Documenttranscriptie
SCX-4x24 Series
SCX-4x28 Series
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit
Samsung-product.
De functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
Speciale functies
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
• U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 dpi effectieve
uitvoer.
• Uw printer drukt papier van A4-formaat af met een snelheid
van 24 ppm (SCX-4x24 Series), 28 ppm (SCX-4x28 Series)
en papier van letter-formaat met een snelheid van 25 ppm
(SCX-4x24 Series), 30 ppm (SCX-4x28 Series).
Verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
• In de lade voor handmatige invoer kunnen de volgende
papiersoorten worden gebruikt: briefpapier, enveloppen,
etiketten, transparanten, afdrukmedia met speciaal
formaat, briefkaarten en dikker papier. In de lade voor
handmatige invoer past 1 vel papier.
• Lade 1 voor 250 vellen en de optionele lade kunnen
worden gebruikt voor normaal papier van diverse
afmetingen.
Professionele documenten maken
• Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijv. "Vertrouwelijk"). Zie Software.
• Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster. Zie Software.
• U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
Tijd en geld besparen
• U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
• Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
• Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
• Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te
breiden. (Pagina 84.)
• Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
* Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten
voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage
zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136 PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
• U kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen,
zoals Windows, Linux en Macintosh.
• Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
• Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren
te laten afdrukken op één enkele pagina.
• Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of
krantenachtergrond verwijdert.
• De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
• In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
• Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een
fax
• U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te
verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
• Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden
afgedrukt op basis van uw instellingen.
Functies per model
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor
uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
FUNCTIES
SCX-4824FN
SCX-4828FN
USB 2.0
USB-geheugeninterface
ADI (automatische documentinvoer)
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
Scannen en e-mailen
PostScript -stuurprogramma
( : aanwezig, O: optioneel, leeg: niet beschikbaar)
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen
worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor installatie en gebruik van
het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
• Document is synoniem met origineel.
• Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
CONVENTIE
OMSCHRIJVING
VOORBEELD
Vet
Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
apparaat.
Start
Opmerking
Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of
voorziening van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast
Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot
Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin.
a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer
informatie)
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie.
(Zie pagina 1 voor meer informatie)
De functies van uw nieuwe laserproduct_3
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online te raadplegen documenten zijn.
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te
maken.
Online
gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat,
de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een sectie Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder
verschillende besturingssystemen en de manier waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Klik op Help in het dialoogvenster printereigenschappen om toegang te krijgen tot het helpscherm van het
printerstuurprogramma.
Samsung-website
Als u toegang hebt tot het internet, kunt u help en ondersteuning gebruiken, en printerstuurprogramma’s, handleidingen en
bestelinformatie downloaden van de Samsung-website, www.samsungprinter.com.
4_De functies van uw nieuwe laserproduct
Veiligheidsinformatie
Belangrijke veiligheidssymbolen en voorzorgsmaatregelen
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4. Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies
houden. Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen
met uw leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6. Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op
brand en elektrische schokken.
10. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden
gemorst.
Veiligheidsinformatie_5
12. Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar
een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u
worden blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar
wordt gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle en
reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
• als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
• als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
• als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
• als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
• als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
• als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWGa zijn.
17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
a. AWG: American Wire Gauge
6_Veiligheidsinformatie
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten
van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling
hoger dan klasse I.
Waarschuwing
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal
onzichtbaar is, kan ze uw ogen beschadigen.
Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand,
elektrische schokken en lichamelijk letsel te beperken:
Ozonveiligheid
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt.
Energie besparen
Dit apparaat maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie, die het energiegebruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov.
Veiligheidsinformatie_7
Recycling
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af.
Correcte verwijdering van dit product (elektrische & elektronische afvalapparatuur)
Dit merkteken op het product of het bijbehorende informatiemateriaal duidt erop dat het niet met ander huishoudelijk afval verwijderd moet
worden aan het einde van zijn gebruiksduur. Om mogelijke schade aan het milieu of de menselijke gezondheid door ongecontroleerde
afvalverwijdering te voorkomen, moet u dit product van andere soorten afval scheiden en op een verantwoorde manier recyclen, zodat het
duurzame hergebruik van materiaalbronnen wordt bevorderd.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen
om te vernemen waar en hoe ze dit product milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de algemene voorwaarden van de koopovereenkomsten nalezen. Dit
product moet niet worden gemengd met ander bedrijfsafval voor verwijdering.
Correcte behandeling van een gebruikte accu uit dit product
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor accu's en batterijen.)
Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met
ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De chemische symbolen Hg, Cd of Pb geven aan dat het kwik-, cadmium- of loodgehalte
in de accu hoger is dan de referentieniveaus in de Richtlijn 2006/66/EC. Indien de gebruikte accu niet op de juiste wijze wordt behandeld,
kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen of het milieu.
Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, verzoeken wij u afgedankte accu's en
batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu's en batterijen in
uw omgeving.
Radiofrequentiestraling
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse B conform artikel 15 van de
FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit
apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt
geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij
een specifieke installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt,
wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de
volgende stappen te ondernemen:
• Draai of verplaats de ontvangstantenne.
• Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
• Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.
• Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de
toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse B voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm
inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur: « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
8_Veiligheidsinformatie
Verenigde Staten van Amerika
Federal Communications Commission (FCC)
'Intentional emitter' overeenkomstig FCC Deel 15
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Dit deel is alleen van toepassing als
dergelijke apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het systeemlabel
een FCC-identificatienummer staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor
gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet
meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadloze
apparaat (of de draadloze apparaten) dat (die) mogelijk in uw printer ingebouwd is (zijn), ligt ruimschoots onder de door de FCC vastgelegde
RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale netwerken:
Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en antenne is het mogelijk dat vlakbij de geïnstalleerde antenne de
RF-blootstellingsgrens van 1 mW/cm² wordt overschreden. Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden van de
antenne. Dit apparaat mag niet samen met een andere zender en zendantenne worden opgesteld.
Fax-identificatie
In verschillende landen is het wettelijk verboden om met een computer of ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden die niet zijn
voorzien van een duidelijke strook met de volgende informatie, aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste
pagina:
(1) verzenddatum en -tijd
(2) naam van de verzender (bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon); en
(3) faxnummer van de verzender (apparaat, bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon).
Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen
redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de
communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze
daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk
op de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan
blijven.
Veiligheidsinformatie_9
Aansluitfactor (REN, Ringer Equivalence Number)
Afhankelijk van het land van aanschaf kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met de aansluitfactor (VS: Ringer Equivalence
Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS)
moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op
dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met zelf
bellen en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van de
aansluitfactoren van alle op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer dan 5 bedragen om zeker te zijn dat het telefoonbedrijf
in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van telefoonbedrijf en/
of centrale). Als een aangesloten telefoonapparaaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het
schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit aparaat die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) ertoe leiden
dat het de gebruiker niet langer is toegestaan om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet
veroorzaakt, moet het telefoonbedrijf de klant ervan op de hoogte stellen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter in
de praktijk niet mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan het telefoonbedrijf de dienstverlening eerder onderbreken, onder
voorwaarde dat het:
a) de klant zo snel mogelijk inlicht;
b) de klant de gelegenheid geeft om het probleem met de randapparatuur op te heffen;
c) de klant erop wijst dat deze het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68".
Verder moet u het volgende weten:
•
•
Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitale bedrijfscentrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan, behalve een normaal telefoontoestel, geen
andere apparaten aan te sluiten op de lijn waar het apparaat op is aangesloten.
• Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
• Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst van de test op de hoogte te stellen. De dienst kan u dan
meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
• Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
• Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
10_Veiligheidsinformatie
Stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor UK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer u de
zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de
afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe
afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere)
gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een
geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak.
U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar
voor elektrische schokken.
Belangrijke waarschuwing:
dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact.
De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering:
• groen en geel: aarde
• blauw: neutraal
• bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker.
Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "E", het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur
groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "N" of de kleur zwart.
Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "L" of de kleur rood.
Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast.
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende
toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums:
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com/printer. Daar klikt u op Support > Download center en voert u de printernaam in.
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake
elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten
inzake elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse
erkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de
relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
EC certificering
Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake radioapparatuur en telecommunicatie randapparatuur (FAX)
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens
richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN’s en compatibele PBX’s van de Europese landen:
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op basis van TBR21. Als hulp bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die in overeenstemming is met deze
norm, heeft ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument (EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en
aanvullende vereisten bevat om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met
de in dit document genoemde adviezen en het product voldoet daar volledig aan.
Veiligheidsinformatie_11
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten)
Dit product is een printer. Mogelijk bevat uw printersysteem, dat bedoeld is voor gebruik thuis of op kantoor, radio LAN type-apparaten met
een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Dit deel is alleen van
toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen worden
gebruikt als een CE-markering met een registratienummer van
, een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het
systeemlabel staan.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTE-richtlijn.
De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik gegeven:
EU
EER/EVA
Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen),
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen,
Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met beperkingen inzake het gebruik:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van
meer dan 10 mW
EER/EVA
12_Veiligheidsinformatie
Geen beperkingen op dit moment.
Wettelijk verplichte verklaringen inzake overeenstemming
Draadloze besturing
Mogelijk bevat uw printersysteem radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie)
die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Het volgende deel is een algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik
van een draadloos apparaat.
Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke landen zijn vermeld in de delen die handelen over een
specifiek land of een specifieke groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden gebruikt in de landen
geïdentificeerd door de "radiogoedkeuringsmerken" (Radio Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken
in een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten
zijn streng gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de momenteel bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder
energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik
van deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum
wordt beperkt.
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos
apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), doorgaans minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm
van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare
beperkingen:
Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan apparatuur aan boord van vliegtuigen storen. De huidige luchtvaartvoorschriften vereisen dat
draadloze apparaten aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld. IEEE 802.11- (ook bekend als draadloos Ethernet) en Bluetoothcommunicatieapparaten zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie.
In omgevingen waar het risico op storing van andere apparaten of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het mogelijk dat
het gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge concentratie aan
zuurstof of ontvlambare gassen zijn slechts enkele voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden beperkt of
verboden. Als u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de
plaatselijke bevoegde instantie om goedkeuring voordat u het draadloze apparaat gebruikt of inschakelt.
De beperkingen met betrekking tot het gebruik van draadloze apparaten verschillen van land tot land. Uw systeem is uitgerust met een
draadloos apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsautoriteit te
informeren of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming onderworpen is aan beperkingen.
Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en
afschermingen op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de "Systeemreparatieset" van
de fabrikant of vraag meer informatie bij de afdeling "Technische ondersteuning" van de fabrikant.
Veiligheidsinformatie_13
Inhoud
2
5
INLEIDING
18
AAN DE SLAG
23
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
31
14_Inhoud
De functies van uw nieuwe laserproduct
Veiligheidsinformatie
18
18
18
19
20
21
22
22
22
22
Overzicht van de printer
Voorkant
Achterkant
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
Menuoverzicht
Meegeleverde software
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Printerstuurprogramma
PostScript-stuurprogramma (alleen SCX-4x28 Series)
23
24
24
24
24
25
25
25
26
26
27
27
28
28
28
28
28
28
29
29
29
De hardware installeren
Systeemvereisten
Windows
Macintosh
Linux
Het netwerk installeren
Ondersteunde besturingssystemen
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
Werken met het SetIP-programma
De software installeren
Basisinstellingen van het apparaat
Hoogteaanpassing
De taal op het display wijzigen
Datum en tijd instellen
De kloknotatie wijzigen
De standaardmodus wijzigen
Geluiden instellen
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
Gebruik van de energiebesparende modus
Time-out van afdruktaak instellen
Het lettertype wijzigen
31
31
31
32
33
34
34
35
36
36
36
37
37
38
Originelen plaatsen
Op de glasplaat van de scanner
In de ADI
Afdrukmateriaal selecteren
Specificaties over afdrukmateriaal
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Papier plaatsen
Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade.
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
De uitvoersteun aanpassen
Papier goed stapelen
Papierformaat en -type instellen
Inhoud
KOPIËREN
39
SCANNEN
43
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
47
FAXEN
48
39
39
39
39
39
39
40
40
40
40
41
41
41
41
42
42
De papierlade selecteren
Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
Tonersterkte
Oorspr. type
Verkleinde of vergrote kopie
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
ID-kaart kopiëren
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Sorteren
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Poster kopiëren
Klonen
Achtergrondafbeeldingen bijwerken
Dubbelzijdig afdrukken
Time-out voor kopiëren instellen
43
43
43
44
44
44
44
45
45
45
45
45
46
46
46
Beginselen van scannen
Scannen via het bedieningspaneel
Scannen naar toepassingen
Scaninformatie instellen in Samsung Scan Manager
Scannen via het netwerk
Voorbereiden om te scannen via het netwerk
Naar e-mail scannen
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Een adresboek aanmaken
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
Adresboekitems gebruiken
Een item zoeken in het adresboek
Adresboek afdrukken
47
47
Een document afdrukken
Een afdruktaak annuleren
48
48
48
49
49
49
49
49
49
49
49
50
50
50
50
50
51
Een fax verzenden
Faxhoofd instellen
De documentinstellingen aanpassen
Een fax automatisch verzenden
Een fax handmatig verzenden
Een verzending bevestigen
Automatisch opnieuw kiezen
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Een fax ontvangen
De papierlade selecteren
Ontvangstmodus wijzigen
Automatisch ontvangen in modus Fax
Handmatig ontvangen in de modus Tel
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Faxen ontvangen via de modus DRPD
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Inhoud_15
Inhoud
USB-FLASHGEHEUGEN GEBRUIKEN (ALLEEN SCX-4X28
SERIES)
57
ONDERHOUD
60
PROBLEMEN OPLOSSEN
67
16_Inhoud
51
51
51
51
51
52
52
53
53
54
54
55
Veilige ontvangstmodus inschakelen
Faxen ontvangen in het geheugen
Andere manieren om een fax te verzenden
Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
Een uitgestelde fax verzenden
Een fax met hoge prioriteit verzenden
Faxen doorsturen
Fax instellen
De faxinstellingen wijzigen
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
Automatisch een verzendrapport afdrukken
Een adresboek aanmaken
57
57
58
58
58
58
58
59
59
59
59
59
59
59
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Scannen
Aangepast scannen naar USB
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
Een back-up maken van uw gegevens
Gegevens terugzetten
USB-geheugen beheren
Een afbeeldingsbestand verwijderen
USB-geheugenapparaat formatteren
De USB-geheugenstatus weergeven
60
60
61
61
61
61
62
62
62
62
62
63
64
65
65
65
66
66
66
Rapporten afdrukken
Een rapport afdrukken
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De buitenkant reinigen
Binnenkant reinigen
Scannereenheid reinigen
De cassette onderhouden
Tonercassette bewaren
Verwachte levensduur van de cassette
Toner herverdelen
De tonercassette vervangen
Het bericht Toner op wissen
Te onderhouden onderdelen
Verbruiksartikelen controleren
Rubber van de ADI vervangen
Uw apparaat vanop de website beheren
Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
Het serienummer van het apparaat controleren
67
67
67
68
68
68
68
Tips om papierstoringen te voorkomen
Vastgelopen papier verwijderen
Papierstoring in het invoergedeelte
Papierstoring aan uitgang
Papierstoring bij de roller
Vastgelopen papier verwijderen
In het papierinvoergedeelte
Inhoud
VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES BESTELLEN
84
TOEBEHOREN INSTALLEREN
85
SPECIFICATIES
87
69
69
69
70
70
71
74
74
74
76
78
79
79
80
80
81
83
In de lade voor handmatige invoer
Rond de tonercassette
In het papieruitvoergebied
Rond de duplex-eenheid
In de optionele lade
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen
Papierinvoer
Afdrukproblemen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Problemen met kopiëren
Problemen met scannen
Problemen met faxen
Veel voorkomende PostScript-problemen (alleen SCX-4x28 Series)
Algemene Windows-problemen
Algemene Linux-problemen
Veel voorkomende Macintosh-problemen
84
84
84
Verbruiksartikelen
Toebehoren
Aanschafmogelijkheden
85
85
85
86
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
Een geheugenmodule upgraden
Een geheugenmodule installeren
Het toegevoegde geheugen in de PS-printereigenschappen activeren
87
88
88
89
89
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de fax
VERKLARENDE WOORDENLIJST
90
INDEX
95
Inhoud_17
Inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
Overzicht van de printer
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
•
•
•
Menuoverzicht
Meegeleverde software
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Overzicht van de printer
Voorkant
Achterkant
1
Breedtegeleiders voor
documenten
9
Documentuitvoerlade
1
Aansluiting telefoonlijn
6
Greep
2
Klep van de ADI
10
USB-geheugenpoort
2
Uitgang voor intern
telefoontoestel (EXT)
7
Klep moederbord
3
Bedieningspaneel
11
Indicator papierniveau
3
USB-poort
8
Achterklep
4
Steun voor papieruitvoer
12
Optionele lade 2
Voorklep
Netwerkpoort
9
Aansluiting netsnoer
13
Tonercassette
4
5
15-pinsaansluiting voor
optionele lade
10
Stroomschakelaar
14
Papierbreedtegeleiders van
de lade voor handmatige
invoer
5
6
Lade voor handmatige
invoer
7
Lade 1
15
Scannerdeksel
8
Documentinvoerlade
16
Glasplaat van de scanner
Inleiding_18
Overzicht van het bedieningspaneel
11
Back
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
12
Cijfertoetsen
Hiermee kiest u een nummer of voert u
alfanumerieke tekens in. Zie pagina 29.
13
Address Book
Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en
e-mailadressen in het geheugen opslaan.
maakt u een kopie kleiner of groter dan
Reduce/Enlarge Hiermee
het origineel. (alleen SCX-4x24 Series)
14
Redial/Pause
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in
gereedmodus) of voegt u een pauze in een
faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
15
On Hook Dial
Hiermee opent u de telefoonlijn.
4
Status
Hier wordt de status van het apparaat
weergegeven. Zie pagina 20.
16
Stop/Clear
5
Fax
Activeert de faxmodus.
Hiermee onderbreekt u een activiteit die wordt
uitgevoerd. Hiermee kunt u in gereedmodus de
kopieeropties (zoals de helderheid, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
6
Copy
Activeert de kopieermodus.
17
Start
Hiermee start u een taak.
7
Scan/Email
Activeert de scanmodus.
•
8
Menu
Hiermee opent u de menumodus en bladert u
door de beschikbare menu’s.
•
9
Linker/rechter
pijl
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u de waarden.
10
OK
Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
1
ID Copy
U kunt beide zijden van een document,
bijvoorbeeld een identiteitsbewijs, kopiëren op
een enkel vel papier. Zie pagina 40.
Direct USB
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een
USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat
op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van
het apparaat is aangesloten. Zie pagina 57.
(alleen SCX-4x28 Series)
2
3
19_Inleiding
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van
de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
Informatie over de Status-LED
De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat weer.
STATUS
Uit
Groen
Knippert
OMSCHRIJVING
•
•
Het apparaat is uitgeschakeld.
Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het
apparaat automatisch online.
•
Wanneer het groene lampje traag knippert, is
het apparaat bezig met het ontvangen van
gegevens van de computer.
Als het groene LED snel knippert, is het
apparaat bezig met afdrukken.
•
Rood
Aan
•
Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
gebruik.
Knippert
•
Er is een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 71 om het probleem op te
lossen.
De tonercassette is bijna leeg. Een nieuwe
tonercassette bestellen, zie
"Verbruiksartikelen en accessoires bestellen"
op pagina 84. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk
verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 63.
•
Aan
•
•
Er is een probleem opgetreden, zoals een
papierstoring, een openstaande klep of geen
papier in de lade, waardoor het apparaat niet
kan doorgaan met de uitvoering van de taak.
Controleer het bericht op het display en ga
naar "Informatie over berichten op het display"
op pagina 71 om het probleem op te lossen.
De tonercassette is leeg of moet worden
vervangen. Zie "Informatie over berichten op
het display" op pagina 71.
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het
probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder
Probleemoplossing kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar
behoren werkt. Zie "Informatie over berichten op het display" op
pagina 71 voor meer informatie.
20_Inleiding
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s.
Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van
toepassing op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Tonersterkte
Resolutie
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Fax
Veilige ontv.
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel.
Verzending
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Faxinstel.
(Vervolg)
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Resolutie
Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Lay-out
Normaal
2 pagina's/vel
4 pagina's/vel
ID kopie
Poster kopier.
Meer op 1 vel
Achtergrondkl.
Netwerk
TCP/IP
Ethernet-snel.
Instel. wissen
Netwerkinform.
21_Inleiding
Kopieerinstel.
Scanfunctie
Scaninstel.
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
USB-functie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
E-mailfunctie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
St.inst. wijz.
USB-standaard
E-mailstand.
Systeeminst.
(Vervolg)
Systeeminst.
(Vervolg)
Systeeminst.
Instel. wissen
Alle instel.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
Adresboek
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Adresboek
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
Gebr.ver.lijst
Onderhoud
Toner Op wis.
Toner op neg.
Gebruiksduur
Serienummer
Papier stapel.
Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxapp.
Datum en tijd
Klokmodus
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
Time-out
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Tonerbesparing
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
Meegeleverde software
Installeer de printer- en scannersoftware nadat u de printer hebt
geïnstalleerd en op de computer hebt aangesloten. Als u onder Windows of
Macintosh werkt, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd. Als u
onder Linux werkt, moet u de software downloaden van de website van
Samsung (www.samsung.com/printer) en installeren.
OS
Windows
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Macintosh
•
•
•
•
Printerstuurprogramma: Gebruik dit stuurprogramma
om de functies van uw printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description-bestand (PPDbestand): Het PostScript-stuurprogramma is bedoeld
voor het afdrukken van documenten met complexe
lettertypen en afbeeldingen in de PS-taal. (alleen SCX4x28 Series)
Scannerstuurprogramma: Voor het scannen van
documenten zijn TWAIN- en WIA-stuurprogramma’s
(Windows Image Acquisition) beschikbaar.
Smart Panel: Dit programma geeft de status van het
apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
SmarThru Officea: Dit is de meegeleverde, op Windowsgebaseerde software voor uw multifunctionele apparaat.
SetIP: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
Printerstuurprogramma: Gebruik dit stuurprogramma
om de functies van uw printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description-bestand (PPDbestand): Voor het bedienen van het apparaat en het
afdrukken van documenten vanaf een Linux-computer.
(alleen SCX-4x28 Series)
SANE: Stuurprogramma voor het scannen van
documenten.
SetIP: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
Printerstuurprogramma: Gebruik dit stuurprogramma
om de functies van uw printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description-bestand (PPDbestand): Voor het bedienen van het apparaat en het
afdrukken van documenten vanaf een Macintoshcomputer.
(alleen SCX-4x28 Series)
Scannerstuurprogramma: TWAIN-stuurprogramma voor
het scannen van documenten op uw apparaat.
SetIP: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een
krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van
afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe Photoshop.
Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde SmarThruprogramma voor meer informatie.
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
• Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
• Aantal exemplaren
22_Inleiding
Printerstuurprogramma
INHOUD
•
Linux
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Een aantal modellen of besturingssystemen ondersteunen (een)
bepaalde functie(s) uit de tabel mogelijk niet.
FUNCTIE
WINDOWS
LINUX
MACINTOSH
Optie printerkwaliteit
O
O
O
Poster afdrukken
O
X
X
Meerdere pagina’s per
vel (N-up)
O
O (2, 4)
O
Afdruk aan pagina
aanpassen
O
X
O
Afdrukken op schaal
O
X
O
Andere lade voor eerste
pagina
O
X
O
Watermerk
O
X
X
Overlay
O
X
X
Dubbelzijdig
O
X
O
PostScript-stuurprogramma (alleen SCX-4x28
Series)
FUNCTIE
WINDOWS
LINUX
MACINTOSH
Optie printerkwaliteit
O
O
O
Poster afdrukken
X
X
X
Meerdere pagina’s per
vel (N-up)
O
O (2, 4)
O
Afdruk aan pagina
aanpassen
O
X
O
Afdrukken op schaal
O
X
O
Andere lade voor eerste
pagina
X
X
O
Watermerk
X
X
X
Overlay
X
X
X
Dubbelzijdig
O
X
O
Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
De hardware installeren
Systeemvereisten
Het netwerk installeren
De hardware installeren
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het
installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte
installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding door en voer
de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor
luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen
van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlak bij een warmte- of koudebron of op een vochtige
plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
U kunt afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg de hoogteinstelling om uw afdrukken te optimaliseren. Zie "Hoogteaanpassing" op
pagina 27 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een vlak, stabiel oppervlak en zorg ervoor dat het
zeker niet meer dan 2 mm schuin staat. Zo vermijdt u dat afdrukkwaliteit
nadelig beïnvloed wordt.
23_Aan de slag
•
•
De software installeren
Basisinstellingen van het apparaat
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle meegeleverde
artikelen.
3. Verwijder de tape rond het apparaat.
4. Plaats de tonercassette.
5. Plaats papier. (Zie "Papier plaatsen" op pagina 36.)
6. Controleer of alle kabels op het apparaat zijn aangesloten.
7. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn
kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of waardoor de
afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Dit apparaat werkt niet wanneer de netstroom uitvalt.
Systeemvereisten
Macintosh
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
BESTURINGSSYSTEEM
PROCESSOR
RAM
VRIJE
HDD-RUIMTE
Windows 2000
Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server 2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2 GB
Windows Vista
Pentium IV 3 GHz
512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows
Server 2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Windows 7
Pentium IV 1 GHz
32-bit of 64-bit
processor of hoger
1 GB
(2 GB)
16 GB
•
•
Windows
Server 2008
R2
•
•
512 MB
(2048 MB)
Mac OS X
10.3 ~ 10.4
•
•
Mac OS X 10.5
•
Mac OS X 10.6
•
RAM
1 GB
Intelprocessor
Power PC
G4/G5
•
Intelprocessor
867 MHz of
sneller
PowerPC
G4/G5
512 MB (1 GB)
1 GB
Intelprocessor
1 GB (2 GB)
1 GB
•
128 MB voor een
MAC op basis van
PowerPC (512 MB)
512 MB voor een
MAC op basis van
Intel (1 GB)
VRIJE
HDD-RU
IMTE
Linux
ONDERDEEL
VEREISTEN
Besturingssysteem
RedHat 8.0, 9.0 (32bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64bit)
Fedora Core 1~7 (32/64bit)
Mandrake 9.2 (32bit), 10.0, 10.1 (32/64bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1 10.2 (32/64bit)
SuSe Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64bit)
PROCESSOR
Pentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM
512 MB (1.024 MB)
Vrije HDD-ruimte
1 GB (2 GB)
10 GB
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
•
•
•
24_Aan de slag
PROCESSOR
•
Ondersteuning voor DirectX 9 en128 MB geheugen
(om Aero mogelijk te maken).
DVD-R/W-station
Pentium IV 1 GHz
(x86) of 1,4 GHz
(x64) processor (2
GHz of sneller)
BESTURING
S-SYSTEEM
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met
grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de
maximale optische resolutie.
Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van
Samsung (www.samsung.com).
Het netwerk installeren
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen
gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven
via het bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde besturingssystemen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
ondersteunt:
ONDERDEEL
VEREISTEN
Netwerkinterface
•
Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerkbesturingssysteem
•
•
•
Windows 2000/XP/2003/Vista/2008/7/
Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS 10.3 ~ 10.6
•
•
•
•
•
•
•
TCP/IP
Standard TCP/IP
LPR
IPP/HTTP
Bonjour
DHCP
BOOTP
Netwerkprotocollen
Als u het DHCP-netwerkprotocol wilt instellen, downloadt u van de
webpagina http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/
het Bonjour-programma dat geschikt is voor het besturingssysteem
van uw computer en installeert u het programma. Via dit programma
kunt u de netwerkparameters automatisch instellen. Volg de
instructies in het installatievenster. Dit programma biedt geen
ondersteuning voor Linux.
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande
stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel van
het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt.
6. Druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt.
8. Druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt.
10. Druk op OK.
Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en
druk op de pijltoetsen om van byte naar byte te gaan.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
11. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere
TCP/IP-parameters: subnetmasker en gateway-adres.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma’s.
• SyncThru™ Web Admin Service: Een webgebaseerd
afdrukbeheersysteem voor netwerkbeheerders. SyncThru™ Web
Admin Service: hiermee kunt u netwerkapparaten op een
efficiënte manier beheren, vanop afstand netwerkapparaten
controleren en problemen oplossen vanaf iedere plek waar u
internettoegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. U kunt dit
programma downloaden van http://solution.samsungprinter.com.
• SyncThru™ Web Service: Een in de netwerkafdrukserver
geïntegreerde webserver om:
- Netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u
een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- Apparaatinstellingen aan te passen.
• SetIP: Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol. Zie "Werken met het SetIPprogramma" op pagina 26.
Aan de slag_25
Werken met het SetIP-programma
De software installeren
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te
stellen met het MAC-adres dat het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface is. Het wordt voornamelijk door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software
bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke
programma’s.
•
•
•
U kunt het SetIP-programma alleen maar gebruiken als uw
apparaat op een netwerk is aangesloten.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP.
Als u in een niet-statische IP-adresomgeving werkt en een
DHCP-netwerkprotocol moet installeren, surf dan naar
http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/,
selecteer het Bonjour-programma voor Windows dat geschikt is
voor het besturingssysteem voor uw computer en installeer het
programma. Via dit programma kunt u de netwerkparameter
automatisch instellen. Volg de instructies in het installatievenster.
Dit programma biedt geen ondersteuning voor Linux.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die bij het apparaat werd geleverd.
Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt uitgevoerd, sluit u
het venster.
2. Start Windows Verkenner en open station X. (X staat voor de letter die
aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Toepassing > (of ) > SetIP.
4. Open de map van de gewenste taal.
5. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
6. Volg de aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien.
Het programma starten
•
•
De volgende procedure dient te worden gevolgd wanneer het
apparaat als een netwerkapparaat wordt gebruikt. Als u een
apparaat wilt verbinden door middel van een USB-kabel,
raadpleegt u Software.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP. De te volgen procedure en het pop-upvenster dat
tijdens de installatie verschijnt, kunnen verschillen afhankelijk van
het besturingssysteem, de printerfunctie of de gebruikte interface.
1. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid. (Zie
"Het netwerk installeren" op pagina 25.) Sluit alle toepassingen op uw
computer af voordat u met de installatie begint.
2. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het
cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2, gebruikt,
klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires > Uitvoeren en
typt u X:\Setup.exe.
Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista,
Windows 7 en Windows Server 2008 R2, klikt u op Uitvoeren
Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en klikt u
op Doorgaan in het venster Gebruikersaccountbeheer.
3. Klik op Volgende.
1. Druk het rapport af met netwerkgegevens dat onder meer het MACadres van uw apparaat bevat. Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 60.
2. Selecteer in het Windows-menu Start Alle programma’s > Samsung
Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
3. Klik op
in het venster SetIP om het dialoogvenster
TCP/IP-instellingen te openen.
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway
van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
5. Als op OK klikt, drukt het apparaat de netwerkgegevens af. Bevestig of
alle instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten om het programma SetIP af te sluiten.
•
26_Aan de slag
Selecteer indiend nodig een taal in de keuzelijst.
4. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
6. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker
van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan
toesturen. Schakel indien gewenst het desbetreffende selectievakje in
en klik op Voltooien.
•
•
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt,
probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren.
Zie Software.
Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert
het installatieprogramma de locatiegegevens van het
besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor
het apparaat ingesteld. Als u een andere Windows-locatie
gebruikt, moet u het papierformaat aanpassen aan het papier
dat u standaard gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om
het papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.
Basisinstellingen van het apparaat
5. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen
of te wijzigen.
Hoogteaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk die afhankelijk
is van de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan
de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een
optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte
het apparaat wordt gebruikt.
•
•
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de
lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen. om uw
apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het
netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor
het apparaat invoeren.
Om het IP-adres of MAC-adres van uw apparaat te controleren,
drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. (Zie "Rapporten
afdrukken" op pagina 60.)
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of
zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
Als u niet zeker bent van het IP-adres, neem dan contact op met
uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af. (Zie
"Rapporten afdrukken" op pagina 60.)
0
1
2
3
4
Normaal
Hoog 1
Hoog 2
Hoog 3
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows
(of in het systeemvak van Linux).
U kunt ook op Smart Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Toepassen.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine
Settings > Setup (of Machine Setup) > Altitude adj. Selecteer
de juiste hoogte-instelling en klik op Toepassen.
Aan de slag_27
De taal op het display wijzigen
De standaardmodus wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt voor de
standaardmodus schakelen tussen faxmodus en kopieermodus.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer het
apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik. Op al uw faxberichten
worden de datum en tijd afgedrukt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 tot 12
Maand = 01 tot 31
Jaar
= vereist vier cijfers
Uur
= 01 tot 12 (12-uursnotatie)
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer
te plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer
invoeren.
5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop
*of # of een andere cijfertoets.
Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor
onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop *of # te
drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM
wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor
meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan.
Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik
en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval
het juiste nummer in.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de
12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op
OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
28_Aan de slag
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
• Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer
deze optie Aan staat, klinkt er een toon telkens als er een toets wordt
ingedrukt.
• Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze
optie Aan staat, klinkt er een alarmsignaal als er een fout optreedt of na
verzending of ontvangst van een fax.
• Luidspreker: Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via
de luidspreker (bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Als deze
optie ingesteld is op Communicatie blijft de luidspreker ingeschakled
tot het andere apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van
•
On Hook Dial.
Belsignaal: Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt
u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste volume
voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Herhaal indien nodig stap 3 tot en met 5 om andere geluiden in te
stellen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op
On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hebt.
3. Druk op Stop/Clear om de wijziging op te slaan en terug te keren
naar gereedmodus.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de
telefoonlijn is aangesloten.
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de
installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van
uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Als u faxnummers of e-mailadressen
in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het
gewenste teken op het display verschijnt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met
opschrift MNO.
Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere
letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6.
U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.).
Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Als op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u de cursor
door op de rechter pijltoets te drukken en vervolgens op de knop met
de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het volgende
teken verschijnt op het display.
U kunt een spatie invoeren door op de rechterpijltoets te drukken.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
TOETS
TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
1
@
/
2
A B C a b c 2
3
D E F d e
4
G H I g h i 4
5
J K L j k l 5
6
M N O m n o 6
7
P Q R S p q r s 7
8
T
9
W X Y Z w x y z 9
0
&
U
+
.
‘
V t
-
,
1
f 3
u v
Gebruik van de energiebesparende modus
Tonerspaarstand
In de tonerspaarstand beperkt het apparaat de hoeveelheid toner per
afgedrukte pagina. Zo gaat uw tonercassette langer mee dan in normale
modus. Dit gaat evenwel ten koste van de afdrukkwaliteit.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op linker/rechterpijl totdat Tonerbesparing verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op linker/rechterpijl totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, verbruikt het apparaat
minder energie wanneer het niet wordt gebruikt. U kunt deze modus
inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een
afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus
wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Time-out van afdruktaak instellen
8
0
Cijfers of namen corrigeren
Als u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist, drukt u
op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer
vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode
(bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede
kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een
pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van
snelknoppen of snelkiesnummers.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Redial/Pause tijdens het
invoeren van het telefoonnummer. Een "-" verschijnt op het display op
de overeenkomstige locatie.
U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden
afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als
deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Als er een fout optreedt bij
het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de
gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de
opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom
niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Het lettertype wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw regio of land
wordt gebruikt.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen in een
speciale omgeving (bijv. onder DOS), kunt u de lettertype-instelling als volgt
wijzigen:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd vanaf de
meegeleverde cd-rom met software.
2. Dubbelklik op het Smart Panel-pictogram op de taakbalk van Windows.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Emulatie.
5. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
6. Klik op Instelling.
Aan de slag_29
7. Selecteer het gewenste lettertype in de lijst Tekenreeks.
8. Klik op Toepassen.
Hieronder vindt u de lettertypelijst voor de respectieve talen.
• Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
• Hebreeuws: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
• Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
• Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864,
Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
• OCR: OCR-A, OCR-B
30_Aan de slag
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Papier plaatsen
Originelen plaatsen
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de
glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als een origineel wordt
gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen boven het origineel op de
glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van de
plaat.
•
•
•
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
De uitvoersteun aanpassen
Papierformaat en -type instellen
3. Sluit het deksel van de scanner.
•
•
•
Het openlaten van het deksel van de scanner bij het kopiëren kan
een impact hebben op de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met
het deksel open.
In de ADI
In de ADI kunt u 30 (SCX-4x24 Series) tot 50 vellen (SCX-4x28 Series)
papier (75 g/m2) per taak invoeren.
Als u de automatische documentinvoer gebruikt:
• In de ADI: Gebruik geen papier dat kleiner is dan 142 x 148 mm of
groter dan 216 x 356 mm.
• Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
• Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
• Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voordat u het plaatst.
• Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
• Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u de originelen plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_31
2. Plaats het origineel in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg
ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de
markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
Afdrukmateriaal selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding
vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze
richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
• Slechte afdrukkwaliteit
• Vastlopen van het papier
• Versnelde slijtage van het apparaat
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
• Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in deze sectie besproken.
• Gewenst resultaat: Het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
• Helderheid: Sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
• Gladheid van het oppervlak: De gladheid van het afdrukmateriaal
bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
•
•
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen voldoen aan alle
hier genoemde richtlijnen maar toch geen bevredigende resultaten
opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een
ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere
variabele omstandigheden waarover Samsung geen controle
heeft.
Controleer voor u grote hoeveelheden afdrukmateriaal aanschaft
of het voldoet aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding
worden vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke
reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van
Samsung.
Als er stof op de glasplaat van de automatische documentinvoer ligt, is
het mogelijk dat er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de
glasplaat schoon.
32_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Specificaties over afdrukmateriaal
TYPE
Normaal papier
FORMAAT
Letter
216 x 279 mm
•
Legal
216 x 356 mm
•
US Folio
216 x 330 mm
A4
210 x 297 mm
Oficio
216 x 343 mm
JIS B5
182 x 257 mm
ISO B5
176 x 250 mm
Executive
184 x 267 mm
A5
148 x 210 mm
A6
105 x 148 mm
Monarch-enveloppen
98 x 191 mm
Envelop No.10
105 x 241 mm
DL-enveloppe
110 x 220 mm
C5-enveloppe
162 x 229 mm
C6-enveloppe
114 x 162 mm
Transparanten
Letter, A4
Etiketten
Kaarten
Enveloppen
CAPACITEITb
GEWICHTa
AFMETINGEN
60 tot 105 g/m2 voor de
lade.
60 tot 163 g/m2 in de lade
voor handmatige invoer.
•
•
•
250 vellen papier van 80 g/m2
voor de lade.
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
250 vellen papier van 80 g/m2
voor de optionele lade.
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
75 tot 90 g/m2
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
Raadpleeg de sectie Normaal papier
138 tot 146 g/m2
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executive,
A5, A6
Raadpleeg de sectie Normaal papier
120 tot 150 g/m2
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executive,
A5, A6
Raadpleeg de sectie Normaal papier
105 tot 163 g/m2
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
Minimaal formaat (aangepast)
66 x 127 mm
60 tot 163 g/m2
Maximaal formaat (aangepast)
216 x 356 mm
a. Gebruik de lade voor handmatige invoer voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m2.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_33
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund
MODUS
FORMAAT
INVOER
Kopieermodus
Letter, A4, Legal,
Oficio, US Folio,
Executive, JIS B5, A5,
A6
•
•
•
lade 1
optionele lade 2
handmatige invoer
Afdrukmodus
Het apparaat
ondersteunt alle
formaten
•
•
•
lade 1
optionele lade 2
handmatige invoer
Faxmodus
Letter, A4, Legal
•
•
lade 1
optionele lade 2
Dubbelzijdig
afdrukkena
Letter, A4, Legal, US
Folio, Oficio
•
•
lade 1
optionele lade 2
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
TYPE
AFDRUKMATERIAAL
Enveloppen
RICHTLIJNEN
•
a. 75 tot 90 g/m2
•
•
•
•
•
Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de
volgende factoren:
- Gewicht: Het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m2 bedragen, anders kan
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: Voor het afdrukken moeten de
enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet
meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen
lucht bevatten.
- Toestand: De enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: U moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of
enveloppen van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de
envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
•
•
•
34_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Enveloppen met een verwijderbare strip of met
meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten
van een kleefmiddel zijn voorzien dat 0,1 seconde
lang de fixeertemperatuur van het apparaat kan
weerstaan. Raadpleeg de specificaties van uw
apparaat om de fixeertemperatuur te kennen (zie
pagina 88). De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken,
en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges
niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de
envelop samenkomen.
TYPE
AFDRUKMATERIAAL
Etiketten
RICHTLIJNEN
•
•
•
•
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
•
Voorbedrukt
papier
•
•
•
•
•
Om beschadigingen aan het apparaat te
voorkomen, gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten
voor laserprinters.
- Bij de keuze van etiketten dient u rekening te
houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: Het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat.
Raadpleeg de specificaties van uw apparaat om
de fixeertemperatuur te kennen (zie pagina 87).
- Schikking: Gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten
kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit
kan ernstige papierstoringen veroorzaken.
- Krullen: Voor het afdrukken moeten de etiketten
plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan
13 mm omkrullen.
- Toestand: Gebruik geen etiketten die gekreukt
zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het
rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen
ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken
loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat
beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins
beschadigd zijn.
Het formaat van het papier in de papierlade
wijzigen
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade
plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te
verlengen.
1
2
3
4
Papierlengtegeleider
Geleider voor de ondersteuning
Vergrendeling van de geleider
Papierbreedtegeleiders
1. Houd de vergrendeling van de geleider ingedrukt en schuif de
lengtegeleider tot in de gleuf voor het gewenste papierformaat. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, stelt u de geleider voor
ondersteuning zodanig in dat deze de stapel lichtjes raakt.
Druk niet af op afdrukmateriaal smaller dan 76 mm
of langer dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer hij gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de
specificaties van uw apparaat om de
fixeertemperatuur te kennen (zie pagina 87).
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of papier met briefhoofd, moet u
controleren of de inkt op het papier droog is. Natte
inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het
voorbedrukte papier en de afdrukkwaliteit
verminderen.
3. Houd de breedtegeleiders ingedrukt en schuif ze zachtjes tegen de
stapel papier aan tot ze de zijkant van de stapel lichtjes raken.
4. Plaats het papier in de lade.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_35
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
•
•
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het
afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er
papierstoringen optreden.
Het apparaat kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal bevatten,
zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is vooral handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd
papier.
Het afdrukmateriaal handmatig invoeren
•
•
Papier plaatsen
Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade.
Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan
maximaal 250 vellen gewoon papier van 80 g/m2 bevatten.
U kunt een optionele lade voor 250 vellen aankopen en die onder de
standaardlade plaatsen. (Zie "Verbruiksartikelen en accessoires bestellen"
op pagina 84.)
Het gebruik van fotopapier of gecoat paper kan problemen
veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet
onder de garantie of onderhoudscontracten van Samsung.
Plaats slechts afdrukmateriaal van één formaat in de lade.
Voeg geen papier toe als de lade nog papier bevat. Hierdoor kan het
papier vastlopen. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
• Afdrukmateriaal moet met de afdrukzijde naar boven worden
ingevoerd. De bovenkant moet het eerst de lade ingaan. Plaats
afdrukmateriaal in het midden van de lade.
• Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot de
afdrukkwaliteit. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 32.)
• Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u
ze in de papierlade plaatst.
1. Open de lade voor handmatige invoer.
1. Trek de papierlade naar buiten en open deze. Plaats vervolgens het
papier met de te bedrukken zijde naar beneden in de papierlade.
2. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
1 Vol
2 Leeg
2. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in
voor lade 1. Zie Software voor afdrukken via de pc.
•
•
Als het papier regelmatig vastloopt, voert u het vel per vel in via de
handmatige invoer.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het
papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de
printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait
u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van
de afdrukkwaliteit.
36_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
De uitvoersteun aanpassen
Plaats papier met de te bedrukken zijde naar boven.
Enveloppen
Voorbedrukt papier
Transparanten
Geperforeerd
papier
Kaarten
Briefpapier
De uitvoersteun zorgt ervoor dat de afgedrukte pagina’s die in de
uitvoerlade belanden een rechte stapel vormen. Om een rechte stapel te
krijgen, moet u de uitvoersteun uittrekken afhankelijk van het papierformaat.
1 Uitvoersteun
•
•
Als de uitvoersteun niet juist staat, is het mogelijk dat de
afgedrukte pagina’s geen rechte stapel vormen of dat ze op de
grond vallen.
Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het
oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet
aan en houd kinderen uit de nabijheid van het oppervlak.
Papier goed stapelen
Etiket
3. Wanneer u afdrukt in een toepassing, opent u het afdrukmenu.
4. Open printereigenschappen voor u begint af te drukken.
5. Druk op het tabblad Papier in printereigenschappen en selecteer
een geschikt papiertype.
Als u het apparaat in een vochtige omgeving gebruikt of als u
afrdrukmaterialen gebruikt die vochtig zijn tengevolg van een hoge
luchtvochtigheid, kunnen de afgedukte vellen krullen vertonen en worden ze
mogelijk niet goed gestapeld. Stel in dat geval het apparaat zo in dat de
functie Papier stapel. de afgedrukte vellen goed stapelt. Door deze functie
zal het afdrukken echter trager verlopen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op linker/rechterpijl totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op linker/rechterpijl totdat Papier stapel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op linker/rechterpijl om Aan of Uit te selecteren en druk vervolgens
op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als u een etiket wilt gebruiken, stelt u het papiertype in op
Etiketten.
6. Selecteer Handmatige invoer in papierbron en druk vervolgens
op OK.
7. Start met afdrukken in de toepassing.
•
•
Als u meerdere pagina’s afdrukt, laad dan de volgende pagina
nadat de eerste pagina is afgedrukt. Herhaal deze stap voor
elke pagina die moet worden afgedrukt.
De door u gewijzigde instellingen blijven alleen van kracht
tijdens het gebruik van de huidige toepassing.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_37
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze
instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodi. Als u afdrukt
vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
desbetreffende programma.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK als Papierformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste papierformaat verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Type papier verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op OK.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gebruikte papiersoort verschijnt en druk
op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
38_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
De papierlade selecteren
Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
De papierlade selecteren
Nadat u de afdrukmaterialen hebt geplaatst, selecteert u de papierlade die u
voor het kopiëren wilt gebruiken.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Kopieerlade verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Kopiëren
1. Druk op
Copy.
Klaar om te kop. op de bovenste regel van het display verschijnt.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke
toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen m.b.v. de knoppen op het bedieningspaneel
aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonerdichtheid en soort
origineel. Zie pagina 39.
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals het
kopiëren van posters of 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren. Zie pagina 40.
5. Druk op Start om te beginnen kopiëren.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk
op Stop/Clear om het kopiëren te stoppen.
De instellingen per kopie wijzigen
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u
snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de
kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie
wijzigen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld,
geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop
van een kopieerproces worden de standaardinstellingen sowieso
automatisch hersteld.
1. Druk op
Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
•
•
•
•
ID-kaart kopiëren
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Dubbelzijdig afdrukken
Time-out voor kopiëren instellen
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Herhaal stap 3 en 4 tot u klaar bent.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de
standaardinstellingen hersteld.
Tonersterkte
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat,
kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
• Licht: Geschikt voor donkere originelen.
• Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
• Donker: Geschikt voor lichte originelen.
Oorspr. type
De instelling Origineelsoort geeft u de mogelijkheid het soort document te
selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier
een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
De volgende modi zijn beschikbaar als u op de knop drukt:
• Tekst: Gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
• Tekst/Foto: Gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
• Foto: Gebruik deze optie voor foto’s.
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en
tot 400% vergroten als u originele documenten vanaf de glasplaat kopieert.
Documenten die u kopieert vanaf de automatische documentinvoer kunt u
tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde
zoominstellingen:
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks
de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op de pijltoetsen tot Aangepast verschijnt en druk op OK.
2. Voer de schaalverhouding in en druk op OK om de selectie op te
slaan.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op
de kopie zwarte lijnen verschijnen.
Kopiëren_39
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat
en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest
gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze
standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor
bedoelde knoppen op het bedieningspaneel.
1. Druk op
4. Druk op Start.
Het apparaat begint de bedrukte zijde te scannen. Op het display wordt
Plaats achterz. en druk [Start] weegegeven.
5. Draai het origineel om en plaats het op de glasplaat van de scanner
zoals aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de
scanner.
Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de
standaardinstellingen hersteld.
ID-kaart kopiëren
Het apparaat kan tweezijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier
van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5, of A6.
Bij deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste
helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft,
zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name
handig voor kleine documenten, zoals visitekaartjes.
Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer
30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het
apparaat de kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer 30 seconden
geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de
kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
Sorteren
U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u
bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, wordt
eerst een volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document afgedrukt
en vervolgens een tweede volledige kopie.
1. Druk op
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op ID Copy.
2. Plaats het origineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat zoals
aangegeven door de pijlen en sluit het scannerdeksel.
3. Plaats voorzijde en druk [Start] verschijnt op het display.
40_Kopiëren
Copy.
1
1
2
2
2. Plaats originelen met de bedrukte
3
3
zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie
over het plaatsen van originelen.
3. Voer het aantal kopieën in met
behulp van het numerieke toetsenblok.
4. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
6. Druk op de pijltoetsen tot Kopieen sort. verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren.
8. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Eerst wordt het eerste exemplaar volledig afgedrukt en vervolgens het
tweede.
Klonen
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel
afdrukken.
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten
afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op
Copy.
2
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
1
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat.
1
2
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste
3
4
regel van het display verschijnt en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot 2 pagina's/vel of 4 pagina's/vel verschijnt en
druk op OK.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met de knop Verkl./vergr.
als de functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren is ingeschakeld.
1. Druk op
Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel
van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met de toets Verkl./vergr. als
de functie Klonen is ingeschakeld.
Poster kopiëren
Het apparaat kan één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3x3). U kunt
deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de
originelen op de glasplaat van de scanner plaatst.
Verwijder het papier uit de ADI.
Achtergrondafbeeldingen bijwerken
1. Druk op
1. Druk op
Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste
regel van het display verschijnt en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Poster kopier. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten
worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze
volgorde:
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder
de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is
handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond,
zoals een krant of catalogus.
Copy.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
• Uit: Maakt geen gebruik van deze functie.
• Auto: Optimaliseert de achtergrond.
• Versterk.nv. 1~2: Hoe hoger het cijfer, hoe levendiger de
achtergrond is.
• Vervag.niv. 1 ~ 4: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Kopiëren_41
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat de documenten op beide zijden van een
vel papier worden afgedrukt. (alleen SCX-4x28 Series)
1. Druk op
Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Dubbelzijdig verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
• Uit: Kopieert in normale modus.
• Korte zijde: Kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een notitieblok.
•
Lange zijde: Kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een boek.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Time-out voor kopiëren instellen
U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat de
standaardinstellingen worden hersteld, als u niet direct na het aanpassen
van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met kopiëren.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt.
Als u Uit selecteert, zal het apparaat de standaardinstellingen niet
herstellen tot u op Start drukt om te beginnen kopiëren of op Stop/Clear
om te annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
42_Kopiëren
Scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
Beginselen van scannen
Scannen via het bedieningspaneel
Scannen via het netwerk
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de
bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u
scant, mogelijk niet kunnen scannen op bepaalde resoluties, vooral
niet met geïnterpoleerde resolutie.
Beginselen van scannen
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het
netwerk.
• Samsung Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat met de
originelen en scant ze via het bedieningspaneel. De gescande
gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten
op de verbonden computer. Als de installatie is voltooid, hebt u
Samsung Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. Deze functie
kan worden gebruikt via de lokale aansluiting of de netwerkaansluiting.
Raadpleeg de volgende sectie.
• TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen.
Door het scannen van een afbeelding, wordt de geselecteerde
toepassing gestart zodat u het scanproces kunt sturen. Zie Software.
Deze functie kan worden gebruikt via de lokale aansluiting of de
netwerkaansluiting. Zie Software.
• Samsung SmarThru Office: Deze functie is de software die standaard
wordt geleverd bij uw apparaat. U kunt dit programma gebruiken om
afbeeldingen of documenten te scannen; dit kan via de lokale
aansluiting of de netwerkaansluiting. Zie Software.
• WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn
verbonden via een USB-kabel. Zie Software.
• E-mail: U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. Zie pagina 44. (alleen SCX-4x28 Series)
Scannen via het bedieningspaneel
Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande
document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten
computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de
computer met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het
netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Samsung Scanbeheer,
gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt
geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru Office, OCR kunnen
bijvoorbeeld aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie
instellen in Samsung Scan Manager" op pagina 44.
•
•
•
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Een adresboek aanmaken
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op
Scan/Email.
Klaar om te sc. op de bovenste regel van het display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar pc scan. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
6. Afhankelijk van de poortverbinding verschijnen verschillende berichten.
Controleer de volgende berichten en ga verder met de volgende stap.
• Scanbestemming: Verbonden via USB. Ga naar stap 7.
• Id: Verbonden via het netwerk. De gebruiker is geregistreerd. Ga
naar stap 6.
• W Lokale comp. X: Kies of u via USB of via het netwerk wilt
scannen. Als u bent verbonden via een USB-kabel, gaat u naar
stap 5. Als u met een netwerk bent verbonden, gaat u naar stap 6.
• Niet beschikbaar: Niet verbonden via USB of het netwerk.
Controleer de poortverbinding.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste poort op het display verschijnt.
8. Voer de gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker in
en klik op OK.
•
•
De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van
Samsung Scanbeheer.
De pincode is het viercijferige nummer dat geregistreerd is op
naam van Samsung Scanbeheer.
9. Druk in Scanbestemming op de pijltoetsen tot de gewenste toepassing
verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het
gescande bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan
of verwijdert u deze uit Samsung Scanbeheer > De knop Scan
instellen.
10. Druk op Start als u met de standaardinstelling wilt scannen. Druk op de
linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-,
TIFF- of PDF-bestand.
Scannen_43
11. Het scannen begint.
•
•
•
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de
computer.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scanbeheer.
Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel
scannen.
Scaninformatie instellen in Samsung Scan Manager
Hier vindt u informatie over het programma Samsung Scanbeheer en de
status van het scanstuurprogramma. U kunt eveneens de scaninstellingen
wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande
documenten via het programma Samsung Scanbeheer worden opgeslagen.
Scan Manager kan alleen worden gebruikt onder Windows en
Macintosh. Als u Macintosh gebruikt, raadpleegt u Software.
1. Druk op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer.
Het beheerprogramma van Samsung Scanbeheer verschijnt.
U opent Samsung Scanbeheer door te klikken op het pictogram
Smart Panel, rechts op de taakbalk van Windows.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scanbeheer.
3. Druk op Scaneigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen
toevoegen of verwijderen.
Via Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of netwerk)
5. Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scannen via het netwerk
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters
juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk versturen.
(alleen SCX-4x28 Series)
Voorbereiden om te scannen via het netwerk
Voordat u de scanfuncties van het apparaat kunt gebruiken, moet u de
volgende instellingen configureren afhankelijk van de scanbestemming:
• Registreren als geverifieerd gebruiker om te scannen naar e-mail.
• De SMTP-server instellen voor het scannen naar e-mail
Gebruikersverificatie voor scannen via het netwerk
Om een ingescande afbeelding te verzenden via -mail of over het
netwerk, moet u gemachtigde lokale of netwerkgebruikers registreren
via SyncThru™ Web Service.
• Als de gebruikersverificatie is geactiveerd, kunnen uitsluitend lokale
of op de databaseserver geverifieerde gebruikers scangegevens
naar het netwerk (e-mail, netwerk) verzenden.
• Om te scannen via het netwerk met de verificatiefunctie moet u de
configuratie van de netwerkverificatie of lokale verificatie registreren
met behulp van SyncThru™ Web Service.
• Gebruikersverificatie heeft 3 opties: geen (Standaard),
netwerkverificatie en lokale verificatie.
Lokale geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
44_Scannen
3. Selecteer Local Authentication op de General Setup van
webpagina User Authentication.
4. Klik op Add.
5. Selecteer een indexnummer dat overeenstemt met de opslaglocatie
van het item (van 1 tot 50).
6. Voer uw naam, verificatie-ID, wachtwoord, e-mailadres en
telefoonnummer in.
U moet de ID en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in
het apparaat invoeren als u vanaf het bedieningspaneel naar e-mail
scant.
7. Klik op Apply.
Geverifieerde netwerkgebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Network Authentication op de General Setup van
webpagina User Authentication.
4. Klik op Apply en OK.
5. Selecteer het Authentication Type dat u verkiest.
6. Configureer de waarden voor elke functie als volgt.
7. Klik op Apply.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage bij een e-mail wilt
verzenden, moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van
SyncThru™ Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5. Voer het poortnummer van de server in: een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel het selectievakje in naast SMTP Requires Authentication
om verificatie te verplichten.
7. Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
8. Klik op Apply.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server
POP3beforeSMTP is, schakelt u het selectievakje naast SMTP
Requires POP3 Before SMTP Authentication in.
a. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
b. Voer het poortnummer van de server in: een getal tussen 1
en 65535.
Naar e-mail scannen
U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. U moet hiervoor eerst een e-mailaccount aanmaken in
SyncThru™ Web Service. Zie pagina 44.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen.
Zie pagina 45.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op
Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar email sc. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Voer het e-mailadres van de geadresseerde in en druk op OK.
Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een sneltoets of
snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een
e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie pagina 45.
6. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK als Ja verschijnt en
herhaalt u stap 5.
Druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK. U gaat nu
naar de volgende stap.
7. Als in het display de vraag verschijnt of u de e-mail naar uw account wilt
verzenden, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt
u op OK.
Deze vraag verschijnt niet als u de optie Send To Self bij het
aanmaken van een e-mailaccount hebt ingeschakeld.
8. Vul het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandsindeling verschijnt en
druk op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en verzendt daarna de e-mail.
10. Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden bij uw account, drukt u op
de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
11. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De instellingen voor iedere scanopdracht
wijzigen
Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan te
passen.
• Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
• Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
• Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
• Scankleur: Voor het instellen van de kleurmodus.
• Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt
u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige
scantypes beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op
Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scanfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar
gereedmodus.
De standaardscaninstellingen wijzigen
Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen
moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen instellen.
1. Druk op
Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scaninstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypes te wijzigen, drukt u
op Back en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een adresboek aanmaken
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via
SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen
invoeren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in
het adresboek. (alleen SCX-4x28 Series)
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat
te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Klik op Individual Address Book en Add.
4. Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam en het
gewenste e-mailadres in.
5. Klik op Apply.
U kunt eveneens op Importeren klikken en het adresboek van uw
computer ophalen.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
configureren
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat te
openen.
1. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
2. Klik op Group Address Book en Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep
wilt opnemen.
5. Klik op Apply.
Scannen_45
Adresboekitems gebruiken
Adresboek afdrukken
U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst af
te drukken.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Adresboek verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK als Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
Er verschijnt een lijst met de ingestelde sneltoetsen, en de
snelkiesnummers voor e-mailadressen en de groepskiesnummers voor
e-mailgroepen worden afgedrukt.
Snelkiesnummers voor e-mail
Als u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het verzenden van
een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het bewuste adres
hebt opgeslagen.
• Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de
overeenkomstige cijfertoets op het numerieke toetsenbord ingedrukt.
• Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers
houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en vervolgens drukt u de
laatste cijfertoets in.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. Zie pagina 46.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken, moet
u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Als u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het adres van
de geadresseerde in te voeren, drukt u op Address Book. Zie
pagina 46.
Een item zoeken in het adresboek
Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt
alfabetisch zoeken of op de eerste letters van de naam die met dat
e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op
Scan/Email.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het adres
verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van
achter naar voor en omgekeerd.
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op
Scan/Email.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
46_Scannen
Eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
Een document afdrukken
•
Een afdruktaak annuleren
Een document afdrukken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen onder Windows, de
Macintosh-besturingssystemen of Linux. De exacte procedure kan per
toepassing verschillen.
Zie Software voor meer informatie over afdrukken.
Een afdruktaak annuleren
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. Voor Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Vista/2008 selecteert u Configuratiescherm > Hardware
en geluiden > Printers.
Voor Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers
Voor Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Voor Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op
uw apparaat.
Voor Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer > contextmenu's >
Afdruktaken weergeven.
4. Selecteer in het menu Document het menu-item Annuleren.
U kunt dit venster ook openen door onderaan rechts in de taakbalk
van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op Stop/Clear op het
bedieningspaneel.
Eenvoudige afdruktaken_47
Faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL,
ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de
microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige
geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De
DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom
contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSLmicrofilter.
•
•
Andere manieren om een fax te verzenden
Fax instellen
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen afhankelijk
van de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Als u echter originelen met een lage kwaliteit of
documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor
een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
Een fax verzenden
MODUS
AANBEVOLEN VOOR:
Standaard
Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn
Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
originelen die met een matrixprinter zijn
afgedrukt.
Superfijn
Originelen met zeer kleine details. De modus
Extra fijn wordt alleen ingeschakeld als het
apparaat waarmee u communiceert de resolutie
Extra fijn ook ondersteunt.
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en
bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt aan de bovenkant van elke pagina die
u faxt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK als Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe
u alfanumerieke tekens moet invoeren.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op de pijltoetsen tot Nr. van faxapp. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Resolutie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
•
•
Fotofax
Als u verzendt vanuit het geheugen is
de modus Superfijn niet beschikbaar.
De resolutie-instelling wordt
automatisch gewijzigd in Fijn.
Als het apparaat ingesteld is op
Superfijn-resolutie terwijl het
ontvangende faxapparaat Superfijnresolutie niet ondersteund, wordt de fax
verzonden in de hoogste resolutie die
door het ontvangende faxapparaat
wordt ondersteund.
Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 54
om de standaardinstelling te wijzigen.
48_Faxen
Tonersterkte
Een verzending bevestigen
U kunt de standaard contrastmodus selecteren en het contrast
aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
Als de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u een
pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een
foutbericht in het display. Zie pagina 71 voor een lijst met foutberichten en
hun betekenis. Druk op Stop/Clear om het weergegeven foutbericht te
wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een
verzendrapport wordt afgedrukt. Zie pagina 53 voor meer informatie.
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk
op OK.
• Licht: Geschikt voor donkere originelen.
• Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
• Donker: Geschikt voor lichte originelen.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie
pagina 54 om de standaardinstelling te wijzigen.
Een fax automatisch verzenden
1. Druk op
Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. op de bovenste regel van het display verschijnt.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken.
Zie pagina 55 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een
nummer.
5. Druk op Start.
6. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
7. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden
van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de
ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de
fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen
met tussenpozen van drie minuten.
Als Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het
nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch
opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal
kiespogingen wijzigen. Zie pagina 54.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Redial/Pause.
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden als er een origineel in
de ADI is geladen.
Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra
u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Een fax ontvangen
De papierlade selecteren
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. Zie pagina 48.
Nadat u het afdrukmateriaal voor faxen hebt geladen, selecteert u de
papierlade die u wilt gebruiken voor inkomende faxen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Faxlade verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
4. Druk op
Ontvangstmodus wijzigen
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de
fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Een fax handmatig verzenden
1. Druk op
Fax.
On Hook Dial. U hoort een kiestoon.
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken.
Zie pagina 55 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een
nummer.
6. Druk op Start als u een hoogfrequent faxsignaal hoort van het
ontvangende faxapparaat.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de
fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Ontvangstmodus verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt.
• In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep
en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
Faxen_49
•
In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door te drukken op
On
Hook Dial en vervolgens op Start. U kunt ook het telefoontoestel
opnemen en de code voor ontvangst op afstand intoetsen. Zie
pagina 50.
• In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller
kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch
over naar de modus Fax om de fax te ontvangen. Zie pagina 50.
• In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of
beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is
daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig
te beantwoorden. Zie pagina 50 voor meer informatie.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
•
•
•
Als het geheugen vol is, kunnen geen binnenkomende faxen meer
worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door
gegevens uit het geheugen te verwijderen.
Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de
achterkant van het apparaat om de modus Ant/Fax te gebruiken.
Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat
anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In
deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het
geheugen. Zie pagina 51 voor meer informatie.
Automatisch ontvangen in modus Fax
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie pagina 54 om het aantal belsignalen te wijzigen.
Handmatig ontvangen in de modus Tel
U kunt een faxoproep ontvangen door te drukken op
On Hook Dial en
vervolgens op Start als u de faxtoon van het externe appraat hoort.
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar
gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best als u een intern telefoontoestel gebruikt dat is
aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. U kunt
een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in gesprek
bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Als u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op
de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel
nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*9* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de
fabriek. De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie
pagina 54 voor het wijzigen van de code.
50_Faxen
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht
op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn
detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
•
•
•
Als u het apparaat hebt ingesteld op de modus Ant/Fax en uw
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat
aangesloten is op de EXT-aansluiting, schakelt het apparaat na
een vooraf bepaald aantal belsignalen automatisch over naar de
modus Fax.
Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller
beschikt, kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen
na één belsignaal worden beantwoord.
Als de Tel-modus (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en het
antwoordapparaat is aangesloten op uw apparaat, moet u het
antwoordapparaat uitschakelen. Zo vermijdt u dat uw
telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap
van het antwoordapparaat.
Faxen ontvangen via de modus DRPD
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn
meerdere oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand
gebruikt om u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende
belpatronen, die bestaan uit verschillende combinaties van lange en korte
belsignalen. Deze functie wordt vaak gebruikt in callcenters, waar het bij
druk telefoonverkeer van belang is te weten welk nummer iemand heeft
gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw
apparaat "leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het
faxapparaat. Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden
herkend en beantwoord als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen
wordt de oproep doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het
antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang. U kunt DRPD op
ieder moment wijzigen of onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te
stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer
kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot DRPD-modus verschijnt en druk op OK.
Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het
apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren".
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPDinstelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt,
verschijnt Fout DRPD-belsignaal. Druk op OK als DRPD-modus
verschijnt en herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
•
•
Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een
andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer
om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel
vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is
toegekend om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld
naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-aansluiting.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige
ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens
uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden
alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus
uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus inschakelen
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK als Faxfunctie op de onderste
regel van de display verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Veilige ontv. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op OK.
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een
wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen, en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt
weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg stappen 1 tot en met 3 in Veilige ontv. om toegang te krijgen
tot het menu "Veilige ontvangstmodus inschakelen."
2. Druk op de pijltoetsen tot Afdrukken verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg stappen 1 tot en met 3 in Veilige ontv. om toegang te krijgen
tot het menu "Veilige ontvangstmodus inschakelen."
2. Druk op de pijltoetsen tot Uit verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het
geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u een fax ontvangt tijdens
kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het
geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan
als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.
Andere manieren om een fax te verzenden
Groepsverzenden (een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch
opgeslagen in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na
verzending worden de documenten automatisch uit het geheugen gewist. U
kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op
Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie
pagina 48.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Meerdere verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk
op OK.
U kunt sneltoetsen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop Address Book. Zie pagina 55
voor meer informatie.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen
toevoegen.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen
andere groepskiesnummers meer invoeren.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de
pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en
drukt u op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende
nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen
kleurenfax verzenden.
1. Druk op
Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie
pagina 48.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Faxen_51
5. Druk op de pijltoetsen tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt sneltoetsen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop Address Book. Zie pagina 55
voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het
volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te
voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen
toevoegen.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen
andere groepskiesnummers meer invoeren.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de
pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en
drukt u op OK.
10. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe u alfanumerieke tekens
moet invoeren.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Start.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt de
fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat keert terug naar gereedmodus. Het display herinnert u
eraan dat het apparaat in gereedmodus staat en dat een uitgesteld
faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het
geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de
documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Pag. toevoegen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het
totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
Een fax met hoge prioriteit verzenden
Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden
verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending
tussen twee ontvangers (dat wil zeggen als de verzending naar ontvanger A
eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of tussen twee
kiespogingen.
1. Druk op
Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie
pagina 48.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken.
Zie pagina 55 voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden
van de fax.
Faxen doorsturen
U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een
opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
(alleen SCX-4x28 Series)
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een
opgegeven locatie worden verzonden.
52_Faxen
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende
een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer.
Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in
het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt
opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op
Fax instellen
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het
faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U
kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen:
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Verzending of Ontvangst verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt of voer de
waarde in voor de geselecteerde optie en druk op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Verzendingsopties
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
Selecteer Fax als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen
een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
OPTIE
Aant. kiespog.
U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen
plaats.
Opn. kiezen na
Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan
uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw
kiezen. U kunt het interval tussen de
kiespogingen instellen.
Kenget. kiezen
U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen
voordat er een automatisch gekozen nummer
wordt gekozen. Dit is nuttig om toegang te krijgen
tot een telefooncentrale.
ECM-modus
Deze modus compenseert waar nodig de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat
uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met
ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen
met ECM kan langer duren.
Transm.rapport
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een
verzendrapport afdrukt met onder meer het aantal
verzonden pagina’s. De beschikbare opties zijn
Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie
selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt
als de verzending mislukt is.
TCR voor afb.
Met deze functie kunnen gebruikers bijhouden
welke faxberichten er werden verzonden door
verzonden berichten weer te geven in een
verzendingsrapport.
De eerste pagina van het bericht wordt
geconverteerd naar een afbeeldingsbestand dat
afgedrukt wordt op het verzendingsrapport zodat
de gebruikers kunnen zien welke berichten er
werden verzonden.
U kunt deze functie echter niet gebruiken als u
een fax verstuurt zonder de gegevens in het
geheugen op te slaan.
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
(alleen SCX-4x28 Series)
U kunt uw apparaat zo instellen dat binnenkomende faxen doorgestuurd
worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd.
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
Selecteer Fax als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen
een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
OMSCHRIJVING
Faxen_53
OPTIE
Kiesmodus
OMSCHRIJVING
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt
het apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen
op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls
moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem
of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem
contact op met de lokale telefoonmaatschappij als
u niet zeker weet welke kiesmodus moet worden
gebruikt.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle
functies van het telefoonsysteem beschikbaar.
Ook kan het kiezen van een fax- of
telefoonnummer langer duren.
OPTIE
Inst. ong. fax
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen
geweigerd die afkomstig zijn van externe
nummers die in het geheugen zijn opgeslagen
onder ongewenste faxnummers. Deze functie is
handig om ongewenste faxberichten te
blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot
de volgende opties om de ongewenste
faxnummers in te voeren.
• Toevoegen: Hiermee kunt u tot 20
faxnummers opslaan.
• Verwijderen: Hiermee kunt u het
betreffende ongewenste faxnummer opslaan.
• Alles verw.: Hiermee kunt u alle
ongewenste faxnummers verwijderen.
DRPD-modus
In deze modus kan de gebruiker een enkele
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar
verschillende telefoonnummers te
beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat
zo instellen dat het herkent welke belpatronen
moeten worden beantwoord. Zie pagina 50 voor
meer informatie over deze functie.
Dubbelz. afdr.
•
Opties voor ontvangen
OPTIE
OMSCHRIJVING
Ontvangstmodus
Hier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie pagina 49
voor meer informatie over het ontvangen van
faxen in iedere modus.
Opn. na bels.
U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontv.g. stemp.
Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd af
op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv.
Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een intern telefoontoestel dat aangesloten is op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van het
apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel
opneemt en de faxtonen hoort, voert u de code
in. De voorgeprogrammeerde code is *9*.
Aut. verklein.
Grootte neger.
54_Faxen
Als u een fax ontvangt die meer pagina’s telt dan
er vellen beschikbaar zijn in de papierlade, kan
het apparaat het formaat van het origineel
aanpassen om alles op het beschikbare papier te
krijgen. Schakel deze functie in als u een
inkomende pagina automatisch wilt laten
verkleinen.
Als deze functie ingesteld is op Uit, kan het
apparaat het origineel niet zodanig verkleinen dat
het op één pagina past. Het origineel wordt
opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat op
twee of meer pagina’s afgedrukt.
Als u een fax ontvangt met pagina’s die even
lang of langer zijn dan het geladen papier, kunt u
het apparaat zo instellen dat een bepaald
gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet
wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de
ontvangen fax op één of meer vellen papier af,
minus de gegevens die op het opgegeven
genegeerde stuk zouden hebben gestaan.
Als de ontvangen fax pagina’s bevat die groter
zijn dan het geladen papier en Aut. verklein. is
ingeschakeld, zal het apparaat de fax verkleinen
tot de volledige fax op het papier past.
OMSCHRIJVING
•
•
Lange zijde: Drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een boek.
Korte zijde: Drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een
notitieblokje.
Uit: Drukt de ontvangen fax op één zijde van
het papier af.
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
De faxopties, met inbegrip van resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld
worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt dat
volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via de
desbetreffende knop en menu.
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Resolutie verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een adresboek aanmaken
U kunt in het Adresboek de meest gebruikte faxnummers opslaan. De
volgende functies zijn beschikbaar om het Adresboek in te stellen:
• Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de
faxnummers opslaat.
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 200 veelgebruikte
faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer tussen 0 en 199 in en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display de
naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Back om door
te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe u alfanumerieke tekens
moet invoeren.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u wordt gevraagd een nummer in te voeren, het
snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt
opgeslagen.
• In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
• In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens
de laatste cijferknop ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. Zie pagina 55.
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen
verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een
groepskiesnummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document
versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. U kunt tot 100
groepskiesnummers instellen met behulp van de bestaande
snelkiesnummers van de bestemming.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
4. Voer een groepskiesnummer tussen 0 en 99 in en druk op OK.
5. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
6. Druk op OK als de informatie m.b.t. het snelkiesnummer correct
wordt weergegeven.
7. Druk op OK als Ja verschijnt.
8. Herhaal stappen 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep
toe te voegen.
9. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de
vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer
toevoegen aan de geselecteerde groep.
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
Toevoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt.Verwijderen?
5. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen of te
verwijderen en herhaal stap 4 en 5.
7. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de
vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het
geheugen en selecteren.
Druk op Address Book als u tijdens het versturen van een fax wordt
gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie onder.
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U
doorzoekt het telefoonboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van
de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op
Fax.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het nummer
verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van
achter naar voor en omgekeerd.
Faxen_55
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op
Fax.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In het adresboek kunt u items één voor één verwijderen.
1. Druk op Address Book tot Verwijderen op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
Selecteer Alles zoeken om een item te zoeken in het volledige
adresboek.
Selecteer Id zoeken om een item te zoeken via de eerste letters van
de naam.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op de
pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om verwijderen te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Adresboek afdrukken
1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een
lijst af te drukken.
2. Druk op Address Book tot Afdrukken op de onderste regel van het
display verschijnt.
3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een overzicht van al uw
snelkiesnummers en groepsnummers af.
56_Faxen
USB-flashgeheugen gebruiken (alleen SCX-4x28 Series)
In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Over USB-geheugen
•
•
•
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s,
hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of
verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een
USB-geheugenapparaat:
• Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
• Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
• Een back-up maken van de items uit uw adresboek/telefoonboek en
de systeeminstellingen van uw apparaat.
• Back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat.
• Het USB-geheugenapparaat formatteren.
• De beschikbare geheugenruimte controleren.
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
De USB-geheugenpoort op de voorkant van uw apparaat ondersteunt
USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden
USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes
ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij de
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
•
•
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat
actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USBgeheugen. Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade
die is veroorzaakt door onjuist gebruik door de gebruiker.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw
apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de
gebruikershandeling van het apparaat voor meer informatie over
deze functies.
Gebruik alleen een metalen/afgeschermd USB-geheugenapparaat.
USB-flashgeheugen gebruiken (alleen SCX-4x28 Series)_57
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USBgeheugenapparaat opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen: u kunt een
document naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u
kunt uw eigen scaninstellingen aanpassen.
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op het USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG-, PDF- en PRNbestanden afdrukken.
Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden
ondersteund:
• PRN: Compatibel met Samsung PCL 6.
• PRN-bestanden kunnen worden gecreëerd door Afdrukken naar
bestand in te schakelen voor het afdrukken. Het document wordt dan
niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand opgeslagen. Alleen
PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt, kunnen direct vanuit het
USB-geheugen worden afgedrukt. Zie Software om te weten hoe u een
PRN-bestand moet maken.
• BMP: BMP niet-gecomprimeerd
• TIFF: TIFF 6.0 Baseline
• JPEG: JPEG Baseline
• PDF: PDF 1.4 en ouder
Scannen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op
Scan/Email.
4. Druk op OK als Naar USB scan. op de onderste regel van het display
verschijnt.
5. Druk op Start.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 58.
Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt of u een andere
pagina wilt scannen.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen. Laad een
origineel en druk op Start.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 58.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en de kleurmodus van afbeeldingen instellen
telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op
Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scanfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als USB-geheugen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
U kunt de volgende opties instellen:
• Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
• Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
• Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
• Scankleur: Voor het instellen van de kleurmodus. Als u bij deze
optie Mono selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
• Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert,
hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u bij
deze optie Mono selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in
Scankleur.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar
gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen veranderen. Zie pagina 45 voor meer
informatie.
58_USB-flashgeheugen gebruiken (alleen SCX-4x28 Series)
Om een document af te drukken vanaf een
USB-geheugenapparaat
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
gegevens die erin zijn opgeslagen.
3. Druk op de pijltoetsen tot USB-afdruk verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden of
mappen in de geselecteerde map.
5. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt op de pijltoetsen tot het
gewenste bestand verschijnt.
6. Druk op de pijltoetsen om het aantal afdrukken te selecteren of in te
voeren.
7. Druk op Start om het geselecteerde bestand af te drukken.
Na het afdrukken van het bestand wordt u gevraagd of u nog een
bestand wilt afdrukken.
8. Druk op OK als Ja verschijnt om een andere taak af te drukken, en ga
terug naar stap 2.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Voor het afdrukken kunt u het papierformaat en de lade kiezen. Zie
"Papierformaat en -type instellen" op pagina 38.
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist
worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het
opslaan. Met een back-up beveiligt u uw adresboek-vermeldingen en de
systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een
USB-geheugenapparaat te bewaren.
U kunt afbeeldingsbestanden op het USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet zodra u ze hebt
verwijderd of het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, dient u dan ook te bevestigen
dat u de bestanden niet meer nodig hebt.
Een back-up maken van uw gegevens
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. export. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
• Adresboek: Maakt een back-up van alle adresboek-vermeldingen.
• Geg. instellen: Maakt een back-up van alle systeeminstellingen.
6. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Gegevens terugzetten
1. Steek de USB-geheugenstick met de gegevensback-up in de USBgeheugenpoort.
2. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. import. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het bestand met de gegevens die u wilt
terugzetten verschijnt en druk op OK.
7. Druk op OK als Ja verschijnt om het back-upbestand terug te zetten op
het apparaat.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Verwijderen verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer
bestanden of mappen in de geselecteerde map.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer
2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de pijltoetsen tot het
bestand dat u wilt verwijderen verschijnt en drukt u op OK.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
USB-geheugenapparaat formatteren
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Indeling verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK als Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het
scannen en opslaan van documenten.
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op de pijltoetsen tot Contr. ruimte verschijnt en druk op OK.
In het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
USB-flashgeheugen gebruiken (alleen SCX-4x28 Series)_59
Onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
Rapporten afdrukken
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
•
•
•
•
Rapporten afdrukken
Een rapport afdrukken
U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken. De
volgende rapporten zijn beschikbaar:
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s
niet van toepassing op uw apparaat.
RAPPORT/LIJST
OMSCHRIJVING
Configuratie
In deze lijst staat de status van de opties die door
de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt
deze lijst afdrukken om de in de instellingen
aangebrachte wijzigingen te bevestigen.
Adresboek
In deze lijst staan alle faxnummers en
e-mailadressen die in het geheugen van het
apparaat zijn opgeslagen.
Transm.rapport
In dit rapport staat het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzendduur, de
communicatiemethode en het resultaat van de
verzending voor een specifieke taak.
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het
automatisch een verzendrapport afdrukt na elke
faxtaak. Zie pagina 53.
Verzendrapport
Dit rapport bevat informatie over de faxen en emailberichten die u onlangs hebt verzonden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50 communicaties een rapport wordt afgedrukt. Zie
pagina 53.
Rap. ontv. fax
Dit rapport bevat informatie over de faxberichten
die u recent hebt ontvangen.
Geplande taken
In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde
faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen,
met begintijd en aard van de operatie.
Rap. ong. fax.
In deze lijst staan de faxnummers die zijn
opgegeven als ongewenste faxnummers. Ga naar
het menu Inst. ong. fax om nummers aan de lijst
toe te voegen of uit de lijst te verwijderen.
Zie pagina 54.
Netwerkinform.
In deze lijst staat informatie over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Gebr.ver.lijst
In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen
maken van de e-mailfunctie.
60_Onderhoud
De tonercassette vervangen
Te onderhouden onderdelen
Uw apparaat vanop de website beheren
Het serienummer van het apparaat controleren
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK als Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
Geheugen wissen
De buitenkant reinigen
U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt
wissen.
Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voordat u het geheugen wist,
anders worden deze taken ook gewist.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s
niet van toepassing op uw apparaat.
OPTIES
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en
stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden beperkt of verholpen door de binnenkant van het apparaat
te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig.
OMSCHRIJVING
Alle instel.
Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de
standaardinstellingen.
Faxinstel.
Herstelt alle standaardfaxopties.
Kopieerinstel.
Herstelt alle standaardkopieeropties.
Scaninstel.
Herstelt alle standaardscanopties.
Systeeminst.
Herstelt alle standaardsysteemopties.
Netwerkinstel.
Herstelt alle standaardnetwerkopties.
Adresboek
Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het
geheugen.
Verzendrapport
Wist alle informatie van verzonden faxen en e-mails.
•
Rap. ontv. fax
Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
•
4.
5.
6.
7.
Druk op OK als Ja verschijnt.
Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
Herhaal stappen 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
•
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de
tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking
met dit oppervlak te vermijden.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de
OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een
of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
Uw apparaat reinigen
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een
tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit
is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
•
•
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met
reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere
agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of
vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving van het
apparaat terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen
met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een
stofzuiger gebruikt, kan in de lucht geblazen toner schadelijk zijn
voor uw gezondheid.
Onderhoud_61
4. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en
gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
Scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. We raden
u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen.
Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat en het glas van de automatische documentinvoer
schoon en droog ze daarna af.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Door warm
water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof.
5. Zoek de lange glazen strook (LSU) in het cassettevak en haal
voorzichtig een witte katoenen doek over de glasplaat om te zien of er
vuil aan blijft zitten.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Sluit het deksel van de scanner.
De cassette onderhouden
Tonercassette bewaren
6. Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
7. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat:
• Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze
gaat gebruiken.
• Vul de tonercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van
bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie.
• Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen
dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht.
Verwachte levensduur van de cassette
De levensduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner die
voor de afdruktaken vereist is. In de praktijk kan het aantal pagina’s variëren
afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden, het
interval tussen verschillende afdrukken en het type en formaat van het
afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, moet de
tonercassette vaker worden vervangen.
Toner herverdelen
Als een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere gebieden
in de afdruk. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner
opnieuw te verdelen.
• Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de
toner bijna op is.
• Het venster van het programma SmartPanel verschijnt op het scherm
van uw computer en geeft aan welke cassette bijna leeg is.
62_Onderhoud
1. Open de voorklep volledig.
•
•
•
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de
tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking
met dit oppervlak te vermijden.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de
OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een
of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
2. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
4. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
5. Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed is
vergrendeld.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
De tonercassette vervangen
Als de tonercassette helemaal leeg is, moet u ze vervangen.
• De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display
geven aan dat de tonercassette vervangen moet worden.
• Inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het
type tonercassette van uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen en
accessoires bestellen" op pagina 84.)
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
•
•
•
Als er toner op uw kleding terechtkomt, veegt u de toner af met
een droge doek en wast u het kledingstuk in koud water. Door
warm water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om
aanraking met dit oppervlak te vermijden.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat,
kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor
raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de
installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of
onderbroken.
Onderhoud_63
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
7. Neem de handgrepen op de tonercassette vast. Schuif de cassette in de
sleuf tot ze vast klikt.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
8. Sluit de klep aan de voorzijde. Zorg ervoor dat de klep goed gesloten is
en schakel het apparaat in.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Het bericht Toner op wissen
•
•
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes,
om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet
langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de
tonercassette indien nodig met een stuk papier om ze te
beschermen.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Als u voortdurende weergave van het bericht Toner op storend vindt, kunt u
aangeven dat het bericht niet meer moet worden weergegeven.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op
OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Toner Op wis. verschijnt en druk vervolgens
op OK.
4. Selecteer Aan en druk op OK.
5. Het bericht Toner op wordt nu niet meer weergegeven maar het bericht
Vervang toner wel, om u eraan te herinneren dat een nieuwe
tonercassette moet worden geïnstalleerd ter verbetering van de
kwaliteit.
•
•
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder
afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te
verwijderen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Door warm
water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof.
64_Onderhoud
Als u eenmaal Aan hebt geselecteerd, wordt deze instelling
permanent in het geheugen van de tonercassette opgeslagen en
verdwijnt dit item uit het menu Onderhoud.
U kunt doorgaan met afdrukken, maar de kwaliteit wordt in dat
geval niet gegarandeerd en er wordt geen productondersteuning
meer verleend.
Te onderhouden onderdelen
Rubber van de ADI vervangen
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden als het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of als de levensduur van het desbetreffende onderdeel
is verstreken.
U moet het rubber van de ADI vervangen als er voortdurend problemen
optreden met het oppakken van het papier of als de levensduur van het
rubber is verstreken.
1. Open de klep van de automatische documentinvoer.
2. Draai de mof aan het rechteruiteinde van de ADI-rol in de richting van de
ADI en verwijder de rol.
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
ONDERDELEN
Fixeereenheid
Circa 50.000 pagina’s
Rubberen matje van de
automatische documentinvoer
Circa 20.000 pagina’s
ADI-papierinvoerrol
Circa 20.000 pagina’s
Opneemrol
Circa 50.000 pagina’s
Transportrol
Circa 50.000 pagina’s
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een
erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het
apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de
gebruiksduur verstreken is, valt niet onder de garantie.
1 Mof
2 Rol van de automatische
documentinvoer
3. Verwijder het rubberen matje van de automatische documentinvoer,
zoals in de afbeelding.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft
afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende
onderdelen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt en druk
op OK.
• Info verb.art.: Drukt een pagina af met informatie voor de
leverancier.
• Totaal: Toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
• ADI-scan: Toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
• Scan. via glas: Toont het aantal pagina’s dat gescand werd op de
glasplaat.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie voor de
leverancier wilt afdrukken.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
1 Rubberen matje van de
automatische
documentinvoer
4. Breng een nieuw rubberen matje aan in de ADI.
5. Houd het linkeruiteinde van de ADI-rol in het verlengde van de gleuf en
druk het rechteruiteinde van de rol in de gleuf aan de rechterkant. Draai
de mof aan het rechteruiteinde in de richting van de uitvoerlade.
6. Sluit de klep van de automatische documentinvoer.
Onderhoud_65
Uw apparaat vanop de website beheren
Als het apparaat aangesloten is op een netwerk en u de TCP/IP-parameters
correct hebt ingesteld, kunt u het apparaat beheren via Samsung
SyncThru™ Web Service, een ingebouwde webserver. U kunt de
SyncThru™ Web Service gebruiken om:
• De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
• De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
• De printereigenschappen te wijzigen.
• Het apparaat zo in te stellen dat u een e-mailbericht krijgt toegestuurd
met de status van het apparaat.
• Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
Het serienummer van het apparaat controleren
Als u een dienst vraagt of u zich registreert als gebruiker op de website van
Samsung, vraagt men u mogelijk naar het serienummer.
Volg onderstaande stappen om het serienummer te controleren:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Serienummer verschijnt en druk op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
66_Onderhoud
Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
Tips om papierstoringen te voorkomen
Vastgelopen papier verwijderen
Vastgelopen papier verwijderen
•
•
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 67 wanneer er
zich een papierstoring voordoet.
• Volg de procedures op pagina 36. Zorg ervoor dat de verstelbare
geleiders correct zijn ingesteld.
• Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
• Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
• Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
• Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
• Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
• Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen.
(Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 38.)
• Zorg ervoor dat het papier in de lade ligt met de te bedrukken zijde naar
beneden of in de lade voor handmatige invoer met de te bedrukken zijde
naar boven.
Vastgelopen papier verwijderen
Wanneer er een origineel vastraakt in de ADI, verschijnt Documentstor. op
het display.
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen
3. Draai de bus aan het rechteruiteinde van de ADI-papierinvoerrol in de
richting van de ADI (1) en verwijder de invoerrol uit de sleuf (2). Trek het
document voorzichtig naar links en uit de automatische documentinvoer.
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van
het model.
4. Plaats het linkeruiteinde van de documentinvoerrol in de linkerhouder en
druk het rechteruiteinde van de rol in de rechterhouder (1). Draai de bus
aan het rechteruiteinde van de rol in de richting van de
documentinvoer (2).
Papierstoring in het invoergedeelte
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Open de klep van de automatische documentinvoer.
1 Klep van de ADI
5. Sluit de klep van de automatische documentinvoer. Plaats de
verwijderde pagina(’s), indien nodig, terug in de automatische
documentinvoer.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun
of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Problemen oplossen_67
Papierstoring aan uitgang
Vastgelopen papier verwijderen
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de
uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide
handen.
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht
op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het
papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
BERICHT
3. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de ADI.
Papierstoring bij de roller
1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts te
trekken.
PLAATS VAN DE
STORING
GA NAAR
Papierstoring 0
Open/sluit klep
In het papierinvoergebied
en binnenin het apparaat
Pagina 68,
Pagina 69
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Binnenin het apparaat
Pagina 69
Papierstoring 2
Contr. Binnenin
Binnenin het apparaat of
in de fixeereenheid
Pagina 69
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Binnenin het apparaat
Pagina 70
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
In het papierinvoergebied
en binnenin het apparaat
Pagina 70
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
secties om de papierstoring te verhelpen.
In het papierinvoergedeelte
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papierinvoergebied te verwijderen.
1. Trek de lade volledig open.
3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw
in de automatische documentinvoer.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten
te trekken, zoals hieronder is afgebeeld.
Als het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt, of als u in dat gebied
geen papier ziet, controleert u de papieruitvoer Rond de tonercassette.
68_Problemen oplossen
3. Plaats de lade terug in het apparaat. De printer gaat automatisch door
met afdrukken.
In de lade voor handmatige invoer
Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat ontdekt dat er
geen papier werd geplaatst of dat het verkeerd werd geplaatst, volgt u de
onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Controleer of het papier is vastgelopen in het invoergedeelte, en zo ja,
trek het er voorzichtig uit.
2. Plaats een vel papier in de lade voor handmatige invoer.
3. Open de voorklep en sluit deze weer. Het apparaat gaat door met
afdrukken.
Rond de tonercassette
In het papieruitvoergebied
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papieruitvoergedeelte te verwijderen.
1. Als een groot deel van het papier zichtbaar is, trekt u het papier er recht
uit. Open de voorklep en sluit deze goed. Het apparaat gaat door met
afdrukken.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken en
gaat u naar stap 2.
2. Open de achterklep.
3. Druk de achtergeleider aan weerskanten naar beneden en verwijder het
vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat. Breng de achterste
geleider terug in zijn oorspronkelijke positie.
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de tonercassette
te verwijderen.
1. Open de voorklep en verwijder de tonercassette.
1 Achtergeleider
4. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten
te trekken, zoals hieronder is afgebeeld.
3. Plaats de tonercassette terug en sluit de voorklep. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Problemen oplossen_69
Rond de duplex-eenheid
Als de duplex-eenheid niet op de juiste manier wordt teruggeplaatst, kan er
zich een papierstoring voordoen. Zorg ervoor dat de duplexeenheid op de
juiste manier wordt geplaatst.
1. Haal de duplex-eenheid uit het apparaat.
4. Duw de achterste geleider aan beide zijden naar beneden en verwijder
het papier. Breng de achterste geleider terug in zijn oorspronkelijke
positie.
1
1 Achtergeleider
1 duplexeenheid
5. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
2. Verwijder het vastgelopen papier uit de duplexeenheid.
In de optionele lade
Als het papier is vastgelopen in de optionele lade, voert u de volgende
stappen uit om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Trek de optionele lade open.
Als het papier er niet samen met de duplex-eenheid uitkomt, verwijdert u
het papier onderaan in het apparaat.
2. Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit het apparaat door
het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is
aangegeven.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 3.
3. Open de achterklep.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 3.
70_Problemen oplossen
3. Trek de lade half open.
Informatie over berichten op het display
Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status
van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen
voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig.
De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
•
•
4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten
te trekken.
•
•
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en
weer aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem
contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft
voordoen.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
yyy geeft de lade aan.
BERICHT
BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Annuleren?
W Ja X
Het geheugen van het
apparaat is volgeraakt,
terwijl het document in
het geheugen werd
opgeslagen.
Als u de faxopdracht wilt
annuleren, drukt u op de
knop OK om Ja te
accepteren.
Als u de pagina’s wilt
verzenden die correct
zijn opgeslagen, drukt u
op de knop OK om Nee
te selecteren. Verzend
de resterende pagina’s
later als er opnieuw
geheugen vrij is.
[xxx]
weldra vervangen
De levensduur van het
onderdeel zal
binnenkort afgelopen
zijn.
Zie pagina 65 en neem
contact op met de
onderhoudsdienst.
Bestandsindeling
niet ondersteund
De geselecteerde
bestandsindeling wordt
niet ondersteund.
Gebruik de juiste
bestandsindeling.
Bewerking
Niet toegewezen
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak
annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
Controleer op het display
of er uitgestelde taken
zijn.
Bijgevulde toner
T
De tonercassette die u
hebt geïnstalleerd is
niet origineel of is
opnieuw gevuld.
De afdrukkwaliteit kan
achteruitgaan als een
opnieuw gevulde
tonercassette wordt
geplaatst, omdat de
eigenschappen van zo’n
cassette aanzienlijk
kunnen verschillen van
die van een originele
cassette.
We raden aan om
originele tonercassettes
van Samsung te
gebruiken.
[COMM.-fout]
Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
Vraag de afzender om de
fax opnieuw te
verzenden.
5. Plaats de laden weer in het apparaat. De printer gaat automatisch door
met afdrukken.
Problemen oplossen_71
BERICHT
BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Documentstor.
Het origineel heeft een
papierstoring
veroorzaakt in de ADI.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 67.
Een pagina is
te groot
Er staan meer
gegevens op een
pagina dan het
ingestelde formaat
toelaat.
Verlaag de resolutie en
probeer het opnieuw.
E-mail overschr.
serveronderst.
Het e-mailbericht is
groter dan het door de
SMTP-server
ondersteund formaat.
Splits uw e-mailbericht
op of verlaag de
resolutie.
Het andere faxapparaat
neemt zelfs na
verschillende pogingen
niet op.
Probeer het opnieuw. Ga
na of het andere
faxapparaat aanstaat.
De
houdbaarheidsdatum
van de printercassette
die met de pijl wordt
aangeduid, is bereikt.
Dit bericht verschijnt
wanneer de
tonercassette volledig
leeg is en de printer stopt
met afdrukken. Vervang
de desbetreffende
tonercassette door een
originele Samsungcassette. Zie pagina 63.
Dit bericht wordt
weergegeven als de
systeeminstellingen zijn
gewijzigd of als u een
back-up maakt.
Schakel het apparaat
niet uit als dit bericht
wordt weergegeven.
Wijzigingen worden dan
niet opgeslagen
waardoor er gegevens
kunnen verloren gaan.
Het geheugen is vol.
Verwijder overbodige
faxopdrachten en
verzend ze opnieuw
zodra er meer geheugen
beschikbaar is. U kunt de
verzending ook in
verschillende delen
opsplitsen.
[Geen antwoord]
Geen toner meer
T
Gegev. bijwerken
Even geduld…
Geheugen vol
Groep niet
beschikbaar
Hoofdmotor
LSU geblokkeerd
U hebt geprobeerd om
een
groepslocatienummer
te selecteren terwijl u
slechts een enkel
locatienummer kunt
gebruiken, zoals bij het
toevoegen van locaties
voor meervoudig
verzenden.
Gebruik een
snelkiesnummer of kies
handmatig een
faxnummer met de
cijfertoetsen.
Er is een probleem met
de hoofdmotor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit deze
weer.
72_Problemen oplossen
BERICHT
BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
[Incompatibel]
Het apparaat heeft een
fax ontvangen van een
nummer dat is
geregistreerd als een
ongewenst faxnummer.
De ontvangen
faxgegevens zullen
worden verwijderd.
Controleer de
instellingen voor
ongewenste
faxnummers.
Zie pagina 54.
Kan geg nt lezen
Contr. USB-geh.
Beschikbare tijd is
verstreken bij het lezen
van de gegevens.
Probeer het opnieuw.
Kan geg nt schr.
Contr. USB-geh.
Opslaan op USBgeheugen is mislukt.
Ga na hoeveel vrije
geheugenruimte er is op
de USB-geheugenstick.
Lijn bezet
Het ontvangende
faxapparaat
antwoordde niet of de
lijn is al in gebruik.
Wacht enkele minuten en
probeer het opnieuw.
[Lijnfout]
Er kan geen verbinding
tot stand worden
gebracht met het
ontvangende
faxapparaat of de
verbinding is verbroken
als gevolg van een
probleem met de
telefoonlijn.
Probeer het opnieuw. Als
het probleem zich blijft
voordoen, wacht u een
uurtje en probeert u het
opnieuw.
U kunt ook de
foutcorrectiemodus
inschakelen.
Zie pagina 55.
Niet toegewezen
Voor de door u
gebruikte sneltoets of
het snelkiesnummer is
er geen toegekend
nummer.
Voer het nummer
handmatig in met behulp
van de cijfertoetsen of
sla het nummer of adres
op.
Ongeldige toner
T
De tonercassette die u
hebt geïnstalleerd is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een originele
Samsung-tonercassette
die voor uw apparaat
werd ontwikkeld.
[Op Stop gedr.]
Stop/Clear werd
ingedrukt terwijl het
apparaat in werking
was.
Probeer het opnieuw.
Klep open
De voorklep is niet goed
vergrendeld.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Opnieuw kiezen?
Het apparaat wacht
gedurende de
ingestelde wachttijd
voordat het een
nummer dat bezet was
opnieuw kiest.
U kunt op OK drukken
om direct opnieuw te
kiezen of op Stop/Clear
om opnieuw kiezen te
annuleren.
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
multifunctionele lade.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 68.
BERICHT
BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 69.
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Het speciale
afdrukmateriaal is
vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 69.
Plaats tonercas.
T
Er is geen
tonercassette geplaatst.
Plaats de tonercassette.
Scanner geblok.
De scannermodule is
geblokkeerd
Deblokkeer de scanner
en druk op Stop/Clear.
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Dit is alleen van
toepassing op
apparaten met deze
functie.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 70.
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Dit is alleen van
toepassing op
apparaten met deze
functie.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 70.
Toner bijna op
T
De corresponderende
tonercassette is bijna
leeg.
Haal de tonercassette
eruit en schud deze
grondig heen en weer.
Zo kunt u tijdelijk
opnieuw afdrukken.
Toner niet Sams.
T
De tonercassette is
geen originele cassette
van Samsung.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan te
schakelen.
W Stop X
U kunt Stop of
Doorgaan selecteren
met de knop linker/
rechterpijl.
Als u Stop selecteert
door te drukken op OK
op het bedieningspaneel,
stopt het apparaat met
afdrukken. Als u
Doorgaan kiest, gaat het
apparaat door met
afdrukken, maar kan de
afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt,
reageert het apparaat
alsof Stop is
geselecteerd.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele Samsungcassette. Zie pagina 63.
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
BERICHT
BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Toner op
T
De tonercassette is
leeg. Het apparaat
drukt niet meer af.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan te
schakelen.
W Stop X
U kunt met de pijltoetsen
de optie Stop of
Doorgaan kiezen.
Als u Stop selecteert
door op OK op het
bedieningspaneel te
drukken, stopt het
apparaat met afdrukken.
Als u Doorgaan kiest,
gaat het apparaat door
met afdrukken, maar kan
de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt,
reageert het apparaat
alsof Stop is
geselecteerd.
Vervang de
tonercassette door een
nieuwe. Zie pagina 63.
Uitvoerbak vol|
Open/sluit klep
De uitvoerlade van het
apparaat zit vol met
papier.
Verwijder papier. Open
de voorklep en sluit ze
weer.
Verbindingsfout
De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Controleer de
serverinstellingen en de
netwerkkabel.
Verkeerd papier
[yyy]
Het in de
printereigenschappen
opgegeven
papierformaat stemt
niet overeen met het
door u geplaatste
papier.
Plaats het juiste papier in
de lade.
Vervang toner
T
Dit bericht verschijnt
tussen de status Toner
op en Toner bijna op.
Vervang de
tonercassette door een
nieuwe. Zie pagina 62.
Verzendfout
(DNS)
Er is een probleem met
de DNS-server.
Configureer de DNSinstellingen.
Verzendfout
(POP3)
Er is een probleem met
de POP3-server.
Configureer de POP3instellingen.
Verzendfout
(SMTP)
Er is een probleem met
de SMTP-server.
Kies een beschikbare
server.
Verzendfout
(VERIFICATIE)
Er is een probleem met
de SMTP-verificatie.
Configureer de
verificatie-instellingen.
Verzendfout
(verk. config.)
Er is een probleem met
de
netwerkinterfacekaart.
Configureer uw
netwerkkaart op de
goede manier.
Voer nogmaals in
U hebt een optie
gekozen die niet
beschikbaar was.
Kies een andere optie.
[yyy]
is leeg
De papierlade is leeg.
Plaats papier in de lade.
Problemen oplossen_73
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde
totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling
als het probleem zich blijft voordoen.
Afdrukproblemen
MOGELIJKE
OORZAAK
TOESTAND
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Papierinvoer
TOESTAND
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Afdrukpapier loopt
vast.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 67.
Papier kleeft aan
elkaar.
•
•
•
•
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
•
•
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
•
•
•
•
•
Het papier blijft
vastlopen.
•
•
•
•
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de
aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet als Selecteer Samsung SCX-4x24
standaardprinter
Series of SCX-4x28 Series als
geselecteerd.
de standaardprinter in
Windows.
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De
lade is geschikt voor maximaal 250 vel papier,
afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Zie pagina 38.
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
•
•
•
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier
van dezelfde soort en hetzelfde formaat en
gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze.
Zie pagina 67.
De verbindingskabel
Maak de printerkabel los en
tussen de computer en sluit deze opnieuw aan.
het apparaat is niet
goed aangesloten.
Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
Het papier is niet goed in de lade gelegd.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
Zie pagina 32.
Als het origineel niet door het apparaat gaat, is
het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging
toe. Zie pagina 65.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de lade voor
handmatige invoer als u op speciaal materiaal
afdrukt.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik
alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. Zie pagina 32.
Mogelijk zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder de
resten.
Als het origineel niet door het apparaat gaat, is
het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging
toe. Zie pagina 65.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van
de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de
envelop net raken).
74_Problemen oplossen
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
•
•
•
Controleer het volgende in het apparaat.
De voorklep is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. Zie pagina 68.
De papierlade is leeg. Plaats papier. Zie pagina 36.
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de
tonercassette.
Neem contact op met de serviceafdeling als er een
systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer en
het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en druk
een document af. U kunt ook
proberen om een andere
printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste poort
wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
printereigenschappen om na te
gaan of alle afdrukinstellingen
correct zijn.
Mogelijk is het
Herstel de printersoftware. Zie
printerstuurprogramma Software.
niet goed
geïnstalleerd.
Het apparaat werkt niet Kijk of het display van het
goed.
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte op
de vaste schijf van de
computer is om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de vaste
schijf vrij en druk het document
opnieuw af.
TOESTAND
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
MOGELIJKE
OORZAAK
Mogelijk is in de
printereigenschappen
de verkeerde
invoerlade
geselecteerd.
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Dun papier
onder printereigenschappen.
Selecteer de juiste lade.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak Mogelijk is de
afdruktaak zeer
wordt uiterst
complex.
langzaam
afgedrukt.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de Mogelijk is de
pagina is leeg. afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het papier
in de lade.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst
is niet correct,
vervormd of
niet compleet.
De printerkabel zit los
of is defect.
Controleer of het papierformaat
dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in
de papierlade.
Controleer of het papierformaat
dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan. Druk
een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en
apparaat, indien mogelijk, aan
op een andere computer en
druk een document af dat u
eerder wel correct hebt kunnen
afdrukken. Als dit alles niet
helpt, sluit u een nieuwe
printerkabel aan.
Het verkeerde
Controleer in het afdrukmenu
printerstuurprogramma van de toepassing of u de juiste
is geselecteerd.
printer hebt geselecteerd.
De softwaretoepassing Probeer een document af te
werkt niet naar
drukken vanuit een andere
behoren.
toepassing.
TOESTAND
Er worden
blanco
pagina’s
afgedrukt.
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. Zie pagina 62.
Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met de
serviceafdeling.
De printer
drukt het PDFbestand niet
goed af.
Sommige
delen van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit tussen Mogelijk kunt u het probleem
het PDF-bestand en de oplossen door het PDF-bestand
Acrobat-producten.
af te drukken als afbeelding.
Schakel Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
De foto’s
worden niet
goed
afgedrukt. De
afbeeldingen
zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van de
foto. Als u de foto vergroot in
het programma, wordt de
resolutie verlaagd.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst
is niet correct,
vervormd of
niet compleet.
Als u in een
DOS-omgeving werkt,
is het mogelijk dat het
lettertype voor uw
apparaat verkeerd is
ingesteld.
Voorgestelde oplossingen:
Wijzig het lettertype. Zie "Het
lettertype wijzigen" op
pagina 29.
Alvorens af te
drukken, komt
er aan de
uitvoerlade
stoom uit het
apparaat.
Het gebruik van
vochtig papier kan
stoom produceren
tijdens het afdrukken.
Dit is niet ernstig. U kunt
gewoon doorgaan met
afdrukken.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
Het besturingssysteem Sluit Windows af en start de
werkt niet naar
computer opnieuw op. Zet de
behoren.
printer uit en weer aan.
Problemen oplossen_75
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
TOESTAND
Lichte of vage
afdrukken
Tonervlekken
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Onregelmatigheden
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
TOESTAND
Witte vlekken
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op
de afdruk ziet:
• De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen,
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. Zie pagina 63. Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd,
moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
• Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie pagina 32.
• Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie
te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie.
Raadpleeg de Help van het
printerstuurprogramma.
• Een combinatie van vage plekken en vegen kan
erop duiden dat de tonercassette gereinigd
moet worden.
• Het oppervlak van de laserscaneenheid in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
•
•
Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie pagina 32.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Zie "Binnenkant reinigen" op
pagina 61.
Verticale strepen
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
• Het papier is te ruw en vuil van het papier komt
binnenin het apparaat terecht, waardoor de
transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact op
met de serviceafdeling.
• Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
• Er zit waarschijnlijk een kras op de
lichtgevoelige drum in de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 63.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
• Het oppervlak van de laserscaneenheid in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
Gekleurde of
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
zwarte achtergrond gebruikt (grijze achtergrond):
• Gebruik papier met een lager gewicht. Zie
pagina 32.
• Controleer de omgeving van het apparaat:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige omgevingsomstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%)
kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
• Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 63.
Tonervlekken
•
•
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
plekken verschijnen:
• Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
• Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken.
Probeer papier van een ander merk. Zie
pagina 32.
• Een hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
• Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg de sectie Software voor meer
informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost, neemt u contact op met de
serviceafdeling.
76_Problemen oplossen
•
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
pagina 61.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 32.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 63.
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
• De tonercassette is mogelijk defect. Als een
afwijking zich met regelmatige tussenafstanden
herhaalt, moet u een paar keer een
reinigingsvel afdrukken om de tonercassette te
reinigen. Als de problemen zich hierna blijven
voordoen, plaatst u een nieuwe tonercassette.
Zie pagina 63.
• Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de
achterkant van de pagina bevinden, zal het
probleem zichzelf waarschijnlijk na enkele
pagina’s oplossen.
• De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met de serviceafdeling.
TOESTAND
Schaduwvlekken
A
Misvormde tekst
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig over de afdruk
verspreid voorkomen.
• Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te
drukken op papier van een andere partij. Maak
een pak papier pas open op het moment dat u
het gaat gebruiken, zodat het papier niet te veel
vocht opneemt.
• Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te vermijden dat
wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
• Als de hele pagina wordt overdekt door
schaduwvlekken, kies dan een andere
afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of
via de printereigenschappen.
•
•
Papier schuin
AaBbCc
AaBbC
AaBbCcc
AaBbCc
AaBbCc
•
•
•
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect),
kan het papier te glad zijn. Probeer een ander
soort papier. Zie pagina 32.
Als tekens er misvormd uitzien en een golvend
effect geven, is het mogelijk dat de
scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 32.
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of
te strak zijn afgesteld.
TOESTAND
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Vouwen of kreuken •
•
•
Achterkant van
afdrukken is vuil
•
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Zie pagina 61.
Eén vaste kleur of
zwarte pagina’s
•
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet deze
worden vervangen. Verwijder de tonercassette
en plaats een nieuwe. Zie pagina 63.
Het apparaat moet mogelijk worden
gerepareerd. Neem contact op met de
serviceafdeling.
•
A
Losse toner
•
•
•
•
Gekruld of gegolfd •
•
•
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Papier kan krullen als de temperatuur of
de vochtigheid te hoog is. Zie pagina 32.
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 32.
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
•
Openingen in
tekens
A
Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
pagina 61.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 32.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 63.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte
plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
• Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeer dan een andere soort. Wegens de
samenstelling van de transparant zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
• Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het materiaal. Verwijder het papier en draai het
om.
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Zie pagina 32.
Problemen oplossen_77
TOESTAND
Horizontale
strepen
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Krullen
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, of er
zit losse toner op
de afdruk, of de
afdruk is te licht of
vuil.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
• Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw.
• Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie
pagina 63.
• Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
• Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
• Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg de sectie Software voor meer
informatie.
• Gebruik de functie Papier stapel.. Zie pagina
37.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte
van 1.000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijv. losse toner of lichte afdruk). U
kunt deze optie instellen in de eigenschappen van
het printerstuurprogramma op het tabblad
Hulpprogramma Printerinstellingen of Printer.
Zie pagina 27.
Problemen met kopiëren
TOESTAND
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van
kopieën lichter of donkerder te maken.
Vegen, strepen of
vlekken op de
kopieën.
•
•
Kopie staat scheef.
•
•
Zorg ervoor dat het origineel met de
bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat ligt en met de bedrukte zijde naar
boven in de automatische documentinvoer.
Plaats het kopieerpapier op de juiste
manier in het apparaat.
Kopieën zijn blanco.
Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat ligt en met
de bedrukte zijde naar boven in de
automatische documentinvoer.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
•
•
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
•
•
•
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
•
•
•
78_Problemen oplossen
Gebruik Tonersterkte om de achtergrond
van uw kopieën lichter of donkerder te
maken, als de fout zich op het origineel
bevindt.
Als het origineel geen afwijkingen vertoont,
moet u de scannereenheid reinigen. Zie
pagina 62.
Vervang het papier in de lade door papier
uit een ander pak.
In vochtige omstandigheden moet u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de lade. Vervang
het papier in de lade door papier uit een
ander pak. Controleer de papiergeleiders
en stel ze indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht. Papier van 80 g/m2 wordt
aanbevolen.
Nadat u vastgelopen papier hebt
verwijderd, controleert u of er resten
kopieerpapier in het apparaat zijn
achtergebleven.
Mogelijk bevatten uw originelen
afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke
lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of
andere documenten die meer toner
gebruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Mogelijk is het deksel van de scanner
opengelaten tijdens het kopiëren.
Problemen met scannen
TOESTAND
De scanner doet het
niet.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
•
•
•
•
•
Het apparaat doet
erg lang over een
scan.
•
•
•
Er verschijnt een
bericht op het
beeldscherm:
• "Het toestel kan
niet in de door u
gewenste H/Wmodus worden
gezet."
• "Poort wordt
gebruikt door een
ander programma."
• "Poort is
gedeactiveerd."
• "Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
data. Probeer het
opnieuw zodra de
huidige opdracht is
afgerond."
• "Ongeldige
toegang."
• "Scannen is
mislukt."
•
•
•
•
•
•
Zorg ervoor dat u het te scannen origineel
met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat plaatst, en met de bedrukte zijde
naar boven in de automatische
documentinvoer.
Misschien is er niet voldoende geheugen vrij
voor het document dat u wilt scannen. Ga na
of de prescanfunctie werkt. Probeer een
lagere scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is
aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd is.
Vervang de kabel door een andere kabel
waarvan u zeker weet dat die werkt. Vervang
de kabel indien nodig.
Controleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de scaninstelling
in de SmarThru- configuratie of de toepassing
die u wenst te gebruiken om er zeker van te
zijn dat de scantaak naar de juiste poort
wordt verzonden.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen
gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met
scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd
dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig is
om de gescande afbeelding te analyseren en
te reproduceren. Stel de printerpoort van uw
computer in op de stand ECP (in de
BIOS-instellingen van de computer). De
communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie
de gebruiksaanwijzing van uw computer voor
meer informatie over de BIOS-instellingen.
Het is mogelijk dat er een kopieer- of
afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het
opnieuw wanneer de andere taak is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het opnieuw.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het
apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of de besturingsomgeving is
niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat correct is
aangesloten en is ingeschakeld. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Problemen met faxen
TOESTAND
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat doet
niets, het display
blijft leeg en de
toetsen reageren
niet.
•
Geen kiestoon.
•
•
•
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of het stopcontact stroom geeft.
Controleer of het telefoonsnoer goed is
aangesloten.
Controleer of de telefooncontactdoos in orde
is door er een ander telefoontoestel op aan te
sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen
nummers worden
verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Druk een
telefoonlijst af (zie pagina 56).
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
•
•
•
Faxberichten worden
niet automatisch
ontvangen.
•
Het apparaat
verzendt geen
faxberichten.
•
•
•
•
•
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco of
is van slechte
kwaliteit.
•
•
•
•
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na of
het origineel de juiste afmetingen heeft, en
niet te dik of te dun is.
Controleer of de automatische
documentinvoer goed is gesloten.
Het rubber van de automatische
documentinvoer is mogelijk aan vervanging
toe. Zie pagina 65.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
Fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Kijk of er een foutbericht wordt weergegeven
op het display. Los in dat geval het gemelde
probleem op.
Zorg ervoor dat het origineel zich in de
automatische documentinvoer of op de
glasplaat bevindt.
Verzending moet op het display verschijnen.
Controleer of het andere faxapparaat uw
faxbericht kan ontvangen.
Mogelijk is er een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te
maken.
Mogelijk is de tonercassette leeg. Raadpleeg
pagina 63 om te weten hoe u een
tonercassette vervangt.
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Het documenttransport van het apparaat dat het
faxbericht verzond, haperde even.
Er staan strepen op
de originelen die u
verstuurt.
Controleer of de scannereenheid vuil is en
reinig deze indien nodig. Zie pagina 62.
Problemen oplossen_79
TOESTAND
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat kiest
het nummer maar
kan geen verbinding
tot stand brengen
met het andere
faxapparaat.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er
geen oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere faxapparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als op het display het bericht
Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert u
faxen uit het geheugen die u niet langer nodig
hebt en probeert u vervolgens de fax opnieuw
op te slaan.
Er verschijnen
blanco stukken
onder aan de pagina,
met een korte strook
tekst bovenaan.
Mogelijk heeft u de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Zie pagina 32 voor meer informatie over
papierinstellingen.
Veel voorkomende PostScript-problemen (alleen
SCX-4x28 Series)
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en
kunnen optreden wanneer meerdere printertalen worden gebruikt.
Als u wilt dat een bericht wordt afgedrukt of op het scherm wordt
weergegeven wanneer er PostScript-fouten optreden, opent u het
venster Afdrukopties en klikt u op de gewenste keuze naast
PostScript-fouten.
PROBLEEM
Het PostScriptbestand kan niet
worden
afgedrukt.
MOGELIJKE
OORZAAK
Mogelijk is het
PostScriptstuurprogramma
niet correct
geïnstalleerd.
OPLOSSING
•
•
•
Installeer het PostScriptstuurprogramma volgens de
aanwijzingen in de sectie
Software.
Druk een configuratiepagina
af en controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Als de fout zich blijft
voordoen, neemt u contact
op met de serviceafdeling.
Het bericht "Fout
limietcontrole"
verschijnt.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder
complex of breid het geheugen
uit.
Er wordt een
PostScriptfoutenpagina
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de afdruktaak een
PostScript-taak is. Controleer
of de softwaretoepassing
verwacht dat er een
installatiebestand of PostScriptheaderbestand naar het
apparaat wordt gestuurd.
80_Problemen oplossen
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
De optionele lade
is niet
geselecteerd in
het
stuurprogramma.
Het printerstuurprogramma is niet
geconfigureerd om
de optionele lade
te herkennen.
OPLOSSING
Open de PostScriptstuurprogrammaeigenschappen, selecteer het
tabblad Apparaatinstellingen
en stel de optie Lade in de
sectie Installeerbare opties in
op Geplaatst.
Algemene Windows-problemen
TOESTAND
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in
gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder
alle software uit de groep Opstarten, en start
vervolgens Windows weer op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in
de printer
opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht
verschijnt in gereedmodus of nadat de afdruk is
voltooid, controleert u de aansluiting en gaat u
na of er een fout is opgetreden.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die werd
meegeleverd met uw computer voor meer informatie over Windowsfoutberichten.
Algemene Linux-problemen
TOESTAND
Het apparaat drukt
niet af.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
•
•
•
•
•
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open de Unified Driver
Configurator en ga naar het tabblad Printers
in het venster Printers configuration om de
lijst met beschikbare printers weer te geven.
Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit
niet zo is, start u de wizard Add new printer
om het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer uw
apparaat in de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Start als de status
de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou
de printer weer normaal moeten werken. De
status "stopped" kan worden geactiveerd als
zich problemen voordoen bij het afdrukken. U
kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een
document af te drukken terwijl de poort wordt
gebruikt door een scantoepassing.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien
de functionele onderdelen van MFP (printer en
scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen,
is het mogelijk dat verschillende toepassingen
toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. De andere toepassing waarmee een
gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt dan
de melding "device busy". Open de
poortconfiguratie en selecteer de poort die is
toegewezen aan uw printer. In het deelvenster
Selected port kunt u bekijken of de poort is
bezet door een andere toepassing. Als dit het
geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is
voltooid, of drukt u op de knop Release port
als u zeker weet dat er een storing is
opgetreden bij de huidige "eigenaar" van de
poort.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp
front-end, selecteert "print" -> "Setup printer"
en bewerkt u de opdrachtregelparameter in
het item opdrachtregel.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (cups-1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het IPP (Internet
Printing Protocol). Gebruik socket printing in
plaats van IPP of installeer een recentere
versie van CUPS (cups-1.1.22 of hoger).
TOESTAND
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig zwart
afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU
Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte kleuren.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot
GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de
basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt
geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat
Postscript CIE-kleurruimte gebruikt voor het
kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript
op uw systeem bij te werken naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af; slechts
de helft van de pagina
wordt afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is gemeld aan
bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug
688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript
versie 8.52 of een hogere versie. Download de
recentste versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Ik kan niet scannen
via Gimp Front-end.
•
De foutmelding
"Cannot open port
device file" verschijnt
als ik een document
afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als
de afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze
geblokkeerd door het abrupte afbreken van de
taak zodat de poort niet beschikbaar is voor
volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te
geven als deze situatie zich voordoet.
Controleer of u in Gimp Front-end het venster
"Xsane: Device dialog." kunt openen via het
menu "Acquire". Als dit niet zo is, moet u de
Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de
computer. U vindt de Xsane-plug-in voor
Gimp op de cd van uw Linux-distributie of op
de homepage van Gimp. Zie de Help op de
cd van uw Linux-distributie of van de Gimp
Front-end-toepassing voor meer informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke
toepassingen.
Problemen oplossen_81
TOESTAND
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
•
•
•
82_Problemen oplossen
Controleer of het apparaat is aangesloten op
de computer. Controleer of het apparaat
correct is aangesloten via de USB-poort en is
ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma
voor het apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open het venster Unified
Driver Configurator, ga naar Scanners
configuration en druk op Drivers. Kijk of er
een stuurprogramma in de lijst staat voor uw
apparaat. Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. De andere toepassing waarmee
een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt
dan de melding "device busy". Dit gebeurt
gewoonlijk bij het begin van een
scanprocedure. Er wordt dan een
berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0
stemt overeen met de bestemming LP:0 die
wordt weergegeven in de scanneropties,
/dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enz.
USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de
scanner op USB:0 komt overeen met
dev/mfp4, enzovoort. In het deelvenster
Selected port kunt u bekijken of de poort is
bezet door een andere toepassing. Wanneer
dit het geval is, moet u wachten tot de uit te
voeren taak is voltooid of op de knop Release
port drukken, als u zeker weet dat er een fout
is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van
de poort.
TOESTAND
Het apparaat scant
niet.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
•
•
•
Controleer of er een document is geplaatst in
het apparaat.
Controleer of het apparaat is aangesloten op
de computer. Controleer of het correct is
aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld
tijdens het scannen.
Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. De andere toepassing waarmee
een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt
dan de melding "device busy". Dit gebeurt in
het algemeen op het moment dat u de
scanprocedure wilt starten. De
desbetreffende melding verschijnt dan.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0
stemt overeen met de bestemming LP:0 die
wordt weergegeven in de scanneropties,
/dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1,
enzovoort. USB-poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt
overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het
deelvenster Selected port kunt u bekijken of
de poort is bezet door een andere
toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u
wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of
op de knop Release port drukken, als u zeker
weet dat er een fout is opgetreden bij de
actuele "eigenaar" van de poort.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die werd meegeleverd
met uw computer voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Veel voorkomende Macintosh-problemen
TOESTAND
De printer drukt het
PDF-bestand niet goed
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het PDF-bestand en de Acrobat-producten
zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door
het PDF-bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in
Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3. of
hoger.
Bepaalde letters worden
niet normaal
weergegeven tijdens het
afdrukken van het
voorblad.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat Mac
OS het desbetreffende lettertype niet kan
maken bij het afdrukken van het voorblad.
Letters uit het Engelse alfabet en cijfers
worden normaal weergegeven op het
voorblad.
Wanneer u op een
Macintosh-computer
een document afdrukt
met Acrobat Reader 6.0
of hoger, worden de
kleuren niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Mogelijk komt de resolutie-instelling in het
printerstuur-programma niet overeen met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die werd
meegeleverd met uw computer voor meer informatie over
Mac OS-foutmeldingen.
Problemen oplossen_83
Verbruiksartikelen en accessoires bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en accessoires voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
Verbruiksartikelen
Toebehoren
•
De optionele onderdelen of functies kunnen verschillen van land tot
land. Neem contact op met uw vertegenwoordiger om te weten of het
onderdeel dat u wenst beschikbaar is in uw land.
Verbruiksartikelen
Toebehoren
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en
capaciteit van uw apparaat te vergroten.
ACCESSOIRE
Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het
apparaat:
Type
Aanschafmogelijkheden
Gemiddeld aantal
afdrukkena
Artikelnummer
Standaardrendement
tonercassette
Gemiddelde
afdrukcapaciteit van
2.000 standaardpagina’s.
MLT-D209S
Regio Ab
MLT-D2092S
Tonercassette met
hoge capaciteit
Gemiddelde capaciteit
van tonercassette:
5.000 standaardpagina’s.
MLT-D209L
Regio Ab
MLT-D2092L
a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens ISO/
IEC 19752.
b. Regio A: Albanië, Oostenrijk België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië,
Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk,
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Macedonië, Nederland,
Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië,
Spanje, Zweden, Zwitserland, VK.
Nieuwe printercassettes of andere verbruiksartikelen dienen te
worden aangekocht in het land waar u het apparaat hebt gekocht.
Doet u dit niet, dan loopt u het risico dat ze incompatibel zijn met uw
apparaat, aangezien printercartridges en andere verbruiksartikelen
sterk kunnen variëren naargelang het land.
84_Verbruiksartikelen en accessoires bestellen
OMSCHRIJVING
Geheugenmodule
Hiermee breidt u de
geheugencapaciteit
van uw apparaat uit.
Optionele lade 2
Als u regelmatig
papiertoevoerproblem
en ondervindt, kunt u
een extra papierlade
met een capaciteit
van 250 vellen op het
toestel aansluiten. U
kunt documenten op
verschillende
formaten en soorten
afdrukmateriaal
afdrukken.
ONDERDEELNUMMER
•
•
CLP-MEM201: 128 MB
CLP-MEM202: 256 MB
SCX-S4824A
Aanschafmogelijkheden
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen en accessoires wilt
bestellen, neem dan contact op met uw plaatselijke Samsung -verdeler of
de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar
www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/regio voor informatie
over het aanvragen van technische ondersteuning.
Toebehoren installeren
Uw apparaat is een model met talrijke functies dat optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften.
Samsung is zich er echter van bewust dat elke gebruiker andere wensen heeft en biedt daarom verscheidene accessoires
waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen
bij de installatie van accessoires
•
•
Koppel het netsnoer los
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord wanneer de
stroom is ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe
accessoires installeert of verwijdert om het risico op een elektrische
schok te voorkomen.
Ontlaad statische elektriciteit
Het moederbord en interne accessoires (geheugenmodule) zijn gevoelig
voor statische elektriciteit. Voordat u interne accessoires installeert of
verwijdert, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam te ontladen door
een metalen voorwerp aan te raken, zoals de metalen achterplaat van een
willekeurig apparaat dat op een geaarde stroombron is aangesloten.
Wanneer u voor het beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u
deze procedure om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de
batterij in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf.
Er bestaat explosiegevaar als de batterij wordt vervangen door een
verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
•
Een geheugenmodule upgraden
Een geheugenmodule installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Open het toegangspaneel tot het moederbord.
3. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking.
4. Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de
geheugenmodule in één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer
30 graden. Zorg dat de inkepingen van de module en de openingen van
de sleuf in elkaar passen.
Een geheugenmodule upgraden
Uw apparaat beschikt over een outline dual in-line-geheugenmodule
(SODIMM). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te
installeren.
Wanneer u de geheugencapaciteit uitbreidt, kunt u een geheugenmodule
toevoegen aan de lege geheugensleuf. Uw apparaat is uitgerust met een
geheugen van 128 MB en u kunt 256 MB aan geheugen toevoegen.
Raadpleeg de bestelgegevens voor een optionele geheugenmodule. (Zie
"Geheugenmodule" op pagina 84.)
Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken
van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
5. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de gleuf totdat u een "klik"
hoort.
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf, dit
kan de module beschadigen. Als de module niet goed in de sleuf
lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit.
Toebehoren installeren_85
6. Plaats het toegangspaneel tot de besturingskaart terug.
7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, trekt u de twee lipjes
aan de zijkanten van de sleuf naar buiten. De module schiet dan
naar buiten.
Het toegevoegde geheugen in de
PS-printereigenschappen activeren
Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u de module in de
printereigenschappen van het PostScript-printerstuurprogramma selecteren
om de module te kunnen gebruiken.
1. Zorg ervoor dat het PostScript-stuurprogramma op uw computer is
geïnstalleerd. Zie Software voor meer informatie over de installatie van
het PS-stuurprogramma.
2. Klik op de knop Start in Windows.
3. Voor Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Vista/2008 selecteert u Configuratiescherm > Hardware
en geluiden > Printers.
Voor Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
Voor Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
4. Selecteer de Samsung SCX-4x28 Series PS-printer.
5. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en kies
Eigenschappen.
6. Selecteert u Apparaatinstellingen.
7. Selecteer de hoeveelheid geïnstalleerd geheugen bij Printergeheugen
onder Installeerbare opties.
8. Klik op OK.
86_Toebehoren installeren
Specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
•
•
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de fax
Algemene specificaties
Item
Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het
apparaat.
Opstarttijd
Minder dan 15 seconden (vanuit slaapmodus)
Bedrijfsomgeving
•
•
Display
16 tekens x 2 regels
Levensduur
tonercassetteb
Gemiddelde capaciteit van tonercassette:
5.000 standaardpagina’s.
(Starttonercassette met capaciteit van
2.000 pagina’s meegeleverd.)c
Geheugen
(uitbreidbaar)*
128 MB (max. 384 MB)
Lade: 250 vellen normaal papier, 80 g/m2
Lade voor handmatige invoer: 1 vel papier
Optionele lade: 250 vellen normaal papier,
80 g/m2
Zie pagina 33 voor meer informatie over de
papierinvoercapaciteit.
Externe afmetingen
(B x D x H)
445,2 x 410,5 x 395,3 mm
zonder optionele lade
Gewicht
(inclusief
verbruiksartikelen)
14,5 Kg
SCX-4x24
Series
Bedrukte zijde naar beneden:
100 vellen 75 g/m2
Verpakkingsgewicht •
•
SCX-4x28
Series
Bedrukte zijde naar beneden:
150 vellen 75 g/m2
Fixeertemperatuur
Item
ADI-capaciteit
•
•
SCX-4x24 Series: Tot 30 vellen 75 g/m2
SCX-4x28 Series: Tot 50 vellen 75 g/m2
Breedte: 142 tot 216 mm
Lengte: 148 tot 356 mm
Capaciteit
papierinvoer
•
•
•
Voeding
AC 110-127 V or AC 220-240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste
voltagespanning, frequentie (hertz) en het type
stroom voor uw apparaat.
Stroomverbruik
•
•
•
•
Geluidsniveaua
Temperatuur: 10 tot 32 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80%
Beschrijving
Afmetingen van
documenten in
automatische
documentinvoer
Capaciteit
papieruitvoer
Beschrijving
Gemiddelde bedrijfsmodus:
Minder dan 450 Wu
Gereedmodus: Minder dan 60 Wu
Energiebesparende modus: Minder dan 12 Wu
Stroom uit-modus: 0 Wu
SCX-4x24
Series
•
•
•
SCX-4x28
Series
•
•
•
Papier: 2,8 kg
Plastic: 0,76 Kg
180 °C
a. Geluidsvermogensniveau, ISO 7779.
b. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens ISO/
IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de
bedrijfsomgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type
afdrukmateriaal en het formaat van het afdrukmateriaal.
c. Dit varieert afhankelijk van de productconfiguratie.
Gereedmodus: Minder dan
26 dBA
Afdrukmodus: Minder dan
49 dBA
Kopieermodus: Minder dan
53 dBA
Gereedmodus: Minder dan
26 dBA
Afdrukmodus: Minder dan
50 dBA
Kopieermodus: Minder dan
53 dBA
Specificaties_87
Specificaties van de printer
Item
Afdrukmethode
Afdruksnelheida
Specificaties van de scanner
Beschrijving
Laserprinter
•
•
SCX-4x24 Series: Tot 24 ppm (A4),
25 ppm (Letter)
SCX-4x28 Series: Tot 28 ppm (A4),
30 ppm (Letter)
Snelheid voor
dubbelzijdig
afdrukken
SCX-4x28 Series: Tot 14 ppm (A4/Letter)
Tijd voor eerste
afgedrukte pagina
Vanuit
gereedstand
Beschrijving
Compatibiliteit
TWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode
Kleuren-CIS
SCX-4x24 Series:
Tot 600 x 600 dpi
TWAIN
standaard
Optisch
SCX-4x28 Series:
Tot 1.200 x 1.200 dpi
(scannerglas)
Verbeterd: Tot 4.800 x 4.800 dpi
•
•
Vanuit de
status
Koudstart
•
•
SCX-4x24 Series:
Minder dan 9,5 Wu
SCX-4x28 Series:
Minder dan 8,5 W
SCX-4x24 Series:
Minder dan 17 seconden
SCX-4x28 Series:
Minder dan 16 seconden
Afdrukresolutie
Tot 1.200 dpi uitvoer
Printertaal
•
•
SCX-4x24 Series: PCL 6
SCX-4x28 Series: PCL6, PostScript 3
Compatibiliteit met
besturingssystemenb
•
•
•
Windows: 2000/XP/2003/Vista/2008/7/Server
2008 R2
Linux: Diverse Linux-besturingssystemen
Macintosh: Mac OS X 10.3~10.6
•
•
High speed USB 2.0
Ethernet 10/100 Base TX (embedded type)
Interface
Item
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de
verbindingsmethode, type en formaat van de afdrukmedia en de
complexiteit van de taak.
b. Ga naar www.samsungprinter.com om de recentste softwareversie te
downloaden.
WIAstandaardb
Resolutiea
SCX-4x24 Series:
Tot 600 x 600 dpi
SCX-4x28 Series:
Tot 1.200 x 1.200 dpi
(scannerglas)
Naar USB
scannen
(alleen
SCX-4x28
Series)
100, 200, 300 dpi
Naar e-mail
scannen
(alleen
SCX-4x28
Series)
100, 200, 300 dpi
Naar PC
scannen
(alleen)
75, 150, 200, 300, 600 dpi
Bestandsformaat
netwerkscan
BMP, TIFF, PDF, JPEGc (alleen kleur)
Effectieve scanlengte
•
•
Effectieve
scanbreedte
Max. 208 mm
Kleurdiepte
•
•
Intern: 24 bits
Extern: 24 bits
Grijstinten
•
•
1 bit voor lineariteit & halftoon
8 bits voor grijstinten
Glasplaat van de scanner: 297 mm
ADI: 348 mm
a. De maximumresolutie kan verschillen afhankelijk van de
scanningtoepassingen.
b. WIA-standaard ondersteunt enkel de optische resolutie.
c. JPEG is is niet beschikbaar als u de enkelvoudige modus selecteert in
scankleur.
88_Specificaties
Specificaties van het kopieerapparaat
Item
Kopieersnelheida
Beschrijving
•
•
Kopieerresolutie
Zoombereik
SCX-4x24 Series: Tot 24 kpm (A4),
25 kpm (Letter)
Regio Ab: Tot 12 kopieën per minuut in A4formaat
SCX-4x28 Series: Tot 28 kpm (A4),
30 kpm (Letter)
Tekst
Scannen/Afdrukken:
Tot 600 x 600 dpi
Tekst/
foto
Scannen/Afdrukken:
Tot 600 x 600 dpi
Foto
Scannen/Afdrukken:
Tot 600 x 600 dpi
•
•
ADI: 25% tot 100%
Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%
a. Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één
document.
b. Regio A: België, Duitsland, Oostenrijk, Spanje
Specificaties van de fax
De faxfunctie wordt niet door alle apparaten ondersteund.
Item
Beschrijving
Compatibiliteit
ITU-T G3, ECM
Telefoonlijn
Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering
MH/MR/MMR/JBIG/JPEG
Modemsnelheid
33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Tot 3 seconden per paginaa
Maximale
documentlengte
356 mm
Resolutie
•
•
•
•
Standaard: Tot 203 x 98 dpi
Fijn/Foto: Tot 203 x 196 dpi
Superfijn: Tot 300 x 300 dpi
(alleen ontvangen)
Kleur: Tot 200 x 200 dpi
Geheugen
3,2 MB (ongev. 260 pagina’s)
Halftoon
256 niveaus
a. Standaardresolutie, MMR(JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C"
voor ITU-T No. 1 chart, Memory Tx, ECM.
Specificaties_89
Verklarende woordenlijst
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter
kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken
en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om
de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
CSV
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten,
dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV
wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige
toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche,
ook voor niet-Microsoft platforms.
Afdrukvolume
DADI
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft
de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s
per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken
aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume
bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt,
beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan scannen.
Afdrukmateriaal
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het
tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel
tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar
de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft
om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
Bitdiepte
DIMM
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt
doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
Bedieningspaneel
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IPadres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
90 _Verklarende woordenlijst
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen
en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals
bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een
hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de
afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Gateway
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van
de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende
telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Dubbelzijdig
Grijswaarden
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door
verschillende tinten grijs weergegeven.
ECM
Halftoon
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de
functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede
systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte
reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt
gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering
van technologie met betrekking tot elektriciteit.
Ethernet
IEEE 1284
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds
de jaren ’90.
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
EtherTalk
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst,
de interne website.
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IPnetwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het
apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te
zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden
dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor
de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Intranet
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een
printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie
en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
Verklarende woordenlijst_ 91
IPX/SPX
MFP
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die
verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert,
en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner
ineen vormt.
MH
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit
vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden
overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de
afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een
codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend
voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
ITU-T
MMR
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en
de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
ITU-T No. 1 chart
MR
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met
behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het
verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen
gecodeerd en verzonden.
ISO
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor
de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen,
met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere
afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale
informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multitasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren
en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNSstack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
LED
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De
belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de
printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel
hierop krassen veroorzaakt.
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
Originelen
MAC-adres
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card)
geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
92 _Verklarende woordenlijst
OSI
Resolutie
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
PABX
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
SMTP
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en
inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht
voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling,
ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een
programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en
dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een
afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan produceren.
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de
verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig,
op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een
bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden.
Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht
verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit
de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
Printerstuurprogramma
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
TCR
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan
software communiceren met het apparaatstuurprogramma via
standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden
vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke
verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het
aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die
de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die zijn gemaakt met diverse
beeldverwerkingstoepassingen.
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van
de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld
dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
Verklarende woordenlijst_ 93
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is
een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor
het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door
middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor
de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAINcompatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een
API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen
van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het
USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met
elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB
ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op
meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden.
Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië
geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product
te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en
andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele
scanner wordt gebruikt.
94 _Verklarende woordenlijst
Index
A
L
faxen
faxen doorsturen 52
faxen met een hoge prioriteit 52
faxen ontvangen 49
faxen verzenden 49
faxinstellingen 53
Groepsverzenden 51
standaardinstellingen, wijzigen 54
uitgestelde faxen 51
aanpassing
hoogte 28
ADI, plaatsen 31
adresboek
groepskiesnummers 55
snelkiesnummers 55
adresboek, gebruiken 45
faxhoofd, instellen 48
afdrukken
faxmodus, ontvangstmodus 50
rapporten 60
USB-geheugen 58
alarmgeluid 29
antwoord-/faxmodus, ontvangstmodus 50
apparaat-id, instellen 48
faxnummer, instellen 48
lade
breedte en lengte instellen 35
LED
status 21
Linux-problemen 81
luidsprekergeluid 29
luidsprekervolume 29
M
modus toner besparen 30
G
geheugen, wissen 61
N
geheugenmodule
netwerk
bestelling 84
installeren 85
B
installatie 25
bedieningspaneel 20
geluiden, instellen 29
O
belsignaal 29
glasplaat van de scanner
onderdelen vervangen
documenten laden 31
reinigen 62
D
datum en tijd, instellen 28
displaytaal, wijzigen 28
DRPD (Distinctive Ring Pattern Detection)
50
groepskiesnummers, instellen 55
tonercassette 63
onderhoud
te onderhouden onderdelen 65
tonercassette 62
groepsverzenden faxen 51
ontvangstmodi 49
I
opnieuw kiezen
automatisch 49
manueel 49
id-kaart, speciale kopie 40
E
instellen
lettertype 30
een fax ontvangen
in Ant/Faxmodus 50
in DRPD-modus 50
in Fax-modus 50
in Tel-modus 50
in veilige-ontvangstmodus 51
een fax verzenden
automatisch 49
energiebesparende modus 30
F
fax met voorrang 52
Faxen 52
optionele lade 84
originelen
plaatsen 31
storing, verhelpen 67
K
klokmodus 28
originelen plaatsen
kopie ID 20
ADI 31
glasplaat van de scanner 31
kopiëren
2-up, 4-up 41
ID-kaart kopiëren 40
kloon 41
poster 41
sorteren 40
standaardinstelling, wijzigen 40
time-out, instellen 42
tonerdichtheid 39
type origineel 39
P
papier
afdrukken op speciale materialen 36
formaat wijzigen 35
in de optionele lade plaatsen 36
laden in lade1 36
vastgelopen papier verwijderen 68
Index_95
papierlade, instellen
fax 49
kopiëren 39
papiertype
time-out van taak, instellen 30
toetstoon 29
tonercassette
vervangen 64
instellen 38
PostScript
problemen 80
probleem, oplossen
afdrukkwaliteit 76
faxen 79
kopiëren 78
Linux 81
Network Scan 79
papierinvoer 74
scannen 79
Windows 80
problemen met afdrukkwaliteit, oplossen
76
U
uitgestelde fax 51
USB-flashgeheugen
afdrukken 58
beheren 59
gegevensback-up 59
scannen 58
V
veilige ontvangstmodus 51
verbruiksartikelen
levensduur controleren 65
verwachte levensduur van
tonercassette 62
problemen onder Windows 80
R
rapporten, afdrukken 60
vervangen
rubberen matje van de automatische
documentinvoer 65
reinigen
binnenkant 61
buitenkant 61
scanner 62
vervangen, tonercassette 64
volume, aanpassen
belsignaal 29
luidspreker 29
rubberen matje ADI, vervangen 65
S
W
scannen
naar e-mail 44
standaardinstelling, wijzigen 45
USB-flashgeheugen 58
snelkiesnummers, instellen 55
sorteren, speciale kopie 40
speciale kopieerfuncties 40
standaardmodus, wijzigen 29
storing
papier verwijderen uit lade1 68
tips om papierstoringen te voorkomen
67
storing, verhelpen
document 67
stuurprogramma
installatie 27
T
tekens, invoeren 29
telefoonmodus, ontvangstmodus 50
96_Index
werken met
SetIP 26
contact samsung worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
ARGENTINE
0800-333-3733
www.samsung.com/ar
AUSTRALIA
1300 362 603
www.samsung.com/au
AUSTRIA
0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
www.samsung.com/at
BELARUS
810-800-500-55-500
www.samsung/ua
www.samsung.com/ua_ru
BELGIUM
02 201 2418
www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/be_fr
(French)
BRAZIL
0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com/br
CANADA
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/ca
CHILE
800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com/cl
CHINA
400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com/cn
COLOMBIA
01-8000112112
www.samsung.com.co
COSTA RICA
0-800-507-7267
www.samsung.com/latin
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com/cz
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK
8-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com/dk
ECUADOR
1-800-10-7267
www.samsung.com/latin
EL SALVADOR
800-6225
www.samsung.com/latin
ESTONIA
800-7267
www.samsung.com/ee
KAZAKHSTAN
8-10-800-500-55-500
www.samsung.com/kz_ru
KYRGYZSTAN
00-800-500-55-500
FINLAND
30-6227 515
www.samsung.com/fi
FRANCE
01 4863 0000
www.samsung.com/fr
GERMANY
01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.de
GUATEMALA
1-800-299-0013
www.samsung.com/latin
HONDURAS
800-7919267
www.samsung.com/latin
HONG KONG
3698-4698
www.samsung.com/hk
www.samsung.com/hk_en/
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
HUNGARY
06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/hu
INDIA
3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282
www.samsung.com/in
INDONESIA
0800-112-8888
www.samsung.com/id
ITALIA
800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com/it
JAMAICA
1-800-234-7267
www.samsung.com/latin
JAPAN
0120-327-527
www.samsung.com/jp
LATVIA
8000-7267
www.samsung.com/lv
LITHUANIA
8-800-77777
www.samsung.com/lt
LUXEMBURG
02 261 03 710
www.samsung.com/lu
MALAYSIA
1800-88-9999
www.samsung.com/my
MEXICO
01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/mx
MOLDOVA
00-800-500-55-500
www.samsung/ua
www.samsung.com/ua_ru
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€
0,10/min)
www.samsung.com/nl
NEW ZEALAND
0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com/nz
NICARAGUA
00-1800-5077267
www.samsung.com/latin
NORWAY
3-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com/no
PANAMA
800-7267
www.samsung.com/latin
PHILIPPINES
1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-8-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777
www.samsung.com/ph
POLAND
0 801 1SAMSUNG
(172678)
022-607-93-33
www.samsung.com/pl
PORTUGAL
80820-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/pt
PUERTO RICO
1-800-682-3180
www.samsung.com/latin
REP. DOMINICA
1-800-751-2676
www.samsung.com/latin
EIRE
0818 717 100
www.samsung.com/ie
Contact SAMSUNG worldwide_ 97
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
RUSSIA
8-800-555-55-55
www.samsung.ru
SINGAPORE
1800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sg
SLOVAKIA
0800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/sk
SOUTH AFRICA
0860 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/za
SPAIN
902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com/es
SWEDEN
0771 726 7864
(SAMSUNG)
www.samsung.com/se
SWITZERLAND
0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com/ch
TADJIKISTAN
8-10-800-500-55-500
TAIWAN
0800-329-999
www.samsung.com/tw
THAILAND
1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com/th
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/latin
TURKEY
444 77 11
www.samsung.com/tr
U.A.E
800-SAMSUNG (726-7864)
8000-4726
www.samsung.com/ae
U.K
0845 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/uk
U.S.A
1-800-SAMSUNG
(7267864)
www.samsung.com/us
UKRAINE
8-800-502-0000
www.samsung/ua
www.samsung.com/ua_ru
UZBEKISTAN
8-10-800-500-55-500
www.samsung.com/kz_ru
VENEZUELA
0-800-100-5303
www.samsung.com/latin
VIETNAM
1 800 588 889
www.samsung.com/vn
Contact SAMSUNG worldwide_ 98
© 2008 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder berichtgeving vooraf worden gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik
van de informatie in deze gebruikershandleiding.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van Samsung (www.samsung.com).
Zie het bestand "LICENSE.txt" op de bijgeleverde cd voor informatie over de open source-licentie.
Rev. 6.00
Samsung-printer
Software
SOFTWARE
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1:
PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS
Printersoftware installeren ................................................................................................................................................. 5
Software installeren voor afdrukken via een lokale printer ......................................................................................... 5
Software installeren voor afdrukken via een netwerk ................................................................................................. 8
Printersoftware opnieuw installeren ................................................................................................................................ 11
Printersoftware verwijderen ............................................................................................................................................. 12
Hoofdstuk 2:
STANDAARD AFDRUKINSTELLINGEN
Documenten afdrukken ................................................................................................................................................... 13
Afdrukken naar een bestand (PRN) ................................................................................................................................ 14
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 14
Tabblad Lay-out ........................................................................................................................................................ 15
Tabblad Papier ......................................................................................................................................................... 15
Tabblad Grafisch ...................................................................................................................................................... 16
Tabblad Extra ........................................................................................................................................................... 17
Tabblad Info .............................................................................................................................................................. 17
Tabblad Printer ......................................................................................................................................................... 17
Favorieten ................................................................................................................................................................. 18
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 18
Hoofdstuk 3:
GEAVANCEERDE AFDRUKINSTELLINGEN
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) ...................................................................................... 19
Posters afdrukken ........................................................................................................................................................... 20
Boekjes afdrukken .......................................................................................................................................................... 20
Afdrukken op beide zijden van het papier ....................................................................................................................... 21
Documenten vergroot of verkleind afdrukken .................................................................................................................. 21
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ........................................................................................... 21
1
Watermerk afdrukken ...................................................................................................................................................... 22
Bestaand watermerk gebruiken ................................................................................................................................ 22
Nieuw watermerk maken .......................................................................................................................................... 22
Watermerk bewerken ................................................................................................................................................ 22
Watermerk verwijderen ............................................................................................................................................. 22
Overlay afdrukken ........................................................................................................................................................... 23
Wat is een overlay? .................................................................................................................................................. 23
Nieuwe overlay maken .............................................................................................................................................. 23
Overlay gebruiken ..................................................................................................................................................... 23
Overlay verwijderen .................................................................................................................................................. 23
Hoofdstuk 4:
WINDOWS POSTSCRIPT-STUURPROGRAMMA (SCX-4X28 SERIES)
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 24
Geavanceerd ............................................................................................................................................................ 24
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 24
Hoofdstuk 5:
WERKEN MET HULPPROGRAMMA DIRECT AFDRUKKEN (SCX-4X28 SERIES)
Overzicht van Hulpprogramma Direct afdrukken ............................................................................................................. 25
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 25
Vanuit het venster Hulpprogramma Direct afdrukken ............................................................................................... 25
Via het snelkoppelingspictogram .............................................................................................................................. 25
Via het contextmenu ................................................................................................................................................. 25
Hoofdstuk 6:
EEN LOKALE PRINTER DELEN
Instellen als hostcomputer ............................................................................................................................................... 26
Instellen als clientcomputer ............................................................................................................................................. 26
Hoofdstuk 7:
SCANNEN
Scannen met Samsung SmarThru Office ........................................................................................................................ 27
Werken met Samsung SmarThru Office ................................................................................................................... 27
Helpaanwijzingen op het scherm .............................................................................................................................. 28
Scannen met een TWAIN-compatibel programma .......................................................................................................... 29
Scannen via het WIA-stuurprogramma ........................................................................................................................... 29
Windows XP .............................................................................................................................................................. 29
2
Windows Vista .......................................................................................................................................................... 29
Windows 7 ................................................................................................................................................................ 29
Hoofdstuk 8:
SMART PANEL GEBRUIKEN
Kennismaken met Smart Panel ....................................................................................................................................... 30
De probleemoplossingsgids openen ............................................................................................................................... 31
Hulpprogramma Printerinstellingen ................................................................................................................................. 31
Help-aanwijzingen op het scherm ............................................................................................................................. 31
De instellingen van Smart Panel wijzigen ........................................................................................................................ 31
Hoofdstuk 9:
UW PRINTER GEBRUIKEN ONDER LINUX
Aan de slag ..................................................................................................................................................................... 32
Unified Linux-stuurprogramma installeren ....................................................................................................................... 32
Unified Linux-stuurprogramma installeren ................................................................................................................ 32
Installatie van Unified Linux-stuurprogramma ongedaan maken .............................................................................. 33
Werken met Unified Driver Configurator .......................................................................................................................... 34
Unified Driver Configurator openen .......................................................................................................................... 34
Printers configureren ................................................................................................................................................. 34
Scanners Configuration ............................................................................................................................................ 35
Ports Configuration (Poorten configureren) .............................................................................................................. 35
Printereigenschappen configureren ................................................................................................................................. 36
Een document afdrukken ................................................................................................................................................ 36
Afdrukken vanuit een toepassing .............................................................................................................................. 36
Bestanden afdrukken ................................................................................................................................................ 37
Een document scannen ................................................................................................................................................... 37
Werken met Image Manager .................................................................................................................................... 38
Hoofdstuk 10:
UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
Software voor Macintosh installeren ................................................................................................................................ 40
Printerstuurprogramma ............................................................................................................................................. 40
De printer instellen .......................................................................................................................................................... 41
Voor een op een netwerk aangesloten Macintosh .................................................................................................... 41
Voor een via USB aangesloten Macintosh ............................................................................................................... 41
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 42
3
Document afdrukken ................................................................................................................................................. 42
Afdrukinstellingen wijzigen ........................................................................................................................................ 42
Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier ................................................................................................. 44
Dubbelzijdig afdrukken .............................................................................................................................................. 44
Scannen .......................................................................................................................................................................... 45
Scannen met USB .................................................................................................................................................... 45
4
1
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Printersoftware installeren
onder Windows
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X”
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op Start → Alle programma’s → Bureauaccessories → Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•
Printersoftware installeren
•
Printersoftware opnieuw installeren
•
Printersoftware verwijderen
Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in
het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u
op Doorgaan in het vensterUser Account Control.
3
Klik op Volgende.
Printersoftware installeren
U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken of afdrukken
via een netwerk. Om de printersoftware op de computer te installeren,
moet u de juiste installatieprocedure uitvoeren voor de printer die wordt
gebruikt.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer
met de printer kan communiceren. De installatieprocedure voor
stuurprogramma's verschilt mogelijk per besturingssysteem.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint
met de installatie.
Software installeren voor afdrukken via een
lokale printer
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer aangesloten
is met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USBof parallele kabel. Als uw printer op een netwerk aangesloten is, kunt
u deze stap overslaan en naar “Software installeren voor afdrukken via
een netwerk” op pagina 8 gaan.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer Typische installatie voor een lokale printer. Klik op
Volgende.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode
of de aangepaste methode.
OPMERKING: als tijdens de installatie het venster 'Nieuwe hardware
gevonden' verschijnt, klikt u op
in de rechterbovenhoek van het
venster om het venster te sluiten of klikt u op Annuleren.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
5
Printersoftware installeren onder Windows
OPMERKING: Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
OPMERKING: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
verschijnt het volgende venster.
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Aangepaste installatie
U kunt zelf onderdelen uitkiezen die geïnstalleerd moeten worden.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X”
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK.
• Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op Volgende.
• Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende en op Nee in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
• Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op Start → Alle programma’s → Bureauaccessories → Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe.
Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in
het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u
op Doorgaan in het vensterUser Account Control.
3
Klik op Volgende.
Anders klikt u op Volgende en slaat u stap 7 over.
6
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op Voltooien. Vervolgens wordt de website
van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op Voltooien.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
6
Printersoftware installeren onder Windows
4
Selecteer Aangepaste installatie. Klik op Volgende.
OPMERKING: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
5
Selecteer uw printer en klik op Volgende.
• Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op Volgende.
• Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende en op Nee in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
• Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op Volgende.
OPMERKING: U kunt de installatiemap wijzigen door op [ Bladeren ] te
klikken.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende.
Anders klikt u op Volgende en slaat u stap 9 over.
8
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Printersoftware installeren onder Windows
9
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op Voltooien. Vervolgens wordt de website
van Samsung geopend.
3
Klik op Volgende.
Anders klikt u gewoon op Voltooien.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter.
Klik op Volgende.
Software installeren voor afdrukken via een
netwerk
Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IPinstellingen voor de printer configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen
hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op elke computer
in het netwerk installeren.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de
aangepaste methode.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en
aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
OPMERKING: Als de printer niet op het netwerk is aangesloten,
verschijnt het volgende venster. Selecteer de gewenste instellingsoptie
en klik op Volgende.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X”
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op Start → Alle programma’s → Bureauaccessories → Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe.
Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in
het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u
op Doorgaan in het vensterUser Account Control.
8
Printersoftware installeren onder Windows
Het venster IP-adres instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop Bladeren.
OPMERKING: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op Bijwerken. In Windows klikt u op
Start -> Configuratiescherm, gaat u naar Windows Firewall en
schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u
de online handleiding.
6
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op Voltooien.
Anders klikt u gewoon op Voltooien.
1.Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
2.Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway voor
de printer en klik op Configureren om het specifieke IP-adres voor de
netwerkprinter in te stellen.
3..Klik op Volgende en ga naar stap 6.
• U kunt de netwerkprinter ook instellen via SyncThru™ Web
Service, een geïntegreerde webserver. Klik op SWS Starten in
het venster IP-adres instellen.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op Volgende.
OPMERKING: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Aangepaste installatie
U kunt individuele onderdelen selecteren die moeten worden
geïnstalleerd en een specifiek IP-adres instellen.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort
toevoegen om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan
staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X”
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op Start → Alle programma’s → Bureauaccessories → Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe.
9
Printersoftware installeren onder Windows
Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in
het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u
op Doorgaan in het vensterUser Account Control.
3
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort
toevoegen om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Klik op Volgende.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop Bladeren.
OPMERKING: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op Bijwerken. In Windows klikt u op
Start -> Configuratiescherm, gaat u naar Windows Firewall en
schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u
de online handleiding.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer Aangepaste installatie. Klik op Volgende.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op Volgende.
TIP: klik op de knop IP-adres instellen als u een specifiek IP-adres
op een specifieke netwerkprinter wilt instellen. Het venster IP-adres
instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
a. Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
b. Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway
voor de printer en klik op Configureren om het specifieke IP-adres
voor de netwerkprinter in te stellen.
c. Klik op Volgende.
• U kunt de netwerkprinter ook instellen via SyncThru™ Web
Service, een geïntegreerde webserver. Klik op SWS Starten in
het venster IP-adres instellen.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, verschijnt het volgende venster.
U kunt ook de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden
10
Printersoftware installeren onder Windows
gedeeld op het netwerk, de printer instellen als standaardprinter
en de poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op Volgende.
Printersoftware opnieuw installeren
U kunt de software opnieuw installeren als de installatie is mislukt.
1 Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu Start selecteert u Programma’s of Alle
programma’s → de naam van het printerstuurprogramma →
Onderhoud.
3
Selecteer Herstellen en klik op Volgende.
4
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op Volgende.
Selecteer het selectievakje Deze printer instellen op een server
om deze software op een server te installeren.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op Voltooien.
Anders klikt u gewoon op Voltooien.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort
toevoegen om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
• Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop Bladeren.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk opnieuw kunt installeren.
OPMERKING: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
11
Printersoftware installeren onder Windows
OPMERKING: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Printersoftware verwijderen
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu Start selecteert u Programma’s of Alle
programma’s → de naam van het printerstuurprogramma →
Onderhoud.
3
Selecteer Verwijderen en klik op Volgende.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk kunt verwijderen.
• Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op Volgende.
• Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u
op Volgende en Nee in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina aan het
einde afgedrukt.
• Het herinstallatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
4
Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik
op Volgende.
5
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op Ja.
Het door u gekozen stuurprogramma wordt van uw computer
verwijderd.
6
Nadat de software verwijderd is, klikt u op Voltooien.
Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren
en klik op Volgende.
Als u de printersoftware hebt geïnstalleerd voor lokaal
afdrukken en u de naam van het printerstuurprogramma
selecteert, verschijnt er een venster met de vraag of u een
testpagina wilt afdrukken. Ga als volgt te werk:
a. Schakel het selectievakje in om een testpagina af te drukken
en klik op Volgende.
b. Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op Ja.
Als dat niet het geval is, klikt u op Nee om de pagina opnieuw
af te drukken.
6
Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op Voltooien.
12
Printersoftware installeren onder Windows
2
Standaard afdrukinstellingen
1
2
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken
in Windows beschreven.
Documenten afdrukken
•
Afdrukken naar een bestand (PRN)
•
Printerinstellingen
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster
Afdrukken verschijnt. Dit kan, afhankelijk van het gebruikte
programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie.
U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren
en het afdrukbereik.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•
Open het document dat u wilt afdrukken.
- Tabblad Lay-out
Zorg ervoor dat de printer
is geselecteerd.
- Tabblad Papier
- Tabblad Grafisch
- Tabblad Extra
- Tabblad Info
- Tabblad Printer
- Favorieten
- De Help-functie
3
4
Selecteer de printer in de keuzelijst Naam.
Documenten afdrukken
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het
afdrukvenster van de toepassing. Meer informatie vindt u op
“Printerinstellingen” op pagina 14.
NB
Als Instellen, Printer of Opties voorkomen in het afdrukvenster,
klikt u daarop. Klik in het volgende venster op Eigenschappen.
Klik op OK om het venster met printereigenschappen te sluiten.
• Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma
in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel
dezelfde onderdelen.
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit
met besturingssysteem in de printerhandleiding.
• U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
• Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen, verschijnt
mogelijk een uitroepteken
of het teken . Een uitroepteken wil
zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat deze niet wordt
aanbevolen, en het teken
wil zeggen dat u deze optie niet kunt
selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat.
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet
volgen om vanuit een Windows-programma af te drukken. De exacte
procedure kan per programma verschillen. Raadpleeg de handleiding
van uw softwaretoepassing voor de exacte afdrukprocedure.
13
Standaard afdrukinstellingen
5
6
Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak
te starten.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Printerinstellingen
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als
een bestand.
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot
alle informatie die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de
printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen
die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1 Schakel het selectievakje Afdrukken naar bestand in het venster
Afdrukken in.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster Eigenschappen
van de printer er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft het
venster Eigenschappen van Windows XP weer.
Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u
aanvullende Windows-tabbladen openen (zie de handleiding van
Windows) en het tabblad Printer (zie “Tabblad Printer” op pagina 17).
NB
2
Selecteer een map, wijs een naam toe aan het bestand en klik op
OK.
14
Standaard afdrukinstellingen
• De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de
afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen instellingen
die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma.
• Deze instellingen gelden zolang u uw programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven,
brengt u ze aan in de map Printers.
• De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop Start van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
van het printerstuurprogramma en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Tabblad Lay-out
Het tabblad Lay-out bevat opties waarmee u de weergave
van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen.
Onder Lay-outopties hebt u de keuze uit Meerdere pagina’s per
kant en Verkleinen/Vergroten. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
• Voor meer informatie, zie “Afdrukken op beide zijden van
het papier” op pagina 21.
Tabblad Papier
De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het
eigenschappenvenster van de printer. Zie “Documenten afdrukken”
op pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
Klik op het tabblad Papier om toegang te krijgen
tot de printereigenschappen.
Afdrukstand
Met behulp van Afdrukstand kunt u de richting selecteren waarin
informatie wordt afgedrukt op een pagina.
• Staand drukt af over de breedte van de pagina, zoals in een brief.
• Liggend drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een
spreadsheet.
• Met behulp van Draaien kunt u de pagina het opgegeven aantal
graden draaien.
Exemplaren
In het veld Exemplaren kunt u aangeven hoeveel exemplaren
u wilt afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen.
Formaat
Staand
In het veld Formaat stelt u in welk formaat papier in de lade ligt.
Als het vereiste formaat niet in het vak Formaat staat, klikt u op Aangepast.
Het venster Instelling aangepast papier verschijnt.
Vul het papierformaat in en klik op OK. De instelling verschijnt
in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Liggend
Invoer
Lay-outopties
Via Lay-outopties kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
U hebt de keuze uit Meerdere pagina’s per kant en Poster afdrukken.
• Voor meer informatie, zie “Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)” op pagina 19.
• Voor meer informatie, zie “Posters afdrukken” op pagina 20.
• Voor meer informatie, zie “Boekjes afdrukken” op pagina 20.
Controleer of bij Invoer de juiste papierlade is gekozen.
Kies voor Handmatige invoer als u op speciaal materiaal wilt afdrukken,
zoals enveloppen of transparanten. Plaats één vel tegelijk in de handmatige
invoer of de multifunctionele lade.
Als de papierinvoer is ingesteld op Automatisch selecteren, gebruikt
de printer de laden automatisch in deze volgorde: handmatige invoer
of multifunctionele lade, lade 1, optionele lade 2.
Type
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken biedt u de mogelijkheid om op beide zijden van
het papier af te drukken. Als deze optie niet wordt
weergegeven, beschikt uw printer niet over deze
functie.
15
Standaard afdrukinstellingen
Stel Type in volgens het papier in de lade van waaruit u wenst af te
drukken. Zo krijgt u de beste afdruk. Doet u dit niet, zal de afdrukkwaliteit
mogelijk niet aan uw verwachtingen beantwoorden.
Dik: dik papier met een gewicht tussen 90 en 105 g/m2.
Dun: dun papier met een gewicht tussen 60 en 70 g/m2.
Katoen: 75~90 g/m2 katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%.
Normaal papier: gewoon papier. Selecteer dit type indien u een
zwartwitprinter heeft en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m2.
Kringlooppapier: gerecycleerd papier van 75~90 g/m2.
Gekleurd papier: gekleurd papier van 75~90 g/m2.
Archiefpapier: kies deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt
bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Eerste pagina
Via deze vervolgkeuzelijst kunt u de eerste pagina afdrukken op een ander
type papier dan de rest van het document. U kunt de lade voor de eerste
pagina selecteren.
Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste pagina in de multifunctionele
lade en normaal papier in lade 1. Selecteer vervolgens Lade 1 voor de
optie Invoer en Multifunctionele lade voor de optie Eerste pagina. Als
deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer
niet over deze functie.
Afdruk aanpassen
Met Afdruk aanpassen kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig
schalen op een pagina. U hebt de keuze uit Geen, Verkleinen/Vergroten
en Aan pagina aanpassen.
• Voor meer informatie, zie “Documenten vergroot of verkleind afdrukken”
op pagina 21.
• Voor meer informatie, zie “Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen” op pagina 21.
Tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13 voor
meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad Grafisch om het onderstaande venster te openen.
16
Standaard afdrukinstellingen
Resolutie
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk af van het
printermodel. Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens
en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert,
kan het afdrukken van het document iets langer duren.
Tonerbesparingsmodus
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen
de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
• Printerinstelling: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald
door de instelling op het configuratiescherm van de printer. Sommige
printers ondersteunen deze functie niet.
• Aan: selecteer dit keuzerondje als u wilt dat de printer op elke pagina
minder toner gebruikt.
• Uit: als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten
selecteert u deze optie.
Geavanceerde opties
Om de geavanceerde opties in te stellen, klikt u op Geavanceerde
opties.
• TrueType-opties: deze optie bepaalt wat het stuurprogramma de printer
doorgeeft over het afbeelden van de tekst in uw document. Pas deze
opties eventueel aan uw document aan.
- Downloaden als contour: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw document
voorkomen maar nog niet in uw printer zijn opgeslagen. Als u
constateert dat de lettertypen niet juist zijn afgedrukt, kiest u
Downloaden als bitmapafbeelding en drukt u het document nogmaals
af. De instelling Downloaden als bitmapafbeelding is vaak handig als u
afdrukt vanuit Adobe. Deze functie is alleen beschikbaar als u het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
- Downloaden als bitmap: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen.
Documenten met complexe lettertypen (bijv. Koreaanse of Chinese
lettertypen) of verschillende soorten lettertypen worden met deze
instelling sneller afgedrukt.
- Grafisch afdrukken: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma alle lettertypen als afbeeldingen. Zo verhoogt
u mogelijk de afdruksnelheid bij documenten met veel afbeeldingen
en betrekkelijk weinig TrueType-lettertypes.
• Alle tekst zwart afdrukken: als Alle tekst zwart afdrukken
is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt,
ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven.
Tabblad Extra
Tabblad Info
Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13 voor meer informatie
over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Op het tabblad Info worden de copyrightinformatie en het versienummer
van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een
internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door
op het website-pictogram te klikken. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Klik op het tabblad Extra om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Tabblad Printer
Als u het venster Printereigenschappen opent via de map Printers,
is het tabblad Printer beschikbaar. Hier stelt u de printerconfiguratie in.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windowsbesturingssystemen.
1 Klik op de knop Start van Windows.
2
3
4
5
Selecteer Printers en faxapparaten.
Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer Eigenschappen.
Klik op het tabblad Printer en stel de gewenste opties in.
Correctie hoge hoogte
Watermerk
U kunt een afbeelding maken die als achtergrondtekst op elke pagina
in het document wordt afgedrukt. Voor meer informatie, zie “Watermerk
afdrukken” op pagina 22.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier
of formulieren. Voor meer informatie, zie “Overlay afdrukken” op pagina 23.
Uitvoeropties
• Afdruksubset: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten
worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
- Normaal (1, 2, 3): de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de
laatste pagina.
- Alle pagina’s omkeren (3,2,1): de printer drukt alle pagina's af van
de laatste tot de eerste pagina.
- Oneven pagina’s afdrukken: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een oneven bladnummer af.
- Even pagina’s afdrukken: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een even bladnummer af.
• Printerlettertypen gebruiken: als deze optie is ingeschakeld, gebruikt
de printer bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het
geheugen zijn opgeslagen en worden de lettertypen die in uw document
worden gebruikt niet gedownload. Omdat het downloaden van lettertypen
enige tijd in beslag neemt, verlopen afdruktaken mogelijk sneller als
u deze optie selecteert. Als u deze optie inschakelt, probeert de printer
lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk
overeenkomen met de lettertypen in het document. Als u in uw document
echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de lettertypen in het
geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan het
document op het scherm. Deze functie is alleen beschikbaar als
u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
17
Standaard afdrukinstellingen
Als u de printer op een grote hoogte wilt gaan gebruiken, markeert u dit
selectievakje. Daardoor wordt de afdrukkwaliteit geoptimaliseerd voor die
omstandigheden.
Favorieten
Via de optie Favorieten, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen,
kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan Favorieten:
1
2
3
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
Geef in het invoervenster Favorieten een naam aan deze
instellingen.
Klik op Opslaan.
Wanneer u instellingen opslaat onder Favorieten, worden
alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de
vervolgkeuzelijst Favorieten. De printer is nu ingesteld om af te drukken
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt
u op Verwijderen.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door Printerstandaard te selecteren in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop Help
in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft
gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma
van de printer biedt.
U kunt ook klikken op
in de rechterbovenhoek van het venster
en vervolgens op een instelling.
18
Standaard afdrukinstellingen
3
Geavanceerde
afdrukinstellingen
Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken
beschreven.
OPMERKING:
• Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
• U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
1
2
3
4
U kunt aangeven hoeveel pagina’s u op één vel wilt afdrukken.
Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s
verkleind en in de aangegeven volgorde gerangschikt. Het maximum
is 16 pagina’s per vel.
1
2
3
4
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
•
Posters afdrukken
•
Boekjes afdrukken
•
Afdrukken op beide zijden van het papier
•
Documenten vergroot of verkleind afdrukken
•
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
•
Watermerk afdrukken
•
Overlay afdrukken
5
6
19
Geavanceerde afdrukinstellingen
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
Selecteer Pagina’s per vel in de keuzelijst Type lay-out op het
tabblad Lay-out.
Geef in de keuzelijst Pagina’s per vel aan hoeveel pagina's
u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Afdrukvolgorde.
Markeer het selectievakje Paginakaders afdrukken
als u een rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
Klik op OK en druk het document af.
Posters afdrukken
Boekjes afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4,
9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken
om er zo een poster van te maken.
8
9
8
9
OPMERKING: De optie Poster afdrukken is beschikbaar wanneer de
resolutie op het tabblad Grafisch is ingesteld op 600 dpi.
1
2
3
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
Klik op het tabblad Lay-out en selecteer Poster afdrukken
in de keuzelijst Type lay-out.
Kies de instellingen voor de poster:
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit
PosterPoster<2x2>, Poster<3x3>, Poster<4x4>. Als u
Poster<2x2> selecteert, wordt de afdruk automatisch over
4 vellen gespreid.
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het
papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
1 Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster met de printereigenschappen.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2 Selecteer Boekje afdrukken in de keuzelijst Type op het tabblad
Type lay-out.
OPMERKING: De optie Boekje afdrukken is niet voor elk
papierformaat beschikbaar. Om na te gaan of deze functie beschikbaar
is voor uw papierformaat, selecteert u het papierformaat in de optie
Formaat op het tabblad Papier, waarna u controleert of het item
Boekje afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type lay-out op het tabblad
Lay-out actief is.
3
Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen
gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
4
5
0,15 inch
0,15 inch
4
5
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
Klik op OK en druk het document af. U kunt de poster voltooien
door de vellen aan elkaar te plakken.
20
Geavanceerde afdrukinstellingen
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
Klik op OK en druk het document af.
Vervolgens kunt u de pagina's vouwen en nieten.
Afdrukken op beide zijden van het
papier
Documenten vergroot of verkleind
afdrukken
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voordat u afdrukt,
moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken.
1
U kunt kiezen uit de volgende opties:
• Printerinstelling: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald
door de instelling in het configuratiescherm van de printer. Als deze
optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer
niet over deze functie.
• Geen
• Lange zijde, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
• Korte zijde, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
2
3
4
5
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
Selecteer Verkleinen/Vergroten in de keuzelijst Type afdruk
op het tabblad Papier.
Voer in het veld Percentage de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook klikken op
of .
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in Papieropties.
Klik op OK en druk het document af.
2
3
3
2
5
5
2
3
5
3
Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
5
▲ Lange zijde
▲ Korte zijde
• Omgekeerd dubbelzijdig: hiermee kunt de algemene afdrukvolgorde
in plaats van de dubbelzijdige selecteren. Als deze optie niet
wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over
deze functie.
A
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
1
OPMERKING: Druk niet af op beide zijden van etiketten,
transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen
veroorzaken en de printer beschadigen.
2
1
3
4
2
3
4
5
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
“Documenten afdrukken” op pagina 13.
Selecteer de afdrukstand op het tabblad Lay-out.
5
Selecteer in het vak Dubbelzijdig afdrukken de gewenste
dubbelzijdige afdrukoptie.
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
Klik op OK en druk het document af.
OPMERKING: als uw printer geen unit voor dubbelzijdig afdrukken
heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt dan
eerst om de andere pagina van het document af. Zodra u de eerste
zijde van de taak hebt afgedrukt, wordt er een venster weergegeven.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
21
Geavanceerde afdrukinstellingen
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
Selecteer Aan pagina aanpassen in de keuzelijst Type afdruk
op het tabblad Papier.
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst Afdrukpapier.
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in Papieropties.
Klik op OK en druk het document af.
Watermerk bewerken
Watermerk afdrukken
1
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaand document heen een
diagonale tekst afdrukken. U kunt bijvoorbeeld diagonaal over de eerste
pagina of op alle pagina’s van een document in grote grijze letters
“CONCEPT” of “VERTROUWELIJK” afdrukken.
2
Er worden verschillende vooraf gedefinieerde watermerken bij de printer
geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe
watermerken toevoegen aan de lijst.
3
4
5
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Watermerk.
Het venster Watermerk bewerken wordt geopend.
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst Huidige
watermerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
Klik op Bijwerken als u de wijzigingen op wilt slaan.
Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Bestaand watermerk gebruiken
1
2
3
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
Klik op het tabblad Extra en selecteer het gewenste watermerk
in de keuzelijst Watermerk. Het geselecteerde watermerk wordt
weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
Klik op OK en druk het document af.
OPMERKING: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
pagina er zal uitzien.
Watermerk verwijderen
1
2
3
4
Nieuw watermerk maken
1
2
3
4
5
6
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Watermerk.
Het venster Watermerk bewerken wordt geopend.
Typ tekst in het vak Tekst in watermerk. De tekst mag maximaal
uit 40 tekens bestaan. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
getoond.
Als u Alleen eerste pagina aankruist, wordt het watermerk
alleen op de eerste pagina afgedrukt.
Selecteer de watermerkopties.
U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het
lettertype aangeven onder Lettertypekenmerken en de hoek
van het watermerk instellen onder Hoek tekst.
Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst
toe te voegen.
Nadat u klaar bent met bewerken, klikt u op OK en drukt
u het document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u (Geen watermerk)
in de keuzelijst Watermerk.
22
Geavanceerde afdrukinstellingen
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Watermerk.
Het venster Watermerk bewerken wordt geopend.
Selecteer in de lijst Huidige watermerken het watermerk
dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Overlay gebruiken
Overlay afdrukken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document
afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Wat is een overlay?
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van
de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die
kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats
daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat
en geeft u aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt
moet worden. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in de printer
te plaatsen. U hoeft alleen maar aan te geven dat de printer de
briefhoofdoverlay moet afdrukken op uw document.
2
3
4
5
1
WORLD BEST
2
3
4
5
6
7
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor
de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding
precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden.
Ga naar de printereigenschappen als u het document als een
overlay wilt opslaan. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Overlay.
Klik in het venster Overlay bewerken op Overlay maken.
Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst Overlay.
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst Overlay
voorkomt, klikt u op Bewerken en op Overlay laden en selecteert
u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster
Overlay laden.
Nieuwe overlay maken
Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe overlay
samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens
van uw bedrijf of een afbeelding bevat.
Open een document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw
document aan.
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
Klik op het tabblad Extra.
6
7
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Lijst van overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de keuzelijst Lijst van overlays.
Klik, indien nodig, op Overlay bevestigen voor afdrukken.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer
u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin
u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document
wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op
uw document.
Klik op OK of Ja totdat het afdrukken wordt gestart.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
In het venster Overlay maken voert u in het vak Bestandsnaam
een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het
pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover).
Klik op Opslaan. De naam verschijnt in het vak Lijst van overlays.
OPMERKING: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde
Klik op OK of Ja als u klaar bent met het maken van de overlay.
zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen
op de vaste schijf van uw computer.
OPMERKING: het documentformaat van de overlay moet hetzelfde
zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Stel geen overlays
met watermerken samen.
Overlay verwijderen
U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
2
3
4
5
6
23
Geavanceerde afdrukinstellingen
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad Extra.
Klik op Bewerken onder Overlay.
Selecteer in de Lijst van overlays de overlay die u wilt verwijderen.
Klik op Overlay verwijderen.
Wanneer er een venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd, klikt u op Ja.
Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
4
Windows PostScriptstuurprogramma (SCX-4x28
Series)
Dit onderwerp is van belang als u het PostScript-stuurprogramma op de
cd-rom van het systeem wilt gebruiken om een document af te drukken.
PPD's bieden in combinatie met het PostScript-stuurprogramma
toegang tot de printerfuncties en stellen de computer ertoe in staat
om met de printer te communiceren. Een installatieprogramma voor
de PPD's vindt u op de bijgeleverde software-cd-rom.
Geavanceerd
Als u de geavanceerde opties wilt gebruiken, klikt u op de knop
Geavanceerd.
• Papier/uitvoer: met deze optie selecteert u het papierformaat in de lade.
• Grafisch: met deze optie regelt u de afdrukkwaliteit voor specifieke
afdruktaken.
• Documentopties: met deze opties stelt u de PostScript-opties
of -printerfuncties in.
De Help-functie
U kunt klikken op
in de rechterbovenhoek van het venster en
vervolgens op een instelling.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot alle opties
die u nodig hebt wanneer u de printer gebruikt. Als de printereigenschappen
worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor de afdruktaak
nodig hebt, controleren en wijzigen.
Hoe het venster met de printereigenschappen er uitziet, hangt
af van het besturingssysteem. In deze softwarehandleiding wordt
het eigenschappenvenster van Windows XP weergegeven.
Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
NB:
• De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst
de afdrukinstellingen in de softwaretoepassing te wijzigen en alleen
instellingen die u daar niet vindt aan te passen in het
printerstuurprogramma.
• Deze instellingen gelden zolang u het programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven,
brengt u ze aan in de map Printers.
• De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de
gebruikershandleiding of on line Help van Windows voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop Start van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printerstuurprogramma en selecteer Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
24
Windows PostScript-stuurprogramma (SCX-4x28 Series)
5
Werken met
Hulpprogramma
Direct afdrukken (SCX-4x28
Series)
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met Hulpprogramma Direct afdrukken
PDF-bestanden kunt afdrukken zonder ze te openen.
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken
met Hulpprogramma Direct afdrukken.
Vanuit het venster Hulpprogramma Direct
afdrukken
1
Of dubbelklik op het pictogram Hulpprogramma Direct afdrukken
op uw bureaublad.
OPGELET:
• U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking uit
en probeer opnieuw af te drukken.
• U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die worden beschermd met
een wachtwoord. Schakel de functie voor het wachtwoord uit
en probeer opnieuw af te drukken.
• Afhankelijk van hoe het PDF-bestand is gemaakt, is het misschien
niet mogelijk het bestand af te drukken met het
programma Hulpprogramma Direct afdrukken.
• Het is afhankelijk van de installatie van een vaste schijf in de printer
of PDF-bestanden kunnen worden afgedrukt met het programma
Hulpprogramma Direct afdrukken.
• Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt
PDF versie 1.4 en lager. Bestanden van een hogere versie moet u
openen om ze te kunnen afdrukken.
Kies in het menu Start de optie Programma‘s of Alle
Programma‘s → Hulpprogramma Direct afdrukken →
Hulpprogramma Direct afdrukken.
2
3
4
5
Het venster Direct afdrukken wordt geopend.
Selecteer de gewenste printer onder Printer selecteren en klik op
Bladeren.
Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen.
Het PDF-bestand wordt nu toegevoegd aan de lijst in het veld
Bestanden selecteren.
Pas de printerinstellingen naar wens aan. Zie hieronder.
Klik op Afdrukken.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
Via het snelkoppelingspictogram
1
Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en sleep het naar
het pictogram Hulpprogramma Direct afdrukken op uw bureaublad.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de standaardprinter
verzonden.
Overzicht van Hulpprogramma Direct
afdrukken
OPMERKING: als de standaardprinter Hulpprogramma Direct
afdrukken niet ondersteunt, wordt er een berichtvenster geopend
waarin u wordt gevraagd een geschikte printer te selecteren.
Selecteer de juiste printer in het veld Printer selecteren.
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden
rechtstreeks naar uw printer stuurt zonder dat u deze bestanden hoeft te
openen. De gegevens worden via de Windows-spooler en de poort van het
printerstuurprogramma verzonden. Alleen PDF-documenten worden
ondersteund.
2
3
Als u dit programma wilt installeren, moet u de optie Aangepast (of
Aangepaste installatie) en vervolgens dit programma selecteren
wanneer u het printerstuurprogramma installeert.
Via het contextmenu
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
Klik op Afdrukken.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
1
2
3
4
Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt
afdrukken en kies Direct afdrukken.
Het venster Direct afdrukken wordt geopend. Het PDF-bestand is
hierin al toegevoegd.
Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
Pas de printerinstellingen naar wens aan. Zie hieronder.
Klik op Afdrukken.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
25
Werken met Hulpprogramma Direct afdrukken (SCX-4x28 Series)
6
Een lokale printer delen
Instellen als hostcomputer
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de Windowsgebruikershandleiding of on line Help voor andere Windowsbesturingssystemen.
OPMERKINGEN:
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
Zie Compatibiliteit met besturingssysteem onder Printerspecificaties
in de printerhandleiding.
• U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
1
2
3
4
5
6
Selecteer in het menu Start de optie Printers en faxapparaten.
Dubbelklik op het pictogram van het printerstuurprogramma.
Selecteer Delen in het menu Printer.
Schakel het selectievakje Deze printer delen in.
Typ een naam in het veld Deelnaam en klik vervolgens op OK.
Instellen als clientcomputer
1
2
3
4
5
6
26
Een lokale printer delen
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start in Windows en
selecteer Verkenner.
Selecteer Mijn netwerklocaties en klik met de rechtermuisknop op
Zoeken naar computers.
Typ het IP-adres van de hostcomputer in het veld Computernaam
en klik op Zoeken. (Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam
en een Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.)
Dubbelklik op Printers en faxapparaten.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer Verbinding maken.
Klik op Ja als wordt gevraagd of u de installatie wilt uitvoeren.
7
Scannen
U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten om
te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken.
U kunt deze bestanden faxen of e-mailen, op uw website zetten of
opnemen in projecten die u kunt afdrukken met behulp van Samsung
SmarThru-software of het WIA-stuurprogramma.
Scannen met Samsung SmarThru
Office
Samsung SmarThru is de software die standaard wordt geleverd bij uw
apparaat. U kunt SmarThru gebruiken om afbeeldingen of documenten
te scannen met lokale scanners of netwerkscanners.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•
Scannen met Samsung SmarThru Office
Werken met Samsung SmarThru Office
•
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Volg de onderstaande stappen om met SmarThru te scannen:
•
Scannen via het WIA-stuurprogramma
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer ingeschakeld zijn en
met elkaar zijn verbonden.
2
Leg uw foto of pagina op de glasplaat of voer deze via
de DADI (of ADI) in.
3
Na de installatie van Samsung SmarThru 4 wordt het pictogram voor
SmarThru 4 weergegeven op het bureaublad. Dubbelklik op het
pictogram SmarThru 4.
NB
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met
besturingssysteem in de printerhandleiding.
• U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
• De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren,
zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte,
het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de
instellingen van de bitdiepte. Het kan daarom afhankelijk van
uw systeem en het te scannen object onmogelijk blijken met een
specifieke resolutie te scannen, vooral als er met verbeterde dpi
wordt gewerkt.
Dubbelklik op dit pictogram.
Het venster SmarThru 4 wordt geopend.
Werkbalk
Werkgebied
Naar Taakbalk
•Werkbalk: met behulp van de pictogrammen voor
snelkoppelingen kunt u bepaalde functies activeren, bijvoorbeeld
Scan, Zoeken, enz.
•Werkgebied
- SmarThru Desktop: aangemaakt in de standaard Windowsmap Mijn documenten.
- Sorteren op schijf: bestanden in de mappen die niet zijn
geïndexeerd, worden niet weergegeven in het gedeelte
Sorteren op schijf. Sorteercriteria zijn Datum, Bestandstypen,
Laatst gebruikt.
27
Scannen
Als u een map wilt toevoegen aan de index, drukt u op het
menu Bewerken → Voorkeursinstellingen → Index.
De snelheid waarmee de toegevoegde mappen met bestanden
worden weergegeven, is afhankelijk van de snelheid van de
computer en het aantal toegevoegde mappen met bestanden.
OPMERKINGEN:
• Voor het indexeren van, en zoeken in PDF-bestanden moet
u Adobe Acrobat Reader 7.0.5 of hoger installeren.
• U kunt ook de index- en zoekfuncties bij SmarThru gebruiken die
worden ondersteund door Microsoft Indexing Service.
OPMERKINGEN:
• In Windows XP kunt u het startprogramma van SmarThru gebruiken,
weergegeven rechts op de Taakbalk,
om het venster Scaninstelling snel te openen.
• Bij besturingssystemen anders dan Windows XP klikt u op het
pictogram SmarThru
in het systeemvak op de Taakbalk van
Windows om het startprogramma van SmarThru te activeren.
- Windows-mappen: stelt de gebruiker in staat
te navigeren door mappen en bestanden.
- Het rechter deelvenster: geeft de inhoud van de geselecteerde
map weer.
•Naar Taakbalk: voer de bijbehorende toepassing direct uit. Sleep
de geselecteerde bestanden naar de knop van de desbetreffende
toepassing.
Scaninstelling biedt de volgende mogelijkheden:
•Scanner selecteren: lokale scanner of netwerkscanner
selecteren.
- Lokale scan: na het scannen via de parallelle poort of de
USB-poort kunt u de uitvoer van de scan opslaan in een
afbeeldingsbestand of een document.
- Netwerkscan: na het scannen via het netwerk kunt u de uitvoer
van de scan opslaan als JPEG-, TIFF- of PDF-bestand.
Als u de netwerkscanner wilt gebruiken, dient u
Netwerkscanbeheer op uw computer te installeren en de
scanner in dat programma te registreren. Zie het hoofdstuk
Scannen in de gebruikershandleiding.
- Verzenden via e-mail: documenten via e-mail verzenden terwijl
u werkt in SmarThru.
Als u een gescande afbeelding of een gescand document per email wilt verzenden, moet u een e-mailprogramma hebben zoals
Outlook Express en moet uw e-mailaccount in dit programma zijn
ingesteld.
- Verzenden via FTP: een documentbestand uploaden naar een
fileserver terwijl u werkt in SmarThru.
- Verzenden via fax: documenten verzenden via lokale Lokaal
fax of Netwerkfax terwijl u werkt in SmarThru 4.
4
•Scaninstellingen: aanpassen van instellingen voor Beeldtype,
Resolutie, Scangrootte, Papierinvoer.
Klik op Scan op de werkbalk of in het venster van SmarThru 4.
Scaninstellingen aanpassen.
•Scan To: aanpassen van instellingen voor Bestandsnaam,
Bestandsindeling, OCR-taal.
5
Klik op Scan om met scannen te beginnen.
OPMERKING: Als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Cancel.
6
Helpaanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over SmarThru op
in de rechterbovenhoek
van het venster. Het venster SmarThru Help wordt geopend en u kunt de
helpaanwijzingen van het programma SmarThru op het scherm zien.
Klik hierop om met scannen te beginnen.
28
Scannen
Scannen met een TWAIN-compatibel
programma
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze TWAINcompatibel zijn, zoals Adobe Photoshop. Wanneer u voor het eerst gaat
scannen met een ander programma, moet u het apparaat in dit
programma als TWAIN-bron selecteren.
Als u wilt scannen, voert u de volgende stappen uit:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer aan staan en goed
met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
3
4
5
Open uw programma, bijvoorbeeld PhotoDeluxe of Photoshop.
Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
Scan het origineel en sla de afbeelding op.
3
Dubbelklik op het pictogram van het printerstuurprogramma.
De wizard Scanner en camera verschijnt.
4
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien
welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
5
6
Klik op Volgende.
7
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt
bewerken nadat deze op uw computer is opgeslagen.
Windows Vista
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
2
Klik op Start → Configuratiescherm → Hardware en geluiden
→ Scanners en camera’s.
3
Klik op Een document of foto scannen. De toepassing Windows
Faxen en scannen wordt automatisch geopend.
OPMERKING: u moet de instructies van het desbetreffende programma
opvolgen om een afbeelding te kunnen produceren. Zie hiervoor de
gebruikershandleiding van de toepassing.
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer een
bestandsindeling en een opslaglocatie voor de afbeelding.
OPMERKING: Klik op Scanners en camera’s weergeven om de
scanners te bekijken.
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma voor het scannen
van afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van Microsoft‚
Windows‚ XP voor de ondersteuning van digitale camera's en scanners.
In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIAstuurprogramma zonder aanvullende software afbeeldingen gemakkelijk
scannen en bewerken.
4
5
Klik op Scannen om het scannerstuurprogramma te openen.
6
Klik op Scannen.
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op Voorbeeld om te zien hoe
uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
OPMERKING: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Stop
in de wizard Scanner en camera.
Windows 7
OPMERKING: het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows
XP/Vista als er een USB-poort beschikbaar is.
Windows XP
1
2
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
Ga vanuit het menu Start op het bureaublad naar Instellingen,
Configuratiescherm en vervolgens Scanners en camera’s.
29
Scannen
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
2
Klik op Start → Configuratiescherm → Hardware en geluiden →
Apparaten en printers.
3
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
stuurprogramma van het apparaat onder Printers en
faxapparaten → Scan starten. De toepasssing Nieuwe scan
verschijnt.
4
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op Voorbeeld om te zien hoe
uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
5
Klik op Scannen.
8
Indien u een Windows-gebruiker bent, selecteert u in het menu Start de
optie Programma's of Alle programma's → de naam van
uw printerstuurprogramma → Smart Panel.
Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma waarmee de status van de printer wordt
bewaakt. U kunt de status bekijken en de printerinstellingen aanpassen.
In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch geïnstalleerd
wanneer u de printersoftware installeert. Als u Linux gebruikt, moet u
Smart Panel downloaden vanaf de website van Samsung
(www.samsung.com/printer) en installeren.
OPMERKINGEN:
• Vereisten om dit programma te gebruiken:
- Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als u wilt
weten welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
- Mac OS X 10.3 of hoger
- Linux. Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als
u wilt weten welke Linux-systemen compatibel zijn met de printer.
- Internet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML
Help.
• De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom.
OPMERKINGEN:
• Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel, zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de
rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het
pictogram voor Smart Panel en selecteer de naam van uw
printer.
• Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
softwaregebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
naargelang de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem.
Het programma Smart Panel vermeldt de huidige status van de printer,
het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere
informatie. U kunt ook instellingen wijzigen.
1
Kennismaken met Smart Panel
Smart Panel verschijnt automatisch als er tijdens het afdrukken een fout
optreedt. Deze fout wordt dan weergegeven.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het
pictogram voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows)
of in het systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de
statusbalk (Mac OS X).
Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
1 Tonerniveau
Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. De
printer en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle printers beschikken
over deze functie.
Nu kopen
U kunt reservetonercassette(s) on line bestellen.
Probleemoplossingsgids
Klik op deze knop om de Help te bekijken en problemen op te lossen.
Instelling printer
In het venster van het hulpprogramma Printerinstellingen kunt u
verschillende printerinstellingen configureren. Niet alle printers beschikken
over deze functie.
klik op dit pictogram in Mac OS X.
OPMERKING: Als uw printer verbonden is met een netwerk en u
gebruikt Windows en Mac OS X, verschijnt het venster SyncThru Web
Service in plaats van het venster van het hulpprogramma voor de
printerinstellingen. Linux ondersteunt geen netwerkomgevingen.
klik op dit pictogram in Linux.
30
Smart Panel gebruiken
Instelling stuurprogramma (Alleen voor Windows)
Via het venster met printereigenschappen heeft u toegang tot alle
printeropties die u nodig heeft als u de printer gebruikt. Meer informatie
vindt u onder Zie “Printerinstellingen” op pagina 14.
De probleemoplossingsgids openen
In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen die
een foutstatus veroorzaken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Probleemoplossingsgids.
Hulpprogramma Printerinstellingen
Via het hulpprogramma Printerinstellingen configureert en controleert u
de afdrukinstellingen.
1
2
3
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac
OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Instelling
printer.
Wijzig de instellingen.
Klik op Toepassen om de wijzigingen naar de printer te sturen.
OPMERKINGEN: Indien uw printer is aangesloten op een netwerk,
verschijnt het venster SyncThru Web Service in plaats van het venster
van het hulpprogramma Printerinstellingen.
Help-aanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over het hulpprogramma voor
de printerinstellingen op
.
31
Smart Panel gebruiken
De instellingen van Smart Panel
wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster Opties.
9
Uw printer gebruiken
onder Linux
U kunt uw apparaat gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
• Aan de slag
• Unified Linux-stuurprogramma installeren
• Werken met Unified Driver Configurator
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
1
2
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer.
Schakel de computer en de printer in.
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
• Printereigenschappen configureren
OPMERKING: u moet zich aanmelden als superuser (root)
• Een document afdrukken
om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen
superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder.
• Een document scannen
Aan de slag
3
Download vanaf de website van Samsung het Unified Linux
Driver-pakket en decomprimeer het.
4
Klik op het pictogram "
" onderaan op het bureaublad. Als
het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
U moet het Linux-softwarepakket downloaden van de website
van Samsung (www.samsung.com/printer) om de printer- en
scannersoftware te installeren.
Samsung’s Unified Linux-pakket bevat stuurprogramma’s voor
het afdrukken van documenten en het scannen van afbeeldingen.
Het pakket biedt ook krachtige toepassingen voor het configureren
van de printer en het bewerken van gescande documenten.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem
kunt u met dit pakket diverse apparaten via snelle parallelle ECPpoorten en USB tegelijkertijd bewaken.
U kunt de verkregen documenten bewerken, op dezelfde lokale
of netwerkprinters afdrukken, verzenden via e-mail, uploaden
naar een FTP-site of exporteren naar een extern OCR-systeem.
[root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/
UnifiedLinuxDriver.tar.gz[root@localhost root]#cd
[bestandspad]/cdroot/Linux[root@localhost Linux]#./
install.sh
OPMERKING: Als u de grafische interface niet gebruikt en de
software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma
in de tekstmodus gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg
daarna de instructies op het terminalscherm.
5
Het Unified Linux-stuurprogrammapakket is voorzien
van een intelligent en flexibel installatieprogramma. U hoeft
niet te zoeken naar extra onderdelen voor de Unified Linuxstuurprogramma's: alle vereiste toepassingen worden gekopieerd
naar uw systeem en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk
op een groot aantal van de bekendste Linux-distributies.
32
Uw printer gebruiken onder Linux
Het beginscherm verschijnt. Klik op Next (Volgende).
6
Na afloop van de installatie klikt u op Finish (Voltooien).
Installatie van Unified Linuxstuurprogramma ongedaan maken
1
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
OPMERKING: U moet zich aanmelden als super user (root)
om de installatie van de printersoftware ongedaan te maken.
Als u geen super user bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
2
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung
Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Zie bij
problemen de helpaanwijzingen op het scherm. U opent
de Help via het systeemmenu of in een van de
stuurprogrammatoepassingen, zoals Unified Driver
Configurator of Image Manager.
3
4
Klik op het pictogram "
" onderaan op het bureaublad. Als
het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
Klik op Uninstall (Installatie ongedaan maken).
Klik op Next (Volgende).
OPMERKING: Het stuurprogramma in de tekstmodus
installeren:
• Als u de grafische interface niet gebruikt of het
stuurprogramma niet hebt kunnen installeren, moet u het
stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken.
• Volg de stappen 1 tot en met 3, voer [root@localhost
Linux]# ./install.sh in en volg daarna de instructies op
het terminalscherm. De installatie wordt voltooid.
• Voor het verwijderen van het stuurprogramma volgt u de
bovenstaande installatie-instructies, maar voert u
[root@localhost Linux]# ./uninstall.sh in op het
terminalscherm.
5
33
Uw printer gebruiken onder Linux
Klik op Finish (Voltooien).
Werken met Unified Driver
Configurator
Unified Linux Driver Configurator is een tool dat voornamelijk
is bestemd voor de configuratie van printers of MFP-apparaten.
Aangezien een MFP-apparaat de functies van een printer en
scanner combineert, zijn de opties in Unified Linux Driver
Configurator logisch gegroepeerd in printer- en scannerfuncties.
Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om
de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/Okanaal te regelen.
Printers configureren
Het configuratiescherm bestaat uit twee tabbladen: Printers
en Classes.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified
Linux Configurator als u de huidige printerconfiguratie van het
systeem wilt bekijken.
Naar Printer
Configuration
Nadat u het Unified Linux-stuurprogramma hebt geïnstalleerd,
wordt het pictogram Unified Linux Driver Configurator
automatisch aan uw bureaublad toegevoegd.
Alle geïnstalleerde
printers
Unified Driver Configurator openen
1
2
Dubbelklik op Unified Driver Configurator
op uw bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken
en achtereenvolgens Samsung Unified Driver en
Samsung Unified Driver Configurator selecteren.
Klik in de modulebalk op de knop van
het configuratievenster dat u wilt openen.
Status, modelnaam
en URI van de printer
In dit scherm vindt u de volgende knoppen:
• Refresh (Vernieuwen): lijst met beschikbare printers
vernieuwen.
• Add Printer (Printer toevoegen): nieuwe printer
toevoegen.
Knop Printers Configuration
(Printers configureren)
• Remove Printer (Printer verwijderen): geselecteerde
printer verwijderen.
Knop Scanners Configuration
• Set as Default (Als standaardwaarde instellen): huidige
printer instellen als standaardprinter.
Knop Ports Configuration
(Poorten configureren)
• Stop/Start (Stoppen/starten): printer stoppen/starten.
• Test: testpagina afdrukken om te controleren
of de printer goed werkt.
• Properties (Eigenschappen): eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen. Zie pagina 36 voor meer informatie.
3
Klik op Help voor helpaanwijzingen op het scherm.
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit
(Afsluiten) om Unified Driver Configurator te sluiten.
34
Uw printer gebruiken onder Linux
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
printerklassen weergegeven.
Ports Configuration
(Poorten configureren)
In dit scherm kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven
die bezet wordt door een afgebroken taak.
Alle printerklassen
Naar Ports
Configuration
Alle beschikbare
poorten
Status van de klasse
en aantal printers
in de klasse
Poorttype, aangesloten
apparaat en status
• Refresh (Vernieuwen): de lijst met klassen vernieuwen.
• Add Class... (Klas toevoegen): een nieuwe printerklasse
toevoegen.
• Refresh (Vernieuwen): de lijst met beschikbare poorten
vernieuwen.
• Remove Class (Klas verwijderen): de geselecteerde
printerklasse verwijderen.
• Release port (Poort vrijgeven): de geselecteerde poort
vrijgeven.
Printers en scanners poorten laten delen
Scanners Configuration
In dit scherm kunt u de activiteiten van de scanners bewaken,
een lijst met geïnstalleerde Samsung MFP-apparaten opvragen,
eigenschappen van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
Naar Scanners
Configuration
De printer kan via een parallelle poort of USB-poort worden
aangesloten op een hostcomputer. Omdat het MFP-apparaat
uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet
de toegang van "gebruiker"-toepassingen tot deze apparaten
via één I/O-poort goed worden geregeld.
Het Samsung Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een
geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt
gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma's van
Samsung. De stuurprogramma's benaderen de apparaten via
de zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFPpoort kan worden bekeken in het scherm Ports Configuration
(Poorten configureren). Door poorten te delen voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl
een ander blok in gebruik is.
Alle geïnstalleerde
scanners
Leverancier, model en
type van de scanner
• Properties... (Eigenschappen): de scaneigenschappen
wijzigen en een document scannen. Zie pagina 37.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken
als u een nieuwe MFP-printer configureert op het systeem.
In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort te kiezen voor
het nieuwe apparaat. Met deze keuze stelt u de meest geschikte
configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners
worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
stuurprogramma's zodat de juiste instellingen standaard
worden toegepast.
• Drivers... (Stuurprogramma's): de activiteiten
van scanstuurprogramma's bewaken.
35
Uw printer gebruiken onder Linux
Printereigenschappen
configureren
Een document afdrukken
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen vanuit
de printerconfiguratie, kunt u verschillende eigenschappen
voor uw apparaat als printer wijzigen.
1 Open Unified Driver Configurator.
2
3
Ga eventueel naar het scherm Printers Configuration.
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers
en klik op Properties (Eigenschappen).
Het venster Printer Properties (Printereigenschappen)
wordt geopend.
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken
met Common UNIX Printing System (CUPS). Vanuit al deze
toepassingen kunt u op de printer afdrukken.
1 Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie Print
(Afdrukken) in het menu File (Bestand).
2 Selecteer Print directly using lpr (Rechtstreeks afdrukken
via lpr).
3 In het venster LPR GUI selecteert u het printermodel in de
lijst met printers en klikt u op Properties (Eigenschappen).
Klik
4
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
•General (Algemeen): locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt
weergegeven in de printerlijst van het venster Printers
Configuration.
•Connection (Verbinding): een andere poort bekijken
of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt van USB in
parallel of andersom terwijl de printer in gebruik is, moet
u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren.
•Driver (Stuurprogramma): een ander
printerstuurprogramma bekijken of selecteren.
Klik op Options (Opties) als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
•Jobs (Taken): de lijst met afdruktaken weergeven. Klik
op Cancel job (Taak annuleren) om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show
completed jobs (Voltooide taken weergeven) in om
voltooide taken in de lijst op te nemen.
•Classes (Klassen): de klasse waartoe uw printer behoort.
Klik op Add to Class (Toevoegen aan klasse) om uw
printer aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class (Verwijderen uit klasse) als u de
printer uit een geselecteerde klasse wilt verwijderen.
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Printer Properties.
4
36
Uw printer gebruiken onder Linux
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.
5
6
7
Dit venster bestaat uit de volgende vier tabbladen:
•General (algemeen): hier kunt u het papierformaat,
de papiersoort en de afdrukstand van de documenten
wijzigen. U kunt hier ook de dubbelzijdige afdrukfunctie
inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin
en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen.
•Text (Tekst): hier kunt u paginamarges opgeven en
tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
•Graphics (Afbeeldingen): hier kunt u grafische opties
instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden,
bijvoorbeeld kleuropties en grootte of positie van een
afbeelding.
•Device (Apparaat): hier kunt u afdrukresolutie, papierbron
en bestemming instellen.
Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit
het venster Properties.
Klik op OK in het venster LPR GUI om te beginnen
met afdrukken.
Het venster Printing (Bezig met afdrukken) verschijnt.
Hier kunt u de status van de afdruktaak volgen.
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
1 Dubbelklik op uw bureaublad op Unified Driver Configurator.
2
Klik op de knop
3
Configuration (Scanners configureren) te openen.
Selecteer de scanner in de lijst.
om het venster Scanners
Klik op uw
scanner
Klik op Cancel (Annuleren) als u de huidige afdruktaak
wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit
Samsung-apparaat door de standaard-CUPS-methode toe
te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met
het CUPS lpr-hulpprogramma. In het pakket stuurprogramma's
beschikt u echter over een veel gebruikersvriendelijker LPR
GUI-programma.
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat
is aangesloten op de computer en aan staat, verschijnt
uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd.
Zo drukt u elk bestand af:
1 Typ lpr <bestandsnaam> op de opdrachtregel van de
Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt
weergegeven.
2
3
Als u alleen lpr intikt en op Enter drukt, wordt eerst het
venster Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en)
selecteren) geopend. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op Open.
In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en
past u de eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan.
4
5
6
Zie voor meer informatie over het venster Properties
pagina 36.
Klik op OK om te beginnen met afdrukken.
37
Uw printer gebruiken onder Linux
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer,
kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als
er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste
scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de opties
instellen en de scantaak tegelijkertijd starten.
Klik op Properties (Eigenschappen).
Plaats de te scannen documenten met de bedrukte zijde
naar boven in de automatische documentinvoer of met
de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
Klik op Preview (Afdrukvoorbeeld) in het venster Scanner
Properties (Eigenschappen scanner).
Het document wordt gescand en er verschijnt een
voorbeeld van de afbeelding in het vak Preview.
Op de werkbalk vindt u diverse functies voor het bewerken
van de gescande afbeelding. Zie voor meer informatie over
het bewerken van een gescande afbeelding pagina 38.
10 Als u klaar bent, klikt u op Save (Opslaan) in de werkbalk.
11 Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan
en voer de bestandsnaam in.
12 Klik op Save.
Instellingen voor taaksoorten toevoegen
U kunt gekozen scanopties opslaan zodat u deze later voor
scantaken kunt gebruiken.
Sleep met de
muisaanwijzer over
het gedeelte dat
u wilt scannen
Zo slaat u een nieuwe taaksoort op:
1 Wijzig de opties in het venster Scanner Properties
(Eigenschappen scanner).
2 Klik op Save As (Opslaan als).
3
4
7
U wijzigt de scanopties in de vakken Image Quality en
Scan Area.
•Image Quality (Beeldkwaliteit): kleurcompositie en
scanresolutie selecteren voor de afbeelding.
•Scan Area (Scangebied): paginaformaat selecteren.
Klik op de knop Advanced (Geavanceerd) als u het
paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, klikt
u op Job Type (Taaksoort) en selecteert u een taaksoort
uit de keuzelijst. Zie voor meer informatie over vooraf
ingestelde taaksoorten pagina 38.
8
9
Klik op Default (Standaard) als u de standaardinstellingen
van de scanopties wilt herstellen.
Klik op Scan (Scannen) nadat u alle opties hebt ingesteld.
Links onder in het venster verschijnt een statusbalk die de
voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen
wilt annuleren, klikt u op Cancel (Annuleren).
De gescande afbeelding verschijnt op het nieuwe tabblad
Image Manager (Afbeeldingen beheren).
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
Klik op OK.
De instellingen worden toegevoegd aan de keuzelijst
Saved Settings (Opgeslagen instellingen).
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
Selecteer de gewenste instelling in de keuzelijst Job Type
(Taaksoort).
2 Klik op Save (Opslaan).
1
De volgende keer dat u het venster Scanner Properties
opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch
geselecteerd voor de scantaak.
Zo verwijdert u een opgeslagen taaksoort:
Selecteer de instelling die u wilt verwijderen
in de keuzelijst Job Type (Taaksoort).
2 De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
1
Werken met Image Manager
In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt
u menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande
afbeeldingen.
Met deze knoppen
bewerkt u de
afbeelding.
38
Uw printer gebruiken onder Linux
Met de volgende knoppen kunt u een afbeelding bewerken:
Knop
Functie
Afbeelding opslaan.
Laatste handeling ongedaan maken.
Laatste ongedaan gemaakte handeling
herstellen.
Bladeren door afbeelding.
Geselecteerd deel van afbeelding bijsnijden.
Uitzoomen op afbeelding.
Inzoomen op afbeelding.
Formaat van afbeelding schalen. U kunt het
formaat handmatig invoeren of instellen dat
de verhouding proportioneel, verticaal of
horizontaal wordt geschaald.
Afbeelding roteren; u kunt het aantal graden
selecteren in de keuzelijst.
Afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen.
Helderheid of contrast van afbeelding
aanpassen of afbeelding inverteren.
Eigenschappen van afbeelding weergeven.
Zie de helpaanwijzingen op het scherm voor meer informatie
over de toepassing Image Manager.
39
Uw printer gebruiken onder Linux
1
0
Uw printer gebruiken
met een Macintosh
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde USBinterface of 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand afdrukt vanaf
een Macintosh-computer, kunt u het CUPS-stuurprogramma gebruiken door
het PPD-bestand te installeren.
Opmerking: sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•
Software voor Macintosh installeren
•
De printer instellen
•
Afdrukken
•
Scannen
waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten, wordt op
de computer weergegeven. Klik op Continue.
9 Selecteer Typical installation for a local printer en klik daarna op
Continue (Volgende).
10 Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Quit (Afsluiten).
Opmerking:
• Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u op
Restart.
• Nadat de installatie is voltooid, moet u de verbinding instellen tussen
de printer en de computer. Zie "De printer instellen" op pagina 41.
De installatie van het printerstuurprogramma
ongedaan maken
U moet de installatie ongedaan maken voordat u een nieuwe versie
installeert of als de installatie niet is gelukt.
1 Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer
en de printer aan.
2 Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
3
Software voor Macintosh installeren
De cd-rom die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand
waarmee u het CUPS- of Apple LaserWriter-stuurprogramma kunt
gebruiken (alleen beschikbaar als u een printer gebruikt
die een PostScript-stuurprogramma ondersteunt) om af te
drukken vanaf een Macintosh-computer.
4
5
6
7
8
9
Dubbelklik op de het cd-rompictogram dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
Dubbelklik op de map MAC_Installer.
Dubbelklik op het pictogram van het Installer.
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
Het venster van het Samsung SPL-installatieprogramma wordt
geopend. Klik op Continue (Volgende).
Selecteer Uninstall (Installatie ongedaan maken) en klik
vervolgens op Uninstall (Installatie ongedaan maken).
Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Quit (Afsluiten).
Het wordt geleverd met de Twain driver waarmee u kunt scannen
op uw Macintoshcomputer.
Printerstuurprogramma
Het printerstuurprogramma installeren
1
2
3
4
5
6
7
8
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer
en de printer aan.
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
Dubbelklik op de het cd-rompictogram dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
Dubbelklik op de map MAC_Installer.
Dubbelklik op het pictogram van het Installer.
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
Het venster van het Samsung SPL-installatieprogramma wordt
geopend. Klik op Continue (Volgende).
Easy Install (Eenvoudige installatie) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
printertaken worden geïnstalleerd. Het bericht met de
40
Uw printer gebruiken met een Macintosh
besturingsbestand… en de naam van uw printer in
Print Using(Druk af via).
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u
gebruikt om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel
of een USB-kabel.
Voor een op een netwerk aangesloten
Macintosh
OPMERKING: sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer voordat u uw printer
aansluit in de gebruikershandleiding van de printer
onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
1
Volg de aanwijzingen op "Software voor Macintosh installeren"
op pagina 40 om het PPD-bestand en de filterbestanden op
uw computer te installeren.
2
Open de map Programma's en kies Utilities
(Hulpprogramma’s) en Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen).
• Voor MAC OS 10.5~10.6: open Systeemvoorkeuren in de
map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op Add (Toevoegen) in de Printer List (Printerlijst).
9
Voor een via USB aangesloten Macintosh
1
Volg de aanwijzingen op "Software voor Macintosh installeren" op
pagina 40 om het PPD-bestand en de filterbestanden op uw
computer te installeren.
2
Open de map Programma's en kies Utilities
(Hulpprogramma’s) en Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen).
• Voor MAC OS 10.5~10.6: open Systeemvoorkeuren in de
map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
4
5
6
7
8
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op Standaard en zoek de USBverbinding..
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet
goed werkt, selecteert u Samsung bij Printer Model
(Printermodel) en de naam van uw printer bij Model
Name (Modelnaam).
•MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet
goed werkt, selecteert u Samsung bij Print Using(Druk
af via) en de naam van uw printer bij Model (Model).
• Voor MAC OS 10.4: klik op IP-printer.
5
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad USB.
• Voor MAC OS 10.4: klik op Standaardkiezer en zoek de USBverbinding.
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad IP Printing (IP
Afdrukken).
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op IP.
Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printer Type.
WANNEER U EEN DOCUMENT MET VEEL PAGINA'S
AFDRUKT, KUNT U DE AFDRUKPRESTATIES VERBETEREN
DOOR DE OPTIE SOCKET FOR PRINTER TYPE TE KIEZEN.
Typ het IP-adres van uw printer in het veld Printer Address
(Printeradres).
Typ de naam van de afdrukwachtrij in het veld Queue Name
(Wachtrijnaam). Als u de wachtrijnaam voor uw afdrukserver
niet kunt bepalen, probeer dan eerst de standaardwachtrij.
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet
goed werkt, selecteert u Samsung bij Printer Model
(Printermodel) en de naam van uw printer bij Model
Name (Modelnaam).
Klik op Add (Toevoegen) in de Printer List (Printerlijst).
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op het pictogram +, waarna een
venster verschijnt..
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op het pictogram +, waarna een
venster verschijnt.
4
Het IP-adres van uw printer verschijnt in Printer List
(Printerlijst) en wordt ingesteld als standaardprinter.
Klik op Add (Toevoegen).
•Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt bij MAC OS 10.5~10.6 Selecteer
besturingsbestand… en de naam van uw printer in
Print Using(Druk af via).
6
Uw printer verschijnt in Printer List (Printerlijst) en wordt
ingesteld als standaardprinter.
Klik op Add (Toevoegen).
•MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet
goed werkt, selecteert u Samsung bij Print Using(Druk
af via) en de naam van uw printer bij Model (Model).
•Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt bij MAC OS 10.5~10.6 Selecteer
41
Uw printer gebruiken met een Macintosh
Afdrukinstellingen wijzigen
Afdrukken
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
OPMERKING:
Selecteer Print (Druk af) in het menu File (Bestand) van uw Macintoshtoepassing. De printernaam die in het printereigenschappenvenster
verschijnt, is afhankelijk van de gebruikte printer. Behalve de naam,
bestaat het printereigenschappenvenster uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
• Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van
de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit
vrijwel dezelfde onderdelen.
• U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
OPMERKING: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer
en de versie van het Macintosh-besturingssysteem.
Layout (Lay-out)
Document afdrukken
Op het tabblad Layout (Lay-out) vindt u opties waarmee u de
uiteindelijke afdruk van het document kunt aanpassen. U kunt
verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. KiesLayout (Layout) in de vervolgkeuzelijst Presets (Instellingen) om toegang te
krijgen tot de volgende functies.
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt
de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen
om af te drukken vanaf een Macintosh.
1
2
3
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
Open het menu File (Bestand) en klik op Page Setup
(Paginainstellingen) (Document Setup (Documentinstellingen)
in sommige toepassingen).
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere
opties, en klik op OK.
Zorg ervoor dat de
printer is geselecteerd.
▲ Mac OS 10.4
• Pages per Sheet (Pagina’s per vel): Hier kunt u opgeven
hoeveel pagina's op één vel worden afgedrukt. Zie 'Verschillende
pagina's afdrukken op één vel papierr' in de volgende kolom voor
meer informatie.
• Layout Direction (Lay-outrichting): U kunt de afdrukrichting
selecteren door op één van de vier voorbeelden in de interface te
klikken.
▲ Mac OS 10.4
4
5
6
Open het menu File (Bestand) en klik op Print (Druk af).
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina's
u wilt afdrukken.
Klik op Print (Druk af) als u klaar bent met het instellen van
de opties.
42
Uw printer gebruiken met een Macintosh
Graphics (Grafisch)
Printer Setting (Printerinstelling)
Op het tabblad Graphics (Grafisch) vindt u de opties Resolution
(Kwaliteit) en Darkness (Tonersterkte). Selecteer Graphics
(Grafisch) in de vervolgkeuzelijst Presets (Instellingen) om toegang te
krijgen tot de grafische functies.
Kies Printer Setting (Printerinstelling) in de vervolgkeuzelijst Presets
(Instellingen) om toegang te krijgen tot de volgende functies.
▲ Mac OS 10.4
Toner Save Mode (Tonerbesparingsmodus)
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen
de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
• Printer Setting (Printerinstelling): als u deze optie selecteert, wordt de
werking bepaald door de instelling op het configuratiescherm van de
printer. Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
• On (Aan): selecteer dit keuzerondje als u wilt dat de printer op elke
pagina minder toner gebruikt.
• Off (Uit): als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van
documenten selecteert u deze optie.
▲ Mac OS 10.4
• Resolution (Kwaliteit): U kunt de afdrukresolutie selecteren.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan de
afdruk van het document iets langer duren.
• Darkness (Tonersterkte): Met deze instelling kunt u documenten
lichter of donkerder afdrukken.
- Normal: dit is de instelling voor normale documenten.
- Light (Lichter): voor dikke lijnen en donkere afbeeldingen die
u lichter wilt afdrukken.
- Dark (Donkerder): voor dunne lijnen en lichte afbeeldingen
die u donkerder wilt afdrukken.
Paper (Papier)
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Paper Type (Papier Type) het type
papier dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo
krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal
plaatst, selecteert u het desbetreffende type papier.
▲ Mac OS 10.4
43
Uw printer gebruiken met een Macintosh
Verschillende pagina's afdrukken op één
vel papier
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voordat u dubbelzijdig
afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina's wilt inbinden.
De bindopties zijn:
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina's af te drukken.
1
2
Lange kant binden: dit is de klassieke lay-out die wordt gebruikt
bij het boekbinden.
Selecteer Print (Druk af) in het menu File (Bestand)
van uw Macintosh-toepassing.
Selecteer Layout (Lay-out).
Korte kant binden: dit is de techniek die vaak wordt gebruikt voor kalenders.
1
2
Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintosh-toepassing.
Selecteer de Layout (Lay-out).
▲ Mac OS 10.4
3
4
5
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken
via de keuzelijst Pages per Sheet (Pagina’s per vel).
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Layout Direction (Lay-outrichting).
▲ Mac OS 10.4
3
4
Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken,
selecteert u de gewenste optie in de keuzelijst Border (Rand).
Klik op Print (Druk af). De printer drukt het geselecteerde aantal
pagina's af op één zijde van elke pagina.
Selecteer een bindrichting bij Dubbelzijdig afdrukken.
Als u op Druk af klikt, drukt de printer aan beide zijden van het papier af.
OPGELET: als u dubbelzijdig afdrukken hebt geselecteerd en vervolgens
verschillende exemplaren van een document probeert af te drukken,
is het mogelijk dat de printer het document niet op de gewenste wijze
afdrukt. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren te sorteren en uw
document een oneven aantal pagina's bevat, worden de laatste pagina
van het eerste exemplaar en de eerste pagina van het volgende exemplaar
afgedrukt op de voor- en achterkant van één vel. Als u ervoor hebt
gekozen de exemplaren niet te sorteren, wordt dezelfde pagina afgedrukt
op de voor- en achterkant van één vel. Als u dus verschillende exemplaren
van een document nodig hebt en u die exemplaren aan beide kanten
van het papier wilt afdrukken, moet u ze een voor een afdrukken, als
afzonderlijke afdruktaken.
44
Uw printer gebruiken met een Macintosh
Scannen
U kunt documenten inscannen met behulp van Fotolader. Macintosh
biedt het programma Fotolader.
Scannen met USB
1
2
3
Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op
de juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
Start Programma’s en klik op Fotolader.
Opmerking: Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen
van afbeeldingen aangesloten verschijnt, trekt u de USB-kabel uit en
steekt u hem vervolgens weer in. Raadpleeg Fotolader als het
probleem aanhoudt.
4
5
Stel de scanopties in dit programma in.
Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Opmerking:
• Meer informatie over Fotolader vindt u in de helpfunctie van
Fotolader.
• Als u niet kunt scannen in Image Capture moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Image Capture werkt correct in Mac OS 10.3.9
of hoger en in Mac OS 10.4.7 of hoger.
• Als u via de DADI wilt scannen, gebruikt u software die compatibel is
met TWAIN.
• U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software,
zoals Adobe Photoshop.
• Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele
software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
45
Uw printer gebruiken met een Macintosh
SOFTWARE
INDEX
A
G
M
afdrukken
aan pagina aanpassen 21
boekjes 20
document 13
dubbelzijdig 21
meer pagina's per vel
Macintosh 44
Windows 19
overlay 23
poster 22
schalen 21
vanuit Linux 36
vanuit Macintosh 42
vanuit Windows 13
watermerk 22
afdrukstand, afdrukken
Windows 15
annuleren
scannen 29
geavanceerd afdrukken, gebruik 19
grafische eigenschappen, instellen 16
Macintosh
afdrukken 42
de printer instellen 41
printer instellen 41
scannen 45
stuurprogramma
installatie ongedaan maken 40
installeren 40
meer pagina's per vel afdrukken
Macintosh 44
Windows 19
MFP-stuurprogramma, installeren
Linux 32
B
boekjes afdrukken 20
D
document, afdrukken
Macintosh 42
Windows 13
dubbelzijdig afdrukken 21
H
help, gebruik 18
Help, gebruiken 24
I
installatie ongedaan maken
MFP-stuurprogramma
Linux 33
installatie ongedaan maken, software
Macintosh 40
Windows 12
installeren
Linux-software 32
printerstuurprogramma
Macintosh 40
Windows 5
instellen
afbeeldingsmodus 16
contrast 16
favorieten 18
resolutie
Windows 16
tonerspaarstand 16
TrueType 16
L
E
Extra, tabblad, eigenschappen, instellen 17
F
favorieten, instellingen, gebruik 18
lay-outeigenschappen, instellen
Macintosh 42
Windows 15
Linux
afdrukken 36
printereigenschappen 36
scannen 37
stuurprogramma, installeren 32
46
O
overlay
afdrukken 23
maken 23
verwijderen 23
P
papierbron, instellen
Windows 15
papiereigenschappen, instellen 15
papierformaat, instellen 15
papierlade, instellen
kopiëren 25
poster, afdrukken 20
PostScript-stuurprogramma
installeren 24
printereigenschappen
Linux 36
printereigenschappen, instellen
Macintosh 42
Windows 14, 24
printerresolutie, instellen
Windows 16
printersoftware
installatie ongedaan maken
Macintosh 40
Windows 12
installeren
Macintosh 40
Windows 5
printerstuurprogramma, installeren
Linux 32
S
scannen
Linux 37
SmarThru 27
TWAIN 29
WIA-stuurprogramma 29
scannen vanuit Macintosh 45
software
installatie ongedaan maken
Macintosh 40
Windows 12
installeren
Macintosh 40
Windows 5
opnieuw installeren
Windows 11
systeemeisen
Macintosh 40
statusmonitor, gebruik 30
T
tonerspaarstand, instellen 16, 43
TWAIN, scannen 29
W
watermerk
afdrukken 22
bewerken 22
maken 22
verwijderen 22
WIA, scannen 29
47