Documenttranscriptie
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
EN
1.1. Algemeen
NL
FR
DE
● Gelieve de bijgeleverde documentatie van het product eerst te lezen, zodat u vertrouwd bent met de veiligheidssymbolen en aanwijzingen voordat u het product gebruikt.
● Dit product is ontworpen en getest in overeenstemming met internationale normen. De apparatuur mag enkel worden gebruikt
voor de bedoelde toepassing.
● WAARSCHUWING: gevaar van elektrische schokken
Het product wordt gebruikt in combinatie met een permanente energiebron (accu). Zelfs als de apparatuur is uitgeschakeld, kan
er nog steeds gevaarlijke elektrische spanning aanwezig zijn aan de ingangs- en/of uitgangsklemmen. Koppel steeds de ACstroom en de accu los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
● Het product bevat geen interne onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden. Verwijder het voorpaneel
enkel als de netstroom en de accu zijn losgekoppeld. Stel het product enkel in bedrijf als alle panelen zijn geplaatst. Al het
onderhoud dient door gekwalificeerd personeel te worden uitgevoerd.
● Gebruik het product nooit op plaatsen waar zich gas- of stofexplosies kunnen voordoen. Raadpleeg de specificaties van de
accufabrikant om te waarborgen dat de accu geschikt is voor gebruik met dit product. Volg steeds de veiligheidsvoorschriften
van de accufabrikant.
● WAARSCHUWING: hef nooit zonder hulp zware voorwerpen op.
ES
1.2. Installatie
1.3. Transport en opslag
● Zorg er tijdens de opslag of het transport van het product voor dat de netstroom- en accukabels zijn losgekoppeld.
● Alle aansprakelijkheid wordt geweigerd in geval van verkeersschade als de apparatuur niet in de originele verpakking wordt
vervoerd.
● Bewaar het product in een droge omgeving; de opslagtemperatuur moet tussen –20°C en 60°C liggen.
● Raadpleeg de handleiding van de accufabrikant voor informatie over transport, opslag, laden, opladen en afdanking van de
accu.
1
Appendix
● Lees de installatieaanwijzingen voordat u met de installatie begint.
● Dit product behoort tot veiligheidsklasse I (geleverd met een aardklem voor veiligheidsdoeleinden). De AC ingangs- en/of
uitgangsklemmen moeten worden voorzien van ononderbroken aarding voor veiligheidsdoeleinden. Aan de buitenkant
van het product bevindt zich een extra aardpunt. Als u vermoedt dat de aardbeveiliging is beschadigd, moet het product
buiten bedrijf worden gesteld en beveiligd worden tegen ongewenst bedrijf; neem contact op met gekwalificeerd
onderhoudspersoneel.
● Zorg ervoor dat de verbindingskabels zijn voorzien van zekeringen en stroomonderbrekers. Vervang nooit een beveiliging
door een ander type component. Raadpleeg de handleiding voor het juiste onderdeel.
● Controleer voordat u het toestel aanzet of de beschikbare spanningsbron overeenstemt met de configuratie-instellingen van
het product zoals beschreven in de handleiding.
● Zorg ervoor dat de apparatuur wordt gebruikt in de juiste omgevingsvoorwaarden. Gebruik het product nooit in een vochtige of
stoffige omgeving.
● Zorg ervoor dat er rondom het product steeds voldoende vrije ruimte is voor ventilatie en dat de ventilatieopeningen niet
geblokkeerd zijn.
● Installeer het product in een hittebestendige omgeving. Zorg ervoor dat er zich geen chemische stoffen, plastic onderdelen,
gordijnen of andere soorten textiel enz. in de onmiddellijke omgeving van de apparatuur bevinden.
2. INSTALLATIE EN BEDRADING
2.1. Installatie
Zoek een droge en goed geventileerde plaats om de Skylla lader en accu te monteren. Zorg ervoor dat de kabel tussen de lader en
de accu hoogstens 6 meter lang is.
De lader kan tegen de muur of op de vloer worden gemonteerd. Verticale montage verbetert de luchtcirculatie binnen in de
laderkast en verlengt de levensduur van de acculader.
Montage tegen de muur
De eenheid kan het best tegen een muur worden gemonteerd aan de hand van de bijgeleverde montageplaat. Als deze plaat tegen
de muur is bevestigd, kan de lader aan deze montageplaat worden gehangen. De lader kan dan worden bevestigd aan de hand
van twee schroeven onderaan aan de achterkant van de lader. Nu zit de lader helemaal vast.
Bedrading
De ingangen voor de netstroomkabel, de accukabels, de afstandfuncties en de verbinding om de aardkabel aan te sluiten, bevinden
zich aan de onderkant van de behuizing, zie Figure 1 voor de modellen met twee uitgangen en afbeelding 3 voor de modellen
met drie uitgangen.
Afbeelding 2 Onderaanzicht van kast met
kabelingangen: modellen met twee uitgangen
1. Netstroomkabel
2. Afstand verbindingen
3. Startaccu
4. Hoofdaccu
5. Aardpunt
Afbeelding 2 Onderaanzicht van kast met
kabelingangen: modellen met drie uitgangen
1. Netstroomkabel
2. Afstand verbindingen
3. (niet aanwezig)
4. Hoofdaccu's
5. Aardpunt
2
EN
NL
De aarding aansluiten
Sluit het aardpunt (5) aan op een werkelijk geaard punt. Aardverbindingen moeten voldoen aan de toepasselijke veiligheidsnormen.
•
Op een schip: sluit aan (5) op de aardplaat of op de scheepsromp.
•
Op land: sluit aan (5) op de aarding van de netstroom. De aansluiting op de aarding van de netstroom moet voldoen
aan de toepasselijke veiligheidsnormen.
•
Mobiele toepassingen (een voertuig, een auto of een kampeerwagen): sluit aan (5) op het chassis van het voertuig.
De accuverbindingen van de lader zijn volledig vlottend met betrekking tot dit aardpunt.
2.2. Aansluiting van de accu's
FR
Aanbevolen kabeldiameter:
kabellengte tot 1,5m
kabellengte 1,5m - 6m
24/80 (1+1)
25mm2
35mm2
24/80 (3)
25mm² naar elke accu
35mm² naar elke accu
2
35mm
24/100 (3)
35mm² naar elke accu
50mm2
50mm² naar elke accu
ES
24/100 (1+1)
DE
type Skylla-i
Appendix
2.2.1. Aansluiting van de startaccu
De startaccu moet worden aangesloten met een kabel met een doorsnede van minimaal 2,5mm2.
Sluit de positieve (+) accupool aan op de aansluiting "Startaccu positief", zie afbeelding 2.
2.2.2. Accu-aansluitvolgorde
De Skylla is NIET beveiligd tegen omgekeerde polariteit.
("+" aangesloten op "-" en "-" aangesloten op "+").
Volg de installatieprocedure. De garantie vervalt als de Skylla defect raakt als
gevolg van omgekeerde polariteit.
Met de aan/uit-schakelaar aan de voorkant van de kast wordt de netvoeding niet
uitgeschakeld.
Koppel de voeding los voordat u verbindingen naar de accu maakt of verbreekt.
1. Koppel de voeding los.
2. Koppel de accukabels los van de accu.
3. Verwijder het voorpaneel van de acculader.
4. Sluit de accukabels aan op de lader.
5. Sluit de accukabels aan op de accu.
2.2.2 Acculoskoppelvolgorde
Let erop dat de accu bij het loskoppelen van de accukabels niet per ongeluk
kortsluiting maakt.
1. Zet de lader uit.
2. Koppel de voeding los.
3. Koppel de accukabels los van de accu.
4. Verwijder het voorpaneel van de acculader.
5. Koppel de negatieve accukabel los.
6. Koppel de positieve accukabel los.
7. Koppel alle overige kabels, zoals die van de temperatuursensor en/of spanningssensor, die voor deze specifieke accu worden
gebruikt los.
3
+: Hoofdaccu positief
-: Hoofdaccu negatief
Startaccu positief
Afbeelding 3 Plaats van accuverbindingen:
modellen met twee uitgangen
Opmerking:
De startaccu kan stroom afnemen van de accu aangesloten op de klemmen van de hoofdaccu als de spanning van de startaccu
lager is dan die van de hoofdbatterij. De hoofdaccu kan echter geen stroom afnemen van de startaccu, ook al is de startaccu
volledig geladen en het laadniveau van de hoofdaccu minimaal is.
Verbindingen bij modellen
met drie uitgangen
+A: Accu A plus
+B: Accu B plus
+C: Accu C plus
-: Accu A/B/C min
Afbeelding 4 Plaats van accuverbindingen:
modellen met drie uitgangen
4
2.3. Overige opties
EN
De bedrading van deze signalen moet worden uitgevoerd wanneer de lader is losgekoppeld van de netstroom.
AANSLUITBLOK VOOR EXTERNE SENSOREN, SCHAKELAAR EN RELAIS
NL
FR
+
Temperatuur
sensor
+
Aan/uit
op afstand
NO
NC COM
Alarmrelais
DE
+
Spanning
sensor
Afbeelding 5 Aansluitblok
ES
2.3.1. Externe spanningssensor (zie afb. 5)
Een externe spanningssensor kan nuttig zijn wanneer het belangrijk is om de accuspanning nauwkeurig te bepalen, zoals in het
geval van hoge laadstromen in combinatie met lange kabels.
Appendix
Ga als volgt te werk om de externe spanningssensor aan te sluiten:
•
sluit een rode draad (0,75mm2) aan tussen de positieve accupool en de aansluiting "+ Spanningssensor"
•
sluit een zwarte draad (0,75mm2) aan tussen de negatieve accupool en de aansluiting "- Spanningssensor"
•
controleer dat de overeenkomstige LED is opgelicht en controleer zo niet de bekabeling.
2.3.2. Externe temperatuursensor (zie afb. 5)
De externe temperatuursensor die bij de lader wordt geleverd, kan worden aangesloten op deze klemmen voor temperatuur
gecompenseerd laden van de accu. De sensor is elektrisch geïsoleerd en moet worden aangesloten op de negatieve pool van
de accu.
Ga als volgt te werk om de temperatuursensor aan te sluiten:
•
sluit de rode draad aan op de aansluiting "+ Temperatuursensor"
•
sluit de zwarte draad aan op de aansluiting "- Temperatuursensor"
•
monteer de temperatuursensor op de negatieve pool van de accu
•
controleer dat de overeenkomstige LED is opgelicht en controleer zo niet de bekabeling.
2.3.3. Aan/uit op afstand (zie afb. 5)
Wees voor de bedrading van de afstand schakelaar uiterst voorzichtig. Aangezien deze ingang behoorlijk gevoelig is, wordt
aanbevolen gevlochten aderparen te gebruiken voor deze verbinding.
De ingang voor aan/uit op afstand kan ook worden aangesloten op een open-collector optische koppelaar: de open klemspanning
bedraagt 3V en de gesloten klemspanning bedraagt 100 µA.
Als er geen afstand schakelaar is aangesloten, moeten de klemmen voor aan/uit op afstand met behulp van een korte draad
worden kortgesloten.
2.3.4. Aansluitingen alarmrelais (zie afb. 5)
Het alarmrelais is actief wanneer de oplader normaal oplaadt, er geen foutmelding is en de batterijspanning binnen het
spanningsbereik van 23,7V en 33,6V ligt. Het relais is uitgeschakeld wanneer de lader stopt, er een fout optreedt of wanneer de
spanning onder 23,45V daalt of boven de 33,85V komt.
2.3.5. CAN-bus-aansluiting (VE.Can)
De VE.Can-bus-aansluitingen (RJ45) bieden toegang tot de besturing (Skylla-i afstand bedieningspaneel, Color Control GX of
NMEA 2000) De twee RJ45-aansluitingen in elke lader (zie afbeelding 7) zijn parallel geschakeld. Daarom bestaat er geen
functioneel verschil tussen deze aansluitingen.
Het uiteinde van een CAN-kabel moet voorzien zijn van een bus-afsluiter. U doet dit door in de ene RJ45-aansluiting een busafsluiter te plaatsen en in de andere de CAN-kabel. Bij een knooppunt (twee CAN-kabels, één in elke RJ45-aansluiting) is geen
afsluiter vereist.
Er kunnen meerdere Skylla-i bedieningspanelen op één lader of op een set gesynchroniseerde en parallel geschakelde laders
worden aangesloten.
5
2.3.6. Gesynchroniseerde parallelle werking
Er kunnen meerdere laders worden gesynchroniseerd met de CAN-interface. Dit wordt gerealiseerd door de laders op elkaar
aan te laten sluiten met RJ45 UTP-kabels (bus-afsluiters nodig, zie punt 2.3.5).
De parallel geschakelde laders moeten identieke instellingen voor DIP- en draaischakelaars hebben.
Er kan een mix van Skylla-i 100A- en 80A-laders parallel worden geschakeld.
Laders met twee en laders met drie uitgangen kunnen niet parallel met elkaar worden geschakeld.
De walstroomlimiet van de groep parallelle laders kan worden ingesteld met het Skylla-i bedieningspaneel. De stroomlimiet,
zoals weergegeven op het paneel, is de walstroom van de groep.
De uitgangsstroom van de ene lader kan verschillen van de andere lader, hoewel ze parallel worden geschakeld.
Als één lader van de parallel aangesloten laders wordt losgekoppeld, gaat de LED storing knipperen op alle units die in de
parallelle bedrijfsmodus stonden. Om dit probleem op te lossen, sluit u of de losgekoppelde lader weer aan of zet de overige
units uit en weer aan.
Wanneer een afstandssensor wordt gebruikt (voor spanning en/of temperatuur), moet deze worden verbonden met een van de
parallel werkende laders. Alle andere laders zullen de informatie delen via de CAN-interface. De groene LED van de lader
waaraan de sensor is verbonden, brandt continu. Op de andere laders zal de bijbehorende LED knipperen.
Bij een gesynchroniseerde parallelle werking zal de LED “ON” om de 3 seconden op alle parallel geschakelde
eenheden knipperen.
2.3.7 De netstroom aansluiten (zie afb. 6)
1. Controleer of de accu is aangesloten op de lader.
2. Verwijder de voorkant van de acculader voor toegang tot de AC-ingangsaansluiting.
3. Sluit de PE-netstroomkabel (groen/geel) aan op klem PE van de AC-ingangsaansluiting op de printplaat, zie Figuur
4. Sluit de neutrale netstroomkabel (blauw) aan op klem N van de AC-ingangsaansluiting.
5. Sluit de netstroomlijnkabel (bruin) aan op klem L van de AC-ingangsaansluiting.
6. Kies de juiste acculaadcurve voordat u de AC-stroom inschakelt (zie deel 3).
Afbeelding 6 Aansluiting netstroomkabel
6
3. BEDIENING EN AFSTELLING
EN
Wanneer de lader juist is geïnstalleerd en voordat u de netstroom inschakelt, moet de lader worden aangepast een de
aangesloten accu.
Opmerking over de modellen met drie uitgangen: alle instellingen worden tegelijkertijd op de drie uitgangen toegepast
NL
7
1
FR
3
2
DE
4
5
ES
6
Afbeelding 7 Interne bedieningen en aansluitingen
3.1. Draaischakelaar
Met de draaischakelaar kan de gebruiker een aantal vooraf ingestelde accutypes om te laden kiezen. Zie de onderstaande
tabel.
Waarschuwing: de hieronder aangegeven laadspanningen zijn enkel ter informatie. Raadpleeg steeds de
acculeverancier voor de juiste laadspanningen.
Pos
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Beschrijving
Niet gebruiken
Gel Victron long life (OPzV)
Gel exide A600 (OPzV)
Gel MK
Fabrieksinstelling
Gel Victron deep discharge, Gel Exide A200
AGM Victron deep discharge
Vaste buisjesplaat (OPzS)
Rolls Marine (nat), Rolls Solar (nat)
AGM spiral cell
Rolls AGM
PzS buisjesplaat tractie accu's of
OPzS accu's in cyclisch bedrijf 1
PzS buisjesplaat tractie accu's of
OPzS accu's in cyclisch bedrijf 2
PzS buisjesplaat tractie accu's of
OPzS accu's in cyclisch bedrijf 3
Lithium-IJzerfosfaat (LiFePo4) accu's
Regelbaar: de maximum laadstroom en
absorptie- en drijfspanning kunnen aan de
hand van potentiometers worden ingesteld
Stroomvoorziening
Absorptie
V
Float
V
Storage
V
Egalisatie
maxV@% van Inom
dV/dT
mV/°C
28,2
27,6
26,4
31,8@8% max 1u
-32
28,8
27,6
26,4
32,4@8% max 1u
-32
29,4
27,6
26,4
33,0@8% max 1u
-32
28,2
27,6
26,4
31,8@25% max 4u
-32
28,8
27,6
26,4
32,4@25% max 4u
-32
30,0
27,6
26,4
33,6@25% max 4u
-32
28,4
n.v.t.
26,7
Regelb.
Regelb.
26,4
24,0
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
(Var. + 3,6)@25%
max 4u
Veq-max < 33.6V
n.v.t.
0
-32
0
7
Appendix
Hiertoe is het bedieningspaneel voorzien van een aantal schakelaars en aansluitingen om de gebruiker de volgende opties te
bieden:
1. Draaischakelaar om het accutype te kiezen.
2. DIP-schakelaar om verschillende opties in te stellen.
3. Nauwkeurige afstelling van stroom en spanning voor positie 8 van de draaischakelaar (en van de spanning voor alleen
positie 9)
4. Can-bus aansluiting (RJ45).
5. Controlelampjes voor juiste aansluiting van spannings- en temperatuursensoren.
6. Aansluitblok voor externe sensoren, schakelaar en relais.
7. Reset settings to factory defaults (reset de instellingen naar de fabrieksinstellingen, 5 seconden ingedrukt houden).
3.2. DIP-schakelaar
De DIP-schakelaars zijn genummerd van 6 tot 1, van boven naar beneden.
Fabrieksinstellingen:
DS-6 Bulk Protection
DS-5 Absorptietijd
DS-4 Absorptietijd
DS-3 Adaptief
DS-2 Watch
DS-1 Automatisch egaliseren
aan
uit
aan
aan
aan
uit
3.3. Beschrijving van de instellingen:
DS-6 Bulk Protection. Indien ingeschakeld, licht de storingen-LED op en wordt de lader uitgeschakeld wanneer de bulk-tijd
langer is dan 10 uur.
DS-5 en DS-4. Absorptietijd. De combinatie van schakelaars 5 en 4 stelt de maximum absorptietijd in bij adaptief laden en een
vastgestelde tijd als de adaptieve modus is uitgeschakeld (DS-3).
DS-5
Uit
Aan
Uit
Aan
DS-4
Uit
Uit
Aan
Aan
Absorptietijd
2 u (voorkeur voor LiFePo4 accu's)
4 u.
8 u. (fabrieksinstelling)
12 u.
DS 3. Adaptief. Indien ingeschakeld, hangen de absorptie- en float-tijd af van de bulk-tijd (waarbij de maximum tijd is ingesteld
door DS-5 en DS-4)
De verhoudingen van afhankelijkheid zijn als volgt:
Absorptietijd = (bulk-tijd)*20 met een minimum van 30 minuten en een maximum ingesteld door DS-5 en DS-4.
Float-tijd = (bulk-tijd)*20 met een minimum van 4u en een maximum van 8u.
DS-2. Watch. Wanneer DS-2 aan staat, wordt de accuspanning gecontroleerd wanneer de lader wordt ingeschakeld. Als de
spanning hoger is dan 26V, is de accu volgens de lader volledig geladen en start de lader in opslagmodus. Als de spanning
lager is, start de lader in bulk-modus.
Wanneer DS-2 uit staat, start de lader altijd in bulk-modus.
DS-1. Automatische egalisatie. Wanneer DS-1 is ingeschakeld, wordt de absorptietijd gevolgd door een periode van
constante stroom met beperkte spanning (zie tabel). De gele LED “abs” knippert tijdens het egaliseren.
De stroom wordt beperkt tot 8% van de bulk-stroom voor alle VRLA-accu's (Gel of AGM) en sommige natte accu's en tot 25%
van de bulk-stroom voor alle buisjesplaat accu's. De bulk-stroom is de nominale laderstroom (80A of 100A) tenzij er een lagere
instelling is geselecteerd (de laadstroom kan worden verminderd aan de hand van de potentiometer voor stroominstelling en de
draaischakelaar in positie 8, of via de CAN-bus interface).
Als de bulk-laadstroom, zoals aanbevolen door de meeste accufabrikanten, ongeveer 20A per 100Ah accucapaciteit bedraagt
(d.w.z. 500Ah voor een 100A lader), betekent de beperking van 8% 1,6A per 100Ah accucapaciteit en de beperking van 25%
5A per 100Ah capaciteit.
In het geval van alle VRLA-accu's en sommige natte accu's (draaischakelaar in positie 1, 2 of 3) stopt de automatische
egalisatie wanneer de spanningslimiet maxV wordt bereikt of nadat t = (absorptietijd)/8, naargelang wat zich het eerst voordoet.
Voor alle buisjesplaat accu's stopt de automatische egalisatie nadat t = (absorptietijd)/2.
Waarschuwing
Sommige accufabrikanten bevelen een egalisatieperiode met constante stroom aan en anderen niet. Pas enkel
egalisatie met constante stroom toe op aanraden van de acculeverancier.
Draaischakelaar positie 8: handmatige instelling potentiometers
Deze potentiometers voorzien regelbare niveaus voor (van boven naar beneden):
• bulk-stroom (bereik 0A .. 100A voor een lader van 100A)
• absorptiespanning (bereik 11,5V .. 33.5V)
• float-spanning (bereik 11,5V .. 33.5V)
De bedieningsrichting is dusdanig dat de waarden toenemen wanneer de potentiometer met de wijzers van de klok mee wordt
gedraaid. Om de instelling te vereenvoudigen schakelt de lader automatisch over op de juiste modus zodra wordt vastgesteld
dat de positie van een potentiometer is gewijzigd. Als u tevreden bent met de instellingen, start u de lader opnieuw op om deze
de normale laadsequentie te laten doorlopen met toepassing van de nieuwe instellingen.
Softwareversie 2.01 en hoger: tijdens het afstellen worden stroom en spanning aangegeven met de LED-balken (knipperend) op
de Skylla-i en op het display (knipperend) op het Skylla-i bedieningspaneel.
Draaischakelaar positie 9: DC-stroomvoorziening
De lader kan worden ingesteld om te werken als DC-stroomvoorziening.
In deze modus, werkt de lader als een constante spanningsbron met een maximum uitgangsstroom van resp. 80 en 100A. De
uitgangsspanning is standaard ingesteld op 24V. Indien nodig kan de uitgangsspanning worden gewijzigd door de
absorptiespanningspotentiometer bij te stellen (bereik 11,5V .. 33.5V). Als u tevreden bent met de nieuwe instellingen, schakelt
u de lader uit aan de hand van de aan-/uitschakelaar zodat het spanningsniveau wordt bewaard.
Tijdens het afstellen wordt de spanning aangegeven met de LED-balken (knipperend) op de Skylla-i en op het display
(knipperend) op het Skylla-i bedieningspaneel.
8
EN
3.4. Temperatuurcompensatie
NL
De temperatuursensor moet worden aangesloten op de minpool van de accu.
De temperatuurcompensatie is ingesteld op -32mV/°C voor alle 24V loodzuuraccu's (zie tabel en afb. 7) en alle laadstatussen.
De temperatuursensor moet worden geïnstalleerd als:
•
wordt verwacht dat de omgevingstemperatuur van de accu regelmatig lager dan 15°C of hoger dan 30°C zal zijn
•
de laadstroom hoger is dan 15A per 100Ah accucapaciteit
Voor Li-Ion accu's is geen temperatuurcompensatie nodig.
FR
3.5. Handmatige egaliseerfunctie
ES
3.6. Power Control – maximaal gebruik van beperkte walstroom
DE
Aan de hand van de egaliseerknop op de voorkant kan de lader enkel tijdens absorptie- en float-periodes in egaliseermodus
worden gezet. Wanneer de lader zich nog in bulk-modus bevindt, is egalisatie niet mogelijk.
Houd om te egaliseren de egaliseerknop drie seconden ingedrukt. De gele LEDs “abs”en “bulk” knipperen tijdens het
egaliseren.
De stroom- en spanningslimieten zijn identiek aan die voor de automatische egaliseerfunctie (zie deel 3.3). De egaliseerduur is
echter beperkt tot max. 1u wanneer het egaliseren wordt geactiveerd aan de hand van de egaliseerknop.
Er kan een maximum ingangsstroom worden ingesteld, zodat de netvoeding niet van zekeringen hoeft te worden voorzien.
Deze instelling is enkel beschikbaar voor het optionele Skylla-i bedieningspaneel of het Color Control GX paneel.
Appendix
9
4. BEDIENING
4.1. Accu's laden
Wanneer u de netstroomvoorziening inschakelt en de eenheid AAN zet:
•
lichten alle LEDs gedurende twee seconden op
•
de groene LED blijft dan opgelicht om aan te geven dat de eenheid op "aan" staat
•
de laadstatus wordt aangegeven door het oplichten van één van vier gele LEDs
•
de eigenlijke uitgangsspanning en stroom worden aangegeven door de overeenkomstige rode LED-stroken
•
de interne ventilatoren kunnen werken naargelang de temperatuur binnen in de kast (temperatuurregeling)
Als de rode LED is opgelicht, raadpleeg dan deel 6.
4.2. Zevendelige laadcurve voor loodzwavelzuuraccu's
Absorptiespanning
Floatspanning
Storage panning
U
bulk
absorptie
float
storage
tijd
100%
I
Egalisatie
Afbeelding 6
4.2.1. Bulk
Wordt geactiveerd wanneer de lader wordt opgestart (DS-2 aan en accuspanning <26V, of DS-2 uit), of wanneer de
accuspanning minstens 1 minuut onder 26,4V blijft (wegens zware belasting). Er wordt constante stroom toegepast tot de
gasspanning is bereikt (28,8 V voor een 24V accu).
4.2.2. Accu-beschermingsmodus
Als de absorptiespanning is ingesteld op meer dan 28,8V, wordt de snelheid van de spanningstoename boven 28,8V beperkt tot
14mV/minuut om overmatige gasvorming te voorkomen.
4.2.3. Absorptie
Nadat de absorptiespanning is bereikt, werkt de lader in constante-spanningsmodus.
In het geval van adaptief laden, hangt de absorptietijd af van de bulk-tijd (zie deel 3.3).
4.2.4. Automatische egalisatie
Als de automatische egalisatie op "aan" staat, wordt de absorptieperiode gevolgd door een tweede periode van constante
stroom met beperkte spanning: zie deel 3.3. In deze modus worden VRLA-accu's 100% geladen en wordt stratificatie van het
elektrolyt in natte accu's voorkomen.
Als alternatief kan ook handmatig worden geëgaliseerd.
4.2.5. Float
Drijfspanning wordt toegepast om de accu volledig geladen te houden.
In het geval van adaptief laden, hangt de drijfspanningstijd af van de bulk-tijd (zie deel 3.3).
4.2.6. Storage
Na float-laden wordt de uitgangsspanning verminderd tot het storage niveau. Dit niveau is niet voldoende om langzame
zelfontlading van de accu te compenseren, maar beperkt het waterverlies en corrosie van de positieve plaatjes tot een minimum
wanneer de accu niet wordt gebruikt.
4.2.7. Wekelijkse ‘battery refresh’
Een keer per week gaat de lader over op Herhaaldelijke Absorptiemodus gedurende een uur om de accu te 'verversen' (m.a.w.
volledig te laden).
10
4.3.3. Opslag
Na absorptieladen wordt de uitgangsspanning verminderd tot het opslagniveau. Dit niveau is niet voldoende om langzame
zelfontlading van de accu te compenseren, maar maximaliseert de levensduur.
DE
4.3.4. Wekelijkse ‘battery refresh’
Een keer per week gaat de lader over op Herhaaldelijke Absorptiemodus gedurende een uur om de accu te 'verversen' (m.a.w.
volledig te laden).
FR
4.3.2. Absorptie
Nadat de absorptiespanning is bereikt, werkt de lader in constante-spanningsmodus.
De aanbevolen absorptietijd is 2 uur.
NL
4.3.1. Bulk
Wordt geactiveerd wanneer de lader wordt opgestart (DS-2 aan en accuspanning <26V, of DS-2 uit), of wanneer de
accuspanning minstens 1 minuut onder 26,7V blijft (wegens zware belasting). Er wordt constante stroom toegepast tot de
absorptiespanning is bereikt (28,4V voor een 24V accu).
EN
4.3. Vierdelige laadcurve voor Lithium-IJzerfosfaat (LiFePo4) accu's
ES
5. ONDERHOUD
Voor deze lader is geen specifiek onderhoud nodig. Toch wordt een jaarlijkse controle van de accuverbindingen aanbevolen.
Houd de lader droog, schoon en vrij van stof.
Appendix
6. TEMPERATUURCOMPENSATIE
Afbeelding 7
Absorptie
Accuspanning
Tension de
b tt i
Float
50 °C
10°C
25°C
Accutemperatuur
50 °C
Afbeelding 9
11
7. PROBLEEMOPLOSSING
Algemene problemen:
Probleem
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Problemen met de voeding
Ingangs- of uitgangszekeringen defect
Slechte accuverbinding
De selectieschakelaar van de accu staat
in de verkeerde positie
De accu wordt overladen
De selectieschakelaar van de accu staat
in de verkeerde positie
Een accucel is defect
Meet de netvoeding: 180 -265 VAC
Retourneer het product naar uw verkooppunt
Controleer accuverbinding
Selecteer het juiste accutype met de
draaischakelaar
Gebruik kabels met een grotere doorsnede. Gebruik
externe spanningssensoren
Selecteer het juiste accutype met de
draaischakelaar
Vervang de accu
Accutemperatuur te hoog
Overladen of te snel laden
Sluit externe temperatuursensor aan
Lader werkt niet
De accu wordt niet volledig
opgeladen
Te hoge kabelverliezen
Accuspanning te hoog (> 36V)
Storings-LED aan
(zie ook hoofdstuk 9)
Bulk-tijd te lang (> 10u)
Temperatuur in kast te hoog
Storings-LED knippert
CAN-busverbinding onderbroken
Controleer alle laadapparatuur
Controleer kabels en verbindingen
Mogelijke celstoring, of
hogere laadstroom nodig
Controleer ventilatieopeningen van kast
Zorg voor betere koeling van de omgeving
Sluit de CAN-bus weer aan of schakel de lader uit
en weer aan als de CAN-busverbinding niet meer
nodig is
Lijst met storingscodes die op de afstandsbedieningspanelen, zoals de Skylla-i-besturing en de Color Control worden
weergegeven:
Storingscode
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Storing 1: Accutemperatuur te hoog
Overladen of te snel laden
Sluit externe temperatuursensor aan
Storing 2: Accuspanning te hoog
Bedradingsfout of een andere
acculader wordt overladen
Storing 3, 4 en 5: Storing temp.sensor
Bedradingsfout of
temperatuursensor defect
Storing 6, 7, 8 en 9: Storing
spanningssensor
Bedradingsfout
Storing 17: Ladertemperatuur te hoog
De door de lader geproduceerde
hitte kan niet weg
Storing 18
Interne fout
Controleer alle laadapparatuur
Controleer kabels en verbindingen
Controleer de bedrading van de
temperatuursensor en als dat niet helpt, vervang
dan de temperatuursensor
Controleer de bedrading van de
spanningssensor
Controleer ventilatieopeningen van kast
Zorg voor betere koeling van de omgeving
Neem contact op met de serviceafdeling van
Victron Energy
Storing 20: Bulktijd acculader verstreken
Na 10 uur bulklading heeft de
accuspanning nog steeds niet de
absorptiespanning bereikt
Neem contact op met de serviceafdeling van
Victron Energy
Storing 34: Interne fout
Storing 37: Geen ingangsspanning (alleen
bij de versie met 3 uitgangen)
Storing 65: Acculader verdwenen tijdens
bedrijf
Storing 66: Incompatibel apparaat
Voeding losgekoppeld of acingangszekering defect
Eén van de andere acculaders,
waarmee deze acculader werd
gesynchroniseerd, is tijdens het
bedrijf verdwenen
De acculader is parallel geschakeld
met een andere acculader met
andere instellingen en/of een ander
laadalgoritme
Storing 67: BMS-verbinding verbroken
Verbinding met het BMS
onderbroken.
Storing 113, 114
Interne fout
Storing 115
Communicatiestoring
Storing 116, 117
Interne fout
12
Mogelijke celstoring, of
hogere laadstroom nodig
Controleer de voeding en de zekering
Schakel de acculader uit en weer in om de
storing te verhelpen
Let erop dat alle instellingen hetzelfde zijn en
update de firmware op alle acculader naar de
nieuwste versie
Controleer de CAN-bus bedrading. Als de
acculader weer naar de standalone-modus moet
overschakelen, houd dan de knop 'reset setting
to factory defaults' 5 seconden lang ingedrukt.
Neem contact op met de serviceafdeling van
Victron Energy
Controleer bedrading en afsluiters
Neem contact op met de serviceafdeling van
Victron Energy
EN
8. SPECIFICATIES
24/80 (1+1)
24/80 (3)
24/100 (1+1)
Ingangsspanning (VAC):
180-350V
Maximum AC-ingangsstroom @ 180 VAC
16A
20A
Frequentie (Hz)
45-65Hz
0,98
Laadspanning 'absorptie' (VDC) (1)
28,8V
Laadspanning 'float' (VDC)
27,6V
Laadspanning ‘'opslag' (VDC)
26,4V
80A
Laadstroom startaccu (A)
4A
3 x 80A
100A
n.v.t.
4A
(max. totale uitvoer: 80A)
Laadalgoritme
ES
Laadstroom (A) (2)
3 x 100A
(max. totale uitvoer: 100A)
n.v.t.
7-traps adaptief
400-800Ah
Laadcurve, Li-Ion
Appendix
Accuvermogen (Ah)
500-1000Ah
4-traps, met aan-uitbediening of CAN-bus bediening
Temperatuursensor
Ja
Kan worden gebruikt als stroomvoorziening
Ja
Aan-uit op afstand
Ja (kan worden aangesloten op een Li-Ion BMS)
Twee RJ45 aansluitingen, NMEA2000 protocol, galvanisch geïsoleerd
Gesynchroniseerde parallelle werking
Ja, met de CAN-bus
DPST
AC bereik: 240VAC/4A
Geforceerde koeling
Bedrijfstemperatuurbereik
DE
Vermogensfactor
Beveiliging
FR
185-265V
Ingangsspanningsbereik (VDC):
Alarmrelais op afstand
24/100 (3)
230V
Ingangsspanningsbereik (VAC):
CAN bus communicatiepoort
NL
Skylla-i
DC bereik: 4A tot 35VDC, 1A tot 60VDC
Ja
Accuompoling (zekering)
Kortsluiting uitgang
Oververhitting
-20 tot 60℃ (volledige uitgangsstroom tot 40°C)
max 95%
Vochtigheidsgraad (geen condens)
BEHUIZING
Materiaal en kleur
aluminium (blauw RAL 5012)
Accuaansluiting
M8 bouten
230 VAC-aansluiting
schroef-klem 10mm² (AWG 7)
Beschermingsklasse
IP 21
Gewicht kg (lbs)
Afmetingen hxbxd in mm
(hxbxd in inch)
7 (16)
405 x 250 x 150
(16,0 x 9,9 x 5,9)
NORMEN
Veiligheid
Emissie
Immuniteit
1) Uitgangsspanningsbereik 20-36V.
Kan worden ingesteld via
draaischakelaar of potentiometers.
EN 60335-1, EN 60335-2-29
EN 55014-1, EN 61000-6-3, EN 61000-3-2
EN 55014-2, EN 61000-6-1, EN 61000-6-2, EN 61000-3-3
2) Tot 40°C (100°F) omgevingstemperatuur.
Uitgang wordt verminderd tot 80% bij 50ºC en tot 60% bij 60ºC.
13
9. LED-INDICATIE
LED indicatie:
permanent opgelicht
knippert
uit
LEDs:
on (O), bulk (B), absorption (A), float (F), storage (S), failure (E)
Skylla-i
Paneel
LEDs
O
B
A
F
S
E
B
A
F
E
Bulk
Beschermingsmodus (dU/dt)
Absorptie
Automatische egalisatie (DS-1 aan)
Float
Storage
Herhaaldelijke absorptie
Handmatige egalisatie (*1)
Stroomvoorziening
(*1) Afwisselend knipperen
Storingen
LEDs
Accutemperatuursensor
Accusensordraden
Bulk-tijdbescherming (10 u)
Ladertemperatuur te hoog
Overstroom lader
Overspanning lader
BMS-verbinding verbroken
Interne fout
O
B
A
F
S
E
Opmerking: LEDs knipperen synchroon
Op het paneel licht de fout-led op en de foutcode wordt weergegeven.
14
(bv. kalibratiegegevens verloren)