Victron energy Skylla-i de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

1
EN NL FR DE ES Appendix
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1.1. Algemeen
● Gelieve de bijgeleverde documentatie van het product eerst te lezen, zodat u vertrouwd bent met de veiligheidssymbolen en -
aanwijzingen voordat u het product gebruikt.
● Dit product is ontworpen en getest in overeenstemming met internationale normen. De apparatuur mag enkel worden gebruikt
voor de bedoelde toepassing.
WAARSCHUWING: gevaar van elektrische schokken
Het product wordt gebruikt in combinatie met een permanente energiebron (accu). Zelfs als de apparatuur is uitgeschakeld, kan
er nog steeds gevaarlijke elektrische spanning aanwezig zijn aan de ingangs- en/of uitgangsklemmen. Koppel steeds de AC-
stroom en de accu los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Het product bevat geen interne onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden. Verwijder het voorpaneel
enkel als de netstroom en de accu zijn losgekoppeld. Stel het product enkel in bedrijf als alle panelen zijn geplaatst. Al het
onderhoud dient door gekwalificeerd personeel te worden uitgevoerd.
Gebruik het product nooit op plaatsen waar zich gas- of stofexplosies kunnen voordoen. Raadpleeg de specificaties van de
accufabrikant om te waarborgen dat de accu geschikt is voor gebruik met dit product. Volg steeds de veiligheidsvoorschriften
van de accufabrikant.
WAARSCHUWING: hef nooit zonder hulp zware voorwerpen op.
1.2. Installatie
● Lees de installatieaanwijzingen voordat u met de installatie begint.
Dit product behoort tot veiligheidsklasse I (geleverd met een aardklem voor veiligheidsdoeleinden). De AC ingangs- en/of
uitgangsklemmen moeten worden voorzien van ononderbroken aarding voor veiligheidsdoeleinden. Aan de buitenkant
van het product bevindt zich een extra aardpunt. Als u vermoedt dat de aardbeveiliging is beschadigd, moet het product
buiten bedrijf worden gesteld en beveiligd worden tegen ongewenst bedrijf; neem contact op met gekwalificeerd
onderhoudspersoneel.
Zorg ervoor dat de verbindingskabels zijn voorzien van zekeringen en stroomonderbrekers. Vervang nooit een beveiliging
door een ander type component. Raadpleeg de handleiding voor het juiste onderdeel.
Controleer voordat u het toestel aanzet of de beschikbare spanningsbron overeenstemt met de configuratie-instellingen van
het product zoals beschreven in de handleiding.
● Zorg ervoor dat de apparatuur wordt gebruikt in de juiste omgevingsvoorwaarden. Gebruik het product nooit in een vochtige of
stoffige omgeving.
Zorg ervoor dat er rondom het product steeds voldoende vrije ruimte is voor ventilatie en dat de ventilatieopeningen niet
geblokkeerd zijn.
Installeer het product in een hittebestendige omgeving. Zorg ervoor dat er zich geen chemische stoffen, plastic onderdelen,
gordijnen of andere soorten textiel enz. in de onmiddellijke omgeving van de apparatuur bevinden.
1.3. Transport en opslag
● Zorg er tijdens de opslag of het transport van het product voor dat de netstroom- en accukabels zijn losgekoppeld.
Alle aansprakelijkheid wordt geweigerd in geval van verkeersschade als de apparatuur niet in de originele verpakking wordt
vervoerd.
● Bewaar het product in een droge omgeving; de opslagtemperatuur moet tussen 20°C en 60°C liggen.
Raadpleeg de handleiding van de accufabrikant voor informatie over transport, opslag, laden, opladen en afdanking van de
accu.
2
2. INSTALLATIE EN BEDRADING
2.1. Installatie
Zoek een droge en goed geventileerde plaats om de Skylla lader en accu te monteren. Zorg ervoor dat de kabel tussen de lader en
de accu hoogstens 6 meter lang is.
De lader kan tegen de muur of op de vloer worden gemonteerd. Verticale montage verbetert de luchtcirculatie binnen in de
laderkast en verlengt de levensduur van de acculader.
Montage tegen de muur
De eenheid kan het best tegen een muur worden gemonteerd aan de hand van de bijgeleverde montageplaat. Als deze plaat tegen
de muur is bevestigd, kan de lader aan deze montageplaat worden gehangen. De lader kan dan worden bevestigd aan de hand
van twee schroeven onderaan aan de achterkant van de lader. Nu zit de lader helemaal vast.
Bedrading
De ingangen voor de netstroomkabel, de accukabels, de afstandfuncties en de verbinding om de aardkabel aan te sluiten, bevinden
zich aan de onderkant van de behuizing, zie Figure 1 voor de modellen met twee uitgangen en afbeelding 3 voor de modellen
met drie uitgangen.
Afbeelding 2 Onderaanzicht van kast met
kabelingangen: modellen met twee uitgangen
1. Netstroomkabel
2. Afstand verbindingen
3. Startaccu
4. Hoofdaccu
5. Aardpunt
Afbeelding 2 Onderaanzicht van kast met
kabelingangen: modellen met drie uitgangen
1. Netstroomkabel
2. Afstand verbindingen
3. (niet aanwezig)
4. Hoofdaccu's
5. Aardpunt
3
EN NL FR DE ES Appendix
De aarding aansluiten
Sluit het aardpunt (5) aan op een werkelijk geaard punt. Aardverbindingen moeten voldoen aan de toepasselijke veiligheidsnormen.
Op een schip: sluit aan (5) op de aardplaat of op de scheepsromp.
Op land: sluit aan (5) op de aarding van de netstroom. De aansluiting op de aarding van de netstroom moet voldoen
aan de toepasselijke veiligheidsnormen.
Mobiele toepassingen (een voertuig, een auto of een kampeerwagen): sluit aan (5) op het chassis van het voertuig.
De accuverbindingen van de lader zijn volledig vlottend met betrekking tot dit aardpunt.
2.2. Aansluiting van de accu's
Aanbevolen kabeldiameter:
type Skylla-i kabellengte tot 1,5m kabellengte 1,5m - 6m
24/80 (1+1) 25mm
2
35mm
2
24/80 (3) 25mm²
naar elke accu 35mm² naar elke accu
24/100 (1+1) 35mm
2
50mm
2
24/100 (3) 35mm²
naar elke accu 50mm² naar elke accu
2.2.1. Aansluiting van de startaccu
De startaccu moet worden aangesloten met een kabel met een doorsnede van minimaal 2,5mm
2
.
Sluit de positieve (+) accupool aan op de aansluiting "Startaccu positief", zie afbeelding 2.
2.2.2. Accu-aansluitvolgorde
1. Koppel de voeding los.
2. Koppel de accukabels los van de accu.
3. Verwijder het voorpaneel van de acculader.
4. Sluit de accukabels aan op de lader.
5. Sluit de accukabels aan op de accu.
2.2.2 Acculoskoppelvolgorde
1. Zet de lader uit.
2. Koppel de voeding los.
3. Koppel de accukabels los van de accu.
4. Verwijder het voorpaneel van de acculader.
5. Koppel de negatieve accukabel los.
6. Koppel de positieve accukabel los.
7. Koppel alle overige kabels, zoals die van de temperatuursensor en/of spanningssensor, die voor deze specifieke accu worden
gebruikt los.
De Skylla is NIET beveiligd tegen omgekeerde polariteit.
("+" aangesloten op "-" en "-" aangesloten op "+").
Volg de installatieprocedure. De garantie vervalt als de Skylla defect raakt als
gevolg van omgekeerde polariteit.
Met de aan/uit-schakelaar aan de voorkant van de kast wordt de netvoeding niet
uitgeschakeld.
Koppel de voeding los voordat u verbindingen naar de accu maakt of verbreekt.
Let erop dat de accu bij het loskoppelen van de accukabels niet per ongeluk
kortsluiting maakt.
4
Afbeelding 3 Plaats van accuverbindingen:
modellen met twee uitgangen
+: Hoofdaccu positief
-: Hoofdaccu negatief
Startaccu positief
Opmerking:
De startaccu kan stroom afnemen van de accu aangesloten op de klemmen van de hoofdaccu als de spanning van de startaccu
lager is dan die van de hoofdbatterij. De hoofdaccu kan echter geen stroom afnemen van de startaccu, ook al is de startaccu
volledig geladen en het laadniveau van de hoofdaccu minimaal is.
Afbeelding 4 Plaats van accuverbindingen:
modellen met drie uitgangen
Verbindingen bij modellen
met drie uitgangen
+A: Accu A plus
+B: Accu B plus
+C: Accu C plus
-: Accu A/B/C min
5
EN NL FR DE ES Appendix
2.3. Overige opties
De bedrading van deze signalen moet worden uitgevoerd wanneer de lader is losgekoppeld van de netstroom.
AANSLUITBLOK VOOR EXTERNE SENSOREN, SCHAKELAAR EN RELAIS
Afbeelding 5 Aansluitblok
2.3.1. Externe spanningssensor (zie afb. 5)
Een externe spanningssensor kan nuttig zijn wanneer het belangrijk is om de accuspanning nauwkeurig te bepalen, zoals in het
geval van hoge laadstromen in combinatie met lange kabels.
Ga als volgt te werk om de externe spanningssensor aan te sluiten:
sluit een rode draad (0,75mm
2
) aan tussen de positieve accupool en de aansluiting "+ Spanningssensor"
sluit een zwarte draad (0,75mm
2
) aan tussen de negatieve accupool en de aansluiting "- Spanningssensor"
controleer dat de overeenkomstige LED is opgelicht en controleer zo niet de bekabeling.
2.3.2. Externe temperatuursensor (zie afb. 5)
De externe temperatuursensor die bij de lader wordt geleverd, kan worden aangesloten op deze klemmen voor temperatuur
gecompenseerd laden van de accu. De sensor is elektrisch geïsoleerd en moet worden aangesloten op de negatieve pool van
de accu.
Ga als volgt te werk om de temperatuursensor aan te sluiten:
sluit de rode draad aan op de aansluiting "+ Temperatuursensor"
sluit de zwarte draad aan op de aansluiting "- Temperatuursensor"
monteer de temperatuursensor op de negatieve pool van de accu
controleer dat de overeenkomstige LED is opgelicht en controleer zo niet de bekabeling.
2.3.3. Aan/uit op afstand (zie afb. 5)
Wees voor de bedrading van de afstand schakelaar uiterst voorzichtig. Aangezien deze ingang behoorlijk gevoelig is, wordt
aanbevolen gevlochten aderparen te gebruiken voor deze verbinding.
De ingang voor aan/uit op afstand kan ook worden aangesloten op een open-collector optische koppelaar: de open klemspanning
bedraagt 3V en de gesloten klemspanning bedraagt 100 µA.
Als er geen afstand schakelaar is aangesloten, moeten de klemmen voor aan/uit op afstand met behulp van een korte draad
worden kortgesloten.
2.3.4. Aansluitingen alarmrelais (zie afb. 5)
Het alarmrelais is actief wanneer de oplader normaal oplaadt, er geen foutmelding is en de batterijspanning binnen het
spanningsbereik van 23,7V en 33,6V ligt. Het relais is uitgeschakeld wanneer de lader stopt, er een fout optreedt of wanneer de
spanning onder 23,45V daalt of boven de 33,85V komt.
2.3.5. CAN-bus-aansluiting (VE.Can)
De VE.Can-bus-aansluitingen (RJ45) bieden toegang tot de besturing (Skylla-i afstand bedieningspaneel, Color Control GX of
NMEA 2000) De twee RJ45-aansluitingen in elke lader (zie afbeelding 7) zijn parallel geschakeld. Daarom bestaat er geen
functioneel verschil tussen deze aansluitingen.
Het uiteinde van een CAN-kabel moet voorzien zijn van een bus-afsluiter. U doet dit door in de ene RJ45-aansluiting een bus-
afsluiter te plaatsen en in de andere de CAN-kabel. Bij een knooppunt (twee CAN-kabels, één in elke RJ45-aansluiting) is geen
afsluiter vereist.
Er kunnen meerdere Skylla-i bedieningspanelen op één lader of op een set gesynchroniseerde en parallel geschakelde laders
worden aangesloten.
+ -
Spanning
sensor
+ -
Temperatuur
sensor
+ -
Aan/uit
op afstand
NO NC COM
Alarmrelais
6
2.3.6. Gesynchroniseerde parallelle werking
Er kunnen meerdere laders worden gesynchroniseerd met de CAN-interface. Dit wordt gerealiseerd door de laders op elkaar
aan te laten sluiten met RJ45 UTP-kabels (bus-afsluiters nodig, zie punt 2.3.5).
De parallel geschakelde laders moeten identieke instellingen voor DIP- en draaischakelaars hebben.
Er kan een mix van Skylla-i 100A- en 80A-laders parallel worden geschakeld.
Laders met twee en laders met drie uitgangen kunnen niet parallel met elkaar worden geschakeld.
De walstroomlimiet van de groep parallelle laders kan worden ingesteld met het Skylla-i bedieningspaneel. De stroomlimiet,
zoals weergegeven op het paneel, is de walstroom van de groep.
De uitgangsstroom van de ene lader kan verschillen van de andere lader, hoewel ze parallel worden geschakeld.
Als één lader van de parallel aangesloten laders wordt losgekoppeld, gaat de LED storing knipperen op alle units die in de
parallelle bedrijfsmodus stonden. Om dit probleem op te lossen, sluit u of de losgekoppelde lader weer aan of zet de overige
units uit en weer aan.
Wanneer een afstandssensor wordt gebruikt (voor spanning en/of temperatuur), moet deze worden verbonden met een van de
parallel werkende laders. Alle andere laders zullen de informatie delen via de CAN-interface. De groene LED van de lader
waaraan de sensor is verbonden, brandt continu. Op de andere laders zal de bijbehorende LED knipperen.
Bij een gesynchroniseerde parallelle werking zal de LED “ON” om de 3 seconden op alle parallel geschakelde
eenheden knipperen.
2.3.7 De netstroom aansluiten (zie afb. 6)
1. Controleer of de accu is aangesloten op de lader.
2. Verwijder de voorkant van de acculader voor toegang tot de AC-ingangsaansluiting.
3. Sluit de PE-netstroomkabel (groen/geel) aan op klem PE van de AC-ingangsaansluiting op de printplaat, zie Figuur
4. Sluit de neutrale netstroomkabel (blauw) aan op klem N van de AC-ingangsaansluiting.
5. Sluit de netstroomlijnkabel (bruin) aan op klem L van de AC-ingangsaansluiting.
6. Kies de juiste acculaadcurve voordat u de AC-stroom inschakelt (zie deel 3).
Afbeelding 6 Aansluiting netstroomkabel
7
EN NL FR DE ES Appendix
3. BEDIENING EN AFSTELLING
Wanneer de lader juist is geïnstalleerd en voordat u de netstroom inschakelt, moet de lader worden aangepast een de
aangesloten accu.
Opmerking over de modellen met drie uitgangen: alle instellingen worden tegelijkertijd op de drie uitgangen toegepast
Afbeelding 7 Interne bedieningen en aansluitingen
Hiertoe is het bedieningspaneel voorzien van een aantal schakelaars en aansluitingen om de gebruiker de volgende opties te
bieden:
1. Draaischakelaar om het accutype te kiezen.
2. DIP-schakelaar om verschillende opties in te stellen.
3. Nauwkeurige afstelling van stroom en spanning voor positie 8 van de draaischakelaar (en van de spanning voor alleen
positie 9)
4. Can-bus aansluiting (RJ45).
5. Controlelampjes voor juiste aansluiting van spannings- en temperatuursensoren.
6. Aansluitblok voor externe sensoren, schakelaar en relais.
7. Reset settings to factory defaults (reset de instellingen naar de fabrieksinstellingen, 5 seconden ingedrukt houden).
3.1. Draaischakelaar
Met de draaischakelaar kan de gebruiker een aantal vooraf ingestelde accutypes om te laden kiezen. Zie de onderstaande
tabel.
Waarschuwing: de hieronder aangegeven laadspanningen zijn enkel ter informatie. Raadpleeg steeds de
acculeverancier voor de juiste laadspanningen.
Pos
Beschrijving
Absorptie
Float
Storage
Egalisatie
dV/dT
V
V
V
maxV@% van Inom
mV/°C
0
Niet gebruiken
1
Gel Victron long life (OPzV)
Gel exide A600 (OPzV)
Gel MK
28,2 27,6 26,4 31,8@8% max 1u -32
2
Fabrieksinstelling
Gel Victron deep discharge, Gel Exide A200
AGM Victron deep discharge
Vaste buisjesplaat (OPzS)
Rolls Marine (nat), Rolls Solar (nat)
28,8 27,6 26,4 32,4@8% max 1u -32
3
AGM spiral cell
Rolls AGM
29,4 27,6 26,4 33,0@8% max 1u -32
4
PzS buisjesplaat tractie accu's of
OPzS accu's in cyclisch bedrijf 1
28,2 27,6 26,4 31,8@25% max 4u -32
5
PzS buisjesplaat tractie accu's of
OPzS accu's in cyclisch bedrijf 2
28,8 27,6 26,4 32,4@25% max 4u -32
6
PzS buisjesplaat tractie accu's of
OPzS accu's in cyclisch bedrijf 3
30,0 27,6 26,4 33,6@25% max 4u -32
7
Lithium-IJzerfosfaat (LiFePo
4
) accu's
28,4
n.v.t.
26,7
n.v.t.
0
8
Regelbaar: de maximum laadstroom en
absorptie- en drijfspanning kunnen aan de
hand van potentiometers worden ingesteld
Regelb. Regelb. 26,4
(Var. + 3,6)@25%
max 4u
Veq-max < 33.6V
-32
9
Stroomvoorziening
24,0
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
0
1
2
4
5
6
8
3.2. DIP-schakelaar
De DIP-schakelaars zijn genummerd van 6 tot 1, van boven naar beneden.
Fabrieksinstellingen:
DS-6 Bulk Protection
aan
DS-5 Absorptietijd
uit
DS-4 Absorptietijd
aan
DS-3 Adaptief
aan
DS-2 Watch
aan
DS-1 Automatisch egaliseren
uit
3.3. Beschrijving van de instellingen:
DS-6 Bulk Protection. Indien ingeschakeld, licht de storingen-LED op en wordt de lader uitgeschakeld wanneer de bulk-tijd
langer is dan 10 uur.
DS-5 en DS-4. Absorptietijd. De combinatie van schakelaars 5 en 4 stelt de maximum absorptietijd in bij adaptief laden en een
vastgestelde tijd als de adaptieve modus is uitgeschakeld (DS-3).
DS-5
DS-4
Absorptietijd
Uit
Uit
2 u (voorkeur voor LiFePo
4
accu's)
Aan
Uit
4 u.
Uit
Aan
8 u. (fabrieksinstelling)
Aan
Aan
12 u.
DS 3. Adaptief. Indien ingeschakeld, hangen de absorptie- en float-tijd af van de bulk-tijd (waarbij de maximum tijd is ingesteld
door DS-5 en DS-4)
De verhoudingen van afhankelijkheid zijn als volgt:
Absorptietijd = (bulk-tijd)*20 met een minimum van 30 minuten en een maximum ingesteld door DS-5 en DS-4.
Float-tijd = (bulk-tijd)*20 met een minimum van 4u en een maximum van 8u.
DS-2. Watch. Wanneer DS-2 aan staat, wordt de accuspanning gecontroleerd wanneer de lader wordt ingeschakeld. Als de
spanning hoger is dan 26V, is de accu volgens de lader volledig geladen en start de lader in opslagmodus. Als de spanning
lager is, start de lader in bulk-modus.
Wanneer DS-2 uit staat, start de lader altijd in bulk-modus.
DS-1. Automatische egalisatie. Wanneer DS-1 is ingeschakeld, wordt de absorptietijd gevolgd door een periode van
constante stroom met beperkte spanning (zie tabel). De gele LED “abs” knippert tijdens het egaliseren.
De stroom wordt beperkt tot 8% van de bulk-stroom voor alle VRLA-accu's (Gel of AGM) en sommige natte accu's en tot 25%
van de bulk-stroom voor alle buisjesplaat accu's. De bulk-stroom is de nominale laderstroom (80A of 100A) tenzij er een lagere
instelling is geselecteerd (de laadstroom kan worden verminderd aan de hand van de potentiometer voor stroominstelling en de
draaischakelaar in positie 8, of via de CAN-bus interface).
Als de bulk-laadstroom, zoals aanbevolen door de meeste accufabrikanten, ongeveer 20A per 100Ah accucapaciteit bedraagt
(d.w.z. 500Ah voor een 100A lader), betekent de beperking van 8% 1,6A per 100Ah accucapaciteit en de beperking van 25%
5A per 100Ah capaciteit.
In het geval van alle VRLA-accu's en sommige natte accu's (draaischakelaar in positie 1, 2 of 3) stopt de automatische
egalisatie wanneer de spanningslimiet maxV wordt bereikt of nadat t = (absorptietijd)/8, naargelang wat zich het eerst voordoet.
Voor alle buisjesplaat accu's stopt de automatische egalisatie nadat t = (absorptietijd)/2.
Waarschuwing
Sommige accufabrikanten bevelen een egalisatieperiode met constante stroom aan en anderen niet. Pas enkel
egalisatie met constante stroom toe op aanraden van de acculeverancier.
Draaischakelaar positie 8: handmatige instelling potentiometers
Deze potentiometers voorzien regelbare niveaus voor (van boven naar beneden):
• bulk-stroom (bereik 0A .. 100A voor een lader van 100A)
• absorptiespanning (bereik 11,5V .. 33.5V)
• float-spanning (bereik 11,5V .. 33.5V)
De bedieningsrichting is dusdanig dat de waarden toenemen wanneer de potentiometer met de wijzers van de klok mee wordt
gedraaid. Om de instelling te vereenvoudigen schakelt de lader automatisch over op de juiste modus zodra wordt vastgesteld
dat de positie van een potentiometer is gewijzigd. Als u tevreden bent met de instellingen, start u de lader opnieuw op om deze
de normale laadsequentie te laten doorlopen met toepassing van de nieuwe instellingen.
Softwareversie 2.01 en hoger: tijdens het afstellen worden stroom en spanning aangegeven met de LED-balken (knipperend) op
de Skylla-i en op het display (knipperend) op het Skylla-i bedieningspaneel.
Draaischakelaar positie 9: DC-stroomvoorziening
De lader kan worden ingesteld om te werken als DC-stroomvoorziening.
In deze modus, werkt de lader als een constante spanningsbron met een maximum uitgangsstroom van resp. 80 en 100A. De
uitgangsspanning is standaard ingesteld op 24V. Indien nodig kan de uitgangsspanning worden gewijzigd door de
absorptiespanningspotentiometer bij te stellen (bereik 11,5V .. 33.5V). Als u tevreden bent met de nieuwe instellingen, schakelt
u de lader uit aan de hand van de aan-/uitschakelaar zodat het spanningsniveau wordt bewaard.
Tijdens het afstellen wordt de spanning aangegeven met de LED-balken (knipperend) op de Skylla-i en op het display
(knipperend) op het Skylla-i bedieningspaneel.
9
EN NL FR DE ES Appendix
3.4. Temperatuurcompensatie
De temperatuursensor moet worden aangesloten op de minpool van de accu.
De temperatuurcompensatie is ingesteld op -32mV/°C voor alle 24V loodzuuraccu's (zie tabel en afb. 7) en alle laadstatussen.
De temperatuursensor moet worden geïnstalleerd als:
wordt verwacht dat de omgevingstemperatuur van de accu regelmatig lager dan 15°C of hoger dan 30°C zal zijn
de laadstroom hoger is dan 15A per 100Ah accucapaciteit
Voor Li-Ion accu's is geen temperatuurcompensatie nodig.
3.5. Handmatige egaliseerfunctie
Aan de hand van de egaliseerknop op de voorkant kan de lader enkel tijdens absorptie- en float-periodes in egaliseermodus
worden gezet. Wanneer de lader zich nog in bulk-modus bevindt, is egalisatie niet mogelijk.
Houd om te egaliseren de egaliseerknop drie seconden ingedrukt. De gele LEDs “absen “bulk” knipperen tijdens het
egaliseren.
De stroom- en spanningslimieten zijn identiek aan die voor de automatische egaliseerfunctie (zie deel 3.3). De egaliseerduur is
echter beperkt tot max. 1u wanneer het egaliseren wordt geactiveerd aan de hand van de egaliseerknop.
3.6. Power Control maximaal gebruik van beperkte walstroom
Er kan een maximum ingangsstroom worden ingesteld, zodat de netvoeding niet van zekeringen hoeft te worden voorzien.
Deze instelling is enkel beschikbaar voor het optionele Skylla-i bedieningspaneel of het Color Control GX paneel.
10
4. BEDIENING
4.1. Accu's laden
Wanneer u de netstroomvoorziening inschakelt en de eenheid AAN zet:
lichten alle LEDs gedurende twee seconden op
de groene LED blijft dan opgelicht om aan te geven dat de eenheid op "aan" staat
de laadstatus wordt aangegeven door het oplichten van één van vier gele LEDs
de eigenlijke uitgangsspanning en stroom worden aangegeven door de overeenkomstige rode LED-stroken
de interne ventilatoren kunnen werken naargelang de temperatuur binnen in de kast (temperatuurregeling)
Als de rode LED is opgelicht, raadpleeg dan deel 6.
4.2. Zevendelige laadcurve voor loodzwavelzuuraccu's
Afbeelding 6
4.2.1. Bulk
Wordt geactiveerd wanneer de lader wordt opgestart (DS-2 aan en accuspanning <26V, of DS-2 uit), of wanneer de
accuspanning minstens 1 minuut onder 26,4V blijft (wegens zware belasting). Er wordt constante stroom toegepast tot de
gasspanning is bereikt (28,8 V voor een 24V accu).
4.2.2. Accu-beschermingsmodus
Als de absorptiespanning is ingesteld op meer dan 28,8V, wordt de snelheid van de spanningstoename boven 28,8V beperkt tot
14mV/minuut om overmatige gasvorming te voorkomen.
4.2.3. Absorptie
Nadat de absorptiespanning is bereikt, werkt de lader in constante-spanningsmodus.
In het geval van adaptief laden, hangt de absorptietijd af van de bulk-tijd (zie deel 3.3).
4.2.4. Automatische egalisatie
Als de automatische egalisatie op "aan" staat, wordt de absorptieperiode gevolgd door een tweede periode van constante
stroom met beperkte spanning: zie deel 3.3. In deze modus worden VRLA-accu's 100% geladen en wordt stratificatie van het
elektrolyt in natte accu's voorkomen.
Als alternatief kan ook handmatig worden geëgaliseerd.
4.2.5. Float
Drijfspanning wordt toegepast om de accu volledig geladen te houden.
In het geval van adaptief laden, hangt de drijfspanningstijd af van de bulk-tijd (zie deel 3.3).
4.2.6. Storage
Na float-laden wordt de uitgangsspanning verminderd tot het storage niveau. Dit niveau is niet voldoende om langzame
zelfontlading van de accu te compenseren, maar beperkt het waterverlies en corrosie van de positieve plaatjes tot een minimum
wanneer de accu niet wordt gebruikt.
4.2.7. Wekelijkse ‘battery refresh
Een keer per week gaat de lader over op Herhaaldelijke Absorptiemodus gedurende een uur om de accu te 'verversen' (m.a.w.
volledig te laden).
tijd
Storage panning
Floatspanning
Absorptiespanning
U
bulk
absorptie
float
storage
100%
I
Egalisatie
11
EN NL FR DE ES Appendix
4.3. Vierdelige laadcurve voor Lithium-IJzerfosfaat (LiFePo4) accu's
4.3.1. Bulk
Wordt geactiveerd wanneer de lader wordt opgestart (DS-2 aan en accuspanning <26V, of DS-2 uit), of wanneer de
accuspanning minstens 1 minuut onder 26,7V blijft (wegens zware belasting). Er wordt constante stroom toegepast tot de
absorptiespanning is bereikt (28,4V voor een 24V accu).
4.3.2. Absorptie
Nadat de absorptiespanning is bereikt, werkt de lader in constante-spanningsmodus.
De aanbevolen absorptietijd is 2 uur.
4.3.3. Opslag
Na absorptieladen wordt de uitgangsspanning verminderd tot het opslagniveau. Dit niveau is niet voldoende om langzame
zelfontlading van de accu te compenseren, maar maximaliseert de levensduur.
4.3.4. Wekelijkse ‘battery refresh
Een keer per week gaat de lader over op Herhaaldelijke Absorptiemodus gedurende een uur om de accu te 'verversen' (m.a.w.
volledig te laden).
5. ONDERHOUD
Voor deze lader is geen specifiek onderhoud nodig. Toch wordt een jaarlijkse controle van de accuverbindingen aanbevolen.
Houd de lader droog, schoon en vrij van stof.
6. TEMPERATUURCOMPENSATIE
Afbeelding 7
Float
Absorpti
e
Tension de
b tt i
Accutemperatuur
Afbeelding 9
50 °C
50 °C
10°C
25°C
Accuspanning
12
7. PROBLEEMOPLOSSING
Algemene problemen:
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Lader werkt niet
Problemen met de voeding
Meet de netvoeding: 180 -265 VAC
Ingangs- of uitgangszekeringen defect
Retourneer het product naar uw verkooppunt
De accu wordt niet volledig
opgeladen
Slechte accuverbinding Controleer accuverbinding
De selectieschakelaar van de accu staat
in de verkeerde positie
Selecteer het juiste accutype met de
draaischakelaar
Te hoge kabelverliezen
Gebruik kabels met een grotere doorsnede. Gebruik
externe spanningssensoren
De accu wordt overladen
De selectieschakelaar van de accu staat
in de verkeerde positie
Selecteer het juiste accutype met de
draaischakelaar
Een accucel is defect
Vervang de accu
Accutemperatuur te hoog Overladen of te snel laden Sluit externe temperatuursensor aan
Storings-LED aan
(zie ook hoofdstuk 9)
Accuspanning te hoog (> 36V)
Controleer alle laadapparatuur
Controleer kabels en verbindingen
Bulk-tijd te lang (> 10u)
Mogelijke celstoring, of
hogere laadstroom nodig
Temperatuur in kast te hoog
Controleer ventilatieopeningen van kast
Zorg voor betere koeling van de omgeving
Storings-LED knippert CAN-busverbinding onderbroken
Sluit de CAN-bus weer aan of schakel de lader uit
en weer aan als de CAN-busverbinding niet meer
nodig is
Lijst met storingscodes die op de afstandsbedieningspanelen, zoals de Skylla-i-besturing en de Color Control worden
weergegeven:
Storingscode Mogelijke oorzaak Oplossing
Storing 1: Accutemperatuur te hoog Overladen of te snel laden Sluit externe temperatuursensor aan
Storing 2: Accuspanning te hoog
Bedradingsfout of een andere
acculader wordt overladen
Controleer alle laadapparatuur
Controleer kabels en verbindingen
Storing 3, 4 en 5: Storing temp.sensor
Bedradingsfout of
temperatuursensor defect
Controleer de bedrading van de
temperatuursensor en als dat niet helpt, vervang
dan de temperatuursensor
Storing 6, 7, 8 en 9: Storing
spanningssensor
Bedradingsfout
Controleer de bedrading van de
spanningssensor
Storing 17: Ladertemperatuur te hoog
De door de lader geproduceerde
hitte kan niet weg
Controleer ventilatieopeningen van kast
Zorg voor betere koeling van de omgeving
Storing 18 Interne fout
Neem contact op met de serviceafdeling van
Victron Energy
Storing 20: Bulktijd acculader verstreken
Na 10 uur bulklading heeft de
accuspanning nog steeds niet de
absorptiespanning bereikt
Mogelijke celstoring, of
hogere laadstroom nodig
Storing 34: Interne fout
Neem contact op met de serviceafdeling van
Victron Energy
Storing 37: Geen ingangsspanning (alleen
bij de versie met 3 uitgangen)
Voeding losgekoppeld of ac-
ingangszekering defect
Controleer de voeding en de zekering
Storing 65: Acculader verdwenen tijdens
bedrijf
Eén van de andere acculaders,
waarmee deze acculader werd
gesynchroniseerd, is tijdens het
bedrijf verdwenen
Schakel de acculader uit en weer in om de
storing te verhelpen
Storing 66: Incompatibel apparaat
De acculader is parallel geschakeld
met een andere acculader met
andere instellingen en/of een ander
laadalgoritme
Let erop dat alle instellingen hetzelfde zijn en
update de firmware op alle acculader naar de
nieuwste versie
Storing 67: BMS-verbinding verbroken
Verbinding met het BMS
onderbroken.
Controleer de CAN-bus bedrading. Als de
acculader weer naar de standalone-modus moet
overschakelen, houd dan de knop 'reset setting
to factory defaults' 5 seconden lang ingedrukt.
Storing 113, 114 Interne fout
Neem contact op met de serviceafdeling van
Victron Energy
Storing 115
Communicatiestoring
Controleer bedrading en afsluiters
Storing 116, 117 Interne fout
Neem contact op met de serviceafdeling van
Victron Energy
13
EN NL FR DE ES Appendix
8. SPECIFICATIES
Skylla-i 24/80 (1+1) 24/80 (3) 24/100 (1+1) 24/100 (3)
Ingangsspanning (VAC): 230V
Ingangsspanningsbereik (VAC): 185-265V
Ingangsspanningsbereik (VDC): 180-350V
Maximum AC-ingangsstroom @ 180 VAC 16A 20A
Frequentie (Hz) 45-65Hz
Vermogensfactor 0,98
Laadspanning 'absorptie' (VDC) (1) 28,8V
Laadspanning 'float' (VDC) 27,6V
Laadspanning ‘'opslag' (VDC) 26,4V
Laadstroom (A) (2) 80A
3 x 80A
(max. totale uitvoer: 80A)
100A
3 x 100A
(max. totale uitvoer: 100A)
Laadstroom startaccu (A) 4A n.v.t. 4A n.v.t.
Laadalgoritme 7-traps adaptief
Accuvermogen (Ah) 400-800Ah 500-1000Ah
Laadcurve, Li-Ion 4-traps, met aan-uitbediening of CAN-bus bediening
Temperatuursensor Ja
Kan worden gebruikt als stroomvoorziening Ja
Aan-uit op afstand Ja (kan worden aangesloten op een Li-Ion BMS)
CAN bus communicatiepoort Twee RJ45 aansluitingen, NMEA2000 protocol, galvanisch geïsoleerd
Gesynchroniseerde parallelle werking Ja, met de CAN-bus
Alarmrelais op afstand DPST AC bereik: 240VAC/4A DC bereik: 4A tot 35VDC, 1A tot 60VDC
Geforceerde koeling Ja
Beveiliging
Accuompoling (zekering) Kortsluiting uitgang Oververhitting
Bedrijfstemperatuurbereik -20 tot 60
(volledige uitgangsstroom tot 40°C)
Vochtigheidsgraad (geen condens)
max 95%
BEHUIZING
Materiaal en kleur aluminium (blauw RAL 5012)
Accuaansluiting M8 bouten
230 VAC-aansluiting schroef-klem 10mm² (AWG 7)
Beschermingsklasse IP 21
Gewicht kg (lbs) 7 (16)
Afmetingen hxbxd in mm
(hxbxd in inch)
405 x 250 x 150
(16,0 x 9,9 x 5,9)
NORMEN
Veiligheid EN 60335-1, EN 60335-2-29
Emissie EN 55014-1, EN 61000-6-3, EN 61000-3-2
Immuniteit EN 55014-2, EN 61000-6-1, EN 61000-6-2, EN 61000-3-3
1) Uitgangsspanningsbereik 20-36V.
Kan worden ingesteld via
draaischakelaar of potentiometers.
2) Tot 40°C (100°F) omgevingstemperatuur.
Uitgang wordt verminderd tot 80% bij 50ºC en tot 60% bij 60ºC.
14
9. LED-INDICATIE
LED indicatie:
permanent opgelicht
knippert
uit
LEDs: on (O), bulk (B), absorption (A), float (F), storage (S), failure (E)
(*1) Afwisselend knipperen
Storingen
Opmerking: LEDs knipperen synchroon
Op het paneel licht de fout-led op en de foutcode wordt weergegeven.
Skylla-i
Paneel
LEDs O B A F S E
B A F E
Bulk
Beschermingsmodus (dU/dt)
Absorptie
Automatische egalisatie (DS-1 aan)
Float
Storage
Herhaaldelijke absorptie
Handmatige egalisatie (*1)
Stroomvoorziening
LEDs
O
B
A
F
S
E
Accutemperatuursensor
Accusensordraden
Bulk-tijdbescherming (10 u)
Ladertemperatuur te hoog
Overstroom lader
Overspanning lader
BMS-verbinding verbroken
Interne fout
(bv. kalibratiegegevens verloren)

Documenttranscriptie

1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN 1.1. Algemeen NL FR DE ● Gelieve de bijgeleverde documentatie van het product eerst te lezen, zodat u vertrouwd bent met de veiligheidssymbolen en aanwijzingen voordat u het product gebruikt. ● Dit product is ontworpen en getest in overeenstemming met internationale normen. De apparatuur mag enkel worden gebruikt voor de bedoelde toepassing. ● WAARSCHUWING: gevaar van elektrische schokken Het product wordt gebruikt in combinatie met een permanente energiebron (accu). Zelfs als de apparatuur is uitgeschakeld, kan er nog steeds gevaarlijke elektrische spanning aanwezig zijn aan de ingangs- en/of uitgangsklemmen. Koppel steeds de ACstroom en de accu los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. ● Het product bevat geen interne onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden. Verwijder het voorpaneel enkel als de netstroom en de accu zijn losgekoppeld. Stel het product enkel in bedrijf als alle panelen zijn geplaatst. Al het onderhoud dient door gekwalificeerd personeel te worden uitgevoerd. ● Gebruik het product nooit op plaatsen waar zich gas- of stofexplosies kunnen voordoen. Raadpleeg de specificaties van de accufabrikant om te waarborgen dat de accu geschikt is voor gebruik met dit product. Volg steeds de veiligheidsvoorschriften van de accufabrikant. ● WAARSCHUWING: hef nooit zonder hulp zware voorwerpen op. ES 1.2. Installatie 1.3. Transport en opslag ● Zorg er tijdens de opslag of het transport van het product voor dat de netstroom- en accukabels zijn losgekoppeld. ● Alle aansprakelijkheid wordt geweigerd in geval van verkeersschade als de apparatuur niet in de originele verpakking wordt vervoerd. ● Bewaar het product in een droge omgeving; de opslagtemperatuur moet tussen –20°C en 60°C liggen. ● Raadpleeg de handleiding van de accufabrikant voor informatie over transport, opslag, laden, opladen en afdanking van de accu. 1 Appendix ● Lees de installatieaanwijzingen voordat u met de installatie begint. ● Dit product behoort tot veiligheidsklasse I (geleverd met een aardklem voor veiligheidsdoeleinden). De AC ingangs- en/of uitgangsklemmen moeten worden voorzien van ononderbroken aarding voor veiligheidsdoeleinden. Aan de buitenkant van het product bevindt zich een extra aardpunt. Als u vermoedt dat de aardbeveiliging is beschadigd, moet het product buiten bedrijf worden gesteld en beveiligd worden tegen ongewenst bedrijf; neem contact op met gekwalificeerd onderhoudspersoneel. ● Zorg ervoor dat de verbindingskabels zijn voorzien van zekeringen en stroomonderbrekers. Vervang nooit een beveiliging door een ander type component. Raadpleeg de handleiding voor het juiste onderdeel. ● Controleer voordat u het toestel aanzet of de beschikbare spanningsbron overeenstemt met de configuratie-instellingen van het product zoals beschreven in de handleiding. ● Zorg ervoor dat de apparatuur wordt gebruikt in de juiste omgevingsvoorwaarden. Gebruik het product nooit in een vochtige of stoffige omgeving. ● Zorg ervoor dat er rondom het product steeds voldoende vrije ruimte is voor ventilatie en dat de ventilatieopeningen niet geblokkeerd zijn. ● Installeer het product in een hittebestendige omgeving. Zorg ervoor dat er zich geen chemische stoffen, plastic onderdelen, gordijnen of andere soorten textiel enz. in de onmiddellijke omgeving van de apparatuur bevinden. 2. INSTALLATIE EN BEDRADING 2.1. Installatie Zoek een droge en goed geventileerde plaats om de Skylla lader en accu te monteren. Zorg ervoor dat de kabel tussen de lader en de accu hoogstens 6 meter lang is. De lader kan tegen de muur of op de vloer worden gemonteerd. Verticale montage verbetert de luchtcirculatie binnen in de laderkast en verlengt de levensduur van de acculader. Montage tegen de muur De eenheid kan het best tegen een muur worden gemonteerd aan de hand van de bijgeleverde montageplaat. Als deze plaat tegen de muur is bevestigd, kan de lader aan deze montageplaat worden gehangen. De lader kan dan worden bevestigd aan de hand van twee schroeven onderaan aan de achterkant van de lader. Nu zit de lader helemaal vast. Bedrading De ingangen voor de netstroomkabel, de accukabels, de afstandfuncties en de verbinding om de aardkabel aan te sluiten, bevinden zich aan de onderkant van de behuizing, zie Figure 1 voor de modellen met twee uitgangen en afbeelding 3 voor de modellen met drie uitgangen. Afbeelding 2 Onderaanzicht van kast met kabelingangen: modellen met twee uitgangen 1. Netstroomkabel 2. Afstand verbindingen 3. Startaccu 4. Hoofdaccu 5. Aardpunt Afbeelding 2 Onderaanzicht van kast met kabelingangen: modellen met drie uitgangen 1. Netstroomkabel 2. Afstand verbindingen 3. (niet aanwezig) 4. Hoofdaccu's 5. Aardpunt 2 EN NL De aarding aansluiten Sluit het aardpunt (5) aan op een werkelijk geaard punt. Aardverbindingen moeten voldoen aan de toepasselijke veiligheidsnormen. • Op een schip: sluit aan (5) op de aardplaat of op de scheepsromp. • Op land: sluit aan (5) op de aarding van de netstroom. De aansluiting op de aarding van de netstroom moet voldoen aan de toepasselijke veiligheidsnormen. • Mobiele toepassingen (een voertuig, een auto of een kampeerwagen): sluit aan (5) op het chassis van het voertuig. De accuverbindingen van de lader zijn volledig vlottend met betrekking tot dit aardpunt. 2.2. Aansluiting van de accu's FR Aanbevolen kabeldiameter: kabellengte tot 1,5m kabellengte 1,5m - 6m 24/80 (1+1) 25mm2 35mm2 24/80 (3) 25mm² naar elke accu 35mm² naar elke accu 2 35mm 24/100 (3) 35mm² naar elke accu 50mm2 50mm² naar elke accu ES 24/100 (1+1) DE type Skylla-i Appendix 2.2.1. Aansluiting van de startaccu De startaccu moet worden aangesloten met een kabel met een doorsnede van minimaal 2,5mm2. Sluit de positieve (+) accupool aan op de aansluiting "Startaccu positief", zie afbeelding 2. 2.2.2. Accu-aansluitvolgorde De Skylla is NIET beveiligd tegen omgekeerde polariteit. ("+" aangesloten op "-" en "-" aangesloten op "+"). Volg de installatieprocedure. De garantie vervalt als de Skylla defect raakt als gevolg van omgekeerde polariteit. Met de aan/uit-schakelaar aan de voorkant van de kast wordt de netvoeding niet uitgeschakeld. Koppel de voeding los voordat u verbindingen naar de accu maakt of verbreekt. 1. Koppel de voeding los. 2. Koppel de accukabels los van de accu. 3. Verwijder het voorpaneel van de acculader. 4. Sluit de accukabels aan op de lader. 5. Sluit de accukabels aan op de accu. 2.2.2 Acculoskoppelvolgorde Let erop dat de accu bij het loskoppelen van de accukabels niet per ongeluk kortsluiting maakt. 1. Zet de lader uit. 2. Koppel de voeding los. 3. Koppel de accukabels los van de accu. 4. Verwijder het voorpaneel van de acculader. 5. Koppel de negatieve accukabel los. 6. Koppel de positieve accukabel los. 7. Koppel alle overige kabels, zoals die van de temperatuursensor en/of spanningssensor, die voor deze specifieke accu worden gebruikt los. 3 +: Hoofdaccu positief -: Hoofdaccu negatief Startaccu positief Afbeelding 3 Plaats van accuverbindingen: modellen met twee uitgangen Opmerking: De startaccu kan stroom afnemen van de accu aangesloten op de klemmen van de hoofdaccu als de spanning van de startaccu lager is dan die van de hoofdbatterij. De hoofdaccu kan echter geen stroom afnemen van de startaccu, ook al is de startaccu volledig geladen en het laadniveau van de hoofdaccu minimaal is. Verbindingen bij modellen met drie uitgangen +A: Accu A plus +B: Accu B plus +C: Accu C plus -: Accu A/B/C min Afbeelding 4 Plaats van accuverbindingen: modellen met drie uitgangen 4 2.3. Overige opties EN De bedrading van deze signalen moet worden uitgevoerd wanneer de lader is losgekoppeld van de netstroom. AANSLUITBLOK VOOR EXTERNE SENSOREN, SCHAKELAAR EN RELAIS NL FR + Temperatuur sensor + Aan/uit op afstand NO NC COM Alarmrelais DE + Spanning sensor Afbeelding 5 Aansluitblok ES 2.3.1. Externe spanningssensor (zie afb. 5) Een externe spanningssensor kan nuttig zijn wanneer het belangrijk is om de accuspanning nauwkeurig te bepalen, zoals in het geval van hoge laadstromen in combinatie met lange kabels. Appendix Ga als volgt te werk om de externe spanningssensor aan te sluiten: • sluit een rode draad (0,75mm2) aan tussen de positieve accupool en de aansluiting "+ Spanningssensor" • sluit een zwarte draad (0,75mm2) aan tussen de negatieve accupool en de aansluiting "- Spanningssensor" • controleer dat de overeenkomstige LED is opgelicht en controleer zo niet de bekabeling. 2.3.2. Externe temperatuursensor (zie afb. 5) De externe temperatuursensor die bij de lader wordt geleverd, kan worden aangesloten op deze klemmen voor temperatuur gecompenseerd laden van de accu. De sensor is elektrisch geïsoleerd en moet worden aangesloten op de negatieve pool van de accu. Ga als volgt te werk om de temperatuursensor aan te sluiten: • sluit de rode draad aan op de aansluiting "+ Temperatuursensor" • sluit de zwarte draad aan op de aansluiting "- Temperatuursensor" • monteer de temperatuursensor op de negatieve pool van de accu • controleer dat de overeenkomstige LED is opgelicht en controleer zo niet de bekabeling. 2.3.3. Aan/uit op afstand (zie afb. 5) Wees voor de bedrading van de afstand schakelaar uiterst voorzichtig. Aangezien deze ingang behoorlijk gevoelig is, wordt aanbevolen gevlochten aderparen te gebruiken voor deze verbinding. De ingang voor aan/uit op afstand kan ook worden aangesloten op een open-collector optische koppelaar: de open klemspanning bedraagt 3V en de gesloten klemspanning bedraagt 100 µA. Als er geen afstand schakelaar is aangesloten, moeten de klemmen voor aan/uit op afstand met behulp van een korte draad worden kortgesloten. 2.3.4. Aansluitingen alarmrelais (zie afb. 5) Het alarmrelais is actief wanneer de oplader normaal oplaadt, er geen foutmelding is en de batterijspanning binnen het spanningsbereik van 23,7V en 33,6V ligt. Het relais is uitgeschakeld wanneer de lader stopt, er een fout optreedt of wanneer de spanning onder 23,45V daalt of boven de 33,85V komt. 2.3.5. CAN-bus-aansluiting (VE.Can) De VE.Can-bus-aansluitingen (RJ45) bieden toegang tot de besturing (Skylla-i afstand bedieningspaneel, Color Control GX of NMEA 2000) De twee RJ45-aansluitingen in elke lader (zie afbeelding 7) zijn parallel geschakeld. Daarom bestaat er geen functioneel verschil tussen deze aansluitingen. Het uiteinde van een CAN-kabel moet voorzien zijn van een bus-afsluiter. U doet dit door in de ene RJ45-aansluiting een busafsluiter te plaatsen en in de andere de CAN-kabel. Bij een knooppunt (twee CAN-kabels, één in elke RJ45-aansluiting) is geen afsluiter vereist. Er kunnen meerdere Skylla-i bedieningspanelen op één lader of op een set gesynchroniseerde en parallel geschakelde laders worden aangesloten. 5 2.3.6. Gesynchroniseerde parallelle werking Er kunnen meerdere laders worden gesynchroniseerd met de CAN-interface. Dit wordt gerealiseerd door de laders op elkaar aan te laten sluiten met RJ45 UTP-kabels (bus-afsluiters nodig, zie punt 2.3.5). De parallel geschakelde laders moeten identieke instellingen voor DIP- en draaischakelaars hebben. Er kan een mix van Skylla-i 100A- en 80A-laders parallel worden geschakeld. Laders met twee en laders met drie uitgangen kunnen niet parallel met elkaar worden geschakeld. De walstroomlimiet van de groep parallelle laders kan worden ingesteld met het Skylla-i bedieningspaneel. De stroomlimiet, zoals weergegeven op het paneel, is de walstroom van de groep. De uitgangsstroom van de ene lader kan verschillen van de andere lader, hoewel ze parallel worden geschakeld. Als één lader van de parallel aangesloten laders wordt losgekoppeld, gaat de LED storing knipperen op alle units die in de parallelle bedrijfsmodus stonden. Om dit probleem op te lossen, sluit u of de losgekoppelde lader weer aan of zet de overige units uit en weer aan. Wanneer een afstandssensor wordt gebruikt (voor spanning en/of temperatuur), moet deze worden verbonden met een van de parallel werkende laders. Alle andere laders zullen de informatie delen via de CAN-interface. De groene LED van de lader waaraan de sensor is verbonden, brandt continu. Op de andere laders zal de bijbehorende LED knipperen. Bij een gesynchroniseerde parallelle werking zal de LED “ON” om de 3 seconden op alle parallel geschakelde eenheden knipperen. 2.3.7 De netstroom aansluiten (zie afb. 6) 1. Controleer of de accu is aangesloten op de lader. 2. Verwijder de voorkant van de acculader voor toegang tot de AC-ingangsaansluiting. 3. Sluit de PE-netstroomkabel (groen/geel) aan op klem PE van de AC-ingangsaansluiting op de printplaat, zie Figuur 4. Sluit de neutrale netstroomkabel (blauw) aan op klem N van de AC-ingangsaansluiting. 5. Sluit de netstroomlijnkabel (bruin) aan op klem L van de AC-ingangsaansluiting. 6. Kies de juiste acculaadcurve voordat u de AC-stroom inschakelt (zie deel 3). Afbeelding 6 Aansluiting netstroomkabel 6 3. BEDIENING EN AFSTELLING EN Wanneer de lader juist is geïnstalleerd en voordat u de netstroom inschakelt, moet de lader worden aangepast een de aangesloten accu. Opmerking over de modellen met drie uitgangen: alle instellingen worden tegelijkertijd op de drie uitgangen toegepast NL 7 1 FR 3 2 DE 4 5 ES 6 Afbeelding 7 Interne bedieningen en aansluitingen 3.1. Draaischakelaar Met de draaischakelaar kan de gebruiker een aantal vooraf ingestelde accutypes om te laden kiezen. Zie de onderstaande tabel. Waarschuwing: de hieronder aangegeven laadspanningen zijn enkel ter informatie. Raadpleeg steeds de acculeverancier voor de juiste laadspanningen. Pos 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Beschrijving Niet gebruiken Gel Victron long life (OPzV) Gel exide A600 (OPzV) Gel MK Fabrieksinstelling Gel Victron deep discharge, Gel Exide A200 AGM Victron deep discharge Vaste buisjesplaat (OPzS) Rolls Marine (nat), Rolls Solar (nat) AGM spiral cell Rolls AGM PzS buisjesplaat tractie accu's of OPzS accu's in cyclisch bedrijf 1 PzS buisjesplaat tractie accu's of OPzS accu's in cyclisch bedrijf 2 PzS buisjesplaat tractie accu's of OPzS accu's in cyclisch bedrijf 3 Lithium-IJzerfosfaat (LiFePo4) accu's Regelbaar: de maximum laadstroom en absorptie- en drijfspanning kunnen aan de hand van potentiometers worden ingesteld Stroomvoorziening Absorptie V Float V Storage V Egalisatie maxV@% van Inom dV/dT mV/°C 28,2 27,6 26,4 31,8@8% max 1u -32 28,8 27,6 26,4 32,4@8% max 1u -32 29,4 27,6 26,4 33,0@8% max 1u -32 28,2 27,6 26,4 31,8@25% max 4u -32 28,8 27,6 26,4 32,4@25% max 4u -32 30,0 27,6 26,4 33,6@25% max 4u -32 28,4 n.v.t. 26,7 Regelb. Regelb. 26,4 24,0 n.v.t. n.v.t. n.v.t. (Var. + 3,6)@25% max 4u Veq-max < 33.6V n.v.t. 0 -32 0 7 Appendix Hiertoe is het bedieningspaneel voorzien van een aantal schakelaars en aansluitingen om de gebruiker de volgende opties te bieden: 1. Draaischakelaar om het accutype te kiezen. 2. DIP-schakelaar om verschillende opties in te stellen. 3. Nauwkeurige afstelling van stroom en spanning voor positie 8 van de draaischakelaar (en van de spanning voor alleen positie 9) 4. Can-bus aansluiting (RJ45). 5. Controlelampjes voor juiste aansluiting van spannings- en temperatuursensoren. 6. Aansluitblok voor externe sensoren, schakelaar en relais. 7. Reset settings to factory defaults (reset de instellingen naar de fabrieksinstellingen, 5 seconden ingedrukt houden). 3.2. DIP-schakelaar De DIP-schakelaars zijn genummerd van 6 tot 1, van boven naar beneden. Fabrieksinstellingen: DS-6 Bulk Protection DS-5 Absorptietijd DS-4 Absorptietijd DS-3 Adaptief DS-2 Watch DS-1 Automatisch egaliseren aan uit aan aan aan uit 3.3. Beschrijving van de instellingen: DS-6 Bulk Protection. Indien ingeschakeld, licht de storingen-LED op en wordt de lader uitgeschakeld wanneer de bulk-tijd langer is dan 10 uur. DS-5 en DS-4. Absorptietijd. De combinatie van schakelaars 5 en 4 stelt de maximum absorptietijd in bij adaptief laden en een vastgestelde tijd als de adaptieve modus is uitgeschakeld (DS-3). DS-5 Uit Aan Uit Aan DS-4 Uit Uit Aan Aan Absorptietijd 2 u (voorkeur voor LiFePo4 accu's) 4 u. 8 u. (fabrieksinstelling) 12 u. DS 3. Adaptief. Indien ingeschakeld, hangen de absorptie- en float-tijd af van de bulk-tijd (waarbij de maximum tijd is ingesteld door DS-5 en DS-4) De verhoudingen van afhankelijkheid zijn als volgt: Absorptietijd = (bulk-tijd)*20 met een minimum van 30 minuten en een maximum ingesteld door DS-5 en DS-4. Float-tijd = (bulk-tijd)*20 met een minimum van 4u en een maximum van 8u. DS-2. Watch. Wanneer DS-2 aan staat, wordt de accuspanning gecontroleerd wanneer de lader wordt ingeschakeld. Als de spanning hoger is dan 26V, is de accu volgens de lader volledig geladen en start de lader in opslagmodus. Als de spanning lager is, start de lader in bulk-modus. Wanneer DS-2 uit staat, start de lader altijd in bulk-modus. DS-1. Automatische egalisatie. Wanneer DS-1 is ingeschakeld, wordt de absorptietijd gevolgd door een periode van constante stroom met beperkte spanning (zie tabel). De gele LED “abs” knippert tijdens het egaliseren. De stroom wordt beperkt tot 8% van de bulk-stroom voor alle VRLA-accu's (Gel of AGM) en sommige natte accu's en tot 25% van de bulk-stroom voor alle buisjesplaat accu's. De bulk-stroom is de nominale laderstroom (80A of 100A) tenzij er een lagere instelling is geselecteerd (de laadstroom kan worden verminderd aan de hand van de potentiometer voor stroominstelling en de draaischakelaar in positie 8, of via de CAN-bus interface). Als de bulk-laadstroom, zoals aanbevolen door de meeste accufabrikanten, ongeveer 20A per 100Ah accucapaciteit bedraagt (d.w.z. 500Ah voor een 100A lader), betekent de beperking van 8% 1,6A per 100Ah accucapaciteit en de beperking van 25% 5A per 100Ah capaciteit. In het geval van alle VRLA-accu's en sommige natte accu's (draaischakelaar in positie 1, 2 of 3) stopt de automatische egalisatie wanneer de spanningslimiet maxV wordt bereikt of nadat t = (absorptietijd)/8, naargelang wat zich het eerst voordoet. Voor alle buisjesplaat accu's stopt de automatische egalisatie nadat t = (absorptietijd)/2. Waarschuwing Sommige accufabrikanten bevelen een egalisatieperiode met constante stroom aan en anderen niet. Pas enkel egalisatie met constante stroom toe op aanraden van de acculeverancier. Draaischakelaar positie 8: handmatige instelling potentiometers Deze potentiometers voorzien regelbare niveaus voor (van boven naar beneden): • bulk-stroom (bereik 0A .. 100A voor een lader van 100A) • absorptiespanning (bereik 11,5V .. 33.5V) • float-spanning (bereik 11,5V .. 33.5V) De bedieningsrichting is dusdanig dat de waarden toenemen wanneer de potentiometer met de wijzers van de klok mee wordt gedraaid. Om de instelling te vereenvoudigen schakelt de lader automatisch over op de juiste modus zodra wordt vastgesteld dat de positie van een potentiometer is gewijzigd. Als u tevreden bent met de instellingen, start u de lader opnieuw op om deze de normale laadsequentie te laten doorlopen met toepassing van de nieuwe instellingen. Softwareversie 2.01 en hoger: tijdens het afstellen worden stroom en spanning aangegeven met de LED-balken (knipperend) op de Skylla-i en op het display (knipperend) op het Skylla-i bedieningspaneel. Draaischakelaar positie 9: DC-stroomvoorziening De lader kan worden ingesteld om te werken als DC-stroomvoorziening. In deze modus, werkt de lader als een constante spanningsbron met een maximum uitgangsstroom van resp. 80 en 100A. De uitgangsspanning is standaard ingesteld op 24V. Indien nodig kan de uitgangsspanning worden gewijzigd door de absorptiespanningspotentiometer bij te stellen (bereik 11,5V .. 33.5V). Als u tevreden bent met de nieuwe instellingen, schakelt u de lader uit aan de hand van de aan-/uitschakelaar zodat het spanningsniveau wordt bewaard. Tijdens het afstellen wordt de spanning aangegeven met de LED-balken (knipperend) op de Skylla-i en op het display (knipperend) op het Skylla-i bedieningspaneel. 8 EN 3.4. Temperatuurcompensatie NL De temperatuursensor moet worden aangesloten op de minpool van de accu. De temperatuurcompensatie is ingesteld op -32mV/°C voor alle 24V loodzuuraccu's (zie tabel en afb. 7) en alle laadstatussen. De temperatuursensor moet worden geïnstalleerd als: • wordt verwacht dat de omgevingstemperatuur van de accu regelmatig lager dan 15°C of hoger dan 30°C zal zijn • de laadstroom hoger is dan 15A per 100Ah accucapaciteit Voor Li-Ion accu's is geen temperatuurcompensatie nodig. FR 3.5. Handmatige egaliseerfunctie ES 3.6. Power Control – maximaal gebruik van beperkte walstroom DE Aan de hand van de egaliseerknop op de voorkant kan de lader enkel tijdens absorptie- en float-periodes in egaliseermodus worden gezet. Wanneer de lader zich nog in bulk-modus bevindt, is egalisatie niet mogelijk. Houd om te egaliseren de egaliseerknop drie seconden ingedrukt. De gele LEDs “abs”en “bulk” knipperen tijdens het egaliseren. De stroom- en spanningslimieten zijn identiek aan die voor de automatische egaliseerfunctie (zie deel 3.3). De egaliseerduur is echter beperkt tot max. 1u wanneer het egaliseren wordt geactiveerd aan de hand van de egaliseerknop. Er kan een maximum ingangsstroom worden ingesteld, zodat de netvoeding niet van zekeringen hoeft te worden voorzien. Deze instelling is enkel beschikbaar voor het optionele Skylla-i bedieningspaneel of het Color Control GX paneel. Appendix 9 4. BEDIENING 4.1. Accu's laden Wanneer u de netstroomvoorziening inschakelt en de eenheid AAN zet: • lichten alle LEDs gedurende twee seconden op • de groene LED blijft dan opgelicht om aan te geven dat de eenheid op "aan" staat • de laadstatus wordt aangegeven door het oplichten van één van vier gele LEDs • de eigenlijke uitgangsspanning en stroom worden aangegeven door de overeenkomstige rode LED-stroken • de interne ventilatoren kunnen werken naargelang de temperatuur binnen in de kast (temperatuurregeling) Als de rode LED is opgelicht, raadpleeg dan deel 6. 4.2. Zevendelige laadcurve voor loodzwavelzuuraccu's Absorptiespanning Floatspanning Storage panning U bulk absorptie float storage tijd 100% I Egalisatie Afbeelding 6 4.2.1. Bulk Wordt geactiveerd wanneer de lader wordt opgestart (DS-2 aan en accuspanning <26V, of DS-2 uit), of wanneer de accuspanning minstens 1 minuut onder 26,4V blijft (wegens zware belasting). Er wordt constante stroom toegepast tot de gasspanning is bereikt (28,8 V voor een 24V accu). 4.2.2. Accu-beschermingsmodus Als de absorptiespanning is ingesteld op meer dan 28,8V, wordt de snelheid van de spanningstoename boven 28,8V beperkt tot 14mV/minuut om overmatige gasvorming te voorkomen. 4.2.3. Absorptie Nadat de absorptiespanning is bereikt, werkt de lader in constante-spanningsmodus. In het geval van adaptief laden, hangt de absorptietijd af van de bulk-tijd (zie deel 3.3). 4.2.4. Automatische egalisatie Als de automatische egalisatie op "aan" staat, wordt de absorptieperiode gevolgd door een tweede periode van constante stroom met beperkte spanning: zie deel 3.3. In deze modus worden VRLA-accu's 100% geladen en wordt stratificatie van het elektrolyt in natte accu's voorkomen. Als alternatief kan ook handmatig worden geëgaliseerd. 4.2.5. Float Drijfspanning wordt toegepast om de accu volledig geladen te houden. In het geval van adaptief laden, hangt de drijfspanningstijd af van de bulk-tijd (zie deel 3.3). 4.2.6. Storage Na float-laden wordt de uitgangsspanning verminderd tot het storage niveau. Dit niveau is niet voldoende om langzame zelfontlading van de accu te compenseren, maar beperkt het waterverlies en corrosie van de positieve plaatjes tot een minimum wanneer de accu niet wordt gebruikt. 4.2.7. Wekelijkse ‘battery refresh’ Een keer per week gaat de lader over op Herhaaldelijke Absorptiemodus gedurende een uur om de accu te 'verversen' (m.a.w. volledig te laden). 10 4.3.3. Opslag Na absorptieladen wordt de uitgangsspanning verminderd tot het opslagniveau. Dit niveau is niet voldoende om langzame zelfontlading van de accu te compenseren, maar maximaliseert de levensduur. DE 4.3.4. Wekelijkse ‘battery refresh’ Een keer per week gaat de lader over op Herhaaldelijke Absorptiemodus gedurende een uur om de accu te 'verversen' (m.a.w. volledig te laden). FR 4.3.2. Absorptie Nadat de absorptiespanning is bereikt, werkt de lader in constante-spanningsmodus. De aanbevolen absorptietijd is 2 uur. NL 4.3.1. Bulk Wordt geactiveerd wanneer de lader wordt opgestart (DS-2 aan en accuspanning <26V, of DS-2 uit), of wanneer de accuspanning minstens 1 minuut onder 26,7V blijft (wegens zware belasting). Er wordt constante stroom toegepast tot de absorptiespanning is bereikt (28,4V voor een 24V accu). EN 4.3. Vierdelige laadcurve voor Lithium-IJzerfosfaat (LiFePo4) accu's ES 5. ONDERHOUD Voor deze lader is geen specifiek onderhoud nodig. Toch wordt een jaarlijkse controle van de accuverbindingen aanbevolen. Houd de lader droog, schoon en vrij van stof. Appendix 6. TEMPERATUURCOMPENSATIE Afbeelding 7 Absorptie Accuspanning Tension de b tt i Float 50 °C 10°C 25°C Accutemperatuur 50 °C Afbeelding 9 11 7. PROBLEEMOPLOSSING Algemene problemen: Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing Problemen met de voeding Ingangs- of uitgangszekeringen defect Slechte accuverbinding De selectieschakelaar van de accu staat in de verkeerde positie De accu wordt overladen De selectieschakelaar van de accu staat in de verkeerde positie Een accucel is defect Meet de netvoeding: 180 -265 VAC Retourneer het product naar uw verkooppunt Controleer accuverbinding Selecteer het juiste accutype met de draaischakelaar Gebruik kabels met een grotere doorsnede. Gebruik externe spanningssensoren Selecteer het juiste accutype met de draaischakelaar Vervang de accu Accutemperatuur te hoog Overladen of te snel laden Sluit externe temperatuursensor aan Lader werkt niet De accu wordt niet volledig opgeladen Te hoge kabelverliezen Accuspanning te hoog (> 36V) Storings-LED aan (zie ook hoofdstuk 9) Bulk-tijd te lang (> 10u) Temperatuur in kast te hoog Storings-LED knippert CAN-busverbinding onderbroken Controleer alle laadapparatuur Controleer kabels en verbindingen Mogelijke celstoring, of hogere laadstroom nodig Controleer ventilatieopeningen van kast Zorg voor betere koeling van de omgeving Sluit de CAN-bus weer aan of schakel de lader uit en weer aan als de CAN-busverbinding niet meer nodig is Lijst met storingscodes die op de afstandsbedieningspanelen, zoals de Skylla-i-besturing en de Color Control worden weergegeven: Storingscode Mogelijke oorzaak Oplossing Storing 1: Accutemperatuur te hoog Overladen of te snel laden Sluit externe temperatuursensor aan Storing 2: Accuspanning te hoog Bedradingsfout of een andere acculader wordt overladen Storing 3, 4 en 5: Storing temp.sensor Bedradingsfout of temperatuursensor defect Storing 6, 7, 8 en 9: Storing spanningssensor Bedradingsfout Storing 17: Ladertemperatuur te hoog De door de lader geproduceerde hitte kan niet weg Storing 18 Interne fout Controleer alle laadapparatuur Controleer kabels en verbindingen Controleer de bedrading van de temperatuursensor en als dat niet helpt, vervang dan de temperatuursensor Controleer de bedrading van de spanningssensor Controleer ventilatieopeningen van kast Zorg voor betere koeling van de omgeving Neem contact op met de serviceafdeling van Victron Energy Storing 20: Bulktijd acculader verstreken Na 10 uur bulklading heeft de accuspanning nog steeds niet de absorptiespanning bereikt Neem contact op met de serviceafdeling van Victron Energy Storing 34: Interne fout Storing 37: Geen ingangsspanning (alleen bij de versie met 3 uitgangen) Storing 65: Acculader verdwenen tijdens bedrijf Storing 66: Incompatibel apparaat Voeding losgekoppeld of acingangszekering defect Eén van de andere acculaders, waarmee deze acculader werd gesynchroniseerd, is tijdens het bedrijf verdwenen De acculader is parallel geschakeld met een andere acculader met andere instellingen en/of een ander laadalgoritme Storing 67: BMS-verbinding verbroken Verbinding met het BMS onderbroken. Storing 113, 114 Interne fout Storing 115 Communicatiestoring Storing 116, 117 Interne fout 12 Mogelijke celstoring, of hogere laadstroom nodig Controleer de voeding en de zekering Schakel de acculader uit en weer in om de storing te verhelpen Let erop dat alle instellingen hetzelfde zijn en update de firmware op alle acculader naar de nieuwste versie Controleer de CAN-bus bedrading. Als de acculader weer naar de standalone-modus moet overschakelen, houd dan de knop 'reset setting to factory defaults' 5 seconden lang ingedrukt. Neem contact op met de serviceafdeling van Victron Energy Controleer bedrading en afsluiters Neem contact op met de serviceafdeling van Victron Energy EN 8. SPECIFICATIES 24/80 (1+1) 24/80 (3) 24/100 (1+1) Ingangsspanning (VAC): 180-350V Maximum AC-ingangsstroom @ 180 VAC 16A 20A Frequentie (Hz) 45-65Hz 0,98 Laadspanning 'absorptie' (VDC) (1) 28,8V Laadspanning 'float' (VDC) 27,6V Laadspanning ‘'opslag' (VDC) 26,4V 80A Laadstroom startaccu (A) 4A 3 x 80A 100A n.v.t. 4A (max. totale uitvoer: 80A) Laadalgoritme ES Laadstroom (A) (2) 3 x 100A (max. totale uitvoer: 100A) n.v.t. 7-traps adaptief 400-800Ah Laadcurve, Li-Ion Appendix Accuvermogen (Ah) 500-1000Ah 4-traps, met aan-uitbediening of CAN-bus bediening Temperatuursensor Ja Kan worden gebruikt als stroomvoorziening Ja Aan-uit op afstand Ja (kan worden aangesloten op een Li-Ion BMS) Twee RJ45 aansluitingen, NMEA2000 protocol, galvanisch geïsoleerd Gesynchroniseerde parallelle werking Ja, met de CAN-bus DPST AC bereik: 240VAC/4A Geforceerde koeling Bedrijfstemperatuurbereik DE Vermogensfactor Beveiliging FR 185-265V Ingangsspanningsbereik (VDC): Alarmrelais op afstand 24/100 (3) 230V Ingangsspanningsbereik (VAC): CAN bus communicatiepoort NL Skylla-i DC bereik: 4A tot 35VDC, 1A tot 60VDC Ja Accuompoling (zekering) Kortsluiting uitgang Oververhitting -20 tot 60℃ (volledige uitgangsstroom tot 40°C) max 95% Vochtigheidsgraad (geen condens) BEHUIZING Materiaal en kleur aluminium (blauw RAL 5012) Accuaansluiting M8 bouten 230 VAC-aansluiting schroef-klem 10mm² (AWG 7) Beschermingsklasse IP 21 Gewicht kg (lbs) Afmetingen hxbxd in mm (hxbxd in inch) 7 (16) 405 x 250 x 150 (16,0 x 9,9 x 5,9) NORMEN Veiligheid Emissie Immuniteit 1) Uitgangsspanningsbereik 20-36V. Kan worden ingesteld via draaischakelaar of potentiometers. EN 60335-1, EN 60335-2-29 EN 55014-1, EN 61000-6-3, EN 61000-3-2 EN 55014-2, EN 61000-6-1, EN 61000-6-2, EN 61000-3-3 2) Tot 40°C (100°F) omgevingstemperatuur. Uitgang wordt verminderd tot 80% bij 50ºC en tot 60% bij 60ºC. 13 9. LED-INDICATIE LED indicatie:  permanent opgelicht  knippert  uit LEDs: on (O), bulk (B), absorption (A), float (F), storage (S), failure (E) Skylla-i Paneel LEDs O B A F S E B A F E Bulk                                                                                           Beschermingsmodus (dU/dt) Absorptie Automatische egalisatie (DS-1 aan) Float Storage Herhaaldelijke absorptie Handmatige egalisatie (*1) Stroomvoorziening (*1) Afwisselend knipperen Storingen LEDs Accutemperatuursensor Accusensordraden Bulk-tijdbescherming (10 u) Ladertemperatuur te hoog Overstroom lader Overspanning lader BMS-verbinding verbroken Interne fout O B A F S E                                                 Opmerking: LEDs knipperen synchroon Op het paneel licht de fout-led op en de foutcode wordt weergegeven. 14 (bv. kalibratiegegevens verloren)
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75

Victron energy Skylla-i de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor