Afdrukken_ 107
• Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het
Opgeslagen document Beveiligdis, moet u het wachtwoord voor
het Opgeslagen document invoeren. Deze optie wordt gebruikt om
een opgeslagen bestand te laden via het bedieningspaneel.
• Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord ter bevestiging
opnieuw in.
De instelling favoriet gebruiken
Met de optie Favorieten die op elk tabblad maar niet op het tabblad
Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Om een item op te slaan bij uw Favorieten:
1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2. Typ in het invoervak Favorieten een naam voor deze instellingen.
3. Klik op . Vervolgens worden alle huidige
stuurprogramma-instellingen opgeslagen. Als u de door u aangemaakte
instelling wilt bijwerken, selecteert u meer opties en klikt u op .
Wilt u een als Favoriet opgeslagen set instellingen gebruiken, selecteer
dan in de keuzelijst Favorieten de naam waaronder u deze instellingen
hebt opgeslagen. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de
instellingen van de geselecteerde favoriet.
Als u een opgeslagen instelling wilt verwijderen, selecteert u deze in de
vervolgkeuzelijst Favorieten en klikt u op (
).
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook
herstellen door Standaard Favorieten te selecteren in de
vervolgkeuzelijst Favorieten.
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op de
optie waarover u meer informatie wilt weergeven. Er verschijnt een
pop-upvenster met informatie over de functie van die optie waarover het
stuurprogramma beschikt.
Als het vraagteken niet verschijnt, selecteert u de optie waarover u meer wilt
weten en drukt u op F1 op uw toetsenbord.
Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een sleutelwoord, klikt u op
het tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en voert u een sleutelwoord in op de invoerregel van de optie
Help.
Apparaatopties instellen
Wanneer u de optionele apparaten zoals de optionele dubbele
cassette-invoer, interne afwerkeenheid, etc. installeert, detecteert het
apparaat automatisch de optionele apparaten. Als u de optionele apparaten
die u installeerde niet kunt gebruiken in deze driver, kunt u de optionele
apparaten instellen inApparaatopties. Met taakaccountbeheer kunt u met
de gegeven machtiging afdrukken.
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
• In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
• In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
• In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
• In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
• Voor PS-stuurprogramma selecteert u het PS-stuurprogramma en
klikt u op de rechtermuisknop om de Eigenschappen te openen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen
van printer in het snelmenu.
Als het item Eigenschappen van printer een ►-markering bevat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s selecteren die met de
geselecteerde printer zijn verbonden.
5. Apparaatopties selecteren.
Het venster Eigenschappen kan variëren afhankelijk van het
stuurprogramma of besturingssysteem dat u gebruikt.
6. Selecteer de juiste optie.
• Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u heeft geïnstalleerd. U
kunt de Lade 3, 4 (dubbele cassette-invoer) selecteren.
• Afwerkingsopties: Selecteer de optionele afwerkeenheid die u
hebt geïnstalleerd.
• Administratorinstellingen: U kunt de Printerstatus en
EMF-spooling selecteren.
• Geavanceerd: Selecteer één van de opties. Deze optie is alleen
beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt. Klik op
het vraagteken (
) in de rechterbovenhoek van het venster en
klik op de optie waarover u meer wilt weten.
Als u op Opnieuw instellen klikt, worden de
standaardinstellingen voor Geavanceerd opnieuw ingesteld.
• Ander lettertype: toont de vervangingstabel voor lettertypen en de
opties voor het wijzigen van de TrueType-naar-printer
lettertypetoewijzing. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PS-printerstuurprogramma gebruikt.
• Taakaccountbeheer: Hiermee kunt u de gebruiker koppelen aan
de accountidentificatie-informatie bij elk document dat u afdrukt.
- Gebruikersmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen
alleen gebruikers met gebruikermachtiging een afdruktaak
starten.
- Groepsmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen
groepen met groepsmachtiging een afdruktaak starten.
• Als u het wachtwoord voor taakaccountbeheer wilt
coderen, vinkt u Wachtwoordcodering
taakaccountbeheer aan.
• Administrators kunnen taakaccountbeheer inschakelen en
toestemmingen configureren op het bedieningspaneel of in
SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie
over de beheerders, raadpleeg de beheerdershandleiding.
7. Klik op OK totdat u het venster Eigenschappen of Eigenschappen van
printer verlaat.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer:
• "Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier"
op pagina 108.
• "Posters afdrukken" op pagina 108.
• "Afdrukken op beide zijden van het papier" op pagina 108.
• "Het formaat van uw document wijzigen" op pagina 109.