SCX-4600 Series
SCX-4623 Series
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit
Samsung-product.
Copyright_ 2
Copyright
© 2009 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik
van de informatie in deze gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Zie het bestand LICENSE.txt op de bijgeleverde cd voor informatie over de open source-licentie.
REV. 1.02
Inhoud_ 3
Inhoud
COPYRIGHT
2
INHOUD
3
9 Veiligheidsinformatie
14 Informatie over wettelijke voorschriften
23 Informatie over deze gebruikershandleiding
25 De functies van uw nieuwe laserproduct
INLEIDING
27
27 Apparaatoverzicht
27 Voorkant
28 Achterkant
29 Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4623 Series)
30 Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4600 Series)
31 Informatie over de Status-LED
31 Kennismaking met handige toetsen
31 Toets Menu
31 PowerAan/uit-knop
31 Toets Print Screen
31 Het apparaat inschakelen
AAN DE SLAG
32
32 De hardware installeren
32 Meegeleverde software
33 Systeemvereisten
33 Windows
33 Macintosh
34 Linux
34 Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat
34 Windows
35 Macintosh
35 Linux
36 Uw printer lokaal delen
36 Windows
37 Macintosh
NETWERKINSTALLATIE
38
38 Netwerkomgeving
38 Introductie van handige netwerkprogramma’s
38 SyncThru™ Web Service
38 SyncThru™ Web Admin Service
38 Samsung AnyWeb Print
38 SetIP
38 Een bedraad netwerk gebruiken
38 Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
39 IP-adres instellen
40 Netwerkparameters instellen
40 Standaardinstellingen terugzetten
41 Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad netwerk of voor
aansluiting via USB installeren
41 Windows
42 Macintosh
42 Linux
43 IPv6-configuratie
43 IPv6 activeren
Inhoud
Inhoud_ 4
43 IPv6-adressen instellen
44 Een verbinding maken met SyncThru™ Web Service
BASISINSTELLINGEN
45
45 Luchtdrukaanpassing
45 De taal op het display wijzigen
45 Datum en tijd instellen
46 De klokmodus wijzigen
46 De standaardmodus wijzigen
46 Geluidsinstellingen
46 Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmgeluid
46 Luidsprekervolume
46 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
46 Alfanumerieke tekens invoeren
46 Letters en cijfers op het toetsenblok
47 Cijfers of namen corrigeren
47 Een pauze invoegen
47 Gebruik van besparende modi
47 De functie tonerspaarstand gebruiken
47 De energiebesparingsfunctie gebruiken
47 De standaardlade en het papier instellen
47 Op het bedieningspaneel
47 Op de computer
48 Time-out voor taken instellen
AFDRUKMEDIA EN LADE
49
49 Originelen voorbereiden
49 Originelen plaatsen
49 Op de glasplaat van de scanner
50 In de automatische documentinvoer
50 Afdrukmedia selecteren
50 Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren
50 Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden ondersteund
51 De grootte van de lade aanpassen
51 Papier in de lade plaatsen
51 Lade 1
52 Lade voor handmatige invoer
52 Afdrukken op speciale media
53 Envelop
53 Transparanten
54 Etiketten
54 Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
54 Briefhoofd/voorbedrukt papier
54 Foto
54 Glanzend
54 Papierformaat en -type instellen
55 Het papierformaat instellen
55 Het papiertype instellen
55 De papierbron instellen
55 De papieruitvoersteun gebruiken
55 Papier goed stapelen
56 Afdrukken op een klein papierformaat
AFDRUKKEN
57
57 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
57 Printerstuurprogramma
57 Eenvoudige afdruktaken
58 Een afdruktaak annuleren
Inhoud
Inhoud_ 5
58 Voorkeursinstellingen openen
58 Voorkeursinstellingen gebruiken
59 Help gebruiken
59 Speciale kopieerfuncties gebruiken
59 Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
59 Posters afdrukken
60 Boekjes afdrukken (handmatig)
60 Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
60 Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
60 Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
61 Watermerken gebruiken
61 Overlay gebruiken
62 Geavanceerde opties
62 De standaardafdrukinstellingen wijzigen
62 Uw apparaat als standaardapparaat instellen
63 Afdrukken naar een bestand (PRN)
63 Afdrukken in Macintosh
63 Een document afdrukken
63 Printerinstellingen wijzigen
64 Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
64 Afdrukken in Linux
64 Afdrukken vanuit een toepassing
64 Bestanden afdrukken
65 Printereigenschappen configureren
KOPIËREN
66
66 Normaal kopiëren
66 De instellingen per kopie wijzigen
66 De tonersterkte wijzigen
66 Het type origineel selecteren
66 Kopieën vergroten of verkleinen
67 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
67 Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
67 Identiteitskaart kopiëren
68 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)
68 Poster kopiëren
68 Klonen
68 Achtergrondafbeeldingen wissen
69 De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
69 Time-out voor kopiëren instellen
SCANNEN
70
70 Basis scannen
70 Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.)
70 Voor een via USB aangesloten apparaat
71 Met een op een netwerk aangesloten apparaat
71 Samsung Scanbeheer gebruiken
71 Het tabblad De knop Scan instellen
72 Het tabblad Poort wijzigen
72 Scannen met TWAIN-compatibele software
72 Scannen met het WIA-stuurprogramma
72 Windows XP
72 Windows Vista
73 Windows 7
73 Scannen in Macintosh
73 Scannen met USB
73 Scannen via netwerk
Inhoud
Inhoud_ 6
74 Scannen in Linux
74 Scannen
74 Instellingen voor taaktypes toevoegen
75 Image Manager gebruiken
FAXEN
76
76 Voorbereiden om te faxen
76 Een fax in uw computer gebruiken
76 Een fax verzenden
76 Een fax ontvangen
77 Een fax verzenden met uw apparaat
77 Het faxhoofd instellen
78 Een fax verzenden
78 Een fax handmatig verzenden
78 Een verzending bevestigen
78 Automatisch opnieuw kiezen
78 Het laatste nummer opnieuw kiezen
78 Groepsverzending (faxen naar meerdere bestemmingen verzenden)
79 Uitgestelde faxverzending
79 Een fax met hoge prioriteit verzenden
79 Een fax ontvangen met uw apparaat
79 De ontvangstmodus wijzigen
80 Handmatig ontvangen in telefoonmodus
80 Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/faxmodus
80 Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel
80 Faxen ontvangen in DRPD-modus
81 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
81 Veilige ontvangstmodus activeren
81 Faxen ontvangen in het geheugen
81 De documentinstellingen aanpassen
81 Resolutie
81 Tonersterkte
82 Een fax doorsturen naar een andere bestemming
82 Een verzonden fax doorsturen naar een andere bestemming
82 Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming
82 Adresboek aanmaken
82 Snelkiesnummers
82 Groepskiesnummers
83 Een item in het adresboek zoeken
84 Automatisch een verzendrapport afdrukken
STATUS VAN HET APPARAAT EN GEAVANCEERDE
INSTELLINGEN
85
85 Fax instellen
85 De faxinstellingen wijzigen
85 Verzending
86 Ontvangst
87 Standaardwaarde wijzigen
87 Autom. rapport
87 Kopieerinstellingen
87 De kopieerinstellingen wijzigen
87 Standaardwaarde wijzigen
87 Een rapport afdrukken
88 Geheugen wissen
88 Netwerk
89 Menuoverzicht
Inhoud
Inhoud_ 7
BEHEERPROGRAMMA’S
91
91 Introductie van handige beheerprogramma’s
91 SyncThru™ Web Service gebruiken
91 Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service:
91 Overzicht van SyncThru™ Web Service
91 De contactinformatie instellen
92 Het programma Smart Panel gebruiken
92 Kennismaken met Smart Panel
92 De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen
92 SmarThru
92 SmarThru opstarten
93 Werken met SmarThru
93 Het programma SetIP gebruiken
93 Windows
94 Macintosh
94 Linux
94 Unified Driver Configurator in Linux gebruiken
94 Unified Driver Configurator openen
95 Printers configuration
96 Scanners configuration
96 Ports configuration
ONDERHOUD
97
97 Een rapport met apparaatgegevens afdrukken
97 De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren
97 Waarschuwing Toner bijna op gebruiken
97 Het serienummer zoeken
97 Het apparaat reinigen
97 De buitenkant reinigen
98 De binnenkant reinigen
98 Scannereenheid reinigen
99 De tonercassette bewaren
99 Behandelingsrichtlijnen
99 Gebruik van tonercassettes van andere merken en bijgevulde
tonercassettes
99 Geschatte gebruiksduur van tonercassette
99 Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
PROBLEMEN OPLOSSEN
100
100 Toner herverdelen
101 Vastgelopen originelen verwijderen
102 Tips om papierkrulling te vermijden
102 Tips om papierstoringen te voorkomen
102 Papierstoringen verhelpen
102 In lade 1
103 In de lade voor handmatige invoer
103 Binnenin het apparaat
103 In het uitvoergebied
104 Informatie over berichten op het display
104 Berichten op het display controleren
108 Andere problemen oplossen
108 Stroomproblemen
108 Problemen met papierinvoer
109 Afdrukproblemen
111 Problemen met de afdrukkwaliteit
113 Problemen met kopiëren
114 Problemen met scannen
114 Problemen met faxen
Inhoud
Inhoud_ 8
115 Problemen met Samsung Scanbeheer
115 Veelvoorkomende problemen onder Windows
116 Veelvoorkomende problemen onder Linux
117 Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES
118
118 Aankoopmogelijkheden
118 Verkrijgbare verbruiksartikelen
118 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
119 De tonercassette vervangen
119 De resterende gebruiksduur van verbruiksartikelen controleren
SPECIFICATIES
120
120 Hardwarespecificaties
121 Milieuspecificaties
121 Electrische specificaties
122 Specificaties van het afdrukmateriaal
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
123
VERKLARENDE WOORDENLIJST
125
INDEX
131
Veiligheidsinformatie_ 9
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of
anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt.
Gebruik uw apparaat, net als andere elektrische toestellen, met gezond verstand. Neem alle waarschuwingen en
instructies in acht die op het apparaat en in de bijbehorende documentatie worden vermeld. Bewaar dit document goed
nadat u het gelezen hebt.
Belangrijk veiligheidssymbolen
In dit deel wordt de betekenis van alle pictogrammen en tekens uit de gebruikershandleiding verklaard. Deze veiligheidssymbolen zijn
gerangschikt op de ernst van het risico.
Verklaring van alle pictogrammen en tekens die in de gebruikershandleiding worden gebruikt.
Waarschuwing Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken.
Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Volg de instructies nauwgezet op.
Veiligheidsinformatie_ 10
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand
ver
oorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware
voorwerpen op.
Op het netsnoer stappen of het door een zwaar
voorwe
rp pletten kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of
zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten,
enzovoor
t).
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het
netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met
natte hand
en.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit,
maakt het vreemde geluiden of ve
rspreidt het een
vreemde geur. Schakel onmiddellijk de
stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of
als u het apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand
ver
oorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als deze
er moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricie
n om het stopcontact te vervangen.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Voorkom dat huisdieren in het netsnoer, de telefoonkabel of
computerkabels bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw
huisdier verwonden.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd
lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in
va
n een gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hul
p in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als de prestaties van het apparaat plots opvallend veranderen,
koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van
e
en gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 11
Bedieningswijze
Opgepast
Trek het papier niet uit de printer tijdens het
afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de
onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd
kinde
ren uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de
papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen
om vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand
on
tstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen
papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen
veroorzaken.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stop
contact.
Veiligheidsinformatie_ 12
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Plaats het apparaat niet in een omgeving waar stof,
vocht of waterlekken aanwezig zijn.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Opgepast
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los
voordat u het apparaat verplaatst.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
een
apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door
één persoon worden opgetild;
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee
personen worden opgetild;
een
apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door
vier of meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Plaats geen deksel op het apparaat of plaats het niet in een
luchtdichte ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er
brand ontstaan.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Steek het netsnoer in een geaard stopcontact.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron
met het energieniveau dat is aangegeven op het label.
Als u niet zeker bent en het energieniveau wilt controleren,
ne
emt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminde
ren en een elektrische schok
of brand veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
a.AWG: American Wire Gauge
of dikker, indien
nodig.
Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
lan
ger is dan 2 meter voor een apparaat van 140 V, moet het
snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken en een
ele
ktrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 13
Onderhoud/controle
Opgepast
Trek het netsnoer van het apparaat uit het
stopcontact als u de binnenkant van
het apparaat wilt
reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen,
verdunningsmiddel of alcohol; spuit geen water in het
apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
Gebruik het apparaat niet terwijl u verbruiksartikelen
vervangt of de binnenkant van het app
araat reinigt.
U kunt letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen
en weer in elkaar zetten.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact
op met een gekwalificeerd technicus als het apparaat
moet worden hersteld.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof-
en watervrij.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te
bed
ienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een
med
ewerker van de technische dienst van Samsung.
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
o
pname.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbe
eld tonercassettes)
bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opn
ame.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een
tonercassette of fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand
veroorzaken.
Gerecyclede verbruiksartikelen (bijvoorbeeld toner) kunnen het
apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede
verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden
gebracht.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kleding
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
ve
rwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm
water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik
altijd
koud water.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 14
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat is gecertificeerd met verschillende regelgevende verklaringen.
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de VS gecertificeerd volgens de eisen van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1 subhoofdstuk J voor Klasse I(1) laserproducten en
buiten de VS als Klasse I laserproduct volgens de eisen van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het
lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
WAARSCHUWING
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. De onzichtbare laserstraal kan
naar buiten worden gereflecteerd en uw ogen beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en
letsels te beperken:
Veiligheid in verband met ozon
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat in een goed geventileerde ruimte te plaatsen.
Als u meer wilt weten over ozon, neemt u best contact
op met de dichtstbijzijnde Samsung-verdeler.
WAARSCHUWING OMTRENT PERCHLORAAT
Deze waarschuwing voor perchloraat is alleen van toepassing op primaire CR (mangaandioxide) lithiumbatterijen in producten die
UITSLUITEND in Californië (VSA) worden verkocht of gedistribueerd.
Perchloraat bevattend materiaal – vereist mogelijk speciale verwerking.
Zie www.dtsc.ca.gov/hazardo
uswaste/perchlorate (alleen VS).
Informatie over wettelijke voorschriften_ 15
Energie besparen
Deze printer maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENER
GY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov.
Recycleren
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze op een milieuvriendelijke wijze.
Alleen voor China
Correcte verwijdering van dit product (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur)
(Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor batterijen.)
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv.
lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun gebruiksduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve
deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van
materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde afvalverwijdering.
Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met lokale overheidsinstanties voor
informatie over waar en hoe ze deze items op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en
de algemene voorwaarden van de koopovereenkomst nalezen. Dit
product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval worden weggegooid.
Correcte verwerking van de in dit product gebruikte batterijen
(Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor batterijen.)
Deze aanduiding op de batterij, handleiding of verpakking geeft aan dat de batterijen in dit product aan het eind van hun gebruiksduur niet
samen met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Een markering met de chemische symbolen Hg, Cd of Pb geeft aan dat de
batterij een dosis kwik, cadmium of lood bevat die hoger is dan de referentieniveaus uit EG-Richtlijn 2006/66. Als de batterijen niet op de juiste
manier worden weggeworpen, kunnen deze stoffen schade berokkenen aan mens en milieu. Om de natuurlijke hulpbronnen te beschermen
en het hergebruik van materialen aan te moedigen, verzoeken wij u afgedankte accu’s en batterijen te scheiden van andere soorten afval en
voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu’s en batterijen in uw omgeving.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 16
Alleen voor Taiwan
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
dit a
pparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken.
dit
apparaat moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale app
araten van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften.
Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert,
gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt,
schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij bepaalde installaties geen
interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het
apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen:
ve
rplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op;
ve
rgroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger;
sl
uit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten;
ra
adpleeg uw printerleverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de
normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming van de gebruiker om het apparaat te gebruiken vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de
standaard voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science
Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectri
ques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur: « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Alleen voor Rusland
Informatie over wettelijke voorschriften_ 17
Alleen Duitsland
Faxidentificatie
Volgens de Telephone Consumer Protection Act van 1991 is het wettelijk verboden om met een computer of een ander elektronisch apparaat
faxberichten te verzenden tenzij ze voorzien zijn van een duidelijke strook aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op
de eerste pagina met de volgende gegevens:
1. ve
rzenddatum en -tijd;
2. naam van he
t bedrijf, de bedrijfsafdeling of afzender; en
3. tel
efoonnummer van het verzendapparaat, het bedrijf, de bedrijfsafdeling of de persoon.
Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefacil
iteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen
redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de
communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze
daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk
op de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan
blijven.
Aansluitfactor (REN, Ringer Equivalence Number)
De aansluitfactor en het FCC-registratienummer voor dit apparaat vindt u op een etiket aan de achterkant of op de onderkant van het apparaat.
In een aantal gevallen moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op
dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met het
telefoneren en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Er mogen
niet meer dan vijf apparaten tegelijk worden aangesloten om er zeker van te zijn dat de telefoonmaatschappij in staat is om de diverse diensten
ter beschikking te stellen. In een aantal gevallen kunnen er geen vijf toestellen aangesloten worden. Als een aangesloten telefoonapparaat niet
goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-regels en
de vereisten die door de ACTA werden aangenomen. Op de achterkant
van dit apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product-id bevat met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet op verzoek
worden meegedeeld aan de telefoonmaatschappij.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit apparaat die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant ertoe leiden dat de gebruiker het recht verliest om het apparaat te gebruiken. Wanneer
randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt, moet de telefoonmaatschappij de klant waarschuwen dat de dienst kan worden
onderbroken. Wanneer het echter praktisch onmogelijk is om de klant vooraf te verwittigen, kan de telefoonmaatschappij de
dienstverlening tijdelijk onderbreken op voorwaarde dat ze:
a) de klant onmid
dellijk op de hoogte brengt;
b) de klant de ge
legenheid biedt om het probleem met de randapparatuur te verhelpen;
c) de klant erop wi
jst dat hij het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68".
Verder moet u weten:
Dat het apparaat niet ontworpen is voor aansluiting op een PBX-centrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op de telefoonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan om buiten een normaal telefoontoestel geen
andere apparaten aan te sluiten op de lijn waarop het apparaat is aangesloten.
Al
s u zich in een gebied bevindt waar het vaak omweert of waar regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronicaspeciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst op de hoogte te brengen van de test. De dienst kan u
dan meteen verder informeren over hoe u het noodnummer daadwerkelijk kunt testen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit
apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten
via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 18
De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de
zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap
van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe
afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bi
j wie u het apparaat hebt gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Veren
igd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt.
Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. Als u het apparaat op een ouder stopcontact
wilt aansluiten, moet u een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok als u hem in
het stopcontact steekt.
Belangrijke waarschuwing:
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
G
roen-geel: Aarding
Bla
uw: Neutraal
Brui
n: Fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met
de letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of zwart is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of de kleur zwart.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekeri
ng van 13 ampère zijn aangebracht.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 19
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product staat symbool voor de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende
toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie voor de aangegeven datums:
Hierbij verklaart Samsung Electronics dat dit product voldoet a
an de essentiële eisen en andere relevante voorschriften van:
SCX-4600 Series: Laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG), EMC-rich
tlijn (2004/108/EG)
SCX-4623 Series: R&TTE-richtlijn (1999/5/EG)
De conformiteitsverklaring is ter inzage beschikbaar op www.samsung.com/printer, ga naar Support > Download center en voer de naam
van uw printer of MFP in om het desbetreffende EuDoC weer te geven.
1-1-1995: Richtlijn 2006/95/EG van de Raad inzake de harmonisati
e van de wetgevingen in de lidstaten betreffende
laagspanningsapparatuur.
1-1-1996: Richtlijn 2004/108/EG (92/31/EEG) van
de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende
elektromagnetische compatibiliteit.
9-3-1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse herkenning
van hun conformiteit. Een volledige verklaring waarin de relevante richtlijnen en standaarden waarnaar wordt verwezen zijn opgenomen, kunt
u opvragen bij de lokale vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd.
EG-certificering
Certificering conform richtlijn 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur (fax)
Dit product van Samsung werd door Samsung zelf g
ecertificeerd voor aansluiting met één terminal op het analoge openbaar geschakelde
telefoonnet (PSTN) in heel Europa, in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EG. Het product is ontworpen om te werken met de nationale
PSTN-netwerken en compatibele PBX-netwerken in de Europese landen.
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie om contact op te nemen
met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd.
Dit product is getest volgens de TBR21-norm. Ter ondersteuning bij het gebruik en de toepassing van randapparatuur die aan deze norm
voldoet, heeft het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) een adviesrapport opgesteld (EG 201 121) met opmerkingen en
aanvullende eisen om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-randapparaten te waarborgen. Het product is ontworpen rekening houdend met
alle relevante adviezen die in dit document zijn beschreven en is daar volledig mee in overeenstemming.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 20
OpenSSL-licentie
Copyright © 1998-2001 The OpenSSL Project. Alle rechten voorbehouden.
Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. In een herdistributie van de broncode moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende
exoneratieclausule overgenomen worden.
2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende
exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd.
3. Bij alle reclamemateriaal waarin functies of het gebruik van deze software worden vermeld, moet de volgende erkenning worden
weergegeven: "Dit product bevat software die door het OpenSSL Project is ontwikkeld voor gebruik in de OpenSSL Toolkit. (http://
www.openssl.org/)".
4. De namen "OpenSSL Toolkit" en "OpenSSL Project" mogen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming niet worden gebruikt om van
deze software afgeleide producten te promoten.
5. Voorafgaande schriftelijke toestemming. Voor schriftelijke toestemming kunt u contact opnemen met [email protected].
6. Producten die van deze software zijn afgeleid, mogen niet "OpenSSL" worden genoemd, noch mag "OpenSSL" in de namen van die
producten worden opgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het OpenSSL Project.
7. Herdistributies in om het even welke vorm moeten de volgende erkenning bevatten: "Dit product bevat software die ontwikkeld werd door
OpenSSL Project voor gebruik in de OpenSSL-Toolkit (http://www.openssl.org/)".
DEZE SOFTWARE WORDT DOOR HET OpenSSL PROJECT AANGEBODEN IN DE STAAT WAARIN DEZE ZICH BEVINDT.
UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE STILZWIJGENDE
GARANTIES MET BETREKKING TOT VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDEN VAN DE HAND
GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE ZULLEN HET OpenSSL-PROJECT OF DE PARTIJEN DIE HIERTOE HEBBEN
BIJGEDRAGEN AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE, MORELE OF
GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANKOOP VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN;
VERLIES VAN GEBRUIK OF GEGEVENS; WINSTDERVING; OF ONDERBREKING VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE
WIJZE WAAROP DEZE SCHADE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT,
STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE
WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN
DERGELIJKE SCHADE.
Dit product omvat cryptografische software geschreven door Eric Young (eay@cryptsoft.com). Dit product omvat software geschreven door
Tim Hudson ([email protected]).
Informatie over wettelijke voorschriften_ 21
Originele SSLeay-licentie
Copyright © 1995-1998 Eric Young (eay@cryptsoft.com). Alle rechten voorbehouden.
Dit pakket is een SSL-implementatie geschreven door Eric Young ([email protected]). De implementatie is geschreven conform Netscapes
SSL.
Deze bilbiotheek kan gratis gebruikt worden voor commerciële en niet-commerciële doeleinden mits de volgende voorwaarden worden
nageleefd. De volgende voorwaarden gelden niet alleen voor de SSL-code, maar voor alle code in deze distributie, zoals RC4, RSA, lhash,
DES enz. Voor de SSL-documentatie die in deze distributie is ingesloten gelden dezelfde auteursrechten, behalve dat Tim Hudson
([email protected]) de houder is van de rechten. Eric Young behoudt de auteursrechten waardoor de copyrightvermeldingen in de code niet
verwijderd mogen worden. Als dit pakket in een product wordt gebruikt, moet Eric Young erkend worden als de auteur van de gebruikte delen
van de bibliotheek. Dit kan gebeuren in de vorm van een tekstbericht bij het opstarten van het programma of in de documentatie (online of in de
tekst) die meegeleverd wordt met het pakket.
Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. Bij herdistributie van de broncode moeten de copyrightvermeldingen worden behouden, evenals de volgende lijst en de volgende
voorwaarden.
2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende
exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd.
3. Alle advertentiematerialen die eigenschappen of gebruik van deze software vermelden moeten de volgende erkenning tonen: "Dit product
bevat cryptografische software geschreven door Eric Young ([email protected])". De term "cryptografisch" kan worden weggelaten als de
gebruikte onderdelen van de bibliotheek niets met crypotografie te maken hebben.
4. Als u Windows-specifieke code (of een afgeleide daarvan) uit de toepassingsmap gebruikt (toepassingscode) moet u er een erkenning in
opnemen: "Dit product bevat software geschreven door Tim Hudson (tjh@cryptsoft.com)".
DEZE SOFTWARE WORDT TER BESCHIKKING GESTELD DOOR ERIC YOUNG "IN DE HUIDIGE VORM". IEDERE EXPLICIETE OF
IMPLICIETE GARANTIE, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, ALLE IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE
VERHANDELBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL WORDT VAN DE HAND GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE
VOORWAARDE ZULLEN DE AUTEUR OF DIENS MEDEWERKERS AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE,
INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE, MORELE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANKOOP
VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN; VERLIES VAN GEBRUIK OF GEGEVENS; WINSTDERVING; OF ONDERBREKING
VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE WIJZE WAAROP DEZE SCHADE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE
AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET
INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE,
ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE.
De licentie en de distributievoorwaarden voor elke publiek beschikbare versie of afgeleide van deze code mogen niet gewijzigd worden. Deze
code kan met andere woorden niet zomaar gekopieerd worden en onder een andere distributielicentie worden geplaatst [met inbegrip van de
GNU Public Licence].
Informatie over wettelijke voorschriften_ 22
Alleen voor China
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 23
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat informatie over het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele
gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor installatie en gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raad
pleeg het hoofdstuk over probleemoplossing (zie "Problemen oplossen" op pagina 100) als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat.
De te
rmen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst (zie "Verklarende woordenlijst" op
pagina 125).
Het
is mogelijk dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dat is afhankelijk van de opties en het
model.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn hoofdzakelijk gebaseerd op Windows XP.
Conventie
Sommige termen in deze gebruikershandleiding worden afwisselend gebruikt:
Documen
t is synoniem met origineel.
Papie
r is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Appara
at verwijst naar printer of multifunctionele printer.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in
deze handleiding worden gebruikt.
Conventie Beschrijving Voorbeeld
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of benamingen van knoppen op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of
voorziening van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderkant van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
("Kruisverwijzing") Verwijst gebruikers naar een andere pagina, waar extra gedetailleerde
informatie kan worden gevonden.
(Zie Meer informatie.)
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 24
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dat kunnen papieren of onlinedocumenten zijn.
Materiaalnaam Beschrijving
Beknopte
installatiehandleiding
Deze handleiding bevat basisinformatie over de instelling van het apparaat.
Gebruikershandleiding Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies om de functies van uw apparaat maximaal te benutten en bevat informatie over het
onderhoud van uw apparaat, de oplossing van problemen en de vervanging van verbruiksartikelen.
Hulp bij het
pr
interstuurprogramma
Deze Help biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van de afdrukopties (zie
"Help gebruiken" op pagina 59).
Samsung-website Als u toegang hebt tot het internet kunt op de website van Sa
msung www.samsung.com terecht voor hulp en ondersteuning,
printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie.
Software die kan
w
orden gedownload
U kunt handige software downloaden van de website van Samsung.
SyncThru
Web Admin Service: handig voor netwerkbeheerders die verschillende apparaten tegelijk moeten beheren. Dit
programma is alleen bedoeld voor een netwerkmode
l. (http://solution.samsungprinter.com)
Samsung AnyWeb Print: helpt persoonlijke gebruikers om op een eenvoudige manier schermafbeeldingen van de website te
maken in Windows Internet Explorer. (http://solu
tion.samsungprinter.com/personal/anywebprint)
De functies van uw nieuwe laserproduct_ 25
De functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Speciale functies
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 x 1.200 dpi
effectieve uitvoer.
Uw ap
paraat kan per minuut tot 22 pagina’s van A4-formaat
en 23 pagina’s van Letter-formaat afdrukken.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De lade voor handmatige invoer kan worden gebruikt voor
normaal papier van diverse afmetingen, briefhoofdpapier,
enveloppen, etiketten, aangepaste afdrukmaterialen,
briefkaarten en zwaar papier.
De
lade voor 250 vellen ondersteunt normaal papier.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten aanpassen
met woorden zoals "Vertrouwelijk" (zie "Watermerken
gebruiken" op pagina 61).
Posters afdrukken. De te
kst en afbeeldingen op elke pagina
van uw document worden vergroot en afgedrukt over
verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster (zie "Posters afdrukken" op pagina 59).
U kunt voorbe
drukte formulieren gebruiken met normaal
papier (zie "Overlay gebruiken" op pagina 61).
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te
besparen (zie "Meerdere pagina’s op één vel papier
afdrukken" op pagina 59).
Di
t apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om
papier te besparen, kunt u op beide zijden van het vel
afdrukken (handmatig) (zie "Dubbelzijdig afdrukken
(handmatig)" op pagina 60).
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen,
zoals Windows, Linux en Macintosh (zie "Systeemvereisten"
op pagina 33).
He
t apparaat beschikt over een USB- en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Uw apparaat kan verschillende kopieën van een origineel op
één pagina afdrukken (zie "2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
(N-up)" op pagina 68).
De
afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
Hiermee kunt u in kleur scannen en de juiste compressie
voor JPEG-, TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
U kunt bestand
en snel scannen en naar verschillende
bestemmingen verzenden via Netwerkscan (zie "Met een op
een netwerk aangesloten apparaat" op pagina 71).
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een
fa
x
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden
en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
Na
het verzenden kunnen faxrapporten worden afgedrukt op
basis van uw instellingen.
IPv6
Dit apparaat ondersteunt IPv6.
De functies van uw nieuwe laserproduct_ 26
Functies per model
Het apparaat voorziet alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw
bedrijf.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk n
iet beschikbaar afhankelijk van het model of het land.
De functies per model zijn onder andere:
FUNCTIES
SCX-4600(K)
SCX-4605K
SCX-4610K
SCX-4623F(K) SCX-4623FN SCX-4623FH
Afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
Kopie
FAX
Netwerk PC-fax
Fax naar PC (Samsung Scan- en faxbeheer).
Kiezen met de hoorn op de haak
Handset
USB 2.0
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
IPv6
SyncThru™ Web Service
Schermafdruk
Automatische documentinvoer
(: in
clusief, : optioneel, leeg: niet beschikbaar)
Inleiding_ 27
1.Inleiding
Dit hoodstuk biedt een overzicht van uw apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4623 Series)
Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4600 Series)
Informatie over de Status-LED
Kennismaking met handige toetsen
Het apparaat inschakelen
Apparaatoverzicht
Voorkant
Deze illustratie kan afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model.
1
Documentinvoerklep
a
a.SCX-4623F(K), SCX-4623FN, SCX-4623FH
6
Handgreep in de voorklep
11
Documentuitvoerlade
16
Glasplaat
2
Breedtegeleiders voor
documenten
a
7
Handgreep
12
Bedieningspaneel
17
Handset
b
b.SCX-4623FH
3
Documentinvoerlade
a
8
Lade 1
13
Tonercassette
18
Scanner
4
Documentuitvoerlade
a
9
Lade voor handmatige invoer
14
Papierbreedtegeleiders van
de lade voor handmatige
invoer
19
Sluitknop van de
scannereenheid
c
c. Gebruik deze knop om de scannereenheid te sluiten.
5
Papieruitvoersteun
10
Voorklep
15
Scannerdeksel
Inleiding_ 28
Achterkant
Deze illustratie kan afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model.
1
Netwerkpoort
a
a. SCX-4623FN
5
Aansluiting netsnoer
2
USB-poort
6
Achterklep
3
Aansluiting telefoonlijn
b
b.SCX-4623F(K), SCX-4623FN, SCX-4623FH
7
Handgreep van achterklep
4
Uitgang voor bijkomend
telefoontoestel (EXT)
b
Inleiding_ 29
Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4623 Series)
Dit bedieningspaneel kan afwijken van uw apparaat, afhankelijk van het model.
1
ID Copy
U kunt beide zijden van een identiteitsbewijs (bijv. een rijbewijs) kopiëren op één zijde van een vel (zie "Identiteitskaart
kopiëren" op pagina 67).
2
Print Screen
Drukt het actieve venster af dat op het scherm wordt weergegeven (zie "Toets Print Screen" op pagina 31).
(alleen bij SCX-4623F(K) en SCX-4623FH)
Reduce/Enlarge Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan het origineel (alleen bij SCX-4623FN).
3
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik.
4
Status
Geeft de status van uw apparaat weer (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 31).
5
(Faxen)
Activeert de faxmodus.
6
(Kopiëren)
Activeert de kopieermodus.
7
(Scannen)
Activeert de scanmodus.
8
Pijl Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden.
9
Menu
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s (zie "Status van het apparaat en geavanceerde
instellingen" op pagina 85).
10
OK
Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
11
Back
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
12
Numeriek toetsenblok Hiermee kiest u faxnummers en voert u waarden in voor het aantal exemplaren van een document of andere opties.
13
Address Book
Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers opslaan of opgeslagen faxnummers zoeken.
14
Redial/Pause
Belt in stand-bymodus het laatst gebelde nummer opnieuw. Last in bewerkingsmodus tevens een pauze in het faxnummer
in.
15
On Hook Dial
Biedt u de mogelijkheid een nummer te kiezen met de hoorn op de haak.
16
Start
Hiermee start u een taak.
17
Stop/Clear
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd. Er verschijn
t een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige
taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten.
18
Power
Met deze knop kunt u de stroom in- en uitschakelen (zie "PowerAan/uit-knop" op pagina 31).
Inleiding_ 30
Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4600 Series)
Dit bedieningspaneel kan afwijken van uw apparaat, afhankelijk van het model.
1
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik.
2
Status
Geeft de status van uw apparaat weer (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 31).
3
Pijl Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden.
4
Menu
Hiermee opent u de menumodus en bladert u do
or de beschikbare menu’s (zie "Status van het apparaat en geavanceerde
instellingen" op pagina 85).
5
OK
Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
6
Back
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
7
ID Copy
U kunt beide zijden van een id-kaart, zoals een rijbewijs, kopiëren op één zijde van een vel (zie "Identiteitskaart kopiëren"
op pagina 67).
8
Scan to
Verzendt gescande gegevens (zie "Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.)" op pagina 70).
9
Print Screen
Drukt het actieve venster af dat op het scherm wordt weergegeven (zie "Toets Print Screen" op pagina 31).
10
Stop/Clear
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd. Er verschijn
t een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige
taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten.
11
Start
Hiermee start u een taak.
12
Power
Met deze knop kunt u de stroom in- en uitschakelen (zie "PowerAan/uit-knop" op pagina 31).
Inleiding_ 31
Informatie over de Status-LED
De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat is offline.
Het apparaat bevindt zich in
energiebesparingsmodus. Wanneer er
gegevens binnenkomen of een toets wordt
ingedrukt, gaat het apparaat automatisch
online.
Groen Knipperen Wanneer het lampje langzaam knippert,
ontvangt het apparaat gegevens van de
computer.
Wanneer het lampje snel knippert, is het
apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Rood Knipperen Er is een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display. Als het
probleem is opgelost, gaat de printer door met
afdrukken.
De
tonercassette bevat nog een kleine
hoeveelheid toner. De geschatte gebruiksduur
van de cassette
a
a.De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de
verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft
aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden gemaakt met de
cassette conform ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden
beïnvloed door de omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken
en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan een kleine
hoeveelheid toner achterblijven in de cassette, zelfs wanneer het
bericht Einde gebr.duuur Pl. nieuwe cass. verschijnt en de printer
stopt met afdrukken. (Zie www.samsung.com/printer voor actuele
informatie.)
is bijna bereikt. Houd een
nieuwe cassette klaar ter vervanging van de
ou
de cassette. U kunt de afdrukkwaliteit
tijdelijk verhogen door de toner te verdelen.
(Zie "Toner herverdelen" op pagina 100.)
Aan De tonercassette heeft de geschatte
gebruiksduur bijna bereikt
a
. Het verdient
aanbeveling de tonercassette te vervangen.
(Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 119.)
He
t papier is vastgelopen (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 102).
De
klep is geopend. Sluit de klep.
De
papierlade is leeg. Plaats papier in de
lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een
ersntige fout. Bekijk het bericht op het display
(zie "Informatie over berichten op het display"
op pagina 104).
Samsung raadt het gebruik van niet-originele
Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gerecyclede cassettes) af.
Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes
niet garanderen. Onderhoud en reparaties die vereist zijn als gevolg
van het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes vallen niet
onder de garantie van het apparaat.
Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht
of raadpleeg het deel "Probleemoplossing" (zie "Informatie over
berichten op het display" op pagina 104). Neem contact op met de
serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Alle afdrukfouten worden in het venster van het programma Smart
Panel weergegeven. Neem contact op met de serviceafdeling als het
probleem zich blijft voordoen.
Kennismaking met handige toetsen
Toets Menu
Als u de status van het apparaat wilt kennen en uw apparaat zo wilt instellen
dat u een geavanceerde functie kunt gebruiken, klikt u op de knop Menu
(zie "Status van het apparaat en geavancee
rde instellingen" op pagina 85).
PowerAan/uit-knop
Om het apparaat volledig uit te schakelen, houdt u deze toets ingedrukt tot
App uit verschijnt. Selecteer Ja om het apparaat volledig uit te schakelen.
Deze toets kan ook worden gebruikt om het apparaat in te schakelen.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich in stand-bymodus.
Het apparaat is uitgeschakeld.
Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparingsmodus.
Toets Print Screen
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat.
(Zie "Functies per model" op pagina 26.)
Druk op de knop Print Screen:
Bericht Beschrijving
Actief Het apparaat drukt het actieve venster af dat op het
scherm wordt weergegeven.
Vol Het apparaat drukt het volledige beeld af dat op het
scherm wordt weergegeven.
De pagina wordt afgedrukt op het standaardpaginaformaat (bijv.
A4, Letter).
Deze functie kan alleen worden gebruikt bij een apparaat dat via
een USB-kabel is aangesloten.
Print Screen
kan alleen worden gebruikt met Windows en Mac
OS.
D
eze functie kan alleen worden gebruikt als het
apparaatstuurprogramma is geïnstalleerd.
Het apparaat inschakelen
Steek het netsnoer in het stopcontact en zet de printer aan.
Als u het apparaat volledig wilt uitschakelen, houdt u de Power
ingedrukt tot App uit verschijnt.
Aan de slag_ 32
2.Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het met USB verbonden apparaat en de software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Meegeleverde software
Systeemvereisten
Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat
Uw printer lokaal delen
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat.
(Zie "Functies per model" op pagina 26.)
De hardware installeren
Dit deel beschrijft de stappen voor de installatie van de hardware, zoals
toegelicht in de Beknopte installatiehandleiding. Lees de Beknopte
installatiehandleiding en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een
stabiele locatie.
Kies een vlak en stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor
luchtcircul
atie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen
van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die
voldoende geventileerd is, maar
niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een
vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een
bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Zie het
deel over de hoogte-instelling voor optimaal afdrukken (zie
"Luchtdrukaanpassing" op pagina 45).
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel op
pervlak zodat het niet meer
dan 2 mm overhelt, anders verslechtert de afdrukkwaliteit.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde
artikelen.
3. Verwijder de verpakkingstape.
4. Pl
aats een tonercassette.
5. Pl
aats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 51).
6. C
ontroleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
7. Z
et het apparaat aan.
Dit apparaat werkt niet wanneer het elektriciteitsnet uitvalt.
Meegeleverde software
Nadat u uw apparaat hebt geïnstalleerd en met uw computer hebt
verbonden U moet de printersoftware installe
ren. Als u onder Windows of
Macintosh werkt, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd. Als u
onder Linux werkt, moet u de software downloaden van de website van
Samsung (www.samsung.com/printer) en install
eren.
Nu en dan, bijvoorbeeld wanneer er een nieuw besturingssysteem op
de markt komt, wordt de printersoftware bijgewerkt. Download indien
nodig de nieuwste versie van de website van Samsung
(www.samsung.com/printer).
Besturing
ssysteem
Inhoud
Windows Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma
om de functies van het apparaat ten volle te benutten.
Sc
annerstuurprogramma: voor het scannen van
documenten op uw apparaat zijn TWAIN- en
WIA-stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition)
beschikbaar.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
ap
paraat weer en waarschuwt u wanneer er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
SmarThru
a
:
a.Hiermee kunt u een gescande afbeelding met behulp van een krachtig
be
eldbewerkingsprogramma bewerken en per e-mail verzenden. U
kunt ook een ander beeldbewerkingsprogramma, zoals Adobe
Photoshop, openen vanuit SmarThru. Raadpleeg de Help van het
programma SmarThru voor meer informatie (zie "SmarThru" op
pagina 92).
dit is de meegeleverde op Windows
ge
baseerde software voor uw multifunctioneel
apparaat.
Sams
ung Scan- en faxbeheer: hier vindt u meer
informatie over het programma Samsung Scan- en
faxbeheer en de status van het geïnstalleerde
scannerstuurprogramma.
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen
van
uw apparaat instellen.
Macintosh Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma
om de functies van het apparaat ten volle te benutten.
Scannerstuurprogramma: TWAIN-stuurprogramma
voor het scannen van documenten op uw apparaat.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
ap
paraat weer en waarschuwt u wanneer er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
Sams
ung Scan- en faxbeheer: hier vindt u meer
informatie over het programma Samsung Scan- en
faxbeheer en de status van het geïnstalleerde
scannerstuurprogramma.
SetIP:
met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen
van uw apparaat instellen.
Linux Unified Linux Driver: gebruik dit stuurprogramma om
de functies van het apparaat ten volle te benutten.
SANE: gebruik dit stuurprogramma om documenten in
te sca
nnen.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen
van
uw apparaat instellen.
Aan de slag_ 33
Systeemvereisten
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
BESTURINGS
SYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
Vrije
schijfruimt
Windows 2000 Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server 2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2 GB
Windows
Server 2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2.048 MB)
10 GB
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows 7 Pentium IV 1 GHz 32-bit
of 64-bit processor of
hoger
1 GB (2
GB)
16 GB
Ond
ersteuning voor DirectX 9 met 128 MB geheugen
(om Aero mogelijk te maken).
DVD-R/W-station
Windows
Server 2008 R2
Pentium IV 1 GHz (x86) of
1,4 GHz (x64) processor
(2 GHz of sneller)
512 MB
(2.048 MB)
10 GB
Internet Explorer 5.5 of hoger is vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
D
it apparaat is compatibel met Windows Terminal Services.
Macintosh
BESTURING
SSYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
Vrije
schijfruimt
Mac OS X
10.3-10.4
Intel-processoren
Po
werPC G4/
G5
1
28 MB voor een
PowerPC-gebase
erde Mac
(512 MB)
5
12 MB voor een
Mac op basis van
Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X
10.5
Intel-processoren
8
67 MHz of
snellere
Power PC G4/
G5
512 MB (1 GB)
1 GB
Mac OS X
10.6
Intel-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB
Aan de slag_ 34
Linux
Item Vereisten
Besturingssysteem RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits)
Fedora Core 2-10 (32/64 bits)
SuSE Linux 9.1 (32 bits)
OpenSuSE 9.2, 9.3, 10.0, 10
.1, 10.2, 10.3, 11.0,
11.1 (32/64 bits)
Mandrake 10.0, 10.1 (32/64 bits)
Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/
64 bits)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04,
7.10, 8.04, 8.10 (32/
64 bits)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bits)
Debian 3.1, 4.0, 5.0 (32/64 bits)
Processor Pentium IV 2,4 GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1.024 MB)
Vrije schijfruimt 1 GB (2GB)
U moet een swap-partitie van minstens 300 MB maken om met
grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het
Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de
maximale optische resolutie.
Het stuurprogramma installeren voor een
USB-apparaat
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden,
slaat u de onderstaande stappen over en gaat u naar het deel over de
installatie van het stuurprogramma voor een apparaat dat met een netwerk
is verbonden (zie "Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad
netwerk of voor aansluiting via USB installeren" op pagina 41).
Door Aangepaste installatie te selecteren, kunt u kiezen welke
programma’s u wilt installeren.
Gebruik een USB-kabel die korter is dan 3 m.
Windows
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de
aangepaste methode.
De meeste gebruikers die hun printer rechtstreeks aansluiten op hun
computer gaan door met de volgende stappen. Alle onderdelen die
noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
1. Zorg
ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
Als tijdens de installatie het venster Wizard Nieuwe hardware
gevonden verschijnt, klikt u op
in de rechterbovenhoek van
het venster om het venster te sluiten of klikt u op Annuleren.
2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en
er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt
door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
Als
u Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2
gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s >
Bureau-accessoires > Uitvoeren...
Typ X:\Setup.exe, wa
arbij u "X" vervangt door de letter van uw
cd-romstation, en klik op OK.
Als het venster
Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista,
klikt u op Uitvoeren... Setup.exe in het veld Programma
installeren of uitvoeren en vervolgens op Doorgaan in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
Als i
n Windows 7 of Windows 2008 Server R2 het venster
Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op Uitvoeren... Setup.exe
in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op
Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer.
3. Klik op Nu
installeren.
Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.
4. L
ees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik
aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst. in. Klik
vervolgens op Volgende.
Het programma zoekt het apparaat.
Als de printer niet op de computer is aangesloten, verschijnt een
foutbericht.
Nada
t u het apparaat hebt verbonden, klikt u op Volgende.
Als u het app
araat voorlopig nog niet wilt aansluiten, schakelt u
het selectievakje Controleer of u de software wilt installeren
zonder de printer op het netwerk of lokaal aan te sluiten in.
In dit geval wordt het venster voor het afdrukken van een
testpagina overgeslagen en wordt de installatie voltooid.
Mo
gelijk verschilt het installatievenster in deze
Gebruikershandleiding van het venster dat u ziet. Dit is
namelijk afhankelijk van het apparaat en de gebruikte
interface.
5. Al
s er een venster verschijnt waarin u gevraagd wordt de
printeraansluiting te bevestigen, selecteert u de naam van de printer en
klikt u op Volgende.
6. Z
odra de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken,
schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende.
7. Al
s de testpagina juist wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Ne
e om ze opnieuw af te drukken.
8. Al
s u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie
te ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie.
9. Klik op Voltooien.
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de
onderstaande stappen om de installatie te repareren of het
stuurprogramma opnieuw te installeren.
Aan de slag_ 35
a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
aan staat.
b) Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of
Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw
printerstuurprogramma > Onderhoud.
c) Se
lecteer de gewenste optie en volg de instructies op het scherm.
Macintosh
De cd-rom met software die met uw apparaat werd meegeleverd, bevat de
stuurprogrammabestanden die u toelaten om het CUPS- of
PostScript-stuurprogramma (alleen beschikbaar als u een apparaat gebruikt
dat het PostScript-stuurprogramma ondersteunt) voor afdrukken op een
Macintosh-computer te gebruiken.
U vindt er ook het Twain-stuurprogramma waarmee u kunt scannen vanaf
u
w Macintosh-computer.
1. Zorg
ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats de meege
leverde cd-rom met software in het cd-romstation.
3. Dubb
elklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
4. Dubb
elklik op de map MAC_Installer.
5. Dubb
elklik op het pictogram Installer OS X.
6. Voer het wachtwoo
rd in en klik op OK.
7. Het venster van
het installatieprogramma van Samsung wordt geopend.
Klik op Volgende => Ga door (10.4).
8. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende => Ga door
(10.4).
9. Klik op Akk
oord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt.
10. Selecteer
Eenvoudige installatie => Standardinstallatie (10.4) en klik
op Installeer. Eenvoudige installatie => Standardinstallatie (10.4)
wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die
noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aa
ngepaste installatie => Maak installatie ongedaan (10.4)
selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt
installeren.
11. Er verschi
jnt een bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen
worden afgesloten. Klik op Volgende => Ga door (10.4).
Als er een venster verschijnt met de vraag een type installatie te
selecteren, selecteert u Typische installatie voor een lokale
printer en klikt u op OK.
12. Nada
t de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten => Sluit af (10.4).
Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u op
Herstart… => Start opnieuw.
13. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X
10.5-10.6 opent u de map Programma’s >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
14. Klik op Voeg toe in
de Printerlijst.
Voor
Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op het pictogram +, waarna een
weergavevenster verschijnt.
15. In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad USB.
Klik voor MAC
OS X10.4 op Standaardkiezer en zoek de
USB-verbinding.
Voor Mac OS X
10.5-10.6 klikt u op Standaard en zoekt u de
USB-verbinding.
16. Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.3 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in
Modelnaam.
Als
automatisch selecteren voor Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Voor Ma
c OS X 10.5-10.6: als Automatisch selecteren niet goed
werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand... en de naam van
uw apparaat in Druk af via.
Uw apparaat verschijnt in de Prin
terlijst en wordt ingesteld als
standaardprinter.
17. Klik op Voeg toe.
Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor
Macin
tosh ongedaan te maken.
a) Z
org ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Pl
aats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
c) D
ubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
d) D
ubbelklik op de map MAC_Installer.
e) D
ubbelklik op het pictogram Installer OS X.
f) Vo
er het wachtwoord in en klik op OK.
g) H
et venster van het installatieprogramma van Samsung wordt
geopend. Klik op Volgende => Ga door (10.4).
h) Se
lecteer Installatie ongedaan maken => Maak installatie
ongedaan (10.4) en klik op Installatie ongedaan maken =>
Maak installatie ongedaan (10.4).
i) Er verschijn
t een bericht met de waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende => Ga door
(10.4).
j) N
adat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten =>
Sluit af (10.4).
Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren.
Volg de onderstaande stappen om de software te installeren.
Het Unified Linux-stuurprogramma installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wan
neer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als een supergebruiker (root) om de
printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent,
neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load vanaf de website van Samsung het Unified Linux
Driver-pakket en decomprimeer het.
4. Klik op
onderaan op het bureaublad. Wanneer het
terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/
Unifie
dLinuxDriver.tar.gz[root@localhost root]#cd [bestandspad]/
cdroot/Linux[root@localhost Linux]#./install.sh
Aan de slag_ 36
Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet
hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de
tekstmodus gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg daarna
de instructies op het terminalscherm.
5. Klik op Next als het welkomstvenster verschijnt.
6. Klik op Fi
nish als de installatie is voltooid.
Het installatieprogramma heeft he
t pictogram Unified Driver
Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung Unified Driver
aan het systeemmenu toegevoegd. Raadpleeg bij problemen de
on-linehelpfunctie. U opent de Help via het systeemmenu of vanuit het
stuurprogrammapakket voor Windows-toepassingen, zoals Unified
Driver Configurator of Image Manager.
SmartPanel installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wa
nneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als een supergebruiker (root) om de
printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent,
neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load vanaf de website van Samsung het Smart Panel-pakket
en decomprimeer het.
4. Klik op
onderaan op het bureaublad. Wanneer het
terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/
SmartPanel.tar.gz[root@localhost root]#cd [bestandspad]/cdroot/
Linux/smartpanel[root@localhost smartpanel]#./install.sh
Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet
hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de
tekstmodus gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg daarna
de instructies op het terminalscherm.
Het hulpprogramma Printerinstellingen installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wa
nneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als een supergebruiker (root) om de
printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent,
neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load vanaf de website van Samsung het hulpprogramma
Printerinstellingen en decomprimeer het.
4. Klik op onderaan op het bureaublad. Wanneer het
terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/
PSU.tar.gz[root@loca
lhost root]#cd [bestandspad]/cdroot/Linux/
psu[root@localhost psu]#./install.sh
Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet hebt
geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus
gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg daarna de instructies
op het terminalscherm.
Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Volg onderstaande stappen om de installatie van het
stuu
rprogramma voor Linux ongedaan te maken.
a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten
en ingeschakeld is.
b) Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u
"root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
install
atie van de printersoftware ongedaan te maken. Als u
geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
c) Klik op het pictogram ond
eraan op het bureaublad. Als het
terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Sa
msung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
d) Klik op Uninstall.
e) Klik op Nex
t.
f) Klik op Fi
nish.
Uw printer lokaal delen
Volg onderstaande stappen om ervoor te zorgen dat de computers uw
apparaat lokaal delen.
Als de hostcomputer via een USB-kabel rechtstreeks op het apparaat is
aangesloten en met de lokale netwerkomgeving is verbonden, kan de
clientcomputer die met het lokale netwerk is verbonden het gedeelde
apparaat gebruiken om af te drukken via de hostcomputer.
1
Hostcomputer Een computer die rechtstreeks met het
apparaat is verbonden via een USB-kabel.
2
Clientcomputers Computers die gebruikmaken van het
apparaat dat gedeeld wordt via de
hostcomputer.
Windows
Instellen als hostcomputer
1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma
installeren voor een USB-apparaat" op pagina 34).
2. Klik op het me
nu Start in Windows.
3. In
Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In
Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In
Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
4. Klik me
t de rechtermuisknop op uw apparaat.
5. In
Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Prin
tereigenschappen in het snelmenu.
Aan de slag_ 37
Als bij het item Printereigenschappen het teken staat, kunt
u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
6. Sele
cteer het tabblad Delen.
7. Selecteer Op
ties voor delen wijzigen.
8. Schakel
het selectievakje voor Deze printer delen in.
9. Vul he
t veld Sharenaam in. Klik op OK.
Instellen als clientcomputer
1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma
installeren voor een USB-apparaat" op pagina 34).
2. Klik op he
t menu Start in Windows.
3. Selecteer Alle p
rogramma’s > Bureau-accessoires > Windows
Verkenner.
4. Voer he
t IP-adres van de hostcomputer in en druk op de Enter-toets
op uw toetsenbord.
Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam en
Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.
5. Klik
met uw rechtermuisknop op de gewenste printer en selecteer
Verbinding maken...
6. Klik op OK
zodra het bericht verschijnt dat de installatie is voltooid.
7. Op
en het bestand dat uw wilt afdrukken en begin met afdrukken.
Macintosh
Volg onderstaande stappen voor Mac OS X 10.5-10.6. Raadpleeg de
Help van Mac voor andere OS-versies.
Instellen als hostcomputer
1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Macintosh" op pagina 35).
2. Op
en de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op
Afdrukken en faxen.
3. Sele
cteer de printer die u wilt delen in de Printerlijst.
4. Selecteer De
el deze printer.
Instellen als clientcomputer
1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Macintosh" op pagina 35).
2. Op
en de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op
Afdrukken en faxen.
3. Druk op het pictogram +.
Er verschijnt een weergavescherm met de naam van uw gedeelde
prin
ter.
4. Sele
cteer uw apparaat en klik op Voeg toe.
Netwerkinstallatie_ 38
3.Netwerkinstallatie
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de
software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Netwerkomgeving
Introductie van handige netwerkprogramma’s
Een bedraad netwerk gebruiken
Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad netwerk of voor
aansluiting via USB installeren
IPv6-configuratie
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat.
(Zie "Functies per model" op pagina 26.)
Netwerkomgeving
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als
netwerkprinter te kunnen gebruiken. U kunt de basisnetwerkinstellingen
opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat.
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
onder
steunt:
Item Vereisten
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerkbesturingssysteem W
indows 2000/XP/2003/2008/Vista
D
iverse Linux-besturingssystemen
Ma
c OS X 10.3-10.6
Netwerkprotocollen TCP/IPv4
D
HCP, BOOTP
DNS, WINS,
Bonjour, SLP, UPnP
Stan
dard TCP/IP Printing(RAW),
LPR, IPP
SN
MPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec
TCP/IPv6 (DHCP, DNS,
RAW, LPR,
SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec)
(Zie "IPv6-configuratie" op pagina 43.)
Introductie van handige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om de netwerkinstellingen
op een eenvoudige manier op te geven in een netwerkomgeving. Vooral
voor de netwerkbeheerder is het mogelijk om meerdere apparaten op het
netwerk te beheren.
Stel het IP-adres in voor u de onderstaande programma’s in gebruik
neemt.
SyncThru™ Web Service
Een in de netwerkafdrukserver ingebouwde webserver laat u toe om:
netwerkpa
rameters voor het apparaat te configureren zodat u een
verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen;
app
araatinstellingen aanpassen.
(Zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 91.)
SyncThru™ Web Admin Service
Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met
SyncThru™ Web Admin Service kunt u netwerkapparatuur op een efficiënte
manier beheren en op afstand controleren. U kunt bovendien problemen
oplossen vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt tot het
bedrijfsnetwerk. U kunt dit programma downloaden van http://
solution.samsungprinter.com.
Samsung AnyWeb Print
Met dit hulpprogramma kunt u van een scherm in Windows Internet Explorer
een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken op een veel
eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start >
Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print >
Download the latest version om naar de website te gaan waar u het
hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar onder
Windows.
SetIP
Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en
handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/
IP-protocol (zie "IP instellen via het programma SetIP (Windows)" op
pagina 39 of "IP instellen via het programma SetIP (Macintosh)" op
pagina 40).
TCP/IPv6 wordt niet door dit programma ondersteund.
Een bedraad netwerk gebruiken
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in
uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk leest u hoe u dit op een
eenvoudige manier kunt doen.
U kunt het netwerk gebruiken nadat u e
en netwerkkabel hebt aangesloten
op de overeenkomstige poort op uw computer.
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de huidige
netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Dit zal u helpen bij het
installeren van een netwerk en het oplossen van problemen.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK.
Netwerkinstallatie_ 39
3. Druk op het pijltje naar links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en
druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Ja verschijnt en druk op OK.
In dit ne
twerkconfiguratierapport vindt u het MAC-adres en het IP-adres
van uw apparaat.
Bijvoorbeeld:
MAC
-adres:00:15:99:41:A2:78
IP-ad
res:192.0.0.192
IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken over
het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol
Server) die zich in het netwerk bevindt.
In een aantal gevallen moet u het IP-adres han
dmatig instellen. Men
spreekt dan van een statisch IP dat vaak om veiligheidsredenen verplicht is
in bedrijfsintranetten.
To
ewijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het
netwerk en wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres
toewijst aan het apparaat. Druk vervolgens het
netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven is uitgelegd. Als uit het
rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het
nieuwe IP-adres wordt vermeld in het rapport.
To
ewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het
IP-adres van uw computer wijzigen. Als uw apparaat uitgerust is met
een bedieningspaneel, kunt u het IP-adres ook wijzigen via het
bedieningspaneel van het apparaat.
In een kantooromgeving raden we u aan om contact op te nemen met een
n
etwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen.
IP-adres instellen via het bedieningspaneel
1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Zet het apparaat aan.
3. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
4. Druk op de
pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de
pijl-links/rechts tot TCP/IP (IPv4) verschijnt en druk op
OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot Statisch verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de
pijl-links/rechts tot IP-adres verschijnt en druk
vervolgens op OK.
8. Voer het IP-a
dres in via het numeriek toetsenblok en druk op OK.
Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de
cijfertoetsen en druk op de pijl-links/rechts om tussen de bytes
te schakelen.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot
en
met byte 4).
9. Voer and
ere parameters in, zoals het Subnetmasker en de
Gateway, en druk op OK.
10. Na
het invoeren van alle parameters drukt u op Stop/Clear om terug
te keren naar de stand-bymodus.
Ga nu naar "Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad
netwerk of voor aansluiting via USB install
eren" op pagina 41.
IP instellen via het programma SetIP (Windows)
Met dit programma kunt u het IP-adres van uw apparaat handmatig
instellen met behulp van het MAC-adres om te communiceren met het
apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport.
Om het programma SetIP te gebruiken, schakelt u de firewall op de
co
mputer uit voor u doorgaat met het volgende:
1. Ope
n het Configuratiescherm.
2. Dubb
elklik op Beveiligingscentrum.
3. Klik op Wi
ndows Firewall.
4. Sch
akel de firewall uit.
Het programma installeren
1. Plaats de cd-rom met printersoftware die met uw apparaat werd
meegeleverd in het cd-romstation. Als de cd met stuurprogramma’s
automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster.
2. Sta
rt Windows Explorer en open station X ("X" staat voor de letter
die aan uw cd-station is toegewezen).
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Dubb
elklik op Setup.exe om het programma te installeren.
5. Kies
een taal en klik op Volgende.
6. Volg
de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Zet het apparaat aan.
3. Kies in het me
nu Start van Windows achtereenvolgens Alle
programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogra
m (derde van links) in het venster SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
MAC Address: zoek het MAC-adres in het
netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele
punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
IP
Address: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in.
Als het IP-adres van uw computer b
ijvoorbeeld 192.168.1.150 is,
voert u 192.168.1.X in, waarbij X een nummer tussen 1 en 254 is
(uitgezonderd het nummer 150 dat voor de computer wordt
gebruikt).
Su
bnet Mask: voer hier een subnetmasker in.
Default Gateway: vo
er hier een standaardgateway in.
Netwerkinstallatie_ 40
6. Klik op Apply en vervolgens op OK. De printer zal het
netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Controleer of
alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit o
m het programma SetIP te sluiten.
8. Indie
n nodig schakelt u opnieuw de firewall van de computer in.
IP instellen via het programma SetIP (Macintosh)
Om het programma SetIP te gebruiken, schakelt u de firewall op de
computer uit voor u doorgaat met het volgende:
1. Op
en Systeemvoorkeuren.
2. Klik op Bev
eiliging.
3. Klik op he
t menu Firewall.
4. Schakel
de firewall uit.
Mogelijk wijken de volgende instructies af van die voor uw
printermodel.
1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Plaa
ts de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer
vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP >
SetIPApplet.html.
3. Dub
belklik op het bestand en Safari zal automatisch worden
geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De browser zal de pagina
SetIPApplet.html met de naam en het IP-adres van de printer
openen.
4. Sele
cteer de rij met printergegevens en vervolgens het Setup
pictogram, het tweede pictogram links in de menubalk van de
toepassing. Het venster TCP/IP Configuration wordt geopend.
Als de printer niet in de informatierij wordt weergegeven, klikt u
op het pictogram Manual Setting (derde van links) om het
venster TCP/IP Configuration te openen.
5. Voer de ni
euwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
MAC Addre
ss: zoek het MAC-adres in het
netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele
punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
IP Addre
ss: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in.
Als het IP-adres van uw computer b
ijvoorbeeld 192.168.1.150 is,
voert u 192.168.1.X in, waarbij X een nummer tussen 1 en 254 is
(uitgezonderd het nummer 150 dat voor de computer wordt
gebruikt).
Su
bnet Mask: voer hier een subnetmasker in.
Def
ault Gateway: voer hier een standaardgateway in.
6. Selecteer Apply, OK en
opnieuw OK. De printer zal het
configuratierapport automatisch afdrukken. Controleer of alle
instellingen juist zijn. Sluit Safari af. U mag de cd-rom met
installatiebestanden uit het cd-romstation halen. Indien nodig
schakelt u opnieuw de firewall van de computer in. Het IP-adres, het
subnetmasker en de gateway zijn nu gewijzigd.
IP instellen via het programma SetIP (Linux)
Het programma SetIP zou tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma automatisch geinstalleerd moeten worden.
1. Druk het configu
ratierapport van het apparaat af om het MAC-adres
van uw apparaat te vinden.
2. Op
en /opt/Samsung/mfp/share/utils/.
3. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html.
4. Klik hier om het ve
nster met TCP/IP-instellingen te openen.
5. Voer het MAC-a
dres, het IP-adres, het subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op
Apply.
Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:)
weg.
6. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
7. Sluit het programma SetIP af.
Netwerkparameters instellen
U kunt eveneens verschillende netwerkinstellingen opgeven met behulp van
netwerkbeheerprogramma’s zoals SyncThru™ Web Admin Service en
SyncThru™ Web Service.
Standaardinstellingen terugzetten
Mogelijk moet u de standaardfabrieksinstellingen terugzetten als het
apparaat dat u gebruikt met een nieuwe netwerkomgeving wordt
verbonden.
De standaardfabrieksinstellingen terugzetten via het
bedieningspaneel
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Instel. wissen verschijnt en druk op
OK.
4. Sch
akel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen.
Standaardfabrieksinstellingen terugzetten met
SyncThru™ Web Service
1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer, Safari of Firefox, en
voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Bijvoorbeeld,
2. Als het venster van de SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Network Settings.
3. Klik op Res
et. Klik vervolgens op Clear voor netwerk.
4. Schakel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen.
Netwerkinstallatie_ 41
Het stuurprogramma voor verbinding met een
bedraad netwerk of voor aansluiting via USB
installeren
Windows
U kunt het apparaatstuurprogramma instellen. Volg daarbij de
onderstaande stappen.
Deze installatie is aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen
d
ie noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
1. Zorg
ervoor dat het apparaat met het netwerk of via een
USB-aansluiting is verbonden en aan staat.
2. Plaats de meege
leverde cd-rom met software in het cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en
er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt
door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
Als u Wind
ows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2
gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s >
Bureau-accessoires > Uitvoeren...
Typ X:\Setup.exe, w
aarbij u "X" vervangt door de letter van uw
cd-romstation, en klik op OK.
Als het
venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista,
klikt u op Uitvoeren... Setup.exe in het veld Programma
installeren of uitvoeren en vervolgens op Doorgaan in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
Als in Win
dows 7 of Windows 2008 Server R2 het venster
Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op Uitvoeren... Setup.exe
in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op
Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer.
3. Klik op Nu in
stalleren.
Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.
De Geavanceerde installatie heeft twee opties, Aangepaste
installatie en Alleen software installeren. Als u Aangepaste
installatie kiest, kunt u de apparaataansluiting kiezen en de te
installeren onderdelen selecteren. Kiest u Alleen software
installeren, kunt u de bijgeleverde software (bijv. Smart Panel)
installeren. Volg de aanwijzingen op het scherm.
4. Lee
s de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik
aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst in. Klik
vervolgens op Volgende.
Het programma zoekt het apparaat.
Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden,
verschijnt een foutbericht.
Con
troleer of u de software wilt installeren zonder de
printer op het netwerk of lokaal aan te sluiten.
- Schakel dit selectievakje in om dit programma te installeren
zonder dat een apparaat aangesloten is. In dit geval wordt
het venster voor het afdrukken van een testpagina
overgeslagen en wordt de installatie voltooid.
Op
nieuw zoeken
Wanneer u op deze knop klikt, verschijnt een venster met een
fi
rewall-waarschuwing.
- Schakel
de firewall uit en klik op Opnieuw zoeken. Klik in
Windows op Start > Configuratiescherm > Windows
Firewall en schakel deze optie uit.
- Schake
l ook de firewall van programma’s van derden
uit. Raadpleeg de handleiding voor de desbetreffende
programma’s.
Dir
ecte invoer
Als u op D
irecte invoer klikt, kunt u een specifiek apparaat in
het netwerk zoeken.
- Zoeken op IP-adres: Voer het IP-adres of de hostnaam in.
Vervolgens klikt u op Volgende.
Druk een netwerkconfiguratierapp
ort af om het IP-adres
van uw apparaat te controleren (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 38).
- Zo
eken op netwerkpad: Om een gedeeld apparaat
(UNC-pad) te vinden, voert u de gedeelde naam handmatig
in of klikt u op Bladeren om een gedeelde printer te
zoeken. Vervolgens klikt u op Volgende.
Help
Als uw apparaat niet op de computer of het netwerk is
aang
esloten, kunt u met deze knop gedetaileerde informatie
over de aansluiting van het apparaat weergeven.
IP-ad
res instellen
Als u een specifiek IP-adres op ee
n specifieke netwerkprinter
wilt instellen, klikt u op IP-adres instellen. Het venster
IP-adres instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
a) Sele
cteer in de lijst een apparaat waarvoor u een specifiek
IP-adres wilt instellen.
b) Con
figureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en
gateway voor het apparaat en klik op Toepassen om het
specifieke IP-adres voor het netwerkapparaat in te stellen.
c) Klik op Volgende.
5. H
et gevonden apparaat wordt op het scherm weergegeven. Selecteer
het apparaat dat u wilt gebruiken.
Als het stuurprogramma slechts één printer gevonden heeft,
verschijnt het bevestigingsvenster.
Het programma start de installatie.
6. Z
odra de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, klikt
u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u gewoon op Volgende
en gaat u naar stap 8.
7. Al
s de testpagina juist wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Ne
e om ze opnieuw af te drukken.
8. Al
s u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie
te ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie.
9. Klik op Voltooien.
Na installatie van het stuurprogramma kunt u de firewalls
inschakelen.
Netwerkinstallatie_ 42
Als het printerstuurprogramma niet goed werkt nadat de installatie
is voltooid, moet u de installatie repareren of het stuurprogramma
opnieuw installeren (zie "Het stuurprogramma voor verbinding met
een bedraad netwerk of voor aansluiting via USB installeren" op
pagina 41).
Macintosh
1. Zorg ervoor dat het apparaat met uw netwerk is verbonden en aan staat.
Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld.
2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
6. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7. Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt geopend.
Klik op Volgende => Ga door (10.4).
8. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende => Ga door
(10.4).
9. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt.
10. Selecteer Eenvoudige installatie => Standardinstallatie (10.4) en klik
op Installeer. Eenvoudige installatie => Standardinstallatie (10.4)
wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die
noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie => Maak installatie ongedaan (10.4)
selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt
installeren.
11. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden
afgesloten wordt op de computer weergegeven. Klik op Volgende =>
Ga door (10.4).
Als er een venster verschijnt met de vraag een type installatie
te selecteren, selecteert u Typische installatie voor een
netwerkprinter en klikt u op OK.
Als u Typische installatie voor een netwerkprinter
selecteert, wordt het programma SetIP automatisch
uitgevoerd. Als de netwerkinformatie voor het apparaat al
geconfigureerd is, sluit u het programma SetIP af. Ga door met
de volgende stap.
12. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten => Sluit af (10.4).
13. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map Programma’s >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
14. Klik op Voeg toe in de Printerlijst.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op het pictogram +, waarna een
weergavevenster verschijnt.
15. Voor Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad Afdrukken via IP.
Voor Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op IP.
16. Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printertype.
Bij het afdrukken van een document van een groot aantal pagina’s kan
de afdrukcapaciteit worden verhoogd door Socket te kiezen voor de
optie Printertype.
17. Typ het IP-adres van het apparaat in het vak Printeradres.
18. Typ de wachtrijnaam in het vak Naam wachtrij. Als u de wachtrijnaam
voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u eerst de
standaardwachtrij.
19. Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.3 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in
Modelnaam.
Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Voor Mac OS X 10.5-10.6: als Automatisch selecteren niet goed
werkt, kiest u Selecteer besturingsbestand... en de naam van uw
apparaat in Druk af via.
Het IP-adres van uw printer verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld
als standaardprinter.
20. Klik op Voeg toe.
Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor
Macintosh ongedaan te maken.
a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
c) Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
d) Dubbelklik op de map MAC_Installer.
e) Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
f) Voer de netwerksleutel in en klik op OK.
g) Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt
geopend. Klik op Volgende => Ga door (10.4).
h) Selecteer Installatie ongedaan maken => Maak installatie
ongedaan (10.4) en klik op Installatie ongedaan maken =>
Maak installatie ongedaan (10.4).
i) Er verschijnt een bericht met de waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende => Ga door
(10.4).
j) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten =>
Sluit af (10.4).
Linux
Het Linux-stuurprogramma installeren en een
netwerkprinter toevoegen
1. Zorg ervoor dat het apparaat met uw netwerk is verbonden en aan
staat. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld.
2. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung.
3. Extraheer het bestand UnifiedLinuxDriver.tar.gz en open de nieuwe
map.
4. Dubbelklik op de map Linux.
5. Dubbelklik op het pictogram install.sh.
6. Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt
geopend. Klik op Continue.
7. Het venster van de Add printer wizard gaat open. Klik op Next.
8. Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.
9. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst
weergegeven.
10. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
11. Voer de printerbeschrijving in en klik op Next.
12. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish.
13. Wanneer de installatie voltooid is, klikt u op Finish.
Netwerkinstallatie_ 43
Een netwerkprinter toevoegen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2. Klik op Add Printer
3. Het venster Ad
d printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
4. Selecteer Network printer en kli
k op de knop Search.
5. Het IP-ad
res en de modelnaam van de printer worden in de lijst
weergegeven.
6. Sele
cteer uw apparaat en klik op Next.
7. Voer de pri
nterbeschrijving in en klik op Next.
8. Wa
nneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish.
IPv6-configuratie
TCP/IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of hogere
versies.
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, stelt u alle
netwerkinstellingen in op de standaardwaarden en probeert u het
opnieuw (zie "Standaardinstellingen terugzetten" op pagina 40).
Om de IPv6-netwerkomgeving te gebruiken, volgt u de onderstaande
p
rocedure om het IPv6-adres te gebruiken:
1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Zet het appa
raat aan.
3. Druk een n
etwerkconfiguratierapport af vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat. In dit rapport worden de IPv6-adressen gecontroleerd.
a) Druk op Menu op het bedieningspaneel.
b) Druk op de
pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op
OK.
c) Druk op he
t pijltje naar links/rechts tot Netwerkinform.
verschijnt en druk op OK.
d) Druk op de pijl-links/rechts tot Ja verschijnt en druk op OK.
4. Klik op Start > Co
nfiguratiescherm > Hardware en geluiden >
Printers > Printer toevoegen.
5. Kies Een
lokale printer toevoegen in het venster Printer toevoegen.
6. Volg de
aanwijzingen op het scherm.
Als het apparaat niet werkt in de netwerkomgeving, activeert u IPv6.
Raadpleeg het volgende deel voor meer informatie.
IPv6 activeren
Bij levering van het apparaat is de IPv6-functie ingeschakeld.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot TCP/IP (IPv6) verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot IPv6 activeren verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK.
6. Zet het appa
raat uit en weer aan.
7. In
stalleer het printerstuurprogramma opnieuw.
IPv6-adressen instellen
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken
vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
Link
-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres
begint met FE80).
Stateless Address: door een netwerkrouter automatisch
geconfigureerd IPv6-adres.
Stat
eful Address: door een DHCPv6-server geconfigureerd
IPv6-adres.
Manual Address: door de gebruiker handmatig geconfigureerd
IPv6-adres.
DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful)
Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van
de volgende opties instellen voor standaard dynamische
host-configuratie:
1. Druk op Menu
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot TCP/IP (IPv6) verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot DHCPv6 config verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pij
l-links/rechts om de gewenste waarde te zoeken.
Router: geb
ruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt.
DHCPv
6 Addr: gebruik altijd DHCPv6 ongeacht of de router
erom vraagt.
DHCPv
6 uit: gebruik DHCPv6 nooit ongeacht of de router erom
vraagt.
6. Druk op OK.
Manual address-configuratie
1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering
als een URL ondersteunt (zie "Een verbinding maken met
SyncThru™ Web Service" op pagina 44).
Voor IPv4 voert u het IPv4-adres (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld in en drukt u op de Enter-toets of klikt u op Ga naar.
2. Als het venster van de SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Network Settings.
3. Klik op TCP/IP.
4. Schakel Manual Address in de sectie TCP/IPv6 in.
5. Selecteer
het Router Prefix en klik op de knop Add. Het routerprefix
zal automatisch ingevoerd worden in het adresveld.
Voer de rest van het adres in (bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" i
s de
hexadecimaal 0 tot 9, A tot F).
6. Klik op de knop Apply.
Netwerkinstallatie_ 44
Een verbinding maken met SyncThru™ Web Service
1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering als
URL ondersteunt.
2. Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless
Address, Stateful Address, Manual Address) uit het
netwerkconfiguratierapport.
3. Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen "[]" (vierkante haken) worden
geplaatst.
Basisinstellingen_ 45
4.Basisinstellingen
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende
hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat
instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Luchtdrukaanpassing
De taal op het display wijzigen
Datum en tijd instellen
De klokmodus wijzigen
De standaardmodus wijzigen
Geluidsinstellingen
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
Gebruik van besparende modi
De standaardlade en het papier instellen
Time-out voor taken instellen
Luchtdrukaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk die wordt
bepaald door de hoogte boven het zeeniveau waarop het apparaat zich
bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat
instellen voor een optimale afdrukkwaliteit.
Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste hoogte in.
0
1 Hoog 1
2 Hoog 2
3 Hoog 3
4 Normal
1. Zorg ervoor dat u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met de
bijgeleverde cd-rom met printersoftware.
2. Dubb
elklik op het pictogram voor Smart Panel in het systeemvak van
Windows of in het "Notification Area" van Linux. U kunt ook op Smart
Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken.
3. Klik op I
nstelling printer.
4. Klik op In
stelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de vervolgkeuzelijst en klik op Toepassen.
Als uw apparaat verbonden is met een netwerk verschijnt
automatisch het venster SyncThru™ Web Service. Klik op
Machine Settings > System Setup > Machine Setup > Altitude
Adj. Selecteer de juiste hoogte en klik op Apply.
Als
uw apparaat verbonden is met een USB-kabel, stelt u de
hoogte in met de optie Luchtdrukcorr. op het display van het
apparaat.
De taal op het display wijzigen
Voer de volgende stappen uit om de taal die op het display verschijnt te
wijzigen.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Taal verschijnt en druk op OK.
5. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste taal verschijnt.
6. Dr
uk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Datum en tijd instellen
Zodra u tijd en datum hebt ingesteld, worden ze gebruikt in uitgesteld faxen
en uitgesteld afdrukken. Ze worden afgedrukt op rapporten. Als ze echter
verkeerd zijn, moet u ze wijzigen.
Als de stroomtoevoer naar het apparaat wordt onderbroken, moet u
de datum en tijd opnieuw instellen zodra de stroomtoevoer is hersteld.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
5. Vo
er met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok de
juiste tijd en datum in.
Maand = 01 tot 12,
Dag = 01 tot 31,
Jaar = vereist vier cijfers,
Uur = 01 tot 12,
Minuut = 00 tot 59,
en u kunt ook AM of PM selecteren.
6. Dr
uk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Basisinstellingen_ 46
De klokmodus wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de
12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts om de andere modus te selecteren en druk
op OK.
6. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
De standaardmodus wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op kopiëren. U kunt de
standaardmodus instellen op faxmodus of kopieermodus.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Standaardmodus verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste modus te selecteren.
6. Druk op OK om uw keuze
op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Geluidsinstellingen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
To
etsgeluid: Hiermee kunt u het geluid van de toetsen Aan of Uit
zetten. Als deze optie is ingesteld op Aan weerklinkt er een toon telkens
als er op een toets wordt gedrukt.
Waa
rsch.geluid: Hiermee kunt u de waarschuwingstoon Aan of Uit
zetten. Als deze optie is ingesteld op Aan hoort u een
waarschuwingsgeluid als er een fout optreedt of als de faxcommunicatie
wordt beëindigd.
Lu
idspreker: Hiermee kunt u de weergave van geluiden van de
telefoonlijn via de luidspreker (bijv. een kies- of faxtoon) Aan of Uit
zetten. Als deze optie is ingesteld op Communicatie, ("Common"),
staat de luidspreker aan tot het externe apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial. Als uw
apparaat een handset heeft, kunt u het volume met de handset
regelen.
Belsig
naal: stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt
u instellen op Uit, Laag, Midden of Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmgeluid
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op
de pijl-links/rechts tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste geluidsoptie verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste status of het gewenste
volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op
OK.
6. Herha
al indien nodig de stappen 4 tot en met 5 om andere geluiden in te
stellen.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Luidsprekervolume
Om het volume te regelen via On Hook Dial:
1. Dr
uk op (Fax) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker.
3. D
ruk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort.
4. Dr
uk op On Hook Dial om de wijziging op te slaan en terug te keren
naar de stand-bymodus.
Als uw apparaat een handset heeft:
1. N
eem de handset. U hoort een kiestoon uit de luidspreker van de
handset.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort.
3. Dr
uk op OK om de wijziging op te slaan en plaats de handset terug.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de
telefoonlijn open is.
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de
installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van
uw bedrijf en het faxnummer invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met het
gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot de gewenste
letter op het display verschijnt.
Om de letter O in te voeren, drukt u bijvoorbeeld op cijfertoets 6 met
opschrift MNO.
Telkens wanneer u op cijfertoets 6 drukt, verschijn
t een andere letter op
het display, M, N, O, m, n, o en ten slotte 6.
U kunt speciale tekens invoeren, zoals een spatie, plusteken enzovoort.
Meer informatie vindt u in het gedeelte hieronder.
2. Al
s u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Als de volgende letter op dezelfde knop staat, verpl
aatst u de cursor
door op de pijl-links/rechts te drukken en vervolgens op de knop met de
gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en de volgende letter
verschijnt op het display.
U kunt een spatie invoeren door twee keer op 1 te drukken.
3. N
a het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens
1 @ / . ‘ 1
2 A B C a b c 2
3 D E F d e f 3
4 G H I g h i 4
5 J K L j k l 5
6 M N O m n o 6
7 P Q R S p q r s 7
8 T U V t u v 8
9 W X Y Z w x y z 9
Basisinstellingen_ 47
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist,
drukt u op de pijl-links/rechts om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer
vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Voor sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode
(bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede
kiestoon hoort. In dat geval moet u in het telefoonnummer een pauze
invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van
snelkiesnummers. Druk op de juiste plaats op Redial/Pause om een pauze
in te voeren tijdens het invoeren van het telefoonnummer. A – verschijnt op
het display op de overeenkomstige locatie.
Gebruik van besparende modi
De functie tonerspaarstand gebruiken
In de tonerspaarstand beperkt het apparaat de hoeveelheid toner per
afgedrukte pagina. Zo gaat uw tonercassette langer mee dan in normale
modus. Dit gaat evenwel ten koste van de afdrukkwaliteit.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Tonerbesparing verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Bij het afdrukken vanaf een pc kunt u de tonerspaarstand ook in-
of uitschakelen in de printereigenschappen.
De energiebesparingsfunctie gebruiken
Gebruik deze functie om energie te besparen als u het apparaat niet
gebruikt.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op het pijltje naar links/rechts tot Energ.spaarst. verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste tijdsduur verschijnt.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
De standaardlade en het papier instellen
U kunt de lade en het papier selecteren die u standaard wilt gebruiken voor
uw afdruktaken.
Op het bedieningspaneel
Het papierformaat instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op
OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierformaat verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren
en druk op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste papierformaat te
selecteren.
7. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Het papiertype instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op
OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Type papier verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren
en druk op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste type papier te
selecteren.
7. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
De papierbron instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op
OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinvoer verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerlade of Faxlade verschijnt en
druk op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te
selecteren.
7. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Op de computer
Windows
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
0 & + - , 0
* *
# #
Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens
Basisinstellingen_ 48
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. Als u Windows XP/2003/2008/Vista gebruikt, selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in het snelmenu.
Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het
teken staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de
geselecteerde printer selecteren.
5. Klik op het tabblad Papier.
6. Selecteer een lade en de bijbehorende opties, zoals het
papierformaat en de papiersoort.
7. Druk op OK.
Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken (zoals
factuurpapier), opent u het tabblad Papier en selecteert u
Formaat > Bewerken... onder Voorkeursinstellingen voor
afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
Macintosh
Macintosh-gebruikers moeten de standaardinstelling handmatig wijzigen
als ze op basis van andere instellingen willen afdrukken.
1. Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2. Open het menu Archief en klik op Druk af.
3. Ga naar het paneel Papierinvoer.
4. Open het menu Archief en klik op Druk af.
5. Ga naar Papierinvoer.
6. Stel de juiste lade in van waaruit u wilt afdrukken.
7. Ga naar het paneel Papier.
8. Stel het papiertype in op basis van het papier dat in de lade werd
geplaatst van waaruit u wilt afdrukken.
9. Klik op Druk af om het afdrukken te starten.
Linux
1. Open het terminalprogramma.
2. Wanneer het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]# lpr <bestandsnaam>
3. Selecteer Printer en klik op Eigenschappen…
4. Klik op het tabblad Geavanceerd.
5. Selecteer de lade (papierinvoer) en de bijbehorende opties, zoals
papierformaat en papiersoort.
6. Druk op OK.
Time-out voor taken instellen
Als er gedurende een bepaalde tijdspanne geen gegevens worden
ingevoerd, sluit het apparaat het huidige menu af en worden de
standaardinstellingen geladen. U kunt instellen hoe lang het apparaat moet
wachten.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
5. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok de
tijd in.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Afdrukmedia en lade_ 49
5.Afdrukmedia en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen voorbereiden
Originelen plaatsen
Afdrukmedia selecteren
De grootte van de lade aanpassen
Papier in de lade plaatsen
Afdrukken op speciale media
Papierformaat en -type instellen
De papieruitvoersteun gebruiken
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat.
(Zie "Functies per model" op pagina 26.)
Originelen voorbereiden
Plaats geen papier dat kleiner is dan 142 × 148 mm of groter dan 216 ×
356 mm.
Vermijd he
t gebruik van de volgende papiertypes om papierstoringen,
een slechte afdrukkwaliteit of schade aan het apparaat te voorkomen.
- Carb
onpapier of papier met carbonrug
- Ge
coat papier
- Lich
t doorschijnend of dun papier
- Ge
kreukt of gevouwen papier
- Ge
kruld of opgerold papier
- Papi
er met scheuren
Verwijd
er alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controle
er of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
Plaats geen
originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen
boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
Originelen plaatsen
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de
glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als een origineel wordt
gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen boven het origineel op de
glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. L
icht het deksel van de scanner op.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
van de scanner. Plaats het document zorgvuldig tegen de markering
linksboven op de glasplaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
Het deksel van de scanner open laten tijdens het kopiëren kan
de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik negatief beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de
afdruk. Houd de glasplaat schoon (zie "Scannereenheid
reinigen" op pagina 98).
Om een pa
gina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u
het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het
daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm,
kopieert u met het deksel open.
Afdrukmedia en lade_ 50
Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas
breekt. U kunt zich kwetsen.
Plaa
ts uw hand niet onder het scannerdeksel terwijl u het sluit.
Het scannerdeksel kan eraf vallen en uw hand kwetsen.
Kijk bij
het kopiëren of scannen niet in het licht binnen in de
scanner. Het is schadelijk voor de ogen.
In de automatische documentinvoer
In de ADI kunt u tot 40 vellen papier van 75 g/m
2
voor één taak plaatsen.
1. Buig de
papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u de originelen plaatst.
2. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg
ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de
markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de ADI in overeenkomstig het papierformaat.
Stof op de glasplaat van de ADI kan zwarte strepen op de afdruk
veroorzaken. Houd de glasplaat altijd schoon (zie
"Scannereenheid reinigen" op pagina 98).
Afdrukmedia selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals normaal papier,
enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding
vermelde richtlijnen.
Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding
voldoen, kunnen de volgende problemen veroorzaken:
Sl
echte afdrukkwaliteit
Va
stlopen van het papier
Ve
rsnelde slijtage van het apparaat.
Eigenschappen, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte,
he
bben een grote invloed op de prestaties van het apparaat en de
afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het
volgende:
H
et type, formaat en gewicht van afdrukmateriaal voor uw apparaat zijn
beschreven onder de specificaties van het afdrukmateriaal (zie
"Specificaties van het afdrukmateria
al" op pagina 122).
Gewe
nst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor
het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gla
dheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt
hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste
bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau
of andere variabele omstandigheden waarover u geen controle
hebt.
C
ontroleer, voor u grote hoeveelheden afdrukmedia aanschaft, of
ze voldoen aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding
worden vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen kan problemen veroorzaken die een herstelling vereisen.
Dergelijke herstellingen zijn niet gedekt door de garantie- of
serviceovereenkomsten.
De hoeveelheid papier die u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van
he
t gebruikte afdrukmateriaal (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 122).
Formaten van afdrukmedia die in elke modus
worden ondersteund
Modus Formaat Invoer
Kopieermodus Letter, A4, Legal,
Oficio, Folio,
Executive, ISO B5, JIS
B5, A5, A6
lade 1
handmatige invoer
Afdrukmodus Alle formaten die het
apparaat ondersteunt.
lade 1
handmatige invoer
Faxmodus Letter, A4, Legal lade 1
Afdrukmedia en lade_ 51
De grootte van de lade aanpassen
De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk
van het land waar u de printer hebt gekocht. Om het formaat te wijzigen,
moet u de papiergeleiders aanpassen.
1 Ondersteunende
geleider
2 Papierlengtegeleider
3 Vergrendeling van de
geleider
4 Papierbreedtegeleider
1. Houd met een hand de vergrendeling van de geleider ingedrukt en houd
met de andere hand de lengtegeleider en de ondersteuningsgeleider
samen. Verschuif de lengtegeleider en de ondersteuningsgeleider om
ze in de sleuf voor het juiste papierformaat te plaatsen.
2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u het papier in de lade plaatst. Plaats het papier in
de papierlade.
3. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, stelt u de ondersteunende
geleider zodanig in dat deze de stapel lichtjes raakt.
4. Houd de breedtegeleiders ingedrukt en verschuif ze tot het gewenste
formaat zoals aangegeven op de bodem van de papierlade.
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van
het papier omdat het papier daardoor kan buigen.
Als u
de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier
vastlopen.
Papier in de lade plaatsen
Lade 1
1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan aan het formaat van
het geplaatste afdrukmateriaal (zie "De grootte van de lade aanpassen"
op pagina 51).
2. Bu
ig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u het papier in de lade plaatst.
3. Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar onder.
4. Plaats de lade terug in het apparaat.
5. Stel
de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een
document af te drukken.
Zie "De standaardlade en het papier instellen" op pagina 47 voor
informatie over het instellen van de pa
piersoort en het papierformaat.
Controleer als u problemen ondervindt met de papierinvoer of het
papier beantwoordt aan de specificaties van de afdrukmedia.
Probeer het vervolgens door vel per vel in de lade voor
handmatige invoer te plaatsen (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 122).
Afdrukmedia en lade_ 52
Lade voor handmatige invoer
In de lade voor handmatige invoer kunnen speciale typen en formaten
afdrukmateriaal worden geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en
enveloppen. Dit is handig als u maar één pagina wilt afdrukken op papier
met briefhoofd of op gekleurd papier.
Tips voor het gebruik van de handmatige invoer
Als u in uw softwaretoepassing Handmatige invoer selecteert voor
Invoer, moet u op OK drukken telkens wanneer u een pagina
afdrukt. Plaats telkens slechts afdrukmateriaal van één type, formaat
en gewicht in de lade voor handmatige invoer.
Voeg
tijdens het afdrukken geen papier toe als de lade voor
handmatige invoer nog papier bevat. Dit zou papierstoringen kunnen
veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
Plaa
ts afdrukmaterialen met de te bedrukken zijde naar boven en de
bovenrand eerst in de handmatige invoer en zorg ervoor dat het
materiaal in het midden van de lade ligt.
Plaa
ts alleen afdrukmateriaal dat aan de specificaties voldoet. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit (zie
"Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122).
Stri
jk alle vervormingen in briefkaarten, enveloppes en etiketten glad
vooraleer u ze in de lade voor handmatige invoer plaatst.
1. Plaa
ts het papier in de lade voor handmatige invoer.
De stapel papier moet onder de markering blijven.
Vol
g bij het afdrukken op speciaal afdrukmateriaal de
richtlijnen voor het plaatsen van afdrukmateriaal (zie
"Afdrukken op speciale media" op pagina 52).
Als vell
en overlappen bij het afdrukken vanuit de lade voor
handmatige invoer, opent u lade 1, verwijdert u de
overlappende vellen en probeert u opnieuw af te drukken.
Als het pap
ier tijdens het afdrukken niet goed wordt
ingevoerd, duwt u het handmatig naar binnen tot het
automatisch wordt ingevoerd.
2. Druk de pa
pierbreedtegeleiders van de lade voor handmatige invoer
naar elkaar toe en pas ze aan de papierbreedte aan. Oefen niet te
veel druk uit. Het papier kan gaan plooien, waardoor een
papierstoring ontstaat of het papier scheeftrekt.
3. Om vanu
it een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en
start u het afdrukmenu.
4. Op
en Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 58).
5. Klik op he
t tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... en selecteer het juiste papiertype.
Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het
papiertype in op Etiketten.
6. Selecteer
Handmatige invoer bij papierbron en druk vervolgens op
OK.
7. Start het afdrukken vanuit de toepassing.
Als u twee of meer pagina’s wilt afdrukken, plaatst u het volgende
vel nadat de eerste pagina is afgedrukt en klikt u op de knop OK.
Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden afgedrukt.
Afdrukken op speciale media
Onderstaande tabel toont de beschikbare speciale afdrukmedia voor elke
lade.
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens
een vel per keer in te voeren. Controleer hoeveel vellen u maximaal in
elke lade mag plaatsen (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 122).
Types Lade 1
Lade voor
handmatige invoer
Normaal papier
Dik papier
Dun papier
Bankpost
Gekleurd papier
Kaarten
Etiketten
Transparanten
Enveloppen
Voorbedrukt
Katoen
Kringlooppapier
Archiefpapier
(: ondersteund, Blanco: niet ondersteund)
De mediatypes worden getoond in de Vo
orkeursinstellingen voor
afdrukken... Met de optie papiertype kunt u het papiertype instellen dat in
de lade moet worden geplaatst. Deze instelling verschijnt in de
vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Op die manier krijgt u de beste
afdrukkwaliteit. Zo niet, wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet
bereikt.
No
rmaal papier: gewoon papier. Selecteer dit type als u een
zwartwitprinter hebt en afdrukt op papier met een gewicht van 60 tot 90
g/m
2
.
Di
k papier: dik papier van 90 tot 105 g/m
2
.
Du
n papier: dun papier van 60 tot 70 g/m
2
.
B
ankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m
2
.
Ge
kleurd papier: papier met gekleurde achtergrond van 75 tot 90 g/
m
2
.
K
aarten: kaarten van 90 tot 163 g/m
2
.
Etiketten: etiketten van 120 tot 150 g/m
2
.
T
ransparanten: transparanten van 138 tot 146 g/m
2
.
Env
eloppen: enveloppen van 75 tot 90 g/m
2
.
Afdrukmedia en lade_ 53
Voorbedrukt: voorbedrukt papier/papier met briefhoofd van 75 tot 90 g/
m
2
.
Katoen: katoenpapier van 75 tot 90 g/m
2
.
Krin
glooppapier: kringlooppapier van 75 tot 90 g/m
2
.
Als u reeds gebruikt papier in de printer plaatst, kunnen de
afdrukken kreukelen.
Archiefpapier: 70 tot 90 g/m
2
. Selecteer deze optie als u de afdrukken
geruime tijd wilt bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Envelop
Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de
enveloppen.
De hoek voor de postzegel moet zich links bevinden en de kant van de
envelop met de postzegelhoek moet eerst in de printer gaan en moet in het
midden van de handmatige invoer worden geplaatst.
Als de afgedrukte enveloppen kreuken, vouwen of dikke zwarte lijnen
vertonen, opent u de achterklep, duwt u de hendel naar beneden en
probeert u opnieuw af te drukken. Houd de achterklep tijdens het afdrukken
geopend.
1 Hendel
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Ge
wicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan
90 g/m
2
bedragen om te vermijden dat er een papierstoring optreedt.
- On
twerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden
gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en mogen geen
lucht bevatten.
- Pro
bleem: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of
beschadigd zijn.
- Te
mperatuur: u moet enveloppen gebruiken die bestand zijn tegen
de druk en de hitte die tijdens het afdrukproces in het apparaat
ontstaan.
Geb
ruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Geb
ruik geen afgestempelde enveloppen.
Geb
ruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Geb
ruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel voorzien zijn
dat compatibel is met de smelttemperatuur van het apparaat (ongeveer
170 °C gedurende 0,1 seconde). De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Vo
or de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minimaal 15 mm van
de rand van de envelop blijven.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend
transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de
fixeertemperatuur van het apparaat.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
L
aat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het
afdrukken.
L
et op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten achterlaat. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Be
scherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling
aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
Z
org dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om
te vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven
kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar worden gestapeld
terwijl ze worden afgedrukt.
Afdrukmedia en lade_ 54
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u best
uitsluitend etiketten voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de
fixeertemperatuur van het apparaat van ongeveer 170 °C.
- Sc
hikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul
len: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd
en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen.
- Pro
bleem: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Zorg ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal
blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens
het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats
geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Geb
ruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
U kunt met deze printer afdrukken op briefkaarten, kaarten en andere
materialen met aangepaste formaten.
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm en korter dan
127 mm.
Ste
l de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van de afdrukmedia.
Probeer af te drukken naar de klep aan de achterkant (bedrukte zijde
omhoog) als het gewicht groter is dan 160 g/m
2
.
Briefhoofd/voorbedrukt papier
Eenzijdig Dubbelzijdig
Papierlade 1 Voorzijde naar beneden Voorzijde naar boven
Lade voor
handmatige
invoer
Voorzijde naar boven Voorzijde naar beneden
Briefhoofden/voorbedrukt papier moeten afgedrukt worden met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen
uitstoot bij blootstelling gedurende 0,1 seconde aan de
fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw
apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur van ongeveer 170
°C.
D
e inkt op het briefhoofd/voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet beschadigen.
F
ormulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige
verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
Vo
or u het briefhoofd/voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u
of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces
loskomen van het voorbedrukte papier, waardoor de afdrukkwaliteit
afneemt.
Foto
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan
het apparaat beschadigen.
Glanzend
Plaats één vel tegelijk in de lade voor handmatige invoer met de
glanzende zijde naar boven.
Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat:
HP Brochure Paper (product: uitsluitend Q6611A).
Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (A4) voor dit apparaat HP
Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A).
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen op het bedieningspaneel. Deze instellingen hebben
betrekking op de kopieer- en faxmodus. Als u wilt afdrukken vanaf een
computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
toepassingsprogramma dat u op uw computer gebruikt (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven
krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel
werden opgegeven.
Afdrukmedia en lade_ 55
Het papierformaat instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Papierformaat verschijnt en druk op OK.
5. Druk op
de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren en
druk op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste papierformaat te
selecteren.
7. Druk op OK om uw keuze
op te slaan.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Als u een speciaal papierformaat (bijv. factuurpapier) wilt gebruiken,
selecteert u Bewerken... op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
Het papiertype instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Type papier verschijnt en druk op OK.
5. Druk op
de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren en
druk op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste type papier te selecteren.
7. Druk op OK om uw keuze
op te slaan.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
De papierbron instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Kopieerlade of Faxlade verschijnt en
druk op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren.
7. Druk op OK om uw keuze
op te slaan.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
De papieruitvoersteun gebruiken
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak van
de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd
kinderen uit de buurt.
De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de
pa
pieruitvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s worden
uitgelijnd. De uitvoer wordt standaard naar de uitvoerlade gestuurd. Als u de
uitvoerlade wilt gebruiken, moet de achterklep gesloten zijn.
Als u A5-papier gebruikt, moet u de uitvoerlade openklappen om te
vermijden dat de afgedrukte pagina’s geen rechte stapel vormen of
vastlopen.
Papier goed stapelen
Als u het apparaat in een vochtige omgeving gebruikt of afdrukmaterialen
gebruikt die vochtig zijn als gevolg van een hoge luchtvochtigheid, kunnen
de afgedrukte vellen krullen vertonen en worden ze mogelijk niet goed
gestapeld. In dit geval kunt u het apparaat instellen om de Papier stapel. te
gebruiken waarmee de afdrukken goed worden gestapeld. Deze functie zal
de afdruksnelheid echter verlagen.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Papier stapel. verschijnt en druk op OK.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Afdrukmedia en lade_ 56
Afdrukken op een klein papierformaat
Wanneer u op een klein papierformaat afdrukt (bijv. een envelop of een
aangepast papierformaat), kan het niet op de uitvoersteun worden geplaatst
omdat het te klein is.
In dat geval opent u de scaneenheid en h
aalt u de afdruk uit het apparaat.
Vervolgens sluit u de scaneenheid door op de sluitknop van de
scaneenheid te drukken.
Afdrukken_ 57
6.Afdrukken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Eenvoudige afdruktaken
Voorkeursinstellingen openen
Help gebruiken
Speciale kopieerfuncties gebruiken
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
Uw apparaat als standaardapparaat instellen
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Afdrukken in Macintosh
Afdrukken in Linux
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op
Windows XP.
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van
afdrukstand, formaat, bron en type afdrukmedia
Aantal exemp
laren
U kunt bovendien verschillende special
e afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
Het is mogelijk dat een aantal modellen of besturingssystemen een of
meer functies uit de tabel niet ondersteunen.
Printerstuurprogramma
Functie Windows
Optie printerkwaliteit
Boekjes afdrukken
Poster afdrukken
Meerdere pagina’s per vel
Afdruk aan pagina aanpassen
Afdrukken vergroten en verkleinen
Andere lade voor eerste pagina
Watermerk
Overlay
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
(: on
dersteund, Blanco: niet ondersteund)
Eenvoudige afdruktaken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen in Windows,
Macintosh of Linux. De exacte procedure kan verschillen per toepassing.
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet
omdat het afhankelijk is van het gebruikte apparaat. Het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bevat echter vrijwel
dezelfde eigenschappen. Controleer welke besturingssystemen
compatibel zijn met uw apparaat. Zie Compatibiliteit met
besturingssystemen onder Printerspecificaties (zie
"Systeemvereisten" op pagina 33).
Al
s u een optie selecteert in Voorkeurinstellingen verschijnt er
mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken
( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat dit
niet wordt aanbevolen. Het teken
wil zeggen dat u deze optie
niet kunt selecteren vanwege de i
nstellingen of de omgeving van
het apparaat.
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te
drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen.
Eenvoudige afdruktaken in Macintosh (zie "Afdrukken in Macintosh"
op pagina 63).
Eenvoudige afdruktaken in Linux (zie "Afdrukken in Linux" op
pagina 64).
Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Kladblok in Windows XP. Uw venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de
toepassing die u gebruikt.
1. Ope
n het document dat u wilt afdrukken.
2. Se
lecteer Afdrukken... in het menu Bestand. Het venster Afdrukken...
wordt geopend.
Afdrukken_ 58
3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
De basisinstellingen voor het afdrukken, zoals het aantal exemplaren en
het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken...
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het
venster Afdrukken... van de toepassing om de afdrukinstellingen
te wijzigen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
4. Klik in het venster Afdrukken... op OK of Afdrukken... om de
afdruktaak te starten.
Als u Windows Internet Explorer gebruikt kunt u met Samsung
AnyWeb Print bovendien tijd besparen bij het maken of afdrukken
van schermopnamen. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung
Printers > Samsung AnyWeb Print > Download the latest version
om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt
downloaden.
Een afdruktaak annuleren
Als de afdruktaak in de wachtrij of afdrukspooler is opgenomen, kunt u de
afdruktaak als volgt annuleren:
1. Klik op het me
nu Start in Windows.
2. In
Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In
Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In
Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
In W
indows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. In Windows 2000, XP, 2003 en Vista dubbelklikt u op uw apparaat.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met de
rechtermuiskno
p op het pictogram van uw printer en selecteert u See
what’s printing in het snelmenu.
Als bij het item See what’s printing het teken staat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
4. Selecteer
Annuleren in het menu Document.
Dit venster is eveneens toegankelijk door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) in het systeemvak van Windows.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop/
Cl
ear op het bedieningspaneel.
Voorkeursinstellingen openen
U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bekijken.
1. Ope
n het document dat u wilt afdrukken.
2. Kies Afdru
kken... in het menu Bestand. Het venster Afdrukken... wordt
geopend.
3. Se
lecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4. Klik op Eig
enschappen of Voorkeursinstellingen.
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met behulp van de optie Vooraf ingest. die op ieder tabblad
Voorkeursinstellingen behalve op het tabblad Samsung verschijnt, kunt u
de huidige voorkeursinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan Voo
raf ingest.:
1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2. T
yp in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze instellingen.
Afdrukken_ 59
3. Klik op Toevoegen. Als u instellingen opslaat onder Vooraf ingest.,
worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u op Toevoegen klikt, verandert de knop Toevoegen in de knop
Wijzigen. Selecteer meer opties en klik op Wijzigen. De instellingen
worden toegevoegd aan de Vooraf ingest.
Om de opgeslagen instelling te gebruiken, kiest u het uit de
verv
olgkeuzelijst Vooraf ingest. De printer is nu ingesteld om af te drukken
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om de opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u ze uit de
verv
olgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op Wissen.
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook
h
erstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de vervolgkeuzelijst
Vooraf ingest.
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op
een optie waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met
informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een sleutelwoord, klikt u op
het tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en voert u een sleutelwoord in op de invoerregel van de optie
Help. Voor meer informatie over verbruiksartikelen,
stuurprogramma-updates, registratie enzovoort, klikt u op de
overeenkomstige knoppen.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer:
"Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken" op pagina 59.
"Posters afdrukken" op pagina 59.
*** 'Boekjes afdrukken (handmatig)' on page 60 ***.
"Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)" op pagina 60.
"Het afdrukpercentage van uw do
cument wijzigen" op pagina 60.
"Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op
pagina 60.
"Watermerken gebruiken" op pagina 61.
"Overlay gebruiken" op pagina 61.
"Geavanceerde opties" op pagina 62.
Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u
meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s verkleind en in de
door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s
afdrukken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
2. Kl
ik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina’s per vel in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Selectee
r in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u
per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16).
4. Se
lecteer indien nodig de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde.
5. Als u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken, selecteert u
Paginakaders afdrukken.
6. Kl
ik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
7. Klik op OK of Afdru
kken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 4, 9
of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt kleven om er zo
een poster van te maken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
2. Kl
ik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Selecteer de gewenste paginaopmaak.
Specificatie van de paginaopmaak:
Poste
r 2x2: het document wordt vergroot en wordt over 4 pagina’s
verdeeld.
Poste
r 3x3: het document wordt vergroot en wordt over 9 pagina’s
verdeeld.
Poste
r 4x4: het document wordt vergroot en wordt over 16 pagina’s
verdeeld.
4. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in
millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het
tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te
kunnen kleven.
5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
6. Klik op OK of Afdru
kken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
7. U
kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven.
Afdrukken_ 60
Boekjes afdrukken (handmatig)
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier
afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte
papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van
het formaat Letter, Legal, A4, Us Folio of Oficio.
8
9
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
2. Klik op het ta
bblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Klik op het ta
bblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle
papierformaten. Om na te gaan welke papierformaten voor deze
functie beschikbaar zijn, selecteert u het beschikbare
papierformaat in de optie Formaat van het tabblad Papier.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze
optie moge
lijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen
beschikbaar papier (papier waarbij geen
of staat).
4. Klik op OK of Afdr
ukken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
5. Vervolge
ns kunt u de pagina’s vouwen en nieten.
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (dubbelzijdig). Voor u
afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U
kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4,
US Folio of Oficio (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 122).
Wij raden aan om niet af te drukken op beide zijden van speciaal
afdrukmateriaal, zoals etiketten, enveloppen of dik papier. Het kan
een papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen.
1. Als u
de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
2. Klik op het ta
bblad Geavanceerd.
3. Selecteer
in de sectie Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) de
gewenste bindoptie.
Ge
en
La
nge zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor
boekbinden.
Korte zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor kalenders.
4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
5. Klik op OK of Afdru
kken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak
handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere pagina van
het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner
wordt afgedrukt. Dat doet u door het gewenste percentage in te voeren.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
2. Kl
ik op het tabblad Papier.
3. Geef in het invoervak Percentage de schaa
lfactor op.
U kunt ook op de pijl-omhoog/omlaag klikken om de schaalfactor te
se
lecteren.
4. Se
lecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdru
kken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
Een document aan een bepaald papierformaat
aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst
papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Dit kan nuttig zijn als
u de details van een klein document wilt bekijken.
A
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
2. Kl
ik op het tabblad Papier.
3. Se
lecteer het gewenste papierformaat in Aanpassen aan
papierformaat.
4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdru
kken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
Afdrukken_ 61
Watermerken gebruiken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document. U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote grijze letters "CONCEPT"
of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s
afdrukken.
Er zijn verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat
worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u kunt er nieuwe
aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58).
2. Klik op he
t tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste
watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3. Klik op OK of
Afdrukken... tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Een watermerk maken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58).
2. Sele
cteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
keuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt
geopend.
3. Voer tekst in het vak Te
kst watermerk in. U kunt tot 256 tekens
invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.
Als u het selectievakje A
lleen eerste pagina inschakelt, wordt het
watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4. Wa
termerkopties selecteren.
U kunt de naam, stijl, grootte en
grijswaarde van het lettertype
selecteren in de sectie Tekenstijl en de hoek van het watermerk
instellen in de sectie Hoek watermerk.
5. Klik op T
oevoegen om een nieuw watermerk aan de lijst Huidige
watermerken toe te voegen.
6. Na de
bewerking klikt u op OK of Afdrukken... tot het venster
Afdrukken... wordt afgesloten.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u Geen in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
Een watermerk bewerken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58).
2. Klik op he
t tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer in het
vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4. Klik op W
ijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
5. Klik op OK of
Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
Een watermerk verwijderen
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58).
2. Klik op het ta
bblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer
in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
verwijderen en klik op de knop Wissen.
4. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
Overlay gebruiken
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de
computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een
willekeurig document kunnen worden afgedrukt. Overlays worden vaak
gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met een
briefhoofd. In plaats van een voorbedrukt briefhoofd kunt u een overlay
samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het
briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt
briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt gewoon de overlay
met het briefhoofd af op uw document.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay maken met uw logo of met een afbeelding.
1. Ma
ak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de
overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies
op de plaats staat waar deze als overlay moet worden afgedrukt.
2. Ga na
ar de Voorkeursinstellingen als u het document als een
overlay wilt opslaan (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
3. Klik op het ta
bblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken wordt
geopend.
4. Klik in het venster Ove
rlay bewerken op Maken.
5. Typ in
het venster Opslaan als een naam van maximaal acht tekens
in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map waarin u
het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map
C:\Formover.
6. Klik op Op
slaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
7. Klik op OK of Afdr
ukken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
8. Het bestan
d wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de vaste
schijf van uw computer.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat
van het document dat u met de overlay afdrukt. Maak geen overlay
met een watermerk.
Afdrukken_ 62
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt, kan deze met uw document worden
afgedrukt. Dit doet u als volgt:
1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58).
3. Klik op het tabblad Geavanceerd.
4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst Tekst voorkomt,
selecteert u Bewerken... uit de lijst en klikt u op Laden. Selecteer
het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster
Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays.
6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor
afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens
als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster
waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw
document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is
geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document
afgedrukt.
7. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die
van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Een paginaoverlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het
tabblad Geavanceerd.
2. Selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Overlay.
3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
4. Klik op Wissen.
5. Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt
gevraagd, klikt u op Ja.
6. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
Geavanceerde opties
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit.
Als de optie is uitgegrijsd of niet wordt weergegeven, is ze niet van
toepassing voor de printertaal die u gebruikt.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
2. Klik op het tabblad Grafische elementen.
Raadpleeg de online Help voor iedere optie uit
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Lettertype/tekst: selecteer Tekst donkerder maken om teksten
donkerder af te drukken dan op een normaal document. Gebruik
Alle tekst zwart om alles in het zwart af te drukken, ongeacht de
kleuren op het scherm.
Tonerspaarstand: als u deze optie selecteert, gaat de
tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina
zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
- Aan: selecteer deze optie als u wilt dat de printer minder toner
per pagina verbruikt.
- Uit: selecteer deze optie als u geen toner wilt besparen bij het
afdrukken van documenten.
3. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt
afgesloten.
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. Als u Windows XP/2003/2008/Vista gebruikt, selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in het snelmenu.
Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken
staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de
geselecteerde printer selecteren.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6. Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
Uw apparaat als standaardapparaat instellen
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Selecteer uw apparaat.
4. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaardprinter instellen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2
Als bij het item Als standaardprinter instellen het teken staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
Afdrukken_ 63
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1. Sc
hakel het selectievak Naar bestand in het venster Afdrukken... in.
2. Klik op Afdrukken...
3. Voer het doel
pad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert, wordt het bestand
automatisch opgeslagen in Mijn documenten.
Afdrukken in Macintosh
In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u moet afdrukken in Macintosh. U
moet de afdrukomgeving instellen voor u gaat afdrukken.
Verbon
den via USB (zie "Macintosh" op pagina 35).
Verbon
den met een netwerk (zie "Macintosh" op pagina 42).
Een document afdrukken
Als u afdrukt vanaf een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u
gebruikt de instelling van het printerstuurprogramma controleren. Volg de
onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1. Ope
n het document dat u wilt afdrukken.
2. Ope
n het menu Archief en kies Pagina-instelling...
3. Selectee
r papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg
ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4. Open het menu Archief en klik op Druk af.
5. Kies he
t gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6. Klik op Druk a
f.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties van uw printer gebruiken.
Open een toepassing en selecteer Dr
uk af in het menu Archief. De
printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven, is
afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is
afgezien van de naam vergelijkbaar met het volgende.
De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer en de Mac
OS-versie.
U
w venster Voorkeursinstellingen kan verschillen, afhankelijk van
uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.
Het volgende venster is het eerste venster dat u ziet wanneer u het
pri
ntereigenschappenvenster opent. Selecteer andere geavanceerde
functies in de keuzelijst.
Lay-out
Op het tabblad Lay-out vindt u opties waarmee u de afdruklay-out van
het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één vel
papier afdrukken. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst onder
Richting om toegang te krijgen tot de volgende functies.
Pa
gina’s per vel: hier kunt u opgeven hoeveel pagina’s op één vel
worden afgedrukt (zie "Meerdere pagina’s op één vel papier
afdrukken" op pagina 64).
Lay
-outrichting: hier kunt u de afdrukrichting op een pagina
selecteren, vergelijkbaar met de voorbeelden op de
gebruikersinterface.
Rand: hiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader
afdrukken.
Ke
er paginarichting om: hiermee kunt u het papier 180 graden
draaien.
Grafisch
Het tabblad Grafisch bevat opties voor de selectie van de Resolutie.
Selecteer Grafisch in de vervolgkeuzelijst onder Richting om toegang
te krijgen tot de grafische functies.
Reso
lutie (Kwaliteit): met deze optie stelt u de afdrukresolutie in.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het iets
langer duren voordat het document is afgedrukt.
Papier
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Papier Type het type papier dat zich
bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Op die manier krijgt
u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst,
moet u het overeenkomstige papiertype selecteren.
Afdrukken_ 64
Printerinstelling
Op het tabblad Printerinstelling vindt u opties voor de
Tonerbesparingsmodus. Kies Printerinstelling iin de
vervolgkeuzelijst onder Richting om toegang te krijgen tot de volgende
functies:
To
nerbesparingsmodus: als u deze optie selecteert, gaat de
tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina
zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
- Aa
n: selecteer deze optie als u wilt dat de printer minder toner
per pagina verbruikt.
- Uit: sel
ecteer deze optie als u geen toner wilt besparen bij het
afdrukken van documenten.
Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1. Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Archief.
2. Selecteer
Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting. Selecteer in de
vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel
papier wilt afdrukken.
3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
4. Klik op Druk af waarna
de printer het aantal pagina’s afdrukt dat u op
één vel papier wilt afdrukken.
Afdrukken in Linux
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). Met uw printer kunt u vanuit al deze
toepassingen afdrukken.
1. Ope
n een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2. Selecteer
rechtstreeks Print via lpr.
3. In he
t venster LPR GUI selecteert u uw model in de lijst met printers en
klikt u op Properties.
4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster verschijnen.
General: op dit tabblad kunt u het papierformaat en -type alsook de
afdrukstand van de documenten wijzigen. U kunt dubbelzijdig
afdrukken, scheidingspagina’s toevoegen aan het begin en op het
einde, en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Tex
t: op dit tabblad kunt u de paginamarges opgeven en tekstopties
instellen, zoals regelafstand en kolommen.
G
raphics: op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het
afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of
positie van de afbeelding.
Adv
anced: op dit tabblad kunt u de afdrukresolutie, het papier, de
papierbron en speciale afdrukfuncties instellen.
Als een optie is uitgegrijsd, wordt die optie niet ondersteund.
5. Klik op Apply o
m de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6. Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
7. Het venst
er Printing verschijnt, waarin u de status van de afdruktaak
kunt controleren.
Klik op Can
cel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode toe te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U
werkt dan met het CUPS lpr-programma. Maar de stuurprogrammareeks
beschikt over een veel gebruikersvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1. T
yp lpr <bestandsnaam> op de opdrachtregel van de Linux-shell en
druk op Enter. Het venster LPR GUI verschijnt.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijn
t eerst het venster
Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en
klik op Open.
2. In he
t venster LPR GUI selecteert u uw printer uit de lijst en wijzigt u de
eigenschappen van de afdruktaak.
3. Klik op OK om het afd
rukken te starten.
Afdrukken_ 65
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1. Ope
n Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Prin
ters configuration.
2. Selectee
r uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3. Het ve
nster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
Ge
neral: op dit tabblad kunt u de locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in
de printerlijst in Printers configuration.
Co
nnection: op dit tabblad kunt u een andere poort bekijken of
selecteren. Als u de printerpoort van USB wijzigt in parallel of
omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de printerpoort op
dit tabblad opnieuw configureren.
Drive
r: op dit tabblad kunt u een ander apparaatstuurprogramma
bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van
het apparaat wilt instellen.
Jo
bs: op dit tabblad kunt u de lijst met afdruktaken weergeven. Klik
op Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het
selectievakje Show completed jobs in voor een lijst met eerder
opgegeven afdruktaken.
Class
es: op dit tabblad ziet u tot welke klasse uw apparaat behoort.
Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een
bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat
wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4. Klik op OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer
Properties.
Kopiëren_ 66
7.Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Normaal kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
Time-out voor kopiëren instellen
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat.
(Zie "Functies per model" op pagina 26.)
Normaal kopiëren
Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het kopiëren van
originelen.
1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Op de glasplaat van de scanner" op pagina 49 of "In de
automatische documentinvoer" op pagina 50.)
3. Pas
de instellingen voor elk exemplaar aan, bijvoorbeeld Verkl./vergr.,
Tonersterkte, Oorspr. type enzovoort (zie "De instellingen per kopie
wijzigen" op pagina 66).
4. Voer ind
ien nodig met behulp van de pijl of het numerieke toetsenbord
het aantal kopieën in.
5. Druk op Start op het bed
ieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Druk op Stop/Clear op het bedieningspaneel om de huidige
kopieertaak te annuleren.
De instellingen per kopie wijzigen
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u
snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de
kopieerfunctietoetsen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie
wijzigen.
Als u op Stop/Clear drukt tijdens het instellen van de kopieeropties
worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld
geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld nadat het
apparaat het kopiëren heeft voltooid.
De tonersterkte wijzigen
Als er vlekken en donkere afbeeldingen op uw origineel staan, kunt u de
helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op
de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
5. Druk o
p de pijl-links/rechts tot de gewenste contrastmodus verschijnt en
druk op OK.
Licht: geschikt voor donkere originelen.
Lichtste: g
eschikt voor donkerdere originelen.
Nor
maal: geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Don
ker: geschikt voor lichte originelen.
Don
kerste: geschikt voor lichtere originelen of onduidelijke
potloodaantekeningen.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Het type origineel selecteren
De instelling type origineel geeft u de mogelijkheid om het soort document
te selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt. zo krijgt u een
optimale kopieerkwaliteit.
1. Dr
uk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Oorspr. type verschijnt en druk op OK.
5. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste modus verschijnt en druk op
OK.
Tek
st: gebruik deze optie voor originelen die voornamelijk uit tekst
bestaan.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s
bevatten.
Fo
to: gebruik deze optie voor foto’s.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Kopieën vergroten of verkleinen
U kunt originelen tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten als u ze vanaf
de glasplaat van de scanner kopieert. Documenten die u via de
automatische documentinvoer kopieert, kunt u tot 25% verkleinen en tot
100% vergroten.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde
kopieerformaten:
1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu
op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Verkl./vergr. verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pij
l-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en
druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Kopiëren_ 67
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks
de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op he
t bedieningspaneel.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de
pijl-links/rechts tot Verkl./vergr. verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de
pijl-links/rechts tot Aangepast verschijnt en druk op OK.
6. Voer met
behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke
toetsenblok het gewenste kopieerformaat in. Houd de pijl-links/
rechts ingedrukt om snel naar het gewenste nummer te bladeren.
7. Druk op OK
om uw keuze op te slaan.
8. Druk op Stop
/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op de kopie
zwarte lijnen verschijnen.
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
De kopieeropties, inclusief helderheid, type van het origineel,
kopieerformaat, sorteren en het aantal kopieën kunnen ingesteld worden op
de meest gebruikte instellingen. Bij het kopiëren van documenten worden
deze standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast met de
desbetreffende toetsen op het bedieningspaneel.
1. Druk op
(Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk
op OK.
7. Herhaal stappen 5 en 6 tot u klaar bent.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear
drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de
standaardinstellingen hersteld.
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
Identiteitskaart kopiëren
Uw apparaat kan tweezijdig bedrukte originelen op één vel A4-, Letter-,
Legal-, Folio-, Executive-, B5-, A5-, of A6-papier afdrukken.
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
pa
pier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder het
origineel te verkleinen. Deze functie is met name handig voor het kopiëren
van kleine documenten zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
H
et formaat van dubbelzijdige originelen moet kleiner zijn dan A5
om te vermijden dat een deel niet wordt gekopieerd.
1. Dr
uk op ID Copy op het bedieningspaneel.
2. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op
het display.
3. Pl
aats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder zoals
aangegeven door de pijlen, en sluit het deksel van de scanner.
4. Druk op OK op het bedieningspaneel.
Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display verschijnt
Pl
aats achterz. en druk op Start.
5. Ke
er het origineel om, plaats het op de glasplaat zoals aangegeven door
de pijlen en sluit het scannerdeksel.
6. Druk op OK op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u niet op de knop OK drukt, wordt enkel de voorzijde
gekopieerd.
Al
s u op Stop/Clear drukt, annuleert het apparaat de kopieertaak
en keert het terug naar gereedmodus.
Kopiëren_ 68
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)
Hiermee worden de originele afbeeldingen verkleind en worden 2 of 4
pagina’s afgedrukt op één vel papier.
1 2
1 2
3 4
1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op
de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot 2 op 1 vels/vel of 4 op 1 vels/vel
verschijnt en druk op OK.
6. Als Ja verschijnt, drukt u op OK.
7. Druk op Start op het bed
ieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met Verkl./vergr. voor de
functie Pagina's/vel.
Poster kopiëren
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. U kunt de afgedrukte pagina’s aan
elkaar kleven om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert.
1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op
de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Poster kopier. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
7. Druk op Start op het bed
ieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De delen worden een voor een
ingescand en afgedrukt in deze volgorde:
Klonen
De originele afbeelding wordt meerdere keren afgedrukt op één pagina. Het
aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de
grootte van het origineel en het papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert.
1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en druk op OK.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK.
6. Als
Ja verschijnt, drukt u op OK.
7. Dr
uk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
U kunt het kopieerformaat niet instellen met Verkl./vergr. voor de
functie Meer op 1 vel.
Achtergrondafbeeldingen wissen
Deze functie is handig als u originelen kopieert die kleuren op de
achtergrond bevatten, bijvoorbeeld in kranten of catalogi.
1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK.
4. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
5. D
ruk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
Uit:
hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: op
timaliseert de achtergrond.
Verb
eteren: hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond.
Wisse
n: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Dr
uk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Kopiëren_ 69
De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u
bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, krijgt
u eerst één volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document en
vervolgens een tweede volledige kopie.
1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Plaats de o
riginelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. U kunt
ook één origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van
de scanner plaatsen.
3. Druk op OK en
voer het aantal kopieën in met behulp van de pijl-links/
rechts of het numerieke toetsenblok.
4. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Kopieen sort. verschijnt en druk op OK.
8. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK.
Aan: hiermee drukt u de pagina’s gegroepeerd af in dezelfde
volg
orde als het origineel.
Uit: hiermee drukt u af en sorteert u het resultaat in stapels van
afzonderlijke pagina’s.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
10. Druk op Start om
te beginnen kopiëren.
Een document wordt telkens volledig afgedrukt voordat het volgende
exempla
ar wordt afgedrukt.
Time-out voor kopiëren instellen
U kunt instellen hoelang het apparaat moet wachten vooraleer de
standaardinstellingen worden hersteld als u niet direct na het aanpassen
van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met kopiëren.
1. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Time-out verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt.
Als u Uit
selecteert, zal het apparaat de standaardinstellingen niet
herstellen tot u op Start drukt om te beginnen kopiëren of op Stop/Clear
om te annuleren.
6. Druk op OK om uw keuze
op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Scannen_ 70
8.Scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basis scannen
Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.)
Samsung Scanbeheer gebruiken
Scannen met TWAIN-compatibele software
Scannen met het WIA-stuurprogramma
Scannen in Macintosh
Scannen in Linux
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de
bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en wat u scant,
mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral niet
met een hogere resolutie.
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat.
(Zie "Functies per model" op pagina 26.)
Basis scannen
U kunt de originelen met uw apparaat scannen via een USB-kabel of via het
netwerk.
Samsung Scanbeheer: scan de originelen via het bedieningspaneel.
De ingescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map
Mijn documenten op de verbonden computers. Als u alle software op
de bijgeleverde cd installeert, wordt Samsung Scanbeheer automatisch
op uw computer geïnstalleerd. U kunt deze functie gebruiken via de
lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie "Samsung Scanbeheer
gebruiken" op pagina 71).
TW
AIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als
u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing gestart
zodat u het scanproces kunt beheren. U kunt deze functie gebruiken via
de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie "Scannen met
TWAIN-compatibele software" op pagina 72).
SmarThru: dit programma wordt standaard geleverd bij uw apparaat. U
kunt
dit programma gebruiken voor het scannen van afbeeldingen of
documenten. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of
de netwerkverbinding (zie "SmarThru" op pagina 92).
WI
A: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer rechtstreeks met het apparaat zijn
verbonden via een USB-kabel (zie "Scannen met het
WIA-stuurprogramma" op pagina 72).
Originelen inscannen en naar uw computer
verzenden (Naar pc scan.)
U kunt met het apparaat een afbeelding inscannen met behulp van het
programma Samsung Scanbeheer dat geïnstalleerd is op uw computer die
met het netwerk is verbonden.
Voor een via USB aangesloten apparaat
Dit is een basisscanmethode voor een apparaat dat via USB is verbonden.
1. Z
org ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.)
3. Dr
uk op (Scannen) op het bedieningspaneel.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Naar pc scan. verschijnt en druk op OK.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Lokale comp. verschijnt en druk op OK.
Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de
poortverbinding.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste toepassing verschijnt en
druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mi
jn documenten.
Om de map waarin het ingescande bestand is opgeslagen toe te
voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe
of verwijdert u het in Samsung Scanbeheer > Eigenschappen >
De knop Scan instellen.
7. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk
op OK.
Reso
lutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Scan
kleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in.
Scan
indeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen.
Scan
formaat: hiermee stelt u de afbeeldingsgrootte in.
Scanindeling verschijnt alleen als u de scanbestemming hebt
ingesteld op Mijn documenten.
Als u met de standaardinstelling wilt scannen, drukt u op Start.
8. H
et scannen begint.
De ingescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de
computer.
Me
t het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scanbeheer.
U kunt ook scannen door te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel
scannen in Windows.
Scannen_ 71
Met een op een netwerk aangesloten apparaat
Zorg ervoor dat het printerstuurprogramma vanaf de software-cd op uw
computer wordt geïnstalleerd; het scanprogramma maakt immers deel uit
van het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma voor verbinding
met een bedraad netwerk of voor aansluiting via USB installeren" op
pagina 41).
1. Controle
er of uw apparaat en de computer verbonden zijn met een
netwerk en dat Samsung Scanbeheer op de computer is geïnstalleerd.
2. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
3. Druk op
(Scannen) op het bedieningspaneel.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Naar pc scan. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Netwerkcomp. verschijnt en druk op OK.
Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de
poortverbinding.
6. Selecteer uw geregistreerd computer-Id en voer indien nodig het
Wachtwoord in.
Id heeft dezelfde id als de geregistreerde Computer-id voor
Samsung Scanbeheer.
Wachtwoord is het 4-cijferige geregistreerde Wachtwoord
voor Samsung Scanbeheer.
7. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste toepassing verschijnt en
druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
Om de map waarin het ingescande bestand is opgeslagen toe te
voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe
of verwijdert u het in Samsung Scanbeheer > Eigenschappen >
De knop Scan instellen.
8. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk
op OK.
Res
olutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Scan
kleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in.
Scanin
deling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen.
Scan
formaat: hiermee stelt u de afbeeldingsgrootte in.
Scanindeling verschijnt alleen als u de scanbestemming hebt
ingesteld op Mijn documenten.
Als u met de standaardinstelling wilt scannen, drukt u op Start.
9. Het scan
nen begint.
De ingescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de
computer.
Met
het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scanbeheer.
U kunt ook scannen door te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel
scannen in Windows.
Samsung Scanbeheer gebruiken
Als u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, werd ook het
programma Samsung Scanbeheer geïnstalleerd. Start het programma
Samsung Scanbeheer voor meer informatie over dit programma en over de
status van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma. Met dit programma
kunt u de scaninstellingen wijzigen en mappen waarin de gescande
documenten op uw computer worden opgeslagen toevoegen of verwijderen.
Het programma Samsung Scanbeheer kan alleen onder Windows en
Macintosh worden gebruikt. Zie "Scaninformatie instellen in
Scanbeheer" op pagina 73 als u Macintosh gebruikt.
1. In he
t menu Start klikt u op Configuratiescherm > Samsung
Scanbeheer.
U kunt Samsung Scanbeheer openen door met uw
rechtermuisknop te klikken op het pictogram van Smart Panel in
de taakbalk van Windows en Scanbeheer te selecteren.
2. Se
lecteer het gewenste apparaat in het venster Samsung Scanbeheer.
3. Klik op Eig
enschappen.
4. Op het ta
bblad De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen
toevoegen of verwijderen.
Op het tabblad Po
ort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het
scanapparaat wijzigen.
5. Klik op OK als u klaar bent met de instellingen.
Het tabblad De knop Scan instellen
Scanbestemming
Lijst met beschikbare bestemmingen: toont de lijst met
toepassingen die momenteel zijn gekoppeld aan gescande
afbeeldingen in het register van de computer. Selecteer het
programma dat u wilt gebruiken, klik op de pijl-rechts en voeg het toe
aan Lijst met bestemmingen op het voorpaneel.
Li
jst met bestemmingen op het voorpaneel: hiermee wordt de
lijst met toepassingen getoond waarmee de ingescande afbeelding
kan worden geopend.
To
epassing toevoegen: hiermee voegt u de toepassing die u wilt
gebruiken toe aan de Lijst met beschikbare bestemmingen.
To
epassing verwijderen: hiermee kunt u een item verwijderen dat
door de gebruiker werd toegevoegd aan de Lijst met beschikbare
bestemmingen.
Scannen_ 72
Bestandsindeling: hiermee kunt u de bestandsindeling kiezen van
de ingescande gegevens die opgeslagen moeten worden. U hebt de
keuze uit BMP, JPEG, PDF en TIFF.
Scaneigenschappen
Computer-id: geeft de status van uw computer weer.
Doelmap: hiermee kunt u de locatie van de standaard opslagmap
kiezen.
Res
olutie: hiermee kunt u de scanresolutie instellen.
Scan
kleur: hiermee kunt u de scankleur instellen.
Scan
formaat: hiermee kunt u het scanformaat instellen.
ADI,
dubbelzijdig: hiermee worden automatisch beide zijden
gescand. Als uw model deze optie niet ondersteunt, wordt ze
uitgegrijsd.
Voo
rbeeld weergeven: door dit vak in te schakelen, kunt u een
voorbeeld van de toegepaste scanopties bekijken. U kunt de opties
wijzigen voor het scannen.
Standaard: hiermee kunt u terugkeren
naar de standaardopties.
Het tabblad Poort wijzigen
Lokale scanner
Selecteer dit als uw apparaat via een USB- of LPT-poort is verbonden.
Netwerkscanner
Selecteer dit als uw apparaat via een netwerkpoort is verbonden.
Au
tomatische detectie op het netwerk: hiermee wordt uw
apparaat automatisch gedetecteerd.
IP
-adres: voer het IP-adres van uw apparaat in om uw apparaat te
detecteren.
Scannen met TWAIN-compatibele software
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze
TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop.
Volg onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-compatibele
software.
1. Zorg
ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.)
3. Ope
n een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop.
4. Ope
n het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5. Sca
n uw afbeelding in en sla ze op.
Scannen met het WIA-stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA (Windows Image
Acquisition)-stuurprogramma voor het scannen van afbeeldingen. WIA is
één van de standaardonderdelen van Microsoft Windows XP en werkt met
digitale camera’s en scanners. In tegenstelling tot het
TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-stuurprogramma zonder
aanvullende software gemakkelijk afbeeldingen scannen en bewerken.
Het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows XP/Vista en
via een USB-poort.
Windows XP
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.)
3. Klik op St
art en kies Configuratiescherm > Scanners en camera's.
4. D
ubbelklik op het pictogram van het scannerstuurprogramma. De
Wizard Scanner en camera verschijnt.
5. Klik op Volgende.
6. Stel
de optie in het venster Kies Scanvoorkeuren in en klik op
Voorbeeld om te zien welke gevolgen ingestelde opties hebben voor uw
afbeelding.
7. Klik op Volgende.
8. Gee
f een naam op voor de afbeelding en selecteer de bestandsindeling
en de map waarin u de afbeelding wilt opslaan.
9. U
w foto is naar uw computer gekopieerd. Kies een van de opties op het
scherm.
10. Klik op Volgende.
11. Klik op Voltooien.
Windows Vista
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.)
3. Klik op St
art en kies Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Scanners en camera's.
4. D
ubbelklik op Een document of foto scannen. De toepassing
Windows Faxen en scannen wordt gestart.
U kunt op Scanners en camera's weergeven klikken om de
scanners weer te geven.
Als het bericht Een document of foto scannen niet verschijnt,
opent u het programma Paint van Microsoft en klikt u in het
menu Bestand op Van scanner of camera...
Scannen_ 73
5. Klik op Nieuwe scan. Het scannerstuurprogramma verschijnt.
6. Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke
invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
7. Klik op Scannen.
Als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op de knop Annuleren in de
Wizard Scanner en camera.
Windows 7
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.)
3. Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Apparaten en printers.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
apparaatstuurprogramma in Printers en faxapparaten en kies Scan
starten. De toepassing Nieuwe scan verschijnt.
5. Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke
invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
6. Klik op Scannen.
Scannen in Macintosh
U kunt documenten scannen met behulp van het programma Fotolader.
Macintosh omvat het programma Fotolader.
Scannen met USB
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.)
3. Start Programma’s en klik op Fotolader.
Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen van
afbeeldingen aangesloten verschijnt, maakt u de USB-kabel los
en verbindt u hem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan,
raadpleegt u de help bij Fotolader.
4. Stel de scanopties in dit programma in.
5. Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Voor meer informatie over het gebruik van Fotolader raadpleegt u
de helpfunctie van Fotolader.
Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te
passen.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
De scanprocedures kunnen verschillen afhankelijk van de met
TWAIN compatibele software die wordt gebruikt. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de software.
Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS X 10.3.9
of hoger en in Mac OS X 10.4.7 of hoger.
Scannen via netwerk
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.)
3. Start Programma’s en klik op Fotolader.
4. Voor Mac OS X 10.4-10.5
Klik achtereenvolgens op Apparaten en Blader door apparaten…
Voor Mac OS X 10.6
Selecteer uw apparaat onder GEDEELD. Ga door met stap 7.
5. Voor Mac OS X 10.4:
Selecteer uw apparaat bij de optie TWAIN-apparaten. Controleer of het
selectievakje naast Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld en klik
op Verbind.
Klik op Poort wijzigen om een poort te selecteren als er een
waarschuwingsmelding verschijnt.
Als TWAIN UI op het Voorkeuren verschijnt, klikt u op Poort
wijzigen om de poort te selecteren.
Raadpleeg Scanbeheer voor het gebruik van Poort wijzigen
(zie
"Scaninformatie instellen in Scanbeheer" op pagina 73).
Voor Mac OS X 10.5:
Controleer of het selectievakj Verbonden naast uw apparaat is
ingeschakeld is in Bonjour-apparaten.
Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande stappen
voor Mac OS X 10.4.
6. Stel de scanopties in dit programma in.
7. Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Voor Mac OS X 10.3: gebruik TWAIN-compatibele software.
Voor meer informatie over het gebruik van Fotolader raadpleegt u
de helpfunctie van Fotolader.
Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te
passen.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
De scanprocedures kunnen verschillen afhankelijk van de met
TWAIN compatibele software die wordt gebruikt. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de software.
Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Fotolader werkt correct onder Mac OS X
10.4.7 of hogere versies.
Scaninformatie instellen in Scanbeheer
Voor meer informatie over het programma Scanbeheer, om de toestand
van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma te controleren, om
scaninstellingen te wijzigen en om bestanden waarin ingescande
documenten worden bewaard in het programma Scanbeheer toe te
voegen of te verwijderen, volgt u deze instructies:
1. Klik op Scanbeheer in het menu Smart Panel in de statusbalk.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Scanbeheer.
3. Klik op Eigenschappen.
4. Gebruik De knop Scan instellen om de bestemming van het
bestand of de scaninstellingen te wijzigen, toepassingen toe te
voegen of te verwijderen en bestanden te formatteren. Via Poort
wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen.
5. Klik op OK wanneer u klaar bent.
Scannen_ 74
Scannen in Linux
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
Scannen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
2. Klik op de kno
p om over te schakelen naar Scanners configuration.
3. Selectee
r de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat gebruikt en als dit apparaat
aangesloten is op de computer en aan staat, verschijnt uw scanner in de
lijst en wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn a
angesloten op de computer, kunt u
voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een
document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede
scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak
tegelijkertijd starten.
4. Klik op Pro
perties.
5. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.)
6. Klik in het venster Sc
anner Properties op Preview.
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de
afbeel
ding in het Preview Pane.
7. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het
Preview Pane.
8. W
ijzig de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area.
I
mage Quality: hier kunt u de kleurcompositie en scanresolutie voor
de afbeelding selecteren.
Scan
Area: hier kunt u het paginaformaat selecteren. Klik op de
knop Advanced als u het paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u een van de vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, selecteert
u de optie in de vervolgkeuzelijst Job Type (zie "Instellingen voor
taaktypes toevoegen" op pagina 74).
Klik op Default om de sta
ndaardinstelling voor de scanopties te
herstellen.
9. Klik op Scan om te beginnen scannen als u alle opties hebt ingesteld.
Links onderaan in het venster verschijnt
de statusbalk die de voortgang
van het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren, klikt u
op Cancel.
10. D
e ingescande afbeelding verschijnt.
Op de werkbalk vindt u diverse functies voor he
t bewerken van de
gescande afbeelding (zie "Image Manager gebruiken" op pagina 75).
11. Als u klaar bent, klikt u op Save op de werkbalk.
12. Se
lecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan, en voer de
bestandsnaam in.
13. Klik op Save.
Instellingen voor taaktypes toevoegen
U kunt uw scaninstellingen opslaan om ze opnieuw te gebruiken.
Zo slaat u een nieuw taaktype op:
1. Wijzig de opties in het venster Scanner Properties.
2. Klik op Save
As.
3. Voer een
naam in voor de gekozen instellingen.
4. Klik op OK.
De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst Saved
Settings.
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1. Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst Job Type.
2. De volge
nde keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn
de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de
scantaak.
Scannen_ 75
U verwijdert een opgeslagen taaksoort op de volgende
wijze.
1. Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst
Job Type.
2. Klik op De
lete.
De instelling wordt uit de lijst verwijderd.
Image Manager gebruiken
In de toepassing Image Manager vindt u menuopties en knoppen voor de
bewerking van ingescande afbeeldingen.
Met deze knoppen bewerkt u de afbeelding:
Pictogram Naam Functie
Save Hiermee slaat u de afbeelding op.
Undo Hiermee maakt u de laatste bewerking
ongedaan.
Redo Hiermee herstelt u de laatst ongedaan
gemaakte bewerking.
Scroll Hiermee schuift u door de afbeelding.
Crop Hiermee kunt u het geselecteerde deel van
de afbeelding bijsnijden.
Zoom Out Hiermee kunt u uitzoomen op de afbeelding.
Zoom In Hiermee kunt u inzoomen op de afbeelding.
Scale Hiermee kunt u het formaat van de afbeelding
schalen. U kunt het formaat handmatig
invoeren of instellen dat de afbeelding
proportioneel, verticaal of horizontaal wordt
geschaald.
Rotate Hiermee kunt u de afbeelding draaien; u kunt
het aantal graden selecteren in de
vervolgkeuzelijst.
Flip Hiermee kunt u de afbeelding horizontaal of
verticaal spiegelen.
Effect Hiermee kunt u de helderheid of het contrast
van de afbeelding aanpassen of de
afbeelding omkeren.
Properties Hiermee kunt u de eigenschappen van de
afbeelding weergeven.
Raadpleeg de helpaanwijzingen op het scherm voor meer informatie over
de toepassing Image Manager.
Faxen_ 76
9.Faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van uw apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Voorbereiden om te faxen
Een fax in uw computer gebruiken
Een fax verzenden met uw apparaat
Een fax ontvangen met uw apparaat
De documentinstellingen aanpassen
Een fax doorsturen naar een andere bestemming
Adresboek aanmaken
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt dit apparaat niet als een faxapparaat gebruiken via een
internettelefoon. Raadpleeg uw internetprovider voor meer
informatie.
Wij
raden het gebruik aan van traditionele analoge
telefoondiensten (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u een
telefoonlijn aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere
internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit
van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van het
microfilter. Het microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de
kwaliteit van de internetverbinding. Aangezien het DSL-microfilter
niet met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u best contact op
met uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem/telefoonlijn
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat.
(Zie "Functies per model" op pagina 26.)
Voorbereiden om te faxen
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen, moet u het meegeleverde
telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting. Raadpleeg de
Beknopte installatiehandleiding voor informatie over de aansluiting. De
aansluiting van een telefoonsnoer verschilt van land tot land.
Een fax in uw computer gebruiken
U kunt een fax verzenden en ontvangen vanaf uw computer zonder het
apparaat te gebruiken.
Een fax verzenden
Als u een fax vanaf uw computer wilt verzenden, moet het programma
Samsung Network PC Fax geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt
automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma.
1. Ope
n het document dat u wilt verzenden.
2. Se
lecteer Afdrukken... in het menu Bestand.
Het venster Afd
rukken... verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan
dit venster er iets anders uitzien.
3. Se
lecteer Samsung Network PC Fax in het venster Afdrukken...
4. Klik op Afdru
kken... of op OK.
5. Vo
er de nummers van de ontvangers in en selecteer opties.
Als u een voorblad wilt gebruiken, schakelt u het selectievakje in bij Use
cover page.
Schakel de optie Notify me on
delivery in, als u een melding wilt krijgen
dat de fax is afgeleverd bij de ontvangers.
6. Klik op Verzenden.
Klik, voor meer informatie over Samsung Network PC Fax, op Help.
Een lijst met verzonden faxberichten controleren
U kunt een lijst met verzonden faxberichten op uw computer controleren.
Selecteer in het menu Start achtere
envolgens Programma’s of Alle
programma’s > Samsung Printers > Network PC Fax > Fax Journal.
Het Fax Journal wordt dan weergegeven met alle faxen die u hebt
verstuurd.
Een fax ontvangen
Als u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, werd het programma
Samsung Scan- en faxbeheer eveneens geïnstalleerd. Start het programma
Samsung Scan- en faxbeheer voor meer informatie over dit programma en
Faxen_ 77
over de status van het geïnstalleerde stuurprogramma. Met dit programma
kunt u de faxinstellingen wijzigen en mappen waarin de gefaxte
documenten op uw computer worden opgeslagen toevoegen of verwijderen.
Het programma Samsung Scan- en faxbeheer kan alleen worden
gebruikt onder Windows en Macintosh. Controleer of het doorsturen
van een fax naar een pc is ingesteld op Aan:
a) Druk op
(Faxen) op het bedieningspaneel.
b) Druk op Me
nu op het bedieningspaneel.
c) Druk op de pij
l-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op
OK.
d) Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en druk op
OK.
e) Druk op de pij
l-links/rechts tot PC verschijnt en druk op OK.
1. Ope
n het programma Samsung Scan- en faxbeheer.
Klik ond
er Windows in het menu Start op Configuratiescherm >
Samsung Scan- en faxbeheer.
Om dit programma te openen, klikt u met de rechtermuisknop op het
pictogram van Smart Panel in het systeemvak van Windows en kiest
u Samsung Scan- en faxbeheer.
Klik ond
er Macintosh in het menu Smart Panel op de statusbalk op
Samsung Scan- en faxbeheer.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scan- en faxbeheer.
3. Klik op Eig
enschappen.
4. Wij
zig de faxinstellingen met Faxontvangst instellen.
5. Klik op OK al
s u klaar bent met de instellingen.
Tabblad Faxontvangst instellen
Faxontvangst inschakelen: u kunt selecteren of u al dan niet
gebruik wilt maken van deze functie.
Be
standsindeling: u kunt ontvangen faxberichten converteren naar
PDF of TIFF.
Doelmap: de map selecteren voor het opslaan van geconverteerde
fa
xberichten.
Prefix: bestands- of mapschema selecteren als prefix.
On
tvangen fax afdrukken: de afdrukgegevens instellen voor een
ontvangen faxbericht.
Waarschuw me bij ontvangst van fax: als een fax wordt
ontvangen, wordt een pop-upvenster geopend met een melding.
Het tabblad Poort wijzigen
Lokale scanner
Selecteer dit als uw apparaat via een USB- of LPT-poort is verbonden.
Netwerkscanner
Selecteer dit als uw apparaat via een netwerkpoort is verbonden.
Auto
matische detectie op het netwerk: hiermee wordt uw
apparaat automatisch gedetecteerd.
IP-ad
res: voer het IP-adres van uw apparaat in om uw apparaat te
detecteren.
Een fax verzenden met uw apparaat
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een fax verzendt en welke bijzondere
verzendmethoden u kunt gebruiken.
U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de ADI plaatsen
(zie "Originelen plaatsen" op pagina 49). Als er zich zowel originelen
in de ADI als op de glasplaat van de scanner bevinden, worden de
ori
ginelen in de ADI eerst gelezen omdat de ADI een hogere prioriteit
heeft bij het scannen.
Het faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden.
1. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Apparaat-id verschijnt en druk op OK.
5. Vo
er uw (bedrijfs)naam in met behulp van het numerieke toetsenblok.
Met het numerieke toetsenblok kunt u alfanumerieke tekens invoeren.
Speciale tekens voert u in met cijfertoets "1". Zie "Tekens via het
numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 46 voor meer informatie
over het invoeren van alfanumerieke tekens.
6. Dr
uk op OK om de id op te slaan.
7. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK.
8. Vo
er uw faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok en
druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Faxen_ 78
Een fax verzenden
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Op de glasplaat van de scanner" op pagina 49 of "In de
automatische documentinvoer" op pagina 50.)
3. St
el de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 81).
4. Voer het nummer
in van het apparaat waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelkiesnummers of groep
skiesnummers gebruiken. Zie
"Adresboek aanmaken" op pagina 82 voor meer informatie over het
opslaan en zoeken van een nummer.
5. Druk op Start op het bed
ieningspaneel. Het document wordt gescand
en naar de bestemmingen gefaxt.
Met Samsung Network PC Fax kunt u de fax rechtstreeks vanaf
uw computer verzenden (zie "Een fax verzenden" op pagina 76).
Als u
een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear voor de
faxverzending is gestart.
Als u een fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner,
verschijnt er een bericht waarin u wordt gevraagd een volgende
pagina in te voeren.
Een fax handmatig verzenden
Bij deze methode wordt er een fax verzonden met behulp van On Hook Dial
op het bedieningspaneel.
1. Druk op
(Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
3. St
el de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 81).
4. Druk op On Hook Dial op het bedieningspaneel of neem de hoorn van
de haak.
5. Voer een
faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op
het bedieningspaneel.
6. Druk op Start zodra u een
hoge faxtoon hoort van het ontvangende
faxapparaat.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de
fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u
een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar de stand-bymodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt er een
fo
utbericht op het display. Zie "Informatie over berichten op
het display" op
pagina 104 voor een lijst van foutberichten en hun betekenis. Druk op Stop/
Clear om het weerge
geven foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw
te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat er na elke verzonden fax automatisch
een verzendrapport wordt afgedrukt. Zie "Automatisch een verzendrapport
afdrukken" op pagina 84 voor meer informatie.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de
ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de
fabrieksinstellingen automatisch tot zeven keer opnieuw gekozen met
tussenpozen van drie minuten.
Wanneer Op
nieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het
nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch
opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het aantal
kie
spogingen wijzigen (zie "De faxinstellingen wijzigen" op pagina 85).
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Redial/Pause op het bedieningspaneel.
2. H
et apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een origineel
in de ADI wordt geplaatst.
Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een an
dere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra
u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?
Groepsverzending (faxen naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzending kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch in het
geheugen opgeslagen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na
verzending worden de originelen automatisch uit het geheugen gewist. U
kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
3. Stel
de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 81).
4. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK.
6. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Meerdere verz. verschijnt en druk op OK.
7. Vo
er het nummer van het eerste ontvangende faxapparaat in en druk op
OK.
U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer
se
lecteren met de knop Address Book. Voor meer informatie zie
"Adresboek aanmaken" op pagina 82.
8. Vo
er het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
d
ocument wilt verzenden in te voeren.
9. Al
s u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt
en herhaalt u stappen 7 en 8. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen.
10. Dr
uk op OK om het ingescande origineel in het geheugen op te slaan.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander
groepskiesnummer meer invoeren.
11. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de
pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer?
en drukt u op OK.
12. Al
s er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Ne
e op de vraag Nog een pagina?
Het apparaat verzendt de fax naar de verschillende nummers in de
vo
lgorde waarin u ze hebt ingevoerd.
Faxen_ 79
Uitgestelde faxverzending
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen
kleurenfax verzenden.
1. Druk op
(Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
3. St
el de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 81).
4. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op OK.
7. Voer het nummer
van het ontvangende faxapparaat in en druk op OK.
U kunt snelkiesnummers oproepe
n of een groepskiesnummer
selecteren met de knop Address Book. Voor meer informatie zie
"Adresboek aanmaken" op pagina 82.
8. U w
ordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
9. Als u
meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt
en herhaalt u stap 7. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander
groepskiesnummer meer invoeren.
10. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de
pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer?
en drukt u op OK.
11. Voer de gew
enste taaknaam in en druk op OK.
Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 46 voor
meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
12. Voer de tijd in
met behulp van het numerieke toetsenblok en druk op
OK.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de huidige tijd, wordt de
fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt
verzonden.
13. Als
er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Ne
e op de vraag Nog een pagina?
Het apparaat keert terug naar de stan
d-bymodus. Het display herinnert
u eraan dat het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en dat er een
uitgesteld faxbericht is ingesteld.
Documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak
U kunt documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak die in het
geheugen is opgeslagen.
1. Plaa
ts de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de
documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu op he
t bedieningspaneel.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de
pijl-links/rechts tot Pag. toevoegen verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxtaak verschijnt en
druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op
de vraag Nog een pagina?
Het apparaat scant het origineel in en slaat het op in het geheugen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Een uitgestelde faxtaak annuleren
U kunt de uitgestelde faxtaak die in het geheugen is opgeslagen
annuleren.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK.
3. Druk o
p de pijl-links/rechts tot Taak annuleren verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxtaak verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op OK zo
dra Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
6. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Een fax met hoge prioriteit verzenden
U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden
voorafgaand aan andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Met een verzending met hoge prioriteit worden kiespogingen of
een verzending naar meerdere bestemmingen onderbroken (de fax met
hoge prioriteit wordt verzonden na de verzending naar ontvanger A en voor
de verzending naar ontvanger B).
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
3. Stel
de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 81).
4. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK.
6. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
7. Vo
er het nummer van het ontvangende faxapparaat in en druk op OK.
U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer
se
lecteren met de knop Address Book. Voor meer informatie zie
"Adresboek aanmaken" op pagina 82.
8. Vo
er de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt
ve
rzonden.
9. Al
s er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Ne
e op de vraag Nog een pagina?
Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt.
Een fax ontvangen met uw apparaat
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke
bijzondere ontvangstmethoden u daarvoor kunt gebruiken.
De ontvangstmodus wijzigen
Uw apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende
stappen uit als u de faxmodus wilt wijzigen.
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
Faxen_ 80
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Ontvangst verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Ontvangstmodus verschijnt en druk op
OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxontvangstmodus
verschijnt.
Fa
x: hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en
wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
Te
l: hiermee ontvangt u een fax door op On Hook Dial en
vervolgens op Start te drukken. Als uw apparaat een handset heeft,
kunt u een fax ontvangen door de hoorn van de haak te nemen.
An
t/Fax: wordt gebruikt als er een antwoordapparaat is
aangesloten op uw apparaat. Inkomende oproepen worden
beantwoord door het antwoordapparaat zodat de beller een
boodschap op het antwoordapparaat kan achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch
over naar faxmodus om de fax te ontvangen.
DRPD: u kunt een oproep aannemen met de DRPD-functie
(Distinctive Rin
g Pattern Detection – detectie van distinctieve
belpatronen). "Distinctive Ring Detection" of beltoonherkenning is
een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één
telefoonlijn meerdere oproepen tegelijk kan beantwoorden. Zie
"Faxen ontvangen in DRPD-modus" op pagina 80 voor meer
informatie.
7. Druk op OK om uw sele
ctie op te slaan.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de
achterkant van het apparaat om de modus Ant/Fax te
gebruiken.
Maak ge
bruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat
anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In
deze modus worden alle inkomende faxen in het geheugen
opgeslagen. Zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op
pagina 81 voor meer informatie.
Handmatig ontvangen in telefoonmodus
U kunt een faxoproep aannemen door eerst te drukken op On Hook Dial en
vervolgens op Start wanneer u de faxtoon van een extern faxapparaat
hoort. Het apparaat ontvangt een fax. Als uw apparaat een handset heeft,
kunt u oproepen beantwoorden met de handset.
Zie "De faxinstellingen wijzigen" op pagina 85 voor informatie over het
wijzigen van het aantal belsignalen.
Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/
faxmodus
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat (zie "Achterkant" op
pagina 28).
Als de beller een boodschap achterlaat, slaat het antwoordapparaat de
b
oodschap op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de
lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen
antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een
vooraf ingesteld aantal belsignalen automatisch overgeschakeld
naar de faxmodus.
Als u
w antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller
voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende
oproepen binnen de eerste beltoon aanneemt.
Al
s het apparaat zich in telefoonmodus bevindt en er een
antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten, moet u het
antwoordapparaat uitschakelen om te voorkomen dat het
uitgaande bericht van het antwoordapparaat uw telefoongesprek
verstoort.
Handmatig een fax ontvangen via een intern
telefoontoestel
Deze functie werkt het beste als u een intern telefoontoestel gebruikt dat
aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat. U
kunt een fax ontvangen van iemand met wie u in gesprek bent op het intern
telefoontoestel zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Als u een oproep krijgt op het intern tele
foontoestel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in
. Als u de faxtoon van het andere
faxapparaat nog steeds hoort, probeert u opnieuw op *9* te drukken.
De ontvangstcode is standaard ingesteld op *9*. De eerste en de laatste
asterisk liggen vast, maar het middelste cijfer kan worden gewijzigd. Zie "De
faxinstellingen wijzigen" op pagina 85 voor meer informatie over het
wijzigen van de code.
Faxen ontvangen in DRPD-modus
"Distinctive Ring Detection" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere
oproepen tegelijk kan beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om
u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen die bestaan
uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie
wordt vaak gebruikt in callcenters waar het bij druk telefoonverkeer van
belang is om te weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep
correct te kunnen beantwoorden.
Met de DRPD-functie (beltoonherkenning) kan uw apparaat "leren" welk
be
lpatroon u door het faxapparaat wilt laten beantwoorden. Tenzij u het
verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en als een faxoproep
worden ontvangen. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep
doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat
op de EXT-uitgang is aangesloten. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen
of onderbreken.
Voor u de DRPD-optie kunt gebruiken
, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te
stellen, hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer
kan kiezen van buitenaf.
Zo stelt u de DRPD-modus in:
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Ontvangst verschijnt en druk op OK.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Ontvangstmodus verschijnt en druk op
OK.
6. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot DRPD verschijnt en druk op OK.
Wacht op belsign verschijnt op
het display.
7. Be
l met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
8. Al
s het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het
apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren"
herkennen.
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt
DRPD-i
nstelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD
mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal.
Druk op OK wanneer DRPD verschijnt en begin opnieuw vanaf stap 6.
Faxen_ 81
Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op
een andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nad
at u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw
faxnummer om te controleren of het apparaat antwoordt met
een faxtoon. Bel vervolgens naar een ander nummer dat aan
dezelfde lijn is toegekend om te controleren of de oproep wordt
doorgeschakeld naar uw telefoontoestel of naar het
antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval veilige ontvangstmodus
inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid
worden afgedrukt. In veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen
in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus uitschakelt, worden de
opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus activeren
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Veilige ontv. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK.
6. Voer een
viercijferig wachtwoord in en druk op OK.
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een
wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
7. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Wanneer een fax wordt ontvangen in de vei
lige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt
weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. U krijgt toegang tot het menu Veilige ontv. door stappen 1 tot en
met 4 te volgen in "Veilige ontvangstmodus inschakelen".
2. Druk op de
pijl-links/rechts tot Afdrukken verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoo
rd van vier cijfers in en druk op OK.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. U krijgt toegang tot het menu Veilige ontv. door stappen 1 tot en
met 4 te volgen in "Veilige ontvangstmodus inschakelen".
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Uit verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoo
rd van vier cijfers in en druk op OK.
Veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het geheugen
opg
eslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stop
/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het een
fax ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of
afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het
geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken wordt de fax
automatisch afgedrukt.
De documentinstellingen aanpassen
Voordat u een fax verstuurt, wijzigt u de volgende instellingen
overeenkomstig de eigenschappen van het origineel voor een optimaal
resultaat.
Resolutie
De standaarddocumentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten
of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax
van een betere kwaliteit te versturen.
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Resolutie verschijnt en druk op OK.
5. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
In de onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor
verschillende docum
enttypes:
Modus Aanbevolen voor:
Standaard Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus
Superfijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat
waarmee u communiceert deze resolutie
ondersteunt.
Verzenden vanuit het geheugen is niet
mogelijk in de modus Superfijn. De
resolutie-instelling wordt automatisch
gewijzigd in Fijn
Als het apparaat ingesteld is op de resolutie
Superfijn maar het ontvangende
faxapparaat de resolutie Superfijn niet
ondersteunt, wordt de fax verzonden in de
hoogste resolutie die het ontvangende
faxapparaat ondersteunt.
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s.
Kleurenfax Originelen met kleuren. De functie kleurenfax wordt
alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u
communiceert de ontvangst van een kleurenfax
ondersteunt en als u de fax handmatig verzendt. In
deze modus is verzenden vanuit het geheugen niet
mogelijk.
De ingestelde resolutie wordt toegepast op de huidige faxtaak. Zie
"Standaardwaarde wijzigen" op pagina 87 om de standaardinstelling
te wijzigen.
Tonersterkte
U kunt de helderheid van het originele document selecteren.
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK.
Faxen_ 82
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
De ingestelde helderheid wordt toegepast op de huidige faxtaak. Zie
"Standaardwaarde wijzigen" op pagina 87 om de standaardinstelling
te wijzigen.
Een fax doorsturen naar een andere bestemming
U kunt het apparaat zo instellen dat een ontvangen of verzonden fax per fax
wordt doorgestuurd naar een andere bestemming. Deze functie is nuttig als
u een fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent.
Een verzonden fax doorsturen naar een andere
bestemming
U kunt het apparaat zo instellen dat elke fax die u verzendt wordt
doorgestuurd naar een andere bestemming.
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Fax verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK.
8. Voer het nummer
in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden
moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opg
egeven faxapparaat.
Een ontvangen fax doorsturen naar een andere
bestemming
Met deze functie kunt u elke fax die u ontvangt doorsturen naar een andere
bestemming. Wanneer er een fax binnenkomt, wordt deze in het geheugen
opgeslagen en vervolgens doorgestuurd naar de bestemming die u hebt
ingesteld.
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Fax verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Do
orst.&afdr. als u wilt dat het apparaat de fax afdrukt nadat
het deze heeft doorgestuurd.
8. Voer het nummer
in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden
moeten worden en druk op OK.
9. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok de
begintijd in en druk op OK.
10. Voer
met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok de
eindtijd in en druk op OK.
11. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opg
egeven faxapparaat.
Adresboek aanmaken
In het Address Book adresboek de meest gebruikte faxnummers instellen.
U kunt de volgende functies in het Address Book instellen:
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de
faxnummers opslaat.
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 200 veelgebruikte
faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Add
ress Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pij
l-links/rechts tot Snelkiesnummer verschijnt en druk
op OK.
5. Voer een snelkiesnummer tussen 0 en 199 in en druk op OK.
Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer,
to
ont het display het bericht dat u het kunt veranderen. Druk op
Back om door te gaan met een volgend snelkiesnummer.
6. Voer de gew
enste naam in en druk op OK.
Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 46
voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens.
7. Voer
het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Add
ress Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Snelkiesnummer verschijnt en druk
op OK.
5. Voer het sn
elkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
6. Wij
zig de naam en druk op OK.
7. Wij
zig het faxnummer en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een
nummer in te voeren, voert u het snelkiesnummer in waaronder u het
gewenste faxnummer hebt opgeslagen.
In
het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijfertoets op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
In
het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijfertoets(en) en houdt u vervolgens de
laatste cijfertoets ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen zoeken door op Adresboek te
d
rukken (zie "Een item in het adresboek zoeken" op pagina 83).
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt,
kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskiesnummer aan
toewijzen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle
Faxen_ 83
bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande snelkiesnummers van
de bestemmingen kunt u maximaal 100 (0 tot en met 99)
groepskiesnummers instellen.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Addre
ss Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pij
l-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en druk op
OK.
5. Voer een
groepskiesnummer in tussen 0 en 99 en druk op OK.
Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer,
toont
het display het bericht dat u het kunt veranderen.
6. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 46
voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens.
7. Voer de ee
rste letters in van de naam van het gezochte
snelkiesnummer.
8. Druk op de
pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste
nummer verschijnen en druk op OK.
9. Druk op OK wanneer Ja verschijnt op de vraag Nog een nummer?
Herhaal stap 7 om andere snelkiesnummers in de groep op te
neme
n.
10. Als u kl
aar bent, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren
bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
11. Druk op Stop
/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Een groepskiesnummer bewerken
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Addre
ss Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pij
l-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en druk op
OK.
5. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
6. Voer de na
am in die u wilt bewerken en druk op OK.
7. Voer de ee
rste letters in van de naam van het gezochte
snelkiesnummer dat u wilt toevoegen of verwijderen.
8. Druk op de
pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste
nummer verschijnen en druk op OK.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
To
evoegen?
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt Verwijderen?
9. Druk op OK
om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
10. Druk op
OK wanneer Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen
of te verwijderen, en herhaal stappen 7 en 8.
11. Als u kl
aar bent, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren
bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
12. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het
geheugen en selecteren.
Druk op Addre
ss Book wanneer u tijdens het versturen van een fax
wordt gevraagd een faxnummer in te voeren. Zie onder.
Een item in het adresboek zoeken
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U
doorzoekt het adresboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de
naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Add
ress Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Zoek. en kiez. verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pij
l-links/rechts tot Alle verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pij
l-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste
nummer verschijnen. U kunt het hele geheugen alfabetisch
doorzoeken van voren naar achteren en omgekeerd.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Add
ress Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Zoek. en kiez. verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pij
l-links/rechts tot Id verschijnt en druk op OK.
6. Voer de eerste letters
in van de naam die u zoekt.
7. Druk op de pij
l-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste
nummer van het groepskiesnummer verschijnen.
Een item uit de adresboek verwijderen
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Add
ress Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Verwijderen verschijnt en druk op
OK.
4. Druk op de pij
l-links/rechts tot de gewenste verwijderingsoptie
verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste zoekmethode verschijnt
en druk op OK.
Selecteer Alles
zoeken om een item te zoeken door alle items in het
Address Book te doorzoeken.
Selecteer Id zoe
ken om een item te zoeken via de eerste letters van
de naam.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam verschijnt en druk
op OK.
Of voer de eerste letters in. Druk op de pijl-links/rechts tot de
gewe
nste naam verschijnt en druk op OK.
7. Druk op OK wa
nneer Ja verschijnt om de verwijdering te bevestigen.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw Address Book controleren door ze in een
lijst af te drukken.
1. Druk op
(Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Add
ress Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Afdrukken verschijnt en druk op OK.
Het apparaat begint met afdrukken.
Faxen_ 84
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op
(Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Autom. rapport verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 85
10.Status van het apparaat en geavanceerde
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde instellingen instelt.
Lees dit hoofdstuk aandachtig door zodat u de verschillende functies van het apparaat optimaal kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Fax instellen
Kopieerinstellingen
Een rapport afdrukken
Geheugen wissen
Netwerk
Menuoverzicht
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties
niet van toepassing op uw apparaat.
Fax instellen
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het
faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U
kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste faxinstelling verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt of voer de
waarde voor de geselecteerde optie in en druk op OK.
7. Herha
al indien nodig stappen 4 tot en met 6.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Verzending
Optie Beschrijving
Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen
plaats.
Opn. kiezen na Als de lijn van de ontvangende fax bezet is kan
uw apparaat het faxnummer automatisch
opnieuw kiezen. U kunt het interval tussen de
kiespogingen instellen.
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen
voordat er een automatisch kiesnummer wordt
gevormd. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot
een telefooncentrale.
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de
slechte kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt
ervoor dat uw faxen probleemloos naar elk
faxapparaat met ECM-functie worden verstuurd.
Een fax versturen met ECM kan langer duren.
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het
een verzendrapport afdrukt dat aangeeft of de
verzending is gelukt en hoeveel pagina’s er zijn
verzonden. De beschikbare opties zijn Aan, Uit
en Aan-Fout. Als u deze laatste optie selecteert,
wordt er alleen een rapport afgedrukt als de
verzending mislukt is.
TCR voor afb. Via deze functie weten gebruikers welke
faxberichten zijn verstuurd via verzonden
berichten in het verzendrapport.
Van de eerste pagina van het bericht wordt een
afbee
ldingsbestand gemaakt dat wordt
afgedrukt op het verzendrapport, zodat de
gebruikers kunnen zien welke berichten zijn
verstuurd.
U kunt deze functie echter niet gebruiken als u
faxen verzendt zonder de gegevens in het
geheugen op te slaan.
Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt
het apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen
op
toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls
moet kiezen als u een openbaar
telefoonsysteem of een bedrijfscentralesysteem
hebt. Neem contact op met de lokale
telefoonmaatschappij als u niet zeker weet
welke kiesmodus er gebruikt moet worden.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle
functies van het telefoonsysteem beschikbaar.
Ook kan het kiezen van een fax- of
telefoonnummer langer duren.
Optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 86
Ontvangst
Optie Beschrijving
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie "De
ontvangstmodus wijzigen" op pagina 79 voor
meer informatie over het ontvangen van faxen in
elke modus.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer en de ontvangstdatum en
-tijd af op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een bijkomend telefoontoestel dat aangesloten
is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het
apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel
opneemt en faxtonen hoort, voert u de code in.
De code is voorgeprogrammeerd op *9*.
Aut. verklein. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die
even lang zijn als of langer zijn dan het papier in
de papierlade, kan het apparaat het formaat van
het origineel verkleinen en zo aanpassen aan
het formaat van het papier in het apparaat.
Schakel deze functie in als u een inkomende
p
agina automatisch wilt laten verkleinen.
Wanneer deze functie ingesteld is op Uit kan het
a
pparaat het origineel niet verkleinen zodat het
op één pagina past. Het origineel wordt
opgedeeld en in het oorspronkelijk formaat op
twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger. Als u een fax ontvangt met pagina’s die even
la
ng of langer zijn dan het papier in uw apparaat,
kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald
gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet
wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de
ontvangen fax op één of meer vellen papier af,
zonder de gegevens die op het opgegeven
genegeerde gedeelte zouden hebben gestaan.
Als de ontvangen fax pagina’s bevat die groter
zijn dan het papier in uw apparaat en als Aut.
verklein. is ingeschakeld, zal het apparaat de
fax zodanig verkleinen dat de volledige fax op
het papier past.
Inst. ong. fax Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen
geweigerd die afkomstig zijn van externe
nummers die in het geheugen zijn opgeslagen
onder ongewenste faxnummers. Deze functie is
handig om ongewenste faxberichten te
blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot
de
volgende opties om ongewenste faxnummers
in te voeren.
T
oevoegen: hiermee kunt u tot 10
faxnummers opslaan.
Verwijderen: hiermee kunt u het betreffende
ongewenste faxnummer verwijderen. Door
Alles verw. te selecteren, verwijdert u alle
ongewenste faxnummers.
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar
verschillende telefoonnummers te
beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat
zo instellen dat het herkent welke belpatronen
moeten worden beantwoord. Zie "Faxen
ontvangen in DRPD-modus" op pagina 80 voor
meer informatie over deze functie.
Optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 87
Standaardwaarde wijzigen
Optie Beschrijving
Resolutie Het wijzigen van de resolutie-instellingen heeft
gevolgen voor het uiterlijk van het ontvangen
document.
Sta
ndaard: originelen met tekens van
normale grootte.
Fijn: originelen met kleine tekens of dunne
lijnen, of originelen die met een matrixprinter
zijn afgedrukt.
Superfijn: orig
inelen met zeer kleine details.
De modus Superfijn wordt alleen
ingeschakeld als het apparaat waarmee u
communiceert deze resolutie ondersteunt.
Verzenden vanuit het geheugen is
niet mogelijk in de modus
Superfijn. De resolutie-instelling
wordt automatisch gewijzigd in
Fijn.
Als h
et apparaat ingesteld is op de
resolutie Superfijn maar het
ontvangende faxapparaat de
resolutie Superfijn niet
ondersteunt, wordt de fax
verzonden in de hoogste resolutie
die het ontvangende faxapparaat
ondersteunt.
Fotofax: originelen met grijstinten of foto’s.
Kleurenfax: originelen met kleuren. De
functie kleurenfax wordt alleen ingeschakeld
als het apparaat waarmee u communiceert
de ontvangst van een kleurenfax
ondersteunt en als u de fax handmatig
verzendt. In deze modus is verzenden vanuit
het geheugen niet mogelijk.
Tonersterkte U kunt de standaardcontrastmodus selecteren
en het contrast aanpassen om de fax lichter of
donkerder te maken.
Autom. rapport
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
Zie "Automatisch een verzendrapport afdrukken" op pagina 84 voor meer
informatie.
Kopieerinstellingen
De kopieerinstellingen wijzigen
Voor kopieën kunt u op voorhand diverse opties instellen.
1. Druk op Kop
iëren op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste kopieerinstelling verschijnt
en druk op OK.
5. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk
op OK.
7. H
erhaal stappen 4 tot en met 6 tot u klaar bent.
8. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Standaardwaarde wijzigen
Optie Beschrijving
Exemplaren U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp
van het numerieke toetsenblok.
Kopieen sort. U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën
worden gesorteerd.
Zie "De vorm van het gekopieerde resultaat
bepalen" op pagina 69
voor meer informatie.
Verkl./vergr. Hiermee verkleint of vergroot u een gekopieerde
afbeelding.
Tonersterkte Hiermee past u de helderheid aan om een kopie
te verkrijgen die beter leesbaar is als het
origineel onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen bevat.
Oorspr. type Hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het
documenttype voor de huidige kopieertaak te
selecteren.
Een rapport afdrukken
U kunt een rapport afdrukken met de configuratie van het apparaat, een lijst
met lettertypen, enzovoort.
1. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Rapport verschijnt en druk vervolgens op
OK.
4. D
ruk op de pijl-links/rechts tot het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer Al
le rapporten om alle rapporten af te drukken.
5. Dr
uk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
Optie Beschrijving
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die
door de gebruiker kunnen worden ingesteld. U
kunt deze lijst afdrukken om de in de instellingen
aangebrachte wijzigingen te bevestigen.
Telefoonlijst Deze lijst toont alle in het geheugen van het
apparaat opgeslagen faxnummers.
Transm.rapport Dit rapport vermeldt het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzendduur, de
communicatiemodus en het resultaat van de
communicatie voor een specifieke faxtaak.
U kunt uw apparaat zo instellen dat het na elke
faxta
ak automatisch een verzendrapport afdrukt
(zie "Verzending" op pagina 85).
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 88
U kunt de statusinformatie van het apparaat ook afdrukken of
controleren met SyncThru™ Web Service. Open de webbrowser op
een computer die is aangesloten op het netwerk en typ het IP-adres
van het apparaat. Als SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u
op Information > Print information.
Geheugen wissen
U kunt kiezen welke in het geheugen opgeslagen informatie u wilt wissen.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op OK wa
nneer Ja verschijnt om het wissen te bevestigen.
6. Herha
al stappen 4 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar de stand-bymodus.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties
niet van toepassing op uw apparaat.
Optie Beschrijving
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt
de standaardinstellingen.
Faxinstel. Herstelt alle standaard faxopties.
Kopieerinstel. Herstelt alle standaard kopieeropties.
Scaninstel. Herstelt alle standaard scanopties.
Systeeminst. Herstelt alle standaard systeemopties.
Netwerkinstel. Herstelt alle standaard netwerkopties.
Telefoonlijst Wist alle in het geheugen opgeslagen
faxnummers.
Verzendrapport Wist alle informatie over verzonden
faxberichten.
Ontvangstrapp. Wist alle informatie over ontvangen
faxberichten.
Netwerk
U kunt de netwerkinstellingen opgeven via het display van het apparaat.
Voor u dit doet, moet u informatie hebben over de netwerkprotocollen en het
computersysteem die worden gebruikt. Als u niet weet welke instelling u
moet gebruiken, neemt u contact op met uw netwerkbeheerder om het
apparaat voor het netwerk te configureren.
1. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK.
3. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
4. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk
op OK.
5. Herhaal stappen 3 tot en met 4 tot u klaar bent.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Optie Beschrijving
TCP/IP (IPv4) Selecteer het protocol en de
configuratieparameters die u wilt gebruiken in de
netwerkomgeving.
Er moet een groot aantal parameters
worden ingesteld. Als u niet weet hoe u
een parameter moet instellen, laat u deze
ongewijzigd of neemt u contact op met de
netwerkbeheerder.
TCP/IP (IPv6) Selecteer deze optie om gebruik te maken van
een IPv6-netwerkomgeving (zie
"IPv6-configuratie" op pagina 43).
Ethernet-snel. Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
Instel. wissen Hiermee zet u de standaardnetwerkinstellingen
terug.
Netwerkinform. Deze lijst toont informatie over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxberichten
die u recent hebt verzonden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
5
0 communicaties een rapport wordt afgedrukt
(zie "Verzending" op pagina 85).
Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten
die u onlangs hebt ontvangen.
Geplande taken Deze lijst toont de documenten voor de
uitgestelde faxen die momenteel in het
geheugen zijn opgeslagen, samen met de
begintijd en de aard van elke bewerking.
Rap. ong. fax. In deze lijst staan de faxnummers die zijn
opgegeven als ongewenste faxnummers. Ga
naar het menu Instelling ongewenste faxen om
nummers aan de lijst toe te voegen of uit de lijst
te verwijderen (zie "Ontvangst" op pagina 86
).
Netwerkinform. Deze lijst toont informatie over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Optie Beschrijving Optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 89
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de
instelling van het apparaat en het gebruik van de functies van het apparaat.
Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties
niet van toepassing op uw apparaat.
Items Optie
Faxfunctie Tonersterkte
Resolutie
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Doorsturen
Veilige ontv.
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel. Verzending
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
St.inst. wijz.
Resolutie
Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Lay-out
Achtergrondkl.
Kopieerinstel. Scanformaat
St.inst. wijz.
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Systeeminst. Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxap.
Datum en tijd
Klokmodus
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
Time-out
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Tonerbesparing
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Telefoonlijst
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
Onderhoud
Toner Op wis.
Gebruiksduur
Waarschuwing Toner bijna op
Serienummer
Papier stapel.
Instel. wissen
Alle instel.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
Telefoonlijst
Verzendrapport
Ontvangstrapp.
Items Optie
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 90
Netwerk TCP/IP (IPv4)
DHCP
BOOTP
Statisch
TCP/IP (IPv6)
IPv6 activeren
DHCPv6 config
Ethernet-snel.
Instel. wissen
Netwerkinform.
Items Optie
Beheerprogramma’s_ 91
11.Beheerprogramma’s
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Introductie van handige beheerprogramma’s
SyncThru™ Web Service gebruiken
Het programma Smart Panel gebruiken
SmarThru
Het programma SetIP gebruiken
Unified Driver Configurator in Linux gebruiken
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat.
(Zie "Functies per model" op pagina 26.)
Introductie van handige beheerprogramma’s
De onderstaande programma’s helpen u om uw apparaat op een
gebruiksvriendelijke wijze te gebruiken.
"SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 91.
"Het programma Smart Panel gebruiken" op pagina 92.
"SmarThru" op pagina 92.
"Unified Driver Configurator i
n Linux gebruiken" op pagina 94.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Het venster SyncThru™ Web Service in de gebruikshandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dat afhankelijk is
van het gebruikte apparaat.
Als u uw apparaat hebt aangesloten op een netwerk en de TCP/
IP-para
meters correct hebt ingesteld, kunt u uw apparaat beheren via
SyncThru™ Web Service, een ingebouwde webserver. U kunt SyncThru™
Web Service gebruiken om:
de
eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
de TC
P/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
printervoorkeuren te wijzigen.
berich
ten die u per e-mail informeren over de status van het apparaat in
te stellen.
ond
ersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service:
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. De ingebouwde website wordt geopend.
Overzicht van SyncThru™ Web Service
Tabblad Information: op dit tabblad ziet u algemene informatie over
uw apparaat. U kunt allerlei dingen controleren, zoals het IP-adres van
het apparaat, de resterende hoeveelheid toner, ethernetinformatie, de
firmwareversie enz. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een
foutenrapport.
Ta
bblad Machine Settings: met dit tabblad kunt u opties instellen die
beschikbaar zijn op uw apparaat.
Ta
bblad Network Settings: met dit tabblad kunt u de
netwerkomgeving bekijken en wijzigen. U kunt allerlei dingen instellen,
zoals TCP/IP, EtherTalk enz.
Ta
bblad Maintenance: met dit tabblad kunt u uw apparaat
onderhouden door de firmware te upgraden en door
beveiligingsinformatie in te stellen.
Ta
bblad Support: met dit tabblad kunt u contactgegevens instellen om
e-mails te verzenden. U kunt ook een verbinding maken met de
SEC-website of stuurprogramma’s downloaden door Koppeling te
selecteren.
De contactinformatie instellen
Geef de gegevens op van de apparaatbeheerder. Deze instelling is nodig
voor het gebruik van de optie e-mailmelding.
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.x
xx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. De ingebouwde website wordt geopend.
3. Se
lecteer Support.
4. Vo
er naam, telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de
apparaatbeheerder in.
5. Klik op Apply.
Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet
verzonden kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de
netwerkbeheerder.
Beheerprogramma’s_ 92
Het programma Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma dat de status van de printer controleert en u
daarvan op de hoogte houdt. U kunt de status bekijken en de instellingen
van het apparaat aanpassen. In Windows en Macintosh wordt Smart Panel
automatisch geïnstalleerd wanneer u de printersoftware installeert. Voor
Linux kunt u Smart Panel downloaden van de website van Samsung en
installeren (zie "SmartPanel installeren" op pagina 36).
Dit zijn de systeemvereisten om dit programma te gebruiken:
Win
dows. Ga na welke Windows-versies compatibel zijn met uw
apparaat (zie "Systeemvereisten" op pagina 33).
Ma
c OS X 10.3 of hoger.
Linu
x. Ga na welke Linux-versies compatibel zijn met uw apparaat
(zie "Systeemvereisten" op pagina 33).
In
ternet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML
Help.
De exacte naam van uw printermodel vindt u op de meegeleverde
cd-rom.
Kennismaken met Smart Panel
Als er een fout optreedt tijdens het afdrukken, kunt u de fout controleren in
het Smart Panel.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het pictogram
voor Smart Panel in het systeemvak van Windows, in het "Notification Area"
van Linux, of in de statusbalk van Mac OS X.
Windows
Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
Macintosh
Dubbelklik op dit pictogram in Mac OS X.
Linux Klik op dit pictogram in Linux.
Als u een Windows-gebruiker bent, kunt
u de toepassing starten door in het
menu Start achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Smart
Panel te kiezen.
Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in
Ma
c OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer uw
apparaat.
Het ve
nster Smart Panel en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Het programma Smart Panel vermeldt de huid
ige status van de printer, het
resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en allerlei andere informatie.
U kunt ook de instellingen wijzigen.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Nu kopen Reservetonercassette(s) on line bestellen.
3
Gebruikersha
ndleiding
Gebruikershandleiding weergeven.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt. U kunt rechtstreeks het deel met
de probleemoplossing openen in de
gebruikershandleiding.
4
Instelling
printer
Hiermee configureert u verschillende
apparaatinstellingen in het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen. Niet alle
apparaten beschikken over deze functie.
Als u uw apparaat op een netwerk aansluit,
verschijnt het venster SyncThru™ Web
Service in plaats van het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen.
5
Instelling
stuurprogram
ma
Geef alle apparaatopties die u nodig hebt op in het
venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Deze functie is alleen beschikbaar in Windows (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
De Probleemoplossingsgids openen
In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
o
p het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Probleemoplossingsgids.
De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op
het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster Opties.
SmarThru
Op de meegeleverde cd-rom vindt u SmarThru. SmarThru biedt een aantal
handige functies voor het gebruik van uw apparaat.
SmarThru opstarten
Volg onderstaande stappen om SmarThru op te starten:
1. Z
org ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op de
juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2. N
a de installatie van SmarThru wordt het pictogram voor SmarThru op
het bureaublad weergegeven.
3. Dubbelklik op het pictogram SmarThru.
Beheerprogramma’s_ 93
4. SmarThru verschijnt.
Scan To: een afbeelding scannen en opslaan in een toepassing of
map, e-mailen of publiceren op een website.
Image: ee
n afbeelding die u hebt opgeslagen als grafisch bestand,
bewerken en naar een toepassing of map sturen, de afbeelding
e-mailen of publiceren op een website.
Print: a
fbeeldingen die u hebt opgeslagen, afdrukken. U kunt
afbeeldingen afdrukken in zwart-wit of kleur als uw apparaat dit
ondersteunt.
Klik voor meer informatie over SmarThru op
in de
rechterbovenhoek van het venster. Het venster SmarThru Help
verschijn
t; u kunt de onscreen-helpfunctie die met het SmarThru
programma werd meegeleverd bekijken.
Volg de onderstaande stappen om de installatie van SmarThru
ongedaan te maken. Sluit alle toepassingen op de computer voor u
het verwijdert.
a) Selecteer in het menu Start Progr
amma’s of Alle programma’s.
b) Selecteer Sams
ung Printers > SmarThru 4 > Uninstall
SmarThru 4.
c) Lees de verklaring en klik op OK als u wordt gevraagd om uw
keuze te bevestigen.
d) Klik op Finish.
Werken met SmarThru
Scannen
1. Klik op Scan To.
Application: een afbeelding scannen en overnemen in een
beeldbewerkingsprogramma, zoals Paint of Adobe Photoshop.
E-mail: een afbeelding scannen en per e-mail verzenden. U kunt
een afbeelding scannen, een voorbeeld bekijken en de
afbeelding e-mailen.
Als u een afbeelding per e-mail wilt verzenden, moet u een
e-mailprogramma hebben zoals Outlook Express en moet
uw e-mailaccount in dit programma zijn ingesteld.
Fo
lder: een afbeelding scannen en opslaan in een map. U kunt
een afbeelding scannen, een voorbeeld bekijken en het resultaat
opslaan in een map.
OC
R: een document scannen en omzetten in een tekstbestand.
U kunt een document scannen, een voorbeeld bekijken en naar
een toepassing voor tekstherkenning sturen.
- Aan
bevolen scaninstelling voor OCR.
- Re
solutie: 200 of 300 dpi.
- Bee
ldtype: grijstinten of zwart-wit.
We
b: een afbeelding scannen, een voorbeeld bekijken, een
bestandsindeling kiezen en het resultaat publiceren op een
website.
Settings:
de instellingen voor de basisfuncties van het menu
Scan To wijzigen. U kunt de instellingen aanpassen voor de
functies Application, E-mail, OCR en Web.
2. Gee
f de scaninstellingen op en klik op Scan.
Afdrukken
1. Klik op Print.
2. Selectee
r het bestand dat u wilt afdrukken.
3. Selectee
r het apparaat dat u wilt gebruiken.
4. Klik op Print om
de afdruktaak te starten.
Het programma SetIP gebruiken
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te
stellen met het MAC-adres, het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface.
Het wordt met name door netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen
van
meerdere netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken als het apparaat met
een netwerk is verbonden.
Windows
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows
XP.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die met het apparaat werd
meegeleverd in het cd-rom-station. Als de cd-rom met het
stuurprogramma automatisch opstart, sluit u het venster.
2. Selectee
r in het menu Start het item Deze computer en open
station X (X staat voor de letter die aan het cd-romstation is
toegewezen).
3. Dubb
elklik op Application > SetIP.
4. Dubb
elklik op Setup.exe om het programma te installeren.
5. Klik op OK.
Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.
6. Volg de
aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien.
Het MAC-adres van het apparaat afdrukken
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK.
Beheerprogramma’s_ 94
3. Druk op het pijltje naar links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en
druk op OK.
In dit rapport vindt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat.
Netwerkinstellingen opgeven
1. Druk het configuratierapport van het apparaat af om het MAC-adres
van uw apparaat te vinden.
2. Kies in het menu Start van Windows achtereenvolgens Alle
programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP.
3. Klik hier om het venster met TCP/IP-instellingen te openen.
4. Voer het MAC-adres, het IP-adres, het subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op
Apply.
Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:)
weg.
5. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
6. Sluit het programma SetIP af.
Macintosh
Het programma SetIP zou tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma automatisch geïnstalleerd moeten worden.
Het MAC-adres van het apparaat afdrukken
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK.
3. Druk op het pijltje naar links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en
druk op OK.
In dit rapport vindt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat.
Netwerkinstellingen opgeven
Volg de onderstaande instructies om de IP-instellingen van uw
netwerkprinter te wijzigen.
Als u Typische installatie voor een netwerkprinter selecteert
tijdens de installatie van de printer, wordt het programma SetIP
automatisch uitgevoerd na de installatie. Ga naar stap 4.
1. Druk het configuratierapport van het apparaat af om het MAC-adres
van uw apparaat te vinden.
2. Open de map Bibliotheek > Printers > Samsung > naam van uw
printermodel > SetIP.
3. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html.
4. Het certificaatvenster wordt weergegeven. Klik op Trust.
5. Klik hier om het venster met TCP/IP-instellingen te openen.
6. Voer het MAC-adres, het IP-adres, het subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op
Apply.
Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:)
weg.
7. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
8. Sluit het programma SetIP af.
Linux
Het programma SetIP zou tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma automatisch geïnstalleerd moeten worden.
Het MAC-adres van het apparaat afdrukken
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK.
3. Druk op het pijltje naar links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en
druk op OK.
In dit rapport vindt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat.
Netwerkinstellingen opgeven
1. Druk het configuratierapport van het apparaat af om het MAC-adres
van uw apparaat te vinden.
2. Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/.
3. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html.
4. Klik hier om het venster met TCP/IP-instellingen te openen.
5. Voer het MAC-adres, het IP-adres, het subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op
Apply.
Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:)
weg.
6. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
7. Sluit het programma SetIP af.
Unified Driver Configurator in Linux gebruiken
Unified Driver Configurator is een hulpprogramma dat voornamelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te gebruiken (zie "Het Unified
Linux-stuurprogramma installeren" op pagina 35).
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
Unified Driver Configurator openen
1. Dubbelklik op het pictogram voor Unified Driver Configurator op het
bureaublad.
U kunt ook op het pictogram Startup klikken en Samsung Unified
Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2. Druk op de knoppen links om over te schakelen naar het
overeenkomstige configuratievenster.
1 Printers
configuration
2 Scanners
configuration
3 Ports
configuration
Beheerprogramma’s_ 95
Klik op Help voor schermhulp.
3. Bre
ng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified
Driver Configurator te sluiten.
Printers configuration
Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van uw systeem weer te geven.
1
Schakelt over naar Printers configuration.
2
Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw
apparaat weergegeven.
De besturingsknoppen van de printer zijn:
Refre
sh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer
: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as
Default: hiermee stelt u het huidige apparaat in als
standaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Tes
t: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of
de printer goed werkt.
Prop
erties: hiermee kunt u eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
1
Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten
in de klasse aan.
Refresh: de lijst met klassen vernieuwen.
Add Cla
ss: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Remo
ve Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
Beheerprogramma’s_ 96
Scanners configuration
In dit scherm kunt u de activiteiten van de scanners controleren, een lijst
met geïnstalleerde MFP-apparaten van Samsung opvragen,
eigenschappen van apparatuur wijzigen en afbeeldingen scannen.
1
Schakelt over naar Scanners configuration.
2
Hiermee geeft u alle geïnstalleerde scanners weer.
3
Hiermee toont u leverancier, model en type van de scanner.
Properties: hiermee kunt u scaneigenschappen wijzigen en een
document scannen.
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
1
Schakelt over naar Ports configuration.
2
Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer.
3
Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten
apparaat en de status weer.
Refresh: hiermee kunt u de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
R
elease port: hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven.
Hiermee kunt u poorten tussen printers en scanners
delen
Uw apparaat kan via een parallelle of USB-poort op een hostcomputer
worden aangesloten. Aangezien het MFP-apparaat uit meer dan één
apparaat bestaat (printer en scanner), moet de toegang van
gebruikerstoepassingen tot deze apparaten via de enige I/O-poort op de
juiste manier gebeuren.
Het Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een geschikt
mech
anisme voor het delen van poorten dat wordt gebruikt door de
printer- en scannerstuurprogramma’s van Samsung. De
stuurprogramma’s benaderen de apparaten via zogenaamde
MFP-poorten. De huidige status van een MFP-poort kan worden
bekeken in Ports configuration. Door poorten te delen, voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl een ander
blok in gebruik is.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken als u een nieuw
MF
P-apparaat op uw systeem installeert. In dit geval wordt u gevraagd
een I/O-poort voor het nieuwe apparaat te kiezen. Met deze keuze stelt
u de meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor
MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
scannerstuurprogramma’s, zodat de juiste instellingen standaard
worden toegepast.
Onderhoud_ 97
12.Onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een rapport met apparaatgegevens afdrukken
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren
Waarschuwing Toner bijna op gebruiken
Het serienummer zoeken
Het apparaat reinigen
De tonercassette bewaren
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
Een rapport met apparaatgegevens afdrukken
U kunt de apparaatgegevens en een taakrapport afdrukken.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Rapport verschijnt en druk vervolgens op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk op OK.
Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
5. Druk op de pijl-links/rechts om Ja te selecteren bij de vraag
Afdrukken?, en druk op OK.
Met SyncThru™ Web Service kunt u de configuratie van het apparaat
afdrukken of de status controleren. Open de webbrowser op een
computer die met het netwerk is verbonden en typ het IP-adres van
het apparaat. Als SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Information > Print information.
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft
afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende
onderdelen.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en druk op
OK.
Info verb.art.: drukt een pagina af met informatie voor de
leverancier.
Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de
glasplaat.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Waarschuwing Toner bijna op gebruiken
Als de tonercassette bijna leeg is, knippert de Status-LED rood. U kunt
instellen of u wenst dat deze LED al dan niet gaat knipperen.
1. Zorg ervoor dat u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met de
bijgeleverde cd-rom met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in het systeemvak van
Windows of in het "Notification Area" van Linux. U kunt ook op Smart
Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Toner bijna op. Selecteer de gewenste instelling en
klik vervolgens op Toepassen.
Het serienummer zoeken
Als u contact opneemt met de klantenservice of als u zich registreert op de
website van Samsung, moet u het serienummer van uw apparaat opgeven.
Dit doet u als volgt:
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Serienummer verschijnt en druk op OK.
5. Controleer het serienummer van uw apparaat.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat
in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de
levensduur van uw apparaat te verlengen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen
die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties
bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is
terechtgekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger
gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk
voor u zijn.
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije
doek. U kunt de doek bevochtigen met een beetje water, maar let erop dat
er geen water op of in het apparaat terechtkomt.
Onderhoud_ 98
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en
stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
1. Sch
akel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Ope
n de voorklep en trek de tonercassette uit het apparaat. Plaats de
tonercassette op een schoon, vlak oppervlak.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor
zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt
blootgesteld aan licht. Dek de cassette zo nodig af met een
stuk papier.
Raa
k de groene onderkant van de tonercassette niet aan.
Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de onderzijde
niet hoeft aan te raken.
3. Verwijd
er met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en
gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
Zorg dat u bij het reinigen van de binnenkant van het apparaat de
transportrol onder de tonercassette of andere onderdelen binnenin
niet beschadigt. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals benzeen of
verdunner, om te reinigen. Dit kan de afdrukkwaliteit negatief
beïnvloeden en het apparaat beschadigen.
4. L
okaliseer de lange glasstrook bovenaan aan de binnenkant van het
cassettecompartiment en maak deze voorzichtig schoon met een
wattenstaafje.
5. Plaats de tonercassette terug en sluit de voorklep.
6. Stee
k de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
Scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. Wij raden
u aan om de scannereenheid bij het begin van elke dag te reinigen. Herhaal
dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Be
vochtig een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met
een beetje water.
2. Ope
n het deksel van de scanner.
3. Ve
eg de glasplaat en het glas van de automatische documentinvoer
schoon en droog ze daarna af.
1 Scannerdeksel
2 Glasplaat
3 Glasplaat van de
documentinvoer
4 Witte strook
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel en het witte blad schoon en
droog ze af.
5. Sl
uit het deksel van de scanner.
Onderhoud_ 99
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan de aanbevelingen te
volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de
langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op dezelfde plaats als waar de printer wordt gebruikt,
in het ideale geval een kantoor waar de temperatuur en vochtigheid worden
geregeld. Haal de tonercassette pas uit zijn originele, ongeopende
verpakkking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de
originele verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de
cassette bedekken met papier en moet u de cassette bewaren in een
donkere kast.
Als u de verpakking van de cassette opent voordat u de cassette gebruikt,
nemen de gebruiksduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk af.
Bewaar de cassette niet op de grond. Als de tonercassette uit de printer
wordt verwijderd, moet de cassette altijd worden bewaard:
in de beschermhoes van de originele verpakking,
Liggend (niet staand) met dezelfde kant boven als na installatie.
Bewaar verbruiksartikelen niet:
- in temperaturen boven 40 °C,
- in een omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of
meer dan 80%,
- in een omgeving met extreme temperatuur- of
vochtigheidsschommelingen,
- in direct zon- of kunstlicht,
- op stoffige plaatsen,
- in een auto gedurende een lange periode,
- in een omgeving met corrosieve dampen,
- in een omgeving met zilte lucht.
Behandelingsrichtlijnen
Raak het oppervlak van de lichtgevoelige drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Draai de drum nooit handmatig, vooral niet in de omgekeerde richting,
want hierdoor kan de cassette binnenin worden beschadigd en gaan
lekken.
Gebruik van tonercassettes van andere merken en
bijgevulde tonercassettes
Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Samsung in uw
printer wordt door Samsung Electronics niet aangeraden noch
goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor generieke, bijgevulde of gereviseerde
tonercassettes, alsook tonercassettes van een bepaald winkelmerk.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat
die ontstaan is door het gebruik van een bijgevulde cassette, een
gerecyclede cassette of een tonercassette van een ander merk dan
Samsung.
Geschatte gebruiksduur van tonercassette
De geschatte gebruiksduur van een tonercassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. Het eigenlijke aantal
afdrukken kan verschillen afhankelijk van de afdrukdichtheid, de
omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat
van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, ligt
het tonerverbruik hoog en moet u de cassette sneller vervangen.
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw
apparaat
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn
kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit
kan verslechteren.
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee
mensen het apparaat goed vasthouden.
Problemen oplossen_ 100
13.Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Toner herverdelen
Vastgelopen originelen verwijderen
Tips om papierkrulling te vermijden
Tips om papierstoringen te voorkomen
Papierstoringen verhelpen
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
Verschijn
en er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk.
Bere
id nieuwe cass. voor verschijnt op het scherm.
Knippert de Status-LED rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit ti
jdelijk verbeteren door de resterende
toner in de tonercassette te herverdelen. Soms blijven die witte strepen of
lichtere gebieden voorkomen, zelfs nadat de toner is herverdeeld.
1. Ope
n de voorklep.
2. Verwijd
er de tonercassette.
3. Rol de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner gelijkmatig te
verdelen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Neem
de cassette vast bij de handgreep zodat u de onderzijde niet hoeft
aan te raken.
4. H
oud de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de cassette
voorzichtig in de opening van het apparaat.
De nokken aan de zijkanten van de cassette en de corresponderende
g
roeven in het apparaat leiden de cassette in de juiste positie tot ze
vastklikt.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Problemen oplossen_ 101
Vastgelopen originelen verwijderen
Als een origineel vastloopt in de ADI, verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of
gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. O
pen de klep van de ADI.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
Ga naar stap 5 als u geen papier ziet in dit gebied.
4. Sl
uit de klep van de ADI. Als u pagina’s hebt verwijderd, plaatst u ze
terug in de ADI.
5. Open het deksel van de scanner.
6. Grijp
het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergebied door het voorzichtig met beide handen naar rechts te
trekken.
1 Scannerdeksel
7. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw
in de ADI.
Problemen oplossen_ 102
Tips om papierkrulling te vermijden
1. Open de achterklep.
2. Duw de he
ndel aan weerskanten naar beneden.
1 Hendel
Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend.
Doe dit enkel als de afdruk meer dan 20 mm omgekruld is.
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een
papierstoring optreedt.
Zorg
ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie
"Papier in de lade plaatsen" op pagina 51).
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijd
er geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig he
t papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voor u
het in de lade plaatst.
Geb
ruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats
geen verschillende soorten papier in een lade.
Geb
ruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Papierformaat en -type
instellen" op pagina 54).
Zorg ervoor dat het papier in de lade ligt met de te bedrukken zijde naar
onder of in de lade voor handmatige invoer met de te bedrukken zijde
naar boven.
Papierstoringen verhelpen
Als er papier is vastgelopen, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het
display.
Om door te gaan met afdrukken na het verwi
jderen van vastgelopen papier,
moet u de voorklep openen en vervolgens weer sluiten.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
In lade 1
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen
van vastgelopen papier.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
Als het papier niet uit het apparaat komt, gaat u door met de volgende
stap.
2. T
rek lade 1 uit.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Als het papier niet beweegt als u eraan trekt, of als er geen papier te
zien is in dit deel van de printer, controleert u de fixeereenheid rond de
tonercassette (zie "Binnenin het apparaat" op pagina 103).
4. Sch
uif lade 1 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 103
In de lade voor handmatige invoer
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen
van vastgelopen papier.
1. Als het papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u het uit het
apparaat.
2. Open en sluit de klep aan de voorzijde om verder te gaan met
afdrukken.
Binnenin het apparaat
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen
van vastgelopen papier.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep aan de voorzijde en trek de tonercassette naar buiten door
ze voorzichtig naar beneden te drukken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Plaats de tonercassette terug en sluit de klep aan de voorzijde. De
printer gaat automatisch door met afdrukken.
In het uitvoergebied
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen
van vastgelopen papier.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
Wanneer u geen vastgelopen papier ziet, gaat u naar de volgende stap.
2. T
rek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand
ondervindt wanneer u eraan trekt, en ga door met de volgende stap.
3. Ope
n de achterklep.
4. D
uw de hendels naar beneden en verwijder het papier.
1 Hendel
Problemen oplossen_ 104
Wanneer u geen vastgelopen papier ziet, gaat u naar de volgende stap.
5. Duw de he
ndels van de fixeereenheid naar beneden en verwijder het
papier.
Zet de hendels terug in de oorspronkelijke stand.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig
wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
6. Zet de hendels terug in de oorspronkelijke positie.
7. Sluit de achterkle
p.
8. Ope
n en sluit de voorklep. De printer gaat automatisch door met
afdrukken.
Informatie over berichten op het display
Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de
status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande
tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het
probleem.
Berichten op het display controleren
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat
uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren.
Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich
blijft voordoen.
Al
s u contact opneemt met de klantenservice is het nuttig dat u het
bericht op het display doorgeeft.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige meldingen
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
[foutnummer] g
eeft de foutcode aan.
[la
detype] geeft het ladenummer aan.
[medi
atype] geeft het type afdrukmedia aan.
[medi
aformaat] geeft het formaat van de afdrukmedia aan.
[kleu
r] geeft de kleur van de toner of de beeldeenheid aan.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
[COMM. -fout] Het apparaat heeft
een
communicatieproblee
m.
Vraag de afzender om de
fax opnieuw te
verzenden.
[Incompatibel] Het apparaat heeft
een fax ontvangen
van een nummer dat
is geregistreerd als
een ongewenst
faxnummer.
De ontvangen
faxgegevens worden
verwijderd. Controleer de
instellingen voor
ongewenste
faxnummers. Zie pagina
50.
[Lijn bezet] Het ontvangende
faxapparaat antwoordt
niet of de lijn is al in
gebruik.
Wacht enkele minuten en
probeer het opnieuw.
[Lijnfout] Uw apparaat kan
geen verbinding tot
stand brengen met het
ontvangende
faxapparaat of de
verbinding is
verbroken als gevolg
van een probleem met
de telefoonlijn.
Probeer het opnieuw. Als
het probleem zich blijft
voordoen, wacht u een
uurtje en probeert u het
opnieuw. U kunt ook de
foutcorrectiemodus
(ECM) inschakelen. Zie
pagina 50.
[Op Stop gedr.] Stop/Clear is
ingedrukt terwijl het
apparaat in werking
was.
Probeer het opnieuw.
Problemen oplossen_ 105
BOOTP-probl. Aut.
IP uitv.
Toewijzing van
IP-adres is mislukt. Dit
gebeurt wanneer Auto
IP is ingesteld voor
BOOTP in
SyncThru™ Web
Service.
Wjizig de methode voor
het toewijzen van
IP-adressen naar DHCP
of Statisch. Als u de
instelling niet wijzigt, zal
de BOOTP-server
voortdurend vragen om
het toewijzen van het
IP-adres.
BOOTP-probl.
Herconf. DHCP
Toewijzing van
IP-adres is mislukt. Dit
gebeurt wanneer Auto
IP niet is ingesteld
voor BOOTP in
SyncThru™ Web
Service.
Wjizig de methode voor
het toewijzen van
IP-adressen naar DHCP
of Statisch. Als u de
instelling niet wijzigt, zal
de BOOTP-server
voortdurend vragen om
het toewijzen van het
IP-adres.
DHCP-probl.: Aut.
IP uitv.
Toewijzing van
IP-adres is mislukt. Dit
gebeurt wanneer Auto
IP is ingesteld voor
DHCP in SyncThru™
Web Service.
Wjizig de methode voor
het toewijzen van
IP-adressen naar
BOOTP of Statisch. Als u
de instelling niet wijzigt,
zal de DHCP-server
voortdurend vragen om
het toewijzen van het
IP-adres.
DHCP-probl.
Herconf. BOOTP
Toewijzing van
IP-adres is mislukt. Dit
gebeurt wanneer Auto
IP niet is ingesteld
voor DHCP in
SyncThru™ Web
Service.
Wjizig de methode voor
het toewijzen van
IP-adressen naar
BOOTP of Statisch. Als u
de instelling niet wijzigt,
zal de DHCP-server
voortdurend vragen om
het toewijzen van het
IP-adres.
Verw. vastgel.
doc.
Het origineel heeft
een papierstoring
veroorzaakt in de ADI.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Vastgelopen originelen
verwijderen" op
pagina 101).
Klep open.
Sluit klep.
De voorklep is niet
goed vergrendeld.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Einde gebr.duuur
Pl. nieuwe cass.
De aangegeven
tonercassettes is aan
het eind van haar
geschatte
gebruiksduur. De
printer stopt met
afdrukken.
De geschatte
gebruiksduur
van een
cassette verwijst
naar de
verwachte of
geschatte
gebruiksduur
van een
tonercassette.
Het geeft aan
hoeveel
afdrukken er
met de cassette
gemiddeld
kunnen worden
gemaakt
conform ISO/
IEC 19798 (zie
"Verkrijgbare
verbruiksartikele
n" op
pagina 118).
Het aantal
pagina’s kan
worden
beïnvloed door
de
omgevingsvoor
waarden, de tijd
tussen
afdruktaken en
het type en
formaat van het
afdrukmateriaal.
Er kan een
kleine
hoeveelheid
toner
achterblijven in
de cassette,
zelfs wanneer
het bericht
Einde
gebr.duuur Pl.
nieuwe
cass.verschijnt
en de printer
stopt met
afdrukken.
Vervang de tonercassette
(zie
"De tonercassette
vervangen" op
pagina 119).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 106
Fout [foutnummer]
Zet uit en aan
Er is een systeemfout
opgetreden.
Start het apparaat
opneiuw op en probeer
nogmaals af te drukken.
Neem contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Plaats tonercas. De tonercassette is
niet of niet juist
geplaatst.
Installeer de
tonercassette opnieuw.
Herhaal dit twee of drie
keer om te controleren of
hij goed op zijn plaats
komt. Als het probleem
zich blijft voordoen
betekent dit dat de
tonercassette niet wordt
gedetecteerd. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Plaats [formaat van
afdrukmateriaal] in
[nummer van lade]
Er is geen papier in de
lade.
Plaats het juiste papier in
de juiste lade (zie
"Papier
in de lade plaatsen" op
pagina 51).
Geh. vol
Verw. taak
Het geheugen is vol. Druk op de pijl-links/
rechts om Annuleren of
Start te selecteren en
druk vervolgens op OK.
Als u Annuleren
selecteert, stopt het
apparaat met de
verwerking van de
faxtaak. Als u Start
selecteert, verzendt het
apparaat alleen de
ingescande documenten
van de faxtaak.
Netw.probl.:
IP-conflict
Het IP-adres wordt
elders gebruikt.
Controleer het IP-adres
of stel een nieuw
IP-adres in.
Geen antwoord Het andere
faxapparaat neemt
zelfs na verschillende
pogingen niet op.
Probeer het opnieuw. Ga
na of het andere
faxapparaat aan staat.
TC niet
comp.
De tonercassette is
niet geschikt voor dit
apparaat.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele
Samsung-cassette (zie
"De tonercassette
vervangen" op
pagina 119).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Uitvoervak vol
Verw. pap.
De uitvoerlade is vol.
Of de sensor is niet
omlaag gericht.
Zodra het papier uit de
uitvoerlade is verwijderd,
gaat de printer door met
afdrukken. Of zorg ervoor
dat de sensor omlaag
gericht is. Neem contact
op met de serviceafdeling
als het probleem zich
blijft voordoen.
[ladenummer]
leeg
De aangegeven
papierlade is leeg.
Plaats papier in de lade
(zie
"Papier in de lade
plaatsen" op pagina 51).
Lade
[ladenummer]
geopend
De aangegeven
ladecassette is niet
geplaatst, of niet goed
gesloten.
Om de lade te sluiten
drukt u de achterkant
naar beneden, lijnt u die
uit met de sleuf en schuift
u hem in de printer.
Pap.st.
in MF-lade
Er is papier
vastgelopen bij de
lade voor handmatige
invoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In de lade voor
handmatige invoer" op
pagina 103).
Pap.st.
in lade 1
Er is papier
vastgelopen in lade 1.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In lade 1" op
pagina 102).
Pap.st.
in app.
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Binnenin het apparaat"
op pagina 103).
Pap.st.
in uitv.gebied
Er is speciaal
afdrukmateriaal
vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "In het
uitvoergebied" op
pagina 103.
Zie "In de lade voor
handmatige invoer"
op pagina 103.
Bereid nieuwe
cass. voor
De aangegeven
tonercassette is bijna
leeg. De geschatte
gebruiksduur van de
cassette is bijna
bereikt.
Bereid een nieuwe
cassette voor ter
vervanging van de oude.
U kunt de afdrukkwaliteit
tijdelijk verhogen door de
toner te herverdelen (zie
"Toner herverdelen" op
pagina 100).
Verw. afsluitt. en
plaats TC
Het apparaat vindt
geen tonercassette.
Verwijder de
afdichtingstape van de
tonercassette.
Raadpleeg de Beknopte
installatiehandleiding.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 107
Vervang toner De tonercassette is
bijna aan het eind van
de geschatte
gebruiksduur.
U kunt kiezen tussen
Stop of Doorgaan zoals
weergegeven op het
bedieningspaneel. Als u
Stop selecteert, stopt de
printer met afdrukken en
kunt u niet meer
afdrukken zolang u de
cassette niet hebt
vervangen. Als u
Doorgaan kiest, gaat de
printer door met
afdrukken maar kan de
afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u van een optimale
afdrukkwaliteit wilt blijven
genieten, dient u de
tonercassette te
vervangen wanneer dit
bericht verschijnt. Als u
de cassette verder blijft
gebruiken, kunnen er
problemen rijzen met de
afdrukkwaliteit (zie
"De
tonercassette vervangen"
op pagina 119).
Samsung raadt het
gebruik van
niet-originele
Samsung-tonercas
settes zoals
bijvulde of
gereviseerde
cassettes af.
Samsung kan de
kwaliteit van
niet-originele
Samsung-tonercas
settes niet
garanderen.
Ondersteuning of
reparaties als
gevolg van het
gebruik van
niet-originele
Samsung-tonercas
settes worden niet
gedekt door de
apparaatgarantie.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Plaats nieuwe
fixeereenheid
De fixeereenheid is
versleten.
Plaats een nieuwe
fixeereenheid. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Zelfdiagnose
Even geduld
De printermotor
controleert een aantal
problemen die werden
ontdekt.
Een ogenblik geduld.
Te veel faxen
Verw. taak
Er zijn te veel faxen
ontvangen.
Verwijder ontvangen fax.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 108
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met
de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven
volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met de
serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Stroomproblemen
Klik op deze koppeling om een animatie over stroomproblemen te
bekijken.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
krijgt geen
stroom,
of de
ver
bindingskabel
tussen de
computer en het
apparaat is niet
goed
aangesloten.
Ste
ek het netsnoer in en druk op (Aan/Uit)
op het bedieningspaneel.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit
hem opnieuw aan.
- Lo
kaal afdrukken
- Afdrukken in een netwerk (alleen voor
netwerkmodel)
Problemen met papierinvoer
Probleem Voorgestelde oplossingen
Papier loopt vast
tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 102
).
Papier kleeft aan
elkaar.
Controleer de maximale papiercapaciteit van
de lade (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 122).
Zo
rg dat u een geschikte papiersoort gebruikt
(zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 122).
Haa
l het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen
bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven
kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier
van dezelfde soort en hetzelfde formaat en
gewicht.
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventueel vastgelopen papier in het
apparaat.
Het papi
er werd niet goed in de lade
geplaatst. Verwijder het papier en plaats het
op de juiste manier in de lade.
Er l
igt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papi
er is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties van het apparaat voldoet
(zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 122).
Als een ori
gineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet de rubbermat van de ADI
mogelijk worden vervangen. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Problemen oplossen_ 109
Afdrukproblemen
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de lade voor
handmatige invoer als u op speciaal materiaal
afdrukt.
U gebruikt een verkeerde papiersoort.
Gebruik alleen papier dat aan de specificaties
van het apparaat voldoet (zie "Specificaties
van het afdrukmateriaal" op pagina 122).
Er zitten mogelijk materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder
eventuele resten.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet de rubbermat van de ADI
mogelijk worden vervangen. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Transparanten
kleven aan elkaar in
de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal voor
laserprinters zijn bedoeld. Verwijder elk
transparant zodra het is uitgevoerd.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als de
standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De voorklep is niet gesloten. Sluit de voorklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen"
op pagina 102).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de
lade plaatsen" op pagina 51).
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een
tonercassette.
Neem contact op met de serviceafdeling als er een
systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat
los en sluit hem opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer die
naar behoren werkt en druk een
document af. U kunt ook
proberen om een andere kabel
voor uw apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is
verkeerd.
Controleer de printerinstellingen
in Windows om vast te stellen of
de afdruktaak naar de juiste
poort wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
Voorkeursinstellingen om na
te gaan of alle afdrukinstellingen
correct zijn (zie
"Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 58).
Het
printerstuurprogram
ma is mogelijk niet
goed geïnstalleerd.
Herstel de software van het
apparaat (zie
"Het
stuurprogramma installeren voor
een USB-apparaat" op
pagina 34, "Het
stuurprogramma voor
verbinding met een bedraad
netwerk of voor aansluiting via
USB installeren" op pagina 41).
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft. Neem
contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Problemen oplossen_ 110
Het apparaat
drukt niet af.
Het document is zo
groot dat er
onvoldoende ruimte
is op de harde schijf
van de computer om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte vrij op de
harde schijf en druk het
document opnieuw af.
De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de
uitvoerlade is verwijderd, gaat
het apparaat door met
afdrukken.
Het apparaat
haalt papier
uit de
verkeerde
invoerbron.
De papieroptie die in
de
Voorkeursinstelling
en voor afdrukken is
geselecteerd is
mogelijk onjuist.
In veel softwaretoepassingen
kan de lade worden
geselecteerd op het tabblad
Papier in de
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken. Selecteer de juiste
papierbron. Raadpleeg de Help
bij het printerstuurprogramma
(zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58).
Een
afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk zeer
complex.
Maak de pagina minder complex
of wijzig de instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van
de pagina is
leeg.
De afdrukstand werd
mogelijk verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het papierformaat
dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in
de papierlade. Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld in
het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier dat
is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst
is niet correct,
vervormd of
niet compleet.
De kabel van het
apparaat zit los of is
defect.
Maak de kabel van het apparaat
los en sluit hem opnieuw aan.
Druk een document af dat u
eerder wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit de kabel en het
apparaat indien mogelijk aan op
een andere computer en druk
een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Als dit alles niet
helpt, probeert u een nieuwe
printerkabel.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu
van de toepassing of u de juiste
printer hebt geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Schakel
het apparaat uit en weer in.
Er worden
blanco
pagina’s
"afgedrukt".
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel de toner indien
nodig. Vervang indien nodig de
tonercassette.
Het bestand bevat
mogelijk blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Er is mogelijk een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Het apparaat
drukt het
PDF-bestand
niet juist af.
Sommige
delen van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het
PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden
afgedrukt door het PDF-bestand
af te drukken als een afbeelding.
Schakel Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in beslag.
De foto’s
worden niet
goed
afgedrukt. De
afbeeldingen
zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de
foto is erg laag.
Maak de foto kleiner. Als u de
foto in de softwaretoepassing
vergroot, vermindert de
resolutie.
Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 111
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande
tabel om het probleem te verhelpen.
Er komt voor
het afdrukken
stoom uit het
apparaat ter
hoogte van de
uitvoerlade.
Het gebruik van
geperforeerd papier
kan aanleiding geven
tot de verspreiding
van dampen tijdens
het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga
gewoon door met afdrukken.
Het apparaat
drukt geen
speciaal
papier zoals
rekeningpapie
r af.
Het papierformaat en
de
papierformaatinstellin
g komen niet
overeen.
Stel het juiste papierformaat in
onder Instellingen aangepast
papierformaat op het tabblad
Papier in
Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 58).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag
gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna
op. Door de resterende toner over de
cassette te verdelen, kunt u er waarschijnlijk
nog een aantal afdrukken mee maken (zie
"Toner herverdelen" op pagina 100). Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet ve
rbetert, moet u
een nieuwe tonercassette plaatsen.
Het papier voldoet mogelijk niet aan de
papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn (zie "Specificaties van
het afdrukmateriaal" op pagina 122).
Als de
hele pagina te licht is, is de
afdrukresolutie te laag ingesteld of staat het
apparaat in de tonerspaarstand. Wijzig de
afdrukresolutie en schakel de
tonerspaarstand uit. Raadpleeg de Help bij
het printerstuurprogramma.
Ee
n combinatie van vage plekken en vegen
kan erop wijzen dat de tonercassette moet
worden gereinigd (zie "De binnenkant
reinigen" op pagina 98).
He
t oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn (zie "De binnenkant
reinigen" op pagina 98).
Tonervlekken
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Het papier voldoet mogelijk niet aan de
specificaties. Het kan bijvoorbeeld te vochtig
of te ruw zijn (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 122).
De
transportrol is mogelijk vuil. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact
op met een medewerker van de
klantenservice.
He
t papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
Onregelmatighede
n
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans
ronde, plekken verschijnen:
Er zit
mogelijk een slecht vel tussen het
papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op
alle plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 122).
D
e hele partij papier is niet in orde.
Problemen tijdens de productie kunnen ertoe
leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
Stel
de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
Al
s het probleem hiermee niet kan worden
opgelost, neemt u contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
H
et papier is te ruw en er valt veel vuil vanaf
het papier op de interne onderdelen van het
apparaat waardoor de rol vuil kan zijn.
Reinig de binnenkant van het apparaat (zie
"De binnenkant reinigen" op pagina 98).
H
et papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe (zie "De binnenkant
reinigen" op pagina 98).
Verticale strepen
Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont:
Er zitte
n mogelijk krassen op het oppervlak
(drumgedeelte) van de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 119).
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
H
et oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn (zie "De binnenkant
reinigen" op pagina 98).
Zwarte
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Geb
ruik papier met een lager gewicht (zie
"Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 122).
C
ontroleer de omgevingsvoorwaarden:
bijzonder droge omstandigheden of een
hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV)
kunnen aanleiding geven tot een grijzere
achtergrond.
Ve
rwijder de oude tonercassette en plaats
een nieuwe (zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 119).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 112
Tonervlekken Als er tonervlakken op de pagina verschijnen:
Rein
ig de binnenkant van het apparaat (zie
"De binnenkant reinigen" op pagina 98).
Controle
er de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 122).
Verwijd
er de tonercassette en plaats een
nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 119).
Verticaal
teru
gkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De to
nercassette is wellicht beschadigd. Als
hetzelfde probleem zich blijft voordoen,
plaatst u een nieuwe tonercassette (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 119).
Er
zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op
de achterkant van de pagina bevinden, zal
het probleem waarschijnlijk na enkele
pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeeree
nheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Schaduwvlekken
A
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door
kleine hoeveelheden toner die willekeurig
verspreid op de afdruk voorkomen.
Mi
sschien is het papier te vochtig. Probeer af
te drukken op papier van een andere partij.
Maak een pak papier pas open op het
moment dat u het gaat gebruiken zodat het
papier niet te veel vocht opneemt.
Wij
zig de afdruklay-out als er
schaduwvlekken verschijnen op een envelop
om te voorkomen dat er wordt afgedrukt op
een gebied met overlappende naden aan de
rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als het ge
hele oppervlak van een afgedrukte
pagina bedekt is met schaduwvlekken, kiest
u een andere afdrukresolutie in het
softwareprogramma of in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken
(zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58).
Misvormde tekst
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold"
effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer
een ander soort papier (zie "Specificaties van
het afdrukmateriaal" op pagina 122).
Als tekens er misvormd uitzien en
een
golvend effect geven, is de scannereenheid
mogelijk aan onderhoud toe (zie
"Scannereenheid reinigen" op pagina 98
).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Papier schuin
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbCc
AaBbCc
Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 122).
Le
t erop dat de geleiders niet te dicht en niet
te ver af staan van de stapel papier.
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is (zie
"Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 122).
Draa
i de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens het papier 180° te draaien in de
lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 122).
Draa
i de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens het papier 180° te draaien in de
lade.
Achterkant van
afd
rukken is vuil
Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de
binnenkant van het apparaat (zie "De
binnenkant reinigen" op pagina 98).
Eén vaste kleur of
z
warte pagina’s
A
De tonercassette werd mogelijk niet goed
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze
opnieuw.
De
tonercassette is mogelijk defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe (zie
"De tonercassette vervangen" op
pagina 119).
Het apparaat moet mogelijk worden
gerepareerd. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 113
Problemen met kopiëren
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat (zie
"De binnenkant reinigen" op pagina 98).
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 122).
Ver
wijder de tonercassette en plaats een
nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 119).
L
ost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Openingen in
teke
ns
Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er
witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart
zouden moeten zijn:
Als d
it probleem optreedt bij transparanten
probeert u een ander soort transparant.
Vanwege de samenstelling van
transparanten zijn enkele onvolledige tekens
normaal.
Mi
sschien drukt u af op de verkeerde kant
van het papier. Verwijder het papier en draai
het om.
Mo
gelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties (zie "Specificaties van
het afdrukmateriaal" op pagina 122).
Horizontale
stre
pen
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
Controleer bij horizontale zwarte strepen of
vegen het volgende:
De to
nercassette werd mogelijk verkeerd
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze
opnieuw.
De tonercassette is mogelijk defect.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 119).
Lost
dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het
papier niet wordt ingevoerd, doet u het
volgende:
Draai
de stapel papier in de lade om.
Probeer ook eens het papier 180° te draaien
in de lade.
Ste
l de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 58
).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk, of de
afdruk is te licht of
vuil.
Mogelijk gebruikt u uw apparaat op een hoogte
van meer dan 1.000 meter. Bij dergelijke hoogte
kan de afdrukkwaliteit afnemen (bijv. losse toner
of een lichte afdruk). Stel uw apparaat in op de
juiste hoogte (zie "Luchtdrukaanpassing" op
pagina 45).
Probleem Doe het volgende
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Maak de achtergrond van kopieën lichter of
donkerder met behulp van Tonersterkte in
Kopieerfunctie (zie "De tonersterkte wijzigen"
op pagina 66
).
Uitgesmeerde
stukken, lijnen,
vlekken of stippen
verschijnen op
kopieën.
Gebruik Tonersterkte in Kopieerfunctie om
de achtergrond van uw kopieën lichter te
maken als de onregelmatigheden zich op het
origineel bevinden (zie "De tonersterkte
wijzigen" op pagina 66).
Als
het origineel geen onregelmatigheden
vertoont, moet u de scannereenheid reinigen
(zie "Scannereenheid reinigen" op
pagina 98
).
Kopie staat scheef. Controleer of het origineel op de glasplaat ligt
met de bedrukte zijde naar onder of in de
automatische documentinvoer met de
bedrukte zijde naar boven.
Controleer of het kopieerpapier op de juiste
manier in het apparaat werd geplaatst.
Afgedrukte kopieën
zijn blanco.
Controleer of het origineel op de glasplaat ligt
met de bedrukte zijde naar onder of in de
automatische documentinvoer met de bedrukte
zijde naar boven.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 114
Problemen met scannen
Probleem Voorgestelde oplossingen
De scanner doet het
niet.
Zorg ervoor dat u het te scannen origineel
op de glasplaat plaatst met de bedrukte
zijde naar onder en in de automatische
documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven.
Er
is mogelijk niet voldoende geheugen vrij
voor het document dat u wilt scannen. Ga na
of de functie Prescan werkt. Probeer een
lagere scanresolutie.
Co
ntroleer of de kabel van uw apparaat op
de juiste wijze is aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd is.
Vervang de kabel door een kabel waarvan u
zeker weet dat hij werkt. Vervang indien
nodig de kabel.
Co
ntroleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de
scaninstellingen in SmarThru of in de
toepassing die u wilt gebruiken om er zeker
van te zijn dat de scantaak naar de juiste
poort wordt verzonden (bijvoorbeeld
USB001).
Het apparaat doet erg
lang over een scan.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen
gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met
scannen tot de afdruktaak is voltooid.
Het
scannen van afbeeldingen kost meer tijd
dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig
is om de ingescande afbeelding te
analyseren en te reproduceren. Stel de
printerpoort van uw computer in op
ECP-modus (in de BIOS-instellingen van de
computer). De communicatiesnelheid gaat
dan omhoog. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van uw computer
voor meer informatie over de
BIOS-instellingen.
Er verschijnt een
bericht op het
beeldscherm:
App
araat kan niet
in de gewenste H/
W-modus staan.
Poort wordt
g
ebruikt door een
ander programma.
Poort is
ge
deactiveerd.
Sc
anner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
gegevens.
Probeer het
opnieuw zodra de
huidige taak is
voltooid.
On
geldige ingang.
Scan
nen is
mislukt.
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak
uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te
voeren nadat de voorgaande taak is
voltooid.
De ge
selecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het opnieuw.
De kabe
l van uw apparaat is wellicht niet
goed aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Het sca
nnerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of het besturingssysteem is
niet correct ingesteld.
Con
troleer of het apparaat op de juiste wijze
is aangesloten en is ingeschakeld. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabe
l is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Problemen met faxen
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een nieuw pak.
In vochtige omstandigheden mag u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg ze
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een nieuwe
partij. Controleer de papiergeleiders en stel
ze indien nodig beter af.
Gebrui
k alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten van kopieerpapier in
het apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat minder lang
mee dan verwacht.
Uw originelen bevatten mogelijk
afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke
lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere
documenten die meer toner verbruiken.
He
t deksel van de scanner werd mogelijk
opengelaten tijdens het kopiëren.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Probleem Doe het volgende
Probleem voorgestelde oplossingen
Het apparaat werkt
niet, het display blijft
leeg of de toetsen
reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek hem er weer in.
Controleer of er stroom staat op het
stopcontact.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste
wijze is aangesloten.
Controleer of de wandcontactdoos in orde is
door er een ander telefoontoestel op aan te
sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen
nummers worden
verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Druk een
Adresboek af (zie "Adresboek aanmaken" op
pagina 82).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 115
Problemen met Samsung Scanbeheer
Probleem doe het volgende
Samsung
Scanbeheer werkt
niet.
Controleer uw systeemvereisten. Samsung
Scan
beheer werkt onder Windows en Macintosh
(zie "Systeemvereisten" op pagina 33).
Veelvoorkomende problemen onder Windows
Probleem Voorgestelde oplossingen
Tijdens de installatie
verschijnt het
bericht "Bestand in
gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle
software uit de printerprogrammagroep en start
Windows opnieuw op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene
beveiligingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32", of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in
de printer
opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht tot het apparaat klaar is met
afdrukken. Als het bericht verschijnt in
stand-bymodus of nadat de afdruk is voltooid,
controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er
een fout is opgetreden.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met
uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen
in Windows.
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga
na of het origineel het juiste formaat heeft en
niet te dik of te dun is.
Co
ntroleer of de ADI goed is gesloten.
De rubbermat van de automatische
documentinvoer is mogelijk aan vervanging
toe. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Faxberichten
worden niet
automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Controleer of er een foutmelding wordt
weergegeven op het display. Los in dat geval
het gemelde probleem op.
Het apparaat
verzendt geen
faxberichten.
Z
org dat het origineel zich in de ADI of op de
glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer of het andere faxapparaat uw
faxbericht kan ontvangen.
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco
of is van slechte
kwaliteit.
Er is
mogelijk een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een
slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Co
ntroleer het apparaat door een kopie te
maken.
Een van de tonercassettes is aan het eind
van haar geschatte gebruiksduur. Vervang de
tonercassette (zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 119
).
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Het documenttransport van het apparaat
waarvan het faxbericht afkomstig is, heeft even
gehaperd.
Er staan strepen op
de originelen die u
hebt verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig
deze indien nodig (zie "Scannereenheid
reinigen" op pagina 98).
Het nummer wordt
gekozen maar er kan
geen verbinding tot
stand worden
gebracht met de
andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er
geen oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere apparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als het scherm met de status
van het geheugen verschijnt, verwijdert u
faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het
geheugen en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan. Neem contact op met de
klantenservice.
Er verschijnen
blanco stukken
onderaan op de
pagina, met een
kleine strook tekst
bovenaan.
U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 54 voor informatie over
papierinstellingen.
Probleem voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 116
Veelvoorkomende problemen onder Linux
probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator
en selecteer het tabblad Printers in het venster
Printers configuration om de lijst met
beschikbare printers weer te geven. Controleer
of het apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is,
opent u Add new printer wizard om uw
apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer uw
apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het paneel Selected printer.
Klik op de knop Start als de status de
tekenreeks Stopped bevat. Hierna zou het
apparaat weer normaal moeten werken. De
status "stopped" kan geactiveerd zijn wanneer
er zich problemen met het afdrukken hebben
voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht
geven om een document af te drukken terwijl de
poort gebruikt wordt door een scantoepassing.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien
de functionele onderdelen van het apparaat
(printer en scanner) dezelfde I/O-interface
(poort) delen, is het mogelijk dat verschillende
toepassingen gelijktijdig toegang proberen te
krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te
voorkomen kan slechts één toepassing een taak
uitvoeren op het apparaat. De andere
toepassing waarmee een gebruiker wil
afdrukken of scannen krijgt dan de melding
"device busy" (apparaat bezet). Open Ports
configuration en selecteer de poort die is
toegewezen aan uw printer. In het deelvenster
Selected port kunt u bekijken of de poort door
een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit
het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is
voltooid of klikt u op de knop Release port als u
zeker weet dat de huidige toepassing niet naar
behoren werkt.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als
de parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp
front-end kiest u "print" -> "Setup printer" en
bewerkt u de opdrachtregelparameter in de
menuoptie.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het "Internet Printing
Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in
plaats van IPP of installeer een recentere versie
van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af. Slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een gekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of
een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux
OS. Dit probleem is aan bugs.ghostscript.com
gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem
is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 of een
hogere versie. Download de meest recente versie
van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/
projects/ghostscript/ en installeer deze om dit
probleem op te lossen.
Ik kan niet scannen
via Gimp
Front-end.
Controleer of u in Gimp Front-end het venster
Xsane: Device dialog aantreft in het menu
Acquire. Als dit niet zo is, moet u de Xsane-plug-in
voor Gimp installeren op de computer. U vindt de
Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw
Linux-distibutie of op de homepage van Gimp. Zie
de Help op de cd met uw Linux-distributie of van
de Gimp Front-end-toepassing voor meer
informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleeg dan de Help van de
toepassing.
De foutmelding
"Cannot open port
device file"
verschijnt als ik
een document
afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via
LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak
wordt uitgevoerd. Diverse versies van
CUPS-server breken de afdruktaak af als de
afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te
voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort
tijdens het afdrukken vergrendelt, blijft deze
vergrendeld door het abrupte afbreken van de
driver zodat de poort niet beschikbaar is voor
volgende afdruktaken. Als deze situatie zich
voordoet, probeert u de poort vrij te geven door
Release port te selecteren in Port configuration.
probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 117
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer
werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
PDF-bestanden niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen, tekst
of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het
PDF
-bestand af te drukken als een afbeelding.
Schakel Print As Image uit de afdrukopties van
Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in Mac OS X
10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot Mac OS X 10.3.3
of hoger.
Bepaalde letters
worden niet normaal
weergegeven tijdens
het afdrukken van
het voorblad.
Mac OS kan het lettertype niet maken bij het
afdrukken van het voorblad. Letters en cijfers
worden normaal weergegeven op het voorblad.
Wanneer u onder
Mac OS een
document afdrukt
met Acrobat Reader
6.0 of een hogere
versie, worden de
kleuren niet juist
afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw
prin
terstuurprogramma overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw
computer is meegeleverd voor meer informatie over
Macintosh-foutmeldingen.
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of uw apparaat met uw computer is
verbonden, of het op de juiste manier via de
USB-poort is aangesloten en ingeschakeld
werd.
C
ontroleer of het scannerstuurprogramma voor
uw apparaat op uw computer is geïnstalleerd.
Open de Unified Linux Driver-configurator, ga
naar Scanners configuration en druk op
Drivers. Kijk of er een stuurprogramma in de
lijst staat voor uw apparaat.
C
ontroleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien
de functionele onderdelen van het apparaat
(printer en scanner) dezelfde I/O-interface
(poort) delen, is het mogelijk dat verschillende
toepassingen gelijktijdig toegang proberen te
krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te
voorkomen kan slechts één toepassing een taak
uitvoeren op het apparaat. De andere
toepassing waarmee een gebruiker wil
afdrukken of scannen krijgt dan de melding
"device busy" (apparaat bezet). Dit gebeurt
doorgaans bij het starten van een
scanprocedure. Er verschijnt een
overeenkomstig dialoogvenster.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de Ports configuration
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt
overeen met de bestemming LP:0 die wordt
weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1
heeft betrekking op LP:1 enzovoort.
USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de
scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4
enzovoort. In het deelvenster Selected port
kunt u zien of de poort door een andere
toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is,
wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of
drukt u op de knop Release port als u zeker
weet dat de huidige poort niet naar behoren
werkt.
Het apparaat scant
niet.
Zorg ervoor dat het document in het apparaat is
geladen en dat uw apparaat met de computer is
verbonden.
Of er een I/O-fout is optreedt bij het scannen.
probleem Voorgestelde oplossingen
Verbruiksartikelen en accessoires_ 118
14.Verbruiksartikelen en accessoires
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor onderhoud van uw apparaat
kunt aankopen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Aankoopmogelijkheden
Verkrijgbare verbruiksartikelen
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
De tonercassette vervangen
De resterende gebruiksduur van verbruiksartikelen controleren
De beschikbare accessoires kunnen verschillen van land tot land.
Neem contact op met uw verkoper om de lijst met beschikbare
accessoires te ontvangen.
Aankoopmogelijkheden
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of
reserveonderdelen wilt bestellen, neem dan contact op met de lokale
Samsung-handelaar of verdeler bij wie u de printer hebt gekocht. Of ga naar
www.samsung.com/supplies, selecteer uw land/regio voor meer
informatie over ondersteuning.
Verkrijgbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur naderen, kunt u
de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen:
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19752.
Standaardgebr
ui
ksduur
Ong. 1.500 pagina’s 105 (MLT-D105S)
Reg
io A
b
: 1052
b.Regio A: Albanië, België, Bosnië, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Du
itsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië,
Macedonië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal,
Roemenië, Servië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Tsjechische Republiek,
Zweden, Zwitserland en het VK.
(MLT-D1052S)
Reg
io B
c
: 1053
c. Regio B: China en India.
(MLT-D1053S)
Hoog
rende
ment
Ong. 2.500 pagina’s 105L (MLT-D105L)
Reg
io A
b
: 1052L
(MLT-D1052L)
Regio B
c
: 1053L
(MLT-D1053L)
Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119 voor het vervangen van
een tonercassette.
De gebruiksduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de
opties en de taakmodus.
U moet tonercassettes en andere verbruiksartikelen aankopen in het
land waar u uw apparaat hebt gekocht. Tonercassettes en andere
verbruiksartikelen kunnen immers incompatibel zijn met uw apparaat
aangezien de configuratie ervan verschilt van land tot land.
Samsung raadt het gebruik van niet-originele
Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gerecyclede cassettes) af.
Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes
niet garanderen. Onderhoud en reparaties die vereist zijn als gevolg
van het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes vallen niet
onder de garantie van het apparaat.
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden zodra het opgegeven aantal
afdrukken is bereikt of de gebruiksduur van het desbetreffende onderdeel is
verstreken.
Onderdelen
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a.De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte
besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte
toepassing, de verbindingsmethode, het type en formaat van de
afdrukmedia en de complexiteit van de taak.
Rubber mat van ADI Ong. 20.000 pagina’s
RMO ADF
RUBBER
Transportrol Ong. 50.000 pagina’s ROLLER-TRANSF
ER
Fixeereenheid Ong. 50.000 pagina’s FUSER
Opneemrol Ong. 50.000 pagina’s ROLLER-PICK UP
Cassette-eenheid Ong. 50.000 pagina’s CASSETTE
Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om
reserveonderdelen te kopen.
Laat onderdelen voor onderhoud alleen vervangen door een erkende
service
medewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat
hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur is
verstreken valt niet onder de garantie.
Naam van het
onderdeel
Naam van het
onderdeel
Verbruiksartikelen en accessoires_ 119
De tonercassette vervangen
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het vervangen
van een tonercassette.
Waneer een tonercassette aan het eind van haar geschatte gebruiksduur is:
Ei
nde gebr.duuur Pl. nieuwe cass. verschijnt op het scherm.
stop
t het apparaat met afdrukken. Inkomende faxberichten worden
opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het
type tonercassette van uw apparaat (zie "Verkrijgbare verbruiksartikelen" op
pagina 118).
1. Ope
n de voorklep.
2. Verwijd
er de tonercassette.
3. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
4. Verwijd
er het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen.
5. Trek de afdichtingstape aan het uiteinde van de tonercassette
voorzichtig uit de cassette en gooi de tape weg.
De afsluittape is langer dan 60 cm als hij op de juiste wijze is
verwijderd.
U
moet de tape recht van de inktcassette trekken om deze te
verwijderen. Let op dat de tape niet afscheurt. Als dit gebeurt,
is de tonercassette onbruikbaar.
Zi
e de afbeeldingen met instructies op de verpakking van de
cassette.
6. Schud de cassette voorzichtig vijf tot zes keer heen en weer om de toner
gelijkmatig te verdelen. Zo zorgt u ervoor dat u het maximumaantal
kopieën per cassette kunt maken.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Neem
de cassette vast bij de handgreep zodat u de onderzijde niet hoeft
aan te raken.
7. H
oud de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de cassette
voorzichtig in de opening van het apparaat.
De nokken aan de zijkanten van de cassette en de corresponderende
g
roeven in het apparaat leiden de cassette in de juiste positie tot ze
vastklikt.
8. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
De resterende gebruiksduur van
verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft
afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende
onderdelen.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en druk op
OK.
Info verb.art.: drukt een pagina af met informatie voor de
leverancier.
To
taal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de
glasplaat.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus.
Specificaties_ 120
15.Specificaties
In dit hoofdstuk vindt u meer informatie over de specificaties van het apparaat, zoals de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Hardwarespecificaties
Milieuspecificaties
Electrische specificaties
Specificaties van h
et afdrukmateriaal
De hier gespecificeerde waarden zijn gebaseerd op eerdere gegevens. (Zie www.samsung.com/printer voor actuele informatie.)
Hardwarespecificaties
Item Beschrijving
Afmetingen Hoogte SCX-4600 Series: 275,8 mm
SC
X-4623F(K), SCX-4623FN: 318,9 mm
SCX-4623FH: 318,9 mm
a
a.De afmetingen en het gewicht zijn gebaseerd op een apparaat zonder handset.
Diepte SCX-4600 Series: 409 mm
SC
X-4623F(K), SCX-4623FN: 415,4 mm
SC
X-4623FH: 415,4 mm
a
Breedte SCX-4600 Series: 416 mm
SC
X-4623F(K), SCX-4623FN: 416 mm
SC
X-4623FH: 416 mm
a
Gewicht Apparaat met verbruiksartikelen SCX-4600 Series: 10,59 Kg
SCX-4623F(K), SCX-4623FN: 11,55 Kg
SC
X-4623FH: 11,55 Kg
a
Verpakkingsgewicht Papier SCX-4600 Series: 2,13 Kg
SC
X-4623 Series: 2,29 Kg
Plastic SCX-4600 Series: 0,62 Kg
SC
X-4623 Series: 0,49 Kg
Specificaties_ 121
Milieuspecificaties
Item Beschrijving
Geluidsniveau
a
a.Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
Stand-bymodus 26 dB (A)
Afdrukmodus 50 dB (A)
Kopieermodus (glasplaat van de scanner) 50 dB (A)
Kopieermodus (documentinvoer)
52 dB (A)
Temperatuur Activiteit 10 tot 32 °C
Opslaan 10 tot 32 °C
Relatieve luchtvochtigheid Activiteit 20 tot 80% RV
Opslaan 20 tot 80% RV
Electrische specificaties
De voedingsvereisten zijn gebaseerd op het land/de regio waar het apparaat wordt verkocht. Converteer de gebruikte voltages niet. Doet u dit toch, dan kan
het apparaat worden beschadigd en vervalt de productgarantie.
Item Beschrijving
Voeding
a
a.Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat.
110 volt-modellen AC 110-127 V
220 volt-modellen
AC 220-240 V
Stroomverbruik Gemiddelde bedrijfsmodus Minder dan 370 W
Stand-bymodus Minder dan 45 W
Energiebesparende modus Minder dan 10 W
Uitgeschakelde toestand Minder dan 1 Watt
Specificaties_ 122
Specificaties van het afdrukmateriaal
Type Formaat
Afmetingen
Gewicht van het afdrukmateriaal
ba
a.Plaats het papier vel per vel in de lade als het afdrukmateriaal meer weegt dan 120 g/m
2
.
/capaciteit
Normaal papier Letter 216 × 279 mm
60 tot 120 g/m
2
2
50 vellen van 80 g/m
2
60 tot 220 g/m
2
1 vel stapeling
Legal 216 × 356 mm
US Folio 216 × 330 mm
A4 210 × 297 mm
Oficio 216 × 343 mm
JIS B5 182 × 257 mm
60 tot 90 g/m
2
1
50 vellen van 80 g/m
2
ISO B5 176 × 250 mm
Executive 184 × 267 mm
A5 148 × 210 mm
A6 105 × 148 mm
Envelop Monarch-env. 98 × 191 mm Niet beschikbaar in lade 1
75 tot 90 g/m
2
1 vel stapeling
Env. nr.10 105 × 241 mm
Envelop DL 110 × 220 mm
Envelop C5 162 × 229 mm
Envelop C6 114 × 162 mm
Dik papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
90 g/m
2
90 g/m
2
1 vel stapeling
Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
60 tot 70 g/m
2
1 vel stapeling
Transparanten Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade 1
138 tot 146 g/m
2
1 vel stapeling
Etiketten
c
c. Gladheid: 100 to 250 (Sheffield).
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5, ISO
B5, Executive, A5,
Statement
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade 1
120 tot 150 g/m
2
1 vel stapeling
Kartonpapier Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5, ISO
B5, Executive, A5,
Statement,
Briefkaart 4x6
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade 1
105 tot 163 g/m
2
1 vel stapeling
Minimaal formaat (aangepast) 76 × 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 × 356 mm
b.De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
Papierlade 1 Lade voor handmatige invoer
Contact SAMSUNG worldwide_ 123
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com/ar
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com/au
AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
www.samsung.com/at
BELGIUM 02 201 2418 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/be_fr
(French)
BRAZIL 0800-124-4214004-0000 www.samsung.com/br
CANADA 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/ca
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/cl
CHINA 800-810-5858400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com/cn
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com.co
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com/latin
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com/cz
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 8-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/dk
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com/latin
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com/latin
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com/ee
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500
FINLAND 30-6227 515 www.samsung.com/fi
FRANCE 01 4863 0000 www.samsung.com/fr
GERMANY 01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.de
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com/latin
HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com/latin
HONG KONG 3698-4698 www.samsung.com/hk
HUNGARY 06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/hu
INDIA 3030 82821800
1100111800 3000 8282
www.samsung.com/in
INDONESIA 0800-112-8888 www.samsung.com/id
ITALIA 800-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com/it
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com/latin
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com/jp
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com/lv
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com/lt
LUXEMBURG 02 261 03 710 www.samsung.com/lu
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com/my
MEXICO 01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/mx
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€ 0,10/
min)
www.samsung.com/nl
NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com/nz
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com/latin
NORWAY 3-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/no
PANAMA 800-7267 www.samsung.com/latin
PHILIPPINES 1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777
www.samsung.com/ph
POLAND 0 801 1SAMSUNG
(172678) 022-607-93-33
www.samsung.com/pl
PORTUGAL 80820-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/pt
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com/latin
REP. DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com/latin
EIRE 0818 717 100 www.samsung.com/ie
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.ru
SINGAPORE 1800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sg
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sk
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/za
SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com/es
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide_ 124
SWEDEN 075-SAMSUNG (726 78 64) www.samsung.com/se
SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com/ch
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com/tw
THAILAND 1800-29-323202-689-3232 www.samsung.com/th
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/latin
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com/tr
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864)
8000-4726
www.samsung.com/ae
U.K 0845 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/uk
U.S.A 1-800-SAMSUNG
(7267864)
www.samsung.com/us
UKRAINE 8-800-502-0000 www.samsung.ua
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com/latin
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com/vn
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
Verklarende woordenlijst_ 125
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor
draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE
LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/
n-apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons,
draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een
apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een
draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en
ontvanger van WLAN-radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans
monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt
als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop
uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere
client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen
computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen
voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de
overige kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte
waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven.
Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het
afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld
dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het
papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de
dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt
en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op
niet-Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd
en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan
inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt
geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te
Verklarende woordenlijst_ 126
kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen
via het netwerk.
DMPr
De DMPr (Digital Media Printer) is een apparaat waarmee u kunt
afdrukken in een DLNA-thuisnetwerk. De DMPr drukt een pagina af door
afbeeldingen te combineren met een XHTML-sjabloon (Extensible
HyperText Markup Language).
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer
loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een
van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een
typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een
groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Duplex
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een
vel papier tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de
printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per
jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal
binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000
pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het
aantal pagina’s tot 2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die
soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt.
Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in
tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van
het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne
staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd
voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van
afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/
IP-netwerken.
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden
uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk
dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als
het uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt
omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere
computers of netwerken.
Verklarende woordenlijst_ 127
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten
te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten,
terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering
van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare
dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier
aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken)
en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen
de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De
ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de
organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de
compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen,
in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e).
Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een
netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een
Verklarende woordenlijst_ 128
hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in
grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken
van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden
verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door
ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd
lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een
doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie
te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden
informatie te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH.
De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en
verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de
drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum
moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het
contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het
reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot
een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de
eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor
thermische printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems
ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. -
die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat
in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een
printer in één minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software
kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard
invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
Verklarende woordenlijst_ 129
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol
voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe
om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met
behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en
accounting) voor het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor
e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst
gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht
worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is
een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt
naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos
netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk
gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s
zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals
de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s.
Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een
mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de
kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn
gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt
en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een
combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich
aan de vezels in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan
een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het
vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft
Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum,
Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar
te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen
om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere
randapparaten te verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau
als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze
Verklarende woordenlijst_ 130
via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het
andere kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld
werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of
een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze
toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten.
WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een
draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere
veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand
brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze
toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding
gemakkelijk configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op
een nieuw afdrukpad.
Index_ 131
Index
A
aanpassen
ladeformaat 47
achterkant 28
afdrukken
afdrukken naar een bestand 63
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
62
dubbelzijdig afdrukken
Windows 60
een document aan een bepaald
papierformaat aanpassen 60
een document afdrukken
Windows 57
het afdrukpercentage wijzigen 60
Linux 64
Macintosh 63
overlay gebruiken 61
poster 59
verschillende paginas afdrukken op één
vel papier
Macintosh 64
Windows 59
watermerken gebruiken 61
afdrukmedia
briefhoofdpapier 54
de standaardlade en het papier instellen
op de computer 47
op het bedieningspaneel 47
envelop 53
etiketten 54
fotopapier 54
glanzend papier 54
het papierformaat instellen 54
het papiertype instellen 54
kartonpapier 54
papieruitvoersteun 122
richtlijnen 50
transparanten 53
voorbedrukt papier 54
afdrukresolutie instellen
Linux 64
Macintosh 63
antwoordapparaatfax 80
automatische documentinvoer 50
B
bedieningspaneel 29, 30
bijkomend telefoontoestel 80
boekjes 60
boekjes afdrukken 60
C
conventie 23
copying
collation 69
D
datum instellen 45
display 29
dubbelzijdig afdrukken handmatig
printerstuurprogramma 60
E
een apparaat reinigen 97
een document afdrukken
Linux 64
Macintosh 63
een fax ontvangen
antwoordapparaatfax 80, 81
bijkomend telefoontoestel 80
de ontvangstmodus wijzigen 79
DRPDmodus 80
veilig ontvangen 81
veilig ontvangen inschakelen 81
energiebesparing
energiebesparingsmodus gebruiken 47
F
fax sending
resending automatically 78
sending a fax 79
fax verzenden
een fax verzenden 77
groepsverzending 78
het laatste nummer opnieuw kiezen 78
uitgesteld verzenden 79
faxen
adresboek 82
de faxinstellingen wijzigen 85
een fax in het geheugen ontvangen 81
een fax met hoge prioriteit verzenden 79
faxen doorsturen 82
groepsnummer 82
helderheid aanpassen 81
het faxhoofd instellen 77
het laatste nummer opnieuw kiezen 78
ontvangen 79
ontvangen in AntFaxmodus 80
ontvangen in telefoonmodus 80
ontvangen via een intern telefoontoestel
80
ontvangstmodus wijzigen 79
resolutie aanpassen 81
snelkiesnummers 82
uitgestelde faxverzending 79
verzenden 77
voorbereiden om te faxen 76
faxinstellingen 85
foutmelding 104
functies 25
eigenschappen van afdrukmedia 122
energiebesparingsfunctie 47
functies van het apparaat 85, 120
meegeleverde software 32
printerstuurprogramma 57
G
geheugen
geheugen wissen 88
glasplaat van de scanner
documenten plaatsen 49
H
handmatige invoer
gebruikstips 52
plaatsen 52
speciaal afdrukmateriaal gebruiken 52
het apparaat inschakelen 31
het programma SetIP 39, 40, 93
het programma SetIP gebruiken
Linux 94
Macintosh 94
Windows 93
Index_ 132
I
Identiteitskaart kopiëren 67
informatie over wettelijke voorschriften 14
instellingen voor favorieten voor afdrukken
58
Invoeren
met behulp van het numerieke toetsenblok
46
K
kiezen met de hoorn op de haak
hardware 29
knop WissenStop 29, 30
kopieerinstellingen 87
kopiëren
de kopieerinstelling wijzigen 87
helderheid aanpassen 66
het formaat van de originelen selecteren
66
Identiteitskaart kopiëren 67
kloonkopie 68
kopieën vergroten of verkleinen 66
meerdere paginas per vel kopiëren 68
normaal kopiëren 66
poster kopiëren 68
sorteren 69
L
lade
breedte en lengte instellen 51
de grootte van de lade aanpassen 51
papier in de lade voor handmatige invoer
plaatsen 52
papierformaat en type instellen 54
LCDdisplay
de taal op het display wijzigen 45
LED
apparaatstatus 31
informatie over de statusLED 31
Linux
afdrukken 64
het programma SetIP gebruiken 94
installatie van het stuurprogramma voor
het aangesloten netwerk 42
meegeleverde software 33
printereigenschappen 65
scannen 74
SetIP gebruiken 40
stuurprogrammainstallatie voor een met
een USBkabel verbonden apparaat 35
systeemvereisten 34
unifled driver configurator 94
veelvoorkomende problemen onder Linux
116
M
Macintosh
afdrukken 63
een apparaat lokaal delen 37
het programma SetIP gebruiken 94
installatie van het stuurprogramma voor
het aangesloten netwerk 42
meegeleverde software 33
scannen 73
SetIP gebruiken 40
stuurprogrammainstallatie voor een met
een USBkabel verbonden apparaat 35
systeemvereisten 33
veelvoorkomende problemen onder
Macintosh 117
meerdere paginas op één vel afdrukken
nup
Macintosh 64
Windows 59
Meerdere paginas per vel kopiëren 68
menuoverzicht 89
N
netwerk
een bedraad netwerk gebruiken 38
het programma SetIP 39, 40, 93
installatie van het stuurprogramma
Linux 42
Macintosh 42
Windows 41
installatieomgeving 38
introductie van netwerkprogrammas 38
IPv6configuratie 43
netwerkinstallatie 88
O
onderdelen voor onderhoud 118
origineel document
plaatsen
in de automatische documentinvoer
50
op de glasplaat van de scanner 49
vastgelopen papier verwijderen 101
overlay afdrukken
afdrukken 62
maken 61
verwijderen 62
P
papieruitvoersteun 55
plaatsen
in de automatische documentinvoer 50
originelen op glasplaat plaatsen 49
papier in de lade voor handmatige invoer
52
plaatsen in lade1 51
speciale media 52
plaatsing van het apparaat
afstand 32
de luchtdruk aanpassen 45
poster afdrukken 59
printereigenschappen 59
printerstuurprogramma
functies 57
printervoorkeursinstellingen
Linux 65
problemen
problemen met de afdrukkwaliteit 111
problemen met kopiëren 113
problemen met papierinvoer 108
stroomproblemen 108
R
rapporten
MACadres 93, 94
reinigen
binnenkant 98
buitenkant 97
scanner 98
resolutie
faxen 81
S
scannen
basisinformatie 70
Linux 74
Macintosh 73
standaardinstellingen wijzigen 46
TWAIN 72
voor een lokale verbinding 70
WIA 72
scanner
deksel 27
documenten plaatsen 49
glasplaat 49
serienummer 97
service contact numbers 123
Smart Panel
algemene informatie 92
specificaties
afdrukmedia 122
Index_ 133
algemeen 120
standaardinstellingen
een faxhoofding instellen 77
instellingen voor lade 54
papier plaatsen 46
standaardinstellingen wijzigen 46
storing
papier verwijderen 102
tips om papierstoringen te voorkomen 102
SyncThru Web Service
algemene informatie 91
T
taal 45
tijd instellen 45
timeout voor kopiëren instellen 69
timeout voor taken instellen 48
toets Start 29, 30
toetsen
energie 31
tonercassette
behandelingsrichtlijnen 99
bewaren 99
de tonercassette vervangen 119
geschatte gebruiksduur 99
nietoriginele Samsung en bijgevulde 99
toner herverdelen 100
tonerspaarstand 47
TWAIN scannen 72
type origineel
kopiëren 66
U
uitschakelen
toets 31
USBkabel
installatie van het stuurprogramma 34
V
veiligheid
informatie 9
symbolen 9
verbruiksartikelen
bestellen 118
de gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 97
geschatte gebruiksduur van tonercassette
99
tonercassette vervangen 119
verkrijgbare verbruiksartikelen 118
verificatie
een rapport afdrukken 87
verklarende woordenlijst 125
voorkant 27
W
watermerk
afdrukken 61
bewerken 61
maken 61
verwijderen 61
weergavescherm 30
WIA
scannen 72
Windows
afdrukken 57
een apparaat lokaal delen 36
het programma SetIP gebruiken 93
installatie van het stuurprogramma voor
het aangesloten netwerk 41
meegeleverde software 33
scannen 70
SetIP gebruiken 39
stuurprogrammainstallatie voor een met
een USBkabel verbonden apparaat 34
systeemvereisten 33
veelvoorkomende problemen onder
Windows 115
Windows 7
scannen 73

Documenttranscriptie

SCX-4600 Series SCX-4623 Series Multifunctionele printer Gebruikershandleiding mogelijkheden die tot de verbeelding spreken Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung-product. Copyright © 2009 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden. Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik van de informatie in deze gebruikershandleiding. • • • • Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd. Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation. TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties. Zie het bestand LICENSE.txt op de bijgeleverde cd voor informatie over de open source-licentie. REV. 1.02 Copyright_ 2 Inhoud COPYRIGHT 2 INHOUD 3 INLEIDING 27 AAN DE SLAG 32 NETWERKINSTALLATIE 38 9 14 23 25 Veiligheidsinformatie Informatie over wettelijke voorschriften Informatie over deze gebruikershandleiding De functies van uw nieuwe laserproduct 27 27 28 29 30 31 31 31 31 31 31 Apparaatoverzicht Voorkant Achterkant Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4623 Series) Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4600 Series) Informatie over de Status-LED Kennismaking met handige toetsen Toets Menu PowerAan/uit-knop Toets Print Screen Het apparaat inschakelen 32 32 33 33 33 34 34 34 35 35 36 36 37 De hardware installeren Meegeleverde software Systeemvereisten Windows Macintosh Linux Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat Windows Macintosh Linux Uw printer lokaal delen Windows Macintosh 38 38 38 38 38 38 38 38 39 40 40 41 Netwerkomgeving Introductie van handige netwerkprogramma’s SyncThru™ Web Service SyncThru™ Web Admin Service Samsung AnyWeb Print SetIP Een bedraad netwerk gebruiken Een netwerkconfiguratierapport afdrukken IP-adres instellen Netwerkparameters instellen Standaardinstellingen terugzetten Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad netwerk of voor aansluiting via USB installeren Windows Macintosh Linux IPv6-configuratie IPv6 activeren 41 42 42 43 43 Inhoud_ 3 Inhoud 43 44 BASISINSTELLINGEN 45 AFDRUKMEDIA EN LADE 49 AFDRUKKEN 57 IPv6-adressen instellen Een verbinding maken met SyncThru™ Web Service 45 45 45 46 46 46 46 46 46 46 46 47 47 47 47 47 47 47 47 48 Luchtdrukaanpassing De taal op het display wijzigen Datum en tijd instellen De klokmodus wijzigen De standaardmodus wijzigen Geluidsinstellingen Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmgeluid Luidsprekervolume Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren Alfanumerieke tekens invoeren Letters en cijfers op het toetsenblok Cijfers of namen corrigeren Een pauze invoegen Gebruik van besparende modi De functie tonerspaarstand gebruiken De energiebesparingsfunctie gebruiken De standaardlade en het papier instellen Op het bedieningspaneel Op de computer Time-out voor taken instellen 49 49 49 50 50 50 50 51 51 51 52 52 53 53 54 54 54 54 54 54 55 55 55 55 55 56 Originelen voorbereiden Originelen plaatsen Op de glasplaat van de scanner In de automatische documentinvoer Afdrukmedia selecteren Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden ondersteund De grootte van de lade aanpassen Papier in de lade plaatsen Lade 1 Lade voor handmatige invoer Afdrukken op speciale media Envelop Transparanten Etiketten Kartonpapier/papier van een aangepast formaat Briefhoofd/voorbedrukt papier Foto Glanzend Papierformaat en -type instellen Het papierformaat instellen Het papiertype instellen De papierbron instellen De papieruitvoersteun gebruiken Papier goed stapelen Afdrukken op een klein papierformaat 57 57 57 58 Eigenschappen van het printerstuurprogramma Printerstuurprogramma Eenvoudige afdruktaken Een afdruktaak annuleren Inhoud_ 4 Inhoud KOPIËREN 66 SCANNEN 70 58 58 59 59 59 59 60 60 60 60 61 61 62 62 62 63 63 63 63 64 64 64 64 65 Voorkeursinstellingen openen Voorkeursinstellingen gebruiken Help gebruiken Speciale kopieerfuncties gebruiken Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken Posters afdrukken Boekjes afdrukken (handmatig) Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) Het afdrukpercentage van uw document wijzigen Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen Watermerken gebruiken Overlay gebruiken Geavanceerde opties De standaardafdrukinstellingen wijzigen Uw apparaat als standaardapparaat instellen Afdrukken naar een bestand (PRN) Afdrukken in Macintosh Een document afdrukken Printerinstellingen wijzigen Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken Afdrukken in Linux Afdrukken vanuit een toepassing Bestanden afdrukken Printereigenschappen configureren 66 66 66 66 66 67 67 67 68 68 68 68 69 69 Normaal kopiëren De instellingen per kopie wijzigen De tonersterkte wijzigen Het type origineel selecteren Kopieën vergroten of verkleinen De standaardkopieerinstellingen wijzigen Bijzondere kopieerfuncties gebruiken Identiteitskaart kopiëren 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up) Poster kopiëren Klonen Achtergrondafbeeldingen wissen De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen Time-out voor kopiëren instellen 70 70 70 71 71 71 72 72 72 72 72 73 73 73 73 Basis scannen Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.) Voor een via USB aangesloten apparaat Met een op een netwerk aangesloten apparaat Samsung Scanbeheer gebruiken Het tabblad De knop Scan instellen Het tabblad Poort wijzigen Scannen met TWAIN-compatibele software Scannen met het WIA-stuurprogramma Windows XP Windows Vista Windows 7 Scannen in Macintosh Scannen met USB Scannen via netwerk Inhoud_ 5 Inhoud FAXEN 76 STATUS VAN HET APPARAAT EN GEAVANCEERDE INSTELLINGEN 85 74 74 74 75 Scannen in Linux Scannen Instellingen voor taaktypes toevoegen Image Manager gebruiken 76 76 76 76 77 77 78 78 78 78 78 78 79 79 79 79 80 80 80 80 81 81 81 81 81 81 82 82 82 82 82 82 83 84 Voorbereiden om te faxen Een fax in uw computer gebruiken Een fax verzenden Een fax ontvangen Een fax verzenden met uw apparaat Het faxhoofd instellen Een fax verzenden Een fax handmatig verzenden Een verzending bevestigen Automatisch opnieuw kiezen Het laatste nummer opnieuw kiezen Groepsverzending (faxen naar meerdere bestemmingen verzenden) Uitgestelde faxverzending Een fax met hoge prioriteit verzenden Een fax ontvangen met uw apparaat De ontvangstmodus wijzigen Handmatig ontvangen in telefoonmodus Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/faxmodus Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel Faxen ontvangen in DRPD-modus Ontvangen in veilige ontvangstmodus Veilige ontvangstmodus activeren Faxen ontvangen in het geheugen De documentinstellingen aanpassen Resolutie Tonersterkte Een fax doorsturen naar een andere bestemming Een verzonden fax doorsturen naar een andere bestemming Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming Adresboek aanmaken Snelkiesnummers Groepskiesnummers Een item in het adresboek zoeken Automatisch een verzendrapport afdrukken 85 85 85 86 87 87 87 87 87 87 88 88 89 Fax instellen De faxinstellingen wijzigen Verzending Ontvangst Standaardwaarde wijzigen Autom. rapport Kopieerinstellingen De kopieerinstellingen wijzigen Standaardwaarde wijzigen Een rapport afdrukken Geheugen wissen Netwerk Menuoverzicht Inhoud_ 6 Inhoud BEHEERPROGRAMMA’S 91 ONDERHOUD 97 91 91 91 91 91 92 92 92 92 92 93 93 93 94 94 94 94 95 96 96 Introductie van handige beheerprogramma’s SyncThru™ Web Service gebruiken Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service: Overzicht van SyncThru™ Web Service De contactinformatie instellen Het programma Smart Panel gebruiken Kennismaken met Smart Panel De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen SmarThru SmarThru opstarten Werken met SmarThru Het programma SetIP gebruiken Windows Macintosh Linux Unified Driver Configurator in Linux gebruiken Unified Driver Configurator openen Printers configuration Scanners configuration Ports configuration 97 97 97 97 97 97 98 98 99 99 99 Een rapport met apparaatgegevens afdrukken De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren Waarschuwing Toner bijna op gebruiken Het serienummer zoeken Het apparaat reinigen De buitenkant reinigen De binnenkant reinigen Scannereenheid reinigen De tonercassette bewaren Behandelingsrichtlijnen Gebruik van tonercassettes van andere merken en bijgevulde tonercassettes Geschatte gebruiksduur van tonercassette Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat 99 99 PROBLEMEN OPLOSSEN 100 Toner herverdelen 100 101 102 102 102 102 103 103 103 104 104 108 108 108 109 111 113 114 114 Vastgelopen originelen verwijderen Tips om papierkrulling te vermijden Tips om papierstoringen te voorkomen Papierstoringen verhelpen In lade 1 In de lade voor handmatige invoer Binnenin het apparaat In het uitvoergebied Informatie over berichten op het display Berichten op het display controleren Andere problemen oplossen Stroomproblemen Problemen met papierinvoer Afdrukproblemen Problemen met de afdrukkwaliteit Problemen met kopiëren Problemen met scannen Problemen met faxen Inhoud_ 7 Inhoud 115 115 116 117 Problemen met Samsung Scanbeheer Veelvoorkomende problemen onder Windows Veelvoorkomende problemen onder Linux Veelvoorkomende problemen onder Macintosh VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES 118 Aankoopmogelijkheden 118 118 118 119 119 Verkrijgbare verbruiksartikelen Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud De tonercassette vervangen De resterende gebruiksduur van verbruiksartikelen controleren SPECIFICATIES 120 Hardwarespecificaties 120 121 Milieuspecificaties 121 Electrische specificaties 122 Specificaties van het afdrukmateriaal CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE 123 VERKLARENDE WOORDENLIJST 125 INDEX 131 Inhoud_ 8 Veiligheidsinformatie Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Gebruik uw apparaat, net als andere elektrische toestellen, met gezond verstand. Neem alle waarschuwingen en instructies in acht die op het apparaat en in de bijbehorende documentatie worden vermeld. Bewaar dit document goed nadat u het gelezen hebt. Belangrijk veiligheidssymbolen In dit deel wordt de betekenis van alle pictogrammen en tekens uit de gebruikershandleiding verklaard. Deze veiligheidssymbolen zijn gerangschikt op de ernst van het risico. Verklaring van alle pictogrammen en tekens die in de gebruikershandleiding worden gebruikt. Waarschuwing Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken. Gevaren of onveilige praktijken die klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken. NIET proberen. NIET demonteren. NIET aanraken. Haal de stekker uit het stopcontact. Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen. Bel het servicecentrum voor hulp. Volg de instructies nauwgezet op. Veiligheidsinformatie_ 9 Bedrijfsomgeving Waarschuwing Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het stopcontact niet geaard is. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op. ► Op het netsnoer stappen of het door een zwaar voorwerp pletten kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort). ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het vreemde geluiden of verspreidt het een vreemde geur. Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Opgepast Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het apparaat niet gebruikt. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als deze er moeilijk ingaat. ► U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een elektricien om het stopcontact te vervangen. Opgelet, het papieruitvoergebied is heet. ► U kunt brandwonden oplopen. Voorkom dat huisdieren in het netsnoer, de telefoonkabel of computerkabels bijten. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw huisdier verwonden. Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Als de prestaties van het apparaat plots opvallend veranderen, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Veiligheidsinformatie_ 10 Bedieningswijze Opgepast Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt. ► Zij kunnen brandwonden oplopen. Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade. ► U kunt letsel oplopen. Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om vastgelopen papier te verwijderen. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen in. ► Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken. Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen papier verwijdert. ► Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen veroorzaken. Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer. ► Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het stopcontact. Veiligheidsinformatie_ 11 Installatie/verplaatsen Waarschuwing Plaats het apparaat niet in een omgeving waar stof, vocht of waterlekken aanwezig zijn. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Opgepast Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het apparaat verplaatst. Til vervolgens het apparaat op deze wijze op: •een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één persoon worden opgetild; •een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee personen worden opgetild; •een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of meer personen worden opgetild. ► Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Plaats geen deksel op het apparaat of plaats het niet in een luchtdichte ruimte, zoals een kast. ► Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er brand ontstaan. Plaats het apparaat niet op een onstabiel oppervlak. ► Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Steek het netsnoer in een geaard stopcontact. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron met het energieniveau dat is aangegeven op het label. ► Als u niet zeker bent en het energieniveau wilt controleren, neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. ► Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of brand veroorzaken. Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWGa of dikker, indien nodig. ► Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken. Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat langer is dan 2 meter voor een apparaat van 140 V, moet het snoer minstens 16 AWG dik zijn. ► Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische schok of brand veroorzaken. a. AWG: American Wire Gauge Veiligheidsinformatie_ 12 Onderhoud/controle Opgepast Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol; spuit geen water in het apparaat. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen. ► Kinderen kunnen letsel oplopen. Gebruik het apparaat niet terwijl u verbruiksartikelen vervangt of de binnenkant van het apparaat reinigt. ► U kunt letsel oplopen. U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen en weer in elkaar zetten. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een gekwalificeerd technicus als het apparaat moet worden hersteld. Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stofen watervrij. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te bedienen. ► Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen. Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die vastgeschroefd zijn. ► Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een medewerker van de technische dienst van Samsung. Gebruik van verbruiksartikelen Opgepast Haal de tonercassette niet uit elkaar. ► Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart. ► Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of fixeereenheid. ► Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken. Gerecyclede verbruiksartikelen (bijvoorbeeld toner) kunnen het apparaat beschadigen. ► Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden gebracht. Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kleding terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het verwijderen van vastgelopen papier. ► Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm water gebruiken. ► Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik altijd koud water. Veiligheidsinformatie_ 13 Informatie over wettelijke voorschriften Dit apparaat is gecertificeerd met verschillende regelgevende verklaringen. Verklaring inzake laserveiligheid De printer is in de VS gecertificeerd volgens de eisen van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1 subhoofdstuk J voor Klasse I(1) laserproducten en buiten de VS als Klasse I laserproduct volgens de eisen van IEC 825. Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I. WAARSCHUWING De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. De onzichtbare laserstraal kan naar buiten worden gereflecteerd en uw ogen beschadigen. Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en letsels te beperken: Veiligheid in verband met ozon Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan het apparaat in een goed geventileerde ruimte te plaatsen. Als u meer wilt weten over ozon, neemt u best contact op met de dichtstbijzijnde Samsung-verdeler. WAARSCHUWING OMTRENT PERCHLORAAT Deze waarschuwing voor perchloraat is alleen van toepassing op primaire CR (mangaandioxide) lithiumbatterijen in producten die UITSLUITEND in Californië (VSA) worden verkocht of gedistribueerd. Perchloraat bevattend materiaal – vereist mogelijk speciale verwerking. Zie www.dtsc.ca.gov/hazardouswaste/perchlorate (alleen VS). Informatie over wettelijke voorschriften_ 14 Energie besparen Deze printer maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd. ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken. Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov. Recycleren Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze op een milieuvriendelijke wijze. Alleen voor China Correcte verwijdering van dit product (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) (Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen voor batterijen.) Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun gebruiksduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde afvalverwijdering. Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met lokale overheidsinstanties voor informatie over waar en hoe ze deze items op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen. Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de algemene voorwaarden van de koopovereenkomst nalezen. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval worden weggegooid. Correcte verwerking van de in dit product gebruikte batterijen (Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen voor batterijen.) Deze aanduiding op de batterij, handleiding of verpakking geeft aan dat de batterijen in dit product aan het eind van hun gebruiksduur niet samen met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Een markering met de chemische symbolen Hg, Cd of Pb geeft aan dat de batterij een dosis kwik, cadmium of lood bevat die hoger is dan de referentieniveaus uit EG-Richtlijn 2006/66. Als de batterijen niet op de juiste manier worden weggeworpen, kunnen deze stoffen schade berokkenen aan mens en milieu. Om de natuurlijke hulpbronnen te beschermen en het hergebruik van materialen aan te moedigen, verzoeken wij u afgedankte accu’s en batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu’s en batterijen in uw omgeving. Informatie over wettelijke voorschriften_ 15 Alleen voor Taiwan Radiofrequentiestraling FCC-normen (VS) Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: • dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken. • dit apparaat moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken. Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij bepaalde installaties geen interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen: • verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op; • vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger; • sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten; • raadpleeg uw printerleverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur. Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming van de gebruiker om het apparaat te gebruiken vervalt. Canadese regelgeving inzake radio-interferentie Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de standaard voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada. Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur: « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada. Alleen voor Rusland Informatie over wettelijke voorschriften_ 16 Alleen Duitsland Faxidentificatie Volgens de Telephone Consumer Protection Act van 1991 is het wettelijk verboden om met een computer of een ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden tenzij ze voorzien zijn van een duidelijke strook aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste pagina met de volgende gegevens: 1. verzenddatum en -tijd; 2. naam van het bedrijf, de bedrijfsafdeling of afzender; en 3. telefoonnummer van het verzendapparaat, het bedrijf, de bedrijfsafdeling of de persoon. Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk op de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan blijven. Aansluitfactor (REN, Ringer Equivalence Number) De aansluitfactor en het FCC-registratienummer voor dit apparaat vindt u op een etiket aan de achterkant of op de onderkant van het apparaat. In een aantal gevallen moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt. De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met het telefoneren en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Er mogen niet meer dan vijf apparaten tegelijk worden aangesloten om er zeker van te zijn dat de telefoonmaatschappij in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een aantal gevallen kunnen er geen vijf toestellen aangesloten worden. Als een aangesloten telefoonapparaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet. Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-regels en de vereisten die door de ACTA werden aangenomen. Op de achterkant van dit apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product-id bevat met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet op verzoek worden meegedeeld aan de telefoonmaatschappij. Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit apparaat die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant ertoe leiden dat de gebruiker het recht verliest om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt, moet de telefoonmaatschappij de klant waarschuwen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter praktisch onmogelijk is om de klant vooraf te verwittigen, kan de telefoonmaatschappij de dienstverlening tijdelijk onderbreken op voorwaarde dat ze: a) de klant onmiddellijk op de hoogte brengt; b) de klant de gelegenheid biedt om het probleem met de randapparatuur te verhelpen; c) de klant erop wijst dat hij het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68". Verder moet u weten: • • Dat het apparaat niet ontworpen is voor aansluiting op een PBX-centrale. Als u het apparaat wilt aansluiten op de telefoonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan om buiten een normaal telefoontoestel geen andere apparaten aan te sluiten op de lijn waarop het apparaat is aangesloten. • Als u zich in een gebied bevindt waar het vaak omweert of waar regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij uw dealer of bij een elektronicaspeciaalzaak. • Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst op de hoogte te brengen van de test. De dienst kan u dan meteen verder informeren over hoe u het noodnummer daadwerkelijk kunt testen. • Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen. • Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten. U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C. Informatie over wettelijke voorschriften_ 17 De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK) Belangrijk Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap op hebt gezet. Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht. Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer. Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok als u hem in het stopcontact steekt. Belangrijke waarschuwing: Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten. De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering: • Groen-geel: Aarding • Blauw: Neutraal • Bruin: Fase Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker. Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd. Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of zwart is gekleurd. Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of de kleur zwart. In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van 13 ampère zijn aangebracht. Informatie over wettelijke voorschriften_ 18 Verklaring van overeenstemming (Europese landen) Goedkeuringen en certificeringen De CE-markering op dit product staat symbool voor de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie voor de aangegeven datums: Hierbij verklaart Samsung Electronics dat dit product voldoet aan de essentiële eisen en andere relevante voorschriften van: SCX-4600 Series: Laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG), EMC-richtlijn (2004/108/EG) SCX-4623 Series: R&TTE-richtlijn (1999/5/EG) De conformiteitsverklaring is ter inzage beschikbaar op www.samsung.com/printer, ga naar Support > Download center en voer de naam van uw printer of MFP in om het desbetreffende EuDoC weer te geven. 1-1-1995: Richtlijn 2006/95/EG van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende laagspanningsapparatuur. 1-1-1996: Richtlijn 2004/108/EG (92/31/EEG) van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende elektromagnetische compatibiliteit. 9-3-1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse herkenning van hun conformiteit. Een volledige verklaring waarin de relevante richtlijnen en standaarden waarnaar wordt verwezen zijn opgenomen, kunt u opvragen bij de lokale vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. EG-certificering Certificering conform richtlijn 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur (fax) Dit product van Samsung werd door Samsung zelf gecertificeerd voor aansluiting met één terminal op het analoge openbaar geschakelde telefoonnet (PSTN) in heel Europa, in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EG. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN-netwerken en compatibele PBX-netwerken in de Europese landen. Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie om contact op te nemen met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd. Dit product is getest volgens de TBR21-norm. Ter ondersteuning bij het gebruik en de toepassing van randapparatuur die aan deze norm voldoet, heeft het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) een adviesrapport opgesteld (EG 201 121) met opmerkingen en aanvullende eisen om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-randapparaten te waarborgen. Het product is ontworpen rekening houdend met alle relevante adviezen die in dit document zijn beschreven en is daar volledig mee in overeenstemming. Informatie over wettelijke voorschriften_ 19 OpenSSL-licentie Copyright © 1998-2001 The OpenSSL Project. Alle rechten voorbehouden. Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1. In een herdistributie van de broncode moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende exoneratieclausule overgenomen worden. 2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd. 3. Bij alle reclamemateriaal waarin functies of het gebruik van deze software worden vermeld, moet de volgende erkenning worden weergegeven: "Dit product bevat software die door het OpenSSL Project is ontwikkeld voor gebruik in de OpenSSL Toolkit. (http:// www.openssl.org/)". 4. De namen "OpenSSL Toolkit" en "OpenSSL Project" mogen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming niet worden gebruikt om van deze software afgeleide producten te promoten. 5. Voorafgaande schriftelijke toestemming. Voor schriftelijke toestemming kunt u contact opnemen met [email protected]. 6. Producten die van deze software zijn afgeleid, mogen niet "OpenSSL" worden genoemd, noch mag "OpenSSL" in de namen van die producten worden opgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het OpenSSL Project. 7. Herdistributies in om het even welke vorm moeten de volgende erkenning bevatten: "Dit product bevat software die ontwikkeld werd door OpenSSL Project voor gebruik in de OpenSSL-Toolkit (http://www.openssl.org/)". DEZE SOFTWARE WORDT DOOR HET OpenSSL PROJECT AANGEBODEN IN DE STAAT WAARIN DEZE ZICH BEVINDT. UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE STILZWIJGENDE GARANTIES MET BETREKKING TOT VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDEN VAN DE HAND GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE ZULLEN HET OpenSSL-PROJECT OF DE PARTIJEN DIE HIERTOE HEBBEN BIJGEDRAGEN AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE, MORELE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANKOOP VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN; VERLIES VAN GEBRUIK OF GEGEVENS; WINSTDERVING; OF ONDERBREKING VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE WIJZE WAAROP DEZE SCHADE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE. Dit product omvat cryptografische software geschreven door Eric Young ([email protected]). Dit product omvat software geschreven door Tim Hudson ([email protected]). Informatie over wettelijke voorschriften_ 20 Originele SSLeay-licentie Copyright © 1995-1998 Eric Young ([email protected]). Alle rechten voorbehouden. Dit pakket is een SSL-implementatie geschreven door Eric Young ([email protected]). De implementatie is geschreven conform Netscapes SSL. Deze bilbiotheek kan gratis gebruikt worden voor commerciële en niet-commerciële doeleinden mits de volgende voorwaarden worden nageleefd. De volgende voorwaarden gelden niet alleen voor de SSL-code, maar voor alle code in deze distributie, zoals RC4, RSA, lhash, DES enz. Voor de SSL-documentatie die in deze distributie is ingesloten gelden dezelfde auteursrechten, behalve dat Tim Hudson ([email protected]) de houder is van de rechten. Eric Young behoudt de auteursrechten waardoor de copyrightvermeldingen in de code niet verwijderd mogen worden. Als dit pakket in een product wordt gebruikt, moet Eric Young erkend worden als de auteur van de gebruikte delen van de bibliotheek. Dit kan gebeuren in de vorm van een tekstbericht bij het opstarten van het programma of in de documentatie (online of in de tekst) die meegeleverd wordt met het pakket. Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1. Bij herdistributie van de broncode moeten de copyrightvermeldingen worden behouden, evenals de volgende lijst en de volgende voorwaarden. 2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd. 3. Alle advertentiematerialen die eigenschappen of gebruik van deze software vermelden moeten de volgende erkenning tonen: "Dit product bevat cryptografische software geschreven door Eric Young ([email protected])". De term "cryptografisch" kan worden weggelaten als de gebruikte onderdelen van de bibliotheek niets met crypotografie te maken hebben. 4. Als u Windows-specifieke code (of een afgeleide daarvan) uit de toepassingsmap gebruikt (toepassingscode) moet u er een erkenning in opnemen: "Dit product bevat software geschreven door Tim Hudson ([email protected])". DEZE SOFTWARE WORDT TER BESCHIKKING GESTELD DOOR ERIC YOUNG "IN DE HUIDIGE VORM". IEDERE EXPLICIETE OF IMPLICIETE GARANTIE, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, ALLE IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VERHANDELBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL WORDT VAN DE HAND GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE ZULLEN DE AUTEUR OF DIENS MEDEWERKERS AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE, MORELE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANKOOP VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN; VERLIES VAN GEBRUIK OF GEGEVENS; WINSTDERVING; OF ONDERBREKING VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE WIJZE WAAROP DEZE SCHADE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE. De licentie en de distributievoorwaarden voor elke publiek beschikbare versie of afgeleide van deze code mogen niet gewijzigd worden. Deze code kan met andere woorden niet zomaar gekopieerd worden en onder een andere distributielicentie worden geplaatst [met inbegrip van de GNU Public Licence]. Informatie over wettelijke voorschriften_ 21 Alleen voor China Informatie over wettelijke voorschriften_ 22 Informatie over deze gebruikershandleiding Deze gebruikershandleiding bevat informatie over het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor installatie en gebruik van het apparaat. • • • • • Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt. Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing (zie "Problemen oplossen" op pagina 100) als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat. De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst (zie "Verklarende woordenlijst" op pagina 125). Het is mogelijk dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dat is afhankelijk van de opties en het model. De procedures in deze gebruikershandleiding zijn hoofdzakelijk gebaseerd op Windows XP. Conventie Sommige termen in deze gebruikershandleiding worden afwisselend gebruikt: • Document is synoniem met origineel. • Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal. • Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer. De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze handleiding worden gebruikt. Conventie Beschrijving Voorbeeld Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of benamingen van knoppen op het apparaat. Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van het apparaat. De datumnotatie kan verschillen van land tot land. Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke mechanische schade of defecten. Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut ("Kruisverwijzing") Verwijst gebruikers naar een andere pagina, waar extra gedetailleerde informatie kan worden gevonden. (Zie Meer informatie.) Informatie over deze gebruikershandleiding_ 23 Start Meer informatie Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dat kunnen papieren of onlinedocumenten zijn. Materiaalnaam Beschrijving Beknopte installatiehandleiding Deze handleiding bevat basisinformatie over de instelling van het apparaat. Gebruikershandleiding Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies om de functies van uw apparaat maximaal te benutten en bevat informatie over het onderhoud van uw apparaat, de oplossing van problemen en de vervanging van verbruiksartikelen. Hulp bij het printerstuurprogramma Deze Help biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van de afdrukopties (zie "Help gebruiken" op pagina 59). Samsung-website Als u toegang hebt tot het internet kunt op de website van Samsung www.samsung.com terecht voor hulp en ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie. Software die kan worden gedownload U kunt handige software downloaden van de website van Samsung. • • SyncThru™ Web Admin Service: handig voor netwerkbeheerders die verschillende apparaten tegelijk moeten beheren. Dit programma is alleen bedoeld voor een netwerkmodel. (http://solution.samsungprinter.com) Samsung AnyWeb Print: helpt persoonlijke gebruikers om op een eenvoudige manier schermafbeeldingen van de website te maken in Windows Internet Explorer. (http://solution.samsungprinter.com/personal/anywebprint) Informatie over deze gebruikershandleiding_ 24 De functies van uw nieuwe laserproduct Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren. Speciale functies Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit Originelen van diverse formaten kopiëren • • • U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 x 1.200 dpi effectieve uitvoer. Uw apparaat kan per minuut tot 22 pagina’s van A4-formaat en 23 pagina’s van Letter-formaat afdrukken. Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken • • De lade voor handmatige invoer kan worden gebruikt voor normaal papier van diverse afmetingen, briefhoofdpapier, enveloppen, etiketten, aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier. De lade voor 250 vellen ondersteunt normaal papier. • • De originelen scannen en direct verzenden • • Hiermee kunt u in kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-, TIFF- en PDF-indeling gebruiken. U kunt bestanden snel scannen en naar verschillende bestemmingen verzenden via Netwerkscan (zie "Met een op een netwerk aangesloten apparaat" op pagina 71). Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een fax Professionele documenten maken • • Uw apparaat kan verschillende kopieën van een origineel op één pagina afdrukken (zie "2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)" op pagina 68). De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd. Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten aanpassen met woorden zoals "Vertrouwelijk" (zie "Watermerken gebruiken" op pagina 61). Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie "Posters afdrukken" op pagina 59). U kunt voorbedrukte formulieren gebruiken met normaal papier (zie "Overlay gebruiken" op pagina 61). • • U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen bestemmingen verzenden. Na het verzenden kunnen faxrapporten worden afgedrukt op basis van uw instellingen. IPv6 Dit apparaat ondersteunt IPv6. Tijd en geld besparen • • • U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen (zie "Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken" op pagina 59). Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het vel afdrukken (handmatig) (zie "Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)" op pagina 60). Afdrukken onder verschillende besturingssystemen • • U kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen, zoals Windows, Linux en Macintosh (zie "Systeemvereisten" op pagina 33). Het apparaat beschikt over een USB- en een netwerkinterface. De functies van uw nieuwe laserproduct_ 25 Functies per model Het apparaat voorziet alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf. Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het model of het land. De functies per model zijn onder andere: SCX-4600(K) SCX-4605K SCX-4610K SCX-4623F(K) SCX-4623FN SCX-4623FH Afdrukken ● ● ● ● Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) ● ● ● ● Kopie ● ● ● ● FAX ● ● ● Netwerk PC-fax ● ● ● Fax naar PC (Samsung Scan- en faxbeheer). ● ● ● Kiezen met de hoorn op de haak ● ● ● FUNCTIES Handset ● USB 2.0 ● ● ● Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN ● IPv6 ● SyncThru™ Web Service ● Schermafdruk Automatische documentinvoer ● ● ● (●: inclusief, ○: optioneel, leeg: niet beschikbaar) De functies van uw nieuwe laserproduct_ 26 ● ● ● ● Inleiding 1. Dit hoodstuk biedt een overzicht van uw apparaat. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • Apparaatoverzicht Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4623 Series) Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4600 Series) Informatie over de Status-LED Kennismaking met handige toetsen Het apparaat inschakelen Apparaatoverzicht Voorkant Deze illustratie kan afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model. 1 Documentinvoerklepa 6 Handgreep in de voorklep 11 Documentuitvoerlade 16 Glasplaat 2 Breedtegeleiders voor documentena 7 Handgreep 12 Bedieningspaneel 17 Handsetb 3 Documentinvoerladea 8 Lade 1 13 Tonercassette 18 Scanner 4 Documentuitvoerladea 9 Lade voor handmatige invoer 14 Papierbreedtegeleiders van de lade voor handmatige invoer 19 Sluitknop van de scannereenheidc 5 Papieruitvoersteun 10 Voorklep 15 Scannerdeksel a. SCX-4623F(K), SCX-4623FN, SCX-4623FH b. SCX-4623FH c. Gebruik deze knop om de scannereenheid te sluiten. Inleiding_ 27 Achterkant Deze illustratie kan afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model. 1 Netwerkpoorta 5 Aansluiting netsnoer 2 USB-poort 6 Achterklep 3 Aansluiting telefoonlijnb 7 Handgreep van achterklep 4 Uitgang voor bijkomend telefoontoestel (EXT)b a. SCX-4623FN b. SCX-4623F(K), SCX-4623FN, SCX-4623FH Inleiding_ 28 Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4623 Series) Dit bedieningspaneel kan afwijken van uw apparaat, afhankelijk van het model. 1 ID Copy U kunt beide zijden van een identiteitsbewijs (bijv. een rijbewijs) kopiëren op één zijde van een vel (zie "Identiteitskaart kopiëren" op pagina 67). 2 Print Screen Drukt het actieve venster af dat op het scherm wordt weergegeven (zie "Toets Print Screen" op pagina 31). (alleen bij SCX-4623F(K) en SCX-4623FH) Reduce/Enlarge Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan het origineel (alleen bij SCX-4623FN). 3 Display Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik. 4 Status Geeft de status van uw apparaat weer (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 31). 5 (Faxen) Activeert de faxmodus. 6 (Kopiëren) Activeert de kopieermodus. 7 (Scannen) Activeert de scanmodus. 8 Pijl Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden. 9 Menu Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s (zie "Status van het apparaat en geavanceerde instellingen" op pagina 85). 10 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm. 11 Back Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu. 12 Numeriek toetsenblok Hiermee kiest u faxnummers en voert u waarden in voor het aantal exemplaren van een document of andere opties. 13 Address Book Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers opslaan of opgeslagen faxnummers zoeken. 14 Redial/Pause Belt in stand-bymodus het laatst gebelde nummer opnieuw. Last in bewerkingsmodus tevens een pauze in het faxnummer in. 15 On Hook Dial Biedt u de mogelijkheid een nummer te kiezen met de hoorn op de haak. 16 Start Hiermee start u een taak. 17 Stop/Clear Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd. Er verschijnt een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten. 18 Power Met deze knop kunt u de stroom in- en uitschakelen (zie "PowerAan/uit-knop" op pagina 31). Inleiding_ 29 Overzicht van het bedieningspaneel (SCX-4600 Series) Dit bedieningspaneel kan afwijken van uw apparaat, afhankelijk van het model. 1 Display Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik. 2 Status Geeft de status van uw apparaat weer (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 31). 3 Pijl Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden. 4 Menu Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s (zie "Status van het apparaat en geavanceerde instellingen" op pagina 85). 5 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm. 6 Back Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu. 7 ID Copy U kunt beide zijden van een id-kaart, zoals een rijbewijs, kopiëren op één zijde van een vel (zie "Identiteitskaart kopiëren" op pagina 67). 8 Scan to Verzendt gescande gegevens (zie "Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.)" op pagina 70). 9 Print Screen Drukt het actieve venster af dat op het scherm wordt weergegeven (zie "Toets Print Screen" op pagina 31). 10 Stop/Clear Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd. Er verschijnt een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten. 11 Start Hiermee start u een taak. 12 Power Met deze knop kunt u de stroom in- en uitschakelen (zie "PowerAan/uit-knop" op pagina 31). Inleiding_ 30 Informatie over de Status-LED van het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes vallen niet onder de garantie van het apparaat. De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan. Status Uit Groen Knipperen Beschrijving • • Het apparaat is offline. Het apparaat bevindt zich in energiebesparingsmodus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een toets wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online. • Wanneer het lampje langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer. Wanneer het lampje snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken. • Rood Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik. Knipperen • • Aan Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht of raadpleeg het deel "Probleemoplossing" (zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 104). Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen. • • • • • Alle afdrukfouten worden in het venster van het programma Smart Panel weergegeven. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen. Kennismaking met handige toetsen Toets Menu Als u de status van het apparaat wilt kennen en uw apparaat zo wilt instellen dat u een geavanceerde functie kunt gebruiken, klikt u op de knop Menu (zie "Status van het apparaat en geavanceerde instellingen" op pagina 85). Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Controleer het bericht op het display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken. De tonercassette bevat nog een kleine hoeveelheid toner. De geschatte gebruiksduur van de cassettea is bijna bereikt. Houd een nieuwe cassette klaar ter vervanging van de oude cassette. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te verdelen. (Zie "Toner herverdelen" op pagina 100.) De tonercassette heeft de geschatte gebruiksduur bijna bereikta. Het verdient aanbeveling de tonercassette te vervangen. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119.) Het papier is vastgelopen (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 102). De klep is geopend. Sluit de klep. De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade. Het apparaat is gestopt als gevolg van een ersntige fout. Bekijk het bericht op het display (zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 104). PowerAan/uit-knop Om het apparaat volledig uit te schakelen, houdt u deze toets ingedrukt tot App uit verschijnt. Selecteer Ja om het apparaat volledig uit te schakelen. Deze toets kan ook worden gebruikt om het apparaat in te schakelen. Status Uit • • Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparingsmodus. Het apparaat bevindt zich in stand-bymodus. Het apparaat is uitgeschakeld. Toets Print Screen De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat. (Zie "Functies per model" op pagina 26.) Druk op de knop Print Screen: Bericht Beschrijving Actief Het apparaat drukt het actieve venster af dat op het scherm wordt weergegeven. Vol Het apparaat drukt het volledige beeld af dat op het scherm wordt weergegeven. • • a. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden gemaakt met de cassette conform ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan een kleine hoeveelheid toner achterblijven in de cassette, zelfs wanneer het bericht Einde gebr.duuur Pl. nieuwe cass. verschijnt en de printer stopt met afdrukken. (Zie www.samsung.com/printer voor actuele informatie.) Beschrijving • • De pagina wordt afgedrukt op het standaardpaginaformaat (bijv. A4, Letter). Deze functie kan alleen worden gebruikt bij een apparaat dat via een USB-kabel is aangesloten. Print Screen kan alleen worden gebruikt met Windows en Mac OS. Deze functie kan alleen worden gebruikt als het apparaatstuurprogramma is geïnstalleerd. Het apparaat inschakelen Steek het netsnoer in het stopcontact en zet de printer aan. Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gerecyclede cassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en reparaties die vereist zijn als gevolg Inleiding_ 31 Als u het apparaat volledig wilt uitschakelen, houdt u de Power ingedrukt tot App uit verschijnt. Aan de slag 2. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het met USB verbonden apparaat en de software instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • De hardware installeren Meegeleverde software Systeemvereisten Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat Uw printer lokaal delen De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat. (Zie "Functies per model" op pagina 26.) De hardware installeren Dit deel beschrijft de stappen voor de installatie van de hardware, zoals toegelicht in de Beknopte installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding en voer de volgende stappen uit. 1. Kies een stabiele locatie. Kies een vlak en stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en papierladen. Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel. 2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen. 3. Verwijder de verpakkingstape. 4. Plaats een tonercassette. 5. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 51). 6. Controleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden. 7. Zet het apparaat aan. Dit apparaat werkt niet wanneer het elektriciteitsnet uitvalt. Meegeleverde software Nadat u uw apparaat hebt geïnstalleerd en met uw computer hebt verbonden U moet de printersoftware installeren. Als u onder Windows of Macintosh werkt, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd. Als u onder Linux werkt, moet u de software downloaden van de website van Samsung (www.samsung.com/printer) en installeren. Nu en dan, bijvoorbeeld wanneer er een nieuw besturingssysteem op de markt komt, wordt de printersoftware bijgewerkt. Download indien nodig de nieuwste versie van de website van Samsung (www.samsung.com/printer). U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Zie het deel over de hoogte-instelling voor optimaal afdrukken (zie "Luchtdrukaanpassing" op pagina 45). Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak zodat het niet meer dan 2 mm overhelt, anders verslechtert de afdrukkwaliteit. Aan de slag_ 32 Besturing ssysteem Windows Inhoud • • • • • • Macintosh • • • • • Linux • • • • Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat ten volle te benutten. Scannerstuurprogramma: voor het scannen van documenten op uw apparaat zijn TWAIN- en WIA-stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition) beschikbaar. Smart Panel: dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken. SmarThrua: dit is de meegeleverde op Windows gebaseerde software voor uw multifunctioneel apparaat. Samsung Scan- en faxbeheer: hier vindt u meer informatie over het programma Samsung Scan- en faxbeheer en de status van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma. SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen. Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat ten volle te benutten. Scannerstuurprogramma: TWAIN-stuurprogramma voor het scannen van documenten op uw apparaat. Smart Panel: dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken. Samsung Scan- en faxbeheer: hier vindt u meer informatie over het programma Samsung Scan- en faxbeheer en de status van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma. SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen. Unified Linux Driver: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat ten volle te benutten. SANE: gebruik dit stuurprogramma om documenten in te scannen. Smart Panel: dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken. SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen. a. Hiermee kunt u een gescande afbeelding met behulp van een krachtig beeldbewerkingsprogramma bewerken en per e-mail verzenden. U kunt ook een ander beeldbewerkingsprogramma, zoals Adobe Photoshop, openen vanuit SmarThru. Raadpleeg de Help van het programma SmarThru voor meer informatie (zie "SmarThru" op pagina 92). Vereisten (aanbevolen) BESTURINGS SYSTEEM Processor Vrije schijfruimt Windows 2000 Pentium II 400 MHz (Pentium III 933 MHz) 64 MB (128 MB) 600 MB Windows XP Pentium III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (256 MB) 1,5 GB Windows Server 2003 Pentium III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB Windows Server 2008 Pentium IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (2.048 MB) 10 GB Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB (1.024 MB) 15 GB Windows 7 Pentium IV 1 GHz 32-bit of 64-bit processor of hoger 1 GB (2 GB) 16 GB • • Windows Server 2008 R2 • • • Ondersteuning voor DirectX 9 met 128 MB geheugen (om Aero mogelijk te maken). DVD-R/W-station Pentium IV 1 GHz (x86) of 1,4 GHz (x64) processor (2 GHz of sneller) 512 MB (2.048 MB) 10 GB Internet Explorer 5.5 of hoger is vereist voor alle Windows-besturingssystemen. Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben. Dit apparaat is compatibel met Windows Terminal Services. Macintosh Vereisten (aanbevolen) BESTURING SSYSTEEM Mac OS X 10.3-10.4 Processor • • RAM Intel-processoren • PowerPC G4/ G5 • 128 MB voor een PowerPC-gebase erde Mac (512 MB) 512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB) Vrije schijfruimt 1 GB Mac OS X 10.5 • • Intel-processoren 512 MB (1 GB) 867 MHz of snellere Power PC G4/ G5 1 GB Mac OS X 10.6 • Intel-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB Systeemvereisten Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen: RAM Windows Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen. Aan de slag_ 33 Linux • Item Vereisten Besturingssysteem RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits) Fedora Core 2-10 (32/64 bits) SuSE Linux 9.1 (32 bits) OpenSuSE 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2, 10.3, 11.0, 11.1 (32/64 bits) Mandrake 10.0, 10.1 (32/64 bits) Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/ 64 bits) Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10 (32/ 64 bits) SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bits) Debian 3.1, 4.0, 5.0 (32/64 bits) Processor Pentium IV 2,4 GHz (IntelCore2) RAM 512 MB (1.024 MB) Vrije schijfruimt 1 GB (2GB) • • Als u Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2 gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires > Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation, en klik op OK. • Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista, klikt u op Uitvoeren... Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op Doorgaan in het venster Gebruikersaccountbeheer. • Als in Windows 7 of Windows 2008 Server R2 het venster Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op Uitvoeren... Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer. 3. Klik op Nu installeren. U moet een swap-partitie van minstens 300 MB maken om met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken. Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale optische resolutie. Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u naar het deel over de installatie van het stuurprogramma voor een apparaat dat met een netwerk is verbonden (zie "Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad netwerk of voor aansluiting via USB installeren" op pagina 41). • Door Aangepaste installatie te selecteren, kunt u kiezen welke programma’s u wilt installeren. • Gebruik een USB-kabel die korter is dan 3 m. Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst. 4. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst. in. Klik vervolgens op Volgende. Het programma zoekt het apparaat. Windows U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de aangepaste methode. De meeste gebruikers die hun printer rechtstreeks aansluiten op hun computer gaan door met de volgende stappen. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. Als tijdens de installatie het venster Wizard Nieuwe hardware in de rechterbovenhoek van gevonden verschijnt, klikt u op het venster om het venster te sluiten of klikt u op Annuleren. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. • De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een installatievenster. • Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK. 5. 6. 7. 8. 9. Als de printer niet op de computer is aangesloten, verschijnt een foutbericht. • Nadat u het apparaat hebt verbonden, klikt u op Volgende. • Als u het apparaat voorlopig nog niet wilt aansluiten, schakelt u het selectievakje Controleer of u de software wilt installeren zonder de printer op het netwerk of lokaal aan te sluiten in. In dit geval wordt het venster voor het afdrukken van een testpagina overgeslagen en wordt de installatie voltooid. • Mogelijk verschilt het installatievenster in deze Gebruikershandleiding van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface. Als er een venster verschijnt waarin u gevraagd wordt de printeraansluiting te bevestigen, selecteert u de naam van de printer en klikt u op Volgende. Zodra de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende. Als de testpagina juist wordt afgedrukt, klikt u op Ja. Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie te ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie. Klik op Voltooien. Aan de slag_ 34 Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de onderstaande stappen om de installatie te repareren of het stuurprogramma opnieuw te installeren. a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en aan staat. b) Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Onderhoud. c) Selecteer de gewenste optie en volg de instructies op het scherm. Macintosh De cd-rom met software die met uw apparaat werd meegeleverd, bevat de stuurprogrammabestanden die u toelaten om het CUPS- of PostScript-stuurprogramma (alleen beschikbaar als u een apparaat gebruikt dat het PostScript-stuurprogramma ondersteunt) voor afdrukken op een Macintosh-computer te gebruiken. U vindt er ook het Twain-stuurprogramma waarmee u kunt scannen vanaf uw Macintosh-computer. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. 3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 4. Dubbelklik op de map MAC_Installer. 5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. 6. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 7. Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende => Ga door (10.4). 8. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende => Ga door (10.4). 9. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt. 10. Selecteer Eenvoudige installatie => Standardinstallatie (10.4) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie => Standardinstallatie (10.4) wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u Aangepaste installatie => Maak installatie ongedaan (10.4) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11. Er verschijnt een bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende => Ga door (10.4). Als er een venster verschijnt met de vraag een type installatie te selecteren, selecteert u Typische installatie voor een lokale printer en klikt u op OK. 12. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten => Sluit af (10.4). Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u op Herstart… => Start opnieuw. 13. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s > Printerconfiguratie. • Voor Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. 14. Klik op Voeg toe in de Printerlijst. • Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op het pictogram +, waarna een weergavevenster verschijnt. 15. In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad USB. • Klik voor MAC OS X10.4 op Standaardkiezer en zoek de USB-verbinding. • Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op Standaard en zoekt u de USB-verbinding. 16. Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.3 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in Modelnaam. • Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat in Model. • Voor Mac OS X 10.5-10.6: als Automatisch selecteren niet goed werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand... en de naam van uw apparaat in Druk af via. Uw apparaat verschijnt in de Printerlijst en wordt ingesteld als standaardprinter. 17. Klik op Voeg toe. Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor Macintosh ongedaan te maken. a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. c) Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. d) Dubbelklik op de map MAC_Installer. e) Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. f) Voer het wachtwoord in en klik op OK. g) Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende => Ga door (10.4). h) Selecteer Installatie ongedaan maken => Maak installatie ongedaan (10.4) en klik op Installatie ongedaan maken => Maak installatie ongedaan (10.4). i) Er verschijnt een bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende => Ga door (10.4). j) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten => Sluit af (10.4). Linux U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung om de printersoftware te installeren. Volg de onderstaande stappen om de software te installeren. Het Unified Linux-stuurprogramma installeren 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als een supergebruiker (root) om de printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3. Download vanaf de website van Samsung het Unified Linux Driver-pakket en decomprimeer het. 4. Klik op onderaan op het bureaublad. Wanneer het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/ UnifiedLinuxDriver.tar.gz[root@localhost root]#cd [bestandspad]/ cdroot/Linux[root@localhost Linux]#./install.sh Aan de slag_ 35 a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie van de printersoftware ongedaan te maken. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. c) Klik op het pictogram onderaan op het bureaublad. Als het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/ [root@localhost uninstall]#./uninstall.sh d) Klik op Uninstall. e) Klik op Next. f) Klik op Finish. Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg daarna de instructies op het terminalscherm. 5. Klik op Next als het welkomstvenster verschijnt. 6. Klik op Finish als de installatie is voltooid. Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Raadpleeg bij problemen de on-linehelpfunctie. U opent de Help via het systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket voor Windows-toepassingen, zoals Unified Driver Configurator of Image Manager. SmartPanel installeren 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als een supergebruiker (root) om de printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3. Download vanaf de website van Samsung het Smart Panel-pakket en decomprimeer het. onderaan op het bureaublad. Wanneer het 4. Klik op terminalvenster verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/ SmartPanel.tar.gz[root@localhost root]#cd [bestandspad]/cdroot/ Linux/smartpanel[root@localhost smartpanel]#./install.sh Uw printer lokaal delen Volg onderstaande stappen om ervoor te zorgen dat de computers uw apparaat lokaal delen. Als de hostcomputer via een USB-kabel rechtstreeks op het apparaat is aangesloten en met de lokale netwerkomgeving is verbonden, kan de clientcomputer die met het lokale netwerk is verbonden het gedeelde apparaat gebruiken om af te drukken via de hostcomputer. Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg daarna de instructies op het terminalscherm. Het hulpprogramma Printerinstellingen installeren 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als een supergebruiker (root) om de printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3. Download vanaf de website van Samsung het hulpprogramma Printerinstellingen en decomprimeer het. 4. Klik op onderaan op het bureaublad. Wanneer het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/ PSU.tar.gz[root@localhost root]#cd [bestandspad]/cdroot/Linux/ psu[root@localhost psu]#./install.sh Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg daarna de instructies op het terminalscherm. Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. Volg onderstaande stappen om de installatie van het stuurprogramma voor Linux ongedaan te maken. 1 Hostcomputer Een computer die rechtstreeks met het apparaat is verbonden via een USB-kabel. Clientcomputers Computers die gebruikmaken van het apparaat dat gedeeld wordt via de hostcomputer. 2 Windows Instellen als hostcomputer 1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat" op pagina 34). 2. Klik op het menu Start in Windows. 3. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. 4. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. 5. In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Printereigenschappen in het snelmenu. Aan de slag_ 36 Als bij het item Printereigenschappen het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 6. 7. 8. 9. Selecteer het tabblad Delen. Selecteer Opties voor delen wijzigen. Schakel het selectievakje voor Deze printer delen in. Vul het veld Sharenaam in. Klik op OK. Instellen als clientcomputer 1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat" op pagina 34). 2. Klik op het menu Start in Windows. 3. Selecteer Alle programma’s > Bureau-accessoires > Windows Verkenner. 4. Voer het IP-adres van de hostcomputer in en druk op de Enter-toets op uw toetsenbord. Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam en Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikers-id en het wachtwoord van de hostcomputeraccount in. 5. Klik met uw rechtermuisknop op de gewenste printer en selecteer Verbinding maken... 6. Klik op OK zodra het bericht verschijnt dat de installatie is voltooid. 7. Open het bestand dat uw wilt afdrukken en begin met afdrukken. Macintosh Volg onderstaande stappen voor Mac OS X 10.5-10.6. Raadpleeg de Help van Mac voor andere OS-versies. Instellen als hostcomputer 1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Macintosh" op pagina 35). 2. Open de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op Afdrukken en faxen. 3. Selecteer de printer die u wilt delen in de Printerlijst. 4. Selecteer Deel deze printer. Instellen als clientcomputer 1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Macintosh" op pagina 35). 2. Open de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op Afdrukken en faxen. 3. Druk op het pictogram +. Er verschijnt een weergavescherm met de naam van uw gedeelde printer. 4. Selecteer uw apparaat en klik op Voeg toe. Aan de slag_ 37 Netwerkinstallatie 3. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de software instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Netwerkomgeving Introductie van handige netwerkprogramma’s Een bedraad netwerk gebruiken • De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat. (Zie "Functies per model" op pagina 26.) Netwerkomgeving U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat. De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt: Item Netwerkinterface Vereisten • Ethernet 10/100 Base-TX Netwerkbesturingssysteem • • • Windows 2000/XP/2003/2008/Vista Diverse Linux-besturingssystemen Mac OS X 10.3-10.6 Netwerkprotocollen TCP/IPv4 DHCP, BOOTP DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec) (Zie "IPv6-configuratie" op pagina 43.) • • • • • • Introductie van handige netwerkprogramma’s Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad netwerk of voor aansluiting via USB installeren IPv6-configuratie SyncThru™ Web Admin Service Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en op afstand controleren. U kunt bovendien problemen oplossen vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. U kunt dit programma downloaden van http:// solution.samsungprinter.com. Samsung AnyWeb Print Met dit hulpprogramma kunt u van een scherm in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download the latest version om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar onder Windows. SetIP Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/ IP-protocol (zie "IP instellen via het programma SetIP (Windows)" op pagina 39 of "IP instellen via het programma SetIP (Macintosh)" op pagina 40). TCP/IPv6 wordt niet door dit programma ondersteund. Een bedraad netwerk gebruiken U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk leest u hoe u dit op een eenvoudige manier kunt doen. U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt aangesloten op de overeenkomstige poort op uw computer. Er zijn verschillende programma’s voorhanden om de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier op te geven in een netwerkomgeving. Vooral voor de netwerkbeheerder is het mogelijk om meerdere apparaten op het netwerk te beheren. Stel het IP-adres in voor u de onderstaande programma’s in gebruik neemt. SyncThru™ Web Service Een in de netwerkafdrukserver ingebouwde webserver laat u toe om: • netwerkparameters voor het apparaat te configureren zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen; • apparaatinstellingen aanpassen. (Zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 91.) Een netwerkconfiguratierapport afdrukken U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de huidige netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Dit zal u helpen bij het installeren van een netwerk en het oplossen van problemen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK. Netwerkinstallatie_ 38 3. Druk op het pijltje naar links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Ja verschijnt en druk op OK. In dit netwerkconfiguratierapport vindt u het MAC-adres en het IP-adres van uw apparaat. Bijvoorbeeld: • MAC-adres:00:15:99:41:A2:78 • IP-adres:192.0.0.192 IP-adres instellen Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken over het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt. In een aantal gevallen moet u het IP-adres handmatig instellen. Men spreekt dan van een statisch IP dat vaak om veiligheidsredenen verplicht is in bedrijfsintranetten. • Toewijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het netwerk en wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres toewijst aan het apparaat. Druk vervolgens het netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven is uitgelegd. Als uit het rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het nieuwe IP-adres wordt vermeld in het rapport. • Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het IP-adres van uw computer wijzigen. Als uw apparaat uitgerust is met een bedieningspaneel, kunt u het IP-adres ook wijzigen via het bedieningspaneel van het apparaat. In een kantooromgeving raden we u aan om contact op te nemen met een netwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen. IP-adres instellen via het bedieningspaneel Om het programma SetIP te gebruiken, schakelt u de firewall op de computer uit voor u doorgaat met het volgende: 1. Open het Configuratiescherm. 2. Dubbelklik op Beveiligingscentrum. 3. Klik op Windows Firewall. 4. Schakel de firewall uit. Het programma installeren 1. Plaats de cd-rom met printersoftware die met uw apparaat werd meegeleverd in het cd-romstation. Als de cd met stuurprogramma’s automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster. 2. Start Windows Explorer en open station X ("X" staat voor de letter die aan uw cd-station is toegewezen). 3. Dubbelklik op Application > SetIP. 4. Dubbelklik op Setup.exe om het programma te installeren. 5. Kies een taal en klik op Volgende. 6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien. Het programma starten 1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Zet het apparaat aan. 3. Kies in het menu Start van Windows achtereenvolgens Alle programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP. 4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen. 5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u verder kunt gaan. 1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Zet het apparaat aan. 3. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot TCP/IP (IPv4) verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Statisch verschijnt en druk op OK. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot IP-adres verschijnt en druk vervolgens op OK. 8. Voer het IP-adres in via het numeriek toetsenblok en druk op OK. Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en druk op de pijl-links/rechts om tussen de bytes te schakelen. Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met byte 4). 9. Voer andere parameters in, zoals het Subnetmasker en de Gateway, en druk op OK. 10. Na het invoeren van alle parameters drukt u op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Ga nu naar "Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad netwerk of voor aansluiting via USB installeren" op pagina 41. IP instellen via het programma SetIP (Windows) Met dit programma kunt u het IP-adres van uw apparaat handmatig instellen met behulp van het MAC-adres om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport. Netwerkinstallatie_ 39 • • • • MAC Address: zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. IP Address: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in. Als het IP-adres van uw computer bijvoorbeeld 192.168.1.150 is, voert u 192.168.1.X in, waarbij X een nummer tussen 1 en 254 is (uitgezonderd het nummer 150 dat voor de computer wordt gebruikt). Subnet Mask: voer hier een subnetmasker in. Default Gateway: voer hier een standaardgateway in. 6. Klik op Apply en vervolgens op OK. De printer zal het netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Controleer of alle instellingen juist zijn. 7. Klik op Exit om het programma SetIP te sluiten. 8. Indien nodig schakelt u opnieuw de firewall van de computer in. 3. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html. 4. Klik hier om het venster met TCP/IP-instellingen te openen. 5. Voer het MAC-adres, het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op Apply. Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:) weg. IP instellen via het programma SetIP (Macintosh) Om het programma SetIP te gebruiken, schakelt u de firewall op de computer uit voor u doorgaat met het volgende: 1. Open Systeemvoorkeuren. 2. Klik op Beveiliging. 3. Klik op het menu Firewall. 4. Schakel de firewall uit. Mogelijk wijken de volgende instructies af van die voor uw printermodel. 1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP > SetIPApplet.html. 3. Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De browser zal de pagina SetIPApplet.html met de naam en het IP-adres van de printer openen. 4. Selecteer de rij met printergegevens en vervolgens het Setup pictogram, het tweede pictogram links in de menubalk van de toepassing. Het venster TCP/IP Configuration wordt geopend. Als de printer niet in de informatierij wordt weergegeven, klikt u op het pictogram Manual Setting (derde van links) om het venster TCP/IP Configuration te openen. 5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u verder kunt gaan. • MAC Address: zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. • IP Address: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in. Als het IP-adres van uw computer bijvoorbeeld 192.168.1.150 is, voert u 192.168.1.X in, waarbij X een nummer tussen 1 en 254 is (uitgezonderd het nummer 150 dat voor de computer wordt gebruikt). • Subnet Mask: voer hier een subnetmasker in. • Default Gateway: voer hier een standaardgateway in. 6. Selecteer Apply, OK en opnieuw OK. De printer zal het configuratierapport automatisch afdrukken. Controleer of alle instellingen juist zijn. Sluit Safari af. U mag de cd-rom met installatiebestanden uit het cd-romstation halen. Indien nodig schakelt u opnieuw de firewall van de computer in. Het IP-adres, het subnetmasker en de gateway zijn nu gewijzigd. 6. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of alle instellingen juist zijn. 7. Sluit het programma SetIP af. Netwerkparameters instellen U kunt eveneens verschillende netwerkinstellingen opgeven met behulp van netwerkbeheerprogramma’s zoals SyncThru™ Web Admin Service en SyncThru™ Web Service. Standaardinstellingen terugzetten Mogelijk moet u de standaardfabrieksinstellingen terugzetten als het apparaat dat u gebruikt met een nieuwe netwerkomgeving wordt verbonden. De standaardfabrieksinstellingen terugzetten via het bedieningspaneel 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK. 4. Schakel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen. Standaardfabrieksinstellingen terugzetten met SyncThru™ Web Service 1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. Bijvoorbeeld, 2. Als het venster van de SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings. 3. Klik op Reset. Klik vervolgens op Clear voor netwerk. IP instellen via het programma SetIP (Linux) Het programma SetIP zou tijdens de installatie van het printerstuurprogramma automatisch geinstalleerd moeten worden. 1. Druk het configuratierapport van het apparaat af om het MAC-adres van uw apparaat te vinden. 2. Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/. 4. Schakel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen. Netwerkinstallatie_ 40 Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad netwerk of voor aansluiting via USB installeren Windows U kunt het apparaatstuurprogramma instellen. Volg daarbij de onderstaande stappen. Deze installatie is aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. 1. Zorg ervoor dat het apparaat met het netwerk of via een USB-aansluiting is verbonden en aan staat. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. • De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een installatievenster. • Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK. • Als u Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2 gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires > Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation, en klik op OK. • Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista, klikt u op Uitvoeren... Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op Doorgaan in het venster Gebruikersaccountbeheer. • Als in Windows 7 of Windows 2008 Server R2 het venster Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op Uitvoeren... Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer. 3. Klik op Nu installeren. • Controleer of u de software wilt installeren zonder de printer op het netwerk of lokaal aan te sluiten. - Schakel dit selectievakje in om dit programma te installeren zonder dat een apparaat aangesloten is. In dit geval wordt het venster voor het afdrukken van een testpagina overgeslagen en wordt de installatie voltooid. • Opnieuw zoeken Wanneer u op deze knop klikt, verschijnt een venster met een firewall-waarschuwing. - Schakel de firewall uit en klik op Opnieuw zoeken. Klik in Windows op Start > Configuratiescherm > Windows Firewall en schakel deze optie uit. - Schakel ook de firewall van programma’s van derden uit. Raadpleeg de handleiding voor de desbetreffende programma’s. • Directe invoer Als u op Directe invoer klikt, kunt u een specifiek apparaat in het netwerk zoeken. - Zoeken op IP-adres: Voer het IP-adres of de hostnaam in. Vervolgens klikt u op Volgende. Druk een netwerkconfiguratierapport af om het IP-adres van uw apparaat te controleren (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 38). - Zoeken op netwerkpad: Om een gedeeld apparaat (UNC-pad) te vinden, voert u de gedeelde naam handmatig in of klikt u op Bladeren om een gedeelde printer te zoeken. Vervolgens klikt u op Volgende. • Help Als uw apparaat niet op de computer of het netwerk is aangesloten, kunt u met deze knop gedetaileerde informatie over de aansluiting van het apparaat weergeven. • IP-adres instellen Als u een specifiek IP-adres op een specifieke netwerkprinter wilt instellen, klikt u op IP-adres instellen. Het venster IP-adres instellen verschijnt. Ga als volgt te werk: a) Selecteer in de lijst een apparaat waarvoor u een specifiek IP-adres wilt instellen. b) Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway voor het apparaat en klik op Toepassen om het specifieke IP-adres voor het netwerkapparaat in te stellen. c) Klik op Volgende. 5. Het gevonden apparaat wordt op het scherm weergegeven. Selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken. Als het stuurprogramma slechts één printer gevonden heeft, verschijnt het bevestigingsvenster. Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst. De Geavanceerde installatie heeft twee opties, Aangepaste installatie en Alleen software installeren. Als u Aangepaste installatie kiest, kunt u de apparaataansluiting kiezen en de te installeren onderdelen selecteren. Kiest u Alleen software installeren, kunt u de bijgeleverde software (bijv. Smart Panel) installeren. Volg de aanwijzingen op het scherm. 4. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst in. Klik vervolgens op Volgende. Het programma zoekt het apparaat. Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden, verschijnt een foutbericht. Het programma start de installatie. 6. Zodra de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, klikt u op Een testpagina afdrukken. In het andere geval klikt u gewoon op Volgende en gaat u naar stap 8. 7. Als de testpagina juist wordt afgedrukt, klikt u op Ja. Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken. 8. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie te ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie. 9. Klik op Voltooien. • Netwerkinstallatie_ 41 Na installatie van het stuurprogramma kunt u de firewalls inschakelen. • Als het printerstuurprogramma niet goed werkt nadat de installatie is voltooid, moet u de installatie repareren of het stuurprogramma opnieuw installeren (zie "Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad netwerk of voor aansluiting via USB installeren" op pagina 41). Macintosh 1. Zorg ervoor dat het apparaat met uw netwerk is verbonden en aan staat. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. 3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 4. Dubbelklik op de map MAC_Installer. 5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. 6. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 7. Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende => Ga door (10.4). 8. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende => Ga door (10.4). 9. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt. 10. Selecteer Eenvoudige installatie => Standardinstallatie (10.4) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie => Standardinstallatie (10.4) wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u Aangepaste installatie => Maak installatie ongedaan (10.4) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten wordt op de computer weergegeven. Klik op Volgende => Ga door (10.4). • Als er een venster verschijnt met de vraag een type installatie te selecteren, selecteert u Typische installatie voor een netwerkprinter en klikt u op OK. • Als u Typische installatie voor een netwerkprinter selecteert, wordt het programma SetIP automatisch uitgevoerd. Als de netwerkinformatie voor het apparaat al geconfigureerd is, sluit u het programma SetIP af. Ga door met de volgende stap. 12. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten => Sluit af (10.4). 13. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s > Printerconfiguratie. • Voor Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. 14. Klik op Voeg toe in de Printerlijst. • Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op het pictogram +, waarna een weergavevenster verschijnt. 15. Voor Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad Afdrukken via IP. • Voor Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer. • Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op IP. 16. Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printertype. Bij het afdrukken van een document van een groot aantal pagina’s kan de afdrukcapaciteit worden verhoogd door Socket te kiezen voor de optie Printertype. 17. Typ het IP-adres van het apparaat in het vak Printeradres. 18. Typ de wachtrijnaam in het vak Naam wachtrij. Als u de wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u eerst de standaardwachtrij. 19. Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.3 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in Modelnaam. • Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat in Model. • Voor Mac OS X 10.5-10.6: als Automatisch selecteren niet goed werkt, kiest u Selecteer besturingsbestand... en de naam van uw apparaat in Druk af via. Het IP-adres van uw printer verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als standaardprinter. 20. Klik op Voeg toe. Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor Macintosh ongedaan te maken. a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. c) Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. d) Dubbelklik op de map MAC_Installer. e) Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. f) Voer de netwerksleutel in en klik op OK. g) Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende => Ga door (10.4). h) Selecteer Installatie ongedaan maken => Maak installatie ongedaan (10.4) en klik op Installatie ongedaan maken => Maak installatie ongedaan (10.4). i) Er verschijnt een bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende => Ga door (10.4). j) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten => Sluit af (10.4). Linux Het Linux-stuurprogramma installeren en een netwerkprinter toevoegen 1. Zorg ervoor dat het apparaat met uw netwerk is verbonden en aan staat. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld. 2. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung. 3. Extraheer het bestand UnifiedLinuxDriver.tar.gz en open de nieuwe map. 4. Dubbelklik op de map Linux. 5. Dubbelklik op het pictogram install.sh. 6. Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt geopend. Klik op Continue. 7. Het venster van de Add printer wizard gaat open. Klik op Next. 8. Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search. 9. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst weergegeven. 10. Selecteer uw apparaat en klik op Next. 11. Voer de printerbeschrijving in en klik op Next. 12. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish. 13. Wanneer de installatie voltooid is, klikt u op Finish. Netwerkinstallatie_ 42 Een netwerkprinter toevoegen • 1. 2. 3. 4. 5. Dubbelklik op Unified Driver Configurator. Klik op Add Printer… Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next. Selecteer Network printer en klik op de knop Search. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst weergegeven. 6. Selecteer uw apparaat en klik op Next. 7. Voer de printerbeschrijving in en klik op Next. 8. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish. IPv6-configuratie TCP/IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of hogere versies. Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, stelt u alle netwerkinstellingen in op de standaardwaarden en probeert u het opnieuw (zie "Standaardinstellingen terugzetten" op pagina 40). Om de IPv6-netwerkomgeving te gebruiken, volgt u de onderstaande procedure om het IPv6-adres te gebruiken: 1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Zet het apparaat aan. 3. Druk een netwerkconfiguratierapport af vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de IPv6-adressen gecontroleerd. a) Druk op Menu op het bedieningspaneel. b) Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK. c) Druk op het pijltje naar links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en druk op OK. d) Druk op de pijl-links/rechts tot Ja verschijnt en druk op OK. 4. Klik op Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers > Printer toevoegen. 5. Kies Een lokale printer toevoegen in het venster Printer toevoegen. 6. Volg de aanwijzingen op het scherm. • Stateful Address: door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-adres. Manual Address: door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-adres. DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful) Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie: 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot TCP/IP (IPv6) verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot DHCPv6 config verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste waarde te zoeken. • Router: gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt. • DHCPv6 Addr: gebruik altijd DHCPv6 ongeacht of de router erom vraagt. • DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit ongeacht of de router erom vraagt. 6. Druk op OK. Manual address-configuratie 1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering als een URL ondersteunt (zie "Een verbinding maken met SyncThru™ Web Service" op pagina 44). Voor IPv4 voert u het IPv4-adres (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld in en drukt u op de Enter-toets of klikt u op Ga naar. 2. Als het venster van de SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings. 3. Klik op TCP/IP. Als het apparaat niet werkt in de netwerkomgeving, activeert u IPv6. Raadpleeg het volgende deel voor meer informatie. IPv6 activeren Bij levering van het apparaat is de IPv6-functie ingeschakeld. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot TCP/IP (IPv6) verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot IPv6 activeren verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK. 6. Zet het apparaat uit en weer aan. 7. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. IPv6-adressen instellen Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer. • Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres begint met FE80). • Stateless Address: door een netwerkrouter automatisch geconfigureerd IPv6-adres. 4. Schakel Manual Address in de sectie TCP/IPv6 in. 5. Selecteer het Router Prefix en klik op de knop Add. Het routerprefix zal automatisch ingevoerd worden in het adresveld. Voer de rest van het adres in (bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F). 6. Klik op de knop Apply. Netwerkinstallatie_ 43 Een verbinding maken met SyncThru™ Web Service 1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering als URL ondersteunt. 2. Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het netwerkconfiguratierapport. 3. Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]). De adressen moeten tussen "[]" (vierkante haken) worden geplaatst. Netwerkinstallatie_ 44 Basisinstellingen 4. Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • • • Luchtdrukaanpassing De taal op het display wijzigen Datum en tijd instellen De klokmodus wijzigen De standaardmodus wijzigen Geluidsinstellingen Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren Gebruik van besparende modi De standaardlade en het papier instellen Time-out voor taken instellen Luchtdrukaanpassing De taal op het display wijzigen De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk die wordt bepaald door de hoogte boven het zeeniveau waarop het apparaat zich bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen voor een optimale afdrukkwaliteit. Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste hoogte in. Voer de volgende stappen uit om de taal die op het display verschijnt te wijzigen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Taal verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste taal verschijnt. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Datum en tijd instellen 0 1 2 3 4 Hoog 1 Hoog 2 Hoog 3 Normal Zodra u tijd en datum hebt ingesteld, worden ze gebruikt in uitgesteld faxen en uitgesteld afdrukken. Ze worden afgedrukt op rapporten. Als ze echter verkeerd zijn, moet u ze wijzigen. 1. Zorg ervoor dat u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met de bijgeleverde cd-rom met printersoftware. 2. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in het systeemvak van Windows of in het "Notification Area" van Linux. U kunt ook op Smart Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken. 3. Klik op Instelling printer. 4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde in de vervolgkeuzelijst en klik op Toepassen. • • Als uw apparaat verbonden is met een netwerk verschijnt automatisch het venster SyncThru™ Web Service. Klik op Machine Settings > System Setup > Machine Setup > Altitude Adj. Selecteer de juiste hoogte en klik op Apply. Als uw apparaat verbonden is met een USB-kabel, stelt u de hoogte in met de optie Luchtdrukcorr. op het display van het apparaat. Als de stroomtoevoer naar het apparaat wordt onderbroken, moet u de datum en tijd opnieuw instellen zodra de stroomtoevoer is hersteld. 1. 2. 3. 4. 5. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok de juiste tijd en datum in. Maand = 01 tot 12, Dag = 01 tot 31, Jaar = vereist vier cijfers, Uur = 01 tot 12, Minuut = 00 tot 59, en u kunt ook AM of PM selecteren. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Basisinstellingen_ 45 De klokmodus wijzigen Luidsprekervolume U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Klokmodus verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om de andere modus te selecteren en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. De standaardmodus wijzigen Het apparaat is standaard ingesteld op kopiëren. U kunt de standaardmodus instellen op faxmodus of kopieermodus. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste modus te selecteren. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Geluidsinstellingen U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen: • Toetsgeluid: Hiermee kunt u het geluid van de toetsen Aan of Uit zetten. Als deze optie is ingesteld op Aan weerklinkt er een toon telkens als er op een toets wordt gedrukt. • Waarsch.geluid: Hiermee kunt u de waarschuwingstoon Aan of Uit zetten. Als deze optie is ingesteld op Aan hoort u een waarschuwingsgeluid als er een fout optreedt of als de faxcommunicatie wordt beëindigd. • Luidspreker: Hiermee kunt u de weergave van geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker (bijv. een kies- of faxtoon) Aan of Uit zetten. Als deze optie is ingesteld op Communicatie, ("Common"), staat de luidspreker aan tot het externe apparaat reageert. U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial. Als uw apparaat een handset heeft, kunt u het volume met de handset regelen. • Belsignaal: stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen op Uit, Laag, Midden of Hoog. Om het volume te regelen via On Hook Dial: 1. Druk op (Fax) op het bedieningspaneel. 2. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker. 3. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort. 4. Druk op On Hook Dial om de wijziging op te slaan en terug te keren naar de stand-bymodus. Als uw apparaat een handset heeft: 1. Neem de handset. U hoort een kiestoon uit de luidspreker van de handset. 2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort. 3. Druk op OK om de wijziging op te slaan en plaats de handset terug. U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn open is. Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw bedrijf en het faxnummer invoeren. Alfanumerieke tekens invoeren 1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot de gewenste letter op het display verschijnt. Om de letter O in te voeren, drukt u bijvoorbeeld op cijfertoets 6 met opschrift MNO. Telkens wanneer u op cijfertoets 6 drukt, verschijnt een andere letter op het display, M, N, O, m, n, o en ten slotte 6. U kunt speciale tekens invoeren, zoals een spatie, plusteken enzovoort. Meer informatie vindt u in het gedeelte hieronder. 2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1. Als de volgende letter op dezelfde knop staat, verplaatst u de cursor door op de pijl-links/rechts te drukken en vervolgens op de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en de volgende letter verschijnt op het display. U kunt een spatie invoeren door twee keer op 1 te drukken. 3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK. Letters en cijfers op het toetsenblok Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens 1 @/.‘1 Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmgeluid 2 ABCabc2 1. 2. 3. 4. 3 DEFdef3 4 GHIghi4 5 JKLjkl5 6 MNOmno6 7 PQRSpqrs7 8 TUVtuv8 9 WXYZwxyz9 Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste geluidsoptie verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status of het gewenste volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op OK. 6. Herhaal indien nodig de stappen 4 tot en met 5 om andere geluiden in te stellen. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Basisinstellingen_ 46 Toets Op het bedieningspaneel Toegewezen cijfers, letters of tekens 0 &+-,0 * * # # Het papierformaat instellen Cijfers of namen corrigeren Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist, drukt u op de pijl-links/rechts om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in. Een pauze invoegen Voor sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dat geval moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van snelkiesnummers. Druk op de juiste plaats op Redial/Pause om een pauze in te voeren tijdens het invoeren van het telefoonnummer. A – verschijnt op het display op de overeenkomstige locatie. Gebruik van besparende modi De functie tonerspaarstand gebruiken In de tonerspaarstand beperkt het apparaat de hoeveelheid toner per afgedrukte pagina. Zo gaat uw tonercassette langer mee dan in normale modus. Dit gaat evenwel ten koste van de afdrukkwaliteit. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Tonerbesparing verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Bij het afdrukken vanaf een pc kunt u de tonerspaarstand ook inof uitschakelen in de printereigenschappen. De energiebesparingsfunctie gebruiken Gebruik deze functie om energie te besparen als u het apparaat niet gebruikt. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op het pijltje naar links/rechts tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste tijdsduur verschijnt. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. De standaardlade en het papier instellen U kunt de lade en het papier selecteren die u standaard wilt gebruiken voor uw afdruktaken. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierformaat verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste papierformaat te selecteren. 7. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Het papiertype instellen 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Type papier verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste type papier te selecteren. 7. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. De papierbron instellen 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerlade of Faxlade verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren. 7. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Op de computer Windows 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. Basisinstellingen_ 47 3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. 4. Als u Windows XP/2003/2008/Vista gebruikt, selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken in het snelmenu. Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 5. Klik op het tabblad Papier. 6. Selecteer een lade en de bijbehorende opties, zoals het papierformaat en de papiersoort. 7. Druk op OK. Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken (zoals factuurpapier), opent u het tabblad Papier en selecteert u Formaat > Bewerken... onder Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Macintosh Macintosh-gebruikers moeten de standaardinstelling handmatig wijzigen als ze op basis van andere instellingen willen afdrukken. 1. Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken. 2. Open het menu Archief en klik op Druk af. 3. Ga naar het paneel Papierinvoer. 4. Open het menu Archief en klik op Druk af. 5. Ga naar Papierinvoer. 6. Stel de juiste lade in van waaruit u wilt afdrukken. 7. Ga naar het paneel Papier. 8. Stel het papiertype in op basis van het papier dat in de lade werd geplaatst van waaruit u wilt afdrukken. 9. Klik op Druk af om het afdrukken te starten. Linux 1. Open het terminalprogramma. 2. Wanneer het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]# lpr <bestandsnaam> 3. Selecteer Printer en klik op Eigenschappen… 4. Klik op het tabblad Geavanceerd. 5. Selecteer de lade (papierinvoer) en de bijbehorende opties, zoals papierformaat en papiersoort. 6. Druk op OK. Time-out voor taken instellen Als er gedurende een bepaalde tijdspanne geen gegevens worden ingevoerd, sluit het apparaat het huidige menu af en worden de standaardinstellingen geladen. U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Time-out taak verschijnt en druk op OK. 5. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok de tijd in. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Basisinstellingen_ 48 Afdrukmedia en lade 5. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmedia in uw apparaat plaatst. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • Originelen voorbereiden Originelen plaatsen Afdrukmedia selecteren De grootte van de lade aanpassen De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat. (Zie "Functies per model" op pagina 26.) Papier in de lade plaatsen Afdrukken op speciale media Papierformaat en -type instellen De papieruitvoersteun gebruiken 1. Licht het deksel van de scanner op. Originelen voorbereiden • • • • • • Plaats geen papier dat kleiner is dan 142 × 148 mm of groter dan 216 × 356 mm. Vermijd het gebruik van de volgende papiertypes om papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit of schade aan het apparaat te voorkomen. - Carbonpapier of papier met carbonrug - Gecoat papier - Licht doorschijnend of dun papier - Gekreukt of gevouwen papier - Gekruld of opgerold papier - Papier met scheuren Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst. Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier volledig droog is voor u het plaatst. Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht. Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met andere afwijkende eigenschappen. 2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. Plaats het document zorgvuldig tegen de markering linksboven op de glasplaat. Originelen plaatsen Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer). Op de glasplaat van de scanner Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als een origineel wordt gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen boven het origineel op de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat. 3. Sluit het deksel van de scanner. • • • Afdrukmedia en lade_ 49 Het deksel van de scanner open laten tijdens het kopiëren kan de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik negatief beïnvloeden. Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk. Houd de glasplaat schoon (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 98). Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel open. • • • Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas breekt. U kunt zich kwetsen. Plaats uw hand niet onder het scannerdeksel terwijl u het sluit. Het scannerdeksel kan eraf vallen en uw hand kwetsen. Kijk bij het kopiëren of scannen niet in het licht binnen in de scanner. Het is schadelijk voor de ogen. Afdrukmedia selecteren U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals normaal papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren In de automatische documentinvoer 2 In de ADI kunt u tot 40 vellen papier van 75 g/m voor één taak plaatsen. 1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst. 2. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade. Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen, kunnen de volgende problemen veroorzaken: • Slechte afdrukkwaliteit • Vastlopen van het papier • Versnelde slijtage van het apparaat. Eigenschappen, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, hebben een grote invloed op de prestaties van het apparaat en de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het volgende: • Het type, formaat en gewicht van afdrukmateriaal voor uw apparaat zijn beschreven onder de specificaties van het afdrukmateriaal (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). • Gewenst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor het doel. • Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere en helderdere afbeeldingen op. • Gladheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier. • Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover u geen controle hebt. Controleer, voor u grote hoeveelheden afdrukmedia aanschaft, of ze voldoen aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding worden vermeld. 3. Stel de ADI in overeenkomstig het papierformaat. • Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen kan problemen veroorzaken die een herstelling vereisen. Dergelijke herstellingen zijn niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten. De hoeveelheid papier die u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het gebruikte afdrukmateriaal (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden ondersteund Modus Stof op de glasplaat van de ADI kan zwarte strepen op de afdruk veroorzaken. Houd de glasplaat altijd schoon (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 98). Formaat Invoer Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio, Folio, Executive, ISO B5, JIS B5, A5, A6 • • lade 1 handmatige invoer Afdrukmodus Alle formaten die het apparaat ondersteunt. • • lade 1 handmatige invoer Faxmodus Letter, A4, Legal • lade 1 Afdrukmedia en lade_ 50 De grootte van de lade aanpassen 4. Houd de breedtegeleiders ingedrukt en verschuif ze tot het gewenste formaat zoals aangegeven op de bodem van de papierlade. De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk van het land waar u de printer hebt gekocht. Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen. • • Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het papier omdat het papier daardoor kan buigen. Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier vastlopen. 1 Ondersteunende geleider 2 Papierlengtegeleider 3 Vergrendeling van de geleider 4 Papierbreedtegeleider 1. Houd met een hand de vergrendeling van de geleider ingedrukt en houd met de andere hand de lengtegeleider en de ondersteuningsgeleider samen. Verschuif de lengtegeleider en de ondersteuningsgeleider om ze in de sleuf voor het juiste papierformaat te plaatsen. Papier in de lade plaatsen Lade 1 1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan aan het formaat van het geplaatste afdrukmateriaal (zie "De grootte van de lade aanpassen" op pagina 51). 2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voordat u het papier in de lade plaatst. 3. Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar onder. 2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voordat u het papier in de lade plaatst. Plaats het papier in de papierlade. 3. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, stelt u de ondersteunende geleider zodanig in dat deze de stapel lichtjes raakt. 4. Plaats de lade terug in het apparaat. 5. Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een document af te drukken. Zie "De standaardlade en het papier instellen" op pagina 47 voor informatie over het instellen van de papiersoort en het papierformaat. Controleer als u problemen ondervindt met de papierinvoer of het papier beantwoordt aan de specificaties van de afdrukmedia. Probeer het vervolgens door vel per vel in de lade voor handmatige invoer te plaatsen (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Afdrukmedia en lade_ 51 Lade voor handmatige invoer In de lade voor handmatige invoer kunnen speciale typen en formaten afdrukmateriaal worden geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier. 6. Selecteer Handmatige invoer bij papierbron en druk vervolgens op OK. 7. Start het afdrukken vanuit de toepassing. Als u twee of meer pagina’s wilt afdrukken, plaatst u het volgende vel nadat de eerste pagina is afgedrukt en klikt u op de knop OK. Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden afgedrukt. Tips voor het gebruik van de handmatige invoer • Als u in uw softwaretoepassing Handmatige invoer selecteert voor Invoer, moet u op OK drukken telkens wanneer u een pagina afdrukt. Plaats telkens slechts afdrukmateriaal van één type, formaat en gewicht in de lade voor handmatige invoer. • Voeg tijdens het afdrukken geen papier toe als de lade voor handmatige invoer nog papier bevat. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal. • Plaats afdrukmaterialen met de te bedrukken zijde naar boven en de bovenrand eerst in de handmatige invoer en zorg ervoor dat het materiaal in het midden van de lade ligt. • Plaats alleen afdrukmateriaal dat aan de specificaties voldoet. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). • Strijk alle vervormingen in briefkaarten, enveloppes en etiketten glad vooraleer u ze in de lade voor handmatige invoer plaatst. 1. Plaats het papier in de lade voor handmatige invoer. • • 2. 3. 4. 5. De stapel papier moet onder de markering blijven. Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmateriaal de richtlijnen voor het plaatsen van afdrukmateriaal (zie "Afdrukken op speciale media" op pagina 52). • Als vellen overlappen bij het afdrukken vanuit de lade voor handmatige invoer, opent u lade 1, verwijdert u de overlappende vellen en probeert u opnieuw af te drukken. • Als het papier tijdens het afdrukken niet goed wordt ingevoerd, duwt u het handmatig naar binnen tot het automatisch wordt ingevoerd. Druk de papierbreedtegeleiders van de lade voor handmatige invoer naar elkaar toe en pas ze aan de papierbreedte aan. Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan gaan plooien, waardoor een papierstoring ontstaat of het papier scheeftrekt. Om vanuit een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en start u het afdrukmenu. Open Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Klik op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken... en selecteer het juiste papiertype. Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype in op Etiketten. Afdrukken op speciale media Onderstaande tabel toont de beschikbare speciale afdrukmedia voor elke lade. Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens een vel per keer in te voeren. Controleer hoeveel vellen u maximaal in elke lade mag plaatsen (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Lade 1 Lade voor handmatige invoer Normaal papier ● ● Dik papier ● ● Dun papier ● ● Types Bankpost ● Gekleurd papier ● Kaarten ● Etiketten ● Transparanten ● Enveloppen ● Voorbedrukt ● Katoen ● Kringlooppapier ● ● Archiefpapier ● ● (●: ondersteund, Blanco: niet ondersteund) De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken... Met de optie papiertype kunt u het papiertype instellen dat in de lade moet worden geplaatst. Deze instelling verschijnt in de vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Op die manier krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Zo niet, wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet bereikt. • Normaal papier: gewoon papier. Selecteer dit type als u een zwartwitprinter hebt en afdrukt op papier met een gewicht van 60 tot 90 g/m2. • Dik papier: dik papier van 90 tot 105 g/m2. • Dun papier: dun papier van 60 tot 70 g/m2. • Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m2. • Gekleurd papier: papier met gekleurde achtergrond van 75 tot 90 g/ m2. • Kaarten: kaarten van 90 tot 163 g/m2. • Etiketten: etiketten van 120 tot 150 g/m2. • Transparanten: transparanten van 138 tot 146 g/m2. • Enveloppen: enveloppen van 75 tot 90 g/m2. Afdrukmedia en lade_ 52 • • • Voorbedrukt: voorbedrukt papier/papier met briefhoofd van 75 tot 90 g/ m2. Katoen: katoenpapier van 75 tot 90 g/m2. Kringlooppapier: kringlooppapier van 75 tot 90 g/m2. • • Als u reeds gebruikt papier in de printer plaatst, kunnen de afdrukken kreukelen. • synthetische materialen. Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit. Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek. Archiefpapier: 70 tot 90 g/m2. Selecteer deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt bewaren (bijvoorbeeld in een archief). Envelop Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. De hoek voor de postzegel moet zich links bevinden en de kant van de envelop met de postzegelhoek moet eerst in de printer gaan en moet in het midden van de handmatige invoer worden geplaatst. • • • 1 Aanvaardbaar 2 Onaanvaardbaar Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel voorzien zijn dat compatibel is met de smelttemperatuur van het apparaat (ongeveer 170 °C gedurende 0,1 seconde). De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen. Voor de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minimaal 15 mm van de rand van de envelop blijven. Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen. Transparanten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Als de afgedrukte enveloppen kreuken, vouwen of dikke zwarte lijnen vertonen, opent u de achterklep, duwt u de hendel naar beneden en probeert u opnieuw af te drukken. Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend. • • • • 1 Hendel • • • • Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren: - Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan 90 g/m2 bedragen om te vermijden dat er een papierstoring optreedt. - Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en mogen geen lucht bevatten. - Probleem: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of beschadigd zijn. - Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die bestand zijn tegen de druk en de hitte die tijdens het afdrukproces in het apparaat ontstaan. Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen. Gebruik geen afgestempelde enveloppen. Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere • • • • De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de fixeertemperatuur van het apparaat. Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat hebt gehaald. Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het afdrukken. Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten achterlaat. Dit veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken. Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen. Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken hebben. Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde. Om te vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar worden gestapeld terwijl ze worden afgedrukt. Afdrukmedia en lade_ 53 Etiketten Briefhoofd/voorbedrukt papier Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u best uitsluitend etiketten voor laserprinters. • • • • Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende factoren: - Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de fixeertemperatuur van het apparaat van ongeveer 170 °C. - Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben. - Krullen: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen. - Probleem: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel. Zorg ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken. Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd. Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn. Eenzijdig • • • • Kartonpapier/papier van een aangepast formaat U kunt met deze printer afdrukken op briefkaarten, kaarten en andere materialen met aangepaste formaten. Dubbelzijdig Papierlade 1 Voorzijde naar beneden Voorzijde naar boven Lade voor handmatige invoer Voorzijde naar boven Voorzijde naar beneden Briefhoofden/voorbedrukt papier moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot bij blootstelling gedurende 0,1 seconde aan de fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur van ongeveer 170 °C. De inkt op het briefhoofd/voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet beschadigen. Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen. Voor u het briefhoofd/voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt. Foto • Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan het apparaat beschadigen. Glanzend Plaats één vel tegelijk in de lade voor handmatige invoer met de glanzende zijde naar boven. • • • • Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm en korter dan 127 mm. Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de zijkanten van de afdrukmedia. Probeer af te drukken naar de klep aan de achterkant (bedrukte zijde omhoog) als het gewicht groter is dan 160 g/m2. • Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP Brochure Paper (product: uitsluitend Q6611A). Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (A4) voor dit apparaat HP Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A). Papierformaat en -type instellen Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en -type instellen op het bedieningspaneel. Deze instellingen hebben betrekking op de kopieer- en faxmodus. Als u wilt afdrukken vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het toepassingsprogramma dat u op uw computer gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel werden opgegeven. Afdrukmedia en lade_ 54 De papieruitvoersteun gebruiken Het papierformaat instellen 1. 2. 3. 4. 5. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierformaat verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste papierformaat te selecteren. 7. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd kinderen uit de buurt. De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de papieruitvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s worden uitgelijnd. De uitvoer wordt standaard naar de uitvoerlade gestuurd. Als u de uitvoerlade wilt gebruiken, moet de achterklep gesloten zijn. Als u een speciaal papierformaat (bijv. factuurpapier) wilt gebruiken, selecteert u Bewerken... op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Het papiertype instellen 1. 2. 3. 4. 5. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Type papier verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste type papier te selecteren. 7. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. De papierbron instellen 1. 2. 3. 4. 5. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerlade of Faxlade verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren. 7. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Als u A5-papier gebruikt, moet u de uitvoerlade openklappen om te vermijden dat de afgedrukte pagina’s geen rechte stapel vormen of vastlopen. Papier goed stapelen Als u het apparaat in een vochtige omgeving gebruikt of afdrukmaterialen gebruikt die vochtig zijn als gevolg van een hoge luchtvochtigheid, kunnen de afgedrukte vellen krullen vertonen en worden ze mogelijk niet goed gestapeld. In dit geval kunt u het apparaat instellen om de Papier stapel. te gebruiken waarmee de afdrukken goed worden gestapeld. Deze functie zal de afdruksnelheid echter verlagen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Papier stapel. verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Afdrukmedia en lade_ 55 Afdrukken op een klein papierformaat Wanneer u op een klein papierformaat afdrukt (bijv. een envelop of een aangepast papierformaat), kan het niet op de uitvoersteun worden geplaatst omdat het te klein is. In dat geval opent u de scaneenheid en haalt u de afdruk uit het apparaat. Vervolgens sluit u de scaneenheid door op de sluitknop van de scaneenheid te drukken. Afdrukmedia en lade_ 56 Afdrukken 6. In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • • • Eigenschappen van het printerstuurprogramma Eenvoudige afdruktaken Voorkeursinstellingen openen Help gebruiken Speciale kopieerfuncties gebruiken De standaardafdrukinstellingen wijzigen Uw apparaat als standaardapparaat instellen Afdrukken naar een bestand (PRN) Afdrukken in Macintosh Afdrukken in Linux Eenvoudige afdruktaken De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows XP. Eigenschappen van het printerstuurprogramma Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen in Windows, Macintosh of Linux. De exacte procedure kan verschillen per toepassing. • Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties: • Selectie van afdrukstand, formaat, bron en type afdrukmedia • Aantal exemplaren U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund: • Het is mogelijk dat een aantal modellen of besturingssystemen een of meer functies uit de tabel niet ondersteunen. Printerstuurprogramma Functie Windows Optie printerkwaliteit ● Boekjes afdrukken ● Poster afdrukken ● Meerdere pagina’s per vel ● Afdruk aan pagina aanpassen ● Afdrukken vergroten en verkleinen ● Andere lade voor eerste pagina ● Watermerk ● Overlay ● Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) ● Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet omdat het afhankelijk is van het gebruikte apparaat. Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken bevat echter vrijwel dezelfde eigenschappen. Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat. Zie Compatibiliteit met besturingssystemen onder Printerspecificaties (zie "Systeemvereisten" op pagina 33). Als u een optie selecteert in Voorkeurinstellingen verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat. Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen. Eenvoudige afdruktaken in Macintosh (zie "Afdrukken in Macintosh" op pagina 63). Eenvoudige afdruktaken in Linux (zie "Afdrukken in Linux" op pagina 64). Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor Kladblok in Windows XP. Uw venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt. 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Selecteer Afdrukken... in het menu Bestand. Het venster Afdrukken... wordt geopend. (●: ondersteund, Blanco: niet ondersteund) Afdrukken_ 57 Voorkeursinstellingen openen 3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in Voorkeursinstellingen voor afdrukken bekijken. 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Kies Afdrukken... in het menu Bestand. Het venster Afdrukken... wordt geopend. 3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. 4. Klik op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen. De basisinstellingen voor het afdrukken, zoals het aantal exemplaren en het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken... Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het venster Afdrukken... van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 4. Klik in het venster Afdrukken... op OK of Afdrukken... om de afdruktaak te starten. Als u Windows Internet Explorer gebruikt kunt u met Samsung AnyWeb Print bovendien tijd besparen bij het maken of afdrukken van schermopnamen. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download the latest version om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. Een afdruktaak annuleren Als de afdruktaak in de wachtrij of afdrukspooler is opgenomen, kunt u de afdruktaak als volgt annuleren: 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. 3. In Windows 2000, XP, 2003 en Vista dubbelklikt u op uw apparaat. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en selecteert u See what’s printing in het snelmenu. Voorkeursinstellingen gebruiken Met behulp van de optie Vooraf ingest. die op ieder tabblad Voorkeursinstellingen behalve op het tabblad Samsung verschijnt, kunt u de huidige voorkeursinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik. Zo voegt u een instelling toe aan Vooraf ingest.: 1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in. 2. Typ in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze instellingen. Als bij het item See what’s printing het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 4. Selecteer Annuleren in het menu Document. Dit venster is eveneens toegankelijk door te dubbelklikken op het pictogram van het apparaat ( ) in het systeemvak van Windows. U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop/ Clear op het bedieningspaneel. Afdrukken_ 58 3. Klik op Toevoegen. Als u instellingen opslaat onder Vooraf ingest., worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen. Als u op Toevoegen klikt, verandert de knop Toevoegen in de knop Wijzigen. Selecteer meer opties en klik op Wijzigen. De instellingen worden toegevoegd aan de Vooraf ingest. Om de opgeslagen instelling te gebruiken, kiest u het uit de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet. Om de opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u ze uit de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op Wissen. U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook herstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. 4. Selecteer indien nodig de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst Paginavolgorde. 5. Als u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken, selecteert u Paginakaders afdrukken. 6. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. 7. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. Posters afdrukken Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 4, 9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt kleven om er zo een poster van te maken. Help gebruiken Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op een optie waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma beschikt. Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een sleutelwoord, klikt u op het tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken en voert u een sleutelwoord in op de invoerregel van de optie Help. Voor meer informatie over verbruiksartikelen, stuurprogramma-updates, registratie enzovoort, klikt u op de overeenkomstige knoppen. Speciale kopieerfuncties gebruiken Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer: • "Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken" op pagina 59. • "Posters afdrukken" op pagina 59. • *** 'Boekjes afdrukken (handmatig)' on page 60 ***. • "Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)" op pagina 60. • "Het afdrukpercentage van uw document wijzigen" op pagina 60. • "Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op pagina 60. • "Watermerken gebruiken" op pagina 61. • "Overlay gebruiken" op pagina 61. • "Geavanceerde opties" op pagina 62. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type. 3. Selecteer de gewenste paginaopmaak. Specificatie van de paginaopmaak: • Poster 2x2: het document wordt vergroot en wordt over 4 pagina’s verdeeld. • Poster 3x3: het document wordt vergroot en wordt over 9 pagina’s verdeeld. • Poster 4x4: het document wordt vergroot en wordt over 16 pagina’s verdeeld. 4. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen kleven. 5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. 6. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. 7. U kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven. Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina’s per vel in de vervolgkeuzelijst Type. 3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16). Afdrukken_ 59 Boekjes afdrukken (handmatig) • Korte zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor kalenders. Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken. Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, Us Folio of Oficio. 8 9 4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. 5. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type. 3. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Om na te gaan welke papierformaten voor deze functie beschikbaar zijn, selecteert u het beschikbare papierformaat in de optie Formaat van het tabblad Papier. Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar papier (papier waarbij geen of staat). 4. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. 5. Vervolgens kunt u de pagina’s vouwen en nieten. Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (dubbelzijdig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer. Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien. Het afdrukpercentage van uw document wijzigen U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner wordt afgedrukt. Dat doet u door het gewenste percentage in te voeren. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Klik op het tabblad Papier. 3. Geef in het invoervak Percentage de schaalfactor op. U kunt ook op de pijl-omhoog/omlaag klikken om de schaalfactor te selecteren. 4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties. 5. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen Wij raden aan om niet af te drukken op beide zijden van speciaal afdrukmateriaal, zoals etiketten, enveloppen of dik papier. Het kan een papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd. 3. Selecteer in de sectie Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) de gewenste bindoptie. • Geen • Lange zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor boekbinden. Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken. A 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Klik op het tabblad Papier. 3. Selecteer het gewenste papierformaat in Aanpassen aan papierformaat. 4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties. 5. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. Afdrukken_ 60 Watermerken gebruiken Een watermerk verwijderen Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document. U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote grijze letters "CONCEPT" of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen. 4. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. Er zijn verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u kunt er nieuwe aan de lijst toevoegen. Overlay gebruiken Een bestaand watermerk gebruiken 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld. 3. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een willekeurig document kunnen worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met een briefhoofd. In plaats van een voorbedrukt briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt gewoon de overlay met het briefhoofd af op uw document. Een watermerk maken 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Selecteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de keuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3. Voer tekst in het vak Tekst watermerk in. U kunt tot 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven. Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt, wordt het watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt. 4. Watermerkopties selecteren. U kunt de naam, stijl, grootte en grijswaarde van het lettertype selecteren in de sectie Tekenstijl en de hoek van het watermerk instellen in de sectie Hoek watermerk. 5. Klik op Toevoegen om een nieuw watermerk aan de lijst Huidige watermerken toe te voegen. 6. Na de bewerking klikt u op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u Geen in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Een watermerk bewerken 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties. 4. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan. 5. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. Afdrukken_ 61 Een nieuwe paginaoverlay maken Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of met een afbeelding. 1. Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies op de plaats staat waar deze als overlay moet worden afgedrukt. 2. Ga naar de Voorkeursinstellingen als u het document als een overlay wilt opslaan (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 3. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken wordt geopend. 4. Klik in het venster Overlay bewerken op Maken. 5. Typ in het venster Opslaan als een naam van maximaal acht tekens in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover. 6. Klik op Opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays. 7. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. 8. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de vaste schijf van uw computer. Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van het document dat u met de overlay afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk. Een paginaoverlay gebruiken • Nadat u een overlay hebt gemaakt, kan deze met uw document worden afgedrukt. Dit doet u als volgt: 1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken. 2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 3. Klik op het tabblad Geavanceerd. 4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst. 5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... uit de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken. Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Openen. Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays. 6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document afgedrukt. 7. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt. De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken. Lettertype/tekst: selecteer Tekst donkerder maken om teksten donkerder af te drukken dan op een normaal document. Gebruik Alle tekst zwart om alles in het zwart af te drukken, ongeacht de kleuren op het scherm. • Tonerspaarstand: als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat. - Aan: selecteer deze optie als u wilt dat de printer minder toner per pagina verbruikt. - Uit: selecteer deze optie als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten. 3. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. De standaardafdrukinstellingen wijzigen 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. 3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. 4. Als u Windows XP/2003/2008/Vista gebruikt, selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken in het snelmenu. Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. Een paginaoverlay verwijderen Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen. 1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd. 2. Selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Overlay. 3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen. 4. Klik op Wissen. 5. Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja. 6. Klik op OK of Afdrukken... tot het venster Afdrukken... wordt afgesloten. Geavanceerde opties Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de afdrukkwaliteit. Als de optie is uitgegrijsd of niet wordt weergegeven, is ze niet van toepassing voor de printertaal die u gebruikt. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 2. Klik op het tabblad Grafische elementen. 5. Wijzig de instellingen op elk tabblad. 6. Klik op OK. In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor elke afdruktaak wijzigen. Uw apparaat als standaardapparaat instellen 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. 3. Selecteer uw apparaat. 4. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als standaardprinter instellen. Raadpleeg de online Help voor iedere optie uit Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Afdrukken_ 62 In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 Als bij het item Als standaardprinter instellen het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. Afdrukken naar een bestand (PRN) 6. Klik op Druk af. Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand. Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken: 1. Schakel het selectievak Naar bestand in het venster Afdrukken... in. Printerinstellingen wijzigen U kunt geavanceerde afdrukfuncties van uw printer gebruiken. Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Archief. De printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven, is afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is afgezien van de naam vergelijkbaar met het volgende. • De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer en de Mac OS-versie. • Uw venster Voorkeursinstellingen kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt. Het volgende venster is het eerste venster dat u ziet wanneer u het printereigenschappenvenster opent. Selecteer andere geavanceerde functies in de keuzelijst. 2. Klik op Afdrukken... 3. Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK. Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam. Als u enkel de bestandsnaam invoert, wordt het bestand automatisch opgeslagen in Mijn documenten. Afdrukken in Macintosh Lay-out In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u moet afdrukken in Macintosh. U moet de afdrukomgeving instellen voor u gaat afdrukken. • Verbonden via USB (zie "Macintosh" op pagina 35). • Verbonden met een netwerk (zie "Macintosh" op pagina 42). Een document afdrukken Als u afdrukt vanaf een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u gebruikt de instelling van het printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer: 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Open het menu Archief en kies Pagina-instelling... 3. Selecteer papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK. Op het tabblad Lay-out vindt u opties waarmee u de afdruklay-out van het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst onder Richting om toegang te krijgen tot de volgende functies. • Pagina’s per vel: hier kunt u opgeven hoeveel pagina’s op één vel worden afgedrukt (zie "Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken" op pagina 64). • Lay-outrichting: hier kunt u de afdrukrichting op een pagina selecteren, vergelijkbaar met de voorbeelden op de gebruikersinterface. • Rand: hiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader afdrukken. • Keer paginarichting om: hiermee kunt u het papier 180 graden draaien. Grafisch Het tabblad Grafisch bevat opties voor de selectie van de Resolutie. Selecteer Grafisch in de vervolgkeuzelijst onder Richting om toegang te krijgen tot de grafische functies. • Resolutie (Kwaliteit): met deze optie stelt u de afdrukresolutie in. Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het iets langer duren voordat het document is afgedrukt. Papier 4. Open het menu Archief en klik op Druk af. 5. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken. Afdrukken_ 63 Selecteer in de vervolgkeuzelijst Papier Type het type papier dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Op die manier krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, moet u het overeenkomstige papiertype selecteren. Printerinstelling Op het tabblad Printerinstelling vindt u opties voor de Tonerbesparingsmodus. Kies Printerinstelling iin de vervolgkeuzelijst onder Richting om toegang te krijgen tot de volgende functies: • Tonerbesparingsmodus: als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat. - Aan: selecteer deze optie als u wilt dat de printer minder toner per pagina verbruikt. - Uit: selecteer deze optie als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten. 3. In het venster LPR GUI selecteert u uw model in de lijst met printers en klikt u op Properties. Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken. 1. Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Archief. 2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken. 3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken. 4. Klik op Druk af waarna de printer het aantal pagina’s afdrukt dat u op één vel papier wilt afdrukken. Afdrukken in Linux Afdrukken vanuit een toepassing Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS). Met uw printer kunt u vanuit al deze toepassingen afdrukken. 1. Open een toepassing en selecteer Print in het menu File. 2. Selecteer rechtstreeks Print via lpr. 4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster verschijnen. • General: op dit tabblad kunt u het papierformaat en -type alsook de afdrukstand van de documenten wijzigen. U kunt dubbelzijdig afdrukken, scheidingspagina’s toevoegen aan het begin en op het einde, en het aantal pagina’s per vel wijzigen. • Text: op dit tabblad kunt u de paginamarges opgeven en tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen. • Graphics: op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of positie van de afbeelding. • Advanced: op dit tabblad kunt u de afdrukresolutie, het papier, de papierbron en speciale afdrukfuncties instellen. Als een optie is uitgegrijsd, wordt die optie niet ondersteund. 5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties. 6. Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen. 7. Het venster Printing verschijnt, waarin u de status van de afdruktaak kunt controleren. Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren. Bestanden afdrukken U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de standaard-CUPS-methode toe te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met het CUPS lpr-programma. Maar de stuurprogrammareeks beschikt over een veel gebruikersvriendelijker LPR GUI-programma. Zo drukt u elk bestand af: 1. Typ lpr <bestandsnaam> op de opdrachtregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI verschijnt. Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open. 2. In het venster LPR GUI selecteert u uw printer uit de lijst en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak. 3. Klik op OK om het afdrukken te starten. Afdrukken_ 64 Printereigenschappen configureren In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer wijzigen. 1. Open Unified Driver Configurator. Schakel indien nodig over naar Printers configuration. 2. Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties. 3. Het venster Printer Properties wordt geopend. Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen: • General: op dit tabblad kunt u de locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in Printers configuration. • Connection: op dit tabblad kunt u een andere poort bekijken of selecteren. Als u de printerpoort van USB wijzigt in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren. • Driver: op dit tabblad kunt u een ander apparaatstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen. • Jobs: op dit tabblad kunt u de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in voor een lijst met eerder opgegeven afdruktaken. • Classes: op dit tabblad ziet u tot welke klasse uw apparaat behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse. 4. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties. Afdrukken_ 65 Kopiëren 7. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • Normaal kopiëren De instellingen per kopie wijzigen De standaardkopieerinstellingen wijzigen Lichtste: geschikt voor donkerdere originelen. Normaal: geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen. Donker: geschikt voor lichte originelen. Donkerste: geschikt voor lichtere originelen of onduidelijke potloodaantekeningen. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. • • • • De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat. (Zie "Functies per model" op pagina 26.) Normaal kopiëren Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het kopiëren van originelen. 1. Druk op Het type origineel selecteren (Kopiëren) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Op de glasplaat van de scanner" op pagina 49 of "In de automatische documentinvoer" op pagina 50.) 3. Pas de instellingen voor elk exemplaar aan, bijvoorbeeld Verkl./vergr., Tonersterkte, Oorspr. type enzovoort (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 66). 4. Voer indien nodig met behulp van de pijl of het numerieke toetsenbord het aantal kopieën in. 5. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren. Druk op Stop/Clear op het bedieningspaneel om de huidige kopieertaak te annuleren. De instellingen per kopie wijzigen De instelling type origineel geeft u de mogelijkheid om het soort document te selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt. zo krijgt u een optimale kopieerkwaliteit. 1. Druk op Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Oorspr. type verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste modus verschijnt en druk op OK. • Tekst: gebruik deze optie voor originelen die voornamelijk uit tekst bestaan. • Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s bevatten. • Foto: gebruik deze optie voor foto’s. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. U kunt originelen tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten als u ze vanaf de glasplaat van de scanner kopieert. Documenten die u via de automatische documentinvoer kopieert, kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergroten. Als u op Stop/Clear drukt tijdens het instellen van de kopieeropties worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld nadat het apparaat het kopiëren heeft voltooid. Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde kopieerformaten: 1. Druk op De tonersterkte wijzigen Als er vlekken en donkere afbeeldingen op uw origineel staan, kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken. 1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel. 2. 3. 4. 5. Kopieën vergroten of verkleinen Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctietoetsen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen. 2. 3. 4. 5. Bijzondere kopieerfuncties gebruiken De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen Time-out voor kopiëren instellen (Kopiëren) op het bedieningspaneel. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste contrastmodus verschijnt en druk op OK. • Licht: geschikt voor donkere originelen. Kopiëren_ 66 (Kopiëren) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Verkl./vergr. verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks de schaalverhouding op te geven: 1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Verkl./vergr. verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aangepast verschijnt en druk op OK. 6. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok het gewenste kopieerformaat in. Houd de pijl-links/ rechts ingedrukt om snel naar het gewenste nummer te bladeren. 7. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op de kopie zwarte lijnen verschijnen. De standaardkopieerinstellingen wijzigen De kopieeropties, inclusief helderheid, type van het origineel, kopieerformaat, sorteren en het aantal kopieën kunnen ingesteld worden op de meest gebruikte instellingen. Bij het kopiëren van documenten worden deze standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast met de desbetreffende toetsen op het bedieningspaneel. 1. Druk op Bijzondere kopieerfuncties gebruiken U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken: Identiteitskaart kopiëren Uw apparaat kan tweezijdig bedrukte originelen op één vel A4-, Letter-, Legal-, Folio-, Executive-, B5-, A5-, of A6-papier afdrukken. Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder het origineel te verkleinen. Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine documenten zoals visitekaartjes. • Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. • Het formaat van dubbelzijdige originelen moet kleiner zijn dan A5 om te vermijden dat een deel niet wordt gekopieerd. 1. Druk op ID Copy op het bedieningspaneel. 2. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display. 3. Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder zoals aangegeven door de pijlen, en sluit het deksel van de scanner. (Kopiëren) op het bedieningspaneel. 2. 3. 4. 5. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk op OK. 7. Herhaal stappen 5 en 6 tot u klaar bent. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. 4. Druk op OK op het bedieningspaneel. Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display verschijnt Plaats achterz. en druk op Start. 5. Keer het origineel om, plaats het op de glasplaat zoals aangegeven door de pijlen en sluit het scannerdeksel. Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de standaardinstellingen hersteld. 6. Druk op OK op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren. • • • Kopiëren_ 67 Als het originele document groter is dan het afdrukgebied worden sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt. Als u niet op de knop OK drukt, wordt enkel de voorzijde gekopieerd. Als u op Stop/Clear drukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus. 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up) Klonen Hiermee worden de originele afbeeldingen verkleind en worden 2 of 4 pagina’s afgedrukt op één vel papier. De originele afbeelding wordt meerdere keren afgedrukt op één pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het papierformaat. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. 2 3 4 1 2 1 1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel. 2. 3. 4. 5. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot 2 op 1 vels/vel of 4 op 1 vels/vel verschijnt en druk op OK. 6. Als Ja verschijnt, drukt u op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren. U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met Verkl./vergr. voor de functie Pagina's/vel. Poster kopiëren Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. U kunt de afgedrukte pagina’s aan elkaar kleven om er een poster van te maken. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. 1. Druk op 2. 3. 4. 5. 6. 7. U kunt het kopieerformaat niet instellen met Verkl./vergr. voor de functie Meer op 1 vel. Achtergrondafbeeldingen wissen Deze functie is handig als u originelen kopieert die kleuren op de achtergrond bevatten, bijvoorbeeld in kranten of catalogi. 1. Druk op 2. 3. 4. 5. 1. Druk op 2. 3. 4. 5. 6. 7. (Kopiëren) op het bedieningspaneel. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Poster kopier. verschijnt en druk op OK. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren. (Kopiëren) op het bedieningspaneel. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK. Als Ja verschijnt, drukt u op OK. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren. (Kopiëren) op het bedieningspaneel. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Auto: optimaliseert de achtergrond. • Verbeteren: hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond. • Wissen: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De delen worden een voor een ingescand en afgedrukt in deze volgorde: Kopiëren_ 68 De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, krijgt u eerst één volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document en vervolgens een tweede volledige kopie. 1. Druk op (Kopiëren) op het bedieningspaneel. 2. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. U kunt ook één origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner plaatsen. 3. Druk op OK en voer het aantal kopieën in met behulp van de pijl-links/ rechts of het numerieke toetsenblok. 4. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieen sort. verschijnt en druk op OK. 8. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK. • Aan: hiermee drukt u de pagina’s gegroepeerd af in dezelfde volgorde als het origineel. • Uit: hiermee drukt u af en sorteert u het resultaat in stapels van afzonderlijke pagina’s. 9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. 10. Druk op Start om te beginnen kopiëren. Een document wordt telkens volledig afgedrukt voordat het volgende exemplaar wordt afgedrukt. Time-out voor kopiëren instellen U kunt instellen hoelang het apparaat moet wachten vooraleer de standaardinstellingen worden hersteld als u niet direct na het aanpassen van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met kopiëren. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Time-out verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt. Als u Uit selecteert, zal het apparaat de standaardinstellingen niet herstellen tot u op Start drukt om te beginnen kopiëren of op Stop/Clear om te annuleren. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Kopiëren_ 69 Scannen 8. Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Basis scannen Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.) Samsung Scanbeheer gebruiken Scannen met TWAIN-compatibele software • • • Scannen met het WIA-stuurprogramma Scannen in Macintosh Scannen in Linux De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en wat u scant, mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral niet met een hogere resolutie. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.) De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat. (Zie "Functies per model" op pagina 26.) 3. Druk op (Scannen) op het bedieningspaneel. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar pc scan. verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Lokale comp. verschijnt en druk op OK. Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de poortverbinding. Basis scannen U kunt de originelen met uw apparaat scannen via een USB-kabel of via het netwerk. • Samsung Scanbeheer: scan de originelen via het bedieningspaneel. De ingescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de verbonden computers. Als u alle software op de bijgeleverde cd installeert, wordt Samsung Scanbeheer automatisch op uw computer geïnstalleerd. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie "Samsung Scanbeheer gebruiken" op pagina 71). • TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing gestart zodat u het scanproces kunt beheren. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie "Scannen met TWAIN-compatibele software" op pagina 72). • SmarThru: dit programma wordt standaard geleverd bij uw apparaat. U kunt dit programma gebruiken voor het scannen van afbeeldingen of documenten. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie "SmarThru" op pagina 92). • WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer rechtstreeks met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel (zie "Scannen met het WIA-stuurprogramma" op pagina 72). 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK. De standaardinstelling is Mijn documenten. Om de map waarin het ingescande bestand is opgeslagen toe te voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe of verwijdert u het in Samsung Scanbeheer > Eigenschappen > De knop Scan instellen. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk op OK. • Resolutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in. • Scankleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in. • Scanindeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden opgeslagen. • Scanformaat: hiermee stelt u de afbeeldingsgrootte in. • Scanindeling verschijnt alleen als u de scanbestemming hebt ingesteld op Mijn documenten. • Als u met de standaardinstelling wilt scannen, drukt u op Start. 8. Het scannen begint. Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.) U kunt met het apparaat een afbeelding inscannen met behulp van het programma Samsung Scanbeheer dat geïnstalleerd is op uw computer die met het netwerk is verbonden. Voor een via USB aangesloten apparaat Dit is een basisscanmethode voor een apparaat dat via USB is verbonden. Scannen_ 70 • De ingescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de computer. • Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het programma Samsung Scanbeheer. • U kunt ook scannen door te klikken op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel scannen in Windows. Samsung Scanbeheer gebruiken Met een op een netwerk aangesloten apparaat Zorg ervoor dat het printerstuurprogramma vanaf de software-cd op uw computer wordt geïnstalleerd; het scanprogramma maakt immers deel uit van het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad netwerk of voor aansluiting via USB installeren" op pagina 41). 1. Controleer of uw apparaat en de computer verbonden zijn met een netwerk en dat Samsung Scanbeheer op de computer is geïnstalleerd. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. 3. Druk op (Scannen) op het bedieningspaneel. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar pc scan. verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerkcomp. verschijnt en druk op OK. Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de poortverbinding. Als u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, werd ook het programma Samsung Scanbeheer geïnstalleerd. Start het programma Samsung Scanbeheer voor meer informatie over dit programma en over de status van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma. Met dit programma kunt u de scaninstellingen wijzigen en mappen waarin de gescande documenten op uw computer worden opgeslagen toevoegen of verwijderen. Het programma Samsung Scanbeheer kan alleen onder Windows en Macintosh worden gebruikt. Zie "Scaninformatie instellen in Scanbeheer" op pagina 73 als u Macintosh gebruikt. 1. In het menu Start klikt u op Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer. U kunt Samsung Scanbeheer openen door met uw rechtermuisknop te klikken op het pictogram van Smart Panel in de taakbalk van Windows en Scanbeheer te selecteren. 2. Selecteer het gewenste apparaat in het venster Samsung Scanbeheer. 3. Klik op Eigenschappen. 4. Op het tabblad De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen toevoegen of verwijderen. Op het tabblad Poort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen. 5. Klik op OK als u klaar bent met de instellingen. 6. Selecteer uw geregistreerd computer-Id en voer indien nodig het Wachtwoord in. • Id heeft dezelfde id als de geregistreerde Computer-id voor Samsung Scanbeheer. • Wachtwoord is het 4-cijferige geregistreerde Wachtwoord voor Samsung Scanbeheer. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK. De standaardinstelling is Mijn documenten. Het tabblad De knop Scan instellen Om de map waarin het ingescande bestand is opgeslagen toe te voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe of verwijdert u het in Samsung Scanbeheer > Eigenschappen > De knop Scan instellen. 8. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk op OK. • Resolutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in. • Scankleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in. • Scanindeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden opgeslagen. • Scanformaat: hiermee stelt u de afbeeldingsgrootte in. • Scanindeling verschijnt alleen als u de scanbestemming hebt ingesteld op Mijn documenten. • Als u met de standaardinstelling wilt scannen, drukt u op Start. 9. Het scannen begint. • De ingescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de computer. • Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het programma Samsung Scanbeheer. • U kunt ook scannen door te klikken op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel scannen in Windows. Scanbestemming • • • • Scannen_ 71 Lijst met beschikbare bestemmingen: toont de lijst met toepassingen die momenteel zijn gekoppeld aan gescande afbeeldingen in het register van de computer. Selecteer het programma dat u wilt gebruiken, klik op de pijl-rechts en voeg het toe aan Lijst met bestemmingen op het voorpaneel. Lijst met bestemmingen op het voorpaneel: hiermee wordt de lijst met toepassingen getoond waarmee de ingescande afbeelding kan worden geopend. Toepassing toevoegen: hiermee voegt u de toepassing die u wilt gebruiken toe aan de Lijst met beschikbare bestemmingen. Toepassing verwijderen: hiermee kunt u een item verwijderen dat door de gebruiker werd toegevoegd aan de Lijst met beschikbare bestemmingen. • Bestandsindeling: hiermee kunt u de bestandsindeling kiezen van de ingescande gegevens die opgeslagen moeten worden. U hebt de keuze uit BMP, JPEG, PDF en TIFF. Scaneigenschappen • • • • • • • • Computer-id: geeft de status van uw computer weer. Doelmap: hiermee kunt u de locatie van de standaard opslagmap kiezen. Resolutie: hiermee kunt u de scanresolutie instellen. Scankleur: hiermee kunt u de scankleur instellen. Scanformaat: hiermee kunt u het scanformaat instellen. ADI, dubbelzijdig: hiermee worden automatisch beide zijden gescand. Als uw model deze optie niet ondersteunt, wordt ze uitgegrijsd. Voorbeeld weergeven: door dit vak in te schakelen, kunt u een voorbeeld van de toegepaste scanopties bekijken. U kunt de opties wijzigen voor het scannen. Standaard: hiermee kunt u terugkeren naar de standaardopties. Het tabblad Poort wijzigen Selecteer dit als uw apparaat via een USB- of LPT-poort is verbonden. Netwerkscanner Selecteer dit als uw apparaat via een netwerkpoort is verbonden. • Automatische detectie op het netwerk: hiermee wordt uw apparaat automatisch gedetecteerd. • IP-adres: voer het IP-adres van uw apparaat in om uw apparaat te detecteren. Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop. Volg onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-compatibele software. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. Scannen met het WIA-stuurprogramma Het apparaat ondersteunt ook het WIA (Windows Image Acquisition)-stuurprogramma voor het scannen van afbeeldingen. WIA is één van de standaardonderdelen van Microsoft Windows XP en werkt met digitale camera’s en scanners. In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-stuurprogramma zonder aanvullende software gemakkelijk afbeeldingen scannen en bewerken. Het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows XP/Vista en via een USB-poort. Windows XP Lokale scanner Scannen met TWAIN-compatibele software 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.) 3. Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop. 4. Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in. 5. Scan uw afbeelding in en sla ze op. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.) 3. Klik op Start en kies Configuratiescherm > Scanners en camera's. 4. Dubbelklik op het pictogram van het scannerstuurprogramma. De Wizard Scanner en camera verschijnt. 5. Klik op Volgende. 6. Stel de optie in het venster Kies Scanvoorkeuren in en klik op Voorbeeld om te zien welke gevolgen ingestelde opties hebben voor uw afbeelding. 7. Klik op Volgende. 8. Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer de bestandsindeling en de map waarin u de afbeelding wilt opslaan. 9. Uw foto is naar uw computer gekopieerd. Kies een van de opties op het scherm. 10. Klik op Volgende. 11. Klik op Voltooien. Windows Vista 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.) 3. Klik op Start en kies Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Scanners en camera's. 4. Dubbelklik op Een document of foto scannen. De toepassing Windows Faxen en scannen wordt gestart. • • Scannen_ 72 U kunt op Scanners en camera's weergeven klikken om de scanners weer te geven. Als het bericht Een document of foto scannen niet verschijnt, opent u het programma Paint van Microsoft en klikt u in het menu Bestand op Van scanner of camera... Scannen via netwerk 5. Klik op Nieuwe scan. Het scannerstuurprogramma verschijnt. 6. Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben. 7. Klik op Scannen. Als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op de knop Annuleren in de Wizard Scanner en camera. Windows 7 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.) 3. Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers. 4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaatstuurprogramma in Printers en faxapparaten en kies Scan starten. De toepassing Nieuwe scan verschijnt. 5. Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben. 6. Klik op Scannen. Scannen in Macintosh U kunt documenten scannen met behulp van het programma Fotolader. Macintosh omvat het programma Fotolader. Scannen met USB 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.) 3. Start Programma’s en klik op Fotolader. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.) 3. Start Programma’s en klik op Fotolader. 4. Voor Mac OS X 10.4-10.5 Klik achtereenvolgens op Apparaten en Blader door apparaten… Voor Mac OS X 10.6 Selecteer uw apparaat onder GEDEELD. Ga door met stap 7. 5. Voor Mac OS X 10.4: Selecteer uw apparaat bij de optie TWAIN-apparaten. Controleer of het selectievakje naast Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld en klik op Verbind. • Klik op Poort wijzigen om een poort te selecteren als er een waarschuwingsmelding verschijnt. • Als TWAIN UI op het Voorkeuren verschijnt, klikt u op Poort wijzigen om de poort te selecteren. Raadpleeg Scanbeheer voor het gebruik van Poort wijzigen (zie "Scaninformatie instellen in Scanbeheer" op pagina 73). Voor Mac OS X 10.5: Controleer of het selectievakj Verbonden naast uw apparaat is ingeschakeld is in Bonjour-apparaten. Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande stappen voor Mac OS X 10.4. 6. Stel de scanopties in dit programma in. 7. Scan uw afbeelding in en sla ze op. Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen van afbeeldingen aangesloten verschijnt, maakt u de USB-kabel los en verbindt u hem opnieuw. Als het probleem blijft bestaan, raadpleegt u de help bij Fotolader. • • • • • • • • 4. Stel de scanopties in dit programma in. 5. Scan uw afbeelding in en sla ze op. • • • Voor meer informatie over het gebruik van Fotolader raadpleegt u de helpfunctie van Fotolader. Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te passen. U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe Photoshop. De scanprocedures kunnen verschillen afhankelijk van de met TWAIN compatibele software die wordt gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software. Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken naar de laatste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS X 10.3.9 of hoger en in Mac OS X 10.4.7 of hoger. Scannen_ 73 Voor Mac OS X 10.3: gebruik TWAIN-compatibele software. Voor meer informatie over het gebruik van Fotolader raadpleegt u de helpfunctie van Fotolader. Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te passen. U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe Photoshop. De scanprocedures kunnen verschillen afhankelijk van de met TWAIN compatibele software die wordt gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software. Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken naar de laatste versie. Fotolader werkt correct onder Mac OS X 10.4.7 of hogere versies. Scaninformatie instellen in Scanbeheer Voor meer informatie over het programma Scanbeheer, om de toestand van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma te controleren, om scaninstellingen te wijzigen en om bestanden waarin ingescande documenten worden bewaard in het programma Scanbeheer toe te voegen of te verwijderen, volgt u deze instructies: 1. Klik op Scanbeheer in het menu Smart Panel in de statusbalk. 2. Selecteer het gewenste apparaat in Scanbeheer. 3. Klik op Eigenschappen. 4. Gebruik De knop Scan instellen om de bestemming van het bestand of de scaninstellingen te wijzigen, toepassingen toe te voegen of te verwijderen en bestanden te formatteren. Via Poort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen. 5. Klik op OK wanneer u klaar bent. Scannen in Linux U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver Configurator. Scannen 1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad. om over te schakelen naar Scanners configuration. 2. Klik op de knop 3. Selecteer de scanner in de lijst. Als u slechts één MFP-apparaat gebruikt en als dit apparaat aangesloten is op de computer en aan staat, verschijnt uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd. Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak tegelijkertijd starten. 4. Klik op Properties. 5. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 49.) 6. Klik in het venster Scanner Properties op Preview. Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de afbeelding in het Preview Pane. 7. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het Preview Pane. 8. Wijzig de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area. • Image Quality: hier kunt u de kleurcompositie en scanresolutie voor de afbeelding selecteren. • Scan Area: hier kunt u het paginaformaat selecteren. Klik op de knop Advanced als u het paginaformaat handmatig wilt instellen. Als u een van de vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, selecteert u de optie in de vervolgkeuzelijst Job Type (zie "Instellingen voor taaktypes toevoegen" op pagina 74). Klik op Default om de standaardinstelling voor de scanopties te herstellen. 9. Klik op Scan om te beginnen scannen als u alle opties hebt ingesteld. Links onderaan in het venster verschijnt de statusbalk die de voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren, klikt u op Cancel. 10. De ingescande afbeelding verschijnt. Op de werkbalk vindt u diverse functies voor het bewerken van de gescande afbeelding (zie "Image Manager gebruiken" op pagina 75). 11. Als u klaar bent, klikt u op Save op de werkbalk. 12. Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan, en voer de bestandsnaam in. 13. Klik op Save. Instellingen voor taaktypes toevoegen U kunt uw scaninstellingen opslaan om ze opnieuw te gebruiken. Zo slaat u een nieuw taaktype op: 1. 2. 3. 4. Wijzig de opties in het venster Scanner Properties. Klik op Save As. Voer een naam in voor de gekozen instellingen. Klik op OK. De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst Saved Settings. Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak: 1. Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst Job Type. 2. De volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de scantaak. Scannen_ 74 U verwijdert een opgeslagen taaksoort op de volgende wijze. Pictogram 1. Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst Job Type. 2. Klik op Delete. De instelling wordt uit de lijst verwijderd. Image Manager gebruiken In de toepassing Image Manager vindt u menuopties en knoppen voor de bewerking van ingescande afbeeldingen. Met deze knoppen bewerkt u de afbeelding: Naam Functie Save Hiermee slaat u de afbeelding op. Undo Hiermee maakt u de laatste bewerking ongedaan. Redo Hiermee herstelt u de laatst ongedaan gemaakte bewerking. Scroll Hiermee schuift u door de afbeelding. Crop Hiermee kunt u het geselecteerde deel van de afbeelding bijsnijden. Zoom Out Hiermee kunt u uitzoomen op de afbeelding. Zoom In Hiermee kunt u inzoomen op de afbeelding. Scale Hiermee kunt u het formaat van de afbeelding schalen. U kunt het formaat handmatig invoeren of instellen dat de afbeelding proportioneel, verticaal of horizontaal wordt geschaald. Rotate Hiermee kunt u de afbeelding draaien; u kunt het aantal graden selecteren in de vervolgkeuzelijst. Flip Hiermee kunt u de afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen. Effect Hiermee kunt u de helderheid of het contrast van de afbeelding aanpassen of de afbeelding omkeren. Properties Hiermee kunt u de eigenschappen van de afbeelding weergeven. Raadpleeg de helpaanwijzingen op het scherm voor meer informatie over de toepassing Image Manager. Scannen_ 75 Faxen 9. Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van uw apparaat als fax. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • Voorbereiden om te faxen Een fax in uw computer gebruiken Een fax verzenden met uw apparaat Een fax ontvangen met uw apparaat • • U kunt dit apparaat niet als een faxapparaat gebruiken via een internettelefoon. Raadpleeg uw internetprovider voor meer informatie. Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u een telefoonlijn aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van het microfilter. Het microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de kwaliteit van de internetverbinding. Aangezien het DSL-microfilter niet met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u best contact op met uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken. De documentinstellingen aanpassen Een fax doorsturen naar een andere bestemming Adresboek aanmaken Automatisch een verzendrapport afdrukken 1. Open het document dat u wilt verzenden. 2. Selecteer Afdrukken... in het menu Bestand. Het venster Afdrukken... verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets anders uitzien. 3. Selecteer Samsung Network PC Fax in het venster Afdrukken... 4. Klik op Afdrukken... of op OK. 5. Voer de nummers van de ontvangers in en selecteer opties. 1 Lijnpoort 2 Microfilter 3 DSL-modem/telefoonlijn De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat. (Zie "Functies per model" op pagina 26.) Voorbereiden om te faxen Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen, moet u het meegeleverde telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting. Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding voor informatie over de aansluiting. De aansluiting van een telefoonsnoer verschilt van land tot land. Als u een voorblad wilt gebruiken, schakelt u het selectievakje in bij Use cover page. Schakel de optie Notify me on delivery in, als u een melding wilt krijgen dat de fax is afgeleverd bij de ontvangers. 6. Klik op Verzenden. Klik, voor meer informatie over Samsung Network PC Fax, op Help. Een lijst met verzonden faxberichten controleren U kunt een lijst met verzonden faxberichten op uw computer controleren. Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > Network PC Fax > Fax Journal. Het Fax Journal wordt dan weergegeven met alle faxen die u hebt verstuurd. Een fax in uw computer gebruiken U kunt een fax verzenden en ontvangen vanaf uw computer zonder het apparaat te gebruiken. Een fax verzenden Als u een fax vanaf uw computer wilt verzenden, moet het programma Samsung Network PC Fax geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. Een fax ontvangen Als u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, werd het programma Samsung Scan- en faxbeheer eveneens geïnstalleerd. Start het programma Samsung Scan- en faxbeheer voor meer informatie over dit programma en Faxen_ 76 Het tabblad Poort wijzigen over de status van het geïnstalleerde stuurprogramma. Met dit programma kunt u de faxinstellingen wijzigen en mappen waarin de gefaxte documenten op uw computer worden opgeslagen toevoegen of verwijderen. Het programma Samsung Scan- en faxbeheer kan alleen worden gebruikt onder Windows en Macintosh. Controleer of het doorsturen van een fax naar een pc is ingesteld op Aan: a) Druk op 1. 2. 3. 4. 5. (Faxen) op het bedieningspaneel. b) Druk op Menu op het bedieningspaneel. c) Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. d) Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en druk op OK. e) Druk op de pijl-links/rechts tot PC verschijnt en druk op OK. Open het programma Samsung Scan- en faxbeheer. • Klik onder Windows in het menu Start op Configuratiescherm > Samsung Scan- en faxbeheer. Om dit programma te openen, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram van Smart Panel in het systeemvak van Windows en kiest u Samsung Scan- en faxbeheer. • Klik onder Macintosh in het menu Smart Panel op de statusbalk op Samsung Scan- en faxbeheer. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scan- en faxbeheer. Klik op Eigenschappen. Wijzig de faxinstellingen met Faxontvangst instellen. Klik op OK als u klaar bent met de instellingen. Lokale scanner Selecteer dit als uw apparaat via een USB- of LPT-poort is verbonden. Netwerkscanner Selecteer dit als uw apparaat via een netwerkpoort is verbonden. • Automatische detectie op het netwerk: hiermee wordt uw apparaat automatisch gedetecteerd. • IP-adres: voer het IP-adres van uw apparaat in om uw apparaat te detecteren. Tabblad Faxontvangst instellen Een fax verzenden met uw apparaat In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een fax verzendt en welke bijzondere verzendmethoden u kunt gebruiken. U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de ADI plaatsen (zie "Originelen plaatsen" op pagina 49). Als er zich zowel originelen in de ADI als op de glasplaat van de scanner bevinden, worden de originelen in de ADI eerst gelezen omdat de ADI een hogere prioriteit heeft bij het scannen. Het faxhoofd instellen • • • • • • Faxontvangst inschakelen: u kunt selecteren of u al dan niet gebruik wilt maken van deze functie. Bestandsindeling: u kunt ontvangen faxberichten converteren naar PDF of TIFF. Doelmap: de map selecteren voor het opslaan van geconverteerde faxberichten. Prefix: bestands- of mapschema selecteren als prefix. Ontvangen fax afdrukken: de afdrukgegevens instellen voor een ontvangen faxbericht. Waarschuw me bij ontvangst van fax: als een fax wordt ontvangen, wordt een pop-upvenster geopend met een melding. In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw faxnummer te vermelden. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaat-id verschijnt en druk op OK. 5. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van het numerieke toetsenblok. Met het numerieke toetsenblok kunt u alfanumerieke tekens invoeren. Speciale tekens voert u in met cijfertoets "1". Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 46 voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens. 6. Druk op OK om de id op te slaan. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK. 8. Voer uw faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok en druk op OK. 9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Faxen_ 77 Een fax verzenden 1. Druk op Automatisch opnieuw kiezen Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de fabrieksinstellingen automatisch tot zeven keer opnieuw gekozen met tussenpozen van drie minuten. Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear. U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het aantal kiespogingen wijzigen (zie "De faxinstellingen wijzigen" op pagina 85). (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Op de glasplaat van de scanner" op pagina 49 of "In de automatische documentinvoer" op pagina 50.) 3. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 81). 4. Voer het nummer in van het apparaat waarnaar u de fax verstuurt. U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie "Adresboek aanmaken" op pagina 82 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een nummer. 5. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt. • • • Het laatste nummer opnieuw kiezen Om het laatste nummer opnieuw te kiezen: 1. Druk op Redial/Pause op het bedieningspaneel. 2. Het apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een origineel in de ADI wordt geplaatst. Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina? Met Samsung Network PC Fax kunt u de fax rechtstreeks vanaf uw computer verzenden (zie "Een fax verzenden" op pagina 76). Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear voor de faxverzending is gestart. Als u een fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner, verschijnt er een bericht waarin u wordt gevraagd een volgende pagina in te voeren. Groepsverzending (faxen naar meerdere bestemmingen verzenden) Bij deze methode wordt er een fax verzonden met behulp van On Hook Dial op het bedieningspaneel. Met de functie Groepsverzending kunt u een fax naar meerdere bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch in het geheugen opgeslagen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de originelen automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden. 1. Druk op 1. Druk op Een fax handmatig verzenden (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. 3. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 81). 4. Druk op On Hook Dial op het bedieningspaneel of neem de hoorn van de haak. 5. Voer een faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 6. Druk op Start zodra u een hoge faxtoon hoort van het ontvangende faxapparaat. Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stop/Clear drukken. Een verzending bevestigen Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar de stand-bymodus. Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt er een foutbericht op het display. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 104 voor een lijst van foutberichten en hun betekenis. Druk op Stop/ Clear om het weergegeven foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden. U kunt het apparaat zo instellen dat er na elke verzonden fax automatisch een verzendrapport wordt afgedrukt. Zie "Automatisch een verzendrapport afdrukken" op pagina 84 voor meer informatie. (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. 3. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 81). 4. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Meerdere verz. verschijnt en druk op OK. 7. Voer het nummer van het eerste ontvangende faxapparaat in en druk op OK. U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer selecteren met de knop Address Book. Voor meer informatie zie "Adresboek aanmaken" op pagina 82. 8. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK. U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren. 9. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stappen 7 en 8. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen. 10. Druk op OK om het ingescande origineel in het geheugen op te slaan. Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander groepskiesnummer meer invoeren. 11. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 12. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina? Het apparaat verzendt de fax naar de verschillende nummers in de volgorde waarin u ze hebt ingevoerd. Faxen_ 78 Uitgestelde faxverzending 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden. Een uitgestelde faxtaak annuleren 1. Druk op U kunt de uitgestelde faxtaak die in het geheugen is opgeslagen annuleren. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Taak annuleren verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK. 5. Druk op OK zodra Ja verschijnt. De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. 3. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 81). 4. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op OK. 7. Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in en druk op OK. U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer selecteren met de knop Address Book. Voor meer informatie zie "Adresboek aanmaken" op pagina 82. 8. U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren. 9. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stap 7. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen. Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander groepskiesnummer meer invoeren. Een fax met hoge prioriteit verzenden U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden voorafgaand aan andere geplande taken. Het document wordt in het geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Met een verzending met hoge prioriteit worden kiespogingen of een verzending naar meerdere bestemmingen onderbroken (de fax met hoge prioriteit wordt verzonden na de verzending naar ontvanger A en voor de verzending naar ontvanger B). 1. Druk op 10. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 11. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK. Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 46 voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens. Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen. 12. Voer de tijd in met behulp van het numerieke toetsenblok en druk op OK. Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de huidige tijd, wordt de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden. Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt verzonden. 13. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina? Het apparaat keert terug naar de stand-bymodus. Het display herinnert u eraan dat het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en dat er een uitgesteld faxbericht is ingesteld. Documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak U kunt documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak die in het geheugen is opgeslagen. 1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de documentinstellingen aan. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Pag. toevoegen verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina? Het apparaat scant het origineel in en slaat het op in het geheugen. (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. 3. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 81). 4. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK. 7. Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in en druk op OK. U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer selecteren met de knop Address Book. Voor meer informatie zie "Adresboek aanmaken" op pagina 82. 8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK. Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt verzonden. 9. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina? Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt. Een fax ontvangen met uw apparaat In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke bijzondere ontvangstmethoden u daarvoor kunt gebruiken. De ontvangstmodus wijzigen Uw apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende stappen uit als u de faxmodus wilt wijzigen. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Faxen_ 79 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangst verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangstmodus verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt. • Fax: hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus. • Tel: hiermee ontvangt u een fax door op On Hook Dial en vervolgens op Start te drukken. Als uw apparaat een handset heeft, kunt u een fax ontvangen door de hoorn van de haak te nemen. • Ant/Fax: wordt gebruikt als er een antwoordapparaat is aangesloten op uw apparaat. Inkomende oproepen worden beantwoord door het antwoordapparaat zodat de beller een boodschap op het antwoordapparaat kan achterlaten. Als het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen. • DRPD: u kunt een oproep aannemen met de DRPD-functie (Distinctive Ring Pattern Detection – detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring Detection" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere oproepen tegelijk kan beantwoorden. Zie "Faxen ontvangen in DRPD-modus" op pagina 80 voor meer informatie. 7. Druk op OK om uw selectie op te slaan. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. • • Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat om de modus Ant/Fax te gebruiken. Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In deze modus worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op pagina 81 voor meer informatie. Handmatig ontvangen in telefoonmodus U kunt een faxoproep aannemen door eerst te drukken op On Hook Dial en vervolgens op Start wanneer u de faxtoon van een extern faxapparaat hoort. Het apparaat ontvangt een fax. Als uw apparaat een handset heeft, kunt u oproepen beantwoorden met de handset. Zie "De faxinstellingen wijzigen" op pagina 85 voor informatie over het wijzigen van het aantal belsignalen. Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/ faxmodus Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat (zie "Achterkant" op pagina 28). Als de beller een boodschap achterlaat, slaat het antwoordapparaat de boodschap op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen. • • Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een vooraf ingesteld aantal belsignalen automatisch overgeschakeld naar de faxmodus. Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende oproepen binnen de eerste beltoon aanneemt. • Als het apparaat zich in telefoonmodus bevindt en er een antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten, moet u het antwoordapparaat uitschakelen om te voorkomen dat het uitgaande bericht van het antwoordapparaat uw telefoongesprek verstoort. Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel Deze functie werkt het beste als u een intern telefoontoestel gebruikt dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat. U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u in gesprek bent op het intern telefoontoestel zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan. Als u een oproep krijgt op het intern telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax. Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het andere faxapparaat nog steeds hoort, probeert u opnieuw op *9* te drukken. De ontvangstcode is standaard ingesteld op *9*. De eerste en de laatste asterisk liggen vast, maar het middelste cijfer kan worden gewijzigd. Zie "De faxinstellingen wijzigen" op pagina 85 voor meer informatie over het wijzigen van de code. Faxen ontvangen in DRPD-modus "Distinctive Ring Detection" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere oproepen tegelijk kan beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen die bestaan uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt vaak gebruikt in callcenters waar het bij druk telefoonverkeer van belang is om te weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden. Met de DRPD-functie (beltoonherkenning) kan uw apparaat "leren" welk belpatroon u door het faxapparaat wilt laten beantwoorden. Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en als een faxoproep worden ontvangen. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat op de EXT-uitgang is aangesloten. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of onderbreken. Voor u de DRPD-optie kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij "Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te stellen, hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer kan kiezen van buitenaf. Zo stelt u de DRPD-modus in: 1. Druk op 2. 3. 4. 5. (Faxen) op het bedieningspaneel. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangst verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangstmodus verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot DRPD verschijnt en druk op OK. Wacht op belsign verschijnt op het display. 7. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een faxapparaat te bellen. 8. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren" herkennen. Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPD-instelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal. Druk op OK wanneer DRPD verschijnt en begin opnieuw vanaf stap 6. Faxen_ 80 • • Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen. Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang. Ontvangen in veilige ontvangstmodus Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval veilige ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid worden afgedrukt. In veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt. Veilige ontvangstmodus activeren 1. Druk op 2. 3. 4. 5. 6. (Faxen) op het bedieningspaneel. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Veilige ontv. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op OK. De documentinstellingen aanpassen Voordat u een fax verstuurt, wijzigt u de volgende instellingen overeenkomstig de eigenschappen van het origineel voor een optimaal resultaat. Resolutie De standaarddocumentinstellingen leveren goede resultaten voor een normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax van een betere kwaliteit te versturen. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. 3. 4. 5. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Resolutie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. In de onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor verschillende documenttypes: Modus U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd. 7. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen en druk op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Wanneer een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen. Aanbevolen voor: Standaard Originelen met tekens van normale grootte. Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt. Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert deze resolutie ondersteunt. • Ontvangen faxen afdrukken 1. U krijgt toegang tot het menu Veilige ontv. door stappen 1 tot en met 4 te volgen in "Veilige ontvangstmodus inschakelen". 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Afdrukken verschijnt en druk op OK. 3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK. Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt. • Veilige ontvangstmodus uitschakelen 1. U krijgt toegang tot het menu Veilige ontv. door stappen 1 tot en met 4 te volgen in "Veilige ontvangstmodus inschakelen". 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Uit verschijnt en druk op OK. 3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK. Veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt. 4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s. Kleurenfax Originelen met kleuren. De functie kleurenfax wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert de ontvangst van een kleurenfax ondersteunt en als u de fax handmatig verzendt. In deze modus is verzenden vanuit het geheugen niet mogelijk. De ingestelde resolutie wordt toegepast op de huidige faxtaak. Zie "Standaardwaarde wijzigen" op pagina 87 om de standaardinstelling te wijzigen. Faxen ontvangen in het geheugen Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het een fax ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken wordt de fax automatisch afgedrukt. Verzenden vanuit het geheugen is niet mogelijk in de modus Superfijn. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn Als het apparaat ingesteld is op de resolutie Superfijn maar het ontvangende faxapparaat de resolutie Superfijn niet ondersteunt, wordt de fax verzonden in de hoogste resolutie die het ontvangende faxapparaat ondersteunt. Tonersterkte U kunt de helderheid van het originele document selecteren. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. Faxen_ 81 Adresboek aanmaken 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. In het Address Book adresboek de meest gebruikte faxnummers instellen. U kunt de volgende functies in het Address Book instellen: Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de faxnummers opslaat. De ingestelde helderheid wordt toegepast op de huidige faxtaak. Zie "Standaardwaarde wijzigen" op pagina 87 om de standaardinstelling te wijzigen. Snelkiesnummers Een fax doorsturen naar een andere bestemming U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 200 veelgebruikte faxnummers. Een snelkiesnummer vastleggen U kunt het apparaat zo instellen dat een ontvangen of verzonden fax per fax wordt doorgestuurd naar een andere bestemming. Deze functie is nuttig als u een fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent. 1. Druk op Een verzonden fax doorsturen naar een andere bestemming U kunt het apparaat zo instellen dat elke fax die u verzendt wordt doorgestuurd naar een andere bestemming. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Fax verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK. 9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat. Snelkiesnummers bewerken 1. Druk op Met deze functie kunt u elke fax die u ontvangt doorsturen naar een andere bestemming. Wanneer er een fax binnenkomt, wordt deze in het geheugen opgeslagen en vervolgens doorgestuurd naar de bestemming die u hebt ingesteld. (Faxen) op het bedieningspaneel. Druk op Menu op het bedieningspaneel. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Fax verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en druk op OK. Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat de fax afdrukt nadat het deze heeft doorgestuurd. 8. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK. 9. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok de begintijd in en druk op OK. 10. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok de eindtijd in en druk op OK. 11. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat. (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Snelkiesnummer verschijnt en druk op OK. 5. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK. 6. Wijzig de naam en druk op OK. 7. Wijzig het faxnummer en druk op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Snelkiesnummer verschijnt en druk op OK. 5. Voer een snelkiesnummer tussen 0 en 199 in en druk op OK. Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer, toont het display het bericht dat u het kunt veranderen. Druk op Back om door te gaan met een volgend snelkiesnummer. 6. Voer de gewenste naam in en druk op OK. Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 46 voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens. 7. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Snelkiesnummers gebruiken Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een nummer in te voeren, voert u het snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt opgeslagen. • In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat, houdt u de cijfertoets op het numerieke toetsenblok ingedrukt. • In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers bestaat, drukt u op de eerste cijfertoets(en) en houdt u vervolgens de laatste cijfertoets ingedrukt. U kunt een item ook in het geheugen zoeken door op Adresboek te drukken (zie "Een item in het adresboek zoeken" op pagina 83). Groepskiesnummers Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskiesnummer aan toewijzen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle Faxen_ 82 Een item in het adresboek zoeken bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande snelkiesnummers van de bestemmingen kunt u maximaal 100 (0 tot en met 99) groepskiesnummers instellen. U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U doorzoekt het adresboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld. Een groepskiesnummer vastleggen 1. Druk op Het geheugen alfabetisch doorzoeken (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK. 5. Voer een groepskiesnummer in tussen 0 en 99 en druk op OK. Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer, toont het display het bericht dat u het kunt veranderen. 6. Voer de gewenste naam in en druk op OK. Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 46 voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens. 7. Voer de eerste letters in van de naam van het gezochte snelkiesnummer. 8. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste nummer verschijnen en druk op OK. 9. Druk op OK wanneer Ja verschijnt op de vraag Nog een nummer? Herhaal stap 7 om andere snelkiesnummers in de groep op te nemen. 10. Als u klaar bent, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 11. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Zoek. en kiez. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Alle verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste nummer verschijnen. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van voren naar achteren en omgekeerd. Het geheugen alfabetisch doorzoeken 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. Een groepskiesnummer bewerken 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Zoek. en kiez. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Id verschijnt en druk op OK. 6. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste nummer van het groepskiesnummer verschijnen. 1. Druk op Een item uit de adresboek verwijderen (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK. 5. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK. 6. Voer de naam in die u wilt bewerken en druk op OK. 7. Voer de eerste letters in van de naam van het gezochte snelkiesnummer dat u wilt toevoegen of verwijderen. 8. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste nummer verschijnen en druk op OK. Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt Toevoegen? Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen, verschijnt Verwijderen? 9. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen. 10. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen of te verwijderen, en herhaal stappen 7 en 8. 11. Als u klaar bent, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 12. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Groepskiesnummers gebruiken 1. Druk op Adresboek afdrukken U kunt de instellingen van uw Address Book controleren door ze in een lijst af te drukken. 1. Druk op Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het geheugen en selecteren. Druk op Address Book wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd een faxnummer in te voeren. Zie onder. (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Verwijderen verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste verwijderingsoptie verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste zoekmethode verschijnt en druk op OK. Selecteer Alles zoeken om een item te zoeken door alle items in het Address Book te doorzoeken. Selecteer Id zoeken om een item te zoeken via de eerste letters van de naam. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam verschijnt en druk op OK. Of voer de eerste letters in. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam verschijnt en druk op OK. 7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om de verwijdering te bevestigen. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Afdrukken verschijnt en druk op OK. Het apparaat begint met afdrukken. Faxen_ 83 Automatisch een verzendrapport afdrukken U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als ontvangen), met vermelding van datum en tijd. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Autom. rapport verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Faxen_ 84 Status van het apparaat en geavanceerde instellingen 10. In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde instellingen instelt. Lees dit hoofdstuk aandachtig door zodat u de verschillende functies van het apparaat optimaal kunt gebruiken. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • Fax instellen Kopieerinstellingen Een rapport afdrukken Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. Geheugen wissen Netwerk Menuoverzicht Optie ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen met ECM kan langer duren. Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een verzendrapport afdrukt dat aangeeft of de verzending is gelukt en hoeveel pagina’s er zijn verzonden. De beschikbare opties zijn Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt als de verzending mislukt is. TCR voor afb. Via deze functie weten gebruikers welke faxberichten zijn verstuurd via verzonden berichten in het verzendrapport. Van de eerste pagina van het bericht wordt een afbeeldingsbestand gemaakt dat wordt afgedrukt op het verzendrapport, zodat de gebruikers kunnen zien welke berichten zijn verstuurd. U kunt deze functie echter niet gebruiken als u faxen verzendt zonder de gegevens in het geheugen op te slaan. Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt het apparaat deze functie niet. U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem contact op met de lokale telefoonmaatschappij als u niet zeker weet welke kiesmodus er gebruikt moet worden. Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle functies van het telefoonsysteem beschikbaar. Ook kan het kiezen van een fax- of telefoonnummer langer duren. Fax instellen De faxinstellingen wijzigen Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen. De faxinstellingen wijzigen: 1. Druk op Fax. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxinstelling verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt of voer de waarde voor de geselecteerde optie in en druk op OK. 7. Herhaal indien nodig stappen 4 tot en met 6. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Verzending Optie Beschrijving Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0 invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen plaats. Opn. kiezen na Als de lijn van de ontvangende fax bezet is kan uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen instellen. Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen voordat er een automatisch kiesnummer wordt gevormd. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een telefooncentrale. Beschrijving Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 85 Ontvangst Optie Optie Beschrijving Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het ontvangen van faxen selecteren. Zie "De ontvangstmodus wijzigen" op pagina 79 voor meer informatie over het ontvangen van faxen in elke modus. Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet overgaan voordat een inkomende oproep wordt beantwoord. Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch het paginanummer en de ontvangstdatum en -tijd af op iedere pagina van een ontvangen fax. Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf een bijkomend telefoontoestel dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel opneemt en faxtonen hoort, voert u de code in. De code is voorgeprogrammeerd op *9*. Aut. verklein. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die even lang zijn als of langer zijn dan het papier in de papierlade, kan het apparaat het formaat van het origineel verkleinen en zo aanpassen aan het formaat van het papier in het apparaat. Schakel deze functie in als u een inkomende pagina automatisch wilt laten verkleinen. Wanneer deze functie ingesteld is op Uit kan het apparaat het origineel niet verkleinen zodat het op één pagina past. Het origineel wordt opgedeeld en in het oorspronkelijk formaat op twee of meer pagina’s afgedrukt. Beschrijving Grootte neger. Als u een fax ontvangt met pagina’s die even lang of langer zijn dan het papier in uw apparaat, kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de ontvangen fax op één of meer vellen papier af, zonder de gegevens die op het opgegeven genegeerde gedeelte zouden hebben gestaan. Als de ontvangen fax pagina’s bevat die groter zijn dan het papier in uw apparaat en als Aut. verklein. is ingeschakeld, zal het apparaat de fax zodanig verkleinen dat de volledige fax op het papier past. Inst. ong. fax Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen geweigerd die afkomstig zijn van externe nummers die in het geheugen zijn opgeslagen onder ongewenste faxnummers. Deze functie is handig om ongewenste faxberichten te blokkeren. Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot de volgende opties om ongewenste faxnummers in te voeren. • Toevoegen: hiermee kunt u tot 10 faxnummers opslaan. • Verwijderen: hiermee kunt u het betreffende ongewenste faxnummer verwijderen. Door Alles verw. te selecteren, verwijdert u alle ongewenste faxnummers. DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele telefoonlijn gebruiken om oproepen naar verschillende telefoonnummers te beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat zo instellen dat het herkent welke belpatronen moeten worden beantwoord. Zie "Faxen ontvangen in DRPD-modus" op pagina 80 voor meer informatie over deze functie. Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 86 Standaardwaarde wijzigen Optie Resolutie Beschrijving Het wijzigen van de resolutie-instellingen heeft gevolgen voor het uiterlijk van het ontvangen document. • Standaard: originelen met tekens van normale grootte. • Fijn: originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt. • Superfijn: originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert deze resolutie ondersteunt. • • • • Tonersterkte Verzenden vanuit het geheugen is niet mogelijk in de modus Superfijn. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn. Als het apparaat ingesteld is op de resolutie Superfijn maar het ontvangende faxapparaat de resolutie Superfijn niet ondersteunt, wordt de fax verzonden in de hoogste resolutie die het ontvangende faxapparaat ondersteunt. Fotofax: originelen met grijstinten of foto’s. Kleurenfax: originelen met kleuren. De functie kleurenfax wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert de ontvangst van een kleurenfax ondersteunt en als u de fax handmatig verzendt. In deze modus is verzenden vanuit het geheugen niet mogelijk. U kunt de standaardcontrastmodus selecteren en het contrast aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken. Autom. rapport 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk op OK. 7. Herhaal stappen 4 tot en met 6 tot u klaar bent. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Standaardwaarde wijzigen Optie Beschrijving Exemplaren U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp van het numerieke toetsenblok. Kopieen sort. U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Zie "De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen" op pagina 69 voor meer informatie. Verkl./vergr. Hiermee verkleint of vergroot u een gekopieerde afbeelding. Tonersterkte Hiermee past u de helderheid aan om een kopie te verkrijgen die beter leesbaar is als het origineel onduidelijke markeringen en donkere afbeeldingen bevat. Oorspr. type Hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het documenttype voor de huidige kopieertaak te selecteren. Een rapport afdrukken U kunt een rapport afdrukken met de configuratie van het apparaat, een lijst met lettertypen, enzovoort. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Rapport verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste rapport of de gewenste lijst verschijnt en druk vervolgens op OK. Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken. 5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen. De geselecteerde informatie wordt afgedrukt. U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als ontvangen), met vermelding van datum en tijd. Zie "Automatisch een verzendrapport afdrukken" op pagina 84 voor meer informatie. Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst afdrukken om de in de instellingen aangebrachte wijzigingen te bevestigen. Kopieerinstellingen Telefoonlijst De kopieerinstellingen wijzigen Deze lijst toont alle in het geheugen van het apparaat opgeslagen faxnummers. Transm.rapport Dit rapport vermeldt het faxnummer, het aantal pagina’s, de verzendduur, de communicatiemodus en het resultaat van de communicatie voor een specifieke faxtaak. U kunt uw apparaat zo instellen dat het na elke faxtaak automatisch een verzendrapport afdrukt (zie "Verzending" op pagina 85). Voor kopieën kunt u op voorhand diverse opties instellen. 1. Druk op Kopiëren op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste kopieerinstelling verschijnt en druk op OK. Optie Beschrijving Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 87 Optie Verzendrapport Beschrijving Dit rapport bevat informatie over de faxberichten die u recent hebt verzonden. U kunt het apparaat zo instellen dat na elke 50 communicaties een rapport wordt afgedrukt (zie "Verzending" op pagina 85). Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten die u onlangs hebt ontvangen. Geplande taken Deze lijst toont de documenten voor de uitgestelde faxen die momenteel in het geheugen zijn opgeslagen, samen met de begintijd en de aard van elke bewerking. Rap. ong. fax. In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu Instelling ongewenste faxen om nummers aan de lijst toe te voegen of uit de lijst te verwijderen (zie "Ontvangst" op pagina 86). Netwerkinform. Deze lijst toont informatie over de netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat. U kunt de statusinformatie van het apparaat ook afdrukken of controleren met SyncThru™ Web Service. Open de webbrowser op een computer die is aangesloten op het netwerk en typ het IP-adres van het apparaat. Als SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Information > Print information. U kunt kiezen welke in het geheugen opgeslagen informatie u wilt wissen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en druk op OK. 5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het wissen te bevestigen. 6. Herhaal stappen 4 tot en met 5 om een ander item te wissen. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. Beschrijving Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de standaardinstellingen. Faxinstel. Herstelt alle standaard faxopties. Kopieerinstel. Herstelt alle standaard kopieeropties. Scaninstel. Herstelt alle standaard scanopties. Systeeminst. Herstelt alle standaard systeemopties. Netwerkinstel. Herstelt alle standaard netwerkopties. Beschrijving Telefoonlijst Wist alle in het geheugen opgeslagen faxnummers. Verzendrapport Wist alle informatie over verzonden faxberichten. Ontvangstrapp. Wist alle informatie over ontvangen faxberichten. Netwerk U kunt de netwerkinstellingen opgeven via het display van het apparaat. Voor u dit doet, moet u informatie hebben over de netwerkprotocollen en het computersysteem die worden gebruikt. Als u niet weet welke instelling u moet gebruiken, neemt u contact op met uw netwerkbeheerder om het apparaat voor het netwerk te configureren. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk op OK. 5. Herhaal stappen 3 tot en met 4 tot u klaar bent. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Optie TCP/IP (IPv4) Geheugen wissen Optie Optie Beschrijving Selecteer het protocol en de configuratieparameters die u wilt gebruiken in de netwerkomgeving. Er moet een groot aantal parameters worden ingesteld. Als u niet weet hoe u een parameter moet instellen, laat u deze ongewijzigd of neemt u contact op met de netwerkbeheerder. TCP/IP (IPv6) Selecteer deze optie om gebruik te maken van een IPv6-netwerkomgeving (zie "IPv6-configuratie" op pagina 43). Ethernet-snel. Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het netwerk configureren. Instel. wissen Hiermee zet u de standaardnetwerkinstellingen terug. Netwerkinform. Deze lijst toont informatie over de netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat. Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 88 Menuoverzicht Items Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de instelling van het apparaat en het gebruik van de functies van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s. Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. Items Optie Faxfunctie Tonersterkte Resolutie Meerdere verz. Uitgest. verz. Prior. verz. Doorsturen Veilige ontv. Pag. toevoegen Taak annuleren Faxinstel. Verzending Aant. kiespog. Opn. kiezen na Kenget. kiezen ECM-modus Transm.rapport TCR voor afb. Kiesmodus Ontvangst Ontvangstmodus Opn. na bels. Ontv.g. stemp. Startc. ontv. Aut. verklein. Grootte neger. Inst. ong. fax DRPD-modus St.inst. wijz. Resolutie Tonersterkte Autom. rapport Kopieerfunctie Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type Lay-out Achtergrondkl. Kopieerinstel. Scanformaat St.inst. wijz. Exemplaren Kopieen sort. Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type Systeeminst. Optie Apparaatinst. Apparaat-id Nr. van faxap. Datum en tijd Klokmodus Taal Standaardmodus Energ.spaarst. Time-out Time-out taak Luchtdrukcorr. Tonerbesparing Papierinstel. Papierformaat Type papier Papierinvoer Geluid/Volume Toetsgeluid Waarsch.geluid Luidspreker Belsignaal Rapport Alle rapporten Configuratie Telefoonlijst Transm.rapport Verzendrapport Rap. ontv. fax Geplande taken Rap. ong. fax. Netwerkinform. Onderhoud Toner Op wis. Gebruiksduur Waarschuwing Toner bijna op Serienummer Papier stapel. Instel. wissen Alle instel. Faxinstel. Kopieerinstel. Scaninstel. Systeeminst. Netwerkinstel. Telefoonlijst Verzendrapport Ontvangstrapp. Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 89 Items Netwerk Optie TCP/IP (IPv4) DHCP BOOTP Statisch TCP/IP (IPv6) IPv6 activeren DHCPv6 config Ethernet-snel. Instel. wissen Netwerkinform. Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 90 Beheerprogramma’s 11. Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • Introductie van handige beheerprogramma’s SyncThru™ Web Service gebruiken Het programma Smart Panel gebruiken De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de modelnaam van uw apparaat. (Zie "Functies per model" op pagina 26.) SmarThru Het programma SetIP gebruiken Unified Driver Configurator in Linux gebruiken Overzicht van SyncThru™ Web Service Introductie van handige beheerprogramma’s De onderstaande programma’s helpen u om uw apparaat op een gebruiksvriendelijke wijze te gebruiken. • "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 91. • "Het programma Smart Panel gebruiken" op pagina 92. • "SmarThru" op pagina 92. • "Unified Driver Configurator in Linux gebruiken" op pagina 94. SyncThru™ Web Service gebruiken Het venster SyncThru™ Web Service in de gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dat afhankelijk is van het gebruikte apparaat. • Tabblad Information: op dit tabblad ziet u algemene informatie over uw apparaat. U kunt allerlei dingen controleren, zoals het IP-adres van het apparaat, de resterende hoeveelheid toner, ethernetinformatie, de firmwareversie enz. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een foutenrapport. Tabblad Machine Settings: met dit tabblad kunt u opties instellen die beschikbaar zijn op uw apparaat. Tabblad Network Settings: met dit tabblad kunt u de netwerkomgeving bekijken en wijzigen. U kunt allerlei dingen instellen, zoals TCP/IP, EtherTalk enz. Tabblad Maintenance: met dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te upgraden en door beveiligingsinformatie in te stellen. Tabblad Support: met dit tabblad kunt u contactgegevens instellen om e-mails te verzenden. U kunt ook een verbinding maken met de SEC-website of stuurprogramma’s downloaden door Koppeling te selecteren. Als u uw apparaat hebt aangesloten op een netwerk en de TCP/ IP-parameters correct hebt ingesteld, kunt u uw apparaat beheren via SyncThru™ Web Service, een ingebouwde webserver. U kunt SyncThru™ Web Service gebruiken om: • de eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status te controleren. • de TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te stellen. • printervoorkeuren te wijzigen. • berichten die u per e-mail informeren over de status van het apparaat in te stellen. • ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat. • Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service: De contactinformatie instellen 1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2. De ingebouwde website wordt geopend. • • • Geef de gegevens op van de apparaatbeheerder. Deze instelling is nodig voor het gebruik van de optie e-mailmelding. 1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2. De ingebouwde website wordt geopend. 3. Selecteer Support. 4. Voer naam, telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de apparaatbeheerder in. 5. Klik op Apply. Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de netwerkbeheerder. Beheerprogramma’s_ 91 Het programma Smart Panel gebruiken Smart Panel is een programma dat de status van de printer controleert en u daarvan op de hoogte houdt. U kunt de status bekijken en de instellingen van het apparaat aanpassen. In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch geïnstalleerd wanneer u de printersoftware installeert. Voor Linux kunt u Smart Panel downloaden van de website van Samsung en installeren (zie "SmartPanel installeren" op pagina 36). Dit zijn de systeemvereisten om dit programma te gebruiken: • Windows. Ga na welke Windows-versies compatibel zijn met uw apparaat (zie "Systeemvereisten" op pagina 33). • Mac OS X 10.3 of hoger. • Linux. Ga na welke Linux-versies compatibel zijn met uw apparaat (zie "Systeemvereisten" op pagina 33). • Internet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML Help. De exacte naam van uw printermodel vindt u op de meegeleverde cd-rom. Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Nu kopen Reservetonercassette(s) on line bestellen. Gebruikersha ndleiding Gebruikershandleiding weergeven. Instelling printer Hiermee configureert u verschillende apparaatinstellingen in het venster Hulpprogramma Printerinstellingen. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. 1 2 Als er een fout optreedt tijdens het afdrukken, kunt u de fout controleren in het Smart Panel. U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in het systeemvak van Windows, in het "Notification Area" van Linux, of in de statusbalk van Mac OS X. 5 Windows Dubbelklik op dit pictogram in Windows. Macintosh Dubbelklik op dit pictogram in Mac OS X. Linux Klik op dit pictogram in Linux. Als u een Windows-gebruiker bent, kunt u de toepassing starten door in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Smart Panel te kiezen. Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd, selecteert u eerst het gewenste printermodel zodat u het bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer uw apparaat. • Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze gebruikershandleiding worden getoond kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem. Het programma Smart Panel vermeldt de huidige status van de printer, het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en allerlei andere informatie. U kunt ook de instellingen wijzigen. Deze knop verandert in Probleemoplossingsgids als er een fout optreedt. U kunt rechtstreeks het deel met de probleemoplossing openen in de gebruikershandleiding. 3 4 Kennismaken met Smart Panel • Tonerniveau Als u uw apparaat op een netwerk aansluit, verschijnt het venster SyncThru™ Web Service in plaats van het venster Hulpprogramma Printerinstellingen. Instelling stuurprogram ma Geef alle apparaatopties die u nodig hebt op in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). De Probleemoplossingsgids openen In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen. Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Probleemoplossingsgids. De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de gewenste instellingen in het venster Opties. SmarThru Op de meegeleverde cd-rom vindt u SmarThru. SmarThru biedt een aantal handige functies voor het gebruik van uw apparaat. SmarThru opstarten Volg onderstaande stappen om SmarThru op te starten: 1. Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op de juiste wijze met elkaar zijn verbonden. 2. Na de installatie van SmarThru wordt het pictogram voor SmarThru op het bureaublad weergegeven. 3. Dubbelklik op het pictogram SmarThru. Beheerprogramma’s_ 92 4. SmarThru verschijnt. Als u een afbeelding per e-mail wilt verzenden, moet u een e-mailprogramma hebben zoals Outlook Express en moet uw e-mailaccount in dit programma zijn ingesteld. • • • • Scan To: een afbeelding scannen en opslaan in een toepassing of map, e-mailen of publiceren op een website. Image: een afbeelding die u hebt opgeslagen als grafisch bestand, bewerken en naar een toepassing of map sturen, de afbeelding e-mailen of publiceren op een website. Print: afbeeldingen die u hebt opgeslagen, afdrukken. U kunt afbeeldingen afdrukken in zwart-wit of kleur als uw apparaat dit ondersteunt. in de Klik voor meer informatie over SmarThru op rechterbovenhoek van het venster. Het venster SmarThru Help verschijnt; u kunt de onscreen-helpfunctie die met het SmarThru programma werd meegeleverd bekijken. Volg de onderstaande stappen om de installatie van SmarThru ongedaan te maken. Sluit alle toepassingen op de computer voor u het verwijdert. a) Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s. b) Selecteer Samsung Printers > SmarThru 4 > Uninstall SmarThru 4. c) Lees de verklaring en klik op OK als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen. d) Klik op Finish. Werken met SmarThru Scannen 1. Klik op Scan To. Folder: een afbeelding scannen en opslaan in een map. U kunt een afbeelding scannen, een voorbeeld bekijken en het resultaat opslaan in een map. • OCR: een document scannen en omzetten in een tekstbestand. U kunt een document scannen, een voorbeeld bekijken en naar een toepassing voor tekstherkenning sturen. - Aanbevolen scaninstelling voor OCR. - Resolutie: 200 of 300 dpi. - Beeldtype: grijstinten of zwart-wit. • Web: een afbeelding scannen, een voorbeeld bekijken, een bestandsindeling kiezen en het resultaat publiceren op een website. • Settings: de instellingen voor de basisfuncties van het menu Scan To wijzigen. U kunt de instellingen aanpassen voor de functies Application, E-mail, OCR en Web. 2. Geef de scaninstellingen op en klik op Scan. Afdrukken 1. 2. 3. 4. Klik op Print. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken. Selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken. Klik op Print om de afdruktaak te starten. Het programma SetIP gebruiken Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te stellen met het MAC-adres, het hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of interface. Het wordt met name door netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere netwerkapparaten tegelijk in te stellen. U kunt het programma SetIP alleen gebruiken als het apparaat met een netwerk is verbonden. Windows De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP. Het programma installeren 1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die met het apparaat werd meegeleverd in het cd-rom-station. Als de cd-rom met het stuurprogramma automatisch opstart, sluit u het venster. 2. Selecteer in het menu Start het item Deze computer en open station X (X staat voor de letter die aan het cd-romstation is toegewezen). 3. Dubbelklik op Application > SetIP. 4. Dubbelklik op Setup.exe om het programma te installeren. 5. Klik op OK. Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst. 6. Volg de aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien. • • Application: een afbeelding scannen en overnemen in een beeldbewerkingsprogramma, zoals Paint of Adobe Photoshop. E-mail: een afbeelding scannen en per e-mail verzenden. U kunt een afbeelding scannen, een voorbeeld bekijken en de afbeelding e-mailen. Het MAC-adres van het apparaat afdrukken 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK. Beheerprogramma’s_ 93 3. Druk op het pijltje naar links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en druk op OK. In dit rapport vindt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat. Netwerkinstellingen opgeven 1. Druk het configuratierapport van het apparaat af om het MAC-adres van uw apparaat te vinden. 2. Kies in het menu Start van Windows achtereenvolgens Alle programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP. 3. Klik hier om het venster met TCP/IP-instellingen te openen. 4. Voer het MAC-adres, het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op Apply. Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:) weg. 5. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of alle instellingen juist zijn. 6. Sluit het programma SetIP af. Het MAC-adres van het apparaat afdrukken 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK. 3. Druk op het pijltje naar links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en druk op OK. In dit rapport vindt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat. Netwerkinstellingen opgeven 1. Druk het configuratierapport van het apparaat af om het MAC-adres van uw apparaat te vinden. 2. Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/. 3. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html. 4. Klik hier om het venster met TCP/IP-instellingen te openen. 5. Voer het MAC-adres, het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op Apply. Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:) weg. 6. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of alle instellingen juist zijn. 7. Sluit het programma SetIP af. Macintosh Het programma SetIP zou tijdens de installatie van het printerstuurprogramma automatisch geïnstalleerd moeten worden. Het MAC-adres van het apparaat afdrukken 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en druk op OK. 3. Druk op het pijltje naar links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en druk op OK. In dit rapport vindt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat. Netwerkinstellingen opgeven Volg de onderstaande instructies om de IP-instellingen van uw netwerkprinter te wijzigen. Als u Typische installatie voor een netwerkprinter selecteert tijdens de installatie van de printer, wordt het programma SetIP automatisch uitgevoerd na de installatie. Ga naar stap 4. 1. Druk het configuratierapport van het apparaat af om het MAC-adres van uw apparaat te vinden. 2. Open de map Bibliotheek > Printers > Samsung > naam van uw printermodel > SetIP. 3. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html. 4. Het certificaatvenster wordt weergegeven. Klik op Trust. 5. Klik hier om het venster met TCP/IP-instellingen te openen. 6. Voer het MAC-adres, het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op Apply. Unified Driver Configurator in Linux gebruiken Unified Driver Configurator is een hulpprogramma dat voornamelijk bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver installeren om Unified Driver Configurator te gebruiken (zie "Het Unified Linux-stuurprogramma installeren" op pagina 35). Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw bureaublad geplaatst. Unified Driver Configurator openen 1. Dubbelklik op het pictogram voor Unified Driver Configurator op het bureaublad. U kunt ook op het pictogram Startup klikken en Samsung Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren. 2. Druk op de knoppen links om over te schakelen naar het overeenkomstige configuratievenster. Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:) weg. 7. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of alle instellingen juist zijn. 8. Sluit het programma SetIP af. Linux Het programma SetIP zou tijdens de installatie van het printerstuurprogramma automatisch geïnstalleerd moeten worden. Beheerprogramma’s_ 94 • • • • • Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat. Set as Default: hiermee stelt u het huidige apparaat in als standaardapparaat. Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten. Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt. Properties: hiermee kunt u eigenschappen van de printer weergeven en wijzigen. Tabblad Classes Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen weergegeven. 1 Printers configuration 2 Scanners configuration 3 Ports configuration Klik op Help voor schermhulp. 3. Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified Driver Configurator te sluiten. Printers configuration Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes. Tabblad Printers Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified Driver Configurator om de printerconfiguratie van uw systeem weer te geven. 1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer. 2 Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de klasse aan. • • • 1 Schakelt over naar Printers configuration. 2 Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven. 3 Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat weergegeven. Refresh: de lijst met klassen vernieuwen. Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen. Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde apparaatklasse. De besturingsknoppen van de printer zijn: • Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten. • Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe. Beheerprogramma’s_ 95 Scanners configuration Ports configuration In dit scherm kunt u de activiteiten van de scanners controleren, een lijst met geïnstalleerde MFP-apparaten van Samsung opvragen, eigenschappen van apparatuur wijzigen en afbeeldingen scannen. In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak. • 1 Schakelt over naar Scanners configuration. 1 Schakelt over naar Ports configuration. 2 Hiermee geeft u alle geïnstalleerde scanners weer. 2 Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer. 3 Hiermee toont u leverancier, model en type van de scanner. 3 Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten apparaat en de status weer. Properties: hiermee kunt u scaneigenschappen wijzigen en een document scannen. • • Refresh: hiermee kunt u de lijst met beschikbare printers vernieuwen. Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven. Hiermee kunt u poorten tussen printers en scanners delen Uw apparaat kan via een parallelle of USB-poort op een hostcomputer worden aangesloten. Aangezien het MFP-apparaat uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet de toegang van gebruikerstoepassingen tot deze apparaten via de enige I/O-poort op de juiste manier gebeuren. Het Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma’s van Samsung. De stuurprogramma’s benaderen de apparaten via zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFP-poort kan worden bekeken in Ports configuration. Door poorten te delen, voorkomt u dat u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl een ander blok in gebruik is. Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken als u een nieuw MFP-apparaat op uw systeem installeert. In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort voor het nieuwe apparaat te kiezen. Met deze keuze stelt u de meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de scannerstuurprogramma’s, zodat de juiste instellingen standaard worden toegepast. Beheerprogramma’s_ 96 Onderhoud 12. In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Een rapport met apparaatgegevens afdrukken De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren Waarschuwing Toner bijna op gebruiken Het serienummer zoeken • • • Een rapport met apparaatgegevens afdrukken U kunt de apparaatgegevens en een taakrapport afdrukken. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Rapport verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste rapport of de gewenste lijst verschijnt en druk op OK. Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken. 5. Druk op de pijl-links/rechts om Ja te selecteren bij de vraag Afdrukken?, en druk op OK. Met SyncThru™ Web Service kunt u de configuratie van het apparaat afdrukken of de status controleren. Open de webbrowser op een computer die met het netwerk is verbonden en typ het IP-adres van het apparaat. Als SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Information > Print information. De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende onderdelen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en druk op OK. • Info verb.art.: drukt een pagina af met informatie voor de leverancier. • Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s. • ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI. • Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de glasplaat. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Het apparaat reinigen De tonercassette bewaren Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat 1. Zorg ervoor dat u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met de bijgeleverde cd-rom met printersoftware. 2. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in het systeemvak van Windows of in het "Notification Area" van Linux. U kunt ook op Smart Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken. 3. Klik op Instelling printer. 4. Klik op Instelling > Toner bijna op. Selecteer de gewenste instelling en klik vervolgens op Toepassen. Het serienummer zoeken Als u contact opneemt met de klantenservice of als u zich registreert op de website van Samsung, moet u het serienummer van uw apparaat opgeven. Dit doet u als volgt: 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Serienummer verschijnt en druk op OK. 5. Controleer het serienummer van uw apparaat. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Het apparaat reinigen Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de levensduur van uw apparaat te verlengen. • • Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen. Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terechtgekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn. De buitenkant reinigen Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek bevochtigen met een beetje water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat terechtkomt. Waarschuwing Toner bijna op gebruiken Als de tonercassette bijna leeg is, knippert de Status-LED rood. U kunt instellen of u wenst dat deze LED al dan niet gaat knipperen. Onderhoud_ 97 De binnenkant reinigen Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen. 1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht tot het apparaat is afgekoeld. 2. Open de voorklep en trek de tonercassette uit het apparaat. Plaats de tonercassette op een schoon, vlak oppervlak. 4. Lokaliseer de lange glasstrook bovenaan aan de binnenkant van het cassettecompartiment en maak deze voorzichtig schoon met een wattenstaafje. 5. Plaats de tonercassette terug en sluit de voorklep. 6. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan. Scannereenheid reinigen • Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de cassette zo nodig af met een stuk papier. • Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de onderzijde niet hoeft aan te raken. 3. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette. U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. Wij raden u aan om de scannereenheid bij het begin van elke dag te reinigen. Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag. 1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met een beetje water. 2. Open het deksel van de scanner. 3. Veeg de glasplaat en het glas van de automatische documentinvoer schoon en droog ze daarna af. 1 Scannerdeksel 2 Glasplaat 3 Glasplaat van de documentinvoer 4 Witte strook 4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel en het witte blad schoon en droog ze af. 5. Sluit het deksel van de scanner. Zorg dat u bij het reinigen van de binnenkant van het apparaat de transportrol onder de tonercassette of andere onderdelen binnenin niet beschadigt. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals benzeen of verdunner, om te reinigen. Dit kan de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden en het apparaat beschadigen. Onderhoud_ 98 De tonercassette bewaren Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht, temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan de aanbevelingen te volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette. Bewaar deze cassette op dezelfde plaats als waar de printer wordt gebruikt, in het ideale geval een kantoor waar de temperatuur en vochtigheid worden geregeld. Haal de tonercassette pas uit zijn originele, ongeopende verpakkking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de originele verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de cassette bedekken met papier en moet u de cassette bewaren in een donkere kast. Als u de verpakking van de cassette opent voordat u de cassette gebruikt, nemen de gebruiksduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk af. Bewaar de cassette niet op de grond. Als de tonercassette uit de printer wordt verwijderd, moet de cassette altijd worden bewaard: • in de beschermhoes van de originele verpakking, • Liggend (niet staand) met dezelfde kant boven als na installatie. • Bewaar verbruiksartikelen niet: - in temperaturen boven 40 °C, - in een omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of meer dan 80%, - in een omgeving met extreme temperatuur- of vochtigheidsschommelingen, - in direct zon- of kunstlicht, - op stoffige plaatsen, - in een auto gedurende een lange periode, - in een omgeving met corrosieve dampen, - in een omgeving met zilte lucht. Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat • • Behandelingsrichtlijnen • • • Raak het oppervlak van de lichtgevoelige drum in de cassette niet aan. Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken. Draai de drum nooit handmatig, vooral niet in de omgekeerde richting, want hierdoor kan de cassette binnenin worden beschadigd en gaan lekken. Gebruik van tonercassettes van andere merken en bijgevulde tonercassettes Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Samsung in uw printer wordt door Samsung Electronics niet aangeraden noch goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor generieke, bijgevulde of gereviseerde tonercassettes, alsook tonercassettes van een bepaald winkelmerk. De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat die ontstaan is door het gebruik van een bijgevulde cassette, een gerecyclede cassette of een tonercassette van een ander merk dan Samsung. Geschatte gebruiksduur van tonercassette De geschatte gebruiksduur van een tonercassette is afhankelijk van de hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. Het eigenlijke aantal afdrukken kan verschillen afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, ligt het tonerverbruik hoog en moet u de cassette sneller vervangen. Onderhoud_ 99 U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren. Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden. Problemen oplossen 13. In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • Toner herverdelen Vastgelopen originelen verwijderen Tips om papierkrulling te vermijden Tips om papierstoringen te voorkomen Toner herverdelen Als de tonercassette bijna leeg is: • Verschijnen er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk. • Bereid nieuwe cass. voor verschijnt op het scherm. • Knippert de Status-LED rood. In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette te herverdelen. Soms blijven die witte strepen of lichtere gebieden voorkomen, zelfs nadat de toner is herverdeeld. 1. Open de voorklep. 2. Verwijder de tonercassette. Papierstoringen verhelpen Informatie over berichten op het display Andere problemen oplossen 4. Houd de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de cassette voorzichtig in de opening van het apparaat. De nokken aan de zijkanten van de cassette en de corresponderende groeven in het apparaat leiden de cassette in de juiste positie tot ze vastklikt. 5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is. 3. Rol de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner gelijkmatig te verdelen. Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof. Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de onderzijde niet hoeft aan te raken. Problemen oplossen_ 100 Vastgelopen originelen verwijderen 4. Sluit de klep van de ADI. Als u pagina’s hebt verwijderd, plaatst u ze terug in de ADI. Als een origineel vastloopt in de ADI, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen. 1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI. 2. Open de klep van de ADI. 5. Open het deksel van de scanner. 6. Grijp het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het invoergebied door het voorzichtig met beide handen naar rechts te trekken. 3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI. 1 Scannerdeksel 7. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de ADI. Ga naar stap 5 als u geen papier ziet in dit gebied. Problemen oplossen_ 101 Tips om papierkrulling te vermijden Papierstoringen verhelpen 1. Open de achterklep. 2. Duw de hendel aan weerskanten naar beneden. Als er papier is vastgelopen, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Om door te gaan met afdrukken na het verwijderen van vastgelopen papier, moet u de voorklep openen en vervolgens weer sluiten. Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen. In lade 1 Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen van vastgelopen papier. 1 Hendel Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend. Doe dit enkel als de afdruk meer dan 20 mm omgekruld is. 1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd. Als het papier niet uit het apparaat komt, gaat u door met de volgende stap. 2. Trek lade 1 uit. Tips om papierstoringen te voorkomen U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een papierstoring optreedt. • Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 51). • Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt. • Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken. • Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voor u het in de lade plaatst. • Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier. • Plaats geen verschillende soorten papier in een lade. • Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 54). • Zorg ervoor dat het papier in de lade ligt met de te bedrukken zijde naar onder of in de lade voor handmatige invoer met de te bedrukken zijde naar boven. 3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. Als het papier niet beweegt als u eraan trekt, of als er geen papier te zien is in dit deel van de printer, controleert u de fixeereenheid rond de tonercassette (zie "Binnenin het apparaat" op pagina 103). 4. Schuif lade 1 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Problemen oplossen_ 102 In de lade voor handmatige invoer Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen van vastgelopen papier. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 1. Als het papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u het uit het apparaat. 3. Plaats de tonercassette terug en sluit de klep aan de voorzijde. De printer gaat automatisch door met afdrukken. In het uitvoergebied Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen van vastgelopen papier. 2. Open en sluit de klep aan de voorzijde om verder te gaan met afdrukken. Binnenin het apparaat Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen van vastgelopen papier. 1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd. Wanneer u geen vastgelopen papier ziet, gaat u naar de volgende stap. 2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade. Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 1. Open de klep aan de voorzijde en trek de tonercassette naar buiten door ze voorzichtig naar beneden te drukken. Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand ondervindt wanneer u eraan trekt, en ga door met de volgende stap. 3. Open de achterklep. 4. Duw de hendels naar beneden en verwijder het papier. Problemen oplossen_ 103 Informatie over berichten op het display Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het probleem. Berichten op het display controleren • Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen. Als u contact opneemt met de klantenservice is het nuttig dat u het bericht op het display doorgeeft. Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige meldingen mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen. [foutnummer] geeft de foutcode aan. [ladetype] geeft het ladenummer aan. [mediatype] geeft het type afdrukmedia aan. [mediaformaat] geeft het formaat van de afdrukmedia aan. [kleur] geeft de kleur van de toner of de beeldeenheid aan. • 1 Hendel Wanneer u geen vastgelopen papier ziet, gaat u naar de volgende stap. 5. Duw de hendels van de fixeereenheid naar beneden en verwijder het papier. Zet de hendels terug in de oorspronkelijke stand. • • • • • • Bericht Voorgestelde oplossingen [COMM. -fout] Het apparaat heeft een communicatieproblee m. Vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden. [Incompatibel] Het apparaat heeft een fax ontvangen van een nummer dat is geregistreerd als een ongewenst faxnummer. De ontvangen faxgegevens worden verwijderd. Controleer de instellingen voor ongewenste faxnummers. Zie pagina 50. [Lijn bezet] Het ontvangende faxapparaat antwoordt niet of de lijn is al in gebruik. Wacht enkele minuten en probeer het opnieuw. [Lijnfout] Uw apparaat kan geen verbinding tot stand brengen met het ontvangende faxapparaat of de verbinding is verbroken als gevolg van een probleem met de telefoonlijn. Probeer het opnieuw. Als het probleem zich blijft voordoen, wacht u een uurtje en probeert u het opnieuw. U kunt ook de foutcorrectiemodus (ECM) inschakelen. Zie pagina 50. [Op Stop gedr.] Stop/Clear is ingedrukt terwijl het apparaat in werking was. Probeer het opnieuw. Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 6. Zet de hendels terug in de oorspronkelijke positie. 7. Sluit de achterklep. 8. Open en sluit de voorklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Betekenis Problemen oplossen_ 104 Bericht Betekenis BOOTP-probl. Aut. IP uitv. Toewijzing van IP-adres is mislukt. Dit gebeurt wanneer Auto IP is ingesteld voor BOOTP in SyncThru™ Web Service. Voorgestelde oplossingen Wjizig de methode voor het toewijzen van IP-adressen naar DHCP of Statisch. Als u de instelling niet wijzigt, zal de BOOTP-server voortdurend vragen om het toewijzen van het IP-adres. BOOTP-probl. Herconf. DHCP Toewijzing van IP-adres is mislukt. Dit gebeurt wanneer Auto IP niet is ingesteld voor BOOTP in SyncThru™ Web Service. Wjizig de methode voor het toewijzen van IP-adressen naar DHCP of Statisch. Als u de instelling niet wijzigt, zal de BOOTP-server voortdurend vragen om het toewijzen van het IP-adres. DHCP-probl.: Aut. IP uitv. Toewijzing van IP-adres is mislukt. Dit gebeurt wanneer Auto IP is ingesteld voor DHCP in SyncThru™ Web Service. Wjizig de methode voor het toewijzen van IP-adressen naar BOOTP of Statisch. Als u de instelling niet wijzigt, zal de DHCP-server voortdurend vragen om het toewijzen van het IP-adres. DHCP-probl. Herconf. BOOTP Toewijzing van IP-adres is mislukt. Dit gebeurt wanneer Auto IP niet is ingesteld voor DHCP in SyncThru™ Web Service. Wjizig de methode voor het toewijzen van IP-adressen naar BOOTP of Statisch. Als u de instelling niet wijzigt, zal de DHCP-server voortdurend vragen om het toewijzen van het IP-adres. Verw. vastgel. doc. Het origineel heeft een papierstoring veroorzaakt in de ADI. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Vastgelopen originelen verwijderen" op pagina 101). Klep open. Sluit klep. De voorklep is niet goed vergrendeld. Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken. Bericht Einde gebr.duuur Pl. nieuwe cass. Problemen oplossen_ 105 Betekenis De aangegeven tonercassettes is aan het eind van haar geschatte gebruiksduur. De printer stopt met afdrukken. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er met de cassette gemiddeld kunnen worden gemaakt conform ISO/ IEC 19798 (zie "Verkrijgbare verbruiksartikele n" op pagina 118). Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsvoor waarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan een kleine hoeveelheid toner achterblijven in de cassette, zelfs wanneer het bericht Einde gebr.duuur Pl. nieuwe cass.verschijnt en de printer stopt met afdrukken. Voorgestelde oplossingen Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Fout [foutnummer] Zet uit en aan Er is een systeemfout opgetreden. Start het apparaat opneiuw op en probeer nogmaals af te drukken. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen. Plaats tonercas. De tonercassette is niet of niet juist geplaatst. Installeer de tonercassette opnieuw. Herhaal dit twee of drie keer om te controleren of hij goed op zijn plaats komt. Als het probleem zich blijft voordoen betekent dit dat de tonercassette niet wordt gedetecteerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Plaats [formaat van afdrukmateriaal] in [nummer van lade] Geh. vol Verw. taak Er is geen papier in de lade. Het geheugen is vol. Plaats het juiste papier in de juiste lade (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 51). Druk op de pijl-links/ rechts om Annuleren of Start te selecteren en druk vervolgens op OK. Als u Annuleren selecteert, stopt het apparaat met de verwerking van de faxtaak. Als u Start selecteert, verzendt het apparaat alleen de ingescande documenten van de faxtaak. Netw.probl.: IP-conflict Het IP-adres wordt elders gebruikt. Controleer het IP-adres of stel een nieuw IP-adres in. Geen antwoord Het andere faxapparaat neemt zelfs na verschillende pogingen niet op. Probeer het opnieuw. Ga na of het andere faxapparaat aan staat. TC niet comp. De tonercassette is niet geschikt voor dit apparaat. Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Samsung-cassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Uitvoervak vol Verw. pap. De uitvoerlade is vol. Of de sensor is niet omlaag gericht. Zodra het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat de printer door met afdrukken. Of zorg ervoor dat de sensor omlaag gericht is. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen. [ladenummer] leeg De aangegeven papierlade is leeg. Plaats papier in de lade (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 51). Lade [ladenummer] geopend De aangegeven ladecassette is niet geplaatst, of niet goed gesloten. Om de lade te sluiten drukt u de achterkant naar beneden, lijnt u die uit met de sleuf en schuift u hem in de printer. Pap.st. in MF-lade Er is papier vastgelopen bij de lade voor handmatige invoer. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In de lade voor handmatige invoer" op pagina 103). Pap.st. in lade 1 Er is papier vastgelopen in lade 1. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In lade 1" op pagina 102). Pap.st. in app. Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Binnenin het apparaat" op pagina 103). Pap.st. in uitv.gebied Er is speciaal afdrukmateriaal vastgelopen in het papieruitvoergebied. Verwijder het vastgelopen papier. • Zie "In het uitvoergebied" op pagina 103. • Zie "In de lade voor handmatige invoer" op pagina 103. Bereid nieuwe cass. voor De aangegeven tonercassette is bijna leeg. De geschatte gebruiksduur van de cassette is bijna bereikt. Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 100). Verw. afsluitt. en plaats TC Het apparaat vindt geen tonercassette. Verwijder de afdichtingstape van de tonercassette. Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding. Problemen oplossen_ 106 Bericht Vervang toner Betekenis De tonercassette is bijna aan het eind van de geschatte gebruiksduur. Voorgestelde oplossingen U kunt kiezen tussen Stop of Doorgaan zoals weergegeven op het bedieningspaneel. Als u Stop selecteert, stopt de printer met afdrukken en kunt u niet meer afdrukken zolang u de cassette niet hebt vervangen. Als u Doorgaan kiest, gaat de printer door met afdrukken maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd. Als u van een optimale afdrukkwaliteit wilt blijven genieten, dient u de tonercassette te vervangen wanneer dit bericht verschijnt. Als u de cassette verder blijft gebruiken, kunnen er problemen rijzen met de afdrukkwaliteit (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Plaats nieuwe fixeereenheid De fixeereenheid is versleten. Plaats een nieuwe fixeereenheid. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Zelfdiagnose Even geduld De printermotor controleert een aantal problemen die werden ontdekt. Een ogenblik geduld. Te veel faxen Verw. taak Er zijn te veel faxen ontvangen. Verwijder ontvangen fax. Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsung-tonercas settes zoals bijvulde of gereviseerde cassettes af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercas settes niet garanderen. Ondersteuning of reparaties als gevolg van het gebruik van niet-originele Samsung-tonercas settes worden niet gedekt door de apparaatgarantie. Problemen oplossen_ 107 Andere problemen oplossen Problemen met papierinvoer In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen. Stroomproblemen Klik op deze koppeling om een animatie over stroomproblemen te bekijken. Probleem Het apparaat krijgt geen stroom, of de verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Probleem Voorgestelde oplossingen Papier loopt vast tijdens het afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 102). Papier kleeft aan elkaar. • • Voorgestelde oplossingen • • Steek het netsnoer in en druk op op het bedieningspaneel. • (Aan/Uit) • Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk. Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht. Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. • Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. - Lokaal afdrukken • • • • - Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit. In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven. Afdrukken in een netwerk (alleen voor netwerkmodel) Problemen oplossen_ 108 Verwijder eventueel vastgelopen papier in het apparaat. Het papier werd niet goed in de lade geplaatst. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Als een origineel niet wordt ingevoerd in het apparaat, moet de rubbermat van de ADI mogelijk worden vervangen. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Probleem Het papier blijft vastlopen. Afdrukproblemen Voorgestelde oplossingen • • • • Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade voor handmatige invoer als u op speciaal materiaal afdrukt. U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Er zitten mogelijk materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder eventuele resten. Als een origineel niet wordt ingevoerd in het apparaat, moet de rubbermat van de ADI mogelijk worden vervangen. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Transparanten kleven aan elkaar in de papieruitvoerlade. Gebruik alleen transparanten die speciaal voor laserprinters zijn bedoeld. Verwijder elk transparant zodra het is uitgevoerd. Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd. Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken). Probleem Het apparaat drukt niet af. Problemen oplossen_ 109 Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen Het apparaat krijgt geen stroom. Controleer of het netsnoer is aangesloten. Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd. Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows. Controleer het volgende: • De voorklep is niet gesloten. Sluit de voorklep. • Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 102). • De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 51). • Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een tonercassette. Neem contact op met de serviceafdeling als er een systeemfout optreedt. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect. Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw apparaat te gebruiken. De poortinstelling is verkeerd. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten. Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd. Controleer de Voorkeursinstellingen om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Het printerstuurprogram ma is mogelijk niet goed geïnstalleerd. Herstel de software van het apparaat (zie "Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat" op pagina 34, "Het stuurprogramma voor verbinding met een bedraad netwerk of voor aansluiting via USB installeren" op pagina 41). Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Probleem Mogelijke oorzaak Het apparaat drukt niet af. Het document is zo groot dat er onvoldoende ruimte is op de harde schijf van de computer om toegang te krijgen tot de afdruktaak. Maak extra ruimte vrij op de harde schijf en druk het document opnieuw af. De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met afdrukken. De papieroptie die in de Voorkeursinstelling en voor afdrukken is geselecteerd is mogelijk onjuist. In veel softwaretoepassingen kan de lade worden geselecteerd op het tabblad Papier in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoerbron. Voorgestelde oplossingen Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt. De afdruktaak is mogelijk zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit. De helft van de pagina is leeg. De afdrukstand werd mogelijk verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma. Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is geselecteerd in het programma dat u gebruikt. Probleem Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet. Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe printerkabel. Het verkeerde printerstuurprogram ma is geselecteerd. Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt geselecteerd. De softwaretoepassing werkt niet naar behoren. Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing. Het besturingssysteem werkt niet naar behoren. Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en weer in. De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel de toner indien nodig. Vervang indien nodig de tonercassette. Het bestand bevat mogelijk blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat. Er is mogelijk een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en de Acrobat-producten. Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in. De foto’s worden niet goed afgedrukt. De afbeeldingen zijn niet duidelijk. De resolutie van de foto is erg laag. Er worden blanco pagina’s "afgedrukt". Problemen oplossen_ 110 Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Maak de foto kleiner. Als u de foto in de softwaretoepassing vergroot, vermindert de resolutie. Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen Er komt voor het afdrukken stoom uit het apparaat ter hoogte van de uitvoerlade. Het gebruik van geperforeerd papier kan aanleiding geven tot de verspreiding van dampen tijdens het afdrukken. Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken. Het apparaat drukt geen speciaal papier zoals rekeningpapie r af. Het papierformaat en de papierformaatinstellin g komen niet overeen. Stel het juiste papierformaat in onder Instellingen aangepast papierformaat op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Probleem Voorgestelde oplossingen Onregelmatighede n Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen: • Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af. • Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). • De hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier. • Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). • Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C Problemen met de afdrukkwaliteit Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen. Probleem Lichte of vage afdrukken Voorgestelde oplossingen • • • • • Tonervlekken A aB bC c A aB bC c A aB bC c A aB bC c A aB bC c • • • Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Door de resterende toner over de cassette te verdelen, kunt u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken (zie "Toner herverdelen" op pagina 100). Als de afdrukkwaliteit hierdoor niet verbetert, moet u een nieuwe tonercassette plaatsen. Het papier voldoet mogelijk niet aan de papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of staat het apparaat in de tonerspaarstand. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de tonerspaarstand uit. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma. Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 98). Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 98). Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina: • Het papier is te ruw en er valt veel vuil vanaf het papier op de interne onderdelen van het apparaat waardoor de rol vuil kan zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 98). • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 98). Verticale strepen Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont: • Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). Als de pagina witte verticale strepen vertoont: • Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 98). Zwarte achtergrond Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond): • Gebruik papier met een lager gewicht (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). • Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV) kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond. • Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). Het papier voldoet mogelijk niet aan de specificaties. Het kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). De transportrol is mogelijk vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Problemen oplossen_ 111 Probleem Tonervlekken Verticaal terugkerende afwijkingen Schaduwvlekken A Misvormde tekst Voorgestelde oplossingen Probleem Voorgestelde oplossingen Als er tonervlakken op de pagina verschijnen: • Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 98). • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). • Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). Papier schuin • A aBb A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C c Cc • Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont: • De tonercassette is wellicht beschadigd. Als hetzelfde probleem zich blijft voordoen, plaatst u een nieuwe tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). • Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden, zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen. • De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Gekruld of gegolfd • Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen. • Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt. • Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat er wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken. • Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina bedekt is met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie in het softwareprogramma of in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). • • Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Als tekens er misvormd uitzien en een golvend effect geven, is de scannereenheid mogelijk aan onderhoud toe (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 98). • • • Vouwen of kreuken • • • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens het papier 180° te draaien in de lade. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens het papier 180° te draaien in de lade. Achterkant van afdrukken is vuil Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 98). Eén vaste kleur of zwarte pagina’s • • A Problemen oplossen_ 112 • De tonercassette werd mogelijk niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw. De tonercassette is mogelijk defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Probleem Losse toner Voorgestelde oplossingen • • • • Openingen in tekens A Horizontale strepen A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C Krullen Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 98). Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn: • Als dit probleem optreedt bij transparanten probeert u een ander soort transparant. Vanwege de samenstelling van transparanten zijn enkele onvolledige tekens normaal. • Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om. • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 122). Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende: • De tonercassette werd mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw. • De tonercassette is mogelijk defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). • Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Probleem Voorgestelde oplossingen Er verschijnt voortdurend een onbekende afbeelding op enkele vellen, er zit losse toner op de afdruk, of de afdruk is te licht of vuil. Mogelijk gebruikt u uw apparaat op een hoogte van meer dan 1.000 meter. Bij dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit afnemen (bijv. losse toner of een lichte afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie "Luchtdrukaanpassing" op pagina 45). Problemen met kopiëren Probleem Doe het volgende Kopieën zijn te licht of te donker. Maak de achtergrond van kopieën lichter of donkerder met behulp van Tonersterkte in Kopieerfunctie (zie "De tonersterkte wijzigen" op pagina 66). Uitgesmeerde stukken, lijnen, vlekken of stippen verschijnen op kopieën. • • Kopie staat scheef. • • Afgedrukte kopieën zijn blanco. Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende: • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens het papier 180° te draaien in de lade. • Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Problemen oplossen_ 113 Gebruik Tonersterkte in Kopieerfunctie om de achtergrond van uw kopieën lichter te maken als de onregelmatigheden zich op het origineel bevinden (zie "De tonersterkte wijzigen" op pagina 66). Als het origineel geen onregelmatigheden vertoont, moet u de scannereenheid reinigen (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 98). Controleer of het origineel op de glasplaat ligt met de bedrukte zijde naar onder of in de automatische documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven. Controleer of het kopieerpapier op de juiste manier in het apparaat werd geplaatst. Controleer of het origineel op de glasplaat ligt met de bedrukte zijde naar onder of in de automatische documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven. Probleem Afdruk geeft gemakkelijk af. • Vervang het papier in de lade door papier uit een nieuw pak. In vochtige omstandigheden mag u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten. • Kopieerpapier loopt regelmatig vast. • • • Uw originelen bevatten mogelijk afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner verbruiken. Het deksel van de scanner werd mogelijk opengelaten tijdens het kopiëren. Schakel het apparaat uit en weer in. • • Problemen met scannen Probleem De scanner doet het niet. Voorgestelde oplossingen Het apparaat doet erg lang over een scan. • • • Waaier de stapel papier uit en leg ze ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een nieuwe partij. Controleer de papiergeleiders en stel ze indien nodig beter af. Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht. Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten van kopieerpapier in het apparaat zijn achtergebleven. • De tonercassette gaat minder lang mee dan verwacht. Probleem Doe het volgende Voorgestelde oplossingen • • • • • Zorg ervoor dat u het te scannen origineel op de glasplaat plaatst met de bedrukte zijde naar onder en in de automatische documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven. Er is mogelijk niet voldoende geheugen vrij voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de functie Prescan werkt. Probeer een lagere scanresolutie. Controleer of de kabel van uw apparaat op de juiste wijze is aangesloten. Controleer of de USB-kabel beschadigd is. Vervang de kabel door een kabel waarvan u zeker weet dat hij werkt. Vervang indien nodig de kabel. Controleer of de scanner correct is geconfigureerd. Controleer de scaninstellingen in SmarThru of in de toepassing die u wilt gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden (bijvoorbeeld USB001). • Er verschijnt een bericht op het beeldscherm: • Apparaat kan niet in de gewenste H/ W-modus staan. • Poort wordt gebruikt door een ander programma. • Poort is gedeactiveerd. • Scanner is bezig met ontvangen of afdrukken van gegevens. Probeer het opnieuw zodra de huidige taak is voltooid. • Ongeldige ingang. • Scannen is mislukt. • • • • • Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met scannen tot de afdruktaak is voltooid. Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het scannen van tekst. De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de ingescande afbeelding te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op ECP-modus (in de BIOS-instellingen van de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw computer voor meer informatie over de BIOS-instellingen. Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te voeren nadat de voorgaande taak is voltooid. De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw. De kabel van uw apparaat is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld. Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of het besturingssysteem is niet correct ingesteld. Controleer of het apparaat op de juiste wijze is aangesloten en is ingeschakeld. Start de computer vervolgens opnieuw op. De USB-kabel is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld. Problemen met faxen Probleem voorgestelde oplossingen Het apparaat werkt niet, het display blijft leeg of de toetsen reageren niet. • Geen kiestoon. • • • De in het geheugen opgeslagen nummers worden verkeerd gekozen. Problemen oplossen_ 114 Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek hem er weer in. Controleer of er stroom staat op het stopcontact. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste wijze is aangesloten. Controleer of de wandcontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten. Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. Druk een Adresboek af (zie "Adresboek aanmaken" op pagina 82). Probleem Het origineel wordt niet in het apparaat ingevoerd. • • • Faxberichten worden niet automatisch ontvangen. Problemen met Samsung Scanbeheer voorgestelde oplossingen • • • Het apparaat verzendt geen faxberichten. • Een ontvangen faxbericht is gedeeltelijk blanco of is van slechte kwaliteit. • • • • • Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga na of het origineel het juiste formaat heeft en niet te dik of te dun is. Controleer of de ADI goed is gesloten. De rubbermat van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op fax. Controleer of de lade papier bevat. Controleer of er een foutmelding wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde probleem op. Zorg dat het origineel zich in de ADI of op de glasplaat van de scanner bevindt. Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen. Er is mogelijk een probleem met het faxapparaat van de verzender. Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken. Controleer het apparaat door een kopie te maken. Een van de tonercassettes is aan het eind van haar geschatte gebruiksduur. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119). Sommige woorden van een ontvangen faxbericht zijn uitgerekt. Het documenttransport van het apparaat waarvan het faxbericht afkomstig is, heeft even gehaperd. Er staan strepen op de originelen die u hebt verzonden. Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig deze indien nodig (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 98). Het nummer wordt gekozen maar er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met de andere fax. Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag de gebruiker van het andere apparaat om het probleem op te lossen. Faxen worden niet in het geheugen opgeslagen. Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als het scherm met de status van het geheugen verschijnt, verwijdert u faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan. Neem contact op met de klantenservice. Er verschijnen blanco stukken onderaan op de pagina, met een kleine strook tekst bovenaan. U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 54 voor informatie over papierinstellingen. Probleem Samsung Scanbeheer werkt niet. doe het volgende Controleer uw systeemvereisten. Samsung Scanbeheer werkt onder Windows en Macintosh (zie "Systeemvereisten" op pagina 33). Veelvoorkomende problemen onder Windows Probleem Voorgestelde oplossingen Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik". Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de printerprogrammagroep en start Windows opnieuw op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. Het bericht "Algemene beveiligingsfout", "OE-uitzondering", "Spool32", of "Ongeldige bewerking" verschijnt. Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken. Het bericht "Kan niet afdrukken" of "Er is een time-outfout in de printer opgetreden" verschijnt. Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in stand-bymodus of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er een fout is opgetreden. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows. Problemen oplossen_ 115 Veelvoorkomende problemen onder Linux probleem Het apparaat drukt niet af. Voorgestelde oplossingen • • • • • Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad Printers in het venster Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of het apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen. Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het paneel Selected printer. Klik op de knop Start als de status de tekenreeks Stopped bevat. Hierna zou het apparaat weer normaal moeten werken. De status "stopped" kan geactiveerd zijn wanneer er zich problemen met het afdrukken hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te drukken terwijl de poort gebruikt wordt door een scantoepassing. Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen gelijktijdig toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen krijgt dan de melding "device busy" (apparaat bezet). Open Ports configuration en selecteer de poort die is toegewezen aan uw printer. In het deelvenster Selected port kunt u bekijken of de poort door een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of klikt u op de knop Release port als u zeker weet dat de huidige toepassing niet naar behoren werkt. Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end kiest u "print" -> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparameter in de menuoptie. De CUPS-versie (Common Unix Printing System) die wordt gedistribueerd met SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het afdrukken via het "Internet Printing Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger). probleem Voorgestelde oplossingen Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af. Slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt. Dit is een gekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is aan bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/ projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen. Ik kan niet scannen via Gimp Front-end. Controleer of u in Gimp Front-end het venster Xsane: Device dialog aantreft in het menu Acquire. Als dit niet zo is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw Linux-distibutie of op de homepage van Gimp. Zie de Help op de cd met uw Linux-distributie of van de Gimp Front-end-toepassing voor meer informatie. Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken, raadpleeg dan de Help van de toepassing. De foutmelding "Cannot open port device file" verschijnt als ik een document afdruk. Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken vergrendelt, blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van de driver zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port configuration. Problemen oplossen_ 116 probleem Het apparaat komt niet voor in de scannerlijst. • • • Het apparaat scant niet. Veelvoorkomende problemen onder Macintosh Voorgestelde oplossingen • • Controleer of uw apparaat met uw computer is verbonden, of het op de juiste manier via de USB-poort is aangesloten en ingeschakeld werd. Controleer of het scannerstuurprogramma voor uw apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open de Unified Linux Driver-configurator, ga naar Scanners configuration en druk op Drivers. Kijk of er een stuurprogramma in de lijst staat voor uw apparaat. Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen gelijktijdig toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen krijgt dan de melding "device busy" (apparaat bezet). Dit gebeurt doorgaans bij het starten van een scanprocedure. Er verschijnt een overeenkomstig dialoogvenster. Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de Ports configuration openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1 enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4 enzovoort. In het deelvenster Selected port kunt u zien of de poort door een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of drukt u op de knop Release port als u zeker weet dat de huidige poort niet naar behoren werkt. probleem Voorgestelde oplossingen Het apparaat drukt PDF-bestanden niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in. Het document is afgedrukt, maar de afdruktaak is niet verdwenen uit de wachtrij in Mac OS X 10.3.2. Werk uw Mac OS-versie bij tot Mac OS X 10.3.3 of hoger. Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad. Mac OS kan het lettertype niet maken bij het afdrukken van het voorblad. Letters en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad. Wanneer u onder Mac OS een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of een hogere versie, worden de kleuren niet juist afgedrukt. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-foutmeldingen. Zorg ervoor dat het document in het apparaat is geladen en dat uw apparaat met de computer is verbonden. Of er een I/O-fout is optreedt bij het scannen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten. Problemen oplossen_ 117 Verbruiksartikelen en accessoires 14. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor onderhoud van uw apparaat kunt aankopen. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • Aankoopmogelijkheden Verkrijgbare verbruiksartikelen Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud De beschikbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper om de lijst met beschikbare accessoires te ontvangen. Aankoopmogelijkheden Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of reserveonderdelen wilt bestellen, neem dan contact op met de lokale Samsung-handelaar of verdeler bij wie u de printer hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies, selecteer uw land/regio voor meer informatie over ondersteuning. Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur naderen, kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen: Standaardgebr uiksduur Hoog rendement Gemiddeld aantal afdrukkena Ong. 1.500 pagina’s Ong. 2.500 pagina’s U moet tonercassettes en andere verbruiksartikelen aankopen in het land waar u uw apparaat hebt gekocht. Tonercassettes en andere verbruiksartikelen kunnen immers incompatibel zijn met uw apparaat aangezien de configuratie ervan verschilt van land tot land. Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gerecyclede cassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en reparaties die vereist zijn als gevolg van het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes vallen niet onder de garantie van het apparaat. Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud Verkrijgbare verbruiksartikelen Type De tonercassette vervangen De resterende gebruiksduur van verbruiksartikelen controleren Naam van het onderdeel Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten de volgende onderdelen vervangen worden zodra het opgegeven aantal afdrukken is bereikt of de gebruiksduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken. Onderdelen Gemiddeld aantal afdrukkena Naam van het onderdeel • 105 (MLT-D105S) • Regio Ab: 1052 (MLT-D1052S) Rubber mat van ADI Ong. 20.000 pagina’s • Regio Bc: 1053 (MLT-D1053S) RMO ADF RUBBER Transportrol Ong. 50.000 pagina’s ROLLER-TRANSF ER • 105L (MLT-D105L) • Regio Ab: 1052L (MLT-D1052L) Fixeereenheid Ong. 50.000 pagina’s FUSER Opneemrol Ong. 50.000 pagina’s ROLLER-PICK UP • c Cassette-eenheid Ong. 50.000 pagina’s CASSETTE Regio B : 1053L (MLT-D1053L) a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19752. b. Regio A: Albanië, België, Bosnië, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië, Macedonië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Tsjechische Republiek, Zweden, Zwitserland en het VK. c. Regio B: China en India. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 119 voor het vervangen van een tonercassette. a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, het type en formaat van de afdrukmedia en de complexiteit van de taak. Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te kopen. Laat onderdelen voor onderhoud alleen vervangen door een erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur is verstreken valt niet onder de garantie. De gebruiksduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de opties en de taakmodus. Verbruiksartikelen en accessoires_ 118 De tonercassette vervangen Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het vervangen van een tonercassette. Waneer een tonercassette aan het eind van haar geschatte gebruiksduur is: • Einde gebr.duuur Pl. nieuwe cass. verschijnt op het scherm. • stopt het apparaat met afdrukken. Inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen. Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het type tonercassette van uw apparaat (zie "Verkrijgbare verbruiksartikelen" op pagina 118). 1. Open de voorklep. 2. Verwijder de tonercassette. 6. Schud de cassette voorzichtig vijf tot zes keer heen en weer om de toner gelijkmatig te verdelen. Zo zorgt u ervoor dat u het maximumaantal kopieën per cassette kunt maken. Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof. Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de onderzijde niet hoeft aan te raken. 7. Houd de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de cassette voorzichtig in de opening van het apparaat. De nokken aan de zijkanten van de cassette en de corresponderende groeven in het apparaat leiden de cassette in de juiste positie tot ze vastklikt. 3. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking. 4. Verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen. 5. Trek de afdichtingstape aan het uiteinde van de tonercassette voorzichtig uit de cassette en gooi de tape weg. • • • De afsluittape is langer dan 60 cm als hij op de juiste wijze is verwijderd. U moet de tape recht van de inktcassette trekken om deze te verwijderen. Let op dat de tape niet afscheurt. Als dit gebeurt, is de tonercassette onbruikbaar. Zie de afbeeldingen met instructies op de verpakking van de cassette. 8. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is. De resterende gebruiksduur van verbruiksartikelen controleren Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende onderdelen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en druk op OK. • Info verb.art.: drukt een pagina af met informatie voor de leverancier. • Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s. • ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI. • Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de glasplaat. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Verbruiksartikelen en accessoires_ 119 Specificaties 15. In dit hoofdstuk vindt u meer informatie over de specificaties van het apparaat, zoals de verschillende functies. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Hardwarespecificaties Milieuspecificaties Electrische specificaties Specificaties van het afdrukmateriaal De hier gespecificeerde waarden zijn gebaseerd op eerdere gegevens. (Zie www.samsung.com/printer voor actuele informatie.) Hardwarespecificaties Item Afmetingen Beschrijving Hoogte • • SCX-4600 Series: 275,8 mm SCX-4623F(K), SCX-4623FN: 318,9 mm SCX-4623FH: 318,9 mma Diepte • • • SCX-4600 Series: 409 mm SCX-4623F(K), SCX-4623FN: 415,4 mm SCX-4623FH: 415,4 mma Breedte • • • SCX-4600 Series: 416 mm SCX-4623F(K), SCX-4623FN: 416 mm SCX-4623FH: 416 mma Gewicht Apparaat met verbruiksartikelen • • • SCX-4600 Series: 10,59 Kg SCX-4623F(K), SCX-4623FN: 11,55 Kg SCX-4623FH: 11,55 Kga Verpakkingsgewicht Papier • • SCX-4600 Series: 2,13 Kg SCX-4623 Series: 2,29 Kg Plastic • • SCX-4600 Series: 0,62 Kg SCX-4623 Series: 0,49 Kg a. De afmetingen en het gewicht zijn gebaseerd op een apparaat zonder handset. Specificaties_ 120 Milieuspecificaties Item Geluidsniveaua Temperatuur Relatieve luchtvochtigheid Beschrijving Stand-bymodus 26 dB (A) Afdrukmodus 50 dB (A) Kopieermodus (glasplaat van de scanner) 50 dB (A) Kopieermodus (documentinvoer) 52 dB (A) Activiteit 10 tot 32 °C Opslaan 10 tot 32 °C Activiteit 20 tot 80% RV Opslaan 20 tot 80% RV a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken. Electrische specificaties De voedingsvereisten zijn gebaseerd op het land/de regio waar het apparaat wordt verkocht. Converteer de gebruikte voltages niet. Doet u dit toch, dan kan het apparaat worden beschadigd en vervalt de productgarantie. Item Voedinga Stroomverbruik Beschrijving 110 volt-modellen AC 110-127 V 220 volt-modellen AC 220-240 V Gemiddelde bedrijfsmodus Minder dan 370 W Stand-bymodus Minder dan 45 W Energiebesparende modus Minder dan 10 W Uitgeschakelde toestand Minder dan 1 Watt a. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat. Specificaties_ 121 Specificaties van het afdrukmateriaal Type Formaat Gewicht van het afdrukmateriaala/capaciteitb Afmetingen Papierlade 1 Normaal papier Letter 216 × 279 mm 60 tot 120 g/m2 • 2 250 vellen van 80 g/m Legal 216 × 356 mm US Folio 216 × 330 mm A4 210 × 297 mm Oficio 216 × 343 mm JIS B5 182 × 257 mm 60 tot 90 g/m2 ISO B5 176 × 250 mm • Executive 184 × 267 mm A5 148 × 210 mm A6 105 × 148 mm Monarch-env. 98 × 191 mm Env. nr.10 105 × 241 mm Envelop DL 110 × 220 mm Envelop C5 162 × 229 mm Envelop C6 114 × 162 mm Dik papier Zie Normaal papier Dun papier Envelop Lade voor handmatige invoer 60 tot 220 g/m2 • 1 vel stapeling 150 vellen van 80 g/m2 Niet beschikbaar in lade 1 75 tot 90 g/m2 • 1 vel stapeling Zie Normaal papier 90 g/m2 90 g/m2 • 1 vel stapeling Zie Normaal papier Zie Normaal papier 60 tot 70 g/m2 60 tot 70 g/m2 • 1 vel stapeling Transparanten Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade 1 138 tot 146 g/m2 • 1 vel stapeling Etikettenc Letter, Legal, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5, Statement Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade 1 120 tot 150 g/m2 • 1 vel stapeling Kartonpapier Letter, Legal, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5, Statement, Briefkaart 4x6 Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade 1 105 tot 163 g/m2 • 1 vel stapeling Minimaal formaat (aangepast) 76 × 127 mm 60 tot 163 g/m2 Maximaal formaat (aangepast) 216 × 356 mm a. Plaats het papier vel per vel in de lade als het afdrukmateriaal meer weegt dan 120 g/m2. b. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden. c. Gladheid: 100 to 250 (Sheffield). Specificaties_ 122 Contact SAMSUNG worldwide If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center. Country/ Region Customer Care Center Web Site Customer Care Center Web Site INDONESIA 0800-112-8888 www.samsung.com/id ITALIA 800-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com/it JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com/latin JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com/jp www.samsung.com/be (Dutch) www.samsung.com/be_fr (French) LATVIA 8000-7267 www.samsung.com/lv LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com/lt ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com/ar AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com/au AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min) www.samsung.com/at 02 201 2418 BELGIUM Country/ Region LUXEMBURG 02 261 03 710 www.samsung.com/lu BRAZIL 0800-124-4214004-0000 www.samsung.com/br MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com/my CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/ca MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/mx CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/cl NETHERLANDS www.samsung.com/nl CHINA 800-810-5858400-810-5858 010-6475 1880 www.samsung.com/cn 0900-SAMSUNG (0900-7267864) (€ 0,10/ min) COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com.co NEW ZEALAND www.samsung.com/nz COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com/latin 0800 SAMSUNG (0800 726 786) CZECH REPUBLIC 800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com/cz NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com/latin NORWAY 3-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/no PANAMA 800-7267 www.samsung.com/latin PHILIPPINES 1800-10-SAMSUNG (726-7864) 1-800-3-SAMSUNG (726-7864) 02-5805777 www.samsung.com/ph POLAND 0 801 1SAMSUNG (172678) 022-607-93-33 www.samsung.com/pl PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/pt Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8 DENMARK 8-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/dk ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com/latin EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com/latin ESTONIA 800-7267 www.samsung.com/ee KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 FINLAND 30-6227 515 www.samsung.com/fi PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com/latin FRANCE 01 4863 0000 www.samsung.com/fr REP. DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com/latin GERMANY 01805 - SAMSUNG (726-7864 € 0,14/min) www.samsung.de EIRE 0818 717 100 www.samsung.com/ie GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com/latin RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.ru HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com/latin SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/sg HONG KONG 3698-4698 www.samsung.com/hk SLOVAKIA www.samsung.com/sk HUNGARY 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/hu 0800-SAMSUNG (726-7864) SOUTH AFRICA www.samsung.com/za INDIA 3030 82821800 1100111800 3000 8282 www.samsung.com/in 0860 SAMSUNG (726-7864) SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172 678) www.samsung.com/es Contact SAMSUNG worldwide_ 123 Country/ Region Customer Care Center Web Site SWEDEN 075-SAMSUNG (726 78 64) www.samsung.com/se SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min) www.samsung.com/ch TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com/tw THAILAND 1800-29-323202-689-3232 www.samsung.com/th TRINIDAD & TOBAGO 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/latin TURKEY 444 77 11 www.samsung.com/tr U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) 8000-4726 www.samsung.com/ae U.K 0845 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/uk U.S.A 1-800-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/us UKRAINE 8-800-502-0000 www.samsung.ua UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com/latin VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com/vn Contact SAMSUNG worldwide_ 124 Verklarende woordenlijst De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt met afdrukken. client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen. 802.11 CCD 802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802). CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst. 802.11b/g/n 802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4 GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps, 802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/ n-apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten. Sorteren Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt. Toegangspunt Configuratiescherm Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-radiosignalen. Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat. Dekkingsgraad ADF De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een gedeelte van het papier in één keer kan scannen. AppleTalk AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. Bitdiepte Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger. CSV Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-Microsoftplatformen. Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd. DADF BMP Standaard Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform. De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd. BOOTP DHCP Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/ servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen. Verklarende woordenlijst_ 125 kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts. DIMM De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens. DLNA DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via het netwerk. DMPr De DMPr (Digital Media Printer) is een apparaat waarmee u kunt afdrukken in een DLNA-thuisnetwerk. De DMPr drukt een pagina af door afbeeldingen te combineren met een XHTML-sjabloon (Extensible HyperText Markup Language). ECM Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd. Emulatie Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met een ander. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat. Ethernet DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet. Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/ gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie. Matrixprinter EtherTalk Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine. Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/ IP-netwerken. DPI FDI DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat. Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat. DNS DRPD Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan ontvangen. FTP Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet). Duplex Fixeereenheid Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier tijdens één printcyclus. Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het uit een laserprinter komt. Afdrukvolume Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina’s tot 2 400 per dag. Gateway Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken. Verklarende woordenlijst_ 126 Grijswaarden IPX/SPX Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende grijstinten weergegeven. IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN). Halftoon Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan. ISO HDD De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch oppervlak. De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen. ITU-T IEEE Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van elektrische technologie. IEEE 1284 De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer). De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie. ITU-T No. 1 chart Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten. Intranet JBIG Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de interne website. JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen. IP-adres Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard. IPM IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken. IPP IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen. JPEG JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet. LDAP LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP. LED Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft. MAC-adres Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een Verklarende woordenlijst_ 127 hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken. MFP Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner. MH MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht. OSI OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization). OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek. PABX PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming. PCL MMR Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische printers, matrix- en laserprinters. MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6. PDF Modem Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen. MR MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden. PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling. PostScript PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren. Printerstuurprogramma Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer. NetWare Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX. Afdrukmedia OPC Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan afdrukken. Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier. Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt. PPM PRN-bestand Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd. Protocol Originelen Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid. Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert. PS Zie PostScript. Verklarende woordenlijst_ 128 PSTN TIFF Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd. TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt. RADIUS RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor het beheer van de netwerktoegang. Resolutie De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie. SMB SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling. SMTP SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server. Tonercassette Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels in het papier gaat hechten. TWAIN Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh. UNC-pad UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is: \\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map> URL SSID SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn. URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt. Subnetmasker USB Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het hostadres. USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te verbinden. TCP/IP TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien. TCR Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt. Watermerk Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen. WEP WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze Verklarende woordenlijst_ 129 via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere kunnen worden verzonden. WIA WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een WIA-compatibele scanner. WPA WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP. WPA-PSK WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid. WPS WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer. XPS XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een nieuw afdrukpad. Verklarende woordenlijst_ 130 Index A bijkomend telefoontoestel 80 aanpassen ladeformaat 47 een fax in het geheugen ontvangen 81 een fax met hoge prioriteit verzenden 79 faxen doorsturen 82 groepsnummer 82 helderheid aanpassen 81 het faxhoofd instellen 77 het laatste nummer opnieuw kiezen 78 ontvangen 79 ontvangen in AntFaxmodus 80 ontvangen in telefoonmodus 80 ontvangen via een intern telefoontoestel 80 ontvangstmodus wijzigen 79 resolutie aanpassen 81 snelkiesnummers 82 uitgestelde faxverzending 79 verzenden 77 voorbereiden om te faxen 76 boekjes 60 boekjes afdrukken 60 achterkant 28 afdrukken afdrukken naar een bestand 63 de standaardafdrukinstellingen wijzigen 62 dubbelzijdig afdrukken Windows 60 een document aan een bepaald papierformaat aanpassen 60 een document afdrukken Windows 57 het afdrukpercentage wijzigen 60 Linux 64 Macintosh 63 overlay gebruiken 61 poster 59 verschillende paginas afdrukken op één vel papier Macintosh 64 Windows 59 watermerken gebruiken 61 C conventie 23 copying collation 69 D datum instellen 45 display 29 dubbelzijdig afdrukken handmatig printerstuurprogramma 60 afdrukresolutie instellen Linux 64 Macintosh 63 antwoordapparaatfax 80 automatische documentinvoer 50 B bedieningspaneel 29, 30 foutmelding 104 functies 25 E eigenschappen van afdrukmedia 122 energiebesparingsfunctie 47 functies van het apparaat 85, 120 meegeleverde software 32 printerstuurprogramma 57 een apparaat reinigen 97 een document afdrukken afdrukmedia briefhoofdpapier 54 de standaardlade en het papier instellen op de computer 47 op het bedieningspaneel 47 envelop 53 etiketten 54 fotopapier 54 glanzend papier 54 het papierformaat instellen 54 het papiertype instellen 54 kartonpapier 54 papieruitvoersteun 122 richtlijnen 50 transparanten 53 voorbedrukt papier 54 faxinstellingen 85 Linux 64 Macintosh 63 een fax ontvangen antwoordapparaatfax 80, 81 bijkomend telefoontoestel 80 de ontvangstmodus wijzigen 79 DRPDmodus 80 veilig ontvangen 81 veilig ontvangen inschakelen 81 energiebesparing energiebesparingsmodus gebruiken 47 G geheugen geheugen wissen 88 glasplaat van de scanner documenten plaatsen 49 H handmatige invoer gebruikstips 52 plaatsen 52 speciaal afdrukmateriaal gebruiken 52 F fax sending resending automatically 78 sending a fax 79 het apparaat inschakelen 31 het programma SetIP 39, 40, 93 fax verzenden een fax verzenden 77 groepsverzending 78 het laatste nummer opnieuw kiezen 78 uitgesteld verzenden 79 faxen adresboek 82 de faxinstellingen wijzigen 85 Index_ 131 het programma SetIP gebruiken Linux 94 Macintosh 94 Windows 93 I veelvoorkomende problemen onder Linux 116 Identiteitskaart kopiëren 67 informatie over wettelijke voorschriften 14 M instellingen voor favorieten voor afdrukken Macintosh 58 afdrukken 63 een apparaat lokaal delen 37 het programma SetIP gebruiken 94 installatie van het stuurprogramma voor het aangesloten netwerk 42 meegeleverde software 33 scannen 73 SetIP gebruiken 40 stuurprogrammainstallatie voor een met een USBkabel verbonden apparaat 35 systeemvereisten 33 veelvoorkomende problemen onder Macintosh 117 Invoeren met behulp van het numerieke toetsenblok 46 K kiezen met de hoorn op de haak hardware 29 knop WissenStop 29, 30 kopieerinstellingen 87 kopiëren de kopieerinstelling wijzigen 87 helderheid aanpassen 66 het formaat van de originelen selecteren 66 Identiteitskaart kopiëren 67 kloonkopie 68 kopieën vergroten of verkleinen 66 meerdere paginas per vel kopiëren 68 normaal kopiëren 66 poster kopiëren 68 sorteren 69 meerdere paginas op één vel afdrukken nup de taal op het display wijzigen 45 LED apparaatstatus 31 informatie over de statusLED 31 menuoverzicht 89 afstand 32 de luchtdruk aanpassen 45 poster afdrukken 59 printereigenschappen 59 printerstuurprogramma functies 57 printervoorkeursinstellingen Linux 65 problemen problemen met de afdrukkwaliteit 111 problemen met kopiëren 113 problemen met papierinvoer 108 stroomproblemen 108 R rapporten N MACadres 93, 94 netwerk een bedraad netwerk gebruiken 38 het programma SetIP 39, 40, 93 installatie van het stuurprogramma Linux 42 Macintosh 42 Windows 41 installatieomgeving 38 introductie van netwerkprogrammas 38 IPv6configuratie 43 netwerkinstallatie 88 O onderdelen voor onderhoud 118 origineel document plaatsen in de automatische documentinvoer 50 op de glasplaat van de scanner 49 vastgelopen papier verwijderen 101 Linux afdrukken 64 het programma SetIP gebruiken 94 installatie van het stuurprogramma voor het aangesloten netwerk 42 meegeleverde software 33 printereigenschappen 65 scannen 74 SetIP gebruiken 40 stuurprogrammainstallatie voor een met een USBkabel verbonden apparaat 35 systeemvereisten 34 unifled driver configurator 94 plaatsing van het apparaat Meerdere paginas per vel kopiëren 68 lade LCDdisplay in de automatische documentinvoer 50 originelen op glasplaat plaatsen 49 papier in de lade voor handmatige invoer 52 plaatsen in lade1 51 speciale media 52 Macintosh 64 Windows 59 L breedte en lengte instellen 51 de grootte van de lade aanpassen 51 papier in de lade voor handmatige invoer plaatsen 52 papierformaat en type instellen 54 plaatsen overlay afdrukken afdrukken 62 maken 61 verwijderen 62 reinigen binnenkant 98 buitenkant 97 scanner 98 resolutie faxen 81 S scannen basisinformatie 70 Linux 74 Macintosh 73 standaardinstellingen wijzigen 46 TWAIN 72 voor een lokale verbinding 70 WIA 72 scanner deksel 27 documenten plaatsen 49 glasplaat 49 serienummer 97 service contact numbers 123 Smart Panel algemene informatie 92 P papieruitvoersteun 55 Index_ 132 specificaties afdrukmedia 122 algemeen 120 standaardinstellingen een faxhoofding instellen 77 instellingen voor lade 54 papier plaatsen 46 standaardinstellingen wijzigen 46 verkrijgbare verbruiksartikelen 118 verificatie een rapport afdrukken 87 verklarende woordenlijst 125 voorkant 27 storing papier verwijderen 102 tips om papierstoringen te voorkomen 102 SyncThru Web Service W watermerk afdrukken 61 bewerken 61 maken 61 verwijderen 61 algemene informatie 91 T taal 45 weergavescherm 30 tijd instellen 45 WIA timeout voor kopiëren instellen 69 timeout voor taken instellen 48 toets Start 29, 30 toetsen energie 31 tonercassette behandelingsrichtlijnen 99 bewaren 99 de tonercassette vervangen 119 geschatte gebruiksduur 99 nietoriginele Samsung en bijgevulde 99 toner herverdelen 100 tonerspaarstand 47 TWAIN scannen 72 scannen 72 Windows afdrukken 57 een apparaat lokaal delen 36 het programma SetIP gebruiken 93 installatie van het stuurprogramma voor het aangesloten netwerk 41 meegeleverde software 33 scannen 70 SetIP gebruiken 39 stuurprogrammainstallatie voor een met een USBkabel verbonden apparaat 34 systeemvereisten 33 veelvoorkomende problemen onder Windows 115 Windows 7 scannen 73 type origineel kopiëren 66 U uitschakelen toets 31 USBkabel installatie van het stuurprogramma 34 V veiligheid informatie 9 symbolen 9 verbruiksartikelen bestellen 118 de gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren 97 geschatte gebruiksduur van tonercassette 99 tonercassette vervangen 119 Index_ 133
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133