Samsung SCX-4705ND Handleiding

Type
Handleiding
BASIS
Gebruikershandleiding
SCX-472x Series
SCX-470x Series
BASIS
Gebruikershandleiding
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie,
normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows.
GEVORDERD
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en
het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar.
2
BASIS
1. Inleiding
Belangrijkste voordelen 5
Functies per model 7
Nuttig om te weten 14
Informatie over deze gebruikershandleiding
15
Veiligheidsinformatie 16
Apparaatoverzicht 21
Overzicht van het bedieningspaneel 25
Het apparaat inschakelen 29
Lokaal installeren van het stuurprogramma
30
Het stuurprogramma opnieuw installeren 31
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Menuoverzicht 33
De taal op het display wijzigen 42
Afdrukmateriaal en lade 43
Eenvoudige afdruktaken 57
Normaal kopiëren 62
Basisfuncties voor scannen 66
Basisfuncties voor faxen 67
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 73
Beschikbare verbruiksartikelen 74
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 75
Toner herverdelen 76
De tonercassette vervangen 77
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 79
Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op"
80
Het apparaat reinigen 81
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen 88
Vastgelopen originelen verwijderen 89
Papierstoringen verhelpen 93
Informatie over de status-LED 98
Informatie over displaymeldingen 100
3
BASIS
5. Bijlage
Specificaties 107
Informatie over wettelijke voorschriften 116
Copyright 131
1. Inleiding
In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te gebruiken.
Belangrijkste voordelen 5
Functies per model 7
Nuttig om te weten 14
Informatie over deze gebruikershandleiding 15
Veiligheidsinformatie 16
Apparaatoverzicht 21
Overzicht van het bedieningspaneel 25
Het apparaat inschakelen 29
Lokaal installeren van het stuurprogramma 30
Het stuurprogramma opnieuw installeren 31
Belangrijkste voordelen
Milieuvriendelijk
Dit apparaat beschikt over een Eco-functie waarmee u toner en papier
kunt sparen.
U kunt meerdere pagina's op één vel afdrukken om papier te besparen
(zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 229).
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken
(dubbelzijdig afdrukken) (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken"
op pagina 229).
Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik
aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Snel afdrukken met hoge resolutie
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 x 1.200 dpi effectieve
uitvoer.
Snel on-demand afdrukken.
SCX-472x Series, SCX-470x Series:
- Voor enkelzijdig afdrukken, 28 ppm (A4) of 29 ppm (Letter).
- Voor dubbelzijdig afdrukken, 14 ppm (A4) of 15 ppm (Letter).
Gemak
Met Easy Capture Manager kunt u gemakkelijk bewerken en afdrukken
wat u met de toets Print Screen (op het toetsenbord) hebt vastgelegd
(zie "Easy Capture Manager" op pagina 274).
Afdrukstatus (of Smart Panel) is een programma dat de status van het
apparaat controleert en u daarvan op de hoogte houdt. U kunt hiermee
ook de instellingen van het apparaat aanpassen (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 229).
Belangrijkste voordelen
Met AnyWeb Print kunt u een schermopname of afdrukvoorbeeld
maken van een scherm in Windows Internet Explorer, en deze
bewerken of afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan in het
gebruikelijke programma (zie "Samsung AnyWeb Print" op pagina
275).
Met Slim bijwerken kunt u controleren op de nieuwste software en de
nieuwste versie installeren tijdens het installatieproces van het
printerstuurprogramma. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.
Grote functionaliteit en brede ondersteuning van
toepassingen.
Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 109).
Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten aanpassen met
woorden zoals "Vertrouwelijk" (zie "Geavanceerde afdrukfuncties
gebruiken" op pagina 229).
Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw
document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen
papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 229).
U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie
"Systeemvereisten" op pagina 112).
Het apparaat is uitgerust met een USB- en/of een netwerkinterface.
Functies per model
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land.
Besturingssysteem
(: beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar)
Software
Besturingssysteem
SCX-472xFD Series
SCX-472xHD Series
SCX-472xHN Series
SCX-472xFW Series
SCX-472xHW Series
SCX-470x ND Series
Windows
Macintosh
Linux
Unix
Software
SCX-472xFD Series
SCX-472xHD Series
SCX-472xHN Series
SCX-472xFW Series
SCX-472xHW Series
SCX-470x ND Series
PCL/SPL-printerstuurprogramma
a
PS-printerstuurprogramma
XPS-printerstuurprogramma
Hulpprogramma Direct afdrukken
Functies per model
Samsung Easy
Printer Manager
Instellingen voor
scannen naar pc
Instellingen voor faxen
naar pc
Apparaatinstellingen
Samsung-printerstatus
Smart Panel
AnyWeb Print
SyncThru™ Web Service
SyncThru Admin Web Service
Easy Eco Driver
Faxen Samsung Network PC
Fax
Software
SCX-472xFD Series
SCX-472xHD Series
SCX-472xHN Series
SCX-472xFW Series
SCX-472xHW Series
SCX-470x ND Series
Functies per model
(: beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar)
Scannen Twain-
scanstuurprogramma
WIA-
scanstuurprogramma
Samsung
Scanassistent
SmarThru 4
SmarThru Office
a. Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan het geïnstalleerde printerstuurprogramma afwijken.
Software
SCX-472xFD Series
SCX-472xHD Series
SCX-472xHN Series
SCX-472xFW Series
SCX-472xHW Series
SCX-470x ND Series
Functies per model
Verschillende functies
functies
SCX-472xFD Series
SCX-472xHD Series
SCX-472xHN Series
SCX-472xFW Series
SCX-472xHW Series
SCX-470xND Series
Hi-Speed USB 2.0
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX
bedraad LAN
Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos
LAN
Eco-afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
USB-geheugeninterface
Dubbelzijdige automatische
documentinvoer (DADI)
Automatische documentinvoer (ADI)
Telefoonhoorn
(alleen SCX-472xHD Series,
SCX-472xHN Series)
(alleen SCX-472xHW Series)
Functies per model
11
1. Inleiding
Faxen Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Dubbelzijdig
verzenden
Veilige ontv.
Dubbelz. afdr.
Naar ander nr./ Ontv.
en doorst. - fax
Naar ander nr./ Ontv.
en doorst. - e-mail
Naar ander nr./ Ontv.
en doorst. - server
functies
SCX-472xFD Series
SCX-472xHD Series
SCX-472xHN Series
SCX-472xFW Series
SCX-472xHW Series
SCX-470xND Series
Functies per model
12
1. Inleiding
Scannen Scannen naar e-mail
Scannen naar SMB-
server
Scannen naar FTP-
server
Dubbelzijdig
scannen
Scan naar pc
Kopiëren Identiteitskaarten
kopiëren
Sorteren
Posters afdrukken
Klonen
Boek
functies
SCX-472xFD Series
SCX-472xHD Series
SCX-472xHN Series
SCX-472xFW Series
SCX-472xHW Series
SCX-470xND Series
Functies per model
13
1. Inleiding
(: beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar)
Kopiëren (Vervolg) 2 pagina's/vel, 4
pagina's/vel
Achtergrond
wijzigen
Marge versch.
Rand wissen
Grijs verbeteren
Dubbelzijdig
kopiëren
functies
SCX-472xFD Series
SCX-472xHD Series
SCX-472xHN Series
SCX-472xFW Series
SCX-472xHW Series
SCX-470xND Series
Nuttig om te weten
Het apparaat drukt niet af.
Open de afdruklijst en verwijder het document uit de lijst (zie
"Een afdruktaak annuleren" op pagina 58).
Verwijder het stuurprogramma en installeer deze opnieuw (zie
"Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 30).
Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows.
Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen
kopen?
Vraag na bij een Samsung-distributeur of uw detailhandelaar.
Kijk op www.samsung.com/supplies. Kies uw land of regio voor
productinformatie.
De status-LED knippert of blijft branden.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in deze
handleiding en los het probleem op (zie "Informatie over de
status-LED" op pagina 98).
Er is papier vastgelopen.
Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer.
Zoek de instructies voor het verwijderen van vastgelopen
papier in deze handleiding en los het probleem op (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 93).
De afdrukken zijn vaag.
Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de
tonercassette heen en weer.
Probeer een andere instelling voor de resolutie.
Vervang de tonercassette.
Waar kan ik het stuurprogramma van de
printer downloaden?
Kijk op www.samsung.com voor de laatste versie van het
stuurprogramma van de printer en installeer deze op uw
systeem.
15
1. Inleiding
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en
biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die
doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen
ondervindt bij gebruik van het apparaat.
De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden
uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met het
door u gekochte apparaat.
De schermafbeeldingen in deze Beheerdersgids kunnen afwijken van
de schermweergave van uw apparaat afhankelijk van de firmware-/
stuurprogrammaversie.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows 7.
1
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn
verwisselbaar:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
2
Algemene pictogrammen
Pictogram
Tekst Omschrijving
Opgepast
Biedt gebruikers informatie om het apparaat te
beschermen tegen mogelijke mechanische
schade of defecten.
Opmerking
Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde
uitleg over een functie of voorziening van het
apparaat.
16
1. Inleiding
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen
aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees
deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Bewaar
dit document goed nadat u het hebt gelezen.
3
Belangrijke veiligheidssymbolen
Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in
dit hoofdstuk
4
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Waarsch
uwing
Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of
de dood kunnen veroorzaken.
Opgepast
Gevaren of onveilige praktijken die een klein letsel of
eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware
voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het
vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren.
Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het
apparaat los.
De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval
van nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op.
Het trappen op of beknellen van het netsnoer door een zwaar
voorwerp kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer
te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
17
1. Inleiding
Opgepast
5
Bedieningswijze
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het
apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd
lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in
van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er
moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricien om het stopcontact te vervangen.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of
de kabel naar de computer bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw
huisdier verwonden.
Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stopcontact.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen
papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen
veroorzaken.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde
van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Veiligheidsinformatie
18
1. Inleiding
6
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Opgepast
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om
vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand
ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Als u het apparaat niet bedient zoals beschreven in deze
handleiding of procedures uitvoert die afwijken van de
procedures die hier zijn vermeld, kan resulteren in gevaarlijke
blootstelling aan straling.
Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op
een plek waar water lekt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het
apparaat verplaatst.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één
persoon worden opgetild.
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee
personen worden opgetild.
een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of
meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
of, indien
nodig, een grotere telefoondraad.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken.
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
19
1. Inleiding
7
Onderhoud/controle
Opgepast
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
langer is dan 2 meter voor een apparaat van 110V, moet het
snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische
schok of brand veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een
spanningsbron met hetzelfde energieniveau als op het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren,
neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht
geventileerde ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er
brand ontstaan.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of
brand veroorzaken.
a. AWG: American Wire Gauge
Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u
de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw
apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol, en
spuit geen water in het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u
verbruiksartikelen in het apparaat vervangt of de binnenkant
schoonmaakt.
U kunt letsel oplopen.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer
in elkaar steken.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een
professioneel technicus als het apparaat gerepareerd moet
worden.
Veiligheidsinformatie
20
1. Inleiding
8
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker
stof- en watervrij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en
te bedienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een
gekwalificeerde servicemedewerker. Reparatie door niet-
gekwalificeerde technici kan brand of elektrische
schokken veroorzaken.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een
medewerker van de technische dienst van Samsung.
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of
fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
verwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen
warm water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik
altijd koud water.
Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals
toner, kan het apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede
verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden
gebracht.
21
1. Inleiding
Apparaatoverzicht
9
Toebehoren
Netsnoer Beknopte installatiehandleiding
Software-cd
a
a. De software-cd bevat de stuurprogramma's van de printer en programma's.
Telefoonhoorn
b
b. Alleen voor model met telefoonhoorn (zie "Functies per model" op pagina 7)
Div. accessoires
c
c. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek model.
Apparaatoverzicht
22
1. Inleiding
10
Voorkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7).
1 Documentinvoerklep 7 Handmatige invoer 13 Glasplaat van de scanner
2
Klep van documentinvoergeleider 8 Voorklep 14 Documentinvoerlade
Apparaatoverzicht
23
1. Inleiding
3
Documentuitvoerlade
9
Uitvoerlade
15
Papierbreedtegeleiders op een
documentinvoer
4
Configuratiescherm 10 Papieruitvoersteun 16 Steun voor documentuitvoer
5
Indicator papierniveau
11
Papierbreedtegeleider op een
handmatige invoer
17
Telefoonhoorn
a
6 Lade 12 Scannerdeksel
a. Alleen voor model met telefoonhoorn (zie "Functies per model" op pagina 7)
Apparaatoverzicht
24
1. Inleiding
11
Achterkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7).
1
Netwerkpoort
3
Telefoonkabelaansluiting (Line)
(alleen SCX-472x Series)
5
Aansluiting netsnoer
2
Uitgang voor extra telefoontoestel (EXT)
(alleen SCX-472x Series)
4
USB-poort
6
Achterklep
25
1. Inleiding
Overzicht van het bedieningspaneel
Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw
apparaat. Er zijn verschillende types bedieningspanelen.
12
Type A (SCX-472x Series)
1 Eco Overschakelen naar de eco-modus voor het
besparen van toner en papier (zie "Eco-afdruk"
op pagina 60).
2
(WPS)
Hiermee kunt u de draadloze netwerkverbinding
gemakkelijk configureren zonder computer (zie
handleiding Geavanceerd).
Darkness Hiermee past u de helderheid aan om een kopie
te verkrijgen die beter leesbaar is als het
origineel onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen bevat.
3
kopie ID Hiermee kunt u beide zijden van een
identiteitskaart of een rijbewijs op één zijde van
een vel papier kopiëren (zie "Identiteitskaarten
kopiëren" op pagina 64).
4
(Power)
Het apparaat in- of uitschakelen of het apparaat
activeren vanuit de energiebesparingsmodus.
Druk langer dan drie seconden op deze knop
om het apparaat uit te schakelen.
5
(Fax)
Hiermee schakelt u over naar de faxmodus.
6
(Copy)
Hiermee schakelt u over naar de kopieermodus.
7
(Scan)
Hiermee schakelt u over naar de scanmodus.
Overzicht van het bedieningspaneel
26
1. Inleiding
8
(Menu)
Hiermee opent u de menumodus en bladert u
door de beschikbare menu's.
9
Pijlen-links/rechts Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u waarden.
10
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
11
(Back)
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
12
(Start)
Hiermee start u een taak.
13
(Stop/Clear)
Hiermee kunt u op elk moment een taak
onderbreken.
14
Status-LED De functie geeft de status van uw printer weer
(zie "Informatie over de status-LED" op pagina
98).
15
Numeriek
toetsenblok
Hiermee kiest u een nummer of voert u
alfanumerieke tekens in.
16
(On Hook Dial)
Wanneer u op deze knop drukt, kunt u een
kiestoon horen. Voer vervolgens het
faxnummer in. Dit is vergelijkbaar met bellen via
de telefoonluidspreker.
17
Redial/Pause(-)
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in
gereedmodus) of voegt u een pauze (-) in een
faxnummer in (in bewerkingsmodus).
18
(Address Book)
Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers
opslaan of opgeslagen faxnummers zoeken.
19
Display screen Met deze functie wordt de huidige status
weergegeven en worden berichten tijdens een
bewerking weergegeven.
Overzicht van het bedieningspaneel
27
1. Inleiding
13
Type B (SCX-470x Series)
1 Eco Overschakelen naar de eco-modus voor het
besparen van toner en papier (zie "Eco-afdruk"
op pagina 60).
2 Darkness Hiermee past u de helderheid aan om een kopie
te verkrijgen die beter leesbaar is als het
origineel onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen bevat.
3
kopie ID Hiermee kunt u beide zijden van een
identiteitskaart of een rijbewijs op één zijde van
een vel papier kopiëren (zie "Identiteitskaarten
kopiëren" op pagina 64).
4
Scan to Verzend gescande informatie (zie
"Basisfuncties voor scannen" op pagina 66).
5
(Power)
Het apparaat in- of uitschakelen of het apparaat
activeren vanuit de energiebesparingsmodus.
Druk langer dan drie seconden op deze knop
om het apparaat uit te schakelen.
6
Display screen Met deze functie wordt de huidige status
weergegeven en worden berichten tijdens een
bewerking weergegeven.
7
(Menu)
Hiermee opent u de menumodus en bladert u
door de beschikbare menu's.
8
Pijlen-links/rechts Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u waarden.
9
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
10
(Back)
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
Overzicht van het bedieningspaneel
28
1. Inleiding
14
Het configuratiescherm aanpassen
11
(Start)
Hiermee start u een taak.
12
(Stop/Clear)
Hiermee kunt u op elk moment een taak
onderbreken.
13
Status-LED De functie geeft de status van uw printer weer
(zie "Informatie over de status-LED" op pagina
98).
29
1. Inleiding
Het apparaat inschakelen
1
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
Als het apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de schakelaar aan.
30
1. Inleiding
Lokaal installeren van het stuurprogramma
Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden,
slaat u de onderstaande stappen over en gaat u naar het deel over de
installatie van het stuurprogramma voor een apparaat dat met een netwerk
is verbonden (zie handleiding Geavanceerd).
Zie de handleiding Geavanceerd als u een Macintosh, Linux of Unix
OS-gebruiker bent.
Het installatievenster in deze Gebruikershandleiding kan verschillen
afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface.
•Door Aangepaste installatie te selecteren kunt u kiezen welke
programma's u wilt installeren.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
15
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Klik op Start > Alle programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
rom-station en klik op OK.
3
Selecteer Nu installeren.
(SCX-470x Series ondersteunt het menu Draadloze verbindingen
instellen en installeren)
4
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op
Volgende.
5
Volg de instructies in het installatievenster.
31
1. Inleiding
Het stuurprogramma opnieuw installeren
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te installeren.
16
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is.
2
Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma's of Alle programma's > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma
> Deïnstalleren.
3
Volg de instructies in het installatievenster.
4
Plaats de software-cd in uw cd-rom-station in installeer het stuurprogramma opnieuw (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina
30).
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Dit hoofdstuk levert informatie over de algemene menustructuur en de opties voor de basisinstellingen.
Menuoverzicht 33
De taal op het display wijzigen 42
Afdrukmateriaal en lade 43
Eenvoudige afdruktaken 57
Normaal kopiëren 62
Basisfuncties voor scannen 66
Basisfuncties voor faxen 67
33
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de
instelling en het gebruik van het apparaat.
Naast het gekozen menu verschijnt een sterretje (*).
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op uw
apparaat een andere naam hebben.
•De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet.
1
Toegang tot het menu
1
Selecteer de knop Faxen, Kopiëren of Scannen op het
bedieningspaneel, afhankelijk van de functie die u wilt gebruiken.
2
Selecteer (Menu) tot het gewenste menu op de onderste regel
van het display wordt weergegeven en druk op OK.
3
Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en
druk op OK.
4
Herhaal stap 3 als het geselecteerde menu-item submenu’s heeft.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste waarde te zoeken.
6
Druk op OK om de selectie op te slaan.
7
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
SCX-472x Series
Items Opties
Faxfunctie
a
Tonersterkte Licht+5- Licht+1
Normaal
Donker+1- Donker+5
Contrast Licht+5- Licht+1
Normaal
Donker+1- Donker+5
Resolutie Standaard
Fijn
Superfijn
Fotofax
Kleurenfax
Scanformaat
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Menuoverzicht
34
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Faxfunctie
a
Prior. verz.
Doorsturen Fax
PC
Veilige ontv. Aan
Uit
Afdrukken
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel.
a
Verzending Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
b
Items Opties
Faxinstel.
a
Ontvangst Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz. Resolutie
Tonersterkte
Contrast
Scanformaat
Autom. rapport Aan
Uit
Kopieerfunctie
Scanformaat
Verkl./vergr.
Tonersterkte Licht+5- Licht+1
Normaal
Donker+1- Donker+5
Items Opties
Menuoverzicht
35
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Kopieerfunctie
Contrast Licht+5- Licht+1
Normaal
Donker+1- Donker+5
Oorspr. type Tekst
Tekst/Foto
Foto
Lay-out Normaal
2 op
4 op
kopie ID
Poster kopier.
Meer op 1 vel
Achtergrondkl. Uit
Auto
Versterk.nv.1
Versterk.nv.2
Vervag.niv. 1 - Vervag.niv. 4
Dubbelzijdig Uit
1->2Lan. zij.
1->2Kor. zij.
Items Opties
Kopieerinstel.
St.inst. wijz. Scanformaat
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Oorspr. type
Achtergrondkl.
Afdrukinst. Afdrukstand Staand
Liggend
Dubbelzijdig Uit
1->2Lan. zij.
1->2Kor. zij.
Exemplaren [1-999]:1
Resolutie 600 dpi-Norm.
1200 dpi-Best
Tonersterkte Normaal
Licht
Donker
Items Opties
Menuoverzicht
36
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Afdrukinst. Duid. Tekst Uit
Minimum
Medium
Maximum
Auto CR LF
LF+CR
Emulatie Type emulatie
Instellingen
Items Opties
Systeeminst. Apparaatinst. Apparaat-id
Faxnummer
a
Datum en tijd
Klokmodus
Taal
Energ.spaarst.
Ontw.gebeurt.
Time-out syst.
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
c
Verkeerd papier
Verv. papier
c
Lege pg. afdr.
Tonerbesparing
Eco-instel.
Papierinstel. Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Marge
Items Opties
Menuoverzicht
37
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Systeeminst. Geluid/Volume Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
Rapport Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Adresboek
Fax verzenden
a
Fax verzonden
a
Fax ontvangen
a
Geplande taken
Ongewenste fax
a
Netwerkconf.
Gebruiksteller
Faxopties
a
Onderhoud
Toner Op wis.
d
Gebruiksduur
Serienr.
Ws tr bijna op
Items Opties
Systeeminst. Instel. wissen Alle instel.
Afdrukinst.
Faxinstel.
a
Kopieerinstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
Adresboek
Fax verzonden
a
Fax ontvangen
a
Netwerk TCP/IP (IPv4) DHCP
BOOTP
Statisch
TCP/IP (IPv6) IPv6 activeren
DHCPv6 config
Ethernet-snel. Onmiddellijk
10 Mbps Half
10 Mbps Full
100 Mbps Half
100 Mbps Full
Items Opties
Menuoverzicht
38
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
SCX-470x Series
Netwerk Instel. wissen
Netwerkconf.
Draadloos
a
Wi-Fi AAN/UIT
WPS-inst.
WLAN-inst.
WLAN Standaard
WLAN-signaal
a. alleen SCX-472x Series.
b. Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
c. Deze optie is alleen beschikbaar als 'Verkeerd papier' is ingeschakeld.
d. Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette nog een kleine hoeveelheid toner
bevat.
Items Opties
Kopieerfunctie
Scanformaat
Verkl./vergr.
Tonersterkte Licht+5- Licht+1
Normaal
Donker+1- Donker+5
Items Opties
Kopieerfunctie
Contrast Licht+5- Licht+1
Normaal
Donker+1- Donker+5
Oorspr. type Tekst
Tekst/Foto
Foto
Lay-out Normaal
2 op
4 op
kopie ID
Poster kopier.
Meer op 1 vel
Achtergrondkl. Uit
Auto
Versterk.nv.1
Versterk.nv.2
Vervag.niv. 1 - Vervag.niv. 4
Dubbelzijdig Uit
1->2Lan. zij.
1->2Kor. zij.
Items Opties
Menuoverzicht
39
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Kopieerinstel.
St.inst. wijz. Scanformaat
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Oorspr. type
Achtergrondkl.
Afdrukinst. Afdrukstand Staand
Liggend
Dubbelzijdig Uit
1->2Lan. zij.
1->2Kor. zij.
Exemplaren [1-999]:1
Resolutie 600 dpi-Norm.
1200 dpi-Best
Tonersterkte Normaal
Licht
Donker
Items Opties
Afdrukinst. Duid. Tekst Uit
Minimum
Medium
Maximum
Auto CR LF
LF+CR
Emulatie Type emulatie
Instellingen
Items Opties
Menuoverzicht
40
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Systeeminst. Apparaatinst. Apparaat-id
Datum en tijd
Klokmodus
Taal
Energ.spaarst.
Ontw.gebeurt.
Time-out syst.
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
a
Verkeerd papier
Verv. papier
c
Lege pagina afdrukken
Tonerbesparing
Eco-instel.
Papierinstel. Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Marge
Items Opties
Systeeminst. Rapport Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Geplande taken
Netwerkconf.
Gebruiksteller
Onderhoud
Toner Op wis.
b
Gebruiksduur
Serienummer
Ws tr bijna op
Systeeminst. Instel. wissen Alle instel.
Afdrukinst.
Kopieerinstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
Items Opties
Menuoverzicht
41
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Netwerk TCP/IP (IPv4) DHCP
BOOTP
Statisch
TCP/IP (IPv6) IPv6 activeren
DHCPv6 config
Ethernet-snel. Onmiddellijk
10 Mbps Half
10 Mbps Full
100 Mbps Half
100 Mbps Full
Netwerk Instel. wissen
Netwerkconf.
a. Deze optie is alleen beschikbaar als 'Verkeerd papier' is ingeschakeld.
b. Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette nog een kleine hoeveelheid toner
bevat.
Items Opties
42
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het bedieningspaneel te
wijzigen:
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Apparaatinst. > Taal op
het bedieningspaneel.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
2
Selecteer de taal die u wilt weergeven op het bedieningspaneel.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
43
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Afdrukmateriaal en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet aan deze
specificaties, kan dit problemen veroorzaken waarvoor reparatie
vereist is. Zulke reparaties worden niet gedekt door de garantie of
serviceovereenkomst van Samsung.
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan uw apparaat beschadigen.
Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken.
Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 109).
Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van
vreemde materialen in de printen kan oververhitting veroorzaken en in
zeldzame gevallen brand.
2
Lade overzicht
Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen.
Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk
scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier
vastloopt.
1 Geleider voor lade-
uitbreiding
2 Papierlengtegeleider
3 Papierbreedtegeleider
3
2
1
Afdrukmateriaal en lade
44
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
De papierniveau-indicator geeft aan hoeveel papier er in de lade ligt.
1 Vol
2 Leeg
Beschikbare papiersoorten voor dubbelzijdig
afdrukken
Afhankelijk van het stroomvoltage dat uw apparaat gebruikt, verschillen de
beschikbare papiersoorten voor dubbelzijdig afdrukken. Raadpleeg de
onderstaande tabel.
1
2
Stroomvoltage Beschikbaar papier
110V Letter, Legal, US Folio, Oficio
220V A4
Afdrukmateriaal en lade
45
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
3
Papier in de lade plaatsen
Wanneer u afdrukt met de lade, moet u geen papier in de handmatige invoer plaatsen omdat dit een papierstoring kan veroorzaken.
Afdrukmateriaal en lade
46
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
4
Papier plaatsen in handmatige invoer
In de handmatige invoer kunnen speciale soorten en formaten afdrukmateriaal worden geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109).
Tips voor het gebruik van de handmatige invoer
Plaats slechts één soort, formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk in de handmatige invoer.
Voeg tijdens het afdrukken geen papier toe als de handmatige invoer nog papier bevat. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken.
Plaats afdrukmaterialen in de handmatige invoer met de te bedrukken zijde naar boven en met de bovenrand eerst en zorg ervoor dat het materiaal in
het midden van de lade ligt.
Let voor optimale adrukkwaliteit en ter voorkoming van vastlopend papier (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109) op de volgende
aanwijzingen.
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten vlak, voor u ze in de lade voor handmatige invoer plaatst.
Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmedia de richtlijnen voor het plaatsen van afdrukmateriaal (zie "Afdrukken op speciale afdrukmedia" op pagina
47).
Als vellen overlappen bij het afdrukken via de handmatige invoer, opent u de lade, verwijdert u de overlappende vellen en probeert u opnieuw af te
drukken.
Als het papier niet goed wordt doorgevoerd bij het afdrukken, duwt u het papier met de hand tot het automatisch wordt doorgevoerd.
Wanneer de machine zich in de energiebesparende modus bevindt, voert het apparaat geen papier in van de handmatige invoer. Haal het apparaat uit
de slaapstand door op de aan/uit-knop te drukken voordat u de handmatige invoer gebruikt.
Afdrukmateriaal en lade
47
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
5
Afdrukken op speciale afdrukmedia
De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale afdrukmedia in elke lade.
De media wordt ook weergegeven in Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Voor de beste afdrukkwaliteit selecteert u het juiste mediatype in het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken > tabblad Papier > Papiertype (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
Als u bijvoorbeeld op etiketten wilt afdrukken, selecteert u Etiketten als Papiertype.
Afdrukmateriaal en lade
48
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om
telkens een vel per keer in te voeren (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 109).
Afdrukken op speciale media (voorzijde naar boven)
Als speciale media afdrukt worden met vouwen, kreuken of dikke
zwarte lijnen, moet u de achterklep openen en het afdrukken
nogmaals proberen. Houd de achterklep tijdens het afdrukken
geopend.
Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109 voor papiergewicht
per vel.
(: beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar)
Types Lade Handmatige invoer
Normaal
papier
●●
Dik papier ●●
Dikker
Dun papier ●●
Bankpost ●●
Kleur
Kartonpapier ●●
Etiketten
Transparanten
Envelop
Dikke envelop
Voorbedrukt
Katoen
Kringlooppapi
er
●●
Archiefpapier ●●
Afdrukmateriaal en lade
49
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Enveloppen
Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit.
Plaats een envelop op de volgende manier om deze te bedrukken.
Als enveloppen worden afgedrukt met vouwen, kreukels of dikke zwarte
lijnen, moet u de achterklep openen en het afdrukken nogmaals proberen.
Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: niet zwaarder dan 90 g/m
2
, anders kunnen de
enveloppen vastlopen.
- Samenstelling: plat liggend met minder dan 6 mm opkrullende
rand, zonder lucht.
- Toestand: geen gekrulde, verkreukelde of beschadigde
enveloppen.
- Temperatuur: dienen tegen de warmte en druk van het apparaat in
werking te kunnen.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van
het apparaat, ongeveer 170 C. De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Afdrukmateriaal en lade
50
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan
15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u uitsluitend
transparanten gebruiken die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bestand tegen de fixeertemperatuur in het apparaat.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat leidt tot vlekken bij het afdrukken.
Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten maakt. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige
blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om te vermijden dat afgedrukte transparanten aan elkaar gaan kleven,
mag u ze tijdens het afdrukken niet laten opstapelen in de uitvoerlade.
Aanbevolen afdrukmedia: transparanten voor een kleurenlaserprinter
van Xerox, zoals 3R 91331 (A4) en 3R 2780 (Letter)
Afdrukmateriaal en lade
51
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend
etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van het
apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor
informatie over de fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer dan 13
mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt.
Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het
afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Afdrukmateriaal en lade
52
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van de afdrukmedia.
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan
liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u
het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft.
Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet
smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0,1
seconde worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur (ongeveer 170
°C) van het apparaat.
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Afdrukmateriaal en lade
53
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt.
6
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het papierformaat en -
type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Papierinstel. >
Papierformaat of Type papier op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste lade en de gewenste optie.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven
krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel
werden opgegeven.
a Als u afdrukt vanuit een toepassing, opent u de toepassing en het
afdrukmenu.
b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
c Klik op het tabblad Papier en selecteer het juiste papiertype.
Als u papier met speciale afmetingen wilt gebruiken, zoals
factuurpapier, selecteert u het tabblad Papier > Formaat >
Bewerken... en stelt u Instellingen aangepast papierformaat in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
7
Originelen voorbereiden
Plaats geen papier dat kleiner is dan 142 × 148 mm of groter dan 216 ×
356 mm.
Vermijd het gebruik van de volgende papiertypes om papierstoringen,
een slechte afdrukkwaliteit en schade aan het apparaat te voorkomen.
- Carbonpapier of papier met carbonrug
- Gecoat papier
- Licht doorschijnend of dun papier
- Gekreukt of gevouwen papier
Afdrukmateriaal en lade
54
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
- Gekruld of opgerold papier
- Papier met scheuren
Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
8
Originelen plaatsen
U kunt de glasplaat van de scanner gebruiken om een document te
kopiëren, te scannen of als fax verzenden (alleenSCX-472x Series)
Op de glasplaat van de scanner
Vanaf de glasplaat van de scanner kunt u originele kopiëren of scannen.
Voor de beste scankwaliteit, met name bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, doet u er goed aan de glasplaat te gebruiken. Zorg dat er zich
geen originelen in de documentinvoer bevinden. Wanneer een origineel
wordt gedetecteerd in de documentinvoer, krijgt deze voorrang op het
origineel op de glasplaat van de scanner.
1
Til het deksel van de scanner op.
Afdrukmateriaal en lade
55
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
2
Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner. Plaats het document zorgvuldig in het
verlengde van de markering linksboven op de glasplaat.
3
Sluit het deksel van de scanner.
Als u het deksel van de scanner tijdens het kopiëren niet sluit, kan
dat een nadelig effect hebben op de kopieerkwaliteit en het
tonerverbruik.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon (zie "Het apparaat reinigen" op pagina
81).
Als u een pagina uit een boek of tijdschrift wilt kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat u het deksel
van de scanner openstaan tijdens het kopiëren.
Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas breekt en
u zich kwetst.
Plaats uw hand niet onder het scannerdeksel terwijl u het sluit. Het
scannerdeksel kan op uw handen vallen en letsel veroorzaken.
Kijk tijdens het kopiëren of scannen niet in het licht van de scanner.
Dit is schadelijk voor de ogen.
In de automatische documentinvoer
In de documentinvoer kunt u tot 40 vellen papier van 75 g/m2 voor één taak
plaatsen.
Afdrukmateriaal en lade
56
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
1
Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
2
Plaats de originelen in de documentinvoerlade met de bedrukte zijde
naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen
samenvalt met de markering voor het papierformaat op de
invoerlade.
3
Stel de ADI in overeenkomstig het papierformaat.
Stof op de glasplaat van de ADI kan zwarte strepen op de afdruk
veroorzaken. Houd de glasplaat schoon (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 81).
Om af te drukken op beide zijden van het papier met de ADI, moet u
op het bedieningspaneel drukken op (Copy) > (Menu) >
Kopieerfunctie > Dubbelzijdig > 1->2Lan. zij. of 1->2Kor. zij. en
op één zijde van het papier afdrukken en het papier opnieuw laden
om de andere zijde af te drukken.
57
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Eenvoudige afdruktaken
Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 229) voor speciale afdrukfuncties.
9
Tijdens het afdrukken
Wanneer u gebruik maakt van Macintosh of Linux, raadpleegt u
"Afdrukken in Macintosh" op pagina 239 of "Afdrukken in Linux" op
pagina 241.
Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Notepad in Windows 7.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het
afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om
gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties. (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
5
Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de
afdruktaak te starten.
Eenvoudige afdruktaken
58
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
10
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier:
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige taak ook annuleren door op (Stop/Clear) op het
bedieningspaneel te drukken.
11
Voorkeursinstellingen openen
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in deze
gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of
. Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt
selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil
zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de
instellingen of omgeving van het apparaat.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt
weergegeven.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren.
U kunt de huidige status van het apparaat controleren door op de knop
Printerstatus te drukken (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op
pagina 285).
Eenvoudige afdruktaken
59
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met de optie Vooraf ingest. die op elk tabblad maar niet op het tabblad
Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Volg deze stappen om een Vooraf ingest.-item op te slaan.
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Typ in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze
instellingen.
3
Klik op (Toevoegen). Als u instellingen opslaat onder Vooraf
ingest. worden alle huidige stuurprogramma-instellingen
opgeslagen.
Selecteer meer opties en klik op (Wijzigen). De instellingen worden
toegevoegd aan de voorinstellingen die u hebt opgegeven. Om de
bewaarde instelling te gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst
Vooraf ingest.. Het apparaat is nu ingesteld om afdrukken te maken
met de gekozen instellingen. Om de opgeslagen instellingen te wissen
kiest u deze uit de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op
(Wissen).
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook
herstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.
12
Help gebruiken
Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken en druk op F1 op uw toetsenbord.
Eenvoudige afdruktaken
60
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
13
Eco-afdruk
Met de functie Eco spaart u toner en papier uit. De functie Eco spaart
natuurlijke hulpbronnen en helpt u milieuvriendelijke afdrukken te maken.
Als u op het bedieningspaneel op de knop Eco drukt, staat deze modus
aan. De standaardinstelling van de Eco-modus is Dubbelzijdig afdrukken
(Lange zijde), Meerdere pagina's per zijde (2), Blanco pagina's
overslaan en Tonerspaarstand.
Afhankelijk van het printerstuurprogramma dat u gebruikt, werkt
Blanco pagina's overslaan mogelijk niet juist. Als de functie Blanco
pagina's overslaan niet goed werkt, moet u deze functie instellen
vanuit de Easy Eco Driver (zie "Easy Eco Driver" op pagina 276).
Instellen van Eco-modus op het
bedieningspaneel.
De instellingen die via het stuurprogramma zijn opgegeven krijgen
voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie "Toegang
tot het menu" op pagina 33).
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Apparaatinst. > Eco-
instel. op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Standaardmodus: In deze modus is de eco-modus
uitgeschakeld. (Dubbelzijdig (lange zijde)/tonerbesparing/2 op 1
vel/blanco pagina´s overslaan)
- Uit: Zet de eco-modus uit.
- Aan: Zet de eco-modus aan.
Als u de eco-modus instelt met een wachtwoord via de SyncThru™
Web Service(tabblad Settings > Machine Settings > System > Eco >
Settings), de melding Gedwongen verschijnt. U moet het wachtwoord
invoeren om de eco-modus te wijzigen.
Eenvoudige afdruktaken
61
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Temp wijz: Volg de instellingen van de Syncthru™ Web
Service. Voordat u dit onderdeel selecteert, moet u de eco-
functie instellen de SyncThru™ Web Service> tabblad Settings
> Machine Settings > System > Eco > Settings.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
Eco-modus in het stuurprogramma instellen
Open het tabblad Eco om de Eco-modus in te stellen. Als u de eco-
afbeelding ziet ( ), betekent dit dat de eco-modus momenteel is
ingeschakeld.
Eco-opties
Standaardinstelling printer: Volg de instellingen op het
bedieningspaneel van de printer.
Geen: Schakelt Eco-modus uit.
Eco-afdruk: Schakelt eco-modus in. Activeer de verschillende Eco-
onderdelen die u wilt gebruiken.
Wachtwoord: Als de beheerder de Eco-modus heeft ingeschakeld,
moet u het wachtwoord opgeven om de status te wijzigen.
Resultaatsimulator
De Resultaatsimulator toont de resultaten van verlaagde kooldioxide-
emissies, elektriciteitsverbruik en de hoeveelheid uitgespaard papier,
naargelang de door u gekozen instellingen.
De resultaten worden berekend op basis van een totaal aantal van
honderd pagina's zonder blanco pagina, als de Eco-modus is
uitgeschakeld.
Zie voor de berekeningscoëfficiënt met betrekking tot CO2, energie en
papier het IEA, de index van het Japanse ministerie van Binnenlandse
Zaken en Communicatie en www.remanufacturing.org.uk. Elk model
gebruikt een ander kengetal.
Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus betreft bij dit apparaat het
gemiddelde elektriciteitsverbruik bij afdrukken.
De werkelijke bespaarde of verlaagde hoeveelheden kan verschillen
naargelang het gebruikte besturingssysteem, computerkracht,
programma´s, aansluitmethode, mediatype, mediaformaat,
complexiteit van de afdruktaak, enz.
62
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Normaal kopiëren
Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Menu Kopiëren" op
pagina 189) voor speciale afdrukfuncties.
14
Normaal kopiëren
1
Selecteer (kopiëren) op het bedieningspaneel.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
3
Om de kopieerinstellingen, zoals onder meer Verkl./vergr.,
Tonersterkte, Contrast en Origineel aan te passen via de knoppen
op het configuratiescherm (zie "De instellingen per kopie wijzigen"
op pagina 62).
4
Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van de pijl of het
numeriek toetsenblok.
5
Druk op (Start).
Als u de kopieertaak moet annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd,
drukt u op (Stop/Clear). De kopieertaak wordt dan gestopt.
15
De instellingen per kopie wijzigen
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren zodat u
snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de
kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie
wijzigen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op (Stop/Clear)
drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt
ingesteld, geannuleerd en worden de standaardinstellingen
hersteld. Na afloop van een kopieerproces worden de
standaardinstellingen altijd automatisch hersteld.
Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie "Toegang
tot het menu" op pagina 33).
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
Tonersterkte
Als er vlekken en donkere afbeeldingen op uw origineel staan, kunt u de
helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
Normaal kopiëren
63
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie >
Tonersterkte op het bedieningspaneel.
Of druk op de knop Tonersterkte op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Bijvoorbeeld Licht+5 is de lichtste en Donker+5 is de donkerste.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Contrast
In het menu Contrast kunt u het verschil tussen lichte en donkere stukken
in een afbeelding verkleinen of vergroten.
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie >
Contrast op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de optie die u wilt en druk op OK. Selecteer Donker om
het contrast te verhogen en selecteer Licht om dit te verlagen.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Origineel
Met de oorspronkelijke instelling kunt u de kwaliteit van de kopie verbeteren
door het documenttype voor de huidige kopieertaak te selecteren.
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie >
Origineel op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit
tekst bestaan.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s
bevatten.
Als de tekst op de afdruk onscherp is, selecteert u Tekst om scherpe
teksten te krijgen.
Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding verkleinen tot 25% of
vergroten tot 400% wanneer u originelen kopieert via de glasplaat.
Normaal kopiëren
64
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Afhankelijk van het model of optionele onderdelen zijn enkele LED's
mogelijk niet beschikbaar (zie "Verschillende functies" op pagina
10).
Wanneer het apparaat is ingesteld op Eco-modus, zijn de vergroot-
en verkleinfuncties niet beschikbaar.
Om uit de vooraf ingestelde kopieerformaten te
selecteren
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Verkl./
vergr. op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Om de grootte van de kopie aan te passen door
rechtstreeks de schaalverhouding in te voeren
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Verkl./
vergr. > Aangepast op het bedieningspaneel.
2
Geef het gewenste kopieerformaat op met het numerieke
toetsenblok.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
4
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op de kopie
zwarte lijnen verschijnen.
16
Identiteitskaarten kopiëren
Uw apparaat kan dubbelzijdige originelen afdrukken op één vel.
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft zonder dat het
origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is handig voor het kopiëren
van kleine documenten zoals visitekaartjes.
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner
worden geplaatst.
Als het apparaat is ingesteld op Eco-modus is deze functie niet
beschikbaar.
Selecteer voor een betere afbeeldingskwaliteit (kopiëren) >
(Menu) > Kopieerfunctie > Oorspr. type > Foto op het
bedieningspaneel.
Normaal kopiëren
65
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
1
Druk op ID Copy op het bedieningspaneel.
2
Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder
zoals aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de
scanner.
3
Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display.
4
Druk op Start.
Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display
verschijnt Plaats achterz. en druk op Start.
5
Keer het origineel om en leg het op de glasplaat zoals wordt
aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de
scanner.
6
Druk op Start.
Als u niet op (Start) drukt, wordt alleen de voorzijde gekopieerd.
Als het origineel groter is dan het afdrukgebied, worden sommige
gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
66
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Basisfuncties voor scannen
Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Scanfuncties" op pagina
246) voor speciale scanfuncties.
17
Basisfuncties voor scannen
Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het scannen van
originelen.
Dit is een basisscanmethode voor een apparaat dat via USB is verbonden.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
Als u wilt scannen via het netwerk, raadpleegt u de handleiding
Geavanceerd (zie "Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten
op een netwerk" op pagina 254).
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
2
Selecteer (scannen) > Naar pc scan. > Lokale comp. op het
bedieningspaneel.
Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de poortconnectie
of selecteert u Scannen vanaf paneel op apparaat inschakelen in
Samsung Easy Printer Manager > Geavanceerde modus
activeren > Instellingen voor scannen naar pc.
3
Selecteer de gewenste toepassing en druk op OK.
De standaardinstelling is Mijn docum..
U kunt de map waarin het gescande bestand is opgeslagen toevoegen
of verwijderen in Samsung Easy Printer Manager >
Geavanceerde modus activeren. > Instellingen voor scannen
naar pc.
4
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
5
Het apparaat begint te scannen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in
C:\Gebruikers\gebruikersnaam\Mijn documenten. De opslagmap
kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte
programma.
67
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Basisfuncties voor faxen
Deze functie wordt niet ondersteund voor SCX-470X Series (zie
"Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 25).
Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Faxfuncties" op
pagina 258), voor speciale faxfuncties.
U kunt dit apparaat niet als faxapparaat gebruiken via een internettelefoon.
Raadpleeg uw internetprovider voor meer informatie.
Wij raden het gebruik van traditionele analoge telefoondiensten (PSTN:
Public Switched Telephone Network) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken. Als u andere internetdiensten (DSL, ISDN, VolP)
gebruikt, kunt u de kwaliteit van de verbinding verbeteren door gebruik te
maken van een microfilter. Een microfilter elimineert ruissignalen en
verbetert de kwaliteit van de netwerk/internetverbinding. Aangezien er geen
DSL-microfilter met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u best contact
op met uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken.
1
Lijnpoort
2
Microfilter
3
DSL-modem / telefoonlijn
(zie "Achterkant" op pagina 24).
•De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet.
18
Voorbereiden om te faxen
De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet.
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen moet u het meegeleverde
telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting in de wand (zie
"Achterkant" op pagina 24). Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding
voor informatie over de aansluiting. Het maken van een telefoonverbinding
verschilt van land tot land.
19
Een fax verzenden
U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de ADI
plaatsen. Als er zich zowel originelen in de ADI als op de glasplaat
van de scanner bevinden, worden de originelen in de ADI eerst
gelezen omdat de ADI een hogere prioriteit heeft bij het scannen.
•De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet.
Basisfuncties voor faxen
68
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
2
Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 70).
4
Voer het faxnummer van de ontvanger in.
5
Druk op (Start) op het bedieningspaneel. Het document wordt
gescand en naar de bestemmingen gefaxt.
•Met Samsung Network PC Fax kunt u een fax rechtstreeks vanaf uw
computer verzenden (zie "Een fax met uw computer verzenden" op
pagina 259).
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op (Stop/Clear) voordat
het apparaat begint met verzenden.
Als u een fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner, verschijnt
er een bericht waarin u wordt gevraagd een volgende pagina in te
voeren.
Een fax handmatig verzenden
Voer de volgende stappen uit om een fax te verzenden met (On Hook
Dial) op het configuratiescherm. Als uw apparaat over een hoorn beschikt,
kunt u een fax verzenden met de hoorn (zie "Functies per model" op pagina
7).
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
2
Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 70).
4
Druk op On Hook Dial op het bedieningspaneel of neem de hoorn
van de haak.
5
Voer een faxnummer in met behulp van het numeriek toetsenblok op
het bedieningspaneel.
6
Druk op (Start) op het bedieningspaneel zodra u een hoge
faxtoon hoort van het ontvangende faxapparaat.
Basisfuncties voor faxen
69
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Groepsverzending (faxen naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzending kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch in het
geheugen opgeslagen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na
verzending worden de originelen automatisch uit het geheugen gewist (zie
"Functies per model" op pagina 7).
U kunt geen faxen verzenden met deze functie wanneer u hebt
gekozen voor superfijn of wanneer de fax in kleur is.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
2
Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 70).
4
Selecteer (Menu) > Faxfunctie > Meerdere verz. op het
bedieningspaneel.
5
Voer het nummer van het eerste ontvangende faxapparaat in en
druk op OK.
U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer
selecteren met de knop (Address Book) (zie de handleiding
Geavanceerd).
6
Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
7
Als u meer faxnummers wilt invoeren drukt u op OK zodra Ja
verschijnt en herhaalt u stappen 5 en 6. U kunt tot 10 bestemmingen
toevoegen.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander
groepskiesnummer invoeren.
8
Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, selecteert u Nee
op de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
Het apparaat verzendt de fax naar de verschillende nummers in de
volgorde waarin u ze hebt ingevoerd.
Basisfuncties voor faxen
70
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
20
Een fax ontvangen
De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet.
Uw apparaat is standaard ingesteld op faxmodus. Als u een fax ontvangt,
beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen
en wordt de fax automatisch ontvangen.
21
De documentinstellingen aanpassen
De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet.
Voordat u een fax verstuurt, wijzigt u de volgende instellingen
overeenkomstig de eigenschappen van het origineel voor een optimaal
resultaat.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten
of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax
van een betere kwaliteit te versturen.
1
Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Resolutie op het
bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Standaard: originelen met tekens van normale grootte.
Fijn: originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of originelen
die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn: originelen met zeer kleine details. De modus
Superfijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee
u communiceert deze resolutie ondersteunt.
Verzenden vanuit het geheugen is niet mogelijk in de modus
Superfijn. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in
Fijn.
Als het apparaat ingesteld is op de resolutie Superfijn, maar het
ontvangende faxapparaat de resolutie Superfijn niet ondersteunt,
wordt de fax verzonden in de hoogste resolutie die het ontvangende
faxapparaat ondersteunt.
Fotofax: originelen met grijstinten of foto’s.
Basisfuncties voor faxen
71
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Kleurenfax: originelen met kleuren.
Verzenden vanuit het geheugen is niet beschikbaar in deze modus.
U kunt alleen een kleurenfax verzenden als het apparaat waarmee
u communiceert, de ontvangst van een kleurenfax ondersteunt en
als u de fax handmatig verzendt.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Tonersterkte
U kunt de helderheid van het originele document selecteren.
De ingestelde helderheid geldt voor de huidige faxtaak. Voor het
aanpassen van de standaardinstellingen (zie"Menu Faxen" op pagina
196).
1
Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Tonersterkte op
het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste tonerinstelling.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
3. Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van
uw apparaat kunt aankopen.
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 73
Beschikbare verbruiksartikelen 74
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 75
Toner herverdelen 76
De tonercassette vervangen 77
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 79
Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op" 80
Het apparaat reinigen 81
73
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en
onderdelen.
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of reserveonderdelen wilt bestellen, neemt u contact op met de lokale Samsung-dealer
of de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/regio voor de contactgegevens van de
klantenservice.
74
3. Onderhoud
Beschikbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur naderen, kunt u
de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen:
De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de
opties, het percentage afbeeldingen en de taakmodus.
Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit
best in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe
tonercassettes of andere verbruiksartikelen zijn mogelijk niet
compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes
en andere verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes
(bijv. hervulde of gereviseerde tonercassettes) af. Samsung kan de
kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes niet garanderen.
Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik
van andere tonercassettes dan die van Samsung vallen niet onder de
garantie van het apparaat.
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a. Opgegeven rendement overeenkomstig ISO/IEC 19752.
Benaming van
onderdeel
Standaardrendement
tonercassette
Ong. 1.500 pagina's MLT-D103S
Tonercassette met
hoge capaciteit
Ong. 2.500 pagina's MLT-D103L
75
3. Onderhoud
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te bestellen. Laat onderhoudsonderdelen alleen vervangen door
een erkende servicemedewerker, de leverancier of personeel van de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de
gemiddelde levensduur is verstreken, valt niet onder de garantie.
Onderhoudsonderdelen worden op gezette tijdstippen vervangen om te verhinderen dat de afdrukkwaliteit verslechtert en er papierinvoerstoringen
optreden als gevolg van versleten onderdelen (zie onderstaande tabel). Uw apparaat moet op elk moment perfect functioneren. De te vervangen
onderdelen moeten worden vervangen wanneer de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken.
Onderdelen
Gemiddeld aantal afdrukken
a
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de
verbindingsmethode, de media, het formaat van de media en de complexiteit van de taak.
Rubbermat van de ADI. Ong. 20.000 pagina's
Transportrol Ong. 100.000 pagina's
fixeereenheid Ong. 50.000 pagina's
Opneemrol Ong. 50.000 pagina's
Vertragingsrol Ong. 50.000 pagina's
Voorwaartse rol Ong. 50.000 pagina's
Aanvoerrol Ong. 50.000 pagina's
76
3. Onderhoud
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende dichtheid aan beide kanten.
knippert de Status-LED rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte strepen
of lichtere gebieden voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is verdeeld.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Met warm water hecht de toner zich
aan de stof.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
77
3. Onderhoud
De tonercassette vervangen
Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken
mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner
zich aan de stof.
Schud de tonercassette grondig. Dit verhoogt de afdrukkwaliteit in het begin.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
De tonercassette vervangen
78
3. Onderhoud
Als een tonercassette het eind van de levensduur bereikt heeft, stopt de printer met afdrukken.
79
3. Onderhoud
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of
gescand. Vervang indien nodig de betrokken onderdelen.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Gebruiksduur op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Info verb.art.: drukt een pagina af met de gegevens van verbruiksartikelen.
Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: toont het aantal pagina's dat is afgedrukt via de automatische documentinvoer.
Scan. via glas: toont het aantal pagina's dat is gescand via de glasplaat.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
80
3. Onderhoud
Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op"
Als de tonercassette bijna leeg is, verschijnt een bericht of gaat er een LED branden die aangeeft dat u de tonercassette moet vervangen. U kunt instellen
of u wenst dat dit bericht of deze LED verschijnt of niet.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Ws tr bijna op op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
81
3. Onderhoud
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te verlengen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere agressieve substanties bevatten, kan de
behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water
bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn.
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
1
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen
water op of in het apparaat terechtkomt.
Het apparaat reinigen
82
3. Onderhoud
2
De binnenkant reinigen
Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen.
Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
Het apparaat reinigen
83
3. Onderhoud
3
Reinigen van de opneemrol
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
Het apparaat reinigen
84
3. Onderhoud
Het apparaat reinigen
85
3. Onderhoud
4
Scannereenheid reinigen
Houd de scannereenheid goed schoon. Dat komt de kwaliteit van de kopieën ten goede. Wij raden u aan de scannereenheid aan het begin van elke dag
te reinigen en dit zo nodig in de loop van de dag te herhalen.
1
Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met een beetje water.
2
Til het deksel van de scanner op.
3
Veeg de glasplaat schoon en droog ze af.
1 Scannerdeksel
2 Glasplaat van de
scanner
3 Glasplaat van de
documentinvoer
4 Witte strook
Het apparaat reinigen
86
3. Onderhoud
4
Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5
Sluit het deksel van de scanner.
4. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
Tips om papierstoringen te voorkomen 88
Vastgelopen originelen verwijderen 89
Papierstoringen verhelpen 93
Informatie over de status-LED 98
Informatie over displaymeldingen 100
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem
optreedt. Als uw apparaat beschikt over een displayscherm, moet u eerst hierop kijken om
de fout op te lossen. Als u in dit hoofdstuk geen oplossing voor uw probleem kunt vinden,
kijkt u in het hoofdstuk Problemen oplossen in de Gebruikershandleiding Geavanceerd.
Als u geen oplossing kunt vinden in de Gebruikershandleiding of als het probleem blijft
optreden kunt u naar de klantenservice bellen.
88
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met vastzittend papier te
voorkomen:
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 43).
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109).
89
4. Problemen oplossen
Vastgelopen originelen verwijderen
Als een origineel vastloopt in de ADI verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Vastgelopen originelen verwijderen
90
4. Problemen oplossen
1
Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner
Vastgelopen originelen verwijderen
91
4. Problemen oplossen
2
Het origineel is in de scanner vastgelopen
Vastgelopen originelen verwijderen
92
4. Problemen oplossen
3
Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied
van de scanner.
1
Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2
Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
93
4. Problemen oplossen
Papierstoringen verhelpen
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
4
In de papierlade
Papierstoringen verhelpen
94
4. Problemen oplossen
5
In de lade voor handmatige invoer
Papierstoringen verhelpen
95
4. Problemen oplossen
6
Binnenin het apparaat
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Papierstoringen verhelpen
96
4. Problemen oplossen
7
In het uitvoergebied
Papierstoringen verhelpen
97
4. Problemen oplossen
8
Rond de duplexeenheid
1
2
1
2
98
4. Problemen oplossen
Informatie over de status-LED
De kleur van de LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar.
Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen.
U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster Afdrukstatus of Smart Panel.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Status Omschrijving
Status-LED Uit Het apparaat is offline.
Groen Knippert Als het lampje knippert, is het apparaat bezig met het ontvangen of afdrukken van gegevens.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Bekijk het bericht op
het display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken. Deze functie is niet van
toepassing op enkele modellen zonder displayscherm op het bedieningspaneel.
De tonercassette is bijna leeg. Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is bijna bereikt. Bereid
een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner
te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 76).
Aan
De tonercassette heeft de geschatte levensduur
a
Het verdient aanbeveling de tonercassette te vervangen (zie
"De tonercassette vervangen" op pagina 77).
De klep is geopend. Sluit de klep.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Bekijk de melding op het display (zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 100).
Informatie over de status-LED
99
4. Problemen oplossen
WPS-LED
b
Blauw Aan Als het apparaat met een draadloos netwerk is verbonden, gaat de WPS-LED blauw branden.
Power-
LED
Blauw Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus.
Uit Het apparaat staat in de gereedmodus of het apparaat is uitgeschakeld.
Eco-knop Groen Aan Eco-modus is ingeschakeld. De functies voor dubbelzijdig afdrukken, 2 per vel afdrukken, tonerbesparing en lege
pagina's overslaan worden automatisch toegepast tijdens het afdrukken (zie "Eco-afdruk" op pagina 60).
Uit Eco-modus is uitgeschakeld.
a. bijna bereikt.
De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Dit geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden
gemaakt met de cassette conform ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, het percentage van de afbeelding, de tijd tussen
afdruktaken, media en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
b. alleen SCX-472x Series.
Status Omschrijving
100
4. Problemen oplossen
Informatie over displaymeldingen
Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de
status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande
tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het
probleem.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit
en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem
contact op met een medewerker van de klantenservice als het
probleem zich blijft voordoen.
Als u contact opneemt met de klantenservice, is het nuttig dat u het
bericht op het display doorgeeft aan een medewerker van de
klantenservice.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige
meldingen mogelijk niet op het display.
[foutnummer] geeft het foutnummer aan.
[ladenummer] geeft het ladenummer aan.
9
Foutmeldingen gerelateerd aan vastgelopen
papier
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Doc. vastgel.
Verw. vastgel. papier
Het geplaatste
origineel is
vastgelopen in de
documentinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Vastgelopen
originelen verwijderen"
op pagina 89).
Pap.st.
in lade
Er is papier
vastgelopen bij de
papierinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In de papierlade" op
pagina 93).
Papierstoring
in handm. invoer
Er is papier
vastgelopen bij de
lade voor handmatige
invoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In de lade voor
handmatige invoer" op
pagina 94).
Pap.st.
in app.
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Binnenin het
apparaat" op pagina
95).
Informatie over displaymeldingen
101
4. Problemen oplossen
Pap.st.
in uitv.gebied
Er is papier
vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In het uitvoergebied"
op pagina 96).
Pap.st.
onderk. DE
Papierst. bovenkant
duplexeenh.
Er is papier
vastgelopen in het
duplex-gebied.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Rond de
duplexeenheid" op
pagina 97).
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Informatie over displaymeldingen
102
4. Problemen oplossen
10
Meldingen over de tonercassette
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Plaats tonercas. Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een tonercassette.
Zwarte TC
comp.
De tonercassette die u hebt geplaatst, is niet geschikt voor
uw apparaat.
Installeer tonercassettes van Samsung die speciaal bedoeld zijn
voor uw apparaat.
Bereid nieuwe cass. Voor De tonercassette bevat nog een kleine hoeveelheid toner.
Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe cassette gereed om de oude cassette te
vervangen. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de
toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 76).
Informatie over displaymeldingen
103
4. Problemen oplossen
Plaats nieuwe cass.
Geen toner meer
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bereikt.
Stopt het apparaat met afdrukken.
De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst
naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van
een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken
er met de cassette gemiddeld kunnen worden
gemaakt conform ISO/IEC 19752 (zie "Beschikbare
verbruiksartikelen" op pagina 74). Het aantal
pagina’s kan afhankelijk zijn van de
omgevingsomstandigheden, het percentage
afbeeldingen, de tijd tussen de afdruktaken, media
en het mediaformaat. Het is mogelijk dat de cassette
nog wat toner bevat wanneer de desbetreffende
melding verschijnt en de printer stopt met afdrukken.
U kunt kiezen tussen Stop of Doorgaan, zoals weergegeven
op het bedieningspaneel. Als u Stop selecteert, stopt de
printer met afdrukken en kunt u niet meer afdrukken zolang u
de cassette niet hebt vervangen. Als u Doorgaan kiest, gaat
de printer door met afdrukken maar kan de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u van een optimale afdrukkwaliteit wilt blijven genieten,
dient u de tonercassette te vervangen wanneer dit bericht
verschijnt. Als u de cassette verder blijft gebruiken kunnen er
problemen optreden met de afdrukkwaliteit (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 77).
Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsung-
tonercassettes (bijv. hervulde of gerecyclede cassettes)
af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-
tonercassettes immers niet garanderen. Onderhoud en
herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik
van andere tonercassettes dan die van Samsung worden
niet gedekt door de garantie van het apparaat.
Als het apparaat stopt met afdrukken, vervangt u de
tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina
77).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen
104
4. Problemen oplossen
11
Meldingen over de papierlade
12
Meldingen over het netwerk
13
Div. meldingen
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Uitvoervak vol
Verw. pap.
De uitvoerlade is vol. Zodra het papier uit de
uitvoerlade is verwijderd,
gaat de printer door met
afdrukken.
is leeg
in [ladetype]
Er bevindt zich geen
papier in de lade of
handmatige invoer.
Plaats papier in de lade
(zie "Papier in de lade
plaatsen" op pagina 45,
"Papier in de lade
plaatsen" op pagina 45).
Fout papier in lade
Fout papier in
handmatige
invoer
Het in de
printereigenschappen
opgegeven
papierformaat stemt
niet overeen met het
door u geplaatste
papier.
Plaats het juiste papier.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Netw.probl.:
IP-conflict
Het door u ingestelde
IP-adres wordt al door
iemand anders
gebruikt.
Controleer het IP-adres
en stel het zo nodig
opnieuw in (zie
handleiding
Geavanceerd).
Draadloos
Netwerkfout
Draadloze module is
niet geïnstalleerd.
Neem contact op met de
klantenservice.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Klep scanner
open.
De klep van de
documentinvoer is niet
goed vergrendeld.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Informatie over displaymeldingen
105
4. Problemen oplossen
Fout
[foutnummer]
Zet uit en aan
Het apparaat kan niet
bestuurd worden.
Start het apparaat
opnieuw op en probeer
nogmaals af te drukken.
Als het probleem zich
blijft voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Geh. vol Verw.
taak
Het geheugen is vol. U kunt de ontvangen
faxtaak afdrukken of
verwijderen in Veilige
ontv. (zie de handleiding
Geavanceerd).
Scanner geblok. De scanner is
vergrendeld.
Start het apparaat
opnieuw op. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
5. Bijlage
In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met betrekking tot toepasbare regelgeving.
Specificaties 107
Informatie over wettelijke voorschriften 116
Copyright 131
107
5. Bijlage
Specificaties
1
Algemene specificaties
De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Ga naar www.samsung.com voor mogelijk gewijzigde
informatie.
Items Omschrijving
Afmetingen
a
Breedte x Lengte x Hoogte 406 x 338 x 384mm (15,98 x 13,30 x 15,12 inches)
Gewicht
a
Apparaat inclusief
verbruiksartikelen
10,98 kg
Geluidsniveau
b
Stand-bymodus 26 dB (A)
Afdrukmodus Minder dan 50 dB(A)
Kopieermodus Minder dan 53 dB(A)
Scanmodus (glasplaat van
de scanner)
52 dB (A)
Scanmodus
(documentinvoer)
53 dB (A)
Temperatuur Gebruik 10 tot 32°C
Opslag (in verpakking) -20 tot 40 °C
Specificaties
108
5. Bijlage
Relatieve
luchtvochtigheid
Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV
Nominaal vermogen
c
Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V
Stroomverbruik Gemiddeld vermogen Minder dan 400W
Stand-bymodus minder dan 50 Watt
Energiebesparende modus minder dan 3,0 Watt
Uitgeschakelde toestand
Minder dan 0,2 W (0,1 W
d
)
Draadloos
e
Module U98Z058
a. De afmetingen en het gewicht zijn gebaseerd op een apparaat zonder handset.
b. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
c. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (hertz) en het type stroom (A) voor uw apparaat.
d. Printer met aan/uit-schakelaar.
e. Alleen voor draadloze modellen (zie "Functies per model" op pagina 7).
Items Omschrijving
Specificaties
109
5. Bijlage
2
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Handmatige invoer
b
Normaal papier
Letter 216 x 279 mm
60 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
250 vellen van 80 g/m
2
(bankpostpapier)
60 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier).
1 vel van 80 g/m
2
(bankpostpapier)
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
A6 105 x 148 mm
Specificaties
110
5. Bijlage
Enveloppen
Monarch-
envelop
98 x 191 mm Niet beschikbaar in lade
60 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier).
Envelop Nr. 10 105 x 241 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Dik papier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier) 91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
Dikker papier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade
164 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier).
Dun papier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier) 60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier)
Transparanten Letter, A4
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade
138 tot 146 g/m
2
(bankpostpapier)
Etiketten
c
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS
B5, ISO B5,
Executive, A5
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Handmatige invoer
b
Specificaties
111
5. Bijlage
Kartonpapier
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS
B5, ISO B5,
Executive, A5
Briefkaart 4x6
Zie Normaal papier
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier) 121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
Bankpostpapier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
106 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier) 106 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
Minimaal formaat (aangepast)
Handmatige invoer: 76 x 127 mm
Lade: 105 x 148,5 mm
60 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
d
,
e
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
b. 1 vel voor de handmatige invoer
c. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
d. De beschikbare papiersoorten in de handmatige invoer: Normaal, Dik, Dikker, Dun, Katoen-, Gekleurd, Voorbedrukt, Kringloop-, Envelop, Transparant, Etiketten, Karton,
Bankpost-, Archief-
e. De beschikbare papiersoorten in lade: Normaal, Dik, Dun, Kringloop, Karton, Bankpost, Archief
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Handmatige invoer
b
Specificaties
112
5. Bijlage
3
Systeemvereisten
Microsoft
®
Windows
®
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Windows
®
2000 Intel
®
Pentium
®
II 400 MHz (Pentium III 933 MHz)
64 MB (128 MB) 600 MB
Windows
®
XP Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (256 MB) 1,5 GB
Windows Server
®
2003 Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB
Windows Server
®
2008 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz)
512 MB (2 GB) 10 GB
Windows Vista
®
Intel
®
Pentium
®
IV 3 GHz
512 MB (1 GB) 15 GB
Windows
®
7 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger
1 GB (2 GB) 16 GB
Ondersteuning voor DirectX
®
9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen).
DVD-R/W-station
Windows Server
®
2008 R2 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2 GHz of sneller)
512 MB (2 GB) 10 GB
Specificaties
113
5. Bijlage
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
•Voor Windows 2000 is Service Pack 4 of hoger vereist.
Macintosh
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Mac OS X 10.4
•Intel
®
-processoren
•PowerPC G4/G5
128 MB voor Mac met PowerPC
(512 MB)
512 MB voor een Mac op basis van
Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
•Intel
®
-processoren
867 MHz of sneller Power PC
G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6
•Intel
®
-processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
Mac OS X 10.7
•Intel
®
-processoren
2 GB 4 GB
Specificaties
114
5. Bijlage
Linux
Unix
Items Vereisten
Besturingssysteem
Redhat
®
Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits)
Fedora 5 ~ 13 (32/ 64 bit)
SuSE Linux 10.1 (32 bits)
OpenSuSE
®
10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bit)
Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bits)
Debian 4.0, 5.0 (32/64 bits)
Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel Core™2)
RAM 512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
Items Vereisten
Besturingssysteem Sun Solaris 9, 10 (x86, SPARC)
HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC, Itanium)
IBM AIX 5.1, 5.2, 5.3, 5.4
Vrije schijfruimte Tot 100 MB
Specificaties
115
5. Bijlage
4
Netwerkomgeving
Alleen voor draadloze en netwerkmodellen (zie "Functies per model" op pagina 7).
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. In de volgende tabel worden de
netwerkomgevingen vermeld die door het apparaat worden ondersteund.
Items Specificaties
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX bedraad LAN
802.11b/g/n draadloos LAN (alleen SCX-472x Series)
Netwerkbesturingssysteem Windows 2000/Server 2003/Server 2008/XP/Vista/7/Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.4 ~ 10.7
•Unix
Netwerkprotocollen TCP/IPv4
DHCP, BOOTP
DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP
Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD
SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec
TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec)
Draadloze netwerkbeveiliging Verificatie: OSA, gedeelde sleutel, WPA Personal, WPA2 Personal (PSK)
Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES
116
5. Bijlage
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is
gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften.
5
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in
overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders
gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de
vereisten van IEC 60825-1: 2007.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het
lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden
personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
Waarschuwing
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap
van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze onzichtbaar is, kan de
gereflecteerde laserstraal uw ogen beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire
veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken
en letsels te beperken.
6
Veiligheid in verband met ozon
De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1 ppm. Ozon is
zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat dus op een plaats met
goede ventilatie.
Informatie over wettelijke voorschriften
117
5. Bijlage
7
Kwik
8
Energiebesparingsmodus
9
Recycleren
10
Alleen voor China
Bevat kwik en moet weggegooid worden conform de plaatselijke
voorschriften, de wetten van de staten en de federale wetten
(alleen voor VSA).
Deze printer is uitgerust met een geavanceerde
energiebesparende technologie die het stroomverbruik
vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt,
wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn
gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u
op http://www.energystar.gov
Voor modellen met ENERGY STAR-certificering staat het
etiket van ENERGY STAR op uw apparaat. Controleer of uw
apparaat gecertificeerd is met ENERGY STAR.
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze
op een milieuvriendelijke wijze.
Informatie over wettelijke voorschriften
118
5. Bijlage
11
Correcte verwijdering van dit product (afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur)
(Van toepassing in de Europese Unie en andere
Europese landen met gescheiden
inzamelingssystemen voor batterijen)
(Alleen voor de Verenigde Staten)
Verwijder elektronica door deze naar een goedgekeurd recyclingbedrijf te
brengen. Vind recyclingbedrijven bij u in de buurt op onze website:
www.samsung.com/recyclingdirect Of bel (877) 278 - 0799
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de
documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische
accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van
hun levensduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden
weggegooid. Gelieve deze items te scheiden van andere soorten
afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op
een duurzaam hergebruik van materialen en ter voorkoming van
eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van
een ongecontroleerde afvalverwijdering.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel
waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze
wonen om te vernemen waar en hoe ze deze artikelen
milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun
leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de
verkoopovereenkomst te controleren. Dit product en zijn
elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval voor
verwijdering worden gemengd.
Informatie over wettelijke voorschriften
119
5. Bijlage
12
Correcte verwerking van de in dit product
gebruikte batterijen
(Van toepassing op de Europese Unie en andere
Europese landen met afzonderlijke
inzamelingssystemen voor batterijen)
13
Alleen voor Taiwan
14
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van
dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken
en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie
die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Deze aanduiding op de batterij, handleiding of verpakking geeft
aan dat de batterijen in dit product aan het eind van hun
levensduur niet samen met ander huishoudelijk afval mogen
worden weggegooid. Een markering met de chemische
symbolen Hg, Cd of Pb geeft aan dat de batterij een dosis kwik,
cadmium of lood bevat die hoger is dan de referentieniveaus uit
EG-Richtlijn 2006/66. Als de batterijen niet op de juiste manier
worden weggeworpen, kunnen deze stoffen schade berokkenen
aan mens en milieu. Om de natuurlijke hulpbronnen te
beschermen en het hergebruik van materialen aan te moedigen,
verzoeken wij u afgedankte accu’s en batterijen te scheiden van
andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het
gratis inzamelingssysteem voor accu’s en batterijen in uw
omgeving.
Informatie over wettelijke voorschriften
120
5. Bijlage
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten
van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze
beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen
schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en
straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens
de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor
radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd
dat bij een bepaalde installatie geen interferentie optreedt. Als dit apparaat
schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt
controleren door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker
aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen:
Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring
dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door
de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de normen
voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming aan de gebruiker om
het apparaat te gebruiken vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor
stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de standaard
voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel
"Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques
applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur : « Appareils Numériques », ICES-003
édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
15
Verenigde Staten van Amerika
Federale Communicatiecommissie (FCC)
Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze
apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er
draadloze apparaten aanwezig zijn.
Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd
voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC ID-
nummer op het systeemlabel staat.
Informatie over wettelijke voorschriften
121
5. Bijlage
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen een draadloos apparaat en het lichaam
minstens 20 cm moet bedragen, bij gebruik van het apparaat nabij het
lichaam (uitstekende delen niet meegerekend). Dit apparaat moet op meer
dan 20 cm van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze
apparatuur is ingeschakeld. Het afgegeven vermogen van het draadloze
apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn
ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de FCC
heeft bepaald.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden
opgesteld of bediend.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee
voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie
accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden
hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt
de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de
fabrikant.
FCC-bepaling voor het gebruik in draadloze
LAN’s:
Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie van deze
zender en antenne kan dicht bij de geïnstalleerde antenne de RF-
blootstellingsgrens van 1 mW/cm2 worden overschreden. Daarom
moet de gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de
antenne. Dit apparaat kan niet worden geïnstalleerd met een andere
zender en verzendantenne.
16
Alleen voor Rusland
Informatie over wettelijke voorschriften
122
5. Bijlage
17
Alleen Duitsland
18
Alleen voor Turkije
19
Alleen Canada
Dit product voldoet aan de geldende technische specificaties van Industry
Canada. / Le present materiel est conforme aux specifications techniques
applicables d’Industrie Canada.
Het REN (Ringer Equivalence Number) is een indicatie van het maximum
aantal apparaten dat mag worden aangesloten op een telefooninterface. U
kunt een willekeurige combinatie van apparaten aansluiten op een
telefooninterface mits de som van de REN's van alle apparaten niet groter
is dan 5. / L’indice d’equivalence de la sonnerie (IES) sert a indiquer le
nombre maximal de terminaux qui peuvent etre raccordes a une interface
telephonique. La terminaison d’une interface peut consister en une
combinaison quelconque de dispositifs, a la seule condition que la somme
d’indices d’equivalence de la sonnerie de tous les dispositifs n’excede pas
cinq.
20
Faxidentificatie
Volgens de Telephone Consumer Protection Act van 1991 is het wettelijk
verboden om met een computer of een ander elektronisch apparaat
faxberichten te verzenden tenzij ze voorzien zijn van een duidelijke strook
aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de
eerste pagina met de volgende gegevens:
1 verzenddatum en -tijd;
2 naam van het bedrijf, de bedrijfsafdeling of afzender; en
3 telefoonnummer van het verzendapparaat, het bedrijf, de
bedrijfsafdeling of de persoon.
Informatie over wettelijke voorschriften
123
5. Bijlage
De telefoonmaatschappij kan wijzigingen aanbrengen in haar
communicatiefaciliteiten, in de werking van haar installaties of in
procedures waar dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering,
mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften van FCC Deel 68. Als
van zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg
hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met
de communicatiemiddelen van de telefoonmaatschappij, of dat wijzigingen
of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere
wijze materiële gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de
randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk op de
hoogte worden gesteld, zodat hij kan ononderbroken kan blijven genieten
van de service.
21
REN-nummer (Ringer Equivalence Number)
De aansluitfactor en het FCC-registratienummer voor dit apparaat vindt u
op een etiket aan de achterkant of op de onderkant van het apparaat. In een
aantal gevallen moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden
verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de
telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op
dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel
apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met het
telefoneren en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel
voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Er mogen
niet meer dan vijf apparaten tegelijk worden aangesloten om er zeker van
te zijn dat de telefoonmaatschappij in staat is om de diverse diensten ter
beschikking te stellen. In een aantal gevallen kunnen er geen vijf toestellen
aangesloten worden. Als een aangesloten telefoonapparaat niet goed
werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien
het schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-regels en de
vereisten die door de ACTA werden aangenomen. Op de achterkant van dit
apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product-id bevat met
de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet op verzoek worden
meegedeeld aan de telefoonmaatschappij.
Informatie over wettelijke voorschriften
124
5. Bijlage
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication
Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit apparaat die
niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant ertoe leiden dat de
gebruiker het recht verliest om het apparaat te gebruiken. Wanneer
randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt, moet de
telefoonmaatschappij de klant waarschuwen dat de dienst kan worden
onderbroken. Wanneer het echter praktisch onmogelijk is om de klant
vooraf te verwittigen, kan de telefoonmaatschappij de dienstverlening
tijdelijk onderbreken op voorwaarde dat ze:
a de klant onmiddellijk op de hoogte brengt;
b de klant de gelegenheid biedt om het probleem met de
randapparatuur te verhelpen,
c de klant erop wijst dat hij het recht heeft om een klacht in te dienen
bij de Federal Communication Commission volgens de procedures
uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68".
Verder moet u weten:
Dat het apparaat niet ontworpen is voor aansluiting op een PBX-
centrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op de telefoonlijn waarop ook een
computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of
ontvangen. We raden u aan om buiten een normaal telefoontoestel
geen andere apparaten aan te sluiten op de lijn waarop het apparaat is
aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of
regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan
om zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een
piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen
kunt u aanschaffen bij uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een
alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst het
normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om
de dienst op de hoogte te brengen van de test. De dienst kan u dan
meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of
een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard
modulaire connector, USOC RJ-11C.
Informatie over wettelijke voorschriften
125
5. Bijlage
22
De stekker van het netsnoer vervangen (alleen
voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker
(BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de
zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat
u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de
zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent,
mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap hebt op
gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd
Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige
(vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van
13 ampère. U moet een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder
nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet
meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok te krijgen als u
hem in het stopcontact steekt.
Belangrijke waarschuwing:
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet
overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met de
letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of
zwart is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of
de kleur zwart.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van 13 ampère zijn
aangebracht.
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden
aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
Groen/geel: aarding
Blauw: neutraal
Bruin: fase
Informatie over wettelijke voorschriften
126
5. Bijlage
23
Verklaring van overeenstemming (Europese
landen)
Goedkeuringen en certificeringen
1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EC van het Europees Parlement en de
Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften
der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen
bepaalde spanningsgrenzen.
1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EC van de Raad inzake de harmonisatie
van de wetgevingen in de lidstaten betreffende elektromagnetische
compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EC van de Raad inzake radioapparatuur en
eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge herkenning van
hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung
Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante
richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd.
EC-certificering
Certificering voor Richtlijn 1999/5/EC inzake radioapparatuur en
eindapparatuur voor telecommunicatie (FAX)
Dit product van Samsung is gecertificeerd door Samsung zelf voor enkele-
terminalverbindingen in heel Europa met het openbare telefoonnet (PSTN),
in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen voor
gebruik met de nationale openbare telefoonnetten en compatibele PBX-en
van de Europese landen:
Indien er problemen optreden, moet u in eerste instantie contact opnemen
met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op TBR21. Het European Telecommunication
Standards Institute (ETSI) heeft voor gebruik en toepassing in
overeenstemming met deze norm een adviesdocument gepubliceerd (EG
201 121), waarin opmerkingen en extra voorwaarden staan voor
netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals. Het product is getest op, en
voldoet aan, alle relevante adviezen in dit document.
Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [SCX-470xND
Series] voldoet aan de essentiële vereisten en andere
regelgeving van de laagspanningsrichtlijn (2006/95/EC) en de
EMC-richtlijn (2004/108/EC).
Samsung Electronics verklaar hierbij dat deze [SCX-472xFW
Series/SCX-472xHW Series/SCX-472xFD Series/SCX-472xHD
SeriesSCX-472xHN Series, SCX-470xDN Series] voldoet aan
de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen in de
R&TTE-richtlijn 1999/5/EC.
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com.
Daar klikt u op Support > Download center en voert u de
printernaam (MFP) in om EuDoC te doorzoeken.
Informatie over wettelijke voorschriften
127
5. Bijlage
Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor
producten uitgerust met door de EU
goedgekeurde radioapparaten)
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw
printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten
aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze
apparaten aanwezig zijn.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze
apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder
de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTE-
richtlijn heeft vastgelegd.
Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten
gekwalificeerde Europese lidstaten:
EU-landen
Europese landen met gebruiksbeperkingen:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2454-2483,5 MHz voor
apparaten met een zendvermogen van meer dan 10 mW, zoals draadloze
apparaten
EEA/EFTA-landen
Geen beperkingen op dit ogenblik.
24
Alleen voor Israël
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem
aanwezig zijn mogen in de Europese Unie of
daarmee verbonden regio’s alleen worden gebruikt
als het systeemlabel een CE-markering, een
registratienummer van een aangemelde instantie en
het waarschuwingssymbool bevat.
Informatie over wettelijke voorschriften
128
5. Bijlage
25
Mededelingen aangaande normen
Draadloze geleiding
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4 GHz/5 GHz-band. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht
van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een
draadloos apparaat.
Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor
specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of
landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn
uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd
kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het
systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat wilt
gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het
plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over de
vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet
worden gebruikt.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze
apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder
de tot dusver bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen
apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie
afgeven dan conform de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake
radiofrequentie is toegestaan, is de producent ervan overtuigd dat deze
apparaten veilig zijn in het gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet
menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden
vermeden.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam,
voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder
uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op
meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze
apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden
opgesteld of bediend.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze
apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen
opgenomen.
Informatie over wettelijke voorschriften
129
5. Bijlage
Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met
apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige
luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan
boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht.
IEEE 802.11- (beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van draadloze
communicatieapparaten.
In omgevingen waar het risico op interferentie met andere apparaten
of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt beschouwd, kan
gebruik van een draadloos apparaat beperkt of verboden worden.
Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld met zuurstof en
ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden van omgevingen waar
het gebruik van draadloze apparaten beperkt of verboden kan zijn.
Als u zich in een omgeving bevindt waarvan u niet zeker weet of het
gebruik van draadloze apparaten gesanctioneerd is, vraagt u de
plaatselijke autoriteiten om toelating voor u het draadloze apparaat
inschakelt of in gebruik neemt.
Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van
draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een
draadloos apparaat, moet u, als u van het ene land naar het andere
reist, voorafgaand aan uw vertrek bij de plaatselijke
radiogoedkeuringsinstanties informeren of er beperkingen gelden
voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van
bestemming.
Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos apparaat,
mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en
schermen op hun plaats zitten en het systeem compleet is.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden
hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat,
vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op
met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het
land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de
systeemherstelkit van de fabrikant of neem contact op met de
technische dienst van de fabrikant voor meer informatie.
Informatie over wettelijke voorschriften
130
5. Bijlage
26
Alleen voor China
131
5. Bijlage
Copyright
© 2011 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze
gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft
Corporation.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV. 1.1
GEAVANCEERD
Gebruikershandleiding
SCX-472x Series
SCX-470x Series
GEAVANCEERD
Gebruikershandleiding
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde
instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende
besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar.
BASIS
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en
het oplossen van problemen in Windows.
133
1. Installatie van de software
Installatie voor de Macintosh 136
Opnieuw installeren voor Macintosh 138
Installatie voor Linux 139
Opnieuw installeren voor Linux 141
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Nuttige netwerkprogramma’s 143
Instelling bekabeld netwerk 145
Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk 148
IPv6-configuratie 158
Draadloos netwerk instellen 161
3. Menu's met nuttige instellingen
Voordat u een hoofdstuk gaat lezen 187
Menu Afdrukken 188
Menu Kopiëren 189
Menu Faxen 196
Menu Scannen 200
Systeeminstallatie 202
Beheerinstellingen 216
Aangepaste instellingen 217
4. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 219
E-mailadressen opslaan 220
Verschillende tekens invoeren 222
Het faxadresboek instellen 224
Gemachtigde gebruikers registreren 227
Afdrukfuncties 228
Scanfuncties 246
Faxfuncties 258
Functies voor gedeelde map gebruiken 271
Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties
272
5. Handige beheerprogramma's
Easy Capture Manager 274
Samsung AnyWeb Print 275
Easy Eco Driver 276
134
SyncThru™ Web Service gebruiken 277
Samsung Easy Printer Manager gebruiken 281
Samsung-printerstatus gebruiken 285
Smart Panel gebruiken 287
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
289
6. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer 294
Problemen met de voeding en het netsnoer
295
Afdrukproblemen 296
Problemen met de afdrukkwaliteit 301
Problemen met kopiëren 309
Problemen met scannen 311
Problemen met faxen 313
Problemen met het besturingssysteem 315
1. Installatie van de
software
Dit hoofdstuk levert instructies voor het installeren van essentiële en nuttige software voor gebruik in een
opstelling waarbij het apparaat via een kabel aangesloten is. Een lokale printer is een printer die via een kabel
rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat op een netwerk is verbonden, slaat u
de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie van het stuurprogramma voor een
netwerkapparaat (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 148).
Installatie voor de Macintosh 136
Opnieuw installeren voor Macintosh 138
Installatie voor Linux 139
Opnieuw installeren voor Linux 141
Als u gebruik maakt van het besturingsysteem Windows, kijkt u in de basishandleiding
voor installatie van het stuurprogramma (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 30).
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
136
1. Installatie van de software
Installatie voor de Macintosh
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
5
Klik op Ga door.
6
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
7
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
8
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
9
Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties.
10
Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
11
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
12
Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw
opstarten. Klik op Ga door met installatie.
13
Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart.
14
Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op het pictogram +, waarna een
venster verschijnt.
16
Klik op Standaardkiezer en zoek de USB-verbinding.
In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op Standaard en zoekt u de USB-
verbinding.
17
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Voor Mac OS X 10.5-10.7: als Automatisch selecteren niet goed
werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de
naam van uw apparaat in Druk af via.
Uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardapparaat.
18
Klik op Voeg toe.
Installatie voor de Macintosh
137
1. Installatie van de software
Het faxstuurprogramma installeert u als volgt:
a Open de map Programma's > Samsung > Faxwachtrijmaker.
b Uw apparaat wordt weergegeven in de Printerlijst
c Selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken en klik op de knop
Maken
138
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Macintosh
Als het printerbesturingsbestand niet correct werkt, maakt u de installatie
van het besturingsbestand ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Uninstaller
OS X.
5
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
6
Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op OK.
Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen via
Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen.
139
1. Installatie van de software
Installatie voor Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com > vind uw
product > Service en downloads).
1
Het Unified Linux-stuurprogramma installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware
te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met
uw systeembeheerder.
3
Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung.
4
Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
5
Dubbelklik op cdroot > autorun.
6
Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt.
7
Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator
op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan het
systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt, raadpleegt u de
schermhulp die u kunt openen via het systeemmenu of vanuit het
stuurprogrammapakket van Windows-toepassingen, zoals Unified Driver
Configurator of Image Manager.
2
Smart Panel installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware
te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met
uw systeembeheerder.
3
Download het Smart Panel-pakket van de website van Samsung en
plaats het op uw computer.
4
Klik met uw rechtermuisknop op het Smart Panel-pakket en pak het
uit.
Installatie voor Linux
140
1. Installatie van de software
5
Dubbelklik op cdroot > Linux > smartpanel > install.sh.
3
Printer Settings Utility installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware
te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met
uw systeembeheerder.
3
Download het pakket Printer Settings Utility vanaf de website van
Samsung.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pakket Printer Settings Utility
en decomprimeer het.
5
Dubbelklik op cdroot > Linux > psu > install.sh.
141
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Linux
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van
het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie
van het printerstuurprogramma ongedaan te maken. Als u geen
supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3
Klik op het pictogram onderaan op het bureaublad. Wanneer het
venster Terminal verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
4
Klik op Uninstall.
5
Klik op Next.
6
Klik op Finish.
2. Een netwerkapparaat
gebruiken
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en
hoe u de software instelt.
Nuttige netwerkprogramma’s 143
Instelling bekabeld netwerk 145
Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk 148
IPv6-configuratie 158
Draadloos netwerk instellen 161
De ondersteunde optionele apparaten en functies kunnen van model tot model verschillen
(zie "Functies per model" op pagina 7).
143
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Nuttige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een netwerkomgeving
de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier in te voeren. Zo kan de
netwerkbeheerder diverse apparaten in het netwerk beheren.
Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken moet u het IP-
adres instellen.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7).
1
SyncThru™ Web Service
Met de in het netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u het
volgende doen (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 277).
Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen.
Apparaatinstellingen aanpassen.
E-mail-meldingsopties instellen. Als u deze optie instelt, wordt de
apparaatstatus (als de tonercassette leeg is of als er een foutmelding
is) automatisch naar het e-mailadres van een bepaalde persoon
gestuurd.
De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat instellen, zodat
u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
2
SyncThru™ Web Admin Service
Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met
SyncThru™ Web Admin Service kunt u netwerkapparatuur op een
efficiënte manier beheren en op afstand controleren. U kunt bovendien
problemen oplossen vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt
tot het bedrijfsnetwerk.
U kunt dit programma downloaden via http://
solution.samsungprinter.com.
Nuttige netwerkprogramma’s
144
2. Een netwerkapparaat gebruiken
3
SetIP installatie van bedraad netwerk
Met dit hulpprogramma kunt u een netwerkinterface selecteren en
handmatig IP-adressen configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows)" op pagina
145.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh)" op pagina
146.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux)" op pagina 147.
Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u
deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 24).
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
145
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Instelling bekabeld netwerk
4
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige netwerkinstellingen
van uw apparaat worden weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van
een netwerk.
De machine heeft een displayscherm: Druk op de knop (Menu)
op het configuratiescherm en selecteer Netwerk > Netwerkconf.
(Netwerkconfiguratie).
Het apparaat heeft een aanraakscherm: Druk op Instelling vanuit het
hoofdscherm > Netwerk > Volg. > Netwerkconfiguratie.
De printer heeft geen display: Houd de knop (Cancel of Stop/
Clear) op het configuratiescherm meer dan 4~5 seconden ingedrukt.
In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van
uw apparaat vinden.
Voorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 192.0.0.192
5
Het IP-adres instellen
Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u
deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 24).
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via
het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen via een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol
Server) die zich in het netwerk bevindt.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Windows)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Configuratiescherm > Beveiligingscentrum >
Windows Firewall.
1
Installeer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom door te
dubbelklikken op Application > SetIP > Setup.exe.
2
Volg de instructies in het installatievenster.
3
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
Instelling bekabeld netwerk
146
2. Een netwerkapparaat gebruiken
4
Schakel het apparaat in.
5
In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s >
Samsung Printers > SetIP > SetIP.
6
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
7
Voer als volgt de nieuwe apparaatgegevens in in het
configuratievenster. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u
verder kunt gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 145). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
8
Klik op Toepassen en vervolgens op OK. Het
Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat
afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Macintosh)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren > Beveiliging > Firewall.
De volgende instructies kunnen verschillen per model.
1
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
2
Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer
vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP >
SetIPapplet.html.
3
Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden
geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De pagina
SetIPapplet.html wordt geopend in de browser. Hier vindt u de
naam en het IP-adres van de printer.
4
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
Instelling bekabeld netwerk
147
2. Een netwerkapparaat gebruiken
5
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 145). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
6
Selecteer Apply, OK en opnieuw OK.
7
Sluit Safari af.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Linux)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via System Preferences or Administrator.
De volgende instructies kunnen verschillen per model of
besturingssysteem.
1
Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/.
2
Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html.
3
Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen.
4
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 145). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
5
Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het
apparaat afgedrukt.
148
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7).
Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u
deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 24).
6
Windows
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet reeds ingesteld
zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina 145).
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Selecteer Nu installeren.
Aangepaste installatie laat u toe om de verbinding van het
apparaat te selecteren en aan te geven welke individuele
onderdelen u wilt installeren. Volg de aanwijzingen op het scherm.
SCX-470x Series ondersteunt het menu Draadloze verbindingen
instellen en installeren.
Installeren van een stuurprogramma over het
149
2. Een netwerkapparaat gebruiken
4
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en vink het selectievakje Ik
aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst
aan. Klik daarna op Volgende.
Het programma zoekt het apparaat.
Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden, verschijnt
er een foutbericht. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
5
De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven.
Selecteer het gewenste apparaat en klik op OK.
Als er slechts één apparaat is gevonden, verschijnt het
bevestigingsvenster.
6
Volg de instructies in het installatievenster.
De modus installatie op de achtergrond
De modus installatie op de achtergrond is een installatiemethode die geen
tussenkomst van de gebruiker vereist. Zodra u met de installatie start,
worden het stuurprogramma van het apparaat en de software automatisch
op uw computer geïnstalleerd. U kunt de installatie op de achtergrond ook
starten door /s of /S in het opdrachtvenster te typen.
Opdrachtregelparameters
De volgende tabel geeft opdrachten weer die kunnen worden gebruikt in het
opdrachtvenster.
De volgende opdrachtregels zijn effectief en worden gehanteerd
wanneer de opdracht gebruikt wordt met /s of /S. /h, /H of /? zijn
uitzonderlijke opdrachten die alleen gebruikt kunnen worden.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/s of /S Start installatie op de
achtergrond.
Hiermee worden
apparaatstuurprogramma's
geïnstalleerd zonder UI's op
te roepen en zonder
tussenkomst van de
gebruiker.
Installeren van een stuurprogramma over het
150
2. Een netwerkapparaat gebruiken
/p"<poortnaam>" of
/P"<poortnaam>"
Specificeert de
printerpoort.
Er wordt een
netwerkpoort
gemaakt aan de
hand van de
standaard TCP/IP-
poortmonitor. Voor
een lokale poort
moet deze poort
op het systeem
bestaan voor deze
door een opdracht
wordt
gespecificeerd.
De printerpoortnaam kan
worden opgegeven als IP-
adres, hostnaam, lokale
USB-poortnaam of
IEEE1284-poortnaam.
Voorbeeld:
/p"xxx.xxx.xxx.xxx"
waarin "xxx.xxx.xxx.xxx"
staat voor het IP-adres
van de netwerkprinter. /
p"USB001", /P"LPT1:", /
p"hostnaam".
/a"<dest_path>" of
/A"<dest_path>"
Specificeert het doelpad
voor de installatie.
Het doelpad moet
een volledig
gekwalificeerd pad
zijn.
Aangezien
apparaatstuurprogramma's
geïnstalleerd moeten
worden op een voor het
besturingssysteem
specifiek pad, is deze
opdracht alleen van
toepassing op
toepassingssoftware.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/
i"<scriptbestandsn
aam>" of /
I"<scriptbestandsn
aam>"
Specificeert het
aangepaste
installatiescriptbestand
voor aangepaste
installatie.
De
scriptbestandsnaa
m moet een
volledig
gekwalificeerde
bestandsnaam
zijn.
Het aangepaste
scriptbestand kan worden
toegewezen voor een
aangepaste installatie op
de achtergrond. Dit
scriptbestand kan door het
hulpprogramma voor
aangepaste installatie of
door de teksteditor worden
gemaakt of gewijzigd.
dit aangepaste
scriptbestand heeft
voorrang op de
standaard
installatie-instelling
in het
installatiepakket,
maar heeft geen
voorrang op
opdrachtregelparam
eters.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het
151
2. Een netwerkapparaat gebruiken
/n"<Printernaam>"
of /
N"<Printernaam>"
Specificeert de
printernaam. De
printerinstantie zal worden
gemaakt conform de
opgegeven printernaam.
Met deze parameter kunt u
naar wens printerinstanties
toevoegen.
/nd of /ND Geeft de opdracht het
geïnstalleerde
stuurprogramma niet in te
stellen als standaard
apparaatstuurprogramma.
Het geeft aan dat het
geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma
niet het standaard
apparaatstuurprogramma
op uw systeem zal zijn als
er meer dan een
printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Als er geen
apparaatstuurprogramma
op uw systeem is
geïnstalleerd, is deze optie
niet van toepassing omdat
het Windows-
besturingssysteem het
geïnstalleerde
printerstuurprogramma als
standaardstuurprogramma
zal instellen.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/x of /X Maakt gebruik van
bestaande
apparaatstuurprogramma
bestanden om de
printerinstantie te maken
als deze al is
geïnstalleerd.
Deze opdracht biedt een
mogelijkheid om een
printerinstantie te
installeren die
gebruikmaakt van
geïnstalleerde
printerstuurprogrammabest
anden zonder een
bijkomend stuurprogramma
te installeren.
/
up"<printernaam>"
of /
UP"<printernaam>
"
Verwijdert alleen de
opgegeven
printerinstantie en niet de
stuurprogrammabestande
n.
Deze opdracht biedt een
mogelijkheid om alleen de
opgegeven printerinstantie
van uw systeem te
verwijderen zonder effect
op andere
printerstuurprogramma's.
Hiermee zullen de
printerstuurprogramma's
niet van uw systeem
worden verwijderd.
/d of /D Verwijdert alle
apparaatstuurprogramma'
s en toepassingen van uw
systeem.
Deze opdracht verwijdert
alle geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma's
en toepassingssoftware
van uw systeem.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het
152
2. Een netwerkapparaat gebruiken
7
Macintosh
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
5
Klik op Ga door.
6
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
7
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
8
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
programma´s worden afgesloten. Klik op Ga door.
9
Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties.
/v"<share name>"
of /V"<share
name>"
Deelt het geïnstalleerde
apparaat en voegt andere
platformstuurprogramma'
s toe voor Point & Print.
Alle ondersteunde
apparaatstuurprogramma's
van het Windows-
besturingssysteem worden
geïnstalleerd en gedeeld
met de opgegeven <share
name> voor Point & Print.
/o of /O Opent de map Printers en
faxapparaten na
installatie.
Deze opdracht opent de
map Printers en
faxapparaten na installatie
op de achtergrond.
/f"<naam van
logboekbestand>"
of /F"<naam van
logboekbestand>"
Specificeert de naam van
het logboekbestand.
Indien niet gespecificeerd,
wordt het standaard
logboekbestand gemaakt
in de tijdelijke map op het
systeem.
Er wordt een
logboekbestand gemaakt in
een opgegeven map.
/h, /H of /? Toont het gebruik van de opdrachtregel.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het
153
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Als u het IP-adres nog niet hebt ingesteld, klikt u op IP-adres instellen
en raadpleegt u "IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Macintosh)" op pagina 146. Als u de draadloze instelling wilt
gebruiken, raadpleegt u "Instellen met Macintosh" op pagina 175.
10
Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
11
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
12
Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw
opstarten. Klik op Ga door met installatie.
13
Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart.
14
Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
In Mac OS X 10.5 -10.7 klikt u op het pictogram "+". Er verschijnt
een weergavevenster.
16
In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op IP.
17
Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol.
Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van
de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij
Printertype.
18
Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres.
19
Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrij. Als u de
wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u
eerst de standaardwachtrij.
Installeren van een stuurprogramma over het
154
2. Een netwerkapparaat gebruiken
20
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Als bij Mac OS X 10.5-10.7 Automatisch selecteren niet goed
werkt, kiest u Printersoftware selecteren en de naam van uw
apparaat in Druk af via.
21
Klik op Voeg toe.
Uw printer verschijnt op de Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardprinter.
Het faxstuurprogramma installeert u als volgt:
a Open de map Programma's > Samsung > Faxwachtrijmaker.
b Uw apparaat wordt weergegeven in de Printerlijst.
c Selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken en klik op de knop
Maken.
8
Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com > vind uw
product > Service en downloads).
Om andere software te installeren:
zie "Smart Panel installeren" op pagina 139.
zie "Printer Settings Utility installeren" op pagina 140.
Het Linux-stuurprogramma installeren en een
netwerkprinter toevoegen
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn
ingesteld.
2
Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung.
3
Extraheer het bestand UnifiedLinuxDriver.tar.gz en open de nieuwe
map.
4
Dubbelklik op de map Linux > het pictogram install.sh.
5
Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Continue.
6
Het venster "Add printer wizard" gaat open. Klik op Next.
7
Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.
8
Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst.
Installeren van een stuurprogramma over het
155
2. Een netwerkapparaat gebruiken
9
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
10
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
11
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
12
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Een netwerkprinter toevoegen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2
Klik op Add Printer..
3
Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
4
Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5
Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst
weergegeven.
6
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
8
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
9
UNIX
Controleer of uw printer het besturingssysteem UNIX ondersteunt,
voordat u het UNIX-stuurprogramma installeert (zie
"Besturingssysteem" op pagina 7).
De commando's zijn gemarkeerd met "". Wanneer u de commando's
invoert, moet u geen "" typen.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Besturingssysteem"
op pagina 7).
Om het UNIX-printerstuurprogramma te gebruiken moet u eerst het UNIX-
printerstuurprogrammapakket installeren en vervolgens de printer instellen.
U kunt het UNIX-printerstuurprogrammapakket downloaden van de website
van Samsung (( http://www.samsung.com > vind uw product > Service en
downloads).
Het UNIX-printerstuurprogrammapakket
installeren
De installatieprocedure is identiek voor alle varianten van het
bovengenoemde UNIX-besturingssysteem.
Installeren van een stuurprogramma over het
156
2. Een netwerkapparaat gebruiken
1
Download het UNIX-stuurprogrammapakket van de website van
Samsung en pak het uit op uw computer.
2
Zorg dat u machtigingen voor de hoofdmap heeft.
su -"
3
Kopieer het juiste stuurprogrammabestand naar de UNIX-computer.
Raadpleeg de handleiding van uw UNIX-besturingssysteem voor meer
informatie.
4
Pak het UNIX-printerstuurprogrammabestand uit.
Op IBM AIX gebruikt u bijvoorbeeld de volgende commando’s:
gzip -d < voor de pakketnaam in | tar xf -"
5
Ga naar de uitgepakte map.
6
Voer het installatiescript uit.
./install"
install is het installatiescriptbestand dat wordt gebruikt om het
UNIX-printerstuurprogrammapakket te installeren/deïnstalleren.
Gebruik de opdracht "chmod 755 install" om de uitvoering van het
installatiescript te machtigen.
7
Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de installatie
te controleren.
8
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel. Hiermee wordt het
venster van de wizard Add Printer Wizard geopend. Stel in dit
venster de printer op de volgende manier in:
In sommige UNIX-besturingssystemen, zoals Solaris 10, zijn zojuist
toegevoegde printers mogelijk niet ingeschakeld en/of kunnen geen
taken ontvangen. In dat geval moet u de volgende twee opdrachten
uitvoeren in de root-terminal:
accept <printer_name>"
enable <printer_name>"
De installatie van het
printerstuurprogrammapakket ongedaan maken
Het hulpprogramma moet gebruikt worden om de geïnstalleerde printer
uit het systeem te verwijderen.
a Voer de opdracht "uninstallprinter" uit vanaf de terminal.
Hierdoor wordt Uninstall Printer Wizard geopend.
De geïnstalleerde printers verschijnen in de vervolgkeuzelijst.
b Selecteer de printer die u wilt verwijderen.
c Klik op Delete om de printer uit het systeem te verwijderen.
Installeren van een stuurprogramma over het
157
2. Een netwerkapparaat gebruiken
d Voer de opdracht ". /install –d" uit om de installatie van het volledige
pakket ongedaan te maken.
e Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de
deïnstallatie te controleren.
Gebruik de opdracht ". /install" om de binaire gegevens opnieuw te
installeren.
De printer instellen
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel om de printer toe te voegen
aan uw UNIX-systeem. Hiermee wordt het venster van de wizard Printer
toevoegen geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende manier in:
1
Typ de naam van de printer.
2
Selecteer het juiste printermodel uit de lijst van modellen.
3
Voer een beschrijving in voor het type van uw printer in het veld
Type. Dit is optioneel.
4
Geef in het veld Description een beschrijving van de printer op. Dit
is optioneel.
5
Geef in het veld Location een beschrijving van de printer op.
6
Typ het IP-adres of de DNS-naam van de printer in het tekstvak
Device voor netwerkprinters. Op IBM AIX met jetdirect kunt u alleen
Queue type invoeren. U kunt geen numeriek IP-adres invoeren.
7
Queue type toont de verbinding als lpd of jetdirect in de
overeenkomstige keuzelijst. Op Sun Solaris OS is bovendien een
usb type beschikbaar.
8
Selecteer Copies om het aantal exemplaren in te stellen.
9
Schakel de optie Collate in om exemplaren gesorteerd af te
drukken.
10
Schakel de optie Reverse Order in om exemplaren in omgekeerde
volgorde af te drukken.
11
Schakel de optie Make Default in om deze printer in te stellen als
standaardprinter.
12
Klik op OK om de printer toe te voegen.
158
2. Een netwerkapparaat gebruiken
IPv6-configuratie
IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7 of "Menuoverzicht" op pagina 33).
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle
netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u
het opnieuw met behulp van Instel. wissen.
Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6-
adres te gebruiken.
10
Via het bedieningspaneel
1
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
2
Schakel het apparaat in.
3
Druk een netwerkconfiguratierappor af om de IPv6-adressen te
controleren (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 145).
4
Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en
faxapparaten.
5
Klik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster van Printers
en faxapparaten.
6
Kies Een lokale printer toevoegen op het venster Printer
toevoegen.
7
Het venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend. Volg de
instructies in het venster.
Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt gebruikt, activeert
u IPv6. Raadpleeg de volgende sectie.
IPv6 activeren
1
Druk op de knop (Menu) op het configuratiescherm.
2
Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > IPv6 activeren.
3
Selecteer Aan en druk op OK.
4
Zet het apparaat uit en weer aan.
5
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
IPv6-configuratie
159
2. Een netwerkapparaat gebruiken
IPv6-adressen instellen
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken
vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres
begint met FE80).
Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter
geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-
adres.
Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-
adres.
DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful)
Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de
volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie.
1
Druk op de knop (Menu) op het configuratiescherm.
2
Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > DHCPv6 config.
3
Druk op de toets OK om de gewenste waarde te selecteren.
DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de router er niet
om vraagt.
DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een router
erom vraagt.
Router: Gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt.
11
Via de SyncThru™ Web Service
Voor modellen zonder display op het bedieningspaneel moet u eerst
SyncThru™ Web Service openen met behulp van het IPv4-adres en
de onderstaande procedure volgen om IPv6 te gebruiken.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het
IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld
en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service,
moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het
standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven.
ID: admin
beheerder wijzigen: sec00000
3
Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menublak
en klikt u op Network Settings.
4
Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
5
Schakel het selectievakje IPv6 Protocol in om IPv6 te activeren.
IPv6-configuratie
160
2. Een netwerkapparaat gebruiken
6
Schakel het selectievakje Manual Address in. Vervolgens wordt het
tekstvak Address/Prefix geactiveerd.
7
Voer de rest van het adres in (bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de
hexadecimaal 0 tot 9, A tot F).
8
Selecteer de DHCPv6-configuratie.
9
Klik op de knop Apply.
SyncThru™ Web Service gebruiken
1
Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering
als URL ondersteunt.
2
Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address,
Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het
netwerkconfiguratierapport (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 145).
3
Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[ ]")worden geplaatst.
161
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Draadloos netwerk instellen
Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk ondersteunt.
Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet
beschikbaar. (zie "Functies per model" op pagina 7).
Deze functies zijn uitsluitend beschikbaar voor SCX-472xW Series.
12
Aan de slag
Uitleg over het type netwerk
Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding
tegelijk mogelijk.
Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het
eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), een
beveiligings-id en een netwerksleutel voor het netwerk gegenereerd. Zoek
deze gegevens op voordat u verder gaat met de installatie van de printer.
13
Kiezen van het installatietype
U kunt een draadloos netwerk installeren via het bedieningspaneel van het
apparaat of via de computer.
Via het bedieningspaneel
U kunt draadloze parameters configureren via het bedieningspaneel.
zie "De knop WPS gebruiken" op pagina 162.
zie "Gebruik van de Menu-knop" op pagina 166.
Infrastructuurmodus
Deze modus wordt doorgaans gebruikt in woningen, kleine
kantoren en thuiskantoren. In deze modus verloopt de
communicatie met het draadloze apparaat via een
toegangspunt.
Ad-hocmodus
In deze modus wordt geen toegangspunt gebruikt. De
draadloze computer en het draadloze apparaat
communiceren rechtstreeks met elkaar.
Draadloos netwerk instellen
162
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Via de computer
Wij raden aan een USB-kabel te gebruiken met het programma dat op de
meegeleverde cd met software staat.
zie "Instellen met Windows" op pagina 168.
zie "Instellen met Macintosh" op pagina 175.
Met een USB-kabel: U kunt een draadloos netwerk instellen met
behulp van het programma op de bijgeleverde cd met software. Alleen
de besturingssystemen Windows en Macintosh worden ondersteund
(zie "Instellen met Windows" op pagina 168 of "Instellen met Macintosh"
op pagina 175).
U kunt een draadloos netwerk ook met behulp van een USB-kabel
installeren via Hulpprogramma Printerinstellingen nadat u het
stuurprogramma hebt geïnstalleerd (dit werkt onder Windows en
Macintosh).
Met een netwerkkabel: U kunt een draadloos netwerk instellen met
behulp van het programma SyncThru™ Web Service (zie "Een
netwerkkabel gebruiken" op pagina 180).
14
De knop WPS gebruiken
Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen voor het draadloze
netwerk eenvoudig en zonder computer configureren door op het
configuratiescherm op de knop (WPS) te drukken.
Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de infrastructuurmodus,
koppelt u de netwerkkabel los van het apparaat. Of u de knop WPS
(PBC) gebruikt of het PIN-nummer invoert om verbinding te maken met
het toegangspunt, hangt af van het toegangspunt (of de draadloze
router) die u gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het
toegangspunt (of de draadloze router) dat u gebruikt voor meer
informatie.
Wat u nodig hebt
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunt.
Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus)
Draadloos netwerk instellen
163
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Uw type kiezen
Met behulp van de knop (WPS) op het configuratiescherm kunt u op
twee manieren een verbinding met een draadloos netwerk tot stand
brengen voor uw apparaat.
Met de Push Button Configuration (PBC)-methode kunt u het apparaat
een verbinding laten maken met een draadloos netwerk door te drukken op
de knop (WPS) op het configuratiescherm van uw apparaat en op de
knoo WPS (PBC) op een toegangspunt dat (of draadloze router die) Wi-Fi
Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw apparaat
verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de meegeleverde
PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt (of draadloze router) dat
WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunt.
De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt
aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving.
Druk op (Menu) > Netwerk > Draadloos > OK > WPS-inst. om de
WPS-modus te wijzigen.
Apparaten met een display
Aansluiten in PBC-modus
1
Druk meer dan twee seconden op de knop (WPS) op het
configuratiescherm.
De machine wacht maximaal twee minuten tot u op de knop WPS (of
PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router) hebt gedrukt.
2
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze
router).
De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCD-
display weergegeven:
a Verbinden: Het apparaat is bezig verbinding te maken met het
toegangspunt (of de draadloze router).
b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze
netwerk, blijft de WPS-LED branden.
c AP-SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos
netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het
display.
Draadloos netwerk instellen
164
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Verbinding maken in PIN-modus
1
Druk meer dan twee seconden op de knop (WPS) op het
configuratiescherm.
2
De achtcijferige PIN-code verschijnt op het display.
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op
de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de
draadloze router).
De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCD-
display weergegeven:
a Verbinden: het apparaat maakt een verbinding met het
draadloos netwerk.
b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze
netwerk, blijft de WPS-LED branden.
c AP-SSID: Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is
gemaakt, worden de SSID-gegevens van het toegangspunt
weergegeven op het LCD-display.
Apparaten zonder een display
Aansluiten in PBC-modus
1
Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat
de status-LED snel begint te knipperen (na ongeveer 2 - 4
seconden).
Er wordt verbinding gemaakt met het draadloze netwerk. De LED
knippert maximaal twee minuten langzaam tot u op de PBC-knop op
een toegangspunt (of draadloze router) drukt.
2
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze
router).
a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is
bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de
draadloze router).
b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft
de WPS-LED branden.
Draadloos netwerk instellen
165
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Verbinding maken in PIN-modus
1
Het netwerkconfiguratierapport met het PIN-nummer moet worden
afgedrukt.
Houd in de stand-bymodus de knop (Cancel of Stop/Clear) op
het configuratiescherm ca. 5 seconden ingedrukt. Het PIN-nummer
van uw apparaat wordt weergegeven.
2
Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat
de status-LED snel gaat branden (na 4 seconden).
Het apparaat maakt verbinding met het toegangspunt (of draadloze
router).
3
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op
de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de
draadloze router).
De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u de
achtcijferige PIN-code invoert.
De WPS-LED begint op de volgende manier te knipperen:
a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is
bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de
draadloze router).
b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft
de WPS-LED branden.
Opnieuw verbinding maken met een netwerk
Wanneer de draadloze netwerkfunctie is uitgeschakeld, wordt automatisch
opnieuw geprobeerd een verbinding tot stand te brengen met het
toegangspunt (of de draadloze router) met behulp van de eerder gebruikte
instellingen voor de draadloze verbinding en het adres.
In de volgende gevallen wordt automatisch een nieuwe verbinding met
het draadloze netwerk tot stand gebracht:
Het apparaat wordt uit- en weer aangezet.
Het toegangspunt (of de draadloze router) wordt uit- en weer
ingeschakeld.
Annuleren van het maken van een verbinding
Als u het verbinden met een draadloos netwerk wilt annuleren terwijl dit
proces wordt uitgevoerd, drukt u op de knop (Cancel of Stop/Clear) op
het configuratiescherm en laat u deze weer los. Wacht 2 minuten voordat
u opnieuw verbinding met het draadloze netwerk probeert te maken.
Draadloos netwerk instellen
166
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Verbinding met een netwerk verbreken
U kunt de draadloze netwerkverbinding verbreken door langer dan twee
seconden op de knop (WPS) op het configuratiescherm te drukken.
Als het Wi-Fi-netwerk zich in de niet-actieve modus bevindt: De
verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk wordt
onmiddellijk verbroken en de WPS-LED is uit.
Wanneer het Wi-Fi-netwerk in gebruik is: Zolang het apparaat wacht
tot de huidige taak is afgerond, knippert het lampje van de WPS-LED
snel. Vervolgens wordt de verbinding met het draadloze
netwerkverbinding automatisch verbroken. De WPS-LED gaat uit.
15
Gebruik van de Menu-knop
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk
kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens
zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd
geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent
met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een
apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te
kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk" op pagina 148).
1
Selecteer (Menu) > Netwerk > OK > Draadloos > OK > WLAN-
inst. > OK op het configuratiescherm.
2
Druk op OK om de gewenste installatiemethode te selecteren.
Wizard: De interfacekaart voor het draadloos netwerk van het
apparaat zoekt naar draadloze netwerken in de omgeving,
waarna de resultaten worden weergegeven.
Aangepast: U kunt de instellingen naar wens configureren.
Wizard-modus
1
De interfacekaart voor het draadloze netwerk van het apparaat zoekt
naar draadloze netwerken in de omgeving en toont de resultaten.
2
Druk op Zoeklijst > OK > selecteer het netwerk > OK.
U kunt een netwerk selecteren met SSID.
3
Druk op WLAN Beveilig. > OK > Geen > OK.
Ga door met de volgende stap als u een ander bericht ziet.
Draadloos netwerk instellen
167
2. Een netwerkapparaat gebruiken
4
Afhankelijk van het netwerk dat u selecteert zal de WLAN-
beveiligingscodering WEP of WPA zijn.
In geval van WEP drukt u op Open systeem of Ged. sleutel.
- Open systeem: Verificatie wordt niet gebruikt, en
Codering kan wel of niet worden gebruikt, afhankelijk van de
behoefte aan gegevensbeveiliging. Voer de WEP-sleutel in
nadat u Open systeem hebt geselecteerd.
- Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk. Voer de
WEP-sleutel in na selectie van Ged. sleutel.
•Bij WPA voert u de WPA Key in. De sleutel mag 8 tot 63 tekens
lang zijn.
5
Druk op OK.
Aangepaste modus
1
Voer de SSID in als SSID bewerken op de bovenste regel van het
display verschijnt. Dit is de naam van een draadloos netwerk. De
SSID is hoofdlettergevoelig, dus let op tijdens het invoeren. Druk op
OK.
2
Selecteer het type draadloze verbinding.
3
Druk op OK om de Werkingsmodus te selecteren.
Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze apparaten
rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-peer-
omgeving. Ga naar stap 4.
Infrastruct.: in deze modus kunnen draadloze apparaten via
een toegangspunt met elkaar te communiceren. Ga naar stap 5.
4
Druk op OK om de Kanaalkeuze te selecteren.
Als u Auto selecteert, worden de kanalen automatisch ingesteld met
de draadloze-netwerkinterfacekaart in uw apparaat.
5
Druk op OK om de WLAN Beveilig. te selecteren.
Geen: Dit wordt gebruikt wanneer de validatie van de identiteit
van een draadloos apparaat en gegevenscodering niet vereist
zijn voor uw netwerk. Open systeem wordt gebruikt voor IEEE
802.11-verificatie.
Statisch WEP: Maakt gebruik van het WEP-algoritme (Wired
Equivalent Privacy) dat door de IEEE 802.11-standaard wordt
voorgesteld voor beveiligingsdoeleinden. De beveiligingsmodus
Statisch WEP vereist een WEP-sleutel voor gegevenscodering,
decodering en IEEE 802.11-verificatie. Druk op OK om de
instelmethode in Verificatie te selecteren.
- Open systeem: Verificatie wordt niet gebruikt en codering
wordt eventueel gebruikt, naargelang de behoefte aan
gegevensbeveiliging. Voer de WEP-sleutel in.
- Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Voer de WEP-
sleutel in na selectie van Ged. sleutel.
Draadloos netwerk instellen
168
2. Een netwerkapparaat gebruiken
WPA-PSK of WPA2-PSK: U kunt WPA-PSK of WPA2-PSK
selecteren om op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel de
afdrukserver te verifiëren. Hierbij wordt een gedeelde geheime
sleutel gebruikt (doorgaans vooraf gedeelde wachtwoordzin
genoemd) die handmatig wordt geconfigureerd op het
toegangspunt en elk van zijn clients.
a Druk op OK als WPA-PSK of WPA2-PSK op het display
verschijnt.
b Druk op OK om TKIP te selecteren of AES in Codering. Als
u WPA2-PSK selecteert, drukt u op OK om AES of TKIP +
AES te selecteren bij Codering.
c Voer de WPA Key in.
6
Druk op OK.
Koppel de netwerkkabel los (standaard of crossover). Als het goed is,
communiceert uw apparaat nu draadloos met het netwerk. In de ad-
hocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een bekabeld
LAN gebruiken.
16
Instellen met Windows
Snelkoppeling naar programma Draadloze verbindingen instellen
zonder CD: All u het printerstuurprogramma eenmaal heeft
geïnstalleerd, heeft u zonder CD toegang tot het programma
Draadloze verbindingen instellen. Selecteer in het Startmenu
achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s > Samsung
Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Programma
voor het instellen van draadloze verbindingen.
Toegangspunt via USB-kabel
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface
•USB-kabel
Draadloos netwerk instellen
169
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Opzetten van de netwerkinfrastructuur
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Klik op Start > Alle programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
romstation en klik op OK.
4
Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
Nu installeren: Als u al een draadloos netwerk hebt ingesteld,
klikt u op deze knop om het printerstuurprogramma te
installeren, zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken.
Als u nog geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de
knop Draadloze verbindingen instellen en installeren om een
draadloos netwerk in te stellen. Klik daarna op de knop Nu
installeren.
Draadloze verbindingen instellen en installeren: Configureer
de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer
vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de USB-
kabel. Deze procedure is uitsluitend bedoeld voor gebruikers die
nog nooit een draadloze netwerkverbinding hebben ingesteld.
5
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op
Volgende.
6
De software zoekt het draadloos netwerk.
Draadloos netwerk instellen
170
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de
USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en
volgt u de instructies in het venster.
7
Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en
klik op Volgende.
Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u de
draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het
gewenste toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u wilt dat de
afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig
wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128, TKIP,
AES, TKIP AES).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de sleutelwaarde van de
netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex.
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster
voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Het
venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus: WEP of
WPA.
WEP
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en typ de
WEP-beveiligingssleutel. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van een geheime
sleutel die op gezette tijden automatisch wordt gewijzigd. Bij WPA
worden tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES
(Advanced Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt.
Draadloos netwerk instellen
171
2. Een netwerkapparaat gebruiken
8
Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk en
controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Indien
Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode in DHCP te wijzigen.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als DHCP
wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-
adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is
ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
9
Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op
Volgende.
10
Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt
geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
11
Klik op Next wanneer het venster Printeraansluiting bevestigen
verschijnt.
12
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
13
Wanneer u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de
printernaam wijzigen, de printer instellen voor gedeeld gebruik in het
netwerk, de printer instellen als standaardprinter en de poortnaam
van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
14
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken klikt u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16.
15
Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken.
Draadloos netwerk instellen
172
2. Een netwerkapparaat gebruiken
16
Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat zodat u
informatie kunt ontvangen van Samsung, klikt u op Online
registratie.
17
Klik op Voltooien.
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met uw
computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg
hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface
USB-kabel
Ad-hocnetwerken in Windows instellen
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Klik op Start > Alle programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
romstation en klik op OK.
4
Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
Nu installeren: Als u een draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt
u op deze knop om het printerstuurprogramma te installeren,
zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog
geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de knop
Draadloze verbindingen instellen en installeren om een
draadloos netwerk in te stellen. Pas daarna klikt u op de knop Nu
installeren.
Draadloze verbindingen instellen en installeren: Configureer
de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer
vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de USB-
kabel. Deze procedure geldt uitsluitend voor gebruikers die nog
nooit een draadloze netwerkverbinding hebben ingesteld.
Draadloos netwerk instellen
173
2. Een netwerkapparaat gebruiken
5
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op
Volgende.
6
De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het netwerk niet kan worden gevonden, controleert u of de USB-
kabel tussen de computer en de printer op de juiste manier is
aangesloten. Volg verder de instructies in het venster.
7
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Samsung
wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst
met de Netwerknaam (SSID). Deze is portthru en het Signaal is
Printernetwerk.
Klik daarna op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander
draadloos netwerk in de lijst.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop Geavanceerde
instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de
SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: selecteer het kanaal. (Auto-inst. of 2.412 tot 2.467 MHz.)
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de sleutelwaarde van de
netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het
ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op
Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
8
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
Draadloos netwerk instellen
174
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie
van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de
computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze
netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloze netwerk
de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u
of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling
van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op
TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van
instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u
op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
- Gateway: 169.254.133.1
9
Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u
de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op
Volgende.
Als het venster Computernetwerkinstelling wijzigen verschijnt, volgt
u de stappen op het venster.
Klik op Volgende als u klaar bent met de instellingen voor het
draadloze netwerk van de computer.
Als het draadloze netwerk van de computer is ingesteld op DHCP, duurt
het enkele minuten om het IP-adres te ontvangen.
10
Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt
geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
11
Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting
bevestigen verschijnt.
Draadloos netwerk instellen
175
2. Een netwerkapparaat gebruiken
12
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van
het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de
poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
13
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken klikt u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 15.
14
Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken.
15
Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om
informatie te ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie.
16
Klik op Voltooien.
17
Instellen met Macintosh
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface
•USB-kabel
Toegangspunt via USB-kabel
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
5
Dubbelklik op de map MAC_Installer.
6
Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
7
Klik op Ga door.
8
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
9
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
10
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
Draadloos netwerk instellen
176
2. Een netwerkapparaat gebruiken
11
Selecteer Instelling van draadloos netwerk.
12
De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de
USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en
volgt u de instructies in het venster.
13
Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en
klik op Next.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het
gewenste toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: selecteer Infrastruct..
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u wilt dat de
afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig
wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP,
AES, TKIP, AES.)
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de
netwerkcodering.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex:.
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster
voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Het
venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus: WEP of
WPA.
WEP
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en typ de
WEP-beveiligingssleutel. Klik op Next.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Next.
WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van een geheime
sleutel die op gezette tijden automatisch wordt gewijzigd. Bij WPA
worden tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES
(Advanced Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt.
Draadloos netwerk instellen
177
2. Een netwerkapparaat gebruiken
14
Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk en
controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op Next.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Indien
Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode in DHCP te wijzigen.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als DHCP
wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-
adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is
ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
15
Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de
netwerkconfiguratie.
16
Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u
de USB-kabel tussen de computer en de printer los.
17
Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart.
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos
verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te
stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Netwerkcomputer
Cd met software die bij uw apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface
•USB-kabel.
Draadloos netwerk instellen
178
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Schakel de computer en de printer in.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
5
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
6
Klik op Ga door.
7
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
9
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
10
Klik op Draadloze netwerkverbindingen instellen en installeren.
11
De software zoekt naar draadloze netwerkapparaten.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de
USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en
volgt u de instructies in het venster.
12
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Samsung
wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst
met de Netwerknaam (SSID). Deze is portthru en het Signaal
isPrinternetwerk.
Klik daarna op Next.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander
draadloos netwerk in de lijst.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop Geavanceerde
instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de
SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot 2467
MHz).
Draadloos netwerk instellen
179
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de
netwerkcodering.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex:.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het
ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op
Next.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
13
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Next.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie
van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de
computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze
netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos netwerk
de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u
of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling
van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op
TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van
instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u
op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
- Gateway: 169.254.133.1
Draadloos netwerk instellen
180
2. Een netwerkapparaat gebruiken
14
Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de
netwerkconfiguratie.
15
Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en het apparaat los.
16
Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart.
18
Een netwerkkabel gebruiken
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te
maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u
een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing
te kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over
het netwerk" op pagina 148).
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw
draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw
netwerkconfiguratie.
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface
Netwerkkabel
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden
gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken.
zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 145.
IP-adres instellen via het programma SetIP
(Windows)
Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat handmatig
in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te communiceren met het
apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport
terugvindt.
zie "Het IP-adres instellen" op pagina 145.
Draadloos netwerk instellen
181
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren
Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze
netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze
gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router)
werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd
bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u
SyncThru™ Web Service gebruiken.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de
configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk.
1
Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat
niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat
aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
ID: admin
Password: sec00000
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Network Settings.
6
Klik op Wireless > Wizard.
De Wizard zal u door de configuratie van het draadloos netwerk
loodsen. Als u het draadloos netwerk echter rechtstreeks wilt instellen,
selecteert u Custom.
Draadloos netwerk instellen
182
2. Een netwerkapparaat gebruiken
7
Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst.
SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een
draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en draadloze
apparaten die een verbinding proberen te maken met een
bepaald draadloos netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken.
De SSID is hoofdlettergevoelig.
Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het type
draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos netwerk en
netwerksleutel" op pagina 161).
- Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze apparaten
rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-peer-
omgeving.
- Infrastructure: in deze modus kunnen draadloze apparaten
via een toegangspunt met elkaar te communiceren.
Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op Infrastructure
selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als Operation Mode
ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de SSID van het apparaat. Houd er
rekening mee dat "portthru" de standaard SSID van uw apparaat is.
8
Klik op Next.
Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze
netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord
(netwerksleutel) in en klikt u op Next.
9
Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van
het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply.
Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Als het goed is,
communiceert uw apparaat nu draadloos met het netwerk. In de ad-
hocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een bekabeld
LAN gebruiken.
19
Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
U kunt Wi-Fi ook in-/uitschakelen via het menu Network op het
bedieningspaneel van het apparaat.
1
Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als
dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het
apparaat aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
Draadloos netwerk instellen
183
2. Een netwerkapparaat gebruiken
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
ID: admin
Password: sec00000
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Network Settings.
6
Klik op Wireless > Custom.
U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen.
20
Problemen oplossen
Problemen tijdens het instellen of de installatie
van het stuurprogramma
Printers niet gevonden
Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan.
De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet aangesloten.
Verbind de printer met de computer door middel van de USB-kabel.
Het apparaat ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het
apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze
netwerkprinter.
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
De geselecteerde of opgegeven netwerknaam (SSID) kan niet worden
gevonden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw toegangspunt en
probeer opnieuw verbinding te maken.
Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
Draadloos netwerk instellen
184
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet goed geconfigureerd. Controleer de beveiliging
die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de
USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel
los van uw apparaat.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen
uw computer en het apparaat.
- Voor een DHCP-netwerkomgeving
De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de
toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP.
- Voor een statische netwerkomgeving
De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode
voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
IP-adres: 169.254.133.43
Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
Gateway: 169.254.133.1
Andere problemen
Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen
voordoen, controleert u de volgende punten:
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de
draadloze router) voor specifieke informatie.
Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of
de printer niet ingeschakeld.
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat.
Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg
staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken.
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de
computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie
met het netwerk te herstellen.
Draadloos netwerk instellen
185
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie
blokkeert.
Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten
maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software
mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de
firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall.
Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden.
Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt
het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te
drukken.
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een
wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u
contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze
router).
Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een
verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het
mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange
tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld.
Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding
maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u
gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt
gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router).
Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere
draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet
ondersteund.
In de ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals Windows Vista is
het mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van de
draadloze printer opnieuw moet instellen.
Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kunnen de
infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd worden
gebruikt.
Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk
bevinden.
De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze
signaal kunnen blokkeren.
Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt
(of de draadloze router) en het apparaat bevinden.
Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton
tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze
router) staan.
De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische
apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren.
Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren,
waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten.
3. Menu's met nuttige
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde
apparaatinstellingen instelt.
Voordat u een hoofdstuk gaat lezen 187
Menu Afdrukken 188
Menu Kopiëren 189
Menu Faxen 196
Menu Scannen 200
Systeeminstallatie 202
Beheerinstellingen 216
Aangepaste instellingen 217
187
3. Menu's met nuttige instellingen
Voordat u een hoofdstuk gaat lezen
In dit hoofdstuk worden alle beschikbare functies voor dit model beschreven om gebruikers te helpen deze functies te begrijpen. U kunt controleren welke
functies beschikbaar zijn voor ieder model in de Basishandleiding (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Hier volgen een aantal tips voor het gebruiken van
dit hoofdstuk
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de instelling en het gebruik van het apparaat. Druk op (Menu) om toegang te
krijgen tot deze menu's.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder (Menu) op het configuratiescherm (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 25).
Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op uw apparaat een andere naam hebben.
188
3. Menu's met nuttige instellingen
Menu Afdrukken
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Afdrukinst. op het configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Printerinstelling op het
aanraakscherm.
Item Omschrijving
Afdrukstand
Selecteert de richting waarin informatie wordt
afgedrukt op een pagina.
Exemplaren
U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp van het
numerieke toetsenblok.
Resolutie
Specificeert het aantal afgedrukte punten per inch (dpi
- dots per inch). Hoe hoger de instelling, hoe scherper
de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt.
Tonersterkte
Maakt de afdruk op de pagina helderder of donkerder.
De instelling Normaal levert doorgaans het beste
resultaat. Gebruik de instelling Licht om toner te
besparen.
Tkst dnk. mk.
Drukt de tekst donkerder af dan op een normaal
document.
Emulatie Stelt het type en de optie voor emulatie in.
Item Omschrijving
189
3. Menu's met nuttige instellingen
Menu Kopiëren
1
Kopieerfunctie
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling >
Standaard kopiëren op het aanraakscherm.
Of druk op Kopie > selecteer het gewenste menu-item op het
aanraakscherm.
Item Omschrijving
Scanformaat
Formaat van
origineel
hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Exemplaren
U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp van
het numerieke toetsenblok.
Verkl./vergr.
Hiermee verkleint of vergroot u een gekopieerde
afbeelding (zie "Verkleinde of vergrote kopie" op
pagina 63).
Wanneer het apparaat is ingesteld op eco-
modus, zijn de vergroot- en verkleinfuncties
niet beschikbaar.
Tonersterkte
Hiermee past u de helderheid aan voor een origineel
met onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen, zodat de kopie beter leesbaar is (zie
"Tonersterkte" op pagina 62).
Contrast
Hiermee kunt u het contrastniveau aanpassen voor
een origineel met vage of te donkere inhoud, zodat
de gescande kopie beter leesbaar is (zie "Contrast"
op pagina 63).
Oorspr. type
Hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het
documenttype voor de huidige kopieertaak te
selecteren (zie "Origineel" op pagina 63).
Oorspronkelijke
stand
Hiermee stelt u de stand in van het originele
afbeelding.
Lay-out
Hiermee kunt u de instelling voor lay-out opgeven
zoals Poster, Klonen, Kopie ID, 2/4 op 1 vel, Boekje
enzovoort.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
190
3. Menu's met nuttige instellingen
Kopieen sort.
Sortering
kopiëren
Hiermee stel u het apparaat zo in dat de kopieën
worden gesorteerd. Als u bijvoorbeeld 2 kopieën wilt
maken van een document met 3 pagina's, krijgt u
eerst één volledige kopie van het 3 pagina's tellende
document en vervolgens een tweede volledige
kopie.
Aan: hiermee drukt u de pagina's gegroepeerd af
in dezelfde volgorde als het origineel.
Uit: hiermee drukt u af en sorteert u het resultaat
in stapels van afzonderlijke pagina's.
Item Omschrijving
2 op of 4 op
verkleinde
originelen per vel
N-up kopiëren
Hiermee worden de originele afbeeldingen verkleind
en worden 2 of 4 pagina's afgedrukt op één vel
papier.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar
als u originelen in de ADI plaatst.
Item Omschrijving
1 2
1 2
3 4
Menu Kopiëren
191
3. Menu's met nuttige instellingen
Poster kopier.
U kunt een document van één enkele pagina op 4
(poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen
(poster van 4x4) papier drukken om ze aan elkaar te
plakken en er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar
als u via de glasplaat kopieert.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De
gedeelten worden een voor een gescand
en afgedrukt, in deze volgorde:
Item Omschrijving
Meer op 1 vel
Hiermee wordt de originele afbeelding meerdere
keren afgedrukt op één pagina. Het aantal
afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op
basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar
als u via de glasplaat kopieert.
U kunt het kopieerformaat niet instellen
met Reduce/Enlarge voor de functie
Meer op 1 vel.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
192
3. Menu's met nuttige instellingen
Boek kopieren
Met deze functie kunt u een volledig boek kopiëren.
Als het boek te dik is, opent u het deksel tot de
scharnieren niet verder kunnen en sluit u het deksel
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm,
laat u tijdens het kopiëren het deksel open.
Uit: deze functie wordt niet gebruikt.
Linkerpagina: gebruik deze optie om de
linkerpagina van het boek af te drukken.
Rechterpagina: gebruik deze optie om de
rechterpagina van het boek af te drukken.
Beide pagina's: gebruik deze optie om beide
pagina's van het boek af te drukken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar
als u via de glasplaat kopieert.
Item Omschrijving
Boekje
Het apparaat drukt automatisch af op een of beide
zijden van het papier, waarna het wordt gevouwen
zodat u een boekje met alle pagina's in de juiste
volgorde krijgt.
Elke afbeelding wordt automatisch verkleind en op
de juist positie geplaatst overeenkomstig het
geselecteerde papierformaat.
Achtergrondkl.
Hiermee drukt u een afbeelding zonder achtergrond
af. Deze kopieerfunctie verwijdert de
achtergrondkleur en is handig voor het kopiëren van
een origineel met een gekleurde achtergrond, zoals
een krant of catalogus.
Uit: deze functie wordt niet gebruikt.
Auto: de achtergrond wordt geoptimaliseerd.
Versterk.nv.1~2: hoe hoger het getal, hoe
levendiger de achtergrond.
Vervag.niv. 1~4: hoe hoger het getal, hoe lichter
de achtergrond.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
193
3. Menu's met nuttige instellingen
Marge versch. bij
kopiëren
Hiermee kunt u een bindmarge maken voor het
document. Het beeld kan op de pagina naar boven
of naar onder worden bijgesteld en/of naar links of
naar rechts worden verschoven.
Uit: deze functie wordt niet gebruikt.
Aut. centreren: hiermee kunt u automatisch in
het midden van het papier kopiëren. Deze functie
is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
Aangep. marge: voer de linker-, rechter-, boven-
en ondermarge in met behulp van het numeriek
toetsenblok.
Item Omschrijving
Geen schaduwr. bij
kopiëren
Hiermee kunt u vlekken, perforatie-openingen,
vouwen en nietafdrukken langs een van de vier
randen van een document wissen.
Uit: deze functie wordt niet gebruikt.
Klein origineel: hiermee wordt de rand van het
origineel gewist als het klein is. Deze functie is
alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert.
Perforeren: hiermee worden de sporen van
boekbindgaatjes gewist.
Boek midden: hiermee wordt het middelste deel
van het papier gewist, dat een zwarte horizontale
baan vormt wanneer u een boek kopieert. Deze
functie is alleen beschikbaar als u via de
glasplaat kopieert.
Rand wissen: voer de linker-, rechter-, boven- en
ondermarge in met behulp van het numeriek
toetsenblok.
Grijst. verb. bij
kopiëren
Als u een origineel in grijstinten kopieert, verbetert u
met deze functie de kwaliteit van de kopie.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
194
3. Menu's met nuttige instellingen
Watermerk kopiëren
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over
een bestaand document, U gebruikt het bijvoorbeeld
om in grote grijze letters "CONCEPT" of
"VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina
of op alle pagina's afdrukken.
Dubbelzijdig
U kunt uw apparaat instellen om kopieën op beide
zijden van het papier af te drukken.
Uitgeschakeld: hiermee kunt u afdrukken in
modus Normaal.
1->2-zijdig kort
1->2-zijdig lang
Item Omschrijving
2
5
3
Dubbelzijdig
(vervolg)
2 -> 1-zijdig
2 -> 2-zijdig
2->1-zijd. ROT 2
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
195
3. Menu's met nuttige instellingen
2
Kopieerinstel.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (kopiëren) > (Menu) > Kopieerinstel. op het
configuratiescherm.
Item Omschrijving
St.inst. wijz.
Hiermee herstelt u de waarde of instelling opnieuw
in op de beginwaarde.
196
3. Menu's met nuttige instellingen
Menu Faxen
3
Faxfunctie
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (kopiëren) > (Menu) > Faxfunctie op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling >
Standaard faxen op het aanraakscherm.
Of druk op Fax > selecteer het gewenste menu-item op het
aanraakscherm.
Item Omschrijving
Scanformaat
Formaat van
origineel
hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Contrast
Hiermee kunt u het contrastniveau aanpassen voor
een origineel met vage of te donkere inhoud zodat
de gescande kopie beter leesbaar is.
Tonersterkte
Hiermee kunt u de helderheid aanpassen voor een
origineel met onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen zodat de gescande kopie beter
leesbaar is (zie "Tonersterkte" op pagina 62).
Resolutie
De standaardinstellingen leveren een goed resultaat
op voor een origineel met tekst. Als u echter
originelen verstuurt die foto's bevatten of van een
slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen
om een fax van een betere kwaliteit te versturen (zie
"Resolutie" op pagina 70).
Dubbelzijdig
Hiermee worden ontvangen faxen op beide zijden
van het papier afgedrukt.
Meerdere verz.
Hiermee kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden (zie "Groepsverzending
(faxen naar meerdere bestemmingen verzenden)"
op pagina 69).
U kunt met deze functie geen kleurenfax
verzenden.
Item Omschrijving
Menu Faxen
197
3. Menu's met nuttige instellingen
4
Verzendinstellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Uitgest. verz.
Hiermee kunt u het apparaat zo instellen dat een fax
op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt
verzonden (zie "Uitgestelde faxverzending" op
pagina 260).
U kunt met deze functie geen kleurenfax
verzenden.
Prior. verz.
Het originele document wordt in het geheugen
opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de
lopende taak is voltooid. Met een verzending met
hoge prioriteit wordt een verzending naar meerdere
bestemmingen onderbroken (de fax met hoge
prioriteit wordt verzonden na de verzending naar
ontvanger A en vóór de verzending naar ontvanger
B). Kiespogingen worden ook onderbroken voor een
verzending met hoge prioriteit (zie "Een fax
verzenden met een hoge prioriteit" op pagina 261).
Doorsturen
Hiermee wordt de ontvangen of verzonden fax naar
een andere bestemming verzonden per fax of via
een pc. Deze functie is nuttig als u een fax wilt
ontvangen wanneer u niet op kantoor bent.
Zie "Een verzonden fax doorsturen naar een
andere bestemming" op pagina 262.
Zie "Ontvangen faxen doorsturen" op pagina 263.
Item Omschrijving
Veilige ontv.
Hiermee wordt de ontvangen fax opgeslagen in het
geheugen zonder dat deze wordt afgedrukt. Als u
ontvangen documenten wilt afdrukken, moet u het
wachtwoord invoeren. Zo kunt u voorkomen dat
onbevoegde personen de ontvangen faxen kunnen
bekijken (zie "Ontvangen in veilige
ontvangstmodus" op pagina 268).
Pag. toevoegen
Hiermee kunt u extra documenten toevoegen aan
een uitgestelde faxtaak (zie "Documenten
toevoegen aan een gereserveerde fax" op pagina
261).
Taak annuleren
Hiermee kunt u de uitgestelde faxtaak annuleren die
in het geheugen is opgeslagen (zie "Een
gereserveerde faxtaak annuleren" op pagina 261).
Item Omschrijving
Menu Faxen
198
3. Menu's met nuttige instellingen
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Verzending op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling >
Standaard faxen op het aanraakscherm.
5
Ontvangstinstellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Item Omschrijving
Aant. kiespog.
Hiermee kunt u het aantal kiespogingen instellen.
Als u 0 invoert, zal het apparaat niet opnieuw kiezen.
Opn. kiezen na
Hiermee kunt u het tijdsinterval instellen voor
automatisch opnieuw kiezen.
Kenget. kiezen
Hiermee kunt u een prefix van maximaal vijf cijfers
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen
voordat er een automatisch kiesnummer wordt
gevormd. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een
telefooncentrale.
ECM-modus
Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM)
inschakelen om faxen zonder fouten te verzenden.
Als u deze modus inschakelt, kan het verzenden van
faxen langer duren.
Transm.rapport
Hiermee stelt u het apparaat in om een rapport af te
drukken, ongeacht of the faxverzending geslaagd is
of niet. Wanneer u Aan-Fout selecteert, drukt het
apparaat alleen een rapport af wanneer de
verzending niet geslaagd is.
TCR voor afb.
Hiermee drukt u een verzendrapport af dat een
miniatuurafbeelding van de eerste pagina van de
verzonden fax bevat.
Kiesmodus
Hiermee stelt u de kiesmodus in op tonen of pulsen.
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Daluren
Hiermee kunt u op de telefoonkosten besparen door
de verzending van een faxbericht uit te stellen tot
een van te voren ingesteld tijdstip. Deze instelling is
niet in alle landen beschikbaar.
Wizard Instellen
Hiermee wordt het gemakkelijk om de benodigde
faxopties te configureren zoals apparaat-id,
faxnummer, enzovoort.
Item Omschrijving
Menu Faxen
199
3. Menu's met nuttige instellingen
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling >
Standaard faxen op het aanraakscherm.
Item Omschrijving
Ontvangstmodus
Hiermee kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van fax selecteren.
Opn. na bels.
Hiermee kunt u opgeven hoe vaak het apparaat
moet overgaan voordat een inkomende oproep
wordt beantwoord.
Ontv.g. stemp.
Hiermee kunt u instellen dat het paginanummer en
de ontvangstdatum en -tijd automatisch onder aan
elke pagina van een ontvangen fax worden
afgedrukt.
Startc. ontv.
Hiermee kunt u een fax ontvangen vanaf een
telefoontoestel dat aangesloten is op de EXT-
uitgang aan de achterkant van het apparaat. Als u
de hoorn van het telefoontoestel neemt en faxtonen
hoort, voert u de code in. De code is
voorgeprogrammeerd op *9*.
Aut. verklein.
Hiermee kunt u een binnenkomende fax
automatisch verkleinen zodat de fax op het papier
past dat in het apparaat is geplaatst.
Grootte neger.
Hiermee kunt u instellen dat een bepaald gedeelte
aan het einde van de ontvangen fax niet wordt
afgedrukt.
Inst. ong. fax
Hiermee kunt u faxen blokkeren die in het geheugen
zijn opgeslagen als ongewenste faxnummers. Deze
instelling is niet in alle landen beschikbaar.
DRPD-modus
Hiermee kan een gebruiker met één telefoonlijn
verschillende telefoonnummers beantwoorden. U
kunt het apparaat zo instellen dat verschillende
belsignalen worden herkend voor de afzonderlijke
nummers. Deze instelling is niet in alle landen
beschikbaar (zie "Faxen ontvangen in DRPD-
modus" op pagina 267).
Dubbelz. afdr.
Hiermee kunnen de ontvangen faxgegevens op
beide zijden van het papier worden afgedrukt. Zo
kunt u besparen op het papiergebruik.
Doc.vak opslaan
Opslaan
docum.vak
Hiermee worden ontvangen faxen opgeslagen in het
algemene vak. Dit menu verschijnt alleen als er een
optioneel massaopslagapparaat (HDD) is
geïnstalleerd (zie "Verschillende functies" op pagina
10).
Item Omschrijving
200
3. Menu's met nuttige instellingen
Menu Scannen
6
Scanfunctie
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (scannen) > (Menu) > Scanfunctie op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling >
Standaard scannen op het aanraakscherm.
Of druk op Scan > selecteer het gewenste menu-item op het
aanraakscherm.
Item Omschrijving
USB-standaard
USB
Hiermee stelt u de scanbestemming in op een USB-
apparaat. U kunt de originelen scannen en de
gescande afbeeldingen opslaan op een USB-
apparaat.
E-mailstand.
E-mail verz.
E-mail aanpassen
Hiermee stelt u de scanbestemming in op een e-
mailtoepassing. U kunt de originelen scannen en de
gescande afbeeldingen per e-mail naar de
gewenste bestemming verzenden (zie "Scannen
naar e-mail" op pagina 248).
FTP-standaard
FTP
Hiermee stelt u de scanbestemming in op een FTP-
server. U kunt de originelen scannen en de
gescande afbeeldingen verzenden naar een FTP-
server (zie "Scannen naar een FTP-/SMB-server"
op pagina 249).
SMB-standaard
SMB
Hiermee stelt u de scanbestemming in op een SMB-
server. U kunt de originelen scannen en de
gescande afbeeldingen verzenden naar een SMB-
server (zie "Scannen naar een FTP-/SMB-server"
op pagina 249).
Transm.rapport
Hiermee drukt u een bevestigingsrapport af waarin
wordt aangegeven of het verzenden van de
gescande afbeelding is gelukt.
Lok pc
Hiermee stelt u de scanbestemming in op een via
USB aangesloten computer. U scant de originelen
en slaat de gescande afbeelding op in een map
zoals Mijn documenten (zie "Basisfuncties voor
scannen" op pagina 66).
Item Omschrijving
Menu Scannen
201
3. Menu's met nuttige instellingen
7
Scaninstellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (scannen) > (Menu) > Scaninstel. op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling >
Standaard scannen op het aanraakscherm.
Netwerk-pc
Hiermee stelt u de scanbestemming in op een via
netwerk aangesloten computer. U scant de
originelen en slaat de gescande afbeelding op in
een map zoals Mijn documenten (zie "Scannen
vanaf een apparaat dat is aangesloten op een
netwerk" op pagina 247).
Documentenvak
Hiermee stelt u de scanbestemming in op een
Documentenvak. U scant de originelen en stuurt de
gescande afbeeldingen naar de opslag die
Documentenvak heet op het apparaat.
Ged. vakken
Hiermee stelt u de scanbestemming in op een
gedeeld vak. U kunt een gedeelde map maken en
deze gebruiken (zie "Functies voor gedeelde map
gebruiken" op pagina 271).
Item Omschrijving
Item Omschrijving
Scanformaat
Formaat van
origineel
hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Oorspr. type Bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie Hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Kleurmodus Hiermee stelt u de kleurmodus in.
Bestandsind.
Hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u BMP,
JPEG, TIFF of PDF selecteert, hebt u de
mogelijkheid om meerdere pagina's te scannen.
Tonersterkte
Hiermee past u het helderheidsniveau voor scannen
aan.
Contrast
Hiermee past u het contrastniveau aan om de
gescande kopie lichter of donkerder te maken dan
het origineel.
202
3. Menu's met nuttige instellingen
Systeeminstallatie
8
Apparaatinstellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Apparaatinst. op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Initiële instellingen op het
aanraakscherm.
Item Omschrijving
Apparaat-id
Hiermee stelt u de apparaat-id in die boven aan elke
faxpagina die u verzendt, wordt afgedrukt.
Faxnummer
Hiermee stelt u het faxnummer in dat boven aan elke
faxpagina die u verzendt, wordt afgedrukt.
Datum en tijd Stelt de datum en tijd in.
Klokmodus
Stelt de indeling voor het weergeven van de tijd in, 12-
uur of 24-uur.
Menu Formulier
Uit: hiermee kunt u afdrukken in modus Normaal.
Enkel form.: Hiermee worden alle pagina's
afgedrukt met het eerste formulier.
Dubbel form.: hiermee wordt het voorblad
afgedrukt met het eerste formulier, en de
achterpagina met het tweede formulier.
Form. select.
Formulier-overlay zijn afbeeldingen die op een
massaopslagapparaat (HDD) van de printer zijn
opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in
een willekeurig document in lagen kunnen worden
afgedrukt.
In wachtrij
plaatsen op vaste
schijf
Als deze optie Aan staat, worden documenten op het
massaopslagapparaat (HDD) opgeslagen voor
afdrukken op het netwerk.
Taal Stelt de taal van de tekst op het display in.
Standaardmodus
Hiermee stelt u de standaardmodus van het apparaat
in op de fax-, kopieer- of scanmodus.
Standaardpapierfo
rmaat
Hiermee kunt u het standaard papierformaat
selecteren.
Energ.spaarst.
Stel in na welke wachttijd de printer overschakelt naar
de energiebesparende modus.
Wanneer het apparaat gedurende langere tijd geen
gegevens ontvangt wordt het energiegebruik
automatisch verlaagd.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
203
3. Menu's met nuttige instellingen
En.sprst. scan
Hiermee stelt u hoe lang het duurt voor de scanner
overschakelt naar de energiebesparende modus.
Als de scanner gedurende enige tijd geen gegevens
ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch
verlaagd.
Time-out syst.
Hiermee stelt u in hoelang het apparaat eerder
gebruikte kopieerinstellingen bewaart. Nadat de time-
out is opgetreden, worden de standaardinstellingen
voor kopiëren hersteld.
Time-out taak
Hiermee kunt u instellen hoe lang de printer moet
wachten voordat de laatste pagina wordt afgedrukt
van een afdruktaak die niet eindigt met een opdracht
om de pagina af te drukken.
Ontw.gebeurt.
U kunt instellen in welke situaties de printer moet
ontwaken uit sluimerstand. Zet het onderdeel aan.
Druk op knop: Als u op een willekeurige knop
drukt, uitgezonderd de aan/uitknop, wordt het
apparaat wakker uit sluimerstand.
Scanner: Wanneer u papier invoert in de
documentinvoer, ontwaakt het apparaat uit de
sluimerstand.
Printer: Als u de papierlade opent of sluit,
ontwaakt het apparaat uit de sluimerstand.
Item Omschrijving
Aut. doorgaan
Bepaalt of de printer door moet gaan met afdrukken
als waargenomen wordt dat het gebruikte papier niet
overeenkomt met de instellingen.
Uit: Als het type of formaat papier niet
overeenkomt, wacht het apparaat tot u de juiste
papiersoort invoert.
Aan: Als er een papierstoring optreedt, wordt er
een foutbericht getoond. De printer zal ongeveer
30 seconden wachten, het bericht automatisch
wissen en doorgaan met afdrukken.
Luchtdrukcorr.
Hoogtecorrectie
Afdrukkwaliteit optimaliseren naargelang de hoogte
boven zeeniveau.
Auto CR
Met deze optie kunt u een harde return plaatsen aan
het einde van een regel, zeer handig voor Unix- of
DOS-gebruikers.
Firmwareversie
Hiermee kunt u de firmwareversie van het product
weergeven.
Automatisch
aanvullen
Hiermee worden suggesties geboden terwijl u een e-
mailadres of faxnummer typt. Zo kunt u de gegevens
vinden en selecteren zonder deze volledig uit te
typen.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
204
3. Menu's met nuttige instellingen
Ladekoppeling
Aut. Ladekeuze
Hiermee bepaalt u of het apparaat moet doorgaan
met afdrukken als wordt vastgesteld dat het gebruikte
papier niet overeenkomt met de instellingen. Als
bijvoorbeeld lade 1 en lade 2 zijn gevuld met hetzelfde
papierformaat, drukt het apparaat automatisch af
vanuit lade 2 als het papier op is in lade 1.
Deze optie wordt niet weergegeven als u
Automatisch hebt geselecteerd bij
Invoerlade in het printerstuurprogramma.
Papier vervangen
Hiermee wordt ingestelde papierformaat in het
printerstuurprogramma automatisch vervangen om
inconsistenties tussen A4- en Letter-papier te
voorkomen. Als u bijvoorbeeld A4-papier in de lade
hebt geplaatst, maar u het papierformaat in het
printerstuurprogramma op Letter hebt ingesteld, kan
het apparaat immers afdrukken op A4-papier en
omgekeerd.
Verkeerd papier
Hiermee wordt bepaald of de foutmelding van
verkeerd papier wordt genegeerd of niet. Wanneer u
Uit selecteert, stopt het apparaat niet met afdrukken,
zelfs niet wanneer het papier verkeerd is.
Item Omschrijving
Lege pg. afdr.
De printer detecteert de afdrukgegevens van de
computer ongeacht of de pagina leeg is of gegevens
bevat. U kunt instellen dat de pagina moet worden
afgedrukt of overgeslagen.
Meerdere vakken
Modus: Selecteert de te gebruiken modus met
meerdere vakken.
Standaardlade: Selecteert de te gebruiken lade
als standaardlade.
Standaardbron
Hiermee wordt de te gebruiken lade ingesteld als
standaardlade.
Adresboek
Hiermee kan de telefoonlijst of de lijst met e-
mailadressen worden weergegeven en afgedrukt.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
205
3. Menu's met nuttige instellingen
Onderhoud
Drum reinigen: Reinigt de OPC-drum van de
cassette door middel van het afdrukken van een
vel.
Fuser reinig.: Reinigt de fixeereenheid door
middel van het afdrukken van een vel.
Toner Op wis.: Deze optie verschijnt alleen als de
tonercassette leeg is.
Info verb.art.: Via dit menu-item kunt u zien
hoeveel afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel
toner er nog in de cassette zit.
Ws tr bijna op: Als er geen toner meer in de
tonercassette zit, verschijnt een bericht waarin de
gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te
vervangen. U kunt de weergave van dit bericht in-
en uitschakelen.
Papier stapel.: Als u het apparaat in een vochtige
omgeving gebruikt of afdrukmaterialen gebruikt die
vochtig zijn als gevolg van een hoge
luchtvochtigheid, kunnen de afgedrukte vellen
krullen vertonen en worden ze mogelijk niet goed
gestapeld. In dit geval kunt u het apparaat instellen
om de functie te gebruiken waarmee de afdrukken
goed gestapeld worden. Deze functie zal de
afdruksnelheid echter verlagen.
Inst. import.
Importeert gegevens opgeslagen op een USB-
geheugenstick naar het apparaat.
Item Omschrijving
Inst. export.
Exporteert de op het apparaat opgeslagen
instellingen naar een geheugenstick.
Tonerbesparing
Als u deze modus activeert, gaat uw tonercassette
langer mee en zijn de kosten per pagina lager dan
wanneer u in de normale modus afdrukt. Dit gaat
echter wel ten koste van de afdrukkwaliteit.
Stille modus
Met dit menu kan de hoeveelheid lawaai tijdens het
afdrukken verminderd worden. De snelheid en de
kwaliteit van de afdruk kan echter lager worden.
Eco-instel.
Met deze optie kunt u hulpbronnen besparen en
milieuvriendelijke afdrukken maken.
Standaardmodus: Selecteert of de Eco-modus in-
of uitgeschakeld wordt.
Gedwongen (Aan-verplicht): Schakelt de
Eco-modus in en beveiligt de instelling met
een wachtwoord. Als een gebruiker de Eco-
modus wil wijzigen, moet deze het
wachtwoord invoeren.
Sjabloon selecteren (Sjabloon sel.): Kiest het
ingestelde eco-sjabloon via de SyncThru™ Web
Service.
Instel. wissen Herstelt de standaardinstellingen vanuit de fabriek.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
206
3. Menu's met nuttige instellingen
9
Papierinstellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Papierinstel. op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Papierinstelling op het
aanraakscherm.
10
Geluid/Volume
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Geluid/Volume op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Initiële instellingen > Geluid/
Volume op het aanraakscherm.
Item Omschrijving
Papierformaat
Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat
instellen op A4, Letter of andere papierformaten.
Type papier Hiermee selecteert u het type papier voor elke lade.
Papierinvoer
Hier selecteert u uit welke lade het papier moet
worden gebruikt.
Marge Hiermee stelt u de marges van het document in.
Lade bevestigen
Activeert de melding ter bevestiging van de lade. Als
u een lade opent en sluit, wordt een venster geopend
met de vraag om het papierformaat en -type van de
zojuist geopende lade in te stellen.
Item Omschrijving
Toetsgeluid
hiermee schakelt u het geluid van de toetsen in of uit.
Als deze optie is ingesteld op Aan, wordt een toon
afgepeeld wanneer er op een toets wordt gedrukt.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
207
3. Menu's met nuttige instellingen
11
Rapport
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Rapport op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Rapporten op het
aanraakscherm.
Waarsch.geluid
schakelt het alarmsignaal in of uit. Als deze optie is
ingesteld op Aan, hoort u een waarschuwingstoon
wanneer een fout optreedt of wanneer een
faxverbinding wordt beëindigd.
Luidspreker
schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn
via de luidspreker (bijvoorbeeld een kiestoon of een
faxsignaal) aan of uit. Als deze optie is ingesteld op
Communicatie, staat de luidspreker aan tot het
externe apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van On
Hook Dial. U kunt het volume van de
luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn
open is.
a Druk op (faxen) op het
configuratiescherm.
b Druk op On Hook Dial. U hoort een
kiestoon uit de luidspreker.
c Druk op de pijl-links/rechts tot u het
gewenste volume hoort.
d Druk op On Hook Dial om de wijziging op
te slaan en terug te keren naar
gereedmodus.
Item Omschrijving
Belsignaal
stelt het volume van de beltoon in. U kunt een laag,
gemiddeld of hoog beltoonvolume instellen of het
volume uitschakelen.
Item Omschrijving
Menuoverzicht
Drukt het menuoverzicht met de lay-out en de
huidige instellingen van dit apparaat af.
Alle rapporten
Hiermee worden alle soorten rapporten
afgedrukt die dit apparaat biedt.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
208
3. Menu's met nuttige instellingen
Configuratie
Drukt een overzicht van de globale
instellingen van het apparaat af.
Info verb.art.
Biedt informatie
Drukt een pagina met gegevens over
verbruiksartikelen af.
Adresboek
Hiermee drukt u alle e-mailadressen af die in
het geheugen van het apparaat zijn
opgeslagen.
Demopagina
Druk de demopagina af om te controleren of
uw apparaat goed werkt.
Fax verzenden
Hiermee drukt u voor een faxtaak een rapport
af met het faxnummer, het aantal pagina's, de
verzendduur, de communicatiemodus en het
resultaat van de communicatie. U kunt uw
apparaat zodanig instellen dat het
automatisch een verzendrapport afdrukt na
elke faxtaak.
Fax verzonden
Hiermee drukt u een rapport af met informatie
over de faxen die u onlangs hebt verzonden.
Fax ontvangen
Hiermee drukt u een rapport af met informatie
over de faxen die u onlangs hebt ontvangen.
E-mail verz.
Hiermee drukt u een rapport af met informatie
over de e-mails die u onlangs hebt verzonden.
Item Omschrijving
Geplande taken
Geplande taken faxen
Hiermee drukt u een document af met een
overzicht van de uitgestelde faxen die in het
geheugen zijn opgeslagen, met de begintijd
en de aard van elke taak.
Ongewenste fax
Hiermee drukt u de faxnummers af die zijn
opgegeven als ongewenste faxnummers.
Netwerkconf.
Netwerkconfiguratie
Hiermee drukt u informatie af over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Gebr.verific.
Verificatie van lokale
gebruiker
Hiermee drukt u een overzicht af van de
gebruikers die de e-mailfunctie mogen
gebruiken.
PCL-lettertype De lijst met PCL-lettertypen afdrukken.
PS-lettertype
PS3-lettertype
Hiermee drukt u de lijst met PS/PS3-
lettertypen af.
EPSON-lettert. De lijst met EPSON-lettertypen afdrukken.
KSC5843-lttrt. De lijst met KS5843-lettertypen afdrukken.
KSC5895-lttrt. De lijst met KS5895-lettertypen afdrukken.
KSSM-lettertype De lijst met KSSM-lettertypen afdrukken.
Net gebr.ver.
Verificatie van
netwerkgebruiker
Hiermee drukt u een lijst af van de gebruikers
die zich hebben aangemeld bij het domein en
de bijbehorende gebruikers-id's.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
209
3. Menu's met nuttige instellingen
12
Onderhoud
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Initiële instellingen op het
aanraakscherm.
Gebruiksteller
Hiermee drukt u een verbruikspagina af. De
pagina met informatie over het verbruik bevat
het totaal aantal afgedrukte pagina's.
Faxopties
Hiermee drukt u een rapport over de faxopties
af.
Opgesl. taak
Opgeslagen taken
Drukt de momenteel in het geheugen of op
een massaopslagapparaat (HDD) opgeslagen
afdruktaken af.
Taak voltooid
Voltooide taken
Drukt de lijst met voltooide afdruktaken af.
Accountrapport
Accountbeheer
Deze functie is alleen beschikbaar als Job
Accounting is ingeschakeld in het programma
SyncThru™ Web Admin Service. Voor elke
gebruiker kunt u een rapport met aantal
afdrukken printen.
Item Omschrijving
Item Omschrijving
Toner Op wis.
Deze optie wordt weergegeven als de tonercassette
leeg is. U kunt het bericht over de lege cassette
wissen.
Toner op neg.
U kunt het apparaat zo instellen dat het bericht over
een lege tonercassette wordt genegeerd en het
apparaat documenten blijft afdrukken, behalve
inkomende faxberichten.
Gebruiksduur
Hiermee kunt u de indicatoren voor gebruiksduur
weergeven (zie "De gebruiksduur van de
verbruiksartikelen controleren" op pagina 79).
Systeeminstallatie
210
3. Menu's met nuttige instellingen
13
Instellingen wissen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Instel. wissen op het
configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Opties herstellen op het
aanraakscherm.
Ws tr bijna op
Hiermee kunt u het niveau instellen waarop de
melding over een lege of bijna lege tonercassette
wordt weergegeven (zie "Instellen van de
waarschuwing "Toner bijna op"" op pagina 80).
Serienummer
Serienr.
Hiermee kunt u het serienummer van het apparaat
weergeven. Dit nummer hebt u nodig als u belt voor
ondersteuning of u registreert als gebruiker op de
website van Samsung.
Papier stapel.
Hiermee schakelt u de automatische
koppelingsfunctie voor laden in. Als een printerlade
geen papier of het verkeerde papier bevat, kunt u met
deze optie papier uit een andere beschikbare lade
gebruiken.
Gekl. papier
Hiermee kunt u de instellingen voor kleur aanpassen,
zoals contrastniveau, kleurregistratie, kleurdichtheid
enzovoort.
Ramschijf
Hiermee kunt u de een gedeelte van de Ramschijf
toewijzen als opslaggebied voor taken. Wanneer u dit
opslaggebied gebruikt, wordt het menu voor
taakbeheer (zie "Taakbeheer" op pagina 211)
geactiveerd. Hiermee kunnen de gegevens van uw
computer naar de afdrukwachtrij op de Ramschijf
worden verzonden.
Item Omschrijving
Item Omschrijving
Alle instel.
Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt
de standaardinstellingen.
Printerinstellingen
Hiermee worden alle standaard printeropties
hersteld.
Papierinstelling
Hiermee worden alle standaard papieropties
hersteld.
Faxinstel.
Standaard faxen
Herstelt alle standaard faxopties.
Systeeminstallatie
211
3. Menu's met nuttige instellingen
14
Taakbeheer
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Taakbeheer op het
configuratiescherm.
Kopieerinstel.
Standaard kopiëren
Herstelt alle standaard kopieeropties.
Scaninstel.
Standaard scannen
Herstelt alle standaard scanopties.
Systeeminst. Herstelt alle standaard systeemopties.
Netwerkinstel.
Herstelt alle standaard netwerkopties.
(Opnieuw starten vereist)
Adresboek
Wist alle in het geheugen opgeslagen e-
mailadressen.
Fax verzonden
Verzendrapport
Hiermee wordt alle informatie over verzonden
faxberichten gewist.
E-mail verz.
Hiermee wordt alle informatie over verzonden
e-mailberichten gewist.
Fax ontvangen
Rapp. ontv. fax.
Ontvangstrapport
Wist alle informatie over ontvangen
faxberichten.
Item Omschrijving
Item Omschrijving
Actieve taak
Hiermee worden de afdruktaken weergegeven die
nog moeten worden afgedrukt.
Taak opslaan
Hiermee worden de afdruktaken weergegeven die zijn
opgeslagen op de schijf.
Best.beleid
Als een bestandsnaam die u invoert al aanwezig is in
het geheugen, kunt u de naam wijzigen of het bestand
overschrijven.
Systeeminstallatie
212
3. Menu's met nuttige instellingen
15
Afbeeldingen overschrijven
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Afb. overschr. op het
configuratiescherm.
16
USB-instellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Druk op USB op het aanraakscherm.
Item Omschrijving
Handmatig
U kunt het geïntegreerde USB-geheugen
overschrijven om alle gegevens in het geheugen te
wissen.
Optie Omschrijving
Afdrukken vanaf Hiermee kan de bestandenlijst vanuit
Bestandsnavigatie worden bekeken. Selecteer een
bestand om af te drukken.
Naar USB scan.
Hiermee stelt u de scanbestemming in op een USB-
apparaat. U kunt de originelen scannen en de
gescande afbeeldingen opslaan op een USB-
apparaat.
Bestandsbeheer Hiermee kan de bestandenlijst vanuit
Bestandsnavigatie worden bekeken. Selecteer een
bestand om te verwijderen. U kunt het USB-apparaat
formatteren.
Ruimte tonen Hiermee wordt de resterende ruimte weergegeven.
Systeeminstallatie
213
3. Menu's met nuttige instellingen
17
Emulatie-instellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Druk op (Menu) > Afdrukinst. > Emulatie op het
configuratiescherm.
18
E-mailinst.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > E-mailinstel. op het
aanraakscherm.
Item Omschrijving
Type emulatie
De apparaattaal definieert hoe de computer met het
apparaat communiceert.
Instellingen
Stelt de gedetailleerde instellingen voor het
geselecteerde emulatietype in.
Optie Omschrijving
SMTP-server
Met deze functie wordt de SMTP-
serverconfiguratie ingesteld.
Naar zichzelf
Hiermee wordt ingesteld dat de e-mail naar uzelf
wordt verzonden, zodat u de e-mail kunt opslaan
of als herinnering kunt gebruiken.
Standaardontvanger
Hiermee wordt een ontvangstadres ingesteld als
het standaard e-mailadres.
Standaardafz.
Hiermee wordt een verzendadres ingesteld als
het standaard e-mailadres.
Standaard onderwerp
Hiermee wordt een het onderwerp van een e-
mail ingesteld als het standaard onderwerp.
Systeeminstallatie
214
3. Menu's met nuttige instellingen
19
Adresboekinstellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Adresboek op het
aanraakscherm.
20
Instellingen van documentenvak
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Functie Documentvak
Druk op (Menu) > Documentenvak > Functie Documentvak op
het configuratiescherm.
Instell. Documentvak
Druk op (Menu) > Documentenvak > Instell. Documentvak op het
configuratiescherm.
Optie Omschrijving
Telefoonlijst
Hiermee kunt u de telefoonlijst weergeven, afdrukken
of verwijderen en er items aan toevoegen. U kunt ook
een groep maken.
E-mail
Hiermee kunt u de e-maillijst weergeven, afdrukken of
verwijderen en kunt u er items aan toevoegen. U kunt
ook een groep maken.
Optie Omschrijving
Toev. vanaf scan Hiermee slaat u gescande documenten op in een vak.
Het opgeslagen bestand zal automatisch een naam
krijgen van het formaat
"jaarmaanddaguurminuutseconde".
Taak vanuit vak Hiermee drukt u een document af vanuit een vak.
Optie Omschrijving
Toev. vanaf scan
Hiermee stelt u de standaardopties in voor het
opslaan van een document in een vak.
Taak vanuit vak
Hiermee stelt u de standaardopties in voor het
afdrukken van een document vanuit een vak.
Systeeminstallatie
215
3. Menu's met nuttige instellingen
21
Netwerkinstallatie
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Druk op (Menu) > Netwerk op het configuratiescherm.
Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Netwerkinstellingen op het
aanraakscherm.
Optie Omschrijving
TCP/IP (IPv4)
Selecteer het passende protocol en de
configuratieparameters voor gebruik in de
netwerkomgeving.
Er moeten heel wat parameters ingesteld
worden. Als u niet zeker bent, laat u ze
ongemoeid of raadpleeg u de
netwerkbeheerder.
TCP/IP (IPv6)
Selecteer deze optie om gebruik te maken van een
IPv6-netwerkomgeving (zie "IPv6-configuratie" op
pagina 158).
Ethernet-snel.
Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
802.1x
U kunt de gebruikersverificatie voor
netwerkcommunicatie instellen. Raadpleeg uw
netwerkbeheerder voor details.
Draadloos
Selecteer deze optie om gebruik te maken van een
draadloos netwerk.
Instel. wissen
Hiermee zet u de standaard netwerkinstellingen terug.
(Opnieuw starten vereist)
Netwerkconf.
Netwerkconfigura
tie
Deze lijst toont informatie over de netwerkverbinding
en -configuratie van uw apparaat.
Net. activeren U kunt instellen of u Ethernet aan of uit wilt zetten.
Http activeren
U kunt selecteren of u al dan niet gebruik wilt maken
van de functie SyncThru™ Web Service.
Optie Omschrijving
216
3. Menu's met nuttige instellingen
Beheerinstellingen
Item Omschrijving
Wacht
bescherming
Stelt het wachtwoord in voor toegang tot het menu
Beheerinstellingen. Kies Aan om gebruik te maken van
deze optie en om het wachtwoord in te voeren.
Wachtw.
wijzigen
Wijzigt het wachtwoord voor toegang tot de
Beheerinstellingen van het apparaat.
Onderhoud
Fixeereenheid reinigen: Reinigt de fixeereenheid
door middel van het afdrukken van een vel. Het
afgedrukte vel bevat tonerresten.
Toner Op wissen: Voorkomt dat het bericht Toner
bijna op op het display wordt weergegeven.
Info verb.art.: Via dit menu-item kunt u zien hoeveel
afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel toner er nog in
de cassette zit.
Toner bijna op: Als er geen toner meer in de
tonercassette zit, verschijnt een bericht waarin de
gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te
vervangen. U kunt de weergave van dit bericht in- en
uitschakelen.
Ramschijf: Schakelt de Ramschijf in of uit voor het
beheren van afdruktaken. Afhankelijk van de grootte
van het geïnstalleerde optionele geheugen, kunt u de
grootte van de Ramschijf instellen tussen 32 en 64
MB. Deze optie wordt niet weergegeven als u een
massaopslagapparaat (HDD) hebt geïnstalleerd.
217
3. Menu's met nuttige instellingen
Aangepaste instellingen
Dit menu wordt alleen weergegeven wanneer de XOA-toepassing
(eXtensible Open Architecture) is geïnstalleerd. Neem contact op met de
beheerder om dit menu te gebruiken.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Druk op (Menu) > Aangepast op het configuratiescherm.
4. Speciale functies
In dit hoofdstuk worden de speciale functies voor kopiëren, scannen, faxen en afdrukken besproken.
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 219
E-mailadressen opslaan 220
Verschillende tekens invoeren 222
Het faxadresboek instellen 224
Gemachtigde gebruikers registreren 227
Afdrukfuncties 228
Scanfuncties 246
Faxfuncties 258
Functies voor gedeelde map gebruiken 271
Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties 272
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere
niveaus te gaan.
219
4. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk, die wordt
bepaald door de hoogte boven zeeniveau waar het apparaat staat. De
volgende informatie zal u helpen bij de instelling van uw apparaat voor de
beste afdrukkwaliteit.
Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in.
1 Hoog 3
2 Hoog 2
3 Hoog 1
4 Normaal
U kunt de hoogte instellen via Apparaatinstellingen in Samsung Easy
Printer Manager of de sectie Machine in Hulpprogramma
Printerinstellingen.
Zie "Apparaatinstellingen" op pagina 283 als u Windows of Macintosh
gebruikt.
Zie "Smart Panel gebruiken" op pagina 287 als u Linux gebruikt.
Als uw apparaat is verbonden met internet, kunt u de hoogte
instellen via SyncThru™ Web Service (zie "SyncThru™ Web
Service gebruiken" op pagina 277).
U kunt de hoogte ook instellen via de optie Systeeminst. op het
display van het apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
0
4,000 m
(13,123 ft)
3,000 m
(9,842 ft)
2,000 m
(6,561 ft)
1,000 m
(3,280 ft)
4
3
2
1
220
4. Speciale functies
E-mailadressen opslaan
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen instellen via
SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen
invoeren door de plaatsnummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in
het adresboek.
1
Opslaan op uw apparaat
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage per e-mail wilt versturen,
moet u eerst het e-mailadres instellen met behulp van SyncThru™ Web
Service.
1
De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™ Web
Service gebruiken" op pagina 277).
2
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
3
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
ID: admin
Password: sec00000
4
Klik op Address Book > Individual > Add.
5
Selecteer Speed No. en voer een e-mailadres en faxnummer in.
Als u SMB of FTP-servergegevens moet instellen, schakelt u SMB of
FTP in en voert u de gegevens in.
6
Klik op Apply.
7
Klik op Address Book > E-mail Group > Add Group als u een
groep wilt maken.
8
Selecteer Speed No. en voer een waarde in voer Group Name.
U kunt gemakkelijk individuele adressen toevoegen als u Yes voor Add
individual(s) after this group is created inschakelt.
9
Klik op Apply.
E-mailadressen opslaan
221
4. Speciale functies
2
Een e-mailadres zoeken
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1
Selecteer (scannen) > (Address Book) > Zoek. en verz. >
Selecteer een adresgroep > Alle op het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Adresboek > E-
mail > Lijst bekijken > Individueel of Groep op het
aanraakscherm.
2
U kunt het volledige geheugen doorzoeken in numerieke volgorde
en de gewenste naam en het gewenste adres selecteren.
Zoeken met een specifieke beginletter
1
Selecteer (scannen) op het configuratiescherm.
2
Druk op (Address Book) > Zoek. en verz. > Selecteer een
adresgroep > ID op het configuratiescherm.
3
Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt.
4
Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste naam en het gewenste
nummer verschijnen.
222
4. Speciale functies
Verschillende tekens invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij
de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van
uw bedrijf en het faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of e-
mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen
invoeren.
3
Alfanumerieke tekens invoeren
Druk een aantal keren op deze toets tot de gewenste letter op het display
verschijnt. Om de letter O in te voeren drukt u bijvoorbeeld op cijfertoets 6
met opschrift MNO. Telkens wanneer u op cijfertoets 6 drukt, verschijnt er
een andere letter op het display, M, N, O, m, n, o en ten slotte 6. Zie "Letters
en cijfers op het toetsenblok" op pagina 222 om de letter te vinden die u wilt
invoeren.
U kunt een spatie invoeren door twee keer op 1 te drukken.
Druk op de pijl naar links/rechts of de pijl-omhoog/omlaag om het
laatste cijfer of teken te verwijderen.
4
Letters en cijfers op het toetsenblok
Afhankelijk van het model en de geïnstalleerde opties kan uw
apparaat andere speciale tekensets bevatten.
Enkele van de volgende sleutelwaarden verschijnen mogelijk niet
afhankelijk van de taak die u uitvoert.
Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens
1 @ / . ‘ 1
2A B C a b c 2
3 D E F d e f 3
4 G H I g h i 4
5 J K L j k l 5
6 M N O m n o 6
7 P Q R S p q r s 7
8T U V t u v 8
9 W X Y Z w x y z 9
0& + - , 0
Verschillende tekens invoeren
223
4. Speciale functies
* * % _ ~ ! # $ ( ) [ ]
(Deze symbolen zijn beschikbaar voor het invoeren van uw
netwerkidentificatiegegevens)
# # = | ? " : { } < > ;
(Deze symbolen zijn beschikbaar voor het invoeren van uw
netwerkidentificatiegegevens)
Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens
224
4. Speciale functies
Het faxadresboek instellen
U kunt snelkiesnummers voor veelgebruikte faxnummers instellen via
SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk faxnummers invoeren
door de positienummers in te voeren die aan de nummers zijn toegewezen
in het adresboek.
5
Een snelkiesnummer vastleggen
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. >
Snelkiesnummerop het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Adresboek >
Telefoonlijst > Lijst bekijken > Individueel > (opties) >
Toevoeg. op het aanraakscherm.
2
Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer, toont
het display het bericht dat u het kunt wijzigen. Als u opnieuw wilt
beginnen met een ander snelkiesnummer, drukt u op (Back).
3
Voer de gewenste naam in en druk op OK.
4
Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
5
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
6
Snelkiesnummers gebruiken
Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een
nummer in te voeren, voert u het snelkiesnummer in waaronder u het
gewenste faxnummer hebt opgeslagen.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijfertoets op het numeriek klavier langer dan 2 seconden
ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijfertoets(en) en houdt u vervolgens
de laatste cijfertoets meer dan twee seconden ingedrukt.
U kunt de adresboeklijst afdrukken door (faxen) >
(Address Book) > Afdrukken te selecteren.
7
Snelkiesnummers bewerken
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. >
Snelkiesnummerop het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Adresboek >
Telefoonlijst > Lijst bekijken > Individueel op het aanraakscherm.
2
Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
Het faxadresboek instellen
225
4. Speciale functies
3
Wijzig de naam en druk op OK.
4
Wijzig het faxnummer en druk op OK.
5
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
8
Een groepskiesnummer vastleggen
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. >
Groepsnummerop het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Adresboek >
Telefoonlijst > Lijst bekijken > Groep > (opties) >
Toevoeg. op het aanraakscherm.
2
Voer een groepkiesnummer in en druk op OK.
Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer, toont
het display het bericht dat u het kunt wijzigen. Als u opnieuw wilt
beginnen met een ander snelkiesnummer, drukt u op (Back).
3
Zoek naar het snelkiesnummer dat u wilt toevoegen aan de groep
door de eerste letters van de naam in te voeren.
4
Selecteer de gewenste naam en het gewenste nummer en druk op
OK.
5
Selecteer Ja als Nog een nr? wordt weergegeven.
6
Herhaal stap 3 om andere snelkiesnummers in de groep op te
nemen.
7
Als u klaar bent, selecteert u Nee als Nog een nr? wordt
weergegeven en drukt u op OK.
8
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
9
Groepsnummers bewerken
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. >
Groepsnummerop het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Adresboek >
Telefoonlijst > Lijst bekijken > Groep op het aanraakscherm.
2
Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
3
Als u een nieuw snelkiesnummer invoert dat u wilt toevoegen en op
OK drukt, wordt Toevoegen? weergegeven.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen en
op OK drukt, wordt Verwijderen? weergegeven.
4
Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
Het faxadresboek instellen
226
4. Speciale functies
5
Herhaal stap 3 om meer nummers toe te voegen of te verwijderen.
6
Selecteer Nee als Nog een nr? wordt weergegeven en druk op OK.
7
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
10
Een item in het adresboek zoeken
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U
doorzoekt het adresboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de
naam die aan dat nummer is gekoppeld.
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Zoek. en kiez. >
Snelkiesnummer of Groepsnummer op het configuratiescherm.
2
Voer Alle of ID in en druk op OK.
3
Druk op de naam en het nummer, of op de toetsenblokknop met de
letter waarnaar u wilt zoeken.
Als u bijvoorbeeld de naam 'MOBIEL' zoekt, drukt u op de toets 6
met het opschrift 'MNO'.
4
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
11
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw (Address Book) controleren door ze in
een lijst af te drukken.
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Afdrukken op het
configuratiescherm.
2
Het apparaat begint met afdrukken.
227
4. Speciale functies
Gemachtigde gebruikers registreren
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters
juist zijn ingesteld, kunt u via het netwerk afbeeldingen scannen en
versturen. Om een ingescande afbeelding op een veilige manier via e-mail
of de netwerkserver te verzenden, moet u de accountgegevens van
gemachtigde gebruikers met behulp van SyncThru™ Web Service op uw
lokale computer of op de netwerkserver registreren.
1
De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™ Web
Service gebruiken" op pagina 277).
2
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
3
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
ID: admin
Password: sec00000
4
Klik op Security > User Access Control > Authentication.
5
Selecteer Local Authentication bij Authentication Method en klik
op Apply.
6
Klik op OK in het berichtvenster voor de bevestiging.
7
Klik op User Profile > Add.
8
Voer een waarde in voor User Name, Login ID, Password,
Confirm Password, E-mail Address en Fax Number.
U kunt gemakkelijk individuele adressen toevoegen als u Yes voor Add
individual(s) after this group is created inschakelt.
9
Klik op Apply.
228
4. Speciale functies
Afdrukfuncties
Voor basisfuncties voor het afdrukken, raadpleeg de
Basishandleiding (zie "Eenvoudige afdruktaken" op pagina 57).
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
12
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers.
3
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4
Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Als bij Voorkeursinstellingen voor afdrukken het symbool staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
5
Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6
Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
13
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers.
3
Selecteer uw apparaat.
4
Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaard instellen.
Als bij Voorkeursinstellingen voor afdrukken het symbool staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
Afdrukfuncties
229
4. Speciale functies
14
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om af te drukken in een
XPS-bestandsindeling
Zie "Functies per model" op pagina 7.
Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op
Windows Vista OS of een recentere versie.
Installeer extra geheugen wanneer een XPS-taak niet wordt
afgedrukt omdat de printer onvoldoende geheugen heeft.
Voor modellen waarbij het XPS-stuurprogramma wordt geleverd op
de bijgeleverde cd-rom:
- U kunt het XPS-stuurprogramma installeren wanneer u de
software-cd in het cd-rom-station plaatst. Wanneer het
installatiescherm wordt weergegeven, selecteert u
Geavanceerde installatie > Aangepaste installatie. U kunt het
XPS-printerstuurprogramma selecteren in het scherm Selecteer
de te installeren software en hulpprogramma's.
Voor modellen waarbij het XPS-stuurprogramma beschikbaar is via
de website van Samsung, www.samsung.com > zoek uw product >
Ondersteuning of Downloads.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
1
Kruis het selectievak Afdrukkennaar bestand in het venster
Afdrukken aan.
2
Klik op Afdrukken.
3
Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch
opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of
Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of het gebruikte programma.
Afdrukfuncties
230
4. Speciale functies
Speciale afdrukfuncties verklaard
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de toepassing
om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het gebruikte
apparaat.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu's mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
Selecteer het menu Help, of klik op de knop uit het venster, of druk op F1 op uw toetsenbord, en klik op de optie waar u meer over wilt weten (zie
"Help gebruiken" op pagina 59).
Item Omschrijving
Meerdere pagina's
per zijde
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s
verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken.
Afdrukfuncties
231
4. Speciale functies
Poster afdrukken
U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4) papier drukken om
ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken.
Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het
tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen plakken.
Boekje afdrukken
a
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Kies de Formaat-optie onder het tabblad Papier
om te kijken welke papierformaten beschikbaar zijn.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen
beschikbaar papier (papier waarbij geen of staat).
Item Omschrijving
8
9
Afdrukfuncties
232
4. Speciale functies
Dubbelzijdig
afdrukken
Dubbelzijdig
afdrukken
(handmatig)
a
U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken (dubbelzijdig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document
opgeven.
U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere pagina
van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer.
De functie Blanco pagina's overslaan werkt niet als u de dubbelzijdige optie heeft ingeschakeld.
Dubbelzijdig
afdrukken
Dubbelzijdig
afdrukken
(handmatig)
a
Standaardinstelling printer: Als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die u hebt opgegeven op het
bedieningspaneel van de printer. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/XPS-printerstuurprogramma.
Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij boekbinden wordt gebruikt.
Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor kalenders wordt gebruikt.
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: Schakel deze optie in om de afdrukvolgorde om te keren bij het dubbelzijdig afdrukken. Deze
optie is niet beschikbaar wanneer u Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) gebruikt.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
233
4. Speciale functies
Papieropties Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner of groter op het vel afgedrukt wordt, door een percentage in te voeren
waarmee het document vergroot of verkleind wordt.
Watermerk Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote grijze letters
DRAFT of CONFIDENTIAL diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina's afdrukken.
Watermerk
(Een watermerk
maken)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
c Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in.
U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.
Watermerk
(Een watermerk
bewerken)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
d Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
234
4. Speciale functies
Watermerk
(Een watermerk
verwijderen)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen.
d Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Overlay
a
Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/SPL-printerstuurprogramma (zie "Software" op pagina 7).
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer is opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die
in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren en papier
met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als
u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U
drukt het briefhoofd gewoon als overlay op uw document af.
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen
overlay met een watermerk.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Overlay
a
(Een nieuwe
paginaoverlay
maken)
a Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document als een overlay wilt opslaan.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken verschijnt.
c Klik in het venster Overlay bewerken op Maken.
d Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Opslaan als in het venster Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map
waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover.
e Klik op opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
235
4. Speciale functies
Overlay
a
(Een paginaoverlay
gebruiken)
a Klik op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt u op Laden.
Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays.
d Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt
telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay
op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document afgedrukt.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Overlay
a
(Een paginaoverlay
verwijderen)
a Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen.
d Klik op Wissen.
e Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
236
4. Speciale functies
Afdrukmodus
Deze functie is alleen beschikbaar als u het optionele geheugen of optionele massaopslagapparaat (HDD) hebt geïnstalleerd
(zie "Verschillende functies" op pagina 10).
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is,
zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
Afdrukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal, en is bedoeld om af te drukken zonder het afdrukbestand op te slaan in het
geheugen.
- Normaal: in deze modus wordt uw document afgedrukt zonder het op te slaan in het optioneel geheugen.
- Proefafdruk: deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt eerst een exemplaar afdrukken om te
controleren en daarna de andere exemplaren afdrukken.
- Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord invoeren
om af te drukken.
- Opslaan: Selecteer deze instelling om een document op het massaopslagapparaat (HDD) op te slaan zonder het af te drukken.
- Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt wanneer een document tegelijkertijd wordt opgeslagen en afgedrukt.
- Wachtrij: deze optie is handig om een grote hoeveelheid gegevens te verwerken. Als u deze instelling selecteert, wordt het
document op het massaopslagapparaat (HDD) in een afdrukwachtrij geplaatst en vervolgens van daaruit afgedrukt. Op die manier
wordt de belasting van de computer lager.
- Afdrukschema: selecteer deze instelling om het document op een opgegeven tijdstip af te drukken.
Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt vinden via het bedieningspaneel.
Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt vinden via het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
237
4. Speciale functies
Taakcodering
Hiermee worden afdrukgegevens eerst gecodeerd en vervolgens verzonden naar het apparaat. Met deze functie blijven de
afdrukgegevens beveiligd, zelfs als de gegevens worden onderschept op een netwerk.
De functie Taakcodering is alleen beschikbaar als het massaopslagapparaat (HDD) is geïnstalleerd. Het massaopslagapparaat
(HDD) wordt gebruikt om afdrukgegevens te decoderen (zie "Verschillende functies" op pagina 10).
a. Deze optie is alleen beschikbaar als u het XPS-stuurprogramma gebruikt.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
238
4. Speciale functies
15
Werken met Hulpprogramma Direct afdrukken
Hulpprogramma direct afdrukken is mogelijk niet beschikbaar
afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op
pagina 7).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-
besturingssystemen.
Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken?
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden
rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze
bestanden hoeft te openen.
Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Geavanceerde installatie
> Aangepaste installatie en schakelt u het selectievakje voor het
programma in tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
Uw massaopslagapparaat (HDD) moet geïnstalleerd zijn op uw
apparaat om met dit programma bestanden af te drukken. (zie
"Verschillende functies" op pagina 10).
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking
uit en probeer opnieuw af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord
worden beschermd. Schakel de wachtwoordfunctie uit en probeer
opnieuw af te drukken.
Of een PDF-bestand al dan niet afgedrukt kan worden met het
Hulpprogramma Direct afdrukken is afhankelijk van de manier
waarop het PDF-bestand is gemaakt.
Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt PDF
versie 1,7 en lager. Bestanden van latere versies moet u openen om
te kunnen afdrukken.
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het
Hulpprogramma Direct afdrukken.
1
Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > Hulpprogramma Direct afdrukken >
Hulpprogramma Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend.
2
Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en
klik op Bladeren.
3
Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen.
Het bestand wordt nu toegevoegd aan de sectie Bestanden
selecteren.
Afdrukfuncties
239
4. Speciale functies
4
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
5
Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
Via het contextmenu
1
Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt
afdrukken en kies Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. Het
PDF-bestand is hierin al toegevoegd.
2
Kies het te gebruiken apparaat.
3
De apparaatinstellingen aanpassen.
4
Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
16
Afdrukken in Macintosh
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u
gebruikt de instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg
de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1
Open het af te drukken document.
2
Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
3
Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en
zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4
Open het menu Bestand en klik op Druk af.
5
Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6
Klik op Druk af.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De
printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is
afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is
afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster.
Afdrukfuncties
240
4. Speciale functies
Meerdere pagina's per vel afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1
Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand.
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in
de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina’s dat u op
één vel papier wilt afdrukken.
3
Kies de andere te gebruiken opties.
4
Klik op Druk af.
Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af.
Dubbelzijdig afdrukken
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie
"Verschillende functies" op pagina 10).
Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de
pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn:
Lange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden
wordt gebruikt.
Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders.
1
Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintosh-
toepassing.
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand.
3
Selecteer een bindrichting in de optie Dubblezijdig.
4
Kies de andere te gebruiken opties.
5
Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier
af.
Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en de tweede kopie
op hetzelfde vel papier worden afgedrukt. Vermijd op beide zijden van
het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt.
Afdrukfuncties
241
4. Speciale functies
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het
onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster
met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
17
Afdrukken in Linux
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw
printer afdrukken.
1
Open een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2
Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
3
Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI
en klik op Properties.
4
Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden
weergegeven.
General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de
afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de functie
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, scheidingspagina’s
toevoegen aan het begin en op het einde, en het aantal pagina's
per vel wijzigen.
Afhankelijk van het model is automatisch/handmatig dubbelzijdig
afdrukken mogelijk niet beschikbaar. Als alternatief kunt u het lpr-
afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het afdrukken
van even en oneven pagina's.
Afdrukfuncties
242
4. Speciale functies
Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand
en kolommen in.
Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor
het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en
grootte of positie van de afbeelding.
Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming
instellen.
5
Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6
Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
7
Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de
afdruktaak controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen.
Met het CUPS-lpr-hulpgramma kunt u dat doen, maar het programma uit
het besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een
veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell
en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het
venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op Open.
2
In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt
u de eigenschappen van de afdruktaak.
3
Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
Afdrukfuncties
243
4. Speciale functies
3
Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die
u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in
Printers configuration.
Connection: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de
poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd
terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat
op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma
bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job
om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het
selectievakje Show completed jobs in om een lijst met vorige
afdruktaken weer te geven.
Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort.
Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een
bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het
apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Printer Properties.
18
Afdrukken in Unix
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie
"Functies per model" op pagina 7).
Doorgaan met de afdruktaak
Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst, PS- of HPGL-
bestand om af te drukken.
1
Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit.
U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken.
printui document1
Hiermee wordt Print Job Manager van het UNIX-
printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker verschillende
afdrukopties kan instellen.
2
Selecteer een printer die reeds is toegevoegd.
3
Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection.
4
Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u nodig hebt.
Afdrukfuncties
244
4. Speciale functies
Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties die uw
printerstuurprogramma biedt.
5
Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak.
Printerinstellingen wijzigen
Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties.
De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor
OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel.
Het tabblad General
Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat
instellen op A4, Letter of andere papierformaten.
Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit de
keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick.
Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet worden.
De standaardinstelling is Auto Selection.
Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie wordt
afgedrukt op een pagina.
Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om papier
te besparen.
Afhankelijk van het model is automatisch/handmatig dubbelzijdig
afdrukken mogelijk niet beschikbaar. Als alternatief kunt u het lpr-
afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het afdrukken
van even en oneven pagina's.
Multiple pages: Hiermee worden meerdere pagina’s afgedrukt op één
vel papier.
Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen (bv.: Single-
line hairline, Double-line hairline).
Het tabblad Image
Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een
afbeelding op uw document wijzigen.
Het tabblad Text
Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in.
Het tabblad HPGL/2
Use only black pen: Hiermee worden alle grafische elementen in
zwart/wit afgedrukt.
Fit plot to page: Hiermee wordt de volledige afbeelding aangepast
zodat ze op een enkele pagina past.
Afdrukfuncties
245
4. Speciale functies
Het tabblad Margins
Use Margins: Hiermee stelt u de marges van het document in. De
marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges
instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen.
Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde
papierformaat.
Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of
centimeters.
Het tabblad Printer-Specific Settings
Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om
verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor de
printer en afhankelijk van het PPD-bestand.
246
4. Speciale functies
Scanfuncties
Voor basisfuncties voor het scannen, raadpleeg de
Basishandleiding (zie "Basisfuncties voor scannen" op pagina 66).
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
De maximale resolutie, die kan worden bereikt hangt af van
verschillende factoren, zoals de snelheid van de computer, de
beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van de
afbeelding die wordt gescand en de bitdiepte-instellingen. Dus
afhankelijk van uw systeem en wat u wilt scannen, kunt u mogelijk
niet op een bepaalde resolutie scannen, vooral wanneer verbeterde
dpi wordt gebruikt.
19
Basisscanmethode
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of
de optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina 10).
U kunt de originelen met uw apparaat scannen via een USB-kabel of via het
netwerk. De volgende methodologieën kunnen worden gebruikt voor het
scannen van uw documenten:
Naar pc scan.: Hiermee kunt u originelen via het configuratiescherm
scannen. De gescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de
map Mijn documenten op de verbonden computers (zie "Basisfuncties
voor scannen" op pagina 66).
TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen.
Wanneer u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing
gestart zodat u het scanproces kunt beheren. U kunt deze functie
gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie
"Scannen vanuit een programma voor het bewerken van afbeeldingen"
op pagina 250).
Samsung-scanassistent/SmarThru 4/SmarThru Office: U kunt dit
programma gebruiken voor het scannen van afbeeldingen of
documenten.
- Zie "Scannen met de Samsung-scanassistent" op pagina 252.
- Zie "Scannen met SmarThru 4" op pagina 252.
- Zie "Scannen met SmarThru Office" op pagina 253.
WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. U kunt deze functie
alleen gebruiken als de computer rechtstreeks op het apparaat is
aangesloten met een USB-kabel (zie "Scannen met het WIA-
stuurprogramma" op pagina 251).
USB-geheugen: U kunt een document scannen en de gescande
afbeelding op een USB-geheugenapparaat opslaan.
Scanfuncties
247
4. Speciale functies
E-mail: Hiermee kunt u een afbeelding scannen en als bijlage bij een
e-mailbericht verzenden (zie "Scannen naar e-mail" op pagina 248).
FTP/SMB: Hiermee kunt u een afbeelding scannen en naar een FTP/
SMB-server uploaden (zie "Scannen naar een FTP-/SMB-server" op
pagina 249).
20
De scaninstellingen in de computer configureren
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of
de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
1
Open Samsung Easy Printer Manager (zie "Samsung Easy Printer
Manager gebruiken" op pagina 281).
2
Selecteer het juiste apparaat in de Lijst met printers.
3
Selecteer het menu Instellingen voor scannen naar pc.
4
Selecteer de gewenste optie.
Scannen activeren: Hiermee bepaalt u of de scanfunctie is
ingeschakeld of het apparaat.
profiel: Hiermee geeft u de opgeslagen scanprofielen op het
geselecteerde apparaat weer.
Het tabblad Standaard: Dit tabblad bevat algemene scan- en
apparaatinstellingen.
Het tabblad Afbeelding: Dit tabblad bevat instellingen voor
beeldbewerking.
5
Druk op OK.
21
Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten
op een netwerk
U moet het printerstuurprogramma op uw computer installeren vanaf de
software-cd omdat het scanprogramma onderdeel is van het
printerstuurprogramma (zie basishandleiding"Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 30).
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
2
Selecteer (Scan) > Naar pc scan. > Netwerkcomp. op het
configuratiescherm.
Of selecteer Scan > Netwerk-pc op het aanraakscherm.
Scanfuncties
248
4. Speciale functies
Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de
poortverbinding.
3
Selecteer uw geregistreerd computer-Id en voer indien nodig het
Wachtwoord in.
ID is hetzelfde ID als het geregistreerde scan-ID voor de Samsung
Easy Printer Manager > Geavanceerde modus activeren >
Instellingen voor scannen naar pc.
Wachtwoord is het geregistreerde wachtwoord van vier cijfers voor
de Samsung Easy Printer Manager > Geavanceerde modus
activeren > Instellingen voor scannen naar pc.
4
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
5
Het apparaat begint te scannen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in
C:\Gebruikers\gebruikersnaam\Afbeeldingen\map. De opslagmap
kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte
programma.
22
Scannen naar e-mail
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of
de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
Een e-mailaccount maken
1
De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™ Web
Service gebruiken" op pagina 277).
2
Selecteer Settings > Network Settings en Outgoing Mail
Server(SMTP).
3
Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
5
Schakel het selectievakje naast SMTP Requires Authentication in
voor verificatie.
6
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de SMTP-server
in.
7
Druk op Apply.
Scanfuncties
249
4. Speciale functies
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3 Before SMTP
is, schakelt u het selectievakje SMTP Requires POP Before SMTP
Authentication in.
Voer het IP-adres en poortnummer in.
Scannen en per e-mail verzenden
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
2
Selecteer (scannen) > Naar email sc. op het
configuratiescherm.
Of selecteer Scan > E-mail verz. op het aanraakscherm.
3
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in die u hebt
geconfigureerd op SyncThru™ Web Service (zie "SyncThru™ Web
Service gebruiken" op pagina 277).
4
Voer het e-mailadres van de afzender en de ontvanger in.
U kunt u een e-mail naar uzelf verzonden door de optie Auto Send To
Self in te schakelen bij Settings > Scan > Scan To E-mail op
SyncThru™ Web Service.
5
Voer het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
6
Selecteer de bestandsindeling voor scannen en druk op OK.
7
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de SMTP-server
in.
8
Het apparaat begint te scannen en verzendt vervolgens de e-mail.
23
Scannen naar een FTP-/SMB-server
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of
de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
Een FTP-/SMB-server instellen
1
De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™ Web
Service gebruiken" op pagina 277).
2
Selecteer Address Book > Individual > Add.
3
Schakel het selectievakje naast Add FTP of Add SMB in.
4
Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
Scanfuncties
250
4. Speciale functies
5
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
6
Schakel het selectievakje naast Anonymous zodat de server
toegang geeft aan ongemachtigde gebruikers.
7
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in.
8
Voer de domeinnaam in als de server is verbonden met een bepaald
domein of geef de naam van de computer op die is geregistreerd op
de SMB-server.
9
Voer het pad in naar de locatie waar de gescande afbeelding moet
worden opgeslagen.
De map waarin de gescande afbeelding wordt opgeslagen, moet
zich in de root van de server bevinden.
De map moet zijn ingesteld als een netwerkshare.
Voor uw gebruikersnaam moeten lees- en schrijfrechten voor de
map zijn ingesteld.
10
Druk op Apply.
Scannen en verzenden naar een FTP-/SMB-
server
1
Controleer of uw apparaat met een netwerk is verbonden.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
3
Selecteer (scannen) > Naar SMB scan. of Naar FTP scan. op
het configuratiescherm.
Of selecteer Scan > SMB of FTP op het aanraakscherm.
4
Selecteer de gewenste server en scanindeling.
5
Het apparaat begint met te scannen en verzendt het origineel
daarna naar de opgegeven server.
24
Scannen vanuit een programma voor het
bewerken van afbeeldingen
U kunt documenten scannen en importeren via software voor het bewerken
van afbeeldingen, zoals Adobe Photoshop, als de software TWAIN-
compatibel is. Volg de onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-
compatibele software.
Scanfuncties
251
4. Speciale functies
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
3
Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop.
4
Klik op Bestand > Importeren en selecteer de scanner.
5
Stel de scanopties in.
6
Scan uw afbeelding en sla deze op.
25
Scannen met het WIA-stuurprogramma
Uw apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma (Windows Image
Acquisition) voor het scannen van afbeeldingen. WIA is een van de
standaardonderdelen van Microsoft Windows 7 en werkt met digitale
camera’s en scanners. In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma
kunt u met het WIA-stuurprogramma zonder aanvullende software
moeiteloos afbeeldingen scannen en bewerken:
Het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder besturingssystemen van
Windows (behalve Windows 2000) met een USB-poort.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
3
Klik op Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Apparaten en printers.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
apparaatstuurprogramma in Printers en faxapparaten en kies
Zoeken starten.
5
De toepassing Nieuwe scan wordt gestart.
6
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke
invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
7
Scan uw afbeelding en sla deze op.
Scanfuncties
252
4. Speciale functies
26
Scannen met de Samsung-scanassistent
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
U kunt de functie OCR (Optical Character Recognition, optische
tekenherkenning) van het programma Samsung Scanassistent
gebruiken.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
3
Klik op Start > Alle programma's > Samsung-printer en start
Samsung Scanassistent.
Selecteer het menu Help of klik op de knop in het venster, en klik op
de optie waar u meer over wilt weten.
4
Stel de scanopties in.
5
Klik op Scannen.
27
Scannen met SmarThru 4
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
U kunt de functie OCR (Optical Character Recognition, optische
tekenherkenning) van het programma SmarThru 4 gebruiken.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
3
Dubbelklik op het pictogram SmarThru 4.
4
SmarThru wordt weergegeven.
Scan to: u kunt een afbeelding scannen en opslaan in een
toepassing of map, e-mailen of publiceren op een website.
Image: u kunt een afbeelding bewerken en verzenden naar een
toepassing of map, e-mailen of publiceren op een website.
Print: u kunt de afbeeldingen die u hebt opgeslagen, afdrukken.
Scanfuncties
253
4. Speciale functies
Selecteer het menu Help of klik op de knop in het venster, en klik op
de optie waar u meer over wilt weten.
5
Klik op Scan to.
6
Selecteer voor de bestemming de optie Application, E-mail,
Folder, OCR of Web.
7
Klik zo nodig op Settings om de instellingen aan te passen.
8
Klik op Scan.
28
Scannen met SmarThru Office
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
•Om SmarThru Office te gebruiken, moet u het programma
handmatig installeren van de meegeleverde CD. Selecteer
Geavanceerde installatie > Aangepaste installatie en selecteer
SmarThru Office om te installeren.
U kunt de functie OCR (Optical Character Recognition, optische
tekenherkenning) van het programma SmarThru Office gebruiken.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
3
Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office.
4
SmarThru Office wordt weergegeven.
Klik op de knop Help of in het venster, en klik op de optie waar u
meer over wilt weten.
5
Klik op het pictogram van SmarThru Office ( ) in het systeemvak
van Windows om het startprogramma SmarThru Office te
activeren.
6
Klik op het scanpictogram ( ) om het scanvenster te openen.
7
Het venster Scan Setting wordt geopend.
8
Geef de scaninstellingen op en klik op Scan.
Scanfuncties
254
4. Speciale functies
29
Scannen in Macintosh
Scannen via een apparaat dat is aangesloten via
USB
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
3
Start Programma's en klik op Fotolader.
Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen van
afbeeldingen aangesloten. verschijnt, maakt u de USB-kabel los en
verbindt u hem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, raadpleegt u
de help bij Fotolader.
4
Selecteer de gewenste optie.
5
Scan uw afbeelding en sla deze op.
Als u niet kunt scannen met Fotolader moet u Mac OS opwaarderen
tot de laatste versie. Fotolader werkt naar behoren onder Mac OS X
10.4.7 of hogere versies.
Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten
op een netwerk
Alleen voor draadloze of netwerkmodellen (zie "Functies per model" op
pagina 7).
1
Controleer of uw apparaat met een netwerk is verbonden.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
3
Start Programma's en klik op Fotolader.
4
Gebruik de onderstaande stappen voor het betreffende
besturingssysteem.
Voor 10.4
- Klik op de menubalk op Apparaten > Blader door
apparaten.
Scanfuncties
255
4. Speciale functies
- Selecteer uw apparaat bij de optie TWAIN-apparaten. Zorg
ervoor dat het selectievakje Gebruik TWAIN-software is
ingeschakeld.
- Klik op Verbind.
Als er een waarschuwingsbericht wordt weergegeven, klikt u
op Poort wijzigen om een poort te selecteren. Als de
TWAIN-interface wordt weergegeven, klikt u op Poort
wijzigen op het tabblad Voorkeuren om een nieuwe poort
te selecteren.
Voor 10.5
- Klik op de menubalk op Apparaten > Blader door
apparaten.
- Controleer of het selectievakje Verbonden naast uw
apparaat is ingeschakeld is in Bonjour-apparaten.
- Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de
bovenstaande procedure voor Mac OS X 10.4.
Voor 10.7 selecteert u uw apparaat bij GEDEELD.
5
Stel de scanopties in dit programma in.
6
Scan uw afbeelding en sla deze op.
Als u niet kunt scannen met Fotolader, moet u Mac OS bijwerken
met de nieuwste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS X 10.4.7
en hoger.
Raadpleeg de Help bij Fotolader voor meer informatie.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
30
Scannen in Linux
Scannen
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
3
Klik op de knop om het venster Scanners Configuration te
openen.
Scanfuncties
256
4. Speciale functies
4
Selecteer de scanner in de lijst.
5
Klik op Properties.
6
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 54).
7
Klik in het venster Scanner Properties op Preview.
8
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de
afbeelding in het Preview Pane.
9
Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in
het Preview Pane.
10
Selecteer de gewenste optie.
11
Scan uw afbeelding en sla deze op.
Scanfuncties
257
4. Speciale functies
U kunt uw scaninstellingen opslaan en toevoegen aan de
vervolgkeuzelijst Job Type zodat u de instellingen opnieuw kunt
gebruiken.
Een afbeelding bewerken met Image Manager
In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt u
menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande afbeeldingen.
258
4. Speciale functies
Faxfuncties
Voor basisfuncties voor het faxen, raadpleeg de Basishandleiding
(zie "Basisfuncties voor faxen" op pagina 67).
Deze functie wordt niet ondersteund voor SCX-470x Series (zie
"Functies per model" op pagina 7).
31
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de
ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer automatisch opnieuw
gekozen. De tijd voor een nieuwe kiespoging is afhankelijk van de
standaardinstellingen voor uw land.
Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op (Start)
om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Druk op (Cancel of
Stop/Clear) als u de functie voor automatisch opnieuw kiezen wilt
annuleren.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het aantal
kiespogingen wijzigen.
1
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Verzending op het
configuratiescherm.
2
Selecteer Aant. kiespog. of Opn. kiezen na.
3
Selecteer de gewenste optie.
32
Faxnummer opnieuw kiezen
1
Druk op (Redial/Pause) op het configuratiescherm.
2
Selecteer het gewenste faxnummer.
Tien recent verzonden faxnummer met tien ontvangen
nummerweergaven worden weergegeven.
3
Het apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een
origineel in de ADI wordt geplaatst.
Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Als
u klaar bent, selecteert Nee als Nog een pagina? wordt
weergegeven.
33
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u
een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar stand-bymodus.
Faxfuncties
259
4. Speciale functies
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een
foutbericht op het display. Wanneer u een foutmelding ontvangt, drukt u op
(Cancel of Stop/Clear) om het bericht te wissen en opnieuw te
proberen om de fax te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat er na elke verzonden fax
automatisch een verzendrapport wordt afgedrukt. Druk op (faxen)
> (Menu) > Faxinstel. > Verzending > Transm.rapport op het
configuratiescherm.
34
Een fax met uw computer verzenden
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of
de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
Hiermee kunt u een fax verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te
maken van het configuratiescherm op het apparaat.
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma
Samsung Network PC Fax zijn geïnstalleerd. Dit programma wordt
automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma.
1
Open het document dat u wilt verzenden.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing
kan dit venster er iets anders uitzien.
3
Selecteer Samsung Network PC Fax uit het venster Afdrukken.
4
Klik op Afdrukken of OK.
5
Voer de nummers van de ontvangers in en selecteer opties
Faxfuncties
260
4. Speciale functies
Selecteer het menu Help of klik op de knop in het venster, en klik op
de optie waar u meer over wilt weten.
6
Klik op Verzenden.
35
Uitgestelde faxverzending
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt met deze functie geen kleurenfax
verzenden.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (faxen) op het configuratiescherm.
3
Pas de resolutie en helderheid naar wens aan.
4
Druk op (Menu) > Faxfunctie > Uitgest. verz. op het
configuratiescherm.
Of selecteer Fax > Uitgesteld verzenden > Aan op het
aanraakscherm.
5
Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in en druk op
OK.
6
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
7
Als u meerdere faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer
Ja oplicht, en herhaalt u stap 5.
U kunt maximaal 10 bestemmingen ingeven.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander
groepskiesnummer meer invoeren.
8
Voer de naam en de tijd in van de taak.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de huidige tijd, wordt de fax
de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
9
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden.
Het apparaat keert terug naar stand-bymodus. Het display herinnert
u eraan dat het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en dat er
een uitgesteld faxbericht is ingesteld.
Faxfuncties
261
4. Speciale functies
Hiermee kunt u de lijst van uitgestelde faxtaken controleren.
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Rapport > Geplande taken op
het configuratiescherm.
Documenten toevoegen aan een gereserveerde
fax
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Pag. toevoegen
op het configuratiescherm.
3
Selecteer de faxtaak en druk op OK.
Als u klaar bent, selecteert Nee als Nog een pagina? wordt
weergegeven. Het apparaat scant het origineel in en slaat het op in
het geheugen.
4
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Een gereserveerde faxtaak annuleren
1
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Taak annuleren
op het configuratiescherm.
2
Selecteer de gewenste faxtaak en druk op OK.
3
Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
4
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
36
Een fax verzenden met een hoge prioriteit
U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden
voorafgaand aan andere geplande taken. Het origineel wordt naar het
geheugen gescand en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid.
Faxfuncties
262
4. Speciale functies
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (Faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Prior. verz. op
het configuratiescherm.
Of selecteer Fax > Prioritair verzenden > Aan op het
aanraakscherm.
3
Voer het ontvangende faxnummer in en druk op OK.
4
Voer de naam van de taak in en druk op OK.
5
Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een
andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op
OK.
Als u klaar bent, selecteert Nee als Nog een pagina? wordt
weergegeven.
Het document wordt gescand en gefaxt naar de bestemmingen.
37
Een verzonden fax doorsturen naar een andere
bestemming
U kunt het apparaat instellen om een ontvangen of verzonden fax naar een
andere bestemming te verzenden per fax, e-mail of via een server. Deze
functie is nuttig als u een fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent.
Wanneer u een fax doorstuurt via de e-mail, moet u eerst de e-
mailserver en het IP-adres invoeren in SyncThru™ Web Service (zie
"SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 277).
Ongeacht of u een kleurenfax hebt verzonden of ontvangen, worden
de gegevens doorgestuurd in grijstinten.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Doorsturen >
Fax > Naar ander nr. > Aan op het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Fax instellen >
Doorsturen > Fax, E-mail of Server > Naar ander nr. > Aan op het
aanraakscherm.
De optie Doorsturen is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van
model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina
10).
3
Voer het ontvangende faxnummer, e-mailadres of serveradres in en
druk op OK.
Faxfuncties
263
4. Speciale functies
4
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
38
Ontvangen faxen doorsturen
U kunt het apparaat instellen om een ontvangen of verzonden fax naar een
andere bestemming te verzenden per fax, e-mail of via een server. Deze
functie is nuttig als u een fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent.
Ongeacht of u een kleurenfax hebt verzonden of ontvangen, worden de
gegevens doorgestuurd in grijstinten.
1
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Doorsturen >
Fax, E-mail, of Server > Ontv. en doorst. > Doorsturen op het
configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Fax instellen >
Doorsturen > Fax, E-mail of Server > Ontv. en doorst. > Aan op
het aanraakscherm.
De optie Doorsturen is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van
model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina
10).
2
Selecteer Forward & Afdrukken als u wilt dat het apparaat de fax
afdrukt nadat het deze heeft doorgestuurd.
3
Voer het ontvangende faxnummer, e-mailadres of serveradres in en
druk op OK.
4
Voer de starttijd en de eindtijd in, en druk vervolgens op OK.
5
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Faxfuncties
264
4. Speciale functies
39
Faxen dubbelzijdig verzenden.
Deze functie is alleen beschikbaar als u originelen in de ADI plaatst.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (faxen) > Duplex op het configuratiescherm.
Of selecteer Fax > Selecteer het gewenste menu > Selecteer
Dubbelzijdig in het sub-menu > op het aanraakscherm.
Uit: faxt in normale modus.
2 zijden: faxt beide zijden van het origineel.
2->1zijd ROT2: faxt beide zijden van het origineel en drukt elke
zijde op een afzonderlijk vel af terwijl de gegevens aan de
achterzijde van de afdruk 180° worden gedraaid.
3
Druk op OK.
40
Een fax met uw computer ontvangen
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u de volgende optie op
het configuratiescherm instellen:
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Doorsturen > pc
> Aan op het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Fax instellen >
Doorsturen > PC > Aan op het aanraakscherm.
1
Open Samsung Easy Printer Manager.
2
Selecteer het juiste apparaat in de Lijst met printers.
3
Selecteer het menu Instellingen voor faxen naar pc.
4
Wijzig de faxinstellingen met Faxontvangst instellen.
Faxontvangst op apparaat inschakelen: Selecteren of u deze
functie wilt gebruiken.
Type afbeelding: De ontvangen faxberichten converteren naar
PDF of TIFF.
Opslaglocatie: De locatie selecteren voor het opslaan van
geconverteerde faxberichten.
Faxfuncties
265
4. Speciale functies
Prefix: Pad selecteren naar bestand of map als prefix.
Ontvangen fax afdrukken: stelt na ontvangst van de fax de
afdrukgegevens in voor het ontvangen faxbericht.
Waarschuw me bij ontvangst van een fax: Als een fax wordt
ontvangen, wordt een pop-upvenster geopend met een melding.
Openen met standaardtoepassing: Na ontvangst van de fax
wordt de fax geopend met de standaardapplicatie.
Geen: Het apparaat meldt het ontvangen van de fax niet bij de
gebruiker en opent de applicatie ook niet.
5
Druk op OK.
41
De ontvangstmodus wijzigen
1
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst >
Ontvangstmodus op het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. >
Standaardinstelling > Standaard faxen > Algemeen >
Ontvangstmodus op het aanraakscherm.
2
Selecteer de gewenste optie.
Fax: hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en
wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
Tel: Hiermee ontvangt u een faxt door op (On Hook Dial) en
vervolgens op Start te drukken.
Ant/Fax: wordt gebruikt als er een antwoordapparaat is
aangesloten op uw apparaat. Inkomende oproepen worden
beantwoord door het antwoordapparaat en de beller kan een
boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het
automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen.
Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de achterkant
van het apparaat om de Ant/Fax-modus te gebruiken.
Faxfuncties
266
4. Speciale functies
DRPD: u kunt een oproep aannemen met de DRPD-functie
(Distinctive Ring Pattern Detection – detectie van distinctieve
belpatronen). "Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één
telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig kan beantwoorden.
Zie "Faxen ontvangen in DRPD-modus" op pagina 267 voor
meer informatie.
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
3
Druk op OK.
4
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
42
Handmatig ontvangen in telefoonmodus
Wanneer u de faxtoon van het extern faxapparaat hoort, kunt een
faxoproep ontvangen door achtereenvolgens op (On Hook Dial) en op
(Start). Als uw apparaat een telefoonhoorn heeft, kunt u oproepen
beantwoorden met de telefoonhoorn (zie "Functies per model" op pagina
7).
43
Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/
faxmodus
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. Als de beller een
bericht achterlaat, slaat het antwoordapparaat het bericht op. Als het
apparaat een faxtoon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch
ontvangen.
Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat
op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een vooraf ingesteld
aantal belsignalen automatisch overgeschakeld naar de faxmodus.
Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller
voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende
oproepen binnen de eerste beltoon aanneemt.
Als de telefoonmodus van het apparaat is ingeschakeld, moet u het
faxapparaat met het antwoordapparaat loskoppelen of uitschakelen.
Anders zal het uitgaande bericht van het antwoordapparaat uw
telefoongesprek verstoren.
Faxfuncties
267
4. Speciale functies
44
Faxen ontvangen via een intern telefoontoestel
Als u een intern telefoontoestel gebruikt dat is aangesloten op de EXT-
aansluiting, kunt u een fax ontvangen van iemand met wie u in gesprek bent
op het interne telefoontoestel zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te
gaan.
Wanneer u een oproep ontvangt op een intern telefoontoestel en u hoort
faxtonen, drukt u op de toetsen *9* op het intern telefoontoestel. Het
apparaat ontvangt de fax.
*9* is de voorgeprogrammeerde fabriekscode voor ontvangst op afstand.
De eerste en de laatste asterisk liggen vast, maar u kunt het middelste cijfer
naar wens wijzigen.
Wanneer u een gesprek via het telefoontoestel dat is aangesloten op
de EXT-aansluiting, zijn de functies voor scannen en kopiëren niet
beschikbaar.
45
Faxen ontvangen in DRPD-modus
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere
oproepen gelijktijdig kan beantwoorden. Deze functie wordt vaak gebruikt
door antwoorddiensten die voor verschillende klanten telefoonoproepen
beantwoorden en moeten weten welk nummer iemand heeft gekozen om
de oproep correct te kunnen beantwoorden.
1
Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst >
DRPD-modus > Wacht op belsign op het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. >
Standaardinstelling > Standaard faxen > Algemeen >
Ontvangstmodus > DRPD op het aanraakscherm.
2
Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer.
3
Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet.
Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te
"leren" herkennen.
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPD-
instelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD
mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal.
4
Druk op OK wanneer DRPD verschijnt en begin opnieuw vanaf stap
2.
Faxfuncties
268
4. Speciale functies
Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een
andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer
om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel
vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is
toegekend om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld
naar uw intern telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-uitgang.
46
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of
de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid
binnenkomen door anderen worden bekeken. Als u de veilige
ontvangstmodus inschakelt, worden alle inkomende faxen in het geheugen
opgeslagen. U kunt de faxen vervolgens afdrukken door het wachtwoord in
te voeren.
Als u de veilige ontvangstmodus wilt gebruiken, moet u het menu
activeren via (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Veilige ontv.
op het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Fax instellen >
Veilige ontv. op het aanraakscherm.
Ontvangen faxen afdrukken
1
Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Veilige ontv.
> Afdrukken op het configuratiescherm.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Fax instellen >
Veilige ontv. > Afdrukk. op het aanraakscherm.
2
Voer een wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
3
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Faxfuncties
269
4. Speciale functies
47
Faxen op beide zijden van het papier afdrukken
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu's
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst >
Dubbelz. afdr. op het configuratiescherm.
Uit: hiermee kunt u afdrukken in normale modus.
Lange zijde: drukt pagina's zo af dat ze gelezen kunnen worden
als een boek.
Korte zijde: drukt de pagina's zo af dat ze gelezen kunnen
worden als een notitieblok.
3
Druk op OK.
4
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
48
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of
afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het
geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
Wanneer de fax is ontvangen en wordt afgedrukt, kunnen tegelijkertijd
geen andere kopieer- of afdrukopdrachten worden verwerkt.
2
5
3
Faxfuncties
270
4. Speciale functies
49
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Autom. rapport >
Aan op het configuratiescherm.
2
Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de
gereedmodus.
271
4. Speciale functies
Functies voor gedeelde map gebruiken
Met deze functie kan het geheugen van het apparaat als een gedeelde map
worden gebruikt. Het voordeel van deze functie is dat u gemakkelijk gebruik
kunt maken van de gedeelde map via het scherm van uw computer.
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
U kunt deze functie gebruiken bij de modellen die over een
opslagapparaat beschikken (zie "Verschillende functies" op pagina
10).
De beheerder kan de id en het wachtwoord instellen om de toegang
van de gebruiker te beperken. Daarnaast kan de beheerder het
maximaal aantal gelijktijdige gebruikers instellen.
50
Een gedeelde map maken
1
Open het venster van de Windows Verkenner op de computer.
2
Voer het \\[IP-adres] van de printer in (bijvoorbeeld:
\\169.254.133.42) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik
op Ga naar.
3
Maak een nieuwe map in de map nfsroot.
51
De gedeelde map gebruiken
U kunt de gedeelde map op precies dezelfde manier gebruiken als op de
normale computer. Maak, bewerk en verwijder de map of het bestand zoals
een normale Windows-map. U kunt ook de gescande gegevens in de
gedeelde map opslaan. U kunt bestanden die zijn opgeslagen in een
gedeelde map rechtstreeks afdrukken. U kunt de bestanden in de
indelingen TIFF, BMP, JPEG en PRN afdrukken.
272
4. Speciale functies
Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties
U kunt deze functie gebruiken bij de modellen die over een
massaopslagapparaat (HDD) of geheugen beschikken (zie
"Verschillende functies" op pagina 10).
52
Het optionele geheugen instellen
vanuit het stuurprogramma van de printer
Als het optionele geheugen is geïnstalleerd, kunt u gebruikmaken van
geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de
wachtrij op de harde schijf plaatsen, een afdruktaak controleren en een
persoonlijke afdruktaak specificeren in het venster Afdrukken. Kies
Eigenschappen of Voorkeur en stel de afdrukmodus in.
Via het bedieningspaneel
Als uw apparaat beschikt over een optioneel geheugen of een optionele
harde schijf, dan kunt u deze functies gebruiken via de knop (Menu) >
Systeeminst. > Taakbeheer.
Actieve taak: Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt bevinden zich
in de actieve wachtrij in de volgorde waarin u ze naar de printer hebt
gestuurd. U kunt een afdruktaak verwijderen uit de wachtrij voordat
deze wordt afgedrukt of een afdruktaak sneller laten afdrukken.
Best.beleid: U kunt het bestandsbeleid kiezen voor het genereren van
een bestandsnaam voor u doorgaat met een afdruktaak vanaf het
optioneel geheugen. Als de naam reeds in het optioneel geheugen is
opgeslagen, wijzigt u de naam of overschrijft u de bestaande naam.
Opgesl. taak: Hiermee kunt u een opgeslagen afdruktaak afdrukken of
verwijderen.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu's
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Na het installeren van de harde schijf kunt u ook de vooraf
gedefinieerde documentsjablonen afdrukken via de knop
(Menu) > Systeeminst. > Menu Formulier.
5. Handige
beheerprogramma's
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt
benutten.
Easy Capture Manager 274
Samsung AnyWeb Print 275
Easy Eco Driver 276
SyncThru™ Web Service gebruiken 277
Samsung Easy Printer Manager gebruiken 281
Samsung-printerstatus gebruiken 285
Smart Panel gebruiken 287
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 289
274
5. Handige beheerprogramma's
Easy Capture Manager
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
Maak een schermafbeelding en start Easy Capture Manager door op de toets Scherm afdrukken te drukken. U kunt nu gemakkelijk uw schermafbeelding
onbewerkt of bewerkt afdrukken.
275
5. Handige beheerprogramma's
Samsung AnyWeb Print
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows- en Macintosh-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel
eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print >
Download the latest version om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden.
276
5. Handige beheerprogramma's
Easy Eco Driver
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
Met de Easy Eco Driver kunt u Eco-functies toepassen om papier en toner te besparen, voordat u met afdrukken begint. Als u deze toepassing wilt
gebruiken, moet u het selectievakje Easy Eco Driver starten voordat taak wordt afgedrukt in de printereigenschappen inschakelen.
De functie Easy Eco Driver biedt u ook de mogelijkheid tot simpele bewerkingen zoals het verwijderen van afbeeldingen en tekst, het veranderen van
lettertypes en nog meer. U kunt instellingen die u vaak gebruikt, opslaan als voorinstelling.
Gebruiken:
1 Open een document dat u wilt afdrukken.
2 Druk het document af.
Er verschijnt een voorbeeldvenster.
3 Selecteer de opties die u wilt toepassen op het document.
U kunt een voorbeeld van de toegepaste functies bekijken.
4 Klik op Afdruk.
277
5. Handige beheerprogramma's
SyncThru™ Web Service gebruiken
•Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of
hoger vereist.
De uitleg over SyncThru™ Web Service in deze
gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de opties en het
model, en komt mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Alleen voor netwerkmodel (zie "Software" op pagina 7).
1
SyncThru™ Web Service weergeven
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
Aanmelden bij SyncThru™ Web Service
Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich
aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd
gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot
het tabblad Settings en het tabblad Security.
1
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
2
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
ID: admin
Password: sec00000
2
SyncThru™ Web Service overzicht
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu’s mogelijk niet
verschijnen.
SyncThru™ Web Service gebruiken
278
5. Handige beheerprogramma's
Het tabblad Information
Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat weergegeven.
U kunt diverse gegevens controleren, waaronder de resterende
hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een
foutenrapport.
Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn
gegenereerd en hun ernst.
Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel toner er
nog in de cassette zit.
Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per type
afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig.
Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk.
Print information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde
rapporten, e-mailadressen en lettertyperapporten.
Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen.
U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven.
Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine geleverde
opties in.
Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de netwerkomgeving.
Stelt opties in zoals TCP/IP en netwerkprotocollen.
Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het
netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad
weer te geven.
System Security: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in en
schakelt tevens de apparaatfuncties in- of uit.
Network Security: Stelt instellingen voor HTTPs, IPSec, IPv4/IPv6
filtering, 802.1x en verificatieservers in.
User Access Control: Hiermee worden gebruikers ingedeeld in
verschillende groepen op basis van de rol van de afzonderlijke
gebruikers. De machtigings-, verificatie- en accountinginstellingen van
elke gebruiker worden bepaald door de rol die aan de groep is
toegewezen.
Het tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te
upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen.
U kunt ook verbinding maken met de website van Samsung of
stuurprogramma's downloaden door het menu Link te selecteren.
Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat.
Contact Information: Contactgegevens tonen.
Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt
downloaden of lezen.
SyncThru™ Web Service gebruiken
279
5. Handige beheerprogramma's
3
E-mailmelding instellen
U kunt e-mails ontvangen over de status van uw apparaat door deze optie
in te stellen. Door gegevens, zoals IP-adressen, hostnaam, e-mailadressen
en SMTP-servergegevens in te stellen zal de apparaatstatus (tonercassette
leeg of machinefout) automatisch naar het e-mailadres van een bepaald
persoon worden verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker gebruikt door
een apparaatbeheerder.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
3
Selecteer Machine Settings > E-mail Notification op het tabblad
Settings.
Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt geconfigureerd,
gaat u naar Settings > Network Settings > Outgoing Mail
Server(SMTP) om de netwerkomgeving te configureren voor u e-
mailmelding instelt.
4
Schakel het selectievakje voor Enable in om E-mail Notification te
gebruiken.
5
Klik op de knop Add om een gebruiker van e-mailmelding in te
stellen.
Stel de naam van de ontvanger in en het (de) e-mailadres(sen) met
meldingsitems waarvoor u een waarschuwing wilt ontvangen.
6
Klik op Apply.
Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden
kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de
netwerkbeheerder.
4
Informatie over de systeembeheerder instellen
Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de optie e-
mailmelding.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
3
Selecteer op het tabblad Security System Security > System
Administrator.
SyncThru™ Web Service gebruiken
280
5. Handige beheerprogramma's
4
Voer de naam, het telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de
beheerder in.
5
Klik op Apply.
281
5. Handige beheerprogramma's
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows- en Macintosh-
besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
•Voor Samsung Easy Printer Manager met Windows is minimaal
Internet Explorer 6.0 of hoger vereist.
Samsung Easy Printer Manager is een programma waarbinnen alle
printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht zijn.
Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met
omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze
functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsung-
printer. Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende interfaces
waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een interface voor
gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de twee interfaces is
eenvoudig: klik gewoon op een knop.
5
Informatie over Samsung Easy Printer Manager
Openen van het programma:
Voor Windows:
Kies Start > Programma's of Alle programma's > Samsung Printers >
Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy Printer Manager.
Voor Macintosh:
Open de map Programma's > de map Samsung > Samsung Easy
Printer Manager.
De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende
kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
1
Printerlijst De printerlijst geeft printers weer die geïnstalleerd zijn
op uw computer en netwerkprinters die zijn toegevoegd
met netwerkverkenning (alleen in Windows).
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
282
5. Handige beheerprogramma's
Selecteer het menu Help of klik op de knop in het venster, en klik op
de optie waar u meer over wilt weten.
2
Printerinformat
ie
In dit kader staat algemene informatie over uw
apparaat. U kunt deze informatie controleren, zoals de
naam van het printermodel, het IP-adres (of
poortnummer) en de printerstatus.
U kunt de Gebruikershandleiding online
bekijken.
Knop Problemen oplossen: Deze knop
verandert in Probleemoplossingsgids als er
een fout optreedt. U kunt direct naar het
desbetreffende deel in de
gebruikershandleiding gaan.
3
Programma-
informatie
Bevat koppelingen voor overschakelen naar
geavanceerde instellingen, voorkeursinstellingen, hulp
en informatie over het programma.
Met de knop kunt u de interface wijzigen in
de interface voor gevorderde gebruikers (zie
"Overzicht interface instellingen voor
gevorderde gebruikers" op pagina 283).
4
Snelkoppeling
en
Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke
functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar
toepassingen in de geavanceerde instellingen.
Als u op het apparaat verbinding maakt met een
netwerk, wordt het pictogram SyncThru™ Web
Service geactiveerd.
5
Inhoud Toont informatie over de geselecteerde printer, het
niveau van de toner en het papier. De informatie wijzigt
naargelang de gekozen printer. Niet alle apparaten
beschikken over deze functie.
6
Benodigdhede
n bestellen
Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om
verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online
reservetonercassette(s) bestellen.
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
283
5. Handige beheerprogramma's
6
Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van
het netwerk en de printers.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
Apparaatinstellingen
U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling, emulatie,
netwerk en afdrukinformatie instellen.
Instellingen voor scannen naar pc
Dit menu bevat instellingen waarmee u profielen voor scannen naar pc kunt
maken of verwijderen.
Scannen activeren: Hiermee bepaalt u of de scanfunctie is
ingeschakeld of het apparaat.
profiel: Hiermee geeft u de opgeslagen scanprofielen op het
geselecteerde apparaat weer.
Het tabblad Standaard: Dit tabblad bevat algemene scan- en
apparaatinstellingen.
Het tabblad Afbeelding: Dit tabblad bevat instellingen voor
beeldbewerking.
Instellingen voor faxen naar pc
Dit menu bevat instellingen voor de basisfaxfunctie van het geselecteerde
apparaat.
Uitschakelen: Als Uitschakelen is ingesteld op Aan, worden
binnenkomende faxen niet ontvangen op dit apparaat.
Faxontvangst op apparaat inschakelen: Hiermee kunt u faxen op het
apparaat inschakelen en meer opties voor de faxfunctie instellen.
Waarschuwingsinstellingen (alleen voor
Windows)
Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over
fouten en storingen.
Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot wanneer
waarschuwingen ontvangen worden.
E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het ontvangen
van waarschuwingen via e-mail.
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
284
5. Handige beheerprogramma's
Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met
betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de
toner.
Taakaccountbeheer
Levert een overzicht van informatie over de verdeling van afdruktaken per
specifieke gebruiker. Deze verdeling kan aangemaakt en toegepast worden
op op apparaten via taakaccountancysoftware zoals SyncThru™ of de
CounThru™ administratiesoftware.
285
5. Handige beheerprogramma's
Samsung-printerstatus gebruiken
Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de printer
controleert en u daarvan op de hoogte houdt.
Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat (zie "Specificaties" op pagina 107).
Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows-
besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
7
Overzicht Samsung-printerstatus
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout
controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-printerstatus wordt
automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de
knop Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Picto
gram
betekent Omschrijving
Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik en er zijn geen
fouten of waarschuwingen.
Waarschuwing
Het apparaat is in een toestand waarin er in de
toekomst een fout kan optreden. Dit is bijvoorbeeld
als het niveau van de toner laag is, wat kan leiden
tot de toner-leegstatus.
Fout Er is minstens één fout in het apparaat.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
Samsung-printerstatus gebruiken
286
5. Handige beheerprogramma's
2
Optie U kunt instellingen voor waarschuwingen
gerelateerd aan afdruktaken opgeven.
3 Artikelen bestellen U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
4
User’s Guide U kunt de Gebruikershandleiding online bekijken.
Deze knop verandert in Troubleshooting
Guide als er een fout optreedt. U kunt
direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
5 Sluiten Sluit het venster.
287
5. Handige beheerprogramma's
Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma waarmee de status van het apparaat wordt
bewaakt. U kunt de status bekijken en de apparaatinstellingen aanpassen.
U kunt Smart Panel downloaden van de website van Samsung (zie "Smart
Panel installeren" op pagina 139).
Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat (zie "Specificaties" op pagina 107).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Linux-besturingssystemen
(zie "Software" op pagina 7).
8
Overzicht Smart Panel
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik, kunt u de fout controleren in
Smart Panel. U kunt Smart Panel ook handmatig starten.
Dubbelklik op het Smart Panel-pictogram ( ) in het berichtenkader.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Deze functie is niet van
toepassing op uw apparaat wanneer u deze functie
niet kunt zien.
2 Buy Now U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
3
User’s Guide U kunt de Gebruikershandleiding bekijken.
Deze knop verandert in Troubleshooting
Guide als er een fout optreedt. U kunt direct
naar het deel met de probleemoplossing
gaan in de gebruikershandleiding.
Smart Panel gebruiken
288
5. Handige beheerprogramma's
9
Wijzigen van de instellingen van Smart Panel
Klik in Linux met de rechtermuisknop op het pictogram Smart Panel en
selecteer Configure smart panel. Selecteer de gewenste instellingen in
het venster Configure smart panel.
4
Printer Setting U kunt diverse apparaatinstellingen configureren in
het venster Hulpprogramma Printerinstellingen.
Niet alle apparaten beschikken over deze functie.
Als u uw apparaat op een netwerk aansluit,
verschijnt het venster SyncThru™ Web
Service in plaats van Hulpprogramma
Printerinstellingen.
289
5. Handige beheerprogramma's
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken (zie
"Installatie voor Linux" op pagina 139).
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
10
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
U kunt ook op pictogram van het menu Startup klikken en Samsung
Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2
Klik op de knoppen links om het overeenkomstige
configuratievenster te openen.
1 Printer Configuration
2 Port Configuration
De Linux Unified Driver Configurator
290
5. Handige beheerprogramma's
Klik op de knop Help of in het venster om gebruik te maken van de
schermhulp.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om
Unified Driver Configurator te sluiten.
11
Printerconfiguratie
Printers configuration bevat twee tabbladen: Printers en Classes.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te
geven.
1 Schakelt naar Printers configuration.
2
Hier worden alle geïnstalleerde apparaten
weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van
uw apparaat weergegeven.
De Linux Unified Driver Configurator
291
5. Handige beheerprogramma's
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als
standaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de
printer goed werkt.
Properties: Hiermee kunt u de eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
Het tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal
apparaten in de klasse aan.
De Linux Unified Driver Configurator
292
5. Handige beheerprogramma's
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
12
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten.
Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven.
1 Schakelt naar Ports configuration.
2 Alle beschikbare poorten.
3
Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort
aangesloten apparaat en de status weer.
6. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
Problemen met papierinvoer 294
Problemen met de voeding en het netsnoer 295
Afdrukproblemen 296
Problemen met de afdrukkwaliteit 301
Problemen met kopiëren 309
Problemen met scannen 311
Problemen met faxen 313
Problemen met het besturingssysteem 315
294
6. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het papier loopt vast tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier.
Papier kleeft aan elkaar. Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde soort
en hetzelfde formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Het papier blijft vastlopen. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade voor handmatige invoer als u
op speciaal materiaal afdrukt.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
Transparanten plakken aan elkaar in de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal zijn bedoeld voor laserprinters. Verwijder elk transparant zodra het is
uitgevoerd.
Enveloppen trekken scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net
raken).
295
6. Problemen oplossen
Problemen met de voeding en het netsnoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat krijgt geen stroom,
of de verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet goed
aangesloten.
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop (Power) op het bedieningspaneel
heeft, drukt u hierop.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit deze opnieuw aan.
296
6. Problemen oplossen
Afdrukproblemen
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet
af.
Het apparaat krijgt geen stroom.
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop
(Power) op het bedieningspaneel heeft, drukt u hierop.
Het apparaat is niet als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 93).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 45).
Er is geen tonercassette geplaatst. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77).
Zorg dat het beschermingsmateriaal is verwijderd van de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel tussen de computer en
het apparaat is niet goed aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan (zie "Achterkant" op
pagina 24).
De verbindingskabel tussen de computer en
het apparaat is mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt
en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw
apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak
naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft,
controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten.
Afdrukproblemen
297
6. Problemen oplossen
Het apparaat drukt niet
af.
Het apparaat is mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Mogelijk is het printerstuurprogramma niet
goed geïnstalleerd.
Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het programma
opnieuw.
Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem
contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het document is zo groot dat er niet voldoende
ruimte op de harde schijf van de computer is
om toegang te krijgen tot de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af.
De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met
afdrukken.
Het apparaat haalt
papier uit de verkeerde
invoer.
De papieroptie die in Voorkeursinstellingen
voor afdrukken is geselecteerd is mogelijk
onjuist.
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierinvoer instellen op het tabblad
Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58). Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 59).
Een afdruktaak wordt
uiterst langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
298
6. Problemen oplossen
De helft van de pagina is
blanco.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 59).
Het ingestelde papierformaat stemt niet
overeen met het formaat van het papier in de
lade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat
is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is
geselecteerd in het programma dat u gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 58).
Het apparaat drukt wel
af, maar de tekst is niet
correct, vervormd of
niet volledig.
De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document
af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat
indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe
printerkabel.
Het verkeerde printerstuurprogramma is
geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt
geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Het besturingssysteem werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en
weer in.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
299
6. Problemen oplossen
Er worden blanco
pagina’s afgedrukt.
De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de tonercassette.
Zie "Toner herverdelen" op pagina 76.
Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77.
Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een onderdeel van het apparaat
defect (bijvoorbeeld de controller of het
moederbord).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het apparaat drukt het
PDF-bestand niet juist
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en
de Acrobat-producten.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een
afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
De afdrukkwaliteit van
foto’s is niet goed. De
afbeeldingen zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in het
programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd.
Er komt voor het
afdrukken ter hoogte
van de uitvoerlade
stoom uit het apparaat.
Het gebruik van geperforeerd papier kan damp
veroorzaken tijdens het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.
Het apparaat drukt geen
speciaal papier zoals
rekeningpapier af.
Het papierformaat en de
papierformaatinstelling komen niet overeen.
Stel het juiste papierformaat in onder Aangepast in het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
300
6. Problemen oplossen
Het afgedrukte papier
krult op.
De instelling voor de papiersoort klopt niet. Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel de
papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
301
6. Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Lichte of vage afdrukken Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe tonercassette
(zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77).
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het apparaat zich in energiebesparende
modus. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. Reinig de
binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81).
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 81). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van
de klantenservice.
De bovenste helft van het
papier is lichter bedrukt dan
de rest van het papier.
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
Problemen met de afdrukkwaliteit
302
6. Problemen oplossen
Tonervlekken Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice (zie
"Het apparaat reinigen" op pagina 81).
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een
ander merk.
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 81).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
Problemen met de afdrukkwaliteit
303
6. Problemen oplossen
Verticale strepen Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette in het apparaat. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77).
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 81). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Zwarte of gekleurde
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht.
Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV)
kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77).
Herverdeel de toner grondig (zie "Toner herverdelen" op pagina 76).
Tonervegen Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81).
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
304
6. Problemen oplossen
Verticaal terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als de problemen zich na het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude
tonercassette door een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77).
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina
bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open
op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een
gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
Of selecteer Dik papier in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie
in het softwareprogramma of in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina
58). Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Als u een nieuwe tonercassette gebruikt, moet u de toner eerst herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 76).
Toestand Voorgestelde oplossing
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
305
6. Problemen oplossen
Er blijven tonerdeeltjes
hangen rond vetgedrukte
tekens of donkere foto’s.
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Misvormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier.
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
AaBbC
AaBbC
c
Problemen met de afdrukkwaliteit
306
6. Problemen oplossen
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Achterkant van afdrukken is
vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
307
6. Problemen oplossen
Volledig gekleurde of zwarte
pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 77).
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81).
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Openingen in tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeert u een ander soort transparant. Als gevolg van de samenstelling van
de transparanten kunnen onvolledige tekens voorkomen.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
308
6. Problemen oplossen
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 77).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik
op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
Op enkele vellen verschijnt
herhaaldelijk een onbekende
afbeelding.
Losse toner
Vage afdruk of vervuiling
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie "Aanpassing aan luchtdruk of
hoogte" op pagina 219).
Toestand Voorgestelde oplossing
309
6. Problemen oplossen
Problemen met kopiëren
Toestand Voorgestelde oplossing
Kopieën zijn te licht of te
donker.
Pas de tonersterkte in de kopieerfunctie aan om de achtergrond van kopieën lichter of donkerder te maken (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 62).
Als de afwijking na het
schoonmaken van het
apparaat nog altijd verschijnt
stelt u de volgende instelling in Kopieerfunctie > Achtergrond wijzigen > Auto. (zie "Menuoverzicht" op pagina 33).
Er verschijnen vegen,
strepen, vlekken of stippen
op kopieën.
Gebruik Tonersterkte in Kopieerfunctie om de achtergrond van uw kopieën lichter te maken als de onregelmatigheden zich
op het origineel bevinden.
Als het origineel geen onregelmatigheden vertoont, moet u de scannereenheid reinigen (zie "Scannereenheid reinigen" op
pagina 85).
Kopie staat scheef. Zorg ervoor dat het origineel is uitgelijnd met de centreergeleider.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81).
Afgedrukte kopieën zijn
blanco.
Controleer of het origineel op de glasplaat ligt met de bedrukte zijde naar onder of in de automatische documentinvoer met
de bedrukte zijde naar boven.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Afdruk geeft gemakkelijk af. Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak.
In vochtige omstandigheden mag u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg hem ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een
nieuw pak. Controleer de papiergeleiders en stel deze zo nodig beter af.
Controleer of het papier het juiste type en het juiste gewicht heeft (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109).
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten van kopieerpapier in het apparaat zijn
achtergebleven.
Problemen met kopiëren
310
6. Problemen oplossen
De tonercassette gaat minder
lang mee dan verwacht.
Uw originelen bevatten mogelijk afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner verbruiken.
Het deksel van de scanner is mogelijk opengelaten tijdens het kopiëren.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Toestand Voorgestelde oplossing
311
6. Problemen oplossen
Problemen met scannen
Toestand Voorgestelde oplossing
De scanner doet het niet. Zorg ervoor dat u het te scannen origineel op de glasplaat plaatst met de bedrukte zijde naar onder en in de automatische
documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54).
Er is mogelijk niet voldoende geheugen beschikbaar voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de prescanfunctie
werkt. Probeer een lagere scanresolutie.
Controleer of de printerkabel op de juiste wijze werd aangesloten op uw apparaat.
Controleer of de printerkabel niet stuk is. Vervang de kabel door een kabel waarvan u zeker weet dat hij werkt. Vervang
indien nodig de kabel.
Controleer of de scanner op de juiste manier is geconfigureerd. Controleer de scaninstellingen in SmarThru Office of in de
toepassing die u wilt gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden (bijvoorbeeld
USB001).
Het apparaat doet erg lang
over een scanopdracht.
Controleer of er tegelijkertijd ontvangen gegevens worden afgedrukt op het apparaat. Wacht in dat geval met scannen
totdat de afdruktaak is voltooid.
Het inscannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de ingescande afbeelding
te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op de ECP-modus (in de BIOS-instellingen van
de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw computer voor
meer informatie over de BIOS-instellingen.
Problemen met scannen
312
6. Problemen oplossen
Het volgende bericht
verschijnt op het
computerscherm:
Apparaat kan niet in de
gewenste H/W-modus
staan.
Poort wordt gebruikt door
een ander programma.
Poort is uitgeschakeld.
'Scanner is bezig met
ontvangen of afdrukken van
data. Probeer het opnieuw
zodra de huidige opdracht is
afgerond.
Ongeldige ingang.
Scannen is mislukt.
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te voeren nadat de voorgaande taak
is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw.
De kabel van uw apparaat is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of het besturingssysteem is niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat op de juiste wijze is aangesloten en ingeschakeld is. Start de computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is mogelijk niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
Toestand Voorgestelde oplossing
313
6. Problemen oplossen
Problemen met faxen
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat werkt niet, het
display blijft leeg of de
toetsen reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of er stroom staat op het stopcontact.
Controleer of de stroom aan staat.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste wijze is aangesloten (zie "Achterkant" op pagina 24).
Controleer of de wandcontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen nummers
worden verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. U kunt dit controleren door een adresboeklijst af te
drukken.
Het origineel wordt niet in het
apparaat ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga na of het origineel het juiste formaat
heeft en niet te dik of te dun is.
Controleer of de ADI goed is gesloten.
De rubbermat van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging toe. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice (zie "Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud" op pagina 75).
Faxberichten worden niet
automatisch ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op fax (zie "De ontvangstmodus wijzigen" op pagina 265).
Controleer of de lade papier bevat (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109).
Controleer of er een foutmelding wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde probleem op.
Het apparaat verzendt geen
faxberichten.
Zorg dat het origineel zich in de ADI of op de glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen.
Problemen met faxen
314
6. Problemen oplossen
Een ontvangen faxbericht is
gedeeltelijk blanco of is van
slechte kwaliteit.
Er is mogelijk een probleem met het faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te maken.
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen"
op pagina 77).
Sommige woorden van een
ontvangen faxbericht zijn
uitgerekt.
Er is een tijdelijke storing opgetreden in het documenttransport vanaf het apparaat waarvan het faxbericht afkomstig is.
Er staan strepen op de
originelen die u hebt
verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig deze indien nodig (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 85).
Het nummer wordt gekozen
maar er kan geen verbinding
tot stand worden gebracht
met de andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag
de bediener van het andere apparaat om het probleem aan zijn kant op te lossen.
Faxen worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als het scherm met de status van het geheugen verschijnt,
verwijdert u faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan.
Neem contact op met de klantenservice.
Er verschijnen blanco
stukken onder aan de pagina,
met een korte strook tekst
bovenaan.
U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Controleer het
papierformaat en -type nogmaals.
Toestand Voorgestelde oplossing
315
6. Problemen oplossen
Problemen met het besturingssysteem
1
Algemene Windows-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows.
Toestand Voorgestelde oplossing
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows weer op. Installeer
het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout", "OE-
uitzondering", "Spool 32" of
"Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
De berichten "Kan niet
afdrukken" of "Er is een time-
outfout in de printer
opgetreden" verschijnen.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als
het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat
u na of er een fout is opgetreden.
Problemen met het besturingssysteem
316
6. Problemen oplossen
2
Algemene Macintosh-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-foutmeldingen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt het PDF-bestand
niet juist af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als
afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Bepaalde letters worden niet normaal
weergegeven tijdens het afdrukken
van het voorblad.
Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters en cijfers worden
normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een Macintosh-computer een
document afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger worden de
kleuren niet op de juiste wijze
afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat
Reader.
Problemen met het besturingssysteem
317
6. Problemen oplossen
3
Algemene Linux-problemen
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet af. Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad
Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw apparaat in de
lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers.
Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als tussen de status de tekenreeks
Stopped voorkomt. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken. De status "stopped" is mogelijk geactiveerd
wanneer zich problemen met het afdrukken voordoen.
Controleer of er speciale afdrukopties zijn ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is
opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end kiest u “print”
-> “Setup printer” en bewerkt u de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
Bepaalde kleurafbeeldingen
worden volledig zwart
afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document
geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript versie 7.06 of een
hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Sommige kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte kleuren.
Dit is een gekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) als de basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat Postscript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem bij te werken naar GNU Ghostscript versie 8.xx of een
hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt geen
volledige pagina’s af. Slechts
de helft van de pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van
Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem
is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://
sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen.
Problemen met het besturingssysteem
318
6. Problemen oplossen
Ik kan niet scannen via mijn
Gimp front-end.
Controleer of u in Gimp Front-end het venster Xsane:Device dialog. kunt openen via het menu Acquire. Als dat niet het geval
is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw
Linux-distributie of op de homepage van Gimp. Raadpleeg het Help-systeem op de cd van uw Linux-distributie of van de
Gimp front-endtoepassing voor meer informatie.
Raadpleeg de Help-informatie bij de toepassing als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken.
Tijdens het afdrukken van
een document wordt de
foutmelding "Cannot open
port device file" getoond.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (bijvoorbeeld met LPR GUI) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd.
Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de
taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken wordt vergrendelt,
blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende
afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port
configuration.
Het apparaat komt niet voor
in de scannerlijst.
Controleer of uw apparaat met uw computer is verbonden, op de juiste manier op de USB-poort is aangesloten en
ingeschakeld is.
Controleer of het scannerstuurprogramma voor uw apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open het venster Unified
Linux Driver Configurator, ga naar Scanners configuration en klik op Drivers. Kijk of de lijst in het venster een
stuurprogramma voor uw apparaat bevat.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen tegelijkertijd toegang proberen te verkrijgen tot
dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen mag slechts één toepassing tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat. Op
het systeem van de andere gebruiker wordt de melding "Device busy" (Apparaat bezet) weergegeven. Dit gebeurt
doorgaans bij het starten van een scanprocedure. Er verschijnt een overeenkomstig dialoogvenster.
Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner
toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 komt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in
de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op
USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het paneel Selected port kunt u zien of de poort is bezet door een andere
toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of drukt u op de knop Release port als u zeker
weet dat de huidige poort niet naar behoren werkt.
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met het besturingssysteem
319
6. Problemen oplossen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
4
Veelvoorkomende PostScript-problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt.
Het apparaat scant niet. Zorg ervoor dat het document in het apparaat is geladen en dat uw apparaat met de computer is verbonden.
Mogelijk treedt er een I/O-fout op tijdens het scannen.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het PostScript-bestand kan
niet worden afgedrukt
Mogelijk is het PostScript-stuurprogramma
niet correct geïnstalleerd.
Installeer het PostScript-stuurprogramma (zie "Installatie van de software"
op pagina 135).
Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt afdrukken in PS.
Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft
voordoen.
Het rapport Fout
limietcontrole wordt
afgedrukt
De afdruktaak is te complex. Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit.
Er wordt een PostScript-
foutenpagina afgedrukt
De afdruktaak is mogelijk geen PostScript-
taak.
Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of de
softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of PostScript-
headerbestand naar het apparaat wordt gestuurd.
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met het besturingssysteem
320
6. Problemen oplossen
De optionele lade is niet
geselecteerd in het
stuurprogramma
Het printerstuurprogramma is niet
geconfigureerd om de optionele lade te
herkennen.
Open de eigenschappen van het PostScript-stuurprogramma, selecteer het
tabblad Apparaatopties en stel de ladeoptie in.
Als u op een Macintosh-
computer een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger worden
de kleuren niet op de juiste
wijze afgedrukt
Mogelijk komt de resolutie-instelling in het
printerstuurprogramma niet overeen met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma
overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
321
Contact SAMSUNG worldwide
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products,
contact the Samsung customer care center.
Country/Region Customer Care Center Web Site
ALBANIA 42 27 5755
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com
ARMENIA 0-800-05-555
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com
AUSTRIA
0810-SAMSUNG (7267864, €
0.07/min)
www.samsung.com
AZERBAIJAN 088-55-55-555
BAHRAIN 8000-4726 www.samsung.com
BELARUS 810-800-500-55-500
BELGIUM
02-201-24-18 www.samsung.com/
be (Dutch)
www.samsung.com/
be_fr (French)
BOSNIA 05 133 1999
BRAZIL
0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com
CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
CHINA 400-810-5858 www.samsung.com
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com
CROATIA
062 SAMSUNG (062 726
7864)
www.samsung.com
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com
DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com
EGYPT 0800-726786 www.samsung.com
EIRE 0818 717100 www.samsung.com
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com
FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com
FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
322
Contact SAMSUNG worldwide
GERMANY
01805 - SAMSUNG (726-7864
€ 0,14/min)
www.samsung.com
GEORGIA 8-800-555-555
GREECE
IT and Mobile : 80111-
SAMSUNG (80111 7267864)
from land line, local charge/
from mobile, 210 6897691
Cameras, Camcorders,
Televisions and Household
AppliancesFrom mobile and
fixed 2106293100
www.samsung.com
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com
HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com
HONG KONG
(852) 3698-4698 www.samsung.com/
hk
www.samsung.com/
hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
INDIA
3030 8282
1800 3000 8282
www.samsung.com
INDONESIA
0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
IRAN 021-8255 www.samsung.com
ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com
JORDAN 800-22273 www.samsung.com
KAZAKHSTAN
8-10-800-500-55-500
(GSM:7799)
www.samsung.com
KOSOVO +381 0113216899
KUWAIT 183-2255 www.samsung.com
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com
LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com
MACEDONIA 023 207 777
MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
MOLDOVA 00-800-500-55-500
MONTENEGRO 020 405 888
MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
323
Contact SAMSUNG worldwide
NIGERIA 080-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG (0900-
7267864) (€ 0,10/min)
www.samsung.com
NEW ZEALAND
0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com
NORWAY 815-56 480 www.samsung.com
OMAN 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
PANAMA 800-7267 www.samsung.com
PERU 0-800-777-08 www.samsung.com
PHILIPPINES
1800-10-SAMSUNG (726-
7864)
1-800-3-SAMSUNG (726-
7864)
1-800-8-SAMSUNG (726-
7864)
02-5805777
www.samsung.com
POLAND
0 801 1SAMSUNG (172678)
022-607-93-33
www.samsung.com
PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
RUMANIA
08010 SAMSUNG (08010 726
7864) only from landline, local
network Romtelecom - local
tariff /021 206 01 10 for landline
and mobile, normal tariff.
www.samsung.com
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com
SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com
SERBIA
0700 SAMSUNG (0700 726
7864)
www.samsung.com
SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SPAIN
902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com
SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com
SWITZERLAND
0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com/
ch
www.samsung.com/
ch_fr/
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
324
Contact SAMSUNG worldwide
THAILAND
1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
U.K 0330 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
UKRAINE
0-800-502-000 www.samsung.com/
ua
www.samsung.com/
ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
325
Verklarende woordenlijst
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie
(WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE
802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/n-
apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze
telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat
dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk
(WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-
radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple
ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de
kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een
hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren.
Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te
groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom
of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als
een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
Verklarende woordenlijst
326
Verklarende woordenlijst
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met
een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een configuratiescherm is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken
te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-
papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel
ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en
daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en
is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-
Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en
omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen.
Verklarende woordenlijst
327
Verklarende woordenlijst
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen
uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de
toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via
het netwerk.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt
over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt
voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter
bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Verklarende woordenlijst
328
Verklarende woordenlijst
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer
met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier
tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina's per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer
een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina's per jaar. De
levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de
garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina's per
maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina's tot
2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse
1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord
en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie
is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot
simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat
wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor
LAN's. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de
fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren '90 van afgelopen
eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Verklarende woordenlijst
329
Verklarende woordenlijst
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd
met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat
het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het
uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken
en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of
netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
Massaopslagapparaat (HDD)
Een massaopslagapparaat (HDD), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel draaiende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van
elektrische technologie.
Verklarende woordenlijst
330
Verklarende woordenlijst
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute
of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar
een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan
worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De
term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de
interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten
gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een
netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing
is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-
protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX
was in eerste instantie bedoeld voor LAN's (lokale netwerken) en is een
bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de
prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
Verklarende woordenlijst
331
Verklarende woordenlijst
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie
die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale
radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten
standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie
van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee
internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-
T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie
van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die
ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder
voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto's. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto's over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor
het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48
bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens
per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC)
geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan
routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
Verklarende woordenlijst
332
Verklarende woordenlijst
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van
de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om
een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is
een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat
geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te
comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte
bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum
worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te
coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie
te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De
volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een
laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum
op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook
regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de
ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te
verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
Verklarende woordenlijst
333
Verklarende woordenlijst
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een
norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste
inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische
printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde
bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten
in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. - die
in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in
een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina's per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid
van een printer en verwijst naar het aantal pagina's dat een printer in één
minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan
communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/
uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst
334
Verklarende woordenlijst
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor
gebruikersidentificatie en accountbeheer op afstand. RADIUS laat toe om
verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp
van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor
het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer
over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd
protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden
aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-
serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk
(WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken
dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID's zijn
hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om
te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het
hostadres.
Verklarende woordenlijst
335
Verklarende woordenlijst
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het
internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de
taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina's. Er kan
worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte
verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-
afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken
definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en
platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die
met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en
die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie
van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels
in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een
scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het vastleggen
van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en
Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde
netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoft-
producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
Verklarende woordenlijst
336
Verklarende woordenlijst
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc.
ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te
verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een
enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te
verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als
een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via
radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere
kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur
die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan
kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd
voor een betere beveiliging van WEP.
Verklarende woordenlijst
337
Verklarende woordenlijst
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een
gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt
(WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een
unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee
geassocieerde WAP voor een betere veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen
van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS
ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk
configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een
nieuw afdrukpad.
338
Index
Index
A
aangepaste instellingen 217
achterkant 24
adresboek
algemene instelling 214
bewerken
224
groep bewerken
225
groep vastleggen
225
registreren
224
werken met
224
adresboekinstellingen 224
afdrukfunctie 228
afdrukken
afdrukken naar een bestand 229
algemene instelling
188
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
228
dubbelzijdig afdrukken
Macintosh
240
een document afdrukken
Windows
57
het hulpprogramma Direct afdrukken
gebruiken
238
instellen als standaardapparaat
228
Linux
241
Macintosh
239
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Macintosh
240
speciale afdrukfuncties
230
UNIX
243
afdrukmateriaal
het papierformaat instellen 53
het papiertype instellen
53
uitvoersteun gebruiken
109
voorbedrukt papier
52
afdrukmedia
envelop 49
etiketten
51
kartonpapier
52
speciale media
47
transparanten
50
afdrukresolutie instellen
Linux 242
algemene instellingen 202
algemene pictogrammen 15
AnyWeb Print 275
apparaat instellen
apparaatstatus 189, 195, 196, 201, 207
apparaatgegevens 189, 195, 196, 201, 207
B
bedieningspaneel 25
bellen met de hoorn op de haak knop 26
C
conventie 15
D
documentenvak 214
algemene instelling
214
draadloos
adhocmodus 161
bedieningspaneel
161
computer
162
Infrastructuurmodus
161
installatie
161
USBkabel
168
WPS
verbinding verbreken
163, 164
WPS De printer heeft geen display
PBC
164
Index
339
Index
PIN 165
draadloos netwerk
netwerkkabel 180
E
E 220
ecoafdruk 60
een document afdrukken
Linux 241
Macintosh
239
UNIX
243
email
algemene instelling 213
emailadres 220
opslaan
220
zoeken
221
emulatie
algemene instelling 213
emulatieinstellingen 213
F
fax
algemene instelling 196
Automatisch een verzendrapport
afdrukken
270
automatisch ontvangen in
antwoordapparaatmodus
266
automatisch opnieuw kiezen
258
de ontvangstmodus wijzigen
265
Documenten toevoegen aan een
gereserveerde fax
261
Een fax in de computer verzenden
259
een fax met uw computer ontvangen
264
een fax verzenden met een hoge prioriteit
261
Een gereserveerde faxtaak annuleren
261
een ontvangen fax doorsturen naar een
andere bestemming
263
een verzonden fax doorsturen naar een
andere bestemming
262
faxen dubbelzijdig afdrukken
269
faxen dubbelzijdig verzenden
264
faxen ontvangen in het geheugen
269
het laatste nummer opnieuw kiezen
258
ontvangen in de DRPDmodus
267
ontvangen in faxmodus
266
ontvangen in telefoonmodus
266
ontvangen in veilige modus
268
ontvangen met een intern telefoontoestel
267
uitgestelde faxverzending
260
fax verzenden
groepsverzending 69
faxen
helderheid aanpassen 71
ontvangen in faxmodus
70
resolutie aanpassen
70
voorbereiden om te faxen
67
faxfunctie 258
foutmelding 100
functies 5
eigenschappen van afdrukmateriaal
109
functies van het apparaat
186
G
geheugenharde schijffuncties 271, 272
gemachtigde gebruikers
registreren 227
H
handmatige invoermultifunctionele lade
plaatsen 46
help gebruiken 59, 241
Index
340
Index
het programma SetIP 145, 180
hulpprogramma Direct afdrukken 238
I
id kopiëren 64
informatie over de statusLED 98
informatie over wettelijke voorschriften
116
Instellingen van beheerder 216
instellingen voor favorieten voor
afdrukken
59
K
kopie ID knop 25, 27
kopiëren
algemene instelling 189
kopieën vergroten of verkleinen
63
normaal kopiëren
62
kopiëren knop 25, 27
L
lade
breedte en lengte instellen 43
de grootte van de lade aanpassen
43
papier in de handmatige
invoermultifunctionele lade plaatsen
46
papierformaat en type instellen
53
LCDdisplay
de status van het apparaat controleren
189, 195, 196, 201, 207
Linux
afdrukken 241
algemene Linuxproblemen
317
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
141
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
154
printereigenschappen
242
scannen
255
SetIP gebruiken
147
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
139
systeemvereisten
114
unified driver configurator
289
M
Macintosh
afdrukken 239
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat 138
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
152
scannen
254
SetIP gebruiken
146
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
136
systeemvereisten
113
veelvoorkomende problemen onder
Macintosh
316
meerdere pagina's op één vel afdrukken
nup
Macintosh 240
menu Afdrukken 188
menuoverzicht 33
Multifunctionele lade
gebruikstips 46
speciale afdrukmedia gebruiken
47
N
netwerk
algemene instelling 214, 215
Index
341
Index
het programma SetIP 145, 146, 147, 180
installatie van draadloos netwerk
161
installatieomgeving
115
instelling bekabeld netwerk
145
introductie van netwerkprogrammas
143
IPv6configuratie
158
stuurprogrammainstallatie
Linux
154
Macintosh
152
UNIX
155
Windows
148
O
onderdelen voor onderhoud 75
opnieuw kiezenpauzeren knop 26, 27
optioneel geheugen
het optionele geheugen instellen 272
optionele lade
papier plaatsen 45
originelen plaatsen 54
originelen voorbereiden 53
overlay afdrukken
afdrukken 235
maken
234
verwijderen
235
P
papierstoring
origineel document verwijderen 89
papier verwijderen
93
tips om papierstoringen te voorkomen
88
plaatsen
papier in de handmatige
invoermultifunctionele lade
46
plaatsen in lade 1
45
speciale media
47
plaatsing van het apparaat
aanpassing aan de hoogte 219
PostScriptstuurprogramma
problemen oplossen 319
printerstatus
algemene informatie 285, 287
printervoorkeursinstellingen
Linux 242
probleem
problemen met het besturingssysteem
315
problemen
afdrukproblemen 296
problemen met betrekking tot netvoeding
295
problemen met de afdrukkwaliteit
301
problemen met faxen
313
problemen met kopiëren
309
problemen met papierinvoer
294
problemen met scannen
311
R
rapporten
apparaatgegevens 189, 196, 198, 199,
201, 202, 203, 208
reinigen
binnenkant 82
buitenkant
81
opneemrol
83
scannereenheid
85
resolutie
faxen 70
S
Samsungprinterstatus 285
Scanassistent 252
scanfunctie 246
Index
342
Index
Scannen
Scannen met Samsung Scanassistent
252
Scannen met SmarThru 4
252
scannen
algemene instelling 200
basisinformatie
246
Scannen in Linux
255
Scannen in Macintosh
254
Scannen met het WIAstuurprogramma
251
Scannen met SmarThru Office
253
Scannen naar een FTPSMBserver
249
Scannen naar email
248
Scannen vanaf een apparaat dat is
aangesloten op een netwerk
247
Scannen vanuit een programma voor het
bewerken van afbeeldingen
250
scannen in Linux 255
scannen in Macintosh 254
service contact numbers 321
SmarThru 4 252
SmarThru Office 253
Speciale functies 218
specificaties 107
afdrukmateriaal
109
standaardinstellingen
instellingen voor lade 53
status 26, 28
stuurprogrammainstallatie
Unix 155
SyncThru Web Service 277
algemene informatie
277
T
tekens invoeren 222
Tijdens 57
tonercassette
de cassette vervangen 77
toner herverdelen
76
U
UNIX
afdrukken 243
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
155
Unix
systeemvereisten 114
usb 212
algemene instellingen van USB
212
USBkabel
besturingsbestand opnieuw installeren
138, 141
stuurprogrammainstallatie
30, 31, 136,
139
uw apparaat reinigen 81
V
veiligheid
info 16
symbolen
16
verbruiksartikelen
beschikbare verbruiksartikelen 74
bestellen
74
de gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren
79
tonercassette vervangen
77
verklarende woordenlijst 325
voorkant 22
W
watermerk
bewerken 233
maken
233
Index
343
Index
verwijderen 234
Windows
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
148
SetIP gebruiken
145, 180
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
30, 31
systeemvereisten
112
veelvoorkomende problemen onder
Windows
315

Documenttranscriptie

Gebruikershandleiding SCX-472x Series SCX-470x Series BASIS BASIS Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows. GEVORDERD Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen. Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. BASIS Basisfuncties voor faxen 1. Inleiding 67 3. Onderhoud Belangrijkste voordelen 5 Functies per model 7 Nuttig om te weten Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 73 14 Informatie over deze gebruikershandleiding Beschikbare verbruiksartikelen 15 Veiligheidsinformatie Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 75 16 Apparaatoverzicht Toner herverdelen 76 21 Overzicht van het bedieningspaneel De tonercassette vervangen 77 25 Het apparaat inschakelen 29 De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren 79 Lokaal installeren van het stuurprogramma 30 Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op" 80 Het stuurprogramma opnieuw installeren 31 Het apparaat reinigen 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 4. Problemen oplossen 74 81 Tips om papierstoringen te voorkomen 88 Menuoverzicht 33 Vastgelopen originelen verwijderen 89 De taal op het display wijzigen 42 Papierstoringen verhelpen 93 Afdrukmateriaal en lade 43 Informatie over de status-LED 98 Eenvoudige afdruktaken 57 Informatie over displaymeldingen 100 Normaal kopiëren 62 Basisfuncties voor scannen 66 2 BASIS 5. Bijlage Specificaties 107 Informatie over wettelijke voorschriften 116 Copyright 131 3 1. Inleiding In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te gebruiken. • Belangrijkste voordelen 5 • Functies per model 7 • Nuttig om te weten 14 • Informatie over deze gebruikershandleiding 15 • Veiligheidsinformatie 16 • Apparaatoverzicht 21 • Overzicht van het bedieningspaneel 25 • Het apparaat inschakelen 29 • Lokaal installeren van het stuurprogramma 30 • Het stuurprogramma opnieuw installeren 31 Belangrijkste voordelen Milieuvriendelijk • Dit apparaat beschikt over een Eco-functie waarmee u toner en papier kunt sparen. • U kunt meerdere pagina's op één vel afdrukken om papier te besparen (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 229). • Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken) (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 229). • Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Snel afdrukken met hoge resolutie • U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 x 1.200 dpi effectieve uitvoer. • Snel on-demand afdrukken. SCX-472x Series, SCX-470x Series: - Voor enkelzijdig afdrukken, 28 ppm (A4) of 29 ppm (Letter). - Voor dubbelzijdig afdrukken, 14 ppm (A4) of 15 ppm (Letter). Gemak • Met Easy Capture Manager kunt u gemakkelijk bewerken en afdrukken wat u met de toets Print Screen (op het toetsenbord) hebt vastgelegd (zie "Easy Capture Manager" op pagina 274). • Afdrukstatus (of Smart Panel) is een programma dat de status van het apparaat controleert en u daarvan op de hoogte houdt. U kunt hiermee ook de instellingen van het apparaat aanpassen (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 229). Belangrijkste voordelen • Met AnyWeb Print kunt u een schermopname of afdrukvoorbeeld maken van een scherm in Windows Internet Explorer, en deze bewerken of afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma (zie "Samsung AnyWeb Print" op pagina 275). • Met Slim bijwerken kunt u controleren op de nieuwste software en de nieuwste versie installeren tijdens het installatieproces van het printerstuurprogramma. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows. Grote functionaliteit en brede ondersteuning van toepassingen. • Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109). • Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten aanpassen met woorden zoals "Vertrouwelijk" (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 229). • Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 229). • U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie "Systeemvereisten" op pagina 112). • Het apparaat is uitgerust met een USB- en/of een netwerkinterface. Functies per model Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land. Besturingssysteem SCX-472xFD Series SCX-472xHD Series SCX-472xHN Series SCX-472xFW Series SCX-472xHW Series SCX-470x ND Series Windows ● ● ● Macintosh ● ● ● Linux ● ● ● Unix ● ● ● Besturingssysteem (●: beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar) Software Software PCL/SPL-printerstuurprogrammaa PS-printerstuurprogramma XPS-printerstuurprogramma Hulpprogramma Direct afdrukken SCX-472xFD Series SCX-472xHD Series SCX-472xHN Series SCX-472xFW Series SCX-472xHW Series SCX-470x ND Series ● ● ● Functies per model SCX-472xFD Series SCX-472xHD Series SCX-472xHN Series SCX-472xFW Series SCX-472xHW Series SCX-470x ND Series Instellingen voor scannen naar pc ● ● ● Instellingen voor faxen naar pc ● ● Apparaatinstellingen ● ● ● Samsung-printerstatus ● ● ● Smart Panel ● ● ● AnyWeb Print ● ● ● SyncThru™ Web Service ● ● ● SyncThru Admin Web Service ● ● ● Easy Eco Driver ● ● ● ● ● Software Samsung Easy Printer Manager Faxen Samsung Network PC Fax Functies per model SCX-472xFD Series SCX-472xHD Series SCX-472xHN Series SCX-472xFW Series SCX-472xHW Series SCX-470x ND Series Twainscanstuurprogramma ● ● ● WIAscanstuurprogramma ● ● ● Samsung Scanassistent ● ● ● ● ● ● Software Scannen SmarThru 4 SmarThru Office a. Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan het geïnstalleerde printerstuurprogramma afwijken. (●: beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar) Functies per model Verschillende functies SCX-472xFD Series SCX-472xHD Series SCX-472xHN Series SCX-472xFW Series SCX-472xHW Series SCX-470xND Series Hi-Speed USB 2.0 ● ● ● Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN ● ● ● functies Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos LAN ● Eco-afdrukken ● ● ● Dubbelzijdig afdrukken ● ● ● Automatische documentinvoer (ADI) ● ● ● Telefoonhoorn ● ● (alleen SCX-472xHD Series, SCX-472xHN Series) (alleen SCX-472xHW Series) USB-geheugeninterface Dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) Functies per model SCX-472xFD Series SCX-472xHD Series SCX-472xHN Series SCX-472xFW Series SCX-472xHW Series Meerdere verz. ● ● Uitgest. verz. ● ● Prior. verz. ● ● Veilige ontv. ● ● Dubbelz. afdr. ● ● Naar ander nr./ Ontv. en doorst. - fax ● ● functies Faxen SCX-470xND Series Dubbelzijdig verzenden Naar ander nr./ Ontv. en doorst. - e-mail Naar ander nr./ Ontv. en doorst. - server 1. Inleiding 11 Functies per model SCX-472xFD Series SCX-472xHD Series SCX-472xHN Series SCX-472xFW Series SCX-472xHW Series SCX-470xND Series Scan naar pc ● ● ● Identiteitskaarten kopiëren ● ● ● Sorteren ● ● ● Posters afdrukken ● ● ● Klonen ● ● ● functies Scannen Scannen naar e-mail Scannen naar SMBserver Scannen naar FTPserver Dubbelzijdig scannen Kopiëren Boek 1. Inleiding 12 Functies per model SCX-472xFD Series SCX-472xHD Series SCX-472xHN Series SCX-472xFW Series SCX-472xHW Series SCX-470xND Series 2 pagina's/vel, 4 pagina's/vel ● ● ● Achtergrond wijzigen ● ● ● ● ● ● functies Kopiëren (Vervolg) Marge versch. Rand wissen Grijs verbeteren Dubbelzijdig kopiëren (●: beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar) 1. Inleiding 13 Nuttig om te weten Het apparaat drukt niet af. Er is papier vastgelopen. • Open de afdruklijst en verwijder het document uit de lijst (zie "Een afdruktaak annuleren" op pagina 58). • Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. • Verwijder het stuurprogramma en installeer deze opnieuw (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 30). • Zoek de instructies voor het verwijderen van vastgelopen papier in deze handleiding en los het probleem op (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 93). • Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows. De afdrukken zijn vaag. Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen kopen? • Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de tonercassette heen en weer. • Vraag na bij een Samsung-distributeur of uw detailhandelaar. • Probeer een andere instelling voor de resolutie. • Kijk op www.samsung.com/supplies. Kies uw land of regio voor productinformatie. • Vervang de tonercassette. De status-LED knippert of blijft branden. • Schakel het apparaat uit en weer in. • Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in deze handleiding en los het probleem op (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 98). Waar kan ik het stuurprogramma van de printer downloaden? • Kijk op www.samsung.com voor de laatste versie van het stuurprogramma van de printer en installeer deze op uw systeem. Informatie over deze gebruikershandleiding Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat. • Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt. • Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat. • De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst. • De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met het door u gekochte apparaat. • De schermafbeeldingen in deze Beheerdersgids kunnen afwijken van de schermweergave van uw apparaat afhankelijk van de firmware-/ stuurprogrammaversie. • De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7. • Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer. 2 Algemene pictogrammen Pictogram Tekst Omschrijving Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke mechanische schade of defecten. Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van het apparaat. 1 Afspraken Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn verwisselbaar: • Document is synoniem met origineel. • Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal. 1. Inleiding 15 Veiligheidsinformatie Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Bewaar dit document goed nadat u het hebt gelezen. 4 Bedrijfsomgeving Waarschuwing 3 Belangrijke veiligheidssymbolen Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in dit hoofdstuk Waarsch uwing Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken. Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die een klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken. NIET proberen. Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het stopcontact niet geaard is. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort). Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. • Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren. Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los. • De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval van nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op. Het trappen op of beknellen van het netsnoer door een zwaar voorwerp kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. 1. Inleiding 16 Veiligheidsinformatie 5 Opgepast Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het apparaat niet gebruikt. Bedieningswijze Opgepast Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Opgelet, het papieruitvoergebied is heet. Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken. U kunt brandwonden oplopen. Dit kan het apparaat beschadigen. Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er moeilijk ingaat. U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een elektricien om het stopcontact te vervangen. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten. U kunt letsel oplopen. Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer. Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het stopcontact. Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen papier verwijdert. Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen veroorzaken. Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt. Zij kunnen brandwonden oplopen. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw huisdier verwonden. 1. Inleiding 17 Veiligheidsinformatie Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om vastgelopen papier te verwijderen. Opgepast Dit kan het apparaat beschadigen. Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade. Dit kan het apparaat beschadigen. Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het apparaat verplaatst. Til vervolgens het apparaat op deze wijze op: Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen in. • Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één persoon worden opgetild. Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken. • een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee personen worden opgetild. Als u het apparaat niet bedient zoals beschreven in deze handleiding of procedures uitvoert die afwijken van de procedures die hier zijn vermeld, kan resulteren in gevaarlijke blootstelling aan straling. • een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of meer personen worden opgetild. Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak. 6 Installatie/verplaatsen Waarschuwing Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWGa of, indien nodig, een grotere telefoondraad. Zo niet kan het apparaat beschadigd raken. Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact. Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op een plek waar water lekt. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. 1. Inleiding 18 Veiligheidsinformatie 7 Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat langer is dan 2 meter voor een apparaat van 110V, moet het snoer minstens 16 AWG dik zijn. Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische schok of brand veroorzaken. Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron met hetzelfde energieniveau als op het label. Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren, neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij. Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht geventileerde ruimte, zoals een kast. Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er brand ontstaan. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of brand veroorzaken. a. AWG: American Wire Gauge Onderhoud/controle Opgepast Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol, en spuit geen water in het apparaat. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u verbruiksartikelen in het apparaat vervangt of de binnenkant schoonmaakt. U kunt letsel oplopen. Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen. Kinderen kunnen letsel oplopen. U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer in elkaar steken. Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een professioneel technicus als het apparaat gerepareerd moet worden. 1. Inleiding 19 Veiligheidsinformatie Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof- en watervrij. Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of fixeereenheid. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken. Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te bedienen. Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart. Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen. • Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die vastgeschroefd zijn. Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het verwijderen van vastgelopen papier. • Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een gekwalificeerde servicemedewerker. Reparatie door nietgekwalificeerde technici kan brand of elektrische schokken veroorzaken. Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. • Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een medewerker van de technische dienst van Samsung. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik altijd koud water. Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm water gebruiken. Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals toner, kan het apparaat beschadigen. 8 Gebruik van verbruiksartikelen Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden gebracht. Opgepast Haal de tonercassette niet uit elkaar. Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. 1. Inleiding 20 Apparaatoverzicht 9 Toebehoren Netsnoer Beknopte installatiehandleiding Software-cda Telefoonhoornb Div. accessoiresc a. De software-cd bevat de stuurprogramma's van de printer en programma's. b. Alleen voor model met telefoonhoorn (zie "Functies per model" op pagina 7) c. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek model. 1. Inleiding 21 Apparaatoverzicht 10 Voorkant • Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 1 Documentinvoerklep 7 Handmatige invoer 13 Glasplaat van de scanner 2 Klep van documentinvoergeleider 8 Voorklep 14 Documentinvoerlade 1. Inleiding 22 Apparaatoverzicht 3 4 5 6 Documentuitvoerlade 9 Uitvoerlade 15 Papierbreedtegeleiders op een documentinvoer Steun voor documentuitvoer Configuratiescherm 10 Papieruitvoersteun 16 Indicator papierniveau 11 Papierbreedtegeleider op een handmatige invoer 17 Lade 12 Scannerdeksel Telefoonhoorna a. Alleen voor model met telefoonhoorn (zie "Functies per model" op pagina 7) 1. Inleiding 23 Apparaatoverzicht 11 Achterkant • Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 1 2 Netwerkpoort Uitgang voor extra telefoontoestel (EXT) (alleen SCX-472x Series) 3 Telefoonkabelaansluiting (Line) 5 (alleen SCX-472x Series) 4 USB-poort 6 Aansluiting netsnoer Achterklep 1. Inleiding 24 Overzicht van het bedieningspaneel Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. Er zijn verschillende types bedieningspanelen. 1 2 12 Eco Overschakelen naar de eco-modus voor het besparen van toner en papier (zie "Eco-afdruk" op pagina 60). (WPS) Type A (SCX-472x Series) 3 4 Hiermee kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer (zie handleiding Geavanceerd). Darkness Hiermee past u de helderheid aan om een kopie te verkrijgen die beter leesbaar is als het origineel onduidelijke markeringen en donkere afbeeldingen bevat. kopie ID Hiermee kunt u beide zijden van een identiteitskaart of een rijbewijs op één zijde van een vel papier kopiëren (zie "Identiteitskaarten kopiëren" op pagina 64). (Power) Het apparaat in- of uitschakelen of het apparaat activeren vanuit de energiebesparingsmodus. Druk langer dan drie seconden op deze knop om het apparaat uit te schakelen. Hiermee schakelt u over naar de faxmodus. 5 (Fax) 6 Hiermee schakelt u over naar de kopieermodus. (Copy) Hiermee schakelt u over naar de scanmodus. 7 (Scan) 1. Inleiding 25 Overzicht van het bedieningspaneel 8 (Menu) 9 Pijlen-links/rechts Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu's. 18 Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden. 19 Display screen 10 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm. 11 Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu. (Back) 12 (Start) 13 (Stop/Clear) 15 Numeriek toetsenblok Hiermee kiest u een nummer of voert u alfanumerieke tekens in. 16 Wanneer u op deze knop drukt, kunt u een kiestoon horen. Voer vervolgens het faxnummer in. Dit is vergelijkbaar met bellen via de telefoonluidspreker. Redial/Pause(-) Met deze functie wordt de huidige status weergegeven en worden berichten tijdens een bewerking weergegeven. Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. De functie geeft de status van uw printer weer (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 98). 17 Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers opslaan of opgeslagen faxnummers zoeken. Hiermee start u een taak. 14 Status-LED (On Hook Dial) (Address Book) Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in gereedmodus) of voegt u een pauze (-) in een faxnummer in (in bewerkingsmodus). 1. Inleiding 26 Overzicht van het bedieningspaneel 13 Type B (SCX-470x Series) 2 Darkness Hiermee past u de helderheid aan om een kopie te verkrijgen die beter leesbaar is als het origineel onduidelijke markeringen en donkere afbeeldingen bevat. 3 kopie ID Hiermee kunt u beide zijden van een identiteitskaart of een rijbewijs op één zijde van een vel papier kopiëren (zie "Identiteitskaarten kopiëren" op pagina 64). 4 Scan to Verzend gescande informatie (zie "Basisfuncties voor scannen" op pagina 66). 5 6 (Power) Display screen 7 (Menu) 1 Eco Overschakelen naar de eco-modus voor het besparen van toner en papier (zie "Eco-afdruk" op pagina 60). Het apparaat in- of uitschakelen of het apparaat activeren vanuit de energiebesparingsmodus. Druk langer dan drie seconden op deze knop om het apparaat uit te schakelen. Met deze functie wordt de huidige status weergegeven en worden berichten tijdens een bewerking weergegeven. Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu's. 8 Pijlen-links/rechts Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden. 9 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm. 10 (Back) Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu. 1. Inleiding 27 Overzicht van het bedieningspaneel 11 (Start) 12 (Stop/Clear) 13 Status-LED Hiermee start u een taak. Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. De functie geeft de status van uw printer weer (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 98). 14 Het configuratiescherm aanpassen 1. Inleiding 28 Het apparaat inschakelen 1 Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de schakelaar aan. 1. Inleiding 29 Lokaal installeren van het stuurprogramma Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u naar het deel over de installatie van het stuurprogramma voor een apparaat dat met een netwerk is verbonden (zie handleiding Geavanceerd). • Zie de handleiding Geavanceerd als u een Macintosh, Linux of Unix OS-gebruiker bent. 2 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Klik op Start > Alle programma's > Toebehoren > Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cdrom-station en klik op OK. 3 Selecteer Nu installeren. • Het installatievenster in deze Gebruikershandleiding kan verschillen afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface. • Door Aangepaste installatie te selecteren kunt u kiezen welke programma's u wilt installeren. • Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter. 15 Windows 1 (SCX-470x Series ondersteunt het menu Draadloze verbindingen instellen en installeren) Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten. 4 Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende. 5 Volg de instructies in het installatievenster. 1. Inleiding 30 Het stuurprogramma opnieuw installeren Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te installeren. 16 Windows 1 2 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 3 4 Volg de instructies in het installatievenster. Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma's of Alle programma's > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Deïnstalleren. Plaats de software-cd in uw cd-rom-station in installeer het stuurprogramma opnieuw (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 30). 1. Inleiding 31 2. Menuoverzicht en basisinstellingen Dit hoofdstuk levert informatie over de algemene menustructuur en de opties voor de basisinstellingen. • Menuoverzicht 33 • De taal op het display wijzigen 42 • Afdrukmateriaal en lade 43 • Eenvoudige afdruktaken 57 • Normaal kopiëren 62 • Basisfuncties voor scannen 66 • Basisfuncties voor faxen 67 Menuoverzicht Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de instelling en het gebruik van het apparaat. • Naast het gekozen menu verschijnt een sterretje (*). • Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op uw apparaat een andere naam hebben. • De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet. 6 7 Druk op OK om de selectie op te slaan. Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. SCX-472x Series Items Faxfunctiea Opties Tonersterkte Licht+5- Licht+1 Normaal Donker+1- Donker+5 Contrast 1 Toegang tot het menu Licht+5- Licht+1 Normaal Donker+1- Donker+5 1 2 Selecteer de knop Faxen, Kopiëren of Scannen op het bedieningspaneel, afhankelijk van de functie die u wilt gebruiken. Resolutie Standaard Fijn Selecteer (Menu) tot het gewenste menu op de onderste regel van het display wordt weergegeven en druk op OK. Superfijn 3 Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. Kleurenfax Scanformaat 4 Herhaal stap 3 als het geselecteerde menu-item submenu’s heeft. Meerdere verz. Fotofax Uitgest. verz. 5 Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste waarde te zoeken. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 33 Menuoverzicht Items Faxfunctiea Opties Prior. verz. Doorsturen Veilige ontv. Items Faxinstel.a Opties Ontvangst Ontvangstmodus Fax Opn. na bels. PC Ontv.g. stemp. Startc. ontv. Aan Aut. verklein. Uit Grootte neger. Afdrukken Inst. ong. fax Pag. toevoegen DRPD-modus Taak annuleren Faxinstel.a Verzending Dubbelz. afdr. Aant. kiespog. St.inst. wijz. Resolutie Opn. kiezen na Tonersterkte Kenget. kiezen Contrast ECM-modus Scanformaat Transm.rapport Autom. rapport TCR voor afb. Kiesmodus Aan Uit b Kopieerfunctie Scanformaat Verkl./vergr. Tonersterkte Licht+5- Licht+1 Normaal Donker+1- Donker+5 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 34 Menuoverzicht Items Kopieerfunctie Opties Contrast Oorspr. type Lay-out Licht+5- Licht+1 Items Kopieerinstel. Opties St.inst. wijz. Normaal Exemplaren Donker+1- Donker+5 Kopieen sort. Tekst Verkl./vergr. Tekst/Foto Dubbelzijdig Foto Tonersterkte Contrast Normaal Oorspr. type 2 op Achtergrondkl. 4 op kopie ID Afdrukinst. Afdrukstand Meer op 1 vel Dubbelzijdig Uit Uit 1->2Lan. zij. Auto 1->2Kor. zij. Versterk.nv.1 Exemplaren [1-999]:1 Versterk.nv.2 Resolutie 600 dpi-Norm. Vervag.niv. 1 - Vervag.niv. 4 Dubbelzijdig Staand Liggend Poster kopier. Achtergrondkl. Scanformaat Uit 1200 dpi-Best Tonersterkte Normaal 1->2Lan. zij. Licht 1->2Kor. zij. Donker 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 35 Menuoverzicht Items Afdrukinst. Opties Duid. Tekst Auto CR Emulatie Uit Items Systeeminst. Opties Apparaatinst. Apparaat-id Minimum Faxnummera Medium Datum en tijd Maximum Klokmodus LF Taal LF+CR Energ.spaarst. Type emulatie Ontw.gebeurt. Instellingen Time-out syst. Time-out taak Luchtdrukcorr. Aut. doorgaanc Verkeerd papier Verv. papierc Lege pg. afdr. Tonerbesparing Eco-instel. Papierinstel. Papierformaat Type papier Papierinvoer Marge 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 36 Menuoverzicht Items Systeeminst. Opties Geluid/Volume Rapport Toetsgeluid Items Systeeminst. Opties Instel. wissen Waarsch.geluid Afdrukinst. Luidspreker Faxinstel.a Belsignaal Kopieerinstel. Alle rapporten Systeeminst. Configuratie Netwerkinstel. Info verb.art. Adresboek Adresboek Fax verzondena Fax verzendena Fax ontvangena Fax verzondena Netwerk TCP/IP (IPv4) DHCP Fax ontvangena BOOTP Geplande taken Statisch Ongewenste faxa TCP/IP (IPv6) Netwerkconf. Gebruiksteller Onderhoud Alle instel. IPv6 activeren DHCPv6 config Ethernet-snel. Onmiddellijk Faxoptiesa 10 Mbps Half Toner Op wis.d 10 Mbps Full Gebruiksduur 100 Mbps Half Serienr. 100 Mbps Full Ws tr bijna op 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 37 Menuoverzicht Items Netwerk Opties Instel. wissen Items Kopieerfunctie Opties Contrast Licht+5- Licht+1 Normaal Netwerkconf. Draadloosa Donker+1- Donker+5 Wi-Fi AAN/UIT WPS-inst. Oorspr. type Tekst WLAN-inst. Tekst/Foto WLAN Standaard Foto WLAN-signaal Lay-out Normaal 2 op a. alleen SCX-472x Series. b. Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. c. Deze optie is alleen beschikbaar als 'Verkeerd papier' is ingeschakeld. d. Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette nog een kleine hoeveelheid toner bevat. 4 op kopie ID Poster kopier. Meer op 1 vel SCX-470x Series Achtergrondkl. Uit Auto Items Kopieerfunctie Opties Versterk.nv.1 Scanformaat Versterk.nv.2 Verkl./vergr. Vervag.niv. 1 - Vervag.niv. 4 Tonersterkte Licht+5- Licht+1 Dubbelzijdig Uit Normaal 1->2Lan. zij. Donker+1- Donker+5 1->2Kor. zij. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 38 Menuoverzicht Items Kopieerinstel. Opties St.inst. wijz. Scanformaat Items Afdrukinst. Opties Duid. Tekst Exemplaren Minimum Kopieen sort. Medium Verkl./vergr. Maximum Dubbelzijdig Auto CR Tonersterkte Contrast Oorspr. type Achtergrondkl. Afdrukinst. Afdrukstand Uit LF LF+CR Emulatie Type emulatie Instellingen Staand Liggend Dubbelzijdig Uit 1->2Lan. zij. 1->2Kor. zij. Exemplaren [1-999]:1 Resolutie 600 dpi-Norm. 1200 dpi-Best Tonersterkte Normaal Licht Donker 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 39 Menuoverzicht Items Systeeminst. Opties Apparaatinst. Items Apparaat-id Systeeminst. Opties Rapport Datum en tijd Configuratie Klokmodus Info verb.art. Taal Geplande taken Energ.spaarst. Netwerkconf. Ontw.gebeurt. Gebruiksteller Time-out syst. Onderhoud Time-out taak Aut. doorgaan Toner Op wis.b Gebruiksduur Luchtdrukcorr. Serienummer a Verkeerd papier c Papierinstel. Alle rapporten Ws tr bijna op Systeeminst. Instel. wissen Alle instel. Verv. papier Afdrukinst. Lege pagina afdrukken Kopieerinstel. Tonerbesparing Systeeminst. Eco-instel. Netwerkinstel. Papierformaat Type papier Papierinvoer Marge 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 40 Menuoverzicht Items Netwerk Opties TCP/IP (IPv4) DHCP BOOTP Statisch TCP/IP (IPv6) IPv6 activeren DHCPv6 config Ethernet-snel. Onmiddellijk 10 Mbps Half 10 Mbps Full 100 Mbps Half 100 Mbps Full Netwerk Instel. wissen Netwerkconf. a. Deze optie is alleen beschikbaar als 'Verkeerd papier' is ingeschakeld. b. Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette nog een kleine hoeveelheid toner bevat. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 41 De taal op het display wijzigen Volg onderstaande stappen om de taal op het bedieningspaneel te wijzigen: 1 Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Apparaatinst. > Taal op het bedieningspaneel. Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. 2 3 Selecteer de taal die u wilt weergeven op het bedieningspaneel. Druk op OK om de selectie op te slaan. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 42 Afdrukmateriaal en lade In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst. 2 Lade overzicht • Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet aan deze specificaties, kan dit problemen veroorzaken waarvoor reparatie vereist is. Zulke reparaties worden niet gedekt door de garantie of serviceovereenkomst van Samsung. • Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan uw apparaat beschadigen. Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen. 2 1 • Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken. • Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109). 3 Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van vreemde materialen in de printen kan oververhitting veroorzaken en in zeldzame gevallen brand. 1 Geleider voor ladeuitbreiding 2 Papierlengtegeleider 3 Papierbreedtegeleider Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier vastloopt. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 43 Afdrukmateriaal en lade De papierniveau-indicator geeft aan hoeveel papier er in de lade ligt. Beschikbare papiersoorten voor dubbelzijdig afdrukken Afhankelijk van het stroomvoltage dat uw apparaat gebruikt, verschillen de beschikbare papiersoorten voor dubbelzijdig afdrukken. Raadpleeg de onderstaande tabel. Stroomvoltage 1 Beschikbaar papier 110V Letter, Legal, US Folio, Oficio 220V A4 2 1 Vol 2 Leeg 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 44 Afdrukmateriaal en lade 3 Papier in de lade plaatsen Wanneer u afdrukt met de lade, moet u geen papier in de handmatige invoer plaatsen omdat dit een papierstoring kan veroorzaken. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 45 Afdrukmateriaal en lade 4 Papier plaatsen in handmatige invoer In de handmatige invoer kunnen speciale soorten en formaten afdrukmateriaal worden geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109). Tips voor het gebruik van de handmatige invoer • Plaats slechts één soort, formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk in de handmatige invoer. • Voeg tijdens het afdrukken geen papier toe als de handmatige invoer nog papier bevat. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. • Plaats afdrukmaterialen in de handmatige invoer met de te bedrukken zijde naar boven en met de bovenrand eerst en zorg ervoor dat het materiaal in het midden van de lade ligt. • Let voor optimale adrukkwaliteit en ter voorkoming van vastlopend papier (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109) op de volgende aanwijzingen. • Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten vlak, voor u ze in de lade voor handmatige invoer plaatst. • Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmedia de richtlijnen voor het plaatsen van afdrukmateriaal (zie "Afdrukken op speciale afdrukmedia" op pagina 47). • Als vellen overlappen bij het afdrukken via de handmatige invoer, opent u de lade, verwijdert u de overlappende vellen en probeert u opnieuw af te drukken. • Als het papier niet goed wordt doorgevoerd bij het afdrukken, duwt u het papier met de hand tot het automatisch wordt doorgevoerd. • Wanneer de machine zich in de energiebesparende modus bevindt, voert het apparaat geen papier in van de handmatige invoer. Haal het apparaat uit de slaapstand door op de aan/uit-knop te drukken voordat u de handmatige invoer gebruikt. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 46 Afdrukmateriaal en lade 5 Afdrukken op speciale afdrukmedia De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale afdrukmedia in elke lade. De media wordt ook weergegeven in Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Voor de beste afdrukkwaliteit selecteert u het juiste mediatype in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken > tabblad Papier > Papiertype (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Als u bijvoorbeeld op etiketten wilt afdrukken, selecteert u Etiketten als Papiertype. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 47 Afdrukmateriaal en lade • Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens een vel per keer in te voeren (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109). • Afdrukken op speciale media (voorzijde naar boven) Als speciale media afdrukt worden met vouwen, kreuken of dikke zwarte lijnen, moet u de achterklep openen en het afdrukken nogmaals proberen. Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend. Types Lade Handmatige invoer Normaal papier ● ● Dik papier ● ● Dikker ● Dun papier ● ● Bankpost ● ● Kleur Kartonpapier Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109 voor papiergewicht per vel. ● ● ● Etiketten ● Transparanten ● Envelop ● Dikke envelop ● Voorbedrukt ● Katoen ● Kringlooppapi er ● ● Archiefpapier ● ● (●: beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar) 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 48 Afdrukmateriaal en lade Enveloppen - Toestand: geen gekrulde, verkreukelde of beschadigde enveloppen. Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit. - Temperatuur: dienen tegen de warmte en druk van het apparaat in werking te kunnen. Plaats een envelop op de volgende manier om deze te bedrukken. • Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen. • Gebruik geen afgestempelde enveloppen. • Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen. • Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit. • Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek. Als enveloppen worden afgedrukt met vouwen, kreukels of dikke zwarte lijnen, moet u de achterklep openen en het afdrukken nogmaals proberen. Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend. • 1 Aanvaardbaar 2 Onaanvaardbaar Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren: - Gewicht: niet zwaarder dan 90 g/m2, anders kunnen de enveloppen vastlopen. - Samenstelling: plat liggend met minder dan 6 mm opkrullende rand, zonder lucht. • Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van het apparaat, ongeveer 170 C. De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 49 Afdrukmateriaal en lade • Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop. • Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten, wat leidt tot vlekken bij het afdrukken. • Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen. • Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten maakt. Dit veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken. Transparanten • Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen. Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u uitsluitend transparanten gebruiken die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. • Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken hebben. • Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde. • Om te vermijden dat afgedrukte transparanten aan elkaar gaan kleven, mag u ze tijdens het afdrukken niet laten opstapelen in de uitvoerlade. • Aanbevolen afdrukmedia: transparanten voor een kleurenlaserprinter van Xerox, zoals 3R 91331 (A4) en 3R 2780 (Letter) • Bestand tegen de fixeertemperatuur in het apparaat. • Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat hebt gehaald. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 50 Afdrukmateriaal en lade Etiketten - Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer dan 13 mm omkrullen. Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. - Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel. • • Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken. • Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd. • Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn. Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende factoren: - Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C). - Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 51 Afdrukmateriaal en lade Kartonpapier/papier van een aangepast formaat Voorbedrukt papier Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft. • Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de zijkanten van de afdrukmedia. • Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0,1 seconde worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C) van het apparaat. • De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet beschadigen. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 52 Afdrukmateriaal en lade • Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt. • De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel werden opgegeven. a Als u afdrukt vanuit een toepassing, opent u de toepassing en het afdrukmenu. b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). c Klik op het tabblad Papier en selecteer het juiste papiertype. 6 Papierformaat en -type instellen Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het papierformaat en type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. • Als u papier met speciale afmetingen wilt gebruiken, zoals factuurpapier, selecteert u het tabblad Papier > Formaat > Bewerken... en stelt u Instellingen aangepast papierformaat in Voorkeursinstellingen voor afdrukken in (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. 7 1 Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Papierinstel. > Papierformaat of Type papier op het bedieningspaneel. 2 3 Selecteer de gewenste lade en de gewenste optie. Druk op OK om de selectie op te slaan. Originelen voorbereiden • Plaats geen papier dat kleiner is dan 142 × 148 mm of groter dan 216 × 356 mm. • Vermijd het gebruik van de volgende papiertypes om papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit en schade aan het apparaat te voorkomen. - Carbonpapier of papier met carbonrug - Gecoat papier - Licht doorschijnend of dun papier - Gekreukt of gevouwen papier 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 53 Afdrukmateriaal en lade - Gekruld of opgerold papier - Papier met scheuren • Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst. • Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier volledig droog is voor u het plaatst. • Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht. • Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met andere afwijkende eigenschappen. 1 Til het deksel van de scanner op. 8 Originelen plaatsen U kunt de glasplaat van de scanner gebruiken om een document te kopiëren, te scannen of als fax verzenden (alleenSCX-472x Series) Op de glasplaat van de scanner Vanaf de glasplaat van de scanner kunt u originele kopiëren of scannen. Voor de beste scankwaliteit, met name bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, doet u er goed aan de glasplaat te gebruiken. Zorg dat er zich geen originelen in de documentinvoer bevinden. Wanneer een origineel wordt gedetecteerd in de documentinvoer, krijgt deze voorrang op het origineel op de glasplaat van de scanner. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 54 Afdrukmateriaal en lade 2 Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner. Plaats het document zorgvuldig in het verlengde van de markering linksboven op de glasplaat. • Als u het deksel van de scanner tijdens het kopiëren niet sluit, kan dat een nadelig effect hebben op de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik. • Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk. Houd de glasplaat schoon (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). • Als u een pagina uit een boek of tijdschrift wilt kopiëren, opent u het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat u het deksel van de scanner openstaan tijdens het kopiëren. • Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas breekt en u zich kwetst. • Plaats uw hand niet onder het scannerdeksel terwijl u het sluit. Het scannerdeksel kan op uw handen vallen en letsel veroorzaken. 3 Sluit het deksel van de scanner. • Kijk tijdens het kopiëren of scannen niet in het licht van de scanner. Dit is schadelijk voor de ogen. In de automatische documentinvoer In de documentinvoer kunt u tot 40 vellen papier van 75 g/m2 voor één taak plaatsen. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 55 Afdrukmateriaal en lade 1 Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst. 2 Plaats de originelen in de documentinvoerlade met de bedrukte zijde naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade. 3 Stel de ADI in overeenkomstig het papierformaat. • Stof op de glasplaat van de ADI kan zwarte strepen op de afdruk veroorzaken. Houd de glasplaat schoon (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). • Om af te drukken op beide zijden van het papier met de ADI, moet u op het bedieningspaneel drukken op (Copy) > (Menu) > Kopieerfunctie > Dubbelzijdig > 1->2Lan. zij. of 1->2Kor. zij. en op één zijde van het papier afdrukken en het papier opnieuw laden om de andere zijde af te drukken. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 56 Eenvoudige afdruktaken Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 229) voor speciale afdrukfuncties. 3 Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. 4 De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken. 9 Tijdens het afdrukken Wanneer u gebruik maakt van Macintosh of Linux, raadpleegt u "Afdrukken in Macintosh" op pagina 239 of "Afdrukken in Linux" op pagina 241. Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor Notepad in Windows 7. 1 2 Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Open het document dat u wilt afdrukken. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. 5 Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 57 Eenvoudige afdruktaken 10 Een afdruktaak annuleren Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te worden, annuleert u op de volgende manier: • U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het pictogram van het apparaat ( • ) in de taakbalk van Windows. U kunt de huidige taak ook annuleren door op bedieningspaneel te drukken. 1 2 Open het document dat u wilt afdrukken. 3 4 Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt weergegeven. Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren. (Stop/Clear) op het 11 Voorkeursinstellingen openen • Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in deze gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. • Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of omgeving van het apparaat. wil U kunt de huidige status van het apparaat controleren door op de knop Printerstatus te drukken (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 285). 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 58 Eenvoudige afdruktaken Voorkeursinstellingen gebruiken Selecteer meer opties en klik op (Wijzigen). De instellingen worden toegevoegd aan de voorinstellingen die u hebt opgegeven. Om de bewaarde instelling te gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.. Het apparaat is nu ingesteld om afdrukken te maken met de gekozen instellingen. Om de opgeslagen instellingen te wissen Met de optie Vooraf ingest. die op elk tabblad maar niet op het tabblad Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik. Volg deze stappen om een Vooraf ingest.-item op te slaan. 1 2 kiest u deze uit de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op (Wissen). Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in. U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook herstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. Typ in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze instellingen. 12 Help gebruiken Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken en druk op F1 op uw toetsenbord. 3 Klik op (Toevoegen). Als u instellingen opslaat onder Vooraf ingest. worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 59 Eenvoudige afdruktaken 13 Eco-afdruk Instellen van Eco-modus op het bedieningspaneel. Met de functie Eco spaart u toner en papier uit. De functie Eco spaart natuurlijke hulpbronnen en helpt u milieuvriendelijke afdrukken te maken. • De instellingen die via het stuurprogramma zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel. Als u op het bedieningspaneel op de knop Eco drukt, staat deze modus aan. De standaardinstelling van de Eco-modus is Dubbelzijdig afdrukken (Lange zijde), Meerdere pagina's per zijde (2), Blanco pagina's overslaan en Tonerspaarstand. Afhankelijk van het printerstuurprogramma dat u gebruikt, werkt Blanco pagina's overslaan mogelijk niet juist. Als de functie Blanco pagina's overslaan niet goed werkt, moet u deze functie instellen vanuit de Easy Eco Driver (zie "Easy Eco Driver" op pagina 276). • Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie "Toegang tot het menu" op pagina 33). • Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. 1 Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Apparaatinst. > Ecoinstel. op het bedieningspaneel. 2 Selecteer de gewenste optie en druk op OK. • Standaardmodus: In deze modus is de eco-modus uitgeschakeld. (Dubbelzijdig (lange zijde)/tonerbesparing/2 op 1 vel/blanco pagina´s overslaan) - Uit: Zet de eco-modus uit. - Aan: Zet de eco-modus aan. Als u de eco-modus instelt met een wachtwoord via de SyncThru™ Web Service(tabblad Settings > Machine Settings > System > Eco > Settings), de melding Gedwongen verschijnt. U moet het wachtwoord invoeren om de eco-modus te wijzigen. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 60 Eenvoudige afdruktaken • 3 Temp wijz: Volg de instellingen van de Syncthru™ Web Service. Voordat u dit onderdeel selecteert, moet u de ecofunctie instellen de SyncThru™ Web Service> tabblad Settings > Machine Settings > System > Eco > Settings. Druk op OK om de selectie op te slaan. Resultaatsimulator De Resultaatsimulator toont de resultaten van verlaagde kooldioxideemissies, elektriciteitsverbruik en de hoeveelheid uitgespaard papier, naargelang de door u gekozen instellingen. • De resultaten worden berekend op basis van een totaal aantal van honderd pagina's zonder blanco pagina, als de Eco-modus is uitgeschakeld. • Zie voor de berekeningscoëfficiënt met betrekking tot CO2, energie en papier het IEA, de index van het Japanse ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie en www.remanufacturing.org.uk. Elk model gebruikt een ander kengetal. • Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus betreft bij dit apparaat het gemiddelde elektriciteitsverbruik bij afdrukken. • De werkelijke bespaarde of verlaagde hoeveelheden kan verschillen naargelang het gebruikte besturingssysteem, computerkracht, programma´s, aansluitmethode, mediatype, mediaformaat, complexiteit van de afdruktaak, enz. Eco-modus in het stuurprogramma instellen Open het tabblad Eco om de Eco-modus in te stellen. Als u de ecoafbeelding ziet ( ingeschakeld. ), betekent dit dat de eco-modus momenteel is Eco-opties • Standaardinstelling printer: Volg de instellingen op het bedieningspaneel van de printer. • Geen: Schakelt Eco-modus uit. • Eco-afdruk: Schakelt eco-modus in. Activeer de verschillende Ecoonderdelen die u wilt gebruiken. • Wachtwoord: Als de beheerder de Eco-modus heeft ingeschakeld, moet u het wachtwoord opgeven om de status te wijzigen. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 61 Normaal kopiëren 15 Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Menu Kopiëren" op pagina 189) voor speciale afdrukfuncties. 14 Normaal kopiëren 1 2 Selecteer De instellingen per kopie wijzigen Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren zodat u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen. (kopiëren) op het bedieningspaneel. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 3 Om de kopieerinstellingen, zoals onder meer Verkl./vergr., Tonersterkte, Contrast en Origineel aan te passen via de knoppen op het configuratiescherm (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 62). 4 Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van de pijl of het numeriek toetsenblok. 5 Druk op (Start). • Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op (Stop/Clear) drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld, geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop van een kopieerproces worden de standaardinstellingen altijd automatisch hersteld. • Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie "Toegang tot het menu" op pagina 33). • Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. Tonersterkte Als er vlekken en donkere afbeeldingen op uw origineel staan, kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken. Als u de kopieertaak moet annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd, drukt u op (Stop/Clear). De kopieertaak wordt dan gestopt. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 62 Normaal kopiëren 1 Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Tonersterkte op het bedieningspaneel. Of druk op de knop Tonersterkte op het bedieningspaneel. 2 1 Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Origineel op het bedieningspaneel. 2 Selecteer de gewenste optie en druk op OK. Selecteer de gewenste optie en druk op OK. • Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst bestaan. • Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s bevatten. Bijvoorbeeld Licht+5 is de lichtste en Donker+5 is de donkerste. 3 Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. Contrast Als de tekst op de afdruk onscherp is, selecteert u Tekst om scherpe teksten te krijgen. In het menu Contrast kunt u het verschil tussen lichte en donkere stukken in een afbeelding verkleinen of vergroten. 1 Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Contrast op het bedieningspaneel. 2 Selecteer de optie die u wilt en druk op OK. Selecteer Donker om het contrast te verhogen en selecteer Licht om dit te verlagen. 3 Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. • 3 Foto: gebruik deze optie voor foto’s. Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. Verkleinde of vergrote kopie U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding verkleinen tot 25% of vergroten tot 400% wanneer u originelen kopieert via de glasplaat. Origineel Met de oorspronkelijke instelling kunt u de kwaliteit van de kopie verbeteren door het documenttype voor de huidige kopieertaak te selecteren. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 63 Normaal kopiëren 4 • Afhankelijk van het model of optionele onderdelen zijn enkele LED's mogelijk niet beschikbaar (zie "Verschillende functies" op pagina 10). Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op de kopie zwarte lijnen verschijnen. • Wanneer het apparaat is ingesteld op Eco-modus, zijn de vergrooten verkleinfuncties niet beschikbaar. 16 Om uit de vooraf ingestelde kopieerformaten te selecteren 1 Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Verkl./ vergr. op het bedieningspaneel. 2 3 Selecteer de gewenste optie en druk op OK. Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. Om de grootte van de kopie aan te passen door rechtstreeks de schaalverhouding in te voeren 1 Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Verkl./ vergr. > Aangepast op het bedieningspaneel. 2 Geef het gewenste kopieerformaat op met het numerieke toetsenblok. 3 Druk op OK om de selectie op te slaan. Identiteitskaarten kopiëren Uw apparaat kan dubbelzijdige originelen afdrukken op één vel. Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is handig voor het kopiëren van kleine documenten zoals visitekaartjes. • Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner worden geplaatst. • Als het apparaat is ingesteld op Eco-modus is deze functie niet beschikbaar. • Selecteer voor een betere afbeeldingskwaliteit (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Oorspr. type > Foto op het bedieningspaneel. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 64 Normaal kopiëren 1 Druk op ID Copy op het bedieningspaneel. 2 Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder zoals aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner. 3 4 5 Keer het origineel om en leg het op de glasplaat zoals wordt aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner. 6 Druk op Start. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display. Druk op Start. Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display verschijnt Plaats achterz. en druk op Start. • Als u niet op (Start) drukt, wordt alleen de voorzijde gekopieerd. • Als het origineel groter is dan het afdrukgebied, worden sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 65 Basisfuncties voor scannen Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Scanfuncties" op pagina 246) voor speciale scanfuncties. Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de poortconnectie of selecteert u Scannen vanaf paneel op apparaat inschakelen in Samsung Easy Printer Manager > Geavanceerde modus activeren > Instellingen voor scannen naar pc. 17 Basisfuncties voor scannen Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het scannen van originelen. 3 De standaardinstelling is Mijn docum.. Dit is een basisscanmethode voor een apparaat dat via USB is verbonden. U kunt de map waarin het gescande bestand is opgeslagen toevoegen of verwijderen in Samsung Easy Printer Manager > • Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. • Als u wilt scannen via het netwerk, raadpleegt u de handleiding Geavanceerd (zie "Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten op een netwerk" op pagina 254). 1 2 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). Selecteer (scannen) > Naar pc scan. > Lokale comp. op het bedieningspaneel. Selecteer de gewenste toepassing en druk op OK. Geavanceerde modus activeren. > Instellingen voor scannen naar pc. 4 5 Selecteer de gewenste optie en druk op OK. Het apparaat begint te scannen. De gescande afbeelding wordt opgeslagen in C:\Gebruikers\gebruikersnaam\Mijn documenten. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte programma. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 66 Basisfuncties voor faxen 18 • Deze functie wordt niet ondersteund voor SCX-470X Series (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 25). Voorbereiden om te faxen • Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Faxfuncties" op pagina 258), voor speciale faxfuncties. • U kunt dit apparaat niet als faxapparaat gebruiken via een internettelefoon. Raadpleeg uw internetprovider voor meer informatie. • Wij raden het gebruik van traditionele analoge telefoondiensten (PSTN: Public Switched Telephone Network) wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van een microfilter. Een microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de kwaliteit van de netwerk/internetverbinding. Aangezien er geen DSL-microfilter met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u best contact op met uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken. De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet. Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen moet u het meegeleverde telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting in de wand (zie "Achterkant" op pagina 24). Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding voor informatie over de aansluiting. Het maken van een telefoonverbinding verschilt van land tot land. 19 Een fax verzenden • U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de ADI plaatsen. Als er zich zowel originelen in de ADI als op de glasplaat van de scanner bevinden, worden de originelen in de ADI eerst gelezen omdat de ADI een hogere prioriteit heeft bij het scannen. • De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet. 1 Lijnpoort 2 Microfilter 3 DSL-modem / telefoonlijn (zie "Achterkant" op pagina 24). • De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 67 Basisfuncties voor faxen 1 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 2 3 Selecteer 4 5 Voer het faxnummer van de ontvanger in. (faxen) op het bedieningspaneel. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 70). Druk op (Start) op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt. • Met Samsung Network PC Fax kunt u een fax rechtstreeks vanaf uw computer verzenden (zie "Een fax met uw computer verzenden" op pagina 259). • Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op het apparaat begint met verzenden. Een fax handmatig verzenden Voer de volgende stappen uit om een fax te verzenden met (On Hook Dial) op het configuratiescherm. Als uw apparaat over een hoorn beschikt, kunt u een fax verzenden met de hoorn (zie "Functies per model" op pagina 7). 1 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 2 3 Selecteer 4 Druk op On Hook Dial op het bedieningspaneel of neem de hoorn van de haak. 5 Voer een faxnummer in met behulp van het numeriek toetsenblok op het bedieningspaneel. 6 Druk op (Start) op het bedieningspaneel zodra u een hoge faxtoon hoort van het ontvangende faxapparaat. (Stop/Clear) voordat • Als u een fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner, verschijnt er een bericht waarin u wordt gevraagd een volgende pagina in te voeren. (faxen) op het bedieningspaneel. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 70). 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 68 Basisfuncties voor faxen Groepsverzending (faxen naar meerdere bestemmingen verzenden) 5 Voer het nummer van het eerste ontvangende faxapparaat in en druk op OK. U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer Met de functie Groepsverzending kunt u een fax naar meerdere bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch in het geheugen opgeslagen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de originelen automatisch uit het geheugen gewist (zie "Functies per model" op pagina 7). U kunt geen faxen verzenden met deze functie wanneer u hebt gekozen voor superfijn of wanneer de fax in kleur is. 1 selecteren met de knop Geavanceerd). 6 Selecteer 4 Selecteer (Menu) > Faxfunctie > Meerdere verz. op het bedieningspaneel. (faxen) op het bedieningspaneel. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 70). Voer het tweede faxnummer in en druk op OK. U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren. 7 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 2 3 (Address Book) (zie de handleiding Als u meer faxnummers wilt invoeren drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stappen 5 en 6. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen. Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander groepskiesnummer invoeren. 8 Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, selecteert u Nee op de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. Het apparaat verzendt de fax naar de verschillende nummers in de volgorde waarin u ze hebt ingevoerd. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 69 Basisfuncties voor faxen 20 Een fax ontvangen De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet. Uw apparaat is standaard ingesteld op faxmodus. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. 21 De documentinstellingen aanpassen De SCX-470x Series ondersteunt de faxfuncties niet. Voordat u een fax verstuurt, wijzigt u de volgende instellingen overeenkomstig de eigenschappen van het origineel voor een optimaal resultaat. Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. Resolutie De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax van een betere kwaliteit te versturen. 1 Selecteer (faxen) > bedieningspaneel. 2 Selecteer de gewenste optie en druk op OK. (Menu) > Faxfunctie > Resolutie op het • Standaard: originelen met tekens van normale grootte. • Fijn: originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt. • Superfijn: originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert deze resolutie ondersteunt. • Verzenden vanuit het geheugen is niet mogelijk in de modus Superfijn. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn. • Als het apparaat ingesteld is op de resolutie Superfijn, maar het ontvangende faxapparaat de resolutie Superfijn niet ondersteunt, wordt de fax verzonden in de hoogste resolutie die het ontvangende faxapparaat ondersteunt. • Fotofax: originelen met grijstinten of foto’s. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 70 Basisfuncties voor faxen • Kleurenfax: originelen met kleuren. • Verzenden vanuit het geheugen is niet beschikbaar in deze modus. • U kunt alleen een kleurenfax verzenden als het apparaat waarmee u communiceert, de ontvangst van een kleurenfax ondersteunt en als u de fax handmatig verzendt. 3 Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. Tonersterkte U kunt de helderheid van het originele document selecteren. De ingestelde helderheid geldt voor de huidige faxtaak. Voor het aanpassen van de standaardinstellingen (zie"Menu Faxen" op pagina 196). 1 Selecteer (faxen) > het bedieningspaneel. 2 3 Selecteer de gewenste tonerinstelling. Druk op (Menu) > Faxfunctie > Tonersterkte op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 71 3. Onderhoud In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van uw apparaat kunt aankopen. • Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 73 • Beschikbare verbruiksartikelen 74 • Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 75 • Toner herverdelen 76 • De tonercassette vervangen 77 • De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren 79 • Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op" 80 • Het apparaat reinigen 81 Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en onderdelen. Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of reserveonderdelen wilt bestellen, neemt u contact op met de lokale Samsung-dealer of de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/regio voor de contactgegevens van de klantenservice. 3. Onderhoud 73 Beschikbare verbruiksartikelen Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur naderen, kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen: Type Gemiddeld aantal afdrukken a Benaming van onderdeel Standaardrendement tonercassette Ong. 1.500 pagina's MLT-D103S Tonercassette met hoge capaciteit Ong. 2.500 pagina's MLT-D103L Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gereviseerde tonercassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan die van Samsung vallen niet onder de garantie van het apparaat. a. Opgegeven rendement overeenkomstig ISO/IEC 19752. De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de opties, het percentage afbeeldingen en de taakmodus. Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit best in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere verbruiksartikelen zijn mogelijk niet compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes en andere verbruiksartikelen per land kunnen verschillen. 3. Onderhoud 74 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te bestellen. Laat onderhoudsonderdelen alleen vervangen door een erkende servicemedewerker, de leverancier of personeel van de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gemiddelde levensduur is verstreken, valt niet onder de garantie. Onderhoudsonderdelen worden op gezette tijdstippen vervangen om te verhinderen dat de afdrukkwaliteit verslechtert en er papierinvoerstoringen optreden als gevolg van versleten onderdelen (zie onderstaande tabel). Uw apparaat moet op elk moment perfect functioneren. De te vervangen onderdelen moeten worden vervangen wanneer de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken. Gemiddeld aantal afdrukkena Onderdelen Rubbermat van de ADI. Ong. 20.000 pagina's Transportrol Ong. 100.000 pagina's fixeereenheid Ong. 50.000 pagina's Opneemrol Ong. 50.000 pagina's Vertragingsrol Ong. 50.000 pagina's Voorwaartse rol Ong. 50.000 pagina's Aanvoerrol Ong. 50.000 pagina's a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, de media, het formaat van de media en de complexiteit van de taak. 3. Onderhoud 75 Toner herverdelen Als de tonercassette bijna leeg is: • Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende dichtheid aan beide kanten. • knippert de Status-LED rood. In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte strepen of lichtere gebieden voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is verdeeld. Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Met warm water hecht de toner zich aan de stof. Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt. 3. Onderhoud 76 De tonercassette vervangen • Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette. • Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. • Schud de tonercassette grondig. Dit verhoogt de afdrukkwaliteit in het begin. • Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt. 3. Onderhoud 77 De tonercassette vervangen Als een tonercassette het eind van de levensduur bereikt heeft, stopt de printer met afdrukken. 3. Onderhoud 78 De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Vervang indien nodig de betrokken onderdelen. Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. 1 2 3 Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Gebruiksduur op het bedieningspaneel. Selecteer de gewenste optie en druk op OK. • Info verb.art.: drukt een pagina af met de gegevens van verbruiksartikelen. • Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s. • ADI-scan: toont het aantal pagina's dat is afgedrukt via de automatische documentinvoer. • Scan. via glas: toont het aantal pagina's dat is gescand via de glasplaat. Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 3. Onderhoud 79 Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op" Als de tonercassette bijna leeg is, verschijnt een bericht of gaat er een LED branden die aangeeft dat u de tonercassette moet vervangen. U kunt instellen of u wenst dat dit bericht of deze LED verschijnt of niet. 1 2 3 Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Ws tr bijna op op het bedieningspaneel. Selecteer de gewenste optie. Druk op OK om de selectie op te slaan. 3. Onderhoud 80 Het apparaat reinigen Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te verlengen. • Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen. • Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn. • Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen. 1 De buitenkant reinigen Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat terechtkomt. 3. Onderhoud 81 Het apparaat reinigen 2 De binnenkant reinigen • Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen. • Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt. • Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten. 3. Onderhoud 82 Het apparaat reinigen 3 Reinigen van de opneemrol • Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten. • Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt. 3. Onderhoud 83 Het apparaat reinigen 3. Onderhoud 84 Het apparaat reinigen 4 Scannereenheid reinigen Houd de scannereenheid goed schoon. Dat komt de kwaliteit van de kopieën ten goede. Wij raden u aan de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen en dit zo nodig in de loop van de dag te herhalen. 1 2 3 Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met een beetje water. Til het deksel van de scanner op. Veeg de glasplaat schoon en droog ze af. 1 Scannerdeksel 2 Glasplaat van de scanner 3 Glasplaat van de documentinvoer 4 Witte strook 3. Onderhoud 85 Het apparaat reinigen 4 5 Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af. Sluit het deksel van de scanner. 3. Onderhoud 86 4. Problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. • Tips om papierstoringen te voorkomen 88 • Vastgelopen originelen verwijderen 89 • Papierstoringen verhelpen 93 • Informatie over de status-LED 98 • Informatie over displaymeldingen 100 In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. Als uw apparaat beschikt over een displayscherm, moet u eerst hierop kijken om de fout op te lossen. Als u in dit hoofdstuk geen oplossing voor uw probleem kunt vinden, kijkt u in het hoofdstuk Problemen oplossen in de Gebruikershandleiding Geavanceerd. Als u geen oplossing kunt vinden in de Gebruikershandleiding of als het probleem blijft optreden kunt u naar de klantenservice bellen. Tips om papierstoringen te voorkomen U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met vastzittend papier te voorkomen: • Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 43). • Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt. • Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken. • Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst. • Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier. • Plaats geen verschillende soorten papier in een lade. • Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109). 4. Problemen oplossen 88 Vastgelopen originelen verwijderen Als een origineel vastloopt in de ADI verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen. 4. Problemen oplossen 89 Vastgelopen originelen verwijderen 1 Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner 4. Problemen oplossen 90 Vastgelopen originelen verwijderen 2 Het origineel is in de scanner vastgelopen 4. Problemen oplossen 91 Vastgelopen originelen verwijderen 3 Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van de scanner. 1 2 Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI. 4. Problemen oplossen 92 Papierstoringen verhelpen Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. 4 In de papierlade 4. Problemen oplossen 93 Papierstoringen verhelpen 5 In de lade voor handmatige invoer 4. Problemen oplossen 94 Papierstoringen verhelpen 6 Binnenin het apparaat Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 4. Problemen oplossen 95 Papierstoringen verhelpen 7 In het uitvoergebied 4. Problemen oplossen 96 Papierstoringen verhelpen 8 Rond de duplexeenheid 1 1 2 2 4. Problemen oplossen 97 Informatie over de status-LED De kleur van de LED geeft de huidige status van het apparaat aan. • Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar. • Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen. • U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster Afdrukstatus of Smart Panel. • Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Status Status-LED Omschrijving Uit Groen Het apparaat is offline. Knippert Aan Rood Knippert Als het lampje knippert, is het apparaat bezig met het ontvangen of afdrukken van gegevens. • Het apparaat is online en klaar voor gebruik. • Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Bekijk het bericht op het display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken. Deze functie is niet van toepassing op enkele modellen zonder displayscherm op het bedieningspaneel. • De tonercassette is bijna leeg. Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is bijna bereikt. Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 76). Aan • De tonercassette heeft de geschatte levensduur aHet verdient aanbeveling de tonercassette te vervangen (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). • De klep is geopend. Sluit de klep. • De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade. • Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Bekijk de melding op het display (zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 100). 4. Problemen oplossen 98 Informatie over de status-LED Status WPS-LEDb PowerLED Eco-knop Omschrijving Blauw Aan Als het apparaat met een draadloos netwerk is verbonden, gaat de WPS-LED blauw branden. Blauw Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Uit Het apparaat staat in de gereedmodus of het apparaat is uitgeschakeld. Aan Eco-modus is ingeschakeld. De functies voor dubbelzijdig afdrukken, 2 per vel afdrukken, tonerbesparing en lege pagina's overslaan worden automatisch toegepast tijdens het afdrukken (zie "Eco-afdruk" op pagina 60). Uit Eco-modus is uitgeschakeld. Groen a. bijna bereikt. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Dit geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden gemaakt met de cassette conform ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, het percentage van de afbeelding, de tijd tussen afdruktaken, media en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken. b. alleen SCX-472x Series. 4. Problemen oplossen 99 Informatie over displaymeldingen Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het probleem. • Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. 9 Foutmeldingen gerelateerd aan vastgelopen papier Melding • Doc. vastgel. Verw. vastgel. papier Het geplaatste origineel is vastgelopen in de documentinvoer. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Vastgelopen originelen verwijderen" op pagina 89). • Pap.st. in lade Er is papier vastgelopen bij de papierinvoer. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In de papierlade" op pagina 93). • Papierstoring in handm. invoer Er is papier vastgelopen bij de lade voor handmatige invoer. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In de lade voor handmatige invoer" op pagina 94). • Pap.st. in app. Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Binnenin het apparaat" op pagina 95). • Als u contact opneemt met de klantenservice, is het nuttig dat u het bericht op het display doorgeeft aan een medewerker van de klantenservice. • Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige meldingen mogelijk niet op het display. • [foutnummer] geeft het foutnummer aan. Voorgestelde oplossing Betekenis • [ladenummer] geeft het ladenummer aan. 4. Problemen oplossen 100 Informatie over displaymeldingen Melding Betekenis Voorgestelde oplossing • Pap.st. in uitv.gebied Er is papier vastgelopen in het papieruitvoergebied. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In het uitvoergebied" op pagina 96). • Pap.st. onderk. DE Er is papier vastgelopen in het duplex-gebied. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Rond de duplexeenheid" op pagina 97). • Papierst. bovenkant duplexeenh. 4. Problemen oplossen 101 Informatie over displaymeldingen 10 Meldingen over de tonercassette Melding Betekenis Voorgestelde oplossing • Plaats tonercas. Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een tonercassette. • Zwarte TC comp. De tonercassette die u hebt geplaatst, is niet geschikt voor uw apparaat. Installeer tonercassettes van Samsung die speciaal bedoeld zijn voor uw apparaat. • Bereid nieuwe cass. Voor De tonercassette bevat nog een kleine hoeveelheid toner. Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is bijna bereikt. Houd een nieuwe cassette gereed om de oude cassette te vervangen. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 76). 4. Problemen oplossen 102 Informatie over displaymeldingen Melding • Plaats nieuwe cass. • Geen toner meer Betekenis De tonercassette heeft de geschatte levensduur bereikt. Stopt het apparaat met afdrukken. Voorgestelde oplossing • U kunt kiezen tussen Stop of Doorgaan, zoals weergegeven op het bedieningspaneel. Als u Stop selecteert, stopt de printer met afdrukken en kunt u niet meer afdrukken zolang u de cassette niet hebt vervangen. Als u Doorgaan kiest, gaat de printer door met afdrukken maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken • Als u van een optimale afdrukkwaliteit wilt blijven genieten, er met de cassette gemiddeld kunnen worden dient u de tonercassette te vervangen wanneer dit bericht verschijnt. Als u de cassette verder blijft gebruiken kunnen er gemaakt conform ISO/IEC 19752 (zie "Beschikbare problemen optreden met de afdrukkwaliteit (zie "De verbruiksartikelen" op pagina 74). Het aantal tonercassette vervangen" op pagina 77). pagina’s kan afhankelijk zijn van de omgevingsomstandigheden, het percentage afbeeldingen, de tijd tussen de afdruktaken, media Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsungen het mediaformaat. Het is mogelijk dat de cassette tonercassettes (bijv. hervulde of gerecyclede cassettes) nog wat toner bevat wanneer de desbetreffende af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsungmelding verschijnt en de printer stopt met afdrukken. tonercassettes immers niet garanderen. Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan die van Samsung worden niet gedekt door de garantie van het apparaat. • Als het apparaat stopt met afdrukken, vervangt u de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). 4. Problemen oplossen 103 Informatie over displaymeldingen 11 12 Meldingen over de papierlade Melding Betekenis Meldingen over het netwerk Voorgestelde oplossing • Uitvoervak vol Verw. pap. De uitvoerlade is vol. Zodra het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat de printer door met afdrukken. • is leeg in [ladetype] Er bevindt zich geen papier in de lade of handmatige invoer. Plaats papier in de lade (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 45, "Papier in de lade plaatsen" op pagina 45). • Fout papier in lade Het in de printereigenschappen • Fout papier in opgegeven handmatige papierformaat stemt invoer niet overeen met het door u geplaatste papier. Plaats het juiste papier. Melding Betekenis Voorgestelde oplossing • Netw.probl.: IP-conflict Het door u ingestelde IP-adres wordt al door iemand anders gebruikt. Controleer het IP-adres en stel het zo nodig opnieuw in (zie handleiding Geavanceerd). • Draadloos Netwerkfout Draadloze module is niet geïnstalleerd. Neem contact op met de klantenservice. 13 Div. meldingen Melding • Klep scanner open. Betekenis Voorgestelde oplossing De klep van de documentinvoer is niet goed vergrendeld. Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken. 4. Problemen oplossen 104 Informatie over displaymeldingen Melding Betekenis Voorgestelde oplossing • Fout [foutnummer] Zet uit en aan Het apparaat kan niet bestuurd worden. Start het apparaat opnieuw op en probeer nogmaals af te drukken. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een servicecentrum. • Geh. vol Verw. taak Het geheugen is vol. U kunt de ontvangen faxtaak afdrukken of verwijderen in Veilige ontv. (zie de handleiding Geavanceerd). • Scanner geblok. De scanner is vergrendeld. Start het apparaat opnieuw op. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een servicecentrum. 4. Problemen oplossen 105 5. Bijlage In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met betrekking tot toepasbare regelgeving. • Specificaties 107 • Informatie over wettelijke voorschriften 116 • Copyright 131 Specificaties 1 Algemene specificaties De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Ga naar www.samsung.com voor mogelijk gewijzigde informatie. Items Omschrijving Afmetingena Breedte x Lengte x Hoogte 406 x 338 x 384mm (15,98 x 13,30 x 15,12 inches) Gewichta Apparaat inclusief verbruiksartikelen 10,98 kg Geluidsniveaub Stand-bymodus 26 dB (A) Afdrukmodus Minder dan 50 dB(A) Kopieermodus Minder dan 53 dB(A) Scanmodus (glasplaat van de scanner) 52 dB (A) Scanmodus (documentinvoer) 53 dB (A) Gebruik 10 tot 32°C Opslag (in verpakking) -20 tot 40 °C Temperatuur 5. Bijlage 107 Specificaties Items Omschrijving Relatieve luchtvochtigheid Gebruik 20 tot 80% RV Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV Nominaal vermogenc Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V Gemiddeld vermogen Minder dan 400W Stand-bymodus minder dan 50 Watt Energiebesparende modus minder dan 3,0 Watt Uitgeschakelde toestand Minder dan 0,2 W (0,1 Wd) Module U98Z058 Stroomverbruik Draadloose a. De afmetingen en het gewicht zijn gebaseerd op een apparaat zonder handset. b. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken. c. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (hertz) en het type stroom (A) voor uw apparaat. d. Printer met aan/uit-schakelaar. e. Alleen voor draadloze modellen (zie "Functies per model" op pagina 7). 5. Bijlage 108 Specificaties 2 Specificaties van de afdrukmedia Type Formaat Afmetingen Gewicht/capaciteit afdrukmediaa Lade Normaal papier Letter 216 x 279 mm 60 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) Legal 216 x 356 mm US Folio 216 x 330 mm • 250 vellen van 80 g/m2 (bankpostpapier) A4 210 x 297 mm Oficio 216 x 343 mm JIS B5 182 x 257 mm ISO B5 176 x 250 mm Executive 184 x 267 mm A5 148 x 210 mm A6 105 x 148 mm Handmatige invoerb 60 tot 220 g/m2 (bankpostpapier). • 1 vel van 80 g/m2 (bankpostpapier) 5. Bijlage 109 Specificaties Type Formaat Afmetingen Gewicht/capaciteit afdrukmediaa Lade Monarchenvelop 98 x 191 mm Envelop Nr. 10 105 x 241 mm Envelop DL 110 x 220 mm Envelop C5 162 x 229 mm Envelop C6 114 x 162 mm Dik papier Zie Normaal papier Dikker papier Handmatige invoerb Niet beschikbaar in lade 60 tot 220 g/m2 (bankpostpapier). Zie Normaal papier 91 tot 105 g/m2 (bankpostpapier) 91 tot 105 g/m2 (bankpostpapier) Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade 164 tot 220 g/m2 (bankpostpapier). Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier 60 tot 70 g/m2 (bankpostpapier) 60 tot 70 g/m2 (bankpostpapier) Transparanten Letter, A4 Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade 138 tot 146 g/m2 (bankpostpapier) Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade Etikettenc Letter, Legal, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5 120 tot 150 g/m2 (bankpostpapier) Enveloppen 5. Bijlage 110 Specificaties Type Formaat Afmetingen Gewicht/capaciteit afdrukmediaa Lade Kartonpapier Letter, Legal, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5 Handmatige invoerb Zie Normaal papier 121 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) 121 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) Zie Normaal papier 106 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) 106 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) • Handmatige invoer: 76 x 127 mm 60 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) d, e Briefkaart 4x6 Bankpostpapier Zie Normaal papier Minimaal formaat (aangepast) Maximaal formaat (aangepast) • Lade: 105 x 148,5 mm 216 x 356 mm a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden. b. 1 vel voor de handmatige invoer c. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau. d. De beschikbare papiersoorten in de handmatige invoer: Normaal, Dik, Dikker, Dun, Katoen-, Gekleurd, Voorbedrukt, Kringloop-, Envelop, Transparant, Etiketten, Karton, Bankpost-, Archiefe. De beschikbare papiersoorten in lade: Normaal, Dik, Dun, Kringloop, Karton, Bankpost, Archief 5. Bijlage 111 Specificaties 3 Systeemvereisten Microsoft® Windows® Vereisten (aanbevolen) Besturingssysteem Processor RAM Vrije schijfruimte Windows® 2000 Intel® Pentium® II 400 MHz (Pentium III 933 MHz) 64 MB (128 MB) 600 MB Windows® XP Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (256 MB) 1,5 GB Windows Server® 2003 Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB Windows Server® 2008 Intel® Pentium® IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (2 GB) 10 GB Windows Vista® Intel® Pentium® IV 3 GHz 512 MB (1 GB) 15 GB Windows® 7 Intel® Pentium® IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger 1 GB (2 GB) 16 GB • Ondersteuning voor DirectX® 9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen). • DVD-R/W-station Windows Server® 2008 R2 Intel® Pentium® IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2 GHz of sneller) 512 MB (2 GB) 10 GB 5. Bijlage 112 Specificaties • Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen. • Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben. • Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat. • Voor Windows 2000 is Service Pack 4 of hoger vereist. Macintosh Besturingssysteem Mac OS X 10.4 Vereisten (aanbevolen) Processor • Intel®-processoren • PowerPC G4/G5 Mac OS X 10.5 • Intel®-processoren RAM • 128 MB voor Mac met PowerPC (512 MB) Vrije schijfruimte 1 GB • 512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB) 512 MB (1 GB) 1 GB • 867 MHz of sneller Power PC G4/G5 Mac OS X 10.6 • Intel®-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB Mac OS X 10.7 • Intel®-processoren 2 GB 4 GB 5. Bijlage 113 Specificaties Linux Items Besturingssysteem Vereisten Redhat® Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits) Fedora 5 ~ 13 (32/ 64 bit) SuSE Linux 10.1 (32 bits) OpenSuSE® 10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bit) Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bit) Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bit) SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bits) Debian 4.0, 5.0 (32/64 bits) Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel Core™2) RAM 512 MB (1 GB) Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB) Unix Items Vereisten Besturingssysteem Sun Solaris 9, 10 (x86, SPARC) HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC, Itanium) IBM AIX 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 Vrije schijfruimte Tot 100 MB 5. Bijlage 114 Specificaties 4 Netwerkomgeving Alleen voor draadloze en netwerkmodellen (zie "Functies per model" op pagina 7). U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. In de volgende tabel worden de netwerkomgevingen vermeld die door het apparaat worden ondersteund. Items Specificaties Netwerkinterface • Ethernet 10/100 Base-TX bedraad LAN • 802.11b/g/n draadloos LAN (alleen SCX-472x Series) Netwerkbesturingssysteem • • • • Windows 2000/Server 2003/Server 2008/XP/Vista/7/Server 2008 R2 Diverse Linux-besturingssystemen Mac OS X 10.4 ~ 10.7 Unix Netwerkprotocollen • • • • • • TCP/IPv4 DHCP, BOOTP DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec) Draadloze netwerkbeveiliging • Verificatie: OSA, gedeelde sleutel, WPA Personal, WPA2 Personal (PSK) • Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES 5. Bijlage 115 Informatie over wettelijke voorschriften Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften. Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en letsels te beperken. 5 Verklaring inzake laserveiligheid De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 60825-1: 2007. Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I. 6 Waarschuwing De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze onzichtbaar is, kan de gereflecteerde laserstraal uw ogen beschadigen. Veiligheid in verband met ozon De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1 ppm. Ozon is zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat dus op een plaats met goede ventilatie. 5. Bijlage 116 Informatie over wettelijke voorschriften 7 9 Kwik Recycleren Bevat kwik en moet weggegooid worden conform de plaatselijke voorschriften, de wetten van de staten en de federale wetten (alleen voor VSA). Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze op een milieuvriendelijke wijze. 8 Energiebesparingsmodus 10 Alleen voor China Deze printer is uitgerust met een geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd. ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken. Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov Voor modellen met ENERGY STAR-certificering staat het etiket van ENERGY STAR op uw apparaat. Controleer of uw apparaat gecertificeerd is met ENERGY STAR. 5. Bijlage 117 Informatie over wettelijke voorschriften 11 Correcte verwijdering van dit product (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) (Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met gescheiden inzamelingssystemen voor batterijen) (Alleen voor de Verenigde Staten) Verwijder elektronica door deze naar een goedgekeurd recyclingbedrijf te brengen. Vind recyclingbedrijven bij u in de buurt op onze website: www.samsung.com/recyclingdirect Of bel (877) 278 - 0799 Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun levensduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde afvalverwijdering. Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen om te vernemen waar en hoe ze deze artikelen milieuvriendelijk kunnen laten recyclen. Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst te controleren. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval voor verwijdering worden gemengd. 5. Bijlage 118 Informatie over wettelijke voorschriften 12 13 Correcte verwerking van de in dit product gebruikte batterijen (Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen voor batterijen) Deze aanduiding op de batterij, handleiding of verpakking geeft aan dat de batterijen in dit product aan het eind van hun levensduur niet samen met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Een markering met de chemische symbolen Hg, Cd of Pb geeft aan dat de batterij een dosis kwik, cadmium of lood bevat die hoger is dan de referentieniveaus uit EG-Richtlijn 2006/66. Als de batterijen niet op de juiste manier worden weggeworpen, kunnen deze stoffen schade berokkenen aan mens en milieu. Om de natuurlijke hulpbronnen te beschermen en het hergebruik van materialen aan te moedigen, verzoeken wij u afgedankte accu’s en batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu’s en batterijen in uw omgeving. Alleen voor Taiwan 14 Radiofrequentiestraling FCC-normen (VS) Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: • dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken • en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken. 5. Bijlage 119 Informatie over wettelijke voorschriften Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij een bepaalde installatie geen interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen: • Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op. • Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger. • Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten. • raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/televisiemonteur. Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming aan de gebruiker om het apparaat te gebruiken vervalt. Canadese regelgeving inzake radio-interferentie Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de standaard voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada. Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur : « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada. 15 Verenigde Staten van Amerika Federale Communicatiecommissie (FCC) Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15 Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn. Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC IDnummer op het systeemlabel staat. 5. Bijlage 120 Informatie over wettelijke voorschriften De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt aangegeven dat de afstand tussen een draadloos apparaat en het lichaam minstens 20 cm moet bedragen, bij gebruik van het apparaat nabij het lichaam (uitstekende delen niet meegerekend). Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld. Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de FCC heeft bepaald. FCC-bepaling voor het gebruik in draadloze LAN’s: Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie van deze zender en antenne kan dicht bij de geïnstalleerde antenne de RFblootstellingsgrens van 1 mW/cm2 worden overschreden. Daarom moet de gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de antenne. Dit apparaat kan niet worden geïnstalleerd met een andere zender en verzendantenne. Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken. 16 Alleen voor Rusland Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant. 5. Bijlage 121 Informatie over wettelijke voorschriften 17 Alleen Duitsland 18 Alleen voor Turkije Het REN (Ringer Equivalence Number) is een indicatie van het maximum aantal apparaten dat mag worden aangesloten op een telefooninterface. U kunt een willekeurige combinatie van apparaten aansluiten op een telefooninterface mits de som van de REN's van alle apparaten niet groter is dan 5. / L’indice d’equivalence de la sonnerie (IES) sert a indiquer le nombre maximal de terminaux qui peuvent etre raccordes a une interface telephonique. La terminaison d’une interface peut consister en une combinaison quelconque de dispositifs, a la seule condition que la somme d’indices d’equivalence de la sonnerie de tous les dispositifs n’excede pas cinq. 20 Faxidentificatie 19 Alleen Canada Dit product voldoet aan de geldende technische specificaties van Industry Canada. / Le present materiel est conforme aux specifications techniques applicables d’Industrie Canada. Volgens de Telephone Consumer Protection Act van 1991 is het wettelijk verboden om met een computer of een ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden tenzij ze voorzien zijn van een duidelijke strook aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste pagina met de volgende gegevens: 1 verzenddatum en -tijd; 2 naam van het bedrijf, de bedrijfsafdeling of afzender; en 3 telefoonnummer van het verzendapparaat, het bedrijf, de bedrijfsafdeling of de persoon. 5. Bijlage 122 Informatie over wettelijke voorschriften De telefoonmaatschappij kan wijzigingen aanbrengen in haar communicatiefaciliteiten, in de werking van haar installaties of in procedures waar dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften van FCC Deel 68. Als van zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de communicatiemiddelen van de telefoonmaatschappij, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze materiële gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk op de hoogte worden gesteld, zodat hij kan ononderbroken kan blijven genieten van de service. 21 REN-nummer (Ringer Equivalence Number) De aansluitfactor en het FCC-registratienummer voor dit apparaat vindt u op een etiket aan de achterkant of op de onderkant van het apparaat. In een aantal gevallen moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt. De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met het telefoneren en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Er mogen niet meer dan vijf apparaten tegelijk worden aangesloten om er zeker van te zijn dat de telefoonmaatschappij in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een aantal gevallen kunnen er geen vijf toestellen aangesloten worden. Als een aangesloten telefoonapparaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet. Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-regels en de vereisten die door de ACTA werden aangenomen. Op de achterkant van dit apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product-id bevat met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet op verzoek worden meegedeeld aan de telefoonmaatschappij. 5. Bijlage 123 Informatie over wettelijke voorschriften Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit apparaat die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant ertoe leiden dat de gebruiker het recht verliest om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt, moet de telefoonmaatschappij de klant waarschuwen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter praktisch onmogelijk is om de klant vooraf te verwittigen, kan de telefoonmaatschappij de dienstverlening tijdelijk onderbreken op voorwaarde dat ze: a de klant onmiddellijk op de hoogte brengt; b de klant de gelegenheid biedt om het probleem met de randapparatuur te verhelpen, c de klant erop wijst dat hij het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68". • Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak. • Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst op de hoogte te brengen van de test. De dienst kan u dan meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen. • Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen. • Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten. U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C. Verder moet u weten: • Dat het apparaat niet ontworpen is voor aansluiting op een PBXcentrale. • Als u het apparaat wilt aansluiten op de telefoonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan om buiten een normaal telefoontoestel geen andere apparaten aan te sluiten op de lijn waarop het apparaat is aangesloten. 5. Bijlage 124 Informatie over wettelijke voorschriften 22 De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK) Belangrijk Belangrijke waarschuwing: Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten. De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering: • Groen/geel: aarding Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap hebt op gezet. Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht. Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. U moet een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer. • Blauw: neutraal • Bruin: fase Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker. Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd. Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of zwart is gekleurd. Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of de kleur zwart. In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van 13 ampère zijn aangebracht. Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok te krijgen als u hem in het stopcontact steekt. 5. Bijlage 125 Informatie over wettelijke voorschriften 23 Verklaring van overeenstemming (Europese landen) Goedkeuringen en certificeringen 9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EC van de Raad inzake radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge herkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd. EC-certificering Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [SCX-470xND Series] voldoet aan de essentiële vereisten en andere regelgeving van de laagspanningsrichtlijn (2006/95/EC) en de EMC-richtlijn (2004/108/EC). Certificering voor Richtlijn 1999/5/EC inzake radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie (FAX) Samsung Electronics verklaar hierbij dat deze [SCX-472xFW Series/SCX-472xHW Series/SCX-472xFD Series/SCX-472xHD SeriesSCX-472xHN Series, SCX-470xDN Series] voldoet aan de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen in de R&TTE-richtlijn 1999/5/EC. Dit product van Samsung is gecertificeerd door Samsung zelf voor enkeleterminalverbindingen in heel Europa met het openbare telefoonnet (PSTN), in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen voor gebruik met de nationale openbare telefoonnetten en compatibele PBX-en van de Europese landen: De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com. Daar klikt u op Support > Download center en voert u de printernaam (MFP) in om EuDoC te doorzoeken. Indien er problemen optreden, moet u in eerste instantie contact opnemen met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd. 1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EC van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen. 1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EC van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende elektromagnetische compatibiliteit. Het product is getest op TBR21. Het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) heeft voor gebruik en toepassing in overeenstemming met deze norm een adviesdocument gepubliceerd (EG 201 121), waarin opmerkingen en extra voorwaarden staan voor netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals. Het product is getest op, en voldoet aan, alle relevante adviezen in dit document. 5. Bijlage 126 Informatie over wettelijke voorschriften Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten) Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn. Europese landen met gebruiksbeperkingen: EU In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2454-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10 mW, zoals draadloze apparaten EEA/EFTA-landen Geen beperkingen op dit ogenblik. 24 Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen worden gebruikt als het systeemlabel een CE-markering, een registratienummer van een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool bevat. Alleen voor Israël Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTErichtlijn heeft vastgelegd. Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten gekwalificeerde Europese lidstaten: EU-landen 5. Bijlage 127 Informatie over wettelijke voorschriften 25 Mededelingen aangaande normen Draadloze geleiding Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een draadloos apparaat. Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat wilt gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet worden gebruikt. Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de tot dusver bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie afgeven dan conform de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie is toegestaan, is de producent ervan overtuigd dat deze apparaten veilig zijn in het gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden vermeden. De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt aangegeven dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden. Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend. Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen opgenomen. 5. Bijlage 128 Informatie over wettelijke voorschriften Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht. IEEE 802.11- (beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetoothcommunicatieapparaten zijn voorbeelden van draadloze communicatieapparaten. In omgevingen waar het risico op interferentie met andere apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt beschouwd, kan gebruik van een draadloos apparaat beperkt of verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld met zuurstof en ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden van omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving bevindt waarvan u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om toelating voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik neemt. Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een draadloos apparaat, moet u, als u van het ene land naar het andere reist, voorafgaand aan uw vertrek bij de plaatselijke radiogoedkeuringsinstanties informeren of er beperkingen gelden voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van bestemming. Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en schermen op hun plaats zitten en het systeem compleet is. Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant. Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de systeemherstelkit van de fabrikant of neem contact op met de technische dienst van de fabrikant voor meer informatie. 5. Bijlage 129 Informatie over wettelijke voorschriften 26 Alleen voor China 5. Bijlage 130 Copyright © 2011 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden. Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze gebruikershandleiding. • Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd. • Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation. • TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. • Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties. Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens. REV. 1.1 5. Bijlage 131 Gebruikershandleiding SCX-472x Series SCX-470x Series GEAVANCEERD GEAVANCEERD Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen. Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. BASIS Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows. GEAVANCEERD 1. Installatie van de software Installatie voor de Macintosh 136 Opnieuw installeren voor Macintosh 138 Installatie voor Linux 139 Opnieuw installeren voor Linux 141 2. Een netwerkapparaat gebruiken Menu Scannen 200 Systeeminstallatie 202 Beheerinstellingen 216 Aangepaste instellingen 217 4. Speciale functies Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 219 E-mailadressen opslaan 220 Nuttige netwerkprogramma’s Verschillende tekens invoeren 222 143 Instelling bekabeld netwerk Het faxadresboek instellen 224 145 Gemachtigde gebruikers registreren 227 Afdrukfuncties 228 Scanfuncties 246 Faxfuncties 258 Functies voor gedeelde map gebruiken 271 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 148 IPv6-configuratie 158 Draadloos netwerk instellen 161 3. Menu's met nuttige instellingen Voordat u een hoofdstuk gaat lezen 187 Menu Afdrukken 188 Menu Kopiëren 189 Menu Faxen 196 Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties 272 5. Handige beheerprogramma's Easy Capture Manager 274 Samsung AnyWeb Print 275 Easy Eco Driver 276 133 GEAVANCEERD SyncThru™ Web Service gebruiken 277 Samsung Easy Printer Manager gebruiken 281 Samsung-printerstatus gebruiken 285 Smart Panel gebruiken 287 De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 289 6. Problemen oplossen Problemen met papierinvoer 294 Problemen met de voeding en het netsnoer 295 Afdrukproblemen 296 Problemen met de afdrukkwaliteit 301 Problemen met kopiëren 309 Problemen met scannen 311 Problemen met faxen 313 Problemen met het besturingssysteem 315 134 1. Installatie van de software Dit hoofdstuk levert instructies voor het installeren van essentiële en nuttige software voor gebruik in een opstelling waarbij het apparaat via een kabel aangesloten is. Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat op een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie van het stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 148). • Installatie voor de Macintosh 136 • Opnieuw installeren voor Macintosh 138 • Installatie voor Linux 139 • Opnieuw installeren voor Linux 141 • Als u gebruik maakt van het besturingsysteem Windows, kijkt u in de basishandleiding voor installatie van het stuurprogramma (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 30). • Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter. Installatie voor de Macintosh 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 12 Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw opstarten. Klik op Ga door met installatie. 2 3 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 13 14 Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart. 4 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. 5 6 7 Klik op Ga door. 8 9 10 Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. • 15 Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door. Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties. 16 Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Voor Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op het pictogram +, waarna een venster verschijnt. Klik op Standaardkiezer en zoek de USB-verbinding. • 17 Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. Klik op Voeg toe op de Printerlijst. • In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op Standaard en zoekt u de USBverbinding. Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat in Model. • Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11 Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s > Printerconfiguratie. Voor Mac OS X 10.5-10.7: als Automatisch selecteren niet goed werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de naam van uw apparaat in Druk af via. Uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als standaardapparaat. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 18 Klik op Voeg toe. 1. Installatie van de software 136 Installatie voor de Macintosh Het faxstuurprogramma installeert u als volgt: a Open de map Programma's > Samsung > Faxwachtrijmaker. b Uw apparaat wordt weergegeven in de Printerlijst c Selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken en klik op de knop Maken 1. Installatie van de software 137 Opnieuw installeren voor Macintosh Als het printerbesturingsbestand niet correct werkt, maakt u de installatie van het besturingsbestand ongedaan en installeert u het opnieuw. 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 3 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 4 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Uninstaller OS X. 5 6 Voer het wachtwoord in en klik op OK. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op OK. Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen via Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen. 1. Installatie van de software 138 Installatie voor Linux U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com > vind uw product > Service en downloads). 1 Het Unified Linux-stuurprogramma installeren 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3 Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung. 4 Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en pak het uit. 5 6 Dubbelklik op cdroot > autorun. Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt. 7 Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish. Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt, raadpleegt u de schermhulp die u kunt openen via het systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket van Windows-toepassingen, zoals Unified Driver Configurator of Image Manager. 2 Smart Panel installeren 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3 Download het Smart Panel-pakket van de website van Samsung en plaats het op uw computer. 4 Klik met uw rechtermuisknop op het Smart Panel-pakket en pak het uit. 1. Installatie van de software 139 Installatie voor Linux 5 Dubbelklik op cdroot > Linux > smartpanel > install.sh. 3 Printer Settings Utility installeren 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3 Download het pakket Printer Settings Utility vanaf de website van Samsung. 4 Klik met de rechtermuisknop op het pakket Printer Settings Utility en decomprimeer het. 5 Dubbelklik op cdroot > Linux > psu > install.sh. 1. Installatie van de software 140 Opnieuw installeren voor Linux Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie van het printerstuurprogramma ongedaan te maken. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3 Klik op het pictogram onderaan op het bureaublad. Wanneer het venster Terminal verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/ [root@localhost uninstall]#./uninstall.sh 4 5 6 Klik op Uninstall. Klik op Next. Klik op Finish. 1. Installatie van de software 141 2. Een netwerkapparaat gebruiken In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de software instelt. • Nuttige netwerkprogramma’s 143 • Instelling bekabeld netwerk 145 • Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 148 • IPv6-configuratie 158 • Draadloos netwerk instellen 161 De ondersteunde optionele apparaten en functies kunnen van model tot model verschillen (zie "Functies per model" op pagina 7). Nuttige netwerkprogramma’s Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een netwerkomgeving de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier in te voeren. Zo kan de netwerkbeheerder diverse apparaten in het netwerk beheren. • Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken moet u het IPadres instellen. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 2 SyncThru™ Web Admin Service Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en op afstand controleren. U kunt bovendien problemen oplossen vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. • U kunt dit programma downloaden via http:// solution.samsungprinter.com. 1 SyncThru™ Web Service Met de in het netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u het volgende doen (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 277). • Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen. • Apparaatinstellingen aanpassen. • E-mail-meldingsopties instellen. Als u deze optie instelt, wordt de apparaatstatus (als de tonercassette leeg is of als er een foutmelding is) automatisch naar het e-mailadres van een bepaalde persoon gestuurd. • De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat instellen, zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 143 Nuttige netwerkprogramma’s 3 SetIP installatie van bedraad netwerk Met dit hulpprogramma kunt u een netwerkinterface selecteren en handmatig IP-adressen configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol. • zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows)" op pagina 145. • zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh)" op pagina 146. • zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux)" op pagina 147. • Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 24). • TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 144 Instelling bekabeld netwerk 4 5 Een netwerkconfiguratierapport afdrukken Het IP-adres instellen U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige netwerkinstellingen van uw apparaat worden weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van een netwerk. • De machine heeft een displayscherm: Druk op de knop (Menu) op het configuratiescherm en selecteer Netwerk > Netwerkconf. (Netwerkconfiguratie). • Het apparaat heeft een aanraakscherm: Druk op Instelling vanuit het hoofdscherm > Netwerk > Volg. > Netwerkconfiguratie. • De printer heeft geen display: Houd de knop (Cancel of Stop/ Clear) op het configuratiescherm meer dan 4~5 seconden ingedrukt. In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden. Voorbeeld: • MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78 • IP-adres: 192.0.0.192 • Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 24). • TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund. Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen via een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows) Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via Configuratiescherm > Beveiligingscentrum > Windows Firewall. 1 Installeer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom door te dubbelklikken op Application > SetIP > Setup.exe. 2 3 Volg de instructies in het installatievenster. Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 145 Instelling bekabeld netwerk 4 5 Schakel het apparaat in. 8 In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP. 6 Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen. 7 Voer als volgt de nieuwe apparaatgegevens in in het configuratievenster. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. Klik op Toepassen en vervolgens op OK. Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh) Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren > Beveiliging > Firewall. De volgende instructies kunnen verschillen per model. Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 145). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. 1 2 Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel. 3 Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De pagina SetIPapplet.html wordt geopend in de browser. Hier vindt u de naam en het IP-adres van de printer. 4 Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen. Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP > SetIPapplet.html. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 146 Instelling bekabeld netwerk 5 Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 145). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. 6 7 1 2 3 4 Selecteer Apply, OK en opnieuw OK. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html. Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen. Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 145). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. Sluit Safari af. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux) Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/. 5 Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat afgedrukt. Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via System Preferences or Administrator. De volgende instructies kunnen verschillen per model of besturingssysteem. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 147 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 3 Selecteer Nu installeren. • Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 24). 6 Windows 1 Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet reeds ingesteld zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina 145). Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten. 2 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. • Aangepaste installatie laat u toe om de verbinding van het apparaat te selecteren en aan te geven welke individuele onderdelen u wilt installeren. Volg de aanwijzingen op het scherm. • SCX-470x Series ondersteunt het menu Draadloze verbindingen instellen en installeren. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 148 Installeren van een stuurprogramma over het 4 Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en vink het selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst aan. Klik daarna op Volgende. Het programma zoekt het apparaat. Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden, verschijnt er een foutbericht. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende. 5 De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven. Selecteer het gewenste apparaat en klik op OK. Opdrachtregelparameters De volgende tabel geeft opdrachten weer die kunnen worden gebruikt in het opdrachtvenster. De volgende opdrachtregels zijn effectief en worden gehanteerd wanneer de opdracht gebruikt wordt met /s of /S. /h, /H of /? zijn uitzonderlijke opdrachten die alleen gebruikt kunnen worden. Opdrachtregel /s of /S Als er slechts één apparaat is gevonden, verschijnt het bevestigingsvenster. 6 Volg de instructies in het installatievenster. Definitie Start installatie op de achtergrond. Omschrijving Hiermee worden apparaatstuurprogramma's geïnstalleerd zonder UI's op te roepen en zonder tussenkomst van de gebruiker. De modus installatie op de achtergrond De modus installatie op de achtergrond is een installatiemethode die geen tussenkomst van de gebruiker vereist. Zodra u met de installatie start, worden het stuurprogramma van het apparaat en de software automatisch op uw computer geïnstalleerd. U kunt de installatie op de achtergrond ook starten door /s of /S in het opdrachtvenster te typen. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 149 Installeren van een stuurprogramma over het Opdrachtregel /p"<poortnaam>" of /P"<poortnaam>" Definitie Specificeert de printerpoort. Omschrijving De printerpoortnaam kan worden opgegeven als IPadres, hostnaam, lokale USB-poortnaam of IEEE1284-poortnaam. Er wordt een netwerkpoort Voorbeeld: gemaakt aan de • /p"xxx.xxx.xxx.xxx" hand van de waarin "xxx.xxx.xxx.xxx" standaard TCP/IPstaat voor het IP-adres poortmonitor. Voor van de netwerkprinter. / een lokale poort p"USB001", /P"LPT1:", / moet deze poort p"hostnaam". op het systeem bestaan voor deze door een opdracht wordt gespecificeerd. /a"<dest_path>" of /A"<dest_path>" Specificeert het doelpad voor de installatie. Het doelpad moet een volledig gekwalificeerd pad zijn. Aangezien apparaatstuurprogramma's geïnstalleerd moeten worden op een voor het besturingssysteem specifiek pad, is deze opdracht alleen van toepassing op toepassingssoftware. Opdrachtregel / i"<scriptbestandsn aam>" of / I"<scriptbestandsn aam>" Definitie Specificeert het aangepaste installatiescriptbestand voor aangepaste installatie. De scriptbestandsnaa m moet een volledig gekwalificeerde bestandsnaam zijn. Omschrijving Het aangepaste scriptbestand kan worden toegewezen voor een aangepaste installatie op de achtergrond. Dit scriptbestand kan door het hulpprogramma voor aangepaste installatie of door de teksteditor worden gemaakt of gewijzigd. dit aangepaste scriptbestand heeft voorrang op de standaard installatie-instelling in het installatiepakket, maar heeft geen voorrang op opdrachtregelparam eters. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 150 Installeren van een stuurprogramma over het Opdrachtregel Definitie Omschrijving /n"<Printernaam>" of / N"<Printernaam>" Specificeert de printernaam. De printerinstantie zal worden gemaakt conform de opgegeven printernaam. Met deze parameter kunt u naar wens printerinstanties toevoegen. /nd of /ND Geeft de opdracht het geïnstalleerde stuurprogramma niet in te stellen als standaard apparaatstuurprogramma. Het geeft aan dat het geïnstalleerde apparaatstuurprogramma niet het standaard apparaatstuurprogramma op uw systeem zal zijn als er meer dan een printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als er geen apparaatstuurprogramma op uw systeem is geïnstalleerd, is deze optie niet van toepassing omdat het Windowsbesturingssysteem het geïnstalleerde printerstuurprogramma als standaardstuurprogramma zal instellen. Opdrachtregel Definitie Omschrijving /x of /X Maakt gebruik van bestaande apparaatstuurprogramma bestanden om de printerinstantie te maken als deze al is geïnstalleerd. Deze opdracht biedt een mogelijkheid om een printerinstantie te installeren die gebruikmaakt van geïnstalleerde printerstuurprogrammabest anden zonder een bijkomend stuurprogramma te installeren. / up"<printernaam>" of / UP"<printernaam> " Verwijdert alleen de opgegeven printerinstantie en niet de stuurprogrammabestande n. Deze opdracht biedt een mogelijkheid om alleen de opgegeven printerinstantie van uw systeem te verwijderen zonder effect op andere printerstuurprogramma's. Hiermee zullen de printerstuurprogramma's niet van uw systeem worden verwijderd. /d of /D Verwijdert alle apparaatstuurprogramma' s en toepassingen van uw systeem. Deze opdracht verwijdert alle geïnstalleerde apparaatstuurprogramma's en toepassingssoftware van uw systeem. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 151 Installeren van een stuurprogramma over het 7 Opdrachtregel /v"<share name>" of /V"<share name>" /o of /O /f"<naam van logboekbestand>" of /F"<naam van logboekbestand>" /h, /H of /? Definitie Omschrijving Deelt het geïnstalleerde apparaat en voegt andere platformstuurprogramma' s toe voor Point & Print. Alle ondersteunde apparaatstuurprogramma's van het Windowsbesturingssysteem worden geïnstalleerd en gedeeld met de opgegeven <share name> voor Point & Print. Opent de map Printers en faxapparaten na installatie. Deze opdracht opent de map Printers en faxapparaten na installatie op de achtergrond. Specificeert de naam van het logboekbestand. Indien niet gespecificeerd, wordt het standaard logboekbestand gemaakt in de tijdelijke map op het systeem. Er wordt een logboekbestand gemaakt in een opgegeven map. Toont het gebruik van de opdrachtregel. Macintosh 1 Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en ingeschakeld is. 2 3 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 4 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. 5 6 7 Klik op Ga door. 8 Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle programma´s worden afgesloten. Klik op Ga door. 9 Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 152 Installeren van een stuurprogramma over het Als u het IP-adres nog niet hebt ingesteld, klikt u op IP-adres instellen en raadpleegt u "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh)" op pagina 146. Als u de draadloze instelling wilt gebruiken, raadpleegt u "Instellen met Macintosh" op pagina 175. 10 14 • 15 Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11 12 Voer het wachtwoord in en klik op OK. 13 Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart. Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw opstarten. Klik op Ga door met installatie. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s > Printerconfiguratie. Klik op Voeg toe op de Printerlijst. • 16 In Mac OS X 10.5 -10.7 klikt u op het pictogram "+". Er verschijnt een weergavevenster. In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer. • 17 Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op IP. Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol. Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij Printertype. 18 19 Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres. Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrij. Als u de wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u eerst de standaardwachtrij. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 153 Installeren van een stuurprogramma over het 20 21 Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat in Model. Om andere software te installeren: • • zie "Printer Settings Utility installeren" op pagina 140. • zie "Smart Panel installeren" op pagina 139. Als bij Mac OS X 10.5-10.7 Automatisch selecteren niet goed werkt, kiest u Printersoftware selecteren en de naam van uw apparaat in Druk af via. Klik op Voeg toe. Uw printer verschijnt op de Printerlijst en wordt ingesteld als standaardprinter. Het Linux-stuurprogramma installeren en een netwerkprinter toevoegen 1 Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn ingesteld. 2 Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung. 3 Extraheer het bestand UnifiedLinuxDriver.tar.gz en open de nieuwe map. 4 5 6 7 8 Dubbelklik op de map Linux > het pictogram install.sh. Het faxstuurprogramma installeert u als volgt: a Open de map Programma's > Samsung > Faxwachtrijmaker. b Uw apparaat wordt weergegeven in de Printerlijst. c Selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken en klik op de knop Maken. 8 Linux U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com > vind uw product > Service en downloads). Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Continue. Het venster "Add printer wizard" gaat open. Klik op Next. Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search. Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 154 Installeren van een stuurprogramma over het 9 10 11 12 Selecteer uw apparaat en klik op Next. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next. Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish. Een netwerkprinter toevoegen 1 2 3 4 5 Dubbelklik op Unified Driver Configurator. 6 7 8 Selecteer uw apparaat en klik op Next. 9 UNIX • Controleer of uw printer het besturingssysteem UNIX ondersteunt, voordat u het UNIX-stuurprogramma installeert (zie "Besturingssysteem" op pagina 7). • De commando's zijn gemarkeerd met "". Wanneer u de commando's invoert, moet u geen "" typen. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Besturingssysteem" op pagina 7). Klik op Add Printer.. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next. Selecteer Network printer en klik op de knop Search. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst weergegeven. Om het UNIX-printerstuurprogramma te gebruiken moet u eerst het UNIXprinterstuurprogrammapakket installeren en vervolgens de printer instellen. U kunt het UNIX-printerstuurprogrammapakket downloaden van de website van Samsung (( http://www.samsung.com > vind uw product > Service en downloads). Het UNIX-printerstuurprogrammapakket installeren Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next. Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish. De installatieprocedure is identiek voor alle varianten van het bovengenoemde UNIX-besturingssysteem. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 155 Installeren van een stuurprogramma over het 1 Download het UNIX-stuurprogrammapakket van de website van Samsung en pak het uit op uw computer. 2 Zorg dat u machtigingen voor de hoofdmap heeft. “su -" 3 Kopieer het juiste stuurprogrammabestand naar de UNIX-computer. Raadpleeg de handleiding van uw UNIX-besturingssysteem voor meer informatie. 4 “gzip -d < voor de pakketnaam in | tar xf -" In sommige UNIX-besturingssystemen, zoals Solaris 10, zijn zojuist toegevoegde printers mogelijk niet ingeschakeld en/of kunnen geen taken ontvangen. In dat geval moet u de volgende twee opdrachten uitvoeren in de root-terminal: “accept <printer_name>" “enable <printer_name>" De installatie van het printerstuurprogrammapakket ongedaan maken Ga naar de uitgepakte map. Voer het installatiescript uit. “./install" install is het installatiescriptbestand dat wordt gebruikt om het UNIX-printerstuurprogrammapakket te installeren/deïnstalleren. Gebruik de opdracht "chmod 755 install" om de uitvoering van het installatiescript te machtigen. 7 Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel. Hiermee wordt het venster van de wizard Add Printer Wizard geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende manier in: Pak het UNIX-printerstuurprogrammabestand uit. Op IBM AIX gebruikt u bijvoorbeeld de volgende commando’s: 5 6 8 Het hulpprogramma moet gebruikt worden om de geïnstalleerde printer uit het systeem te verwijderen. a Voer de opdracht "uninstallprinter" uit vanaf de terminal. Hierdoor wordt Uninstall Printer Wizard geopend. De geïnstalleerde printers verschijnen in de vervolgkeuzelijst. b Selecteer de printer die u wilt verwijderen. c Klik op Delete om de printer uit het systeem te verwijderen. Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de installatie te controleren. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 156 Installeren van een stuurprogramma over het d Voer de opdracht ". /install –d" uit om de installatie van het volledige pakket ongedaan te maken. e Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de deïnstallatie te controleren. 6 Typ het IP-adres of de DNS-naam van de printer in het tekstvak Device voor netwerkprinters. Op IBM AIX met jetdirect kunt u alleen Queue type invoeren. U kunt geen numeriek IP-adres invoeren. 7 Queue type toont de verbinding als lpd of jetdirect in de overeenkomstige keuzelijst. Op Sun Solaris OS is bovendien een usb type beschikbaar. 8 9 Selecteer Copies om het aantal exemplaren in te stellen. Gebruik de opdracht ". /install" om de binaire gegevens opnieuw te installeren. De printer instellen Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel om de printer toe te voegen aan uw UNIX-systeem. Hiermee wordt het venster van de wizard Printer toevoegen geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende manier in: 1 2 3 Typ de naam van de printer. 4 Geef in het veld Description een beschrijving van de printer op. Dit is optioneel. 5 Geef in het veld Location een beschrijving van de printer op. Selecteer het juiste printermodel uit de lijst van modellen. Voer een beschrijving in voor het type van uw printer in het veld Type. Dit is optioneel. Schakel de optie Collate in om exemplaren gesorteerd af te drukken. 10 Schakel de optie Reverse Order in om exemplaren in omgekeerde volgorde af te drukken. 11 Schakel de optie Make Default in om deze printer in te stellen als standaardprinter. 12 Klik op OK om de printer toe te voegen. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 157 IPv6-configuratie IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7 of "Menuoverzicht" op pagina 33). 5 Klik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster van Printers en faxapparaten. 6 Kies Een lokale printer toevoegen op het venster Printer toevoegen. 7 Het venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend. Volg de instructies in het venster. • Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw met behulp van Instel. wissen. Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt gebruikt, activeert u IPv6. Raadpleeg de volgende sectie. Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6adres te gebruiken. IPv6 activeren 10 Via het bedieningspaneel 1 2 3 Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel. 4 Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en faxapparaten. Schakel het apparaat in. Druk een netwerkconfiguratierappor af om de IPv6-adressen te controleren (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 145). 1 2 3 4 5 Druk op de knop (Menu) op het configuratiescherm. Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > IPv6 activeren. Selecteer Aan en druk op OK. Zet het apparaat uit en weer aan. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 158 IPv6-configuratie IPv6-adressen instellen Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer. • Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres begint met FE80). • Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter geconfigureerd IPv6-adres. • Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6adres. • Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6adres. DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful) Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie. 1 2 3 Druk op Druk op de toets OK om de gewenste waarde te selecteren. • DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de router er niet om vraagt. DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een router erom vraagt. Router: Gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt. 11 Via de SyncThru™ Web Service Voor modellen zonder display op het bedieningspaneel moet u eerst SyncThru™ Web Service openen met behulp van het IPv4-adres en de onderstaande procedure volgen om IPv6 te gebruiken. 1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. de knop (Menu) op het configuratiescherm. Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > DHCPv6 config. • • • ID: admin • beheerder wijzigen: sec00000 3 Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menublak en klikt u op Network Settings. 4 5 Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website. Schakel het selectievakje IPv6 Protocol in om IPv6 te activeren. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 159 IPv6-configuratie 6 Schakel het selectievakje Manual Address in. Vervolgens wordt het tekstvak Address/Prefix geactiveerd. 7 Voer de rest van het adres in (bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F). 8 9 Selecteer de DHCPv6-configuratie. Klik op de knop Apply. SyncThru™ Web Service gebruiken 1 Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering als URL ondersteunt. 2 Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het netwerkconfiguratierapport (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 145). 3 Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]). De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[ ]")worden geplaatst. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 160 Draadloos netwerk instellen • Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk ondersteunt. Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet beschikbaar. (zie "Functies per model" op pagina 7). • Deze functies zijn uitsluitend beschikbaar voor SCX-472xW Series. Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), een beveiligings-id en een netwerksleutel voor het netwerk gegenereerd. Zoek deze gegevens op voordat u verder gaat met de installatie van de printer. 12 Aan de slag Uitleg over het type netwerk Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding tegelijk mogelijk. Infrastructuurmodus Deze modus wordt doorgaans gebruikt in woningen, kleine kantoren en thuiskantoren. In deze modus verloopt de communicatie met het draadloze apparaat via een toegangspunt. 13 Kiezen van het installatietype U kunt een draadloos netwerk installeren via het bedieningspaneel van het apparaat of via de computer. Via het bedieningspaneel U kunt draadloze parameters configureren via het bedieningspaneel. • zie "De knop WPS gebruiken" op pagina 162. • zie "Gebruik van de Menu-knop" op pagina 166. Ad-hocmodus In deze modus wordt geen toegangspunt gebruikt. De draadloze computer en het draadloze apparaat communiceren rechtstreeks met elkaar. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 161 Draadloos netwerk instellen Via de computer Wij raden aan een USB-kabel te gebruiken met het programma dat op de meegeleverde cd met software staat. • zie "Instellen met Windows" op pagina 168. • zie "Instellen met Macintosh" op pagina 175. • Met een USB-kabel: U kunt een draadloos netwerk instellen met behulp van het programma op de bijgeleverde cd met software. Alleen de besturingssystemen Windows en Macintosh worden ondersteund (zie "Instellen met Windows" op pagina 168 of "Instellen met Macintosh" op pagina 175). 14 De knop WPS gebruiken Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen voor het draadloze netwerk eenvoudig en zonder computer configureren door op het configuratiescherm op de knop Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de infrastructuurmodus, koppelt u de netwerkkabel los van het apparaat. Of u de knop WPS (PBC) gebruikt of het PIN-nummer invoert om verbinding te maken met het toegangspunt, hangt af van het toegangspunt (of de draadloze router) die u gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) dat u gebruikt voor meer informatie. U kunt een draadloos netwerk ook met behulp van een USB-kabel installeren via Hulpprogramma Printerinstellingen nadat u het stuurprogramma hebt geïnstalleerd (dit werkt onder Windows en Macintosh). • Met een netwerkkabel: U kunt een draadloos netwerk instellen met behulp van het programma SyncThru™ Web Service (zie "Een netwerkkabel gebruiken" op pagina 180). (WPS) te drukken. Wat u nodig hebt • Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt. • Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt. • Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus) 2. Een netwerkapparaat gebruiken 162 Draadloos netwerk instellen Uw type kiezen Apparaten met een display Met behulp van de knop (WPS) op het configuratiescherm kunt u op twee manieren een verbinding met een draadloos netwerk tot stand brengen voor uw apparaat. Aansluiten in PBC-modus 1 Met de Push Button Configuration (PBC)-methode kunt u het apparaat een verbinding laten maken met een draadloos netwerk door te drukken op de knop (WPS) op het configuratiescherm van uw apparaat en op de knoo WPS (PBC) op een toegangspunt dat (of draadloze router die) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt. Druk meer dan twee seconden op de knop configuratiescherm. (WPS) op het De machine wacht maximaal twee minuten tot u op de knop WPS (of PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router) hebt gedrukt. 2 Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router). Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de meegeleverde PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt (of draadloze router) dat WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunt. De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCDdisplay weergegeven: De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving. b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. Druk op (Menu) > Netwerk > Draadloos > OK > WPS-inst. om de WPS-modus te wijzigen. a Verbinden: Het apparaat is bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router). c AP-SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 163 Draadloos netwerk instellen Apparaten zonder een display Verbinding maken in PIN-modus 1 Druk meer dan twee seconden op de knop configuratiescherm. 2 De achtcijferige PIN-code verschijnt op het display. (WPS) op het Aansluiten in PBC-modus 1 U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de draadloze router). Er wordt verbinding gemaakt met het draadloze netwerk. De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u op de PBC-knop op een toegangspunt (of draadloze router) drukt. De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCDdisplay weergegeven: a Verbinden: het apparaat maakt een verbinding met het draadloos netwerk. b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. c AP-SSID: Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, worden de SSID-gegevens van het toegangspunt weergegeven op het LCD-display. Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat de status-LED snel begint te knipperen (na ongeveer 2 - 4 seconden). 2 Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router). a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router). b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 164 Draadloos netwerk instellen Verbinding maken in PIN-modus 1 Het netwerkconfiguratierapport met het PIN-nummer moet worden afgedrukt. Houd in de stand-bymodus de knop (Cancel of Stop/Clear) op het configuratiescherm ca. 5 seconden ingedrukt. Het PIN-nummer van uw apparaat wordt weergegeven. 2 Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat de status-LED snel gaat branden (na 4 seconden). Het apparaat maakt verbinding met het toegangspunt (of draadloze router). 3 Opnieuw verbinding maken met een netwerk Wanneer de draadloze netwerkfunctie is uitgeschakeld, wordt automatisch opnieuw geprobeerd een verbinding tot stand te brengen met het toegangspunt (of de draadloze router) met behulp van de eerder gebruikte instellingen voor de draadloze verbinding en het adres. In de volgende gevallen wordt automatisch een nieuwe verbinding met het draadloze netwerk tot stand gebracht: • Het apparaat wordt uit- en weer aangezet. • Het toegangspunt (of de draadloze router) wordt uit- en weer ingeschakeld. U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de draadloze router). Annuleren van het maken van een verbinding De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u de achtcijferige PIN-code invoert. Als u het verbinden met een draadloos netwerk wilt annuleren terwijl dit De WPS-LED begint op de volgende manier te knipperen: a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router). proces wordt uitgevoerd, drukt u op de knop (Cancel of Stop/Clear) op het configuratiescherm en laat u deze weer los. Wacht 2 minuten voordat u opnieuw verbinding met het draadloze netwerk probeert te maken. b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 165 Draadloos netwerk instellen Verbinding met een netwerk verbreken U kunt de draadloze netwerkverbinding verbreken door langer dan twee seconden op de knop • • (WPS) op het configuratiescherm te drukken. 1 Selecteer (Menu) > Netwerk > OK > Draadloos > OK > WLANinst. > OK op het configuratiescherm. 2 Druk op OK om de gewenste installatiemethode te selecteren. Als het Wi-Fi-netwerk zich in de niet-actieve modus bevindt: De verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk wordt onmiddellijk verbroken en de WPS-LED is uit. Wanneer het Wi-Fi-netwerk in gebruik is: Zolang het apparaat wacht tot de huidige taak is afgerond, knippert het lampje van de WPS-LED snel. Vervolgens wordt de verbinding met het draadloze netwerkverbinding automatisch verbroken. De WPS-LED gaat uit. 15 Gebruik van de Menu-knop Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt. • Wizard: De interfacekaart voor het draadloos netwerk van het apparaat zoekt naar draadloze netwerken in de omgeving, waarna de resultaten worden weergegeven. • Aangepast: U kunt de instellingen naar wens configureren. Wizard-modus 1 De interfacekaart voor het draadloze netwerk van het apparaat zoekt naar draadloze netwerken in de omgeving en toont de resultaten. 2 Druk op Zoeklijst > OK > selecteer het netwerk > OK. U kunt een netwerk selecteren met SSID. 3 Druk op WLAN Beveilig. > OK > Geen > OK. Ga door met de volgende stap als u een ander bericht ziet. Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 148). 2. Een netwerkapparaat gebruiken 166 Draadloos netwerk instellen 4 Afhankelijk van het netwerk dat u selecteert zal de WLANbeveiligingscodering WEP of WPA zijn. • - 5 Druk op OK om de Werkingsmodus te selecteren. • Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze apparaten rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-peeromgeving. Ga naar stap 4. • Infrastruct.: in deze modus kunnen draadloze apparaten via een toegangspunt met elkaar te communiceren. Ga naar stap 5. In geval van WEP drukt u op Open systeem of Ged. sleutel. - • 3 Open systeem: Verificatie wordt niet gebruikt, en Codering kan wel of niet worden gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging. Voer de WEP-sleutel in nadat u Open systeem hebt geselecteerd. Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk. Voer de WEP-sleutel in na selectie van Ged. sleutel. Bij WPA voert u de WPA Key in. De sleutel mag 8 tot 63 tekens lang zijn. 4 Druk op OK om de Kanaalkeuze te selecteren. Als u Auto selecteert, worden de kanalen automatisch ingesteld met de draadloze-netwerkinterfacekaart in uw apparaat. 5 Druk op OK om de WLAN Beveilig. te selecteren. • Geen: Dit wordt gebruikt wanneer de validatie van de identiteit van een draadloos apparaat en gegevenscodering niet vereist zijn voor uw netwerk. Open systeem wordt gebruikt voor IEEE 802.11-verificatie. • Druk op OK. Aangepaste modus 1 Voer de SSID in als SSID bewerken op de bovenste regel van het display verschijnt. Dit is de naam van een draadloos netwerk. De SSID is hoofdlettergevoelig, dus let op tijdens het invoeren. Druk op OK. Statisch WEP: Maakt gebruik van het WEP-algoritme (Wired Equivalent Privacy) dat door de IEEE 802.11-standaard wordt voorgesteld voor beveiligingsdoeleinden. De beveiligingsmodus Statisch WEP vereist een WEP-sleutel voor gegevenscodering, decodering en IEEE 802.11-verificatie. Druk op OK om de instelmethode in Verificatie te selecteren. 2 Selecteer het type draadloze verbinding. - Open systeem: Verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt eventueel gebruikt, naargelang de behoefte aan gegevensbeveiliging. Voer de WEP-sleutel in. - Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Voer de WEPsleutel in na selectie van Ged. sleutel. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 167 Draadloos netwerk instellen • WPA-PSK of WPA2-PSK: U kunt WPA-PSK of WPA2-PSK selecteren om op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel de afdrukserver te verifiëren. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (doorgaans vooraf gedeelde wachtwoordzin genoemd) die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van zijn clients. 16 Instellen met Windows Snelkoppeling naar programma Draadloze verbindingen instellen zonder CD: All u het printerstuurprogramma eenmaal heeft geïnstalleerd, heeft u zonder CD toegang tot het programma Draadloze verbindingen instellen. Selecteer in het Startmenu achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Programma voor het instellen van draadloze verbindingen. a Druk op OK als WPA-PSK of WPA2-PSK op het display verschijnt. b Druk op OK om TKIP te selecteren of AES in Codering. Als u WPA2-PSK selecteert, drukt u op OK om AES of TKIP + AES te selecteren bij Codering. c Voer de WPA Key in. 6 Druk op OK. Toegangspunt via USB-kabel Koppel de netwerkkabel los (standaard of crossover). Als het goed is, communiceert uw apparaat nu draadloos met het netwerk. In de adhocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken. Wat u nodig hebt • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface • USB-kabel 2. Een netwerkapparaat gebruiken 168 Draadloos netwerk instellen Opzetten van de netwerkinfrastructuur 1 2 3 4 Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en installeren. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Klik op Start > Alle programma's > Toebehoren > Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cdromstation en klik op OK. • Nu installeren: Als u al een draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op deze knop om het printerstuurprogramma te installeren, zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de knop Draadloze verbindingen instellen en installeren om een draadloos netwerk in te stellen. Klik daarna op de knop Nu installeren. • Draadloze verbindingen instellen en installeren: Configureer de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de USBkabel. Deze procedure is uitsluitend bedoeld voor gebruikers die nog nooit een draadloze netwerkverbinding hebben ingesteld. 5 Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende. 6 De software zoekt het draadloos netwerk. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 169 Draadloos netwerk instellen • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het venster. 7 Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en klik op Volgende. Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u de draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: Selecteer Infrastructuur. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients. • Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex. Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Het venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus: WEP of WPA. • WEP Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en typ de WEP-beveiligingssleutel. Klik op Volgende. WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. • WPA Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende. WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van een geheime sleutel die op gezette tijden automatisch wordt gewijzigd. Bij WPA worden tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP AES). 2. Een netwerkapparaat gebruiken 170 Draadloos netwerk instellen 8 Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk en controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende. • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode in DHCP te wijzigen. • 9 10 Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt geopend. Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan. Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren. Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IPadres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op Volgende. Klik daarna op Volgende. 11 Klik op Next wanneer het venster Printeraansluiting bevestigen verschijnt. 12 13 Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende. 14 Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt: Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken klikt u op Een testpagina afdrukken. - IP-adres: 169.254.133.43 In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16. - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 15 Wanneer u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de printernaam wijzigen, de printer instellen voor gedeeld gebruik in het netwerk, de printer instellen als standaardprinter en de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende. Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt u op Ja. Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 171 Draadloos netwerk instellen 16 17 Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat zodat u informatie kunt ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie. 3 Klik op Start > Alle programma's > Toebehoren > Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cdromstation en klik op OK. Klik op Voltooien. Ad-hoc via USB-kabel Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 4 Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en installeren. Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met uw computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Wat u nodig hebt • Netwerkcomputer • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface • USB-kabel • Nu installeren: Als u een draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op deze knop om het printerstuurprogramma te installeren, zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de knop Draadloze verbindingen instellen en installeren om een draadloos netwerk in te stellen. Pas daarna klikt u op de knop Nu installeren. • Draadloze verbindingen instellen en installeren: Configureer de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de USBkabel. Deze procedure geldt uitsluitend voor gebruikers die nog nooit een draadloze netwerkverbinding hebben ingesteld. Ad-hocnetwerken in Windows instellen 1 2 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 172 Draadloos netwerk instellen 5 Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende. 6 De software zoekt het draadloos netwerk. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128). • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. Als het netwerk niet kan worden gevonden, controleert u of de USBkabel tussen de computer en de printer op de juiste manier is aangesloten. Volg verder de instructies in het venster. • Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex. 7 Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat heeft gevonden. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft. Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Samsung wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst met de Netwerknaam (SSID). Deze is portthru en het Signaal is Printernetwerk. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op Volgende. • WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. Klik daarna op Volgende. Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander draadloos netwerk in de lijst. Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop Geavanceerde instelling. 8 Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc. • Kanaal: selecteer het kanaal. (Auto-inst. of 2.412 tot 2.467 MHz.) 2. Een netwerkapparaat gebruiken 173 Draadloos netwerk instellen Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook Statisch zijn. - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 9 Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloze netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. Als het venster Computernetwerkinstelling wijzigen verschijnt, volgt u de stappen op het venster. • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres automatisch ontvangen (DHCP). • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: Klik op Volgende als u klaar bent met de instellingen voor het draadloze netwerk van de computer. Als het draadloze netwerk van de computer is ingesteld op DHCP, duurt het enkele minuten om het IP-adres te ontvangen. 10 Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt geopend. Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan. Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren. Klik daarna op Volgende. - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op Volgende. 11 Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting bevestigen verschijnt. - IP-adres: 169.254.133.43 2. Een netwerkapparaat gebruiken 174 Draadloos netwerk instellen 12 13 Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende. • Software-cd die bij het apparaat is geleverd Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende. • Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface • USB-kabel Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken klikt u op Een testpagina afdrukken. In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 15. 14 Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt u op Ja. Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken. 15 16 Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie te ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie. Klik op Voltooien. 17 Instellen met Macintosh Wat u nodig hebt • Toegangspunt • Netwerkcomputer Toegangspunt via USB-kabel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. Dubbelklik op de map MAC_Installer. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. Klik op Ga door. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 175 Draadloos netwerk instellen 11 12 Selecteer Instelling van draadloos netwerk. • Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP, AES.) De software zoekt het draadloos netwerk. • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het venster. 13 • Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:. Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en klik op Next. Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: selecteer Infrastruct.. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Het venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus: WEP of WPA. • WEP Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en typ de WEP-beveiligingssleutel. Klik op Next. WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. • WPA Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Next. WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van een geheime sleutel die op gezette tijden automatisch wordt gewijzigd. Bij WPA worden tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 176 Draadloos netwerk instellen 14 Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk en controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op Next. 15 Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de netwerkconfiguratie. • 16 Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. 17 Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien. Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart. Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode in DHCP te wijzigen. • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IPadres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. Ad-hoc via USB-kabel Voorbeeld: • Netwerkcomputer Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: • Cd met software die bij uw apparaat is geleverd • Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface • USB-kabel. - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt: - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Wat u nodig hebt 2. Een netwerkapparaat gebruiken 177 Draadloos netwerk instellen Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh 1 2 3 4 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. 5 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het venster. Schakel de computer en de printer in. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 12 Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat heeft gevonden. Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Samsung wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst met de Netwerknaam (SSID). Deze is portthru en het Signaal isPrinternetwerk. Klik daarna op Next. 6 7 8 Klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop Geavanceerde instelling. 9 Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig). Klik op Draadloze netwerkverbindingen instellen en installeren. • Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot 2467 MHz). 10 11 Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander draadloos netwerk in de lijst. • Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc. De software zoekt naar draadloze netwerkapparaten. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 178 Draadloos netwerk instellen • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128). • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. • Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op Next. • WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. 13 Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op Next. Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook Statisch zijn. Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres automatisch ontvangen (DHCP). • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 2. Een netwerkapparaat gebruiken 179 Draadloos netwerk instellen 14 Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de netwerkconfiguratie. 15 Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. 16 Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien. Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart. Wat u nodig hebt • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface • Netwerkkabel 18 Een netwerkkabel gebruiken Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen. • Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 148). • Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw netwerkconfiguratie. Een netwerkconfiguratierapport afdrukken U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken. zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 145. IP-adres instellen via het programma SetIP (Windows) Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat handmatig in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport terugvindt. zie "Het IP-adres instellen" op pagina 145. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 180 Draadloos netwerk instellen Het draadloze netwerk van het apparaat configureren Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt. Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u SyncThru™ Web Service gebruiken. SyncThru™ Web Service gebruiken Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk. 1 Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten. 2 Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. 3 Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 4 Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. • ID: admin • Password: sec00000 5 Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings. 6 Klik op Wireless > Wizard. De Wizard zal u door de configuratie van het draadloos netwerk loodsen. Als u het draadloos netwerk echter rechtstreeks wilt instellen, selecteert u Custom. Voorbeeld: 2. Een netwerkapparaat gebruiken 181 Draadloos netwerk instellen 7 9 Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst. • • SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en draadloze apparaten die een verbinding proberen te maken met een bepaald draadloos netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken. De SSID is hoofdlettergevoelig. Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply. Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Als het goed is, communiceert uw apparaat nu draadloos met het netwerk. In de adhocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken. Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het type draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel" op pagina 161). 19 8 - Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze apparaten rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-peeromgeving. - Infrastructure: in deze modus kunnen draadloze apparaten via een toegangspunt met elkaar te communiceren. Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen U kunt Wi-Fi ook in-/uitschakelen via het menu Network op het bedieningspaneel van het apparaat. Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op Infrastructure selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als Operation Mode ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de SSID van het apparaat. Houd er rekening mee dat "portthru" de standaard SSID van uw apparaat is. 1 Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten. Klik op Next. 2 Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord (netwerksleutel) in en klikt u op Next. Voorbeeld: 2. Een netwerkapparaat gebruiken 182 Draadloos netwerk instellen 3 Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 4 Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. • ID: admin • Password: sec00000 5 Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings. 6 Klik op Wireless > Custom. U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen. 20 Problemen oplossen Problemen tijdens het instellen of de installatie van het stuurprogramma Printers niet gevonden • Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan. • De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet aangesloten. Verbind de printer met de computer door middel van de USB-kabel. • Het apparaat ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze netwerkprinter. Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden • De geselecteerde of opgegeven netwerknaam (SSID) kan niet worden gevonden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken. • Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 183 Draadloos netwerk instellen Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging ▪ • Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: De beveiliging is niet goed geconfigureerd. Controleer de beveiliging die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd. ▪ IP-adres: 169.254.133.43 ▪ Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). ▪ Gateway: 169.254.133.1 Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout • Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer. Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk • De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel los van uw apparaat. Andere problemen Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen voordoen, controleert u de volgende punten: Fout bij verbinding met pc • Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) voor specifieke informatie. Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen uw computer en het apparaat. - - Subnetmasker: 255.255.0.0 Voor een DHCP-netwerkomgeving • De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP. Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of de printer niet ingeschakeld. • Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat. Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken. • Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie met het netwerk te herstellen. Voor een statische netwerkomgeving De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: ▪ IP-adres: 169.254.133.42 2. Een netwerkapparaat gebruiken 184 Draadloos netwerk instellen • Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie blokkeert. Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall. Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden. • • • Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te drukken. • In de ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals Windows Vista is het mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van de draadloze printer opnieuw moet instellen. • Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kunnen de infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd worden gebruikt. • Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk bevinden. • De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze signaal kunnen blokkeren. Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze router). Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld. • Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router). • Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet ondersteund. Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat bevinden. Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze router) staan. • De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren. Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren, waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten. 2. Een netwerkapparaat gebruiken 185 3. Menu's met nuttige instellingen In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde apparaatinstellingen instelt. • Voordat u een hoofdstuk gaat lezen 187 • Menu Afdrukken 188 • Menu Kopiëren 189 • Menu Faxen 196 • Menu Scannen 200 • Systeeminstallatie 202 • Beheerinstellingen 216 • Aangepaste instellingen 217 Voordat u een hoofdstuk gaat lezen In dit hoofdstuk worden alle beschikbare functies voor dit model beschreven om gebruikers te helpen deze functies te begrijpen. U kunt controleren welke functies beschikbaar zijn voor ieder model in de Basishandleiding (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Hier volgen een aantal tips voor het gebruiken van dit hoofdstuk • Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de instelling en het gebruik van het apparaat. Druk op krijgen tot deze menu's. (Menu) om toegang te • Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder • Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op uw apparaat een andere naam hebben. (Menu) op het configuratiescherm (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 25). 3. Menu's met nuttige instellingen 187 Menu Afdrukken Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Item Emulatie Omschrijving Stelt het type en de optie voor emulatie in. Om de menuopties te wijzigen: • Druk op • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Printerinstelling op het aanraakscherm. Item (Menu) > Afdrukinst. op het configuratiescherm. Omschrijving Afdrukstand Selecteert de richting waarin informatie wordt afgedrukt op een pagina. Exemplaren U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp van het numerieke toetsenblok. Resolutie Specificeert het aantal afgedrukte punten per inch (dpi - dots per inch). Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Tonersterkte Maakt de afdruk op de pagina helderder of donkerder. De instelling Normaal levert doorgaans het beste resultaat. Gebruik de instelling Licht om toner te besparen. Tkst dnk. mk. Drukt de tekst donkerder af dan op een normaal document. 3. Menu's met nuttige instellingen 188 Menu Kopiëren 1 Item Kopieerfunctie Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Hiermee verkleint of vergroot u een gekopieerde afbeelding (zie "Verkleinde of vergrote kopie" op pagina 63). Verkl./vergr. Wanneer het apparaat is ingesteld op ecomodus, zijn de vergroot- en verkleinfuncties niet beschikbaar. Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (kopiëren) > configuratiescherm. (Menu) > Kopieerfunctie op het • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling > Standaard kopiëren op het aanraakscherm. • Of druk op Kopie > selecteer het gewenste menu-item op het aanraakscherm. Item • Scanformaat • Formaat van origineel Exemplaren Tonersterkte Hiermee past u de helderheid aan voor een origineel met onduidelijke markeringen en donkere afbeeldingen, zodat de kopie beter leesbaar is (zie "Tonersterkte" op pagina 62). Contrast Hiermee kunt u het contrastniveau aanpassen voor een origineel met vage of te donkere inhoud, zodat de gescande kopie beter leesbaar is (zie "Contrast" op pagina 63). Oorspr. type Hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het documenttype voor de huidige kopieertaak te selecteren (zie "Origineel" op pagina 63). Oorspronkelijke stand Hiermee stelt u de stand in van het originele afbeelding. Lay-out Hiermee kunt u de instelling voor lay-out opgeven zoals Poster, Klonen, Kopie ID, 2/4 op 1 vel, Boekje enzovoort. Omschrijving hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in. U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp van het numerieke toetsenblok. Omschrijving 3. Menu's met nuttige instellingen 189 Menu Kopiëren • Sortering kopiëren Hiermee stel u het apparaat zo in dat de kopieën worden gesorteerd. Als u bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina's, krijgt u eerst één volledige kopie van het 3 pagina's tellende document en vervolgens een tweede volledige kopie. • Aan: hiermee drukt u de pagina's gegroepeerd af in dezelfde volgorde als het origineel. Item • 2 op of 4 op verkleinde originelen per vel Omschrijving Hiermee worden de originele afbeeldingen verkleind en worden 2 of 4 pagina's afgedrukt op één vel papier. • N-up kopiëren 1 2 3 4 2 • Kopieen sort. Omschrijving 1 Item Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u originelen in de ADI plaatst. • Uit: hiermee drukt u af en sorteert u het resultaat in stapels van afzonderlijke pagina's. 3. Menu's met nuttige instellingen 190 Menu Kopiëren Item Omschrijving Item U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4) papier drukken om ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken. Omschrijving Hiermee wordt de originele afbeelding meerdere keren afgedrukt op één pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het papierformaat. Meer op 1 vel • Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. Poster kopier. • Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. • U kunt het kopieerformaat niet instellen met Reduce/Enlarge voor de functie Meer op 1 vel. • Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze volgorde: 3. Menu's met nuttige instellingen 191 Menu Kopiëren Item Omschrijving Item Met deze functie kunt u een volledig boek kopiëren. Als het boek te dik is, opent u het deksel tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u het deksel weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat u tijdens het kopiëren het deksel open. Het apparaat drukt automatisch af op een of beide zijden van het papier, waarna het wordt gevouwen zodat u een boekje met alle pagina's in de juiste volgorde krijgt. Boekje Boek kopieren Omschrijving Elke afbeelding wordt automatisch verkleind en op de juist positie geplaatst overeenkomstig het geselecteerde papierformaat. • Uit: deze functie wordt niet gebruikt. • Linkerpagina: gebruik deze optie om de linkerpagina van het boek af te drukken. Hiermee drukt u een afbeelding zonder achtergrond af. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond, zoals een krant of catalogus. • Rechterpagina: gebruik deze optie om de rechterpagina van het boek af te drukken. • Beide pagina's: gebruik deze optie om beide pagina's van het boek af te drukken. Achtergrondkl. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. • Uit: deze functie wordt niet gebruikt. • Auto: de achtergrond wordt geoptimaliseerd. • Versterk.nv.1~2: hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond. • Vervag.niv. 1~4: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond. 3. Menu's met nuttige instellingen 192 Menu Kopiëren Item Omschrijving Item Omschrijving Hiermee kunt u vlekken, perforatie-openingen, vouwen en nietafdrukken langs een van de vier randen van een document wissen. Hiermee kunt u een bindmarge maken voor het document. Het beeld kan op de pagina naar boven of naar onder worden bijgesteld en/of naar links of naar rechts worden verschoven. • Uit: deze functie wordt niet gebruikt. Marge versch. bij kopiëren • Uit: deze functie wordt niet gebruikt. • Aut. centreren: hiermee kunt u automatisch in het midden van het papier kopiëren. Deze functie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. Geen schaduwr. bij kopiëren • Klein origineel: hiermee wordt de rand van het origineel gewist als het klein is. Deze functie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. • Perforeren: hiermee worden de sporen van boekbindgaatjes gewist. • Boek midden: hiermee wordt het middelste deel van het papier gewist, dat een zwarte horizontale baan vormt wanneer u een boek kopieert. Deze functie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. • Aangep. marge: voer de linker-, rechter-, bovenen ondermarge in met behulp van het numeriek toetsenblok. • Rand wissen: voer de linker-, rechter-, boven- en ondermarge in met behulp van het numeriek toetsenblok. Grijst. verb. bij kopiëren Als u een origineel in grijstinten kopieert, verbetert u met deze functie de kwaliteit van de kopie. 3. Menu's met nuttige instellingen 193 Menu Kopiëren Item Watermerk kopiëren Omschrijving Item Omschrijving • 2 -> 1-zijdig Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote grijze letters "CONCEPT" of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina's afdrukken. • 2 -> 2-zijdig Dubbelzijdig (vervolg) • 2->1-zijd. ROT 2 U kunt uw apparaat instellen om kopieën op beide zijden van het papier af te drukken. • Uitgeschakeld: hiermee kunt u afdrukken in modus Normaal. • 1->2-zijdig kort 2 Dubbelzijdig 3 5 • 1->2-zijdig lang 3. Menu's met nuttige instellingen 194 Menu Kopiëren 2 Kopieerinstel. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Om de menuopties te wijzigen: Druk op (kopiëren) > (Menu) > Kopieerinstel. op het configuratiescherm. Item St.inst. wijz. Omschrijving Hiermee herstelt u de waarde of instelling opnieuw in op de beginwaarde. 3. Menu's met nuttige instellingen 195 Menu Faxen 3 Item Faxfunctie • Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (kopiëren) > Contrast Hiermee kunt u het contrastniveau aanpassen voor een origineel met vage of te donkere inhoud zodat de gescande kopie beter leesbaar is. Tonersterkte Hiermee kunt u de helderheid aanpassen voor een origineel met onduidelijke markeringen en donkere afbeeldingen zodat de gescande kopie beter leesbaar is (zie "Tonersterkte" op pagina 62). Resolutie De standaardinstellingen leveren een goed resultaat op voor een origineel met tekst. Als u echter originelen verstuurt die foto's bevatten of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax van een betere kwaliteit te versturen (zie "Resolutie" op pagina 70). Dubbelzijdig Hiermee worden ontvangen faxen op beide zijden van het papier afgedrukt. (Menu) > Faxfunctie op het configuratiescherm. • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling > Standaard faxen op het aanraakscherm. • Of druk op Fax > selecteer het gewenste menu-item op het aanraakscherm. Item • Scanformaat • Formaat van origineel Omschrijving hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in. Omschrijving Hiermee kunt u een fax naar meerdere bestemmingen verzenden (zie "Groepsverzending (faxen naar meerdere bestemmingen verzenden)" op pagina 69). Meerdere verz. U kunt met deze functie geen kleurenfax verzenden. 3. Menu's met nuttige instellingen 196 Menu Faxen Item Omschrijving Item Hiermee kunt u het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt verzonden (zie "Uitgestelde faxverzending" op pagina 260). Veilige ontv. Hiermee wordt de ontvangen fax opgeslagen in het geheugen zonder dat deze wordt afgedrukt. Als u ontvangen documenten wilt afdrukken, moet u het wachtwoord invoeren. Zo kunt u voorkomen dat onbevoegde personen de ontvangen faxen kunnen bekijken (zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op pagina 268). Pag. toevoegen Hiermee kunt u extra documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak (zie "Documenten toevoegen aan een gereserveerde fax" op pagina 261). Taak annuleren Hiermee kunt u de uitgestelde faxtaak annuleren die in het geheugen is opgeslagen (zie "Een gereserveerde faxtaak annuleren" op pagina 261). Uitgest. verz. U kunt met deze functie geen kleurenfax verzenden. Prior. verz. Doorsturen Het originele document wordt in het geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Met een verzending met hoge prioriteit wordt een verzending naar meerdere bestemmingen onderbroken (de fax met hoge prioriteit wordt verzonden na de verzending naar ontvanger A en vóór de verzending naar ontvanger B). Kiespogingen worden ook onderbroken voor een verzending met hoge prioriteit (zie "Een fax verzenden met een hoge prioriteit" op pagina 261). Hiermee wordt de ontvangen of verzonden fax naar een andere bestemming verzonden per fax of via een pc. Deze functie is nuttig als u een fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent. Omschrijving 4 Verzendinstellingen Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). • Zie "Een verzonden fax doorsturen naar een andere bestemming" op pagina 262. • Zie "Ontvangen faxen doorsturen" op pagina 263. 3. Menu's met nuttige instellingen 197 Menu Faxen Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (faxen) > Item (Menu) > Faxinstel. > Verzending op het configuratiescherm. • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling > Standaard faxen op het aanraakscherm. Item Hiermee kunt u het aantal kiespogingen instellen. Als u 0 invoert, zal het apparaat niet opnieuw kiezen. Opn. kiezen na Hiermee kunt u het tijdsinterval instellen voor automatisch opnieuw kiezen. Kenget. kiezen TCR voor afb. Hiermee drukt u een verzendrapport af dat een miniatuurafbeelding van de eerste pagina van de verzonden fax bevat. Kiesmodus Hiermee stelt u de kiesmodus in op tonen of pulsen. Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. Daluren Hiermee kunt u op de telefoonkosten besparen door de verzending van een faxbericht uit te stellen tot een van te voren ingesteld tijdstip. Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. Wizard Instellen Hiermee wordt het gemakkelijk om de benodigde faxopties te configureren zoals apparaat-id, faxnummer, enzovoort. Omschrijving Aant. kiespog. Hiermee kunt u een prefix van maximaal vijf cijfers instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen voordat er een automatisch kiesnummer wordt gevormd. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een telefooncentrale. ECM-modus Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM) inschakelen om faxen zonder fouten te verzenden. Als u deze modus inschakelt, kan het verzenden van faxen langer duren. Transm.rapport Hiermee stelt u het apparaat in om een rapport af te drukken, ongeacht of the faxverzending geslaagd is of niet. Wanneer u Aan-Fout selecteert, drukt het apparaat alleen een rapport af wanneer de verzending niet geslaagd is. Omschrijving 5 Ontvangstinstellingen Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). 3. Menu's met nuttige instellingen 198 Menu Faxen Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (faxen) > Item (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst op het configuratiescherm. • Grootte neger. Hiermee kunt u instellen dat een bepaald gedeelte aan het einde van de ontvangen fax niet wordt afgedrukt. Inst. ong. fax Hiermee kunt u faxen blokkeren die in het geheugen zijn opgeslagen als ongewenste faxnummers. Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. DRPD-modus Hiermee kan een gebruiker met één telefoonlijn verschillende telefoonnummers beantwoorden. U kunt het apparaat zo instellen dat verschillende belsignalen worden herkend voor de afzonderlijke nummers. Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar (zie "Faxen ontvangen in DRPDmodus" op pagina 267). Dubbelz. afdr. Hiermee kunnen de ontvangen faxgegevens op beide zijden van het papier worden afgedrukt. Zo kunt u besparen op het papiergebruik. Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling > Standaard faxen op het aanraakscherm. Item Omschrijving Ontvangstmodus Hiermee kunt u de standaardmodus voor het ontvangen van fax selecteren. Opn. na bels. Hiermee kunt u opgeven hoe vaak het apparaat moet overgaan voordat een inkomende oproep wordt beantwoord. Ontv.g. stemp. Hiermee kunt u instellen dat het paginanummer en de ontvangstdatum en -tijd automatisch onder aan elke pagina van een ontvangen fax worden afgedrukt. Startc. ontv. Hiermee kunt u een fax ontvangen vanaf een telefoontoestel dat aangesloten is op de EXTuitgang aan de achterkant van het apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel neemt en faxtonen hoort, voert u de code in. De code is voorgeprogrammeerd op *9*. Aut. verklein. Hiermee kunt u een binnenkomende fax automatisch verkleinen zodat de fax op het papier past dat in het apparaat is geplaatst. Omschrijving • Doc.vak opslaan • Opslaan docum.vak Hiermee worden ontvangen faxen opgeslagen in het algemene vak. Dit menu verschijnt alleen als er een optioneel massaopslagapparaat (HDD) is geïnstalleerd (zie "Verschillende functies" op pagina 10). 3. Menu's met nuttige instellingen 199 Menu Scannen 6 Item Scanfunctie • E-mailstand. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Hiermee stelt u de scanbestemming in op een emailtoepassing. U kunt de originelen scannen en de • E-mail verz. gescande afbeeldingen per e-mail naar de • E-mail aanpassen gewenste bestemming verzenden (zie "Scannen naar e-mail" op pagina 248). • FTP-standaard • FTP Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (scannen) > configuratiescherm. (Menu) > Scanfunctie op het • SMB-standaard • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling > Standaard scannen op het aanraakscherm. • Of druk op Scan > selecteer het gewenste menu-item op het aanraakscherm. Item • USB-standaard • USB Omschrijving • SMB Hiermee stelt u de scanbestemming in op een SMBserver. U kunt de originelen scannen en de gescande afbeeldingen verzenden naar een SMBserver (zie "Scannen naar een FTP-/SMB-server" op pagina 249). Transm.rapport Hiermee drukt u een bevestigingsrapport af waarin wordt aangegeven of het verzenden van de gescande afbeelding is gelukt. Lok pc Hiermee stelt u de scanbestemming in op een via USB aangesloten computer. U scant de originelen en slaat de gescande afbeelding op in een map zoals Mijn documenten (zie "Basisfuncties voor scannen" op pagina 66). Omschrijving Hiermee stelt u de scanbestemming in op een USBapparaat. U kunt de originelen scannen en de gescande afbeeldingen opslaan op een USBapparaat. Hiermee stelt u de scanbestemming in op een FTPserver. U kunt de originelen scannen en de gescande afbeeldingen verzenden naar een FTPserver (zie "Scannen naar een FTP-/SMB-server" op pagina 249). 3. Menu's met nuttige instellingen 200 Menu Scannen Item Omschrijving Netwerk-pc Hiermee stelt u de scanbestemming in op een via netwerk aangesloten computer. U scant de originelen en slaat de gescande afbeelding op in een map zoals Mijn documenten (zie "Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten op een netwerk" op pagina 247). Documentenvak Hiermee stelt u de scanbestemming in op een Documentenvak. U scant de originelen en stuurt de gescande afbeeldingen naar de opslag die Documentenvak heet op het apparaat. Ged. vakken Hiermee stelt u de scanbestemming in op een gedeeld vak. U kunt een gedeelde map maken en deze gebruiken (zie "Functies voor gedeelde map gebruiken" op pagina 271). Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (scannen) > configuratiescherm. • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Standaardinstelling > Standaard scannen op het aanraakscherm. Item • Scanformaat Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Omschrijving hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in. • Formaat van origineel Oorspr. type Bepaalt het documenttype van het origineel. Resolutie Hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in. Kleurmodus Hiermee stelt u de kleurmodus in. Bestandsind. Hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden opgeslagen. Als u BMP, JPEG, TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina's te scannen. Tonersterkte Hiermee past u het helderheidsniveau voor scannen aan. Contrast Hiermee past u het contrastniveau aan om de gescande kopie lichter of donkerder te maken dan het origineel. 7 Scaninstellingen (Menu) > Scaninstel. op het 3. Menu's met nuttige instellingen 201 Systeeminstallatie 8 Item Apparaatinstellingen • Uit: hiermee kunt u afdrukken in modus Normaal. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Menu Formulier • Druk op (Menu) > Systeeminst. > Apparaatinst. op het configuratiescherm. • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Initiële instellingen op het aanraakscherm. Omschrijving Apparaat-id Hiermee stelt u de apparaat-id in die boven aan elke faxpagina die u verzendt, wordt afgedrukt. Faxnummer Hiermee stelt u het faxnummer in dat boven aan elke faxpagina die u verzendt, wordt afgedrukt. Datum en tijd Stelt de datum en tijd in. Klokmodus Stelt de indeling voor het weergeven van de tijd in, 12uur of 24-uur. • Enkel form.: Hiermee worden alle pagina's afgedrukt met het eerste formulier. • Dubbel form.: hiermee wordt het voorblad afgedrukt met het eerste formulier, en de achterpagina met het tweede formulier. Form. select. Formulier-overlay zijn afbeeldingen die op een massaopslagapparaat (HDD) van de printer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een willekeurig document in lagen kunnen worden afgedrukt. In wachtrij plaatsen op vaste schijf Als deze optie Aan staat, worden documenten op het massaopslagapparaat (HDD) opgeslagen voor afdrukken op het netwerk. Taal Stelt de taal van de tekst op het display in. Standaardmodus Hiermee stelt u de standaardmodus van het apparaat in op de fax-, kopieer- of scanmodus. Standaardpapierfo rmaat Hiermee kunt u het standaard papierformaat selecteren. Om de menuopties te wijzigen: Item Omschrijving Stel in na welke wachttijd de printer overschakelt naar de energiebesparende modus. Energ.spaarst. Wanneer het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt wordt het energiegebruik automatisch verlaagd. 3. Menu's met nuttige instellingen 202 Systeeminstallatie Item Omschrijving Item Bepaalt of de printer door moet gaan met afdrukken als waargenomen wordt dat het gebruikte papier niet overeenkomt met de instellingen. Hiermee stelt u hoe lang het duurt voor de scanner overschakelt naar de energiebesparende modus. En.sprst. scan Als de scanner gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd. Time-out syst. Hiermee stelt u in hoelang het apparaat eerder gebruikte kopieerinstellingen bewaart. Nadat de timeout is opgetreden, worden de standaardinstellingen voor kopiëren hersteld. Time-out taak Hiermee kunt u instellen hoe lang de printer moet wachten voordat de laatste pagina wordt afgedrukt van een afdruktaak die niet eindigt met een opdracht om de pagina af te drukken. U kunt instellen in welke situaties de printer moet ontwaken uit sluimerstand. Zet het onderdeel aan. Ontw.gebeurt. • Druk op knop: Als u op een willekeurige knop drukt, uitgezonderd de aan/uitknop, wordt het apparaat wakker uit sluimerstand. • Scanner: Wanneer u papier invoert in de documentinvoer, ontwaakt het apparaat uit de sluimerstand. • Printer: Als u de papierlade opent of sluit, ontwaakt het apparaat uit de sluimerstand. Omschrijving Aut. doorgaan • Uit: Als het type of formaat papier niet overeenkomt, wacht het apparaat tot u de juiste papiersoort invoert. • Aan: Als er een papierstoring optreedt, wordt er een foutbericht getoond. De printer zal ongeveer 30 seconden wachten, het bericht automatisch wissen en doorgaan met afdrukken. • Luchtdrukcorr. Afdrukkwaliteit optimaliseren naargelang de hoogte • Hoogtecorrectie boven zeeniveau. Auto CR Met deze optie kunt u een harde return plaatsen aan het einde van een regel, zeer handig voor Unix- of DOS-gebruikers. Firmwareversie Hiermee kunt u de firmwareversie van het product weergeven. Automatisch aanvullen Hiermee worden suggesties geboden terwijl u een emailadres of faxnummer typt. Zo kunt u de gegevens vinden en selecteren zonder deze volledig uit te typen. 3. Menu's met nuttige instellingen 203 Systeeminstallatie Item • Ladekoppeling • Aut. Ladekeuze Omschrijving Hiermee bepaalt u of het apparaat moet doorgaan met afdrukken als wordt vastgesteld dat het gebruikte papier niet overeenkomt met de instellingen. Als bijvoorbeeld lade 1 en lade 2 zijn gevuld met hetzelfde papierformaat, drukt het apparaat automatisch af vanuit lade 2 als het papier op is in lade 1. Item Lege pg. afdr. Meerdere vakken Deze optie wordt niet weergegeven als u Automatisch hebt geselecteerd bij Invoerlade in het printerstuurprogramma. Papier vervangen Hiermee wordt ingestelde papierformaat in het printerstuurprogramma automatisch vervangen om inconsistenties tussen A4- en Letter-papier te voorkomen. Als u bijvoorbeeld A4-papier in de lade hebt geplaatst, maar u het papierformaat in het printerstuurprogramma op Letter hebt ingesteld, kan het apparaat immers afdrukken op A4-papier en omgekeerd. Verkeerd papier Hiermee wordt bepaald of de foutmelding van verkeerd papier wordt genegeerd of niet. Wanneer u Uit selecteert, stopt het apparaat niet met afdrukken, zelfs niet wanneer het papier verkeerd is. Omschrijving De printer detecteert de afdrukgegevens van de computer ongeacht of de pagina leeg is of gegevens bevat. U kunt instellen dat de pagina moet worden afgedrukt of overgeslagen. • Modus: Selecteert de te gebruiken modus met meerdere vakken. • Standaardlade: Selecteert de te gebruiken lade als standaardlade. Standaardbron Hiermee wordt de te gebruiken lade ingesteld als standaardlade. Adresboek Hiermee kan de telefoonlijst of de lijst met emailadressen worden weergegeven en afgedrukt. 3. Menu's met nuttige instellingen 204 Systeeminstallatie Item Omschrijving • Drum reinigen: Reinigt de OPC-drum van de cassette door middel van het afdrukken van een vel. • Fuser reinig.: Reinigt de fixeereenheid door middel van het afdrukken van een vel. Item Inst. export. Exporteert de op het apparaat opgeslagen instellingen naar een geheugenstick. Tonerbesparing Als u deze modus activeert, gaat uw tonercassette langer mee en zijn de kosten per pagina lager dan wanneer u in de normale modus afdrukt. Dit gaat echter wel ten koste van de afdrukkwaliteit. Stille modus Met dit menu kan de hoeveelheid lawaai tijdens het afdrukken verminderd worden. De snelheid en de kwaliteit van de afdruk kan echter lager worden. • Toner Op wis.: Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette leeg is. • Info verb.art.: Via dit menu-item kunt u zien hoeveel afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel toner er nog in de cassette zit. Onderhoud • Ws tr bijna op: Als er geen toner meer in de tonercassette zit, verschijnt een bericht waarin de gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te vervangen. U kunt de weergave van dit bericht inen uitschakelen. • Papier stapel.: Als u het apparaat in een vochtige omgeving gebruikt of afdrukmaterialen gebruikt die vochtig zijn als gevolg van een hoge luchtvochtigheid, kunnen de afgedrukte vellen krullen vertonen en worden ze mogelijk niet goed gestapeld. In dit geval kunt u het apparaat instellen om de functie te gebruiken waarmee de afdrukken goed gestapeld worden. Deze functie zal de afdruksnelheid echter verlagen. Inst. import. Omschrijving Met deze optie kunt u hulpbronnen besparen en milieuvriendelijke afdrukken maken. • Standaardmodus: Selecteert of de Eco-modus inof uitgeschakeld wordt. Eco-instel. Gedwongen (Aan-verplicht): Schakelt de Eco-modus in en beveiligt de instelling met een wachtwoord. Als een gebruiker de Ecomodus wil wijzigen, moet deze het wachtwoord invoeren. • Sjabloon selecteren (Sjabloon sel.): Kiest het ingestelde eco-sjabloon via de SyncThru™ Web Service. Importeert gegevens opgeslagen op een USBgeheugenstick naar het apparaat. Instel. wissen Herstelt de standaardinstellingen vanuit de fabriek. 3. Menu's met nuttige instellingen 205 Systeeminstallatie 9 Item Papierinstellingen Lade bevestigen Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Omschrijving Activeert de melding ter bevestiging van de lade. Als u een lade opent en sluit, wordt een venster geopend met de vraag om het papierformaat en -type van de zojuist geopende lade in te stellen. 10 Geluid/Volume Om de menuopties te wijzigen: • • Druk op (Menu) > Systeeminst. > Papierinstel. op het configuratiescherm. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Papierinstelling op het aanraakscherm. Item Omschrijving Om de menuopties te wijzigen: Papierformaat Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat instellen op A4, Letter of andere papierformaten. • Druk op (Menu) > Systeeminst. > Geluid/Volume op het configuratiescherm. Type papier Hiermee selecteert u het type papier voor elke lade. • Papierinvoer Hier selecteert u uit welke lade het papier moet worden gebruikt. Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Initiële instellingen > Geluid/ Volume op het aanraakscherm. Marge Hiermee stelt u de marges van het document in. Item Toetsgeluid Omschrijving hiermee schakelt u het geluid van de toetsen in of uit. Als deze optie is ingesteld op Aan, wordt een toon afgepeeld wanneer er op een toets wordt gedrukt. 3. Menu's met nuttige instellingen 206 Systeeminstallatie Item Waarsch.geluid Omschrijving schakelt het alarmsignaal in of uit. Als deze optie is ingesteld op Aan, hoort u een waarschuwingstoon wanneer een fout optreedt of wanneer een faxverbinding wordt beëindigd. schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker (bijvoorbeeld een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Als deze optie is ingesteld op Communicatie, staat de luidspreker aan tot het externe apparaat reageert. Luidspreker Item Omschrijving stelt het volume van de beltoon in. U kunt een laag, gemiddeld of hoog beltoonvolume instellen of het volume uitschakelen. Belsignaal 11 Rapport Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial. U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn open is. Om de menuopties te wijzigen: a Druk op • Druk op (Menu) > Systeeminst. > Rapport op het configuratiescherm. • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Rapporten op het aanraakscherm. (faxen) op het configuratiescherm. b Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker. c Druk op de pijl-links/rechts tot u het gewenste volume hoort. d Druk op On Hook Dial om de wijziging op te slaan en terug te keren naar gereedmodus. Item Omschrijving Menuoverzicht Drukt het menuoverzicht met de lay-out en de huidige instellingen van dit apparaat af. Alle rapporten Hiermee worden alle soorten rapporten afgedrukt die dit apparaat biedt. 3. Menu's met nuttige instellingen 207 Systeeminstallatie Item Configuratie • Info verb.art. • Biedt informatie Omschrijving Drukt een overzicht van de globale instellingen van het apparaat af. Item • Geplande taken • Geplande taken faxen Hiermee drukt u een document af met een overzicht van de uitgestelde faxen die in het geheugen zijn opgeslagen, met de begintijd en de aard van elke taak. Ongewenste fax Hiermee drukt u de faxnummers af die zijn opgegeven als ongewenste faxnummers. Drukt een pagina met gegevens over verbruiksartikelen af. Adresboek Hiermee drukt u alle e-mailadressen af die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen. Demopagina Druk de demopagina af om te controleren of uw apparaat goed werkt. Fax verzenden Hiermee drukt u voor een faxtaak een rapport af met het faxnummer, het aantal pagina's, de verzendduur, de communicatiemodus en het resultaat van de communicatie. U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het automatisch een verzendrapport afdrukt na elke faxtaak. Omschrijving • Netwerkconf. • Netwerkconfiguratie • Verificatie van lokale gebruiker Hiermee drukt u een overzicht af van de gebruikers die de e-mailfunctie mogen gebruiken. PCL-lettertype De lijst met PCL-lettertypen afdrukken. • PS-lettertype • PS3-lettertype Hiermee drukt u de lijst met PS/PS3lettertypen af. Hiermee drukt u een rapport af met informatie over de faxen die u onlangs hebt verzonden. EPSON-lettert. De lijst met EPSON-lettertypen afdrukken. KSC5843-lttrt. De lijst met KS5843-lettertypen afdrukken. Fax ontvangen Hiermee drukt u een rapport af met informatie over de faxen die u onlangs hebt ontvangen. KSC5895-lttrt. De lijst met KS5895-lettertypen afdrukken. KSSM-lettertype De lijst met KSSM-lettertypen afdrukken. E-mail verz. Hiermee drukt u een rapport af met informatie over de e-mails die u onlangs hebt verzonden. • Net gebr.ver. Hiermee drukt u een lijst af van de gebruikers die zich hebben aangemeld bij het domein en de bijbehorende gebruikers-id's. Fax verzonden • Gebr.verific. Hiermee drukt u informatie af over de netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat. • Verificatie van netwerkgebruiker 3. Menu's met nuttige instellingen 208 Systeeminstallatie 12 Item Gebruiksteller Faxopties • Opgesl. taak Omschrijving Onderhoud Hiermee drukt u een verbruikspagina af. De pagina met informatie over het verbruik bevat het totaal aantal afgedrukte pagina's. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Hiermee drukt u een rapport over de faxopties af. • Opgeslagen taken Drukt de momenteel in het geheugen of op een massaopslagapparaat (HDD) opgeslagen afdruktaken af. • Taak voltooid Drukt de lijst met voltooide afdruktaken af. Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud op het configuratiescherm. • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Initiële instellingen op het aanraakscherm. • Voltooide taken • Accountrapport • Accountbeheer Deze functie is alleen beschikbaar als Job Accounting is ingeschakeld in het programma SyncThru™ Web Admin Service. Voor elke gebruiker kunt u een rapport met aantal afdrukken printen. Item Omschrijving Toner Op wis. Deze optie wordt weergegeven als de tonercassette leeg is. U kunt het bericht over de lege cassette wissen. Toner op neg. U kunt het apparaat zo instellen dat het bericht over een lege tonercassette wordt genegeerd en het apparaat documenten blijft afdrukken, behalve inkomende faxberichten. Gebruiksduur Hiermee kunt u de indicatoren voor gebruiksduur weergeven (zie "De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren" op pagina 79). 3. Menu's met nuttige instellingen 209 Systeeminstallatie 13 Item Ws tr bijna op • Serienummer • Serienr. Papier stapel. Gekl. papier Ramschijf Omschrijving Instellingen wissen Hiermee kunt u het niveau instellen waarop de melding over een lege of bijna lege tonercassette wordt weergegeven (zie "Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op"" op pagina 80). Hiermee kunt u het serienummer van het apparaat weergeven. Dit nummer hebt u nodig als u belt voor ondersteuning of u registreert als gebruiker op de website van Samsung. Hiermee schakelt u de automatische koppelingsfunctie voor laden in. Als een printerlade geen papier of het verkeerde papier bevat, kunt u met deze optie papier uit een andere beschikbare lade gebruiken. Hiermee kunt u de instellingen voor kleur aanpassen, zoals contrastniveau, kleurregistratie, kleurdichtheid enzovoort. Hiermee kunt u de een gedeelte van de Ramschijf toewijzen als opslaggebied voor taken. Wanneer u dit opslaggebied gebruikt, wordt het menu voor taakbeheer (zie "Taakbeheer" op pagina 211) geactiveerd. Hiermee kunnen de gegevens van uw computer naar de afdrukwachtrij op de Ramschijf worden verzonden. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (Menu) > Systeeminst. > Instel. wissen op het configuratiescherm. • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Opties herstellen op het aanraakscherm. Item Omschrijving Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de standaardinstellingen. Printerinstellingen Hiermee worden alle standaard printeropties hersteld. Papierinstelling Hiermee worden alle standaard papieropties hersteld. • Faxinstel. Herstelt alle standaard faxopties. • Standaard faxen 3. Menu's met nuttige instellingen 210 Systeeminstallatie 14 Item • Kopieerinstel. Omschrijving Taakbeheer Herstelt alle standaard kopieeropties. • Standaard kopiëren • Scaninstel. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Herstelt alle standaard scanopties. • Standaard scannen Systeeminst. Herstelt alle standaard systeemopties. Netwerkinstel. Herstelt alle standaard netwerkopties. (Opnieuw starten vereist) Adresboek Wist alle in het geheugen opgeslagen emailadressen. • Fax verzonden • Verzendrapport E-mail verz. • Fax ontvangen • Rapp. ontv. fax. • Ontvangstrapport Hiermee wordt alle informatie over verzonden faxberichten gewist. Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (Menu) > Systeeminst. > Taakbeheer op het configuratiescherm. Item Omschrijving Hiermee wordt alle informatie over verzonden e-mailberichten gewist. Actieve taak Hiermee worden de afdruktaken weergegeven die nog moeten worden afgedrukt. Wist alle informatie over ontvangen faxberichten. Taak opslaan Hiermee worden de afdruktaken weergegeven die zijn opgeslagen op de schijf. Best.beleid Als een bestandsnaam die u invoert al aanwezig is in het geheugen, kunt u de naam wijzigen of het bestand overschrijven. 3. Menu's met nuttige instellingen 211 Systeeminstallatie 15 16 Afbeeldingen overschrijven USB-instellingen Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). • Druk op (Menu) > Systeeminst. > Afb. overschr. op het configuratiescherm. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). • Druk op USB op het aanraakscherm. Optie Item Handmatig Omschrijving Afdrukken vanaf U kunt het geïntegreerde USB-geheugen overschrijven om alle gegevens in het geheugen te wissen. Naar USB scan. Omschrijving Hiermee kan de bestandenlijst vanuit Bestandsnavigatie worden bekeken. Selecteer een bestand om af te drukken. Hiermee stelt u de scanbestemming in op een USBapparaat. U kunt de originelen scannen en de gescande afbeeldingen opslaan op een USBapparaat. Bestandsbeheer Hiermee kan de bestandenlijst vanuit Bestandsnavigatie worden bekeken. Selecteer een bestand om te verwijderen. U kunt het USB-apparaat formatteren. Ruimte tonen Hiermee wordt de resterende ruimte weergegeven. 3. Menu's met nuttige instellingen 212 Systeeminstallatie 17 18 Emulatie-instellingen E-mailinst. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). • Druk op (Menu) > Afdrukinst. > Emulatie op het configuratiescherm. Item Omschrijving Type emulatie De apparaattaal definieert hoe de computer met het apparaat communiceert. Instellingen Stelt de gedetailleerde instellingen voor het geselecteerde emulatietype in. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > E-mailinstel. op het aanraakscherm. Optie Omschrijving SMTP-server Met deze functie wordt de SMTPserverconfiguratie ingesteld. Naar zichzelf Hiermee wordt ingesteld dat de e-mail naar uzelf wordt verzonden, zodat u de e-mail kunt opslaan of als herinnering kunt gebruiken. Standaardontvanger Hiermee wordt een ontvangstadres ingesteld als het standaard e-mailadres. Standaardafz. Hiermee wordt een verzendadres ingesteld als het standaard e-mailadres. Standaard onderwerp Hiermee wordt een het onderwerp van een email ingesteld als het standaard onderwerp. 3. Menu's met nuttige instellingen 213 Systeeminstallatie Functie Documentvak 19 Adresboekinstellingen • Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). • Druk op (Menu) > Documentenvak > Functie Documentvak op het configuratiescherm. Optie Toev. vanaf scan Hiermee slaat u gescande documenten op in een vak. Het opgeslagen bestand zal automatisch een naam krijgen van het formaat "jaarmaanddaguurminuutseconde". Taak vanuit vak Hiermee drukt u een document af vanuit een vak. Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Adresboek op het aanraakscherm. Optie Omschrijving Telefoonlijst Hiermee kunt u de telefoonlijst weergeven, afdrukken of verwijderen en er items aan toevoegen. U kunt ook een groep maken. E-mail Hiermee kunt u de e-maillijst weergeven, afdrukken of verwijderen en kunt u er items aan toevoegen. U kunt ook een groep maken. Omschrijving Instell. Documentvak • Druk op (Menu) > Documentenvak > Instell. Documentvak op het configuratiescherm. Optie Omschrijving 20 Instellingen van documentenvak Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). Toev. vanaf scan Hiermee stelt u de standaardopties in voor het opslaan van een document in een vak. Taak vanuit vak Hiermee stelt u de standaardopties in voor het afdrukken van een document vanuit een vak. 3. Menu's met nuttige instellingen 214 Systeeminstallatie 21 Optie Netwerkinstallatie Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). • Druk op (Menu) > Netwerk op het configuratiescherm. • Of druk op Instelling > Apparaatinst. > Netwerkinstellingen op het aanraakscherm. Omschrijving Ethernet-snel. Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het netwerk configureren. 802.1x U kunt de gebruikersverificatie voor netwerkcommunicatie instellen. Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor details. Draadloos Selecteer deze optie om gebruik te maken van een draadloos netwerk. Instel. wissen Hiermee zet u de standaard netwerkinstellingen terug. (Opnieuw starten vereist) • Netwerkconf. Optie Omschrijving Selecteer het passende protocol en de configuratieparameters voor gebruik in de netwerkomgeving. TCP/IP (IPv4) TCP/IP (IPv6) Deze lijst toont informatie over de netwerkverbinding • Netwerkconfigura en -configuratie van uw apparaat. tie Net. activeren U kunt instellen of u Ethernet aan of uit wilt zetten. Http activeren U kunt selecteren of u al dan niet gebruik wilt maken van de functie SyncThru™ Web Service. Er moeten heel wat parameters ingesteld worden. Als u niet zeker bent, laat u ze ongemoeid of raadpleeg u de netwerkbeheerder. Selecteer deze optie om gebruik te maken van een IPv6-netwerkomgeving (zie "IPv6-configuratie" op pagina 158). 3. Menu's met nuttige instellingen 215 Beheerinstellingen Item Omschrijving Wacht bescherming Stelt het wachtwoord in voor toegang tot het menu Beheerinstellingen. Kies Aan om gebruik te maken van deze optie en om het wachtwoord in te voeren. Wachtw. wijzigen Wijzigt het wachtwoord voor toegang tot de Beheerinstellingen van het apparaat. • Fixeereenheid reinigen: Reinigt de fixeereenheid door middel van het afdrukken van een vel. Het afgedrukte vel bevat tonerresten. • Toner Op wissen: Voorkomt dat het bericht Toner bijna op op het display wordt weergegeven. • Info verb.art.: Via dit menu-item kunt u zien hoeveel afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel toner er nog in de cassette zit. Onderhoud • Toner bijna op: Als er geen toner meer in de tonercassette zit, verschijnt een bericht waarin de gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te vervangen. U kunt de weergave van dit bericht in- en uitschakelen. • Ramschijf: Schakelt de Ramschijf in of uit voor het beheren van afdruktaken. Afhankelijk van de grootte van het geïnstalleerde optionele geheugen, kunt u de grootte van de Ramschijf instellen tussen 32 en 64 MB. Deze optie wordt niet weergegeven als u een massaopslagapparaat (HDD) hebt geïnstalleerd. 3. Menu's met nuttige instellingen 216 Aangepaste instellingen Dit menu wordt alleen weergegeven wanneer de XOA-toepassing (eXtensible Open Architecture) is geïnstalleerd. Neem contact op met de beheerder om dit menu te gebruiken. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). • Druk op (Menu) > Aangepast op het configuratiescherm. 3. Menu's met nuttige instellingen 217 4. Speciale functies In dit hoofdstuk worden de speciale functies voor kopiëren, scannen, faxen en afdrukken besproken. • Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 219 • E-mailadressen opslaan 220 • Verschillende tekens invoeren 222 • Het faxadresboek instellen 224 • Gemachtigde gebruikers registreren 227 • Afdrukfuncties 228 • Scanfuncties 246 • Faxfuncties 258 • Functies voor gedeelde map gebruiken 271 • Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties 272 • De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7. • Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. Aanpassing aan luchtdruk of hoogte De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk, die wordt bepaald door de hoogte boven zeeniveau waar het apparaat staat. De volgende informatie zal u helpen bij de instelling van uw apparaat voor de beste afdrukkwaliteit. Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in. • Als uw apparaat is verbonden met internet, kunt u de hoogte instellen via SyncThru™ Web Service (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 277). • U kunt de hoogte ook instellen via de optie Systeeminst. op het display van het apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). 4,000 m (13,123 ft) 1 3,000 m (9,842 ft) 2 2,000 m (6,561 ft) 3 1,000 m (3,280 ft) 4 0 1 2 3 4 Hoog 3 Hoog 2 Hoog 1 Normaal U kunt de hoogte instellen via Apparaatinstellingen in Samsung Easy Printer Manager of de sectie Machine in Hulpprogramma Printerinstellingen. • Zie "Apparaatinstellingen" op pagina 283 als u Windows of Macintosh gebruikt. • Zie "Smart Panel gebruiken" op pagina 287 als u Linux gebruikt. 4. Speciale functies 219 E-mailadressen opslaan U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen instellen via SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen invoeren door de plaatsnummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in het adresboek. 1 Opslaan op uw apparaat Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage per e-mail wilt versturen, moet u eerst het e-mailadres instellen met behulp van SyncThru™ Web Service. 1 De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 277). 2 Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 3 Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. 4 5 • ID: admin • Password: sec00000 Als u SMB of FTP-servergegevens moet instellen, schakelt u SMB of FTP in en voert u de gegevens in. 6 7 Klik op Apply. 8 Selecteer Speed No. en voer een waarde in voer Group Name. Klik op Address Book > E-mail Group > Add Group als u een groep wilt maken. U kunt gemakkelijk individuele adressen toevoegen als u Yes voor Add individual(s) after this group is created inschakelt. 9 Klik op Apply. Klik op Address Book > Individual > Add. Selecteer Speed No. en voer een e-mailadres en faxnummer in. 4. Speciale functies 220 E-mailadressen opslaan 2 Een e-mailadres zoeken Het geheugen alfabetisch doorzoeken 1 Selecteer (scannen) > (Address Book) > Zoek. en verz. > Selecteer een adresgroep > Alle op het configuratiescherm. Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Adresboek > Email > Lijst bekijken > Individueel of Groep op het aanraakscherm. 2 U kunt het volledige geheugen doorzoeken in numerieke volgorde en de gewenste naam en het gewenste adres selecteren. Zoeken met een specifieke beginletter 1 2 Selecteer 3 4 Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt. (scannen) op het configuratiescherm. Druk op (Address Book) > Zoek. en verz. > Selecteer een adresgroep > ID op het configuratiescherm. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste naam en het gewenste nummer verschijnen. 4. Speciale functies 221 Verschillende tekens invoeren U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw bedrijf en het faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of emailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren. 4 Letters en cijfers op het toetsenblok • Afhankelijk van het model en de geïnstalleerde opties kan uw apparaat andere speciale tekensets bevatten. • Enkele van de volgende sleutelwaarden verschijnen mogelijk niet afhankelijk van de taak die u uitvoert. 3 Alfanumerieke tekens invoeren Druk een aantal keren op deze toets tot de gewenste letter op het display verschijnt. Om de letter O in te voeren drukt u bijvoorbeeld op cijfertoets 6 met opschrift MNO. Telkens wanneer u op cijfertoets 6 drukt, verschijnt er een andere letter op het display, M, N, O, m, n, o en ten slotte 6. Zie "Letters en cijfers op het toetsenblok" op pagina 222 om de letter te vinden die u wilt invoeren. Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens 1 @/.‘1 2 ABCabc2 3 DEFdef3 4 GHIghi4 • U kunt een spatie invoeren door twee keer op 1 te drukken. 5 JKLjkl5 • Druk op de pijl naar links/rechts of de pijl-omhoog/omlaag om het laatste cijfer of teken te verwijderen. 6 MNOmno6 7 PQRSpqrs7 8 TUVtuv8 9 WXYZwxyz9 0 &+-,0 4. Speciale functies 222 Verschillende tekens invoeren Toets * Toegewezen cijfers, letters of tekens *%_~!#$()[] (Deze symbolen zijn beschikbaar voor het invoeren van uw netwerkidentificatiegegevens) # #=|?":{}<>; (Deze symbolen zijn beschikbaar voor het invoeren van uw netwerkidentificatiegegevens) 4. Speciale functies 223 Het faxadresboek instellen U kunt snelkiesnummers voor veelgebruikte faxnummers instellen via SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk faxnummers invoeren door de positienummers in te voeren die aan de nummers zijn toegewezen in het adresboek. 5 6 Snelkiesnummers gebruiken Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een nummer in te voeren, voert u het snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt opgeslagen. Een snelkiesnummer vastleggen 1 • In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat, houdt u de cijfertoets op het numeriek klavier langer dan 2 seconden ingedrukt. Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. > Snelkiesnummerop het configuratiescherm. • In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers bestaat, drukt u op de eerste cijfertoets(en) en houdt u vervolgens de laatste cijfertoets meer dan twee seconden ingedrukt. Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Adresboek > Telefoonlijst > Lijst bekijken > Individueel > Toevoeg. op het aanraakscherm. (opties) > • U kunt de adresboeklijst afdrukken door 2 Voer een snelkiesnummer in en druk op OK. (Address Book) > Afdrukken te selecteren. Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer, toont het display het bericht dat u het kunt wijzigen. Als u opnieuw wilt beginnen met een ander snelkiesnummer, drukt u op 3 4 5 (faxen) > (Back). Voer de gewenste naam in en druk op OK. 7 Snelkiesnummers bewerken 1 Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK. Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. > Snelkiesnummerop het configuratiescherm. Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Adresboek > Telefoonlijst > Lijst bekijken > Individueel op het aanraakscherm. 2 Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK. 4. Speciale functies 224 Het faxadresboek instellen 3 4 5 Wijzig de naam en druk op OK. Wijzig het faxnummer en druk op OK. Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 5 6 Selecteer Ja als Nog een nr? wordt weergegeven. 7 Als u klaar bent, selecteert u Nee als Nog een nr? wordt weergegeven en drukt u op OK. 8 Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. Herhaal stap 3 om andere snelkiesnummers in de groep op te nemen. 8 Een groepskiesnummer vastleggen 1 Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. > Groepsnummerop het configuratiescherm. 9 Groepsnummers bewerken Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Adresboek > Telefoonlijst > Lijst bekijken > Groep > Toevoeg. op het aanraakscherm. 2 (opties) > 1 Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Adresboek > Telefoonlijst > Lijst bekijken > Groep op het aanraakscherm. Voer een groepkiesnummer in en druk op OK. Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer, toont het display het bericht dat u het kunt wijzigen. Als u opnieuw wilt beginnen met een ander snelkiesnummer, drukt u op (Back). 3 Zoek naar het snelkiesnummer dat u wilt toevoegen aan de groep door de eerste letters van de naam in te voeren. 4 Selecteer de gewenste naam en het gewenste nummer en druk op OK. Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. > Groepsnummerop het configuratiescherm. 2 3 Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK. Als u een nieuw snelkiesnummer invoert dat u wilt toevoegen en op OK drukt, wordt Toevoegen? weergegeven. Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen en op OK drukt, wordt Verwijderen? weergegeven. 4 Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen. 4. Speciale functies 225 Het faxadresboek instellen 5 6 7 Herhaal stap 3 om meer nummers toe te voegen of te verwijderen. Selecteer Nee als Nog een nr? wordt weergegeven en druk op OK. Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 10 Een item in het adresboek zoeken U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U doorzoekt het adresboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld. 1 Selecteer (faxen) > (Address Book) > Zoek. en kiez. > Snelkiesnummer of Groepsnummer op het configuratiescherm. 2 3 Voer Alle of ID in en druk op OK. 11 Adresboek afdrukken U kunt de instellingen van uw een lijst af te drukken. (Address Book) controleren door ze in 1 Selecteer (faxen) > configuratiescherm. 2 Het apparaat begint met afdrukken. (Address Book) > Afdrukken op het Druk op de naam en het nummer, of op de toetsenblokknop met de letter waarnaar u wilt zoeken. Als u bijvoorbeeld de naam 'MOBIEL' zoekt, drukt u op de toets 6 met het opschrift 'MNO'. 4 Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 4. Speciale functies 226 Gemachtigde gebruikers registreren Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters juist zijn ingesteld, kunt u via het netwerk afbeeldingen scannen en versturen. Om een ingescande afbeelding op een veilige manier via e-mail of de netwerkserver te verzenden, moet u de accountgegevens van gemachtigde gebruikers met behulp van SyncThru™ Web Service op uw lokale computer of op de netwerkserver registreren. 1 De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 277). 2 Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 3 Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. • ID: admin • Password: sec00000 4 5 Klik op Security > User Access Control > Authentication. 6 7 8 Klik op OK in het berichtvenster voor de bevestiging. U kunt gemakkelijk individuele adressen toevoegen als u Yes voor Add individual(s) after this group is created inschakelt. 9 Klik op Apply. Selecteer Local Authentication bij Authentication Method en klik op Apply. Klik op User Profile > Add. Voer een waarde in voor User Name, Login ID, Password, Confirm Password, E-mail Address en Fax Number. 4. Speciale functies 227 Afdrukfuncties • Voor basisfuncties voor het afdrukken, raadpleeg de Basishandleiding (zie "Eenvoudige afdruktaken" op pagina 57). In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor elke afdruktaak wijzigen. • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). 13 Uw apparaat instellen als standaardprinter 12 De standaardafdrukinstellingen wijzigen 1 2 3 4 Klik op het menu Start van Windows. Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. Klik op het menu Start van Windows. Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers. Selecteer uw apparaat. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als standaard instellen. Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Als bij Voorkeursinstellingen voor afdrukken het symbool ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 5 6 1 2 3 4 Als bij Voorkeursinstellingen voor afdrukken het symbool ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. Wijzig de instellingen op elk tabblad. Klik op OK. 4. Speciale functies 228 Afdrukfuncties 14 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken 1 Kruis het selectievak Afdrukkennaar bestand in het venster Afdrukken aan. 2 3 Klik op Afdrukken. XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om af te drukken in een XPS-bestandsindeling • Zie "Functies per model" op pagina 7. • Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op Windows Vista OS of een recentere versie. • Installeer extra geheugen wanneer een XPS-taak niet wordt afgedrukt omdat de printer onvoldoende geheugen heeft. • Voor modellen waarbij het XPS-stuurprogramma wordt geleverd op de bijgeleverde cd-rom: - U kunt het XPS-stuurprogramma installeren wanneer u de software-cd in het cd-rom-station plaatst. Wanneer het installatiescherm wordt weergegeven, selecteert u Geavanceerde installatie > Aangepaste installatie. U kunt het XPS-printerstuurprogramma selecteren in het scherm Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's. • Voor modellen waarbij het XPS-stuurprogramma beschikbaar is via de website van Samsung, www.samsung.com > zoek uw product > Ondersteuning of Downloads. Afdrukken naar een bestand (PRN) Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK. Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam. Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte programma. Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand. 4. Speciale functies 229 Afdrukfuncties Speciale afdrukfuncties verklaard U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer. Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het gebruikte apparaat. • Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu's mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Selecteer het menu Help, of klik op de knop "Help gebruiken" op pagina 59). Item Meerdere pagina's per zijde uit het venster, of druk op F1 op uw toetsenbord, en klik op de optie waar u meer over wilt weten (zie Omschrijving U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken. 4. Speciale functies 230 Afdrukfuncties Item Poster afdrukken Omschrijving U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4) papier drukken om ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen plakken. Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken. Boekje afdrukkena • Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio. 8 9 • De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Kies de Formaat-optie onder het tabblad Papier om te kijken welke papierformaten beschikbaar zijn. • Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar papier (papier waarbij geen of staat). 4. Speciale functies 231 Afdrukfuncties Item • Dubbelzijdig afdrukken • Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)a Omschrijving U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken (dubbelzijdig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. • U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio. • Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer. • De functie Blanco pagina's overslaan werkt niet als u de dubbelzijdige optie heeft ingeschakeld. • Dubbelzijdig afdrukken • Standaardinstelling printer: Als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die u hebt opgegeven op het bedieningspaneel van de printer. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/XPS-printerstuurprogramma. • Dubbelzijdig afdrukken • Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit. (handmatig)a • Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij boekbinden wordt gebruikt. • Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor kalenders wordt gebruikt. • Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: Schakel deze optie in om de afdrukvolgorde om te keren bij het dubbelzijdig afdrukken. Deze optie is niet beschikbaar wanneer u Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) gebruikt. 4. Speciale functies 232 Afdrukfuncties Item Omschrijving Papieropties Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner of groter op het vel afgedrukt wordt, door een percentage in te voeren waarmee het document vergroot of verkleind wordt. Watermerk Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote grijze letters DRAFT of CONFIDENTIAL diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina's afdrukken. Watermerk (Een watermerk maken) Watermerk (Een watermerk bewerken) a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. c Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in. U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven. a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties. d Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan. e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 4. Speciale functies 233 Afdrukfuncties Item Watermerk (Een watermerk verwijderen) Omschrijving a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen. d Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/SPL-printerstuurprogramma (zie "Software" op pagina 7). Overlaya Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer is opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren en papier met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt het briefhoofd gewoon als overlay op uw document af. Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding. • Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk. • De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken. Overlaya (Een nieuwe paginaoverlay maken) a b c d Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document als een overlay wilt opslaan. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken verschijnt. Klik in het venster Overlay bewerken op Maken. Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Opslaan als in het venster Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover. e Klik op opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays. f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer. 4. Speciale functies 234 Afdrukfuncties Item Overlaya (Een paginaoverlay gebruiken) Overlaya (Een paginaoverlay verwijderen) Omschrijving a Klik op het tabblad Geavanceerd. b Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst. c Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken. Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Openen. Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays. d Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document afgedrukt. e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. a b c d e f Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen. Klik op Wissen. Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen. 4. Speciale functies 235 Afdrukfuncties Item Omschrijving • Deze functie is alleen beschikbaar als u het optionele geheugen of optionele massaopslagapparaat (HDD) hebt geïnstalleerd (zie "Verschillende functies" op pagina 10). • Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Afdrukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal, en is bedoeld om af te drukken zonder het afdrukbestand op te slaan in het geheugen. - Normaal: in deze modus wordt uw document afgedrukt zonder het op te slaan in het optioneel geheugen. Afdrukmodus - Proefafdruk: deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt eerst een exemplaar afdrukken om te controleren en daarna de andere exemplaren afdrukken. - Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord invoeren om af te drukken. - Opslaan: Selecteer deze instelling om een document op het massaopslagapparaat (HDD) op te slaan zonder het af te drukken. - Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt wanneer een document tegelijkertijd wordt opgeslagen en afgedrukt. - Wachtrij: deze optie is handig om een grote hoeveelheid gegevens te verwerken. Als u deze instelling selecteert, wordt het document op het massaopslagapparaat (HDD) in een afdrukwachtrij geplaatst en vervolgens van daaruit afgedrukt. Op die manier wordt de belasting van de computer lager. - Afdrukschema: selecteer deze instelling om het document op een opgegeven tijdstip af te drukken. • Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt vinden via het bedieningspaneel. • Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt vinden via het bedieningspaneel. 4. Speciale functies 236 Afdrukfuncties Item Omschrijving Hiermee worden afdrukgegevens eerst gecodeerd en vervolgens verzonden naar het apparaat. Met deze functie blijven de afdrukgegevens beveiligd, zelfs als de gegevens worden onderschept op een netwerk. Taakcodering De functie Taakcodering is alleen beschikbaar als het massaopslagapparaat (HDD) is geïnstalleerd. Het massaopslagapparaat (HDD) wordt gebruikt om afdrukgegevens te decoderen (zie "Verschillende functies" op pagina 10). a. Deze optie is alleen beschikbaar als u het XPS-stuurprogramma gebruikt. 4. Speciale functies 237 Afdrukfuncties • U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord worden beschermd. Schakel de wachtwoordfunctie uit en probeer opnieuw af te drukken. 15 Werken met Hulpprogramma Direct afdrukken • Of een PDF-bestand al dan niet afgedrukt kan worden met het Hulpprogramma Direct afdrukken is afhankelijk van de manier waarop het PDF-bestand is gemaakt. • Hulpprogramma direct afdrukken is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt PDF versie 1,7 en lager. Bestanden van latere versies moet u openen om te kunnen afdrukken. • Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windowsbesturingssystemen. Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken? Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze bestanden hoeft te openen. Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Geavanceerde installatie > Aangepaste installatie en schakelt u het selectievakje voor het programma in tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. • Uw massaopslagapparaat (HDD) moet geïnstalleerd zijn op uw apparaat om met dit programma bestanden af te drukken. (zie "Verschillende functies" op pagina 10). • U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking uit en probeer opnieuw af te drukken. Afdrukken Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het Hulpprogramma Direct afdrukken. 1 Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > Hulpprogramma Direct afdrukken > Hulpprogramma Direct afdrukken. Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. 2 Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en klik op Bladeren. 3 Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen. Het bestand wordt nu toegevoegd aan de sectie Bestanden selecteren. 4. Speciale functies 238 Afdrukfuncties 4 5 Pas de printerinstellingen naar wens aan. Een document afdrukken Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden. Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u gebruikt de instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer: Via het contextmenu 1 2 3 4 Open het af te drukken document. Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en kies Direct afdrukken. 1 2 Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. Het PDF-bestand is hierin al toegevoegd. 3 Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK. 4 5 Open het menu Bestand en klik op Druk af. 6 Klik op Druk af. Kies het te gebruiken apparaat. De apparaatinstellingen aanpassen. Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden. Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling (Documentinstellingen in enkele toepassingen). Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken. 16 Afdrukken in Macintosh Printerinstellingen wijzigen U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer. Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund. Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster. 4. Speciale functies 239 Afdrukfuncties Meerdere pagina's per vel afdrukken Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn: U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken. • Lange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden wordt gebruikt. • Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders. 1 2 3 4 Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken. Kies de andere te gebruiken opties. Klik op Druk af. Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af. Dubbelzijdig afdrukken Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie "Verschillende functies" op pagina 10). 1 Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintoshtoepassing. 2 3 4 5 Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer een bindrichting in de optie Dubblezijdig. Kies de andere te gebruiken opties. Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af. Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en de tweede kopie op hetzelfde vel papier worden afgedrukt. Vermijd op beide zijden van het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt. 4. Speciale functies 240 Afdrukfuncties Help gebruiken Afdrukken vanuit een toepassing Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma beschikt. Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw printer afdrukken. 1 2 3 4 Open een toepassing en selecteer Print in het menu File. Selecteer rechtstreeks Print via lpr. Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI en klik op Properties. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden weergegeven. • 17 Afdrukken in Linux Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund. General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de functie dubbelzijdig afdrukken inschakelen, scheidingspagina’s toevoegen aan het begin en op het einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen. Afhankelijk van het model is automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken mogelijk niet beschikbaar. Als alternatief kunt u het lprafdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het afdrukken van even en oneven pagina's. 4. Speciale functies 241 Afdrukfuncties • Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand en kolommen in. • Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of positie van de afbeelding. • Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming instellen. 5 Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties. 6 7 Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen. Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak controleren. Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren. Bestanden afdrukken U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. Met het CUPS-lpr-hulpgramma kunt u dat doen, maar het programma uit het besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma. 1 Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend. Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open. 2 In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak. 3 Klik op OK om met afdrukken te beginnen. Printereigenschappen configureren In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer wijzigen. 1 Open Unified Driver Configurator. Schakel indien nodig over naar Printers configuration. 2 Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties. Zo drukt u elk bestand af: 4. Speciale functies 242 Afdrukfuncties 3 Het venster Printer Properties wordt geopend. Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen: • Connection: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat op dit tabblad opnieuw configureren. • Driver: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen. • 4 Afdrukken in Unix General: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in Printers configuration. • • 18 Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in om een lijst met vorige afdruktaken weer te geven. Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie "Functies per model" op pagina 7). Doorgaan met de afdruktaak Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst, PS- of HPGLbestand om af te drukken. 1 U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken. printui document1 Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties. Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit. Hiermee wordt Print Job Manager van het UNIXprinterstuurprogramma geopend waarin de gebruiker verschillende afdrukopties kan instellen. 2 3 4 Selecteer een printer die reeds is toegevoegd. Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection. Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u nodig hebt. 4. Speciale functies 243 Afdrukfuncties Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties die uw printerstuurprogramma biedt. 5 Afhankelijk van het model is automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken mogelijk niet beschikbaar. Als alternatief kunt u het lprafdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het afdrukken van even en oneven pagina's. Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak. • Multiple pages: Hiermee worden meerdere pagina’s afgedrukt op één vel papier. • Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen (bv.: Singleline hairline, Double-line hairline). Printerinstellingen wijzigen Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties. De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel. Het tabblad Image Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een afbeelding op uw document wijzigen. Het tabblad General • • Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat instellen op A4, Letter of andere papierformaten. Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit de keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick. Het tabblad Text Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in. Het tabblad HPGL/2 • Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet worden. De standaardinstelling is Auto Selection. • Use only black pen: Hiermee worden alle grafische elementen in zwart/wit afgedrukt. • Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie wordt afgedrukt op een pagina. • Fit plot to page: Hiermee wordt de volledige afbeelding aangepast zodat ze op een enkele pagina past. • Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om papier te besparen. 4. Speciale functies 244 Afdrukfuncties Het tabblad Margins • Use Margins: Hiermee stelt u de marges van het document in. De marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen. Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde papierformaat. • Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of centimeters. Het tabblad Printer-Specific Settings Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor de printer en afhankelijk van het PPD-bestand. 4. Speciale functies 245 Scanfuncties • Voor basisfuncties voor het scannen, raadpleeg de Basishandleiding (zie "Basisfuncties voor scannen" op pagina 66). U kunt de originelen met uw apparaat scannen via een USB-kabel of via het netwerk. De volgende methodologieën kunnen worden gebruikt voor het scannen van uw documenten: • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). • • De maximale resolutie, die kan worden bereikt hangt af van verschillende factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van de afbeelding die wordt gescand en de bitdiepte-instellingen. Dus afhankelijk van uw systeem en wat u wilt scannen, kunt u mogelijk niet op een bepaalde resolutie scannen, vooral wanneer verbeterde dpi wordt gebruikt. Naar pc scan.: Hiermee kunt u originelen via het configuratiescherm scannen. De gescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de verbonden computers (zie "Basisfuncties voor scannen" op pagina 66). • TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Wanneer u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing gestart zodat u het scanproces kunt beheren. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie "Scannen vanuit een programma voor het bewerken van afbeeldingen" op pagina 250). • Samsung-scanassistent/SmarThru 4/SmarThru Office: U kunt dit programma gebruiken voor het scannen van afbeeldingen of documenten. 19 Basisscanmethode Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina 10). - Zie "Scannen met de Samsung-scanassistent" op pagina 252. - Zie "Scannen met SmarThru 4" op pagina 252. - Zie "Scannen met SmarThru Office" op pagina 253. • WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. U kunt deze functie alleen gebruiken als de computer rechtstreeks op het apparaat is aangesloten met een USB-kabel (zie "Scannen met het WIAstuurprogramma" op pagina 251). • USB-geheugen: U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB-geheugenapparaat opslaan. 4. Speciale functies 246 Scanfuncties • E-mail: Hiermee kunt u een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden (zie "Scannen naar e-mail" op pagina 248). • Het tabblad Standaard: Dit tabblad bevat algemene scan- en apparaatinstellingen. • FTP/SMB: Hiermee kunt u een afbeelding scannen en naar een FTP/ SMB-server uploaden (zie "Scannen naar een FTP-/SMB-server" op pagina 249). • Het tabblad Afbeelding: Dit tabblad bevat instellingen voor beeldbewerking. 5 Druk op OK. 20 De scaninstellingen in de computer configureren Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). 1 Open Samsung Easy Printer Manager (zie "Samsung Easy Printer Manager gebruiken" op pagina 281). 2 3 4 Selecteer het juiste apparaat in de Lijst met printers. 21 Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten op een netwerk U moet het printerstuurprogramma op uw computer installeren vanaf de software-cd omdat het scanprogramma onderdeel is van het printerstuurprogramma (zie basishandleiding"Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 30). 1 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 2 Selecteer (Scan) > Naar pc scan. > Netwerkcomp. op het configuratiescherm. Selecteer het menu Instellingen voor scannen naar pc. Selecteer de gewenste optie. • • Scannen activeren: Hiermee bepaalt u of de scanfunctie is ingeschakeld of het apparaat. Of selecteer Scan > Netwerk-pc op het aanraakscherm. profiel: Hiermee geeft u de opgeslagen scanprofielen op het geselecteerde apparaat weer. 4. Speciale functies 247 Scanfuncties 22 Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de poortverbinding. 3 Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). Selecteer uw geregistreerd computer-Id en voer indien nodig het Wachtwoord in. • ID is hetzelfde ID als het geregistreerde scan-ID voor de Samsung Easy Printer Manager > Geavanceerde modus activeren > Instellingen voor scannen naar pc. 4 5 Scannen naar e-mail Een e-mailaccount maken • Wachtwoord is het geregistreerde wachtwoord van vier cijfers voor 1 De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 277). de Samsung Easy Printer Manager > Geavanceerde modus activeren > Instellingen voor scannen naar pc. 2 Selecteer Settings > Network Settings en Outgoing Mail Server(SMTP). 3 Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een hostnaam. 4 Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. 5 Schakel het selectievakje naast SMTP Requires Authentication in voor verificatie. 6 Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de SMTP-server in. 7 Druk op Apply. Selecteer de gewenste optie en druk op OK. Het apparaat begint te scannen. De gescande afbeelding wordt opgeslagen in C:\Gebruikers\gebruikersnaam\Afbeeldingen\map. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte programma. 4. Speciale functies 248 Scanfuncties • Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3 Before SMTP is, schakelt u het selectievakje SMTP Requires POP Before SMTP Authentication in. • Voer het IP-adres en poortnummer in. Scannen en per e-mail verzenden 5 6 7 Voer het onderwerp van de e-mail in en druk op OK. 8 Het apparaat begint te scannen en verzendt vervolgens de e-mail. Selecteer de bestandsindeling voor scannen en druk op OK. Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de SMTP-server in. 23 1 2 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). Scannen naar een FTP-/SMB-server Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). Selecteer (scannen) > Naar email sc. op het configuratiescherm. Of selecteer Scan > E-mail verz. op het aanraakscherm. 3 4 Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in die u hebt geconfigureerd op SyncThru™ Web Service (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 277). Voer het e-mailadres van de afzender en de ontvanger in. U kunt u een e-mail naar uzelf verzonden door de optie Auto Send To Self in te schakelen bij Settings > Scan > Scan To E-mail op SyncThru™ Web Service. Een FTP-/SMB-server instellen 1 De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 277). 2 3 4 Selecteer Address Book > Individual > Add. Schakel het selectievakje naast Add FTP of Add SMB in. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een hostnaam. 4. Speciale functies 249 Scanfuncties 5 Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. 6 Schakel het selectievakje naast Anonymous zodat de server toegang geeft aan ongemachtigde gebruikers. 7 8 Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in. 9 Scannen en verzenden naar een FTP-/SMBserver Voer de domeinnaam in als de server is verbonden met een bepaald domein of geef de naam van de computer op die is geregistreerd op de SMB-server. Voer het pad in naar de locatie waar de gescande afbeelding moet worden opgeslagen. 1 2 Controleer of uw apparaat met een netwerk is verbonden. 3 Selecteer (scannen) > Naar SMB scan. of Naar FTP scan. op het configuratiescherm. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). Of selecteer Scan > SMB of FTP op het aanraakscherm. 4 5 • De map waarin de gescande afbeelding wordt opgeslagen, moet zich in de root van de server bevinden. • De map moet zijn ingesteld als een netwerkshare. • Voor uw gebruikersnaam moeten lees- en schrijfrechten voor de map zijn ingesteld. Selecteer de gewenste server en scanindeling. Het apparaat begint met te scannen en verzendt het origineel daarna naar de opgegeven server. 24 10 Druk op Apply. Scannen vanuit een programma voor het bewerken van afbeeldingen U kunt documenten scannen en importeren via software voor het bewerken van afbeeldingen, zoals Adobe Photoshop, als de software TWAINcompatibel is. Volg de onderstaande stappen om te scannen met TWAINcompatibele software. 4. Speciale functies 250 Scanfuncties 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 3 4 5 6 Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop. Het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder besturingssystemen van Windows (behalve Windows 2000) met een USB-poort. 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 3 Klik op Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers. 4 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaatstuurprogramma in Printers en faxapparaten en kies Zoeken starten. 5 6 De toepassing Nieuwe scan wordt gestart. 7 Scan uw afbeelding en sla deze op. Klik op Bestand > Importeren en selecteer de scanner. Stel de scanopties in. Scan uw afbeelding en sla deze op. 25 Scannen met het WIA-stuurprogramma Uw apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma (Windows Image Acquisition) voor het scannen van afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van Microsoft Windows 7 en werkt met digitale camera’s en scanners. In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-stuurprogramma zonder aanvullende software moeiteloos afbeeldingen scannen en bewerken: Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben. 4. Speciale functies 251 Scanfuncties 26 27 Scannen met de Samsung-scanassistent • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). • U kunt de functie OCR (Optical Character Recognition, optische tekenherkenning) van het programma Samsung Scanassistent gebruiken. • U kunt de functie OCR (Optical Character Recognition, optische tekenherkenning) van het programma SmarThru 4 gebruiken. 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 3 Klik op Start > Alle programma's > Samsung-printer en start Samsung Scanassistent. Selecteer het menu Help of klik op de knop de optie waar u meer over wilt weten. 4 5 Scannen met SmarThru 4 Stel de scanopties in. 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 3 4 Dubbelklik op het pictogram SmarThru 4. SmarThru wordt weergegeven. • Scan to: u kunt een afbeelding scannen en opslaan in een toepassing of map, e-mailen of publiceren op een website. • Image: u kunt een afbeelding bewerken en verzenden naar een toepassing of map, e-mailen of publiceren op een website. • Print: u kunt de afbeeldingen die u hebt opgeslagen, afdrukken. in het venster, en klik op Klik op Scannen. 4. Speciale functies 252 Scanfuncties Selecteer het menu Help of klik op de knop de optie waar u meer over wilt weten. in het venster, en klik op 5 6 Klik op Scan to. 7 8 Klik zo nodig op Settings om de instellingen aan te passen. Selecteer voor de bestemming de optie Application, E-mail, Folder, OCR of Web. 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 3 4 Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office. SmarThru Office wordt weergegeven. Klik op Scan. Klik op de knop Help of meer over wilt weten. 28 in het venster, en klik op de optie waar u Scannen met SmarThru Office • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). • Om SmarThru Office te gebruiken, moet u het programma handmatig installeren van de meegeleverde CD. Selecteer Geavanceerde installatie > Aangepaste installatie en selecteer SmarThru Office om te installeren. • U kunt de functie OCR (Optical Character Recognition, optische tekenherkenning) van het programma SmarThru Office gebruiken. 5 Klik op het pictogram van SmarThru Office ( ) in het systeemvak van Windows om het startprogramma SmarThru Office te activeren. 6 7 8 Klik op het scanpictogram ( ) om het scanvenster te openen. Het venster Scan Setting wordt geopend. Geef de scaninstellingen op en klik op Scan. 4. Speciale functies 253 Scanfuncties 29 Scannen in Macintosh Als u niet kunt scannen met Fotolader moet u Mac OS opwaarderen tot de laatste versie. Fotolader werkt naar behoren onder Mac OS X 10.4.7 of hogere versies. Scannen via een apparaat dat is aangesloten via USB 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 3 Start Programma's en klik op Fotolader. Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen van afbeeldingen aangesloten. verschijnt, maakt u de USB-kabel los en verbindt u hem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, raadpleegt u de help bij Fotolader. 4 5 Selecteer de gewenste optie. Scan uw afbeelding en sla deze op. Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten op een netwerk Alleen voor draadloze of netwerkmodellen (zie "Functies per model" op pagina 7). 1 2 Controleer of uw apparaat met een netwerk is verbonden. 3 4 Start Programma's en klik op Fotolader. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). Gebruik de onderstaande stappen voor het betreffende besturingssysteem. • Voor 10.4 - Klik op de menubalk op Apparaten > Blader door apparaten. 4. Speciale functies 254 Scanfuncties - - Selecteer uw apparaat bij de optie TWAIN-apparaten. Zorg ervoor dat het selectievakje Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld. • Als u niet kunt scannen met Fotolader, moet u Mac OS bijwerken met de nieuwste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS X 10.4.7 en hoger. Klik op Verbind. • Raadpleeg de Help bij Fotolader voor meer informatie. Als er een waarschuwingsbericht wordt weergegeven, klikt u op Poort wijzigen om een poort te selecteren. Als de TWAIN-interface wordt weergegeven, klikt u op Poort wijzigen op het tabblad Voorkeuren om een nieuwe poort te selecteren. • U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe Photoshop. 30 • • 5 6 Voor 10.5 - Klik op de menubalk op Apparaten > Blader door apparaten. - Controleer of het selectievakje Verbonden naast uw apparaat is ingeschakeld is in Bonjour-apparaten. - Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande procedure voor Mac OS X 10.4. Voor 10.7 selecteert u uw apparaat bij GEDEELD. Stel de scanopties in dit programma in. Scannen in Linux Scannen 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 3 Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad. Klik op de knop openen. om het venster Scanners Configuration te Scan uw afbeelding en sla deze op. 4. Speciale functies 255 Scanfuncties 4 Selecteer de scanner in de lijst. 5 6 Klik op Properties. 7 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). 8 Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de afbeelding in het Preview Pane. 9 Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het Preview Pane. 10 11 Selecteer de gewenste optie. Scan uw afbeelding en sla deze op. Klik in het venster Scanner Properties op Preview. 4. Speciale functies 256 Scanfuncties U kunt uw scaninstellingen opslaan en toevoegen aan de vervolgkeuzelijst Job Type zodat u de instellingen opnieuw kunt gebruiken. Een afbeelding bewerken met Image Manager In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt u menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande afbeeldingen. 4. Speciale functies 257 Faxfuncties 3 • Voor basisfuncties voor het faxen, raadpleeg de Basishandleiding (zie "Basisfuncties voor faxen" op pagina 67). Selecteer de gewenste optie. 32 • Deze functie wordt niet ondersteund voor SCX-470x Series (zie "Functies per model" op pagina 7). Faxnummer opnieuw kiezen 1 2 31 Automatisch opnieuw kiezen om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Druk op (Redial/Pause) op het configuratiescherm. Selecteer het gewenste faxnummer. Tien recent verzonden faxnummer met tien ontvangen nummerweergaven worden weergegeven. Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen. De tijd voor een nieuwe kiespoging is afhankelijk van de standaardinstellingen voor uw land. Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op Druk op 3 Het apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een origineel in de ADI wordt geplaatst. Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Als u klaar bent, selecteert Nee als Nog een pagina? wordt weergegeven. (Start) (Cancel of Stop/Clear) als u de functie voor automatisch opnieuw kiezen wilt annuleren. 33 U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het aantal kiespogingen wijzigen. 1 Druk op (faxen) > configuratiescherm. 2 Selecteer Aant. kiespog. of Opn. kiezen na. (Menu) > Faxinstel. > Verzending op het Een verzending bevestigen Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar stand-bymodus. 4. Speciale functies 258 Faxfuncties Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een foutbericht op het display. Wanneer u een foutmelding ontvangt, drukt u op (Cancel of Stop/Clear) om het bericht te wissen en opnieuw te 1 2 Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets anders uitzien. proberen om de fax te verzenden. U kunt het apparaat zo instellen dat er na elke verzonden fax automatisch een verzendrapport wordt afgedrukt. Druk op Open het document dat u wilt verzenden. (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Verzending > Transm.rapport op het configuratiescherm. 3 4 5 Selecteer Samsung Network PC Fax uit het venster Afdrukken. Klik op Afdrukken of OK. Voer de nummers van de ontvangers in en selecteer opties 34 Een fax met uw computer verzenden Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). Hiermee kunt u een fax verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te maken van het configuratiescherm op het apparaat. Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma Samsung Network PC Fax zijn geïnstalleerd. Dit programma wordt automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. 4. Speciale functies 259 Faxfuncties Selecteer het menu Help of klik op de knop de optie waar u meer over wilt weten. 6 in het venster, en klik op Klik op Verzenden. 5 Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in en druk op OK. 6 U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren. 7 Als u meerdere faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer Ja oplicht, en herhaalt u stap 5. 35 Uitgestelde faxverzending • U kunt maximaal 10 bestemmingen ingeven. • Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander groepskiesnummer meer invoeren. U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt verzonden. U kunt met deze functie geen kleurenfax verzenden. 1 2 3 4 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. Druk op 8 Voer de naam en de tijd in van de taak. Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de huidige tijd, wordt de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden. (faxen) op het configuratiescherm. Pas de resolutie en helderheid naar wens aan. Druk op (Menu) > Faxfunctie > Uitgest. verz. op het configuratiescherm. Of selecteer Fax > Uitgesteld verzenden > Aan op het aanraakscherm. 9 Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Het apparaat keert terug naar stand-bymodus. Het display herinnert u eraan dat het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en dat er een uitgesteld faxbericht is ingesteld. 4. Speciale functies 260 Faxfuncties Hiermee kunt u de lijst van uitgestelde faxtaken controleren. Een gereserveerde faxtaak annuleren Druk op (Menu) > Systeeminst. > Rapport > Geplande taken op het configuratiescherm. Documenten toevoegen aan een gereserveerde fax 1 2 3 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Pag. toevoegen op het configuratiescherm. Selecteer de faxtaak en druk op OK. Als u klaar bent, selecteert Nee als Nog een pagina? wordt weergegeven. Het apparaat scant het origineel in en slaat het op in het geheugen. 4 1 Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Taak annuleren op het configuratiescherm. 2 3 Selecteer de gewenste faxtaak en druk op OK. Druk op OK wanneer Ja verschijnt. De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist. 4 Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 36 Een fax verzenden met een hoge prioriteit U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden voorafgaand aan andere geplande taken. Het origineel wordt naar het geheugen gescand en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 4. Speciale functies 261 Faxfuncties 1 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. 2 Druk op (Faxen) > het configuratiescherm. (Menu) > Faxfunctie > Prior. verz. op Of selecteer Fax > Prioritair verzenden > Aan op het aanraakscherm. 3 4 5 • Wanneer u een fax doorstuurt via de e-mail, moet u eerst de emailserver en het IP-adres invoeren in SyncThru™ Web Service (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 277). Voer het ontvangende faxnummer in en druk op OK. Voer de naam van de taak in en druk op OK. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. • Ongeacht of u een kleurenfax hebt verzonden of ontvangen, worden de gegevens doorgestuurd in grijstinten. 1 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. 2 Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Doorsturen > Fax > Naar ander nr. > Aan op het configuratiescherm. Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Fax instellen > Doorsturen > Fax, E-mail of Server > Naar ander nr. > Aan op het aanraakscherm. Als u klaar bent, selecteert Nee als Nog een pagina? wordt weergegeven. Het document wordt gescand en gefaxt naar de bestemmingen. De optie Doorsturen is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina 10). 37 Een verzonden fax doorsturen naar een andere bestemming 3 Voer het ontvangende faxnummer, e-mailadres of serveradres in en druk op OK. U kunt het apparaat instellen om een ontvangen of verzonden fax naar een andere bestemming te verzenden per fax, e-mail of via een server. Deze functie is nuttig als u een fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent. 4. Speciale functies 262 Faxfuncties 4 Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 1 Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat. Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Doorsturen > Fax, E-mail, of Server > Ontv. en doorst. > Doorsturen op het configuratiescherm. Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Fax instellen > Doorsturen > Fax, E-mail of Server > Ontv. en doorst. > Aan op het aanraakscherm. 38 Ontvangen faxen doorsturen De optie Doorsturen is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina 10). U kunt het apparaat instellen om een ontvangen of verzonden fax naar een andere bestemming te verzenden per fax, e-mail of via een server. Deze functie is nuttig als u een fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent. Ongeacht of u een kleurenfax hebt verzonden of ontvangen, worden de gegevens doorgestuurd in grijstinten. 2 Selecteer Forward & Afdrukken als u wilt dat het apparaat de fax afdrukt nadat het deze heeft doorgestuurd. 3 Voer het ontvangende faxnummer, e-mailadres of serveradres in en druk op OK. 4 5 Voer de starttijd en de eindtijd in, en druk vervolgens op OK. Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat. 4. Speciale functies 263 Faxfuncties 39 40 Faxen dubbelzijdig verzenden. Een fax met uw computer ontvangen • Deze functie is alleen beschikbaar als u originelen in de ADI plaatst. • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). • Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u de volgende optie op het configuratiescherm instellen: • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). 1 2 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. Druk op (faxen) > Duplex op het configuratiescherm. Of selecteer Fax > Selecteer het gewenste menu > Selecteer Dubbelzijdig in het sub-menu > op het aanraakscherm. 3 • Uit: faxt in normale modus. • 2 zijden: faxt beide zijden van het origineel. • 2->1zijd ROT2: faxt beide zijden van het origineel en drukt elke zijde op een afzonderlijk vel af terwijl de gegevens aan de achterzijde van de afdruk 180° worden gedraaid. Druk op OK. Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Doorsturen > pc > Aan op het configuratiescherm. Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Fax instellen > Doorsturen > PC > Aan op het aanraakscherm. 1 2 3 4 Open Samsung Easy Printer Manager. Selecteer het juiste apparaat in de Lijst met printers. Selecteer het menu Instellingen voor faxen naar pc. Wijzig de faxinstellingen met Faxontvangst instellen. • Faxontvangst op apparaat inschakelen: Selecteren of u deze functie wilt gebruiken. • Type afbeelding: De ontvangen faxberichten converteren naar PDF of TIFF. • Opslaglocatie: De locatie selecteren voor het opslaan van geconverteerde faxberichten. 4. Speciale functies 264 Faxfuncties 5 • Prefix: Pad selecteren naar bestand of map als prefix. • Ontvangen fax afdrukken: stelt na ontvangst van de fax de afdrukgegevens in voor het ontvangen faxbericht. • Waarschuw me bij ontvangst van een fax: Als een fax wordt ontvangen, wordt een pop-upvenster geopend met een melding. • Openen met standaardtoepassing: Na ontvangst van de fax wordt de fax geopend met de standaardapplicatie. • Geen: Het apparaat meldt het ontvangen van de fax niet bij de gebruiker en opent de applicatie ook niet. Druk op OK. 41 De ontvangstmodus wijzigen 1 Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst > Ontvangstmodus op het configuratiescherm. Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Standaardinstelling > Standaard faxen > Algemeen > Ontvangstmodus op het aanraakscherm. 2 Selecteer de gewenste optie. • Fax: hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus. • Tel: Hiermee ontvangt u een faxt door op vervolgens op Start te drukken. • Ant/Fax: wordt gebruikt als er een antwoordapparaat is aangesloten op uw apparaat. Inkomende oproepen worden beantwoord door het antwoordapparaat en de beller kan een boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Als het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen. (On Hook Dial) en Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat om de Ant/Fax-modus te gebruiken. 4. Speciale functies 265 Faxfuncties • DRPD: u kunt een oproep aannemen met de DRPD-functie (Distinctive Ring Pattern Detection – detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig kan beantwoorden. Zie "Faxen ontvangen in DRPD-modus" op pagina 267 voor meer informatie. Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. 3 4 Druk op OK. Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 42 Handmatig ontvangen in telefoonmodus Wanneer u de faxtoon van het extern faxapparaat hoort, kunt een faxoproep ontvangen door achtereenvolgens op 43 Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/ faxmodus Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. Als de beller een bericht achterlaat, slaat het antwoordapparaat het bericht op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen. • Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een vooraf ingesteld aantal belsignalen automatisch overgeschakeld naar de faxmodus. • Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende oproepen binnen de eerste beltoon aanneemt. • Als de telefoonmodus van het apparaat is ingeschakeld, moet u het faxapparaat met het antwoordapparaat loskoppelen of uitschakelen. Anders zal het uitgaande bericht van het antwoordapparaat uw telefoongesprek verstoren. (On Hook Dial) en op (Start). Als uw apparaat een telefoonhoorn heeft, kunt u oproepen beantwoorden met de telefoonhoorn (zie "Functies per model" op pagina 7). 4. Speciale functies 266 Faxfuncties 44 45 Faxen ontvangen via een intern telefoontoestel Als u een intern telefoontoestel gebruikt dat is aangesloten op de EXTaansluiting, kunt u een fax ontvangen van iemand met wie u in gesprek bent op het interne telefoontoestel zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan. Wanneer u een oproep ontvangt op een intern telefoontoestel en u hoort faxtonen, drukt u op de toetsen *9* op het intern telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax. *9* is de voorgeprogrammeerde fabriekscode voor ontvangst op afstand. De eerste en de laatste asterisk liggen vast, maar u kunt het middelste cijfer naar wens wijzigen. Wanneer u een gesprek via het telefoontoestel dat is aangesloten op de EXT-aansluiting, zijn de functies voor scannen en kopiëren niet beschikbaar. Faxen ontvangen in DRPD-modus "Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig kan beantwoorden. Deze functie wordt vaak gebruikt door antwoorddiensten die voor verschillende klanten telefoonoproepen beantwoorden en moeten weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden. 1 Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst > DRPD-modus > Wacht op belsign op het configuratiescherm. Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Standaardinstelling > Standaard faxen > Algemeen > Ontvangstmodus > DRPD op het aanraakscherm. 2 3 Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren" herkennen. Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPDinstelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal. 4 Druk op OK wanneer DRPD verschijnt en begin opnieuw vanaf stap 2. 4. Speciale functies 267 Faxfuncties • Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen. Als u de veilige ontvangstmodus wilt gebruiken, moet u het menu • Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld naar uw intern telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang. Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Fax instellen > Veilige ontv. op het aanraakscherm. activeren via (faxen) > op het configuratiescherm. (Menu) > Faxfunctie > Veilige ontv. Ontvangen faxen afdrukken 46 Ontvangen in veilige ontvangstmodus 1 Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Fax instellen > Veilige ontv. > Afdrukk. op het aanraakscherm. Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen door anderen worden bekeken. Als u de veilige ontvangstmodus inschakelt, worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. U kunt de faxen vervolgens afdrukken door het wachtwoord in te voeren. Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Veilige ontv. > Afdrukken op het configuratiescherm. 2 3 Voer een wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK. Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt. 4. Speciale functies 268 Faxfuncties • 47 Faxen op beide zijden van het papier afdrukken Korte zijde: drukt de pagina's zo af dat ze gelezen kunnen worden als een notitieblok. 2 • Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu's mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. 3 5 • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). 1 2 Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst > Dubbelz. afdr. op het configuratiescherm. • Uit: hiermee kunt u afdrukken in normale modus. • Lange zijde: drukt pagina's zo af dat ze gelezen kunnen worden als een boek. 3 4 Druk op OK. Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 48 Faxen ontvangen in het geheugen Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax automatisch afgedrukt. Wanneer de fax is ontvangen en wordt afgedrukt, kunnen tegelijkertijd geen andere kopieer- of afdrukopdrachten worden verwerkt. 4. Speciale functies 269 Faxfuncties 49 Automatisch een verzendrapport afdrukken U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als ontvangen), met vermelding van datum en tijd. 1 Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Autom. rapport > Aan op het configuratiescherm. 2 Druk op (Cancel of Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus. 4. Speciale functies 270 Functies voor gedeelde map gebruiken Met deze functie kan het geheugen van het apparaat als een gedeelde map worden gebruikt. Het voordeel van deze functie is dat u gemakkelijk gebruik kunt maken van de gedeelde map via het scherm van uw computer. • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). • U kunt deze functie gebruiken bij de modellen die over een opslagapparaat beschikken (zie "Verschillende functies" op pagina 10). 51 De gedeelde map gebruiken U kunt de gedeelde map op precies dezelfde manier gebruiken als op de normale computer. Maak, bewerk en verwijder de map of het bestand zoals een normale Windows-map. U kunt ook de gescande gegevens in de gedeelde map opslaan. U kunt bestanden die zijn opgeslagen in een gedeelde map rechtstreeks afdrukken. U kunt de bestanden in de indelingen TIFF, BMP, JPEG en PRN afdrukken. • De beheerder kan de id en het wachtwoord instellen om de toegang van de gebruiker te beperken. Daarnaast kan de beheerder het maximaal aantal gelijktijdige gebruikers instellen. 50 Een gedeelde map maken 1 2 Open het venster van de Windows Verkenner op de computer. 3 Maak een nieuwe map in de map nfsroot. Voer het \\[IP-adres] van de printer in (bijvoorbeeld: \\169.254.133.42) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 4. Speciale functies 271 Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties U kunt deze functie gebruiken bij de modellen die over een massaopslagapparaat (HDD) of geheugen beschikken (zie "Verschillende functies" op pagina 10). Via het bedieningspaneel Als uw apparaat beschikt over een optioneel geheugen of een optionele harde schijf, dan kunt u deze functies gebruiken via de knop (Menu) > Systeeminst. > Taakbeheer. 52 • Actieve taak: Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt bevinden zich in de actieve wachtrij in de volgorde waarin u ze naar de printer hebt gestuurd. U kunt een afdruktaak verwijderen uit de wachtrij voordat deze wordt afgedrukt of een afdruktaak sneller laten afdrukken. • Best.beleid: U kunt het bestandsbeleid kiezen voor het genereren van een bestandsnaam voor u doorgaat met een afdruktaak vanaf het optioneel geheugen. Als de naam reeds in het optioneel geheugen is opgeslagen, wijzigt u de naam of overschrijft u de bestaande naam. • Opgesl. taak: Hiermee kunt u een opgeslagen afdruktaak afdrukken of verwijderen. Het optionele geheugen instellen vanuit het stuurprogramma van de printer Als het optionele geheugen is geïnstalleerd, kunt u gebruikmaken van geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de wachtrij op de harde schijf plaatsen, een afdruktaak controleren en een persoonlijke afdruktaak specificeren in het venster Afdrukken. Kies Eigenschappen of Voorkeur en stel de afdrukmodus in. • Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu's mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Na het installeren van de harde schijf kunt u ook de vooraf gedefinieerde documentsjablonen afdrukken via de knop (Menu) > Systeeminst. > Menu Formulier. 4. Speciale functies 272 5. Handige beheerprogramma's Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten. • Easy Capture Manager 274 • Samsung AnyWeb Print 275 • Easy Eco Driver 276 • SyncThru™ Web Service gebruiken 277 • Samsung Easy Printer Manager gebruiken 281 • Samsung-printerstatus gebruiken 285 • Smart Panel gebruiken 287 • De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 289 Easy Capture Manager • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Maak een schermafbeelding en start Easy Capture Manager door op de toets Scherm afdrukken te drukken. U kunt nu gemakkelijk uw schermafbeelding onbewerkt of bewerkt afdrukken. 5. Handige beheerprogramma's 274 Samsung AnyWeb Print • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows- en Macintosh-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download the latest version om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. 5. Handige beheerprogramma's 275 Easy Eco Driver • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Met de Easy Eco Driver kunt u Eco-functies toepassen om papier en toner te besparen, voordat u met afdrukken begint. Als u deze toepassing wilt gebruiken, moet u het selectievakje Easy Eco Driver starten voordat taak wordt afgedrukt in de printereigenschappen inschakelen. De functie Easy Eco Driver biedt u ook de mogelijkheid tot simpele bewerkingen zoals het verwijderen van afbeeldingen en tekst, het veranderen van lettertypes en nog meer. U kunt instellingen die u vaak gebruikt, opslaan als voorinstelling. Gebruiken: 1 Open een document dat u wilt afdrukken. 2 Druk het document af. Er verschijnt een voorbeeldvenster. 3 Selecteer de opties die u wilt toepassen op het document. U kunt een voorbeeld van de toegepaste functies bekijken. 4 Klik op Afdruk. 5. Handige beheerprogramma's 276 SyncThru™ Web Service gebruiken • Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of hoger vereist. • De uitleg over SyncThru™ Web Service in deze gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de opties en het model, en komt mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. • Alleen voor netwerkmodel (zie "Software" op pagina 7). 1 1 Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 2 Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. • ID: admin • Password: sec00000 2 SyncThru™ Web Service weergeven 1 SyncThru™ Web Service overzicht Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend. Afhankelijk van uw model zullen sommige menu’s mogelijk niet verschijnen. Aanmelden bij SyncThru™ Web Service Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot het tabblad Settings en het tabblad Security. 5. Handige beheerprogramma's 277 SyncThru™ Web Service gebruiken Het tabblad Information Het tabblad Security Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat weergegeven. U kunt diverse gegevens controleren, waaronder de resterende hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een foutenrapport. Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven. • • Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn gegenereerd en hun ernst. Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel toner er nog in de cassette zit. • Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per type afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig. • Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk. • Print information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde rapporten, e-mailadressen en lettertyperapporten. Het tabblad Settings • System Security: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in en schakelt tevens de apparaatfuncties in- of uit. • Network Security: Stelt instellingen voor HTTPs, IPSec, IPv4/IPv6 filtering, 802.1x en verificatieservers in. • User Access Control: Hiermee worden gebruikers ingedeeld in verschillende groepen op basis van de rol van de afzonderlijke gebruikers. De machtigings-, verificatie- en accountinginstellingen van elke gebruiker worden bepaald door de rol die aan de groep is toegewezen. Het tabblad Maintenance Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven. Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen. U kunt ook verbinding maken met de website van Samsung of stuurprogramma's downloaden door het menu Link te selecteren. • • Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat. • Contact Information: Contactgegevens tonen. • Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt downloaden of lezen. • Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine geleverde opties in. Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de netwerkomgeving. Stelt opties in zoals TCP/IP en netwerkprotocollen. 5. Handige beheerprogramma's 278 SyncThru™ Web Service gebruiken 5 3 E-mailmelding instellen Stel de naam van de ontvanger in en het (de) e-mailadres(sen) met meldingsitems waarvoor u een waarschuwing wilt ontvangen. U kunt e-mails ontvangen over de status van uw apparaat door deze optie in te stellen. Door gegevens, zoals IP-adressen, hostnaam, e-mailadressen en SMTP-servergegevens in te stellen zal de apparaatstatus (tonercassette leeg of machinefout) automatisch naar het e-mailadres van een bepaald persoon worden verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker gebruikt door een apparaatbeheerder. 1 De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend. Selecteer Machine Settings > E-mail Notification op het tabblad Settings. Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt geconfigureerd, gaat u naar Settings > Network Settings > Outgoing Mail Server(SMTP) om de netwerkomgeving te configureren voor u emailmelding instelt. 4 6 Klik op Apply. Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de netwerkbeheerder. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 3 Klik op de knop Add om een gebruiker van e-mailmelding in te stellen. Schakel het selectievakje voor Enable in om E-mail Notification te gebruiken. 4 Informatie over de systeembeheerder instellen Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de optie emailmelding. 1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 3 De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend. Selecteer op het tabblad Security System Security > System Administrator. 5. Handige beheerprogramma's 279 SyncThru™ Web Service gebruiken 4 Voer de naam, het telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de beheerder in. 5 Klik op Apply. 5. Handige beheerprogramma's 280 Samsung Easy Printer Manager gebruiken • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows- en Macintoshbesturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Open de map Programma's > de map Samsung > Samsung Easy Printer Manager. De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven: • Voor Samsung Easy Printer Manager met Windows is minimaal Internet Explorer 6.0 of hoger vereist. De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt. Samsung Easy Printer Manager is een programma waarbinnen alle printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht zijn. Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsungprinter. Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende interfaces waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een interface voor gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de twee interfaces is eenvoudig: klik gewoon op een knop. 5 Informatie over Samsung Easy Printer Manager Openen van het programma: Voor Windows: Kies Start > Programma's of Alle programma's > Samsung Printers > Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy Printer Manager. Printerlijst 1 De printerlijst geeft printers weer die geïnstalleerd zijn op uw computer en netwerkprinters die zijn toegevoegd met netwerkverkenning (alleen in Windows). Voor Macintosh: 5. Handige beheerprogramma's 281 Samsung Easy Printer Manager gebruiken Printerinformat In dit kader staat algemene informatie over uw ie apparaat. U kunt deze informatie controleren, zoals de naam van het printermodel, het IP-adres (of poortnummer) en de printerstatus. Snelkoppeling en Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar toepassingen in de geavanceerde instellingen. 4 U kunt de Gebruikershandleiding online bekijken. 2 Knop Problemen oplossen: Deze knop verandert in Probleemoplossingsgids als er een fout optreedt. U kunt direct naar het desbetreffende deel in de gebruikershandleiding gaan. Programmainformatie 3 Als u op het apparaat verbinding maakt met een netwerk, wordt het pictogram SyncThru™ Web Service geactiveerd. Bevat koppelingen voor overschakelen naar geavanceerde instellingen, voorkeursinstellingen, hulp en informatie over het programma. Met de knop kunt u de interface wijzigen in de interface voor gevorderde gebruikers (zie "Overzicht interface instellingen voor gevorderde gebruikers" op pagina 283). Inhoud Toont informatie over de geselecteerde printer, het niveau van de toner en het papier. De informatie wijzigt naargelang de gekozen printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Benodigdhede n bestellen Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online reservetonercassette(s) bestellen. 5 6 Selecteer het menu Help of klik op de knop de optie waar u meer over wilt weten. in het venster, en klik op 5. Handige beheerprogramma's 282 Samsung Easy Printer Manager gebruiken 6 Overzicht interface instellingen voor gevorderde gebruikers De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van het netwerk en de printers. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. Apparaatinstellingen U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling, emulatie, netwerk en afdrukinformatie instellen. Instellingen voor scannen naar pc Dit menu bevat instellingen waarmee u profielen voor scannen naar pc kunt maken of verwijderen. • • Scannen activeren: Hiermee bepaalt u of de scanfunctie is ingeschakeld of het apparaat. profiel: Hiermee geeft u de opgeslagen scanprofielen op het geselecteerde apparaat weer. • Het tabblad Standaard: Dit tabblad bevat algemene scan- en apparaatinstellingen. • Het tabblad Afbeelding: Dit tabblad bevat instellingen voor beeldbewerking. Instellingen voor faxen naar pc Dit menu bevat instellingen voor de basisfaxfunctie van het geselecteerde apparaat. • Uitschakelen: Als Uitschakelen is ingesteld op Aan, worden binnenkomende faxen niet ontvangen op dit apparaat. • Faxontvangst op apparaat inschakelen: Hiermee kunt u faxen op het apparaat inschakelen en meer opties voor de faxfunctie instellen. Waarschuwingsinstellingen (alleen voor Windows) Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over fouten en storingen. • Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot wanneer waarschuwingen ontvangen worden. • E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het ontvangen van waarschuwingen via e-mail. 5. Handige beheerprogramma's 283 Samsung Easy Printer Manager gebruiken • Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de toner. Taakaccountbeheer Levert een overzicht van informatie over de verdeling van afdruktaken per specifieke gebruiker. Deze verdeling kan aangemaakt en toegepast worden op op apparaten via taakaccountancysoftware zoals SyncThru™ of de CounThru™ administratiesoftware. 5. Handige beheerprogramma's 284 Samsung-printerstatus gebruiken Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de printer controleert en u daarvan op de hoogte houdt. Picto gram • Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in deze gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem. betekent Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik en er zijn geen fouten of waarschuwingen. Waarschuwing Het apparaat is in een toestand waarin er in de toekomst een fout kan optreden. Dit is bijvoorbeeld als het niveau van de toner laag is, wat kan leiden tot de toner-leegstatus. Fout Er is minstens één fout in het apparaat. • Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat (zie "Specificaties" op pagina 107). • Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windowsbesturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Omschrijving 7 Overzicht Samsung-printerstatus Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-printerstatus wordt automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert. U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de knop Printerstatus. Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk: Tonerniveau 1 Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. 5. Handige beheerprogramma's 285 Samsung-printerstatus gebruiken 2 3 Optie U kunt instellingen voor waarschuwingen gerelateerd aan afdruktaken opgeven. Artikelen bestellen U kunt online reservetonercassette(s) bestellen. User’s Guide U kunt de Gebruikershandleiding online bekijken. Deze knop verandert in Troubleshooting Guide als er een fout optreedt. U kunt direct naar het deel met de probleemoplossing gaan in de gebruikershandleiding. 4 5 Sluiten Sluit het venster. 5. Handige beheerprogramma's 286 Smart Panel gebruiken Smart Panel is een programma waarmee de status van het apparaat wordt bewaakt. U kunt de status bekijken en de apparaatinstellingen aanpassen. U kunt Smart Panel downloaden van de website van Samsung (zie "Smart Panel installeren" op pagina 139). Dubbelklik op het Smart Panel-pictogram ( ) in het berichtenkader. • Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem. • Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat (zie "Specificaties" op pagina 107). • Alleen beschikbaar voor gebruikers met Linux-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Deze functie is niet van toepassing op uw apparaat wanneer u deze functie niet kunt zien. Buy Now U kunt online reservetonercassette(s) bestellen. User’s Guide U kunt de Gebruikershandleiding bekijken. 1 8 Overzicht Smart Panel 2 Als er een fout optreedt tijdens het gebruik, kunt u de fout controleren in Smart Panel. U kunt Smart Panel ook handmatig starten. 3 Deze knop verandert in Troubleshooting Guide als er een fout optreedt. U kunt direct naar het deel met de probleemoplossing gaan in de gebruikershandleiding. 5. Handige beheerprogramma's 287 Smart Panel gebruiken Printer Setting 4 U kunt diverse apparaatinstellingen configureren in het venster Hulpprogramma Printerinstellingen. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Als u uw apparaat op een netwerk aansluit, verschijnt het venster SyncThru™ Web Service in plaats van Hulpprogramma Printerinstellingen. 9 Wijzigen van de instellingen van Smart Panel Klik in Linux met de rechtermuisknop op het pictogram Smart Panel en selecteer Configure smart panel. Selecteer de gewenste instellingen in het venster Configure smart panel. 5. Handige beheerprogramma's 288 De Linux Unified Driver Configurator gebruiken Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken (zie "Installatie voor Linux" op pagina 139). Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw bureaublad geplaatst. 10 Unified Driver Configurator openen 1 Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad. U kunt ook op pictogram van het menu Startup klikken en Samsung Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren. 2 Klik op de knoppen links om het overeenkomstige configuratievenster te openen. 1 Printer Configuration 2 Port Configuration 5. Handige beheerprogramma's 289 De Linux Unified Driver Configurator Het tabblad Printers Klik op de knop Help of schermhulp. 3 in het venster om gebruik te maken van de Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified Driver Configurator te sluiten. Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te geven. 11 Printerconfiguratie Printers configuration bevat twee tabbladen: Printers en Classes. 1 Schakelt naar Printers configuration. 2 Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven. 3 Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat weergegeven. 5. Handige beheerprogramma's 290 De Linux Unified Driver Configurator De bedieningsknoppen van de printer zijn: • Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten. • Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe. • Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat. • Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als standaardapparaat. • Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten. • Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt. • Properties: Hiermee kunt u de eigenschappen van de printer weergeven en wijzigen. Het tabblad Classes Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen weergegeven. 1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer. 2 Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de klasse aan. • Refresh: vernieuwt de lijst met klassen. • Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen. 5. Handige beheerprogramma's 291 De Linux Unified Driver Configurator • Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde apparaatklasse. 1 Schakelt naar Ports configuration. 2 Alle beschikbare poorten. 3 Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten apparaat en de status weer. 12 Ports configuration In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak. • Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten. • Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven. 5. Handige beheerprogramma's 292 6. Problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. • Problemen met papierinvoer 294 • Problemen met de voeding en het netsnoer 295 • Afdrukproblemen 296 • Problemen met de afdrukkwaliteit 301 • Problemen met kopiëren 309 • Problemen met scannen 311 • Problemen met faxen 313 • Problemen met het besturingssysteem 315 Problemen met papierinvoer Toestand Voorgestelde oplossing Het papier loopt vast tijdens het afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier. Papier kleeft aan elkaar. • Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade. • Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt. • Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit. • In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven. Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk. Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht. Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. • Verwijder vastgelopen papier in het apparaat. • Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade. • Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. • Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat. Het papier blijft vastlopen. • Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade voor handmatige invoer als u op speciaal materiaal afdrukt. • U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat. • Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten. Transparanten plakken aan elkaar in de papieruitvoerlade. Gebruik alleen transparanten die speciaal zijn bedoeld voor laserprinters. Verwijder elk transparant zodra het is uitgevoerd. Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd. Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken). 6. Problemen oplossen 294 Problemen met de voeding en het netsnoer Toestand Het apparaat krijgt geen stroom, of de verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Voorgestelde oplossing • Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop (Power) op het bedieningspaneel heeft, drukt u hierop. • Maak de kabel van het apparaat los en sluit deze opnieuw aan. 6. Problemen oplossen 295 Afdrukproblemen Toestand Het apparaat drukt niet af. Mogelijke oorzaak Het apparaat krijgt geen stroom. Voorgestelde oplossing Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop (Power) op het bedieningspaneel heeft, drukt u hierop. Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd. Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows. Controleer het volgende: • De klep is niet gesloten. Sluit de klep. • Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 93). • De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 45). • Er is geen tonercassette geplaatst. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). • Zorg dat het beschermingsmateriaal is verwijderd van de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan (zie "Achterkant" op pagina 24). De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect. Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw apparaat te gebruiken. De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten. 6. Problemen oplossen 296 Afdrukproblemen Toestand Het apparaat drukt niet af. Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd. Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn. Mogelijk is het printerstuurprogramma niet goed geïnstalleerd. Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het programma opnieuw. Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte op de harde schijf van de computer is om toegang te krijgen tot de afdruktaak. Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af. De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met afdrukken. Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoer. De papieroptie die in Voorkeursinstellingen voor afdrukken is geselecteerd is mogelijk onjuist. In veel softwaretoepassingen kunt u de papierinvoer instellen op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 59). Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt. Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit. 6. Problemen oplossen 297 Afdrukproblemen Toestand De helft van de pagina is blanco. Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet volledig. Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 59). Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is geselecteerd in het programma dat u gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe printerkabel. Het verkeerde printerstuurprogramma is geselecteerd. Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt geselecteerd. De softwaretoepassing werkt niet naar behoren. Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing. Het besturingssysteem werkt niet naar behoren. Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en weer in. 6. Problemen oplossen 298 Afdrukproblemen Toestand Er worden blanco pagina’s afgedrukt. Mogelijke oorzaak De tonercassette is leeg of beschadigd. Voorgestelde oplossing Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de tonercassette. • Zie "Toner herverdelen" op pagina 76. • Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77. Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat. Mogelijk is een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en de Acrobat-producten. Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in. De afdrukkwaliteit van foto’s is niet goed. De afbeeldingen zijn niet duidelijk. De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in het programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd. Er komt voor het afdrukken ter hoogte van de uitvoerlade stoom uit het apparaat. Het gebruik van geperforeerd papier kan damp veroorzaken tijdens het afdrukken. Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken. Het apparaat drukt geen speciaal papier zoals rekeningpapier af. Het papierformaat en de papierformaatinstelling komen niet overeen. Stel het juiste papierformaat in onder Aangepast in het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. 6. Problemen oplossen 299 Afdrukproblemen Toestand Het afgedrukte papier krult op. Mogelijke oorzaak De instelling voor de papiersoort klopt niet. Voorgestelde oplossing Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 6. Problemen oplossen 300 Problemen met de afdrukkwaliteit Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen. Toestand Lichte of vage afdrukken Voorgestelde oplossing • Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. • Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het apparaat zich in energiebesparende modus. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma. • Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). • Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. De bovenste helft van het papier is lichter bedrukt dan de rest van het papier. De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 6. Problemen oplossen 301 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Tonervlekken A aB bC c A aB bC c A aB bC c A aB bC c A aB bC c Onregelmatigheden A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C Voorgestelde oplossing • Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. • Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen: • Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af. • Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk. • Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina: • Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. 6. Problemen oplossen 302 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Verticale strepen Voorgestelde oplossing Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont: • Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette in het apparaat. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). Als de pagina witte verticale strepen vertoont: • Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. Zwarte of gekleurde achtergrond Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond): • Gebruik papier met een lager gewicht. • Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV) kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond. • Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). • Herverdeel de toner grondig (zie "Toner herverdelen" op pagina 76). Tonervegen • Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). 6. Problemen oplossen 303 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Verticaal terugkerende afwijkingen Voorgestelde oplossing Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont: • De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als de problemen zich na het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude tonercassette door een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). • Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen. • De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Schaduwvlekken A Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen. • Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt. • Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken. Of selecteer Dik papier in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). • Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie in het softwareprogramma of in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben. • Als u een nieuwe tonercassette gebruikt, moet u de toner eerst herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 76). 6. Problemen oplossen 304 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Er blijven tonerdeeltjes hangen rond vetgedrukte tekens of donkere foto’s. Voorgestelde oplossing De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). • Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben. Misvormde tekst • Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier. Papier schuin • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. A aBb A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C Cc • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier. 6. Problemen oplossen 305 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Gekruld of gegolfd Voorgestelde oplossing • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. Vouwen of kreuken • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. Achterkant van afdrukken is vuil • Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). 6. Problemen oplossen 306 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Volledig gekleurde of zwarte pagina’s A Losse toner Voorgestelde oplossing • Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw. • Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). • Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. • Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Openingen in tekens A Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn: • Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeert u een ander soort transparant. Als gevolg van de samenstelling van de transparanten kunnen onvolledige tekens voorkomen. • Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om. • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. 6. Problemen oplossen 307 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Horizontale strepen Voorgestelde oplossing Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende: • De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw. • Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende: • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. • Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). • Op enkele vellen verschijnt herhaaldelijk een onbekende afbeelding. Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie "Aanpassing aan luchtdruk of hoogte" op pagina 219). • Losse toner • Vage afdruk of vervuiling 6. Problemen oplossen 308 Problemen met kopiëren Toestand Kopieën zijn te licht of te donker. Voorgestelde oplossing Pas de tonersterkte in de kopieerfunctie aan om de achtergrond van kopieën lichter of donkerder te maken (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 62). Als de afwijking na het stelt u de volgende instelling in Kopieerfunctie > Achtergrond wijzigen > Auto. (zie "Menuoverzicht" op pagina 33). schoonmaken van het apparaat nog altijd verschijnt Er verschijnen vegen, strepen, vlekken of stippen op kopieën. • Gebruik Tonersterkte in Kopieerfunctie om de achtergrond van uw kopieën lichter te maken als de onregelmatigheden zich op het origineel bevinden. Kopie staat scheef. • Zorg ervoor dat het origineel is uitgelijnd met de centreergeleider. • Als het origineel geen onregelmatigheden vertoont, moet u de scannereenheid reinigen (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 85). • Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 81). Afgedrukte kopieën zijn blanco. Controleer of het origineel op de glasplaat ligt met de bedrukte zijde naar onder of in de automatische documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven. Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. Afdruk geeft gemakkelijk af. • Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak. • In vochtige omstandigheden mag u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten. Kopieerpapier loopt regelmatig vast. • Waaier de stapel papier uit en leg hem ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een nieuw pak. Controleer de papiergeleiders en stel deze zo nodig beter af. • Controleer of het papier het juiste type en het juiste gewicht heeft (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109). • Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten van kopieerpapier in het apparaat zijn achtergebleven. 6. Problemen oplossen 309 Problemen met kopiëren Toestand De tonercassette gaat minder lang mee dan verwacht. Voorgestelde oplossing • Uw originelen bevatten mogelijk afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner verbruiken. • Het deksel van de scanner is mogelijk opengelaten tijdens het kopiëren. • Schakel het apparaat uit en weer in. 6. Problemen oplossen 310 Problemen met scannen Toestand De scanner doet het niet. Voorgestelde oplossing • Zorg ervoor dat u het te scannen origineel op de glasplaat plaatst met de bedrukte zijde naar onder en in de automatische documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven (zie "Originelen plaatsen" op pagina 54). • Er is mogelijk niet voldoende geheugen beschikbaar voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere scanresolutie. • Controleer of de printerkabel op de juiste wijze werd aangesloten op uw apparaat. • Controleer of de printerkabel niet stuk is. Vervang de kabel door een kabel waarvan u zeker weet dat hij werkt. Vervang indien nodig de kabel. • Controleer of de scanner op de juiste manier is geconfigureerd. Controleer de scaninstellingen in SmarThru Office of in de toepassing die u wilt gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden (bijvoorbeeld USB001). Het apparaat doet erg lang over een scanopdracht. • Controleer of er tegelijkertijd ontvangen gegevens worden afgedrukt op het apparaat. Wacht in dat geval met scannen totdat de afdruktaak is voltooid. • Het inscannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het inscannen van tekst. • De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de ingescande afbeelding te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op de ECP-modus (in de BIOS-instellingen van de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw computer voor meer informatie over de BIOS-instellingen. 6. Problemen oplossen 311 Problemen met scannen Toestand Voorgestelde oplossing Het volgende bericht verschijnt op het computerscherm: • Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te voeren nadat de voorgaande taak is voltooid. • Apparaat kan niet in de gewenste H/W-modus staan. • De kabel van uw apparaat is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld. • Poort wordt gebruikt door een ander programma. • De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw. • Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of het besturingssysteem is niet correct ingesteld. • Controleer of het apparaat op de juiste wijze is aangesloten en ingeschakeld is. Start de computer vervolgens opnieuw op. • De USB-kabel is mogelijk niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld. • Poort is uitgeschakeld. • 'Scanner is bezig met ontvangen of afdrukken van data. Probeer het opnieuw zodra de huidige opdracht is afgerond. • Ongeldige ingang. • Scannen is mislukt. 6. Problemen oplossen 312 Problemen met faxen Toestand Voorgestelde oplossing Het apparaat werkt niet, het display blijft leeg of de toetsen reageren niet. • Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek deze er weer in. Geen kiestoon. • Controleer of het telefoonsnoer op de juiste wijze is aangesloten (zie "Achterkant" op pagina 24). • Controleer of er stroom staat op het stopcontact. • Controleer of de stroom aan staat. • Controleer of de wandcontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten. De in het geheugen opgeslagen nummers worden verkeerd gekozen. Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. U kunt dit controleren door een adresboeklijst af te drukken. Het origineel wordt niet in het apparaat ingevoerd. • Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga na of het origineel het juiste formaat heeft en niet te dik of te dun is. • Controleer of de ADI goed is gesloten. • De rubbermat van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice (zie "Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud" op pagina 75). Faxberichten worden niet automatisch ontvangen. • De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op fax (zie "De ontvangstmodus wijzigen" op pagina 265). • Controleer of de lade papier bevat (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 109). • Controleer of er een foutmelding wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde probleem op. Het apparaat verzendt geen faxberichten. • Zorg dat het origineel zich in de ADI of op de glasplaat van de scanner bevindt. • Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen. 6. Problemen oplossen 313 Problemen met faxen Toestand Een ontvangen faxbericht is gedeeltelijk blanco of is van slechte kwaliteit. Voorgestelde oplossing • Er is mogelijk een probleem met het faxapparaat van de verzender. • Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken. • Controleer het apparaat door een kopie te maken. • De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 77). Sommige woorden van een ontvangen faxbericht zijn uitgerekt. Er is een tijdelijke storing opgetreden in het documenttransport vanaf het apparaat waarvan het faxbericht afkomstig is. Er staan strepen op de originelen die u hebt verzonden. Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig deze indien nodig (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 85). Het nummer wordt gekozen maar er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met de andere fax. Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag de bediener van het andere apparaat om het probleem aan zijn kant op te lossen. Faxen worden niet in het geheugen opgeslagen. Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als het scherm met de status van het geheugen verschijnt, verwijdert u faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan. Neem contact op met de klantenservice. Er verschijnen blanco stukken onder aan de pagina, met een korte strook tekst bovenaan. U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Controleer het papierformaat en -type nogmaals. 6. Problemen oplossen 314 Problemen met het besturingssysteem 1 Algemene Windows-problemen Toestand Voorgestelde oplossing Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik". Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows weer op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. Het bericht "Algemene beschermingsfout", "OEuitzondering", "Spool 32" of "Ongeldige bewerking" verschijnt. Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken. De berichten "Kan niet Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als afdrukken" of "Er is een time- het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat outfout in de printer u na of er een fout is opgetreden. opgetreden" verschijnen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows. 6. Problemen oplossen 315 Problemen met het besturingssysteem 2 Algemene Macintosh-problemen Toestand Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Voorgestelde oplossing Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad. Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad. Als u op een Macintosh-computer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-foutmeldingen. 6. Problemen oplossen 316 Problemen met het besturingssysteem 3 Algemene Linux-problemen Toestand Het apparaat drukt niet af. Voorgestelde oplossing • Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen. • Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als tussen de status de tekenreeks Stopped voorkomt. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken. De status "stopped" is mogelijk geactiveerd wanneer zich problemen met het afdrukken voordoen. • Controleer of er speciale afdrukopties zijn ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end kiest u “print” -> “Setup printer” en bewerkt u de opdrachtregelparameter in de menuoptie. Bepaalde kleurafbeeldingen worden volledig zwart afgedrukt. Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com. Sommige kleurafbeeldingen worden afgedrukt in onverwachte kleuren. Dit is een gekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) als de basiskleurruimte van het document wordt geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat Postscript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem bij te werken naar GNU Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com. Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af. Slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt. Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http:// sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen. 6. Problemen oplossen 317 Problemen met het besturingssysteem Toestand Voorgestelde oplossing Ik kan niet scannen via mijn Gimp front-end. Controleer of u in Gimp Front-end het venster Xsane:Device dialog. kunt openen via het menu Acquire. Als dat niet het geval is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw Linux-distributie of op de homepage van Gimp. Raadpleeg het Help-systeem op de cd van uw Linux-distributie of van de Gimp front-endtoepassing voor meer informatie. Raadpleeg de Help-informatie bij de toepassing als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken. Tijdens het afdrukken van een document wordt de foutmelding "Cannot open port device file" getoond. Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (bijvoorbeeld met LPR GUI) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken wordt vergrendelt, blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port configuration. Het apparaat komt niet voor in de scannerlijst. • Controleer of uw apparaat met uw computer is verbonden, op de juiste manier op de USB-poort is aangesloten en ingeschakeld is. • Controleer of het scannerstuurprogramma voor uw apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open het venster Unified Linux Driver Configurator, ga naar Scanners configuration en klik op Drivers. Kijk of de lijst in het venster een stuurprogramma voor uw apparaat bevat. • Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen tegelijkertijd toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen mag slechts één toepassing tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat. Op het systeem van de andere gebruiker wordt de melding "Device busy" (Apparaat bezet) weergegeven. Dit gebeurt doorgaans bij het starten van een scanprocedure. Er verschijnt een overeenkomstig dialoogvenster. Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 komt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het paneel Selected port kunt u zien of de poort is bezet door een andere toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of drukt u op de knop Release port als u zeker weet dat de huidige poort niet naar behoren werkt. 6. Problemen oplossen 318 Problemen met het besturingssysteem Toestand Het apparaat scant niet. Voorgestelde oplossing • Zorg ervoor dat het document in het apparaat is geladen en dat uw apparaat met de computer is verbonden. • Mogelijk treedt er een I/O-fout op tijdens het scannen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten. 4 Veelvoorkomende PostScript-problemen De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt. Probleem Het PostScript-bestand kan niet worden afgedrukt Mogelijke oorzaak Mogelijk is het PostScript-stuurprogramma niet correct geïnstalleerd. Oplossing • Installeer het PostScript-stuurprogramma (zie "Installatie van de software" op pagina 135). • Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt afdrukken in PS. • Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Het rapport Fout limietcontrole wordt afgedrukt De afdruktaak is te complex. Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit. Er wordt een PostScriptfoutenpagina afgedrukt De afdruktaak is mogelijk geen PostScripttaak. Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of de softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of PostScriptheaderbestand naar het apparaat wordt gestuurd. 6. Problemen oplossen 319 Problemen met het besturingssysteem Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing De optionele lade is niet geselecteerd in het stuurprogramma Het printerstuurprogramma is niet geconfigureerd om de optionele lade te herkennen. Open de eigenschappen van het PostScript-stuurprogramma, selecteer het tabblad Apparaatopties en stel de ladeoptie in. Als u op een Macintoshcomputer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt Mogelijk komt de resolutie-instelling in het printerstuurprogramma niet overeen met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. 6. Problemen oplossen 320 Contact SAMSUNG worldwide If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center. Country/Region Customer Care Center Web Site ALBANIA 42 27 5755 ARGENTINE 0800-333-3733 ARMENIA 0-800-05-555 AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min) www.samsung.com AZERBAIJAN 088-55-55-555 BAHRAIN 8000-4726 BELARUS 810-800-500-55-500 02-201-24-18 BELGIUM BOSNIA BRAZIL www.samsung.com www.samsung.com www.samsung.com/ be (Dutch) www.samsung.com/ be_fr (French) 05 133 1999 0800-124-421 www.samsung.com 4004-0000 BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com Country/Region Customer Care Center Web Site CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com CHINA 400-810-5858 www.samsung.com COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com CROATIA 062 SAMSUNG (062 726 7864) www.samsung.com 800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com CZECH REPUBLIC Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8 DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com EGYPT 0800-726786 www.samsung.com EIRE 0818 717100 www.samsung.com EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com ESTONIA 800-7267 www.samsung.com FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 321 Contact SAMSUNG worldwide Country/Region GERMANY Customer Care Center 01805 - SAMSUNG (726-7864 € 0,14/min) Web Site www.samsung.com GEORGIA 8-800-555-555 www.samsung.com GREECE IT and Mobile : 80111SAMSUNG (80111 7267864) from land line, local charge/ from mobile, 210 6897691 Cameras, Camcorders, Televisions and Household AppliancesFrom mobile and fixed 2106293100 GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com (852) 3698-4698 www.samsung.com/ hk HONG KONG HUNGARY INDIA INDONESIA www.samsung.com/ hk_en/ 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com 3030 8282 www.samsung.com 1800 3000 8282 0800-112-8888 021-5699-7777 www.samsung.com Country/Region Customer Care Center Web Site IRAN 021-8255 www.samsung.com ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com JORDAN 800-22273 www.samsung.com KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 (GSM:7799) www.samsung.com KOSOVO +381 0113216899 KUWAIT 183-2255 www.samsung.com KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com LATVIA 8000-7267 www.samsung.com LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com MACEDONIA 023 207 777 MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com MOLDOVA 00-800-500-55-500 MONTENEGRO 020 405 888 MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 322 Contact SAMSUNG worldwide Country/Region Customer Care Center Web Site NIGERIA 080-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com NETHERLANDS 0900-SAMSUNG (09007267864) (€ 0,10/min) www.samsung.com NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726 786) www.samsung.com NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com NORWAY 815-56 480 www.samsung.com Country/Region Customer Care Center Web Site www.samsung.com RUMANIA 08010 SAMSUNG (08010 726 7864) only from landline, local network Romtelecom - local tariff /021 206 01 10 for landline and mobile, normal tariff. RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com SERBIA 0700 SAMSUNG (0700 726 7864) www.samsung.com OMAN 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PANAMA 800-7267 www.samsung.com SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PERU 0-800-777-08 www.samsung.com SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com 1800-10-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172 678) www.samsung.com SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com 0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min) www.samsung.com/ ch PHILIPPINES 1-800-3-SAMSUNG (7267864) 1-800-8-SAMSUNG (7267864) 02-5805777 POLAND 0 801 1SAMSUNG (172678) SWITZERLAND www.samsung.com/ ch_fr/ www.samsung.com 022-607-93-33 PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 323 Contact SAMSUNG worldwide Country/Region THAILAND Customer Care Center 1800-29-3232 Web Site www.samsung.com 02-689-3232 TRINIDAD & TOBAGO 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com TURKEY 444 77 11 www.samsung.com U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.K 0330 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com 0-800-502-000 www.samsung.com/ ua UKRAINE www.samsung.com/ ua_ru UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 324 Verklarende woordenlijst De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt met afdrukken. 802.11 802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802). 802.11b/g/n 802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4 GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps, 802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/napparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten. Toegangspunt Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLANradiosignalen. ADF De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een gedeelte van het papier in één keer kan scannen. AppleTalk AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. Bitdiepte Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd. BMP Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform. Verklarende woordenlijst 325 Verklarende woordenlijst BOOTP Configuratiescherm Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IPadres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen. Een configuratiescherm is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat. CCD CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst. Sorteren Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt. Dekkingsgraad Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger. CSV Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op nietMicrosoftplatformen. DADF De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen. Verklarende woordenlijst 326 Verklarende woordenlijst Standaard DNS De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd. DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet. DHCP Matrixprinter Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/ servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts. Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine. DIMM DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat. De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens. DLNA DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via het netwerk. DPI DRPD Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan ontvangen. Verklarende woordenlijst 327 Verklarende woordenlijst Dubbelzijdig Emulatie Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier tijdens één printcyclus. Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met een ander. Afdrukvolume Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina's per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina's per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina's per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina's tot 2 400 per dag. ECM Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat. Ethernet Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN's. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/ gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren '90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie. EtherTalk Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. Verklarende woordenlijst 328 Verklarende woordenlijst FDI Grijswaarden Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat. Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende grijstinten weergegeven. FTP Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan. Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet). Fixeereenheid Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het uit een laserprinter komt. Halftoon Massaopslagapparaat (HDD) Een massaopslagapparaat (HDD), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op snel draaiende platen met een magnetisch oppervlak. IEEE Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van elektrische technologie. Gateway Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken. Verklarende woordenlijst 329 Verklarende woordenlijst IEEE 1284 IPP De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer). IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen. Intranet Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de interne website. IP-adres Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard. IPM IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken. IPX/SPX IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPXprotocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN's (lokale netwerken) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN). ISO De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen. Verklarende woordenlijst 330 Verklarende woordenlijst ITU-T LDAP De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITUT duidt op telecommunicatie. LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP. ITU-T No. 1 chart MAC-adres Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten. Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken. JBIG JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen. JPEG JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto's. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto's over het internet. LED Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft. MFP Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner. Verklarende woordenlijst 331 Verklarende woordenlijst MH NetWare MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht. Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX. MMR MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6. Modem Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen. MR OPC Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier. Originelen Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid. MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden. Verklarende woordenlijst 332 Verklarende woordenlijst OSI PostScript OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization). OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek. PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. - die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren. Printerstuurprogramma Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer. PABX PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming. Afdrukmedia Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt. PCL Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische printers, matrix- en laserprinters. PDF PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling. PPM Pagina's per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina's dat een printer in één minuut kan afdrukken. PRN-bestand Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/ uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd. Verklarende woordenlijst 333 Verklarende woordenlijst Protocol SMB Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert. SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling. PS Zie PostScript. SMTP PSTN Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd. RADIUS SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een clientserverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server. SSID RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor gebruikersidentificatie en accountbeheer op afstand. RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor het beheer van de netwerktoegang. SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID's zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn. Resolutie Subnetmasker De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie. Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het hostadres. Verklarende woordenlijst 334 Verklarende woordenlijst TCP/IP Tonercassette TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien. Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels in het papier gaat hechten. TCR Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina's. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt. TIFF TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFFafbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt. TWAIN Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh. UNC-pad UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoftproducten. De notatie van een UNC-pad is: \\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map> Verklarende woordenlijst 335 Verklarende woordenlijst URL WEP URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt. WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere kunnen worden verzonden. USB WIA USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te verbinden. WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een WIA-compatibele scanner. Watermerk Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen. WPA WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP. Verklarende woordenlijst 336 Verklarende woordenlijst WPA-PSK WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid. WPS WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer. XPS XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een nieuw afdrukpad. Verklarende woordenlijst 337 Index A aangepaste instellingen achterkant 217 24 adresboek Linux 241 Macintosh 239 meerdere paginas afdrukken op één vel papier Macintosh 240 algemene instelling 214 speciale afdrukfuncties 230 bewerken 224 UNIX 243 groep bewerken 225 groep vastleggen 225 het papierformaat instellen 53 registreren 224 het papiertype instellen 53 werken met 224 uitvoersteun gebruiken 109 adresboekinstellingen 224 voorbedrukt papier afdrukfunctie 228 afdrukken 52 afdrukmedia 49 etiketten 51 algemene instelling 188 kartonpapier 52 speciale media 47 transparanten 50 een document afdrukken Windows 240 57 het hulpprogramma Direct afdrukken gebruiken 238 instellen als standaardapparaat 228 algemene instellingen algemene pictogrammen AnyWeb Print apparaat instellen bedieningspaneel 25 bellen met de hoorn op de haak knop 26 conventie 15 D documentenvak 214 214 draadloos adhocmodus 161 bedieningspaneel 161 computer 162 Infrastructuurmodus 161 installatie 161 242 USBkabel 168 202 WPS verbinding verbreken afdrukresolutie instellen Linux B algemene instelling envelop 229 dubbelzijdig afdrukken Macintosh apparaatgegevens 189, 195, 196, 201, 207 C afdrukmateriaal afdrukken naar een bestand de standaardafdrukinstellingen wijzigen 228 apparaatstatus 189, 195, 196, 201, 207 15 275 163, 164 WPS De printer heeft geen display 164 PBC Index 338 Index PIN 165 afdrukken 180 automatisch ontvangen in antwoordapparaatmodus 266 automatisch opnieuw kiezen 258 de ontvangstmodus wijzigen 265 Documenten toevoegen aan een gereserveerde fax 261 Een fax in de computer verzenden 259 draadloos netwerk netwerkkabel E E 220 ecoafdruk 60 een document afdrukken Linux 241 Macintosh 239 UNIX 243 email algemene instelling emailadres 213 220 opslaan 220 zoeken 221 emulatie algemene instelling emulatieinstellingen 213 213 F fax algemene instelling Automatisch een verzendrapport 196 270 267 uitgestelde faxverzending fax verzenden groepsverzending Een gereserveerde faxtaak annuleren 261 faxen dubbelzijdig afdrukken 269 faxen dubbelzijdig verzenden 264 faxen ontvangen in het geheugen 269 267 ontvangen in faxmodus 266 ontvangen in telefoonmodus 266 ontvangen in veilige modus 268 ontvangen met een intern telefoontoestel 71 ontvangen in faxmodus 70 resolutie aanpassen 70 voorbereiden om te faxen 67 258 foutmelding 100 functies 5 eigenschappen van afdrukmateriaal 109 functies van het apparaat 186 G geheugenharde schijffuncties 271, 272 gemachtigde gebruikers registreren het laatste nummer opnieuw kiezen 258 ontvangen in de DRPDmodus helderheid aanpassen faxfunctie een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming 263 een verzonden fax doorsturen naar een andere bestemming 262 69 faxen een fax met uw computer ontvangen 264 een fax verzenden met een hoge prioriteit 261 260 227 H handmatige invoermultifunctionele lade plaatsen help gebruiken 46 59, 241 Index 339 Index het programma SetIP hulpprogramma Direct afdrukken 238 I besturingsbestand opnieuw installeren voor een via een USBkabel verbonden apparaat 138 papier in de handmatige invoermultifunctionele lade plaatsen 46 145, 180 papierformaat en type instellen 53 installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 152 LCDdisplay id kopiëren 64 informatie over de statusLED 98 informatie over wettelijke voorschriften de status van het apparaat controleren 189, 195, 196, 201, 207 Linux 116 Instellingen van beheerder 216 instellingen voor favorieten voor afdrukken afdrukken 241 algemene Linuxproblemen 317 installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 154 K kopie ID knop 25, 27 kopiëren algemene instelling 189 kopieën vergroten of verkleinen 63 normaal kopiëren 62 kopiëren knop 242 scannen 255 SetIP gebruiken 147 stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat installeren 139 25, 27 L lade printereigenschappen systeemvereisten 114 unified driver configurator 289 M breedte en lengte instellen 43 de grootte van de lade aanpassen 43 SetIP gebruiken 146 systeemvereisten 113 veelvoorkomende problemen onder Macintosh 316 meerdere pagina's op één vel afdrukken nup Macintosh 240 menu Afdrukken 188 menuoverzicht 33 Multifunctionele lade gebruikstips 46 speciale afdrukmedia gebruiken 47 N netwerk Macintosh afdrukken 254 stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat installeren 136 besturingsbestand opnieuw installeren voor een via een USBkabel verbonden apparaat 141 59 scannen algemene instelling 214, 215 239 Index 340 Index het programma SetIP 145, 146, 147, 180 installatie van draadloos netwerk 161 installatieomgeving 115 instelling bekabeld netwerk 145 verwijderen 235 afdrukproblemen 296 P problemen met betrekking tot netvoeding 295 papierstoring problemen met de afdrukkwaliteit 301 introductie van netwerkprogrammas 143 origineel document verwijderen 89 problemen met faxen 313 IPv6configuratie papier verwijderen 93 problemen met kopiëren 309 problemen met papierinvoer 294 problemen met scannen 311 stuurprogrammainstallatie Linux Macintosh UNIX Windows 158 tips om papierstoringen te voorkomen 88 154 152 155 148 O plaatsen papier in de handmatige invoermultifunctionele lade 46 plaatsen in lade 1 45 speciale media 47 plaatsing van het apparaat onderdelen voor onderhoud opnieuw kiezenpauzeren knop 75 aanpassing aan de hoogte 26, 27 PostScriptstuurprogramma optioneel geheugen het optionele geheugen instellen problemen oplossen 272 optionele lade papier plaatsen 45 originelen plaatsen 54 Linux originelen voorbereiden 53 probleem afdrukken 235 maken 234 rapporten apparaatgegevens 189, 196, 198, 199, 201, 202, 203, 208 reinigen 319 printerstatus algemene informatie overlay afdrukken 219 R 285, 287 printervoorkeursinstellingen problemen 82 buitenkant 81 opneemrol 83 scannereenheid 85 resolutie faxen 242 problemen met het besturingssysteem 315 binnenkant 70 S Samsungprinterstatus 285 Scanassistent 252 scanfunctie 246 Index 341 Index Scannen afdrukmateriaal Scannen met Samsung Scanassistent 252 standaardinstellingen Scannen met SmarThru 4 status 252 scannen algemene instelling 200 basisinformatie 246 Scannen in Linux 255 Scannen in Macintosh 254 Scannen met het WIAstuurprogramma 251 Scannen met SmarThru Office 253 Scannen naar een FTPSMBserver 249 Scannen naar email 248 instellingen voor lade Unix SyncThru Web Service algemene informatie scannen in Linux 255 53 besturingsbestand opnieuw installeren 138, 141 26, 28 155 277 277 stuurprogrammainstallatie 139 30, 31, 136, uw apparaat reinigen 81 V veiligheid T tekens invoeren Tijdens 222 57 tonercassette de cassette vervangen 77 toner herverdelen 76 254 service contact numbers 321 SmarThru 4 252 installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 155 SmarThru Office 253 243 Speciale functies 218 specificaties 107 Unix usb 16 symbolen 16 beschikbare verbruiksartikelen 74 bestellen 74 de gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren 79 tonercassette vervangen UNIX systeemvereisten info verbruiksartikelen U afdrukken scannen in Macintosh 212 USBkabel stuurprogrammainstallatie Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten op een netwerk 247 Scannen vanuit een programma voor het bewerken van afbeeldingen 250 algemene instellingen van USB 109 114 212 verklarende woordenlijst voorkant 77 325 22 W watermerk bewerken 233 maken 233 Index 342 Index verwijderen 234 Windows installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 148 SetIP gebruiken 145, 180 stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat installeren 30, 31 systeemvereisten 112 veelvoorkomende problemen onder Windows 315 Index 343
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343

Samsung SCX-4705ND Handleiding

Type
Handleiding