SCX-483x Series
SCX-563x Series
SCX-573x Series
Gebruikershandleiding
Basis
imagine the possibilities
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en het
oplossen van problemen in Windows.
2
Inhoud

1. Inleiding
5 Belangrijkste voordelen
8 Functies per model
9 Nuttig om te weten
10 Informatie over deze gebruikershandleiding
11 Veiligheidsinformatie
17 Apparaatoverzicht
21 Overzicht van het bedieningspaneel
27 Het apparaat inschakelen
28 Lokaal installeren van het stuurprogramma
30 Het stuurprogramma opnieuw installeren

2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
32 Menuoverzicht
48 De taal op het display wijzigen
49 Afdrukmateriaal en lade
64 Eenvoudige afdruktaken
69 Normaal kopiëren
73 Basisfuncties voor scannen
75 Basisfuncties voor faxen
80 Een USB-geheugenapparaat gebruiken
3. Onderhoud
88 Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
89 Beschikbare verbruiksartikelen
90 Beschikbare accessoires
92 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
93 Toner herverdelen
95 De tonercassette vervangen
97 Een geheugenmodule upgraden
99 De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren
100 Instellen van de waarschuwing "Toner bijna
op"
101 Het apparaat reinigen
4. Problemen oplossen
106 Tips om papierstoringen te voorkomen
107 Vastgelopen originelen verwijderen
114 Papierstoringen verhelpen
121 Informatie over de status-LED
123 Informatie over displaymeldingen
Inhoud
3
5. Bijlage
133 Specificaties
144 Informatie over wettelijke voorschriften
159 Copyright
1. Inleiding
In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te
gebruiken.
Belangrijkste voordelen 5
Functies per model 8
Nuttig om te weten 9
Informatie over deze gebruikershandleiding 10
Veiligheidsinformatie 11
Apparaatoverzicht 17
Overzicht van het bedieningspaneel 21
Het apparaat inschakelen 27
Lokaal installeren van het stuurprogramma 28
Het stuurprogramma opnieuw installeren 30
Belangrijkste voordelen
Milieuvriendelijk
Dit apparaat beschikt over een Eco-functie waarmee u toner en
papier kunt sparen.
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te
besparen (zie handleiding Geavanceerd).
Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier
afdrukken (dubbelzijdig afdrukken) (zie handleiding
Geavanceerd).
Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat
niet wordt gebruikt.
Snel afdrukken met hoge resolutie
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 x 1.200 dpi
effectieve uitvoer.
Snel on-demand afdrukken.
SCX-483x Series:
- Voor enkelzijdig afdrukken, 31 ppm (A4) of 33 ppm (Letter).
- Voor dubbelzijdig afdrukken, 15 ppm (A4) of 16 ppm (Letter).
SCX-563x Series of SCX-573x Series:
- Voor enkelzijdig afdrukken, 35 ppm (A4) of 37 ppm (Letter).
- Voor dubbelzijdig afdrukken, 17 ppm (A4) of 18 ppm (Letter).
Belangrijkste voordelen
Gemak
Afdrukstatus (of Smart Panel) is een programma dat de status van het apparaat controleert en u daarvan op de hoogte houdt. U kunt
hiermee ook de instellingen van het apparaat aanpassen (zie handleiding Geavanceerd).
Met AnyWeb Print kunt u van een scherm in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken
op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma (zie handleiding Geavanceerd).
Grote functionaliteit en brede ondersteuning van toepassingen
Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 136).
Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten voorzien van een watermerk zoals "Vertrouwelijk" (zie handleiding Geavanceerd).
Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen
papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie handleiding Geavanceerd).
U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie "Systeemvereisten" op pagina 139).
Het apparaat is uitgerust met een USB- en/of een netwerkinterface.
Belangrijkste voordelen
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
Dit apparaat heeft een extra geheugensleuf om het geheugen uit te breiden (zie "Beschikbare accessoires" op pagina 90).
Zoran IPS Emulation, compatibel met PostScript 3 (PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3
© 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage zijn
handelsmerken van Zoran Corporation.
136 PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
Functies per model
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land.
( : inclusief, : optioneel, leeg: niet beschikbaar)
functies
SCX-4833FD
SCX-4835FD
SCX-4833HD
SCX-4833FR
SCX-4835FR
SCX-5637FR
SCX-5639FR
SCX-5637HR
SCX-5737FW
SCX-5739FW
Afdrukken, kopiëren, scannen, faxen
Hi-Speed USB 2.0
IEEE 1284 parallel
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base TX bedraad
LAN
Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos LAN
Eco-afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
Samsung Easy Printer Manager
Geheugen
Lade 2 (520 vellen)
SyncThru™ Web Service
Automatische documentinvoer (ADI)
Dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI)
Nuttig om te weten
Waar kan ik het stuurprogramma van de printer
downloaden?
Kijk op www.samsung.com/printer voor de laaste
versie van het stuurprogramma van de printer en
installeer deze op uw systeem.
Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen
kopen?
Vraag na bij een Samsung-distributeur of uw
detailhandelaar.
Kijk op www.samsung.com/supplies. Kies uw land of
regio voor productinformatie.
De status-LED knippert of blijft branden.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in
deze handleiding en los het probleem op (zie
"Informatie over de status-LED" op pagina 121).
Er is papier vastgelopen.
Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer.
Zoek de instructies voor het verwijderen van
vastgelopen papier in deze handleiding en los het
probleem op (zie "Papierstoringen verhelpen" op
pagina 114).
De afdrukken zijn vaag.
Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de
tonercassette heen en weer.
Probeer een andere instelling voor de resolutie.
Vervang de tonercassette.
Het apparaat drukt niet af.
Open de afdruklijst en verwijder het document uit de
lijst (zie "Een afdruktaak annuleren" op pagina 64).
Verwijder het stuurprogramma en installeer deze
opnieuw (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 28).
Selecteer uw printer als de standaardprinter in
Windows.
10
1. Inleiding
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het
apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de
verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het
gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik
neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u
problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat.
De termen die in deze gebruikershandleiding worden
gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de
woordenlijst.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn
afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk
niet helemaal overeen met het door u gekochte apparaat.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn
voornamelijk gebaseerd op Windows 7.
SCX-4833FD, SCX-4833HD en SCX-4835FD zijn apparaten
uit dezelfde serie. Deze Gebruikershandleiding is
geschreven op basis van de SCX-4833FD.
SCX-4833FR en SCX-4835FR zijn apparaten uit dezelfde
serie. Deze Gebruikershandleiding is geschreven op basis
van de SCX-4833FR.
SCX-5637FR, SCX-5637HR en SCX-5639FR zijn apparaten
uit dezelfde serie. Deze Gebruikershandleiding is
geschreven op basis van de SCX-5637FR.
SCX-5737FW en SCX-5739FW zijn apparaten uit dezelfde
serie. Deze Gebruikershandleiding is geschreven op basis
van de SCX-5737FW.

1
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn
verwisselbaar:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.

2
Algemene pictogrammen
Pictogram Tekst Omschrijving
Opgepast
Biedt gebruikers informatie om het
apparaat te beschermen tegen
mogelijke mechanische schade of
defecten.
Opmerking
Biedt aanvullende informatie of
gedetailleerde uitleg over een
functie of voorziening van het
apparaat.
11
1. Inleiding
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele
beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of
anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u
het apparaat in gebruik neemt. Bewaar dit document goed nadat
u het hebt gelezen.

3
Belangrijke veiligheidssymbolen
Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in
dit hoofdstuk

4
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Waarsch
uwing
Gevaren of onveilige praktijken die ernstig
letsel of de dood kunnen veroorzaken.
Opgepast
Gevaren of onveilige praktijken die een
klein letsel of eigendomsschade kunnen
veroorzaken.
NIET proberen.
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of
zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten,
enzovoort).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit,
maakt het vreemde geluiden of verspreidt het
vreemde geuren. Schakel onmiddellijk de
stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los.
De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in
geval van nood de stekker uit het stopcontact te
kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
12
1. Inleiding
Opgepast
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware
voorwerpen op.
Het trappen op of beknellen van het netsnoer door
een zwaar voorwerp kan een elektrische schok of
brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het
netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met
natte handen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of
als u het apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing
beschadigd lijkt, koppelt u het apparaat volledig los
en roept u de hulp in van een gekwalificeerd
technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren
als hij er moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op
met een elektricien om het stopcontact te vervangen.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de
telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken
en/of uw huisdier verwonden.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze
instructies hebt uitgevoerd, koppelt u het apparaat
volledig los en roept u de hulp in van een
gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
13
1. Inleiding

5
Bedieningswijze
Opgepast
Trek het papier niet uit de printer tijdens het
afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de
papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen
voorwerpen in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er
brand ontstaan of kan het apparaat beschadigd
raken.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of
vastgelopen papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden
kunnen veroorzaken.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de
onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd
kinderen uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen
om vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de
papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit
het stopcontact.
Veiligheidsinformatie
14
1. Inleiding

6
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Opgepast
Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige
ruimte of op een plek waar water lekt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los
voordat u het apparaat verplaatst.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag
door één persoon worden opgetild.
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee
personen worden opgetild.
een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet
door vier of meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of
schade veroorzaken.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin
oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of
schade veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een
spanningsbron met hetzelfde energieniveau als op
het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt
controleren, neemt u contact op met de
elektriciteitsmaatschappij.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
of,
indien nodig, een grotere telefoondraad.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken.
Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een
slecht geventileerde ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd,
kan er brand ontstaan.
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact
of verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische
schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
15
1. Inleiding

7
Onderhoud/controle
Opgepast
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat
met uw apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer
gebruikt dat langer is dan 2 meter voor een apparaat
van 110V, moet het snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een
elektrische schok of brand veroorzaken.
a.AWG: American Wire Gauge
Trek het netsnoer van het apparaat uit het
stopcontact als u de binnenkant van het apparaat
wilt reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen,
verdunningsmiddel of alcohol, en spuit geen water
in het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u
verbruiksartikelen in het apparaat vervangt of de
binnenkant schoonmaakt.
U kunt letsel oplopen.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de
stekker stof- en watervrij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen
die vastgeschroefd zijn.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een
medewerker van de technische dienst van
Samsung.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen
of weer in elkaar steken.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op
met een professioneel technicus als het apparaat
gerepareerd moet worden.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die
met het apparaat werd meegeleverd om het
apparaat te reinigen en te bedienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Veiligheidsinformatie
16
1. Inleiding

8
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een
tonercassette of fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand
veroorzaken.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of
kledij terechtkomt bij het vervangen van de
tonercassette of het verwijderen van vastgelopen
papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opname.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes)
bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opname.
Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen,
zoals toner, kan het apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van
gerecyclede verbruiksartikelen zullen
reparatiekosten in rekening worden gebracht.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u
geen warm water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof.
Gebruik altijd koud water.
17
1. Inleiding
Apparaatoverzicht

9
Toebehoren
Netsnoer Beknopte installatiehandleiding
Software-cd
a
a.De software-cd bevat het stuurprogramma van de printer en programma´s.
Telefoonhoorn
b
b.Alleen SCX-4833HD en SCX-5637HR.
Div. accessoires
c
c. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek model.
Apparaatoverzicht
18
1. Inleiding

10
Voorkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land.
1
2
3
4
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
5
17
18
19
20
Apparaatoverzicht
19
1. Inleiding
1 Documentinvoerklep 6 Klep moederbord 11 Multifunctionele lade 16 Papieruitvoersteun
2
Breedtegeleider voor
documenten
7
Greep
12
Uitvoerlade
17
Scannerdeksel
3
Documentinvoerlade
8
Indicator
papierniveau
13
Bedieningspaneel
18
Glasplaat van de
scanner
4
Documentuitvoerlade 9 Lade 2 (optioneel) 14 Extensie voor multifunctionele lade 19 USB-poort
5
Voorklep
10
Lade 1
15
Papierbreedtegeleiders op de
multifunctionele lade
20
Telefoonhoorn
Apparaatoverzicht
20
1. Inleiding

11
Achterkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land.
1
EDI-poort
4
IEEE 1284 parallelstekker
(optioneel)
7
Duplex-eenheid
10
Aansluiting telefoonlijn
2
Netwerkpoort
5
Stroomschakelaar
8
Achterklep
11
Uitgang voor extra
telefoontoestel (EXT)
3
USB-poort 6 Aansluiting netsnoer 9 Achterklep lade
1
2
3
4
5
6
11
7 8
9
10
21
1. Inleiding
Overzicht van het bedieningspaneel
Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. Er zijn verschillende types bedieningspanelen.

12
Type A
1 Tonerdichtheid Hiermee past u de helderheid aan om een kopie te verkrijgen die beter leesbaar is als het origineel
onduidelijke markeringen en donkere afbeeldingen bevat.
2 Kopie ID Hiermee kunt u beide zijden van een identiteitskaart of een rijbewijs op één zijde van een vel papier
kopiëren.
3 Weergavescherm Met deze functie wordt de huidige status weergegeven en worden berichten tijdens een bewerking
weergegeven.
4 Copy Hiermee schakelt u over naar de kopieermodus.
5 Faxen Hiermee schakelt u over naar de faxmodus.
1
2
3 5 74 6 8 109 12 1311
1415161718 619
20
Overzicht van het bedieningspaneel
22
1. Inleiding
6 Links/rechtsPijltoetsen Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u
waarden.
7 Menu Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu's.
8
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
9
Numeriek toetsenblok Hiermee kiest u een nummer of voert u alfanumerieke tekens in.
10 Adresboek Hiermee kunt u regelmatig gebruikte faxnummers en e-mailadressen opslaan of een opgeslagen
faxnummer of e-mailadres zoeken.
11 Opnieuw kiezen/
Pauzeren
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in gereedmodus) of voegt u een pauze in een
faxnummer in (in bewerkingsmodus).
12 Stoppen/Wissen Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken.
13
aan/uit Het apparaat in- of uitschakelen of het apparaat activeren vanuit de energiebesparingsmodus. Druk
langer dan drie seconden op deze knop om het apparaat uit te schakelen. U kunt het apparaat ook
inschakelen of activeren vanuit de energiebesparingsmodus door op deze knop te drukken.
14
Status-LED De functie geeft de status van uw printer weer (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 121).
15
Start Hiermee start u een taak.
16
Bellen met de hoorn op
de haak
Wanneer u op deze knop drukt, kunt u een kiestoon horen. Voer vervolgens het faxnummer in. Dit is
vergelijkbaar met bellen via de telefoonluidspreker.
17 Terug Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
18 Scannen Hiermee schakelt u over naar de scanmodus.
19
Eco Overschakelen naar de eco-modus voor het besparen van toner en papier (zie "Eco-opties" op
pagina 67).
20 Direct USB Hiermee kunt u bestanden die opgeslagen zijn op een USB-opslagapparaat direct afdrukken
wanneer dit apparaat aangesloten is op de USB-poort aan de voorkant van de printer.
Overzicht van het bedieningspaneel
23
1. Inleiding

13
Type B
1 Tonerdichtheid Hiermee past u de helderheid aan om een kopie te verkrijgen die beter leesbaar is als het origineel
onduidelijke markeringen en donkere afbeeldingen bevat.
2
Kopie ID Hiermee kunt u beide zijden van een ID-kaart, zoals een rijbewijs, op één zijde van een vel kopiëren.
3
Weergavescherm Toont de huidige status en geeft meldingen weer tijdens het gebruik.
4 Kopiëren Activeert de kopieermodus.
5
Faxen Activeert de faxmodus.
6
Pijltoetsen Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u de
waarden.
7
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
1
2
3 5 64 7 9 11 12108
13141518 616
17
19
20
Overzicht van het bedieningspaneel
24
1. Inleiding
8 Numeriek
toetsenblok
Hiermee kiest u een nummer of voert u alfanumerieke tekens in.
9
Adresboek Hiermee kunt u regelmatig gebruikte faxnummers en e-mailadressen opslaan of een opgeslagen
faxnummer of e-mailadres zoeken.
10
Opnieuw kiezen/
Pauzeren
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in gereedmodus) of voegt u een pauze in een faxnummer in
(in bewerkingsmodus).
11
Stoppen/Wissen Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken.
12
aan/uit Het apparaat in- of uitschakelen of het apparaat activeren vanuit de energiebesparingsmodus. Druk langer
dan drie seconden op deze knop om het apparaat uit te schakelen. U kunt het apparaat ook inschakelen
of activeren vanuit de energiebesparingsmodus door op deze knop te drukken.
13
Status-LED Toont de status van uw printer (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 121).
14
Start Hiermee start u een taak.
15 Bellen met de
hoorn op de haak
Wanneer u op deze knop drukt, kunt u een kiestoon horen. Voer vervolgens het faxnummer in. Dit is
vergelijkbaar met bellen via de telefoonluidspreker.
16
Terug Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
17 Menu Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s.
18
Scannen Activeert de scanmodus.
19
Eco Overschakelen naar de eco-modus voor het besparen van toner en papier (zie "Eco-opties" op pagina 67).
20 Direct USB Hiermee kunt u bestanden die opgeslagen zijn op een USB-opslagapparaat direct afdrukken wanneer dit
apparaat aangesloten is op de USB-poort aan de voorkant van de printer.
Overzicht van het bedieningspaneel
25
1. Inleiding

14
Type C
1 Weergavescherm Toont de huidige status en geeft meldingen weer tijdens het gebruik.
2 Numeriek
toetsenblok
Hiermee kiest u een nummer of voert u alfanumerieke tekens in.
3
Wissen Hiermee verwijdert u tekens uit het bewerkingsgebied.
4 Stoppen Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken.
5
aan/uit Het apparaat in- of uitschakelen of het apparaat activeren vanuit de energiebesparingsmodus. Druk langer
dan drie seconden op deze knop om het apparaat uit te schakelen. U kunt het apparaat ook inschakelen of
activeren vanuit de energiebesparingsmodus door op deze knop te drukken.
6
Draadloos-LED Toont de huidige status van de draadloze netwerkverbinding (zie "Informatie over de status-LED" op pagina
121).
7
Status Toont de status van uw printer (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 121).
1 3 4
5
2
67811 9
10
Overzicht van het bedieningspaneel
26
1. Inleiding
8 Start Hiermee start u een taak.
9
Bellen met de
hoorn op de haak
Wanneer u op deze knop drukt, kunt u een kiestoon horen. Voer vervolgens het faxnummer in. Dit is
vergelijkbaar met bellen via de telefoonluidspreker.
10
Help Hiermee kunt u gedetailleerde informatie over de menu's of status van de printer weergeven.
11
Opnieuw instellen Hiermee kunt u de huidige configuratie van het apparaat opnieuw instellen.
27
1. Inleiding
Het apparaat inschakelen
1
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
2
Zet de aan/uit-schakelaar aan.
28
1. Inleiding
Lokaal installeren van het stuurprogramma
Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op
uw computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk
is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u
naar het deel over de installatie van het stuurprogramma voor
een apparaat dat met een netwerk is verbonden (zie handleiding
Geavanceerd).
Zie de handleiding Geavanceerd als u een Macintosh,
Linux of Unix OS-gebruiker bent.
Het installatievenster in deze Gebruikershandleiding
kan verschillen afhankelijk van het apparaat en de
gebruikte interface.
Door Geavanceerde installatie > Aangepaste
installatie te selecteren kunt u kiezen welke
programma’s u wilt installeren.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3
meter.

15
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe
hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren
om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Klik op Start > Alle programma's > Toebehoren >
Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe waarbij u "X" vervangt door de letter van
uw cd-romstation en klik op OK.
3
Selecteer Nu installeren.
Lokaal installeren van het
29
1. Inleiding
4
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik
aanvaard de bepalingen van de
gebruiksrechtovereenkomst. Klik daarna op Volgende.
5
Volg de instructies in het installatievenster.
30
1. Inleiding
Het stuurprogramma opnieuw installeren
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan
de onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te
installeren.

16
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Selecteer in het menu Start achtereenvolgens
Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers
> naam van uw printerstuurprogramma >
Deïnstalleren.
3
Volg de instructies in het installatievenster.
4
Plaats de software-cd in uw cd-rom-station in installeer het
stuurprogramma opnieuw (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 28).
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Dit hoofdstuk levert informatie over de algemene menustructuur en de
opties voor de basisinstellingen.
Menuoverzicht 32
De taal op het display wijzigen 48
Afdrukmateriaal en lade 49
Eenvoudige afdruktaken 64
Normaal kopiëren 69
Basisfuncties voor scannen 73
Basisfuncties voor faxen 75
Een USB-geheugenapparaat gebruiken 80
32
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Menuoverzicht

1
SCX-4833FD, SCX-4833FR, SCX-5637FR
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s
voor de instelling van het apparaat en het gebruik van de functies
van het apparaat.
Naast het gekozen menu verschijnt een sterretje (*).
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige
menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit
het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-
onderdelen op uw apparaat een andere naam hebben.
Toegang tot het menu
1
Selecteer de knop Faxen, Kopiëren of Scannen op het
bedieningspaneel, afhankelijk van de functie die u wilt
gebruiken.
2
Selecteer (Menu) tot het gewenste menu op de
onderste regel van het display wordt weergegeven en druk
op OK.
3
Voor de SCX-4833FD: druk op de pijl-links/rechts tot het
gewenste menu-item wordt weergegeven en druk op OK.
Voor de SCX-4833FR/SCX-5637FR: druk op de pijl-
omhoog/omlaag tot het gewenste menu-item wordt
weergegeven en druk op OK.
4
Herhaal stap 3 als het geselecteerde menu-item
submenu’s heeft.
5
Voor de SCX-4833FD: druk op de pijl-links/rechts om de
vereiste waarde in te stellen.
Voor de SCX-4833FR/SCX-5637FR: druk op de pijl-
omhoog/omlaag om de vereiste waarde in te stellen.
6
Druk op OKom uw keuze op te slaan.
7
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Menuoverzicht
33
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
SCX-4833FD
Items Opties
Faxfunctie Tonersterkte
Contrast
Resolutie
Scanformaat
Meerv. verzend.
Uitgesteld verzenden
Prioritair verzenden
Doorsturen
Veilige ontv.
Pagina's toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel. Verzenden
Bzg met ontv.
Standaardw.wijz.
Autom. rapport
Kopieerfunctie Scanformaat
Verkleinen/Vergroten
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Type origineel
Lay-out
Achtergrondkl.
Marge verschuiven
Kopieerinstellingen Standaardw.wijz.
Scanfunctie USB-functie
E-mailfunctie
Scaninstellingen Standaardw.wijz.
Afdrukinstelling Afdrukstand
Exempl.
Resolutie
Tonersterkte
Tekst donk. maken
Emulatie
Items Opties
Menuoverzicht
34
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
SCX-4833FR / SCX-5637FR
Systeeminstellingen Apparaatinst.
Papierinstel.
Geluid/Vol
Rapporten
Onderhoud
Instell. wissen
Taakbeheer
Netwerk TCP/IP (IPv4)
TCP/IP (IPv6)
Ethernet-snel.
802.1x
Instell. wissen
Netwerkconf.
Items Opties
Items Opties
Faxfunctie Tonersterkte
Contrast
Resolutie
Scanformaat
Dubbelzijdig
Meerv. verzend.
Uitgesteld verzenden
Prioritair verzenden
Doorsturen
Veilige ontv.
Pagina's toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel. Verzenden
Bzg met ontv.
Standaardw.wijz.
Autom. rapport
Menuoverzicht
35
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Kopieerfunctie Scanformaat
Verkleinen/Vergroten
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Type origineel
Lay-out
Achtergrondkl.
Marge verschuiven
Rand wissen
Kopieerinstellingen Standaardw.wijz.
Scanfunctie USB-functie
E-mailfunctie
FTP-functie
SMB-functie
Scaninstellingen Standaardw.wijz.
Rapp. verz. fax.
Items Opties
Afdrukinstelling Afdrukstand
Exempl.
Resolutie
Tonersterkte
Tekst donk. maken
Emulatie
Systeeminstellingen Apparaatinst.
Papierinstel.
Geluid/Vol
Rapporten
Onderhoud
Instell. wissen
Taakbeheer
Afb. overs.
Netwerk TCP/IP (IPv4)
TCP/IP (IPv6)
Ethernet-snel.
802.1x
Instell. wissen
Netwerkconfiguratie
Items Opties
Menuoverzicht
36
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen

2
SCX-5737FW
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu's
om het apparaat in te stellen of de functies van het apparaat te
gebruiken. Deze menu's kunnen worden geopend door op het
pictogram in het aanraakscherm te drukken.
Naast het gekozen menu verschijnt een sterretje (*).
Afhankelijk van de opties of het model worden
sommige menu's mogelijk niet op het display
weergegeven. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
Toegang tot het menu
1
Druk op het menu dat u wilt gebruiken in het
aanraakscherm
2
Druk op om terug te keren naar gereedmodus.
Doc vak Functie Documentvak
Functie gedeelde map
Instell. Documentvak
Instelling gedeelde map
Doc.vakrapport
Aangepast
Items Opties
Menuoverzicht
37
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Kopiëren
Items Opties
Handmatig
kopiëren
Tonersterkte
Contrast
Type origineel
Aangepaste
kopie
Dubbelzijdig
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Contrast
Formaat van origineel
Type origineel
Lade
Lay-out
Achtergrond wijzigen
Marge versch.
Rand wissen
kopie ID Tonersterkte
Contrast
Formaat van origineel
Type origineel
Auto
aanpassen
Tonersterkte
Contrast
Type origineel
Sortering
kopiëren
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Formaat van origineel
Type origineel
N-up
kopiëren
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Formaat van origineel
Type origineel
N op een vel
Oorspronkelijke stand
Klonen Tonersterkte
Contrast
Type origineel
Items Opties
Menuoverzicht
38
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Faxen
Boekje
kopiëren
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Formaat van origineel
Type origineel
Boekje kopiëren
Poster
kopiëren
Tonersterkte
Contrast
Formaat van origineel
Type origineel
Boekje Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Formaat van origineel
Type origineel
Boekje
Items Opties
Items Opties
Handmatig
verzenden
Aan
Tonersterkte
Contrast
Resolutie
Dubbelzijdig
Type origineel
Formaat van origineel
M. hoorn op
haak kiezen
Aan
Tonersterkte
Contrast
Resolutie
Dubbelzijdig
Type origineel
Formaat van origineel
Menuoverzicht
39
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Uitgesteld
verzenden
Aan
Tonersterkte
Contrast
Resolutie
Dubbelzijdig
Type origineel
Formaat van origineel
Prioritair
verzenden
Aan
Tonersterkte
Contrast
Resolutie
Dubbelzijdig
Type origineel
Formaat van origineel
Items Opties
Verzenden
met
snelkiesnr.
Aan
Tonersterkte
Contrast
Resolutie
Dubbelzijdig
Type origineel
Formaat van origineel
Verz. met
groepskeuze
Aan
Contrast
Verzendkwaliteit
Dubbelzijdig
Type origineel
Formaat van origineel
Opnieuw
kiezen
Aan
Contrast
Verzendkwaliteit
Dubbelzijdig
Type origineel
Formaat van origineel
Items Opties
Menuoverzicht
40
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Scannen
Items Opties
Lok pc Bestemming
Type origineel
Resolutie
Kleurmodus
Bestandsindeling
Dubbelzijdig
Formaat van origineel
Netwerk-pc Bestemming
Type origineel
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
Dubbelzijdig
Formaat van origineel
E-mail verz. Aan
Type origineel
Formaat van origineel
Resolutie
Kleurmodus
Bestandsindeling
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
SMB Bestemming
Type origineel
Formaat van origineel
Kleurmodus
Resolutie
Bestandsindeling
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Items Opties
Menuoverzicht
41
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
FTP Bestemming
Type origineel
Formaat van origineel
Resolutie
Kleurmodus
Bestandsindeling
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Items Opties
E-mail
aanpassen
Aan
Onderwerp
Van
CC
BCC
Type origineel
Formaat van origineel
Resolutie
Kleurmodus
Bestandsindeling
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Items Opties
Menuoverzicht
42
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
USB Type origineel
Formaat van origineel
Resolutie
Kleurmodus
Bestandnaam
Bestandsindeling
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Bestandsbeleid
Documentenvak Formaat van origineel
Resolutie
Kleurmodus
Bestandnaam
Bestandsindeling
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Bestandsbeleid
Items Opties
Gedeelde
vakken
Formaat van origineel
Resolutie
Kleurmodus
Bestandnaam
Bestandsindeling
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Bestandsbeleid
WSD
Items Opties
Menuoverzicht
43
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Eco Apparaatinst.
Items Opties
Eco - aan Aan
Uit
Aan-verplicht
Settings Standaardmodus
Functieconfiguratie
Voorbeeldsim
ulator
Kopie
Vakafdruk
Afdrukken PC-stuurprogramma
Items Opties
Standaardinstelling Standaard kopiëren
Standaard scannen
Standaard faxen
Papierinstel. Lade 1
Lade 2
Multif. lade
Marge
Lade-instelling Auto Tray Switch
Paper Substitution
Standaardbron
Automatisch doorgaan
Verkeerd papier
Adresboek Telefoonlijst
E-mail
Afdrukk.
Op nul zetten
Menuoverzicht
44
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Rapporten Alle rapporten
Configuratie
Informatie over benodigdheden
Adresboek
Fax verzenden
Fax ontvangen
Geplande taken faxen
Ongewenste fax
Netwerkconfiguratie
Verificatie van lokale gebruiker
PCL-lettertype
PS Font
Verificatie van netwerkgebruiker
Gebruiksteller
Faxopties
Opgeslagen taken
Voltooide taken
Account
Items Opties
Fax instellen Doorsturen
Daluren
Inst. ong. fax
Veilig ontvangen
Kengetal kiezen
Naam ontv. afd
ECM-modus
Modemsnelheid
Opslaan documentenvak
Afbeelding TCR
Wizard Instellen
E-mailinstel. SMTP-server
Naar zichzelf
Standaardontvanger
Standaardafz.
Standaard onderwerp
Items Opties
Menuoverzicht
45
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Netwerkinstellingen Ethernet-snelheid
TCP/IP (IPv4)
TCP/IP (IPv6)
802.1x
Ethernet activeren
Draadloos
Inst. wissen
Printerinstelling Afdrukstand
Exemplaren
Resolutie
Tonersterkte
Tekst donk. maken
Emulatie
Items Opties
Initiële instellingen Apparaat-ID
Selecteer land
Taal
Datum & Tijd
Klokmodus
Geluid/Volume
Energiebesparing
Wakeup Event
Time-out van systeem
Inst. import.
Inst. export.
Waarschuwing tonerstatus
Toner op negeren
Tonerbesparing
Time-out voor taak
Hoogtecorrectie
Automatische regelterugloop
Firmwareversie
Automatisch aanvullen
Items Opties
Menuoverzicht
46
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
USB
Opties herstellen Printerinstellingen
Papierinstel.
Lade-instelling
Standaard kopiëren
Standaard faxen
Standaard scannen
Verzendrapport
Ontvangstrapport
Onderhoud Faxlijn testen
Problemen oplossen Snelreferentiegids
Gids Problemen oplossen
Taal
Items Opties
Items Opties
Afdrukken vanaf Bestandsnavigatie
Auto aanpassen
Exemplaren
Dubbelzijdig
Selecteer lade
Naar USB
scannen
Type origineel
Formaat van origineel
Resolutie
Kleurmodus
Bestandnaam
Bestandsindeling
Dubbelzijdig
Tonersterkte
Contrast
Bestandsbeleid
Bestandsbeheer Bestandsnavigatie
Verwijd.
Formatteren
Ruimte tonen
Menuoverzicht
47
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Map
Items Opties
Telefoonlijst Lijst bekijken
Zoeken
Toevoeg.
Groepsregistratie
Afdrukk.
Op nul zetten
E-mail Lijst bekijken
Zoeken
Toevoeg.
Groepsregistratie
Afdrukk.
Op nul zetten
48
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het bedieningspaneel
te wijzigen:
Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie
"Toegang tot het menu" op pagina 32).
1
Selecteer (Menu) > Systeeminstellingen >
Apparaatinst. > Taal op het bedieningspaneel.
Of selecteer Apparaatinst. > Initiële instellingen > Taal
op het aanraakscherm.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken
om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
2
Selecteer de taal die u wilt weergeven op het
bedieningspaneel.
3
Druk op OKom uw keuze op te slaan.
49
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Afdrukmateriaal en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw
apparaat plaatst.
Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet
aan deze specificaties, kan dit problemen veroorzaken
waarvoor reparatie vereist is. Zulke reparaties worden
niet gedekt door de garantie of serviceovereenkomst
van Samsung.
Zorg dat u geen inkjet-fotopapier gebruikt met dit
apparaat. Dit kan het apparaat beschadigen.
Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand
veroorzaken.
Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 136).
Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het
achterblijven van vreemde materialen in de printen kan
oververhitting veroorzaken en in zeldzame gevallen
brand.

3
Lade overzicht
Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders
aanpassen.
De duplexeenheid is standaard ingesteld op het papierformaat
Letter/LGL of A4, afhankelijk van het land waar u de printer hebt
gekocht. Stel de papiergeleider als volgt in om het papierformaat
te wijzigen.
1 Papierlengtegeleider
2 Papierbreedtegeleider
1
2
Afdrukmateriaal en lade
50
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben
dat de afdruk scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt
wordt, of dat het papier vastloopt.
De papierniveau-indicator geeft aan hoeveel papier er in
de lade ligt.
1 Vol
2 Leeg
A4
1 2
Afdrukmateriaal en lade
51
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen

4
Plaats papier in de lade/optionele lade
1
Trek de lade uit.
2
Buig de papierstapel om of waaier het papier uit om de
pagina’s van elkaar te scheiden voordat u het papier in de
lade plaatst.
3
Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar
onder.
4
Verschuif de lengtegeleider tot deze lichtjes de stapel
papier raakt.
5
Houd de breedtegeleider ingedrukt en schuif deze zonder
deze te buigen tegen de stapel papier.
Afdrukmateriaal en lade
52
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de
rand van het papier, aangezien het papier hierdoor kan
buigen.
Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier
vastlopen.
Gebruik geen papier waarvan de voorste rand
opgekruld is. Hierdoor kan het papier vastlopen of
kreukelen.
6
Plaats de lade terug in het apparaat.
7
Stel de papiersoort en het -formaat in voor lade 1 (zie
"Papierformaat en -type instellen" op pagina 60).

5
Papier vullenmultifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van
afdrukmedia bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en
enveloppen (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina
136).
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Voeg geen papier toe als er nog papier in de
multifunctionele lade ligt. Dit kan papierstoringen
veroorzaken.
Afdrukmedia moeten met de voorzijde naar boven en
de bovenkant eerst in het midden van de
multifunctionele lade worden geplaatst.
Let voor optimale adrukkwaliteit en ter voorkoming van
vastlopend papier (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 136) op de volgende
aanwijzingen.
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten
eerst vlak voor u ze in de multifunctionele lade plaatst.
Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmedia de
richtlijnen voor het plaatsen van afdrukmateriaal (zie
"Afdrukken op speciale afdrukmedia" op pagina 54).
Afdrukmateriaal en lade
53
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Als vellen overlappen bij het afdrukken via de
multifunctionele lade, opent u lade 1, verwijdert u de
vellen en probeert u opnieuw af te drukken.
Als het papier niet goed wordt doorgevoerd bij het
afdrukken, duwt u het papier met de hand tot het
automatisch wordt doorgevoerd.
1
Open de multifunctionele lade en trek het verlengstuk van
de multifunctionele lade uit zoals afgebeeld.
2
Pas de multifunctionele lade met de papiergeleiders aan
op de breedte van het papier.
3
Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de
pagina’s van elkaar te scheiden voordat u het papier in de
lade plaatst.
Afdrukmateriaal en lade
54
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
4
Plaats het papier in de lade. Druk de
papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
stel ze in op de breedte van het papier.
5
Stel de papiersoort en het -formaat in op het
bedieningspaneel (zie "Papierformaat en -type instellen"
op pagina 60).

6
Afdrukken op speciale afdrukmedia
De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale
afdrukmedia in elke lade.
De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen
voor afdrukken. Kies het correcte mediatype voor de beste
afdrukkwaliteit.
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u
aan om telkens een vel per keer in te voeren (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 136).
Afdrukken op speciale media (voorzijde naar
boven)
Als speciale media afdrukt worden met vouwen,
kreuken of dikke zwarte lijnen, moet u de achterklep
openen en het afdrukken nogmaals proberen. Houd de
achterklep tijdens het afdrukken geopend.
Afdrukmateriaal en lade
55
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 136 voor
papiergewicht per vel.
( : beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar)
Enveloppen
Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de
kwaliteit.
Plaats een envelop op de volgende manier om deze te
bedrukken.
Als de afgedrukte enveloppen kreuken, vouwen of dikke zwarte
lijnen vertonen, opent u de achterklep, verschuift u de achterste
geleider aan de rechterkant ongeveer 90 graden en probeert u
opnieuw af te drukken. Houd de achterklep tijdens het afdrukken
geopend.
Types Lade 1
Optionele
lade
Multifunction
ele lade
Normaal papier ●●
Dik papier ●●
Dikker
Dun papier ●●
Bankpost ●●
Kleur
Kartonpapier ●●
Etiketten
Transparanten
Envelop
Voorbedrukt
Katoen
Kringlooppapier ●●
Archiefpapier ●●
Afdrukmateriaal en lade
56
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende
factoren:
- Gewicht: niet zwaarder dan 90 g/m
2
, anders kunnen de
enveloppen vastlopen.
- Samenstelling: plat liggend met minder dan 6 mm
opkrullende rand, zonder lucht.
- Toestand: geen gekrulde, verkreukelde of beschadigde
enveloppen.
- Temperatuur: dienen tegen de warmte en druk van het
apparaat in werking te kunnen.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe
vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen,
vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen
of andere synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van
slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop
helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn
voorzien dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de
fixeertemperatuur van het apparaat (ongeveer 170 C). De
extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en
papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet
dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop
samenkomen.
1 Hendel
1
Afdrukmateriaal en lade
57
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u
uitsluitend transparanten gebruiken die speciaal zijn ontworpen
voor laserprinters.
Bestand tegen de fixeertemperatuur in het apparaat.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het
apparaat hebt gehaald.
Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan
zich dan stof en vuil op afzetten, wat leidt tot vlekken bij het
afdrukken.
Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten
maakt. Dit veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige
blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan
vervagen.
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of
gescheurde hoeken hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de
achterzijde.
Om te vermijden dat afgedrukte transparanten aan elkaar
gaan kleven, mag u ze tijdens het afdrukken niet laten
opstapelen in de uitvoerlade.
Aanbevolen afdrukmedia: transparanten voor een
kleurenlaserprinter van Xerox, zoals 3R 91331 (A4) en 3R
2780 (Letter)
Afdrukmateriaal en lade
58
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u
uitsluitend etiketten die speciaal zijn ontworpen voor
laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de
volgende factoren:
- Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van
het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat
voor informatie over de fixeertemperatuur (ongeveer
170 °C).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het
rugvel tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen
met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten
loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen
tot gevolg hebben.
- Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer
dan 13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal
blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat
etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het
papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van
het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De
klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat
worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes
vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Afdrukmateriaal en lade
59
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste
6,4 mm van de zijkanten van de afdrukmedia.
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde
bovenaan liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij
invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn geen garanties
wat de afdrukkwaliteit betreft.
Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige
inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als
ze gedurende 0,1 seconde worden blootgesteld aan de
fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C) van het apparaat.
De inkt op het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn en mag
de printerrollen niet beschadigen.
Afdrukmateriaal en lade
60
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of
de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het
fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor
de afdrukkwaliteit afneemt.

7
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het
papierformaat en -type instellen met behulp van de knoppen op
het bedieningspaneel.
Het openen van de menu's kan verschillen per model
(zie "Toegang tot het menu" op pagina 32).
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK
drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminstellingen >
Papierinstel. > Papierformaat of Papiertype op het
bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. >
Papierinstel. > selecteer een lade > Papierformaat of
Papiertype op het aanraakscherm.
2
Selecteer de gewenste lade en de gewenste optie.
3
Druk op OKom uw keuze op te slaan.
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma
zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die
via het bedieningspaneel werden opgegeven.
a Als u afdrukt vanuit een toepassing, opent u de
toepassing en het afdrukmenu.
b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 65).
c Klik op het tabblad Papier en selecteer het juiste
papiertype.
Als u papier met speciale afmetingen wilt gebruiken,
zoals factuurpapier, selecteert u het tabblad Papier >
Formaat > Bewerken... en stelt u Instellingen
aangepast papierformaat in Voorkeursinstellingen
voor afdrukken in (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 65).
Afdrukmateriaal en lade
61
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen

8
Originelen voorbereiden
Plaats geen papier dat kleiner is dan 142 × 148 mm of groter
dan 216 × 356 mm.
Vermijd het gebruik van de volgende papiertypes om
papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit of schade aan
het apparaat te voorkomen.
- Carbonpapier of papier met carbonrug
- Gecoat papier
- Licht doorschijnend of dun papier
- Gekreukt of gevouwen papier
- Gekruld of opgerold papier
- Papier met scheuren
Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het
papier volledig droog is voor u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of
documenten met andere afwijkende eigenschappen.

9
Originelen plaatsen
U kunt de glasplaat van de scanner gebruiken om een document
te kopiëren, te scannen of als fax verzenden.
Op de glasplaat van de scanner
Vanaf de glasplaat van de scanner kunt u originele kopiëren of
scannen. Voor de beste scankwaliteit, met name bij
afbeeldingen in kleur of grijstinten, doet u er goed aan de
glasplaat te gebruiken. Zorg dat er zich geen originelen in de
documentinvoer bevinden. Wanneer een origineel wordt
gedetecteerd in de documentinvoer, krijgt deze voorrang op het
origineel op de glasplaat van de scanner.
1
Til het deksel van de scanner op.
Afdrukmateriaal en lade
62
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
2
Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar beneden
op de glasplaat van de scanner. Plaats het document
zorgvuldig in het verlengde van de markering linksboven
op de glasplaat.
3
Sluit het deksel van de scanner.
Als u het deksel van de scanner tijdens het kopiëren
niet sluit, kan dat een nadelig effect hebben op de
kopieerkwaliteit en het tonerverbruik.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op
de afdruk. Houd de glasplaat schoon (zie "Het
apparaat reinigen" op pagina 101).
Als u een pagina uit een boek of tijdschrift wilt kopiëren,
opent u het deksel van de scanner tot tegen de aanslag
en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdschrift
dikker is dan 30 mm, laat u het deksel van de scanner
openstaan tijdens het kopiëren.
Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het
scannerglas breekt. en u zich kwetst.
Plaats uw hand niet onder het scannerdeksel terwijl u
het sluit. Het scannerdeksel kan op uw handen vallen
en letsel veroorzaken.
Kijk tijdens het kopiëren of scannen niet in het licht van
de scanner. Dit is schadelijk voor de ogen.
Afdrukmateriaal en lade
63
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
In de automatische documentinvoer
In de documentinvoer kunt u tot 50 vellen papier van 75 g/m2
voor één taak plaatsen.
1
Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de
pagina's van elkaar te scheiden voor u de originelen
plaatst.
2
Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel
originelen samenvalt met de markering voor het
papierformaat op de invoerlade.
3
Stel de ADI in overeenkomstig het papierformaat.
Stof op de glasplaat van de ADI kan zwarte strepen op de
afdruk veroorzaken. Houd de glasplaat schoon (zie "Het
apparaat reinigen" op pagina 101).
64
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Eenvoudige afdruktaken

10
Tijdens het afdrukken
Zie de handleiding Geavanceerd als u een Macintosh,
Linux of Unix OS-gebruiker bent.
Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken
is voor Notepad in Windows 7.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en
het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster
Afdrukken.
Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster
Afdrukken om gebruik te maken van de geavanceerde
afdrukopties. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 65).
5
Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de
afdruktaak te starten.

11
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om
afgedrukt te worden, annuleert u op de volgende manier:
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op
het pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van
Windows.
U kunt de huidige taak ook annuleren door op (Stoppen/
Wissen) op het bedieningspaneel te drukken.
Eenvoudige afdruktaken
65
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen

12
Voorkeursinstellingen openen
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken
in deze gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het
venster dat u ziet omdat dit afhankelijk is van de
gebruikte printer. Het venster Voorkeursinstellingen
voor afdrukken bevat echter vrijwel dezelfde
eigenschappen.
Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen
voor afdrukken verschijnt er mogelijk een
waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken ( )
wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar
dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil zeggen
dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de
instellingen of omgeving van het apparaat.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster
Afdrukken wordt weergegeven.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren.
U kunt de huidige status van het apparaat controleren
met de knop Printerstatus (zie handleiding
Geavanceerd).
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met de optie Vooraf ingest. die op elk tabblad maar niet op het
tabblad Samsung verschijnt kunt u de huidige
voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik.
Volg deze stappen om een Vooraf ingest.-item op te slaan.
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
Eenvoudige afdruktaken
66
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
2
Typ in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze
instellingen.
3
Klik op (Toevoegen). Als u instellingen opslaat onder
Vooraf ingest. worden alle huidige stuurprogramma-
instellingen opgeslagen.
Selecteer meer opties en klik op (Wijzigen). De
instellingen worden toegevoegd aan de voorinstellingen
die u hebt opgegeven. Om de bewaarde instelling te
gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst Vooraf
ingest. Het apparaat is nu ingesteld om afdrukken te
maken met de gekozen instellingen. Om de opgeslagen
instellingen te wissen kiest u deze uit de vervolgkeuzelijst
Vooraf ingest. en klikt u op (Wissen).
U kunt de standaardinstellingen van het
printerstuurprogramma ook herstellen door Vooraf
ingest. stand. te selecteren in de vervolgkeuzelijst
Vooraf ingest.

13
Help gebruiken
Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster
Afdrukvoorkeur en druk op F1 op uw toetsenbord.

14
Eco-afdruk
Met de functie Eco spaart u toner en papier uit. U kunt de functie
Eco instellen om uw papierverbruik aan te passen en de
instellingen die u wilt gebruiken, opslaan.
Als u op het bedieningspaneel op de knop Eco drukt, staat deze
modus aan.
Instellen van eco-modus op het bedieningspaneel
De instellingen die via het stuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen via het
bedieningspaneel.
Het openen van de menu's kan verschillen per model
(zie "Toegang tot het menu" op pagina 32).
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK
drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
Eenvoudige afdruktaken
67
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
1
Selecteer (Menu) > Systeeminstellingen >
Apparaatinst. > Eco-inst. op het bedieningspaneel.
Of selecteer select Eco > Settings op het aanraakscherm.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Standaardmodus: In deze modus is de eco-modus
uitgeschakeld. (Dubbelzijdig (lange zijde)/
tonerbesparing/2 op 1 vel/blanco pagina´s overslaan)
- Uit: Zet de eco-modus uit.
- Aan: Zet de eco-modus aan.
Als u de eco-modus instelt met een wachtwoord via de
SyncThru™ Web Service(tabblad Settings > Machine
Settings > System > Eco > Settings), de melding
Gedwongen verschijnt. U moet het wachtwoord invoeren
om de eco-modus te wijzigen.
Sjabloon wijzigen: Volg de instellingen van de
Syncthru™ Web Service. Voordat u dit onderdeel
selecteert, moet u de eco-functie instellen de
SyncThru™ Web Service > tabblad Settings >
Machine Settings > System > Eco > Settings.
3
Druk op OKom uw keuze op te slaan.
Eco-modus in het stuurprogramma instellen
Open het tabblad Eco om de eco-modus in te stellen. Als u de
eco-afbeelding ziet ( ), betekent dit dat de eco-modus
momenteel is ingeschakeld.
Eco-opties
Standaardinstelling printer: Volg de instellingen op het
bedieningspaneel van de printer.
Geen: Schakelt eco-modus uit.
Eco-afdruk: Schakelt eco-modus in. Activeert de
verschillende te gebruiken eco-onderdelen.
Wachtwoord: Als de beheerder heeft vastgesteld de eco-
modus te gebruiken, moet u een wachtwoord invoeren om de
status te wijzigen.
Resultaatsimulator
De Resultaatsimulator toont de resultaten van verlaagde
kooldioxide-emissies, elektriciteitsverbruik en de hoeveelheid
uitgespaard papier, naargelang de door u gekozen instellingen.
Eenvoudige afdruktaken
68
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
De resultaten worden berekend op basis van een totaal
aantal van honderd pagina´s zonder blanco pagina, als de
eco-modus is uitgeschakeld.
Zie voor de berekeningscoëfficiënt met betrekking tot CO2,
energie en papier het IEA, het kengetal van het Japanse
ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie, en
www.remanufacturing.org.uk. Elk model gebruikt een ander
kengetal.
Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus betreft bij dit
apparaat het gemiddelde elektriciteitsverbruik bij afdrukken.
De werkelijke bespaarde of verlaagde hoeveelheden kan
verschillen naargelang het gebruikte besturingssysteem,
computerkracht, programma´s, aansluitmethode, mediatype,
mediaformaat, complexiteit van de afdruktaak, enz.
69
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Normaal kopiëren

15
Normaal kopiëren
1
Selecteer (kopiëren) op het bedieningspaneel.
Of selecteer Kopie > Handmatig kopiëren op het
aanraakscherm.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte
zijde naar boven of plaats een enkel document met de
bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner
(zie "Originelen plaatsen" op pagina 61).
3
Om de kopieerinstellingen, zoals onder meer Verkleinen/
Vergroten, Tonersterkte, Contrast, Type origineel, aan
te passen via de knoppen op het bedieningspaneel (zie
"De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 69).
4
Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van de
pijl of het numeriek toetsenblok.
5
Druk op Start.
Als u de kopieertaak moet annuleren terwijl deze wordt
uitgevoerd, drukt u op (Stoppen/Wissen). De
kopieertaak wordt dan gestopt.

16
De instellingen per kopie wijzigen
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren
zodat u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp
van de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u
de opties per kopie wijzigen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op
(Stoppen/Wissen) drukt, worden alle opties die u
voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld,
geannuleerd en worden de standaardinstellingen
hersteld. Na afloop van een kopieerproces worden de
standaardinstellingen altijd automatisch hersteld.
Het openen van de menu's kan verschillen per model
(zie "Toegang tot het menu" op pagina 32).
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK
drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
Tonersterkte
Als er vlekken en donkere afbeeldingen op uw origineel staan,
kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te
maken.
Normaal kopiëren
70
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie >
Tonersterkte op het bedieningspaneel.
Of selecteer Kopie > Handmatig kopiëren >
(instellingen) > Tonersterkte op het aanraakscherm.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Bijvoorbeeld Licht+5 is de lichtste en Donker+5 is de
donkerste.
3
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Contrast
Stel deze parameter in op het contrast aan te passen tussen licht
en donker.
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie >
Contrast op het bedieningspaneel.
Of selecteer Kopie > Handmatig kopiëren >
(instellingen) > Contrast op het aanraakscherm.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Bijvoorbeeld Licht+5 is de lichtste en Donker+5 is de
donkerste.
3
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Type origineel
Met de instelling Type origineel kunt u het soort document
selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt. Zo
kunt u ervoor zorgen dat de kopieerkwaliteit optimaal is.
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie >
Type origineel op het bedieningspaneel.
Of selecteer Kopie > Handmatig kopiëren >
(instellingen) > Type origineel op het aanraakscherm.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die
hoofdzakelijk uit tekst bestaan.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die
tekst en foto’s bevatten.
Als de tekst op de afdruk onscherp is, selecteert u Tekst
om scherpe teksten te krijgen.
Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
3
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Normaal kopiëren
71
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding verkleinen
tot 25% of vergroten tot 400% wanneer u originelen kopieert via
de glasplaat.
Om uit de vooraf ingestelde kopieerformaten te
selecteren
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie >
Verkleinen/Vergroten op het bedieningspaneel.
Of selecteer Kopie > Aangepaste kopie >
(instellingen) > Verkl./vergr. op het aanraakscherm.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
3
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Om de grootte van de kopie aan te passen door
rechtstreeks de schaalverhouding in te voeren
1
Selecteer (kopiëren) > (Menu) > Kopieerfunctie >
Verkleinen/Vergroten > Aangepast op het
bedieningspaneel.
Of selecteer Kopie > Aangepaste kopie >
(instellingen) > Verkl./vergr. > Andereop het
aanraakscherm.
2
Geef het gewenste kopieerformaat op met het numerieke
toetsenblok.
3
Druk op OKom uw keuze op te slaan.
4
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op
de kopie zwarte lijnen verschijnen.

17
Identiteitskaarten kopiëren
Uw apparaat kan dubbelzijdige originelen afdrukken op één vel.
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van
het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft
zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is
handig voor het kopiëren van kleine documenten zoals
visitekaartjes.
Normaal kopiëren
72
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van
de scanner worden geplaatst.
1
Druk op Kopie ID op het bedieningspaneel.
Of selecteer Kopie > ID kopie op het aanraakscherm.
2
Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar
onder zoals aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens
het deksel van de scanner.
3
Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het
display.
4
Druk op Start.
Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het
display verschijnt Plaats achterz. en druk op Start.
5
Keer het origineel om en leg het op de glasplaat zoals
wordt aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het
deksel van de scanner.
6
Druk op Start.
Als u niet op de knop Start drukt, wordt alleen de
voorzijde gekopieerd.
Als het origineel groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
73
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Basisfuncties voor scannen

18
Scannen via het bedieningspaneel
Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het scannen
van originelen.
Het openen van de menu's kan verschillen per model.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK
drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
Voor een via USB aangesloten apparaat
Dit is een basisscanmethode voor een apparaat dat via USB is
verbonden.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte
zijde naar boven of plaats een enkel document met de
bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner
(zie "Originelen plaatsen" op pagina 61).
2
Selecteer (scannen) > Naar pc scan. > Lokale comp.
op het bedieningspaneel.
Of selecteer select Scan > Lok pc op het aanraakscherm.
Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de
poortconnectie of selecteert u Scannen vanaf paneel op
apparaat inschakelen in Samsung Easy Printer
Manager > Geavanceerde modus activeren. >
Instellingen voor scannen naar pc.
3
Selecteer de gewenste toepassing en druk op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
U kunt de map waarin het gescande bestand is
opgeslagen toevoegen of verwijderen in Samsung Easy
Printer Manager > Geavanceerde modus activeren. >
Instellingen voor scannen naar pc.
4
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Scanindeling verschijnt alleen als u de
scanbestemming hebt ingesteld op Mijn documenten.
Als u met de standaardinstelling wilt scannen, drukt u
op Start.
Basisfuncties voor scannen
74
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
5
Het apparaat begint te scannen.
De gescande afbeelding wordt op de computer
opgeslagen in de map Mijn documenten.
U kunt het Twain-stuurprogramma gebruiken om snel
in het programma Scanassistent te scannen (zie
handleiding Geavanceerd).
75
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Basisfuncties voor faxen
U kunt dit apparaat niet als faxapparaat gebruiken via
een internettelefoon. Raadpleeg uw internetprovider
voor meer informatie.
Wij raden het gebruik van traditionele analoge
telefoondiensten (PSTN: Public Switched Telephone
Network) wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax
te gebruiken. Als u andere internetdiensten (DSL,
ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit van de
verbinding verbeteren door gebruik te maken van een
microfilter. Een microfilter elimineert ruissignalen en
verbetert de kwaliteit van de netwerk/
internetverbinding. Aangezien er geen DSL-microfilter
met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u best
contact op met uw internetprovider als u er gebruik van
wilt maken.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn

19
Voorbereiden om te faxen
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen moet u het
meegeleverde telefoonsnoer aansluiten op een
telefoonaansluiting in de wand. Raadpleeg de Beknopte
installatiehandleiding voor informatie over de aansluiting. Het
maken van een telefoonverbinding verschilt van land tot land.

20
Een fax verzenden
U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de
ADI plaatsen. Als er zich zowel originelen in de ADI als op
de glasplaat van de scanner bevinden, worden de
originelen in de ADI eerst gelezen omdat de ADI een
hogere prioriteit heeft bij het scannen.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte
zijde naar boven of plaats een enkel document met de
bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner
(zie "Originelen plaatsen" op pagina 61).
2
Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.
Of selecteer Fax > Handmatig verzenden >
(instellingen) op het aanraakscherm.
Basisfuncties voor faxen
76
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 78).
4
Voer het faxnummer van de ontvanger in.
5
Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document
wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt.
•Met Samsung Network PC Fax kunt u de fax
rechtstreeks vanaf uw computer verzenden (zie de
handleiding Geavanceerd).
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op
(Stoppen/Wissen) voordat het apparaat begint
met verzenden.
Als u een fax verzendt vanaf de glasplaat van de
scanner, verschijnt er een bericht waarin u wordt
gevraagd een volgende pagina in te voeren.
Een fax handmatig verzenden
Voer de volgende stappen uit om een fax te verzenden met van
Bellen met de hoorn op de haak op het bedieningspaneel. Als
uw apparaat een SCX-4833HD of SCX-5637HR is, kunt u een
fax verzenden met de telefoonhoorn.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte
zijde naar boven of plaats een enkel document met de
bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner
(zie "Originelen plaatsen" op pagina 61).
2
Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.
Of selecteer Fax > M. hoorn op haak kiezen >
(instellingen) op het aanraakscherm.
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 78).
4
Druk op Bellen met de hoorn op de haak op het
bedieningspaneel of neem de hoorn van de haak.
5
Voer een faxnummer in met behulp van het numeriek
toetsenblok op het bedieningspaneel.
6
Druk op Start op het bedieningspaneel zodra u een hoge
faxtoon hoort van het ontvangende faxapparaat.
Basisfuncties voor faxen
77
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Groepsverzending (faxen naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzending kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden
automatisch in het geheugen opgeslagen en naar een extern
faxapparaat verzonden. Na verzending worden de originelen
automatisch uit het geheugen gewist.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte
zijde naar boven of plaats een enkel document met de
bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner
(zie "Originelen plaatsen" op pagina 61).
2
Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.
Of selecteer Fax > Verzenden met snelkiesnr. of Verz.
met groepskeuze > (instellingen) op het
aanraakscherm.
3
Stel de gewenste resolutie en tonersterkte in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 78).
4
Selecteer (Menu) > Faxfunctie > Meerv. verzend. op
het bedieningspaneel.
Of selecteer Volg. op het aanraakscherm.
5
Voer het nummer van het eerste ontvangende faxapparaat
in en druk op OK.
U kunt snelkiesnummers oproepen of een
groepskiesnummer selecteren met de knop Adresboek
(zie de handleiding Geavanceerd).
6
Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar
u het document wilt verzenden in te voeren.
7
Als u meer faxnummers wilt invoeren drukt u op OK zodra
Ja verschijnt en herhaalt u stappen 5 en 6. U kunt tot
10 bestemmingen toevoegen.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen
ander groepskiesnummer invoeren.
8
Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers,
selecteert u Nee op de vraag Nog een nummer? en drukt
u op OK.
Het apparaat verzendt de fax naar de verschillende
nummers in de volgorde waarin u ze hebt ingevoerd.
Basisfuncties voor faxen
78
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen

21
Een fax ontvangen
Uw apparaat is standaard ingesteld op faxmodus. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een
opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch
ontvangen.

22
De documentinstellingen aanpassen
Voordat u een fax verstuurt, wijzigt u de volgende instellingen
overeenkomstig de eigenschappen van het origineel voor een
optimaal resultaat.
Het openen van de menu's kan verschillen per model
(zie "Toegang tot het menu" op pagina 32).
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK
drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten
voor een normaal tekstdocument. Als u echter originelen
verstuurt die foto’s bevatten of van een slechte kwaliteit zijn, kunt
u de resolutie aanpassen om een fax van een betere kwaliteit te
versturen.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie
de handleiding Geavanceerd om de standaardinstelling
te wijzigen.
1
Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxfunctie >
Resolutie op het bedieningspaneel.
Of selecteer Fax > selecteer een type fax zoals
Handmatig verzenden, M. hoorn op haak kiezen,
Uitgesteld verzenden enz. > (instellingen) >
Resolutie op het aanraakscherm.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Standaard: originelen met tekens van normale grootte.
Fijn: originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Basisfuncties voor faxen
79
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Superfijn: originelen met zeer kleine details. De modus
Superfijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat
waarmee u communiceert deze resolutie ondersteunt.
Verzenden vanuit het geheugen is niet mogelijk in de
modus Superfijn. De resolutie-instelling wordt
automatisch gewijzigd in Fijn.
Als het apparaat ingesteld is op de resolutie Superfijn,
maar het ontvangende faxapparaat de resolutie
Superfijn niet ondersteunt, wordt de fax verzonden in
de hoogste resolutie die het ontvangende faxapparaat
ondersteunt.
Fotofax: originelen met grijstinten of foto's.
Kleurenfax: originelen met kleuren.
Verzenden vanuit het geheugen is niet beschikbaar in
deze modus.
U kunt alleen een kleurenfax verzenden als het
apparaat waarmee u communiceert, de ontvangst van
een kleurenfax ondersteunt en als u de fax handmatig
verzendt.
3
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Tonersterkte
U kunt de helderheid van het originele document selecteren.
De ingestelde helderheid geldt voor de huidige faxtaak.
Zie de handleiding Geavanceerd om de
standaardinstelling te wijzigen.
1
Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxfunctie >
Tonersterkte op het bedieningspaneel.
Of selecteer Fax > selecteer een type fax zoals
Handmatig verzenden, M. hoorn op haak kiezen,
Uitgesteld verzenden enz. > (instellingen) >
Tonersterkte op het aanraakscherm.
2
Selecteer de gewenste tonerinstelling.
3
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
80
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-
geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.

23
Over USB-geheugen
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag
van documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s,
hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt
opslaan of verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-
geheugenapparaat.
documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat
opslaan
afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het
apparaat
het USB-geheugenapparaat formatteren
de beschikbare geheugenruimte controleren

24
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
De USB-geheugenpoort op de voorkant van uw apparaat
ondersteunt USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op
uw apparaat worden USB-geheugenapparaten met FAT16/
FAT32 en sectoren van 512 bytes ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van het USB-
geheugenapparaat van uw leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-
connector van het type A.
Gebruik alleen een metalen en afgeschermd USB-
geheugenapparaat.
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat compatibel is,
anders wordt het mogelijk niet herkend.
A B
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
81
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het
apparaat actief is of bezig is met lezen van of schrijven
naar het USB-geheugen. Schade veroorzaakt door
onjuist gebruik valt niet onder de garantie.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies
heeft, zoals beveiligings- en wachtwoordinstellingen,
kan uw apparaat het mogelijk niet automatisch
detecteren. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van
het USB-geheugenapparaat voor meer informatie over
deze functies.

25
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Het openen van de menu's kan verschillen per model
(zie "Toegang tot het menu" op pagina 32)
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK
drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op
een USB-geheugenapparaat opslaan.
Scannen
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-
geheugenpoort van uw apparaat.
2
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte
zijde naar boven of plaats een enkel document met de
bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner
(zie "Originelen plaatsen" op pagina 61).
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
82
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
3
Selecteer (scannen) > Naar USB scan. > OK op het
bedieningspaneel.
Of selecteer Scan > USB > Volg. > Start op het
aanraakscherm.
Het apparaat start met scannen.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het
apparaat verwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en de kleurenmodus van
afbeeldingen instellen telkens als u ze naar een USB-
geheugenapparaat scant.
1
Selecteer (scannen) > (Menu) > Scanfunctie >
USB-functie op het bedieningspaneel.
Of selecteer Direct USB > Naar USB scannen >
(instellingen) op het aanraakscherm.
2
Selecteer de gewenste optie.
Scanformaat (Formaat van origineel): hiermee stelt
u de grootte van de afbeelding in.
Type origineel: Bepaalt het documenttype van het
origineel.
Resolutie: Hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Kleurmodus: Hiermee stelt u de kleurenmodus in. Als
u in deze optie Mono selecteert, kunt u JPEG niet
selecteren in Bestandsindeling.
Bestandsindeling: Hiermee stelt u de
bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden
opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt u de
mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u
JPEG selecteert in deze optie, kunt u Mono niet
selecteren in Kleurmodus.
Dubbelzijdig: Hiermee stelt u de duplexmodus in.
Tonersterkte: Hiermee stelt u het helderheidsniveau
voor het scannen van een origineel in.
Contrast: Hiermee stelt u het contrastniveau voor het
scannen van een origineel in.
3
Selecteer de gewenste status en druk op OK.
4
Herhaal stappen 2 en 3 om andere opties in te stellen.
5
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen wijzigen. Raadpleeg de
handleiding Geavanceerd.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
83
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
26
Afdrukken vanaf een USB-
geheugenapparaat
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-
geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-,
JPEG-, PRN- en PDF-bestanden afdrukken.
Bestandstypen die door de optie Rechtstreeks afdrukken
worden ondersteund:
PRN: alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel.
U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje
Afdrukken naar bestand in te schakelen wanneer u een
document afdrukt. Het document wordt dan niet afgedrukt,
maar wordt als een PRN-bestand opgeslagen. Alleen PRN-
bestanden die op deze wijze zijn gemaakt, kunnen
rechtstreeks vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt.
Raadpleeg de handleiding Geavanceerd voor informatie over
het maken van een PRN-bestand.
BMP: BMP niet-gecomprimeerd
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
PDF: PDF 1.7 of een lagere versie
Om een document af te drukken vanaf een USB-
geheugenapparaat
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-
geheugenpoort op uw apparaat en druk vervolgens op
Direct USB.
2
Druk op Afdrukken via USB (Afdrukken vanaf).
3
Selecteer de gewenste map of het gewenste bestand en
druk op OK.
Als [+] of [D] voor de naam van een map staat, staat er een
of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
4
Selecteer het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken of
geef een getal op.
5
Druk op OK, Start of Afdrukk. om te beginnen met het
afdrukken van het geselecteerde bestand.
Nadat het bestand is afgedrukt wordt u op het display
gevraagd of u nog iets wilt afdrukken.
6
Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere
afdruktaak en herhaal de procedure vanaf stap 2.
Of druk op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren en
vervolgens op OK.
7
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
84
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen

27
Een back-up maken van uw gegevens
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per
ongeluk gewist worden als gevolg van een stroomonderbreking
of een fout tijdens het opslaan. Met een back-up beveiligt u de
systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB-
geheugenapparaat op te slaan.
Back-up van gegevens maken
1
Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-
geheugenpoort van uw apparaat.
2
Selecteer (scannen) > (Menu) >
Systeeminstellingen > Apparaatinst. > Inst. export. op
het bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Initiële
instellingen > Inst. export. op het aanraakscherm.
3
Selecteer Geg. instellen, Adresboek of Telefoonlijst en
druk op OK.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw
USB-geheugen.
4
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Gegevens terugzetten
1
Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-
geheugenpoort van uw apparaat.
2
Selecteer (scannen) > (Menu) >
Systeeminstellingen > Apparaatinst. > Inst. import. op
het bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Initiële
instellingen > Inst. import. op het aanraakscherm.
3
Selecteer Geg. instellen, Adresboek of Telefoonlijst en
druk op OK.
4
Selecteer het bestand dat u wilt terugzetten en druk op
OK.
5
Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand
terug te zetten op het apparaat.
6
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
85
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen

28
USB-geheugen beheren
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat
een voor een of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat
opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u
ze hebt verwijderd of nadat u het USB-
geheugenapparaat opnieuw hebt geformatteerd. Voordat
u ze verwijdert, moet u dan ook nagaan of u ze niet meer
nodig hebt.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
Selecteer voor een aanraakschermmodel Direct USB >
Bestandsbeheer > selecteer een bestand >
(instellingen) > Verwijd. op het aanraakscherm.
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-
geheugenpoort op uw apparaat en druk vervolgens op
Direct USB.
2
Selecteer Bestandsbeheer > Verwijd. en druk op OK.
3
Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen en druk op
OK.
Als [+] voor de naam van een map staat, staat er een of
meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
4
Selecteer Ja.
5
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
USB-geheugenapparaat formatteren
Selecteer voor een aanraakschermmodel Directe USB >
Bestandsbeheer > selecteer een bestand >
(instellingen) > Formatteren op het aanraakscherm.
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-
geheugenpoort op uw apparaat en druk vervolgens op
Direct USB.
2
Selecteer Bestandsbeheer > Indeling en druk op OK.
3
Selecteer Ja.
4
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
86
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte er nog beschikbaar
is voor het scannen en opslaan van documenten.
Selecteer voor een aanraakschermmodel Direct USB >
Ruimte tonen > Volg. op het aanraakscherm.
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-
geheugenpoort op uw apparaat en druk vervolgens op
Direct USB.
2
Selecteer Contr. of er ruimte is.
3
Op het display wordt de beschikbare geheugenruimte
weergegeven.
4
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de
gereedmodus.
3. Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen,
accessoires en onderdelen voor het onderhoud van uw apparaat kunt
aankopen.
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 88
Beschikbare verbruiksartikelen 89
Beschikbare accessoires 90
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 92
Toner herverdelen 93
De tonercassette vervangen 95
Een geheugenmodule upgraden 97
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 99
Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op" 100
Het apparaat reinigen 101
88
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met
beschikbare verbruiksartikelen en onderdelen.
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of reserveonderdelen wilt bestellen, neemt u contact op met de
lokale Samsung-dealer of de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw
land/regio voor de contactgegevens van de klantenservice.
89
3. Onderhoud
Beschikbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur
naderen, kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw
apparaat bestellen:
De gebruiksduur van de tonercassette kan variëren
afhankelijk van de opties en de taakmodus.
Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen
aanschaft, doet u dit best in het land waar u het apparaat
hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere
verbruiksartikelen zijn mogelijk niet compatibel met het
apparaat omdat de configuratie van tonercassettes en
andere verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-
tonercassettes (bijv. hervulde of gereviseerde
tonercassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van niet-
originele Samsung-tonercassettes niet garanderen.
Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg
van het gebruik van andere tonercassettes dan die van
Samsung vallen niet onder de garantie van het apparaat.
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19752.
Benaming van
onderdeel
Standaardrendem
ent tonercassette
Ong. 2.000 pagina’s MLT-D205S
Tonercassette met
hoge capaciteit
Ong. 5.000 pagina’s MLT-D205L
Tonercassette met
extrahoge
capaciteit
b
b.De tonercassette is alleen beschikbaar voor de SCX-5637FR, SCX-
5637HR of SCX-5737FW.
Ong. 10.000 pagina’s MLT-D205E
90
3. Onderhoud
Beschikbare accessoires
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit van uw apparaat te verbeteren.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 8).
Optie Functie Benaming van onderdeel
Geheugenmodule Hiermee breidt u de geheugencapaciteit van uw
apparaat uit.
SCX-4833FD/SCX-4835FD/SCX-4833HD
- CLP-MEM202: 256 MB
SCX-4833FR/SCX-4835FR
SCX-563x Series/SCX-573x Series
- ML-MEM170: 512 MB
Lade 2 Als u regelmatig papiertoevoerproblemen ondervindt,
kunt u een extra papierlade plaatsen.
SCX-4833FD/FR/5637FR/5737FW
- ML-S3710A
SCX-4835FD/FR/5639FR/5739FW
- ML-S3712A
Beschikbare accessoires
91
3. Onderhoud
IEEE 1284 parallelstekker Maakt het gebruik van verschillende interfaces mogelijk.
Als het printerstuurprogramma met een
IEEE1284-parallelstekker geïnstalleerd
wordt, kan het apparaat mogelijk niet
gevonden worden en zijn na installatie van
het stuurprogramma alleen de basisfuncties
voor het afdrukken beschikbaar.
Als u de status van het apparaat wilt
controleren of de instellingen wijzigen, moet
u de machine met een USB-kabel of een
netwerk op een computer aansluiten.
Als u de IEEE1284-parallelstekker gebruikt,
kunt u niet tegelijkertijd een USB-kabel
aansluiten.
ML-PAR100
Optie Functie Benaming van onderdeel
92
3. Onderhoud
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te bestellen. Laat onderhoudsonderdelen
alleen vervangen door een erkende servicemedewerker, de leverancier of personeel van de winkel waar u het apparaat hebt gekocht.
De vervanging van onderdelen waarvan de gemiddelde levensduur is verstreken, valt niet onder de garantie.
Onderhoudsonderdelen worden op gezette tijdstippen vervangen om te verhinderen dat de afdrukkwaliteit verslechtert en er
papierinvoerstoringen optreden als gevolg van versleten onderdelen (zie onderstaande tabel). Uw apparaat moet op elk moment
perfect functioneren. De te vervangen onderdelen moeten worden vervangen wanneer de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
onderdelen
Gemiddeld aantal afdrukken
a
a.De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode,
het type en formaat van de afdrukmedia en de complexiteit van de taak.
Rubbermat van de ADI. Ong. 20.000 pagina’s
Transportrol Ong. 100.000 pagina’s
fixeereenheid Ong. 90.000 pagina’s
Opneemrol Ong. 90.000 pagina’s
Vertragingsrol Ong. 60.000 pagina’s
93
3. Onderhoud
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende
dichtheid aan beide kanten.
knippert de Status-LED rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de
resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms
blijven die witte strepen of lichtere gebieden voorkomen, ook
nadat de toner opnieuw is verdeeld.
1
Open de klep aan de voorkant en verwijder de
tonercassette.
2
Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de
toner in de cassette gelijkmatig te verdelen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner
dan af met een droge doek en was de kleding in koud
water. Met warm water hecht de toner zich aan de stof.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet
aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te
vermijden dat u de onderkant aanraakt.
3
Toner herverdelen
94
3. Onderhoud
3
Houd de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de
cassette voorzichtig in de opening van het apparaat.
4
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
95
3. Onderhoud
De tonercassette vervangen
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier kunt verwijderen.
Als een tonercassette het eind van de levensduur bereikt heeft,
stopt de printer met afdrukken.
1
Open de klep aan de voorkant en verwijder de
tonercassette.
2
Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking.
3
Verwijder het etiket van de tonercassette, zoals hieronder
getoond.
4
Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de
toner in de cassette gelijkmatig te verdelen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner
dan af met een droge doek en was de kleding in koud
water. Met warm water hecht de toner zich aan de stof.
3
De tonercassette vervangen
96
3. Onderhoud
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet
aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te
vermijden dat u de onderkant aanraakt.
5
Houd de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de
cassette voorzichtig in de opening van het apparaat.
6
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
97
3. Onderhoud
Een geheugenmodule upgraden
Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule
(DIMM). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te
installeren.
Raadpleeg de bestelgegevens voor een bijkomende
geheugenmodule. (zie "Beschikbare accessoires" op pagina
90).
1
Een geheugenmodule installeren
1
Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het
apparaat los.
2
Verwijder de klep van het moederbord.
3
Haal de nieuwe geheugenmodule uit de verpakking.
4
Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de
geheugenmodule op één lijn met de sleuf in een hoek van
ongeveer 30 graden. Zorg dat de inkepingen van de
module en de openingen van de sleuf in elkaar passen.
De hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen
afwijken van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
5
Druk de geheugenmodule voorzichtig in de sleuf tot u een
klikgeluid hoort.
Een geheugenmodule upgraden
98
3. Onderhoud
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de
sleuf om te vermijden dat u ze beschadigt. Als de module
niet goed in de sleuf lijkt te passen, voert u de procedure
nogmaals voorzichtig uit.
6
Plaats het toegangspaneel van het moederbord terug.
7
Sluit het netsnoer en de apparaatkabel opnieuw aan en zet
het apparaat aan.
99
3. Onderhoud
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat
heeft afgedrukt of gescand. Vervang indien nodig de betrokken onderdelen.
Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie "Toegang tot het menu" op pagina 32).
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminstellingen > Onderhoud > Gebr.duur art. op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Info verb.art.: drukt een pagina af met de gegevens van verbruiksartikelen.
Tot.: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
Scannen via de ADI: toont het aantal pagina's dat is afgedrukt via de automatische documentinvoer.
Scan. vanaf glaspl.: toont het aantal pagina's dat is gescand via de glasplaat.
3
Druk op (Stoppen/Wissen) om terug te keren naar de gereedmodus.
100
3. Onderhoud
Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op"
Als de tonercassette bijna leeg is, verschijnt een bericht of gaat er een LED branden die aangeeft dat u de tonercassette moet
vervangen. U kunt instellen of u wenst dat dit bericht of deze LED verschijnt of niet.
Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie "Toegang tot het menu" op pagina 32)
1
Selecteer (Menu) > Systeeminstellingen > Onderhoud > Toner bijna op op het bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Initiële instellingen> Waarschuwing tonerstatus op het LCD-display.
2
Selecteer de gewenste optie.
3
Druk op OK om uw keuze op te slaan.
101
3. Onderhoud
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u
uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw
apparaat regelmatig schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit
te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te
verlengen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met
reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of
andere agressieve substanties bevatten, kan de
behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving
ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner
te verwijderen met een zachte, met water bevochtigde
doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de
toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u
zijn.
2
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte,
pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water,
maar let erop dat er geen water op of in het apparaat
terechtkomt.
3
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten,
toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment
problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals
tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden
gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat
te reinigen.
1
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het
stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld.
2
Open de klep aan de voorkant en verwijder de
tonercassette. Plaats de tonercassette op een schoon,
horizontaal oppervlak.
Het apparaat reinigen
102
3. Onderhoud
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet
u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele
minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de cassette
zo nodig af met een stuk papier.
Raak de groene onderkant van de tonercassette niet
aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te
vermijden dat u de onderkant aanraakt.
3
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel
stof en gemorste toner in en rond de ruimte voor de
tonercassette.
Zorg dat u bij het reinigen van de binnenkant van het
apparaat de transportrol of andere onderdelen niet
beschadigt. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals benzeen
of verdunner. Er kunnen zich problemen voordoen met
de afdrukkwaliteit en het apparaat kan worden
beschadigd.
4
Steek de tonercassette er opnieuw in en sluit de voorklep.
Het apparaat reinigen
103
3. Onderhoud
4
Reinigen van de opneemrol
1
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het
stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld.
2
Open lade 1.
3
Maak de opneemrol schoon met een zachte, pluisvrije
doek.
4
Plaats de lade terug in het apparaat.
Het apparaat reinigen
104
3. Onderhoud
5
Scannereenheid reinigen
Houd de scannereenheid goed schoon. Dat komt de kwaliteit
van de kopieën ten goede. Wij raden u aan de scannereenheid
aan het begin van elke dag te reinigen en dit zo nodig in de loop
van de dag te herhalen.
1
Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of een velletje
keukenrol met een beetje water.
2
Til het deksel van de scanner op.
3
Veeg de glasplaat schoon en droog ze af.
4
Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en
droog deze af.
5
Sluit het deksel van de scanner.
1 Scannerdeksel
2 Glasplaat van de
scanner
3 Wit blad
1
2
3
4. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er
een probleem optreedt.
Tips om papierstoringen te voorkomen 106
Vastgelopen originelen verwijderen 107
Papierstoringen verhelpen 114
Informatie over de status-LED 121
Informatie over displaymeldingen 123
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen
als er een probleem optreedt. Als uw apparaat beschikt over
een displayscherm, moet u eerst hierop kijken om de fout op
te lossen. Als u in dit hoofdstuk geen oplossing voor uw
probleem kunt vinden, kijkt u in het hoofdstuk Problemen
oplossen in de GebruikershandleidingGeavanceerd. Als u
geen oplossing kunt vinden in de Gebruikershandleiding of als
het probleem blijft optreden kunt u naar de klantenservice
bellen.
106
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met
vastzittend papier te voorkomen:
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 49).
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade
uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 136).
107
4. Problemen oplossen
Vastgelopen originelen verwijderen
Als een origineel vastloopt in de ADI verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam
naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van
dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te
voorkomen.

1
Er is een origineel vastgelopen vóór de
scanner
1
Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2
Open de klep van de ADI.
Vastgelopen originelen verwijderen
108
4. Problemen oplossen
3
Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
4
Sluit de klep van de ADI.
2
Het origineel is in de scanner vastgelopen
1
Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2
Open de klep van de ADI.
Vastgelopen originelen verwijderen
109
4. Problemen oplossen
3
Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit
gebied.
4
Open de documentinvoer.
Vastgelopen originelen verwijderen
110
4. Problemen oplossen
5
Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het
papier uit het invoergebied door het voorzichtig naar buiten
te trekken.
6
Sluit de documentinvoer.

3
Het origineel is vastgelopen in het
uitvoergebied van de scanner.
1
Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2
Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
Vastgelopen originelen verwijderen
111
4. Problemen oplossen

4
Er is een origineel vastgelopen in het
duplexpad van de scanner
Voor SCX-4833FR, SCX-4835FR, SCX-563x Series en
SCX-573x Series.
1
Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2
Open de klep van de ADI.
3
Open de bovenklep van de duplexeenheid.
Vastgelopen originelen verwijderen
112
4. Problemen oplossen
4
Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de
documentinvoer.
Sluit de bovenklep van de duplexeenheid en de klep van
de ADI. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in
dit gebied.
5
Open de documentinvoer.
Vastgelopen originelen verwijderen
113
4. Problemen oplossen
6
Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het
papier uit het invoergebied door het voorzichtig naar buiten
te trekken.
7
Sluit de documentinvoer.
114
4. Problemen oplossen
Papierstoringen verhelpen
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam
naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
5
In lade 1
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
1
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het
vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd.
Ga naar de volgende stap als het papier niet wordt
uitgeworpen.
2
Open lade 1.
Papierstoringen verhelpen
115
4. Problemen oplossen
3
Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in
een rechte lijn naar buiten te trekken.
Als het papier niet beweegt als u eraan trekt, of als er geen
papier te zien is in dit deel van de printer, controleert u de
fixeereenheid rond de tonercassette (zie "Binnenin het
apparaat" op pagina 117).
4
Schuif lade 1 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De
printer gaat automatisch door met afdrukken.
6
In de optionele lade 2
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
1
Trek de optionele lade 2 naar buiten.
2
Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
Papierstoringen verhelpen
116
4. Problemen oplossen
Stop als het papier niet beweegt als u eraan trekt of als u
het papier niet kunt zien in dit deel van de printer, en ga
door met de volgende stap.
3
Trek lade 1 half uit de printer.
4
rek het papier recht naar boven en verwijder het.
5
Plaats de laden weer in het apparaat. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
7
In de multifunctionele lade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
1
Als het papier niet op de juiste wijze werd ingevoerd, trekt
u het uit het apparaat.
2
Open en sluit de klep aan de voorzijde om door te gaan
met afdrukken.
Papierstoringen verhelpen
117
4. Problemen oplossen
8
Binnenin het apparaat
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees
voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
1
Open de klep aan de voorkant en verwijder de
tonercassette.
2
Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig
recht naar buiten te trekken.
3
Plaats de tonercassette terug en sluit de klep aan de
voorzijde. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Papierstoringen verhelpen
118
4. Problemen oplossen
9
In het uitvoergebied
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
1
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het
vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd.
Wanneer u geen vastgelopen papier ziet, gaat u door met
de volgende stap.
2
Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u
weerstand ervaart als u eraan trekt en ga door met de
volgende stap.
3
Open de achterklep.
4
Verwijder het vastgelopen papier zoals op de volgende
afbeelding wordt getoond.
5
Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met
afdrukken.
1 klep van de
fixeereenheid
3
3
Papierstoringen verhelpen
119
4. Problemen oplossen
10
Rond de duplexeenheid
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
1
Haal de duplex-eenheid uit het apparaat.
2
Verwijder het vastgelopen papier uit de duplexeenheid.
Als het papier er niet samen met de duplex-eenheid
uitkomt, verwijdert u het papier onderaan in het apparaat.
Ga door met de volgende stap als u het papier niet kunt
zien.
Papierstoringen verhelpen
120
4. Problemen oplossen
3
Schuif de duplexeenheid in het apparaat.
4
Open de achterklep.
5
Verwijder het vastgelopen papier zoals op de volgende
afbeelding wordt getoond.
6
Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met
afdrukken.
1 klep van de
fixeereenheid
3
3
121
4. Problemen oplossen
Informatie over de status-LED
De kleur van de LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar.
Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen.
U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster Afdrukstatus of Smart Panel.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Informatie over de status-LED
122
4. Problemen oplossen
Status Omschrijving
Status-LED Off Het apparaat is offline.
Groen Knippert Als het lampje knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Bekijk
het bericht op het display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken.
Deze functie is niet van toepassing op enkele modellen zonder displayscherm op het
bedieningspaneel.
De tonercassette is bijna leeg. Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is bijna
bereikt. Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit
tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 93).
Aan
De tonercassette heeft de geschatte levensduur
a
Het verdient aanbeveling de tonercassette te
vervangen (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 95).
De klep is geopend. Sluit de klep.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Bekijk de melding op het display (zie
"Informatie over displaymeldingen" op pagina 123).
a.De geschatte levensduur verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld
kunnen worden gemaakt met de cassette volgens ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, de
tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de
printer stopt met afdrukken.
Draadloos-
LED
Blauw Aan Als het apparaat met een draadloos netwerk is verbonden, gaat de Draadloos-LED blauw
branden.
123
4. Problemen oplossen
Informatie over displaymeldingen
Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de
onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het probleem.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te
voeren. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Als u contact opneemt met de klantenservice, is het nuttig dat u het bericht op het display doorgeeft aan een medewerker van
de klantenservice.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige meldingen mogelijk niet op het display.
[foutnummer] geeft het foutnummer aan.

11
Foutmeldingen gerelateerd aan vastgelopen papier
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Documentstoring
Verw. vastgel. papier
Origineel vastgel.
Orig. in scanner vastgel.
Verw. vastgel. papier
Het geplaatste origineel is vastgelopen in
de documentinvoer.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "Vastgelopen
originelen verwijderen" op pagina 107).
Storing bij uitv. DADI
Storing in duplex DADI
Het geplaatste origineel is vastgelopen in
de dubbelzijdige documentinvoer.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "Er is een
origineel vastgelopen in het duplexpad van de
scanner" op pagina 111).
Informatie over displaymeldingen
124
4. Problemen oplossen
Pap.st.
in lade 1
Papierst. lade 1
Er is papier vastgelopen bij de
papierinvoer.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "In lade 1" op
pagina 114).
Pap.st.
in lade 2
Papierst. lade 2
Er is papier vastgelopen in de optionele
lade.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "In de optionele
lade 2" op pagina 115).
Pap.st.
in MF-lade
Papierstoring in MP-lade
Er is papier vastgelopen in de
multifunctionele lade.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "In de
multifunctionele lade" op pagina 116).
Pap.st.
in app.
Papierst. in apparaat
Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Binnenin het
apparaat" op pagina 117).
Pap.st.
in uitv.gebied
Papierst. in uitv. geb
Er is papier vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "In het
uitvoergebied" op pagina 118).
Pap.st.
onderk. DE
Papierst. ond. duplex
storing duplex
Er is papier vastgelopen in het duplex-
gebied.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "Rond de
duplexeenheid" op pagina 119).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen
125
4. Problemen oplossen

12
Meldingen over de tonercassette
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Plaats tonercassette
Er is geen tonercas-
sette geplaatst
Tonercassette is niet
geïnstalleerd. Plaats
er een.
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een tonercassette.
Niet compatibel
comp.
TC is niet compatibel
Tonercassette niet
compatibel. Zie handl.
De tonercassette die u hebt geplaatst, is niet
geschikt voor uw apparaat.
Installeer tonercassettes van Samsung die speciaal
bedoeld zijn voor uw apparaat.
Bereid nieuwe cass.
Voor
Bereid nw. TC voor
Bereid nieuwe toner-
cassette voor
De tonercassette bevat nog een kleine hoeveelheid
toner. Het einde van de geschatte levensduur van
de cassette is bijna bereikt.
Houd een nieuwe cassette gereed om de oude cassette
te vervangen. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk
verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner
herverdelen" op pagina 93).
Informatie over displaymeldingen
126
4. Problemen oplossen
Vervangen
nieuwe cass.
Plaats nieuwe cas.
Tonercassette leeg,
plaats een nieuwe
Geen toner meer
De tonercassette heeft de geschatte levensduur
bereikt. Stopt het apparaat met afdrukken.
De geschatte gebruiksduur van een
cassette verwijst naar de verwachte of
geschatte gebruiksduur van een
tonercassette. Het geeft aan hoeveel
afdrukken er met de cassette gemiddeld
kunnen worden gemaakt conform ISO/
IEC 19752 (zie "Beschikbare
verbruiksartikelen" op pagina 89). Het
aantal pagina’s kan afhankelijk zijn van
de omgevingsvoorwaarden, de tijd
tussen de afdruktaken, het type media,
het percentage afbeeldingen en het
mediaformaat. Het is mogelijk dat de
cassette nog wat toner bevat wanneer de
desbetreffende melding verschijnt en de
printer stopt met afdrukken.
U kunt kiezen tussen Stop of Doorgaan, zoals
weergegeven op het bedieningspaneel. Als u Stop
selecteert, stopt de printer met afdrukken en kunt u
niet meer afdrukken zolang u de cassette niet hebt
vervangen. Als u Doorgaan kiest, gaat de printer
door met afdrukken maar kan de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u van een optimale afdrukkwaliteit wilt blijven
genieten, dient u de tonercassette te vervangen
wanneer dit bericht verschijnt. Als u de cassette
verder blijft gebruiken kunnen er problemen optreden
met de afdrukkwaliteit (zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 95).
Samsung raadt het gebruik van niet-originele
Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of
gerecyclede cassettes) af. Samsung kan de
kwaliteit van niet-originele Samsung-
tonercassettes immers niet garanderen.
Onderhoud en herstellingen die vereist zijn
als gevolg van het gebruik van andere
tonercassettes dan die van Samsung worden
niet gedekt door de garantie van het
apparaat.
Als het apparaat stopt met afdrukken, vervangt u de
tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 95).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen
127
4. Problemen oplossen

13
Meldingen over de papierlade
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Uitvoervak vol
Verw. pap.
Uitvoervak vol
Uitvoervak vol. Verwijder
afgedrukt papier
De uitvoerlade is vol. Zodra het papier uit de uitvoerlade is verwijderd,
gaat de printer door met afdrukken.
Lade 1
leeg
Papier lade 1 op
Papier in lade 1 op.
Vul papier bij
Er zit geen papier in lade 1. Plaats papier in lade 1 (zie "Plaats papier in de
lade/optionele lade" op pagina 51).
Lade 2
leeg
Papier lade 2 op
Papier in lade 2 op.
Vul papier bij
Er zit geen papier in lade 2. Plaats papier in lade 2 (zie "Plaats papier in de
lade/optionele lade" op pagina 51).
MF-lade
leeg
Papier in MF-lade op
Papier MF-lade op.
Vul papier bij
Er is geen papier in de multifunctionele lade. Plaats papier in de multifunctionele lade (zie
"Papier vullenmultifunctionele lade" op pagina 52).
Informatie over displaymeldingen
128
4. Problemen oplossen
Lade 1
geopend
De lade is niet goed gesloten. Sluit de lade goed. Deze moet vastklikken.
Lade 2
geopend
De lade is niet goed gesloten. Sluit de lade goed. Deze moet vastklikken.
Fout papier De opgegeven afmetingen van het papier in de
afdrukeigenschappen komt niet overeen met het
geplaatste papier.
Plaats het juiste papier.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen
129
4. Problemen oplossen

14
Meldingen over het netwerk
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Netwerkprobl.
IP-conflict
IP-conflict
Conflict tussen dit IP-adres en dat van
een ander syst.
Het door u ingestelde IP-adres wordt al
door iemand anders gebruikt.
Controleer het IP-adres en stel het zo nodig
opnieuw in (zie handleiding Geavanceerd).
802.1x
Netwerkfout
802.1x netwerkfout
802.1x netwerkfout
Contact beheerder
Verificatie mislukt. Controleer het netwerkverificatieprotocol.
Neem contact op met uw netwerkbeheerder
als dit probleem zich blijft voordoen.
Informatie over displaymeldingen
130
4. Problemen oplossen

15
Div. meldingen
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Klep open
Sluit klep
Klep open.
Sluit klep
De voor- of achterklep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken.
Klep scanner open.
Klep scanner open
Klep scanner open.
Sluit klep
De klep van de documentinvoer is niet goed
vergrendeld.
Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken.
Fout [foutnummer]
Zet uit en weer aan
Het apparaat kan niet bestuurd worden. Start het apparaat opnieuw op en probeer
nogmaals af te drukken. Als het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met een
servicecentrum.
Geheugen vol
Faxgeh. bijna vol
Druk een ontvangen faxtaak af of
verwijder er een
Het faxgeheugen is bijna vol. U kunt de ontvangen faxtaak afdrukken of
verwijderen in Veilige ontv. (zie de
handleiding Geavanceerd).
Informatie over displaymeldingen
131
4. Problemen oplossen
Geheugen vol
Verw. taak
Geheugen vol
Faxgeh. is vol.
Druk een ontvangen faxtaak af of
verwijder er een
Het geheugen is vol. U kunt de ontvangen faxtaak afdrukken of
verwijderen in Veilige ontv. (zie de
handleiding Geavanceerd).
Scanner geblok. De scanner is vergrendeld. Start het apparaat opnieuw op. Als het
probleem zich blijft voordoen, neem dan
contact op met een servicecentrum.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
5. Bijlage
In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met
betrekking tot toepasbare regelgeving.
Specificaties 133
Informatie over wettelijke voorschriften 144
Copyright 159
133
5. Bijlage
Specificaties
1
Algemene specificaties
De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. zie www.samsung.com/printer voor
mogelijke wijzigingen.
Items Omschrijving
Afmetingen Breedte x Lengte x
Hoogte
SCX-4833FD, SCX-4833HD en SCX-4835FD: 424 x 382 x 407 mm
SCX-4833FR, SCX-4835FR, SCX-5637FR, SCX-5637HR, SCX-5639FR, SCX-
5737FW en SCX-5739FW: 469 x 438 x 447 mm
Gewicht Apparaat inclusief
verbruiksartikelen
SCX-4833FD, SCX-4833HD en SCX-4835FD: 14 kg
SCX-4833FR, SCX-4835FR, SCX-5637FR, SCX-5637HR, SCX-5639FR, SCX-
5737FW en SCX-5739FW: 16 kg
Specificaties
134
5. Bijlage
Geluidsniveau
a
Gereedmodus 30 dB (A)
Afdrukmodus SCX-4833FD, SCX-4833HD, SCX-4835FD, SCX-4833FR en SCX-4835FR: 52dB
(A)
SCX-5637FR, SCX-5637HR, SCX-5639FR, SCX-5737FW en SCX-5739FW: 53
dB (A)
Kopieermodus 54 dB (A)
Scanmodus
(glasplaat van de
scanner)
50 dB (A)
Scanmodus
(documentinvoer)
51 dB (A)
Temperatuur Gebruik 10 tot 32 °C
Opslag (in verpakking) -20 tot 40 °C
Relatieve
luchtvochtigheid
Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV
Nominaal
vermogen
b
Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V
Items Omschrijving
Specificaties
135
5. Bijlage
Stroomverbruik Gemiddeld vermogen SCX-4833FD, SCX-4833HD, SCX-4835FD, SCX-4833FR en SCX-4835FR:
minder dan 600 W
SCX-5637FR, SCX-5637HR, SCX-5639FR, SCX-5737FW en SCX-5739FW:
minder dan 650 W
Gereedmodus SCX-4833FD, SCX-4833HD en SCX-4835FD, SCX-4833FR, SCX-4835FR,
SCX-5637FR, SCX-5637HR en SCX-5639FR: minder dan 50 W
Alleen SCX-5737FW en SCX-5739FW: minder dan 65 W
Energiebesparende
modus
SCX-4833FD, SCX-4833HD en SCX-4835FD, SCX-4833FR, SCX-4835FR,
SCX-5637FR, SCX-5637HR en SCX-5639FR: minder dan 8 W
Alleen SCX-5737FW en SCX-5739FW: minder dan 10 W
Uitgeschakelde toestand 0 W
Draadloos
c
Module U98Z058
a.Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
b.Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (Hertz) en de stroomsterkte (A) voor uw apparaat.
c. Alleen SCX-5737FW and SCX-5739FW.
Items Omschrijving
Specificaties
136
5. Bijlage
2
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
250 vellen van 80 g/m
2
(bankpostpapier)
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen van 80 g/m
2
(bankpostpapier)
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
A6 105 x 148 mm
150 vellen van 75 g/m
2
(bankpostpapier)
Specificaties
137
5. Bijlage
Enveloppen Monarch-
envelop
98 x 191 mm Niet beschikbaar in lade1/
optionele lade.
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
Envelop Nr. 10 105 x 241 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Dik papier Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
Dikker papier Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade1/
optionele lade.
164 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
Dun papier Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier)
60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier)
Transparanten Letter, A4 Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade1/
optionele lade.
138 tot 146 g/m
2
(bankpostpapier)
Etiketten
b
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS
B5, ISO B5,
Executive, A5
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade1/
optionele lade.
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade
Specificaties
138
5. Bijlage
Kartonpapier Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS
B5, ISO B5,
Executive, A5
Zie Normaal papier
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
bankpost; Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
106 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
106 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
Minimaal formaat (aangepast) Multifunctionele lade: 76 x
127 mm
Lade 1: 105 x 148,5 mm
60 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
c
,
d
Niet beschikbaar in de optionele lade.
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a.De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
b.De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het
gladheidsniveau.
c. De beschikbare papiersoorten in de multifunctionele lade: Normaal, Dik, Dikker, Dun, Katoen-, Gekleurd, Voorbedrukt, Kringloop-, Envelop, Transparant,
Etiketten, Karton, Bankpost-, Archief-
d.De beschikbare papiersoorten in lade 1: Normaal, Dik, Dun, Kringloop-, Karton, Bankpost-, Archief-
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade
Specificaties
139
5. Bijlage
3
Systeemvereisten
Microsoft
®
Windows
®
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
Vrije
schijfruimte
Windows
®
2000 Intel
®
Pentium
®
II 400 MHz (Pentium III 933 MHz)
64 MB (128 MB) 600 MB
Windows
®
XP Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (256 MB) 1,5 GB
Windows Server
®
2003 Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB
Windows Server
®
2008 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz)
512 MB (2 GB) 10 GB
Windows Vista
®
Intel
®
Pentium
®
IV 3 GHz
512 MB (1 GB) 15 GB
Windows
®
7 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger
1 GB (2 GB) 16 GB
Ondersteuning voor DirectX
®
9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te
schakelen).
DVD-R/W-station
Windows Server
®
2008 R2 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren
(2 GHz of sneller)
512 MB (2 GB) 10 GB
Specificaties
140
5. Bijlage
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
Voor Windows 2000 is Services Pack 4 of hoger vereist.
Macintosh
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Mac OS X 10.3 ~ 10.4
Intel
®
-processoren
PowerPC G4/G5
128 MB voor Mac met PowerPC
(512 MB)
512 MB voor een Mac op basis van Intel
(1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
Intel
®
-processoren
867 MHz of sneller Power PC
G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6
Intel
®
-processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
Specificaties
141
5. Bijlage
Linux
Unix
Items Vereisten
Besturingssysteem
Redhat
®
Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit)
Fedora 5 ~ 13 (32/ 64 bit)
SuSE Linux 10.1 (32 bit)
OpenSuSE
®
10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bit)
Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bits)
Debian 4.0, 5.0 (32/64 bits)
Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel Core™2)
RAM 512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
Items Vereisten
Besturingssysteem Sun Solaris 9, 10 (x86, SPARC)
HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC, Itanium)
IBM AIX 5.1, 5.2, 5.3, 5.4
Vrije schijfruimte Tot 100 MB
Specificaties
142
5. Bijlage
4
Netwerkomgeving
Alleen voor netwerk en draadloos model (zie "Functies per model" op pagina 8).
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. In de volgende tabel
worden de netwerkomgevingen vermeld die door het apparaat worden ondersteund.
Items Specificaties
Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base-TX
802.11 b/g/n draadloos LAN
Netwerkbesturingssysteem Windows 2000/Server 2003/Server 2008/XP/Vista/7/Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.3 ~ 10.6
•Unix
Netwerkprotocollen •TCP/IPv4
DHCP, BOOTP
DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP
Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD
SNMPv 1/2/3, HTTP (S), IPSec, 802.1x
TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec)
Specificaties
143
5. Bijlage
Draadloze
netwerkbeveiliging
Verificatie: OSA, gedeelde sleutel, WPA Personal, WPA2 Personal (PSK), WPA Enterprise, WPA2
Enterprise
Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES
Items Specificaties
144
5. Bijlage
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is
gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften.
5
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in
overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR,
hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1),
en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat
voldoet aan de vereisten van IEC 60825-1: 2007.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk
beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen
dat bij normaal gebruik, gebruiksonderhoud of onder de
voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden
blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
Golflengte: 800 nm
Bundeldivergentie
- Parallel: 12 graden
- Verticaal: 35 graden
Maximum vermogen of energie-output: 15 mW
Waarschuwing
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de
beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze
onzichtbaar is, kan de gereflecteerde laserstraal uw ogen
beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire
veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand,
elektrische schokken en letsels te beperken.
E n g lis h
German
French
Ita lia n
Spanish
Portugues
Dutch
Danish
Norwegian
Swedish
Finnish
Informatie over wettelijke voorschriften
145
5. Bijlage
6
Veiligheid in verband met ozon
7
Kwik
8
Energiebesparingsmodus
9
Recycleren
De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1
ppm. Ozon is zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat
dus op een plaats met goede ventilatie.
Bevat kwik en moet weggegooid worden conform de
plaatselijke voorschriften, de wetten van de staten en
de federale wetten (alleen voor VSA).
Deze printer is uitgerust met een geavanceerde
energiebesparende technologie die het
stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat
niet wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens
ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch
verlaagd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn
gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-
programma vindt u op http://www.energystar.gov
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of
verwijder ze op een milieuvriendelijke wijze.
Informatie over wettelijke voorschriften
146
5. Bijlage
10
Alleen voor China
11
Correcte verwijdering van dit product (afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur)
(Van toepassing in de Europese Unie en andere
Europese landen met gescheiden
inzamelingssystemen voor batterijen)
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in
de documentatie geeft aan dat het product en zijn
elektronische accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon,
USB-kabel) aan het eind van hun levensduur niet met
ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid.
Gelieve deze items te scheiden van andere soorten afval
en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog
op een duurzaam hergebruik van materialen en ter
voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de
gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde
afvalverwijdering.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met
de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de
gemeente waar ze wonen om te vernemen waar en hoe
ze deze artikelen milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun
leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van
de verkoopovereenkomst te controleren. Dit product en
zijn elektronische accessoires mogen niet met ander
bedrijfsafval voor verwijdering worden gemengd.
Informatie over wettelijke voorschriften
147
5. Bijlage
12
Correcte verwerking van de in dit product
gebruikte batterijen
(Van toepassing op de Europese Unie en andere
Europese landen met afzonderlijke
inzamelingssystemen voor batterijen)
13
Alleen voor Taiwan
14
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het
gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee
voorwaarden:
dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken
en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief
interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Deze aanduiding op de batterij, handleiding of
verpakking geeft aan dat de batterijen in dit product
aan het eind van hun levensduur niet samen met
ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid.
Een markering met de chemische symbolen Hg, Cd of
Pb geeft aan dat de batterij een dosis kwik, cadmium
of lood bevat die hoger is dan de referentieniveaus uit
EG-Richtlijn 2006/66. Als de batterijen niet op de
juiste manier worden weggeworpen, kunnen deze
stoffen schade berokkenen aan mens en milieu. Om
het milieu te beschermen en het hergebruiken van
materialen aan te moedigen, verzoeken wij u
afgedankte accu’s en batterijen te scheiden van
andere soorten afval en voor recycling aan te bieden
bij het gratis inzamelpunt voor accu’s en batterijen in
uw omgeving.
Informatie over wettelijke voorschriften
148
5. Bijlage
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale
apparaten van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de
FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een
redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie
binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk
radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de
richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke
interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter
niet worden gegarandeerd dat bij een bepaalde installatie geen
interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie
voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren
door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker
aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen
te treffen:
Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant
op.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere
stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/
televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn
goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen
dat het apparaat aan de normen voldoet) kunnen ertoe
leiden dat de toestemming aan de gebruiker om het
apparaat te gebruiken vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse
B) voor stoorsignalen die verspreid worden door digitale
apparatuur, zoals bepaald in de standaard voor apparatuur die
interferentie kan veroorzaken, onder de titel "Digital Apparatus",
ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits
radioélectriques applicables aux appareils numériques de
Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur :
« Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et
Sciences Canada.
Informatie over wettelijke voorschriften
149
5. Bijlage
15
United States of America
Federale Communicatiecommissie (FCC)
Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag
vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze
communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Deze
sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig
zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze
apparaten aanwezig zijn.
Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel
gekwalificeerd voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika
als er een FCC ID-nummer op het systeemlabel staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen een draadloos apparaat en
het lichaam minstens 20 cm moet bedragen, bij gebruik van het
apparaat nabij het lichaam (uitstekende delen niet
meegerekend). Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het
lichaam worden gehouden wanneer de draadloze apparatuur is
ingeschakeld. Het afgegeven vermogen van het draadloze
apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer
zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-
blootstellingsgrenzen die de FCC heeft bepaald.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender
worden opgesteld of bediend.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende
twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke
interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle
ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die
een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf
worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding
gewijzigd worden. Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan
een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie.
Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant.
FCC-bepaling voor het gebruik in draadloze
LAN’s:
Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie
van deze zender en antenne kan dicht bij de
geïnstalleerde antenne de RF-blootstellingsgrens van 1
mW/cm2 worden overschreden. Daarom moet de
gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de
antenne. Dit apparaat kan niet worden geïnstalleerd met
een andere zender en verzendantenne.
Informatie over wettelijke voorschriften
150
5. Bijlage
16
Alleen voor Rusland
17
Alleen voor Israël
18
Alleen Duitsland
19
Alleen voor Turkije
20
Alleen Canada
Dit product voldoet aan de geldende technische specificaties
van Industry Canada. / Le present materiel est conforme aux
specifications techniques applicables d’Industrie Canada.
Het REN (Ringer Equivalence Number) is een indicatie van het
maximum aantal apparaten dat mag worden aangesloten op een
telefooninterface. U kunt een willekeurige combinatie van
apparaten aansluiten op een telefooninterface mits de som van
de REN's van alle apparaten niet groter is dan 5. / L’indice
d’equivalence de la sonnerie (IES) sert a indiquer le nombre
maximal de terminaux qui peuvent etre raccordes a une
interface telephonique. La terminaison d’une interface peut
consister en une combinaison quelconque de dispositifs, a la
seule condition que la somme d’indices d’equivalence de la
sonnerie de tous les dispositifs n’excede pas cinq.
Informatie over wettelijke voorschriften
151
5. Bijlage
21
Faxidentificatie
Volgens de Telephone Consumer Protection Act van 1991 is het
wettelijk verboden om met een computer of een ander
elektronisch apparaat faxberichten te verzenden tenzij ze
voorzien zijn van een duidelijke strook aan de onderkant of
bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste pagina
met de volgende gegevens:
1 verzenddatum en -tijd;
2 naam van het bedrijf, de bedrijfsafdeling of afzender; en
3 telefoonnummer van het verzendapparaat, het bedrijf, de
bedrijfsafdeling of de persoon.
De telefoonmaatschappij kan wijzigingen aanbrengen in haar
communicatiefaciliteiten, in de werking van haar installaties of in
procedures waar dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de
bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en
voorschriften van FCC Deel 68. Als van zulke wijzigingen
redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg hebben dat
bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met
de communicatiemiddelen van de telefoonmaatschappij, of dat
wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn,
of op enige andere wijze materiële gevolgen hebben voor het
gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant
hiervan op adequate wijze schriftelijk op de hoogte worden
gesteld, zodat hij kan ononderbroken kan blijven genieten van
de service.
22
REN-nummer (Ringer Equivalence Number)
De aansluitfactor en het FCC-registratienummer voor dit
apparaat vindt u op een etiket aan de achterkant of op de
onderkant van het apparaat. In een aantal gevallen moet deze
informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een
apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel
apparaten u op dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt
"overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit,
ontstaan er problemen met het telefoneren en beantwoorden
van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat
de apparaten niet meer overgaan. Er mogen niet meer dan vijf
apparaten tegelijk worden aangesloten om er zeker van te zijn
dat de telefoonmaatschappij in staat is om de diverse diensten
ter beschikking te stellen. In een aantal gevallen kunnen er geen
vijf toestellen aangesloten worden. Als een aangesloten
telefoonapparaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk
loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan
toebrengen aan het telefoonnet.
Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-
regels en de vereisten die door de ACTA werden aangenomen.
Op de achterkant van dit apparaat bevindt zich een label dat
onder meer een product-id bevat met de notatie
US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet op verzoek worden
meegedeeld aan de telefoonmaatschappij.
Informatie over wettelijke voorschriften
152
5. Bijlage
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal
Communication Commission) kunnen wijzigingen of
modificaties aan dit apparaat die niet uitdrukkelijk zijn
goedgekeurd door de fabrikant ertoe leiden dat de
gebruiker het recht verliest om het apparaat te gebruiken.
Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet
veroorzaakt, moet de telefoonmaatschappij de klant
waarschuwen dat de dienst kan worden onderbroken.
Wanneer het echter praktisch onmogelijk is om de klant
vooraf te verwittigen, kan de telefoonmaatschappij de
dienstverlening tijdelijk onderbreken op voorwaarde dat
ze:
a de klant onmiddellijk op de hoogte brengt;
b de klant de gelegenheid biedt om het probleem met de
randapparatuur te verhelpen,
c de klant erop wijst dat hij het recht heeft om een klacht
in te dienen bij de Federal Communication
Commission volgens de procedures uiteengezet in
"FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68".
Verder moet u weten:
Dat het apparaat niet ontworpen is voor aansluiting op een
PBX-centrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op de telefoonlijn waarop
ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk
dat alle op de lijn aangesloten apparaten problemen
ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan
om buiten een normaal telefoontoestel geen andere
apparaten aan te sluiten op de lijn waarop het apparaat is
aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt
of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden
we u aan om zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een
piekspanningsbeveiliging te installeren.
Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij uw dealer
of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert
en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed
werkt, bel dan eerst het normale nummer (dus niet het
alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst op de hoogte
te brengen van de test. De dienst kan u dan meteen inlichten
over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een
muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch
vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor
gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een
standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
Informatie over wettelijke voorschriften
153
5. Bijlage
23
De stekker van het netsnoer vervangen
(alleen voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een
standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering
van 13 ampère. Als u de zekering vervangt, moet u het juiste
type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt
gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de
zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering
verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een
nieuwe afdekkap hebt op gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt
gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het
Verenigd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden
gebruikt. Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter
geen normale stopcontacten van 13 ampère. U moet een
geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de
aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u
hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een
elektrische schok te krijgen als u hem in het stopcontact
steekt.
Belangrijke waarschuwing:
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer
niet overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd
is met de letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen
is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de
letter "N" of zwart is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de
letter "L" of de kleur zwart.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van
13 ampère zijn aangebracht.
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden
aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende
kleurcodering:
Groen/geel: aarding
Blauw: neutraal
Bruin: fase
Informatie over wettelijke voorschriften
154
5. Bijlage
24
Verklaring van overeenstemming
(Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
Samsung Electronics verklaart dat dit product in
overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere
relevante bepalingen van:
SCX-483x Series, SCX-563x Series: De
laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG) en de EMC-richtlijn
(2004/108/EG)
SCX-573x Series: R&TTE-richtlijn (1999/5/EG)
De conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op
www.samsung.com/printer. Ga naar Support > Download
center en voer de naam van uw printer (MFP) in om te bladeren
door de EuDoC.
1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EG van het Europees
Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing
van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch
materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde
spanningsgrenzen.
1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EG (92/31/EEG) van de
Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten
betreffende elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad inzake
radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie en de
onderlinge herkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw
vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een
volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de
normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd.
De CE-markering op dit product verwijst naar de
conformiteitsverklaring van Samsung Electronics Co.,
Ltd. ten aanzien van richtlijnen 93/68/EEC van de
Europese Unie vanaf volgende data:
Informatie over wettelijke voorschriften
155
5. Bijlage
Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor
producten uitgerust met door de EU
goedgekeurde radioapparaten)
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor.
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag
vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze
communicatie) die werken in de 2,4/5 GHz-band. Deze sectie is
alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn.
Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze
apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn,
mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio's
alleen worden gebruikt als een EG-conformiteitsmerkteken
met een registratienummer van een aangemelde instantie en het
waarschuwingssymbool op het systeemlabel staan.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de
draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd,
ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de
Europese Commissie in de R&TTE-richtlijn heeft vastgelegd.
Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten
gekwalificeerde Europese lidstaten:
EU
België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland,
Frankrijk (met frequentiebeperkingen), Griekenland, Hongarije,
Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland,
Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
EEA/EFTA-landen
Ijsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met gebruiksbeperkingen:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5
MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10
mW, zoals draadloze apparaten
EEA/EFTA-landen
Geen beperkingen op dit ogenblik.
Informatie over wettelijke voorschriften
156
5. Bijlage
25
Mededelingen aangaande normen
Draadloze geleiding
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag
vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze
communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. De
volgende sectie geeft een algemeen overzicht van
beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een
draadloos apparaat.
Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen
voor specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke
landensecties (of landengroepensecties). De draadloze
apparaten in uw systeem zijn uitsluitend gekwalificeerd voor
gebruik in de landen die geïdentificeerd kunnen worden aan de
hand van de markering "Radio gekeurd" op het
systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos
apparaat wilt gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u
contact op met het plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring
voor meer informatie over de vereisten. Draadloze apparaten
zijn streng gereguleerd en mogen niet worden gebruikt.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de
draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd,
ligt ruimschoots onder de tot dusver bekende RF-
blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen apparaten (die
mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie afgeven
dan conform de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake
radiofrequentie is toegestaan, is de producent ervan overtuigd
dat deze apparaten veilig zijn in het gebruik. Ongeacht het
vermogensniveau moet menselijk contact tijdens de normale
werking zoveel mogelijk worden vermeden.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen het draadloze apparaat en
het lichaam, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het
lichaam (zonder uitstekende delen), minstens 20 cm moet
bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam
worden gehouden, wanneer de draadloze apparatuur is
ingeschakeld en bezig is met zenden.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender
worden opgesteld of bediend.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan
draadloze apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van
gebruikelijke beperkingen opgenomen.
Informatie over wettelijke voorschriften
157
5. Bijlage
Draadloze RF-communicatie kan interferentie
veroorzaken met apparatuur aan boord van
burgerluchtvaarttoestellen. De huidige
luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze
toestellen aan boord van een vliegtuig worden
uitgeschakeld tijdens de vlucht. IEEE 802.11- (beter
bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van draadloze
communicatieapparaten.
In omgevingen waar het risico op interferentie met
andere apparaten of diensten schadelijk is of als
dusdanig wordt beschouwd, kan gebruik van een
draadloos apparaat beperkt of verboden worden.
Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld met
zuurstof en ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden
van omgevingen waar het gebruik van draadloze
apparaten beperkt of verboden kan zijn. Als u zich in een
omgeving bevindt waarvan u niet zeker weet of het
gebruik van draadloze apparaten gesanctioneerd is,
vraagt u de plaatselijke autoriteiten om toelating voor u
het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik neemt.
Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het
gebruik van draadloze apparaten. Aangezien uw
systeem uitgerust is met een draadloos apparaat, moet
u, als u van het ene land naar het andere reist,
voorafgaand aan uw vertrek bij de plaatselijke
radiogoedkeuringsinstanties informeren of er
beperkingen gelden voor het gebruik van draadloze
apparaten in het land van bestemming.
Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd
draadloos apparaat, mag u het draadloos apparaat niet
gebruiken tenzij alle kleppen en schermen op hun plaats
zitten en het systeem compleet is.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf
worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding
gewijzigd worden. Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan
een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie.
Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn
voor het land waar het apparaat gebruikt zal worden.
Raadpleeg de systeemherstelkit van de fabrikant of
neem contact op met de technische dienst van de
fabrikant voor meer informatie.
Informatie over wettelijke voorschriften
158
5. Bijlage
26
Alleen voor China
159
5. Bijlage
Copyright
© 2010 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het
gebruik van deze gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van Microsoft Corporation.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV. 1.01
160
Index
A
accessoires
bestellen 90
achterkant 20
adresboek knop 22, 24
afdrukken
een document afdrukken
Windows
64
USBgeheugen
83
afdrukmedia
envelop 55
etiketten
58
het papierformaat instellen
60
het papiertype instellen
60
kartonpapier
59
speciale media
54
transparanten
57
uitvoersteun gebruiken
136
voorbedrukt papier
59
algemene pictogrammen 10
B
bedieningspaneel 21
bellen met de hoorn op de haak knop 22,
24, 26
C
conventie 10
D
direct USB knop 22, 24
DraadloosLED 25
E
ecoafdruk 66
ecoknop 22, 24
energiebesparingsmodus knop 22, 24, 25
F
fax verzenden
groepsverzending 77
faxen
helderheid aanpassen 79
ontvangen in faxmodus
78
resolutie aanpassen
78
voorbereiden om te faxen
75
faxen knop 21, 23
foutmelding 123
functies 5
eigenschappen van afdrukmateriaal
136
G
geheugen
geheugen uitbreiden 97
geheugenmodule installeren
97
H
help gebruiken 66
help knop 26
I
id kopiëren 71
informatie over de statusLED 121
informatie over wettelijke voorschriften
144
instellingen voor favorieten voor
afdrukken
65
K
kopie ID knop 21, 23
kopiëren
kopieën vergroten of verkleinen 71
normaal kopiëren
69
kopiëren knop 21, 23
Index
161
L
Lade
parallel bestellen 91
lade
breedte en lengte instellen 49
de grootte van de lade aanpassen
49
een optionele lade bestellen
90
papier in de multifunctionele lade plaatsen
52
papierformaat en type instellen
60
Linux
systeemvereisten 141
M
Macintosh
systeemvereisten 140
menuknop 22, 24
menuoverzicht 32
Multifunctionele lade
gebruikstips 52
plaatsen
52
speciale afdrukmedia gebruiken
54
N
netwerk
installatieomgeving 142
numeriek toetsenblok 22, 24, 25
O
OK knop 22, 23
onderdelen voor onderhoud 92
opnieuw instellen knop 26
opnieuw kiezenpauzeren knop 22, 24
optionele lade 90
bestellen
90
papier plaatsen
51
originelen plaatsen 61
originelen voorbereiden 61
P
papierstoring
origineel document verwijderen 107
papier verwijderen
114
tips om papierstoringen te voorkomen
106
Parallel
bestellen 91
pijltoets 22, 23
plaatsen
papier in de multifunctionele lade plaatsen
52
plaatsen in lade 1
51
speciale media
54
R
reinigen
binnenkant 101
buitenkant
101
opneemrol
103
scannereenheid
104
resolutie
faxen 78
S
scannen
USBflashgeheugen 81
voor een lokale verbinding
73
scannen knop 22, 24
specificaties 133
afdrukmedia
136
standaardinstellingen
instellingen voor lade 60
startknop 22, 24, 26
status 22, 24, 25
stoppenwissenknop 22, 24, 25
Index
162
T
terug knop 22, 24
Tijdens 64
tonercassette
de cassette vervangen 95
toner herverdelen
93
tonersterkte knop 21, 23
U
Unix
systeemvereisten 141
USBflashgeheugen
afdrukken 83
beheren
85
gegevensbackup
84
scannen
81
USBkabel
stuurprogrammainstallatie 28, 30
uw apparaat reinigen 101
V
veiligheid
info 11
symbolen
11
verbruiksartikelen
beschikbare verbruiksartikelen 89
bestellen
89
de gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren
99
tonercassette vervangen
95
voorkant 18
W
weergavescherm 21, 23, 25
Windows
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
28, 30
systeemvereisten
139
wissen knop 25
SCX-483x Series
SCX-563x Series
SCX-573x Series
Gebruikershandleiding
Geavanceerd
imagine the possibilities
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en het
oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar.
2
Inhoud
1. Installatie van de software
5 Installatie voor de Macintosh
6 Opnieuw installeren voor Macintosh
7 Installatie voor Linux
9 Opnieuw installeren voor Linux
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
11 Nuttige netwerkprogramma’s
12 Instelling bekabeld netwerk
16 Installeren van een stuurprogramma over
het netwerk
30 IPv6-configuratie
33 Draadloos netwerk instellen
3. Menu´s met nuttige instellingen
58 Menu Afdrukken
59 Menu Kopiëren
64 Menu Faxen
68 Menu Scannen
70 Systeeminstallatie
82 Beheerinstellingen
83 Aangepaste instellingen
4. Speciale functies
85 Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
86 De lettertype-instelling wijzigen
87 E-mailadressen opslaan
89 Verschillende tekens invoeren
90 Het adresboek instellen
93 Gemachtigde gebruikers registreren
94 Afdrukfuncties
111 Faxfuncties
114 Scanfuncties
124 Functies voor gedeelde map gebruiken
125 Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties
5. Onderhoud
127 De tonercassette bewaren
129 Tips voor het verplaatsen en opbergen van
uw apparaat
130 Nuttige beheerprogramma´s
Inhoud
3
6. Problemen oplossen
145 Problemen met papierinvoer
146 Problemen met de voeding en het netsnoer
147 Afdrukproblemen
151 Problemen met de afdrukkwaliteit
159 Problemen met kopiëren
160 Problemen met scannen
162 Problemen met faxen
164 Problemen met het besturingssysteem
Contact SAMSUNG worldwide
Verklarende woordenlijst
1. Installatie van de software
Dit hoofdstuk levert instructies voor het installeren van essentiële en nuttige
software voor gebruik in een opstelling waarbij het apparaat via een kabel
aangesloten is. Een lokale printer is een printer die via een kabel
rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat op een
netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u
verder met de installatie van het stuurprogramma voor een
netwerkapparaat (zie "Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk" op pagina 16).
Installatie voor de Macintosh 5
Opnieuw installeren voor Macintosh 6
Installatie voor Linux 7
Opnieuw installeren voor Linux 9
Als u gebruik maakt van het besturingsysteem Windows, kijkt u
in de basishandleiding voor installatie van het stuurprogramma.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
5
1. Installatie van de software
Installatie voor de Macintosh
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram
Installer OS X.
5
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
6
Klik op Volgende => Ga door (10.4).
7
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende
=> Ga door (10.4).
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
9
Selecteer Eenvoudige installatie => Standardinstallatie
(10.4) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie =>
Standardinstallatie (10.4) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn
voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie => Maak installatie
ongedaan (10.4) selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
10
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat
alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende
=> Ga door (10.4).
11
Selecteer Typische installatie voor een lokale printer
en klik vervolgens op OK.
12
De installatieprocedure wordt uitgevoerd.
13
Het venster Faxwachtrijmaker verschijnt tijdens de
installatie.
Als uw apparaat de faxfunctie niet ondersteunt, klikt u
op Annuleren om door te gaan naar de volgende stap.
Als uw apparaat de faxfunctie ondersteunt, selecteert u
de apparaatnaam in de lijst Printernaam en klikt u op
Maken. Als het bevestigingsvenster verschijnt, klikt u
op OK.
14
Klik op Volgende => Ga door (10.4) in het venster
Leesmij.
15
Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart… =>
Start opnieuw.
6
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Macintosh
Als het printerbesturingsbestand niet correct werkt, maakt u de
installatie van het besturingsbestand ongedaan en installeert u
het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram
Installer OS X.
5
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
6
Klik op Volgende => Ga door (10.4).
7
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende
=> Ga door (10.4).
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
9
Selecteer Installatie ongedaan maken => Maak
installatie ongedaan (10.4) en klik op Installatie
ongedaan maken => Maak installatie ongedaan (10.4).
10
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat
alle programma´s worden afgesloten. Klik op Volgende =>
Ga door (10.4).
11
Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Afsluiten => Sluit af (10.4).
Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen
via Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen.
7
1. Installatie van de software
Installatie voor Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website
van Samsung om de printersoftware te installeren (http://
www.samsung.com/printer).
1
Het Unified Linux-stuurprogramma
installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt
u "root" in het veld Login en voert u het
systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3
Download het Unified Linux Driver-pakket van de website
van Samsung.
4
Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-
pakket en pak het uit.
5
Dubbelklik op cdroot > autorun.
6
Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt.
7
Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
Configurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified
Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Als u problemen
ondervindt, raadpleegt u de schermhulp die u kunt openen via
het systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket van
Windows-toepassingen, zoals Unified Driver Configurator of
Image Manager.
Installatie voor Linux
8
1. Installatie van de software
2
Smart Panel installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt
u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord
in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3
Download het Smart Panel-pakket van de website van
Samsung en plaats het op uw computer.
4
Klik met uw rechtermuisknop op het Smart Panel-pakket
en pak het uit.
5
Dubbelklik op cdroot > Linux > smartpanel > install.sh.
3
Printer Settings Utility installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt
u "root" in het veld Login en voert u het
systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3
Download het pakket Printer Settings Utility vanaf de
website van Samsung.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pakket Printer
Settings Utility en decomprimeer het.
5
Dubbelklik op cdroot > Linux > psu > install.sh.
9
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Linux
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de
installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het
opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt
u "root" in het veld Login en voert u het
systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
installatie van het printerstuurprogramma ongedaan te
maken. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact
op met uw systeembeheerder.
3
Klik op het pictogram onderaan op het bureaublad.
Wanneer het venster Terminal verschijnt, typt u het
volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
4
Klik op Uninstall.
5
Klik op Next.
6
Klik op Finish.
2. Een via een netwerk
aangesloten apparaat
gebruiken
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt
dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de software instelt.
Nuttige netwerkprogramma’s 11
Instelling bekabeld netwerk 12
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 16
IPv6-configuratie 30
Draadloos netwerk instellen 33
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen.
11
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Nuttige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een
netwerkomgeving de netwerkinstellingen op een eenvoudige
manier in te voeren. Zo kan de netwerkbeheerder diverse
apparaten in het netwerk beheren.
Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken
moet u het IP-adres instellen.

1
SyncThru™ Web Service
Met de in de netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u
het volgende doen (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op
pagina 130):
Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen.
Apparaatinstellingen aanpassen.
E-mail-meldingsopties instellen. Als u deze optie instelt,
wordt de apparaatstatus (als de tonercassette leeg is of als er
een foutmelding is) automatisch naar het e-mailadres van
een bepaalde persoon gestuurd.
De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat
instellen, zodat u een verbinding kunt maken met diverse
netwerkomgevingen.

2
SyncThru™ Web Admin Service
Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor
netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u
netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en op
afstand controleren. U kunt bovendien problemen oplossen
vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt tot het
bedrijfsnetwerk. U kunt dit programma downloaden via http://
solution.samsungprinter.com.

3
SetIP Instelling bekabeld netwerk
Met dit hulpprogramma kunt u een netwerkinterface selecteren
en handmatig IP-adressen configureren voor gebruik met het
TCP/IP-protocol.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows)"
op pagina 13.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh)"
op pagina 14.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux)" op
pagina 15.
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
12
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Instelling bekabeld netwerk
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het
apparaat in uw netwerk te kunnen gebruiken.
U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt
aangesloten op de desbetreffende poort op uw computer.
Gebruik het programma SyncThru™ Web Service of SetIP bij
modellen zonder displayscherm op het bedieningspaneel.
- zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 130.
- zie "Het IP-adres instellen" op pagina 13.
Modellen met een display op het bedieningspaneel moeten
de netwerkinstellingen ingesteld worden door op het
bedieningspaneel op de knop (Menu) > Netwerk te
drukken (zie "Netwerkinstallatie" op pagina 81).

4
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige
netwerkinstellingen van uw apparaat worden weergegeven. Dit
zal u helpen bij de installatie van een netwerk.
De machine heeft een displayscherm: Druk op de knop
(Menu) op het bedieningpaneel en kies Netwerk >
Netwerkconf. (Netwerkinstellingen) > Ja.
De printer heeft geen display: Houd de knop
(Annuleren of Stoppen/Wissen) op het bedieningspaneel
langer dan vijf seconden ingedrukt.
In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-
adres van uw apparaat vinden.
Voorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 192.0.0.192
Instelling bekabeld netwerk
13
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken

5
Het IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en
afdrukken via het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-
adres automatisch toegewezen via een DHCP-server (Dynamic
Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk
bevindt.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Windows)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van
de computer uitschakelen via Configuratiescherm >
Beveiligingscentrum > Windows Firewall.
1
Installeer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom
door te dubbelklikken op Application > SetIP >
Setup.exe.
2
Volg de instructies in het installatievenster.
3
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een
netwerkkabel.
4
Schakel het apparaat in.
5
In het menu Start van Windows selecteert u Alle
programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP.
6
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm
SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen.
7
Voer als volgt de nieuwe apparaatgegevens in in het
configuratievenster. In een bedrijfsintranet moeten deze
gegevens mogelijk worden toegewezen door een
netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport
en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 12).
Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
Instelling bekabeld netwerk
14
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
8
Klik op Toepassen en vervolgens op OK. Het
Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het
apparaat afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Macintosh)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van
de computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren >
Beveiliging > Firewall.
De volgende instructies kunnen verschillen per model.
1
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een
netwerkkabel.
2
Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster.
Selecteer vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer >
SetIP > SetIPapplet.html.
3
Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch
worden geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De
pagina SetIPapplet.html wordt geopend in de browser.
Hier vindt u de naam en het IP-adres van de printer.
4
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm
SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen.
5
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze
gegevens mogelijk worden toegewezen door een
netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport
en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 12).
Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
6
Selecteer Apply, OK en opnieuw OK.
7
Sluit Safari af.
Instelling bekabeld netwerk
15
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Linux)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van
de computer uitschakelen via System Preferences or
Administrator.
De volgende instructies kunnen verschillen per model of
besturingssysteem.
1
Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/.
2
Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html.
3
Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen.
4
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze
gegevens mogelijk worden toegewezen door een
netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport
en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 12).
Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
5
Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op
het apparaat afgedrukt.
16
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk

6
Windows
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden
en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet
reeds ingesteld zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina
13).
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe
hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren
om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Klik op Start > Alle programma's > Toebehoren >
Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe waarbij u "X" vervangt door de letter van
uw cd-romstation en klik op OK.
Als u Windows XP, Vista of 7 gebruikt, opent u het
venster Windows Verkenner. Voer het \\[ip-adres] in
(bijvoorbeeld: \\169.254.133.42) in het adresveld en druk
op de Enter-toets of klik op Ga naar.
Dubbelklik op Drivers > Setup.exe.
3
Selecteer Nu installeren.
Als u op Geavanceerde installatie klikt, kunt u gebruik
maken van de optie Aangepaste installatie.
Aangepaste installatie laat u toe om de verbinding van
het apparaat te selecteren en aan te geven welke
individuele onderdelen u wilt installeren. Volg de
aanwijzingen op het scherm.
4
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en vink het
selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de
gebruiksrechtovereenkomst aan. Klik daarna op
Volgende.
Het programma zoekt het apparaat.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
17
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt
gevonden, verschijnt er een foutbericht.
Schakel deze optie in als u de software wilt
installeren zonder de printer aan te sluiten.
- Schakel deze optie in als u dit programma wilt
installeren zonder dat er een apparaat is
aangesloten. In dit geval wordt het venster voor het
afdrukken van een testpagina overgeslagen en
wordt de installatie voltooid.
- In dit geval wordt het XPS-stuurprogramma niet
geïnstalleerd en wordt het direct afdrukken van
XPS-documenten beperkt.
Opnieuw zoeken
Wanneer u op deze knop klikt, verschijnt er een
venster met een firewall-waarschuwing.
- Schakel de firewall uit en klik op Opnieuw zoeken.
In Windows klikt u op Start > Configuratiescherm
> Windows Firewall en schakelt u deze optie uit.
- Schakel naast de firewall van het besturingssysteem
ook die van andere programma’s uit. Raadpleeg de
handleiding van de desbetreffende programma’s.
Directe invoer
Directe invoer laat u toe om een specifiek apparaat te
zoeken op het netwerk.
- Zoeken op IP-adres: voer hier het IP-adres of de
hostnaam in. Klik vervolgens op Volgende.
Druk een netwerkconfiguratierapport af om het IP-
adres van uw apparaat te controleren (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina
12).
- Zoeken op netwerkpad: U kunt een gedeelde
printer (UNC-pad) opgeven door de gedeelde naam
handmatig in te voeren of door te klikken op
Bladeren en de gedeelde printer te zoeken. Klik
vervolgens op Volgende.
Help
Als uw printer niet op de computer of het netwerk is
aangesloten kunt u met deze Help-knop gedetailleerde
informatie over de aansluiting van het apparaat
weergeven.
SNMP-community-naam
Als uw systeembeheerder de nieuwe SNMP-
community-naam op het apparaat heeft ingesteld,
vindt u het apparaat terug in het netwerk. Neem
contact op met uw systeembeheerder voor de nieuwe
SNMP-community-naam.
5
De gevonden apparaten worden op het scherm
weergegeven. Selecteer het gewenste apparaat en klik op
OK.
Als er slechts één apparaat is gevonden, verschijnt het
bevestigingsvenster.
6
Volg de instructies in het installatievenster.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
18
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
De modus installatie op de achtergrond
De modus installatie op de achtergrond is een installatiemethode die geen tussenkomst van de gebruiker vereist. Zodra u met de
installatie start, worden het stuurprogramma van het apparaat en de software automatisch op uw computer geïnstalleerd. U kunt de
installatie op de achtergrond ook starten door /s of /S in het opdrachtvenster te typen.
Opdrachtregelparameters
De volgende tabel geeft opdrachten weer die kunnen worden gebruikt in het opdrachtvenster.
De volgende opdrachtregels zijn effectief en worden gehanteerd wanneer de opdracht gebruikt wordt met /s of /S. /h, /H of /?
zijn exceptional commands die alleen gebruikt kunnen worden.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/s of /S Start installatie op de achtergrond. Hiermee worden apparaatstuurprogramma's geïnstalleerd
zonder UI's op te roepen en zonder tussenkomst van de
gebruiker.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
19
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
/p"<poortnaam>" of /
P"<poortnaam>"
Specificeert de printerpoort.
Er wordt een netwerkpoort
gemaakt aan de hand van de
standaard TCP/IP-
poortmonitor. Voor een lokale
poort moet deze poort op het
systeem bestaan voor deze
door een opdracht wordt
gespecificeerd.
De printerpoortnaam kan worden opgegeven als IP-adres,
hostnaam, lokale USB-poortnaam of IEEE1284-poortnaam.
Voorbeeld:
/p"xxx.xxx.xxx.xxx" waarin "xxx.xxx.xxx.xxx" staat voor het
IP-adres van de netwerkprinter. /p"USB001", /P"LPT1:", /
p"hostnaam".
Voer Setup.exe /s /L"0x0012” of Setup.exe /s /L"18” . in
als u het stuurprogramma in het Koreaans op de
achtergrond installeert.
/a"<dest_path>" of /
A"<dest_path>"
Specificeert het doelpad voor de
installatie.
Het doelpad moet een volledig
gekwalificeerd pad zijn.
Aangezien apparaatstuurprogramma's geïnstalleerd moeten
worden op een voor het besturingssysteem specifiek pad, is
deze opdracht alleen van toepassing op toepassingssoftware.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
20
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
/i"<scriptbestandsnaam>" of
/I"<scriptbestandsnaam>"
Specificeert het aangepaste
installatiescriptbestand voor aangepaste
installatie.
De scriptbestandsnaam moet
een volledig gekwalificeerde
bestandsnaam zijn.
Het aangepaste scriptbestand kan worden toegewezen voor
een aangepaste installatie op de achtergrond. Dit
scriptbestand kan door het hulpprogramma voor aangepaste
installatie of door de teksteditor worden gemaakt of gewijzigd.
dit aangepaste scriptbestand heeft voorrang op de
standaard installatie-instelling in het
installatiepakket, maar heeft geen voorrang op
opdrachtregelparameters.
/n"<Printernaam>" of /
N"<Printernaam>"
Specificeert de printernaam. De
printerinstantie zal worden gemaakt
conform de opgegeven printernaam.
Met deze parameter kunt u naar wens printerinstanties
toevoegen.
/nd of /ND Geeft de opdracht het geïnstalleerde
stuurprogramma niet in te stellen als
standaard apparaatstuurprogramma.
Het geeft aan dat het geïnstalleerde apparaatstuurprogramma
niet het standaard apparaatstuurprogramma op uw systeem
zal zijn als er meer dan een printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Als er geen apparaatstuurprogramma op uw
systeem is geïnstalleerd, is deze optie niet van toepassing
omdat het Windows-besturingssysteem het geïnstalleerde
printerstuurprogramma als standaardstuurprogramma zal
instellen.
/x of /X Maakt gebruik van bestaande
apparaatstuurprogrammabestanden om
de printerinstantie te maken als deze al is
geïnstalleerd.
Deze opdracht biedt een mogelijkheid om een printerinstantie
te installeren die gebruikmaakt van geïnstalleerde
printerstuurprogrammabestanden zonder een bijkomend
stuurprogramma te installeren.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
21
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
/up"<printernaam>" of /
UP"<printernaam>"
Verwijdert alleen de opgegeven
printerinstantie en niet de
stuurprogrammabestanden.
Deze opdracht biedt een mogelijkheid om alleen de
opgegeven printerinstantie van uw systeem te verwijderen
zonder effect op andere printerstuurprogramma's. Hiermee
zullen de printerstuurprogramma's niet van uw systeem
worden verwijderd.
/d of /D Verwijdert alle
apparaatstuurprogramma's en
toepassingen van uw systeem.
Deze opdracht verwijdert alle geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma's en toepassingssoftware van uw
systeem.
/v"<share name>" of /
V"<share name>"
Deelt het geïnstalleerde apparaat en
voegt andere platformstuurprogramma's
toe voor Point & Print.
Alle ondersteunde apparaatstuurprogramma's van het
Windows-besturingssysteem worden geïnstalleerd en
gedeeld met de opgegeven <share name> voor Point & Print.
/o of /O Opent de map Printers en
faxapparaten na installatie.
Deze opdracht opent de map Printers en faxapparaten na
installatie op de achtergrond.
/f"<naam van
logboekbestand>" of /
F"<naam van
logboekbestand>"
Specificeert de naam van het
logboekbestand. Indien niet
gespecificeerd, wordt het standaard
logboekbestand gemaakt in de tijdelijke
map op het systeem.
Er wordt een logboekbestand gemaakt in een opgegeven
map.
/h, /H of /? Toont het gebruik van de opdrachtregel.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
22
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Taalcode
Code Taal
0X0009 Engels
0X0012 Koreaans
0X0804 Vereenvoudigd Chinees
0X0404 Traditioneel Chinees
0x040c Frans
0X0007 Duits
0X0010 Italiaans
0X000a Spaans
0X0013 Nederlands
0X001D Zweeds
0X0006 Deens
0X000b Fins
0X0014 Noors
0X0019 Russisch
0X0005 Tsjechisch
0X000e Hongaars
0X0008 Grieks
0X0816 Standaard Portugees
0X0416 Braziliaans Portugees
0X0015 Pools
0X001F Turks
0X0001 Arabisch
0X000D Hebreeuws
0x0424 Sloveens
0X0418 Roemeens
0X0402 Bulgaars
0X041A Kroatisch
0X081A Servisch
0X0422 Oekraïens
0X041B Slowaaks
0X0421 Indonesisch
0x041E Thais
0X0429 Farsi
Code Taal
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
23
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken

7
Macintosh
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet reeds
ingesteld zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina 13).
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram
Installer OS X.
5
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
6
Klik op Volgende => Ga door (10.4).
7
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende
=> Ga door (10.4).
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
9
Selecteer Eenvoudige installatie => Standardinstallatie
(10.4) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie =>
Standardinstallatie (10.4) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn
voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie => Maak installatie
ongedaan (10.4) selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
10
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat
alle programma´s worden afgesloten. Klik op Volgende =>
Ga door (10.4).
11
Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter
en klik op OK.
12
Het programma SetIP wordt automatisch uitgevoerd.
13
Klik op OK om door te gaan met de installatie.
14
Het venster Faxwachtrijmaker verschijnt tijdens de
installatie.
Als uw apparaat de faxfunctie niet ondersteunt, klikt u
op Annuleren om door te gaan naar de volgende stap.
Als uw apparaat de faxfunctie ondersteunt, selecteert u
de apparaatnaam in de lijst Printernaam en klikt u op
Maken. Als het bevestigingsvenster verschijnt, klikt u
op OK.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
24
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
15
Klik op Volgende => Ga door (10.4) in het venster
Leesmij.
16
Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart… =>
Start opnieuw.
17
Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map
Programma’s > Systeemvoorkeuren en klikt u op
Afdrukken en faxen.
18
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
In Mac OS X 10.5 -10,6 klikt u op het pictogram "+". Er
verschijnt een weergavevenster.
19
In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad Afdrukken via
IP.
In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
In Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op IP.
20
Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol.
Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de
prestaties van de printer verbeteren door Socket te
kiezen in de opties bij Printertype.
21
Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres.
22
Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrij. Als u de
wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen,
probeert u eerst de standaardwachtrij.
23
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.3 niet goed
werkt, selecteert u Samsung in Printermodel en de naam
van uw apparaat in Modelnaam.
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed
werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de
naam van uw apparaat in Model.
Als bij Mac OS X 10.5-10.6 Automatisch selecteren niet
goed werkt, kiest u Printersoftware selecteren en de
naam van uw apparaat in Druk af via.
24
Klik op Voeg toe.
Uw printer verschijnt op de Printerlijst en wordt ingesteld
als standaardprinter.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
25
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken

8
Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website
van Samsung om de printersoftware te installeren (http://
www.samsung.com/printer).
Om andere software te installeren:
zie "Smart Panel installeren" op pagina 8.
zie "Printer Settings Utility installeren" op pagina 8.
Het Linux-stuurprogramma installeren en een
netwerkprinter toevoegen
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden
en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet
bovendien zijn ingesteld.
2
Download het Unified Linux Driver-pakket van de website
van Samsung.
3
Extraheer het bestand UnifiedLinuxDriver.tar.gz en open
de nieuwe map.
4
Dubbelklik op de map Linux > het pictogram install.sh.
5
Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op
Continue.
6
Het venster "Add printer wizard" gaat open. Klik op Next.
7
Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.
8
Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de
lijst.
9
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
10
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
11
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
12
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
26
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Een netwerkprinter toevoegen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2
Klik op Add Printer.
3
Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op
Next.
4
Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5
Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in
de lijst weergegeven.
6
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
8
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.

9
UNIX
Controleer of uw printer het besturingssysteem UNIX
ondersteunt, voordat u het UNIX-stuurprogramma
installeert (zie basishandleiding).
Om het UNIX-printerstuurprogramma te gebruiken moet u eerst
het UNIX-printerstuurprogrammapakket installeren en
vervolgens de printer instellen. U kunt het UNIX-
printerstuurprogrammapakket downloaden van de website van
Samsung.
Het UNIX-printerstuurprogrammapakket
installeren
De installatieprocedure is identiek voor alle varianten van het
bovengenoemde UNIX-besturingssysteem.
1
Download het UNIX-stuurprogrammapakket van de
website van Samsung en pak het uit op uw computer.
2
Zorg dat u machtigingen voor de hoofdmap heeft.
su -
3
Kopieer het juiste stuurprogrammabestand naar de UNIX-
computer.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
27
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Raadpleeg de handleiding van uw UNIX-
besturingssysteem voor meer informatie.
4
Pak het UNIX-printerstuurprogrammabestand uit.
Op IBM AIX gebruikt u bijvoorbeeld de volgende
opdrachten (zonder "):
gzip -d < "package archive name" | tar xf -
De map "binaries" bevat de bestanden en mappen binz,
install, share.
5
Schakel over naar de map "binaries" van het
stuurprogramma.
Bijvoorbeeld op IBM AIX,
cd aix_power/binaries
6
Voer het installatiescript uit.
./install
install is het installatiescriptbestand dat wordt gebruikt om
het UNIX-printerstuurprogrammapakket te installeren/
deïnstalleren.
Gebruik de opdracht "chmod 755 install" om de
uitvoering van het installatiescript te machtigen.
7
Voer de opdracht "./install –c" uit om de resultaten van de
installatie te controleren.
8
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel. Hiermee
wordt het venster van de wizard Add Printer Wizard
geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende
manier in:
In sommige UNIX-besturingssystemen, zoals Solaris 10,
zijn zojuist toegevoegde printers mogelijk niet
ingeschakeld en/of kunnen geen taken ontvangen. In dat
geval moet u de volgende twee opdrachten uitvoeren in
de root-terminal:
accept <printer_name>
enable <printer_name>
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
28
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
De installatie van het
printerstuurprogrammapakket ongedaan maken
Het hulpprogramma moet gebruikt worden om de
geïnstalleerde printer uit het systeem te verwijderen.
a Voer de opdracht "uninstallprinter" uit vanaf de
terminal.
Hierdoor wordt Uninstall Printer Wizard geopend.
De geïnstalleerde printers verschijnen in de
vervolgkeuzelijst.
b Selecteer de printer die u wilt verwijderen.
c Klik op Delete om de printer uit het systeem te
verwijderen.
d Voer de opdracht "./install –d" uit om de installatie van
het volledige pakket ongedaan te maken.
e Voer de opdracht "./install –c" uit om de resultaten van
de deïnstallatie te controleren.
Gebruik de opdracht "./install" om de binaire gegevens opnieuw
te installeren.
De printer instellen
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel om de printer toe
te voegen aan uw UNIX-systeem. Hiermee wordt het venster
van de wizard Printer toevoegen geopend. Stel in dit venster de
printer op de volgende manier in:
1
Typ de naam van de printer.
2
Selecteer het juiste printermodel uit de lijst van modellen.
3
Voer een beschrijving in voor het type van uw printer in het
veld Type. Dit is optioneel.
4
Geef in het veld Description een beschrijving van de
printer op. Dit is optioneel.
5
Geef in het veld Location een beschrijving van de printer
op.
6
Typ het IP-adres of de DNS-naam van de printer in het
tekstvak Device voor netwerkprinters. Op IBM AIX met
jetdirect kunt u alleen Queue type invoeren. U kunt geen
numeriek IP-adres invoeren.
7
Queue type toont de verbinding als lpd of jetdirect in de
overeenkomstige keuzelijst. Op Sun Solaris OS is
bovendien een usb type beschikbaar.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
29
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
8
Selecteer Copies om het aantal exemplaren in te stellen.
9
Schakel de optie Collate in om exemplaren gesorteerd af
te drukken.
10
Schakel de optie Reverse Order in om exemplaren in
omgekeerde volgorde af te drukken.
11
Schakel de optie Make Default in om deze printer in te
stellen als standaardprinter.
12
Klik op OK om de printer toe te voegen.
30
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
IPv6-configuratie
IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of
latere versies.
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle
netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en
probeert u het opnieuw met behulp van Instell. wissen
(zie "Netwerkinstallatie" op pagina 81).
Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om
het IPv6-adres te gebruiken.
1
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een
netwerkkabel.
2
Schakel het apparaat in.
3
Druk een netwerkconfiguratierappor af om de IPv6-
adressen te controleren (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 12).
4
Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en
faxapparaten.
5
Klik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster
van Printers en faxapparaten.
6
Kies Een lokale printer toevoegen op het venster Printer
toevoegen.
7
Het venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend.
Volg de instructies in het venster.
Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt
gebruikt, activeert u IPv6. Raadpleeg de volgende sectie.

10
IPv6 activeren
1
Selecteer (Menu) > Netwerk > TCP/IP (IPv6) > IPv6
activeren op het bedieningspaneel.
2
Selecteer Aan en druk op OK.
3
Zet het apparaat uit en weer aan.
4
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
IPv6-configuratie
31
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken

11
IPv6-adressen instellen
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het
afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-
adressen (adres begint met FE80).
Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter
geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd
IPv6-adres.
Manual Address: Door de gebruiker handmatig
geconfigureerd IPv6-adres.
DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful)
Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u
een van de volgende opties instellen voor standaard
dynamische host-configuratie.
1
Selecteer (Menu) > Netwerk > OK > TCP/IP (IPv6) >
OK > DHCPv6 configureren op het bedieningspaneel.
2
Druk op de toets OK om de gewenste waarde te
selecteren.
DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de
router er niet om vraagt.
DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een
router erom vraagt.
Router: Gebruik DHCPv6 alleen als een router erom
vraagt.
Handmatige adresconfiguratie
1
Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-
adressering als URL ondersteunt.
2
Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt
geopend, plaatst u de muisaanwijzer op Settings
bovenaan in de menublak en klikt u op Network Settings.
3
Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
4
Schakel het selectievakje voor Manual Address in.
Vervolgens wordt het tekstvak Address/Prefix
geactiveerd.
5
Geef het IPv6-adres op en een prefix-lengte (bijv.:
3FFE:10:88:194::AAAA/64).
6
Klik op de knop Apply.
IPv6-configuratie
32
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken

12
SyncThru™ Web Service gebruiken
1
Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-
adressering als URL ondersteunt.
2
Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local
Address, Stateless Address, Stateful Address, Manual
Address) uit het netwerkconfiguratierapport (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 12).
3
Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://
[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[
]")worden geplaatst.
33
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Draadloos netwerk instellen
Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk
ondersteunt. Afhankelijk van het model is een draadloos
netwerk mogelijk niet beschikbaar.

13
Aan de slag
Uitleg over het type netwerk
Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één
verbinding tegelijk mogelijk.
Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau.
Als u voor het eerst een toegangspunt installeert, worden een
netwerknaam (SSID), een beveiligings-id en een netwerksleutel
voor het netwerk gegenereerd. Zoek deze gegevens op voordat
u verder gaat met de installatie van de printer.

14
Kiezen van het installatietype
U kunt een draadloos netwerk installeren via het
bedieningspaneel van het apparaat of via de computer.
Via het bedieningspaneel
U kunt draadloze parameters configureren via het
bedieningspaneel (zie "Gebruik van de Menu-knop" op pagina
34).
Infrastructuurmodus
Deze modus wordt doorgaans gebruikt in
woningen, kleine kantoren en thuiskantoren. In
deze modus verloopt de communicatie met het
draadloze apparaat via een toegangspunt.
Ad-hocmodus
In deze modus wordt geen toegangspunt
gebruikt. De draadloze computer en het
draadloze apparaat communiceren rechtstreeks
met elkaar.
Draadloos netwerk instellen
34
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Via de computer
Wij raden aan een USB-kabel te gebruiken met het programma
dat op de meegeleverde cd met software staat (zie "Instellen met
Windows" op pagina 37).
Met een USB-kabel: U kunt een draadloos netwerk instellen
met behulp van het programma op de bijgeleverde cd met
software. Alleen de besturingssystemen Windows en
Macintosh worden ondersteund (zie "Instellen met Windows"
op pagina 37 of "Instellen met Macintosh" op pagina 45).
U kunt een draadloos netwerk ook met behulp van een
USB-kabel installeren via Hulpprogramma
Printerinstellingen nadat u het stuurprogramma hebt
geïnstalleerd (dit werkt onder Windows en Macintosh).
Met een netwerkkabel: U kunt een draadloos netwerk
instellen met behulp van het programma SyncThru™ Web
Service (zie "Een netwerkkabel gebruiken" op pagina 51).

15
Gebruik van de Menu-knop
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos
netwerk kennen, evenals de netwerksleutel als deze is
gecodeerd. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt
(of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw
netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze
omgeving waarin u werkt.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is
gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma
installeren om vanuit een toepassing te kunnen
afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over
het netwerk" op pagina 16).
1
Selecteer (Menu) > Netwerk > OK > Draadloos > OK
> WLAN-instellingen > OK op het bedieningspaneel.
2
Druk op OK om de gewenste installatiemethode te
selecteren.
Wizard: De interfacekaart voor het draadloos netwerk
van het apparaat zoekt naar draadloze netwerken in de
omgeving, waarna de resultaten worden weergegeven.
Aangepast: U kunt de instellingen voor het draadloos
netwerk naar wens configureren.
Draadloos netwerk instellen
35
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Wizard-modus
1
De interfacekaart voor het draadloze netwerk van het
apparaat zoekt naar draadloze netwerken in de omgeving
en toont de resultaten.
2
Druk op Lijst doorz. > OK > selecteer het netwerk > OK.
U kunt een netwerk selecteren met SSID.
3
Druk op WLAN Beveilig. > OK > Geen > OK.
Ga door met de volgende stap als u een ander bericht ziet.
4
Afhankelijk van het netwerk dat u selecteert zal de WLAN-
beveiligingscodering WEP of WPA zijn.
In geval van WEP drukt u op Open systeem of Ged.
sleutel.
- Open systeem: Verificatie wordt niet gebruikt, en
Codering kan wel of niet worden gebruikt,
afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging. Voer de WEP Key in nadat u
Open systeem hebt geselecteerd.
- Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een
apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang
tot het netwerk. Voer de WEP Key in na selectie van
Ged. sleutel.
Bij WPA voert u de WPA Key in. De sleutel mag 8 tot
63 tekens lang zijn.
5
Druk op OK.
Aangepaste modus
1
Voer de SSID in als SSID bewerken op de bovenste regel
van het display verschijnt. Dit is de naam van een
draadloos netwerk. De SSID is hoofdlettergevoelig, dus let
op tijdens het invoeren. Druk op OK.
2
Selecteer het type draadloze verbinding.
3
Druk op OK om de Werkingsmodus te selecteren.
Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze apparaten
rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-
peer-omgeving. Ga naar stap 4.
Infrastructuur: in deze modus kunnen draadloze
apparaten via een toegangspunt met elkaar te
communiceren. Ga naar stap 5.
4
Druk op OK om de Kanaalkeuze te selecteren.
Als u Auto selecteert, worden de kanalen automatisch
ingesteld met de draadloze-netwerkinterfacekaart in uw
apparaat.
5
Druk op OK om de WLAN Beveilig. te selecteren.
Geen: Dit wordt gebruikt wanneer de validatie van de
identiteit van een draadloos apparaat en
gegevenscodering niet vereist zijn voor uw netwerk.
Open systeem wordt gebruikt voor IEEE 802.11-
verificatie.
Draadloos netwerk instellen
36
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Statisch WEP: Maakt gebruik van het WEP-algoritme
(Wired Equivalent Privacy) dat door de IEEE 802.11-
standaard wordt voorgesteld voor
beveiligingsdoeleinden. De beveiligingsmodus Statisch
WEP vereist een WEP-sleutel voor gegevenscodering,
decodering en IEEE 802.11-verificatie. Druk op OK om
de instelmethode in Verificatie te selecteren.
- Open systeem: Verificatie wordt niet gebruikt en
codering wordt eventueel gebruikt, naargelang de
behoefte aan gegevensbeveiliging. Voer de WEP
Key in.
- Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Voer de
WEP Key in na selectie van Ged. sleutel.
WPA-PSK of WPA2-PSK: U kunt WPA-PSK of
WPA2-PSK selecteren om op basis van een vooraf
gedeelde WPA-sleutel de afdrukserver te verifiëren.
Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(doorgaans vooraf gedeelde wachtwoordzin genoemd)
die handmatig wordt geconfigureerd op het
toegangspunt en elk van zijn clients.
a Druk op OK als WPA-PSK of WPA2-PSK op het
display verschijnt.
b Druk op OK om TKIP te selecteren of AES in
Codering. Als u WPA2-PSK selecteert, drukt u op
OK om in Codering AES of TKIP + AES te
selecteren.
c Voer de WPA Key in.
6
Druk op OK.
Koppel de netwerkkabel los (standaard of crossover). Als
het goed is, communiceert uw apparaat nu draadloos met
het netwerk. In de ad-hocmodus kunt u tegelijkertijd een
draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken.
Draadloos netwerk instellen
37
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken

16
Instellen met Windows
Snelkoppeling naar programma Draadloze
verbindingen instellen zonder CD: All u het
printerstuurprogramma eenmaal heeft geïnstalleerd,
heeft u zonder CD toegang tot het programma Draadloze
verbindingen instellen. Selecteer in het Startmenu
achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > naam van uw
printerstuurprogramma > Programma voor het
instellen van draadloze verbindingen.
Toegangspunt via USB-kabel
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-
netwerkinterface
USB-kabel
Opzetten van de netwerkinfrastructuur
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is
aangesloten.
2
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Klik op Start > Alle programma's > Toebehoren >
Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe waarbij u "X" vervangt door de letter van
uw cd-romstation en klik op OK.
4
Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
Draadloos netwerk instellen
38
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Nu installeren: Als u al een draadloos netwerk hebt
ingesteld, klikt u op deze knop om het
printerstuurprogramma te installeren, zodat u de
draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog
geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de
knop Draadloze verbindingen instellen en
installeren om een draadloos netwerk in te stellen. Klik
daarna op de knop Nu installeren.
Draadloze verbindingen instellen en installeren:
Configureer de draadloze netwerkinstellingen van uw
apparaat en installeer vervolgens het
printerstuurprogramma met behulp van de USB-kabel.
Deze procedure is uitsluitend bedoeld voor gebruikers
die nog nooit een draadloze netwerkverbinding hebben
ingesteld.
5
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik
aanvaard de bepalingen van de
gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende.
6
De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden,
controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de
printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het
venster.
7
Na de zoekactie toont het venster de draadloze
netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het
toegangspunt dat u gebruikt en klik op Volgende.
Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of
als u de draadloze configuratie handmatig wilt instellen,
klikt u op Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en
codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging
vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat
met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het
netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u
wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van
een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een
gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde
vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt
geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP AES).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Draadloos netwerk instellen
39
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de
sleutelwaarde van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk
verschijnt. Het venster kan verschillen naargelang de
beveiligingsmodus: WEP of WPA.
WEP
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de
verificatie en typ de WEP-beveiligingssleutel. Klik op
Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een
beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden
geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze
netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden
met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel
gecodeerd.
WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van
een geheime sleutel die op gezette tijden automatisch
wordt gewijzigd. Bij WPA worden tevens TKIP
(Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced
Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt.
8
Het venster bevat de instellingen voor het draadloze
netwerk en controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op
Volgende.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld.
Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode in DHCP te
wijzigen.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch
is, controleert u of Statisch in het venster wordt
vermeld. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop
TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voordat
u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op
met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt:
- IP-adres: 169.254.133.43
Draadloos netwerk instellen
40
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het
subnetmasker van de computer)
- Gateway: 169.254.133.1
9
Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid,
koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het
apparaat los. Klik op Volgende.
10
Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid
wordt geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt
doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
11
Klik op Next wanneer het venster Printeraansluiting
bevestigen verschijnt.
12
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op
Volgende.
13
Wanneer u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook
de printernaam wijzigen, de printer instellen voor gedeeld
gebruik in het netwerk, de printer instellen als
standaardprinter en de poortnaam van elk apparaat
wijzigen. Klik op Volgende.
14
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster
met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een
testpagina wilt afdrukken klikt u op Een testpagina
afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met
stap 16.
15
Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt
u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken.
16
Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat
zodat u informatie kunt ontvangen van Samsung, klikt u op
Online registratie.
17
Klik op Voltooien.
Draadloos netwerk instellen
41
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog
draadloos met uw computer verbinden door een draadloos ad-
hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige
stappen.
Wat u nodig hebt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-
netwerkinterface
USB-kabel
Ad-hocnetwerken in Windows instellen
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is
aangesloten.
2
Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Klik op Start > Alle programma's > Toebehoren >
Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe waarbij u "X" vervangt door de letter van
uw cd-romstation en klik op OK.
4
Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
Nu installeren: Als u een draadloos netwerk hebt
ingesteld, klikt u op deze knop om het
printerstuurprogramma te installeren, zodat u de
draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog
geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de
knop Draadloze verbindingen instellen en
installeren om een draadloos netwerk in te stellen.
Pas daarna klikt u op de knop Nu installeren.
Draadloze verbindingen instellen en installeren:
Configureer de draadloze netwerkinstellingen van uw
apparaat en installeer vervolgens het
printerstuurprogramma met behulp van de USB-kabel.
Deze procedure geldt uitsluitend voor gebruikers die
nog nooit een draadloze netwerkverbinding hebben
ingesteld.
Draadloos netwerk instellen
42
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
5
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik
aanvaard de bepalingen van de
gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende.
6
De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het netwerk niet kan worden gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en de printer op de
juiste manier is aangesloten. Volg verder de instructies in
het venster.
7
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het
apparaat heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van
Samsung wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze
netwerk in de lijst met de Netwerknaam (SSID). Deze is
portthru en het Signaal is Printernetwerk.
Klik daarna op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een
ander draadloos netwerk in de lijst.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer
de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2.412 tot
2.467 MHz).
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en
codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging
vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat
met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het
netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of
WEP128).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de
sleutelwaarde van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk
verschijnt als het ad-hocnetwerk een
beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk
verschijnt. Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de
verificatie en klik op Volgende.
Draadloos netwerk instellen
43
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een
beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden
geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze
netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden
met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel
gecodeerd.
8
Er verschijnt een venster met de instellingen van het
draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op
Volgende.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op
DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook
DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer
is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het
draadloze netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken,
neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het
statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk.
Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-
adres automatisch ontvangen (DHCP).
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch
is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het
venster Bevestiging van instelling van draadloos
netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop
TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt
zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het
subnetmasker van de computer)
- Gateway: 169.254.133.1
9
Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn,
koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer
los. Klik op Volgende.
Draadloos netwerk instellen
44
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Als het venster Computernetwerkinstelling wijzigen
verschijnt, volgt u de stappen op het venster.
Klik op Volgende als u klaar bent met de instellingen voor
het draadloze netwerk van de computer.
Als het draadloze netwerk van de computer is ingesteld
op DHCP, duurt het enkele minuten om het IP-adres te
ontvangen.
10
Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid
wordt geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt
doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
11
Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting
bevestigen verschijnt.
12
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op
Volgende.
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de
naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om
in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen
als standaardapparaat en de poortnaam van elk apparaat
wijzigen. Klik op Volgende.
13
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster
met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een
testpagina wilt afdrukken klikt u op Een testpagina
afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met
stap 15.
14
Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt
u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken.
15
Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat
om informatie te ontvangen van Samsung, klikt u op
Online registratie.
16
Klik op Voltooien.
Draadloos netwerk instellen
45
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken

17
Instellen met Macintosh
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-
netwerkinterface
USB-kabel
Toegangspunt via USB-kabel
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is
aangesloten.
2
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
5
Dubbelklik op de map MAC_Installer.
6
Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
7
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8
Klik op Volgende => Ga door (10.4).
9
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende
=> Ga door (10.4).
10
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
11
Klik op Volgende => Ga door (10.4).
12
Selecteer Eenvoudige installatie => Standardinstallatie
(10.4) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie =>
Standardinstallatie (10.4) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn
voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie => Maak installatie
ongedaan (10.4) selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
13
Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
14
De software zoekt het draadloos netwerk.
Draadloos netwerk instellen
46
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden,
controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de
printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het
venster.
15
Na de zoekactie toont het venster de draadloze
netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het
toegangspunt dat u gebruikt en klik op Next.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u
op Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: selecteer Infrastruct..
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en
codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging
vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat
met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het
netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u
wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van
een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een
gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde
vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt
geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP, AES).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de
sleutelwaarde van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:.
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk
verschijnt. Het venster kan verschillen naargelang de
beveiligingsmodus: WEP of WPA.
WEP
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de
verificatie en typ de WEP-beveiligingssleutel. Klik op
Next.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een
beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden
geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze
netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden
met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel
gecodeerd.
WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Next.
Draadloos netwerk instellen
47
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van
een geheime sleutel die op gezette tijden automatisch
wordt gewijzigd. Bij WPA worden tevens TKIP
(Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced
Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt.
16
Het venster bevat de instellingen voor het draadloze
netwerk en controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op
Next.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld.
Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode in DHCP te
wijzigen.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch
is, controleert u of Statisch in het venster wordt
vermeld. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop
TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voordat
u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op
met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het
subnetmasker van de computer)
- Gateway: 169.254.133.1
17
Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt
volgens de netwerkconfiguratie.
18
Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn,
koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer
los.
19
Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te
voltooien. Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op
Afsluiten => Sluit af (10.4) of Herstart… => Start
opnieuw.
Draadloos netwerk instellen
48
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog
draadloos verbinden met uw computer door een draadloos ad-
hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige
stappen.
Wat u nodig hebt
Netwerkcomputer
Cd met software die bij uw apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-
netwerkinterface
USB-kabel.
Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is
aangesloten.
2
Schakel de computer en de printer in.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
5
Dubbelklik op de map MAC_Installer.
6
Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
7
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8
Klik op Volgende => Ga door (10.4).
9
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende
=> Ga door (10.4).
10
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
11
Selecteer Eenvoudige installatie => Standardinstallatie
(10.4) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie =>
Standardinstallatie (10.4) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn
voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie => Maak installatie
ongedaan (10.4) selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
12
Klik op Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
13
De software zoekt naar draadloze netwerkapparaten.
Draadloos netwerk instellen
49
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden,
controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de
printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het
venster.
14
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het
apparaat heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van
Samsung wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze
netwerk in de lijst met de Netwerknaam (SSID). Deze is
portthru en het Signaal isPrinternetwerk.
Klik daarna op Next.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een
ander draadloos netwerk in de lijst.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer
de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz
tot 2467 MHz).
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en
codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging
vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat
met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het
netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of
WEP128).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de
sleutelwaarde van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk
verschijnt als het ad-hocnetwerk een
beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk
verschijnt. Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de
verificatie en klik op Next.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een
beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden
geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze
netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden
met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel
gecodeerd.
Draadloos netwerk instellen
50
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
15
Er verschijnt een venster met de instellingen van het
draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op
Next.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op
DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook
DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer
is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het
draadloos netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken,
neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het
statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk.
Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-
adres automatisch ontvangen (DHCP).
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch
is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het
venster Bevestiging van instelling van draadloos
netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop
TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt
zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het
subnetmasker van de computer)
- Gateway: 169.254.133.1
16
Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt
volgens de netwerkconfiguratie.
17
Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid,
koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het
apparaat los.
18
Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te
voltooien. Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op
Afsluiten => Sluit af (10.4) of Herstart… => Start
opnieuw.
Draadloos netwerk instellen
51
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken

18
Een netwerkkabel gebruiken
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat
netwerkcompatibel te maken, moet u enkele
configuratieprocedures doorlopen.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is
gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma
installeren om vanuit een toepassing te kunnen
afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma
over het netwerk" op pagina 16).
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de
persoon die uw draadloos netwerk heeft ingesteld voor
informatie over uw netwerkconfiguratie.
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-
netwerkinterface
Netwerkkabel
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat
worden gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te
drukken.
zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 12.
IP-adres instellen via het programma SetIP
(Windows)
Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat
handmatig in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te
communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een
hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt
in het netwerkconfiguratierapport terugvindt.
zie "Het IP-adres instellen" op pagina 13.
Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren
Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw
draadloze netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd)
weten. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of
de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw
netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze
omgeving waarin u werkt.
Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt
u SyncThru™ Web Service gebruiken.
Draadloos netwerk instellen
52
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met
de configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk.
1
Controleer of de netwerkkabel op de printer is
aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een
standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of
Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres
van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de
SyncThru™ Web Service-website.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik
vervolgens op Login.
ID: admin
Password: sec00000
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Network Settings.
6
Klik op Wireless > Wizard.
De Wizard zal u door de configuratie van het draadloos
netwerk loodsen. Als u het draadloos netwerk echter
rechtstreeks wilt instellen, selecteert u Custom.
7
Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst.
SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een
draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en
draadloze apparaten die een verbinding proberen te
maken met een bepaald draadloos netwerk, moeten
dezelfde SSID gebruiken. De SSID is
hoofdlettergevoelig.
Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het
type draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos
netwerk en netwerksleutel" op pagina 33).
- Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze
apparaten rechtstreeks met elkaar communiceren
in een peer-to-peer-omgeving.
- Infrastructure: in deze modus kunnen draadloze
apparaten via een toegangspunt met elkaar te
communiceren.
Draadloos netwerk instellen
53
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op
Infrastructure selecteert u de SSID van het
toegangspunt. Als Operation Mode ingesteld is op Ad-
hoc selecteert u de SSID van het apparaat. Houd er
rekening mee dat "portthru" de standaard SSID van uw
apparaat is.
8
Klik op Next.
Als het venster met beveiligingsinstellingen voor
draadloze netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde
wachtwoord (netwerksleutel) in en klikt u op Next.
9
Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de
instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen
juist zijn, klikt u op Apply.
Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Als
het goed is, communiceert uw apparaat nu draadloos met
het netwerk. In de ad-hocmodus kunt u tegelijkertijd een
draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken.

19
Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
1
Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is
aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een
standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of
Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres
van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de
SyncThru™ Web Service-website.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik
vervolgens op Login.
ID: admin
Password: sec00000
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Network Settings.
6
Klik op Wireless > Custom.
U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen.
Draadloos netwerk instellen
54
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken

20
Problemen oplossen
Problemen tijdens het instellen of de installatie
van het stuurprogramma
Printers niet gevonden
Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer
aan.
De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet
aangesloten. Verbind de printer met de computer door middel
van de USB-kabel.
Het apparaat ondersteunt geen draadloze netwerken.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer op de
software-cd die bij het apparaat is geleverd en zorg dat u
beschikt over een draadloze netwerkprinter.
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
De geselecteerde of opgegeven netwerknaam (SSID) kan
niet worden gevonden. Controleer de netwerknaam (SSID)
op uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te
maken.
Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt
aan.
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet goed geconfigureerd. Controleer de
beveiliging die op het toegangspunt en de printer is
geconfigureerd.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat.
Controleer de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de
netwerkkabel los van uw apparaat.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding
maken tussen uw computer en het apparaat.
- Voor een DHCP-netwerkomgeving
De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als
de toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op
DHCP.
- Voor een statische netwerkomgeving
De printer gebruikt het statische adres als de
toewijzingsmethode voor het IP-adres op de computer is
ingesteld op Statisch.
Draadloos netwerk instellen
55
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
IP-adres: 169.254.133.43
Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het
subnetmasker van de computer)
Gateway: 169.254.133.1
Andere problemen
Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk
problemen voordoen, controleert u de volgende punten:
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het
toegangspunt (of de draadloze router) voor specifieke
informatie.
Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze
router) of de printer niet ingeschakeld.
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het
apparaat. Als de router ver van de printer staat of als er een
obstakel in de weg staat, kan dat de ontvangst van het
signaal bemoeilijken.
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer
en de computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de
communicatie met het netwerk te herstellen.
Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de
communicatie blokkeert.
Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn
aangesloten maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert
de firewall-software mogelijk de communicatie. Raadpleeg
de gebruikershandleiding bij de firewall-software voor
informatie over het uitschakelen van de firewall. Probeer
vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden.
Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is
toegewezen. U kunt het IP-adres controleren door het
netwerkconfiguratierapport af te drukken.
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met
een wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is
ingesteld, neemt u contact op met de beheerder van het
toegangspunt (of de draadloze router).
Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om
een verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij
DHCP is het mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert
als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt of als het
toegangspunt opnieuw is ingesteld.
Draadloos netwerk instellen
56
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen
verbinding maken met het netwerk in de
infrastructuuromgeving waar u gebruikersgegevens moet
invoeren voordat u een verbinding hebt gemaakt met een
toegangspunt (of draadloze router).
Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi.
Andere draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth)
worden niet ondersteund.
In de ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals
Windows Vista is het mogelijk dat u de draadloze verbinding
bij elk gebruik van de draadloze printer opnieuw moet
instellen.
Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kunnen de
infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd
worden gebruikt.
Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos
netwerk bevinden.
De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het
draadloze signaal kunnen blokkeren.
Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het
toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat
bevinden.
Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van
metaal of beton tussen de printer en het draadloze
toegangspunt (of de draadloze router) staan.
De printer mag niet in de buurt staan van andere
elektronische apparaten die het draadloze signaal kunnen
verstoren.
Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen
verstoren, waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-
apparaten.
3. Menu´s met nuttige
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert
en hoe u geavanceerde apparaatinstellingen instelt.
Menu Afdrukken 58
Menu Kopiëren 59
Menu Faxen 64
Menu Scannen 68
Systeeminstallatie 70
Beheerinstellingen 82
Aangepaste instellingen 83
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor
de instelling van het apparaat en het gebruik van de functies van het
apparaat. Druk op (Menu) om toegang te krijgen tot deze
menu’s.
Naast het gekozen menu verschijnt een sterretje (*).
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn
deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder
displayscherm op het bedieningspaneel.
Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op
uw apparaat een andere naam hebben.
58
3. Menu´s met nuttige instellingen
Menu Afdrukken
Item Omschrijving
Afdrukstand
Selecteert de richting waarin informatie wordt
afgedrukt op een pagina.
Exempl.
U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp
van het numerieke toetsenblok.
Resolutie
Specificeert het aantal afgedrukte punten per
inch (dpi - dots per inch). Hoe hoger de
instelling, hoe scherper de tekens en
afbeeldingen worden afgedrukt.
Tonersterkte
Maakt de afdrukk op de pagina helderder of
donkerder. De instelling Normaal levert
doorgaans het beste resultaat. Gebruik de
instelling Licht om toner te besparen.
Tekst donk.
maken
Drukt de tekst donkerder af dan op een
normaal document.
Emulatie Stelt het type en de optie voor emulatie in.
59
3. Menu´s met nuttige instellingen
Menu Kopiëren
1
Kopieerfunctie
Item Omschrijving
Scanformaat
Formaat van
origineel
hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Exempl.
U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp
van het numerieke toetsenblok.
Verkleinen/
Vergroten
Hiermee verkleint of vergroot u een gekopieerde
afbeelding.
Tonersterkte
Hiermee past u de helderheid aan om een kopie
te verkrijgen die beter leesbaar is als het
origineel onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen bevat.
Contrast
Hiermee kunt u het contrastniveau aanpassen
voor een origineel met vage of te donkere inhoud
zodat de gescande kopie beter leesbaar is.
Type
origineel
Hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het
documenttype voor de huidige kopieertaak te
selecteren.
Oorspronke-
lijke stand
Hiermee stelt u de stand in van het originele
afbeelding.
Lay-out
Hiermee kunt u de instelling voor lay-out
opgeven zoals Poster, Klonen, Kopie ID, 2/4 op
1 vel, Boekje enzovoort.
Kopieën sor-
teren
Sortering ko-
piëren
Hiermee stel u het apparaat zo in dat de kopieën
worden gesorteerd. Als u bijvoorbeeld 2 kopieën
wilt maken van een document met 3 pagina’s,
krijgt u eerst één volledige kopie van het 3
pagina’s tellende document en vervolgens een
tweede volledige kopie.
Aan: hiermee drukt u de pagina’s
gegroepeerd af in dezelfde volgorde als het
origineel.
Uit: hiermee drukt u af en sorteert u het
resultaat in stapels van afzonderlijke pagina’s.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
60
3. Menu´s met nuttige instellingen
2 op of 4 op
verkleinde
originelen
per vel
N-up
kopiëren
Hiermee worden de originele afbeeldingen
verkleind en worden 2 of 4 pagina’s afgedrukt op
één vel papier. Deze kopieerfunctie is alleen
beschikbaar als u originelen in de ADI plaatst.
Poster
kopiër.
U kunt een document van één enkele pagina op
4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16
vellen (poster van 4x4) papier drukken om ze
aan elkaar te plakken en er een poster van te
maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u
via de glasplaat kopieert.
Item Omschrijving
1 2
1 2
3 4
Meer op 1 vel
Hiermee wordt de originele afbeelding meerdere
keren afgedrukt op één pagina. Het aantal
afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald
op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u
via de glasplaat kopieert.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
61
3. Menu´s met nuttige instellingen
Boek
kopiëren
Met deze functie kunt u een volledig boek
kopiëren. Als het boek te dik is, opent u het
deksel tot de scharnieren niet verder kunnen en
sluit u het deksel weer. Als het boek of tijdschrift
dikker is dan 30 mm, laat u tijdens het kopiëren
het deksel open.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u
via de glasplaat kopieert.
Uit: deze functie wordt niet gebruikt.
Linkerpagina: gebruik deze optie om de
linkerpagina van het boek af te drukken.
Rechterpagina: gebruik deze optie om de
rechterpagina van het boek af te drukken.
Beide pagina's: gebruik deze optie om beide
pagina’s van het boek af te drukken.
Item Omschrijving
Boekje
Het apparaat drukt automatisch af op een of
beide zijden van het papier, waarna het wordt
gevouwen zodat u een boekje met alle pagina’s
in de juiste volgorde krijgt.
Elke afbeelding wordt automatisch verkleind en
op de juist positie geplaatst overeenkomstig het
geselecteerde papierformaat.
Achtergrond
kl.
Hiermee drukt u een afbeelding zonder
achtergrond af. Deze kopieerfunctie verwijdert
de achtergrondkleur en is handig voor het
kopiëren van een origineel met een gekleurde
achtergrond, zoals een krant of catalogus.
Uit: deze functie wordt niet gebruikt.
Auto: de achtergrond wordt geoptimaliseerd.
Verbeteringsniveau 1~2: hoe hoger het
getal, hoe levendiger de achtergrond.
Ontvlekkingsniveau 1~4: hoe hoger het
getal, hoe lichter de achtergrond.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
62
3. Menu´s met nuttige instellingen
Marge
verschuiven
bij kopiëren
Hiermee kunt u een bindmarge maken voor het
document. Het beeld kan op de pagina naar
boven of naar onder worden bijgesteld en/of naar
links of naar rechts worden verschoven.
Uit: deze functie wordt niet gebruikt.
Auto centreren: hiermee kunt u automatisch
in het midden van het papier kopiëren. Deze
functie is alleen beschikbaar als u via de
glasplaat kopieert.
Aangepaste marge: voer de linker-, rechter-,
boven- en ondermarge in met behulp van het
numeriek toetsenblok.
Item Omschrijving
Rand wissen
bij kopiëren
Hiermee kunt u vlekken, perforatie-openingen,
vouwen en nietafdrukken langs een van de vier
randen van een document wissen.
Uit: deze functie wordt niet gebruikt.
Klein origineel: hiermee wordt de rand van
het origineel gewist als het klein is. Deze
functie is alleen beschikbaar als u via de
glasplaat kopieert.
Perforeren: hiermee worden de sporen van
boekbindgaatjes gewist.
Boek centreren: hiermee wordt het middelste
deel van het papier gewist, dat een zwarte
horizontale baan vormt wanneer u een boek
kopieert. Deze functie is alleen beschikbaar
als u via de glasplaat kopieert.
Rand wissen: voer de linker-, rechter-, boven-
en ondermarge in met behulp van het
numeriek toetsenblok.
Grijs
verbeteren
bij kopiëren
Als u een origineel in grijstinten kopieert,
verbetert u met deze functie de kwaliteit van de
kopie.
Item Omschrijving
Menu Kopiëren
63
3. Menu´s met nuttige instellingen
2
Kopieerinstellingen
Watermerk
kopiëren
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken
over een bestaand document. U gebruikt het
bijvoorbeeld om in grote grijze letters
"CONCEPT" of "VERTROUWELIJK" diagonaal
op de eerste pagina of op alle pagina’s
afdrukken. Typ een tekstbericht bij Melding en
stel in op welke pagina de tekst moet worden
afgedrukt.
Dubbelzijdig
Hiermee kunt u op beide zijden van het papier
afdrukken.
Uitgeschakeld: hiermee kunt u afdrukken in
modus Normaal.
1->2-zijdig kort
1->2-zijdig lang
Item Omschrijving
2
5
3
Dubbelzijdig
(vervolg)
2 -> 1-zijdig
2 -> 2-zijdig
2->1-zijd. ROT 2
Item Omschrijving
Standaardw.wijz.
Hiermee herstelt u de waarde of instelling
opnieuw in op de beginwaarde.
Item Omschrijving
64
3. Menu´s met nuttige instellingen
Menu Faxen
3
Faxfunctie
Item Omschrijving
Scanformaat
Formaat van
origineel
hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Contrast
Hiermee kunt u het contrastniveau aanpassen
voor een origineel met vage of te donkere
inhoud zodat de gescande kopie beter leesbaar
is.
Tonersterkte
Hiermee kunt u de helderheid aanpassen voor
een origineel met onduidelijke markeringen en
donkere afbeeldingen zodat de gescande kopie
beter leesbaar is.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren
goede resultaten voor een normaal
tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt
die foto’s bevatten of van een slechte kwaliteit
zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax
van een betere kwaliteit te versturen.
Dubbelzijdig
Hiermee worden ontvangen faxen op beide
zijden van het papier afgedrukt.
Meerv.
verzend.
Hiermee kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden.
U kunt met deze functie geen
kleurenfax verzenden.
Uitgesteld
verzenden
Hiermee kunt u het apparaat zo instellen dat
een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden.
U kunt met deze functie geen
kleurenfax verzenden.
Prioritair
verzenden
Het originele document wordt in het geheugen
opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de
lopende taak is voltooid. Met een verzending
met hoge prioriteit wordt een verzending naar
meerdere bestemmingen onderbroken (de fax
met hoge prioriteit wordt verzonden na de
verzending naar ontvanger A en vóór de
verzending naar ontvanger B). Kiespogingen
worden ook onderbroken voor een verzending
met hoge prioriteit.
Item Omschrijving
Menu Faxen
65
3. Menu´s met nuttige instellingen
4
Verzendinstellingen
Doorsturen
Hiermee wordt de ontvangen of verzonden fax
naar een andere bestemming verzonden per
fax, e-mail of via een server. Deze functie is
nuttig als u een fax wilt ontvangen wanneer u
niet op kantoor bent.
Veilige ontv.
Hiermee wordt de ontvangen fax opgeslagen in
het geheugen zonder dat deze wordt afgedrukt.
Als u ontvangen documenten wilt afdrukken,
moet u het wachtwoord invoeren. Zo kunt u
voorkomen dat onbevoegde personen de
ontvangen faxen kunnen bekijken.
Pagina's
toevoegen
Hiermee kunt u extra documenten toevoegen
aan een uitgestelde faxtaak.
Taak
annuleren
Hiermee kunt u de uitgestelde faxtaak
annuleren die in het geheugen is opgeslagen.
Item Omschrijving
Item Omschrijving
Aantal
kiespogingen
Hiermee kunt u het aantal kiespogingen
instellen. Als u 0 invoert, zal het apparaat niet
opnieuw kiezen.
Tijd tussen
kiespog.
Hiermee kunt u het tijdsinterval instellen voor
automatisch opnieuw kiezen.
Kenget.
kiezen
Hiermee kunt u een prefix van maximaal vijf
cijfers instellen. Dit nummer wordt dan altijd
gekozen voordat er een automatisch
kiesnummer wordt gevormd. Dit is nuttig om
toegang te krijgen tot een telefooncentrale.
ECM-modus
Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM)
inschakelen om faxen zonder fouten te
verzenden. Als u deze modus inschakelt, kan
het verzenden van faxen langer duren.
Rapp. verz.
fax.
Hiermee drukt u een bevestigingsrapport af
waarin onder andere wordt aangegeven of de
verzending is gelukt en hoeveel pagina's er zijn
verzonden.
Menu Faxen
66
3. Menu´s met nuttige instellingen
5
Ontvangstinstellingen
Afbeelding
TCR
Hiermee drukt u een verzendrapport af dat een
miniatuurafbeelding van de eerste pagina van
de verzonden fax bevat.
Kiesmodus
Hiermee stelt u de kiesmodus in op tonen of
pulsen. Deze instelling is niet in alle landen
beschikbaar.
Daluren
Hiermee kunt u op de telefoonkosten besparen
door de verzending van een faxbericht uit te
stellen tot een van te voren ingesteld tijdstip.
Deze instelling is niet in alle landen
beschikbaar.
Wizard
Instellen
Hiermee wordt het gemakkelijk om de
benodigde faxopties te configureren zoals
Apparaat-ID, Faxnummer enzovoort.
Item Omschrijving
Item Omschrijving
Ontv.modus
Hiermee kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van fax selecteren.
Aantal keer
overgaan
Hiermee kunt u opgeven hoe vaak het
apparaat moet overgaan voordat een
inkomende oproep wordt beantwoord.
Naam
ontvanger afdr.
Ontv.g. stemp.
Hiermee kunt u instellen dat het
paginanummer en de ontvangstdatum en -tijd
automatisch onder aan elke pagina van een
ontvangen fax worden afgedrukt.
Startcode voor
ontv.
Hiermee kunt u een fax ontvangen vanaf een
telefoontoestel dat aangesloten is op de EXT-
uitgang aan de achterkant van het apparaat.
Als u de hoorn van het telefoontoestel neemt
en faxtonen hoort, voert u de code in. De code
is voorgeprogrammeerd op *9*.
Aut. verkleinen
Hiermee kunt u een binnenkomende fax
automatisch verkleinen zodat de fax op het
papier past dat in het apparaat is geplaatst.
Menu Faxen
67
3. Menu´s met nuttige instellingen
Afdrukb. geb.
Hiermee kunt u instellen dat een bepaald
gedeelte aan het einde van de ontvangen fax
niet wordt afgedrukt.
Inst. ong. fax
Hiermee kunt u faxen blokkeren die in het
geheugen zijn opgeslagen als ongewenste
faxnummers. Deze instelling is niet in alle
landen beschikbaar.
DRPD-modus
Hiermee kan een gebruiker met één
telefoonlijn verschillende telefoonnummers
beantwoorden. U kunt het apparaat zo
instellen dat verschillende belsignalen worden
herkend voor de afzonderlijke nummers. Deze
instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Dubbelzijdig
afdrukken
Hiermee kunnen de ontvangen faxgegevens
op beide zijden van het papier worden
afgedrukt. Zo kunt u besparen op het
papiergebruik.
Doc.vak
opslaan
Opslaan docu-
mentenvak
Hiermee worden ontvangen faxen opgeslagen
in het algemene vak. Dit menu verschijnt alleen
als er een optionele harde schijf is
geïnstalleerd.
Item Omschrijving
68
3. Menu´s met nuttige instellingen
Menu Scannen
6
Scanfunctie
Item Omschrijving
Standaard USB
Naar USB
scannen
Hiermee stelt u de scanbestemming in op
een USB-apparaat. U kunt de originelen
scannen en de gescande afbeeldingen
opslaan op een USB-apparaat.
Standaard e-mail
Scan nr e-mail
E-mail
aanpassen
Hiermee stelt u de scanbestemming in op
een e-mailtoepassing. U kunt de originelen
scannen en de gescande afbeeldingen per
e-mail naar de gewenste bestemming
verzenden.
Standaard FTP
FTP
Hiermee stelt u de scanbestemming in op
een FTP-server. U kunt de originelen
scannen en de gescande afbeeldingen
verzenden naar een FTP-server.
SMB-standaard
SMB
Hiermee stelt u de scanbestemming in op
een SMB-server. U kunt de originelen
scannen en de gescande afbeeldingen
verzenden naar een SMB-server.
Rapp. verz. fax.
Hiermee drukt u een bevestigingsrapport af
waarin wordt aangegeven of het verzenden
van de gescande afbeelding is gelukt.
Lok pc
Hiermee stelt u de scanbestemming in op
een via USB aangesloten computer. U scant
de originelen en slaat de gescande
afbeelding op in een map zoals Mijn
documenten.
Netwerk-pc
Hiermee stelt u de scanbestemming in op
een via netwerk aangesloten computer. U
scant de originelen en slaat de gescande
afbeelding op in een map zoals Mijn
documenten.
Documentenvak
Hiermee stelt u de scanbestemming in op
een Documentenvak. U scant de originelen
en stuurt de gescande afbeeldingen naar de
opslag die Documentenvak heet op het
apparaat.
Gedeelde vakken
Hiermee stelt u de scanbestemming in op
een gedeeld vak. U kunt een gedeelde map
maken en deze gebruiken (zie "Functies
voor gedeelde map gebruiken" op pagina
124).
Item Omschrijving
Menu Scannen
69
3. Menu´s met nuttige instellingen
7
Scaninstel
Item Omschrijving
Scanformaat
Formaat van
origineel
hiermee stelt u de grootte van de afbeelding
in.
Type origineel Bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie Hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Kleurmodus Hiermee stelt u de kleurenmodus in.
Bestandsinde-
ling
Hiermee stelt u de bestandsindeling in
waarin de afbeelding moet worden
opgeslagen. Als u BMP, JPEG, TIFF of PDF
selecteert, hebt u de mogelijkheid om
meerdere pagina’s te scannen.
Tonersterkte
Hiermee past u het helderheidsniveau voor
scannen aan.
Contrast
Hiermee past u het contrastniveau aan om
de gescande kopie lichter of donkerder te
maken dan het origineel.
70
3. Menu´s met nuttige instellingen
Systeeminstallatie
8
Apparaat Instellingen
Item Omschrijving
Apparaat-id
Hiermee stelt u de apparaat-id in die boven aan
elke faxpagina die u verzendt, wordt afgedrukt.
Faxnummer
Hiermee stelt u het faxnummer in dat boven aan
elke faxpagina die u verzendt, wordt afgedrukt.
Datum en
tijd
Stelt de datum en tijd in.
Klokmodus
Stelt de indeling voor het weergeven van de tijd in,
12-uur of 24-uur.
Menu
Formulier
Uit: hiermee kunt u afdrukken in modus
Normaal.
Enkel form.: Hiermee worden alle pagina’s
afgedrukt met het eerste formulier.
Dubbel form.: hiermee wordt het voorblad
afgedrukt met het eerste formulier, en de
achterpagina met het tweede formulier.
Form.
select.
Formulier-overlay zijn afbeeldingen die op de
harde schijf van de printer zijn opgeslagen in een
speciale bestandsindeling en die in een
willekeurig document in lagen kunnen worden
afgedrukt.
In wachtrij
plaatsen
Als deze optie Aan staat, worden documenten op
de harde schijf opgeslagen voor afdrukken op het
netwerk.
Taal Stelt de taal van de tekst op het display in.
Standaardm
odus
Hiermee stelt u de standaardmodus van het
apparaat in op de fax-, kopieer- of scanmodus.
Standaard-
papierfor-
maat
Hiermee kunt u het standaard papierformaat
selecteren.
Energie-
besp.
Stel in na welke wachttijd de printer overschakelt
naar de energiebesparende modus.
Wanneer het apparaat gedurende langere tijd
geen gegevens ontvangt wordt het energiegebruik
automatisch verlaagd.
En.sprst.
scan
Hiermee stelt u hoe lang het duurt voor de scanner
overschakelt naar de energiebesparende modus.
Als de scanner gedurende enige tijd geen
gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik
automatisch verlaagd.
Time-out
van
systeem
Hiermee stelt u in hoelang het apparaat eerder
gebruikte kopieerinstellingen bewaart. Nadat de
time-out is opgetreden, worden de
standaardinstellingen voor kopiëren hersteld.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
71
3. Menu´s met nuttige instellingen
Time-out
voor taak
Hiermee kunt u instellen hoe lang de printer moet
wachten voordat de laatste pagina wordt
afgedrukt van een afdruktaak die niet eindigt met
een opdracht om de pagina af te drukken.
Ontw.ge-
beurt.
U kunt instellen in welke situaties de printer moet
ontwaken uit sluimerstand. Zet het onderdeel aan.
Druk op knop: Als u op een willekeurige knop
drukt, uitgezonderd de aan/uitknop, wordt het
apparaat wakker uit sluimerstand.
Printer: Als u de papierlade opent of sluit,
ontwaakt het apparaat uit de sluimerstand.
Autom.
doorgaan
Bepaalt of de printer door moet gaan met
afdrukken als waargenomen wordt dat het
gebruikte papier niet overeenkomt met de
instellingen.
Uit: Als het type of formaat papier niet
overeenkomt, wacht het apparaat tot u de juiste
papiersoort invoert.
Aan: Als er een papierstoring optreedt, wordt er
een foutbericht getoond. De printer zal
ongeveer 30 seconden wachten, het bericht
automatisch wissen en doorgaan met
afdrukken.
Item Omschrijving
Luchtdruk-
correctie
Hoogtecor-
rectie
Afdrukkwaliteit optimaliseren naargelang de
hoogte boven zeeniveau.
Autom. Re-
gelomslag
Met deze optie kunt u een harde return plaatsen
aan het einde van een regel, zeer handig voor
Unix- of DOS-gebruikers.
Versie van
firmware
Hiermee kunt u de firmwareversie van het product
weergeven.
Automa-
tisch aan-
vullen
Hiermee worden suggesties geboden terwijl u een
e-mailadres of faxnummer typt. Zo kunt u de
gegevens vinden en selecteren zonder deze
volledig uit te typen.
Ladekoppe-
ling
Aut. Lade-
keuze
Hiermee bepaalt u of het apparaat moet doorgaan
met afdrukken als wordt vastgesteld dat het
gebruikte papier niet overeenkomt met de
instellingen.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
72
3. Menu´s met nuttige instellingen
Papierver-
vanging
Hiermee wordt ingestelde papierformaat in het
printerstuurprogramma automatisch vervangen
om inconsistenties tussen A4- en Letter-papier te
voorkomen. Als u bijvoorbeeld A4-papier in de
lade hebt geplaatst, maar u het papierformaat in
het printerstuurprogramma op Letter hebt
ingesteld, kan het apparaat immers afdrukken op
A4-papier en omgekeerd.
Verkeerd
papier
Hiermee wordt bepaald of de foutmelding van
verkeerd papier wordt genegeerd of niet. Wanneer
u Uit selecteert, stopt het apparaat niet met
afdrukken, zelfs niet wanneer het papier verkeerd
is.
Lege pagina
afdrukken
De printer detecteert de afdrukgegevens van de
computer ongeacht of de pagina leeg is of
gegevens bevat. U kunt instellen dat de pagina
moet worden afgedrukt of overgeslagen.
Meerdere
vakken
Modus: Selecteert de te gebruiken modus met
meerdere vakken.
Standaardlade: Selecteert de te gebruiken
lade als standaardlade.
Standaard-
bron
Hiermee wordt de te gebruiken lade ingesteld als
standaardlade.
Item Omschrijving
Adresboek
Hiermee kan de telefoonlijst of de lijst met e-
mailadressen worden weergegeven en afgedrukt.
Onderhoud
Drum reinigen: Reinigt de OPC-drum van de
cassette door middel van het afdrukken van een
vel.
Fixeereenheid reinigen: Reinigt de
fixeereenheid door middel van het afdrukken
van een vel.
Toner Op wissen: Deze optie verschijnt alleen
als de tonercassette leeg is.
Info verb.art.: Via dit menu-item kunt u zien
hoeveel afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel
toner er nog in de cassette zit.
Ws tr bijna op: Als er geen toner meer in de
tonercassette zit, verschijnt een bericht waarin
de gebruiker wordt gevraagd om de
tonercassette te vervangen. U kunt de
weergave van dit bericht in- en uitschakelen.
Papierstapeling: Als u het apparaat in een
vochtige omgeving gebruikt of afdrukmaterialen
gebruikt die vochtig zijn als gevolg van een
hoge luchtvochtigheid, kunnen de afgedrukte
vellen krullen vertonen en worden ze mogelijk
niet goed gestapeld. In dit geval kunt u het
apparaat instellen om de functie te gebruiken
waarmee de afdrukken goed gestapeld worden.
Deze functie zal de afdruksnelheid echter
verlagen.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
73
3. Menu´s met nuttige instellingen
Inst. import.
Importeert gegevens opgeslagen op een USB-
geheugenstick naar het apparaat.
Inst. export.
Exporteert de op het apparaat opgeslagen
instellingen naar een geheugenstick.
Tonerbespa
ring
Als u deze modus activeert, gaat uw tonercassette
langer mee en zijn de kosten per pagina lager dan
wanneer u in de normale modus afdrukt. Dit gaat
echter wel ten koste van de afdrukkwaliteit.
Stille modus
Met dit menu kan de hoeveelheid lawaai tijdens
het afdrukken verminderd worden. De snelheid en
de kwaliteit van de afdruk kan echter lager
worden.
Item Omschrijving
Eco
Eco-instel-
lingen
Met deze optie kunt u hulpbronnen besparen en
milieuvriendelijke afdrukken maken.
Standaardmodus: Selecteert of de Eco-modus
in- of uitgeschakeld wordt.
Gedwongen (Aan-verplicht): Schakelt
de Eco-modus in en beveiligt de
instelling met een wachtwoord. Als een
gebruiker de Eco-modus wil wijzigen,
moet deze het wachtwoord invoeren.
Sjabloon wijzigen: Kiest het ingetelde eco-
sjabloon via de SyncThru™ Web Service.
Barcode
PreScape
Hiermee kunt u de FreeScape-functie voor
streepjescodes instellen. Schakel deze optie in
om de FreeScape-code in te stellen.
Instell.
wissen
Herstelt de standaardinstellingen vanuit de
fabriek.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
74
3. Menu´s met nuttige instellingen
9
Papierinstel
10
Geluid/Volume
Item Omschrijving
Papierformaat
Hiermee kunt u naar eigen keuze het
papierformaat instellen op A4, Letter of
andere papierformaten.
Papiertype
Hiermee selecteert u het type papier voor elke
lade.
Papierinvoer
Hier selecteert u uit welke lade het papier
moet worden gebruikt.
Rand
Hiermee stelt u de marges van het document in.
Lade
bevestigen
Activeert de melding ter bevestiging van de
lade. Als u een lade opent en sluit, wordt een
venster geopend met de vraag om het
papierformaat en -type van de zojuist
geopende lade in te stellen.
Item Omschrijving
Toetsgeluid
hiermee schakelt u het geluid van de toetsen in of
uit. Als deze optie is ingesteld op Aan, wordt een
toon afgepeeld wanneer er op een toets wordt
gedrukt.
Waarsch.gel
uid
schakelt het alarmsignaal in of uit. Als deze optie
is ingesteld op Aan, hoort u een
waarschuwingstoon wanneer een fout optreedt of
wanneer een faxverbinding wordt beëindigd.
Luidspreker
schakelt weergave van geluiden van de
telefoonlijn via de luidspreker (bijvoorbeeld een
kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Als deze
optie is ingesteld op Communicatie, staat de
luidspreker aan tot het externe apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp
van Bellen met de hoorn op de haak.
Belsignaal
stelt het volume van de beltoon in. U kunt een
laag, gemiddeld of hoog beltoonvolume instellen
of het volume uitschakelen.
Systeeminstallatie
75
3. Menu´s met nuttige instellingen
11
Rapport
Item Omschrijving
Menuoverzicht
Drukt het menuoverzicht met de lay-out en
de huidige instellingen van dit apparaat af.
Alle rapporten
Hiermee worden alle soorten rapporten
afgedrukt die dit apparaat biedt.
Configuratie
Drukt een overzicht van de globale
instellingen van het apparaat af.
Info verb.art.
Informatie over
benodigdheden
Drukt een pagina met gegevens over
verbruiksartikelen af.
Adresboek
Hiermee drukt u alle e-mailadressen af die
in het geheugen van het apparaat zijn
opgeslagen.
Demopagina
Druk de demopagina af om te controleren
of uw apparaat goed werkt.
Fax verzenden
Hiermee drukt u voor een faxtaak een
rapport af met het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzendduur, de
communicatiemodus en het resultaat van
de communicatie. U kunt uw apparaat
zodanig instellen dat het automatisch een
verzendrapport afdrukt na elke faxtaak.
Fax verzonden
Hiermee drukt u een rapport af met
informatie over de faxen die u onlangs
hebt verzonden. U kunt het apparaat zo
instellen dat na elke 50 communicaties
een rapport wordt afgedrukt.
Fax ontvangen
Hiermee drukt u een rapport af met
informatie over de faxen die u onlangs
hebt ontvangen.
E-mail verzonden
Hiermee drukt u een rapport af met
informatie over de e-mails die u onlangs
hebt verzonden. U kunt het apparaat zo
instellen dat na elke 50 communicaties
een rapport wordt afgedrukt.
Gepl. taken
Geplande taken
faxen
Hiermee drukt u een document af met een
overzicht van de uitgestelde faxen die in
het geheugen zijn opgeslagen, met de
begintijd en de aard van elke taak.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
76
3. Menu´s met nuttige instellingen
Ongewenste fax
Hiermee drukt u de faxnummers af die zijn
opgegeven als ongewenste faxnummers.
Netwerkconf.
Netwerkconfigura-
tie
Hiermee drukt u informatie af over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Gebruikersverifi-
catie
Verificatie van
lokale gebruiker
Hiermee drukt u een overzicht af van de
gebruikers die de e-mailfunctie mogen
gebruiken.
PCL-lettertype De lijst met PCL-lettertypen afdrukken.
PS-lettertype
PS3-lettertype
Hiermee drukt u de lijst met PS/PS3-
lettertypen af.
EPSON-lettert. De lijst met EPSON-lettertypen afdrukken.
KSC5843-
lettertype
De lijst met KS-lettertypen afdrukken.
KSC5895-
lettertype
De lijst met KS5895-lettertypen afdrukken.
KSSM-lettertype De lijst met KSSM-lettertypen afdrukken.
Item Omschrijving
Net gebr.ver.
Verificatie van
netwerkgebruiker
Hiermee drukt u een lijst af van de
gebruikers die zich hebben aangemeld bij
het domein en de bijbehorende
gebruikers-id’s.
Gebruiksteller
Drukt een verbruikspagina af. De pagina
met informatie over het verbruik bevat het
totaal aantal afgedrukte pagina’s.
Faxopties
Hiermee drukt u een rapport over de
faxopties af.
Opgesl. taak
Opgeslagen taken
Drukt de momenteel in het geheugen of op
een harde schijf (HDD) opgeslagen
afdruktaken af.
Voltooide taak
Voltooide taken
Drukt de lijst met voltooide afdruktaken af.
Accountingrapport
Accountbeheer
Deze functie is alleen beschikbaar als Job
Accounting is ingeschakeld in het
programma SyncThru™ Web Admin
Service. Voor elke gebruiker kunt u een
rapport met aantal afdrukken printen.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
77
3. Menu´s met nuttige instellingen
12
Maintenance
Item Omschrijving
Toner Op
wissen
Deze optie wordt weergegeven als de
tonercassette leeg is. U kunt het bericht over de
lege cassette wissen.
Toner op
negeren
U kunt het apparaat zo instellen dat het bericht
over een lege tonercassette wordt genegeerd en
het apparaat documenten blijft afdrukken,
behalve inkomende faxberichten.
Gebr.duur
art.
Hiermee kunt u de indicatoren voor gebruiksduur
weergeven.
Toner bijna
op
Hiermee kunt u het niveau instellen waarop de
melding over een lege of bijna lege tonercassette
wordt weergegeven.
Serienum-
mer
Hiermee kunt u het serienummer van het
apparaat weergeven. Dit nummer hebt u nodig als
u belt voor ondersteuning of u registreert als
gebruiker op de website van Samsung.
Papierstape-
ling
Hiermee schakelt u de automatische
koppelingsfunctie voor laden in. Als een
printerlade geen papier of het verkeerde papier
bevat, kunt u met deze optie papier uit een andere
beschikbare lade gebruiken.
Kleur
Hiermee kunt u de instellingen voor kleur
aanpassen, zoals contrastniveau,
kleurregistratie, kleurdichtheid enzovoort.
Ramschijf
Hiermee kunt u de een gedeelte van de Ramschijf
toewijzen als opslaggebied voor taken. Wanneer
u dit opslaggebied gebruikt, wordt het menu voor
taakbeheer (zie "Taakbeheer" op pagina 78)
geactiveerd. Hiermee kunnen de gegevens van
uw computer naar de afdrukwachtrij op de
Ramschijf worden verzonden.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
78
3. Menu´s met nuttige instellingen
13
Instell. wissen
14
Taakbeheer
Item Omschrijving
Alle instellingen
Wist alle gegevens uit het geheugen en
herstelt de standaardinstellingen.
Printerinstellingen
Hiermee worden alle standaard
printeropties hersteld.
Papierinstel.
Hiermee worden alle standaard
papieropties hersteld.
Lade-instelling
Hiermee worden alle standaard
instellingen van de lade-instelling
hersteld.
Faxinstel.
Standaard faxen
Herstelt alle standaard faxopties.
Kopieerinstellingen
Standaard kopiëren
Herstelt alle standaard kopieeropties.
Scaninstellingen
Standaard scannen
Herstelt alle standaard scanopties.
Systeeminstellingen Herstelt alle standaard systeemopties.
Netwerkinstel.
Herstelt alle standaard netwerkopties.
(Opnieuw starten vereist)
Adresboek
Wist alle in het geheugen opgeslagen e-
mailadressen.
Fax verzonden
Verzendrapport
Hiermee wordt alle informatie over
verzonden faxberichten gewist.
E-mail verzonden
Hiermee wordt alle informatie over
verzonden e-mailberichten gewist.
Rapp. ontv. fax.
Ontvangstrapport
Wist alle informatie over ontvangen
faxberichten.
Item Omschrijving
Actieve taak
Hiermee worden de afdruktaken
weergegeven die nog moeten worden
afgedrukt.
Taak opslaan
Hiermee worden de afdruktaken
weergegeven die zijn opgeslagen op de schijf.
Bestandsbeleid
Als een bestandsnaam die u invoert al
aanwezig is in het geheugen, kunt u de naam
wijzigen of het bestand overschrijven.
Item Omschrijving
Systeeminstallatie
79
3. Menu´s met nuttige instellingen
15
Afb. overs
16
USB-instellingen
17
Emulatie-instellingen
Item Omschrijving
Handmatig
U kunt het geïntegreerde USB-geheugen
overschrijven om alle gegevens in het
geheugen te wissen.
Optie Omschrijving
Afdrukken
vanaf
Hiermee kan de bestandenlijst vanuit
Bestandsnavigatie worden bekeken. Selecteer
een bestand om af te drukken.
Naar USB
scan.
Hiermee stelt u de scanbestemming in op een
USB-apparaat. U kunt de originelen scannen en
de gescande afbeeldingen opslaan op een USB-
apparaat.
Bestandsbe-
heer
Hiermee kan de bestandenlijst vanuit
Bestandsnavigatie worden bekeken. Selecteer
een bestand om te verwijderen. U kunt het USB-
apparaat formatteren.
Ruimte tonen Hiermee wordt de resterende ruimte
weergegeven.
Item Omschrijving
Type emulatie
De apparaattaal definieert hoe de computer
met het apparaat communiceert.
Instellen
Stelt de gedetailleerde instelllingen voor het
geselecteerde emulatietype in.
Optie Omschrijving
Systeeminstallatie
80
3. Menu´s met nuttige instellingen
18
E-mailinst.
19
Adresboekinstellingen
20
Instellingen van documentenvak
Functie Documentvak
Optie Omschrijving
SMTP-server
Met deze functie wordt de SMTP-
serverconfiguratie ingesteld.
Naar zichzelf
Hiermee wordt ingesteld dat de e-mail naar
uzelf wordt verzonden, zodat u de e-mail kunt
opslaan of als herinnering kunt gebruiken.
Standaardont-
vanger
Hiermee wordt een ontvangstadres ingesteld
als het standaard e-mailadres.
Standaardafz.
Hiermee wordt een verzendadres ingesteld
als het standaard e-mailadres.
Standaard
onderwerp
Hiermee wordt een het onderwerp van een e-
mail ingesteld als het standaard onderwerp.
Optie Omschrijving
Telefoonlijst
Hiermee kunt u de telefoonlijst weergeven,
afdrukken of verwijderen en kunt u er items
aan toevoegen. U kunt ook een groep maken.
E-mail
Hiermee kunt u de e-maillijst bekijken,
afdrukken of verwijderen en kunt u er items
aan toevoegen. U kunt ook een groep maken.
Optie Omschrijving
Toev. vanaf
scan
Hiermee slaat u gescande documenten op in
een vak. Het opgeslagen bestand zal
automatisch een naam krijgen van het
formaat "jaarmaanddaguurminuutseconde".
Taak vanuit vak Hiermee drukt u een document af vanuit een
vak.
Systeeminstallatie
81
3. Menu´s met nuttige instellingen
Instell. Documentvak
21
Netwerkinstallatie
Optie Omschrijving
Toev. vanaf
scan
Hiermee stelt u de standaardopties in voor het
opslaan van een document in een vak.
Taak vanuit vak
Hiermee stelt u de standaardopties in voor het
afdrukken van een document vanuit een vak.
Optie Omschrijving
TCP/IP (IPv4)
Selecteer het passende protocol en de
configuratieparameters voor gebruik in de
netwerkomgeving.
Er moeten heel wat parameters
ingesteld worden. Als u niet zeker
bent, laat u ze ongemoeid of
raadpleeg u de netwerkbeheerder.
TCP/IP (IPv6)
Selecteer deze optie om gebruik te maken van
een IPv6-netwerkomgeving (zie "IPv6-
configuratie" op pagina 30).
Ethernet-snel.
Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
802.1x
U kunt de gebruikersverificatie voor
netwerkcommunicatie instellen. Raadpleeg uw
netwerkbeheerder voor details.
Draadloos
Selecteer deze optie om gebruik te maken van
een draadloos netwerk.
Instell. wissen
Hiermee zet u de standaard
netwerkinstellingen terug. (Opnieuw starten
vereist)
Netwerkconf.
(Netwerkconfig
uratie)
Deze lijst toont informatie over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Net. activeren
U kunt instellen of u Ethernet aan of uit wilt
zetten.
Http activeren
U kunt selecteren of u al dan niet gebruik wilt
maken van de functie SyncThru™ Web
Service.
Optie Omschrijving
82
3. Menu´s met nuttige instellingen
Beheerinstellingen
Item Omschrijving
Wacht
bescherming
Stelt het wachtwoord in voor toegang tot het
menu Beheerinstellingen. Kies Aan om
gebruik te maken van deze optie en om het
wachtwoord in te voeren.
Wachtw.
wijzigen
Wijzigt het wachtwoord voor toegang tot de
Beheerinstellingen van het apparaat.
Onderhoud
Fixeereenheid reinigen: Reinigt de
fixeereenheid door middel van het afdrukken
van een vel. Het afgedrukte vel bevat
tonerresten.
Toner Op wissen: Voorkomt dat het bericht
Ws tr bijna op op het display wordt
weergegeven.
Info verb.art.: Via dit menu-item kunt u zien
hoeveel afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel
toner er nog in de cassette zit.
Ws tr bijna op: Als er geen toner meer in de
tonercassette zit, verschijnt een bericht
waarin de gebruiker wordt gevraagd om de
tonercassette te vervangen. U kunt de
weergave van dit bericht in- en uitschakelen.
Ramschijf: Schakelt de Ramschijf in of uit
voor het beheren van afdruktaken. Afhankelijk
van de grootte van het geïnstalleerde
optionele geheugen, kunt u de grootte van de
Ramschijf instellen tussen 32 en 64 MB. Deze
optie verschijnt niet als u een harde schijf
geïnstalleerd heeft.
Item Omschrijving
83
3. Menu´s met nuttige instellingen
Aangepaste instellingen
Dit menu wordt alleen weergegeven wanneer de XOA-
toepassing (eXtensible Open Architecture) is geïnstalleerd.
Neem contact op met de beheerder om dit menu te gebruiken.
4. Speciale functies
In dit hoofdstuk worden de speciale functies voor kopiëren, scannen, faxen
en afdrukken besproken.
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 85
De lettertype-instelling wijzigen 86
E-mailadressen opslaan 87
Verschillende tekens invoeren 89
Het adresboek instellen 90
Gemachtigde gebruikers registreren 93
Afdrukfuncties 94
Faxfuncties 111
Scanfuncties 114
Functies voor gedeelde map gebruiken 124
Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties 125
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op
Windows 7.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
85
4. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk,
die wordt bepaald door de hoogte boven zeeniveau waar het
apparaat staat. De volgende informatie zal u helpen bij de
instelling van uw apparaat voor de beste afdrukkwaliteit.
Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk
in.
In het gedeelte Apparaatinstellingen of Apparaat van het
hulpprogramma Hulpprogramma Printerinstellingen kunt u de
waarde van de hoogte instellen.
Zie "Apparaatinstellingen" op pagina 136 als u Windows
gebruikt.
Zie "Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en
Linux)" op pagina 139 als u Macintosh, Linux of UNIX OS
gebruikt.
Als uw computer is verbonden met internet, kunt u de
hoogte instellen via SyncThru™ Web Service.
U kunt de hoogte ook instellen via de optie
Systeeminstellingen op het display van het apparaat.
1 Hoog 3
2 Hoog 2
3 Hoog 1
4 Normaal
0
4,000 m
(13,123 ft)
3,000 m
(9,842 ft)
2,000 m
(6,561 ft)
1,000 m
(3,280 ft)
4
3
2
1
86
4. Speciale functies
De lettertype-instelling wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw
regio of land wordt gebruikt.
Als u het lettertype wilt wijzigen of een het lettertype wilt instellen
voor een speciale omgeving (bijvoorbeeld DOS), kunt u de
lettertype-instelling wijzigen in het gedeelte Emulatie van het
hulpprogramma Hulpprogramma Printerinstellingen.
Zie "Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers" op pagina 136 als u Windows gebruikt.
Zie "Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en
Linux)" op pagina 139 als u Macintosh, Linux of UNIX OS
gebruikt.
Als uw computer is verbonden met internet is
verbonden, kunt u de lettertypen instellen via
SyncThru™ Web Service.
U kunt het lettertype ook wijzigen via de optie Emulatie
op het display van het apparaat.
Hieronder vindt u de lijst met lettertypen voor de
overeenkomstige talen.
- Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
- Hebreeuws: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7
(alleen voor Israël)
- Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
- Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic,
Code Page 864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
- OCR: OCR-A, OCR-B
87
4. Speciale functies
E-mailadressen opslaan
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen
instellen via SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk
e-mailadressen invoeren door de plaatsnummers in te voeren
die eraan zijn toegewezen in het adresboek.
1
Opslaan op uw computer
1
De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™
Web Service gebruiken" op pagina 130).
2
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™
Web Service-website.
3
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik
vervolgens op Login.
ID: admin
Password: sec00000
4
Klik op Address Book > Individual > Add.
5
Selecteer Speed No. en voer een e-mailadres en
faxnummer in.
Als u SMB of FTP-severgegevens moet instellen,
schakelt u SMB of FTP in en voert u de gegevens in.
6
Klik op Apply.
7
Klik op Address Book > E-mail Group > Add Group als
u een groep wilt maken.
8
Selecteer Speed No. en voer een waarde in voer Group
Name.
U kunt gemakkelijk individuele adressen toevoegen als
u Yes voor Add individual(s) after this group is
created inschakelt.
9
Klik op Apply.
E-mailadressen opslaan
88
4. Speciale functies
2
Zoeken naar een adres
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1
Selecteer (Scannen) > Adresboek > Zoeken &
Verzenden > All op het bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. >
Adresboek > E-mail > Lijst bekijken > Individueel of
Groep op het aanraakscherm.
2
Blader omhoog of omlaag om het volledige geheugen te
doorzoeken in numerieke volgorde en selecteer de
gewenste naam en het gewenste adres.
Zoeken met een specifieke beginletter
1
Selecteer (Scan) > Adresboek > Zoeken &
Verzenden > selecteer een adresgroep > ID op het
bedieningspaneel.
2
Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt.
3
Blader omhoog of omlaag en selecteer de gewenste naam
en het gewenste adres.
89
4. Speciale functies
Verschillende tekens invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten
invoeren. Bij de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld
uw naam of de naam van uw bedrijf en het faxnummer invoeren.
Wanneer u faxnummers of e-mailadressen in het geheugen
opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren.
3
Alfanumerieke tekens invoeren
Druk een aantal keren op deze toets tot de gewenste letter op
het display verschijnt. Om de letter O in te voeren drukt u
bijvoorbeeld op cijfertoets 6 met opschrift MNO. Telkens
wanneer u op cijfertoets 6 drukt, verschijnt er een andere letter
op het display, M, N, O, m, n, o en ten slotte 6. Zie "Letters en
cijfers op het toetsenblok" op pagina 89 om de letter te vinden die
u wilt invoeren.
U kunt een spatie invoeren door twee keer op 1 te
drukken.
Druk op de pijl naar links/rechts of de pijl-omhoog/
omlaag om het laatste cijfer of teken te verwijderen.
4
Letters en cijfers op het toetsenblok
Afhankelijk van het model en de geïnstalleerde opties kan uw
apparaat andere speciale tekensets bevatten.
Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens
1 @ / . ‘ 1
2 A B C a b c 2
3 D E F d e f 3
4 G H I g h i 4
5 J K L j k l 5
6 M N O m n o 6
7 P Q R S p q r s 7
8 T U V t u v 8
9 W X Y Z w x y z 9
0 & + - , 0
*
* % ^ _ ~ ! # $ ( ) [ ]
(Deze symbolen zijn beschikbaar voor het
invoeren van uw
netwerkidentificatiegegevens)
#
# = | ? " : { } < > ;
(Deze symbolen zijn beschikbaar voor het
invoeren van uw
netwerkidentificatiegegevens)
90
4. Speciale functies
Het adresboek instellen
U kunt snelkiesnummers voor veelgebruikte faxnummers
instellen via SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk
faxnummers invoeren door de positienummers in te voeren die
aan de nummers zijn toegewezen in het adresboek.
5
Een snelkiesnummer vastleggen
1
Selecteer (Faxen) > Adresboek > Nieuw &
Bewerken > Snelkiesnummers op het
bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. >
Adresboek > Telefoonlijst > Lijst bekijken >
Individueel > (opties) > Toevoeg. op het
aanraakscherm.
2
Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen
nummer, toont het display het bericht dat u het kunt
wijzigen. Als u opnieuw wilt beginnen met een ander
snelkiesnummer, drukt u op (Back).
3
Voer de gewenste naam in en druk op OK.
4
Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
5
Druk op (Annuleren of Stoppen/Wissen) om terug te
keren naar de gereedmodus.
6
Snelkiesnummers gebruiken
Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om
een nummer in te voeren, voert u het snelkiesnummer in
waaronder u het gewenste faxnummer hebt opgeslagen.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer
(0-9) bestaat, houdt u de cijfertoets op het numeriek
toetsenblok ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of
drie cijfers bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen)
en houdt u vervolgens de laatste cijferknop ingedrukt.
Selecteer (Faxen) > Adresboek > Afdrukken om
de adresboeklijst af te drukken.
Het adresboek instellen
91
4. Speciale functies
7
Snelkiesnummers bewerken
1
Selecteer (Faxen) > Adresboek > Nieuw &
Bewerken > Snelkiesnummers op het
bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. >
Adresboek > Telefoonlijst > Lijst bekijken >
Individueel op het aanraakscherm.
2
Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk
op OK.
3
Wijzig de naam en druk op OK.
4
Wijzig het faxnummer en druk op OK.
5
Druk op (Annuleren of Stoppen/Wissen) om terug te
keren naar de gereedmodus.
8
Een groepskiesnummer vastleggen
1
Selecteer (Faxen) > Adresboek > Nieuw &
Bewerken > Groepskeuze op het bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. >
Adresboek > Telefoonlijst > Lijst bekijken > Groep >
(opties) > Toevoeg. op het aanraakscherm.
2
Voer een groepkiesnummer in en druk op OK.
Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen
nummer, toont het display het bericht dat u het kunt
wijzigen. Als u opnieuw wilt beginnen met een ander
snelkiesnummer, drukt u op (Back).
3
Zoek naar het snelkiesnummer dat u wilt toevoegen aan
de groep door de eerste letters van de naam in te voeren.
4
Selecteer de gewenste naam en het gewenste nummer en
druk op OK.
5
Selecteer Ja als Nog een nr? wordt weergegeven.
Het adresboek instellen
92
4. Speciale functies
6
Herhaal stap 3 om andere snelkiesnummers in de groep
op te nemen.
7
Als u klaar bent, selecteert u Nee als Nog een nr? wordt
weergegeven en drukt u op OK.
8
Druk op (Annuleren of Stoppen/Wissen) om terug te
keren naar de gereedmodus.
9
Groepsnummers bewerken
1
Selecteer (Faxen) > Adresboek > Nieuw en
bewerken > Groepsnummers op het bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. >
Adresboek > Telefoonlijst > Lijst bekijken > Groep op
het aanraakscherm.
2
Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk
op OK.
3
Als u een nieuw snelkiesnummer invoert dat u wilt
toevoegen en op OK drukt, wordt Toevoegen?
weergegeven.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is
opgeslagen en op OK drukt, wordt Verwijderen?
weergegeven.
4
Druk op OK om het nummer toe te voegen of te
verwijderen.
5
Herhaal stap 3 om meer nummers toe te voegen of te
verwijderen.
6
Selecteer Nee als Nog een nr? wordt weergegeven en
druk op OK.
7
Druk op (Annuleren of Stoppen/Wissen) om terug te
keren naar de gereedmodus.
93
4. Speciale functies
Gemachtigde gebruikers registreren
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de
netwerkparameters juist zijn ingesteld, kunt u via het netwerk
afbeeldingen scannen en versturen. Om een ingescande
afbeelding op een veilige manier via e-mail of de netwerkserver
te verzenden, moet u de accountgegevens van gemachtigde
gebruikers met behulp van SyncThru™ Web Service op uw
lokale computer of op de netwerkserver registreren.
1
De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™
Web Service gebruiken" op pagina 130).
2
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™
Web Service-website.
3
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik
vervolgens op Login.
ID: admin
Password: sec00000
4
Klik op Security > User Access Control >
Authentication.
5
Selecteer Local Authentication bij Authentication
Method en klik op Apply.
6
Klik op OK in het berichtvenster voor de bevestiging.
7
Klik op User Profile > Add.
8
Voer een waarde in voor User Name, Login ID,
Password, Confirm Password, E-mail Address en Fax
Number.
U kunt gemakkelijk individuele adressen toevoegen als u
Yes voor Add individual(s) after this group is created
inschakelt.
9
Klik op Apply.
94
4. Speciale functies
Afdrukfuncties
10
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers.
3
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4
Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Als bij Voorkeursinstellingen voor afdrukken het
symbool staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s
voor de geselecteerde printer selecteren.
5
Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6
Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
11
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers.
3
Selecteer uw apparaat.
4
Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer
Als standaard instellen.
Als bij Voorkeursinstellingen voor afdrukken het
symbool staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s
voor de geselecteerde printer selecteren.
Afdrukfuncties
95
4. Speciale functies
12
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te
slaan als een bestand.
1
Kruis het selectievak Afdrukken naar bestand in het
venster Afdruk aan.
2
Klik op Afdruk.
3
Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik
vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand
automatisch opgeslagen in Mijn documenten,
Documents and Settings of Gebruikers. De opslagmap
kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of
het gebruikte programma.
Afdrukfuncties
96
4. Speciale functies
Speciale afdrukfuncties verklaard
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster
Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt
weergegeven is afhankelijk van het gebruikte apparaat.
Item Omschrijving
Meerdere pagina's
per zijde
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt
worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16
pagina’s afdrukken.
Poster afdrukken
U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van
4x4) papier drukken om ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken.
Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door het keuzerondje
bovenaan rechts op het tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen plakken.
Afdrukfuncties
97
4. Speciale functies
Boekje afdrukken
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo
gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio
of Oficio.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Kies de Formaat-optie
onder het tabblad Papier om te kijken welke papierformaten beschikbaar zijn.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch
geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar papier (papier waarbij geen of staat).
Dubbelzijdig
afdrukken
U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken (dubbelzijdig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste
afdrukstand van het document opgeven.
U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer
drukt eerst elke andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw
computer.
De functie Blanco pagina's overslaan werkt niet als u de dubbelzijdige optie heeft ingeschakeld.
Item Omschrijving
8
9
Afdrukfuncties
98
4. Speciale functies
Dubbelzijdig
afdrukken
(doorgaan)
Standaardinstelling printer: Als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die u
hebt opgegeven op het bedieningspaneel van de printer. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het
PCL/XPS-printerstuurprogramma.
Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij boekbinden wordt gebruikt.
Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor kalenders wordt gebruikt.
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: Schakel deze optie in om de afdrukvolgorde om te keren bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Papieropties Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner of groter op het vel afgedrukt wordt, door een
percentage in te voeren waarmee het document vergroot of verkleind wordt.
Watermerk Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U gebruikt het bijvoorbeeld om
in grote grijze letters "CONCEPT" of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s
afdrukken.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
99
4. Speciale functies
Watermerk
(Een watermerk
maken)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt geopend.
c Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in.
U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.
Watermerk
(Een watermerk
bewerken)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het
watermerk en de opties.
d Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Watermerk
(Een watermerk
verwijderen)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen.
d Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
100
4. Speciale functies
Overlay
Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL-stuurprogramma.
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer is opgeslagen in een speciale
bestandsindeling en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in
plaats van voorgedrukte formulieren en papier met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd
kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van
uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt het
briefhoofd gewoon als overlay op uw document af.
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de
overlay afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de
overlay wilt afdrukken.
Overlay
(Een nieuwe
paginaoverlay
maken)
a Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document als een overlay wilt opslaan.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay
bewerken verschijnt.
c Klik in het venster Overlay bewerken op Maken.
d Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Bestandsnaam in het venster Opslaan als. Selecteer
indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover.
e Klik op Opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
101
4. Speciale functies
Overlay
(Een paginaoverlay
gebruiken)
a Klik op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... in
de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden
vanuit het venster Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan
worden afgedrukt. Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays.
d Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is
ingeschakeld, verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u
gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch op
uw document afgedrukt.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Overlay
(Een paginaoverlay
verwijderen)
a Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen.
d Klik op Wissen.
e Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer gebruikt,
kunt u verwijderen.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
102
4. Speciale functies
Afdrukmodus
Deze functie is alleen beschikbaar als u het optionele geheugen of de harde schijf hebt
geïnstalleerd of de Ramschijf hebt ingesteld.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display
verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
Afdrukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal, en is bedoeld om af te drukken zonder het
afdrukbestand op te slaan in het geheugen.
- Normaal: in deze modus wordt uw document afgedrukt zonder het op te slaan in het optioneel geheugen.
- Proefafdruk: deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt eerst een
exemplaar afdrukken om te controleren en daarna de andere exemplaren afdrukken.
- Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van vertrouwelijke documenten. U moet een
wachtwoord invoeren om af te drukken.
- Opslaan: selecteer deze instelling om een document op de harde schijf op te slaan zonder het af te
drukken.
- Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt wanneer een document tegelijkertijd wordt
opgeslagen en afgedrukt.
- Wachtrij: deze optie is handig om een grote hoeveelheid gegevens te verwerken. Als u deze instelling
selecteert, wordt het document op de harde schijf in een afdrukwachtrij geplaatst en vervolgens van daaruit
afgedrukt. Op die manier wordt de belasting van de computer lager.
- Afdrukschema: selecteer deze instelling om het document op een opgegeven tijdstip af te drukken.
Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt vinden via het
bedieningspaneel.
Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt vinden via het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
103
4. Speciale functies
Taakcodering
Hiermee worden afdrukgegevens eerst gecodeerd en vervolgens verzonden naar het apparaat. Met deze
functie blijven de afdrukgegevens beveiligd, zelfs als de gegevens worden onderschept op een netwerk.
De functie Taakcodering is alleen beschikbaar als een harde schijf is geïnstalleerd in de printer. De
harde schijf wordt gebruikt om de afdrukgegevens te decoderen.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
104
4. Speciale functies
13
Gebruiken van Hulpprogramma Direct
afdrukken (alleen voor Windows)
Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken?
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-
bestanden rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te
drukken zonder dat u deze bestanden hoeft te openen.
Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Geavanceerde
installatie > Aangepaste installatie en schakelt u het
selectievakje voor het programma in tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma.
Uw apparaat moet beschikken over een harde schijf
om met dit programma deze bestanden af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldmt. Schakel de functie voor de
afdrukbeperking uit en probeer opnieuw af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een
wachtwoord worden beschermd. Schakel de
wachtwoordfunctie uit en probeer opnieuw af te
drukken.
Of een PDF-bestand al dan niet afgedrukt kan worden
met het Hulpprogramma Direct afdrukken is afhankelijk
van de manier waarop het PDF-bestand is gemaakt.
Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken
ondersteunt PDF versie 1,7 en lager. Bestanden van
latere versies moet u openen om te kunnen afdrukken.
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het
Hulpprogramma Direct afdrukken.
1
Selecteer in het menu StartProgramma’s of Alle
programma’s > Samsung Printers > Hulpprogramma
Direct afdrukken > Hulpprogramma Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt
geopend.
2
Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer
selecteren en klik op Bladeren.
3
Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en klik op
Openen.
Het bestand wordt nu toegevoegd aan de sectie
Bestanden selecteren.
4
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
5
Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt
naar de printer verzonden.
Afdrukfuncties
105
4. Speciale functies
Via het contextmenu
1
Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt
afdrukken en kies Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt
geopend. Het PDF-bestand is hierin al toegevoegd.
2
Kies het te gebruiken apparaat.
3
De apparaatinstellingen aanpassen.
4
Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt
naar de printer verzonden.
14
Afdrukken in Macintosh
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke
toepassing die u gebruikt de instellingen van het
printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande
stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1
Open het af te drukken document.
2
Open het menu Bestand => Archief (10.4) en klik op
Paginainstellingen => Pagina-instelling… (10.4)
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
3
Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere
opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd.
Klik op OK.
4
Open het menu Bestand => Archief (10.4) en klik op
Druk af.
5
Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u
wilt afdrukken.
6
Klik op Druk af.
Afdrukfuncties
106
4. Speciale functies
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand
=> Archief (10.4). De printernaam die in het
printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk
van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is
afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande
venster.
Meerdere pagina's per vel afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is
een goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1
Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu
Bestand => Archief (10.4).
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting.
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het
aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken.
3
Kies de andere te gebruiken opties.
4
Klik op Druk af.
Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel
papier af.
Dubbelzijdig afdrukken
Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke
rand u de pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn:
Lange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het
boekbinden wordt gebruikt.
Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor
kalenders.
1
Selecteer Druk af in het menu Bestand => Archief (10.4)
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting.
3
Selecteer een bindrichting in de optie Dubblezijdig.
4
Kies de andere te gebruiken opties.
5
Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van
het papier af.
Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en
de tweede kopie op hetzelfde vel papier worden
afgedrukt. Vermijd op beide zijden van het papier af te
drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt.
Afdrukfuncties
107
4. Speciale functies
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en
klik op het onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt
een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie
waarover het stuurprogramma beschikt.
15
Afdrukken in Linux
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken
met Common UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al
deze toepassingen met uw printer afdrukken.
1
Open een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2
Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
3
Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster
LPR GUI en klik op Properties.
4
Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp
van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het
venster worden weergegeven.
General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de
afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de
functie dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en
eindvaandels toevoegen en het aantal pagina’s per vel
wijzigen.
Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals
regelafstand en kolommen in.
Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties
instellen voor het afdrukken van
afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of
positie van de afbeelding.
Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en
bestemming instellen.
5
Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Properties.
Afdrukfuncties
108
4. Speciale functies
6
Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te
beginnen.
7
Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van
de afdruktaak controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit
apparaat door de standaard-CUPS-methode direct vanaf de
opdrachtregel toe te passen. Met het CUPS-lpr-hulpgramma
kunt u dat doen, maar het programma uit het besturingsbestand
vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een veel
gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de
Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt
geopend.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt
eerst het venster Select file(s) to print. Selecteer de
bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open.
2
In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst
en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak.
3
Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw
printer wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers
en klik op Properties.
3
Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General: locatie en naam van de printer wijzigen. De
naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven
in de printerlijst in Printers configuration.
Connection: een andere poort bekijken of selecteren.
Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in
parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is,
moet u de poort van het apparaat op dit tabblad
opnieuw configureren.
Afdrukfuncties
109
4. Speciale functies
Driver: Hiermee kunt u een ander
printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op
Options als u de standaardopties van het apparaat wilt
instellen.
Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op
Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren.
Schakel het selectievakje Show completed jobs in om
een lijst met vorige afdruktaken weer te geven.
Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat
behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te
voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove
from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een
geselecteerde klasse.
4
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Printer Properties.
16
Afdrukken in Unix
Doorgaan met de afdruktaak
Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst, PS- of
HPGL-bestand om af te drukken.
1
Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit.
U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken.
printui document1
Hiermee wordt Print Job Manager van het UNIX-
printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan instellen.
2
Selecteer een printer die reeds is toegevoegd.
3
Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page
Selection.
4
Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u
nodig hebt.
Druk op Properties om gebruik te maken van de
printerfuncties die uw printerstuurprogramma biedt (zie
"Printerinstellingen wijzigen" op pagina 106).
5
Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak.
Afdrukfuncties
110
4. Speciale functies
Printerinstellingen wijzigen
Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de
gebruiker verschillende afdrukopties kan selecteren in printer
Properties.
De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor
Help, "O" voor OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel.
Het tabblad General
Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het
papierformaat instellen op A4, Letter of andere
papierformaten.
Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare
opties uit de keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick.
Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet
worden. De standaardinstelling is Auto Selection.
Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin
informatie wordt afgedrukt op een pagina.
Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt
om papier te besparen.
Multiple pages: Hiermee worden meerdere pagina’s
afgedrukt op één vel papier.
Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen
(bv.: Single-line hairline, Double-line hairline).
Het tabblad Image
Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van
een afbeelding op uw document wijzigen.
Het tabblad Text
Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk
in.
Het tabblad HPGL/2
Use only black pen: Hiermee worden alle grafische
elementen in zwart/wit afgedrukt.
Fit plot to page: Hiermee wordt de volledige afbeelding
aangepast zodat ze op een enkele pagina past.
Pen Width: Hiermee kunt u de waarde voor de pendikte
wijzigen. De standaardwaarde is 1.000.
Het tabblad Margins
Use Margins: Hiermee stelt u de marges van het document
in. De marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan
de marges instellen door de waarde in de respectieve velden
aan te passen. Standaard worden deze waarden bepaald
door het geselecteerde papierformaat.
Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches
of centimeters.
Het tabblad Printer-Specific Settings
Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om
verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn
specifiek voor de printer en afhankelijk van het PPD-bestand.
111
4. Speciale functies
Faxfuncties
17
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het
faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer
automatisch opnieuw gekozen. De tijd voor een nieuwe
kiespoging is afhankelijk van de standaardinstellingen voor uw
land. U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het
aantal kiespogingen wijzigen.
Wanneer Opnieuw kiez.? op het display verschijnt, drukt u op
OK om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Druk op
(Annuleren of Stoppen/Wissen) als u de functie voor
automatisch opnieuw kiezen wilt annuleren.
18
Het laatste nummer opnieuw kiezen
1
Druk op Opnieuw kiezen/Pauzeren op het
bedieningspaneel.
2
Het apparaat begint automatisch met verzenden wanneer
een origineel in de ADI wordt geplaatst.
Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om
een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander
origineel en druk op OK. Als u klaar bent, selecteert Nee
als Nog een pagina? wordt weergegeven.
19
Handmatig ontvangen in telefoonmodus
Wanneer u de faxtoon van het extern faxapparaat hoort, kunt
een faxoproep ontvangen door achtereenvolgens op Bellen met
de hoorn op de haak en Start te drukken.
20
Automatisch ontvangen in
antwoordapparaat/faxmodus
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat
aansluiten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw
apparaat. Als de beller een bericht achterlaat, slaat het
antwoordapparaat het bericht op. Als het apparaat een faxtoon
op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen
antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten,
wordt na een vooraf ingesteld aantal belsignalen
automatisch overgeschakeld naar de faxmodus.
Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker
instelbare teller voor beltonen heeft, stelt u het
apparaat zo in dat het inkomende oproepen binnen de
eerste beltoon aanneemt.
Als de telefoonmodus van het apparaat is
ingeschakeld, moet u het faxapparaat met het
antwoordapparaat loskoppelen of uitschakelen.
Anders zal het uitgaande bericht van het
antwoordapparaat uw telefoongesprek verstoren.
Faxfuncties
112
4. Speciale functies
21
Faxen ontvangen via een intern
telefoontoestel
Als u een intern telefoontoestel gebruikt dat is aangesloten op de
EXT-aansluiting, kunt u een fax ontvangen van iemand met wie
u in gesprek bent op het interne telefoontoestel zonder dat u
naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep ontvangt op een intern telefoontoestel en
u hoort faxtonen, drukt u op de toetsen *9* op het intern
telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
*9* is de voorgeprogrammeerde fabriekscode voor ontvangst op
afstand. De eerste en de laatste asterisk liggen vast, maar u kunt
het middelste cijfer naar wens wijzigen.
Wanneer u een gesprek via het telefoontoestel dat is
aangesloten op de EXT-aansluiting, zijn de functies voor
scannen en kopiëren niet beschikbaar.
22
Faxen ontvangen in DRPD-modus
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn
meerdere oproepen gelijktijdig kan beantwoorden. Deze functie
wordt vaak gebruikt door antwoorddiensten die voor
verschillende klanten telefoonoproepen beantwoorden en
moeten weten welk nummer iemand heeft gekozen om de
oproep correct te kunnen beantwoorden.
1
Selecteer (Faxen) > Menu > Faxinstel. > Bzg met
ontv. > DRPD-modus > Wacht op belsign op het
bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. >
Standaardinstelling > Standaard faxen > Algemeen >
Ontvangstmodus > DRPD op het aanraakscherm.
2
Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer.
3
Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de
oproep niet. Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig
om het patroon te "leren" herkennen.
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt
DRPD-instelling voltooid op het display. Als de instelling
van DRPD mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal.
Faxfuncties
113
4. Speciale functies
4
Druk op OK wanneer DRPD verschijnt en begin opnieuw
vanaf stap 2.
Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat
aansluit op een andere telefoonlijn, moet u DRPD
opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw
faxnummer om te controleren of het apparaat
antwoordt met een faxtoon. Bel vervolgens naar een
ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend om te
controleren of de oproep wordt doorgeschakeld naar
uw intern telefoontoestel of naar het antwoordapparaat
dat is aangesloten op de EXT-uitgang.
23
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid
binnenkomen door anderen worden bekeken. Als u de veilige
ontvangstmodus inschakelt, worden alle inkomende faxen in het
geheugen opgeslagen. U kunt de faxen vervolgens afdrukken
door het wachtwoord in te voeren.
Als u de veilige ontvangstmodus wilt gebruiken, moet u
het menu activeren via (Faxen) > Menu >
Faxfunctie > Veilige ontv. op het bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Fax
instellen > Veilige ontv. op het aanraakscherm.
Ontvangen faxen afdrukken
1
Selecteer (Faxen) > Menu > Faxfunctie > Veilige
ontv. > Afdrukken op het bedieningspaneel.
Of selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Fax
instellen > Veilige ontv. > Afdrukken op het
aanraakscherm.
2
Voer een wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
3
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden
afgedrukt.
114
4. Speciale functies
Scanfuncties
24
Scannen vanaf een apparaat dat is
aangesloten op een netwerk
U moet het printerstuurprogramma op uw computer installeren
vanaf de software-cd omdat het scanprogramma onderdeel is
van het printerstuurprogramma (zie basishandleiding).
1
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
2
Selecteer (Scannen) > Naar pc scan. >
Netwerkcomp. op het bedieningspaneel.
Of selecteer select Scan > Netwerk-pc op het
aanraakscherm.
Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de
poortverbinding.
3
Selecteer uw geregistreerd computer-Id en voer indien
nodig het Wachtwoord in.
Id heeft dezelfde id als de geregistreerde Computer-id
voor Samsung Easy Printer Manager.
Wachtwoord is het 4-cijferige geregistreerde
Wachtwoord voor Samsung Easy Printer Manager.
4
Selecteer de gewenste toepassing en druk op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
5
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Scanindeling verschijnt alleen als u de
scanbestemming hebt ingesteld op Mijn documenten.
Als u met de standaardinstelling wilt scannen, drukt u
op Start.
6
Het apparaat begint te scannen.
Scanfuncties
115
4. Speciale functies
25
Scannen naar e-mail
Een e-mailaccount maken
1
De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™
Web Service gebruiken" op pagina 130).
2
Selecteer Settings > Network Settings en Outgoing
Mail Server(SMTP).
3
Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
4
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen
1 en 65535.
5
Schakel het selectievakje naast SMTP Requires
Authentication in voor verificatie.
6
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de
SMTP-server in.
7
Druk op Toepassen.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3
Before SMTP is, schakelt u het selectievakje SMTP
Requires POP Before SMTP Authentication in.
Voer het IP-adres en poortnummer in.
Scannen en per e-mail verzenden
1
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
2
Selecteer (Scannen) > Naar email sc. op het
bedieningspaneel.
Of selecteer select Scan > Netwerk-pc op het
aanraakscherm.
3
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in die u
hebt geconfigureerd op SyncThru™ Web Service.
4
Voer het e-mailadres van de afzender en de ontvanger in.
U kunt u een e-mail naar uzelf verzonden door de optie
Auto Send To Self in te schakelen bij Settings > Scan
> Scan To E-mail op SyncThru™ Web Service.
5
Voer het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
6
Selecteer de bestandsindeling voor scannen en druk op
OK.
7
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de
SMTP-server in.
8
Het apparaat begint te scannen en verzendt vervolgens de
e-mail.
Scanfuncties
116
4. Speciale functies
26
Scannen naar een FTP-/SMB-server
Een FTP-/SMB-server instellen
1
De SyncThru™ Web Service weergeven (zie "SyncThru™
Web Service gebruiken" op pagina 130).
2
Selecteer Address Book > Individual > Add.
3
Schakel het selectievakje naast Add FTP of Add SMB in.
4
Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
5
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen
1 en 65535.
6
Schakel het selectievakje naast Anonymous zodat de
server toegang geeft aan ongemachtigde gebruikers.
7
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in.
8
Voer de domeinnaam in als de server is verbonden met
een bepaald domein of geef de naam van de computer op
die is geregistreerd op de SMB-server.
9
Voer het pad in naar de locatie waar de gescande
afbeelding moet worden opgeslagen.
De map waarin de gescande afbeelding wordt
opgeslagen, moet zich in de root van de server
bevinden.
De map moet zijn ingesteld als een netwerkshare.
Voor uw gebruikersnaam moeten lees- en
schrijfrechten voor de map zijn ingesteld.
10
Druk op Apply.
Scannen en verzenden naar een FTP-/SMB-
server
1
Controleer of uw apparaat met een netwerk is verbonden.
2
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
3
Selecteer (Scannen) > Naar SMB scan. of Naar FTP
scan. op het bedieningspaneel.
Of selecteer Scan > SMB of FTP op het aanraakscherm.
4
Selecteer de gewenste server en scanindeling.
5
Het apparaat begint met te scannen en verzendt het
origineel daarna naar de opgegeven server.
Scanfuncties
117
4. Speciale functies
27
Scannen vanuit een programma voor het
bewerken van afbeeldingen
U kunt documenten ook scannen en importeren via software
voor het bewerken van afbeeldingen, zoals Adobe Photoshop,
als de software TWAIN-compatibel is. Volg de onderstaande
stappen om te scannen met TWAIN-compatibele software.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
3
Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop.
4
Klik op Bestand > Importeren en selecteer de scanner.
5
Stel de scanopties in.
6
Scan uw afbeelding en sla deze op.
28
Scannen met het WIA-stuurprogramma
Uw apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma
(Windows Image Acquisition) voor het scannen van
afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van
Microsoft Windows 7 en werkt met digitale camera’s en
scanners. In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u
met het WIA-stuurprogramma zonder aanvullende software
moeiteloos afbeeldingen scannen en bewerken:
Het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows
en via de USB-poort.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
3
Klik op Start > Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
Scanfuncties
118
4. Speciale functies
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
apparaatstuurprogramma in Printers en faxapparaten en
kies Zoeken starten.
5
De toepassing Nieuwe scan wordt gestart.
6
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te
zien welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding
hebben.
7
Scan uw afbeelding en sla deze op.
29
Scannen met Samsung Scanassistent
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
3
Klik op Start > Alle programma's > Samsung Printers
en start Samsung Scanassistent.
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) in de
rechterbovenhoek van het venster en de optie waarover
u meer wilt weten.
4
Stel de scanopties in.
5
Klik op Scan.
Scanfuncties
119
4. Speciale functies
30
Scannen met SmarThru 4
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
3
Dubbelklik op het pictogram SmarThru 4.
4
SmarThru wordt weergegeven.
Scan to: u kunt een afbeelding scannen en opslaan in
een toepassing of map, e-mailen of publiceren op een
website.
Image: u kunt een afbeelding bewerken en verzenden
naar een toepassing of map, e-mailen of publiceren op
een website.
Print: u kunt de afbeeldingen die u hebt opgeslagen,
afdrukken.
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) in de
rechterbovenhoek van het venster en de optie waarover
u meer wilt weten.
5
Klik op Scan to.
6
Selecteer voor de bestemming de optie Application, E-
mail, Folder, OCR of Web.
7
Klik zo nodig op Settings om de instellingen aan te
passen.
8
Klik op Scan.
Scanfuncties
120
4. Speciale functies
31
Scannen met SmarThru Office
•Om SmarThru Office te gebruiken, moet u het
programma handmatig installeren van de
meegeleverde CD. Selecteer Geavanceerde
installatie > Aangepaste installatie en selecteer
SmarThru Office om te installeren.
U kunt de functie OCR (Optical Character Recognition,
optische tekenherkenning) van het programma
SmarThru Office gebruiken.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
3
Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office.
4
SmarThru Office wordt weergegeven.
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) in de
rechterbovenhoek van het venster en de optie waarover
u meer wilt weten.
5
Klik op het pictogram van SmarThru Office ( ) in het
systeemvak van Windows om het startprogramma
SmarThru Office te activeren.
6
Klik op het scanpictogram ( ) om het scanvenster te
openen.
7
Het venster Scan Setting wordt geopend.
8
Geef de scaninstellingen op en klik op Scan.
Scanfuncties
121
4. Speciale functies
32
Scannen in Macintosh
Scannen via een apparaat dat is aangesloten via
USB
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
3
Start Programma's en klik op Fotolader.
Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen
van afbeeldingen aangesloten. verschijnt, maakt u de
USB-kabel los en verbindt u hem opnieuw. Als het
probleem blijft bestaan, raadpleegt u de help bij
Fotolader.
4
Selecteer de gewenste optie.
5
Scan uw afbeelding en sla deze op.
Als u niet kunt scannen met Fotolader moet u Mac OS
opwaarderen tot de laatste versie. Fotolader werkt naar
behoren in Mac OS X 10.3.9 of hoger en in Mac OS X
10.4.7 of hoger.
Scannen vanaf een apparaat dat is aangesloten
op een netwerk
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn
voornamelijk gebaseerd op Mac OS X 10.6.
1
Controleer of uw apparaat met een netwerk is verbonden.
2
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
3
Start Programma's en klik op Fotolader.
4
Gebruik de onderstaande stappen voor het betreffende
besturingssysteem.
Voor 10.4 - 10.5
Scanfuncties
122
4. Speciale functies
- Klik op de menubalk op Apparaten > Blader door
apparaten….
- Selecteer uw apparaat bij de optie TWAIN-
apparaten. Zorg ervoor dat het selectievakje
Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld.
- Klik op Verbind.
Als er een waarschuwingsbericht wordt
weergegeven, klikt u op Poort wijzigen om een
poort te selecteren. Als de TWAIN-interface wordt
weergegeven, klikt u op Poort wijzigen op het
tabblad Voorkeuren om een nieuwe poort te
selecteren.
Voor 10.6 selecteert u uw apparaat bij GEDEELD.
5
Stel de scanopties in dit programma in.
6
Scan uw afbeelding en sla deze op.
Als u niet kunt scannen met Fotolader, moet u Mac OS
bijwerken met de nieuwste versie. Fotolader werkt
correct in Mac OS X 10.4.7 en hoger.
Raadpleeg de Help bij Fotolader voor meer informatie.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken,
zoals Adobe Photoshop.
33
Scannen in Linux
Scannen
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het
bureaublad.
3
Klik op de knop om het venster Scanners Configuration
te openen.
4
Selecteer de scanner in de lijst.
Scanfuncties
123
4. Speciale functies
5
Klik op Properties.
6
Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat van de scanner.
7
Klik in het venster Scanner Properties op Preview.
8
Het document wordt gescand en er verschijnt een
voorbeeld van de afbeelding in het Preview Pane.
9
Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt
scannen in het Preview Pane.
10
Selecteer de gewenste optie.
11
Scan uw afbeelding en sla deze op.
U kunt uw scaninstellingen opslaan en toevoegen aan de
vervolgkeuzelijst Job Type zodat u de instellingen
opnieuw kunt gebruiken.
Een afbeelding bewerken met Image Manager
In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt u
menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande
afbeeldingen.
124
4. Speciale functies
Functies voor gedeelde map gebruiken
Met deze functie kan het geheugen van het apparaat als een
gedeelde map worden gebruikt. Het voordeel van deze functie is
dat u gemakkelijk gebruik kunt maken van de gedeelde map via
het scherm van uw computer.
U kunt deze functie gebruiken bij de modellen die over
een opslagapparaat beschikken.
De beheerder kan de id en het wachtwoord instellen
om de toegang van de gebruiker te beperken.
Daarnaast kan de beheerder het maximaal aantal
gelijktijdige gebruikers instellen.
34
Een gedeelde map maken
1
Open het venster van de Windows Verkenner op de
computer.
2
Voer het \\[IP-adres] in (bijvoorbeeld: \\169.254.133.42) in
het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
3
Maak een nieuwe map in de map nfsroot.
35
De gedeelde map gebruiken
U kunt de gedeelde map op precies dezelfde manier gebruiken
als op de normale computer. Maak, bewerk en verwijder de map
of het bestand zoals een normale Windows-map. U kunt ook de
gescande gegevens in de gedeelde map opslaan. U kunt
bestanden die zijn opgeslagen in een gedeelde map
rechtstreeks afdrukken. U kunt de bestanden in de indelingen
TIFF, BMP, JPEG en PRN afdrukken.
125
4. Speciale functies
Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige
menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit
het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
36
vanuit het stuurprogramma van de printer
Als het optionele geheugen is geïnstalleerd, kunt u
gebruikmaken van geavanceerde afdrukfuncties, zoals een
afdruktaak opslaan of in de wachtrij op de harde schijf plaatsen,
een afdruktaak controleren en een persoonlijke afdruktaak
specificeren in het venster Afdrukken. Kies Eigenschappen of
Voorkeur en stel de afdrukmodus in.
37
Via het bedieningspaneel
Als uw apparaat beschikt over een optioneel geheugen of een
optionele harde schijf, dan kunt u deze functies gebruiken via de
knop (Menu) > Systeeminstellingen > Taakbeheer.
Actieve taak: Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt
bevinden zich in de actieve wachtrij in de volgorde waarin u
ze naar de printer hebt gestuurd. U kunt een afdruktaak
verwijderen uit de wachtrij voordat deze wordt afgedrukt of
een afdruktaak sneller laten afdrukken.
Bestandsbeleid: U kunt het bestandsbeleid kiezen voor het
genereren van een bestandsnaam voor u doorgaat met een
afdruktaak vanaf het optioneel geheugen. Als de naam reeds
in het optioneel geheugen is opgeslagen, wijzigt u de naam
of overschrijft u de bestaande naam.
Opgeslagen taak: Hiermee kunt u een opgeslagen
afdruktaak afdrukken of verwijderen.
Na het installeren van de harde schijf kunt u ook de
vooraf gedefinieerde documentsjablonen afdrukken via
de knop (Menu) > Systeeminstellingen > Menu
Formulier.
5. Onderhoud
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de
mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten. Er wordt ook
informatie gegeven over het onderhoud van de tonercassette.
De tonercassette bewaren 127
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw
apparaat 129
Nuttige beheerprogramma´s 130
127
5. Onderhoud
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor
licht, temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan deze
aanbevelingen te volgen met het oog op optimale prestaties, de
hoogste kwaliteit en de langste gebruiksduur van uw nieuwe
Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt
gebruikt; idealiter in een omgeving met gecontroleerde
temperatuur en vochtigheid. Haal de tonercassette pas uit haar
originele, ongeopende verpakking op het moment dat u de
cassette gaat installeren. Als de originele verpakking ontbreekt,
moet u de bovenste opening van de cassette bedekken met
papier en moet u de cassette in een donkere kast bewaren.
Door de verpakking van de cassette te openen voor u de
cassette in gebruik neemt, zal de levensduur en bewaartijd van
de cassette aanzienlijk verkorten. Plaats ze niet op de vloer. Volg
de onderstaande procedures om een tonercassette die u uit de
printer hebt verwijderd te bewaren.
Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele
verpakking.
Bewaar de tonercassette liggend (niet staand) met dezelfde
kant boven als bij de installatie.
Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende
omstandigheden:
- bij temperaturen boven 40 °C.
- in een omgeving met een luchtvochtigheid lager dan 20%
of hoger dan 80%.
- in een omgeving met extreme temperatuur- of
vochtigheidsschommelingen.
- in direct zon- of kunstlicht.
- op stoffige plaatsen.
- in een auto gedurende een lange periode.
- in een omgeving met corrosieve gassen.
- in een omgeving met zilte lucht.
1
Behandelingsrichtlijnen
Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de
cassette niet aan.
Stel de cassette niet nodeloos bloot aan schokken of
trillingen.
Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde
richting. Dit kan interne schade en een tonerlek veroorzaken.
De tonercassette bewaren
128
5. Onderhoud
2
Gebruik tonercassette
Samsung Electronics raadt het gebruik van tonercassettes van
andere merken dan Samsung af, met inbegrip van generische,
hervulde of gerecycleerde tonercassettes of tonercassettes van
witte producten.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan
het apparaat die ontstaan is door het gebruik van een
bijgevulde cassette, gerecyclede cassette of een
tonercassette van een ander merk dan Samsung.
3
Geschatte levensduur van cassette
De geschatte levensduur van een cassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. Het werkelijk aantal
pagina’s kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de
pagina’s waarop u afdrukt, het besturingssysteem, de tijd tussen
de afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u
bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, wordt er meer toner
verbruikt en moet de cassette waarschijnlijk vaker worden
vervangen.
129
5. Onderhoud
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of
op zijn kant houden. Er kan hierbij toner vrijkomen in het
apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan
of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten
minste twee mensen het apparaat goed vasthouden.
130
5. Onderhoud
Nuttige beheerprogramma´s
4
Samsung AnyWeb Print
Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows
Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken
en afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan in het
gebruikelijke programma. Klik op Start > Alle programma’s >
Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download
the latest version om naar de website te gaan waar u het
hulpprogramma kunt downloaden.
5
SyncThru™ Web Service gebruiken
Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet
Explorer 6.0 of hoger vereist.
De uitleg over SyncThru™ Web Service in deze
gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de
opties en het model, en komt mogelijk niet helemaal
overeen met uw apparaat.
Alleen voor netwerkmodel.
SyncThru™ Web Service weergeven
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet
Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx)
in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga
naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
Aanmelden bij SyncThru™ Web Service
Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet
u zich aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web
Service nog altijd gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult
geen toegang hebben tot het tabblad Settings en het tabblad
Security.
1
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de
SyncThru™ Web Service-website.
2
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik
vervolgens op Login.
ID: admin
Password: sec00000
Nuttige beheerprogramma´s
131
5. Onderhoud
SyncThru™ Web Service overzicht
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu’s
mogelijk niet verschijnen.
Het tabblad Information
Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat
weergegeven. U kunt diverse gegevens controleren, waaronder
de resterende hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten
afdrukken, zoals een foutenrapport.
Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat
zijn gegenereerd en hun ernst.
Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel
toner er nog in de cassette zit.
Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per
type afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig.
Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het
netwerk.
Print information: Drukt rapporten af zoals
systeemgerelateerde rapporten, e-mailadressen en
lettertyperapporten.
Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk
instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad
weer te geven.
Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine
geleverde opties in.
Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de
netwerkomgeving. Stelt opties in zoals TCP/IP en
netwerkprotocollen.
Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem
en van het netwerk instellen. U moet zich aanmelden als
beheerder om dit tabblad weer te geven.
System Security: Stelt de gegevens van de
systeembeheerder in en schakelt tevens de apparaatfuncties
in- of uit.
Network Security: Stelt instellingen voor HTTPs, IPSec,
IPv4/IPv6 filtering, 802.1x en verificatieservers in.
User Access Control: Hiermee worden gebruikers
ingedeeld in verschillende groepen op basis van de rol van de
afzonderlijke gebruikers. De autorisatie, verificatie en
accountgegevens van elke gebruiker zullen worden beheerst
door de definitie van de rol van de groep.
Nuttige beheerprogramma´s
132
5. Onderhoud
Het tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de
firmware te upgraden en contactgegevens voor het versturen
van e-mails in te stellen. U kunt ook verbinding maken met de
website van Samsung of stuurprogramma's downloaden door
het menu Link te selecteren.
Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw
apparaat.
Contact Information: Contactgegevens tonen.
Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie
kunt downloaden of lezen.
E-mailmelding instellen
U kunt e-mails ontvangen over de status van uw apparaat door
deze optie in te stellen. Door gegevens, zoals IP-adressen,
hostnaam, e-mailadressen en SMTP-servergegevens in te
stellen zal de apparaatstatus (tonercassette leeg of
machinefout) automatisch naar het e-mailadres van een bepaald
persoon worden verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker
gebruikt door een apparaatbeheerder.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet
Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx)
in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga
naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
3
Selecteer Machine Settings > E-mail Notification op het
tabblad Settings.
Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt
geconfigureerd, gaat u naar Settings > Network
Settings > Outgoing Mail Server(SMTP) om de
netwerkomgeving te configureren voor u e-mailmelding
instelt.
Nuttige beheerprogramma´s
133
5. Onderhoud
4
Schakel het selectievakje voor Enable in om E-mail
Notification te gebruiken.
5
Klik op de knop Add om een gebruiker van e-mailmelding
in te stellen.
Stel de naam van de ontvanger in en het (de) e-
mailadres(sen) met meldingsitems waarvoor u een
waarschuwing wilt ontvangen.
6
Klik op Apply.
Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet
verzonden kunnen worden. Neem in dat geval contact op
met de netwerkbeheerder.
Informatie over de systeembeheerder instellen
Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de
optie e-mailmelding.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet
Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx)
in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga
naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
3
Selecteer op het tabblad SecuritySystem Security >
System Administrator.
4
Voer de naam, het telefoonnummer, locatie en e-
mailadres van de beheerder in.
5
Klik op Apply.
Nuttige beheerprogramma´s
134
5. Onderhoud
6
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
(alleen voor Windows)
Samsung Easy Printer Manager is een Windows-programma
waarbinnen alle printerinstellingen van Samsung op een enkele
plaats samengebracht zijn. Samsung Easy Printer Manager
combineert printerinstellingen met omgevingsfactoren,
instellingen/taakopties en startopties. Met al deze functies heeft
overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsung-printer.
Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende
interfaces waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface
en een interface voor gevorderde gebruikers. Overschakelen
tussen de twee interfaces is eenvoudig: klik gewoon op een
knop.
Informatie over Samsung Easy Printer Manager
Deze interface is bedoeld voor algemene apparaatgebruikers in
een klein bedrijf of thuis.
Openen van het programma:
Kies Start > Programma's or Alle programma's > Samsung
Printers > Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy
Printer Manager.
De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit
verschillende kaders die in de onderstaande tabel worden
beschreven:
1
Lijst met
printers
In de printerlijst worden pictogrammen
weergegeven van de printers die op uw
computer zijn geïnstalleerd.
Nuttige beheerprogramma´s
135
5. Onderhoud
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) in de
rechterbovenhoek van het venster en de optie waarover
u meer wilt weten.
2
Printerin-
formatie
In dit kader staat algemene informatie over uw
apparaat. U kunt deze informatie controleren,
zoals de naam van het printermodel, het IP-
adres (of poortnummer) en de printerstatus.
Knop Problemen oplossen: Deze
knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er
een fout optreedt. U kunt direct naar
het desbetreffende deel in de
gebruikershandleiding gaan.
3
Toepas-
singsinfor-
matie
Bevat koppelingen voor overschakelen naar
geavanceerde instellingen,
voorkeursinstellingen, hulp en informatie over
het programma.
Met de knop kunt u de interface
wijzigen in de interface voor
gevorderde gebruikers (zie
"Overzicht interface instellingen voor
gevorderde gebruikers" op pagina
136).
4
Snelkoppe-
lingen
Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke
functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen
naar toepassingen in de geavanceerde
instellingen.
Als u op het apparaat verbinding
maakt met een netwerk, wordt het
venster SyncThru™ Web Service
weergegeven.
5
Inhoud Toont informatie over de geselecteede printer,
het niveau van de toner en het papier. De
informatie wijzigt naargelang de gekozen
printer. Niet alle apparaten beschikken over
deze functie.
6
Benodigd-
heden be-
stellen
Klik op de knop Bestellen in het deelvenster
om verbruiksartikelen te bestellen. U kunt
online reservetonercassette(s) bestellen.
Nuttige beheerprogramma´s
136
5. Onderhoud
Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de
beheerder van het netwerk en de printers.
Apparaatinstellingen
Klik op Apparaatinstellingen > Koppelen aan programma om
verschillende apparaatinstellingen te configureren.
Instellingen voor scannen naar pc
Dit menu bevat instellingen waarmee u profielen voor scannen
naar pc kunt maken of verwijderen.
Scannen activeren: Hiermee bepaalt u of de scanfunctie is
ingeschakeld of het apparaat.
profiel: Hiermee geeft u de opgeslagen scanprofielen op het
geselecteerde apparaat weer.
Het tabblad Standaard: Dit tabblad bevat algemene scan- en
apparaatinstellingen.
Het tabblad Afbeelding: Dit tabblad bevat instellingen voor
beeldbewerking.
Instellingen voor faxen naar pc
Dit menu bevat instellingen voor de basisfaxfunctie van het
geselecteerde apparaat.
Uitschakelen: Als Uitschakelen is ingesteld op Aan,
worden binnenkomende faxen niet ontvangen op dit
apparaat.
Faxontvangst op apparaat inschakelen: Hiermee kunt u
faxen op het apparaat inschakelen en meer opties voor de
faxfunctie instellen.
Waarschuwingsinstellingen
Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen
over fouten en storingen.
Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot
wanneer waarschuwingen ontvangen worden.
E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het
ontvangen van waarschuwingen via e-mail.
Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis
met betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het
apparaat en de toner.
Nuttige beheerprogramma´s
137
5. Onderhoud
Taakaccountbeheer
Levert een overzicht van informatie over de verdeling van
afdruktaken per specifieke gebruiker. Deze verdeling kan
aangemaakt en toegepast worden op op apparaten via
taakaccountancysoftware zoals SyncThru™ of de CounThru™
administratiesoftware.
Nuttige beheerprogramma´s
138
5. Onderhoud
7
Gebruiken van Samsung-printerstatus
(alleen voor Windows)
Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de
printer controleert en u daarvan op de hoogte houdt.
Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in
deze gebruikershandleiding worden getoond, kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het
gebruikte besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn
met uw apparaat (zie basishandleiding).
Overzicht Samsung-printerstatus
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat,
kunt u de fout controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-
printerstatus wordt automatisch geïnstalleerd wanneer u de
apparaatsoftware installeert.
U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga
naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Basis > de knop Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Pictogram betekent Omschrijving
Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik
en er zijn geen fouten of
waarschuwingen.
Waarschu
wing
Het apparaat is in een toestand waarin
er in de toekomst een fout kan
optreden. Dit is bijvoorbeeld als het
niveau van de toner laag is, wat kan
leiden tot de toner-leegstatus.
Fout Er is minstens één fout in het apparaat.
Nuttige beheerprogramma´s
139
5. Onderhoud
8
Gebruiken van Smart Panel (alleen voor
Macintosh en Linux)
Smart Panel is een programma waarmee de status van het
apparaat wordt bewaakt. U kunt de status bekijken en de
apparaatinstellingen aanpassen. Bij Macintosh wordt Smart
Panel automatisch geïnstalleerd op het moment dat u de
apparaatsoftware installeert. Voor Linux kunt u Smart Panel
downloaden van de website van Samsung (zie "Smart Panel
installeren" op pagina 8).
Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het
gebruikte besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn
met uw apparaat (zie basishandleiding).
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in
de cassette(s) weergegeven. Het
apparaat en het aantal tonercassette(s) in
het bovenstaande venster kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte
printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Waarschuw.inst
elling
Selecteer de gewenste instellingen in het
venster Opties.
3
Benod.
bestellen
U kunt reservetonercassette(s) online
bestellen.
4
Problemen
oplossen
U kunt direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
5 Sluiten Sluit het venster.
Nuttige beheerprogramma´s
140
5. Onderhoud
Overzicht Smart Panel
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik, kunt u de fout
controleren in Smart Panel. U kunt Smart Panel ook handmatig
starten.
Macintosh
Voor Mac OS 10.5 klikt u op Afdrukken en
faxen in Systeemvoorkeuren > Open
afdrukwachtrij... van een printer >
Hulpprogramma.
Voor Mac OS 10.6 klikt u op Afdrukken en
faxen in Systeemvoorkeuren > Open
afdrukwachtrij... van een printer >
Printerinstelling > Hulpprogramma > Open
Printerhulpprogramma.
Linux
Dubbelklik op het Smart Panel-pictogram in
het berichtenkader.
1
Toner-
niveau
Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Nu
kopen
U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
3
Gebrui-
kers-
handlei
ding
U kunt de Gebruikershandleiding bekijken.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een
fout optreedt. U kunt direct naar het deel
met de probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
4
Instel-
ling
printer
U kunt diverse apparaatinstellingen configureren in
het venster Hulpprogramma Printerinstellingen.
Niet alle apparaten beschikken over deze functie.
Als u uw apparaat op een netwerk
aansluit, verschijnt het venster
SyncThru™ Web Service in plaats van
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Nuttige beheerprogramma´s
141
5. Onderhoud
Wijzigen van de instellingen van Smart Panel
Klik in Linux met de reechtermuisknop op het pictogram Smart
Panel en selecteer Opties. Selecteer de gewenste instellingen
in het venster Opties.
9
De Linux Unified Driver Configurator
gebruiken
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat
hoofdzakelijk bestemd is voor de configuratie van apparaten. U
moet Unified Linux Driver installeren om Unified Driver
Configurator te kunnen gebruiken (zie "Installatie voor Linux" op
pagina 7).
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem
wordt automatisch het pictogram voor Unified Driver
Configurator op uw bureaublad geplaatst.
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het
bureaublad.
U kunt ook op pictogram van het menu Startup klikken en
Samsung Unified Driver > Unified Driver Configurator
selecteren.
2
Klik op de knoppen links om het overeenkomstige
configuratievenster te openen.
Klik op Help voor schermhulp.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit
om Unified Driver Configurator te sluiten.
1 Printer
Configuration
2 Port Configuration
Nuttige beheerprogramma´s
142
5. Onderhoud
Printers configuration
Printers configuration bevat twee tabbladen: Printers en
Classes.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster
Unified Driver Configurator om de printerconfiguratie van het
huidige systeem weer te geven.
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare
apparaten.
Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde
apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat
in als standaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te
controleren of de printer goed werkt.
Properties: Hiermee kunt u de eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
1 Schakelt naar Printers configuration.
2 Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw
apparaat weergegeven.
Nuttige beheerprogramma´s
143
5. Onderhoud
Het tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
apparaatklassen weergegeven.
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse
toevoegen.
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die
bezet wordt door een afgebroken taak.
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare
poorten.
Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort
vrijgeven.
1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal
apparaten in de klasse aan.
1 Schakelt naar Ports configuration.
2 Alle beschikbare poorten.
3
Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten
apparaat en de status weer.
6. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een
probleem optreedt.
Problemen met papierinvoer 145
Problemen met de voeding en het netsnoer 146
Afdrukproblemen 147
Problemen met de afdrukkwaliteit 151
Problemen met kopiëren 159
Problemen met scannen 160
Problemen met faxen 162
Problemen met het besturingssysteem 164
145
6. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het papier loopt vast
tijdens het afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier.
Papier kleeft aan elkaar. Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met een
aantal vellen tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van
hetzelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt niet
ingevoerd.
Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in
de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Het papier blijft vastlopen. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele lade (of de
handmatige papierinvoer) om af te drukken op speciale materialen.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het
apparaat.
Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
Transparanten plakken aan
elkaar in de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal zijn bedoeld voor laserprinters. Verwijder elk transparant zodra
het is uitgevoerd.
Enveloppen trekken scheef
of worden niet goed
ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop
net raken).
146
6. Problemen oplossen
Problemen met de voeding en het netsnoer
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over het oplossen van problemen met de netvoeding.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat krijgt geen stroom,
of de verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet
goed aangesloten.
Sluit het apparaat eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop (Aan/uit) op het
bedieningspaneel heeft, drukt u hierop.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit deze opnieuw aan.
147
6. Problemen oplossen
Afdrukproblemen
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt
niet af.
Het apparaat krijgt geen stroom. Sluit het apparaat eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een
knop (Aan/uit) op het bedieningspaneel heeft, drukt u hierop.
Het apparaat is niet als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de voorklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier.
De papierlade is leeg. Vul papier bij.
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een tonercassette.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet goed
aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan.
De verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is mogelijk
defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar
behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een
andere kabel voor uw apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer
meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort
is aangesloten.
Het apparaat is mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan
of alle afdrukinstellingen correct zijn.
Afdrukproblemen
148
6. Problemen oplossen
Het apparaat drukt
niet af.
Mogelijk is het printerstuurprogramma
niet goed geïnstalleerd.
Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het
programma opnieuw.
Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het document is zo groot dat er niet
voldoende ruimte op de harde schijf van
de computer is om toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw
af.
De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat
door met afdrukken.
Het apparaat haalt
papier uit de
verkeerde invoer.
De papieroptie die in
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken is geselecteerd is mogelijk
onjuist.
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het
tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Selecteer
de juiste papierbron. Raadpleeg de help bij het printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is blanco.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Raadpleeg de
help bij het printerstuurprogramma.
Het ingestelde papierformaat stemt niet
overeen met het formaat van het papier
in de lade.
Controleer of het papierformaat in de printerinstellingen overeenstemt
met het papier in de lade of met de papierselectie in de instellingen van
de softwaretoepassing die u gebruikt.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
149
6. Problemen oplossen
Het apparaat drukt
wel af, maar de
tekst is niet
correct, vervormd
of niet volledig.
De kabel van het apparaat zit los of is
defect.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk
een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit
de kabel en het apparaat indien mogelijk aan op een andere computer
en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen
afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe printerkabel.
Het verkeerde printerstuurprogramma is
geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer
hebt geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Het besturingssysteem werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het
apparaat uit en weer in.
Als u in een DOS-omgeving werkt, is het
mogelijk dat het lettertype voor uw
apparaat verkeerd is ingesteld.
zie "De lettertype-instelling wijzigen" op pagina 86.
Er worden blanco
pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een onderdeel van het
apparaat defect (bijvoorbeeld de
controller of het moederbord).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
150
6. Problemen oplossen
Het apparaat drukt
het PDF-bestand
niet juist af.
Sommige delen
van afbeeldingen,
tekst of illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand
en de Acrobat-producten.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken
als een afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd
in beslag.
De afdrukkwaliteit
van foto’s is niet
goed. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in
het programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd.
Er komt voor het
afdrukken ter
hoogte van de
uitvoerlade stoom
uit het apparaat.
Het gebruik van geperforeerd papier kan
damp veroorzaken tijdens het
afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.
Het apparaat drukt
geen speciaal
papier zoals
rekeningpapier af.
Het papierformaat en de
papierformaatinstelling komen niet
overeen.
Stel het juiste papierformaat in onder Aangepast in het tabblad Papier
in Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Het afgedrukte
papier krult op.
De instelling voor de papiersoort klopt
niet.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en
stel het type in op Dik papier.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
151
6. Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de
onderstaande tabel om het probleem te verhelpen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe
tonercassette.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw
zijn.
Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het apparaat zich in
energiebesparende modus. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit.
Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd.
Reinig de binnenkant van het apparaat.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat. Als
het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de
klantenservice.
De bovenste helft
van het papier is
lichter bedrukt dan
de rest van het
papier
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken,
klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier.
Problemen met de afdrukkwaliteit
152
6. Problemen oplossen
Tonervlekken Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier
van een ander merk.
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen
toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken,
klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dik papier.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat
de rol vuil kan zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
Problemen met de afdrukkwaliteit
153
6. Problemen oplossen
Verticale strepen Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette in het apparaat. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat. Als
het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Zwarte of gekleurde
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht.
Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer
dan 80% RV) kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Tonervegen Reinig de binnenkant van het apparaat.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe.
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
154
6. Problemen oplossen
Verticaal terugkeren-
de afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als u nog steeds dezelfde problemen ondervindt, verwijdert u de
tonercassette en plaatst u een nieuwe.
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van
de pagina bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk
voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier
pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt
afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken kiest u een andere
afdrukresolutie in het softwareprogramma of in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Controleer of u
het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg
hebben.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
155
6. Problemen oplossen
Er blijven tonerdeel-
tjes hangen rond vet-
gedrukte tekens of
donkere foto’s
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken,
klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier.
Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd,
maar als er momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot
gevolg hebben.
Misvormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier.
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
AaBbC
AaBbC
c
Problemen met de afdrukkwaliteit
156
6. Problemen oplossen
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de
vochtigheid te hoog is.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Achterkant van af-
drukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
157
6. Problemen oplossen
Volledig gekleurde of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe.
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en installeer een nieuwe.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Openingen in tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten
zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeert u een ander soort transparant. Als gevolg van de
samenstelling van de transparanten kunnen onvolledige tekens voorkomen.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
158
6. Problemen oplossen
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dun papier.
Op enkele vellen
verschijnt herhaal-
delijk een onbeken-
de afbeelding
Losse toner
Vage afdruk of ver-
vuiling
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de
afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie
"Aanpassing aan luchtdruk of hoogte" op pagina 85).
Toestand Voorgestelde oplossing
159
6. Problemen oplossen
Problemen met kopiëren
Toestand Voorgestelde oplossing
Kopieën zijn te licht of te
donker.
Pas Tonersterkte in Kopieerfunctie aan om de achtergrond van kopieën lichter of donkerder te maken.
Er verschijnen vegen,
strepen, vlekken of stippen
op kopieën.
Gebruik Tonersterkte in Kopieerfunctie om de achtergrond van uw kopieën lichter te maken als de
onregelmatigheden zich op het origineel bevinden.
Als het origineel geen onregelmatigheden vertoont, moet u de scannereenheid reinigen.
Kopie staat scheef. Zorg ervoor dat het origineel is uitgelijnd met de centreergeleider.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Afgedrukte kopieën zijn
blanco.
Controleer of het origineel op de glasplaat ligt met de bedrukte zijde naar onder of in de automatische
documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Afdruk geeft gemakkelijk af. Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak.
In vochtige omstandigheden mag u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg hem ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade
door papier uit een nieuw pak. Controleer de papiergeleiders en stel deze zo nodig beter af.
Controleer of het papier het juiste type en het juiste gewicht heeft.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten van kopieerpapier in het
apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette gaat min-
der lang mee dan verwacht.
Uw originelen bevatten mogelijk afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn
bijvoorbeeld formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner verbruiken.
Het deksel van de scanner is mogelijk opengelaten tijdens het kopiëren.
Schakel het apparaat uit en weer in.
160
6. Problemen oplossen
Problemen met scannen
Toestand Voorgestelde oplossing
De scanner doet het niet. Zorg ervoor dat u het te scannen origineel op de glasplaat plaatst met de bedrukte zijde
naar onder en in de automatische documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen beschikbaar voor het document dat u wilt
scannen. Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere scanresolutie.
Controleer of de printerkabel op de juiste wijze werd aangesloten op uw apparaat.
Controleer of de printerkabel niet stuk is. Vervang de kabel door een kabel waarvan u
zeker weet dat hij werkt. Vervang indien nodig de kabel.
Controleer of de scanner op de juiste manier is geconfigureerd. Controleer de
scaninstellingen in SmarThru Office of in de toepassing die u wilt gebruiken om er zeker
van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden (bijvoorbeeld USB001).
Het apparaat doet erg lang over een
scanopdracht.
Controleer of er tegelijkertijd ontvangen gegevens worden afgedrukt op het apparaat.
Wacht in dat geval met scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het inscannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig
is om de ingescande afbeelding te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort
van uw computer in op de ECP-modus (in de BIOS-instellingen van de computer). De
communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw
computer voor meer informatie over de BIOS-instellingen.
Problemen met scannen
161
6. Problemen oplossen
Het volgende bericht verschijnt op het
computerscherm:
Apparaat kan niet in de gewenste H/W-
modus staan.
Poort wordt gebruikt door een ander
programma.
Poort is uitgeschakeld.
'Scanner is bezig met ontvangen of
afdrukken van data. Probeer het
opnieuw zodra de huidige opdracht is
afgerond.
Ongeldige ingang.
Scannen is mislukt.
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te
voeren nadat de voorgaande taak is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het opnieuw.
De kabel van uw apparaat is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of het besturingssysteem is niet correct
ingesteld.
Controleer of het apparaat op de juiste wijze is aangesloten en ingeschakeld is. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is mogelijk niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
Toestand Voorgestelde oplossing
162
6. Problemen oplossen
Problemen met faxen
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat werkt niet, het dis-
play blijft leeg of de toetsen rea-
geren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of er stroom staat op het stopcontact.
Controleer of de aan/uit-schakelaar is ingeschakeld en of de aan/uit-knop is ingedrukt.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste wijze is aangesloten.
Controleer of de wandcontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten.
De in het geheugen opgeslagen
nummers worden verkeerd ge-
kozen.
Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. U kunt dit controleren door een
adresboeklijst af te drukken.
Het origineel wordt niet in het
apparaat ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga na of het
origineel het juiste formaat heeft en niet te dik of te dun is.
Controleer of de ADI goed is gesloten.
De rubbermat van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging toe. Neem contact
op met een medewerker van de klantenservice.
Faxberichten worden niet
automatisch ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Controleer of er een foutmelding wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde
probleem op.
Het apparaat verzendt geen fax-
berichten.
Zorg dat het origineel zich in de ADI of op de glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen.
Problemen met faxen
163
6. Problemen oplossen
Een ontvangen faxbericht is
gedeeltelijk blanco of is van
slechte kwaliteit.
Er is mogelijk een probleem met het faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te maken.
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt. Vervang de tonercassette.
Sommige woorden van een
ontvangen faxbericht zijn
uitgerekt.
Er is een tijdelijke storing opgetreden in het documenttransport vanaf het apparaat waarvan het
faxbericht afkomstig is.
Er staan strepen op de
originelen die u hebt verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig deze indien nodig.
Het nummer wordt gekozen
maar er kan geen verbinding tot
stand worden gebracht met de
andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen
worden beantwoord. Vraag de bediener van het andere apparaat om het probleem aan zijn kant op
te lossen.
Faxen worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als het scherm met de status van het
geheugen verschijnt, verwijdert u faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen en
probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan. Neem contact op met de klantenservice.
Er verschijnen blanco stukken
onder aan de pagina, met een
korte strook tekst bovenaan.
U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties.
Controleer het papierformaat en -type nogmaals.
Toestand Voorgestelde oplossing
164
6. Problemen oplossen
Problemen met het besturingssysteem
1
Algemene Windows-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over
foutmeldingen in Windows.
Toestand Voorgestelde oplossing
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows
weer op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool 32" of "Ongeldige
bewerking" verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
De berichten "Kan niet
afdrukken" of "Er is een
time-outfout in de printer
opgetreden"
verschijnen.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is
met afdrukken. Als het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid,
controleert u de aansluiting en gaat u na of er een fout is opgetreden.
Problemen met het besturingssysteem
165
6. Problemen oplossen
2
Algemene Macintosh-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-
foutmeldingen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt het PDF-
bestand niet juist af. Sommige
delen van afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel
Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is afgedrukt, maar
de afdruktaak blijft in de wachtrij
van Mac OS X 10.3.2 staan.
Werk uw Mac OS-versie bij tot MAC OS X 10.3.3. of hoger.
Bepaalde letters worden niet
normaal weergegeven tijdens
het afdrukken van het voorblad.
Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters
en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een Macintosh-
computer een document afdrukt
met Acrobat Reader 6.0 of hoger
worden de kleuren niet op de
juiste wijze afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-
instelling in Acrobat Reader.
Problemen met het besturingssysteem
166
6. Problemen oplossen
3
Algemene Linux-problemen
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het
tabblad Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of
uw apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst
met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als tussen de
status de tekenreeks Stopped voorkomt. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken. De status
"stopped" is mogelijk geactiveerd wanneer zich problemen met het afdrukken voordoen.
Controleer of er speciale afdrukopties zijn ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw"
is opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end
kiest u “print” -> “Setup printer” en bewerkt u de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig
zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document
geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte
gebruikt voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript
versie 7.06 of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt
in onverwachte
kleuren.
Dit is een gekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) als de basiskleurruimte van het document
wordt geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat Postscript CIE-
kleurruimte gebruikt voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem bij te werken naar
GNU Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Problemen met het besturingssysteem
167
6. Problemen oplossen
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af.
Slechts de helft van
de pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere
versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug
688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de meest recente versie
van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te
lossen.
Ik kan niet scannen
via mijn Gimp
front-end.
Controleer of u in Gimp Front-end het venster Xsane:Device dialog. kunt openen via het menu Acquire. Als dat
niet het geval is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor
Gimp op de cd van uw Linux-distributie of op de homepage van Gimp. Raadpleeg het Help-systeem op de cd van
uw Linux-distributie of van de Gimp front-endtoepassing voor meer informatie.
Raadpleeg de Help-informatie bij de toepassing als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken.
Tijdens het
afdrukken van een
document wordt de
foutmelding
"Cannot open port
device file"
getoond.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (bijvoorbeeld met LPR GUI) terwijl er een afdruktaak wordt
uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en
proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort
tijdens het afdrukken wordt vergrendelt, blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het
stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet,
probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port configuration.
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met het besturingssysteem
168
6. Problemen oplossen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-
foutberichten.
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of uw apparaat met uw computer is verbonden, op de juiste manier op de USB-poort is aangesloten
en ingeschakeld is.
Controleer of het scannerstuurprogramma voor uw apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open het venster
Unified Linux Driver Configurator, ga naar Scanners configuration en klik op Drivers. Kijk of de lijst in het venster
een stuurprogramma voor uw apparaat bevat.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en
scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen tegelijkertijd
toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen mag slechts één toepassing
tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat. Op het systeem van de andere gebruiker wordt de melding "Device
busy" (Apparaat bezet) weergegeven. Dit gebeurt doorgaans bij het starten van een scanprocedure. Er
verschijnt een overeenkomstig dialoogvenster.
Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner
toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 komt overeen met de bestemming LP:0 die wordt
weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het paneel Selected port kunt
u zien of de poort is bezet door een andere toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is
voltooid of drukt u op de knop Release port als u zeker weet dat de huidige poort niet naar behoren werkt.
Het apparaat scant
niet.
Zorg ervoor dat het document in het apparaat is geladen en dat uw apparaat met de computer is verbonden.
Mogelijk treedt er een I/O-fout op tijdens het scannen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met het besturingssysteem
169
6. Problemen oplossen
4
Veelvoorkomende PostScript-problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het PostScript-bestand
kan niet worden
afgedrukt
Mogelijk is het PostScript-
stuurprogramma niet correct
geïnstalleerd.
Installeer het PostScript-stuurprogramma (zie "Installatie van
de software" op pagina 4).
Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich
blijft voordoen.
Het rapport Fout
limietcontrole wordt
afgedrukt
De afdruktaak is te complex. Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit.
Er wordt een PostScript-
foutenpagina afgedrukt
De afdruktaak is mogelijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of
de softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of
PostScript-headerbestand naar het apparaat wordt gestuurd.
De optionele lade is niet
geselecteerd in het
stuurprogramma
Het printerstuurprogramma is niet
geconfigureerd om de optionele lade te
herkennen.
Open de eigenschappen van het PostScript-stuurprogramma,
selecteer het tabblad Apparaatopties en stel de ladeoptie in.
Problemen met het besturingssysteem
170
6. Problemen oplossen
Als u op een Macintosh-
computer een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger
worden de kleuren niet
op de juiste wijze
afgedrukt
Mogelijk komt de resolutie-instelling in
het printerstuurprogramma niet
overeen met de resolutie-instelling in
Acrobat Reader.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma
overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
171
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung
products, contact the Samsung customer care center.
Country/Region Customer Care Center Web Site
ALBANIA 42 27 5755
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com
ARMENIA 0-800-05-555
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com
AUSTRIA
0810-SAMSUNG
(7267864, € 0.07/min)
www.samsung.com
AZERBAIJAN 088-55-55-555
BAHRAIN 8000-4726 www.samsung.com
BELARUS 810-800-500-55-500
BELGIUM
02-201-24-18 www.samsung.com
/be (Dutch)
www.samsung.com
/be_fr (French)
BOSNIA 05 133 1999
BRAZIL
0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com
CANADA
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
CHILE
800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
CHINA
400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com
CROATIA
062 SAMSUNG
(062 726 7864)
www.samsung.com
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com
Samsung Zrt., česká organizační složka,
Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00,
Praha 8
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com
DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com
EGYPT 0800-726786 www.samsung.com
EIRE 0818 717100 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
172
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com
FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com
FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com
GERMANY
01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.com
GEORGIA 8-800-555-555
GREECE
8011-SAMSUNG
(80111 7267864) from
land line, local charge/
www.samsung.com
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com
HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com
HONG KONG
(852) 3698-4698 www.samsung.com
/hk
www.samsung.com
/hk_en/
HUNGARY
06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
INDIA
3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282
1800 266 8282
www.samsung.com
INDONESIA
0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
ITALY
800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com
JORDAN 800-22273 www.samsung.com
KAZAKHSTAN
8-10-800-500-55-500
(GSM:7799)
www.samsung.com
KOSOVO +381 0113216899
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com
LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
173
MACEDONIA 023 207 777
MEXICO
01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
MOLDOVA 00-800-500-55-500
MONTENEGRO 020 405 888
MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com
NIGERIA
080-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG
(0900-7267864)
(€ 0,10/min)
www.samsung.com
NEW ZEALAND
0800 SAMSUNG
(0800 726 786)
www.samsung.com
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com
NORWAY 815-56 480 www.samsung.com
OMAN
800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
PANAMA 800-7267 www.samsung.com
PERU 0-800-777-08 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
PHILIPPINES
1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-8-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777
www.samsung.com
POLAND
0 801 1SAMSUNG
(172678)
022-607-93-33
www.samsung.com
PORTUGAL
80820-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com
RUMANIA
08010 SAMSUNG
(08010 726 7864) only
from landline, local
network Romtelecom -
local tariff /021 206 01
10 for landline and
mobile, normal tariff.
www.samsung.com
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com
SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
174
SERBIA
0700 SAMSUNG
(0700 726 7864)
www.samsung.com
SINGAPORE
1800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SLOVAKIA
0800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SOUTH AFRICA
0860 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SPAIN
902-1-SAMSUNG
(902 172 678)
www.samsung.com
SWEDEN
0771 726 7864
(SAMSUNG)
www.samsung.com
SWITZERLAND
0848-SAMSUNG
(7267864, CHF 0.08/
min)
www.samsung.com
/ch
www.samsung.com
/ch_fr/
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com
THAILAND
1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com
U.A.E
800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
U.K
0330 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
U.S.A
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
UKRAINE
0-800-502-000 www.samsung.ua
www.samsung.com
/ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
175
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken
met het product en de terminologie die in deze
gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt
met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-
netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/
MAN-Standards Committee (IEEE 802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte
van 2,4 GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot
maximaal 11 Mbps, 802.11n ondersteunt een bandbreedte tot
150 Mbps. 802.11b/g/n-apparaten kunnen interferentie
ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en Bluetooth-
apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is
een apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in
een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale
zender en ontvanger van WLAN-radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat
een gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door
Apple Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken.
Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh
(1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Verklarende woordenlijst
176
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig
zijn om de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te
vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder
scala van te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits
toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een
kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of
zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en
algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische
bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
een netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit
gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of de
daarop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers
wijzen aan iedere client een IP-adres toe uit een pool van
adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos
werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd
besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak
mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook
gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te
voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit
meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie
Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt
voordat de overige kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale,
gedeelte waarop de bedienings- of controle-instrumenten
worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de
voorzijde van het apparaat.
Verklarende woordenlijst
177
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij
het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst
bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen
of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het
tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type
bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te
wisselen tussen verschillende toepassingen. Deze
bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en is min of
meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-
Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van
het papier kan inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit
de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt
geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt
configuratieparameters naar de DHCP-clienthost die deze
gegevens opvraagt om deel te kunnen uitmaken van een IP-
netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing
van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat
met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op,
zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard
waarmee apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar
kunnen uitwisselen via het netwerk.
Verklarende woordenlijst
178
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat
domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database
op netwerken, zoals het internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en
weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt
geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt
een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details
in de afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie
is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een
gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar
verschillende telefoonnummers kan ontvangen.
Duplex
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat
het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of
scannen). Een printer met een duplexeenheid kan afdrukken op
beide zijden van een vel papier tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte
pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt.
Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een
bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de
gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de
garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000
pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer
het aantal pagina’s tot 2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems
van Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van
faxen, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn,
automatisch opgespoord en gecorrigeerd.
Verklarende woordenlijst
179
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een
ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste
gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van
extern gedrag, in tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband
met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd,
vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde
computernetwerktechnologie voor LAN’s. Hiermee worden de
bedrading en de signalen gedefinieerd voor de fysieke laag en
frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt
meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de
jaren ’90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-
technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de
oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple
ingezet voor TCP/IP-netwerken.
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat
is geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kunnen
worden aangesloten. Met deze apparaten kunt u laten betalen
voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen
gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een
willekeurig netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals
internet of een intranet).
Verklarende woordenlijst
180
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het
afdrukmateriaal fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het
papier verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het
papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte
en druk om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht.
Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het uit een
laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel
gebruikt omdat het computers of netwerken zijn die toegang
bieden tot andere computers of netwerken.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden
door verschillende grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal
punten te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot
aantal punten, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal
punten bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal
gecodeerde gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een
magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is
een internationale professionele non-profitorganisatie voor de
bevordering van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het
IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term
"1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het
uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op
het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Verklarende woordenlijst
181
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige
manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te
laten uitvoeren. De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar
de meest zichtbare dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit
te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-
standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de
snelheid van een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het
aantal vellen papier aan dat een printer binnen één minuut
eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor
zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken,
mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het
internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt
tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het
een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere
oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced
Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt
door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX
bieden beide verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met
TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX
vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie
bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een bijzonder
efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de
prestaties die van TCP/IP in een LAN).
Verklarende woordenlijst
182
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld
is uit vertegenwoordigers van nationale
standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert wereldwijd
industriële en commerciële normen.
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en
regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De
belangrijkste taken omvatten standaardisering, de toewijzing
van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge
verbindingen tussen verschillende landen waarmee
internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De
-T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T
voor het verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de
compressie van afbeeldingen zonder verlies van
nauwkeurigheid of kwaliteit, die ontworpen is voor de
compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder voor
faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt
gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s over het
internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een
netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van
directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status
van een apparaat aangeeft.
Verklarende woordenlijst
183
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat
aan een netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een
unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12
hexadecimale tekens die telkens per twee worden gegroepeerd
(bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans
door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC)
geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert,
bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en
scanner.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen
faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te
versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is een op
een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat
geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes
te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit
witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste
faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die
wordt aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale
informatie te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
Verklarende woordenlijst
184
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn
met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de
eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de
verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell,
Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve
multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen
uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de
klassieke Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt
NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een
virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een
laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en
cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak
van de drum op den duur aangetast door het gebruik in de
printer. De drum moet dan ook regelmatig worden vervangen,
omdat deze slijt door het contact met de ontwikkelborstel van de
cassette, het reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of
tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om
volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets
anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel
dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for
Standardization). OSI biedt een standaard modulaire
benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set
complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf
staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder:
applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
Verklarende woordenlijst
185
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL)
die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is
uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is in verschillende
versies verschenen voor thermische printers, matrix- en
laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems
ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal
die voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop
publishing. - die in een interpreter wordt uitgevoerd om een
afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en
transparanten, dat in een printer, scanner, fax of
kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van
de snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s
dat een printer in één minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs
software kan communiceren met het apparaatstuurprogramma
via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken
worden vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst
186
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en
het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of
controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een
protocol voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand.
RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen
en wachtwoorden met behulp van een AAA-concept
(authentication, authorization en accounting) voor het beheer
van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per
inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat
hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers,
seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten
in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd
communicatiemechanisme voor processen onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-
mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op
tekst gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van
een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt
verzonden. Het is een client-serverprotocol, waarbij de client een
e-mailbericht verzendt naar de server.
Verklarende woordenlijst
187
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos
netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos
netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te
communiceren. De SSID’s zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot
32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het
netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het
netwerkadres is en welk deel het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol):
de set communicatieprotocollen die de protocolstack
implementeren waarop het internet en de meeste commerciële
netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending
weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal
verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de
scanner. TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags:
trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand
opgenomen afbeelding. Deze flexibele en
platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor
illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn
gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt
gebruikt en die toner bevat. Toner is een poeder dat in
laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het
vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt
gefixeerd door een combinatie van hitte en druk vanuit de
fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels in het papier
gaat hechten.
Verklarende woordenlijst
188
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-
compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het
programma; dit een API voor het vastleggen van afbeeldingen
voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple
Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en
andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel
van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en
het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar
de informatiebron zich bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers
Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers en
randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de
parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-
USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te
verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt
gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het
Italiaanse Bologna gebruikt door papiermakers om hun product
te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld
en andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde
beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP
beveiligt gegevens door deze via radiogolven te coderen, zodat
ze veilig van het ene punt naar het andere kunnen worden
verzonden.
Verklarende woordenlijst
189
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart door middel van een WIA-
compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor
de beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die
ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-
modus voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een
gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt
geconfigureerd in het draadloze toegangspunt (WAP) en
draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert
een unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client
en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand
brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze
toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze
netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit
vectorgebaseerd apparaatonafhankelijk documentformaat is
gebaseerd op XML en op een nieuw afdrukpad.
190
Index
A
aangepaste instellingen 83
adresboek
algemene instelling 80
bewerken
91
groep bewerken
92
groep vastleggen
91
registreren
90
werken met
90
adresboekinstellingen 90
afdrukfunctie 94
afdrukken
afdrukken naar een bestand 95
algemene instelling
58
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
94
dubbelzijdig afdrukken
Macintosh
106
het hulpprogramma Direct afdrukken
gebruiken
104
instellen als standaardapparaat
94
Linux
107
Macintosh
105
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Macintosh
106
speciale afdrukfuncties
96
UNIX
109
afdrukresolutie instellen
Linux 107
algemene instellingen 70
AnyWeb Print 130
apparaat instellen
apparaatstatus 59, 63, 64, 69, 75
apparaatgegevens 59, 63, 64, 69, 75
B
benodigdheden
geschatte gebruiksduur van
tonercassette
128
D
De 86
documentenvak 80
algemene instelling
80
draadloos
adhocmodus 33
bedieningspaneel
33
computer
34
Infrastructuurmodus
33
installatie
33
USBkabel
37
draadloos netwerk
netwerkkabel 51
E
E 87
Easy Printer Manager 134
een document afdrukken
Linux 107
Macintosh
105
UNIX
109
email
algemene instelling 80
emailadres 87
opslaan
87
zoeken
88
emulatie
algemene instelling 79
Emulatieinstellingen 79
F
fax
algemene instelling 64
automatisch ontvangen in
antwoordapparaatmodus
111
automatisch opnieuw kiezen
111
het laatste nummer opnieuw kiezen
111
Index
191
ontvangen in de DRPDmodus 112
ontvangen in faxmodus
111
ontvangen in telefoonmodus
111
ontvangen in veilige modus
113
ontvangen met een intern telefoontoestel
112
faxfunctie 111
functies
functies van het apparaat 57
G
geheugenharde schijffuncties 124, 125
gemachtigde gebruikers
registreren 93
H
help gebruiken 107
Het menu Afdrukken 58
het programma SetIP 13, 51
hulpprogramma Direct afdrukken 104
I
Instellingen van beheerder 82
K
kopiëren
algemene instelling 59
L
LCDdisplay
de status van het apparaat controleren
59
, 63, 64, 69, 75
lettertypeinstellingen 86
Linux
afdrukken 107
algemene Linuxproblemen
166
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
9
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
25
printereigenschappen
108
scannen
122
SetIP gebruiken
15
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
7
unified driver configurator
141
M
Macintosh
Aangesloten USB opnieuw installeren 6
afdrukken
105
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
23
scannen
121
SetIP gebruiken
14
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
5
veelvoorkomende problemen onder
Macintosh
165
Meerdere paginas op één vel afdrukken
nup
Macintosh 106
N
netwerk
algemene instelling 80, 81
het programma SetIP
13, 14, 15, 51
installatie van draadloos netwerk
33
installeren van een stuurprogramma over
het netwerk
16
instelling bekabeld netwerk
12
introductie van netwerkprogrammas
11
IPv6configuratie
30
stuurprogrammainstallatie
Linux
25
Macintosh
23
UNIX
26
Index
192
Windows 16
O
overlay afdrukken
afdrukken 101
maken
100
verwijderen
101
P
plaatsing van het apparaat
aanpassing aan de hoogte 85
PostScriptstuurprogramma
problemen oplossen 169
Printerstatus
algemene informatie 138, 139
printervoorkeursinstellingen
Linux 108
probleem
problemen met het besturingssysteem
164
problemen
afdrukproblemen 147
problemen met betrekking tot netvoeding
146
problemen met de afdrukkwaliteit
151
problemen met faxen
162
problemen met kopiëren
159
problemen met papierinvoer
145
problemen met scannen
160
R
rapporten
apparaatgegevens
59
, 64, 65, 66, 69, 70, 71, 75, 76
S
Samsungprinterstatus 138
Scanassistent 118
scanfunctie 114
Scannen
Scannen met Samsung Scanassistent
118
Scannen met SmarThru 4
119
scannen
algemene instelling 68
Scannen in Linux
122
Scannen in Macintosh
121
Scannen met het WIAstuurprogramma
117
Scannen met SmarThru Office
120
Scannen naar een FTPSMBserver
116
Scannen naar email
115
Scannen vanaf een apparaat dat is
aangesloten op een netwerk
114
Scannen vanuit een programma voor het
bewerken van afbeeldingen
117
Scannen in Linux 122
Scannen in Macintosh 121
service contact numbers 171
SmarThru 4 119
SmarThru Office 120
Speciale functies 84
stuurprogrammainstallatie
Unix 26
SyncThru Web Service 130
algemene informatie
130
T
tekens invoeren 89
tonercassette
geschatte gebruiksduur 128
instructies voor het hanteren van
cassettes
127
nietoriginele Samsung en bijgevulde
cassettes
128
opslaan
127
Index
193
U
UNIX
afdrukken 109
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
26
usb 79
algemene instellingen van USB
79
USBkabel
besturingsbestand opnieuw installeren 6,
9
stuurprogrammainstallatie
5, 7
V
verklarende woordenlijst 175
W
watermerk
bewerken 99
maken
99
verwijderen
99
Windows
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
16
SetIP gebruiken
13, 51
veelvoorkomende problemen onder
Windows
164
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355