Documenttranscriptie
Inhoudsopgave
Pagina
1.
Inleiding............................................................................................................................................................ 114
2.
Verklaring van de symbolen.............................................................................................................................. 115
3.
Doelmatig gebruik............................................................................................................................................. 116
4.
Leveringsomvang............................................................................................................................................. 117
5.
Veiligheidsinstructies........................................................................................................................................ 118
6.
Bedieningselementen ......................................................................................................................................120
7.
Productbeschrijving..........................................................................................................................................121
8.
Aanduidingen en symbolen op het display ......................................................................................................122
9.
Meetprocedure..................................................................................................................................................124
a) Meetapparaat aan- en uitzetten..................................................................................................................124
b) Waarschuwing bij verkeerde keuze van de bus.........................................................................................125
c) Spanningsmeting “V”..................................................................................................................................126
d) LoZ-spanningsmeting.................................................................................................................................127
e) Stroommeting “A”.......................................................................................................................................128
f) Frequentiemeting........................................................................................................................................131
g) Meting van de pulsduur in %......................................................................................................................131
h) Meten van weerstand.................................................................................................................................132
i) Diodetest....................................................................................................................................................133
j) Continuïteitstest .........................................................................................................................................133
k) Capaciteitsmeting.......................................................................................................................................134
l) Temperatuurmeting.....................................................................................................................................135
m) Contactloze AC-spanningsdetectie (NCV).................................................................................................136
10. Extra functies....................................................................................................................................................137
a) SELECT-functie..........................................................................................................................................137
b) REL-functie.................................................................................................................................................137
c) HOLD-functie..............................................................................................................................................137
d) Automatische uitschakelfunctie..................................................................................................................138
11. Reiniging en onderhoud....................................................................................................................................138
a) Algemeen...................................................................................................................................................138
b) Reiniging.....................................................................................................................................................138
c) Meetapparaat openen................................................................................................................................139
d) De batterij plaatsen en vervangen..............................................................................................................140
e) Zekering van 10 A vervangen.....................................................................................................................141
113
Pagina
12. Verwijdering......................................................................................................................................................142
a) Algemeen...................................................................................................................................................142
b) Verwijderen van lege batterijen..................................................................................................................142
13. Verhelpen van storingen...................................................................................................................................143
14. Technische gegevens.......................................................................................................................................144
1. Inleiding
Geachte klant,
Wij danken u hartelijk voor uw uitstekende keuze voor dit Voltcraft® -product.
U heeft een hoogwaardig product uit de merkfamilie gekocht dat zich onderscheidt op het gebied van de meet-,
laad- en netwerktechnologie door de buitengewone vakkundigheid en permanente innovatie.
Met Voltcraft® kan zowel de kieskeurige hobbyist als de professionele gebruiker zelfs de moeilijkste taken probleemloos uitvoeren. Voltcraft® biedt u betrouwbare technologie met een uitstekende prijs-kwaliteitsverhouding.
We zijn ervan overtuigd: uw keuze voor Voltcraft® is tegelijkertijd het begin van een langdurige en prettige samenwerking.
Veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product!
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
114
2. Verklaring van de symbolen
Het symbool met een bliksemschicht in een driehoek wordt gebruikt als er gevaar voor uw gezondheid
bestaat bijv. door elektrische schokken.
Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke tips in deze gebruiksaanwijzing die
beslist opgevolgd moeten worden.
Het pijl-symbool ziet u waar bijzondere tips en aanwijzingen over de bediening worden gegeven.
Dit apparaat is CE-conform en voldoet aan de noodzakelijke nationale en Europese richtlijnen.
Beschermingsklasse 2 (dubbele of versterkte isolatie, beschermende isolatie)
CAT I
Meetcategorie I voor metingen aan elektrische en elektronische apparaten die niet direct door netspanning
gevoed worden (bijv. apparaten die op batterijen werken, lage beveiligingsspanning, signaal- en stuurspanningen enz.)
CAT II
Meetcategorie II voor metingen aan elektrische en elektronische apparaten die via een netstekker worden
voorzien van netspanning. Onder deze categorie vallen ook alle lagere categorieën (bijv. CAT I voor het
meten van signaal- en stuurspanningen).
CAT III
Meetcategorie III voor metingen in installaties in gebouwen (bijv. stopcontacten of groepen). Onder deze
categorie vallen ook alle lagere categorieën (bijvoorbeeld CAT II voor metingen aan elektrische apparaten).
Het uitvoeren van metingen in CAT III is alleen toegestaan met behulp van meetpennen met een maximale
blootgestelde contactlengte van 4 mm of meetpennen met afdekkappen.
CAT IV
Meetcategorie IV voor metingen aan de bron van laagspanningsinstallaties (bijvoorbeeld hoofdverdeelinstallatie, residentiele aansluitpunten van de energieleverancier enz.) en buitenshuis (bijvoorbeeld werkzaamheden aan aardekabels, vrije kabels enz.). Onder deze categorie vallen ook alle lagere categorieën.
Het uitvoeren van metingen in CAT IV is alleen toegestaan met behulp van meetpennen met een maximale
blootgestelde contactlengte van 4 mm of meetpennen met afdekkappen.
Aardpotentiaal
115
3. Doelmatig gebruik
- Meten en weergeven van elektrische waarden in de meetcategorie CAT III tot max. 600 V vergeleken met het aardpotentiaal in overeenstemming met EN 61010-1 en alle lagere categorieën. Het meetapparaat en de toebehoren
mogen niet worden gebruik in de meetcategorie CAT IV.
- Meten van gelijk- en wisselspanningen tot max. 600 V
- Meten van gelijk- en wisselstroom tot max. 10 A
- Frequentiemeting tot 10 MHz
- Meten van capaciteiten tot 60 mF
- Weerstandsmetingen tot 60 MΩ
- Meten van temperaturen van -40 tot +1000 °C
- Continuïteitstest (<10 Ω akoestisch)
- Diodetest
- Contactloze 230 V/AC-spanningsdetectie (NCV)
De meetfuncties worden via de draaiknop geselecteerd. Het meetbereik wordt in veel meetbereiken automatisch
geselecteerd (behalve continuïteitstest, diodetest en stroommeetbereiken).
Bij het meten van wisselspanning en -stroom worden de echte effectieve meetwaarden (True RMS) weergegeven
tot een frequentie van 400 Hz. Dit maakt de exacte meting van sinusoïde en niet-sinusoïde meetwaarden (spanning/
stroom) mogelijk.
De polariteit wordt bij negatieve meetwaarden automatisch met het teken (-) weergegeven.
De 10 A-stroommeetingang is voorzien van een hoogwaardige keramische zekering. De spanning in het meetcircuit
mag 600 V niet overschrijden.
De mA/µA-meetingang is voorzien van zelfherstellende PTC-zekeringen. Bij overbelasting wordt de stroom beperkt
en het meetapparaat beschermd. Daardoor valt bij deze meetfunctie het vervelende wisselen van zekering weg.
Een lage impedantie (LoZ)-functie maakt spanningsmeting mogelijk met verminderde interne weerstand. Dit onderdrukt fantoomspanningen die kunnen optreden in hoogohmige metingen. De meting met gereduceerde impedantie is
alleen in meetcircuits tot max. 250 V en gedurende max. 3 s toegestaan.
De multimeter werkt op een standaard 9V-blokbatterij (type 6F22 of identiek). Gebruik het apparaat alleen met het
aangegeven batterijtype. Oplaadbare batterijen mogen door de lagere capaciteit ervan niet worden gebruikt.
Een automatische uitschakeling schakelt het apparaat na ongeveer 15 minuten uit als er op geen enkele knop op het
apparaat meer wordt gedrukt. Dit voorkomt dat de batterij voortijdig leegraakt. Deze functie kan worden uitgeschakeld.
Gebruik de multimeter niet wanneer de behuizing of het batterijvak open is of als het batterijdeksel ontbreekt.
Metingen in explosiegevaarlijke omgevingen of vochtige ruimtes, bijvoorbeeld onder ongunstige omgevingsomstandigheden, zijn niet toegestaan. Ongunstige omgevingsomstandigheden zijn: Vocht of hoge luchtvochtigheid, stof en
brandbare gassen, dampen of oplosmiddelen, onweer of soortgelijke omstandigheden zoals sterke elektrostatische
velden enz.
Gebruik voor de metingen alleen meetleidingen en -accessoires die op de specificaties van de multimeter zijn afgestemd.
116
De multimeter mag alleen worden gebruikt door personen die vertrouwd zijn met de geldende meetvoorschriften en
alle mogelijke gevaren. Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen wordt aanbevolen.
Elk ander gebruik dan hierboven beschreven zal het product beschadigen en kan andere gevaren met zich meebrengen, zoals kortsluiting, brand, elektrische schok enz. Het gehele product mag niet worden veranderd resp. omgebouwd!
Lees de gebruiksaanwijzing goed door en bewaar deze om later nogmaals te kunnen raadplegen.
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
4. Leveringsomvang
• Digitale multimeter
• 2x veiligheidsmeetkabels met CAT III-beschermkappen
• Temperatuursensor (-40 tot +230 °C Type K met banaanstekker)
• 9V-blokbatterij
• Veiligheidsinstructies
• Gebruiksaanwijzing (op cd)
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan ze met
behulp van de afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website.
117
5. Veiligheidsinstructies
Lees de gebruiksaanwijzing voor gebruik zorgvuldig door. Deze bevat belangrijke informatie voor
een juist gebruik van het product.
In geval van schade, die ontstaat door het niet naleven van de gebruiksaanwijzing, komt de garantie
te vervallen! Wij zijn niet aansprakelijk voor gevolgschade!
Wij zijn niet aansprakelijk voor materiële schade of persoonlijk letsel veroorzaakt door verkeerd
gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies! In dergelijke gevallen komt de garantie
te vervallen.
• Het apparaat heeft de fabriek in een technisch veilige en perfect werkende toestand verlaten.
• V
olg de in deze gebruiksaanwijzing opgenomen veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen op om het
apparaat op een juiste en veilige manier te gebruiken!
• C
ontroleer het reglementaire functioneren van het meetapparaat aan een bekende meetbron alvorens
u met het meetapparaat werkt.
• Om redenen van veiligheid en goedkeuring is het eigenmachtig ombouwen en/of wijzigen van het apparaat niet toegestaan.
• Controleer het reglementaire functioneren van het meetapparaat aan een bekende meetbron alvorens
u met het meetapparaat werkt.
• Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de veiligheid of het aansluiten van het
apparaat.
• Meetinstrumenten en toebehoren zijn geen speelgoed en moeten uit de buurt van kinderen worden
gehouden!
• Neem in industriële omgevingen de Arbo-voorschriften met betrekking tot het voorkomen van ongevallen
in acht.
• In scholen en opleidingsinstellingen, hobby- en werkplaatsen, evenals bij mensen met beperkte lichamelijke en geestelijke vaardigheden moet werken met meetapparatuur gebeuren onder toezicht van
daartoe opgeleid personeel.
• Zorg bij elke spanningsmeting dat het meetapparaat zich niet in een andere meetfunctie bevindt.
• Bij het gebruik van meetpennen zonder afdekkappen mogen metingen tussen het meetapparaat en aardpotentiaal niet boven de meetcategorie CAT II uitgevoerd worden.
• Bij metingen vanaf de meetcategorie CAT III moeten meetpennen
met afdekkappen (max. 4 mm vrije contactlengte) worden gebruikt,
om onbedoelde kortsluiting tijdens de meting te voorkomen. Deze
worden meegeleverd.
• Verwijder de meetkabels altijd van het meetobject voordat u het meetbereik wijzigt.
• De spanning tussen de aansluitpunten van het meetapparaat en het aardpotentiaal mag niet hoger zijn
dan 600 V DC/AC in CAT III.
• Wees bijzonder voorzichtig tijdens de omgang met spanningen >33 V wisselspanning (AC) resp. >70
V gelijkspanning (DC)! Bij deze spanningen kunt u in geval van contact met een elektrische kabel een
levensgevaarlijke elektrische schok krijgen.
• Om een elektrische schok te vermijden, dient u erop te letten, dat u de te meten aansluitingen/meetpunten tijdens de meting niet, ook niet indirect, aanraakt. Pak de meetpennen tijdens het meten niet vast
boven de voelbare handgreepmarkeringen.
118
• Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetkabels ervan op beschadigingen. Voer nooit
metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd is (gescheurd, losgetrokken, etc.). De meegeleverde meetkabels zijn voorzien van een slijtage-indicator. Bij beschadiging wordt er een tweede isolatielaag met een andere kleur zichtbaar. De meetapparatuur mag dan niet langer worden gebruikt en
moet worden vervangen.
• Gebruik de multimeter niet kort voor, tijdens of direct na onweer (blikseminslag! / energierijke overspanningen!). Zorg ervoor dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, schakelingen en de onderdelen ervan
droog zijn.
• Gebruik het product niet in de directe nabijheid van:
-- sterke magnetische of elektromagnetische velden
-- zendmasten of RF-generatoren.
De gemeten waarde kan daardoor worden vertekend.
• Als aangenomen mag worden dat veilig gebruik niet meer mogelijk is, moet het apparaat worden uitgeschakeld en tegen onbedoeld gebruik worden beveiligd. Ga ervan uit dat veilig gebruik niet langer
mogelijk is als:
-- het apparaat zichtbaar beschadigd is,
-- het apparaat niet langer werkt en
-- gedurende een lange periode onder ongunstige omstandigheden opgeborgen is geweest of
-- tijdens het vervoer aan een aanzienlijke belasting onderhevig is geweest.
• Zet het meetapparaat nooit onmiddellijk aan nadat het van een koude naar een warme ruimte is gebracht. De condens die hierbij wordt gevormd kan het apparaat onder bepaalde omstandigheden onherstelbaar beschadigen. Laat het apparaat eerst op kamertemperatuur komen voordat u het inschakelt.
• Laat het verpakkingsmateriaal niet rondslingeren; kinderen kunnen het als speelgoed gebruiken, wat tot
gevaarlijke situaties kan leiden.
• Neem ook de veiligheidsinstructies in de afzonderlijke hoofdstukken in acht.
119
6. Bedieningselementen
A
Gegoten rubber bescherming
B
Display
C
REL/HOLD-knop
D
Draaiknop voor selectie van de meetfunctie
E
mA/µA-meetbus
F
10 A-meetbus
G
V/Ω-meetbus (“positief potentiaal, plus”)
H
COM-meetbus (referentiepotentiaal, “negatief potentiaal, min”)
I
SELECT-knop voor omschakelen van de functie
J
Low Imp. 400 kΩ-knop voor omschakeling van de impedantie
K
NCV-sensoroppervlak (kopse kant)
L
Aansluiting met schuifafdekking voor optionele bevestigingsriem
M
Schroefdraad voor statiefbevestiging
N
Schroef van het batterijvak
O
Opklapbare beugel
P
Batterijvak
Q
Batterij- en zekeringvakafdekking
R
Zelfherstellende PTC-zekeringen voor de mA/µA-meetingang
S
Zekering
120
7. Productbeschrijving
De meetwaarden worden op de multimeter (hierna DMM genoemd) digitaal weergegeven. Het meetdisplay van de
DMM bestaat uit 6000 counts (count = laagste displaywaarde). De meting van de spanning en stroom vindt plaats op
basis van de effectieve waarde (True RMS). De juiste manier van aansluiten voor de geselecteerde meetfunctie wordt
op het display weergegeven. Bij een verkeerde aansluiting van de meetkabels verschijnt er een waarschuwing op het
display en klinkt er een geluidssignaal. Dit verhoogt de bedrijfszekerheid van het meetapparaat voor de gebruiker.
Als de DMM gedurende ongeveer 15 minuten niet wordt bediend, schakelt het apparaat automatisch uit. Dit zorgt
voor een langere levensduur van de batterij. De automatische uitschakeling kan handmatig worden gedeactiveerd.
Het meetapparaat is geschikt voor hobby- en professioneel gebruik tot meetcategorie CAT III 600 V.
Er bevinden zich beschermende transportkappen op de meegeleverde schuine stekkers van de meetsnoeren. Verwijder deze voordat u de stekkers in de aansluitingen van het meetapparaat steekt.
De DMM kan met de beugel aan de achterzijde zo worden neergezet dat deze beter kan worden afgelezen.
In het mA/µA-stroommeetbereik is het niet meer nodig een onbedoeld geactiveerde zekering te vervangen. De ingebouwde PTC-zekeringen beperken in geval van overbelasting de stroom en beschermen zo het meetapparaat en het
stroomcircuit. De PTC-zekeringen worden nadat deze werden geactiveerd na een korte afkoelperiode automatisch
gereset. Het stroommeetcircuit hoeft hiervoor maar kort te worden onderbroken.
Het batterij- en zekeringvak kan alleen worden geopend als alle meetkabels van het meetapparaat zijn verwijderd. Als
het batterij- en zekeringvak is geopend, is het niet mogelijk de meetkabels in de meetbussen te steken. Dit verhoogt
de veiligheid voor de gebruiker.
Draaiknop (D)
De verschillende meetfuncties worden via een draaiknop geselecteerd. Automatische bereikkeuze “AUTO” is gedeactiveerd.
Hierbij wordt altijd het gepaste meetbereik voor elke toepassing
automatisch ingesteld. De stroom-meetbereiken moeten handmatig worden ingesteld. Begin de stroommetingen altijd op het
hoogste meetbereik en schakel indien nodig om naar een lager
meetbereik.
Op de draaischakelaar bevindt zich een functieknop (I). Met de
knop “SELECT” schakelt u naar een subfunctie om, wanneer een
meetfunctie dubbel bezet is (bijv. omschakeling weerstandsmeting naar diodetest en continuïteitsmeting of AC/DC-omschakeling in het spanningsbereik). De subfuncties zijn grijs gemarkeerd. Met elke keer drukken schakelt u de functie om.
Het meetapparaat is uitgeschakeld wanneer de schakelaar op “OFF” staat. Zet het meetapparaat altijd uit wanneer
u het niet gebruikt.
121
8. Aanduidingen en symbolen op het display
De volgende symbolen en aanduidingen zijn zichtbaar op het apparaat of op het display. Er kunnen andere symbolen
op het display aanwezig zijn (displaytest). Deze hebben echter geen functie.
15 Weergave van de pulsduur van de pos. halve golf in
procent (puls-pauzeverhouding)
1
Echt-effectieve waarde meting
2
Delta-symbool voor meting van relatieve waarden
16 Automatische uitschakeling is geactiveerd
(referentiewaarden)
3
Symbool voor mega (macht 6)
17 Meetwaardeweergave
4
Symbool voor kilo (macht 3)
18 Symbool voor de diodetest
5
Ohm (eenheid van elektrische weerstand)
19 Symbool voor akoestische continuïteitstest
6
Hertz (eenheid van frequentie)
20 Symbool voor lage impedantie
7
Symbool voor nano (macht -9)
21 Aanduiding voor de juiste aansluiting van de meetbussen
8
Symbool voor milli (macht -3)
22 Automatische meetbereikkeuze is actief
9
Volt (eenheid van elektrische spanning)
23 Weergave batterij vervangen
10 Symbool voor micro (macht -6)
24 HOLD-functie is actief
11 Ampère (eenheid voor elektrische stroom)
25 Symbool voor gelijkstroom (
12 Farad (eenheid van elektrische capaciteit)
26 Polariteitsweergave voor stroomrichting (minpool)
13 Graden Celsius (Europese temperatuureenheid)
27 Symbool voor wisselstroom (
)
)
14
Graden Fahrenheit (Amerikaanse temperatuureenheid) 28 Waarschuwingssymbool voor gevaarlijke spanning
122
REL
Knop voor meting van relatieve waarden (=referentiewaarden)
SELECT
Knop voor omschakeling van de subfuncties
HOLD
Knop voor het vasthouden van de huidige meetwaarde.
OL
Overload = overbelasting; het meetbereik is overschreden
LEAd
Waarschuwing voor verkeerde aansluiting van de meetsnoeren
OFF
Stand waarin het apparaat uit staat
True RMS
Echte effectieve-waardemeting
Low imp.400kΩ
Impedantieomschakeling in V-meetbereik (10 MΩ op 400 kΩ)
EF
Weergave bij NCV-functie zonder spanningsdetectie
----
Weergave bij NCV-functie met spanningsdetectie
Symbool voor de diodetest
Symbool voor de akoestische continuïteitstest
Symbool voor het capaciteitsmeetbereik
Symbool voor wisselstroom
Symbool voor gelijkstroom
COM
Meetaansluiting referentiepotentiaal
mV
Meetfunctie spanningsmeting, millivolt (macht -3)
V
Meetfunctie spanningsmeting, volt (eenheid van elektrische spanning)
A
Meetfunctie stroommeting, ampère (eenheid van elektrische stroomsterkte)
mA
Meetfunctie stroommeting, milliampère (macht -3)
µA
Meetfunctie stroommeting, microampère (macht -6)
Hz
Meetfunctie frequentie, hertz (eenheid van frequentie)
%
Meetfunctie voor pulsduur in procent (puls-pauzeverhouding)
Ω
Meetfunctie weerstand, ohm (eenheid van elektrische weerstand)
°C°F
Meetfunctie voor temperatuurmeting
NCV
Contactloze wisselspanningsdetectie
123
9. Meetprocedure
Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schakelingsonderdelen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V ACrms of 70 V DC kunnen voorkomen! Levensgevaar!
Het meten is alleen mogelijk als het batterij- en zekeringvak gesloten is. Als het vak open is, zijn alle meetbussen mechanisch tegen insteken beveiligd.
Controleer voor het meten altijd alle aangesloten meetkabels op beschadigingen, zoals scheuren, barsten
of geplette stukken. Defecte meetkabels mogen niet langer worden gebruikt! Levensgevaar!
Pak de meetpennen tijdens het meten niet vast boven de voelbare handgreepmarkeringen.
Er mogen altijd alleen de twee voor het meten benodigde meetkabels op het meetapparaat aangesloten
zijn. Verwijder om veiligheidsredenen alle ongebruikte meetkabels van het meetapparaat.
Metingen van stroomcircuits met wisselspanningen hoger dan 33 V of gelijkspanningen hoger dan 70 V
mogen alleen worden uitgevoerd door deskundigen of door mensen die vertrouwd zijn met de geldende
voorschriften en de eruit voortvloeiende gevaren.
Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden.
Voor elke meetfunctie wordt de juiste aansluitvolgorde van de meetbussen op het display aangegeven.
Houd hier bij het aansluiten van de meetkabels op het meetapparaat rekening mee.
a) Meetapparaat aan- en uitzetten
Zet de draaiknop (D) op de gewenste meetfunctie.
De meetbereiken worden behalve bij de stroommeetbereiken
automatisch op het beste weergavebereik ingesteld. Begin de
stroommetingen altijd op het hoogste meetbereik en schakel
indien nodig om naar een lager meetbereik. Verwijder voor het
omschakelen altijd de meetkabels van het te meten object.
Zet de draaiknop op “OFF” om het apparaat uit te schakelen. Zet
het meetapparaat altijd uit wanneer u het niet gebruikt.
Sluit de meetkabels bij opslag bij voorkeur aan op de hoogohmige meetbussen COM en V. Dit kan een eventuele verkeerde
bediening voorkomen wanneer het apparaat later weer wordt
gebruikt.
Plaats om het meetapparaat te kunnen gebruiken
eerst de meegeleverde batterij. Raadpleeg het hoofdstuk “Reiniging en onderhoud” om de batterij op een
juiste manier te plaatsen of te vervangen.
124
b) Waarschuwing bij verkeerde keuze van de bus
De DMM is voorzien van een meetbuscontrole. Bij een verkeerde
aansluiting, die voor de gebruiker en de DMM gevaar kan opleveren, geeft de DMM een hoorbare en zichtbare waarschuwing
weer.
Zodra de meetkabels in de stroommeetbussen zitten en er naar
een andere meetfunctie (behalve stroommeting) omgeschakeld
wordt, laat de DMM nadrukkelijk een waarschuwing horen en
zien. Dit is ook het geval als de meetingang tussen de 10A-bus
(F) en de mA/µA-bus (E) verwisseld is.
Klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er “LEAd” (meetkabel)
op het display, controleer dan onmiddellijk de aansluitingen en de
ingestelde meetfunctie.
In de afbeelding ziet u een voorbeeld van verkeerd aangesloten
meetkabels, wat onmiddellijk moet worden gecorrigeerd.
De volgende verkeerde aansluitingen worden herkend:
Meetfunctie
V/mV/Ω/°C°F/Hz%/
/ /
mA/µA
A
Aansluiting
meetbussen
mA/µA//10A
10A
mA/µA
Onderbreek bij een waarschuwing onmiddellijk de meetprocedure en controleer of de meetfunctie
en aansluitingen correct ingesteld zijn. Op het display worden voor elk meetbereik de te gebruiken
meetbussen weergegeven.
125
c) Spanningsmeting “V”
Voor het meten van gelijkspanningen “V/DC
” gaat u als volgt te werk:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “V
display verschijnt “DC” en de eenheid “V”.
”. Op het
- Voor kleine spanningen tot max. 600 mV kiest u het meetbereik “mV ”.
- Steek de rode meetkabel in de V-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Sluit nu de beide meetsondes aan op het te meten object (batterij, schakeling enz.). De rode meetpen is de positieve pool
en de zwarte meetpen is de negatieve pool.
- De polariteit van de meetwaarde wordt samen met de actuele
meetwaarde weergegeven op het display.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object
en zet de DMM uit.
Wanneer er bij gelijkspanning voor de meetwaarde een “-” (min)-teken verschijnt, is de gemeten spanning
negatief (of de meetsnoeren zijn verwisseld).
Het spanningsbereik “V DC/AC” heeft een ingangsweerstand van ≥10 MΩ. Het mV-spanningsbereik heeft
een ingangsweerstand van ≤1000 MΩ. Bij open meetingangen kan in met mV-bereik vanwege de ingangsweerstand een ongedefinieerde meetwaarde worden weergegeven, die echter geen invloed heeft op het
meetresultaat.
126
Voor het meten van wisselspanningen “V/AC
” gaat u als volgt te werk:
-
Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “V
”.
- Druk op de “SELECT” knop bij de draaischakelaar om de
meetfunctie op “AC” te zetten. Op het display verschijnt “AC”
en de eenheid “V”.
- Voor kleine spanningen tot max. 600 mV kiest u het meetbereik “mV ” Druk op de “SELECT” knop op de draaischakelaar om de meetfunctie op “AC” te zetten. Op het display
verschijnt “AC”, “TRMS” en de eenheid “mV”.
- Steek de rode meetkabel in de V-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Sluit nu de beide meetpunten aan op het te meten object (signaalgenerator, schakeling enz.).
- De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object
en zet de DMM uit.
Het spanningsbereik “V/AC” heeft een ingangsweerstand van ≥10 MΩ. Het mV-spanningsbereik heeft een
ingangsweerstand van ≤1000 MΩ. Bij open meetingangen kan in met mV-bereik vanwege de ingangsweerstand een ongedefinieerde meetwaarde worden weergegeven, die echter geen invloed heeft op het
meetresultaat.
d) LoZ-spanningsmeting
Met de LoZ-meetfunctie kunt u gelijk- en wisselspanning meten met een lagere impedantie (ca. 400 kΩ). De lagere
interne weerstand van het meetapparaat reduceert het verkeerd meten van lek- en fantoomspanningen. Het meetcircuit wordt echter sterker belast dan bij de standaard meetfunctie.
Om de LoZ-meetfunctie te gebruiken, drukt u tijdens de spanningsmeting op de knop “Low imp. 400 kΩ” (J). De
meetimpedantie wordt verlaagd zolang de knop ingedrukt wordt gehouden.
Op het display verschijnt het symbool “LoZ” (B20).
De LoZ-meetfunctie mag alleen bij spanningen van maximaal 250 V worden gebruikt. De LoZ-meting mag
maximaal 3 seconden duren. Deze functie is niet beschikbaar in het mV-meetbereik.
Na het gebruik van de LoZ-functie is een hersteltijd van 1 minuut nodig.
127
e) Stroommeting “A”
Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schakelingsonderdelen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V ACrms of 70 V DC kunnen voorkomen!
Levensgevaar!
De max. spanning in het stroomcircuit mag 600 V niet overschrijden.
Metingen hoger dan 6 A mogen max. 10 seconden duren en moeten worden uitgevoerd met een
tussenpauze van 15 minuten.
Begin de stroommeting altijd op het hoogste meetbereik en schakel indien nodig naar een lager
meetbereik. Zet voordat u het meetapparaat verbindt of wisselt van meetbereik altijd de stroom op
de schakeling uit. Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en dus beveiligd tegen overbelasting.
Meet op het bereik 10 A in geen geval stromen van meer dan 10 A resp. in het mA/µA-gebied stromen groter dan 600 mA: anders spreken de zekeringen aan.
Voer de stroommeting in het mA/µA-meetbereik zo snel mogelijk uit. Continue metingen moeten worden
vermeden. Door de PTC-technologie worden de beschermende onderdelen in het meetcircuit warm als de
stroomsterkte of de duur van de meting toeneemt. Dit verhoogt de interne weerstand en beperkt de stroom.
Houd hier rekening mee wanneer u een reeks metingen uitvoert.
Als het meetbereik wordt overschreden, wordt een optisch en akoestisch alarm weergegeven.
Als de PTC-zekering geactiveerd is (continu dalende meetwaarde, weergave “OL” of alarm), onderbreek
dan de meting en zet de DMM uit (OFF). Wacht ongeveer 5 minuten. De zelfherstellende zekering koelt af
en is vervolgens weer klaar voor gebruik.
128
Voer de volgende procedure uit om gelijkstroom (A
) te meten:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie „A“, „mA“ of „µA“.
- In de tabel worden de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken weergegeven. Selecteer het
meetbereik en de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie
Meetbereik
Meetbussen
µA
0 - 6000 µA
COM + mAµA
mA
0 - 600 mA
COM + mAµA
A
0 - 10 A
COM + 10A
- Steek de rode meetkabel in de mA/µA- of 10A-meetbus. Steek de zwarte meetkabel in de COM-meetbus.
- Verbind nu de twee meetpennen stroomvrij in serie met het te meten object (batterij, schakeling enz.). De betreffende schakeling moet hiervoor worden onderbroken.
- Nadat de verbinding tot stand is gebracht, zet u het circuit in werking. De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
- Zet na de meting de stroom in de schakeling weer uit en verwijder vervolgens de meetkabels van het gemeten
object. Zet de DMM uit.
129
Voer de volgende procedure uit om wisselstroom (A
) te meten.
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie „A“, „mA“ of „µA“. - Druk op de knop “SELECT” om naar het
AC-meetbereik te schakelen. Op het display verschijnt “AC” en “TRMS”. Door nogmaals op de knop te drukken,
wordt weer teruggeschakeld enz.
- In de tabel worden de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken weergegeven. Selecteer het
meetbereik en de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie
Meetbereik
Meetbussen
µA
0 - 6000 µA
COM + mAµA
mA
0 - 600 mA
COM + mAµA
A
0 - 10 A
COM + 10A
- Steek de rode meetkabel in de mA/µA- of 10A-meetbus. Steek de zwarte meetkabel in de COM-meetbus.
- Verbind nu de twee meetpennen stroomvrij in serie met het te meten object (batterij, schakeling enz.). De betreffende schakeling moet hiervoor worden onderbroken.
- Nadat de verbinding tot stand is gebracht, zet u het circuit in werking. De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
Zet na de meting de stroom in de schakeling weer uit en verwijder vervolgens de meetkabels van het gemeten object.
Zet de DMM uit.
130
f) Frequentiemeting
De DMM kan de frequentie van een signaalspanning van 10 Hz 10 MHz meten en weergeven. Het maximale ingangsbereik bedraagt 20 Vrms. Deze meetfunctie is niet geschikt voor netspanning metingen. Houd rekening voor de ingangswaarden in de
technische gegevens.
Voor het meten van frequenties gaat u als volgt te werk:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “Hz”. Op het
display verschijnt “Hz”.
- Steek de rode meetkabel in de Hz-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Sluit nu de beide meetpunten aan op het te meten object (signaalgenerator, schakeling enz.).
- De frequentie wordt in de bijbehorende eenheid op het display
weergegeven.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object
en zet de DMM uit.
g) Meting van de pulsduur in %
De DMM kan de verhouding van de pulsduur de positieve halve
golflengte van een wisselspanning signaal in procent van de gehele periode weergeven. Het maximale ingangsbereik bedraagt
20 Vrms. Deze meetfunctie is niet geschikt voor netspanning metingen. Houd rekening voor de ingangswaarden in de technische
gegevens.
Voor het meten van de pulsduur gaat u als volgt te werk:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “Hz”. Op het
display verschijnt “Hz”. Druk op de toets “SELECT” (I) op de
draaischakelaar. Op het display verschijnt “%”.
- Steek de rode meetkabel in de Hz-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Sluit nu de beide meetpunten aan op het te meten object (signaalgenerator, schakeling enz.).
- D
e pulsduur van de positieve halve golflengte wordt als percentage weergegeven in de display.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object
en zet de DMM uit.
131
h) Meten van weerstand
Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere
meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Ga als volgt te werk om weerstand te meten:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “Ω”.
- S
teek de rode meetkabel in de Ω-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Controleer de meetkabels op geleiding door de twee meetpennen met elkaar te verbinden. Er wordt een weerstand
weergegeven van ca. 0 - 0,5 Ω (de eigen weerstand van de
meetkabels).
- V
oor metingen met een lage weerstand <600 Ω houdt u de
“REL” -knop (C) ongeveer 1 seconde ingedrukt met kortgesloten meetpunten om te voorkomen dat de intrinsieke weerstand van de meetkabels wordt opgenomen in de volgende
weerstandsmeting. Het display geeft 0 Ω weer. Autorange
wordt hierbij gedeactiveerd.
- Verbind nu de twee meetpennen met het te meten object. Als
het gemeten object niet hoogohmig is of wordt onderbroken,
verschijnt de meetwaarde op het display. Wacht totdat de
waarde op het display zich heeft gestabiliseerd. Bij weerstanden van >1 MΩ kan dit enkele seconden duren.
- Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik overschreden of is het
meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit.
Bij het meten van weerstand moet u erop letten dat de meetpunten waarmee de meetpennen in contact
komen vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars en dergelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen het meetresultaat beïnvloeden.
De knop “REL” werkt alleen als er een meetwaarde wordt weergegeven. Als er “OL” wordt weergegeven,
kan deze functie niet worden geactiveerd.
132
i) Diodetest
Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere
meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie
- Druk 2x op de knop “SELECT” om de meetfunctie om te schakelen. Op het display verschijnt het diodesymbool en de eenheid volt (V). Door nogmaals op de knop te drukken schakelt u
door naar de volgende meetfunctie, etc.
- S
teek de rode meetkabel in de Ω-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Controleer de meetkabels op geleiding door de twee meetpennen met elkaar te verbinden. Vervolgens moet zich een
meetwaarde van ca. 0,000 V instellen.
- Verbind de twee meetpennen met het te meten object (diode).
Verbind de rode meetkabel met de anode (+) en de zwarte
meetkabel met de kathode (-).
- Op het display wordt de doorlaatspanning “UF” in volt (V)
weergegeven. Als het display “OL” weergeeft, wordt de diode
verkeerd om (UR) gemeten of is de diode defect (onderbroken). Voer ter controle nog een meting met omgekeerde polen uit.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit.
j) Continuïteitstest
Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere
meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie
- Druk 1x op de knop “SELECT” om de meetfunctie om te schakelen. Op het display verschijnt het symbool voor de continuïteitstest en het symbool voor de eenheid “Ω”. Door nogmaals
op de knop te drukken schakelt u door naar de volgende meetfunctie, etc.
- S
teek de rode meetkabel in de Ω-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- A
ls continuïteit wordt een meetwaarde van ≤ 10 Ω herkend
en u hoort een akoestisch alarm. Vanaf >100 Ω hoort u geen
akoestisch signaal meer. Het meetbereik loopt tot 600 Ω.
- Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik overschreden of is het meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object
en zet de DMM uit.
133
k) Capaciteitsmeting
Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere
meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Houd bij elektrolytische condensatoren absoluut rekening met de juiste polariteit.
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie
- Druk 3x op de knop “SELECT” om de meetfunctie om te schakelen. Op de display verschijnt de eenheid “nF” voor capaciteitsmeting. Door nogmaals op de knop te drukken schakelt u
door naar de volgende meetfunctie, etc.
- Steek de rode meetkabel in de V-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
Op basis van de gevoelige meetingang kan bij “open”
meetkabels een weergave op het display verschijnen.
Druk voor het meten van kleine capaciteiten (<600 nF)
op de knop “REL”. Hierbij wordt het display gereset op
“0”. De autorange-functie wordt hierbij gedeactiveerd.
- Verbind nu de beide meetkabels (rood = plus/zwart = min) met
het meetobject (condensator). Het display geeft na een korte
periode de capaciteit weer. Wacht totdat de waarde op het
display zich heeft gestabiliseerd. Bij capaciteiten >40 µF kan
dit enkele seconden duren.
- Het display geeft “OL” (voor overload) weer wanneer het meetbereik wordt overschreden.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit.
134
l) Temperatuurmeting
Tijdens het meten van de temperatuur mag enkel de temperatuursensor aan de te meten temperatuur onderhevig worden gesteld. Over- of onderschrijd de bedrijfstemperatuur van de DMM niet om
foutieve metingen te vermijden.
De contact-temperatuursensor mag alleen op spanningsvrije oppervlakken worden gebruikt.
Een thermokoppel met banaanstekkers is met de DMM meegeleverd, deze kan worden gebruikt om temperaturen
tussen -40 en +230 °C te meten. Een optionele type K thermokoppel is nodig om het volledig meetbereik (-40 tot
+1000 °C) van de DMM te kunnen gebruiken. Voor het aansluiten van type-K-sensors met ministekkers is een optionele adapterstekker nodig.
Alle type K-thermokoppels kunnen worden gebruikt voor het meten van temperaturen. De temperatuur kan in °C of
°F worden weergegeven.
Voer volgende procedure uit om de temperatuur te meten:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “°C”. Op de display verschijnt de eenheid van graden Celsius (°C) voor de
temperatuurmeting.
-
Sluit het meegeleverde thermokoppel juist aan door de
plus-stekker in de V-meetaansluiting (G) en min-stekker in de
COM-meetaansluiting (H) te steken.
- Het display geeft de temperatuurwaarde in °C weer.
- Met de “SELECT”-knop (I) kan de eenheid van Celsius (°C)
naar Fahrenheit (°F) worden omgeschakeld. De eenheid
wordt gewijzigd telkens u op de knop drukt.
- Als het display “OL” weergeeft, werd het meetbereik overschreden of is het thermokoppel onderbroken.
- Verwijder het thermokoppel en schakel de DMM na meting uit.
Wordt er geen temperatuursensor wordt aangesloten, kan de omgevingstemperatuur van de DMM door
een kortsluitbrug via de beide meetbussen “COM” en “°C” worden weergegeven. Omdat de sensor zich in
het binnenste van de behuizing bevindt, reageert de weergave zeer traag op temperatuurschommelingen.
Deze functie helpt u de juiste bedrijfstemperatuur na een opslag te controleren. Voor snelle metingen moet
een externe sensor worden gebruikt.
135
m) Contactloze AC-spanningsdetectie (NCV)
Deze functie is niet toegestaan om de spanningsvrijheid vast te stellen in elektrische installaties.
Hiervoor moet altijd een 2-polige contactmeting worden uitgevoerd.
De NCV-functie (Non-Contact-Voltage-Detection = contactloze spanningsdetectie) wordt gebruikt om contactloos te
bepalen of er wisselspanning op de geleiders staat. De NCV-sensor is aangebracht aan de punt van de tang.
De weergave van een mogelijke wisselspanning geschiedt akoestisch en met 4 balkjes op het display. De toon en het
aantal balken neemt met de hoogte van de spanning toe. Het display geeft zonder spanningsdetectie de letters “EF”
weer (“elektromagnetisch veld”).
Verwijder alle meetkabels van uw meetapparaat. Voor deze functie zijn er geen meetkabels nodig.
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “NCV”.
- Plaats het meetapparaat met de kopse kant op een bekende AC-spanningsbron. Voer deze test altijd uit om foutieve detecties te vermijden. Het meetapparaat begint bij aanwezige wisselspanning te piepen. De intensiteit van de
signaaltoon en het aantal getoonde segmenten is afhankelijk van de hoogte van de spanning resp. van de afstand
tot de spanningvoerende kabels.
- Verricht de test aan de daarvoor bestemde leidingen etc door.
- Schakel na het gebruik de DMM uit.
Door de hooggevoelige NCV-sensor kan de spanningsdetectie ook bij statische ladingen een weergave
tonen. Dit is normaal en wijst niet op een storing.
136
10. Extra functies
Via de beide functieknoppen (C en I) kunnen er diverse extra functies worden geactiveerd. Bij elke druk op de knop
hoort u een akoestisch signaal ter bevestiging.
a) SELECT-functie
Meerdere meetfuncties zijn voorzien van subfuncties. De subfuncties zijn in het draaibereik grijs gemarkeerd. Om
deze te selecteren drukt u kort op (<2 s) op de knop “SELECT” (I). Met elke keer drukken schakelt u een subfunctie
verder.
b) REL-functie
De REL-functie maakt een referentiewaarde mogelijk, om eventueel prestatieverlies zoals bijvoorbeeld bij weerstandsmetingen te vermijden. De actueel weergegeven waarde wordt daarbij op nul gezet. Er is nu een nieuwe
referentiewaarde ingesteld.
Om deze functie te activeren, houdt u de knop “REL” (C) ongeveer 1 seconde ingedrukt. Op het display verschijnt “Δ”
en de meetweergave wordt op nul gezet. De automatische meetbereikkeuze wordt hierbij gedeactiveerd.
Om deze functie uit te schakelen, schakelt u om naar een andere meetfunctie of houdt u de toets nogmaals ongeveer
1 seconde ingedrukt.
De REL-functie is niet actief in de volgende meetfuncties: Frequentie, pulsduur, diodetest en continuïteitstest.
De knop "REL" werkt alleen als er een meetwaarde wordt weergegeven. Als er "OL" wordt weergegeven, kan deze functie niet worden geactiveerd.
c) HOLD-functie
De Hold-functie houdt de momenteel weergegeven meetwaarde op het display vast, om deze in alle rust te kunnen
lezen en opschrijven.
Controleer bij de controle van spanningvoerende leidingen of deze functie aan het begin van de
test is uitgeschakeld. Dit zou anders tot verkeerde metingen kunnen leiden!
Voor het inschakelen van de Hold-functie drukt u kort op de knop “HOLD” (C); een geluidssignaal bevestigt deze actie
en op het display verschijnt “H”.
Om de Hold-functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op de knop “HOLD” of verandert u de meetfunctie.
137
d) Automatische uitschakelfunctie
De DMM schakelt zich na ongeveer 15 minuten automatisch uit, als er geen knop of draaischakelaar wordt bediend.
Deze functie beschermt en spaart de batterij en verlengt de gebruiksduur. De actieve functie wordt aangegeven door
het symbool
op het display.
De DMM laat ongeveer 1 minuut voor het uitschakelen meerdere korte geluidssignalen horen. Als in deze tijd de uitschakelfunctie wordt afgebroken door op de REL/HOLD- of SELECT-knop te drukken, klinkt na nog eens 15 minuten
het volgende uitschakelsignaal. Het uitschakelen wordt aangegeven met een lang geluidssignaal.
Om de DMM weer in te schakelen na een automatische uitschakeling, zet u de draaischakelaar op “OFF” of drukt u
op REL/HOLD-knop of “SELECT”.
De automatische uitschakeling kan handmatig worden gedeactiveerd.
Ga voor het deactiveren van de automatische uitschakeling als volgt te werk:
Zet het meetapparaat uit (OFF). Houd de knop “SELECT” ingedrukt, en schakel de DMM met de draaischakelaar in.
Het symbool “ “ is niet meer zichtbaar. De automatische uitschakeling is gedeactiveerd totdat het meetapparaat
met de draaiknop wordt uitgeschakeld.
11. Reiniging en onderhoud
a) Algemeen
Om de nauwkeurigheid van de multimeter gedurende een lange periode te garanderen, moet deze eenmaal per jaar
worden gekalibreerd.
Het meetapparaat is onderhoudsvrij met uitzondering van incidentele reiniging, evenals vervanging van batterijen en
zekeringen.
Het vervangen van de batterij en de zekeringen vindt u verderop in de gebruiksaanwijzing.
Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat en de meetsnoeren, bijv. op beschadiging van de behuizing of afknellen van de snoeren.
b) Reiniging
Voordat u het apparaat reinigt, dient u absoluut de volgende veiligheidsinstructies in acht te nemen:
Bij het openen van afdekkingen of het verwijderen van onderdelen, behalve als dit met de hand
mogelijk is, kunnen onder spanning staande onderdelen blootgelegd worden.
Voor een reiniging of reparatie moeten de aangesloten kabels van de meetapparatuur en van alle
meetobjecten worden gescheiden. Zet de DMM uit.
Gebruik voor de reiniging geen schurende reinigingsmiddelen, benzine, alcohol of dergelijke. Daardoor wordt het
oppervlak van het meetapparaat aangetast. De dampen zijn bovendien schadelijk voor de gezondheid en explosief.
Gebruik voor de reiniging ook geen scherp gereedschap zoals schroevendraaiers of staalborstels e.d.
Gebruik voor de reiniging van het apparaat, het display en de meetkabels een schone, pluisvrije, antistatische en
enigszins vochtige doek. Laat het apparaat compleet drogen voordat u het voor de volgende meting gebruikt.
138
c) Meetapparaat openen
Om veiligheidsredenen mogen de batterijen alleen worden vervangen als alle meetkabels van het meetapparaat zijn verwijderd. Het batterij- en zekeringvak (Q) kan met
aangesloten meetkabels niet worden geopend.
Bovendien worden bij het openen alle meetbussen mechanisch geblokkeerd om te
voorkomen dat de meetkabels later worden aangesloten wanneer de behuizing open
is. De vergrendeling wordt automatisch ontgrendeld zodra het batterij- en zekeringvak
weer dicht is.
De behuizing is zo ontworpen dat, wanneer het batterij- en zekeringvak open staat,
men alleen toegang heeft tot de batterij en de zekeringen. De behuizing hoeft niet
zoals gebruikelijk volledig te worden geopend en gedemonteerd.
Deze maatregelen verhogen de veiligheid en het bedieningsgemak voor de gebruiker.
Ga voor het openen als volgt te werk:
- Verwijder alle meetkabels van het meetapparaat en zet het uit.
- Draai de schroef van het batterijvak (N) aan de achterzijde los en verwijder deze.
- Trek met dichtgeklapte standaard het batterij- en zekeringvak (Q) naar beneden
toe van het meetapparaat.
- De zekeringen en het batterijvak zijn nu toegankelijk.
- Sluit de behuizing in omgekeerde volgorde en schroef het batterij- en zekeringvak
weer goed dicht.
- Het meetapparaat is weer klaar voor gebruik.
139
d) De batterij plaatsen en vervangen
Voor het gebruik van het meetapparaat is een 9V-blokbatterij (bijv. 1604A) nodig. Bij de eerste ingebruikname of
wanneer het symbool voor vervanging van de batterij op het display verschijnt, moet er een nieuwe, volle batterij
worden geplaatst.
Ga voor het plaatsen of vervangen van de batterij als volgt te werk:
- Koppel het meetapparaat en de aangesloten meetkabels los van alle meetcircuits. Verwijder alle meetkabels van
het meetapparaat. Zet de DMM uit.
- Open de behuizing zoals beschreven in het hoofdstuk “Meetapparaat openen”.
- Vervang de lege batterij door een nieuwe van hetzelfde type. Plaats de nieuwe batterij met de juiste polariteit in het
batterijvak. Let op de polariteitsaanduiding in het batterijvak.
- Sluit de behuizing weer zorgvuldig.
Gebruik het meetapparaat in geen geval in geopende toestand. !LEVENSGEVAAR!
Laat geen lege batterijen in het meetapparaat zitten. Zelfs bij lekbestendige batterijen kan corrosie
optreden, waardoor er chemicaliën uit kunnen lekken die schadelijk zijn voor de gezondheid en het
apparaat kunnen beschadigen.
Laat batterijen niet achteloos rondslingeren. Deze kunnen door kinderen of huisdieren worden
ingeslikt. Raadpleeg onmiddellijk een arts als er een batterij is ingeslikt.
Haal om lekkage te voorkomen de batterij uit het apparaat wanneer het langere tijd niet wordt gebruikt.
Lekkende of beschadigde batterijen kunnen chemische brandwonden veroorzaken als deze met
uw huid in aanraking komen. Draag daarom geschikte handschoenen als u dergelijke batterijen
aanraakt.
Zorg ervoor dat batterijen niet worden kortgesloten. Gooi batterijen niet in het vuur.
Normale batterijen mogen niet opgeladen of uit elkaar gehaald worden. Er bestaat dan explosiegevaar.
Een geschikte alkalinebatterij is onder het volgende bestelnummer verkrijgbaar:
Bestelnr. 652509 (1x bestellen).
Gebruik alleen alkalinebatterijen omdat deze krachtig zijn en lang meegaan.
140
e) Zekering van 10 A vervangen
Het 10A-stroommeetbereik is beveiligd met een hoogwaardige keramische zekering. Als er geen meting in dit bereik
meer mogelijk is, moet de zekering worden vervangen.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
- Koppel de meetkabels los van het te meten circuit en van uw meetapparaat. Zet de DMM uit.
- Open de behuizing zoals beschreven in het hoofdstuk “Meetapparaat openen”.
- Vervang de defecte zekering door een nieuwe zekering van hetzelfde type en nominale stroomsterkte. De zekering
F1 heeft de volgende kenmerken:
Hoogwaardige keramische zekering FF 12 A/1000 V
Afmetingen 32 mm x 6,4 mm
- Sluit de behuizing weer zorgvuldig.
Om veiligheidsredenen is het gebruik van gerepareerde zekeringen of het kortsluiten van de zekeringhouder niet toegestaan. Dit kan brand of een explosie tot gevolg hebben. Gebruik het meetapparaat in geen geval in geopende toestand.
De mA/µA-meetingang is voorzien van een onderhoudsvrije en zelfherstellende PTC-zekering. De
zekering in deze meetingang hoeft niet te worden vervangen..
141
12. Verwijdering
a) Algemeen
Het product hoort niet bij het huishoudelijk afval.
Voer het product aan het einde van zijn levensduur af in overeenstemming met de geldende wettelijke
voorschriften; Geef het bijvoorbeeld af bij een relevant verzamelpunt.
Verwijder de geplaatste batterijen en voer deze gescheiden van het product af.
b) Verwijderen van lege batterijen
Als eindverbruiker bent u conform de KCA-voorschriften wettelijk verplicht om alle lege batterijen/accu’s in te leveren.
Batterijen/accu’s mogen niet met het huisvuil meegegeven worden!
Batterijen en accu’s met schadelijke stoffen worden gekenmerkt door de hiernaast afgebeelde symbolen,
die erop wijzen, dat de batterijen/accu’s niet via het gewone huisvuil weggegooid mogen worden.
De aanduidingen voor de betreffende zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood.
U kunt verbruikte batterijen/accu’s gratis afgeven bij het KCA, onze filialen of overal waar batterijen/accu’s
worden verkocht.
U voldoet daarmee aan de wettelijke verplichtingen en draagt bij aan de bescherming van het milieu.
142
13. Verhelpen van storingen
U hebt met deze DMM een product aangeschaft dat volgens de laatste stand der techniek is ontwikkeld en
veilig is in het gebruik. Er kunnen zich echter problemen of storingen voordoen.
Raadpleeg daarom de volgende informatie over de manier waarop u eventuele problemen zelf gemakkelijk
kunt oplossen:
Neem absoluut de veiligheidsinstructies in acht!
Storing
Mogelijke oorzaak
Mogelijke oplossing
De multimeter werkt niet.
Is de batterij leeg?
Controleer de batterijstatus. Batterij
vervangen.
Is er een verkeerde meetfunctie
ingesteld (AC/DC)?
Controleer het display (AC/DC) en
schakel zo nodig om naar een andere
functie.
Zijn de verkeerde meetbussen
gebruikt?
Vergelijk de aansluiting met de indicatie
op het display.
Geen verandering in de
gemeten waarde.
Is de Hold-functie geactiveerd?
Schakel de Hold-functie uit.
Geen meting in het
10A-meetbereik mogelijk
Is de zekering in het 10A-meetbereik
defect?
Controleer de zekering F1.
Geen meting in het mA/
µA-meetbereik mogelijk
De PTC-zekering is actief en beperkt
de meetstroom.
Verlaag de meetstroom of schakel om
naar het 10A-meetbereik.
Geen meting in het mA/
µA-meetbereik mogelijk
De inwendige weerstand van de
geïntegreerde PTC-bescherming stijgt
langzaam tijdens een lange meting.
Beperk de meettijd. Een meetpauze laat
het beveiligingselement weer afkoelen.
Andere reparaties dan hierboven beschreven, mogen uitsluitend door een erkend vakman worden
uitgevoerd. Aarzel niet om contact op te nemen met onze technische dienst als u vragen hebt over
de werking van de multimeter.
143
14. Technische gegevens
Meting................................................................6000 counts (tekens)
Meetsnelheid.....................................................ca. 2-3 metingen/seconde
Meetprocedure AC.............................................True RMS, AC-gekoppeld
Lengte meetkabels............................................elk ca. 90 cm
Meetimpedantie.................................................≥10 MΩ/10 pF (V-bereik)
Afstand meetbussen..........................................19 mm (COM-V)
Aanduiding vervanging batterij..........................≤6 V batterijspanning
Aanduiding “Gevaarlijke spanning”....................≥30 V/AC-DC
Waarschuwing “Overschrijding meetbereik”......≥600 V/AC-DC, >10 A/AC-DC
Waarschuwing “OL”(overload)...........................≥610 V/AC-DC, ≥10 A/AC-DC of meetweergave >6600 counts
Automatische uitschakeling...............................ca. 15 minuten, handmatig te deactiveren
Stroomverbruik (Auto-Off).................................<30 µA
Bedrijfsspanning................................................9V-blokbatterij
Gebruikscondities..............................................0 tot +40 °C (<75% rel. vochtigheid)
Gebruikshoogte.................................................max. 2000 m boven NAP
Opslagtemperatuur............................................-10 °C tot +50 °C
Gewicht..............................................................ca. 380 g
Afmetingen (l x b x h).........................................178 x 85 x 40 mm
Meetcategorie....................................................CAT III 600 V
Verontreinigingsgraad........................................2
Veiligheid volgens..............................................EN61010-1
Meettoleranties DMM
Opgave van de nauwkeurigheid in ± (% van de aflezing + weergavefout in tellingen (= aantal kleinste meetstappen)).
De nauwkeurigheid geldt 1 jaar lang bij een temperatuur van +23 °C (±5 °C), bij een rel. luchtvochtigheid van minder
dan 75%, niet condenserend. Temperatuurcoëfficiënt: +0,1 x (gespecificeerde nauwkeurigheid)/1 °C buiten het aangegeven temperatuurgebied.
De meting kan worden beïnvloed als het apparaat binnen een hoogfrequente elektromagnetische veldsterkte wordt
gebruikt.
144
Gelijkspanning V/DC
Bereik
Resolutie
Nauwkeurigheid
60,00 mV*
0,01 mV
±(1,2% + 8)
600,0 mV*
0,1 mV
±(1,0% + 8)
6,000 V
0,001 V
60,00 V
0,01 V
600,0 V
0,1 V
±(0,9% + 4)
*alleen via de meetfunctie "mV" beschikbaar
Gespecificeerd meetbereik: 5 - 100% van het meetbereik
Overbelastingsbeveiliging 600 V; impedantie: 10 MΩ (mV: ≤1000 MΩ)
Bij een kortgesloten meetingang is een weergave van ≤10 counts mogelijk.
Gelijkspanning V/DC LoZ
Bereik
Resolutie
6,000 V
0,001 V
60,00 V
0,01 V
600,0 V*
0,1 V
Nauwkeurigheid
±(1,8% + 7)
Gespecificeerd meetbereik: 5 - 100% van het meetbereik
Overbelastingsbeveiliging 600 V; impedantie: 400 kΩ (*max. 250 V, 3s)
Bij een kortgesloten meetingang is een weergave van ≤10 counts mogelijk.
Na het gebruik van de LoZ-functie is een hersteltijd van 1 minuut nodig
Wisselspanning V/AC
Bereik
Resolutie
60,00 mV*
0,01 mV
600,0 mV*
0,1 mV
6,000 V
0,001 V
60,00 V
0,01 V
600,0 V
0,1 V
Nauwkeurigheid
±(1,5% + 4)
±(1,3% + 4)
*alleen via de meetfunctie "mV" beschikbaar
Gespecificeerd meetbereik: 5 - 100% van het meetbereik
Frequentiebereik 45 - 400 Hz; overbelastingsbeveiliging 600 V; impedantie: 10 MΩ (mV: ≤1000 MΩ)
Bij een kortgesloten meetingang is een weergave van 10 counts mogelijk
TrueRMS piekwaarde (Crest Factor (CF)) ≤3 CF tot 600 V
TrueRMS piekwaarde voor niet-sinusvormige signalen plus tolerantie:
CF >1,0 - 2,0
+ 3%
CF >2,0 - 2,5
+ 5%
CF >2,5 - 3,0
+ 7%
145
Wisselspanning V/AC LoZ
Bereik
Resolutie
6,000 V
0,001 V
60,00 V
0,01 V
600,0 V*
0,1 V
Nauwkeurigheid
±(2,3% + 7)
Gespecificeerd meetbereik: 5 - 100% van het meetbereik
Frequentiebereik 45 - 400 Hz; overbelastingsbeveiliging 600 V; impedantie: 400 kΩ (*max. 250 V, 3s)
Bij een kortgesloten meetingang is een weergave van 10 counts mogelijk
Na het gebruik van de LoZ-functie is een hersteltijd van 1 minuut nodig
TrueRMS piekwaarde (Crest Factor (CF)) ≤3 CF tot 600 V
TrueRMS piekwaarde voor niet-sinusvormige signalen plus tolerantie:
CF >1,0 - 2,0
+ 3%
CF >2,0 - 2,5
+ 5%
CF >2,5 - 3,0
+ 7%
Gelijkstroom A/DC
Bereik
Resolutie
600,0 µA
0,1 µA
Nauwkeurigheid
6000 µA
1 µA
60,00 mA
0,01 mA
600,0 mA
0,1 mA
6,000 A
0,001 A
±(1,3% + 4)
10,00 A
0,01 A
±(1,6% + 7)
±(1,0% + 7)
Overbelastingsbeveiliging 600 V
Zekeringen: µA/mA = zelfherstellende PTC-zekering 4x 160 mA, interne weerstand ca. <10 Ω
10 A = hoogwaardige keramische zekering FF12AH1000V
≤6 A continu meten, >6 A max. 10 s met tussenpauze van 15 minuten
Bij een open meetingang is een weergave van 3 counts mogelijk.
146
Wisselstroom A/AC
Bereik
Resolutie
600,0 µA
0,1 µA
Nauwkeurigheid
6000 µA
1 µA
60,00 mA
0,01 mA
600,0 mA
0,1 mA
6,000 A
0,001 A
±(1,6% + 4)
10,00 A
0,01 A
±(2,0% + 7)
±(1,3% + 6)
Gespecificeerd meetbereik: 5 - 100% van het meetbereik
Overbelastingbeveiliging 600 V; frequentiebereik 45 - 400 Hz
Zekeringen: µA/mA = zelfherstellende PTC-zekering 4x 160 mA, interne weerstand ca. <10 Ω
10 A = hoogwaardige keramische zekering FF12AH1000V
≤6 A continu meten, >6 A max. 10 s met tussenpauze van 15 minuten
Bij een open meetingang is een weergave van 3 counts mogelijk.
TrueRMS piekwaarde (Crest Factor (CF)) ≤3 CF over het gehele bereik
TrueRMS piekwaarde voor niet-sinusvormige signalen plus tolerantie:
CF >1,0 - 2,0
+ 3%
CF >2,0 - 2,5
+ 5%
CF >2,5 - 3,0
+ 7%
Weerstand
Bereik
Resolutie
Nauwkeurigheid
600,0 Ω*
0,1 Ω
±(1,3% + 3)
6.000 kΩ
0,001 kΩ
60,00 kΩ
0,01 kΩ
600,0 kΩ
0,1 kΩ
6.000 MΩ
0,001 MΩ
±(1,6% + 4)
60,00 MΩ
0,01 MΩ
±(3,0% + 6)
±(1,2% + 6)
Overbelastingsbeveiliging 600 V
Meetspanning: ca. 1,0 V, meetstroom ca. 0,7 mA
*Nauwkeurigheid voor meetbereik ≤600 Ω na aftrek van de meetsnoerweerstand via REL-functie
147
Capaciteit
Bereik
Resolutie
Nauwkeurigheid
6.000 nF*
0,001 nF
±(5,0% + 10)
60,00 nF*
0,01 nF
600,0 nF*
0,1 nF
6.000 µF
0,001 µF
60,00 µF
0,01 µF
600,0 µF
0,1 µF
6.000 mF
0,001 mF
60,00 mF
0,01 mF
±(5,0% + 5)
±10%
Overbelastingsbeveiliging 600 V
*Nauwkeurigheid voor meetbereik ≤ 600 nF alleen geldig met toegepaste REL-functie
Frequentie "Hz" (elektronisch)
Bereik
Resolutie
Nauwkeurigheid
≤9,999 Hz*
0,001 Hz
Niet gespecificeerd
10,00 Hz – 99,99 Hz
0,01 Hz
100,0 Hz – 999,9 Hz
0,1 Hz
1,000 kHz – 9,999 kHz
0,001 kHz
10,00 kHz – 99,99 kHz
0,01 kHz
100,0 kHz – 999,9 kHz
0,1 kHz
1,000 MHz – 9,999 MHz
0,001 MHz
>10,00 MHz*
0,01 MHz
±(0,1% + 6)
Niet gespecificeerd
*Het gespecificeerde frequentiemeetbereik bedraagt 10,00 Hz - 10 MHz
Signaalniveau (zonder gelijkspanningsaandeel):
≤100 kHz: 200 mVrms - 20 Vrms
100 kHz tot 1 MHz: 500 mVrms - 20 Vrms
1 MHz tot 5 MHz: 500 mVrms - 20 Vrms
5 MHz tot 10 MHz: 900 mVrms - 20 Vrms
Overbelastingsbeveiliging 600 V
Pulsbreedte/Pulsverhouding (duty cycle)
Bereik
Resolutie
Nauwkeurigheid
0,1% - 99,9%
0,1%
±(3% + 6)
Overbelastingsbeveiliging: 600 V
Signaalniveau (zonder gelijkspanningsaandeel):
≤100 kHz: 200 mVrms - 20 Vrms
Frequentiebereik pulsbreedte: ≤100 kHz
148
Temperatuur
Bereik
Resolutie
Nauwkeurigheid
-40 tot 0 °C
±(6,0% + 5)
0 tot +100 °C
±(1,5% + 4)
1 °C
+100 tot +1000 °C
±(1,5% + 4)
>1000 tot +1300 °C
Niet gespecificeerd
-40 tot +32 °F
±(6,0% + 9)
+32 tot +212 °F
±(1,5% + 5)
1 °F
+212 tot +1832 °C
±(2,5% + 5)
>1832 tot +2372 °F
Niet gespecificeerd
Overbelastingsbeveiliging: 600 V, sensoringang: Type K
Contactloze AC-spanningsdetectie "NCV"
Bereik
≥220 V
Frequentiebereik
Weergave
50 – 60 Hz
EF = geen spanningsdetectie
------Weergave signaalsterkte niet gespecificeerd
Signaaltoon, niet gespecificeerd
Detectieafstand ca.: ≤15 mm - 50 mm
Diodetest
Testspanning
Resolutie
ca. 3,0 V/DC
0,001 V
Overbelastingsbeveiliging: 600 V; teststroom: 2 mA typ.
Akoestische continuïteitstester
Meetbereik
Resolutie
600 Ω
0,1 Ω
≤10 Ω continu geluidssignaal; >100 Ω geen geluidssignaal
Overbelastingsbeveiliging: 600 V
Testspanning ca. 1 V
Teststroom 0,7 mA
Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schakelingsonderdelen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V ACrms of 70 V DC kunnen voorkomen!
Levensgevaar!
149