Dell B1265dnf Mono Laser Printer MFP Gebruikershandleiding

Categorie
Multifunctionals
Type
Gebruikershandleiding
BASIS
Gebruikershandleiding
Dell B1265dnf
BASIS
Gebruikershandleiding
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie,
normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows.
GEAVANCEERD
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en
het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar.
2
BASIS
1. Inleiding
Belangrijkste voordelen 5
functies 7
Nuttig om te weten 9
Informatie over deze
gebruikershandleiding 10
Veiligheidsinformatie 11
Apparaatoverzicht 16
Overzicht van het bedieningspaneel 19
Het apparaat inschakelen 21
Lokaal installeren van het
stuurprogramma 22
Het stuurprogramma opnieuw installeren 24
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Menuoverzicht 26
De taal op het display wijzigen 31
Afdrukmateriaal en lade 32
Eenvoudige afdruktaken 47
Normaal kopiëren 53
Basisfuncties voor scannen 57
Basisfuncties voor faxen 58
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren
bestellen 64
Beschikbare verbruiksartikelen 65
De tonercassette bewaren 66
Toner herverdelen 68
De tonercassette vervangen 69
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 71
Instellen van de waarschuwing
"Toner bijna op" 72
Het apparaat reinigen 73
Tips voor het verplaatsen en opbergen van
uw apparaat 77
3
BASIS
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen 79
Vastgelopen originelen verwijderen 80
Papierstoringen verhelpen 84
Informatie over de status-LED 89
Informatie over displaymeldingen 91
5. Bijlage
Specificaties 98
Beleid technische dienst Dell 107
Contact opnemen met Dell 108
Garantie en teruggavebeleid 109
Copyright 110
1. Inleiding
In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te gebruiken.
Belangrijkste voordelen 5
functies 7
Nuttig om te weten 9
Informatie over deze gebruikershandleiding 10
Veiligheidsinformatie 11
Apparaatoverzicht 16
Overzicht van het bedieningspaneel 19
Het apparaat inschakelen 21
Lokaal installeren van het stuurprogramma 22
Het stuurprogramma opnieuw installeren 24
Belangrijkste voordelen
Milieuvriendelijk
Dit apparaat beschikt over een Eco-functie waarmee u toner en papier
kunt sparen.
U kunt meerdere pagina's op één vel afdrukken om papier te besparen
(zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 165).
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken
(dubbelzijdig afdrukken) (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken"
op pagina 165).
Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik
aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Snel afdrukken met hoge resolutie
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 x 1.200 dpi effectieve uitvoer.
Snel on-demand afdrukken.
- Voor enkelzijdig afdrukken, 28 ppm (A4) of 29 ppm (Letter).
-
Voor dubbelzijdig afdrukken, 14 ppm (A4) of 15 ppm (Letter).
Gemak
Met apps die Google Cloud Print™ ondersteunen (zie "Google Cloud
Print™" op pagina 136) kunt u vanaf uw smartphone of computer
documenten afdrukken, waar u ook bent.
Dell Printer Manager en Dell Printer Status Monitor zijn programma's
die de status van het apparaat controleren en u deze doorgeven, en
waarmee u de instellingen van het apparaat kunt aanpassen.
U kunt contact opnemen met Dell Support (Dell Ondersteuning) via
www.dell.com of support.dell.com. Selecteer uw regio op de pagina
WELCOME TO DELL SUPPORT en voer de gevraagde gegevens in
om toegang te krijgen tot ondersteuningshulpmiddelen en informatie.
Belangrijkste voordelen
Grote functionaliteit en brede ondersteuning van
toepassingen.
Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 100).
Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten aanpassen met
woorden zoals "Vertrouwelijk" (zie "Geavanceerde afdrukfuncties
gebruiken" op pagina 165).
Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw
document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen
papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 165).
U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie
"Systeemvereisten" op pagina 103).
Het apparaat is uitgerust met een USB- en/of een netwerkinterface.
functies
Functies per model omvatten:
Besturingssysteem
(: ondersteund)
Software
(: ondersteund)
Besturingssysteem B1265dnf
Windows
Macintosh
Linux
Unix
Software B1265dnf
PCL/SPL-printerstuurprogramma
XPS-printerstuurprogramma
Dell Printer Manager Instellingen voor
scannen naar pc
Instellingen voor faxen
naar pc
Apparaatinstellingen
Hulpprogramma voor het bestellen van Dell-
printerbenodigdheden
Hulpprogramma Firmware Update
Dell Printer Status
Embedded Web Service
Faxen Dell Network PC Fax
Scannen Twain-
scanstuurprogramma
WIA-
scanstuurprogramma
Dell Scan Assistant
SmarThru Office
Software B1265dnf
functies
Verschillende functies
(: ondersteund)
functies B1265dnf
Hi-Speed USB 2.0
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX
bedraad LAN
Eco-afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
Automatische documentinvoer (ADI)
Google Cloud Print™
Faxen Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Veilige ontv.
Dubbelz. afdr.
Naar ander nr./ Ontv. en doorst.
- fax
Scannen Scan naar pc
Kopiëren Identiteitskaarten kopiëren
Sorteren
Posters afdrukken
Klonen
Kopiëren
(Vervolg)
2 pagina's/vel, 4 pagina's/vel
Achtergrond wijzigen
Dubbelzijdig kopiëren
functies B1265dnf
Nuttig om te weten
Het apparaat drukt niet af.
Open de afdruklijst en verwijder het document uit de lijst
(zie "Een afdruktaak annuleren" op pagina 48).
Verwijder het stuurprogramma en installeer deze opnieuw
(zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op
pagina 22).
Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows.
Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen
kopen?
Raadpleeg een Dell-distributeur of uw detailhandelaar.
Ga naar www.support.dell.com. Kies uw land of regio
voor productinformatie.
De status-LED knippert of blijft branden.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in deze
handleiding en los het probleem op (zie "Informatie over de
status-LED" op pagina 89).
Er is papier vastgelopen.
Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer.
Zoek de instructies voor het verwijderen van vastgelopen
papier in deze handleiding en los het probleem op (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 84).
De afdrukken zijn vaag.
Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de
tonercassette heen en weer.
Probeer een andere instelling voor de resolutie.
Vervang de tonercassette.
Waar kan ik het stuurprogramma van de
printer downloaden?
Ga naar www.support.dell.com om het laatste
apparaatstuurprogramma te downloaden, en installeer dit
op uw systeem.
10
1. Inleiding
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en
biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die
doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen
ondervindt bij gebruik van het apparaat.
De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden
uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met het
door u gekochte apparaat.
De schermafbeeldingen in deze Beheerdersgids kunnen afwijken van
de schermweergave van uw apparaat afhankelijk van de firmware-/
stuurprogrammaversie.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows 7.
1
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn
verwisselbaar:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
2
Algemene pictogrammen
Pictogra
m
Tekst Omschrijving
Opgepast
Biedt gebruikers informatie om het apparaat te
beschermen tegen mogelijke mechanische
schade of defecten.
Opmerkin
g
Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde
uitleg over een functie of voorziening van het
apparaat.
11
1. Inleiding
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen
aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees
deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Bewaar
dit document goed nadat u het hebt gelezen.
3
Belangrijke veiligheidssymbolen
Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in
dit hoofdstuk
4
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Waarsch
uwing
Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of
de dood kunnen veroorzaken.
Opgepas
t
Gevaren of onveilige praktijken die een klein letsel of
eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware
voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het
vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren.
Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het
apparaat los.
De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval
van nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op.
Het trappen op of beknellen van het netsnoer door een zwaar
voorwerp kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer
te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
12
1. Inleiding
Opgepast
5
Bedieningswijze
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het
apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd
lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in
van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er
moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricien om het stopcontact te vervangen.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of
de kabel naar de computer bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw
huisdier verwonden.
Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stopcontact.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen
papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen
veroorzaken.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde
van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Veiligheidsinformatie
13
1. Inleiding
6
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Opgepast
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om
vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand
ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Als u het apparaat niet bedient zoals beschreven in deze
handleiding of procedures uitvoert die afwijken van de
procedures die hier zijn vermeld, kan resulteren in gevaarlijke
blootstelling aan straling.
Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op
een plek waar water lekt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het
apparaat verplaatst. De onderstaande informatie bevat slechts
aanbevelingen gebaseerd op het apparaatgewicht. Wanneer
u vanwege uw medische conditie niet kunt tillen, til het
apparaat dan niet op. Voor veilig tillen moet u anderen vragen
om u te helpen en het apparaat altijd met het juiste aantal
personen optillen.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één
persoon worden opgetild.
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee
personen worden opgetild.
een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of
meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
of, indien
nodig, een grotere telefoondraad.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken.
Veiligheidsinformatie
14
1. Inleiding
7
Onderhoud/controle
Opgepast
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
langer is dan 2 meter voor een apparaat van 110V, moet het
snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische
schok of brand veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een
spanningsbron met hetzelfde energieniveau als op het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren,
neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht
geventileerde ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er
brand ontstaan.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of
brand veroorzaken.
a. AWG: American Wire Gauge
Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u
de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw
apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol, en
spuit geen water in het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u
verbruiksartikelen in het apparaat vervangt of de binnenkant
schoonmaakt.
U kunt letsel oplopen.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer
in elkaar steken.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een
professioneel technicus als het apparaat gerepareerd moet
worden.
Veiligheidsinformatie
15
1. Inleiding
8
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker
stof- en watervrij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en
te bedienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een
gekwalificeerde servicemedewerker. Reparatie door niet-
gekwalificeerde technici kan brand of elektrische
schokken veroorzaken.
Laat het apparaat alleen repareren door een
servicemedewerker van Dell.
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of
fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
verwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen
warm water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik
altijd koud water.
Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals
toner, kan het apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede
verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden
gebracht.
16
1. Inleiding
Apparaatoverzicht
9
Toebehoren
Netsnoer Beknopte installatiehandleiding
Software-cd
a
a. De software-cd bevat de stuurprogramma's van de printer en programma's.
Div. accessoires
b
b. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek model.
Apparaatoverzicht
17
1. Inleiding
10
Voorkant
1 Documentinvoerklep 9 Uitvoerlade
2 Klep van
documentinvoergeleider
10
Papieruitvoersteun
3
Documentuitvoerlade
11 Papierbreedtegeleider op een
handmatige invoer
4 Configuratiescherm 12 Scannerdeksel
5 Indicator papierniveau 13 Glasplaat van de scanner
6 Lade 14 Documentinvoerlade
7
Handmatige invoer
15 Papierbreedtegeleiders op een
documentinvoer
8 Voorklep 16 Steun voor documentuitvoer
Apparaatoverzicht
18
1. Inleiding
11
Achterkant
1 Netwerkpoort 4 USB-poort
2 Uitgang voor extra telefoontoestel (EXT) 5 Aansluiting netsnoer
3 Telefoonkabelaansluiting (Line) 6 Achterklep
19
1. Inleiding
Overzicht van het bedieningspaneel
12
Bedieningspaneel
1 Eco Overschakelen naar de eco-modus voor
het besparen van toner en papier (zie
"Eco-afdruk" op pagina 50).
2 Darkness Hiermee past u de helderheid aan om
een kopie te verkrijgen die beter leesbaar
is als het origineel onduidelijke
markeringen en donkere afbeeldingen
bevat.
3 ID Copy Hiermee kunt u beide zijden van een
identiteitskaart of een rijbewijs op één
zijde van een vel papier kopiëren (zie
"Identiteitskaarten kopiëren" op pagina
55).
4 Power Het apparaat in- of uitschakelen of het
apparaat activeren vanuit de
energiebesparingsmodus. Druk langer
dan drie seconden op deze knop om het
apparaat uit te schakelen.
5 faxen Hiermee schakelt u over naar de
faxmodus.
6 kopiëren Hiermee schakelt u over naar de
kopieermodus.
7 scannen Hiermee schakelt u over naar de
scanmodus.
8 Menu Hiermee opent u de menumodus en
bladert u door de beschikbare menu's.
9 Pijlen-links/rechts Hiermee bladert u door de beschikbare
opties in het geselecteerde menu en
verhoogt of verlaagt u waarden.
10 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het
scherm.
Overzicht van het bedieningspaneel
20
1. Inleiding
13
Het configuratiescherm aanpassen
11 Back Hiermee keert u terug naar het
bovenliggende menu.
12 Start Hiermee start u een taak.
13 Stop/
Clear
Hiermee kunt u op elk moment een taak
onderbreken.
14 Status-LED De functie geeft de status van uw printer
weer (zie "Informatie over de status-LED"
op pagina 89).
15 Numeriek toetsenblok Hiermee kiest u een nummer of voert u
alfanumerieke tekens in.
16 On Hook
Dial
Wanneer u op deze knop drukt, kunt u
een kiestoon horen. Voer vervolgens het
faxnummer in. Dit is vergelijkbaar met
bellen via de telefoonluidspreker.
17 Redial/
Pause
Hiermee kiest u het laatste nummer
opnieuw (in gereedmodus) of voegt u een
pauze (-) in een faxnummer in (in
bewerkingsmodus).
18 Address
Book
Hiermee kunt u vaak gekozen
faxnummers opslaan of opgeslagen
faxnummers zoeken.
19 Display screen Met deze functie wordt de huidige status
weergegeven en worden berichten
tijdens een bewerking weergegeven.
21
1. Inleiding
Het apparaat inschakelen
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
22
1. Inleiding
Lokaal installeren van het stuurprogramma
Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten. Als uw apparaat op een netwerk is verbonden,
slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie
van het stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie "Installeren van
een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 125).
Zie "Installatie van de software" op pagina 114 als u Mac OS, Linux
of Unix gebruikt.
Het installatievenster in deze Gebruikershandleiding kan verschillen
afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface.
•Door Aangepaste installatie te selecteren kunt u kiezen welke
programma's u wilt installeren.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
14
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle
programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
rom-station en klik op OK.
3
Selecteer Volgende.
Lokaal installeren van het stuurprogramma
23
1. Inleiding
4
Selecteer Op de computer aansluiten met een USB-kabel. Klik op
Volgende.
5
Volg de instructies in het installatievenster.
24
1. Inleiding
Het stuurprogramma opnieuw installeren
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te installeren.
15
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is.
2
Kies in het menu Start Programma's of Alle programma's > Dell > Dell Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Onderhoud.
3
Selecteer Herstellen en klik op Volgende.
4
Plaats de software-cd in uw cd-rom-station en installeer het stuurprogramma opnieuw (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina
22).
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Dit hoofdstuk levert informatie over de algemene menustructuur en de opties voor de basisinstellingen.
Menuoverzicht 26
De taal op het display wijzigen 31
Afdrukmateriaal en lade 32
Eenvoudige afdruktaken 47
Normaal kopiëren 53
Basisfuncties voor scannen 57
Basisfuncties voor faxen 58
26
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de
instelling en het gebruik van het apparaat.
Naast het gekozen menu verschijnt een sterretje (*).
Afhankelijk van de opties zullen sommige menu’s mogelijk niet op
het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
Afhankelijk van de opties kunnen sommige menu-onderdelen op uw
apparaat een andere naam hebben.
1
Toegang tot het menu
1
Selecteer de knop Faxen, Kopiëren of Scannen op het
bedieningspaneel, afhankelijk van de functie die u wilt gebruiken.
2
Selecteer (Menu) tot het gewenste menu op de onderste regel
van het display wordt weergegeven en druk op OK.
3
Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en
druk op OK.
4
Herhaal stap 3 als het geselecteerde menu-item submenu’s heeft.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste waarde te zoeken.
6
Druk op OK om de selectie op te slaan.
7
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Items Opties
Faxfunctie Tonersterkte Licht+5- Licht+1
Normaal
Donker+1- Donker+5
Contrast Licht+5- Licht+1
Normaal
Donker+1- Donker+5
Resolutie Standaard
Fijn
Superfijn
Fotofax
Kleurenfax
Scanformaat
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Faxfunctie Prior. verz.
Doorsturen Fax
PC
Veilige ontv. Aan
Uit
Afdrukken
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Menuoverzicht
27
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Faxinstel. Verzending Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
a
Faxinstel. Ontvangst Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz. Resolutie
Tonersterkte
Contrast
Scanformaat
Autom. rapport Aan
Uit
Items Opties
Kopieerfunctie Scanformaat
Verkl./vergr.
Tonersterkte Licht+5- Licht+1
Normaal
Donker+1- Donker+5
Items Opties
Menuoverzicht
28
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Kopieerfunctie Contrast Licht+5- Licht+1
Normaal
Donker+1- Donker+5
Oorspr. type Tekst
Tekst/Foto
Foto
Lay-out Normaal
2 op 1 vel
4 op 1 vel
ID kopie
Poster kopier.
Meer op 1 vel
Achtergrondkl. Uit
Auto
Versterk.nv.1
Versterk.nv.2
Vervag.niv. 1 - Vervag.niv. 4
Dubbelzijdig Uit
1->2Lan. zij.
1->2Kor. zij.
Items Opties
Kopieerinstel. St.inst. wijz. Scanformaat
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Oorspr. type
Achtergrondkl.
Afdrukinst. Afdrukstand Staand
Liggend
Dubbelzijdig Uit
1->2Lan. zij.
1->2Kor. zij.
Exemplaren [1-999]:1
Resolutie 600 dpi-Norm.
1200 dpi-Best
Tonersterkte Normaal
Licht
Donker
Items Opties
Menuoverzicht
29
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Afdrukinst. Duid. Tekst Uit
Minimum
Medium
Maximum
Auto CR LF
LF+CR
Emulatie Type emulatie
Instellingen
Items Opties
Systeeminst. Apparaatinst. Apparaat-id
Faxnummer
Datum en tijd
Klokmodus
Taal
Energ.spaarst.
Ontw.gebeurt.
Time-out syst.
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
b
Verk. pap.frm.
Verv. papier
b
Lege pg. afdr.
Tonerbesparing
Eco-instel.
Papierinstel. Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Marge
Items Opties
Menuoverzicht
30
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Systeeminst. Geluid/Volume Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
Rapport Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Adresboek
Fax verzenden
Fax verzonden
Fax ontvangen
Geplande taken
Ongewenste fax
Netwerkconf.
Gebruiksteller
Faxopties
Onderhoud
Toner Op wis.
c
Gebruiksduur
Serienummer
Toner bijna op
Items Opties
Systeeminst. Instel. wissen Alle instel.
Afdrukinst.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
Adresboek
Fax verzonden
Fax ontvangen
Netwerk TCP/IP (IPv4) DHCP
BOOTP
Statisch
TCP/IP (IPv6) IPv6 activeren
DHCPv6 config
Ethernet-snel. Onmiddellijk
10 Mbps Half
10 Mbps Full
100 Mbps Half
100 Mbps Full
Instel. wissen
Netwerkconf.
a. Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
b. Deze optie is alleen beschikbaar als 'Verkeerd papier' is ingeschakeld.
c. Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette nog een kleine hoeveelheid toner
bevat.
Items Opties
31
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het bedieningspaneel te wijzigen:
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Apparaatinst. > Taal op het bedieningspaneel.
Mogelijk moet u op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
2
Selecteer de taal die u wilt weergeven op het bedieningspaneel.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
32
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Afdrukmateriaal en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet aan deze
specificaties, kan dit problemen veroorzaken waarvoor reparatie
vereist is. Dergelijke reparaties worden niet gedekt door de garantie
of serviceovereenkomst van Dell.
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan uw apparaat beschadigen.
Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken.
Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 100).
Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van
vreemde materialen in de printen kan oververhitting veroorzaken en in
zeldzame gevallen brand.
2
Lade overzicht
Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen.
Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk
scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier
vastloopt.
1 Geleider voor lade-
uitbreiding
2 Papierlengtegeleider
3 Papierbreedtegeleider
3
2
1
Afdrukmateriaal en lade
33
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
De papierniveau-indicator geeft aan hoeveel papier er in de lade ligt.
1 Vol
2 Leeg
Beschikbare papiersoorten voor dubbelzijdig
afdrukken
Afhankelijk van het stroomvoltage dat uw apparaat gebruikt, verschillen de
beschikbare papiersoorten voor dubbelzijdig afdrukken. Raadpleeg de
onderstaande tabel.
1
2
Stroomvoltage Beschikbaar papier
110V Letter, Legal, US Folio, Oficio
220V A4
Afdrukmateriaal en lade
34
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
3
Papier in de lade plaatsen
Wanneer u afdrukt met de lade, moet u geen papier in de handmatige invoer plaatsen omdat dit een papierstoring kan veroorzaken.
Afdrukmateriaal en lade
35
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
4
Papier plaatsen in handmatige invoer
In de handmatige invoer kunnen speciale soorten en formaten afdrukmateriaal worden geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 100).
Tips voor het gebruik van de handmatige invoer
Plaats slechts één soort, formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk in de handmatige invoer.
Voeg tijdens het afdrukken geen papier toe als de handmatige invoer nog papier bevat. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken.
Plaats afdrukmaterialen in de handmatige invoer met de te bedrukken zijde naar boven en met de bovenrand eerst en zorg ervoor dat het materiaal in
het midden van de lade ligt.
Let voor optimale adrukkwaliteit en ter voorkoming van vastlopend papier (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 100) op de volgende
aanwijzingen.
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten vlak, voor u ze in de lade voor handmatige invoer plaatst.
Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmedia de richtlijnen voor het plaatsen van afdrukmateriaal (zie "Afdrukken op speciale afdrukmedia" op pagina
37).
Als vellen overlappen bij het afdrukken via de handmatige invoer, opent u de lade, verwijdert u de overlappende vellen en probeert u opnieuw af te
drukken.
Als het papier niet goed wordt doorgevoerd bij het afdrukken, duwt u het papier met de hand tot het automatisch wordt doorgevoerd.
Wanneer de machine zich in de energiebesparende modus bevindt, voert het apparaat geen papier in van de handmatige invoer. Haal het apparaat uit
de slaapstand door op de aan/uit-knop te drukken voordat u de handmatige invoer gebruikt.
Afdrukmateriaal en lade
36
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Afdrukmateriaal en lade
37
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
5
Afdrukken op speciale afdrukmedia
De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale afdrukmedia in elke
lade.
De media wordt ook weergegeven in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken. Voor de beste afdrukkwaliteit selecteert u het juiste mediatype
in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken > tabblad Papier >
Papiertype (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
Als u bijvoorbeeld op etiketten wilt afdrukken, selecteert u Etiketten als
Papiertype.
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om
telkens een vel per keer in te voeren (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 100).
Afdrukken op speciale media (voorzijde naar boven)
Als speciale media afdrukt worden met vouwen, kreuken of dikke
zwarte lijnen, moet u de achterklep openen en het afdrukken
nogmaals proberen. Houd de achterklep tijdens het afdrukken
geopend.
Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 100 voor papiergewicht
per vel.
Types Lade Handmatige invoer
Normaal papier ●●
Dik papier ●●
Afdrukmateriaal en lade
38
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
(: ondersteund, Leeg: niet beschikbaar)
Enveloppen
Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit.
Plaats een envelop op de volgende manier om deze te bedrukken.
Als enveloppen worden afgedrukt met vouwen, kreukels of dikke zwarte
lijnen, moet u de achterklep openen en het afdrukken nogmaals proberen.
Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: niet zwaarder dan 90 g/m
2
, anders kunnen de
enveloppen vastlopen.
- Samenstelling: plat liggend met minder dan 6 mm opkrullende
rand, zonder lucht.
- Toestand: geen gekrulde, verkreukelde of beschadigde
enveloppen.
- Temperatuur: dienen tegen de warmte en druk van het apparaat in
werking te kunnen.
Dikker
Dun papier ●●
Bankpost ●●
Gekleurd papier
Kartonpapier ●●
Etiketten
Transparanten
Envelop
Dikke envelop
Voorbedrukt
Katoen
Kringlooppapier ●●
Archiefpapier ●●
Types Lade Handmatige invoer
Afdrukmateriaal en lade
39
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van
het apparaat, ongeveer 170 C. De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan
15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u uitsluitend
transparanten gebruiken die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bestand tegen de fixeertemperatuur in het apparaat.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat leidt tot vlekken bij het afdrukken.
Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten maakt. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Afdrukmateriaal en lade
40
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige
blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om te vermijden dat afgedrukte transparanten aan elkaar gaan kleven,
mag u ze tijdens het afdrukken niet laten opstapelen in de uitvoerlade.
Aanbevolen afdrukmedia: transparanten voor een kleurenlaserprinter
van Xerox, zoals 3R 91331 (A4) en 3R 2780 (Letter)
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend
etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van het
apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor
informatie over de fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
Afdrukmateriaal en lade
41
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
- Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer dan 13
mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt.
Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het
afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van de afdrukmedia.
Afdrukmateriaal en lade
42
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan
liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u
het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft.
Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet
smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0,1
seconde worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur (ongeveer 170
°C) van het apparaat.
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt.
6
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het papierformaat en -
type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Papierinstel. >
Papierformaat of Type papier op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste lade en de gewenste optie.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
Afdrukmateriaal en lade
43
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven
krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel
werden opgegeven.
a Als u afdrukt vanuit een toepassing, opent u de toepassing en het
afdrukmenu.
b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
c Klik op het tabblad Papier en selecteer het juiste papiertype.
Als u papier met speciale afmetingen wilt gebruiken, zoals
factuurpapier, selecteert u het tabblad Papier > Formaat >
Bewerken... en stelt u Instellingen aangepast papierformaat in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
7
Originelen voorbereiden
Plaats geen papier dat kleiner is dan 142 × 148 mm of groter dan 216 ×
356 mm.
Vermijd het gebruik van de volgende papiertypes om papierstoringen,
een slechte afdrukkwaliteit en schade aan het apparaat te voorkomen.
- Carbonpapier of papier met carbonrug
- Gecoat papier
- Licht doorschijnend of dun papier
- Gekreukt of gevouwen papier
- Gekruld of opgerold papier
- Papier met scheuren
Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
8
Originelen plaatsen
U kunt de glasplaat van de scanner gebruiken om een document te
kopiëren, te scannen of als fax verzenden.
Op de glasplaat van de scanner
Vanaf de glasplaat van de scanner kunt u originele kopiëren of scannen.
Voor de beste scankwaliteit, met name bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, doet u er goed aan de glasplaat te gebruiken. Zorg dat er zich
geen originelen in de documentinvoer bevinden. Wanneer een origineel
wordt gedetecteerd in de documentinvoer, krijgt deze voorrang op het
origineel op de glasplaat van de scanner.
Afdrukmateriaal en lade
44
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
1
Til het deksel van de scanner op.
2
Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner. Plaats het document zorgvuldig in het
verlengde van de markering linksboven op de glasplaat.
3
Sluit het deksel van de scanner.
Afdrukmateriaal en lade
45
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Als u het deksel van de scanner tijdens het kopiëren niet sluit, kan
dat een nadelig effect hebben op de kopieerkwaliteit en het
tonerverbruik.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon (zie "Het apparaat reinigen" op pagina
73).
Als u een pagina uit een boek of tijdschrift wilt kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat u het deksel
van de scanner openstaan tijdens het kopiëren.
Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas breekt en
u zich kwetst.
Plaats uw hand niet onder het scannerdeksel terwijl u het sluit. Het
scannerdeksel kan op uw handen vallen en letsel veroorzaken.
Kijk tijdens het kopiëren of scannen niet in het licht van de scanner.
Dit is schadelijk voor de ogen.
In de automatische documentinvoer
In de documentinvoer kunt u tot 40 vellen papier van 75 g/m2 voor één taak
plaatsen.
1
Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
2
Plaats de originelen in de documentinvoerlade met de bedrukte zijde
naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen
samenvalt met de markering voor het papierformaat op de
invoerlade.
Afdrukmateriaal en lade
46
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
3
Stel de ADI in overeenkomstig het papierformaat.
Stof op de glasplaat van de ADI kan zwarte strepen op de afdruk
veroorzaken. Houd de glasplaat schoon (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 73).
Als u wilt afdrukken op beide zijden van het papier met de ADI, drukt
u op het bedieningspaneel op (Copy) > (Menu) >
Kopieerfunctie > Dubbelzijdig > 1->2Lan. zij. of 1->2Kor. zij. om
op één zijde van het papier af te drukken. Plaats het papier
vervolgens opnieuw in de printer om op de andere zijde af te
drukken.
47
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Eenvoudige afdruktaken
Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 165) voor speciale afdrukfuncties.
9
Tijdens het afdrukken
Wanneer u gebruik maakt van Macintosh of Linux, raadpleegt u
"Afdrukken in Macintosh" op pagina 170 of "Afdrukken in Linux" op
pagina 172.
Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Notepad in Windows 7.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het
afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om
gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties. (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
5
Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de
afdruktaak te starten.
Eenvoudige afdruktaken
48
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
10
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier:
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige taak ook annuleren door op (Stop/Clear) op het
bedieningspaneel te drukken.
Eenvoudige afdruktaken
49
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
11
Voorkeursinstellingen openen
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in deze
gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of
. Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt
selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil
zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de
instellingen of omgeving van het apparaat.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt
weergegeven.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren.
U kunt de huidige status van het apparaat controleren met de knop
Printerstatus (zie "Dell Printer Status gebruiken" op pagina 203).
Eenvoudige afdruktaken
50
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met de optie Favorieten. die op elk tabblad behalve het tabblad Dell
verschijnt, kunt u de huidige voorkeursinstellingen opslaan voor toekomstig
gebruik.
Volg deze stappen om een Favorieten.-item op te slaan.
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Typ in het invoervak Favorieten. een naam voor deze instellingen.
3
Klik op (Toevoegen). Als u instellingen opslaat onder
Favorieten. worden alle huidige stuurprogramma-instellingen
opgeslagen.
Selecteer meer opties en klik op (Wijzigen). De instellingen worden
toegevoegd aan de voorinstellingen die u hebt opgegeven. Om de
bewaarde instelling te gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst
Favorieten.. Het apparaat is nu ingesteld om afdrukken te maken met
de gekozen instellingen. Om de opgeslagen instellingen te wissen kiest
u deze uit de vervolgkeuzelijst Favorieten. en klikt u op (Wissen).
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook
herstellen door Standaardfavoriet te selecteren in de vervolgkeuzelijst
Favorieten.
12
Help gebruiken
Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken en druk op F1 op uw toetsenbord.
13
Eco-afdruk
Met de functie Eco spaart u toner en papier uit. De functie Eco spaart
natuurlijke hulpbronnen en helpt u milieuvriendelijke afdrukken te maken.
Eenvoudige afdruktaken
51
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Als u op het bedieningspaneel op de knop (Eco) drukt, wordt deze
modus ingeschakeld. De standaardinstelling van de Eco-modus is
Dubbelzijdig afdrukken (Lange zijde), Meerdere pagina's per zijde (2),
Blanco pagina's overslaan en Tonerspaarstand.
Instellen van Eco-modus op het
bedieningspaneel.
De instellingen die via het stuurprogramma zijn opgegeven krijgen
voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie "Toegang
tot het menu" op pagina 26).
Mogelijk moet u op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus
te gaan.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Apparaatinst. > Eco-
instel. op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Standaardmodus: In deze modus is de eco-modus
uitgeschakeld. (Dubbelzijdig (lange zijde)/tonerbesparing/2 op 1
vel/blanco pagina´s overslaan)
- Uit: Zet de eco-modus uit.
- Aan: Zet de eco-modus aan.
Als u de eco-modus instelt met een wachtwoord via de Embedded Web
Service (tabblad Settings > Machine Settings > System > Eco >
Settings), verschijnt de melding Geforc.. U moet het wachtwoord
invoeren om de eco-modus te wijzigen.
Temp wijz: Volg de instellingen van de Embedded Web Service.
Voordat u dit item selecteert, moet u de eco-functie instellen in
de Embedded Web Service > tabblad Settings > Machine
Settings > System > Eco > Settings.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
Eco-modus in het stuurprogramma instellen
Open het tabblad Eco om de Eco-modus in te stellen. Als u de eco-
afbeelding ziet ( ), betekent dit dat de eco-modus momenteel is
ingeschakeld.
Eco-opties
Standaardinstelling printer: Volg de instellingen op het
bedieningspaneel van de printer.
Geen: Schakelt Eco-modus uit.
Eco-afdruk: Schakelt eco-modus in. Activeer de verschillende Eco-
onderdelen die u wilt gebruiken.
Eenvoudige afdruktaken
52
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Wachtwoord: Als de beheerder de Eco-modus heeft ingeschakeld,
moet u het wachtwoord opgeven om de status te wijzigen.
Resultaatsimulator
De Resultaatsimulator toont de resultaten van verlaagde kooldioxide-
emissies, elektriciteitsverbruik en de hoeveelheid uitgespaard papier,
naargelang de door u gekozen instellingen.
De resultaten worden berekend op basis van een totaal aantal van
honderd pagina's zonder blanco pagina, als de Eco-modus is
uitgeschakeld.
Zie voor de berekeningscoëfficiënt met betrekking tot CO2, energie en
papier het IEA, de index van het Japanse ministerie van Binnenlandse
Zaken en Communicatie en www.remanufacturing.org.uk. Elk model
gebruikt een ander kengetal.
Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus betreft bij dit apparaat het
gemiddelde elektriciteitsverbruik bij afdrukken.
De werkelijke bespaarde of verlaagde hoeveelheden kan verschillen
naargelang het gebruikte besturingssysteem, computerkracht,
programma´s, aansluitmethode, mediatype, mediaformaat,
complexiteit van de afdruktaak, enz.
53
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Normaal kopiëren
Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Menu Kopiëren" op
pagina 142) voor speciale afdrukfuncties.
14
Normaal kopiëren
1
Selecteer (kopiëren) op het bedieningspaneel.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
3
Om de kopieerinstellingen, zoals onder meer Verkl./vergr.,
Tonersterkte, Contrast en Origineel aan te passen via de knoppen
op het configuratiescherm (zie "De instellingen per kopie wijzigen"
op pagina 53).
4
Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van de pijl of het
numeriek toetsenblok.
5
Druk op (Start).
Als u de kopieertaak moet annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd,
drukt u op (Stop/Clear). De kopieertaak wordt dan gestopt.
15
De instellingen per kopie wijzigen
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren zodat u
snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de
kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie
wijzigen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op (Stop/Clear)
drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt
ingesteld, geannuleerd en worden de standaardinstellingen
hersteld. Na afloop van een kopieerproces worden de
standaardinstellingen altijd automatisch hersteld.
Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie "Toegang
tot het menu" op pagina 26).
Mogelijk moet u op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus
te gaan.
Tonersterkte
Als er vlekken en donkere afbeeldingen op uw origineel staan, kunt u de
helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
Normaal kopiëren
54
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie >
(Tonersterkte) op het bedieningspaneel.
Of druk op de knop (Tonersterkte) op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Bijvoorbeeld Licht+5 is de lichtste en Donker+5 is de donkerste.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Contrast
In het menu Contrast kunt u het verschil tussen lichte en donkere stukken
in een afbeelding verkleinen of vergroten.
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie >
Contrast op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de optie die u wilt en druk op OK. Selecteer Donker om
het contrast te verhogen en selecteer Licht om dit te verlagen.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Origineel
Met de oorspronkelijke instelling kunt u de kwaliteit van de kopie verbeteren
door het documenttype voor de huidige kopieertaak te selecteren.
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Oorspr.
type op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit
tekst bestaan.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s
bevatten.
Als de tekst op de afdruk onscherp is, selecteert u Tekst om scherpe
teksten te krijgen.
Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding verkleinen tot 25% of
vergroten tot 400% wanneer u originelen kopieert via de glasplaat.
Afhankelijk van het model of optionele onderdelen zijn enkele LED's
mogelijk niet beschikbaar (zie "Verschillende functies" op pagina 8).
Wanneer het apparaat is ingesteld op Eco-modus, zijn de vergroot-
en verkleinfuncties niet beschikbaar.
Normaal kopiëren
55
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Om uit de vooraf ingestelde kopieerformaten te
selecteren
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Verkl./
vergr. op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Om de grootte van de kopie aan te passen door
rechtstreeks de schaalverhouding in te voeren
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie > Verkl./
vergr. > Aangepast op het bedieningspaneel.
2
Geef het gewenste kopieerformaat op met het numerieke
toetsenblok.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
4
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op de kopie
zwarte lijnen verschijnen.
16
Identiteitskaarten kopiëren
Uw apparaat kan dubbelzijdige originelen afdrukken op één vel.
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft zonder dat het
origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is handig voor het kopiëren
van kleine documenten zoals visitekaartjes.
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner
worden geplaatst.
Als het apparaat is ingesteld op Eco-modus is deze functie niet
beschikbaar.
Selecteer voor een betere afbeeldingskwaliteit (kopiëren) >
(Menu) > Kopieerfunctie > Oorspr. type > Foto op het
bedieningspaneel.
Normaal kopiëren
56
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
1
Druk op (ID Copy) op het bedieningspaneel.
2
Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder
zoals aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de
scanner.
3
Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display.
4
Druk op Start.
Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display
verschijnt Plaats achterz. en druk op Start.
5
Keer het origineel om en leg het op de glasplaat zoals wordt
aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de
scanner.
6
Druk op Start.
Als u niet op (Start) drukt, wordt alleen de voorzijde gekopieerd.
Als het origineel groter is dan het afdrukgebied, worden sommige
gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
57
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Basisfuncties voor scannen
Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Scanfuncties" op pagina
176) voor speciale scanfuncties.
17
Basisfuncties voor scannen
Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het scannen van
originelen.
Dit is een basisscanmethode voor een apparaat dat via USB is verbonden.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
Als u wilt scannen via het netwerk, raadpleegt u de handleiding
Geavanceerd (zie "Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten
op een netwerk" op pagina 180).
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
2
Selecteer (scannen) > Naar pc scan. > Lokale comp. op het
bedieningspaneel.
Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de poortconnectie
of selecteert u Scannen vanaf paneel op apparaat inschakelen in
Dell Printer Manager > Geavanceerde modus activeren >
Instellingen voor scannen naar pc.
3
Selecteer de gewenste toepassing en druk op OK.
De standaardinstelling is Mijn docum..
U kunt de map waarin het gescande bestand is opgeslagen, toevoegen
of verwijderen in Dell Printer Manager > Geavanceerde modus
activeren. > Instellingen voor scannen naar pc.
4
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
5
Het apparaat begint te scannen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in
C:\Gebruikers\gebruikersnaam\Mijn documenten. De opslagmap
kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte
programma.
58
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Basisfuncties voor faxen
Raadpleeg de Handleiding Geavanceerd (zie "Faxfuncties" op pagina
184), voor speciale faxfuncties.
U kunt dit apparaat niet als faxapparaat gebruiken via een
internettelefoon. Raadpleeg uw internetprovider voor meer
informatie.
Wij raden het gebruik van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: Public Switched Telephone Network) wanneer u
telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere
internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit van
de verbinding verbeteren door gebruik te maken van een microfilter.
Een microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de kwaliteit van
de netwerk/internetverbinding. Aangezien er geen DSL-microfilter
met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u best contact op met
uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
(zie "Achterkant" op pagina 18).
18
Voorbereiden om te faxen
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen moet u het meegeleverde
telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting in de wand (zie
"Achterkant" op pagina 18). Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding
voor informatie over de aansluiting. Het maken van een telefoonverbinding
verschilt van land tot land.
19
Een fax verzenden
U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de ADI
plaatsen. Als er zich zowel originelen in de ADI als op de glasplaat
van de scanner bevinden, worden de originelen in de ADI eerst
gelezen omdat de ADI een hogere prioriteit heeft bij het scannen.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
2
Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 60).
Basisfuncties voor faxen
59
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
4
Voer het faxnummer van de ontvanger in.
5
Druk op (Start) op het bedieningspaneel. Het document wordt
gescand en naar de bestemmingen gefaxt.
•Met Dell Network PC Fax kunt u de fax rechtstreeks vanaf uw
computer verzenden (zie "Een fax met uw computer verzenden" op
pagina 185).
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op (Stop/Clear) voordat
het apparaat begint met verzenden.
Als u een fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner, verschijnt
er een bericht waarin u wordt gevraagd een volgende pagina in te
voeren.
Een fax handmatig verzenden
Voer de volgende stappen uit om een fax te verzenden met (On Hook
Dial) op het configuratiescherm. Als uw apparaat over een hoorn beschikt,
kunt u een fax verzenden met de hoorn (zie "functies" op pagina 7).
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
2
Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 60).
4
Druk op On Hook Dial op het bedieningspaneel of neem de hoorn
van de haak.
5
Voer een faxnummer in met behulp van het numeriek toetsenblok op
het bedieningspaneel.
6
Druk op (Start) op het bedieningspaneel zodra u een hoge
faxtoon hoort van het ontvangende faxapparaat.
Groepsverzending (faxen naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzending kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch in het
geheugen opgeslagen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na
verzending worden de originelen automatisch uit het geheugen gewist (zie
"functies" op pagina 7).
U kunt geen faxen verzenden met deze functie wanneer u hebt
gekozen voor superfijn of wanneer de fax in kleur is.
Basisfuncties voor faxen
60
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
2
Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 60).
4
Selecteer (Menu) > Faxfunctie > Meerdere verz. op het
bedieningspaneel.
5
Voer het nummer van het eerste ontvangende faxapparaat in en
druk op OK.
U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer
selecteren met de knop (Address Book) (zie de handleiding
Geavanceerd).
6
Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
7
Als u meer faxnummers wilt invoeren drukt u op OK zodra Ja
verschijnt en herhaalt u stappen 5 en 6. U kunt tot 10 bestemmingen
toevoegen.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander
groepskiesnummer invoeren.
8
Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, selecteert u Nee
op de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
Het apparaat verzendt de fax naar de verschillende nummers in de
volgorde waarin u ze hebt ingevoerd.
20
Een fax ontvangen
Uw apparaat is standaard ingesteld op faxmodus. Als u een fax ontvangt,
beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen
en wordt de fax automatisch ontvangen.
21
De documentinstellingen aanpassen
Voordat u een fax verstuurt, wijzigt u de volgende instellingen
overeenkomstig de eigenschappen van het origineel voor een optimaal
resultaat.
Basisfuncties voor faxen
61
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Mogelijk moet u op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te
gaan.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten
of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax
van een betere kwaliteit te versturen.
1
Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Resolutie op het
bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Standaard: originelen met tekens van normale grootte.
Fijn: originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of originelen
die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn: originelen met zeer kleine details. De modus
Superfijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee
u communiceert deze resolutie ondersteunt.
Verzenden vanuit het geheugen is niet mogelijk in de modus
Superfijn. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in
Fijn.
Als het apparaat ingesteld is op de resolutie Superfijn, maar het
ontvangende faxapparaat de resolutie Superfijn niet ondersteunt,
wordt de fax verzonden in de hoogste resolutie die het ontvangende
faxapparaat ondersteunt.
Fotofax: originelen met grijstinten of foto’s.
Kleurenfax: originelen met kleuren.
Verzenden vanuit het geheugen is niet beschikbaar in deze modus.
U kunt alleen een kleurenfax verzenden als het apparaat waarmee
u communiceert, de ontvangst van een kleurenfax ondersteunt en
als u de fax handmatig verzendt.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Tonersterkte
U kunt de helderheid van het originele document selecteren.
Basisfuncties voor faxen
62
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
De ingestelde helderheid geldt voor de huidige faxtaak. Voor het
aanpassen van de standaardinstellingen (zie"Menu Faxen" op pagina
146).
1
Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxfunctie >
(Tonersterkte) op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste tonerinstelling.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
3. Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van
uw apparaat kunt aankopen.
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 64
Beschikbare verbruiksartikelen 65
Toner herverdelen 68
De tonercassette vervangen 69
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 71
Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op" 72
Het apparaat reinigen 73
64
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en
onderdelen.
Als u door Dell goedgekeurde verbruiksartikelen en accessoires wilt bestellen, gaat u naar www.dell.com/supplies, of neemt u contact op met uw lokale
Dell- dealer of de detailhandelaar waar u uw apparaat hebt gekocht. U kunt ook surfen naar www.dell.com of support.dell.com en uw land/regio
selecteren voor informatie over het aanvragen van technische ondersteuning.
65
3. Onderhoud
Beschikbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur naderen, kunt u
de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen:
De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de
opties, het percentage afbeeldingen en de taakmodus.
Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit
best in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe
tonercassettes of andere verbruiksartikelen zijn mogelijk niet
compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes
en andere verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
Dell raadt gebruik van niet-originele Dell-tonercassettes (zoals opnieuw
gevulde of gereviseerde tonercassettes) af. Dell kan de kwaliteit van
niet-originele Dell-tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en
herstel als gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan die
van Dell vallen niet onder de garantie van het apparaat.
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a. Opgegeven rendement overeenkomstig ISO/IEC 19752.
Benaming van
onderdeel
Standaardrendement
tonercassette
Ong. 1.500 pagina's G9W85 (Alle landen
behalve China)
Tonercassette met
hoge capaciteit
Ong. 2.500 pagina's DRYXV (Alle landen
behalve China)
10G0D (Alleen voor
China)
66
3. Onderhoud
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Dell raadt u aan deze aanbevelingen te volgen
met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de langste
gebruiksduur van uw nieuwe Dell-tonercassette.
Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt gebruikt. Idealiter
in een omgeving met gecontroleerde temperatuur en vochtigheid. Haal de
tonercassette pas uit haar originele, ongeopende verpakking op het
moment dat u de cassette gaat installeren. Als de originele verpakking
ontbreekt, moet u de bovenste opening van de cassette bedekken met
papier en moet u de cassette in een donkere kast bewaren.
Door de verpakking van de cassette te openen voor u de cassette in gebruik
neemt, zal de levensduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk
verkorten. Bewaar tonercassetten niet op de grond. Volg de onderstaande
procedures om een tonercassette die u uit de printer hebt verwijderd, te
bewaren.
Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele verpakking.
Bewaar de tonercassette liggend (niet staand) met dezelfde kant boven
als bij de installatie.
Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden:
- Temperaturen boven 40°C (104°F).
- Luchtvochtigheid van minder dan 20% of meer dan 80%.
- In een omgeving met extreme temperatuur- of
vochtigheidsschommelingen.
- In direct zon- of kunstlicht.
- Op stoffige plaatsen.
- In een auto gedurende een lange periode.
- In een omgeving met corrosieve dampen.
- In een omgeving met zilte lucht.
1
Behandelingsinstructies
Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde richting. Dit
kan interne schade en een tonerlek veroorzaken.
2
Gebruik tonercassette
Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Dell in uw printer
wordt door Dell Inc. niet aangeraden noch goedgekeurd. Hetzelfde geldt
voor generieke, opnieuw gevulde of gereviseerde tonercassettes, en
tonercassettes van een bepaald winkelmerk.
De printergarantie van Dell dekt geen schade aan het apparaat die is
ontstaan door het gebruik van een opnieuw gevulde cassette,
gerecyclede cassette of een tonercassette van een ander merk dan van
Dell.
De tonercassette bewaren
67
3. Onderhoud
3
Geschatte levensduur van tonercassette
De geschatte levensduur van een cassette (of de beeldeenheid) is
afhankelijk van de hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. De
eigenlijke capaciteit kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de
pagina’s waarop u afdrukt, de omgeving, percentage afbeeldingen, de tijd
tussen de afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u
bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, wordt er meer toner verbruikt en
moet de cassette waarschijnlijk vaker worden vervangen.
68
3. Onderhoud
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende dichtheid aan beide kanten.
knippert de Status-LED rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte strepen
of lichtere gebieden voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is verdeeld.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water: Met warm water hecht de toner zich
aan de stof.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
69
3. Onderhoud
De tonercassette vervangen
Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken
mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner
zich aan de stof.
Schud de tonercassette grondig. Dit verhoogt de afdrukkwaliteit in het begin.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
De tonercassette vervangen
70
3. Onderhoud
Als een tonercassette het eind van de levensduur bereikt heeft, stopt de printer met afdrukken.
71
3. Onderhoud
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of
gescand. Vervang indien nodig de betrokken onderdelen.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Gebruiksduur op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Info verb.art.: drukt een pagina af met de gegevens van verbruiksartikelen.
Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: toont het aantal pagina's dat is afgedrukt via de automatische documentinvoer.
Scan. via glas: toont het aantal pagina's dat is gescand via de glasplaat.
3
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
72
3. Onderhoud
Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op"
Als de tonercassette bijna leeg is, verschijnt een bericht of gaat er een LED branden die aangeeft dat u de tonercassette moet vervangen. U kunt instellen
of u wenst dat dit bericht of deze LED verschijnt of niet.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Toner bijna op op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
73
3. Onderhoud
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te verlengen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere agressieve substanties bevatten, kan de
behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water
bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn.
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
4
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen
water op of in het apparaat terechtkomt.
5
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat
te reinigen.
Het apparaat reinigen
74
3. Onderhoud
Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen.
Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
Het apparaat reinigen
75
3. Onderhoud
6
Reinigen van de opneemrol
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
Het apparaat reinigen
76
3. Onderhoud
7
Scannereenheid reinigen
Houd de scannereenheid goed schoon. Dat komt de kwaliteit van de kopieën ten goede. Wij raden u aan de scannereenheid aan het begin van elke dag
te reinigen en dit zo nodig in de loop van de dag te herhalen.
1
Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met een beetje water.
2
Til het deksel van de scanner op.
3
Veeg de glasplaat schoon en droog ze af.
1 Scannerdeksel
2 Glasplaat van de scanner
3 Glasplaat van de documentinvoer
4 Witte strook
4
Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5
Sluit het deksel van de scanner.
77
3. Onderhoud
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er
schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden.
4. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
Tips om papierstoringen te voorkomen 79
Vastgelopen originelen verwijderen 80
Papierstoringen verhelpen 84
Informatie over de status-LED 89
Informatie over displaymeldingen 91
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem
optreedt. Als uw apparaat beschikt over een displayscherm, moet u eerst hierop kijken om
de fout op te lossen. Als u in dit hoofdstuk geen oplossing voor uw probleem kunt vinden,
kijkt u in het hoofdstuk Problemen oplossen in de Gebruikershandleiding Geavanceerd.
Als u geen oplossing kunt vinden in de Gebruikershandleiding of als het probleem blijft
optreden kunt u naar de klantenservice bellen.
79
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met vastzittend papier te
voorkomen:
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 32).
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 100).
80
4. Problemen oplossen
Vastgelopen originelen verwijderen
Als een origineel vastloopt in de ADI verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Vastgelopen originelen verwijderen
81
4. Problemen oplossen
1
Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner
Vastgelopen originelen verwijderen
82
4. Problemen oplossen
2
Het origineel is in de scanner vastgelopen
Vastgelopen originelen verwijderen
83
4. Problemen oplossen
3
Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van de scanner.
1
Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2
Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
84
4. Problemen oplossen
Papierstoringen verhelpen
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
4
In de papierlade
Papierstoringen verhelpen
85
4. Problemen oplossen
5
In de lade voor handmatige invoer
Papierstoringen verhelpen
86
4. Problemen oplossen
6
Binnenin het apparaat
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Papierstoringen verhelpen
87
4. Problemen oplossen
7
In het uitvoergebied
Papierstoringen verhelpen
88
4. Problemen oplossen
8
Rond de duplexeenheid
1
2
1
2
89
4. Problemen oplossen
Informatie over de status-LED
De kleur van de LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar.
Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen.
U kunt de fout oplossen met de aanwijzingen in het programmavenster van Printerstatus.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Status Omschrijving
Status-LED Uit Het apparaat is offline.
Groen Knippert Als het lampje knippert, is het apparaat bezig met het ontvangen of afdrukken van gegevens.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Bekijk het bericht op
het display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken. Deze functie is niet van
toepassing op enkele modellen zonder displayscherm op het bedieningspaneel.
De tonercassette is bijna leeg. Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is bijna bereikt. Bereid
een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner
te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 68).
Aan
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt.
a
Het verdient aanbeveling de tonercassette te
vervangen (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 69).
De klep is geopend. Sluit de klep.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Bekijk de melding op het display (zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 91).
Informatie over de status-LED
90
4. Problemen oplossen
Power-
LED
Blauw Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus.
Uit Het apparaat staat in de gereedmodus of het apparaat is uitgeschakeld.
Eco
knop
Groen Aan Eco-modus is ingeschakeld. De functies voor dubbelzijdig afdrukken, 2 per vel afdrukken, tonerbesparing en lege
pagina's overslaan worden automatisch toegepast tijdens het afdrukken (zie "Eco-afdruk" op pagina 50).
Uit Eco-modus is uitgeschakeld.
a. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Dit geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden
gemaakt met de cassette conform ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, het percentage van de afbeelding, de tijd tussen
afdruktaken, media en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
Status Omschrijving
91
4. Problemen oplossen
Informatie over displaymeldingen
Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de
status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande
tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het
probleem.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit
en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem
contact op met een medewerker van de klantenservice als het
probleem zich blijft voordoen.
Als u contact opneemt met de klantenservice, is het nuttig dat u het
bericht op het display doorgeeft aan een medewerker van de
klantenservice.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige
meldingen mogelijk niet op het display.
[foutnummer] geeft het foutnummer aan.
[ladenummer] geeft het ladenummer aan.
9
Foutmeldingen gerelateerd aan vastgelopen
papier
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Verw. vastgel.
doc.
Het geplaatste
origineel is
vastgelopen in de
documentinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Vastgelopen
originelen verwijderen"
op pagina 80).
Papierstoring
in lade
Er is papier
vastgelopen bij de
papierinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In de papierlade" op
pagina 84).
Papierstoring
in handm. invoer
Er is papier
vastgelopen bij de
lade voor handmatige
invoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In de lade voor
handmatige invoer" op
pagina 85).
Pap.st.
in app.
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Binnenin het
apparaat" op pagina
86).
Informatie over displaymeldingen
92
4. Problemen oplossen
Pap.st.
in uitv.gebied
Er is papier
vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In het uitvoergebied"
op pagina 87).
Pap.st.
onderk. DE
Pap.st. bovenk. DE
Er is papier
vastgelopen in het
duplex-gebied.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Rond de
duplexeenheid" op
pagina 88).
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Informatie over displaymeldingen
93
4. Problemen oplossen
10
Meldingen over de tonercassette
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Tonercassette plaatsen Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een tonercassette.
TC niet
comp.
De tonercassette die u hebt geplaatst, is niet geschikt voor
uw apparaat.
Installeer tonercassettes van Dell die speciaal bedoeld zijn voor
uw apparaat.
Bereid nieuwe cass. Voor De tonercassette bevat nog een kleine hoeveelheid toner.
Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe cassette gereed om de oude cassette te
vervangen. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de
toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 68).
Informatie over displaymeldingen
94
4. Problemen oplossen
Plaats nieuwe cass.
Toner op
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bereikt.
Stopt het apparaat met afdrukken.
De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst
naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van
een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken
er met de cassette gemiddeld kunnen worden
gemaakt conform ISO/IEC 19752 (zie "Beschikbare
verbruiksartikelen" op pagina 65). Het aantal
pagina’s kan afhankelijk zijn van de
omgevingsomstandigheden, het percentage
afbeeldingen, de tijd tussen de afdruktaken, media
en het mediaformaat. Het is mogelijk dat de cassette
nog wat toner bevat wanneer de desbetreffende
melding verschijnt en de printer stopt met afdrukken.
U kunt kiezen tussen Stop of Doorgaan, zoals weergegeven
op het bedieningspaneel. Als u Stop selecteert, stopt de
printer met afdrukken en kunt u niet meer afdrukken zolang u
de cassette niet hebt vervangen. Als u Doorgaan kiest, gaat
de printer door met afdrukken maar kan de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u van een optimale afdrukkwaliteit wilt blijven genieten,
dient u de tonercassette te vervangen wanneer dit bericht
verschijnt. Als u de cassette verder blijft gebruiken kunnen er
problemen optreden met de afdrukkwaliteit (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 69).
Dell raadt het gebruik van niet-originele Dell-
tonercassettes (zoals opnieuw gevulde of gerecyclede
cassettes) af. Dell kan de kwaliteit van niet-originele Dell-
tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en herstel als
gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan die
van Dell vallen niet onder de garantie van het apparaat.
Als het apparaat stopt met afdrukken, vervangt u de
tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina
69).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen
95
4. Problemen oplossen
11
Meldingen over de papierlade
12
Meldingen over het netwerk
13
Div. meldingen
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Uitvoervak vol
Verw. pap.
De uitvoerlade is vol. Zodra het papier uit de
uitvoerlade is verwijderd,
gaat de printer door met
afdrukken.
is leeg
in [ladetype]
Er bevindt zich geen
papier in de lade of
handmatige invoer.
Plaats papier in de lade
(zie "Papier in de lade
plaatsen" op pagina 34,
"Papier in de lade
plaatsen" op pagina 34).
Verkeerd papier in
lade
Handmatig Verk.
pap.frm.
Het in de
printereigenschappen
opgegeven
papierformaat stemt
niet overeen met het
door u geplaatste
papier.
Plaats het juiste papier.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Netw.probl.:
IP-conflict
Het door u ingestelde
IP-adres wordt al door
iemand anders
gebruikt.
Controleer het IP-adres
en stel het zo nodig
opnieuw in (zie
handleiding
Geavanceerd).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Klep van scanner
staat open.
De klep van de
documentinvoer is niet
goed vergrendeld.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Fout [foutnummer]
Zet uit en aan
Het apparaat kan niet
bestuurd worden.
Start het apparaat
opnieuw op en probeer
nogmaals af te drukken.
Als het probleem zich
blijft voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Informatie over displaymeldingen
96
4. Problemen oplossen
Geh. vol Verw. taak Het geheugen is vol. U kunt de ontvangen
faxtaak afdrukken of
verwijderen in Veilige
ontv. (zie de handleiding
Geavanceerd).
Scanner geblok. De scanner is
vergrendeld.
Start het apparaat
opnieuw op. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
5. Bijlage
In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met betrekking tot toepasbare regelgeving.
Specificaties 98
Beleid technische dienst Dell 107
Contact opnemen met Dell 108
Garantie en teruggavebeleid 109
Copyright 110
98
5. Bijlage
Specificaties
1
Algemene specificaties
De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Zie www.dell.com of support.dell.com voor eventuele
wijzigingen.
Items Omschrijving
Afmetingen Breedte x Lengte x Hoogte 406 x 338 x 384mm (15,98 x 13,30 x 15,12 inches)
Gewicht Apparaat inclusief
verbruiksartikelen
10,4 kg
Geluidsniveau
a
Stand-bymodus 26 dB (A)
Afdrukmodus Minder dan 50 dB(A)
Kopieermodus Minder dan 53 dB(A)
Scanmodus (glasplaat van
de scanner)
52 dB (A)
Scanmodus
(documentinvoer)
53 dB (A)
Temperatuur Gebruik 10 tot 32°C
Opslag (in verpakking) -20 tot 40 °C
Specificaties
99
5. Bijlage
Relatieve
luchtvochtigheid
Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV
Nominaal vermogen
b
Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V
Stroomverbruik Gemiddeld vermogen Minder dan 400 Watt
Stand-bymodus Minder dan 50 Watt
Energiebesparende modus Minder dan 3,0 Watt
Uitgeschakelde toestand Minder dan 0,2 Watt
Network Standby-modus
(Activering alle poorten)
Minder dan 3,0 Watt
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
b. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (hertz) en het type stroom (A) voor uw apparaat.
Items Omschrijving
Specificaties
100
5. Bijlage
2
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Handmatige invoer
b
Normaal papier
Letter 216 x 279 mm
70 tot 90g/m
2
(bankpostpapier)
250 vellen van 80 g/m
2
(bankpostpapier)
70 tot 90g/m
2
(bankpostpapier).
1 vel van 80 g/m
2
(bankpostpapier)
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
A6 105 x 148 mm
Specificaties
101
5. Bijlage
Enveloppen
Monarch-
envelop
98 x 191 mm Niet beschikbaar in lade
60 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier).
Envelop Nr. 10 105 x 241 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Dik papier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier) 91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
Dikker papier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade
164 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier).
Dun papier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier) 60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier)
Transparanten Letter, A4
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade
138 tot 146 g/m
2
(bankpostpapier)
Etiketten
c
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS
B5, ISO B5,
Executive, A5
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Handmatige invoer
b
Specificaties
102
5. Bijlage
Kartonpapier
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS
B5, ISO B5,
Executive, A5
Briefkaart 4x6
Zie Normaal papier
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier) 121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
Bankpostpapier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
106 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier) 106 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
Minimaal formaat (aangepast)
Handmatige invoer: 76 x 127 mm
Lade: 105 x 148,5 mm
60 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
d
,
e
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
b. 1 vel voor de handmatige invoer
c. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
d. De beschikbare papiersoorten in de handmatige invoer: Normaal, Dik, Dikker, Dun, Katoen-, Gekleurd, Voorbedrukt, Kringloop-, Envelop, Transparant, Etiketten, Karton,
Bankpost-, Archief-
e. De beschikbare papiersoorten in lade: Normaal, Dik, Dun, Kringloop, Karton, Bankpost, Archief
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Handmatige invoer
b
Specificaties
103
5. Bijlage
3
Systeemvereisten
Microsoft
®
Windows
®
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Windows
®
2000 Intel
®
Pentium
®
II 400 MHz (Pentium III 933 MHz)
64 MB (128 MB) 600 MB
Windows
®
XP Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (256 MB) 1,5 GB
Windows Server
®
2003 Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB
Windows Server
®
2008 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz)
512 MB (2 GB) 10 GB
Windows Vista
®
Intel
®
Pentium
®
IV 3 GHz
512 MB (1 GB) 15 GB
Windows
®
7 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger
1 GB (2 GB) 16 GB
Ondersteuning voor DirectX
®
9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen).
DVD-R/W-station
Windows Server
®
2008 R2 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2 GHz of sneller)
512 MB (2 GB) 10 GB
Specificaties
104
5. Bijlage
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
•Voor Windows 2000 is Services Pack 4 of hoger vereist.
Macintosh
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Mac OS X 10.4
•Intel
®
processoren
PowerPC G4/G5
128 MB voor Mac met PowerPC (512 MB)
512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
•Intel
®
processoren
867 MHz of sneller Power PC G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6
•Intel
®
processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
Mac OS X 10.7 ~ 10.10
•Intel
®
processoren
2 GB 4 GB
Specificaties
105
5. Bijlage
Linux
Unix
Items Vereisten
Besturingssysteem
RedHat
®
Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits)
Fedora 5 ~ 13 (32/ 64 bit)
SuSE Linux 10.1 (32 bits)
OpenSuSE
®
10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bits)
Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bits)
Debian 4.0, 5.0 (32/64 bits)
Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel Core™2)
RAM 512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
Items Vereisten
Besturingssysteem Sun Solaris 9, 10 (x86, SPARC)
HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC, Itanium)
IBM AIX 5.1, 5.2, 5.3, 5.4
Vrije schijfruimte Tot 100 MB
Specificaties
106
5. Bijlage
4
Netwerkomgeving
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. In de volgende tabel worden de
netwerkomgevingen vermeld die door het apparaat worden ondersteund.
Items Specificaties
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX bedraad LAN
Netwerkbesturingssysteem Windows 2000/Server 2003/Server 2008/XP/Vista/7/Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.4 ~ 10.10
•Unix
Netwerkprotocollen TCP/IPv4
DHCP, BOOTP
DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP
Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD
SNMPv 1/2/3, HTTP
TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP)
107
5. Bijlage
Beleid technische dienst Dell
De door technici ondersteunde technische dienst heeft de medewerking van de klant nodig bij het oplossen van problemen en herstelt het
besturingssysteem, de software van de toepassing en de hardwarestuurprogramma's naar de oorspronkelijke standaardconfiguratie, die werd geleverd
door Dell. Ook wordt gecontroleerd of de printer en alle software van Dell correct werken. Ter aanvulling op deze door technici ondersteunde technische
dienst is online technische ondersteuning beschikbaar op Dell Support (Dell Ondersteuning). Mogelijk kan er aanvullende technische ondersteuning
worden aangeschaft.
Dell levert beperkte technische ondersteuning voor de printer en de software en randapparatuur van Dell. De oorspronkelijke fabrikant levert ondersteuning
voor software en randapparatuur van derden, inclusief software en randapparatuur die is aangeschaft en/of geïnstalleerd via Software & Peripherals
(DellWare), ReadyWare en Custom Factory Integration (CFI/DellPlus).
108
5. Bijlage
Contact opnemen met Dell
U kunt contact opnemen met Dell Support (Dell Ondersteuning) via
support.dell.com. Selecteer uw regio op de pagina WELCOME TO DELL
SUPPORT en voer de gevraagde gegevens in om toegang te krijgen tot
ondersteuningshulpmiddelen en informatie.
U kunt elektronisch contact opnemen met Dell via het volgende adres:
internet
- www.dell.com/
- www.dell.com/ap/ (alleen Azië-Pacific)
- www.dell.com/jp/ (alleen Japan)
- www.euro.dell.com (alleen Europa)
- www.dell.com/la/ (alleen Latijns-Amerikaanse en Caribische
landen)
- www.dell.ca (alleen Canada)
Protocol voor anonieme bestandsuitwisseling (FTP)
- ftp.dell.com
Meld u aan als gebruiker: anoniem, en gebruik uw e-mailadres als
wachtwoord.
Electronic Support Service (Elektronische ondersteuningsdienst)
- [email protected] (alleen Latijns-Amerika en Caribische
landen)
- [email protected] (alleen Azië-Pacific)
- support.jp.dell.com (alleen Japan)
- support.euro.dell.com (alleen Europa)
Electronic Quote Service (Elektronische offertedienst)
- [email protected] (alleen Azië-Pacific)
- sales_canad[email protected] (alleen Canada)
109
5. Bijlage
Garantie en teruggavebeleid
Dell Inc. ('Dell') stelt zijn hardwareproducten overeenkomstig standaard procedures samen uit onderdelen en componenten die nieuw zijn of niet van nieuw
te onderscheiden. Voor informatie over de Dell-garantie voor uw printer raadpleegt u de Product Information Guide (Producthandleiding).
110
5. Bijlage
Copyright
Informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
©2012 Dell Inc. Alle rechten voorbehouden.
Reproductie van deze materialen in welke vorm dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Dell Inc. is uitdrukkelijk verboden.
Handelsmerken die in deze tekst worden gebruikt: Dell, het Dell-logo en Dell Toner Management System zijn handelsmerken van Dell Inc.; Microsoft,
Windows, Windows Vista en Windows Server zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen;
Adobe en Acrobat Reader zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
iPad, iPhone, iPod touch, TrueType, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de V.S en andere landen. AirPrint en het AirPrint-
logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
Andere handelsmerken en handelsnamen kunnen in dit document worden gebruikt als verwijzing naar entiteiten die aanspraak maken op de merken en
namen van hun producten.
Dell Inc. wijst elke eigendomsaanspraak af betreffende handelsmerken en handelsnamen anders dan de eigen handelsmerken en handelsnamen.
Google, Picasa, Google Docs, Android en Gmail zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Google Inc.
Google Cloud Print is een handelsmerk van Google Inc.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV. 4.00
GEAVANCEERD
Gebruikershandleiding
Dell B1265dnf
GEAVANCEERD
Gebruikershandleiding
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde
instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende
besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar.
BASIS
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en
het oplossen van problemen in Windows.
112
GEAVANCEERD
1. Installatie van de software
Installatie voor de Macintosh 115
Opnieuw installeren voor Macintosh 117
Installatie voor Linux 118
Opnieuw installeren voor Linux 119
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Nuttige netwerkprogramma’s 121
Instelling bekabeld netwerk 122
Installeren van een stuurprogramma over
het netwerk 125
IPv6-configuratie 132
AirPrint 135
Google Cloud Print™ 136
3. Menu's met nuttige instellingen
Voordat u een hoofdstuk gaat lezen 140
Menu Afdrukken 141
Menu Kopiëren 142
Menu Faxen 146
Systeeminstallatie 150
4. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 158
Verschillende tekens invoeren 159
Het faxadresboek instellen 161
Afdrukfuncties 164
Scanfuncties 176
Faxfuncties 184
5. Handige beheerprogramma's
Hulpprogramma Firmware Update gebruiken
1
96
Hulpprogramma voor het bestellen van
Dell-printerbenodigdheden gebruiken 197
Embedded Web Service gebruiken 198
Dell Printer Manager gebruiken 200
Dell Printer Status gebruiken 203
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
205
113
GEAVANCEERD
6. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer 210
Problemen met de voeding en het netsnoer
211
Afdrukproblemen 212
Problemen met de afdrukkwaliteit 215
Problemen met kopiëren 223
Problemen met scannen 224
Problemen met faxen 226
Problemen met het besturingssysteem 228
1. Installatie van de
software
Dit hoofdstuk levert instructies voor het installeren van essentiële en nuttige software voor gebruik in een
opstelling waarbij het apparaat via een kabel aangesloten is. Een lokale printer is een printer die via een kabel
rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat op een netwerk is verbonden, slaat u
de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie van het stuurprogramma voor een
netwerkapparaat (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 125).
Installatie voor de Macintosh 115
Opnieuw installeren voor Macintosh 117
Installatie voor Linux 118
Opnieuw installeren voor Linux 119
Als u gebruik maakt van het besturingsysteem Windows, kijkt u in de basishandleiding
voor installatie van het stuurprogramma (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 22).
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
115
1. Installatie van de software
Installatie voor de Macintosh
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
Voor Mac OS X 10.8 of hoger, dubbelklikt u op de cd-rom die
wordt weergegeven in de Finder.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
5
Klik op Ga door.
6
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
7
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
8
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
9
Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties.
10
Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
11
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
12
Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw
opstarten. Klik op Ga door met installatie.
13
Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart.
14
Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5 of hoger, opent u de map Programma's >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
Voor Mac OS X 10.5 of hoger, klikt u op het pictogram +, waarna
een venster verschijnt.
16
Klik op Standaardkiezer en zoek de USB-verbinding.
Voor Mac OS X 10.5 of hoger, klikt u op Standaard en zoekt u
de USB-verbinding.
17
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X
10.4, selecteert u Dell bij Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Voor Mac OS X 10.5 of hoger,: als Automatisch selecteren niet
goed werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de
naam van uw apparaat in Druk af via.
Uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardapparaat.
Installatie voor de Macintosh
116
1. Installatie van de software
18
Klik op Voeg toe.
Het faxstuurprogramma installeert u als volgt:
a Open de map Programma’s > Dell > Faxwachtrijmaker.
b Uw apparaat wordt weergegeven in de Printerlijst
c Selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken en klik op de knop
Maken
117
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Macintosh
Als het printerbesturingsbestand niet correct werkt, maakt u de installatie
van het besturingsbestand ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Uninstaller
OS X.
5
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
6
Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op OK.
Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen via
Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen.
118
1. Installatie van de software
Installatie voor Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van de Dell-
website als u de printersoftware wilt installeren (www.support.dell.com).
1
Het Unified Linux-stuurprogramma installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware
te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met
uw systeembeheerder.
3
Download het pakket Unified Linux Driver van de Dell-website.
4
Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
5
Dubbelklik op cdroot > autorun.
6
Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt.
7
Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator
op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan het
systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt, raadpleegt u de
schermhulp die u kunt openen via het systeemmenu of vanuit het
stuurprogrammapakket van Windows-toepassingen, zoals Unified Driver
Configurator of Image Manager.
119
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Linux
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van
het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie
van het printerstuurprogramma ongedaan te maken. Als u geen
supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3
Klik op het pictogram onderaan op het bureaublad. Wanneer het
venster Terminal verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Dell/mfp/uninstall/[root@localhost
uninstall]#./uninstall.sh
4
Klik op Uninstall.
5
Klik op Next.
6
Klik op Finish.
2. Een netwerkapparaat
gebruiken
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en
hoe u de software instelt.
Nuttige netwerkprogramma’s 121
Instelling bekabeld netwerk 122
Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk 125
IPv6-configuratie 132
AirPrint 135
Google Cloud Print™ 136
De ondersteunde optionele apparaten en functies kunnen van model tot model verschillen
(zie "functies" op pagina 7).
121
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Nuttige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een netwerkomgeving
de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier in te voeren. Zo kan de
netwerkbeheerder diverse apparaten in het netwerk beheren.
Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken moet u het IP-
adres instellen.
1
Embedded Web Service
Met de in het netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u het
volgende doen (zie "Embedded Web Service gebruiken" op pagina 198).
Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen.
Apparaatinstellingen aanpassen.
E-mail-meldingsopties instellen. Als u deze optie instelt, wordt de
apparaatstatus (als de tonercassette leeg is of als er een foutmelding
is) automatisch naar het e-mailadres van een bepaalde persoon
gestuurd.
De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat instellen, zodat
u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
2
SetIP instelling bekabeld netwerk
Met dit hulpprogramma kunt u een netwerkinterface selecteren en
handmatig IP-adressen configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows)" op pagina
122.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh)" op pagina
123.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux)" op pagina 124.
Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u
deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18).
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
122
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Instelling bekabeld netwerk
3
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige netwerkinstellingen
van uw apparaat worden weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van
een netwerk.
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel en kies Netwerk >
Netwerkconf..
In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van
uw apparaat vinden.
Voorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 169.254.192.192
4
Het IP-adres instellen
Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u
deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18).
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via
het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen via een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol
Server) die zich in het netwerk bevindt.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Windows)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Configuratiescherm > Beveiligingscentrum >
Windows Firewall.
1
Installeer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom door te
dubbelklikken op Application > SetIP > Setup.exe.
2
Volg de instructies in het installatievenster.
3
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
4
Schakel het apparaat in.
5
Kies in het menu Start van Windows Alle programma's > Dell >
Printers > SetIP > SetIP.
6
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
Instelling bekabeld netwerk
123
2. Een netwerkapparaat gebruiken
7
Voer als volgt de nieuwe apparaatgegevens in in het
configuratievenster. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u
verder kunt gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 122). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
8
Klik op Toepassen en vervolgens op OK. Het
Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat
afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Macintosh)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren > Beveiliging > Firewall.
De volgende instructies kunnen verschillen per model.
1
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
2
Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer
vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP >
SetIPapplet.html.
3
Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden
geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De pagina
SetIPapplet.html wordt geopend in de browser. Hier vindt u de
naam en het IP-adres van de printer.
4
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
5
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Instelling bekabeld netwerk
124
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 122). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
6
Selecteer Apply, OK en opnieuw OK.
7
Sluit Safari af.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Linux)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via System Preferences or Administrator.
De volgende instructies kunnen verschillen per model of
besturingssysteem.
1
Open /opt/Dell/mfp/share/utils/.
2
Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html.
3
Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen.
4
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 122). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
5
Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het
apparaat afgedrukt.
125
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u
deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18).
5
Windows
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn
ingesteld.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle
programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
rom-station en klik op OK.
3
Selecteer Volgende.
Installeren van een stuurprogramma over het
126
2. Een netwerkapparaat gebruiken
4
Selecteer Op de computer aansluiten met een netwerkkabel. Klik
op Volgende.
Met de Aangepaste installatie kunt u de verbinding van het apparaat
selecteren en afzonderlijke onderdelen kiezen die u wilt installeren.
Volg de aanwijzingen op het scherm.
5
De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven.
Selecteer het gewenste apparaat en klik op Volgende.
Als u het apparaat niet kunt vinden in het netwerk, schakelt u de firewall
uit en klikt u op Bijwerken. Klik in Windows achtereenvolgens op Start
> Configuratiescherm en Windows-firewall inschakelen en schakel de
optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u de
onlinehandleiding.
6
Volg de instructies in het installatievenster.
6
Macintosh
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
Voor Mac OS X 10.8 of hoger, dubbelklikt u op de cd-rom die
wordt weergegeven in de Finder.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
5
Klik op Ga door.
6
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
Installeren van een stuurprogramma over het
127
2. Een netwerkapparaat gebruiken
7
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
8
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
programma´s worden afgesloten. Klik op Ga door.
9
Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties.
Als u het IP-adres nog niet hebt ingesteld, klikt u op IP-adres instellen
en raadpleegt u "IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Macintosh)" op pagina 123.
10
Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
11
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
12
Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw
opstarten. Klik op Ga door met installatie.
13
Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart.
14
Open de map Toepassingen > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5 of hoger, opent u de map Toepassingen >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
Voor Mac OS X 10.5 of hoger, klikt u op het pictogram "+". Er
verschijnt een weergavevenster.
16
In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
Voor Mac OS X 10.5 of hoger, klikt u op IP.
17
Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol.
Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van
de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij
Printertype.
18
Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres.
19
Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrij. Als u de
wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u
eerst de standaardwachtrij.
Installeren van een stuurprogramma over het
128
2. Een netwerkapparaat gebruiken
20
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X
10.4, selecteert u Dell bij Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Voor Mac OS X 10.5 of hoger, Automatisch selecteren niet goed
werkt, kiest u Printersoftware selecteren en de naam van uw
apparaat in Druk af via.
21
Klik op Voeg toe.
Uw printer verschijnt op de Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardprinter.
7
Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de Dell-website om de
printersoftware te installeren (www.dell.com of support.dell.com >
selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads).
Het Linux-stuurprogramma installeren en een
netwerkprinter toevoegen
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn
ingesteld.
2
Download het pakket Unified Linux Driver van de Dell-website.
3
Extraheer het bestand UnifiedLinuxDriver.tar.gz en open de nieuwe
map.
4
Dubbelklik op de map Linux > het pictogram install.sh.
5
Het venster van de Dell-installer wordt geopend. Klik op Continue.
6
Het venster "Add printer wizard" gaat open. Klik op Next.
7
Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.
8
Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst.
9
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
10
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
11
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
12
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Een netwerkprinter toevoegen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2
Klik op Add Printer.
3
Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
Installeren van een stuurprogramma over het
129
2. Een netwerkapparaat gebruiken
4
Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5
Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst
weergegeven.
6
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
8
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
8
UNIX
Controleer of uw printer het besturingssysteem UNIX ondersteunt,
voordat u het UNIX-stuurprogramma installeert (zie
"Besturingssysteem" op pagina 7).
De commando's zijn gemarkeerd met "". Wanneer u de commando's
invoert, moet u geen "" typen.
Om het UNIX-printerstuurprogramma te gebruiken moet u eerst het UNIX-
printerstuurprogrammapakket installeren en vervolgens de printer instellen.
Het UNIX-printerstuurprogrammapakket
installeren
De installatieprocedure is identiek voor alle varianten van het
bovengenoemde UNIX-besturingssysteem.
1
Download het UNIX-stuurprogrammapakket van de Dell-website en
pak het uit op uw computer.
2
Zorg dat u machtigingen voor de hoofdmap heeft.
su -"
3
Kopieer het juiste stuurprogrammabestand naar de UNIX-computer.
Raadpleeg de handleiding van uw UNIX-besturingssysteem voor meer
informatie.
4
Pak het UNIX-printerstuurprogrammabestand uit.
Op IBM AIX gebruikt u bijvoorbeeld de volgende commando’s:
gzip -d < voor de pakketnaam in | tar xf -"
5
Ga naar de uitgepakte map.
Installeren van een stuurprogramma over het
130
2. Een netwerkapparaat gebruiken
6
Voer het installatiescript uit.
./install –i
install is het installatiescriptbestand dat wordt gebruikt om het
UNIX-printerstuurprogrammapakket te installeren/deïnstalleren.
Gebruik de opdracht "chmod 755 install" om de uitvoering van het
installatiescript te machtigen.
7
Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de installatie
te controleren.
8
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel. Hiermee wordt het
venster van de wizard Add Printer Wizard geopend. Stel in dit
venster de printer op de volgende manier in:
In sommige UNIX-besturingssystemen, zoals Solaris 10, zijn zojuist
toegevoegde printers mogelijk niet ingeschakeld en/of kunnen geen
taken ontvangen. In dat geval moet u de volgende twee opdrachten
uitvoeren in de root-terminal:
accept <printer_name>"
enable <printer_name>"
De installatie van het
printerstuurprogrammapakket ongedaan maken
Het hulpprogramma moet gebruikt worden om de geïnstalleerde printer
uit het systeem te verwijderen.
a Voer de opdracht "uninstallprinter" uit vanaf de terminal.
Hierdoor wordt Uninstall Printer Wizard geopend.
De geïnstalleerde printers verschijnen in de vervolgkeuzelijst.
b Selecteer de printer die u wilt verwijderen.
c Klik op Delete om de printer uit het systeem te verwijderen.
d Voer de opdracht ". /install –d" uit om de installatie van het volledige
pakket ongedaan te maken.
e Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de
deïnstallatie te controleren.
Gebruik de opdracht ". /install" om de binaire gegevens opnieuw te
installeren.
De printer instellen
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel om de printer toe te voegen
aan uw UNIX-systeem. Hiermee wordt het venster van de wizard Printer
toevoegen geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende manier in:
Installeren van een stuurprogramma over het
131
2. Een netwerkapparaat gebruiken
1
Typ de naam van de printer.
2
Selecteer het juiste printermodel uit de lijst van modellen.
3
Voer een beschrijving in voor het type van uw printer in het veld
Type. Dit is optioneel.
4
Geef in het veld Description een beschrijving van de printer op. Dit
is optioneel.
5
Geef in het veld Location een beschrijving van de printer op.
6
Typ het IP-adres of de DNS-naam van de printer in het tekstvak
Device voor netwerkprinters. Op IBM AIX met jetdirect kunt u alleen
Queue type invoeren. U kunt geen numeriek IP-adres invoeren.
7
Queue type toont de verbinding als lpd of jetdirect in de
overeenkomstige keuzelijst. Op Sun Solaris OS is bovendien een
usb type beschikbaar.
8
Selecteer Copies om het aantal exemplaren in te stellen.
9
Schakel de optie Collate in om exemplaren gesorteerd af te
drukken.
10
Schakel de optie Reverse Order in om exemplaren in omgekeerde
volgorde af te drukken.
11
Schakel de optie Make Default in om deze printer in te stellen als
standaardprinter.
12
Klik op OK om de printer toe te voegen.
132
2. Een netwerkapparaat gebruiken
IPv6-configuratie
IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies.
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen
terug op de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw.
Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6-
adres te gebruiken.
9
Via het bedieningspaneel
1
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
2
Schakel het apparaat in.
3
Druk een netwerkconfiguratierappor af om de IPv6-adressen te
controleren (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 122).
4
Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en
faxapparaten.
5
Klik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster van Printers
en faxapparaten.
6
Kies Een lokale printer toevoegen op het venster Printer
toevoegen.
7
Het venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend. Volg de
instructies in het venster.
Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt gebruikt, activeert
u IPv6. Raadpleeg de volgende sectie.
IPv6 activeren
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > IPv6 activeren.
3
Selecteer Aan en druk op OK.
4
Zet het apparaat uit en weer aan.
5
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
IPv6-configuratie
133
2. Een netwerkapparaat gebruiken
IPv6-adressen instellen
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken
vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres
begint met FE80).
Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter
geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-
adres.
Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-
adres.
DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful)
Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de
volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie.
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > DHCPv6 config.
3
Druk op de toets OK om de gewenste waarde te selecteren.
DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de router er niet
om vraagt.
DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een router
erom vraagt.
Router: Gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt.
10
Via de Embedded Web Service
Voor modellen zonder display op het bedieningspaneel moet u eerst
Embedded Web Service openen met het IPv4-adres en de
onderstaande procedure volgen om IPv6 te gebruiken.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het
IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld
en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij Embedded Web Service,
moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het
standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven.
ID: admin
beheerder wijzigen: dell00000
3
Wanneer het venster Embedded Web Service wordt geopend,
plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menubalk
en klikt u op Network Settings.
4
Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
5
Schakel het selectievakje IPv6 Protocol in om IPv6 te activeren.
IPv6-configuratie
134
2. Een netwerkapparaat gebruiken
6
Schakel het selectievakje Manual Address in. Vervolgens wordt het
tekstvak Address/Prefix geactiveerd.
7
Voer de rest van het adres in (bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de
hexadecimaal 0 tot 9, A tot F).
8
Selecteer de DHCPv6-configuratie.
9
Klik op de knop Apply.
Embedded Web Service gebruiken
1
Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering
als URL ondersteunt.
2
Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address,
Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het
netwerkconfiguratierapport (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 122).
3
Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[ ]")worden geplaatst.
135
2. Een netwerkapparaat gebruiken
AirPrint
11
AirPrint instellen
Bonjour(mDNS)- en IPP-protocollen zijn vereist als u de AirPrint-functie
wilt gebruiken op uw apparaat. U kunt de AirPrint-functie inschakelen met
een van de volgende methoden.
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de website Embedded
Web Service.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login. Als u zich voor het eerst aanmeldt bij Embedded Web
Service, voert u de volgende standaardgegevens in.
ID: admin
Password: dell00000
5
Nadat het venster Embedded Web Service is geopend, klikt u op
Settings > Network Settings.
6
Klik op Raw TCP/IP, LPR, IPP of mDNS .
U kunt het IPP- of mDNS-protocol gebruiken.
12
Afdrukken via AirPrint
De iPad-handleiding geeft bijvoorbeeld de volgende instructies:
1
Open de e-mail, foto, internetpagina of het document dat u wilt
afdrukken.
2
Raak het bewerkingspictogram aan ( ).
3
Selecteer de naam van het printerstuurprogramma en het
optiemenu om de gegevens in te stellen.
4
Raak de knop Afdrukken aan. Druk het item af.
Afdruktaak annuleren: Klik op pictogram van het afdrukcentrum ( )
in het multi-taskinggebied om de afdruktaak te annuleren of het
overzicht van de afdruktaak te bekijken. U kunt in het afdrukcentrum op
Annuleren klikken.
Met AirPrint kunt u rechtstreeks draadloos afdrukken vanaf een
iPhone, iPad of iPod touch met iOS 4.2 of hoger.
136
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Google Cloud Print™
Google Cloud Print™ is een dienst waarmee u vanaf uw smartphone, tablet
of andere op internet aangesloten apparaten documenten kunt afdrukken.
U registreert eenvoudig uw printer bij uw Google-account, en u bent klaar
om Google Cloud Print™ te gebruiken. U kunt uw document of e-mail
afdrukken met Chrome OS, uw Chrome-browser of met een Gmail™/
Google Docs™-toepassing op uw mobiele apparaat. U hoeft dus niet het
printerstuurprogramma op het mobiele apparaat te installeren. Raadpleeg
de Google-website (http://support.google.com/cloudprint) voor meer
informatie over Google Cloud Print™.
13
De printer bij uw Google-account registreren
Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en verbonden is met een
bekabeld of draadloos netwerk dat toegang heeft tot internet.
U dient uw Google-account van tevoren te maken.
1
Open de Chrome-browser.
2
Ga naar www.google.com.
3
Meld u aan bij de Google-website met uw Gmail™-adres.
4
Voer het IP-adres van de printer in het adresveld in en druk op de
Enter-toets of klik op Ga naar.
5
Klik op Aanmelding rechtsboven in de website van Embedded Web
Service.
6
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij Embedded Web Service moet
u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het
standaardwachtwoord op, die hieronder worden weergegeven. Om
veiligheidsredenen raden we u aan om uw standaardwachtwoord te
wijzigen.
ID: admin
Wachtwoord: dell00000
Als de netwerkomgeving gebruik maakt van een proxyserver, dient u
het IP-adres en het poortnummer van de proxy in Instellingen >
Netwerkinstellingen > Google Cloud Print > Proxy setting te
configureren. Neem voor meer informatie contact op met uw
netwerkprovider of netwerkbeheerder.
7
Als het venster Embedded Web Service wordt geopend, klikt u op
Instellingen > Netwerkinstellingen > Google Cloud Print.
8
Voer de naam en beschrijving van uw printer in.
9
Klik op Registreren.
Het bevestigingsvenster wordt weergegeven.
Google Cloud Print™
137
2. Een netwerkapparaat gebruiken
Als u uw browser hebt ingesteld om browser pop-upvensters te
blokkeren, wordt het bevestigingsvenster niet weergegeven. Toestaan
dat de site pop-upvensters weergeeft.
10
Klik op Printerregistratie voltooien.
11
Klik op Printers beheren.
Uw printer is nu geregistreerd bij Google Cloud Print™.
Apparaten die Google Cloud Print™ ondersteunen, worden
weergegeven in een lijst.
14
Afdrukken met Google Cloud Print™
De afdrukprocedure varieert en is afhankelijk van de toepassing die of het
apparaat dat u gebruikt. U kunt de lijst met toepassingen bekijken die
Google Cloud Print™ ondersteunen.
Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en verbonden is met een
bekabeld of draadloos netwerk dat toegang heeft tot internet.
Raadpleeg de volgende website om uw printer te delen met uw vrienden.
http://support.google.com/chromeos/bin/answer.py?hlen&answer1241064
Afdrukken vanaf een toepassing op een mobiel
apparaat
De volgende stappen gelden voor de Google Docs™-app op de Android-
telefoon.
1
Installeer de Cloud Print-toepassing op uw mobiele apparaat.
Als u de toepassing niet heeft, kunt u deze downloaden uit de
toepassingenwinkel, bijvoorbeeld Android Market of App Store.
2
Ga naar de toepassing van Google Docs™ op uw mobiele apparaat
en tik op het pictogram om een document te selecteren.
3
Raak de optieknop aan van het document dat u wilt afdrukken.
4
Raak de verzendknop aan.
5
Raak de knop Cloud Print aan.
6
Stel de afdrukopties in als u wilt.
7
Raak Click here to Print aan.
Afdrukken vanuit de Chrome-browser
De volgende stappen gelden voor de Chrome-browser.
Google Cloud Print™
138
2. Een netwerkapparaat gebruiken
1
Open Chrome.
2
Open het document dat uw wilt afdrukken.
3
Klik op het moersleutelpictogram rechtsboven in de browser.
4
Klik op Afdrukken. Er wordt een nieuw tabblad voor afdrukken
weergegeven.
5
Selecteer Afdrukken met Google Cloud Print.
6
Klik op de knop Afdrukken.
3. Menu's met nuttige
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde
apparaatinstellingen instelt.
Voordat u een hoofdstuk gaat lezen 140
Menu Afdrukken 141
Menu Kopiëren 142
Menu Faxen 146
Systeeminstallatie 150
140
3. Menu's met nuttige instellingen
Voordat u een hoofdstuk gaat lezen
In dit hoofdstuk worden alle beschikbare functies voor dit model beschreven om gebruikers te helpen deze functies te begrijpen. U kunt controleren welke
functies beschikbaar zijn voor ieder model in de Basishandleiding (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Hier volgen een aantal tips voor het gebruiken van
dit hoofdstuk
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de instelling en het gebruik van het apparaat. Druk op (Menu) om toegang te
krijgen tot deze menu’s.
Afhankelijk van de opties zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op
uw apparaat.
Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder (Menu) op het configuratiescherm (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 19).
141
3. Menu's met nuttige instellingen
Menu Afdrukken
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Afdrukinst. op het configuratiescherm.
Item Omschrijving
Afdrukstand
Selecteert de richting waarin informatie wordt
afgedrukt op een pagina.
Dubbelzijdig Als u op beide zijden van het papier wilt afdrukken
kiest u de bindrand.
Exemplaren
U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp van het
numerieke toetsenblok.
Resolutie
Specificeert het aantal afgedrukte punten per inch (dpi
- dots per inch). Hoe hoger de instelling, hoe scherper
de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt.
Tonersterkte
Maakt de afdruk op de pagina helderder of donkerder.
De instelling Normaal levert doorgaans het beste
resultaat. Gebruik de instelling Licht om toner te
besparen.
Duid. Tekst
Drukt de tekst donkerder af dan op een normaal
document.
Auto CR
Met deze optie kunt u een harde return plaatsen aan
het einde van een regel, zeer handig voor Unix- of
DOS-gebruikers.
Emulatie Stelt het type en de optie voor emulatie in.
Item Omschrijving
142
3. Menu's met nuttige instellingen
Menu Kopiëren
1
Kopieerfunctie
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie op het
configuratiescherm.
Item Omschrijving
Scanformaat hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Exemplaren
U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp van
het numerieke toetsenblok.
Verkl./vergr.
Hiermee verkleint of vergroot u een gekopieerde
afbeelding (zie "Verkleinde of vergrote kopie" op
pagina 54).
Wanneer het apparaat is ingesteld op eco-
modus, zijn de vergroot- en verkleinfuncties
niet beschikbaar.
Tonersterkte
Hiermee past u de helderheid aan voor een origineel
met onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen, zodat de kopie beter leesbaar is (zie
"Tonersterkte" op pagina 53).
Contrast
Hiermee kunt u het contrastniveau aanpassen voor
een origineel met vage of te donkere inhoud, zodat
de gescande kopie beter leesbaar is (zie "Contrast"
op pagina 54).
Oorspr. type
Hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het
documenttype voor de huidige kopieertaak te
selecteren (zie "Origineel" op pagina 54).
Lay-out
Hiermee kunt u de instelling voor lay-out opgeven
zoals Poster, Klonen, Kopie ID, 2/4 op 1 vel, Boekje
enzovoort.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
143
3. Menu's met nuttige instellingen
Lay-out >
2 op 1 vel of 4 op 1
vel verkleinde
originelen per vel
Hiermee worden de originele afbeeldingen verkleind
en worden 2 of 4 pagina's afgedrukt op één vel
papier.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar
als u originelen in de ADI plaatst.
Item Omschrijving
1 2
1 2
3 4
Lay-out >
ID kopie
Uw apparaat kan dubbelzijdige originelen afdrukken
op één vel.
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de
bovenste helft van het vel papier afgedrukt en de
andere zijde op de onderste helft zonder dat het
origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is
handig voor het kopiëren van kleine documenten
zoals visitekaartjes.
Voor deze functie moet het origineel op de
glasplaat van de scanner worden
geplaatst.
Als het apparaat is ingesteld op Eco-
modus is deze functie niet beschikbaar.
Selecteer voor een betere
afbeeldingskwaliteit (kopiëren) >
(Menu) > Kopieerfunctie > Oorspr.
type > Foto op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
144
3. Menu's met nuttige instellingen
Lay-out >
Poster kopier.
U kunt een document van één enkele pagina op 4
(poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen
(poster van 4x4) papier drukken om ze aan elkaar te
plakken en er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar
als u via de glasplaat kopieert.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De
gedeelten worden een voor een gescand
en afgedrukt, in deze volgorde:
Item Omschrijving
Lay-out >
Meer op 1 vel
Hiermee wordt de originele afbeelding meerdere
keren afgedrukt op één pagina. Het aantal
afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op
basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar
als u via de glasplaat kopieert.
U kunt het kopieerformaat niet instellen
met Reduce/Enlarge voor de functie
Meer op 1 vel.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
145
3. Menu's met nuttige instellingen
2
Kopieerinstel.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (kopiëren) > (Menu) > Kopieerinstel. op het
configuratiescherm.
Achtergrondkl.
Hiermee drukt u een afbeelding zonder achtergrond
af. Deze kopieerfunctie verwijdert de
achtergrondkleur en is handig voor het kopiëren van
een origineel met een gekleurde achtergrond, zoals
een krant of catalogus.
Uit: deze functie wordt niet gebruikt.
Auto: De achtergrond wordt geoptimaliseerd.
Versterk.nv.1-2: Hoe hoger het getal, hoe
levendiger de achtergrond.
Vervag.niv. 1-2: Hoe hoger het getal, hoe lichter
de achtergrond.
Dubbelzijdig
U kunt uw apparaat instellen om kopieën op beide
zijden van het papier af te drukken.
Uit: hiermee kunt u afdrukken in modus Normaal.
1->2-zijdig kort
1->2-zijdig lang
Item Omschrijving
2
5
3
Item Omschrijving
St.inst. wijz.
Hiermee herstelt u de waarde of instelling opnieuw
in op de beginwaarde.
146
3. Menu's met nuttige instellingen
Menu Faxen
3
Faxfunctie
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxfunctie op het
configuratiescherm.
Item Omschrijving
Tonersterkte
Hiermee kunt u de helderheid aanpassen voor een
origineel met onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen zodat de gescande kopie beter
leesbaar is (zie "Tonersterkte" op pagina 53).
Contrast
Hiermee kunt u het contrastniveau aanpassen voor
een origineel met vage of te donkere inhoud zodat
de gescande kopie beter leesbaar is.
Resolutie
De standaardinstellingen leveren een goed resultaat
op voor een origineel met tekst. Als u echter
originelen verstuurt die foto's bevatten of van een
slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen
om een fax van een betere kwaliteit te versturen (zie
"Resolutie" op pagina 61).
Scanformaat Hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Meerdere verz.
Hiermee kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden (zie "Groepsverzending
(faxen naar meerdere bestemmingen verzenden)"
op pagina 59).
U kunt met deze functie geen kleurenfax
verzenden.
Uitgest. verz.
Hiermee kunt u het apparaat zo instellen dat een fax
op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt
verzonden (zie "Uitgestelde faxverzending" op
pagina 186).
U kunt met deze functie geen kleurenfax
verzenden.
Item Omschrijving
Menu Faxen
147
3. Menu's met nuttige instellingen
4
Verzendinstellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Verzending op het
configuratiescherm.
Prior. verz.
Het originele document wordt in het geheugen
opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de
lopende taak is voltooid. Met een verzending met
hoge prioriteit wordt een verzending naar meerdere
bestemmingen onderbroken (de fax met hoge
prioriteit wordt verzonden na de verzending naar
ontvanger A en vóór de verzending naar ontvanger
B). Kiespogingen worden ook onderbroken voor een
verzending met hoge prioriteit (zie "Een fax
verzenden met een hoge prioriteit" op pagina 187).
Doorsturen
Hiermee wordt de ontvangen of verzonden fax naar
een andere bestemming verzonden per fax of via
een pc. Deze functie is nuttig als u een fax wilt
ontvangen wanneer u niet op kantoor bent.
Zie "Een verzonden fax doorsturen naar een
andere bestemming" op pagina 188.
Zie "Ontvangen faxen doorsturen" op pagina 188.
Veilige ontv.
Hiermee wordt de ontvangen fax opgeslagen in het
geheugen zonder dat deze wordt afgedrukt. Als u
ontvangen documenten wilt afdrukken, moet u het
wachtwoord invoeren. Zo kunt u voorkomen dat
onbevoegde personen de ontvangen faxen kunnen
bekijken (zie "Ontvangen in veilige
ontvangstmodus" op pagina 192).
Item Omschrijving
Pag. toevoegen
Hiermee kunt u extra documenten toevoegen aan
een uitgestelde faxtaak (zie "Documenten
toevoegen aan een gereserveerde fax" op pagina
187).
Taak annuleren
Hiermee kunt u de uitgestelde faxtaak annuleren die
in het geheugen is opgeslagen (zie "Een
gereserveerde faxtaak annuleren" op pagina 187).
Item Omschrijving
Aant. kiespog.
Hiermee kunt u het aantal kiespogingen instellen.
Als u 0 invoert, zal het apparaat niet opnieuw kiezen.
Item Omschrijving
Menu Faxen
148
3. Menu's met nuttige instellingen
5
Ontvangstinstellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst op het
configuratiescherm.
Opn. kiezen na
Hiermee kunt u het tijdsinterval instellen voor
automatisch opnieuw kiezen.
Kenget. kiezen
Hiermee kunt u een prefix van maximaal vijf cijfers
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen
voordat er een automatisch kiesnummer wordt
gevormd. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een
telefooncentrale.
ECM-modus
Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM)
inschakelen om faxen zonder fouten te verzenden.
Als u deze modus inschakelt, kan het verzenden van
faxen langer duren.
Transm.rapport
Hiermee stelt u het apparaat in om een rapport af te
drukken, ongeacht of the faxverzending geslaagd is
of niet. Wanneer u Aan-Fout selecteert, drukt het
apparaat alleen een rapport af wanneer de
verzending niet geslaagd is.
TCR voor afb.
Hiermee drukt u een verzendrapport af dat een
miniatuurafbeelding van de eerste pagina van de
verzonden fax bevat.
Kiesmodus
Hiermee stelt u de kiesmodus in op tonen of pulsen.
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Item Omschrijving
Item Omschrijving
Ontvangstmodus
Hiermee kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van fax selecteren.
Opn. na bels.
Hiermee kunt u opgeven hoe vaak het apparaat
moet overgaan voordat een inkomende oproep
wordt beantwoord.
Ontv.g. stemp.
Hiermee kunt u instellen dat het paginanummer en
de ontvangstdatum en -tijd automatisch onder aan
elke pagina van een ontvangen fax worden
afgedrukt.
Menu Faxen
149
3. Menu's met nuttige instellingen
Startc. ontv.
Hiermee kunt u een fax ontvangen vanaf een
telefoontoestel dat aangesloten is op de EXT-
uitgang aan de achterkant van het apparaat. Als u
de hoorn van het telefoontoestel neemt en faxtonen
hoort, voert u de code in. De code is
voorgeprogrammeerd op *9*.
Aut. verklein.
Hiermee kunt u een binnenkomende fax
automatisch verkleinen zodat de fax op het papier
past dat in het apparaat is geplaatst.
Grootte neger.
Hiermee kunt u instellen dat een bepaald gedeelte
aan het einde van de ontvangen fax niet wordt
afgedrukt.
Inst. ong. fax
Hiermee kunt u faxen blokkeren die in het geheugen
zijn opgeslagen als ongewenste faxnummers. Deze
instelling is niet in alle landen beschikbaar.
DRPD-modus
Hiermee kan een gebruiker met één telefoonlijn
verschillende telefoonnummers beantwoorden. U
kunt het apparaat zo instellen dat verschillende
belsignalen worden herkend voor de afzonderlijke
nummers. Deze instelling is niet in alle landen
beschikbaar (zie "Faxen ontvangen in DRPD-
modus" op pagina 192).
Dubbelz. afdr.
Hiermee kunnen de ontvangen faxgegevens op
beide zijden van het papier worden afgedrukt. Zo
kunt u besparen op het papiergebruik.
Item Omschrijving
150
3. Menu's met nuttige instellingen
Systeeminstallatie
6
Apparaatinstellingen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Apparaatinst. op het
configuratiescherm.
Item Omschrijving
Apparaat-id
Hiermee stelt u de apparaat-id in die boven aan elke
faxpagina die u verzendt, wordt afgedrukt.
Faxnummer
Hiermee stelt u het faxnummer in dat boven aan elke
faxpagina die u verzendt, wordt afgedrukt.
Datum en tijd Hiermee stelt u de datum en tijd in.
Klokmodus
Stelt de indeling voor het weergeven van de tijd in, 12-
uur of 24-uur.
Taal Stelt de taal van de tekst op het bedieningspaneel in.
Energ.spaarst.
Stel in na welke wachttijd de printer overschakelt naar
de energiebesparende modus.
Wanneer het apparaat gedurende langere tijd geen
gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik
automatisch verlaagd.
Ontw.gebeurt.
U kunt instellen in welke situaties de printer moet
ontwaken uit sluimerstand. Zet het onderdeel aan.
Druk op knop: Als u op een willekeurige knop
drukt, uitgezonderd de aan/uitknop, wordt het
apparaat wakker uit sluimerstand.
Scanner: Wanneer u papier invoert in de
documentinvoer, ontwaakt het apparaat uit de
sluimerstand.
Printer: Als u de papierlade opent of sluit,
ontwaakt het apparaat uit de sluimerstand.
Time-out syst.
Hiermee stelt u in hoelang het apparaat eerder
gebruikte kopieerinstellingen bewaart. Nadat de time-
out is opgetreden, worden de standaardinstellingen
voor kopiëren hersteld.
Time-out taak
Hiermee kunt u instellen hoe lang de printer moet
wachten voordat de laatste pagina wordt afgedrukt
van een afdruktaak die niet eindigt met een opdracht
om de pagina af te drukken.
Luchtdrukcorr.
Afdrukkwaliteit optimaliseren naargelang de hoogte
boven zeeniveau.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
151
3. Menu's met nuttige instellingen
Aut. doorgaan
Bepaalt of de printer door moet gaan met afdrukken
als waargenomen wordt dat het gebruikte papier niet
overeenkomt met de instellingen.
Uit: Als het type of formaat papier niet
overeenkomt, wacht het apparaat tot u de juiste
papiersoort invoert.
Aan: Als er een papierstoring optreedt, wordt er
een foutbericht getoond. De printer zal ongeveer
30 seconden wachten, het bericht automatisch
wissen en doorgaan met afdrukken.
Verk. pap.frm.
Hiermee wordt bepaald of de foutmelding Verkeerd
papier wordt genegeerd of niet. Wanneer u Uit
selecteert, stopt het apparaat niet met afdrukken,
zelfs niet wanneer het papier verkeerd is.
Verv. papier
Hiermee wordt het ingestelde papierformaat in het
printerstuurprogramma automatisch vervangen om
inconsistenties tussen A4- en Letter-papier te
voorkomen. Als u bijvoorbeeld A4-papier in de lade
hebt geplaatst, maar u het papierformaat in het
printerstuurprogramma op Letter hebt ingesteld, zal
het apparaat afdrukken op A4-papier en omgekeerd.
Lege pg. afdr.
De printer detecteert de afdrukgegevens van de
computer ongeacht of de pagina leeg is of gegevens
bevat. U kunt instellen dat de pagina moet worden
afgedrukt of overgeslagen.
Item Omschrijving
Tonerbesparing
Als u deze modus activeert, gaat uw tonercassette
langer mee en zijn de kosten per pagina lager dan
wanneer u in de normale modus afdrukt. Dit gaat
echter wel ten koste van de afdrukkwaliteit.
Eco-instel.
Met deze optie kunt u hulpbronnen besparen en
milieuvriendelijke afdrukken maken.
Standaardmodus: Selecteer of de Eco-modus in-
of uitgeschakeld wordt.
Geforc. (Aan-verplicht): Schakelt de Eco-
modus in en beveiligt de instelling met een
wachtwoord. Als een gebruiker de Eco-modus
wil wijzigen, moet deze het wachtwoord
invoeren.
Sjabloon sel. (Sjabloon sel.): Het ingestelde eco-
sjabloon selecteren via de Embedded Web
Service.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
152
3. Menu's met nuttige instellingen
7
Papierinstellingen
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Papierinstel. op het
configuratiescherm.
8
Geluid/Volume
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Geluid/Volume op het
configuratiescherm.
Item Omschrijving
Papierformaat
Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat
instellen op A4, Letter of andere papierformaten.
Type papier Hiermee selecteert u het type papier voor elke lade.
Papierinvoer
Hier selecteert u uit welke lade het papier moet
worden gebruikt.
Marge Hiermee stelt u de marges van het document in.
Item Omschrijving
Toetsgeluid
Hiermee schakelt u het geluid van de toetsen in of uit.
Als deze optie is ingesteld op Aan, wordt een toon
afgepeeld wanneer er op een toets wordt gedrukt.
Waarsch.geluid
Schakelt het alarmsignaal in of uit. Als deze optie is
ingesteld op Aan, hoort u een waarschuwingstoon
wanneer een fout optreedt of wanneer een
faxverbinding wordt beëindigd.
Systeeminstallatie
153
3. Menu's met nuttige instellingen
9
Rapport
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Rapport op het
configuratiescherm.
Luidspreker
Schakelt geluiden van de telefoonlijn via de
luidspreker (bijvoorbeeld een kiestoon of een
faxsignaal) aan of uit. Als deze optie is ingesteld op
Communicatie, staat de luidspreker aan tot het
externe apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van On
Hook Dial. U kunt het volume van de
luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn
open is.
a Druk op (faxen) op het
configuratiescherm.
b Druk op On Hook Dial. U hoort een
kiestoon uit de luidspreker.
c Druk op de pijl-links/rechts tot u het
gewenste volume hoort.
d Druk op On Hook Dial om de wijziging op
te slaan en terug te keren naar
gereedmodus.
Belsignaal
Stelt het volume van de beltoon in. U kunt een laag,
gemiddeld of hoog beltoonvolume instellen, of het
volume uitschakelen.
Item Omschrijving
Item Omschrijving
Alle rapporten
Hiermee worden alle soorten rapporten
afgedrukt die dit apparaat biedt.
Configuratie
Drukt een overzicht van de globale
instellingen van het apparaat af.
Info verb.art.
Drukt een pagina met gegevens over
verbruiksartikelen af.
Adresboek
Hiermee drukt u alle e-mailadressen af die in
het geheugen van het apparaat zijn
opgeslagen.
Systeeminstallatie
154
3. Menu's met nuttige instellingen
10
Onderhoud
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud op het
configuratiescherm.
Fax verzenden
Hiermee drukt u voor een faxtaak een rapport
af met het faxnummer, het aantal pagina’s, de
verzendduur, de communicatiemodus en het
resultaat van de communicatie. U kunt uw
apparaat zodanig instellen dat het
automatisch een verzendrapport afdrukt na
elke faxtaak.
Fax verzonden
Hiermee drukt u een rapport af met informatie
over de faxen die u onlangs hebt verzonden.
Fax ontvangen
Hiermee drukt u een rapport af met informatie
over de faxen die u onlangs hebt ontvangen.
Geplande taken
Hiermee drukt u een document af met een
overzicht van de uitgestelde faxen die in het
geheugen zijn opgeslagen, met de begintijd
en de aard van elke taak.
Ongewenste fax
Hiermee drukt u de faxnummers af die zijn
opgegeven als ongewenste faxnummers.
Netwerkconf.
Hiermee drukt u informatie af over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Gebruiksteller
Drukt een gebruikspagina af. De pagina met
informatie over het gebruik, bevat het totaal
aantal afgedrukte pagina’s.
Item Omschrijving
Faxopties
Hiermee drukt u een rapport over de faxopties
af.
Item Omschrijving
Toner Op wis.
Deze optie wordt weergegeven als de tonercassette
leeg is. U kunt het bericht over de lege cassette
wissen.
Gebruiksduur
Hiermee kunt u de indicatoren voor gebruiksduur
weergeven (zie "De gebruiksduur van de
verbruiksartikelen controleren" op pagina 71.)
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
155
3. Menu's met nuttige instellingen
11
Instellingen wissen
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Instel. wissen op het
configuratiescherm.
Serienummer
Hiermee kunt u het serienummer van het apparaat
weergeven. Dit nummer hebt u nodig als u belt voor
ondersteuning of u registreert als gebruiker op de
website van Dell.
Toner bijna op
Hiermee kunt u het niveau instellen waarop de
melding over een lege of bijna lege tonercassette
wordt weergegeven (zie "Instellen van de
waarschuwing "Toner bijna op"" op pagina 72).
Item Omschrijving
Alle instel.
Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt
de standaardinstellingen.
Item Omschrijving
Printerinstellingen
Hiermee worden alle standaard printeropties
hersteld.
Faxinstel. Herstelt alle standaard faxopties.
Kopieerinstel. Herstelt alle standaard kopieeropties.
Systeeminst. Herstelt alle standaard systeemopties.
Netwerkinstel.
Herstelt alle standaard netwerkopties.
(Opnieuw starten vereist.)
Adresboek
Wist alle in het geheugen opgeslagen e-
mailadressen.
Fax verzonden
Hiermee wordt alle informatie over verzonden
faxberichten gewist.
E-mail verz.
Hiermee wordt alle informatie over verzonden
e-mailberichten gewist.
Fax ontvangen
Wist alle informatie over ontvangen
faxberichten.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
156
3. Menu's met nuttige instellingen
12
Netwerkinstallatie
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu’s
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Druk op (Menu) > Netwerk op het configuratiescherm,
Optie Omschrijving
TCP/IP (IPv4)
Selecteer het passende protocol en de
configuratieparameters voor gebruik in de
netwerkomgeving.
Er moeten heel wat parameters ingesteld
worden. Als u niet zeker bent, laat u ze
ongemoeid of raadpleegt u de
netwerkbeheerder.
TCP/IP (IPv6)
Selecteer deze optie om gebruik te maken van een
IPv6-netwerkomgeving (zie "IPv6-configuratie" op
pagina 132).
Ethernet-snel.
Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
Instel. wissen
Hiermee zet u de standaard netwerkinstellingen terug.
(Opnieuw starten vereist.)
Netwerkconf.
Deze lijst toont informatie over de netwerkverbinding
en -configuratie van uw apparaat.
Optie Omschrijving
4. Speciale functies
In dit hoofdstuk worden de speciale functies voor kopiëren, scannen, faxen en afdrukken besproken.
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 158
Verschillende tekens invoeren 159
Het faxadresboek instellen 161
Afdrukfuncties 164
Scanfuncties 176
Faxfuncties 184
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere
niveaus te gaan.
158
4. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk, die wordt
bepaald door de hoogte boven zeeniveau waar het apparaat staat. De
volgende informatie zal u helpen bij de instelling van uw apparaat voor de
beste afdrukkwaliteit.
Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in.
1 Hoog 3
2 Hoog 2
3 Hoog 1
4 Normaal
Zie "Apparaatinstellingen" op pagina 202 als u Windows of Macintosh
gebruikt.
U kunt de hoogte instellen via Apparaatinstellingen in Dell Printer
Manager of het gedeelte Machine in Hulpprogramma Printerinstellingen.
Als uw apparaat is verbonden met internet, kunt u de hoogte instellen
via Embedded Web Service (zie "Embedded Web Service gebruiken"
op pagina 198).
159
4. Speciale functies
Verschillende tekens invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij
de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van
uw bedrijf en het faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of e-
mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen
invoeren.
1
Alfanumerieke tekens invoeren
Druk een aantal keren op deze toets tot de gewenste letter op het display
verschijnt. Om de letter O in te voeren drukt u bijvoorbeeld op cijfertoets 6
met opschrift MNO. Telkens wanneer u op cijfertoets 6 drukt, verschijnt er
een andere letter op het display, M, N, O, m, n, o en ten slotte 6. Zie "Letters
en cijfers op het toetsenblok" op pagina 159 om de letter te vinden die u wilt
invoeren.
U kunt een spatie invoeren door twee keer op 1 te drukken.
Druk op de pijl naar links/rechts of de pijl-omhoog/omlaag om het
laatste cijfer of teken te verwijderen.
2
Letters en cijfers op het toetsenblok
Afhankelijk van de geïnstalleerde opties kan uw apparaat andere
speciale tekensets bevatten.
Enkele van de volgende sleutelwaarden verschijnen mogelijk niet
afhankelijk van de taak die u uitvoert.
Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens
1 @ / . ’1
2A B C a b c 2
3 D E F d e f 3
4 G H I g h i 4
5 J K L j k l 5
6 M N O m n o 6
7 P Q R S p q r s 7
8T U V t u v 8
9 W X Y Z w x y z 9
0& + - , 0
Verschillende tekens invoeren
160
4. Speciale functies
* * % _ ~ ! # $ ( ) [ ]
(Deze symbolen zijn beschikbaar voor het invoeren van uw
netwerkidentificatiegegevens)
# # = | ? " : { } < > ;
(Deze symbolen zijn beschikbaar voor het invoeren van uw
netwerkidentificatiegegevens)
Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens
161
4. Speciale functies
Het faxadresboek instellen
U kunt snelkiesnummers voor veelgebruikte faxnummers instellen via
Embedded Web Service en zo snel en gemakkelijk faxnummers invoeren
door de positienummers in te voeren die aan de nummers zijn toegewezen
in het adresboek.
3
Een snelkiesnummer vastleggen
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. >
Snelkiesnummer op het bedieningspaneel.
2
Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer, toont
het display het bericht dat u het kunt wijzigen. Als u opnieuw wilt
beginnen met een ander snelkiesnummer, drukt u op (Back).
3
Voer de gewenste naam in en druk op OK.
4
Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
5
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
4
Snelkiesnummers gebruiken
Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een
nummer in te voeren, voert u het snelkiesnummer in waaronder u het
gewenste faxnummer hebt opgeslagen.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijfertoets op het numeriek klavier langer dan 2 seconden
ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijfertoets(en) en houdt u vervolgens
de laatste cijfertoets meer dan twee seconden ingedrukt.
U kunt de adresboeklijst afdrukken door (faxen) >
(Address Book) > Afdrukken te selecteren.
5
Snelkiesnummers bewerken
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. >
Snelkiesnummer op het bedieningspaneel.
2
Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
3
Wijzig de naam en druk op OK.
Het faxadresboek instellen
162
4. Speciale functies
4
Wijzig het faxnummer en druk op OK.
5
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
6
Een groepskiesnummer vastleggen
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. >
Groepsnummer op het bedieningspaneel.
2
Voer een groepkiesnummer in en druk op OK.
Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer, toont
het display het bericht dat u het kunt wijzigen. Als u opnieuw wilt
beginnen met een ander snelkiesnummer, drukt u op (Back).
3
Zoek naar het snelkiesnummer dat u wilt toevoegen aan de groep
door de eerste letters van de naam in te voeren.
4
Selecteer de gewenste naam en het gewenste nummer en druk op
OK.
5
Selecteer Ja als Nog een nummer? wordt weergegeven.
6
Herhaal stap 3 om andere snelkiesnummers in de groep op te
nemen.
7
Als u klaar bent, selecteert u Nee als Nog een nummer? wordt
weergegeven en drukt u op OK.
8
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
7
Groepsnummers bewerken
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Nieuw en bew. >
Groepsnummer op het bedieningspaneel.
2
Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
3
Als u een nieuw snelkiesnummer invoert dat u wilt toevoegen en op
OK drukt, wordt Toevoegen? weergegeven.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen en
op OK drukt, wordt Verwijderen? weergegeven.
4
Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
5
Herhaal stap 3 om meer nummers toe te voegen of te verwijderen.
6
Selecteer Nee als Nog een nummer? wordt weergegeven en druk
op OK.
7
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Het faxadresboek instellen
163
4. Speciale functies
8
Een item in het adresboek zoeken
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U
doorzoekt het adresboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de
naam die aan dat nummer is gekoppeld.
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Zoek. en kiez. >
Snelkiesnummer of Groepsnummer op het configuratiescherm.
2
Voer Alle of ID in en druk op OK.
3
Druk op de naam en het nummer, of op de toetsenblokknop met de
letter waarnaar u wilt zoeken.
Als u bijvoorbeeld de naam 'MOBIEL' zoekt, drukt u op de toets 6
met het opschrift 'MNO'.
4
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
9
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw (Address Book) controleren door ze in
een lijst af te drukken.
1
Selecteer (faxen) > (Address Book) > Afdrukken op het
configuratiescherm.
2
Het apparaat begint met afdrukken.
164
4. Speciale functies
Afdrukfuncties
Voor basisfuncties voor het afdrukken, raadpleeg de Basishandleiding
(zie "Eenvoudige afdruktaken" op pagina 47).
10
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers.
3
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4
Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Als bij Voorkeursinstellingen voor afdrukken het symbool staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
5
Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6
Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
11
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers.
3
Selecteer uw apparaat.
4
Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaard instellen.
Als bij Voorkeursinstellingen voor afdrukken het symbool staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
Afdrukfuncties
165
4. Speciale functies
12
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om af te drukken in een
XPS-bestandsindeling
Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op
Windows Vista OS of een recentere versie.
U kunt het XPS-stuurprogramma installeren wanneer u de software-
cd in het cd-rom-station plaatst. Als u de Dell-software installeert,
wordt het XPS-stuurprogramma automatisch geïnstalleerd.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
1
Kruis het selectievak Afdrukken naar bestand in het venster
Afdrukken aan.
2
Klik op Afdrukken.
3
Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch
opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of
Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of het gebruikte programma.
Afdrukfuncties
166
4. Speciale functies
Speciale afdrukfuncties verklaard
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u
op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de
toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in
het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het
gebruikte apparaat.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu's
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Selecteer het menu Help, of klik op de knop uit het venster, of
druk op F1 op uw toetsenbord, en klik op de optie waar u meer over
wilt weten (zie "Help gebruiken" op pagina 50).
Item Omschrijving
Meerdere pagina's
per zijde
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt
afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt
worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven
volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s
afdrukken.
Poster afdrukken
U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster
van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4)
papier drukken om ze aan elkaar te plakken en er een
poster van te maken.
Selecteer de waarde
Posteroverlap
. Geef de
Posteroverlap
op in millimeters of inches door het
keuzerondje bovenaan rechts op het tabblad
Basis
te
selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen
plakken.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
167
4. Speciale functies
Boekje afdrukken
a
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van
het papier afdrukken en worden de pagina’s zo
gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt
vouwen om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op
afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio
of Oficio.
De optie
Boekje afdrukken
is niet beschikbaar
voor alle papierformaten. Kies de
Formaat
-optie
onder het tabblad
Papier
om te kijken welke
papierformaten beschikbaar zijn.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert,
wordt deze optie mogelijk automatisch
geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar papier
(papier waarbij geen of staat).
Item Omschrijving
8
9
Dubbelzijdig
afdrukken
(handmatig)
a
U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken
(handmatig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand
van het document opgeven.
U kunt deze functie gebruiken met papier van het
formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u
de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer
drukt eerst elke andere pagina van het document
af. Hierna verschijnt er een bericht op uw
computer.
U wordt afgeraden dubbelzijdig af te drukken op
speciale afdrukmedia, zoals etiketten, enveloppen
of dik papier. Dit kan een papierstoring
veroorzaken of het apparaat beschadigen.
Geen:
Hiermee schakelt u deze functie uit.
Lange zijde:
Deze optie is de conventionele lay-out die bij
boekbinden wordt gebruikt.
Korte zijde:
Deze optie is de conventionele lay-out die
voor kalenders wordt gebruikt.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
168
4. Speciale functies
Papieropties
Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner
of groter op het vel afgedrukt wordt, door een percentage in
te voeren waarmee het document vergroot of verkleind
wordt.
Watermerk
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een
bestaand document, U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote
grijze letters
DRAFT
of
CONFIDENTIAL
diagonaal op de
eerste pagina of op alle pagina's afdrukken.
Watermerk
(
Een watermerk
maken
)
a
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
.
b
Klik op het tabblad
Geavanceerd
en selecteer
Bewerken
in de vervolgkeuzelijst
Watermerk
. Het
venster
Watermerken bewerken
wordt geopend.
c
Voer een tekst in het vak
Tekst watermerk
in.
U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst wordt in
het voorbeeldvenster weergegeven.
Item Omschrijving
Watermerk
(
Een watermerk
bewerken
)
a
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
b
Klik op het tabblad
Geavanceerd
en selecteer
Bewerken
in de vervolgkeuzelijst
Watermerk
. Het
venster
Watermerken bewerken
wordt geopend.
c
Selecteer in het vak
Huidige watermerken
het
watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het
watermerk en de opties.
d
Klik op
Wijzigen
als u de wijzigingen wilt opslaan.
e
Klik op
OK
of
Afdrukken
tot het venster
Afdrukken
wordt afgesloten.
Watermerk
(
Een watermerk
verwijderen
)
a
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
.
b
Klik op het tabblad
Geavanceerd
en selecteer
Bewerken
in de vervolgkeuzelijst
Watermerk
. Het
venster
Watermerken bewerken
wordt geopend.
c
Selecteer in het vak
Huidige watermerken
het
watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop
Wissen
.
d
Klik op
OK
of
Afdrukken
tot het venster
Afdrukken
wordt afgesloten.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
169
4. Speciale functies
Overlay
a
Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het SPL/
PCL-stuurprogramma.
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde
schijf van de computer is opgeslagen in een speciale
bestandsindeling en die in een willekeurig document kan
worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats
van voorgedrukte formulieren en papier met een briefhoofd.
In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay
samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u
een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken,
hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat
te plaatsen. U drukt het briefhoofd gewoon als overlay op
uw document af.
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding.
Het formaat van het overlaydocument moet
hetzelfde zijn als dat van de documenten die u
met de overlay afdrukt. Maak geen overlay met
een watermerk.
De resolutie van het overlaydocument moet
dezelfde zijn als die van het document waarop u
de overlay wilt afdrukken.
Item Omschrijving
Overlay
(
Een nieuwe
paginaoverlay
maken
)
a
Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken
als
u het document als een overlay wilt opslaan.
b
Klik op het tabblad
Geavanceerd
en selecteer
Bewerken
in de vervolgkeuzelijst
Tekst
. Het venster
Overlay bewerken
verschijnt.
c
Klik in het venster
Overlay bewerken
op
Maken
.
d
Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak
Opslaan als
in het venster
Taaknaam
. Selecteer indien
nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan.
Standaard is dit de map C:\Formover.
e
Klik op
opslaan
. De naam verschijnt in
Overzicht
overlays
.
f
Klik op
OK
of
Afdrukken
tot het venster
Afdrukken
wordt afgesloten.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen
op de harde schijf van uw computer.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
170
4. Speciale functies
13
Afdrukken in Macintosh
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u
gebruikt de instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg
de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
Overlay
(
Een paginaoverlay
gebruiken
)
a
Klik op het tabblad
Geavanceerd
.
b
Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst
Tekst
.
c
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de
vervolgkeuzelijst
Tekst
voorkomt, selecteert u
Bewerken...
in de lijst en klikt u op
Laden
. Selecteer het
overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron
hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit
het venster
Openen
.
Klik op
Openen
als u het bestand hebt geladen. Het
bestand verschijnt in het vak
Overzicht overlays
en kan
worden afgedrukt. Selecteer de overlay in de
vervolgkeuzelijst
Overzicht overlays
.
d
Schakel indien nodig het selectievakje
Overlay
bevestigen voor afdrukken
in. Als dit selectievakje is
ingeschakeld, verschijnt telkens als u een document
naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u
gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw
document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een
overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch
op uw document afgedrukt.
e
Klik op
OK
of
Afdrukken
tot het venster
Afdrukken
wordt afgesloten.
Item Omschrijving
Overlay
(
Een paginaoverlay
verwijderen
)
a
Klik in het venster
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
op het tabblad
Geavanceerd
.
b
Selecteer
Bewerken
in de vervolgkeuzelijst
Tekst
.
c
Selecteer in het vak
Overzicht overlays
de overlay die
u wilt verwijderen.
d
Klik op
Wissen
.
e
Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging
wordt gevraagd, klikt u op
Ja
.
f
Klik op
OK
of
Afdrukken
tot het venster
Afdrukken
wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer
gebruikt, kunt u verwijderen.
a. Deze optie is alleen beschikbaar als u het XPS-stuurprogramma gebruikt.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
171
4. Speciale functies
1
Open het af te drukken document.
2
Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
3
Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en
zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4
Open het menu Bestand en klik op Druk af.
5
Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6
Klik op Druk af.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De
printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is
afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is
afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster.
Meerdere pagina's per vel afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1
Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand.
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in
de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina’s dat u op
één vel papier wilt afdrukken.
3
Kies de andere te gebruiken opties.
4
Klik op Druk af.
Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af.
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het
onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster
met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
Afdrukfuncties
172
4. Speciale functies
14
Afdrukken in Linux
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw
printer afdrukken.
1
Open een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2
Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
3
Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI
en klik op Properties.
4
Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden
weergegeven.
General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de
afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de functie
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, scheidingspagina’s
toevoegen aan het begin en op het einde, en het aantal pagina's
per vel wijzigen.
Afhankelijk van het model is automatisch/handmatig dubbelzijdig
afdrukken mogelijk niet beschikbaar. Als alternatief kunt u het lpr-
afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het afdrukken
van even en oneven pagina's.
Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand
en kolommen in.
Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor
het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en
grootte of positie van de afbeelding.
Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming
instellen.
5
Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6
Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
Afdrukfuncties
173
4. Speciale functies
7
Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de
afdruktaak controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen.
Met het CUPS-lpr-hulpgramma kunt u dat doen, maar het programma uit
het besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een
veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell
en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het
venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op Open.
2
In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt
u de eigenschappen van de afdruktaak.
3
Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3
Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die
u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in
Printers configuration.
Connection: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de
poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd
terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat
op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma
bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Afdrukfuncties
174
4. Speciale functies
Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job
om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het
selectievakje Show completed jobs in om een lijst met vorige
afdruktaken weer te geven.
Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort.
Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een
bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het
apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Printer Properties.
15
Afdrukken in Unix
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie
"functies" op pagina 7).
Doorgaan met de afdruktaak
Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst of PS-bestand om
af te drukken.
1
Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit.
U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken.
printui document1
Hiermee wordt Print Job Manager van het UNIX-
printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker verschillende
afdrukopties kan instellen.
2
Selecteer een printer die reeds is toegevoegd.
3
Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection.
4
Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u nodig hebt.
Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties die uw
printerstuurprogramma biedt.
5
Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak.
Printerinstellingen wijzigen
Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties.
De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor
OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel.
Afdrukfuncties
175
4. Speciale functies
Het tabblad General
Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat
instellen op A4, Letter of andere papierformaten.
Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit de
keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick.
Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet worden.
De standaardinstelling is Auto Selection.
Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie wordt
afgedrukt op een pagina.
Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om papier
te besparen.
Afhankelijk van het model is automatisch/handmatig dubbelzijdig
afdrukken mogelijk niet beschikbaar. Als alternatief kunt u het lpr-
afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het afdrukken
van even en oneven pagina's.
Multiple pages: Hiermee worden meerdere pagina’s afgedrukt op één
vel papier.
Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen (bv.: Single-
line hairline, Double-line hairline).
Het tabblad Image
Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een
afbeelding op uw document wijzigen.
Het tabblad Text
Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in.
Het tabblad Margins
Use Margins: Hiermee stelt u de marges van het document in. De
marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges
instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen.
Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde
papierformaat.
Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of
centimeters.
Het tabblad Printer-Specific Settings
Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om
verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor de
printer en afhankelijk van het PPD-bestand.
176
4. Speciale functies
Scanfuncties
Voor basisfuncties voor het scannen, raadpleeg de
Basishandleiding (zie "Basisfuncties voor scannen" op pagina 57).
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "functies" op pagina 7).
De maximale resolutie, die kan worden bereikt hangt af van
verschillende factoren, zoals de snelheid van de computer, de
beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van de
afbeelding die wordt gescand en de bitdiepte-instellingen. Dus
afhankelijk van uw systeem en wat u wilt scannen, kunt u mogelijk
niet op een bepaalde resolutie scannen, vooral wanneer verbeterde
dpi wordt gebruikt.
16
Basisscanmethode
U kunt de originelen met uw apparaat scannen via een USB-kabel of via het
netwerk. De volgende methodologieën kunnen worden gebruikt voor het
scannen van uw documenten:
Naar pc scan.: Hiermee kunt u originelen via het configuratiescherm
scannen. De gescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de
map Mijn documenten op de verbonden computers (zie "Basisfuncties
voor scannen" op pagina 57).
TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen.
Wanneer u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing
gestart zodat u het scanproces kunt beheren. U kunt deze functie
gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie
"Scannen vanuit een programma voor het bewerken van afbeeldingen"
op pagina 178).
Dell Scan Assistant/SmarThru Office: U kunt dit programma
gebruiken voor het scannen van afbeeldingen of documenten.
- Zie "Scannen met Dell Scan Assistant" op pagina 179
- Zie "Scannen met SmarThru Office" op pagina 180.
WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. U kunt deze functie
alleen gebruiken als de computer rechtstreeks op het apparaat is
aangesloten met een USB-kabel (zie "Scannen met het WIA-
stuurprogramma" op pagina 178).
Scanfuncties
177
4. Speciale functies
17
De scaninstellingen in de computer configureren
1
Open Dell Printer Manager (zie "Dell Printer Manager gebruiken"
op pagina 200).
2
Selecteer het juiste apparaat in de Lijst met printers.
3
Selecteer het menu Instellingen voor scannen naar pc.
4
Selecteer de gewenste optie.
Scannen activeren: Hiermee bepaalt u of de scanfunctie is
ingeschakeld of het apparaat.
profiel: Hiermee geeft u de opgeslagen scanprofielen op het
geselecteerde apparaat weer.
•Het tabblad Standaard: Dit tabblad bevat algemene scan- en
apparaatinstellingen.
•Het tabblad Afbeelding: Dit tabblad bevat instellingen voor
beeldbewerking.
5
Druk op OK.
18
Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten
op een netwerk
U moet het printerstuurprogramma op uw computer installeren vanaf de
software-cd omdat het scanprogramma onderdeel is van het
printerstuurprogramma (zie basishandleiding"Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 22).
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
2
Selecteer (scannen) > Naar pc scan. > Netwerkcomp. op het
configuratiescherm.
Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de
poortverbinding.
3
Selecteer uw geregistreerd computer-Id en voer indien nodig het
Wachtwoord in.
Scanfuncties
178
4. Speciale functies
ID is gelijk aan de geregistreerde scan-ID voor de Dell Printer
Manager > Geavanceerde modus activeren > Instellingen
voor scannen naar pc.
Wachtwoord is het geregistreerde wachtwoord van vier cijfers voor
de Dell Printer Manager > Geavanceerde modus activeren >
Instellingen voor scannen naar pc.
4
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
5
Het apparaat begint te scannen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in
C:\Gebruikers\gebruikersnaam\Afbeeldingen\map. De opslagmap
kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte
programma.
19
Scannen vanuit een programma voor het
bewerken van afbeeldingen
U kunt documenten scannen en importeren via software voor het bewerken
van afbeeldingen, zoals Adobe Photoshop, als de software TWAIN-
compatibel is. Volg de onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-
compatibele software:
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
3
Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop.
4
Klik op Bestand > Importeren en selecteer de scanner.
5
Stel de scanopties in.
6
Scan uw afbeelding en sla deze op.
20
Scannen met het WIA-stuurprogramma
Uw apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma (Windows Image
Acquisition) voor het scannen van afbeeldingen. WIA is een van de
standaardonderdelen van Microsoft Windows 7 en werkt met digitale
camera’s en scanners. In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma
kunt u met het WIA-stuurprogramma zonder aanvullende software
moeiteloos afbeeldingen scannen en bewerken:
Scanfuncties
179
4. Speciale functies
Het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder besturingssystemen van
Windows met een USB-poort, behalve onder Windows 2000.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
3
Klik op Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Apparaten en printers.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
apparaatstuurprogramma in Printers en faxapparaten en kies
Zoeken starten.
5
De toepassing Nieuwe scan wordt gestart.
6
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke
invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
7
Scan uw afbeelding en sla deze op.
21
Scannen met Dell Scan Assistant
U kunt de functie OCR (Optical Character Recognition, optische
tekenherkenning) van het programma Dell Scan Assistant gebruiken.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
3
Klik op Start > Alle programma's > Dell en start Dell Scan
Assistant.
Selecteer het menu Help of klik op de knop in het venster, en klik op
de optie waar u meer over wilt weten.
4
Stel de scanopties in.
5
Klik op Scannen.
Scanfuncties
180
4. Speciale functies
22
Scannen met SmarThru Office
U kunt de functie OCR (Optical Character Recognition, optische
tekenherkenning) van het programma SmarThru Office gebruiken.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
3
Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office.
4
SmarThru Office wordt weergegeven.
Klik op de knop Help of in het venster, en klik op de optie waar u
meer over wilt weten.
5
Klik op het pictogram van SmarThru Office ( ) in het systeemvak
van Windows om het startprogramma SmarThru Office te
activeren.
6
Klik op het scanpictogram ( ) om het scanvenster te openen.
7
Het venster Scan Setting wordt geopend.
8
Geef de scaninstellingen op en klik op Scan.
23
Scannen in Macintosh
Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten
op een netwerk
1
Controleer of uw apparaat met een netwerk is verbonden.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
3
Start Programma's en klik op Fotolader.
4
Gebruik de onderstaande stappen voor het betreffende
besturingssysteem.
Voor 10.4
- Klik op de menubalk op Apparaten > Blader door
apparaten.
- Selecteer uw apparaat bij de optie TWAIN-apparaten. Zorg
ervoor dat het selectievakje Gebruik TWAIN-software is
ingeschakeld.
Scanfuncties
181
4. Speciale functies
- Klik op Verbind.
Als er een waarschuwingsbericht wordt weergegeven, klikt u
op Poort wijzigen om een poort te selecteren. Als de
TWAIN-interface wordt weergegeven, klikt u op Poort
wijzigen op het tabblad Voorkeuren om een nieuwe poort
te selecteren.
Voor 10.5
- Klik op de menubalk op Apparaten > Blader door
apparaten.
- Controleer of het selectievakje Verbonden naast uw
apparaat is ingeschakeld is in Bonjour-apparaten.
- Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de
bovenstaande procedure voor Mac OS X 10.4.
Voor 10.7 of hoger, selecteert u uw apparaat bij GEDEELD.
5
Stel de scanopties in dit programma in.
6
Scan uw afbeelding en sla deze op.
Als u niet kunt scannen met Fotolader, moet u Mac OS bijwerken
met de nieuwste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS X 10.4.7
en hoger.
Raadpleeg de Help bij Fotolader voor meer informatie.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
24
Scannen in Linux
Scannen
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
3
Klik op de knop om het venster Scanners Configuration te
openen.
Scanfuncties
182
4. Speciale functies
4
Selecteer de scanner in de lijst.
5
Klik op Properties.
6
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 43).
7
Klik in het venster Scanner Properties op Preview.
8
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de
afbeelding in het Preview Pane.
9
Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in
het Preview Pane.
10
Selecteer de gewenste optie.
11
Scan uw afbeelding en sla deze op.
Scanfuncties
183
4. Speciale functies
U kunt uw scaninstellingen opslaan en toevoegen aan de
vervolgkeuzelijst Job Type zodat u de instellingen opnieuw kunt
gebruiken.
Een afbeelding bewerken met Image Manager
In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt u
menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande afbeeldingen.
184
4. Speciale functies
Faxfuncties
Voor basisfuncties voor het faxen, raadpleeg de Basishandleiding (zie
"Basisfuncties voor faxen" op pagina 58).
25
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de
ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer automatisch opnieuw
gekozen. De tijd voor een nieuwe kiespoging is afhankelijk van de
standaardinstellingen voor uw land.
Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op (Start)
om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie
Automatisch opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op (Stop/Clear).
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het aantal
kiespogingen wijzigen.
1
Druk op (faxen) > (Menu) > Faxinstel. > Verzending op het
configuratiescherm.
2
Selecteer Aant. kiespog. of Opn. kiezen na.
3
Selecteer de gewenste optie.
26
Faxnummer opnieuw kiezen
1
Druk op (Redial/Pause) op het configuratiescherm.
2
Selecteer het gewenste faxnummer.
Tien recent verzonden faxnummer met tien ontvangen
nummerweergaven worden weergegeven.
3
Het apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een
origineel in de ADI wordt geplaatst.
Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Als
u klaar bent, selecteert Nee als Nog een pagina? wordt
weergegeven.
27
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u
een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar stand-bymodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een
foutbericht op het display. Druk op (Stop/Clear) om het weergegeven
foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
Faxfuncties
185
4. Speciale functies
U kunt het apparaat zo instellen dat er na elke verzonden fax
automatisch een verzendrapport wordt afgedrukt. Druk op (fax) >
(Menu) > Faxinstel. > Verzending > Transm.rapport op het
bedieningspaneel.
28
Een fax met uw computer verzenden
Hiermee kunt u een fax verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te
maken van het configuratiescherm op het apparaat.
Als u een fax wilt versturen vanaf uw computer, moet het programma Dell
Network PC Fax zijn geïnstalleerd. Dit programma wordt automatisch
geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
1
Open het document dat u wilt verzenden.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing
kan dit venster er iets anders uitzien.
3
Selecteer Dell Network PC Fax in het venster Afdrukken
4
Klik op Afdrukken of OK.
5
Voer de nummers van de ontvangers in en selecteer opties
Selecteer het menu Help of klik op de knop in het venster, en klik op
de optie waar u meer over wilt weten.
6
Klik op Verzenden.
Faxfuncties
186
4. Speciale functies
29
Uitgestelde faxverzending
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt met deze functie geen kleurenfax
verzenden.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (faxen) op het configuratiescherm.
3
Pas de resolutie en helderheid naar wens aan.
4
Druk op (Menu) > Faxfunctie > Uitgest. verz. op het
configuratiescherm.
5
Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in en druk op
OK.
6
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
7
Als u meerdere faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer
Ja oplicht, en herhaalt u stap 5.
U kunt maximaal 10 bestemmingen ingeven.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander
groepskiesnummer meer invoeren.
8
Voer de naam en de tijd in van de taak.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de huidige tijd, wordt de fax
de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
9
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden.
Het apparaat keert terug naar stand-bymodus. Het display herinnert
u eraan dat het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en dat er
een uitgesteld faxbericht is ingesteld.
Hiermee kunt u de lijst van uitgestelde faxtaken controleren.
Druk op (Menu) > Systeeminst. > Rapport > Geplande taken op
het configuratiescherm.
Faxfuncties
187
4. Speciale functies
Documenten toevoegen aan een gereserveerde
fax
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (fax) > (Menu) > Faxfunctie > Pag. toevoegen op
het bedieningspaneel.
3
Selecteer de faxtaak en druk op OK.
Als u klaar bent, selecteert Nee als Nog een pagina? wordt
weergegeven. Het apparaat scant het origineel in en slaat het op in
het geheugen.
4
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Een gereserveerde faxtaak annuleren
1
Druk op (fax) > (Menu) > Faxfunctie > Taak annuleren op
het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste faxtaak en druk op OK.
3
Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
4
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
30
Een fax verzenden met een hoge prioriteit
U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden
voorafgaand aan andere geplande taken. Het origineel wordt naar het
geheugen gescand en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (Fax) > (Menu) > Faxfunctie > Prior. verz. op het
bedieningspaneel.
3
Voer het ontvangende faxnummer in en druk op OK.
4
Voer de naam van de taak in en druk op OK.
5
Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een
andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op
OK.
Als u klaar bent, selecteert Nee als Nog een pagina? wordt
weergegeven.
Het document wordt gescand en gefaxt naar de bestemmingen.
Faxfuncties
188
4. Speciale functies
31
Een verzonden fax doorsturen naar een andere
bestemming
U kunt het apparaat instellen om een ontvangen of verzonden fax naar een
andere bestemming te verzenden per fax. Deze functie is nuttig als u een
fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent.
Wanneer u een fax doorstuurt via e-mail, moet u eerst de e-
mailserver en het IP-adres invoeren in Embedded Web Service (zie
"Embedded Web Service gebruiken" op pagina 198).
Ongeacht of u een kleurenfax hebt verzonden of ontvangen, worden
de gegevens doorgestuurd in grijstinten.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (fax) > (Menu) > Faxfunctie > Doorsturen > Fax
> Naar ander nr. > Aan op het bedieningspaneel.
De optie Doorsturen is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van
model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina
8).
3
Voer het ontvangende faxnummer in en druk op OK.
4
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
32
Ontvangen faxen doorsturen
U kunt het apparaat instellen om een ontvangen of verzonden fax naar een
andere bestemming te verzenden per fax. Deze functie is nuttig als u een
fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent.
Ongeacht of u een kleurenfax hebt verzonden of ontvangen, worden de
gegevens doorgestuurd in grijstinten.
1
Druk op (fax) > (Menu) > Faxfunctie > Doorsturen >
Doorsturen, E-mail, of Server > Ontvangen en doorst. > Fax op
het bedieningspaneel.
De optie Doorsturen is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van
model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina
8).
2
Selecteer Fax als u wilt dat het apparaat de fax afdrukt nadat het
deze heeft doorgestuurd.
Faxfuncties
189
4. Speciale functies
3
Voer het ontvangende faxnummer, e-mailadres of serveradres in en
druk op OK.
4
Voer de starttijd en de eindtijd in, en druk vervolgens op OK.
5
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
33
Een fax met uw computer ontvangen
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "functies" op pagina 7).
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u de volgende optie op
het configuratiescherm instellen:
Druk op (fax) > (Menu) > Faxfunctie > Doorsturen > pc >
Aan op het bedieningspaneel.
1
Open Dell Printer Manager.
2
Selecteer het juiste apparaat in de Lijst met printers.
3
Selecteer het menu Instellingen voor faxen naar pc.
4
Wijzig de faxinstellingen met Faxontvangst instellen.
Faxontvangst op apparaat inschakelen: Selecteren of u deze
functie wilt gebruiken.
Type afbeelding: De ontvangen faxberichten converteren naar
PDF of TIFF.
Opslaglocatie: De locatie selecteren voor het opslaan van
geconverteerde faxberichten.
Prefix: Pad selecteren naar bestand of map als prefix.
Ontvangen fax afdrukken: stelt na ontvangst van de fax de
afdrukgegevens in voor het ontvangen faxbericht.
Waarschuwen bij voltooiing: Als een fax wordt ontvangen,
wordt een pop-upvenster geopend met een melding.
Openen met standaardtoepassing: Na ontvangst van de fax
wordt de fax geopend met de standaardapplicatie.
Geen: Het apparaat meldt het ontvangen van de fax niet bij de
gebruiker en opent de applicatie ook niet.
5
Druk op OK.
Faxfuncties
190
4. Speciale functies
34
De ontvangstmodus wijzigen
1
Druk op (fax) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst >
Ontvangstmodus op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie.
Fax: hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en
wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
Tel: Hiermee ontvangt u een fax door op (On Hook Dial) en
vervolgens op (Start) te drukken.
Ant/Fax: wordt gebruikt als er een antwoordapparaat is
aangesloten op uw apparaat. Inkomende oproepen worden
beantwoord door het antwoordapparaat en de beller kan een
boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het
automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen.
Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de achterkant
van het apparaat om de Ant/Fax-modus te gebruiken.
DRPD: u kunt een oproep aannemen met de DRPD-functie
(Distinctive Ring Pattern Detection – detectie van distinctieve
belpatronen). "Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één
telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig kan beantwoorden.
Zie "Faxen ontvangen in DRPD-modus" op pagina 192 voor
meer informatie.
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
3
Druk op OK.
4
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
35
Handmatig ontvangen in telefoonmodus
Wanneer u de faxtoon van het extern faxapparaat hoort, kunt een
faxoproep ontvangen door achtereenvolgens op (On Hook Dial) en op
(Start). Als uw apparaat een telefoonhoorn heeft, kunt u oproepen
beantwoorden met de telefoonhoorn (zie "functies" op pagina 7).
Faxfuncties
191
4. Speciale functies
36
Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/
faxmodus
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. Als de beller een
bericht achterlaat, slaat het antwoordapparaat het bericht op. Als het
apparaat een faxtoon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch
ontvangen.
Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat
op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een vooraf ingesteld
aantal belsignalen automatisch overgeschakeld naar de faxmodus.
Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller
voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende
oproepen binnen de eerste beltoon aanneemt.
Als de telefoonmodus van het apparaat is ingeschakeld, moet u het
faxapparaat met het antwoordapparaat loskoppelen of uitschakelen.
Anders zal het uitgaande bericht van het antwoordapparaat uw
telefoongesprek verstoren.
37
Faxen ontvangen via een intern telefoontoestel
Als u een intern telefoontoestel gebruikt dat is aangesloten op de EXT-
aansluiting, kunt u een fax ontvangen van iemand met wie u in gesprek bent
op het interne telefoontoestel zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te
gaan.
Wanneer u een oproep ontvangt op een intern telefoontoestel en u hoort
faxtonen, drukt u op de toetsen *9* op het intern telefoontoestel. Het
apparaat ontvangt de fax.
*9* is de voorgeprogrammeerde fabriekscode voor ontvangst op afstand.
De eerste en de laatste asterisk liggen vast, maar u kunt het middelste cijfer
naar wens wijzigen.
Wanneer u een gesprek via het telefoontoestel dat is aangesloten op
de EXT-aansluiting, zijn de functies voor scannen en kopiëren niet
beschikbaar.
Faxfuncties
192
4. Speciale functies
38
Faxen ontvangen in DRPD-modus
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere
oproepen gelijktijdig kan beantwoorden. Deze functie wordt vaak gebruikt
door antwoorddiensten die voor verschillende klanten telefoonoproepen
beantwoorden en moeten weten welk nummer iemand heeft gekozen om
de oproep correct te kunnen beantwoorden.
1
Selecteer (fax) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst >
DRPD-modus > Wacht op belsign op het bedieningspaneel.
2
Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer.
3
Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet.
Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te
"leren" herkennen.
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPD-
instelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD
mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal.
4
Druk op OK wanneer DRPD verschijnt en begin opnieuw vanaf stap
2.
Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een
andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer
om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel
vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is
toegekend om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld
naar uw intern telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-uitgang.
39
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of
de optionele onderdelen (zie "functies" op pagina 7).
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid
binnenkomen door anderen worden bekeken. Als u de veilige
ontvangstmodus inschakelt, worden alle inkomende faxen in het geheugen
opgeslagen. U kunt de faxen vervolgens afdrukken door het wachtwoord in
te voeren.
Faxfuncties
193
4. Speciale functies
Als u de veilige ontvangstmodus wilt gebruiken, moet u het menu
activeren via (fax) > (Menu) > Faxfunctie > Veilige ontv. op
het bedieningspaneel.
Ontvangen faxen afdrukken
1
Selecteer (fax) > (Menu) > Faxfunctie > Veilige ontv. >
Afdrukken op het bedieningspaneel.
2
Voer een wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
3
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
40
Faxen op beide zijden van het papier afdrukken
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu's
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model
of de optionele onderdelen (zie "functies" op pagina 7).
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Druk op (fax) > (Menu) > Faxinstel. > Ontvangst >
Dubbelz. afdr. op het bedieningspaneel.
Uit: hiermee kunt u afdrukken in normale modus.
Lange zijde: drukt pagina's zo af dat ze gelezen kunnen worden
als een boek.
Korte zijde: drukt de pagina's zo af dat ze gelezen kunnen
worden als een notitieblok.
3
Druk op OK.
4
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
2
5
3
Faxfuncties
194
4. Speciale functies
41
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of
afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het
geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
Wanneer de fax is ontvangen en wordt afgedrukt, kunnen tegelijkertijd
geen andere kopieer- of afdrukopdrachten worden verwerkt.
42
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1
Druk op (fax) > (Menu) > Faxinstel. > Autom. rapport >
Aan op het bedieningspaneel.
2
Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
5. Handige
beheerprogramma's
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt
benutten.
Hulpprogramma Firmware Update gebruiken 196
Hulpprogramma voor het bestellen van Dell-
printerbenodigdheden gebruiken 197
Embedded Web Service gebruiken 198
Dell Printer Manager gebruiken 200
Dell Printer Status gebruiken 203
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 205
196
5. Handige beheerprogramma's
Hulpprogramma Firmware Update gebruiken
Met het Hulpprogramma Firmware Update kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware bij te werken.
1
Kies in het menu Start Programma's of Alle programma's > Dell > Dell Printers > naam van het printerstuurprogramma > Hulpprogramma
Firmware Update.
2
Download de nieuwste firmware. Klik op http://www.support.dell.com.
3
Als uw printer is aangesloten met een USB-kabel, klikt u op USB Aangesloten printer of Netwerk Aangesloten printer.
4
Klik op Bladeren en selecteer het gedownloade firmwarebestand.
5
Klik op Firmware updaten.
197
5. Handige beheerprogramma's
Hulpprogramma voor het bestellen van Dell-printerbenodigdheden gebruiken
Vervangende tonercassettes of verbruiksartikelen van Dell bestellen:
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- of Macintosh-
besturingssystemen.
1
Dubbelklik op het pictogram Hulpprogramma voor het bestellen
van Dell-printerbenodigdheden op uw bureaublad.
OF
Kies in het menu Start Programma's of Alle programma's > Dell
> Dell Printers > naam van het printerstuurprogramma >
Hulpprogramma voor het bestellen van Dell-
printerbenodigdheden.
Voor Macintosh,
Open de map Programma's > map Dell > Hulpprogramma voor het
bestellen van Dell-printerbenodigdheden.
2
Het venster Hulpprogramma voor het bestellen van Dell-
printerbenodigdheden wordt geopend.
198
5. Handige beheerprogramma's
Embedded Web Service gebruiken
•Voor Embedded Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of
hoger vereist.
De uitleg over Embedded Web Service in deze
gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de opties en het
model, en komt mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Alleen voor netwerkmodel (zie "Software" op pagina 7).
1
Embedded Web Service openen
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
Aanmelden bij Embedded Web Service
Voor u de opties in Embedded Web Service kunt instellen, moet u zich
aanmelden als beheerder. U kunt Embedded Web Service ook gebruiken
zonder u aan te melden, maar u hebt dan geen toegang tot het tabblad
Settings en het tabblad Security.
1
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de website Embedded
Web Service.
2
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
ID: admin
Password: dell00000
2
Overzicht van Embedded Web Service
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu’s mogelijk niet
verschijnen.
Embedded Web Service gebruiken
199
5. Handige beheerprogramma's
Het tabblad Information
Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat weergegeven.
U kunt diverse gegevens controleren, waaronder de resterende
hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een
foutenrapport.
Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn
gegenereerd en hun ernst.
Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel toner er
nog in de cassette zit.
Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per type
afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig.
Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk.
Print information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde
rapporten, e-mailadressen en lettertyperapporten.
Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen.
U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven.
Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine geleverde
opties in.
Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de netwerkomgeving.
Stelt opties in zoals TCP/IP en netwerkprotocollen.
Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het
netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad
weer te geven.
System Security: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in en
schakelt tevens de apparaatfuncties in- of uit.
Network Security: IPv4/IPv6-filtering.
Het tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te
upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen.
U kunt ook een verbinding maken met de website van Dell of
stuurprogramma’s downloaden door het menu Link te selecteren.
Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat.
Contact Information: Contactgegevens tonen.
Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt
downloaden of lezen.
200
5. Handige beheerprogramma's
Dell Printer Manager gebruiken
Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows- en Macintosh-
besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
•Voor Dell Printer Manager met Windows is minimaal Internet
Explorer 6.0 of hoger vereist.
Dell Printer Manager bevat alle printerinstellingen voor uw Dell-apparaat.
Dell Printer Manager combineert printerinstellingen met
omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze
functies hebt u overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Dell-printer.
Dell Printer Manager biedt twee verschillende interfaces waaruit de
gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een interface voor gevorderde
gebruikers. Overschakelen tussen de twee interfaces is eenvoudig: klik
gewoon op een knop.
3
Uitleg over Dell Printer Manager
Openen van het programma:
Voor Windows:
Kies Start > Programma's of Alle programma's > Dell > Dell Printers >
Dell Printer Manager > Dell Printer Manager.
Voor Macintosh:
Open de map Toepassingen > map Dell > Dell Printer Manager.
De interface Dell Printer Manager bestaat uit verschillende gedeelten die in
de volgende tabel worden beschreven:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
1
Printerlijst De printerlijst geeft printers weer die geïnstalleerd zijn
op uw computer en netwerkprinters die zijn toegevoegd
met netwerkverkenning (alleen in Windows).
Dell Printer Manager gebruiken
201
5. Handige beheerprogramma's
Selecteer het menu Help of klik op de knop in het venster, en klik op
de optie waar u meer over wilt weten.
4
Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van
het netwerk en de printers.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
2
Printerinformat
ie
In dit kader staat algemene informatie over uw
apparaat. U kunt deze informatie controleren, zoals de
naam van het printermodel, het IP-adres (of
poortnummer) en de printerstatus.
U kunt de Handleiding online bekijken.
3
Programma-
informatie
Bevat koppelingen voor overschakelen naar
geavanceerde instellingen, voorkeursinstellingen, hulp
en informatie over het programma.
Met de knop kunt u de interface wijzigen in
de interface voor gevorderde gebruikers (zie
"Overzicht interface instellingen voor
gevorderde gebruikers" op pagina 201).
4
Snelkoppeling
en
Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke
functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar
toepassingen in de geavanceerde instellingen.
Als u op het apparaat verbinding maakt met een
netwerk, wordt het pictogram Embedded Web
Service geactiveerd.
5
Inhoud Toont informatie over de geselecteerde printer, het
niveau van de toner en het papier. De informatie wijzigt
naargelang de gekozen printer. Niet alle apparaten
beschikken over deze functie.
6
Benodigdhede
n bestellen
Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om
verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online
reservetonercassette(s) bestellen.
Dell Printer Manager gebruiken
202
5. Handige beheerprogramma's
Apparaatinstellingen
U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling, emulatie,
netwerk en afdrukinformatie instellen.
Instellingen voor scannen naar pc
Dit menu bevat instellingen waarmee u profielen voor scannen naar pc kunt
maken of verwijderen.
Scannen activeren: Hiermee bepaalt u of de scanfunctie is
ingeschakeld of het apparaat.
profiel: Hiermee geeft u de opgeslagen scanprofielen op het
geselecteerde apparaat weer.
Het tabblad Standaard: Dit tabblad bevat algemene scan- en
apparaatinstellingen.
Het tabblad Afbeelding: Dit tabblad bevat instellingen voor
beeldbewerking.
Instellingen voor faxen naar pc
Dit menu bevat instellingen voor de basisfaxfunctie van het geselecteerde
apparaat.
Uitschakelen: Als Uitschakelen is ingesteld op Aan, worden
binnenkomende faxen niet ontvangen op dit apparaat.
Faxontvangst op apparaat inschakelen: Hiermee kunt u faxen op het
apparaat inschakelen en meer opties voor de faxfunctie instellen.
Waarschuwingsinstellingen (alleen voor
Windows)
Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over
fouten en storingen.
Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot wanneer
waarschuwingen ontvangen worden.
E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het ontvangen
van waarschuwingen via e-mail.
Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met
betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de
toner.
203
5. Handige beheerprogramma's
Dell Printer Status gebruiken
Dell Printer status is een programma dat de status van de printer controleert
en u daarvan op de hoogte houdt.
Het venster Dell Printer Status en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding zijn afgebeeld, kunnen verschillen afhankelijk
van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat (zie "Specificaties" op pagina 98).
Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows-
besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
5
Overzicht van Dell Printer Status
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout
controleren in Dell Printer Status. Dell Printer Status wordt automatisch
geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
U kunt Dell Printer Status ook handmatig starten. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de
knop Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Picto
gram
betekent Omschrijving
Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik en er zijn geen
fouten of waarschuwingen.
Waarschuw
ing
Het apparaat is in een toestand waarin er in de
toekomst een fout kan optreden. Dit is bijvoorbeeld
als het niveau van de toner laag is, wat kan leiden tot
de toner-leegstatus.
Fout Er is minstens één fout in het apparaat.
Dell Printer Status gebruiken
204
5. Handige beheerprogramma's
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Optie U kunt instellingen voor waarschuwingen
gerelateerd aan afdruktaken opgeven.
3 Benod. bestellen U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
4
Gebruikershandlei
ding
U kunt de Gebruikershandleiding online bekijken.
5 Sluiten Sluit het venster.
205
5. Handige beheerprogramma's
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken (zie
"Installatie voor Linux" op pagina 118).
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
6
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
U kunt ook op het pictogram Startup klikken en Dell Unified Driver
> Unified Driver Configurator selecteren.
2
Klik op de knoppen links om het overeenkomstige
configuratievenster te openen.
1 Printer Configuration
2 Port Configuration
De Linux Unified Driver Configurator
206
5. Handige beheerprogramma's
Klik op de knop Help of in het venster om gebruik te maken van de
schermhulp.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om
Unified Driver Configurator te sluiten.
7
Printerconfiguratie
Printers configuration bevat twee tabbladen: Printers en Classes.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te
geven.
1 Schakelt naar Printers configuration.
2
Hier worden alle geïnstalleerde apparaten
weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van
uw apparaat weergegeven.
De Linux Unified Driver Configurator
207
5. Handige beheerprogramma's
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als
standaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de
printer goed werkt.
Properties: Hiermee kunt u de eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
Het tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal
apparaten in de klasse aan.
De Linux Unified Driver Configurator
208
5. Handige beheerprogramma's
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
8
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten.
Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven.
1 Schakelt naar Ports configuration.
2 Alle beschikbare poorten.
3
Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort
aangesloten apparaat en de status weer.
6. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
Problemen met papierinvoer 210
Problemen met de voeding en het netsnoer 211
Afdrukproblemen 212
Problemen met de afdrukkwaliteit 215
Problemen met kopiëren 223
Problemen met scannen 224
Problemen met faxen 226
Problemen met het besturingssysteem 228
210
6. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het papier loopt vast tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier.
Papier kleeft aan elkaar. Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde soort
en hetzelfde formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Het papier blijft vastlopen. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade voor handmatige invoer als u
op speciaal materiaal afdrukt.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
Transparanten plakken aan elkaar in de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal zijn bedoeld voor laserprinters. Verwijder elk transparant zodra het is
uitgevoerd.
Enveloppen trekken scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net
raken).
211
6. Problemen oplossen
Problemen met de voeding en het netsnoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat krijgt geen stroom,
of de verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet goed
aangesloten.
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop (Power) op het bedieningspaneel
heeft, drukt u hierop.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit deze opnieuw aan.
212
6. Problemen oplossen
Afdrukproblemen
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet
af.
Het apparaat krijgt geen stroom.
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop (Power)
op het bedieningspaneel heeft, drukt u hierop.
Het apparaat is niet als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 84).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 34).
Er is geen tonercassette geplaatst. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 69).
Zorg dat het beschermingsmateriaal is verwijderd van de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 69).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel tussen de computer en
het apparaat is niet goed aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan (zie "Achterkant" op
pagina 18).
De verbindingskabel tussen de computer en
het apparaat is mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt
en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw
apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak
naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft,
controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten.
Afdrukproblemen
213
6. Problemen oplossen
Het apparaat drukt niet af.
Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd. Controleer de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken
om na te gaan of alle afdrukinstellingen
correct zijn.
Mogelijk is het printerstuurprogramma niet goed
geïnstalleerd.
Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het programma opnieuw.
Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte
op de harde schijf van de computer is om toegang te
krijgen tot de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af.
De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met afdrukken.
Het apparaat haalt papier uit
de verkeerde invoer.
De papieroptie die in
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
is geselecteerd is mogelijk onjuist.
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierinvoer instellen op het tabblad
Papier
in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken
(zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma (zie "Help
gebruiken" op pagina 50).
Een afdruktaak wordt uiterst
langzaam afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
De helft van de pagina is
blanco.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 49). Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 50).
Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met
het formaat van het papier in de lade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met
het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is geselecteerd in het programma dat u
gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
Het apparaat drukt wel af,
maar de tekst is niet correct,
vervormd of niet volledig.
De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat indien mogelijk aan op een
andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als
dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe printerkabel.
Het verkeerde printerstuurprogramma is geselecteerd. Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar behoren. Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Het besturingssysteem werkt niet naar behoren. Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en weer in.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
214
6. Problemen oplossen
Er worden blanco pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de tonercassette.
Zie "Toner herverdelen" op pagina 68.
Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 69.
Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een onderdeel van het apparaat defect
(bijvoorbeeld de controller of het moederbord).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het apparaat drukt het PDF-
bestand niet juist af.
Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding.
Schakel
Afdrukken als afbeelding
uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
De afdrukkwaliteit van foto’s
is niet goed. De
afbeeldingen zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in het programma vergroot,
wordt de resolutie verlaagd.
Er komt voor het afdrukken
ter hoogte van de
uitvoerlade stoom uit het
apparaat.
Het gebruik van geperforeerd papier kan damp
veroorzaken tijdens het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.
Het apparaat drukt geen
speciaal papier zoals
rekeningpapier af.
Het papierformaat en de papierformaatinstelling
komen niet overeen.
Stel het juiste papierformaat in onder
Aangepast
in het tabblad
Papier
in
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken
(zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
Het afgedrukte papier krult
op.
De instelling voor de papiersoort klopt niet. Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken
, klik op het tabblad
Papier
en stel de papiersoort in op
Dik papier
(zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
215
6. Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Lichte of vage afdrukken Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe tonercassette
(zie "De tonercassette vervangen" op pagina 69).
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het apparaat zich in energiebesparende
modus. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. Reinig de
binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 73).
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 73). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van
de klantenservice.
De bovenste helft van het
papier is lichter bedrukt dan
de rest van het papier.
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
Problemen met de afdrukkwaliteit
216
6. Problemen oplossen
Tonervlekken Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 73).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice (zie
"Het apparaat reinigen" op pagina 73).
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een
ander merk.
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 73).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 73).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
Problemen met de afdrukkwaliteit
217
6. Problemen oplossen
Verticale strepen Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette in het apparaat. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 69).
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 73). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Zwarte of gekleurde
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht.
Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV)
kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 69).
Herverdeel de toner grondig (zie "Toner herverdelen" op pagina 68).
Tonervegen Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 73).
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 69).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
218
6. Problemen oplossen
Verticaal terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als de problemen zich na het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude
tonercassette door een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 69).
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina
bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open
op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een
gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
Of selecteer Dik papier in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 49).
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie
in het softwareprogramma of in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina
49). Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Als u een nieuwe tonercassette gebruikt, moet u de toner eerst herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 68).
Toestand Voorgestelde oplossing
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
219
6. Problemen oplossen
Er blijven tonerdeeltjes
hangen rond vetgedrukte
tekens of donkere foto’s.
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Misvormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier.
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBb
C
AaBb
C
AaBbC
AaBbC
AaBbC
c
Problemen met de afdrukkwaliteit
220
6. Problemen oplossen
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Achterkant van afdrukken is
vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 73).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
221
6. Problemen oplossen
Volledig gekleurde of zwarte
pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 69).
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 73).
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 69).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Openingen in tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeert u een ander soort transparant. Als gevolg van de samenstelling van
de transparanten kunnen onvolledige tekens voorkomen.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
222
6. Problemen oplossen
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 69).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik
op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 49).
Op enkele vellen verschijnt
herhaaldelijk een onbekende
afbeelding.
Losse toner
Vage afdruk of vervuiling
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie "Aanpassing aan luchtdruk of
hoogte" op pagina 158).
Toestand Voorgestelde oplossing
223
6. Problemen oplossen
Problemen met kopiëren
Toestand Voorgestelde oplossing
Kopieën zijn te licht of te
donker.
Pas de tonersterkte in de kopieerfunctie aan om de achtergrond van kopieën lichter of donkerder te maken (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 53).
Als de afwijking na het
schoonmaken van het
apparaat nog altijd verschijnt
stelt u de volgende instelling in Kopieerfunctie > Achtergrond wijzigen > Auto. (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Er verschijnen vegen,
strepen, vlekken of stippen
op kopieën.
Gebruik Tonersterkte in Kopieerfunctie om de achtergrond van uw kopieën lichter te maken als de onregelmatigheden zich
op het origineel bevinden.
Als het origineel geen onregelmatigheden vertoont, moet u de scannereenheid reinigen (zie "Scannereenheid reinigen" op
pagina 76).
Kopie staat scheef. Zorg ervoor dat het origineel is uitgelijnd met de centreergeleider.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 73).
Afgedrukte kopieën zijn
blanco.
Controleer of het origineel op de glasplaat ligt met de bedrukte zijde naar onder of in de automatische documentinvoer met
de bedrukte zijde naar boven.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Afdruk geeft gemakkelijk af. Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak.
In vochtige omstandigheden mag u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg hem ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een
nieuw pak. Controleer de papiergeleiders en stel deze zo nodig beter af.
Controleer of het papier het juiste type en het juiste gewicht heeft (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 100).
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten van kopieerpapier in het apparaat zijn
achtergebleven.
De tonercassette gaat minder
lang mee dan verwacht.
Uw originelen bevatten mogelijk afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner verbruiken.
Het deksel van de scanner is mogelijk opengelaten tijdens het kopiëren.
Schakel het apparaat uit en weer in.
224
6. Problemen oplossen
Problemen met scannen
Toestand Voorgestelde oplossing
De scanner doet het niet. Zorg ervoor dat u het te scannen origineel op de glasplaat plaatst met de bedrukte zijde naar onder en in de automatische
documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven (zie "Originelen plaatsen" op pagina 43).
Er is mogelijk niet voldoende geheugen beschikbaar voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de prescanfunctie
werkt. Probeer een lagere scanresolutie.
Controleer of de printerkabel op de juiste wijze werd aangesloten op uw apparaat.
Controleer of de printerkabel niet stuk is. Vervang de kabel door een kabel waarvan u zeker weet dat hij werkt. Vervang
indien nodig de kabel.
Controleer of de scanner op de juiste manier is geconfigureerd. Controleer de scaninstellingen in SmarThru Office of in de
toepassing die u wilt gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden (bijvoorbeeld
USB001).
Het apparaat doet erg lang
over een scanopdracht.
Controleer of er tegelijkertijd ontvangen gegevens worden afgedrukt op het apparaat. Wacht in dat geval met scannen
totdat de afdruktaak is voltooid.
Het inscannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de ingescande afbeelding
te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op de ECP-modus (in de BIOS-instellingen van
de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw computer voor
meer informatie over de BIOS-instellingen.
Problemen met scannen
225
6. Problemen oplossen
Het volgende bericht
verschijnt op het
computerscherm:
Apparaat kan niet in de
gewenste H/W-modus
staan.
Poort wordt gebruikt door
een ander programma.
Poort is uitgeschakeld.
'Scanner is bezig met
ontvangen of afdrukken van
data. Probeer het opnieuw
zodra de huidige opdracht is
afgerond.
Ongeldige ingang.
Scannen is mislukt.
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te voeren nadat de voorgaande taak
is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw.
De kabel van uw apparaat is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of het besturingssysteem is niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat op de juiste wijze is aangesloten en ingeschakeld is. Start de computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is mogelijk niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
Toestand Voorgestelde oplossing
226
6. Problemen oplossen
Problemen met faxen
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat werkt niet, het
display blijft leeg of de
toetsen reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of er stroom staat op het stopcontact.
Controleer of de stroom aan staat.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste wijze is aangesloten (zie "Achterkant" op pagina 18).
Controleer of de wandcontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen nummers
worden verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. U kunt dit controleren door een adresboeklijst af te
drukken.
Het origineel wordt niet in het
apparaat ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga na of het origineel het juiste formaat
heeft en niet te dik of te dun is.
Controleer of de ADI goed is gesloten.
De rubbermat van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging toe. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Faxberichten worden niet
automatisch ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op fax (zie "De ontvangstmodus wijzigen" op pagina 190).
Controleer of de lade papier bevat (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 100).
Controleer of er een foutmelding wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde probleem op.
Het apparaat verzendt geen
faxberichten.
Zorg dat het origineel zich in de ADI of op de glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen.
Problemen met faxen
227
6. Problemen oplossen
Een ontvangen faxbericht is
gedeeltelijk blanco of is van
slechte kwaliteit.
Er is mogelijk een probleem met het faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te maken.
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen"
op pagina 69).
Sommige woorden van een
ontvangen faxbericht zijn
uitgerekt.
Er is een tijdelijke storing opgetreden in het documenttransport vanaf het apparaat waarvan het faxbericht afkomstig is.
Er staan strepen op de
originelen die u hebt
verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig deze indien nodig (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 76).
Het nummer wordt gekozen
maar er kan geen verbinding
tot stand worden gebracht
met de andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag
de bediener van het andere apparaat om het probleem aan zijn kant op te lossen.
Faxen worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als het scherm met de status van het geheugen verschijnt,
verwijdert u faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan.
Neem contact op met de klantenservice.
Er verschijnen blanco
stukken onder aan de pagina,
met een korte strook tekst
bovenaan.
U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Controleer het
papierformaat en -type nogmaals.
Toestand Voorgestelde oplossing
228
6. Problemen oplossen
Problemen met het besturingssysteem
1
Algemene Windows-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows.
Toestand Voorgestelde oplossing
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows weer op. Installeer
het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout", "OE-
uitzondering", "Spool 32" of
"Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
De berichten "Kan niet
afdrukken" of "Er is een time-
outfout in de printer
opgetreden" verschijnen.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als
het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat
u na of er een fout is opgetreden.
Problemen met het besturingssysteem
229
6. Problemen oplossen
2
Algemene Macintosh-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-foutmeldingen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt het PDF-bestand
niet juist af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als
afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Bepaalde letters worden niet normaal
weergegeven tijdens het afdrukken
van het voorblad.
Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters en cijfers worden
normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een Macintosh-computer een
document afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger worden de
kleuren niet op de juiste wijze
afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat
Reader.
Problemen met het besturingssysteem
230
6. Problemen oplossen
3
Algemene Linux-problemen
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet af. Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad
Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw apparaat in de
lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers.
Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als tussen de status de tekenreeks
Stopped voorkomt. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken. De status "stopped" is mogelijk geactiveerd
wanneer zich problemen met het afdrukken voordoen.
Controleer of er speciale afdrukopties zijn ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is
opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end kiest u “print”
-> “Setup printer” en bewerkt u de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
Bepaalde kleurafbeeldingen
worden volledig zwart
afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document
geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript versie 7.06 of een
hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Sommige kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte kleuren.
Dit is een gekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) als de basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat Postscript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem bij te werken naar GNU Ghostscript versie 8.xx of een
hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt geen
volledige pagina’s af. Slechts
de helft van de pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van
Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem
is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://
sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen.
Problemen met het besturingssysteem
231
6. Problemen oplossen
Ik kan niet scannen via mijn
Gimp front-end.
Controleer of u in Gimp Front-end het venster Xsane:Device dialog. kunt openen via het menu Acquire. Als dat niet het geval
is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw
Linux-distributie of op de homepage van Gimp. Raadpleeg het Help-systeem op de cd van uw Linux-distributie of van de
Gimp front-endtoepassing voor meer informatie.
Raadpleeg de Help-informatie bij de toepassing als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken.
Tijdens het afdrukken van
een document wordt de
foutmelding "Cannot open
port device file" getoond.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (bijvoorbeeld met LPR GUI) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd.
Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de
taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken wordt vergrendelt,
blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende
afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port
configuration.
Het apparaat komt niet voor
in de scannerlijst.
Controleer of uw apparaat met uw computer is verbonden, op de juiste manier op de USB-poort is aangesloten en
ingeschakeld is.
Controleer of het scannerstuurprogramma voor uw apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open het venster Unified
Linux Driver Configurator, ga naar Scanners configuration en klik op Drivers. Kijk of de lijst in het venster een
stuurprogramma voor uw apparaat bevat.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen tegelijkertijd toegang proberen te verkrijgen tot
dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen mag slechts één toepassing tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat. Op
het systeem van de andere gebruiker wordt de melding "Device busy" (Apparaat bezet) weergegeven. Dit gebeurt
doorgaans bij het starten van een scanprocedure. Er verschijnt een overeenkomstig dialoogvenster.
Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner
toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 komt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in
de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op
USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het paneel Selected port kunt u zien of de poort is bezet door een andere
toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of drukt u op de knop Release port als u zeker
weet dat de huidige poort niet naar behoren werkt.
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met het besturingssysteem
232
6. Problemen oplossen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Het apparaat scant niet. Zorg ervoor dat het document in het apparaat is geladen en dat uw apparaat met de computer is verbonden.
Mogelijk treedt er een I/O-fout op tijdens het scannen.
Toestand Voorgestelde oplossing
233
Verklarende woordenlijst
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie
(WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE
802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/n-
apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze
telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat
dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk
(WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-
radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple
ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de
kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een
hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren.
Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te
groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom
of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als
een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
Verklarende woordenlijst
234
Verklarende woordenlijst
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met
een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een configuratiescherm is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken
te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-
papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel
ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en
daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en
is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-
Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en
omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen.
Verklarende woordenlijst
235
Verklarende woordenlijst
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen
uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de
toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via
het netwerk.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt
over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt
voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter
bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Verklarende woordenlijst
236
Verklarende woordenlijst
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer
met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier
tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina's per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer
een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina's per jaar. De
levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de
garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina's per
maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina's tot
2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse
1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord
en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie
is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot
simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat
wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor
LAN's. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de
fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren '90 van afgelopen
eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Verklarende woordenlijst
237
Verklarende woordenlijst
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd
met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat
het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het
uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken
en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of
netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
Massaopslagapparaat (HDD)
Een massaopslagapparaat (HDD), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel draaiende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van
elektrische technologie.
Verklarende woordenlijst
238
Verklarende woordenlijst
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute
of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar
een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan
worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De
term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de
interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten
gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een
netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing
is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-
protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX
was in eerste instantie bedoeld voor LAN's (lokale netwerken) en is een
bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de
prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
Verklarende woordenlijst
239
Verklarende woordenlijst
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie
die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale
radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten
standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie
van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee
internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-
T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie
van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die
ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder
voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto's. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto's over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor
het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48
bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens
per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC)
geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan
routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
Verklarende woordenlijst
240
Verklarende woordenlijst
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van
de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om
een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is
een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat
geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te
comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte
bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum
worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te
coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie
te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De
volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een
laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum
op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook
regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de
ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te
verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
Verklarende woordenlijst
241
Verklarende woordenlijst
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een
norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste
inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische
printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde
bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten
in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. - die
in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in
een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina's per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid
van een printer en verwijst naar het aantal pagina's dat een printer in één
minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan
communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/
uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst
242
Verklarende woordenlijst
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor
gebruikersidentificatie en accountbeheer op afstand. RADIUS laat toe om
verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp
van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor
het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer
over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd
protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden
aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-
serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk
(WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken
dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID's zijn
hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om
te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het
hostadres.
Verklarende woordenlijst
243
Verklarende woordenlijst
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het
internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de
taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina's. Er kan
worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte
verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-
afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken
definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en
platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die
met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en
die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie
van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels
in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een
scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het vastleggen
van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en
Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde
netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoft-
producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
Verklarende woordenlijst
244
Verklarende woordenlijst
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc.
ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te
verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een
enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te
verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als
een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via
radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere
kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur
die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan
kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd
voor een betere beveiliging van WEP.
Verklarende woordenlijst
245
Verklarende woordenlijst
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een
gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt
(WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een
unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee
geassocieerde WAP voor een betere veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen
van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS
ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk
configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een
nieuw afdrukpad.
246
Index
Index
A
achterkant 18
adresboek
bewerken 161
groep bewerken
162
groep vastleggen
162
registreren
161
werken met
161
adresboekinstellingen 161
afdrukfunctie 164
afdrukken
afdrukken naar een bestand 165
algemene instelling
141
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
164
een document afdrukken
Windows
47
instellen als standaardapparaat
164
Linux
172
Macintosh
170
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Macintosh
171
UNIX
174
afdrukmateriaal
het papierformaat instellen 42
het papiertype instellen
42
uitvoersteun gebruiken
100
voorbedrukt papier
42
afdrukmedia
envelop 38
etiketten
40
kartonpapier
41
speciale media
37
transparanten
39
afdrukresolutie instellen
Linux 172
AirPrint 135
algemene instellingen 150
algemene pictogrammen 10
apparaat instellen
apparaatstatus 142, 145, 146
apparaat instellingen
apparaatstatus 153
apparaatgegevens 142, 145, 146, 153
B
bedieningspaneel 19
bellen met de hoorn op de haak knop 20
bestellen van printerbenodigdheden
hulpprogramma voor
197
C
conventie 10
D
Dell Printer Status 203
E
ecoafdruk 50
een document afdrukken
Linux 172
Macintosh
170
UNIX
174
Embedded Web Service 198
F
fax
algemene instelling 146
Automatisch een verzendrapport
afdrukken
194
automatisch ontvangen in
antwoordapparaatmodus
191
Index
247
Index
automatisch opnieuw kiezen 184
de ontvangstmodus wijzigen
190
Documenten toevoegen aan een
gereserveerde fax
187
Een fax in de computer verzenden
185
een fax met uw computer ontvangen
189
een fax verzenden met een hoge prioriteit
187
Een gereserveerde faxtaak annuleren
187
een ontvangen fax doorsturen naar een
andere bestemming
188
een verzonden fax doorsturen naar een
andere bestemming
188
faxen dubbelzijdig afdrukken
193
faxen ontvangen in het geheugen
194
het laatste nummer opnieuw kiezen
184
ontvangen in de DRPDmodus
192
ontvangen in faxmodus
191
ontvangen in telefoonmodus
190
ontvangen in veilige modus
192
ontvangen met een intern telefoontoestel
191
uitgestelde faxverzending
186
fax verzenden
groepsverzending 59
faxen
helderheid aanpassen 61
ontvangen in faxmodus
60
resolutie aanpassen
61
voorbereiden om te faxen
58
faxfunctie 184
firmware update hulpprogramma 196
foutmelding 91
functies 5
eigenschappen van afdrukmateriaal
100
functies van het apparaat
139
G
google cloud printing 136
H
handmatige invoermultifunctionele lade
plaatsen 35
help gebruiken 50, 171
het programma SetIP 122
I
id kopiëren 55
informatie over de statusLED 89
instellingen voor favorieten voor
afdrukken
50
K
kopie ID knop 19
kopiëren
algemene instelling 142
kopieën vergroten of verkleinen
54
normaal kopiëren
53
kopiëren knop 19
L
lade
breedte en lengte instellen 32
de grootte van de lade aanpassen
32
papier in de handmatige
invoermultifunctionele lade plaatsen
35
papierformaat en type instellen
42
LCDdisplay
de status van het apparaat controleren
142, 145, 146, 153
Linux
afdrukken 172
algemene Linuxproblemen
230
besturingsbestand opnieuw installeren
Index
248
Index
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
119
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
128
printereigenschappen
173
scannen
181
SetIP gebruiken
124
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
118
systeemvereisten
105
unified driver configurator
205
M
Macintosh
afdrukken 170
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
117
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
126
scannen
180
SetIP gebruiken
123
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
115
systeemvereisten
104
veelvoorkomende problemen onder
Macintosh
229
meerdere pagina's op één vel afdrukken
nup
Macintosh 171
menu Afdrukken 141
menuoverzicht 26
Multifunctionele lade
gebruikstips 35
speciale afdrukmedia gebruiken
37
N
netwerk
algemene instellingen 156
het programma SetIP
122, 123, 124
installatieomgeving
106
instelling bekabeld netwerk
122
introductie van netwerkprogrammas
121
IPv6configuratie
132
stuurprogrammainstallatie
Linux
128
Macintosh
126
UNIX
129
Windows
125
O
opnieuw kiezenpauzeren knop 19
optionele lade
papier plaatsen 34
originelen plaatsen 43
originelen voorbereiden 43
overlay afdrukken
afdrukken 170
maken
169
verwijderen
170
P
papierstoring
origineel document verwijderen 80
papier verwijderen
84
tips om papierstoringen te voorkomen
79
plaatsen
papier in de handmatige
invoermultifunctionele lade
35
plaatsen in lade 1
34
speciale media
37
plaatsing van het apparaat
aanpassing aan de hoogte 158
printervoorkeursinstellingen
Index
249
Index
Linux 173
probleem
problemen met het besturingssysteem
228
problemen
afdrukproblemen 212
problemen met betrekking tot netvoeding
211
problemen met de afdrukkwaliteit
215
problemen met faxen
226
problemen met kopiëren
223
problemen met papierinvoer
210
problemen met scannen
224
R
rapporten
apparaatgegevens 142, 146, 147, 148,
150, 153, 154
reinigen
binnenkant 73
buitenkant
73
opneemrol
75
scannereenheid
76
resolutie
faxen 61
S
Scanassistent 179
scanfunctie 176
Scannen
Scannen met Dell Scan Assistant 179
scannen
basisinformatie 176
Scannen in Linux
181
Scannen in Macintosh
180
Scannen met het WIAstuurprogramma
178
Scannen met SmarThru Office
180
Scannen vanaf een apparaat dat is
aangesloten op een netwerk
177
Scannen vanuit een programma voor het
bewerken van afbeeldingen
178
scannen in Linux 181
scannen in Macintosh 180
SmarThru Office 180
Speciale functies 157
specificaties 98
afdrukmateriaal
100
standaardinstellingen
instellingen voor lade 42
status 20
stuurprogrammainstallatie
Unix 129
T
tekens invoeren 159
Tijdens 47
tonercassette
behandelingsinstructies 66
de cassette vervangen
69
geschatte levensduur
67
nietoriginele Dell en opnieuw gevulde
cassettes
66
opslaan
66
toner herverdelen
68
U
UNIX
afdrukken 174
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
129
Unix
systeemvereisten 105
USBkabel
Index
250
Index
besturingsbestand opnieuw installeren
117, 119
stuurprogrammainstallatie
22, 24, 115,
118
uw apparaat reinigen 73
V
veiligheid
info 11
symbolen
11
verbruiksartikelen
beschikbare verbruiksartikelen 65
bestellen
65
de gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren
71
geschatte levensduur van tonercassette
67
tonercassette vervangen
69
verklarende woordenlijst 233
voorkant 17
W
watermerk
bewerken 168
maken
168
verwijderen
168
Windows
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
125
SetIP gebruiken
122
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
22, 24
systeemvereisten
103
veelvoorkomende problemen onder
Windows
228
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250

Dell B1265dnf Mono Laser Printer MFP Gebruikershandleiding

Categorie
Multifunctionals
Type
Gebruikershandleiding