti-
sche melder, de solenoïden FP (FULL
POWER), het motortje RAVE FP (FULL
POWER).
3) Zekering van 7,5A
Vanaf de ontstekingsschakelaar naar de
ontsteking, en de startveiligheid.
04_20
Lamps (04_20, 04_21, 04_22,
04_23)
CAUTION
BEFORE REPLACING A BULB,
TURNTHE IGNITION SWITCH
TO"OFF". TO REPLACE THE BULB,
WEAR CLEAN GLOVES OR USE A
CLEAN DRY CLOTH. DO NOT LEAVE
PRINTS ON THE BULB AS THIS MAY
CAUSE IT TO OVERHEAT AND THEN
BLOW OUT. IF YOU TOUCH THE
BULB WITHOUT WEARING GLOVES,
CLEAN OFF PRINTS WITH ALCOHOL
TO AVOID DAMAGING THE BULB.DO
NOT FORCE ELECTRICAL CABLES.
Lampjes (04_20, 04_21, 04_22,
04_23)
LET OP
VOORALEER MEN EEN LAMPJE VER-
VANGT, MOET MEN DE ONTSTE-
KINGSSCHAKELAAR IN POSITIE
"OFF" DRAAIEN. WANNEER MEN HET
LAMPJE VERVANGT MOET MEN
REINE HANDSCHOENEN DRAGEN OF
EEN REINE EN DROGE DOEK GE-
BRUIKEN. LAAT GEEN AFDRUKKEN
ACHTER OP HET LAMPJE, OMDAT
DIT OVERVERHITTING KAN VEROOR-
ZAKEN, EN HET DUS KAN STUK-
GAAN. WANNEER MEN HET LAMPJE
MET DE BLOTE HANDEN AANRAAKT,
MOETEN EVENTUELE AFDRUKKEN
114
4 Maintenance / 4 Onderhoud
GEREINIGD WORDEN MET ALCO-
HOLOM BESCHADIGINGEN TE VER-
MIJDEN. FORCEER DE ELEKTRI-
SCHE KABELS NIET.
04_21
Place the vehicle on the stand.
NOTE
BEFORE REPLACING A BULB
CHECK THE FUSES
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
N.B.
VOORALEER MEN EEN LAMPJE VER-
VANGT, CONTROLEERT MEN DE ZE-
KERINGEN.
In the front headlight there are:
A low-beam light bulb (1) (right
side).
Two tail light bulbs (2) (right and
left sides).
A high-beam light bulb (3) (left
side).
Op het achterlicht vindt men:
Eén lampje van het dimlicht (1)
(rechts).
Twee lampjes van de positie-
lichten (2) (rechts en links).
Eén lampje van het groot licht
(3) (links).
115
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_22
When replacing:
TAIL LIGHT BULB
CAUTION
DO NOT PULL THE ELECTRICAL CA-
BLES WHEN TAKING OUT THE BULB
HOLDER.
Voor de vervanging:
LAMPJE VAN HET POSITIELICHT
LET OP
TREK NIET AAN DE ELEKTRISCHE
KABELS OM DE LAMPENHOUDER TE
VERWIJDEREN.
Working from the rear right or
left side of the windshield, de-
pending on the location of the
bulb to be replaced, hold the
bulb holder (4), pull it and detach
it from its fitting.
Slide off the tail light bulb (5) and
replace it with another one of the
same type.
Door achteraan rechts of links
van het kapje te handelen, af-
hankelijk van het lampje dat
moet vervangen worden, grijpt
men de lamphouder vast (4),
trekt men er aan en verwijdert
men hem uit de zit.
Verwijder het positielampje (5)
en vervang het met een ander
van hetzelfde type.
04_23
HIGH-/ LOW-BEAM LIGHT BULB
Working from the rear right or
left side of the windshield, de-
pending the location of the bulb
to be replaced, disconnect the
electrical connector (6).
Turn the bulb ring nut anticlock-
wise and take out the bulb body
(7).
Replace with a new identical
bulb.
LAMPJE VAN HET GROOT LICHT/DIM-
LICHT
Door rechts of links achteraan
het kapje te handelen, afhanke-
lijk van het lampje dat moet ver-
vangen worden, maakt men de
elektrische connector los (6).
Draai de stopmoer in tegenwij-
zerszin, en verwijder de lamp-
romp (7).
Vervang met een nieuw en iden-
tiek lampje.
116
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Refit the bulb to its fitting and
turn it clockwise until it is tight.
Fit the connector (6) adequately.
Hermonteer de lampromp in de
speciale zit en draai hem in wij-
zerszin tot hij blokkeert.
Plaats de connector (6) correct.
04_24
04_25
Headlight adjustment (04_24,
04_25)
In compliance with local legal require-
ments, specific procedures must be fol-
lowed when checking light beam adjust-
ment.
For a quick check of the correct direction
of the front light beams, place the scooter
ten metres (32.80 ft) from a vertical wall
and make sure the ground is level.
Turn on the low-beam light, sit on the
scooter and check that the light beam
projected to the wall is a little below the
headlight horizontal straight line (about
9/10 of the total height).
To adjust the light beam:
Working from the central bottom
side of the windshield, operate
the specific bolt with the 8-mm
single open ended spanner.
TIGHTEN the screw (clockwise) to raise
the light beam.
UNDO the screw (anticlockwise) to lower
the light beam.
Afstellen van de koplamp
(04_24, 04_25)
Op basis van wat wordt bepaald door de
van kracht zijnde wetgeving in het land
waar het voertuig wordt gebruikt, moeten
er specifieke procedures gevolgd worden
voor de regeling van de lichtbundel.
Voor een snelle controle van de correcte
richting van de lichtbundel vooraan,
plaats men het voertuig op tien meter
(32.80 ft) afstand van een verticale wand,
en controleert men of het terrein vlak is.
Ontsteek het dimlicht, ga op het voertuig
zitten en controleer of de lichtbundel die
op de wand wordt geprojecteerd zich iets
onder de horizontale lijn van de koplamp
bevindt (ongeveer 9/10 van de totale
hoogte).
Voor het regelen van de lichtbundel:
Door te handelen vanaf de on-
derkant, centraal het kapje, ge-
bruikt men een vorksleutel van 8
op de speciale bout.
Door haar VAST TE DRAAIEN (in wij-
zerszin) wordt de lichtbundel verhoogd.
117
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Door haar LOS TE DRAAIEN (in tegen-
wijzerszin) wordt de lichtbundel verlaagd.
04_26
Rear optical unit (04_26,
04_27, 04_28)
NOTE
BEFORE REPLACING A BULB,
CHECK THE FUSES AND THE STOP
LIGHT EFFICIENCY.
Lampenset achter (04_26,
04_27, 04_28)
N.B.
VOORALEER MEN EEN LAMPJE VER-
VANGT, MOET MEN DE ZEKERINGEN
EN DE EFFICIËNTIE VAN DE SCHA-
KELAARS VAN DE STOPLICHTEN
CONTROLEREN.
04_27
Rest the scooter on its stand.
Remove the rider saddle.
Remove the bulkhead that gives
access to the toolkit.
Unscrew and remove the two
screws.
Remove the passenger saddle
sliding it off under the passenger
seat holding strap.
UPON REFITTING, INSERT THE PAS-
SENGER SADDLE TABS INTO THEIR
SLOTS.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Verwijder het zadel van de be-
stuurder.
Verwijder de wand zodat de ge-
reedschapskit kan bereikt wor-
den.
Draai de twee bouten los en ver-
wijder ze.
Verwijder het zadeltje van de
passagier, en verwijder de riem
van de passagier langs onder.
BIJ DE HERMONTAGE PLAATST MEN
DE LIPJES VAN HET ZADELTJE VAN
118
4 Maintenance / 4 Onderhoud
DE PASSAGIER IN DE SPECIALE ZIT-
TEN
Turn the bulb holder anticlock-
wise and remove it from its fit-
ting.
Press the bulb slightly and turn
it anticlockwise.
Take the bulb out of its fitting.
INSERT THE BULB IN THE BULB
HOLDER SO THAT THE TWO BULB
PINS COINCIDE WITH THEIR GUIDES
ON THE BULB HOLDER.
Draai de lamphouder in tegen-
wijzerszin en verwijder hem uit
de zit.
Druk gematigd op het lampje en
draai het in tegenwijzerszin.
Verwijder het lampje uit de zit.
PLAATS HET LAMPJE IN DE LAMPEN-
HOUDER, DOOR DE TWEE PINNE-
TJES TE DOEN OVEREENKOMEN
MET DE RESPECTIEVELIJKE GELEI-
DERS OP DE LAMPENHOUDER.
04_28
Fit a bulb of the same type cor-
rectly.
Refit the bulb holder in its fitting
and turn it clockwise until it is
locked.
Installeer correct een lampje
van hetzelfde type.
Hermonteer de lamphouder in
de speciale zit en draai hem in
wijzerszin tot hij blokkeert.
119
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_29
Idle adjustment (04_29)
Adjust idle speed whenever it is not reg-
ular. To carry out this operation:
Ride your scooter for some kilo-
metres until the regular operat-
ing temperature is reached.
Shift the gear lever to neutral
(green warning light lit).
Check the engine revs at idle
speed on the rpm indicator.
The engine idle rpm must be about 1250
± 100 rpm.
If necessary:
Rest the scooter on its stand.
Operate the knob.
TURN IT CLOCKWISE to increase revs.
TURN IT ANTICLOCKWISE to reduce
revs.
Accelerate and decelerate
some times with the throttle grip
to check its correct functioning
and that the idle speed is stable.
Afstellen van het stationair
toerental (04_29)
Voer de regeling van het minimum toe-
rental uit, elke keer dit onregelmatig blijkt.
Voor het uitvoeren van deze handeling
handelt men als volgt:
Rij enkele kilometers tot de tem-
peratuur van de normale werk-
ing wordt bereikt.
Plaats de versnellingshendel in
vrij (groene controlelamp aan).
Controleer op de toerenteller het
minimum rotatieregime van de
motor.
Het minimum rotatieregime van de motor
moet ongeveer 1250 ± 100 toeren/min
(rpm) bedragen.
Indien nodig:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Handel op de knop.
DOOR IN WIJZERSZIN TE DRAAIEN,
verhoogt het toerental.
DOOR IN TEGENWIJZERSZIN TE
DRAAIEN, verlaagt het toerental.
Door te handelen op het gas-
handvat, versnelt en vertraagt
men enkele keren om de correc-
te werking te controleren, en om
te controleren of het minimum
toerental stabiel blijft.
120
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Front and rear disc brake
(04_30, 04_31, 04_32)
NOTE
THE FOLLOWING INFORMATION RE-
FERS TO ONE BRAKING CIRCUIT BUT
APPLIES TO BOTH.
Schijfrem voor en achter
(04_30, 04_31, 04_32)
N.B.
DE VOLGENDE INFORMATIE BE-
TREFT ÉÉN REMINSTALLATIE, MAAR
IS GELDIG VOOR BEIDE.
Disc brake pad wear depends on the use,
the riding style and the roads.
CAUTION
CHECK BRAKE PADS FOR WEAR
MAINLY BEFORE EACH RIDE.
De slijtage van de pastilles van de rem-
schijf hangt af van het gebruik, van het
rijgedrag en van het wegtype.
LET OP
CONTROLEER DE SLIJTAGE VAN DE
REMPASTILLES VOORAL VÓÓR
ELKE REIS.
04_30
To carry out a quick pad wear check:
Place the scooter on its stand.
Carry out a visual inspection of
the area between the brake cal-
liper and the pads as follows:
- from the top rear side to check the front
brake calliper (1);
- from the top to check the rear brake cal-
liper (2).
Voor het uitvoeren van een snelle con-
trole van de slijtage van de pastilles:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Voer een visieve controle uit
tussen de remtang en de pastil-
les, door te handelen op de vol-
gende wijze:
- van boven achteraan voor de voorste
remtang (1);
- van boven voor de achterste remtang
(2).
121
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_31
NOTE
EXCESSIVE WEAR OF THE FRICTION
MATERIAL MAKES THE PAD METAL
SUPPORT GET INTO CONTACT WITH
THE DISC, WHICH RESULTS IN A
METALLIC NOISE AND SPARKS IN
THE CALLIPER; THEREFORE, BRAK-
ING EFFICIENCY AND DISC SAFETY
AND INTEGRITY ARE AT RISK.
N.B.
EEN VERDER VERBRUIK VAN HET
WRIJVINGSMATERIAAL KAN HET
CONTACT VEROORZAKEN MET DE
METALEN STEUN VAN DE PASTIL-
LES MET DE SCHIJF, MET ALS GE-
VOLG LAWAAI VAN METAAL EN DE
TANG DIE VONKEN MAAKT; DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
MEN, DE VEILIGHEID EN DE INTEGRI-
TEIT VAN DE SCHIJF WORDEN OP
DEZE MANIER GESCHAAD.
04_32
Replace both brake pads when
the friction material (even if it is
just one brake pad) is worn to
about 1.5 mm (0.60 in).
- Front pad (3).
- Rear pad (4).
CAUTION
CONTACT AN Official aprilia Dealer
FOR REPLACEMENT.
Wanneer de dikte van het wrij-
vingsmateriaal (ook van slechts
één pastille) verminderd is tot
ongeveer 1,5 mm (0.60 in),
moet men beide pastilles ver-
vangen.
- Voorste pastille (3).
- Achterste pastille (4).
LET OP
VOOR DE VERVANGING WENDT MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
122
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Front and rear disc brake
(04_32)
BRAKES ARE THE MOST IMPORTANT
COMPONENTS TO ENSURE SAFETY
AND THEREFORE THEY HAVE TO BE
ALWAYS IN PERFECT CONDITIONS;
CHECK THE BRAKES BEFORE EACH
RIDE.
Schijfrem voor en achter
(04_32)
DE REMMEN ZIJN DE ONDERDELEN
DIE HET MEEST DE VEILIGHEID GA-
RANDEREN, EN MOETEN DUS
STEEDS PERFECT EFFICIËNT WOR-
DEN GEHOUDEN; CONTROLEER ZE
VÓÓR ELKE REIS.
This scooter is equipped with hydraulic
front and rear disc brakes.
When the friction pads wear out, the fluid
level goes down to automatically com-
pensate for that wear.
The front brake fluid reservoir is placed
on the right half-handlebar, near the front
brake lever connection.
The rear brake fluid reservoir is under the
upper fairing, on the scooter right hand
side.
Frequently check the brake fluid level in
the reservoir.
Dit voertuig is uitgerust met hydraulische
schijfremmen vooraan en achteraan.
Met het verbruik van de wrijvingspastilles
vermindert het peil van de vloeistof, om
automatisch de slijtage te compenseren.
De vloeistoftank van de voorrem bevindt
zich op de rechter helft van het stuur, na-
bij de koppeling van de hendel van de
voorrem.
De vloeistoftank van de achterrem be-
vindt zich onder de bovenbekleding,
rechts van het voertuig.
Controleer regelmatig het peil van de
remvloeistof in de tanks.
123
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Periods of inactivity (04_33,
04_34)
IF THE VEHICLE IS INACTIVE FOR
MORE THAN 20 DAYS, DISCONNECT
THE 20A FUSE SO THAT THE BAT-
TERY DOES NOT DETERIORATE AS
THE MULTIFUNCTION COMPUTER
CONSUMES CURRENT.
REMOVING THE 20A FUSE RESETS:
THE CLOCK AND THE OVERREVVING
SETTING.
Stilstand van het voertuig
(04_33, 04_34)
WANNEER HET VOERTUIG LANGER
DAN 20 DAGEN INACTIEF BLIJFT,
MAAKT MEN DE ZEKERING VAN 20A
LOS, OM HET VERVAL VAN DE ACCU
TE VERMIJDEN ALS GEVOLG VAN
STROOMVERBRUIK DOOR DE MUL-
TIFUNCTIONELE COMPUTER.
WANNEER MEN DE ZEKERING VAN
20A VERWIJDERT, WORDEN DE VOL-
GENDE FUNCTIES OP NUL GESTELD:
KLOK EN INSTELLING VAN DE TOE-
RENLIMIET.
04_33
Take some measures to avoid the side
effects of not using the vehicle.
Besides, it is necessary to carry out gen-
eral repairs and checks before garaging
the vehicle as one can forget to do so af-
terwards.
Proceed as follows:
Remove the spark plug and
pour a spoonful of two-stroke
engine oil (5 - 10 cm³/ 0.30 - 0.61
cu. in) in the cylinder.
Set the ignition switch to "key on" and
press the engine starter button for some
seconds to distribute the oil evenly on the
cylinder surfaces.
Men moet enkele voorzorgsmaatregelen
treffen om de effecten van het niet ge-
bruiken van het voertuig tegen te gaan.
Bovendien moet men de herstellingen en
de algemene controle vóór het opbergen
uitvoeren, anders kan men vergeten om
dit vervolgens uit te voeren.
Handel als volgt:
Verwijder de bougie en giet in de
cilinder een lepeltje (5 - 10 cc /
0.30 - 0.61cu in) olie voor 2takt
motoren.
Plaats de ontstekingsschakelaar op 'key
on' en druk enkele seconden lang op de
startknop van de motor, om de olie uni-
124
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_34
Refit the spark plug
Remove the battery.
Wash and dry the vehicle.
Polish painted surfaces.
Inflate tyres.
Place a suitable support under
the vehicle to keep both wheels
off the ground.
Store the vehicle in cool, dry
place, with minimum tempera-
ture variations and not exposed
to sun rays.
Cover the vehicle but do not use
plastic or waterproof materials.
form over de oppervlakken van de cilin-
der te verdelen.
Hermonteer de bougie
Verwijder de accu.
Was en droog het voertuig.
Breng was aan op de gelakte
oppervlakken.
Blaas de banden op.
Plaats het voertuig zodanig dat
beide banden van de grond zijn,
maak gebruik van een daarvoor
bestemde steun.
Plaats het voertuig in een niet
verwarmd lokaal, zonder voch-
tigheid, beschermd tegen zon-
nestralen, en waar temperatuur-
verschillen miniem zijn.
Bedek het voertuig, maar niet
met plastic of ondoordringbaar
materiaal.
Cleaning the vehicle (04_35,
04_36)
Clean the motorcycle frequently if ex-
posed to adverse conditions, such as:
Air pollution (cities and industrial
areas).
Salinity and humidity in the at-
mosphere (seashore areas, hot
and wet weather).
Special environmental/season-
al conditions (use of salt, anti-
icing chemical products on the
roads in winter).
Reinigen van het voertuig
(04_35, 04_36)
Reinig het voertuig regelmatig wan-
neer het wordt gebruikt in de volgende
zones of condities:
Atmosferische vervuiling (stad
en industriële zones).
Zoutgehalte en vochtigheid uit
de atmosfeer (zeegebieden,
warm en vochtig klimaat).
Speciale milieu/seizoenscondi-
ties (het gebruik van zout, che-
125
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Always clean off any smog and
pollution residue, tar stains, in-
sects, bird droppings, etc. from
the bodywork.
Avoid parking the vehicle under
trees. During some seasons,
resins, fruits or leaves contain-
ing aggressive chemical sub-
stances that may damage the
paintwork may fall from trees.
CAUTION
BEFORE WASHING THE VEHICLE,
COVER THE ENGINE AIR INTAKES
AND THE EXHAUST PIPES.
CAUTION
AFTER CLEANING YOUR MOTORCY-
CLE, BRAKING EFFICIENCY MAY BE
TEMPORARILY AFFECTED DUE TO
THE PRESENCE OF WATER ON THE
FRICTION SURFACES OF THE BRAK-
ING CIRCUIT. CALCULATE A LON-
GER BRAKING DISTANCE IN ORDER
TO AVOID ACCIDENTS. BRAKE RE-
PEATEDLY TO RESTORE NORMAL
OPERATION. CARRY OUT THE PRE-
LIMINARY CHECKS.
mische anti-ijsproducten op we-
gen in de winterperiode).
Vermijd vooral dat er op de car-
rosserie afzettingen achterblij-
ven, resten van industriële en
vervuilende stoffen, teervlek-
ken, dode insecten, uitwerpse-
len van vogels, enz.
Parkeer het voertuig niet onder
bomen. In sommige seizoenen
kan er uit de bomen hars, fruit of
bladeren vallen die chemische
stoffen bevatten die schadelijk
zijn voor de lak.
LET OP
VOORALEER MEN HET VOERTUIG
WAST, DICHT MEN DE INLATEN VAN
DE AANZUIGLUCHT VAN DE MOTOR
EN DE UITLAATOPENINGEN VAN DE
UITLAAT.
LET OP
NADAT MEN HET VOERTUIG HEEFT
GEWASSEN, KAN DE REMDOEL-
TREFFENDHEID TIJDELIJK MINDER
ZIJN DOOR DE AANWEZIGHEID VAN
WATER OP DE WRIJVINGSOPPER-
VLAKKEN VAN DE REMINSTALLATIE.
VOORZIE EEN LANGE REMAFSTAND
OM ONGELUKKEN TE VERMIJDEN.
126
4 Maintenance / 4 Onderhoud
ACTIVEER HERHAALDELIJK DE
REMMEN, OM DE NORMALE REM-
CONDITIES TE HERSTELLEN. VOER
DE VOORBEREIDENDE CONTROLES
UIT.
04_35
04_36
To clean off dirt and mud deposited from
painted surfaces, soften caked dirt with a
low-pressure water jet. Sponge off using
a car body sponge soaked in a car body
shampoo and water solution (2 - 4% parts
of shampoo in water). Then rinse with
plenty of water, and dry with a chamois
leather. To clean the engine outer parts,
use degreasing detergent, brushes and
old cloths. Anodised or painted alumini-
um parts such as forks, wheel rims,
frame, footrests etc. should be washed
using water and mild soap. Using aggres-
sive detergents may damage the surface
treatment of these components.
TO CLEAN THE HEADLIGHTS USE A
SPONGE SOAKED IN WATER AND
MILD DETERGENT, RUBBING THE
SURFACE GENTLY AND RINSING
FREQUENTLY WITH PLENTY OF WA-
TER. REMEMBER TO CLEAN THE VE-
HICLE CAREFULLY BEFORE APPLY-
ING SILICON WAX POLISH. DO NOT
POLISH MATT-PAINTED SURFACES
WITH POLISHING PASTE. THE VEHI-
CLE SHOULD NEVER BE WASHED IN
Om het vuil en de modder te verwijderen
die zich hebben afgezet op de gelakte
oppervlakken, moet men een waterstraal
onder lage druk gebruiken, de vuile delen
zorgvuldig nat maken, en de modder en
het vuil verwijderen met een zachte
spons voor carrosseries die doordrenkt is
in veel water en shampoo (2 ÷ 4% delen
shampoo in water). Spoel vervolgens
overvloedig met water en droog af met
een zeemvel. Om de externe delen van
de motor te reinigen, gebruikt men een
ontvettend reinigingsmiddel, kwasten en
doeken. De delen in elektrolytisch geoxi-
deerd of gelakt aluminium, zoals de vor-
ken, de velgen, het frame, de voeten-
steunen enz., moeten gewassen worden
met neutrale zeep en water. Het gebruik
van te agressieve reinigingsmiddelen
kan de oppervlaktebehandeling van deze
onderdelen aantasten.
VOOR DE REINIGING VAN DE LICH-
TEN GEBRUIKT MEN EEN SPONS DIE
WERD ONDERGEDOMPELD IN WA-
TER EN EEN NEUTRAAL REINIGINGS-
MIDDEL, WRIJFT MEN ZACHTJES OP
127
4 Maintenance / 4 Onderhoud
DIRECT SUNLIGHT, ESPECIALLY
DURING SUMMER, OR WITH THE
BODYWORK STILL HOT AS THE CAR
SHAMPOO CAN DAMAGE THE PAINT-
WORK IF IT DRIES BEFORE BEING
RINSED OFF.
CAUTION
DO NOT USE WATER (OR LIQUIDS)
AT TEMPERATURES OVER 40°C (104°
F) WHEN CLEANING THE VEHICLE
PLASTIC PARTS. DO NOT AIM HIGH
PRESSURE AIR/WATER JETS OR
STEAM JETS DIRECTLY TO THE FOL-
LOWING PARTS: WHEEL HUBS, CON-
TROLS ON THE RIGHT AND LEFT
SIDE OF THE HANDLEBAR, BEAR-
INGS, BRAKE PUMPS, INSTRUMENTS
AND GAUGES, EXHAUST SILENCER,
IGNITION SWITCH/STEERING LOCK.
DO NOT USE ALCOHOL OR SOL-
VENTS TO CLEAN ANY RUBBER OR
PLASTIC SADDLE COMPONENTS:
USE WATER AND MILD SOAP.
CAUTION
DO NOT USE SOLVENTS OR PETROL
BY-PRODUCTS (ACETONE, TRI-
CHLOROETHYLENE, TURPENTINE,
PETROL, THINNERS) TO CLEAN THE
SADDLE. USE INSTEAD DETER-
GENTS WITH SURFACE ACTIVE
AGENTS NOT EXCEEDING 5% (NEU-
DE OPPERVLAKKEN EN SPOELT
MEN FREQUENT MET VEEL WATER.
MEN HERINNERT DAT HET OPPOET-
SEN MET SILICONENWAS UITGE-
VOERD MOET WORDEN NADAT MEN
HET VOERTUIG ZORGVULDIG HEEFT
GEWASSEN. POETS MATTE LAKKEN
NIET OP MET SCHURENDE PASTA'S.
HET WASSEN MAG NOOIT WORDEN
UITGEVOERD IN DE ZON, VOORAL
NIET IN DE ZOMER WANNEER DE
CARROSSERIE NOG WARM IS, OM-
DAT DE SHAMPOO DIE VÓÓR HET
SPOELEN OPDROOGT DE LAK KAN
BESCHADIGEN.
LET OP
GEBRUIK GEEN WATER (OF VLOEI-
STOFFEN) MET EEN TEMPERATUUR
HOGER DAN 40°C (104°C) VOOR DE
REINIGING VAN DE PLASTIC DELEN
VAN HET VOERTUIG. RICHT DE WA-
TERSTRALEN OF PERSLUCHT OF
DAMP NIET OP DE VOLGENDE DE-
LEN: DE NAVEN VAN DE WIELEN, DE
COMMANDO'S OP DE RECHTER EN
LINKER KANT VAN HET STUUR, DE
KUSSENTJES, DE REMPOMPEN, DE
INSTRUMENTEN EN DE INDICATO-
REN, DE UITLAAT VAN DE KNALDEM-
PER, DE ONTSTEKINGSSCHAKE-
LAAR / STUURSLOT. VOOR DE
REINIGING VAN DE RUBBEREN EN
PLASTIC DELEN EN VAN HET ZADEL
128
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TRAL SOAP, DEGREASING DETER-
GENTS OR ALCOHOL).
DRY THE SADDLE WELL AFTER
CLEANING.
CAUTION
DO NOT APPLY PROTECTIVE WAX
ON THE SADDLE AS IT MAY BECOME
SLIPPERY.
MAG MEN GEEN ALCOHOL OF OP-
LOSMIDDELEN GEBRUIKEN; GE-
BRUIK DAARENTEGEN WATER EN
NEUTRALE ZEEP.
LET OP
VOOR DE REINIGING VAN HET ZADEL
MAG MEN GEEN OPLOSMIDDELEN
OF PETROLEUMDERIVATEN GE-
BRUIKEN (ACETON, TRICHLOORE-
THYLEEN, TERPENTIJN, BENZINE,
OPLOSMIDDELEN). MEN MAG REINI-
GINGSMIDDELEN GEBRUIKEN DIE
MAXIMUM 5% CAPILLAIR ACTIEVE
DELEN BEVATTEN (NEUTRALE
ZEEP, ONTVETTENDE REINIGINGS-
MIDDELEN OF ALCOHOL).
DROOG HET ZADEL ZORGVULDIG
NA DE REINIGING.
LET OP
BRENG OP HET ZADEL GEEN BE-
SCHERMENDE WAS AAN OM TE VER-
MIJDEN DAT HET GAAT SCHUIVEN.
129
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_37
Transmission chain (04_37)
The scooter is equipped with a chain with
master link.
Should the chain be removed and refit-
ted, make sure that the master link spring
is fitted with the open section facing the
direction opposite to it advancement (see
figure).
EXCESSIVE LOOSENING OF THE
CHAIN MAY CAUSE NOISE OR
KNOCKING RESULTING IN CHAIN
PAD AND GUIDE PLATE WEAR.
CHECK THE CHAIN CLEARANCE ON
A REGULAR BASIS AND ADJUST IT
AS NECESSARY.
TO CHANGE THE CHAIN TAKE YOUR
VEHICLE TO AN Official aprilia Dealer,
WHO WILL PROVIDE ACCURATE AND
PROMPT SERVICE.
INCORRECTLY EFFECTED MAINTE-
NANCE MAY CAUSE EARLY WEAR
OF THE CHAIN AND/OR DAMAGE THE
PINION AND/OR THE CROWN.
PERFORM MAINTENANCE OPERA-
TIONS MORE FREQUENTLY IF YOU
RIDE THE VEHICLE IN EXTREME
CONDITIONS OR ON DUSTY AND/OR
MUDDY ROADS.
Transmissieketting (04_37)
Het voertuig is voorzien van een ketting
van het type met verbindingsschakel.
Bij de demontage en hermontage van de
ketting moet opgelet worden dat het veer-
tje van de verbindingsschakel geïnstal-
leerd wordt met het open deel in de
tegenovergestelde richting van de wer-
kingszin (raadpleeg de figuur).
WANNEER DE KETTING EXCESSIEF
GELOST IS, KAN DIT LAWAAI OF
KLOPPINGEN VEROORZAKEN, MET
ALS GEVOLG DE SLIJTAGE VAN DE
SLEDE EN DE PLAAT VAN DE GELEI-
DER VAN DE KETTING.
CONTROLEER REGELMATIG DE
SPELING, EN VOER INDIEN NODIG DE
REGELING UIT.
VOOR DE VERVANGING VAN DE KET-
TING WENDT MEN ZICH UITSLUI-
TEND TOT EEN Officiële aprilia Dealer,
DIE EEN ZORGVULDIGE EN SNELLE
SERVICE ZAL GARANDEREN.
EEN NIET CORRECT UITGEVOERD
ONDERHOUD KAN VOORTIJDIGE
SLIJTAGE VAN DE KETTING VER-
OORZAKEN, EN/OF HET RONDSEL
EN/OF DE KROON BESCHADIGEN.
VOER DE ONDERHOUDSHANDELIN-
GEN REGELMATIGER UIT WANNEER
HET VOERTUIG IN STRENGE OM-
130
4 Maintenance / 4 Onderhoud
STANDIGHEDEN OF OP STOFFIGE
EN/OF MODDERIGE WEGEN WORDT
GEBRUIKT.
Chain backlash check (04_38)
To check backslash:
Stop the engine.
Place the vehicle on its stand.
Set the gear level to neutral.
Check that the vertical oscilla-
tion, between the pinion and the
crown in the lower chain branch,
is about 25 - 35 mm (0.99 - 1.38
in)
Move the vehicle forward so as
to also check the chain vertical
oscillation in other positions;
clearance should remain con-
stant during all wheel rotation
phases.
CAUTION
IF CLEARANCE IS GREATER AT
SOME POSITIONS, THIS MEANS
THAT SOME CHAIN LINKS ARE FLAT-
TENED OR JAMMED.
TO AVOID THE RISK OF SEIZURE, LU-
BRICATE THE CHAIN ON A REGULAR
BASIS.
Controle van de speling van de
ketting (04_38)
Voor de controle van de speling:
Leg de motor stil.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Plaats de versnellingshendel in
vrij.
Controleer of de verticale
schommeling in een punt tussen
het rondsel en de kroon op de
onderkant van de ketting zich
tussen 25-35 mm (0.99 - 1.38 in)
bevindt.
Verplaats het voertuig vooruit,
zodat de verticale schommeling
van de ketting ook in andere po-
sities kan gecontroleerd wor-
den; de speling moet in alle
fasen van de rotatie van het wiel
constant blijven.
LET OP
ALS IN BEPAALDE POSITIES EEN
GROTERE SPELING AANWEZIG IS,
ZIJN ER VERPLETTERDE OF VAST-
GELOPEN SCHAKELS AANWEZIG.
131
4 Maintenance / 4 Onderhoud
OM TE VOORKOMEN DAT DE SCHA-
KELS KUNNEN AFSLAAN, SMEERT
MEN REGELMATIG DE KETTING.
04_38
Adjust backlash if it is uniform but over or
below 25 - 35 mm (0.99 -1.38 in), adjust
it.
Wanneer de speling uniform is, maar
meer of minder dan 25 - 35 mm (0.99 -
1.38 in) bedraagt, voert men de regeling
uit.
Chain backlash adjustment
(04_39, 04_40)
CAUTION
GET A SPECIFIC REAR SERVICE
STAND (OPT) TO ADJUST THE CHAIN.
Regeling van de speling van
de ketting (04_39, 04_40)
LET OP
VOOR DE REGELING VAN DE KET-
TING IS DE SPECIALE STANDAARD
OPT VOOR HET STEUNEN VAN DE
ACHTERKANT NODIG.
If chain tension needs adjusting after the
check:
Place the scooter on its rear
service stand (OPT).
Loosen the nut (1) completely.
Wanneer het na de controle nodig is om
de spanning van de ketting te regelen,
handelt men als volgt:
Plaats het voertuig op de speci-
ale standaard voor de steun
achteraan OPT.
Los de moer (1) volledig.
132
4 Maintenance / 4 Onderhoud
WHEEL CENTRING IS CARRIED OUT
USING IDENTIFIABLE FIXED REFER-
ENCES (2-3) IN THE TENSIONER
MOUNTS ON THE SWING ARMS BE-
FORE THE WHEEL PIN.
VOOR HET CENTREREN VAN HET
WIEL ZIJN ER VASTE REFERENTIES
(2-3) VOORZIEN, DIE MEN IN DE ZIT-
TEN VAN DE SPANNERS OP DE AR-
MEN VAN DE VORK VÓÓR DE WIEL-
PIN VINDT.
04_39
04_40
Loosen both lock nuts (4).
Actuate on the set screws (5)
and adjust the chain backlash
checking that the references (2
- 3) match on both sides of the
vehicle.
Tighten both lock nuts (4).
Tighten the nut (1).
Wheel nut tightening torque (1):
Locking torques (N*m)
Rear wheel fixing pin
100
Los de twee tegenmoeren (4).
Handel op de registers (5) en re-
gel de speling van de ketting,
door langs beide kanten van het
voertuig te controleren of dezelf-
de referenties (2 - 3) overeen-
komen.
Sluit de twee tegenmoeren (4).
Sluit de moer (1).
Sluitkoppel van de wielbout (1):
Aandraaikoppels (N*m)
Bevestiging van de pin van het ach-
terwiel
100
133
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Checking wear of chain, front
and rear sprockets (04_41)
Also check the following parts and verify
that the chain, pinion and the crown do
not have:
Damaged rollers.
Loosen pins.
Dry, rusty, flattened or seized
links.
Excessive wear.
Excessively worn or damaged
pinion or crown teeth.
CAUTION
IF THE CHAIN ROLLERS ARE DAM-
AGED, PINS ARE LOOSENED AND/OR
SEAL RINGS MISSING OR DAMAGED,
THE WHOLE CHAIN ASSEMBLY (PIN-
ION, SPROCKET AND CHAIN)
SHOULD BE REPLACED.
CAUTION
LUBRICATE THE CHAIN ON A REGU-
LAR BASIS, PARTICULARLY IF YOU
FIND DRY OR RUSTY PARTS. FLAT-
TENED OR JAMMED CHAIN LINKS
MUST LUBRICATED AND REPAIRED.
IF REPAIR IS NOT POSSIBLE, CON-
TACT AN Official Aprilia Dealer TO
HAVE IT REPLACED.
Controle van het gebruik van
de ketting, het tandrad en
kroon (04_41)
Controleer bovendien de volgende delen,
en controleer of de ketting, het rondsel en
de kroon geen:
Beschadigde rollen.
Geloste pinnen.
Droge, verroeste, verpletterde
of afgeslagen schakels.
Excessieve slijtage.
Excessief versleten of bescha-
digde tanden van het rondsel of
van de kroon.
LET OP
WANNEER DE ROLLEN VAN DE KET-
TING BESCHADIGD, DE PINNEN GE-
LOST EN/OF DE DICHTINGSRINGEN
BESCHADIGD OF AFWEZIG ZIJN,
MOET MEN DE VOLLEDIGE GROEP
VAN DE KETTING VERVANGEN
(RONDSEL, KROON EN KETTING).
LET OP
SMEER DE KETTING REGELMATIG,
VOORAL WANNEER MEN DROGE OF
VERROESTE DELEN OPMERKT. DE
SAMENGEDRUKTE OF AFGESLA-
GEN SCHAKELS MOETEN GE-
SMEERD WORDEN EN OPNIEUW IN
WERKCONDITIES GEBRACHT WOR-
DEN. WANNEER DIT NIET MOGELIJK
ZOU ZIJN, WENDT MEN ZICH TOT
134
4 Maintenance / 4 Onderhoud
EEN Officiële aprilia Dealer, DIE ZAL
ZORGEN VOOR DE VERVANGING.
04_41
Check the chain tightener roller
for wear.
Finally, check the fork protection
pad for wear.
Controleer de slijtage van het
wieltje van de kettingspanner.
Controleer uiteindelijk de slijta-
ge van de beschermingsslede
van de vork.
Chain lubrication and cleaning
ADJUST, LUBRICATE, WASH AND
REPLACE THE CHAIN WITH UTMOST
CAUTION.
Smering en reiniging van de
ketting
WEES ZEER VOORZICHTIG BIJ DE
REGELING, DE SMERING, HET WAS-
SEN EN DE VERVANGING VAN DE
KETTING.
Lubricate the chain every time it is re-
quired.
Never wash the chain with high pressure
water or steam jets or highly flammable
solvents.
Smeer de ketting elke keer dit nodig blijkt.
Was de ketting absoluut niet met water-
stralen, dampstralen, waterstralen onder
hogedruk, en met oplosmiddelen met ho-
ge ontvlambaarheidsgraad.
135
4 Maintenance / 4 Onderhoud
136
4 Maintenance / 4 Onderhoud
RS 125
Chap. 05
Technical data
Hst. 05
Technische
gegevens
137
DIMENSIONS
Maximum length 1955 mm (76.97 in)
Maximum width 720 mm (28.34 in)
Max. height (to the windshield) 1100 mm (43.30 in)
Saddle height 805 mm (31.69 in)
Wheelbase 1345 mm (52.95 in)
Minimum ground clearance 163 mm (6.41 in)
Kerb weight 137 kg (302.03 lb)
AFMETINGEN
Maximum lengte 1955 mm (76.97 in)
Maximum breedte 720 mm (28.34 in)
Maximum hoogte (tot de kap) 1100 mm (43.30 in)
Hoogte tot het zadel 805 mm (31.69 in)
hartafstand 1345 mm (52.95 in)
Minimum vrije hoogte vanaf de
grond
163 mm (6.41 in)
Gewicht per versnellingsorde 137 kg (302.03 lb)
MOTORE
Type single-cylinder, 2-stroke, with reed
intake. Separate lubrication with
automatic mixer with variable value
(1.0 - 3.0 %).
Cylinder quantity 1
Overall engine capacity 124.82 cm³ (7.616 cu.in)
Bore/stroke 54 - 54.5 mm (2.12 - 2.14 in)
Compression ratio 12.5 +/- 0.5 :1
Engine revs at idle speed 1250 +/- 100 rpm
MOTORE
Type monocilindrisch 2-takt met
lamelaanzuiging. Gescheiden
smering met automatische
variabele menger (1.0 - 3.0 %).
Aantal cilinders 1
Complessieve cilinderinhoud 124,82 cc (7.616 cu in)
Boring/loop 54 - 54,5 mm (2.12 - 2.14 in)
Compressieverhouding 12,5 +/- 0,5 :1
Toerental van de motor bij het
minimumtoerental
1250 +/- 100 toeren / min (rpm)
138
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Ignition CDI with electronic timing
Start-up electric
Clutch multiple-disk, oil-bathed clutch with
hand control on the left side of the
handlebar.
Cooling liquid
Lubrication system Separate lubrication with
automatic mixer with variable value
Ontsteking CDI met elektronische fasering
Start Elektrisch
Koppeling multischijf in oliebad met manueel
commando op de linker kant van
het stuur.
Koeling Met vloeistof
Smeersysteem Gescheiden smering met
automatische variabele menger
CAPACITY
Fuel (reserve included) 14 +/- 0.5 l (3.69 +/ - 0.13 USgal)
Fuel reserve 3.5 l (0.92 USgal)
Gearbox oil 600 cm³ (36.61 cu.in)
Gearbox oil (FULL POWER) 600 cm³ (36.61 cu.in)
Coolant 0.8 l (0.21 USgal) (50% water +
50% ethylene glycol antifreeze
solution)
Mixer oil (reserve included) 1.7 l (0.45 USgal)
Mixer oil reserve 0.60 l (0.16 USgal)
Seats 2
Oil for front fork 440 +/- 2 cm³ (26.85 + /- 0.122
cu.in) (per stem)
Scooter max. load (rider +
passenger + luggage)
180 kg (396.83 lb)
CAPACITEIT
Brandstof (inclusief de reserve) 14 +/- 0,5 l (3.69 +/ - 0.13 gal US)
Brandstofreserve 3,5 l (0.92 gal US)
Olie van de versnellingsbak 600 cc (36.61 cu in)
Olie van de versnellingsbak (FULL
POWER)
600 cc (36.61 cu in)
Koelvloeistof 0,8 l (0.21 gal) (50% water + 50%
antivries met ethyleenglycol)
Olie van de menger (inclusief de
reserve)
1,7 l (0.45 gal US)
Oliereserve van de menger 0,60 l (0.16 gal US)
Plaatsen 2
Olie van de voorvork 440 +/- 2 cc (26.85 + /- 0.122 cu in)
(voor elke stang)
Max belasting van het voertuig
(bestuurder + passagier + bagage)
180 kg (396.83 lb)
139
5 Technical data / 5 Technische gegevens
GEAR
Type mechanic, 6 gear with pedal lever
on the left hand side of the engine
Gear lubrication Splash lubrication
VERSNELLINGSBAK
Type mechanisch met 6 versnellingen,
met pedaalcommando op de linker
kant van de motor
Smering van de versnellingsbak Kloppende smering
GEAR RATIOS
Gear ratio primary 19 / 63 = 1 : 3.316
1º gear ratio 10 / 30 = 1 : 3.000 (secondary)
2º gear ratio 14 / 29 = 1 : 2.071 (secondary)
3º gear ratio 17 / 27 = 1 : 1.588 (secondary)
4º gear ratio 19 / 25 = 1 : 1.316 (secondary)
5º gear ratio 21 / 24 = 1 : 1.143 (secondary)
6º gear ratio 22 / 23 = 1 : 1.045 (secondary)
Final gear ratio 17 / 40 = 1 : 2.353
TRANSMISSIEVERHOUDING
Transmissieverhouding primair 19 / 63 = 1 : 3,316
Transmissieverhouding 1°
versnelling
10 / 30 = 1 : 3,000 (secundair)
Transmissieverhouding 2°
versnelling
14 / 29 = 1 : 2,071 (secundair)
Transmissieverhouding 3°
versnelling
17 / 27 = 1 : 1,588 (secundair)
Transmissieverhouding 4°
versnelling
19 / 25 = 1 : 1,316 (secundair)
Transmissieverhouding 5°
versnelling
21 / 24 = 1 : 1,143 (secundair)
Transmissieverhouding 6°
versnelling
22 / 23 = 1 : 1,045 (secundair)
Eindtransmissieverhouding 17 / 40 = 1 : 2,353
140
5 Technical data / 5 Technische gegevens
CARBURETTOR
Quantity 1
Model dell'Orto PHBH 28
CARBURATOR
Aantal 1
Model dell'Orto PHBH 28
FUEL SUPPLY
Fuel premium unleaded petrol as per
DIN 51 607, minimum octane
rating of 95 (NORM) and 85
(NOMM).
VOEDING
Brandstof loodvrije superbenzine volgens
DIN 51 607, met een minimum
octaangehalte van 95 (N.O.R.M.)
en 85 (N.O.M.M.).
CHASSIS
Type double spar with die-cast parts and
stamped sheet
Steering inclination angle 25° 30'
Trail 102 mm (4.016 in)
FRAME
Type tweeligger met gesmolten
elementen en elementen in
gedrukte staalplaat
Hellingshoek van het stuur 25° 30'
Voorloop 102 mm (4.016 in)
SUSPENSIONS
Front: hydraulic action telescopic fork
Travel 120 mm (4.724 in)
OPHANGINGEN
Vooraan Telescoopvork met hydraulische
werking
141
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Rear adjustable hydraulic single shock
absorber
Travel 44.50 mm (1.752 in)
Verplaatsing 120 mm (4.724 in)
Achteraan hydraulische regelbare
monoschokdemper
Verplaatsing 44,50 mm (1.752 in)
BRAKES
Front: Ø 320 mm (12.60 in) disc brake -
with hydraulic transmission
Rear Ø 220 mm (8.661 in) disc brake -
with hydraulic transmission
REMMEN
Vooraan met schijf - diam 320 mm (12.60 in)
- met hydraulische transmissie
Achteraan met schijf - diam 220 mm (8.661 in)
- met hydraulische transmissie
WHEEL RIMS
Type made of light alloy
Front: 3.00 x 17''
Rear 4.00 x 17''
WIELVELGEN
Type lichte legering
Vooraan 3,00 x 17''
Achteraan 4,00 x 17''
TYRES
Front - Size 110/70 R 17'' 54H; 110/70 ZR 17''
54W
BANDEN
Vooraan - Maat 110/70 R 17'' 54H; 110/70 ZR 17''
54W
142
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Front inflation pressure - rider only 180 kPa (1.8 bar) (26.10 PSI)
Front inflation pressure - rider and
passenger
180 kPa (1.8 bar) (26.10 PSI)
Rear - Size 150/60 R 17 66H; 150/60 ZR 17
66W
Rear inflation pressure - rider only 200 kPa (2.0 bar) (29.00 PSI)
Rear inflation pressure - rider and
passenger
230 kPa (2.3) (33.35 PSI)
Vooraan spanning, enkel
bestuurder
180 kPa (1,8 bar) (26.10 PSI)
Vooraan - spanning, bestuurder en
passagier
180 kPa (1,8 bar) (26.10 PSI)
Achteraan - Maat 150/60 R 17 66H; 150/60 ZR 17
66W
Achteraan spanning, enkel
bestuurder
200 kPa (2,0 bar) (29.00 PSI)
Achteraan - spanning, bestuurder
en passagier
230 kPa (2.3) (33.35 PSI)
IGNITION
Type CDI
Ignition advance 12° +/- 2° at 2000 rpm
ONTSTEKING
Type CDI
Voorontsteking 12° +/- 2° a 2000 toeren/min (rpm)
SPARK PLUG
Standard (FULL POWER) NGK R BR10ES
Standard NGK BR8ES
Electrode gap 0.7 - 0.8 mm (0.027 - 0.031 in)
BOUGIE
Standaard (FULL POWER) NGK R BR10ES
Standaard NGK BR8ES
Afstand van de elektroden 0,7 - 0,8 mm (0.027 - 0.031 in)
143
5 Technical data / 5 Technische gegevens
ELECTRICAL SYSTEM
Battery 12 V - B9 - B
Fuses 20- 15- 7.5 A
Generator 12V - 180W
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
Accu 12 V - B9 - B
ZEKERINGEN 20- 15- 7,5 A
Generator 12V - 180W
BULBS
(Halogen) low-beam light 12 V - 55 W H11
(Halogen) high-beam light 12 V - 55 W H11
Tail light 12V - 5W
Turn indicator lights mini-light bulbs (cannot be
replaced)
Rear tail light/license plate light/
stop light
12V - 5/21W
Rpm indicator lighting LED
Speedometer lighting LED
Multifunction display lighting LED
LAMPJES
Dimlicht (halogeen) 12 V - 55 W H11
Groot licht (halogeen) 12 V - 55 W H11
Positielicht 12V - 5W
Licht van de richtingaanwijzers minilampjes (niet vervangbaar)
Positielichten achteraan/
nummerplaat/stop
12V - 5/21W
Verlichting van de toerenteller LED
Verlichting van de snelheidsmeter LED
Verlichting van het multifunctioneel
display
LED
WARNING LIGHTS
Gear in neutral LED
CONTROLELAMPEN
Versnellingsbak in vrij LED
144
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Turn indicators LED
High-beam lights LED
General alarm LED
Low fuel/oil LED
Richtingaanwijzers LED
Grote lichten LED
Algemeen alarm LED
Olie- en brandstofreserve LED
05_01
Kit equipment (05_01)
The tools supplied are:
- 3 and 5-mm L-shaped hex Allen keys
( 0.12 - 0.20 in )
- 10-13 mm double open ended spanner
( 0.40 - 0.52 in )
- 8-mm single open ended spanner (0.32
in)
- 17-21 mm box-spanner ( 0.67 - 0.83 in )
for spark plug
- 4-mm crosshead/plain slot screwdriver /
hex Allen key ( 0.16 in )
- Special box-spanner for clutch clear-
ance adjustment.
- Toolkit pouch
Maximum weight allowed: 1.5 kg (3.3
lb)
Bijgeleverd gereedschap
(05_01)
De bijgevoegde gereedschappen zijn:
- Mannelijke zeshoekige sleutels 3 en 5
mm ( 0.12 - 0.20 in )
- Dubbele vorksleutel 10 - 13 mm ( 0.40 -
0.52 in )
- Vorksleutel 8 mm ( 0.32 in );
- Buissleutel 17 - 21 mm ( 0.67 - 0.83 in )
voor bougies
- Mannelijke zeshoekige schroevendraai-
er kruis / punt 4 mm ( 0.16 in )
- Speciale buissleutel voor de regeling
van de speling van de koppeling.
- Gereedschapstas
Maximum toegestaan gewicht: 1,5 kg
(3.3 lb)
145
5 Technical data / 5 Technische gegevens
146
5 Technical data / 5 Technische gegevens
RS 125
Chap. 06
Programmed
maintenance
Hst. 06
Gepland
onderhoud
147
Scheduled maintenance table
Correct maintenance is fundamental for
ensuring the longevity of your vehicle and
maintaining optimum functionality and
performance.
For this purpose, Aprilia has formulated a
series of checks and scheduled services
(at the owner's expense), are summar-
ised in the table given in the following
page. We recommend having any minor
faults resolved immediately by an Au-
thorised Aprilia Dealer, without waiting
until the next scheduled service interval.
All scheduled services must be carried
out at the specified intervals and mileage,
as soon as the predetermined mileage is
reached. Carrying out scheduled serv-
ices on time is essential for the validity of
your warranty. For further information re-
garding Warranty procedures and
''Scheduled Maintenance'', please refer
to the ''Warranty Booklet''.
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SHOWN IF THE VEHICLE IS USED IN
WET OR DUSTY AREAS, OFF ROAD
OR FOR SPORTING APPLICATIONS.
Tabel gepland onderhoud
Een aangepast onderhoud is van door-
slaggevend belang voor een langere le-
vensduur van het voertuig in optimale
werkcondities met optimale prestaties.
Daarom heeft aprilia een serie van con-
troles en onderhoudshandelingen tegen
betaling voorzien, die men vindt in het
samenvattend kader op de volgende pa-
gina. Het is een goede gewoonte om
eventuele kleine onregelmatigheden bij
de werking onmiddellijk mee te delen aan
een Officiële aprilia Dealer of Verko-
per zonder te wachten, om ze te verhel-
pen, tot het uitvoeren van de volgende
servicebeurt.
Het is absoluut noodzakelijk om de ser-
vicebeurten uit te voeren aan de voorge-
schreven kilometerintervals en tijden,
wanneer de voorziene kilometerstand
wordt bereikt Een stipte uitvoering van de
servicebeurten is noodzakelijk voor het
correcte gebruik van de garantie. Voor
alle andere informatie in verband met de
toepassingswijzen van de Garantie en de
uitvoering van het "Geprogrammeerd
Onderhoud", raadpleegt men het "Garan-
tieboekje".
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
148
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
EVERY 500 KM (375 MILES)
Mixer oil level - check and top-up if necessary
Drive chain tension and lubrication - Check and clean, adjust, grease
and replace if necessary
ELKE 500 KM (375 MIJL)
Oliepeil van de menger - controleren en bijvullen, indien nodig
Spanning en smering van de transmissieketting - Controleren en
reinigen, regelen, smeren en vervangen indien nodig
AFTER-RUN 1000 KM (625 MILES)
Battery - Terminal tightening - Electrolyte level - check and clean, adjust,
lubricate or replace if necessary
Spark plug - Check and clean, adjust, lubricate or replace if necessary
Carburettor - idle speed - Check and clean, adjust, lubricate or replace
if necessary
Transmission cables and controls - check and clean, grease or replace
if necessary
Rave Control Unit (FULL POWER) - check and clean, adjust or replace
if necessary.
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
EINDE VAN DE PROEFPERIODE (1000 KM (625 MIJL))
Accu - Sluiting van de klemmen - Elektrolytpeil - controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Bougie - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen indien
nodig
Carburator - minimum regime - Controleren en reinigen, regelen,
smeren of vervangen indien nodig
Transmissiekabels en commando's - controleren en reinigen, smeren
of vervangen indien nodig
Centrale Rave (FULL POWER) - controleren en reinigen, regelen of
vervangen indien nodig
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
149
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
General vehicle operation - Check and clean, adjust, grease or replace
if necessary.
Clutch backlash - adjust.
Braking systems - Check and clean, adjust or replace if necessary.
Cooling system - check and clean, adjust, grease or replace if
necessary.
Light circuit - Check and clean, adjust or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
Gearbox oil - Change
Engine revs at idle speed - Adjust
Wheels/ Tyres and inflation pressure - Check and clean, adjust or
replace if necessary.
Bolt, nut and screw tightening - Check and clean, adjust, grease or
replace if necessary
Low mixer oil warning light - check and clean or replace if necessary.
Front and rear brake pad wear - check and clean, or replace if
necessary.
Drainage valve (FULL POWER) - check and clean, adjust, lubricate or
replace if necessary.
Algemene werking van het voertuig - Controleren en reinigen, regelen,
smeren of vervangen indien nodig
Speling van de koppeling - regelen
Reminstallaties - Controleren en reinigen, regelen, of vervangen indien
nodig
Koelinstallatie - controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
Installatie van de lichten - Controleren en reinigen, regelen, vervangen
indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
Olie van de versnellingsbak - Vervangen
Minimum regime van de toeren van de motor - Regelen
Wielen/Banden en bandenspanning - controleren en reinigen, regelen
of vervangen indien nodig
Het sluiten van de bouten - Controleren en reinigen, regelen, smeren of
vervangen indien nodig
Controlelamp van de oliereserve van de menger - controleren en
reinigen of vervangen indien nodig
Slijtage van de rempatilles vooraan en achteraan - controleren en
reinigen of vervangen indien nodig
Afvoerklep (FULL POWER) - controleren en reinigen, regelen, smeren
of vervangen indien nodig
EVERY 1000 KM (625 MI)
Wheels/ Tyres and inflation pressure - Check and clean, adjust or
replace if necessary.
ELKE 1000 KM (625 MIJL)
Wielen/Banden en bandenspanning - controleren en reinigen, regelen
of vervangen indien nodig
150
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
EVERY 1500 KM (935 MI)
Coolant - Check, top-up or change if necessary
ELKE 1500 KM (935 MIJL)
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
EVERY 2000 KM (1250 MILES)
Front and rear brake pad wear - check and clean, or replace if
necessary.
ELKE 2000 KM (1250 MIJL)
Slijtage van de rempatilles vooraan en achteraan - controleren en
reinigen of vervangen indien nodig
EVERY 4000 KM (2500 MI) OR 12 MONTHS
Battery - Terminal tightening - Electrolyte level - check and clean, adjust,
lubricate or replace if necessary
Spark plug - Check and clean, adjust, lubricate or replace if necessary
Carburettor - clean
Side stand - Check and clean, adjust, grease or replace if necessary
Transmission cables and controls - check and clean, grease or replace
if necessary
Wheels centring - check and clean, adjust
Wheel bearings - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
ELKE 4000 KM (2500 MIJL) OF 12 MAANDEN
Accu - Sluiting van de klemmen - Elektrolytpeil - controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Bougie - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen indien
nodig
Carburator - reinigen
Laterale standaard - Controleren en reinigen, regelen, smeren of
vervangen indien nodig
Transmissiekabels en commando's - controleren en reinigen, smeren
of vervangen indien nodig
Centrering van de wielen - controleren en reinigen, regelen
Wielkussentjes - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
151
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
Air filter - Clean.
General vehicle operation - Check and clean, adjust, grease or replace
if necessary.
Clutch backlash - adjust.
Cooling system - check and clean, adjust, grease or replace if
necessary.
Braking systems - Check and clean, adjust or replace if necessary.
Light circuit - Check and clean, adjust or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
Gearbox oil - check and clean or replace if necessary
Front headlight direction - operation - check and clean, adjust or replace
if necessary
Engine revs at idle speed - Adjust
Wheels/ Tyres and inflation pressure - Check and clean, adjust or
replace if necessary.
Bolt, nut and screw tightening - Check and clean, adjust, grease or
replace if necessary
Low mixer oil warning light - check and clean or replace if necessary.
Final transmission (chain, crown and pinion) - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Fuel hoses - check and clean or replace if necessary
Braking system hoses - check and clean or replace if necessary
Mixer oil pipes - check and clean or replace if necessary
Clutch wear - Check and replace if necessary
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Luchtfilter - Reinigen
Algemene werking van het voertuig - Controleren en reinigen, regelen,
smeren of vervangen indien nodig
Speling van de koppeling - regelen
Koelinstallatie - controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
Reminstallaties - Controleren en reinigen, regelen, of vervangen indien
nodig
Installatie van de lichten - Controleren en reinigen, regelen, vervangen
indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
Olie van de versnellingsbak - controleren en reinigen of vervangen
indien nodig
Richting van het voorlicht - werking - controleren en reinigen, regelen of
vervangen indien nodig
Minimum regime van de toeren van de motor - Regelen
Wielen/Banden en bandenspanning - controleren en reinigen, regelen
of vervangen indien nodig
Het sluiten van de bouten - Controleren en reinigen, regelen, smeren of
vervangen indien nodig
Controlelamp van de oliereserve van de menger - controleren en
reinigen of vervangen indien nodig
Eindtransmissie (ketting, kroon en rondsel) - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
152
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Drainage valve (FULL POWER) - clean and adjust Brandstofbebuizing - controleren en reinigen of vervangen indien nodig
Bebuizing van de reminstallatie - controleren en reinigen of vervangen
indien nodig
Bebuizing van de olie van de menger - controleren en reinigen of
vervangen indien nodig
Slijtage van de koppeling - Controleren en vervangen indien nodig
Afvoerklep (FULL POWER) - reinigen en regelen
EVERY YEAR
Brake fluid - Change
ELK JAAR
Remvloeistof - vervangen
EVERY 8000 KM (5000 MI) OR 24 MONTHS
Rear shock absorber - check and clean, adjust or replace if necessary
Spark plug - Replace
Rave Control unit (FULL POWER) - Adjust
Air filter - Replace
Pistons and compression rings - check or replace if necessary.
Odometer cable - check and clean, adjust or replace if necessary.
ELKE 8000 KM (5000 MIJL) OF 24 MAANDEN
Achterste schokdemper - controleren en reinigen, regelen of vervangen
indien nodig
Bougie Vervangen
Centrale Rave (FULL POWER) - Regelen
Luchtfilter - Vervangen
Zuiger en segmenten - controleren of vervangen indien nodig
Overbrenging van de kilometerteller - controleren en reinigen, regelen
of vervangen indien nodig
153
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
EVERY 2 YEARS
Coolant - change
ELKE 2 JAAR
Koelvloeistof - vervangen
EVERY 12000 KM (7500 MI)
Gearbox oil - Change
Fork oil and oil seal - replace
ELKE 12000 KM (7500 MIJL)
Olie van de versnellingsbak - Vervangen
Olie van de vork en oliekeerring - vervangen
EVERY 16000 KM (10000 MI)
Pistons and compression rings - replace
ELKE 16000 KM (10000 MIJL)
Zuiger en segmenten - vervangen
EVERY 4 YEARS
Fuel hoses - Replace
Braking system pipes - Replace
Mixer oil hoses - Replace
ELKE 4 JAAR
Brandstofbebuizing - Vervangen
Bebuizing van de reminstallatie - Vervanging
Oliebebuizing van de menger - Vervanging
154
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Table of recommended
products
CAUTION
BRAKE FLUID: USE NEW BRAKE
FLUID ONLY. DO NOT MIX DIFFERENT
BRANDS OR TYPES OF OIL WITHOUT
CHECKING THEIR BASE COMPATI-
BILITY.
COOLANT: USE ONLY ANTIFREEZE
SOLUTIONS AND CORROSION INHIB-
ITORS WITHOUT NITRITE THAT EN-
SURE A PROTECTION UP TO AT
LEAST (-35 °C) (-31°F)
Tabel aanbevolen producten
LET OP
REMVLOEISTOF: GEBRUIK ENKEL
NIEUWE REMVLOEISTOF. MENG
GEEN VERSCHILLENDE MERKEN OF
TYPOLOGIEËN VAN OLIE ZONDER
DE COMPATIBILITEIT VAN DE BASIS-
STOFFEN GECONTROLEERD TE
HEBBEN.
KOELVLOEISTOF: GEBRUIK ENKEL
ANTIVRIES EN ANTICORROSIEMID-
DEL ZONDER NITRIET, DIE EEN BE-
SCHERMING VERZEKEREN TOT MIN-
STENS (-35 °C) (-31 °F)
LUBRICANTS TABLE
Product Description Specifications
Agip GEAR SYNTH, SAE 75W - 90 Gearbox oil As an alternative for recommended oils, use
top branded oils that meet or exceed the API
GL - 4 requirements.
AGIP SPEED 2T Mixer oil As an alternative for recommended oils, use
top branded fully synthetic oils that meet or
exceed the ISO - L - EGD, JASO FC or API TC
specifications requirements.
AGIP FORK 7.5W Recommended FORK OIL If you intend to have an intermediate
performance, as an alternative to the
recommended AGIP FORK 5W or AGIP FORK
20W use:
AGIP FORK 7.5W
155
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Product Description Specifications
AGIP FORK 10W
AGIP FORK 15W
AGIP GREASE 30 Bearings and other lubrication points Alternatively to the recommended product, use
top branded grease for roller bearings, useful
temperature range (-30°C...+140) °C (-22°F...
+284) °F, drop point (150...230) °C (302...446)°
F, high anticorrosive protection, good water
and rust resistance.
NEUTRAL GREASE OR PETROLEUM JELLY Battery poles Neutral grease or petroleum jelly.
AGIP CHAIN GREASE SPRAY Chain spray grease -
TABEL VAN DE SMEERMIDDELEN
Product Beschrijving Kenmerken
AGIP GEAR SYNTH, SAE 75W - 90 Olie van de versnellingsbak In plaats van de aanbevolen olies, kan men
olies gebruiken met conforme of hogere
prestaties dan de specifieken A.P.I. GL - 4
AGIP CITY TEC 2T Olie van de menger In plaats van de aanbevolen olies, kan men
olies, geheel synthetisch, gebruiken met
conforme of hogere prestaties dan de
specifieken ISO - L - EGD of als alternatief
JASO FC of als alternatief API TC.
AGIP FORK 7.5W aanbevolen OLIE VOOR DE VORK Wanneer men wil beschikken over een
gemiddelde actie van de aangeboden olies
AGIP FORK 5W of AGIP FORK 20W, kunnen
als alternatief de volgende olies gebruikt
worden:
AGIP FORK 7,5W
156
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Product Beschrijving Kenmerken
AGIP FORK 10W
AGIP FORK 15W
AGIP GREASE 30 Kussentjes en andere smeerpunten In plaats van het aanbevolen product, gebruikt
men merkvet voor draaiende kussentjes, met
bruikbaar temperatuursveld (-30...+140°) °C
(-22°F...+284) °F, druppelpunt (150...230) °C
(302...446) °F, hoge anticorrosiebescherming,
goede weerstand tegen water en oxidatie.
NEUTRAAL VET OF VASELINE POLEN VAN DE ACCU Neutraal vet of vaseline
AGIP CHAIN GREASE SPRAY Vetspray voor kettingen -
157
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
158
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
RS 125
Chap. 07
Special fittings
Hst. 07
Speciale
uitrustingen
159
07_01
Accessories index (07_01)
For some specific maintenance opera-
tions use the following special tools:
1. Pins for the rear service stand
2. Rear service stand
3. Front service stand
index accessoires (07_01)
Voor de uitvoering van sommige speci-
fieke handelingen moeten de volgende
speciale gereedschappen gebruikt wor-
den:
1. Haakpinnen voor de standaard
voor de steun achteraan
2. Standaard voor de steun ach-
teraan
3. Standaard voor de steun voor-
aan
160
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
Fairings (07_02, 07_03, 07_04) Ombouw (07_02, 07_03,
07_04)
Place the scooter on its stand.
Unscrew and remove the two
screws.
Before removing the fairing (4),
disconnect the two electrical ter-
minals (3) of the turn indicator.
Unscrew and remove the three
lower screws (1); unscrew and
remove the two upper screws
(2).
CAUTION
HANDLE THE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de twee bouten los en ver-
wijder ze.
Vooraleer de bekleding (4)
wordt verwijderd, moeten de
twee elektrische connectoren
(3) van de richtingaanwijzer ver-
wijderd worden.
Draai de drie onderste bouten
(1) los en verwijder ze; draai de
twee bovenste bouten (2) los en
verwijder ze.
LET OP
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
161
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
07_02
07_03
Remove the side fairing (4) pay-
ing attention not to remove the
top fixing tabs from their slots in
the windshield.
Follow the same procedure to remove the
right fairing.
Verplaats de zijbekledingen (4)
door op te letten bij het verwij-
deren van de bovenste klemlip-
jes van de relatieve zitten van
het kapje.
Handel op dezelfde wijze voor de rechter
bekleding.
CAUTION
ALLOW ENGINE AND EXHAUST SI-
LENCER TO COOL OFF COMPLETE-
LY.
LET OP
WACHT TOT DE MOTOR EN DE KNAL-
DEMPER VAN DE UITLAAT VOLLEDIG
AFGEKOELD ZIJN.
Unscrew and remove the four
screws (5) on the right side, and
Draai de vier bouten (5) los en
verwijder ze, zowel op de rech-
ter als op de linker kant.
162
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
the relative four screws on the
left side.
07_04
Remove the lower fairing (6).
Verwijder de onderbekleding
(6).
163
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
164
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
TABLE OF CONTENTS
A
Accessories: 160
Advanced functions: 36
Air filter: 96, 97
B
Battery: 15, 105, 108, 110
Brake: 14, 58, 101, 121, 123
Brake pedal: 58
C
Chain: 130132, 134, 135
Chronometer: 32
Clutch: 14, 60
Clutch fluid: 14
Clutch lever: 60
Coolant: 12
D
Disc brake: 121, 123
E
Engine oil: 13
Engine stop: 43
F
Fuel: 11, 44
Fuses: 112
G
Gearbox oil: 13, 86
H
Headlight: 117
Horn: 40
I
Identification: 48
Instrument panel: 28
M
Maintenance: 85, 147, 148
R
Recommended products:
155
S
Saddle: 46
Scheduled maintenance:
148
Shock absorbers: 55
Spark plug: 93
Stand: 17, 82
Start-up: 42
T
Tank: 44, 45
Technical data: 137
Transmission: 130
Tyres: 90
165
166
TREFWOORDENREGISTER
A
Aanbevolen producten: 155
Accessoires: 160
ACCU: 15, 105, 108, 110
B
Banden: 90
BOUGIE: 93
Brandstof: 11
C
Chronometer: 32
Claxon: 40
I
Identificatie: 48
K
Ketting: 131, 132, 134, 135
Kilometerteller: 30
Koelvloeistof: 12, 98
Koplamp: 117
L
Luchtfilter: 96, 97
M
Motorolie: 13
O
Onderhoud: 85, 147, 148
R
Remvloeistof: 102
Richtingaanwijzers: 40
S
Schijfrem: 121, 123
Standaard: 17, 82
Start: 68, 69
Stuurslot: 39
T
Tank: 45
Technische gegevens: 137
Z
Zekeringen: 112
167
THE VALUE OF SERVICE
Thanks to continuous technical updates and specific training programs on aprilia products, only aprilia Official Network mechanics know this vehicle fully and have the special tools necessary to carry
out maintenance and repair operations correctly.
The reliability of the vehicle also depends on its mechanical conditions. Checking the vehicle before riding, its regular maintenance and the use of Original aprilia Spare Parts only, are essential factors!
For information about the nearest Official Dealer and/or Service Centre, consult the Yellow Pages or search directly on the inset map in our Official Website:
www.aprilia.com
Only aprilia Original Spare Parts ensure products already studied and tested during the vehicle design stage. All aprilia Original Spare Parts undergo quality control procedures to guarantee full reliability
and duration.
The descriptions and illustrations given in this publication are not binding; while the basic characteristics as described and illustrated in this manual remain unchanged, aprilia reserves the right, at any
time and without being required to update this publication beforehand, to make any changes to components, parts or accessories, which it considers necessary to improve the product or which are
required for manufacturing or construction reasons.
Not all versions/models shown in this publication are available in all countries. The availability of individual versions/models should be confirmed with the official Aprilia sales network.
© Copyright 2006- Aprilia. All rights reserved. Reproduction of this publication in whole or in part is prohibited. Aprilia - After-sales service.
Aprilia trademark is property of Piaggio & C. S.p.A.
DE WAARDE VAN DE ASSISTENTIE
Dankzij de voortdurende technische actualiseringen en de specifieke trainingsprogramma´s van de aprilia producten, kennen enkel de onderhoudsmonteurs van het Officiële Netwerk van aprilia
grondig dit voertuig, en beschikken ze over de nodige speciale uitrusting voor een correcte uitvoering van de handelingen van het onderhoud en de herstellingen.
De betrouwbaarheid van het voertuig hangt ook af van de mechanische condities van het voertuig. De controle vóór het rijden, het regelmatig onderhoud en het exclusief gebruik van de Originele
Reserveonderdelen van aprilia zijn essentiële factoren !
Voor informatie in verband met de dichtstbijzijnde Officiële dealer en/of Assistentiedienst, raadpleegt men de Gouden Gids of zoekt men rechtstreeks op de geografische kaart op onze Officiële
Website:
www.aprilia.com
Enkel wanneer men Originele Aprilia Reserveonderdelen aanvraagt, zal men een product krijgen dat reeds bestudeerd en getest werd tijdens de ontwerpfase van het voertuig. De Originele Aprilia
Reserveonderdelen worden systematisch onderworpen aan kwaliteitscontroleprocedures om de volledige betrouwbaarheid en de duur ervan te garanderen.
De beschrijvingen en de illustraties in deze uitgave zijn niet bindend; Aprilia houdt zich derhalve het recht voor om, met behoud van de essentiële eigenschappen van het model dat hierin is beschreven
en geïllustreerd, op elk moment wijzigingen aan te brengen aan de organen, de onderdelen of aan de levering van accessoires naar gelang zij dit nodig acht om het product te verbeteren, of om te
voldoen aan vereisten van constructieve of commerciële aard, zonder verplicht te zijn om tijdig deze uitgave bij te werken.
Niet alle versies in deze uitgave zijn in alle landen beschikbaar. De beschikbaarheid van de afzonderlijke versies moet gecontroleerd worden via het officiële verkoopsnetwerk van Aprilia.
© Copyright 2006- Aprilia. Alle rechten voorbehouden. Het reproduceren van de inhoud, ook van delen hiervan, is verboden. Aprilia - Dienst na verkoop.
Het merk Aprilia is eigendom van Piaggio & C. S.p.A.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169

APRILIA RS 125 - 02-2010 Handleiding

Categorie
Auto's
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor

in andere talen