SCX-812x Series
CLX-92x1 Series
CLX-9301 Series
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van een
Samsung-product.
Copyright_ 2
Copyright
© 2012 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze
gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
ABBYY® FineReader® Engine for Embedded OS © 2009 ABBYY. ABBYY FineReader – the keenest eye in OCR. ABBYY, FINEREADER en ABBYY
FineReader zijn gedeponeerde handelsmerken van ABBYY Software Ltd.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
ALS U DIT APPARAAT GEBRUIKT VOOR HET MAKEN VAN VALS GELD EN HET VALS GELD GEBRUIKT, ZULT U STRAFRECHTELIJK IN DE VOLLEDIGE
STREKKING VAN DE WET WORDEN VERVOLGD.
REV. 1.00
Inhoud_ 3
Inhoud
COPYRIGHT
2
INHOUD
3
9 Veiligheidsinformatie
14 Informatie over wettelijke voorschriften
21 Informatie over deze gebruikershandleiding
23 De functies van uw nieuw product
INLEIDING
25
25 Apparaatoverzicht
25 Voorkant 1
26 Voorkant 2
27 Achterkant
28 Binnenkant (CLX-92x1 Series, CLX-9301 Series)
29 Binnenkant (SCX-812x Series)
30 Overzicht van het bedieningspaneel
31 Aanraakinteractie
32 Informatie over de status-LED
33 Het apparaat aanzetten
34 Zet het apparaat uit
35 Een printerkabel aansluiten
35 Een netwerkkabel gebruiken
36 Het weergavescherm en handige knoppen
36 Weergavescherm
36 Teller-knop
37 Knop Eco
37 Knop Job Status
38 Interrupt knop
AFDRUKMATERIAAL EN LADE
39
39 Originelen plaatsen
39 Op de glasplaat van de scanner
40 In de dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI)
40 Afdrukmateriaal selecteren
40 Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren
41 Papier in de lade plaatsen
41 Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer
43 Multifunctionele lade
45 Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal
46 Afdrukken op speciale afdrukmedia
46 Envelop
47 Etiketten
47 Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
48 Briefhoofd/voorbedrukt papier
48 Glanzend
48 Instellingen voor lade
48 Het papierformaat instellen
49 Het papiertype instellen
49 Het instellen van het ladebevestigingsbericht
49 Automatische ladekeuze
49 Automatisch doorgaan
50 Papier vervangen
50 Ladebeveiliging
50 Ladeprioriteitsinstelling
Inhoud
Inhoud_ 4
KOPIËREN
51
51 Informatie over het scherm Kopiëren
51 Het tabblad Basis
51 Het tabblad Geavanceerd
52 Het tabblad Afbeelding
52 Normaal kopiëren
52 Originelen met verschillende formaten kopiëren
53 De instellingen per kopie wijzigen
53 De invoerlade selecteren
53 Kopieën vergroten of verkleinen
53 Meerdere zijden kopiëren
54 De kleurmodus selecteren (alleen CLX-9201 9301 Series)
55 De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
55 De tonersterkte wijzigen
56 Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
56 Het formaat van de originelen selecteren
56 De richting van originelen selecteren
57 Identiteitskaart kopiëren
58 Meerdere pagina's per vel kopiëren (X-op-1)
61 Boekje kopiëren
62 Boek kopiëren
62 Watermerk
63 Stempel
63 Het type origineel selecteren
64 De achtergrond aanpassen
64 Afbeeldingen op de achterzijde wissen
65 De instelling van een programma gebruiken
65 Programmas opslaan
65 Programmas laden
65 Het menu Snel kopiëren gebruiken
FAXEN (OPTIONEEL)
66
66 Voorbereiden om te faxen
66 Een fax verzenden vanaf uw computer
66 Een fax verzenden (Windows)
67 Een lijst met verzonden faxberichten controleren (Windows)
67 Een fax verzenden (Mac)
68 Uitleg over het faxscherm
68 Het tabblad Basis
68 Het tabblad Geavanceerd
68 Het tabblad Afbeelding
68 Een fax verzenden
68 Instellen van faxhoofd
69 Een fax verzenden
69 Het verzenden van een fax met behulp van snelkiesnummers
69 Een fax handmatig verzenden middels Op de haak
70 Handmatig een fax verzenden via een intern telefoontoestel
70 Automatisch opnieuw verzenden
70 Het laatste nummer opnieuw kiezen
70 Een faxverzending uitstellen
71 Een fax ontvangen
71 Ontvangstmodus wijzigen
71 Handmatig ontvangen in telefoonmodus
71 Een fax handmatig ontvangen gebruiken van een intern telefoontoestel
71 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
71 Een ontvangen faxbericht-uitvoerlade selecteren
72 Afdrukken ontvangend faxen op beide zijden van het papier
72 Ontvangen faxberichten afdrukken naar de lade voor rechte
papierdoorvoer (naar boven)
Inhoud
Inhoud_ 5
72 Faxen ontvangen in het geheugen
72 De documentinstellingen aanpassen
72 Het formaat van de originelen selecteren
72 Faxen van beide zijden van originelen
73 De richting van originelen selecteren
73 De resolutie wijzigen
74 Het type origineel selecteren
74 De tonersterkte wijzigen
74 Een rapport faxrapport
75 Een programma-instelling gebruiken
75 Programmas opslaan
75 Programmas gebruiken
75 Programmas beheren
76 Documenten opslaan en laden
76 Opslaan
76 Laden
SCANNEN
77
77 Basis Scanmethode
77 Informatie over scanmethodes
78 Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)
78 Informatie over het scherm Scan nr Email
79 Opnieuw versturen naar het laatste e-mailadres
79 Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken
79 Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP (scannen naar server)
79 Informatie over het scherm Scannen naar server
80 Scannen en verzenden naar een SMB-/FTP-server
81 Opnieuw verzenden naar het laatste serveradres
81 Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat
(scannen naar USB)
81 Informatie over het scherm Naar USB scannen
82 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
82 De instellingen van de scanfunctie wijzigen
83 De resolutie wijzigen
83 Tonersterkte wijzigen
83 Dubbelzijdig scannen van originelen
83 De richting van originelen selecteren
84 Het formaat van de originelen selecteren
84 Het type origineel selecteren
84 De kleurmodus selecteren
85 De achtergrond aanpassen
85 Afbeeldingen op de achterzijde wissen
86 Kwalit.
86 Best.beleid
86 Bestandsindeling
87 De taakvoltooiingsmelding instellen
87 Een programma-instelling gebruiken
87 Opslaan
87 Laden
88 Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc
scannen)
88 Voor een apparaat dat met een netwerk is verbonden
88 Scannen met TWAIN-compatibele software
88 Scannen met de Mac
88 Scannen met netwerk
89 Scannen in Linux
89 Scannen
Inhoud
Inhoud_ 6
89 Instellingen voor taaktypen toevoegen
90 Image Manager gebruiken
SMARTHRU WORKFLOW GEBRUIKEN, GEDEELDE MAP
EN OPGESLAGEN DOCUMENT
91
91 Over SmarThru Workflow
91 Uitleg over het scherm van SmarThru Workflow
92 Het scherm Workflow
92 Het scherm Werkformulier maken
93 Werkformulier uitvoeren
93 Informatie over het scherm Gedeelde map
93 Een gedeelde map maken
93 De gedeelde map gebruiken
94 Gebruikers registreren
94 Informatie over het scherm Opgeslagen documenten
94 Documenten opslaan in Opgeslagen documenten
EEN ADRESBOEK MAKEN
95
95 Een adresboek maken via het bedieningspaneel
95 Individuele adressen opslaan (Fax, E-mail)
95 Individuele adressen opslaan (SMB, FTP)
96 Individuele adressen bewerken
96 Groepsadressen opslaan
96 Groepsadressen bewerken
97 Een item in het adresboek zoeken
97 Een item in het adresboek verwijderen
97 Een item in het adresboek controleren
97 Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™ Web Service
97 Opslaan op uw computer
AFDRUKKEN
101
101 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
101 Eenvoudige afdruktaken
102 Een afdruktaak annuleren
102 Voorkeursinstellingen openen
102 Tabblad Favorieten
103 Het tabblad Basis
103 Het tabblad Papier
104 Het tabblad Grafisch
104 Het tabblad Afwerking
105 Het tabblad Geavanceerd
106 Het tabblad Eco
106 Het tabblad Samsung
106 Afdrukmodus
107 De instelling favoriet gebruiken
107 Help gebruiken
107 Apparaatopties instellen
107 Speciale kopieerfuncties gebruiken
108 Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier
108 Posters afdrukken
108 Afdrukken op beide zijden van het papier
109 Het formaat van uw document wijzigen
109 Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
109 Watermerken gebruiken
110 Overlay gebruiken
110 Direct Printing Utility gebruiken
111 Wat is het Hulpprogramma direct afdrukken?
111 Bezig met afdrukken
111 Via het contextmenu
Inhoud
Inhoud_ 7
111 De standaardafdrukinstellingen wijzigen
111 Uw apparaat instellen als standaardprinter
111 Afdrukken naar een bestand (PRN)
112 Afdrukken vanaf een Mac
112 Een document afdrukken
112 Optionele apparaten of accessoires activeren
112 Printerinstellingen wijzigen
114 Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier
114 Dubbelzijdig afdrukken
115 Afdrukken in Linux
115 Afdrukken vanuit een toepassing
115 Bestanden afdrukken
115 Printereigenschappen configureren
116 Afdrukken in UNIX
116 Doorgaan met de afdruktaak
116 Printerinstellingen wijzigen
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN
117
117 Informatie over het USB-scherm
117 Over een USB-geheugenapparaat
118 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
119 USB-geheugen beheren
119 USB-geheugenapparaat formatteren
119 Een afbeeldingsbestand verwijderen
BEHEERPROGRAMMA’S
120
120 Easy Capture Manager
120 Samsung AnyWeb Print
120 Easy Eco Driver
120 Samsung Easy Printer Manager gebruiken
120 Informatie over Samsung Easy Printer Manager
121 Overzicht interface instellingen voor gevorderde gebruikers
121 Samsung Printer Status gebruiken
122 Overzicht Samsung Printer Status
122 Werken met Samsung Easy Document Creator
122 Samsung Easy Document Creator begrijpen
123 Functies gebruiken
124 Plug-ins
124 Unified Driver Configurator in Linux gebruiken
124 De Unified Driver Configurator openen
125 Printers configuration
125 Scanners configuration
126 Ports configuration
PROBLEMEN OPLOSSEN
127
127 Toner herverdelen
128 De tonercassette vervangen
129 Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van
beeldeenheden
131 De beeldeenheid vervangen
133 De cassette voor gebruikte toner vervangen
135 Vastgelopen originelen verwijderen
135 Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner
136 Het origineel is in de scanner vastgelopen
138 Tips om papierstoringen te voorkomen
139 Papierstoringen verhelpen
139 Papierstoring in lade 1, 2
Inhoud
Inhoud_ 8
141 Papierstoring in lade 3, 4
142 Vastgelopen papier in multifunctionele lade
142 Papierstoring binnen in het apparaat (Storing bij invoeren 1, 2)
143 Papierstoring binnen in het apparaat (Storing bij invoeren 3, 4)
143 Vastgelopen papier in het apparaat (detectie van vastgelopen papier)
144 Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer)
144 Papierstoring aan bovenkant duplexpad, (Storing bij retour duplex,
Storing duplex 1)
145 Papierstoring in het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 2)
145 Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdige
registratie)
146 Papierstoring in het uitvoergebied (storing uitvoer voorkant omlaag)
146 Papierstoring aan uitgang afwerkingseenheid
147 Papierstoring in afwerkeenheid
148 Weergegevenberichten op het display begrijpen
154 Andere problemen oplossen
154 Problemen met de voeding en het netsnoer
154 Beeldschermprobleem
154 Problemen met papierinvoer
155 Afdrukproblemen
157 Problemen met de afdrukkwaliteit
160 Problemen met kopiëren
161 Problemen met scannen
161 Faxproblemen (optioneel)
162 Algemene PostScript-problemen
162 Algemene problemen onder Windows
163 Algemene Linux-problemen
165 Algemene Mac-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES
166
166 Aankoopmogelijkheden
166 Beschikbaar verbruiksartikelen
166 SCX-812x Series
166 CLX-92x1_9301 Series
167 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie-
accessoires
167 Beschikbare accessoires
168 De resterende levensduur van verbruiksartikelen controleren
169 Specificaties
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
175
VERKLARENDE WOORDENLIJST
177
INDEX
183
Veiligheidsinformatie_ 9
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen
aan uzelf of anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt.
Gebruik uw apparaat, net als andere elektrische toestellen, met gezond verstand. Neem alle waarschuwingen en
instructies in acht die op het apparaat en in de bijbehorende documentatie worden vermeld. Bewaar dit document goed
nadat u het hebt gelezen.
Belangrijke veiligheidssymbolen
In dit deel wordt de betekenis van alle pictogrammen en tekens uit de gebruikershandleiding verklaard. Deze veiligheidssymbolen zijn
gerangschikt op de ernst van het risico.
Verklaring van alle pictogrammen en tekens die in de gebruikershandleiding worden gebruikt.
Waarschuwing Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken.
Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die een klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Volg de instructies nauwgezet op.
Veiligheidsinformatie_ 10
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Opgepast
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren.
Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los.
De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval van nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op.
Op het netsnoer stappen of het door een zwaar voorwerp pletten kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp
in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept
u de hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een elektricien om het stopcontact te vervangen.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw huisdier verwonden.
Veiligheidsinformatie_ 11
Bedieningswijze
Opgepast
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen veroorzaken.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Het gebruik van sturingen of instellingen of het uitvoeren van procedures die afwijken van deze hier vermeld kan resulteren
in gevaarlijke blootstelling aan straling.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het stopcontact.
Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op een plek waar water lekt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 12
Opgepast
Onderhoud/controle
Opgepast
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het apparaat verplaatst. De onderstaande informatie bevat slechts
aanbevelingen gebaseerd op het apparaatgewicht. Wanneer u vanwege uw medische conditie niet kunt tillen, til het
apparaat dan niet op. Voor veilig tillen moet u anderen vragen om u te helpen en het apparaat altijd met het juiste aantal
personen optillen.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één persoon worden opgetild.
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee personen worden opgetild.
een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
of, indien nodig, een grotere telefoondraad.
Het apparaat kan immers beschadigd raken.
a.AWG: American Wire Gauge
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
langer is dan 2 meter voor een apparaat van 110V, moet het snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Het apparaat kan immers beschadigd raken en een elektrische schok of brand veroorzaken.
Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht geventileerde ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er brand ontstaan.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of brand veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron met het spanningsniveau dat is aangegeven op het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren, neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw
apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol, en spuit geen water in het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u verbruiksartikelen in het apparaat vervangt of de binnenkant schoonmaakt.
U kunt letsel oplopen.
Veiligheidsinformatie_ 13
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer in elkaar steken.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een professioneel technicus als het apparaat gerepareerd moet
worden.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te
bedienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof- en watervrij.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die vastgeschroefd zijn.
Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een gekwalificeerde servicemedewerker. Reparatie door
niet-gekwalificeerde technici kan brand of elektrische schokken veroorzaken.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een medewerker van de technische dienst van Samsung.
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals toner, kan het apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen zullen er reparatiekosten worden
aangerekend.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik altijd koud water.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
verwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 14
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat werd milieubewust ontworpen en gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften.
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten
van IEC 60825-1: 2007.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
WAARSCHUWING
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze onzichtbaar is, kan de
gereflecteerde laserstraal uw ogen beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en
letsels te beperken.
Veiligheid in verband met ozon
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat in een goed geventileerde ruimte te plaatsen.
Als u meer wilt weten over ozon, neemt u best contact op met de dichtstbijzijnde Samsung-dealer.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 15
WAARSCHUWING OMTRENT PERCHLORAAT
Deze waarschuwing voor perchloraat is alleen van toepassing op primaire CR (Mangaandioxide) lithiumbatterijen in producten die
UITSLUITEND in Californië (VSA) worden verkocht of gedistribueerd.
Perchloraat bevattend materiaal – vereist mogelijk speciale verwerking.
see www.dtsc.ca.gov/hazardouswaste/perchlorate. (alleen VS).
Energiebesparing
Recycleren
Alleen voor China
Correcte verwijdering van dit product (elektrische & elektronische afvalapparatuur)
(Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor batterijen)
(Alleen voor de Verenigde Staten)
Verwijder elektronica door deze naar een goedgekeurd recyclingbedrijf te brengen. Vind recyclingbedrijven bij u in de buurt op onze website:
www.samsung.com/recyclingdirect Of bel (877) 278 - 0799
Deze printer is uitgerust met een geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze op een milieuvriendelijke wijze.
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv.
lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun levensduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve
deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van
materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde afvalverwijdering.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen
om te vernemen waar en hoe ze deze artikelen milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst
te controleren. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval voor verwijdering worden gemengd.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 16
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken
en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor Klasse A digitale producten zoals vastgelegd in Deel 15 van de FCC-regels. Deze
beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt
en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke
interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij een bepaalde installatie geen interferentie
optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te
schakelen, raden wij de gebruiker aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen:
Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de
normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming aan de gebruiker om het apparaat te gebruiken vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen van klasse A voor stoorsignalen uit digitale apparatuur, zoals bepaald in de norm voor
interferentieveroorzakende apparatuur, "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe A prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur: « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
Federale Communicatiecommissie (FCC)
Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in
de 2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of
er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC
ID-nummer op het systeemlabel staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt aangegeven dat de afstand tussen een draadloos apparaat en het lichaam
minstens 20 cm moet bedragen, bij gebruik van het apparaat nabij het lichaam (uitstekende delen niet meegerekend). Dit apparaat moet op
meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld. Het afgegeven vermogen van het
draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen
die de FCC heeft bepaald.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met
de fabrikant.
RFID (RADIO FREQUENCY INTERFACE DEVICE)
RFID-apparatuur is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) het apparaat mag geen interferentie veroorzaken, en (2) het
apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
(Alleen VSA, Frankrijk en Taiwan.)
Informatie over wettelijke voorschriften_ 17
Alleen voor Rusland
Alleen Duitsland
Alleen voor Turkije
Faxidentificatie
Volgens de Telephone Consumer Protection Act van 1991 is het wettelijk verboden om met een computer of een ander elektronisch apparaat
faxberichten te verzenden tenzij ze voorzien zijn van een duidelijke strook aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op
de eerste pagina met de volgende gegevens:
1. verzenddatum en -tijd;
2. naam van het bedrijf, de bedrijfsafdeling of afzender; en
3. telefoonnummer van het verzendapparaat, het bedrijf, de bedrijfsafdeling of de persoon.
De telefoonmaatschappij kan wijzigingen aanbrengen in haar communicatiefaciliteiten, in de werking van haar installaties of in procedures
waar dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften van FCC Deel 68. Als van
zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is
met de communicatiemiddelen van de telefoonmaatschappij, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige
andere wijze materiële gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze
schriftelijk op de hoogte worden gesteld, zodat hij kan ononderbroken kan blijven genieten van de service
Informatie over wettelijke voorschriften_ 18
REN-nummer (Ringer Equivalence Number)
De aansluitfactor en het FCC-registratienummer voor dit apparaat vindt u op een etiket aan de achterkant of op de onderkant van het apparaat.
In een aantal gevallen moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op
dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met het
telefoneren en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Er mogen
niet meer dan vijf apparaten tegelijk worden aangesloten om er zeker van te zijn dat de telefoonmaatschappij in staat is om de diverse diensten
ter beschikking te stellen. In een aantal gevallen kunnen er geen vijf toestellen aangesloten worden. Als een aangesloten telefoonapparaat niet
goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-regels en de vereisten die door de ACTA werden aangenomen. Aan de rechter
onderkant van dit apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product-id bevat met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet
op verzoek worden meegedeeld aan de telefoonmaatschappij.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit apparaat die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant ertoe leiden dat de gebruiker het recht verliest om het apparaat te gebruiken. Wanneer
randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt, moet de telefoonmaatschappij de klant waarschuwen dat de dienst kan worden
onderbroken. Wanneer het echter praktisch onmogelijk is om de klant vooraf te verwittigen, kan de telefoonmaatschappij de
dienstverlening tijdelijk onderbreken op voorwaarde dat ze:
a) de klant onmiddellijk op de hoogte brengt;
b) de klant de gelegenheid biedt om het probleem met de randapparatuur te verhelpen.
c) de klant erop wijst dat hij het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68".
Verder moet u weten:
Dat het apparaat niet ontworpen is voor aansluiting op een PBX-centrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op de telefoonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan om buiten een normaal telefoontoestel geen
andere apparaten aan te sluiten op de lijn waarop het apparaat is aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst op de hoogte te brengen van de test. De dienst kan u
dan meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de
zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap
van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe
afdekkap hebt op gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt.
Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. U moet een geschikt verloopstuk (adapter)
kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok te krijgen als
u hem in het stopcontact steekt.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 19
Belangrijke waarschuwing:
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of zwart is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of de kleur zwart.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van 13 ampère zijn aangebracht.
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
Samsung Electronics verklaart dat dit product in overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van:
CLX-92x1 93x1 Series: R&TTE-richtlijn (1999/5/EG)
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com/printer. Daar klikt u op Support > Download center en voert u de printernaam in.
01.01.95: Richtlijn 2006/95/EG van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende laagspanningsapparatuur.
01.01.96: Richtlijn 2004/108/EG (92/31/EEG) van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende
elektromagnetische compatibiliteit.
09.03.99: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse herkenning
van hun conformiteit. Een volledige verklaring waarin de relevante richtlijnen en standaarden waarnaar wordt verwezen zijn opgenomen, kunt
u opvragen bij de lokale vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd.
EC-certificering
Certificering voor Richtlijn 1999/5/EC inzake radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie (FAX)
Dit product van Samsung is gecertificeerd door Samsung zelf voor enkele-terminalverbindingen in heel Europa met het openbare telefoonnet
(PSTN), in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen voor gebruik met de nationale openbare telefoonnetten en
compatibele PBX-en van de Europese landen:
Indien er problemen optreden, moet u in eerste instantie contact opnemen met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op TBR21. Het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) heeft voor gebruik en toepassing in
overeenstemming met deze norm een adviesdocument gepubliceerd (EG 201 121), waarin opmerkingen en extra voorwaarden staan voor
netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals. Het product is getest op, en voldoet aan, alle relevante adviezen in dit document.
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
Groen/geel: aarding
Blauw: neutraal
Bruin: fase
Hierbij verklaart Samsung Electronics dat deze [CLX-865x Series] voldoet aan de essentiële en andere relevante bepalingen van de R&TTE
Richtlijn 1999/5/EC.
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com. Daar klikt u op Ondersteuning > Downloadcenter en geeft u de printernaam (MFP)
in om EuDoC te doorzoeken.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 20
Alleen voor China
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 21
Informatie over deze
gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat informatie voor een basisbegrip van het apparaat en biedt tevens gedetailleerde
informatie over de verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat. Belangrijk
voor zowel beginnende als professionele gebruikers. Alle gebruikers kunnen voor de installatie en het gebruik van het
apparaat deze handleiding raadplegen.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat (zie "Problemen oplossen" op pagina 127).
De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst (zie "Verklarende woordenlijst" op
pagina 177).
Gebruik de Index om informatie te vinden.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding kunnen, afhankelijk van de opties of het model, van uw apparaat afwijken.
De afbeelding op het beeldscherm in deze gebruikershandleiding kan, afhankelijk van de opties of het model, van uw apparaat afwijken.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn hoofdzakelijk gebaseerd op het besturingssysteem Windows 7.
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn verwisselbaar:
document is synoniem met origineel,
papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal,
apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze handleiding worden gebruikt.
Conventie Beschrijving Voorbeeld
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of namen van knoppen op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie over of gedetailleerde specificaties van een functie
of voorziening van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke
mechanische schade.
Raak de groene onderkant van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
("Kruisverwijzing") Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende gedetailleerde
informatie.
(zie "Meer informatie vinden" op pagina 22).
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 22
Meer informatie vinden
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dat kunnen papieren of elektronische documenten zijn.
Materiaalbenaming Beschrijving
Installatiehandleiding Deze handleiding geeft informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies uit de handleiding volgen om het
apparaat gebruiksklaar te maken.
Go-gids Deze handleiding bevat werkprocedures en beschrijvingen van de meest gebruikte functies, waardoor u het apparaat direct kunt
gebruiken.
Online
gebruikershandleiding
Deze gids biedt stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten en informatie over het onderhoud
van uw apparaat, de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Help bij het
printerstuurprogramma
Deze handleiding biedt u ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van de
printeropties (zie de Gebruikershandleiding).
Samsung-website Als u een internetverbinding heeft dan kunt u voor hulp, ondersteuning, apparaatstuurprogramma’s, handleidingen en
bestelinformatie terecht op de Samsung-website. (www.samsung.com)
Software die kan
worden gedownload
U kunt handige software downloaden van de website van Samsung.
SyncThru
TM
Web Admin Service: handig voor netwerkbeheerders die meerdere apparaten tegelijk moeten beheren. Deze
software is enkel bedoeld voor netwerkprinters. (http://solution.samsungprinter.com)
Samsung AnyWeb Print: hiermee kunnen persoonlijke gebruikers op een eenvoudige manier schermafbeeldingen van de
website maken in Windows Internet Explorer. (http://solution.samsungprinter.com/personal/anywebprint)
XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om XPS-bestanden af te drukken. Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen
geïnstalleerd worden op Windows Vista OS of een recentere versie. (www.samsung.com)
De functies van uw nieuw product_ 23
De functies van uw nieuw product
Uw nieuw apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van uw afgedrukte documenten
verbeteren.
Speciale functies
Afdrukken met hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
Verschillende soorten afdrukmateriaal gebruiken
Professionele documenten creëren
Tijd en geld besparen
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1 200 x 1 200 dpi
(CLX-92x1 9301 Series). U kunt afdrukken met een resolutie
tot 9 600 x 600 dpi effectieve uitvoer (SCX-812x Series).
CLX-9301 Series drukt af op papier van A4- of
Letter-formaat tot 30 ppm. CLX-9251 Series drukt af op
papier van A4- of Letter-formaat tot 25 ppm. CLX-9201
Series drukt af op papier van A4- of Letter-formaat tot
20 ppm.
CLX-9301 Series drukt af op papier van A3-formaat tot
15 ppm. CLX-9251 Series drukt af op papier van A3-formaat
tot 12,5 ppm. CLX-9201 Series drukt af op papier van
A3-formaat tot 10 ppm.
SCX-8128 Series drukt af op papier van A4- of
Letter-formaat tot 28 ppm. SCX-8123 Series drukt af op
papier van A4- of Letter-formaat tot 23 ppm.
SCX-8128 Series drukt af op papier van A3-formaat tot
14 ppm. SCX-8123 Series drukt af op papier van A3-formaat
tot 11,5 ppm.
De multifunctionele lade is geschikt voor verschillende
afdrukmaterialen (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 171).
De multifunctionele lade kan tot 100 vellen gewoon papier
bevatten.
In de standaard lade voor 1 040 vellen en de dubbele
cassette-invoer voor 1 040 vellen kan normaal papier van
diverse afmetingen worden geplaatst.
Posters afdrukken. De teksten en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over
verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster (zie
"Posters afdrukken" op pagina 108).
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten aanpassen
met woorden zoals "CONFIDENTAL" (zie
"Watermerken
gebruiken" op pagina 109).
U kunt gebruikmaken van voorgedrukte formulieren en
normaal papier met briefhoofd (zie
"Overlay gebruiken" op
pagina 110).
U kunt papier besparen door meerdere pagina’s op één vel
papier af te drukken (zie
"Bezig met afdrukken meerdere
pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 108).
Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier
afdrukken (dubbelzijdig afdrukken) (zie
"Afdrukken op beide
zijden van het papier" op pagina 108).
Afdrukken in verschillende besturingssystemen
Originelen in diverse formaten kopiëren
Originelen scannen en direct verzenden
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een
fax (optioneel)
Gebruik van USB-flashgeheugenapparaat
Ondersteunen van XOA-toepassingen
U kunt afdrukken in verschillende besturingssystemen, zoals
Windows, Linux, Macintosh en Unix.
Uw apparaat is uitgerust met een netwerkinterface.
Uw apparaat kan meerdere beeldkopieën van originele
documenten op een enkele pagina afdrukken (zie "Meerdere
pagina's per vel kopiëren (X-op-1)" op pagina 58).
Er zijn speciale functies om catalogus- of
krantenachtergrondafbeeldingen te wissen (zie "De
achtergrond aanpassen" op pagina 64).
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
U kunt in kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-bestanden gebruiken.
U kunt bestanden snel scannen en via netwerkscan naar
verschillende bestemmingen verzenden (zie
"Scannen" op
pagina 77).
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden
en tevens de fax naar meerdere opgeslagen bestemmingen
verzenden.
Na het verzenden kunnen faxrapporten worden afgedrukt op
basis van uw instellingen.
U kunt een USB-geheugenapparaat op verschillende manieren
met uw apparaat gebruiken.
U kunt bijvoorbeeld documenten scannen en in het
apparaat opslaan.
U kunt gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen
rechtstreeks afdrukken (zie "Afdrukken vanaf een
USB-geheugenapparaat" op pagina 118).
Het apparaat ondersteunt aangepaste XOA-toepassingen.
Neem voor de aangepaste XOA-toepassingen contact om
met de provider van de aangepaste XOA-toepassing.
De functies van uw nieuw product_ 24
Functies per model
Het apparaat voorziet alles wat u nodig hebt voor de verwerking van uw documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor
uw bedrijf. Afhankelijk van het model of het land is het mogelijk dat sommige functies en optionele onderdelen niet beschikbaar zijn.
Functies per model omvatten:
( : inclusief, o: Optioneel, leeg: Niet beschikbaar)
FUNCTIES CLX-9301 Series CLX-9251 Series CLX-9201 Series SCX-8128 Series SCX-8123 Series
USB-geheugeninterface
Dubbelzijdige automatische
documentinvoer
Harde schijf o
Netwerkinterface Ethernet 10/100/
1000 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
Interne afwerkeenheid voor 500 vel o o o o o
Kastonderstel o o o o o
Dubbele cassette-invoer o o o o o
Werktafel o o o o o
Faxkit o o o o o
FDI-kit o o o o o
Taakscheider o o o o o
Inleiding_ 25
1.Inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Aanraakinteractie
Informatie over de status-LED
Het apparaat aanzetten
Zet het apparaat uit
Een printerkabel aansluiten
Het weergavescherm en handige knoppen
Apparaatoverzicht
Voorkant 1
1
Klep dubbelzijdige automatische documentinvoer
8
Dubbele cassette-invoer (lade 3, lade 4)
a
2
Breedtegeleiders dubbelzijdige automatische
documentinvoer
9
Standaardlade (lade 1, lade 2)
3
Invoerlade dubbelzijdige automatische
documentinvoer
10
Voorklep
4
Uitvoerlade dubbelzijdige automatische
documentinvoer
11
Handgreep in de voorklep
5
Aan/Uit-schakelaar
12
Papieruitvoerlade
4
3
7
5
6
10
13
1
12
11
9
8
2
Inleiding_ 26
Voorkant 2
6
Aansluiting netsnoer
13
Bedieningspaneel
7
Klep rechts onderaan optionele dubbele
cassette-invoer
a.Optioneel apparaat.
1
Glasplaat van de scanner
4
Papierbreedtegeleider multifunctionele lade
2
Wit vel
5
USB-poort
3
Multifunctionele lade
1
2
3
4
5
Inleiding_ 27
Achterkant
1
Kabel dubbelzijdige automatische
documentinvoer
3
USB-poort
2
Netwerkpoort
4
USB-printerpoort
1
2
3
4
Inleiding_ 28
Binnenkant (CLX-92x1 Series, CLX-9301 Series)
Om de beeldeenheid te kunnen zien, moet u de cassette voor gebruikte toner verwijderen.
1
Reinigingsstaafje
LSU-venster
3
Tonercassettes
2
Cassette voor gebruikte toner
4
Beeldeenheden
2
1
3
4
Inleiding_ 29
Binnenkant (SCX-812x Series)
Om de beeldeenheid te kunnen zien, moet u de cassette voor gebruikte toner verwijderen.
1
Opvangbak voor gebruikte
toner
3
Beeldeenheid
2
Tonercassette
1
2
3
Inleiding_ 30
Overzicht van het bedieningspaneel
Gebruik alleen uw vingers op het weergavescherm.
1
Weergavescherm
Toont de huidige apparaatstatus en geeft meldingen weer tijdens het gebruik. U kunt de menu’s eenvoudig instellen via het
weergavescherm.
2
Status-LED
Geeft de status van uw apparaat aan (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 32).
3
Job Status
Toont lopende taken, taken in wachtrij, voltooide taken, actuele foutcode of beveiligde taken.
4
Counter
Toont hoeveel papier er is verbruikt (zie "Teller-knop" op pagina 36).
5
Eco
Eco-modus inschakelen (zie "Knop Eco" op pagina 37).
6
Clear
Hiermee verwijdert u tekens uit het bewerkingsgebied.
7
Numerieke toetsenblok
Om nummers te kiezen en alfanumerieke tekens in te voeren. U kunt ook de nummerwaarde voor documentenkopieën of
andere opties invoeren.
8
Reset
Hiermee worden de huidige apparaatinstellingen hersteld.
9
Redial/Pause
Hiermee kiest u het laatst verzonden faxnummer of ontvangen nummergave opnieuw, of voegt u een pauze (-) in een
faxnummer in, in de bewerkingsmodus.
10
Log in/Log out
Hiermee kan de gebruiker zich afmelden.
11
On Hook Dial
Wanneer u op deze knop drukt, kunt u een kiestoon horen. Voer vervolgens het faxnummer in. Dit is vergelijkbaar met
bellen via de telefoonluidspreker.
12
Power
Hiermee schakelt u het apparaat in of uit. Wanneer de blauwe LED aan is, is het apparaat ingeschakeld en kunt u het
gebruiken. Als u het apparaat wilt uitschakelen, houdt u deze knop ten minste 3 seconden ingedrukt. Druk op Ja wanneer
het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
13
Interrupt
Stopt een lopende taak voor een dringende kopieertaak.
14
Stop
Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. Er verschijnt een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige
taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten.
15
Start
Hiermee start u een taak.
C
ID
1
2
3 4 5
6
13
14
15
10
11
8
9
12
7
Inleiding_ 31
Aanraakinteractie
Type Beschrijving
Tikken
(Drukken)
Actie van het snel indrukken en loslaten van een gebied op het scherm
(indien gebruikt met 'loslaten', wordt dit 'drukken' genoemd).
Tikken en bewegen
Wanneer u op het scherm tikt, wordt de focus langzaam recht bewogen.
Wanneer u loslaat, wordt alleen de focus bewogen.
In de aanraakbare weergave (geen item), wordt het tikken en bewegen geactiveerd en door te
tikken en bewegen wordt een functie geactiveerd -> microcontrole wordt geactiveerd middels tikken
en bewegen in de videospeler.
Loslaten
Actie van het wegnemen van uw vinger van het scherm (om het moment dat de functie is
geactiveerd).
(wordt gebruikt met 'drukken' of 'lang indrukken').
Inleiding_ 32
Informatie over de status-LED
De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht of raadpleeg het hoofdstuk over toneropvangbak (zie "Weergegevenberichten op het
display begrijpen" op pagina 148). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Status
Omschrijving
Uit Het apparaat is offline.
Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een toets wordt ingedrukt, gaat
het apparaat automatisch online.
Groen Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Knipperen Fax Het apparaat is faxen aan het verzenden of bezig met ontvangen.
Kopie Het apparaat is bezig met het kopiëren van documenten.
Scannen Het apparaat is bezig met het scannen van documenten.
Afdrukken Als de LED langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer.
Wanneer de status-LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
Rood Aan De beeldeenheid is aan het einde van zijn gebruiksduur. Verwijder de oude beeldeenheid en plaats een nieuwe.
De levensduur van de tonercassette
a
is geheel leeg. Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 139).
De klep is open. Sluit de klep.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 41).
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ersntige fout. Lees de melding op het display (zie "Weergegevenberichten op het
display begrijpen" op pagina 148).
De toneropvangbak is niet in het apparaat geïnstalleerd of de toneropvangbak is vol (see "De cassette voor gebruikte toner
vervangen" op pagina 133).
a.De geschatte gebruiksduur van een cassette geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld nog met de tonercassette kunnen worden gemaakt conform ISO/
IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van het
afdrukmateriaal. Er kan een bepaalde hoeveelheid toner in de cassette achterblijven, zelfs wanneer de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
Knipperen Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Lees de melding op het display
(zie
"Weergegevenberichten op het display begrijpen" op pagina 148). Als het probleem is opgelost, gaat het apparaat door met
de eerder gestopte taak.
De levensduur van de tonercassette
a
, beeldeenheid of toneropvangbak nadert zijn einde. Bestel een nieuwe tonercassette,
beeldeenheid of cassette voor gebruikte toner. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner te herverdelen.
Inleiding_ 33
Het apparaat aanzetten
Gebruik het meegeleverde netsnoer voor het apparaat. Zo niet, dan
kan dit brand of schade aan het apparaat veroorzaken.
1. Steek het netsnoer in de stroomaansluiting.
2. Steek het andere uiteinde in een juist geaard AC-stopcontact.
3. Zet de stroomschakelaar aan.
Sommige onderdelen in het apparaat kunnen heet zijn wanneer de
printer aanstaat of net een taak heeft afgedrukt. Let op dat u zich
niet verbrandt wanneer u aan de binnenkant van het apparaat
werkt.
Demonteer het apparaat niet wanneer het aanstaat of aangesloten
is. U zou een elektrische schok kunnen krijgen.
Inleiding_ 34
Zet het apparaat uit
Om het apparaat uit te schakelen drukt u minstens drie seconden lang de
knop Power rechts van het bedieningspaneel in. Als het
bevestigingsvenster verschijnt, drukt u op Ja in het beeldscherm en wacht u
tot het apparaat automatisch wordt uitgeschakeld.
Het apparaat heeft drie types van uit-modus. Druk op Machine
instellen > Algemene instellingen > Werking Aan-/uit-knop. De
optie Werking Aan-/uit-knop kan uitsluitend door een
gemachtigde gebruiker worden geconfigureerd die een id en een
wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Raadpleeg voor
meer informatie over de knop Power in de uitgeschakelde modus
de Beheerdershandleiding.
U kunt het apparaat ook inschakelen door op de knop Power te
drukken.
Als u het apparaat meteen uitschakelt met behulp van de
hoofdschakelaar boven de netsnoeraansluiting, kan dit een probleem
met de harde schijf in het apparaat veroorzaken.
Inleiding_ 35
Een printerkabel aansluiten
Een netwerkkabel gebruiken
Dit apparaat heeft een ingebouwde netwerkkaart. Met een netwerkkabel
kunt u uw apparaat met een netwerk verbinden.
Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel:
Inleiding_ 36
Het weergavescherm en handige knoppen
Weergavescherm
Met het weergavescherm op het bedieningspaneel kan het apparaat op
gebruiksvriendelijke wijze worden bediend. Als u drukt op het
home-pictogram ( ) op het scherm wordt het weergavescherm
weergegeven. De afbeelding op het beeldscherm in deze
gebruikershandleiding kan, afhankelijk van de opties of het model, van uw
apparaat afwijken.
De pictogrammen op het scherm, zoals Fax, zijn mogelijk
uitgegrijsd. Dit is het geval als de optionele kit of bepaalde
programma’s niet op het apparaat zijn geïnstalleerd.
Als u naar het volgende weergavescherm wilt schakelen, drukt u
op de pijl rechts of sleept u met de vinger langs het
weergavescherm.
De gebruikers van het apparaat moeten afhankelijk van de
verificatie-instelling een id en wachtwoord invoeren. In dit geval
kan het appraat alleen worden gebruikt door een gemachtigde
gebruiker die op het apparaat is geregistreerd met een id en
wachtwoord. Neem contact op met de beheerder van het
apparaat.
Kopie: hiermee opent u het menu Kopie (zie "Kopiëren" op pagina 51).
Fax: hiermee opent u het menu Fax. Fax wordt op het scherm
geactiveerd door een optionele faxkit te installeren (zie
"Faxen
(optioneel)" op pagina 66).
Opgeslagen doc.: hiermee opent u het menu Opgeslagen doc. (zie
"Informatie over het scherm Opgeslagen documenten" op pagina 94).
Gedeelde map: hiermee opent u het menu Gedeelde map (zie
"Informatie over het scherm Gedeelde map" op pagina 93).
Scan nr Email: hiermee opent u het menu Scan nr Email (zie
"Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)" op
pagina 78).
Scannen naar server: hiermee opent u het menu Scannen naar
server (zie
"Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP (scannen
naar server)" op pagina 79).
Scan nr pc: hiermee opent u het menu Scan nr pc (zie "Originelen
inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc scannen)" op
pagina 88).
Scannen naar gedeelde map: hiermee opent u het menu Scannen
naar gedeelde map.
Snel kopiëren: hiermee opent u het menu Snel kopiëren (zie "Het
menu Snel kopiëren gebruiken" op pagina 65).
kopie ID: hiermee opent u het menu kopie ID (zie "Het menu Snel
kopiëren gebruiken" op pagina 65).
USB: hiermee opent u het menu USB. Wanneer er een
USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort van uw apparaat
plaatst, wordt USB geactiveerd op het weergavescherm (zie "Een
USB-geheugenapparaat gebruiken" op pagina 117).
Naar USB scannen: hiermee opent u het menu Naar USB scannen.
Wanneer er een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort van
uw apparaat plaatst, wordt Naar USB scannen geactiveerd op het
weergavescherm (zie
"Originelen scannen en verzenden naar een
USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)" op pagina 81).
Machine instellen: hiermee kunt u de huidige apparaatinstellingen
controleren of waarden aanpassen.
Bepaalde menu's kunnen uitsluitend worden geconfigureerd door
een gemachtigde gebruiker waarvoor de beheerder een ID en een
wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het
apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
SmarThru Workflow: hiermee opent u het menu SmarThru Workflow
(zie
"Smarthru Workflow gebruiken, Gedeelde map en opgeslagen
document" op pagina 91).
Teller-knop
Als u op de knop Counter op het bedieningspaneel drukt, kunt u het aantal
afdrukken zien.
Als u Apparaat selecteert, kunt u het aantal afdrukken per apparaat zien.
Een impressie verwijst doorgaans naar een enkele zijde van een vel en niet
naar een enkelzijdige afdruk.
Totaal gebruik: toont het totaal aantal afdrukken.
Grote pagina: toont het totaal aantal afdrukken op grote
papierformaten.
Inleiding_ 37
Gebruik verzenden: toont het aantal verzonden afbeeldingen via
e-mail, server, etc.
Gebr. verz. Faxen (PSTN): toont het aantal verzonden faxen.
Als u Gebruiker selecteert, kunt u het gebruik, de limiet en het resterend
gebruik per gebruiker zien. Voor gedetailleerde informatie over Teller,
raadpleeg de beheerdershandleiding.
Knop Eco
Met de ecofunctie kunt u afdrukbronnen besparen en milieuvriendelijker
kopiëren. Wanneer u op de knop Eco drukt, word de eco-modus op het
apparaat in- of uitgeschakeld. Als de ecomodus aan is, ziet u de
ecoafbeelding (
) op bepaalde functies. Bepaalde opties van de functies
zijn in de ecomodus niet beschikbaar. Raadpleeg de
Beheerdershandleiding voor meer informatie over de ecofunctie.
Alleen de beheerders hebben toegang tot de Eco-instellingen in
Machine instellen.
Als het apparaat om een wachtwoord voor de ecomodus vraagt,
moet u het wachtwoord invoeren. Neem contact op met uw
beheerder.
De knop Eco wordt alleen geactiveerd voor de menu's Kopie,
Snel kopiëren en Opgeslagen doc..
Knop Job Status
Als u op de knop Job Status drukt, wordt de lijst met lopende taken, taken
in wachtrij en voltooide taken weergegeven.
Huidige taak
Toont de lijst van taken die worden uitgevoerd en die in de wachtrij
staan.
Als u op de naam van de taak drukt, wordt er meer gedetailleerde
informatie getoond.
Nee: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het taaktype, zoals afdruk, kopie, fax, etc.
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Status: toont de huidige status van elke taak (zie "Betekenis van de
status" op pagina 37).
Niv. verhogen: Geeft een hogere prioriteit aan een geselecteerde
taak in de lijst wanneer er veel taken in de wachtrij staan. De
geselecteerde taak kan geen hogere prioriteit krijgen dan een taak
die al wordt uitgevoerd.
Afhankelijk van de status van de taak kunt u de knop Niv.
verhogen niet gebruiken.
Taak vasthouden: houdt een geselecteerde taak in de lijst.
Afhankelijk van de status van de taak kunt u de knop Taak
vasthouden niet gebruiken.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde taak uit de lijst.
Taak voltooid
Toont de lijst van voltooide taken.
Als u op de naam van de taak drukt, wordt er meer gedetailleerde
informatie getoond.
Nee: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het taaktype, zoals afdruk, kopie, fax, etc.
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Status: toont de huidige status van elke voltooide taak (zie
"Betekenis van de status" op pagina 37).
Betekenis van de status
Bezig met ontvangen: Het apparaat ontvangt gegevens van het
netwerk of de faxlijn.
Bezit met verwerken van afbeelding: het apparaat is bezig met
het verwerken van de afbeelding (decodering, codering, conversie
van dataformaat).
Bezit met opmaken: het apparaat is bezig met het genereren van
de afbeelding voor het afdrukken.
In behandeling: De taak in de wachtrij wacht op zijn beurt.
Bezig met verzenden: Het apparaat verzendt de gegevens naar
e-mail, server of fax.
Scannen: het apparaat is aan het scannen.
Bezig met kiezen: In de faxmodus belt het apparaat naar het
faxapparaat van de ontvanger.
Verbinding maken...: in de faxmodus wacht het apparaat op de
verbinding met de bestemming.
Bezig met afdrukken: het apparaat is bezig met afdrukken.
Opslag: de gegevens worden opgeslagen naar een vak of een
USB.
Uitgestelde taak: de taak wordt tijdelijk stopgezet gedurende de tijd
u heeft ingesteld bij Uitgesteld verzenden (e-mail, fax, server).
In wachtstand: Op het tabblad Beveiligde taak wordt de taak
tijdelijk gestopt wanneer er een beveiligde afdrukopdracht vanaf een
computer wordt verzonden. Als u de taak wilt vrijgeven, drukt u op
Afdrukk..
Vastgehouden: Proefafdruk: De taak wordt tijdelijk gestopt
wanneer er een proefdruk vanaf een computer wordt verzonden. Als
u de taak wilt vrijgeven, drukt u op Vrijgeven.
Vastgehouden: Proefexemplaar: In de kopieermodus, wordt de
taak tijdelijk gestopt wanneer het proefexemplaar is geselecteerd.
Als u de taak wilt vrijgeven, drukt u op Vrijgeven.
Vastgehouden: Gebruikersverzoek: De taak wordt tijdelijk gestopt
wanneer Taak vasthouden wordt ingedrukt. Als u de taak wilt
vrijgeven, drukt u op Vrijgeven.
Vastgehouden: Vertraagde afdruk: De taak wordt tijdelijk gestopt
tot het door u ingestelde tijdstip.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich niet in de
Eco-modus.
Groen Aan Het apparaat bevindt zich in de Eco-modus.
Inleiding_ 38
Vastgehouden: Bronnen nodig: De taak wordt tijdelijk gestopt
wanneer het apparaat een probleem ondervindt, zoals papierlade
op, verkeerd papier, etc.
Verbroken: De taak wordt tijdelijk gestopt wanneer de knop
Interrupt wordt ingedrukt voor een spoedeisende kopieertaak.
Onderbroken: De taak wordt gepauzeerd wanneer de knop Stop
wordt ingedrukt.
Voltooid: de taak is voltooid.
Voltooid met fout: de taak is voltooid met fout.
Verwijderd: als u een taak in de lijst selecteert en op Verwijd.
drukt, wordt de taak verwijderd.
Beveiligde taak
Toont de lijst van beveiligde taken die de gebruiker in het
printerstuurprogramma heeft ingesteld (zie
"Vertrouwelijk" op
pagina 106). U moet de in de printerstuurprogramma ingestelde
Gebruikers-ID en het Wachtwoord invoeren (zie "Vertrouwelijk" op
pagina 106).
Nee: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het type van de taak.
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde
taak. U kunt ook het aantal kopieën wijzigen door op Instellingen
wijzigen te drukken.
Bewer.: wijzigt de Taaknaam van de geselecteerde taak.
Verwijd.: hiermee verwijdert u de geselecteerde taak uit de lijst.
Afdrukk.: drukt de geselecteerde taak uit de lijst af.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
Actief bericht
toont eventuele foutberichten en codes die zijn opgetreden.
Nee: toont de volgorde van de berichten.
Apparaatstatusbericht: Toont de foutmeldingen voor de huidige
fouten in het apparaat.
Foutcode: toont de code van het foutbericht.
Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde
taak.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
Interrupt knop
Als u op de knop Interrupt ( ) drukt, gaat het apparaat in de
onderbrekingsmodus, hetgeen betekent dat de actuele afdruktaak wordt
stopgezet voor een urgente kopieertaak. Wanneer de spoedeisende
kopieertaak is voltooid, wordt de vorige taak hervat.
Wanneer u de nietfunctie voor een afdruktaak selecteert, werkt de
onderbrekingsmodus nadat het nieten van de afdruktaak is voltooid.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich niet in de
onderbrekingsmodus.
Groen Aan Het apparaat bevindt zich in
onderbrekingsmodus.
Afdrukmateriaal en lade_ 39
2.Afdrukmateriaal en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in uw apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Papier in de lade plaatsen
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Instellingen voor lade
Originelen plaatsen
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de
glasplaat van de scanner of in de dubbelzijdige automatische
documentinvoer.
Op de glasplaat van de scanner
Zorg dat er geen originelen in de DADI liggen. Als er een origineel wordt
gedetecteerd in de DADI, krijgt dit origineel voorrang boven het origineel op
de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
Originelen voorbereiden
Laad geen papier kleiner van 25 x 25 mm (1,0 x 1,0 inch) of groter
dan 297 x 432 mm (11,7 x 17 inches).
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
1. Open de DADI.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
en leg het op één lijn met de markering in de linkerbovenhoek van de
plaat.
3. Sluit de DADI.
Als u tijdens het kopiëren de DADI open laat, kan dit de
kwaliteit van de kopie en het tonerverbruik beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de
afdruk. Houd de glasplaat schoon.
Als u een pagina uit een boek of magazine kopieert, hef
dan de DADI op tot de scharnieren door de stopper worden
tegengehouden en sluit dan het deksel. Als het boek of
tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel
open.
Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas
breekt. U kunt een letsel oplopen.
Plaats uw handen niet op de glasplaat van de scanner bij
het sluiten van de DADI. De DADI kan op uw hand vallen
en uw hand kwetsen.
Kijk tijdens het kopiëren of scannen niet in het licht van de
scanner. Dit is schadelijk voor de ogen.
Afdrukmateriaal en lade_ 40
In de dubbelzijdige automatische documentinvoer
(DADI)
Originelen voorbereiden
Plaats geen papier dat kleiner is dan 140 x 140 mm of groter dan
297 x 432 mm.
De DADI detecteert automatisch originelen van het formaat A3, A4
LEF, A4 SEF, B4, B5 LEF, B5 SEF, A5 LEF, A5 SEF, Ledger, Legal,
Letter LEF, Letter SEF, Statement LEF en Statement SEF.
Vermijd het gebruik van de volgende papiertypen om
papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit of schade aan het
apparaat te voorkomen.
- Carbonpapier of papier met carbonrug
- Gecoat papier
- Licht doorschijnend of dun papier
- Gekreukt of gevouwen papier
- Gekruld of opgerold papier
- Papier met scheuren
Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
Met de DADI kunt u maximaal 100 vellen papier (80 g/m
2
) voor één taak
laden.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven.
Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt
met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
Als er stof op de glasplaat van de DADI zit, is het mogelijk dat
er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat
altijd schoon.
Afdrukmateriaal selecteren
U kunt afdrukken op verschillende soorten afdrukmateriaal, zoals normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmateriaal dat voldoet aan de in deze gebruikershandleiding vermelde
richtlijnen.
Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen
kunnen de volgende problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit.
Meer papierstoringen
Versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en de
afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden beschreven in de specificaties van afdrukmateriaal (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 171).
Gewenst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor
het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere, helderdere en levendigere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt
hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmedia aan alle richtlijnen van
deze gebruikershandleiding voldoen en toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van eigenschappen
van de vellen, een onjuiste bediening, een ongewenst
temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele
omstandigheden waarover men geen controle heeft.
Voordat u grote hoeveelheden afdrukmedia koopt, controleert u of
het papier voldoet aan de vereisten in deze handleiding.
Het gebruik van afdrukmedia die niet aan deze specificaties
voldoen kan problemen veroorzaken of herstellingen vereisen.
Zulke herstellingen vallen niet onder de garantie of
serviceovereenkomsten van Samsung.
Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het
gebruikte afdrukmateriaal (zie
"Specificaties van de afdrukmedia"
op pagina 171).
Afdrukmateriaal en lade_ 41
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan het apparaat beschadigen.
Het gebruik van brandbare afdrukmedia kan leiden tot brand.
Gebruik geschikte afdrukmedia (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 171).
Het gebruik van brandbare afdrukmedia of de aanwezigheid in de
printer van materialen die daar niet thuishoren, kan in zeldzame
gevallen leiden tot brand.
Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het gebruikte
afdrukmateriaal (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 171).
Papier in de lade plaatsen
Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer
Plaats de afdrukmaterialen die u voor de meeste afdruktaken gebruikt in de
standaardlade. De standaard papierlade kan tot 1 040 vellen normaal
papier bevatten.
U kunt een optionele dubbele cassette-invoer voor 1 040 extra vellen
gewoon papier aanschaffen en die onder de standaardlade bevestigen.
De standaardlade bevat twee laden. (lade 1, lade 2)
De optionele dubbele cassette-invoer bevat twee laden. (lade 3,
lade 4)
Het proces van het laden van papier voor lade 1, 2, 3 en 4 is
dezelfde.
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan problemen
veroorzaken die herstellingen vereisen. Dergelijke herstellingen zijn
niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten.
1. Houd de vergrendelingshendel op de hendel ingedrukt en trek de lade
eruit.
2. Druk de papierlengtegeleider in en trek deze tot aan het einde van de
lade.
3. Druk de papierbreedtegeleider in en trek deze tot aan het einde van de
lade.
4. Buig de papierstapel en waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u het papier in de lade plaatst.
1 Papierlengtegeleider
1 Papierbreedtegeleider
1
1
Afdrukmateriaal en lade_ 42
5. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
6. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte.
7. Na het laden van papier in de lade, drukt u de papierbreedtegeleider in
en brengt u de geleider in de richting van de papierstapel tot deze de
zijkant van de stapel licht raakt. Druk de geleider niet te stevig tegen de
rand van het papier: de geleider kan het papier doen ombuigen.
Druk de papiergeleider niet te hard tegen de rand van het
papier, omdat het papier daardoor kan buigen.
Als u de breedtegeleider niet aanpast kan het papier
vastlopen.
Plaats niet te veel papier in de lade: dit kan tot papierstoringen
leiden. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering
aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
1 Papiercapaciteitsmarkering
1
M A X
Afdrukmateriaal en lade_ 43
8. Zet de papierlengtegeleider vast met de vergrendelingsschakelaar.
Ontgrendel de vergrendelingsschakelaar om papier met een andere
papiergrootte te laden.
9. Plaats de lade terug in het apparaat.
Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een
document af te drukken.
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het
bedieningspaneel (zie
"Instellingen voor lade" op pagina 48).
De standaardlade en de optionele dubbele cassette-invoer kunnen
automatisch diverse papierformaten detecteren (zie
"Automatische
detectie van formaten van afdrukmateriaal" op pagina 45).
Als u de Bevestiging lade Aan in Tray Settings instelt, verschijnt
automatisch het bevestigingsvenster (zie
"Het instellen van het
ladebevestigingsbericht" op pagina 49).
Controleer op het papierformaat en het papiertype in de lade wel of niet
wordt gedetecteerd. Als u het papierformaat of het papiertype wilt
instellen of wanneer het apparaat het formaat en type niet kan
detecteren, kunt u het formaat en type direct in het bevestigingsvenster
invoeren.
Als u problemen ondervindt met het laden van papier,
controleert u of het papier voldoet aan de specificaties voor de
media (zie 'Specificaties van afdrukmedia' op pagina 165).
Probeer het vervolgens vel voor vel door te voeren langs de
multifunctionele lade (zie
"Multifunctionele lade" op pagina 43).
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het
bedieningspaneel werden opgegeven.
Afdrukken vanuit een toepassing:
a) Open een toepassing en start het afdrukmenu.
b) Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
'Voorkeursinstellingen openen' op pagina 101).
c) Open het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer de papiersoort, het papierformaat
en de invoerlade.
d) Druk op OK.
e) Afdrukken starten in een toepassing.
Multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmedia
bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als
u maar één pagina wilt afdrukken op gekleurd papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats slechts één soort, formaat en gewicht van afdrukmateriaal
tegelijk in de multifunctionele lade.
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit kan papierstoringen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere
soorten afdrukmedia.
Plaats afdrukmedia in het midden van de multifunctionele lade met
de te bedrukken zijde naar boven en de bovenrand vooraan.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat aan de specificaties voldoet. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 171).
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor
u ze in de multifunctionele lade plaatst.
1. Open de multifunctionele lade en trek, indien nodig, het verlengstuk
eruit.
1 Vergrendelingsschakelaar
1
Afdrukmateriaal en lade_ 44
2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
3. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar onder.
4. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
pas ze aan de breedte van het papier aan. Oefen niet te veel druk
uit. Het papier kan gaan plooien waardoor een papierstoring ontstaat
of het papier scheeftrekt.
5. Stel het papiertype en -formaat voor de multifunctionele lade in om
een document af te drukken (zie
"Automatische detectie van
formaten van afdrukmateriaal" op pagina 45).
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op
het bedieningspaneel (zie
"Instellingen voor lade" op pagina 48).
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het
bedieningspaneel werden opgegeven.
Afdrukken vanuit een toepassing:
a) Open een toepassing en start het afdrukmenu.
b) Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
c) Open het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer de papiersoort, het papierformaat
en de invoerlade.
d) Druk op OK.
e) Afdrukken starten in een toepassing.
Afdrukmateriaal en lade_ 45
Automatische detectie van formaten van
afdrukmateriaal
Dit apparaat detecteert automatisch de verschillende papierformaten.
Raadpleeg de onderstaande tabel.
(: gedetecteerd, o: Niet gedetecteerd, leeg: u kunt het papier niet in de
lade plaatsen.)
formaat
a
a.Dit apparaat detecteert papier van vergelijkbare afmetingen als de
getoonde papierformaten.
Standaardlade/
optionele
dubbele
cassette-invoer
Multifunction
ele lade
Dubbelzijdig
afdrukken
Letter SEF
b
b.SEF betekent korte zijde-invoer (Short Edge Feed).
o beschikbaar
Letter LEF
c
c. LEF betekent lange zijde-invoer (Long Edge Feed).
o beschikbaar
Ledger o beschikbaar
Legal o beschikbaar
Executive SEF o o beschikbaar
Executive LEF o beschikbaar
Statement SEF o beschikbaar
Statement LEF o
A3 o beschikbaar
A4 SEF o beschikbaar
A4 LEF o beschikbaar
A5 SEF o beschikbaar
A5 LEF o
B4 o beschikbaar
JIS B5 SEF o beschikbaar
JIS B5 LEF o beschikbaar
A6 SEF o
A6 LEF o
ISO B5 SEF o o beschikbaar
ISO B5 LEF o
Folio o o beschikbaar
Oficio o o beschikbaar
8K o o beschikbaar
16K o o beschikbaar
Afdrukmateriaal en lade_ 46
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Onderstaande tabel toont het beschikbare speciale afdrukmateriaal voor
elke lade.
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens
één vel per keer in te voeren. Controleer hoeveel vellen u maximaal in
elke lade mag plaatsen (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 171).
(: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar)
De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken. Met de optie papiertype kunt u het papiertype instellen dat
in de lade moet worden geplaatst. Deze instelling verschijnt nu in de
vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Op die manier krijgt u de
beste afdrukkwaliteit. Zo niet, wordt de gewenste afdrukkwaliteit
mogelijk niet bereikt.
Envelop
Of enveloppen goed worden bedrukt is afhankelijk van de kwaliteit van de
enveloppen.
Om een envelop af te drukken plaatst u ze met de omslag omhoog.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan
90 g/m
2
bedragen, anders kan er een papierstoring optreden.
- Samenstelling: voor u afdrukt moeten de enveloppen plat liggen
met een krul van minder dan 6 mm en mogen ze geen lucht
bevatten.
- Toestand: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of
beschadigd zijn.
- Temperatuur: gebruik enveloppen die bestand zijn tegen de druk
en de hitte die tijdens het afdrukken in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Types
Standaardlade/
optionele dubbele
cassette-invoer
Multifunctionele
lade
Dik papier
Zwaar
Extra zwaar 1
Dun papier
Katoen
Kleur
Voorbedrukt
Kringlooppapier
Bankpost
Archiefpapier
Birefhoofd
Geperforeerd
Dunne kaarten
Dikke kaarten
Dun glanzend
Dik glanzend
Envelop
Etiketten
Afdrukmateriaal en lade_ 47
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0.1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur (circa
170 °C) van het apparaat. De extra kleppen en strips kunnen kreuken,
scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minimaal 15 mm van
de rand van de envelop blijven.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Etiketten
Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar onder.
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u best
uitsluitend etiketten voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: Het kleefmiddel moet gedurende 0.1 seconde stabiel
blijven bij de fixeertemperatuur van uw apparaat van ongeveer 170
°C.
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de
etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krullen: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd
en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Zorg ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal
blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens
het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of beschadigd zijn.
Plaats geen papier zonder ruimte tussen etiketten die in dezelfde
richting lopen als het papier dat wordt ingevoerd. Anders kan het papier
vastlopen.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 98 mm en korter dan 148
mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van het afdrukmateriaal.
Afdrukmateriaal en lade_ 48
Briefhoofd/voorbedrukt papier
Voorbedrukt papier moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet
smelt, verdampt of schadelijke gassen afgeeft als deze gedurende
0.1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur (170 °C) van
het apparaat.
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige
verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt.
Glanzend
Plaats een vel tegelijk in de multifunctionele lade, met de glanzende
zijde naar onderen.
Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP
Brochure Paper (Product: alleen bij Q6611A).
Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (A4) voor dit apparaat HP
Superior Paper 160 glossy (product: alleen bij Q6616A).
Instellingen voor lade
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van de knoppen op het scherm. Als u wilt
afdrukken vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de
papiersoort in het toepassingsprogramma dat u op uw computer gebruikt
(zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven
krijgen voorrang op de instellingen die via het scherm werden
opgegeven.
Het papierformaat instellen
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
selecteer de gewenste lade in het scherm.
2. Druk op Papierformaat en selecteer de papiergrootte.
Als er geen vereist papierformaat is of als u een aangepast
papierformaat wilt gebruiken, drukt u op de pijlknoppen om het
papierformaat in te stellen. U kunt het aangepaste formaat ook
instellen en opslaan via Aangepast formaat. U kunt op welk
moment dan ook het aangepaste formaat selecteren.
Eenzijdig Dubbelzijdig
Standaardlade/
optionele dubbele
cassette-invoer
Voorzijde naar boven Voorzijde naar onder
Multifunctionele
lade
Voorzijde naar onder Voorzijde naar boven
Afdrukmateriaal en lade_ 49
Het papiertype instellen
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
selecteer de gewenste lade in het scherm.
2. Druk op Papiertype en selecteer het papiertype.
3. Druk op om de selectie op te slaan.
Het instellen van het ladebevestigingsbericht
U kunt een automatisch bevestigingsbericht instellen dat bij het plaatsen
van het papier in de lade wordt weergegeven. Dit apparaat detecteert
automatisch bepaalde papierformaten en papiertypes. Als u het
papierformaat of het papiertype wilt instellen of wanneer het apparaat het
formaat en type niet kan detecteren, kunt u het formaat en type direct in het
bevestigingsvenster invoeren.
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
selecteer de gewenste lade in het scherm.
2. Druk op de knop in de Bevestiging lade om deze functie te activeren.
Automatische ladekeuze
Met deze optie kan het apparaat worden ingesteld om al dan niet door te
gaan met afdrukken als een lade leeg is. Zo zal bijvoorbeeld, als zowel lade
1 en lade 2 hetzelfde formaat papier bevatten, het apparaat automatisch
papier lade 2 gebruiken wanneer lade 1 leeg is.
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
Automatische ladekeuze.
2. Druk op de knop rechts om deze functie te activeren.
Automatisch doorgaan
Met deze optie kunt u toch doorgaan met afdrukken wanneer de ingestelde
papiergrootte niet overeenstemt met het papier in de lade. Als deze optie
geactiveerd is, gaat het apparaat door met afdrukken op vergelijkbaar of
groter papierformaat. Als deze optie niet geactiveerd is, dan wacht het
apparaat totdat de vereiste papiergrootte in de lade wordt geladen.
Afdrukmateriaal en lade_ 50
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
Automatisch doorgaan.
2. Kies een van de opties.
Papier vervangen
Wanneer het vereiste papier voor een afdruktaak niet in de lade
beschikbaar is, is het met deze functie mogelijk om een vergelijkbaar
papierformaat te gebruiken. Bijvoorbeeld, als het vereiste Ledger
(grootboek)-papierformaat niet in de lade beschikbaar is, gebruikt het
apparaat A3-papier in plaats van het vereiste papier.
Als het papier vervangen wordt, kan er afbeeldingsverlies
plaatsvinden.
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
Papiervervanging.
2. Druk op de knop rechts om deze functie te activeren.
Ladebeveiliging
Wanneer u deze optie kiest, wordt de geselecteerde lade beveiligd. Op
deze wijze wordt voorkomen dat soortgelijk papier wordt ingevoerd wanneer
de functie voor automatisch overschakelen is ingeschakeld.
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
Ladebeveiliging.
2. Kies een lade een druk op de knop om deze functie te activeren.
Ladeprioriteitsinstelling
Als u geen lade voor het afdrukken selecteert, wordt de lade geselecteerd
volgens de ingestelde volgorde in Prioriteitinstelling lade. Als er in de lade
niet het gewenste papier zit, drukt het apparaat automatisch af in de
ingestelde volgorde van de laden.
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
Prioriteitinstelling lade.
2. Druk op een lade en bepaal de volgorde voor een afdruktaak met behulp
van de pijlen Omhoog en Omlaag.
Kopiëren_ 51
3.Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Informatie over het scherm Kopiëren
Normaal kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
De instelling van een programma gebruiken
Het menu Snel kopiëren gebruiken
Informatie over het scherm Kopiëren
Als u in het scherm op Kopie drukt, verschijnt het scherm Kopie dat
verschillende tabbladen en opties voor kopiëren bevat. Alle opties zijn
gegroepeerd per functie zodat u uw keuze gemakkelijk kunt configureren.
Als er een ander scherm wordt weergegeven, drukt u op (
) om naar het
beginscherm te gaan.
Het tabblad Basis
Exempl.: hiermee kunt u het aantal exemplaren instellen.
Papierinvoer: Hiermee selecteert u de papierlade (zie "De invoerlade
selecteren" op pagina 53).
Verklein/Vergrot: verkleint of vergroot de grootte van een gekopieerde
afbeelding (zie
"Kopieën vergroten of verkleinen" op pagina 53).
Dubbelzijdig: stelt het apparaat in voor dubbelzijdig afdrukken van
kopieën (zie
"Meerdere zijden kopiëren" op pagina 53).
Kleurmodus: selecteert een kleurmodus voor kopiëren (zie "De
kleurmodus selecteren (alleen CLX-9201 9301 Series)" op pagina 54).
Uitvoer: stelt de verschillende uitvoeropties van het apparaat in (zie
"De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen" op pagina 55).
Tonerdichtheid: past de helderheid aan om een beter leesbare kopie
te verkrijgen als het origineel onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen bevat (zie "De tonersterkte wijzigen" op pagina 55).
Programmas: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie
"De instelling van een programma gebruiken" op
pagina 65).
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het actuele papierformaat van de
originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 56).
Oorspronkelijke stand: selecteert de afdrukstand van de originelen
(zie
"De richting van originelen selecteren" op pagina 56).
kopie ID: hiermee drukt u dubbelzijdige originelen af op één vel papier.
Deze functie is handig voor het kopiëren van kleine documenten zoals
visitekaartjes (zie
"Identiteitskaart kopiëren" op pagina 57).
X-op-1: drukt twee of meer originele afbeeldingen verkleind af zodat ze
op één vel papier passen (zie
"Meerdere pagina's per vel kopiëren
(X-op-1)" op pagina 58).
Boekje: hiermee kunt u boekjes maken (zie "Boekje kopiëren" op
pagina 61).
Boekje kopiëren: hiermee kunt u de linker- en/of rechterpagina van
een boek op gescheiden uitvoerpapier kopiëren (zie
"Boek kopiëren" op
pagina 62).
Watermerk: hiermee kunt u op afdrukken een watermerk afdrukken
(zie
"Watermerk" op pagina 62).
Kopiëren_ 52
Stempel: Hiermee kunt u bepaalde extra gegevens aan de afdruk
toevoegen, zoals datum en tijd (zie
"Stempel" op pagina 63).
Het tabblad Afbeelding
Type origineel: hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het type
van het origineel voor de huidige kopieertaak te selecteren (zie
"Het type
origineel selecteren" op pagina 63).
Achtergrond aanpassen: drukt een afbeelding met een lichtere
achtergrond af (zie
"De achtergrond aanpassen" op pagina 64).
Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het kopiëren van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegekopieerd (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op
pagina 64).
Normaal kopiëren
Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het kopiëren van
originelen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 53).
4. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 56).
5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
6. Druk op (Start) vanuit het bedieningspaneel om met kopiëren te
beginnen.
Als u de huidige taak wilt annuleren, drukt u op (Stop) op het
bedieningspaneel.
U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met
de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak
die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie *** 'Knop Job Status'
on page 37 ***).
Originelen met verschillende formaten kopiëren
Met deze functie kunt u originelen van verschillende afmetingen in één keer
kopiëren.
Als u originelen met verschillende formaten in één keer wilt
kopiëren, selecteert u Verschill. form. onder de optie Formaat
van origineel (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op
pagina 56). Zo niet, dan kan dit papierstoringen van het origineel
veroorzaken.
Kopiëren_ 53
Wij adviseren u de onderstaande combinaties te gebruiken voor
het kopiëren van originelen van verschillende afmetingen. U kunt
ook andere combinaties gebruiken die niet worden aanbevolen,
maar deze kunnen papierstoringen veroorzaken. Afhankelijk van
het standaard papierformaat (A4 of Letter) kunnen de combinatie
variëren, zoals hieronder weergegeven.
Als A4 het standaard papierformaat is,
- A3 en A4 LEF
- B4 en B5 LEF
- A4 SEF en A5 LEF
- Letter LEF en Ledger
Als Letter het standaard papierformaat is,
- A3 en A4 LEF
- B4 en B5 LEF
- Ledger en Letter LEF
- Legal, Letter SEF en Statement LEF
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen van verschillend formaat met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI. Na het plaatsen van de originelen in de DADI, lijn het
papier uit en duw het papier voorzichtig naar de achterzijde van de
DADI-breedtegeleider.
3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel > Verschill. form..
De optie Verschill. form. wordt geactiveerd wanneer de originelen
in de DADI worden gelegd.
4. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer,
Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis (zie
"De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 53).
5. Stel indien nodig de kopieerfuncties op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding in (zie
"Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op
pagina 56).
6. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
7. Druk op (Start) vanuit het bedieningspaneel om met kopiëren te
beginnen.
De instellingen per kopie wijzigen
Op het tabblad Basis van het scherm Kopie kunt u kopieerfuncties
selecteren voordat u begint met kopiëren.
De tabbladinstelling Basis geldt alleen voor de huidige kopieertaak.
Dit betekent dat de geselecteerde instellingen niet van toepassing zijn
op de volgende kopieertaak. Na het voltooien van de huidige
kopieertaak of wanneer u op de knop Clear van het bedieningspaneel
drukt, worden de standaardinstellingen automatisch door het apparaat
hersteld.
De invoerlade selecteren
Met Papierinvoer stelt u in welke lade het papier bevat waarop u wilt
afdrukken. Het apparaat drukt de gescande afbeelding af op het papier in
de geselecteerde lade. U kunt de pictogrammen zien die de papierformaten
en de papierinhoud van elke lade tonen.
Druk op het tabblad Basis > Papierinvoer en druk vervolgens op de
betreffende papierlade.
Auto: detecteert automatisch het papierformaat in de papierlade.
Andere vooraf ingestelde waarden: controleer het papierformaat in
elke lade en druk op de lade met het papierformaat dat u wilt.
Kopieën vergroten of verkleinen
Met de functie Verklein/Vergrot kunt u een originele afbeelding verkleinen
of vergroten zodat deze op het papier past. U kunt op de pictogrammen
drukken die tonen hoe de kopieën kunnen worden verkleind en vergroot.
Druk op het tabblad Basis > Verklein/Vergrot en vervolgens op de
geschikte optie om de afbeelding op het papier te vergroten of te verkleinen.
Wanneer u deze optie gebruikt, is Boekje op het tabblad
Geavanceerd inactief.
Origineel (100%): hiermee drukt u tekst en afbeeldingen op hetzelfde
formaat af als op de originelen.
Auto aanpassen: hiermee verkleint of vergroot u het origineel op basis
van het formaat van het afdrukmateriaal.
Andere vooraf ingestelde waarden: controleer de afbeelding en de
waarde van elk pictogram en druk op het pictogram dat u wilt gebruiken.
U kunt een optie selecteren door op een knop in de lijst Verkleinen en
Vergroten te drukken. Gebruik de pijl-link/rechts om de af te drukken kopie
1% tussen 25 ~ 400% te verkleinen of te vergroten.
Aangepast: U kunt de zoomwaarden (tussen 25% en 400%)
aanpassen en opslaan met behulp van de optie Aangp. U kunt
aangepaste waarden selecteren wanneer u deze maar nodig hebt.
Meerdere zijden kopiëren
Met de functie voor dubbelzijdig kopiëren kunt u eenzijdige of tweezijdige
originelen op beide zijden van het papier kopiëren, of u kunt tweezijdige
originelen verdelen over meerdere eenzijdige kopieën. Controleer de
beschikbaarheid van het papier met behulp van de functie Dubbelzijdig. U
kunt deze functie alleen gebruiken met Letter SEF, Letter LEF, Ledger,
Legal, Executive SEF, Statement SEF, A3, A4 SEF, A4 LEF, A5 SEF, B4,
JIS B5 SEF, ISO B5 SEF, 8K, 16K en Oficio.
Alleen 63 tot 163 g/m
2
Druk op het tabblad Basis > Dubbelzijdig en vervolgens op de geschikte
dubbelzijdige optie.
Als er een origineel op de glasplaat van de scanner wordt geplaatst en
u drukt op 1 -> 2-zijdig, 2 -> 1-zijdig of 2 -> 2-zijdig, verschijnt het
bericht Wilt u nog een pagina scannen? nadat de eerste pagina is
gekopieerd. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
Kopiëren_ 54
drukt u in dit venster op Nee.
1 -> 1-zijdig: scant één zijde van een origineel en drukt het op één
papierzijde af. Met deze functie krijgt u een afdruk die exact
overeenkomt met de originelen.
1 -> 2-zijdig: hiermee scant u één zijde van de originelen in en drukt u
op beide zijden van het papier af.
2 -> 1-zijdig: Scant beide zijden van de originelen en drukt elke zijde af
op een afzonderlijke pagina.
U kunt het type binding van het origineel selecteren: Boek of Kalender.
2 -> 2-zijdig: hiermee scant u beide zijden van het origineel in en drukt
u op beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met de originelen.
U kunt het type binding van het origineel en van de uitvoer selecteren:
Boek of Kalender.
De kleurmodus selecteren (alleen CLX-9201 9301
Series)
Het apparaat beschikt over veel veelzijdige beeldbewerkingseffecten die
geen gevorderde vaardigheden vereisen.
Druk op het tabblad Basis > Kleurmodus en selecteer vervolgens de
gewenste kleurmodus.
Als u op de knop meer drukt, ziet u meer Kleurmodus opties.
Auto: Selecteer deze instelling als u automatisch wilt detecteren of het
te scannen document in kleur of zwart-wit is en selecteer vervolgens de
gewenste kleurinstelling.
Vierkl.druk: Selecteer deze instelling om in dezelfde kleur als het
origineel af te drukken.
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van
de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
Z/W: Selecteer deze instelling om in zwart-wit af te drukken, ongeacht
of het te scannen document in kleur of zwart-wit is.
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van
de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
Origineel Kopie
Origineel Kopie
Kopiëren_ 55
De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
U kunt de kopieeruitvoeropties gebruiken wanneer er een
optionele Binnenste afwerkeenheid of een boekjes-afwerkeenheid
is geïnstalleerd.
Afhankelijk van de richting van het papier in de lade (bijv. SEF of
LEF), kunnen bepaalde nietrichtingen niet beschikbaar zijn.
Druk op het tabblad Basis > Uitvoer en selecteer de gewenste
kopieeruitvoeropties.
Gesorteerd: afdrukken in sets in overeenstemming met dezelfde
volgorde als van de originelen.
Niet-gesorteerd: afdrukken gesorteerd in stapels van afzonderlijke
pagina's.
Draaien: afdrukken worden kruislings gestapeld in sets.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Deze functie is alleen beschikbaar bij afdrukmateriaal van
Letter- en A4-formaat.
Voor u deze functie gebruikt, moet u het papier laden in de
laden met SEF (Short edge feed) en LEF (Long edge feed). De
richting van de papierinvoer in lade 1 is bijvoorbeeld SEF,
terwijl de richting van de papierinvoer in lade 2 LEF is.
-
De tonersterkte wijzigen
Druk op het tabblad Basis. U kunt de tonerdichtheid met de pijlen Links/
Rechts aanpassen. Met deze functie kunt u donkere afbeeldingen lichter
afdrukken of lichtere afbeeldingen meer donker maken.
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van de
afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
Licht Enigszins
licht
Origineel Enigszins
donker
Donker
Kopiëren_ 56
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
Op het tabblad Geavanceerd of Afbeelding van het scherm Kopie kunt u
specifieke kopieerfuncties selecteren.
Het formaat van de originelen selecteren
Als het formaat van het originele document niet automatisch kan worden
herkend of wanneer u een bepaalde documentgrootte wilt selecteren, kunt u
na het opgeven van het scanformaat van het document kopieën maken.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer,
Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis (zie
"De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 53).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel.
5. Selecteer het originele formaat.
Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u
de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld
in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat.
Aangepast: Als er geen vereist papierformaat is, of wanneer u
aangepaste afdrukmedia moet gebruiken, drukt u op de pijltoetsen
om het formaat van het origineel in te stellen. U kunt het aangepaste
formaat ook instellen en opslaan via Aangepast formaat.
Vervolgens kunt u het aangepaste formaat kiezen wanneer u het
nodig hebt.
Het beschikbare aangepaste formaat verschilt afhankelijk van
de locatie waar het de originelen worden geplaatst.
Auto: Detecteert automatisch het formaat van originelen; deze optie
wordt echter alleen ondersteunt bij originelen van het formaat A3, A4
LEF, A4 SEF, B4, B5 LEF, B5 SEF, A5 LEF, A5 SEF, Ledger, Legal,
Letter LEF, Letter SEF, Statement LEF en Statement SEF.
Als u niet-gestandaardiseerd papier gebruikt, kan er kleurverlies
optreden. In dat geval dient u het juiste papierformaat te selecteren
voordat u gaat afdrukken.
Verschill. form.: hiermee kunt u papier van Letter- en
Legal-formaat door elkaar gebruiken. Het juiste papierformaat wordt
automatisch geselecteerd in verschillende laden. Stel bijvoorbeeld
dat u een document hebt met drie pagina's, waarbij de eerste pagina
het Letter-formaat heeft, de tweede pagina het Legal-formaat en de
derde pagina opnieuw het Letter-formaat. In dat geval wordt met
behulp van verschillende laden eerst op papier van Letter-formaat
afgedrukt, vervolgens op papier van Legal-formaat en daarna weer
op papier van Letter-formaat.
Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DADI zijn
geplaatst.
Andere vooraf ingestelde waarden: U kunt het formaat van
originelen met behulp van de knoppen rechtstreeks instellen.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
De richting van originelen selecteren
Specificeer de richting van het document bij het kopiëren van dubbelzijdige
documenten of het maken van dubbelzijdige kopieën. Anders kunnen de
kopieën niet worden afgedrukt in de correcte paginavolgorde of de correcte
voor- en achterblad-indeling.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke
stand.
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Minimumformaat 128 x 128 mm
(5 x 5 inches)
25 x 25 mm
(1.0 x 1.0 inches)
Maximumformaat 297 x 432 mm 297 x 432 mm
Kopiëren_ 57
4. Selecteer de richting van het originele document.
Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
Liggende afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel in de DADI met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel
document op de glasplaat van de scanner met de bovenkant van het
originele document gericht naar de rechterzijde van het apparaat.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Identiteitskaart kopiëren
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft zonder dat het
origineel daarbij wordt verkleind.
Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine documenten
zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
Het formaat van dubbelzijdige originelen moet kleiner zijn dan A5
om te vermijden dat een deel niet wordt gekopieerd.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > kopie ID.
3. Selecteer de lade in Papierinvoer.
4. Volg de stappen op het scherm.
5. Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onderen
zoals hieronder aangegeven en sluit de DADI.
Wanneer u een origineel op de glasplaat van de scanner plaatst,
laat u een kleine ruimte vrij tussen de rand van de glasplaat en het
origineel. Zo niet, dan wordt een deel van het origineel mogelijk
niet afgedrukt.
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Symbool
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Symbool
Kopiëren_ 58
6. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat begint te scannen.
7. Keer het origineel om, plaats het op de glasplaat zoals hieronder
aangegeven en sluit de DADI.
Wanneer u een origineel op de glasplaat van de scanner plaatst,
laat u een kleine ruimte vrij tussen de rand van de glasplaat en het
origineel. Zo niet, dan wordt een deel van het origineel mogelijk
niet afgedrukt.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Als het origineel groter is dan het afdrukgebied, worden sommige
gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u niet op de knop Start drukt, wordt alleen de voorzijde
gekopieerd.
Als u op knop Stop drukt, annuleert het apparaat de kopieertaak
en keert het terug naar stand-bymodus.
Meerdere pagina's per vel kopiëren (X-op-1)
Het apparaat verkleint het formaat van de afbeeldingen en drukt 2 tot 9
pagina's op één vel papier af.
Wanneer u deze optie gebruikt, worden Auto aanpassen, kopie
ID, Boekje en Boekje kopiëren op het tabblad Geavanceerd
inactief.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > X-op-1.
4. Druk op de desbetreffende optie voor het aantal te kopiëren
afbeeldingen op één pagina.
Uit. hiermee kopieert u een origineel op één vel papier.
2-op-1 - 9-op-1. kopieert het desbetreffende aantal van afzonderlijke
originelen op één pagina.
Afhankelijk van het documentformaat van het origineel, het
uitvoerpapierformaat en de verkleining van de afbeelding kunnen
bepaalde opties niet geactiveerd zijn.
5. Selecteer de lade in Papierinvoer.
6. Druk op de juiste paginavolgorde.
Het resultaat varieert afhankelijk van de geselecteerde opties.
Raadpleeg de onderstaande tabel voordat u de optie 2-op-1
gebruikt.
Kopiëren_ 59
Oorspronkelijke stand
(DADI/Scannerglasplaat)
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
De papierinvoerrichting
in de lade
Beschikbare
richting
Resultaat
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Staande afbeeldingen
LEF
a
of SEF
b
Links-naar-rechts
of
Rechts-naar-links
Links-naar-rechts
Rechts-naar-links
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Liggende afbeeldingen LEF of SEF
Kopiëren_ 60
Alle andere paginavolgordeopties van X-op-1 zijn gelijk met uitzondering van 2-op-1. U kunt op Rechts-naar-onder, Links-naar-onder, Onder-naar-links
en Onder-naar-rechts drukken.
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Liggende afbeeldingen LEF of SEF Boven-naar-onder
of
Onder-naar-boven
Boven-naar-onder
Onder-naar-boven
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Staande afbeeldingen LEF of SEF
a.LEF betekent lange zijde-invoer (Long Edge Feed).
b.SEF betekent korte zijde-invoer (Short Edge Feed).
Oorspronkelijke stand
(DADI/Scannerglasplaat)
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
De papierinvoerrichting
in de lade
Beschikbare
richting
Resultaat
Kopiëren_ 61
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Boekje kopiëren
Het apparaat drukt automatisch af op een of beide zijden van het papier,
waarna het wordt gevouwen zodat u een boekje met alle pagina's in de
juiste volgorde krijgt.
Elke afbeelding wordt ook automatisch verkleind en op de juist positie
geplaatst overeenkomstig het geselecteerde papierformaat.
Wanneer u deze optie gebruikt, zijn de tabbladen ID
copyOorspronkelijke stand, X-op-1, Boekje kopiëren en
watermerk op het tabblad Geavanceerd niet ingeschakeld.
Deze functie is alleen beschikbaar met afdrukmedia van het
formaat Letter, Legal, A4, JIS B5, Statement, Executive, A5, 8K,
16K, Ledger, A3 en JIS B4.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Pas de instellingen voor elke kopie, zoals Dubbelzijdig enzovoort, aan
op het tabblad Basis (zie
"De instellingen per kopie wijzigen" op
pagina 53).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boekje.
5. Selecteer de lade in Papierinvoer.
6. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
1-zijdig origineel: kopieert van één zijde van het origineel naar één
pagina van een boekje.
2-zijdig origineel boekje: kopieert elke zijde van een origineel naar
één pagina van een boekje.
2-zijdig origineel kalender: kopieert elke zijde van een origineel
naar één pagina van een boekje. De tweede zijde van elk origineel
wordt 180 graden gedraaid zodat de tekst rechtop in het boekje komt
te staan.
Kopiëren_ 62
Boek kopiëren
Met deze functie kunt u een boek kopiëren. Als het boek te dik is, opent u de
DADI tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u het DADI weer. Als
het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met de DADI geopend.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
Wanneer u deze optie gebruikt, zijn Oorspronkelijke stand,
X-op-1 en Boekje op het tabblad Geavanceerd uitgeschakeld.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de pagina van een boek met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat van de scanner (zie
"Originelen plaatsen" op pagina 39).
Wanneer u een boek op de glasplaats legt, laat u een kleine
ruimte (ongeveerd 10 mm) vrij tussen de boven- of onderrand
van de glasplaat en het boek.
Deze functie kan niet worden gebruikt voor bepaalde boeken,
bijvoorbeeld omdat ze een harde kaft hebben, slecht gebonden
zijn, etc.
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer,
Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis (zie
"De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 53).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boekje kopiëren.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Linkerpagina: drukt alleen de linkerpagina van het boek af.
Rechterpagina: drukt alleen de rechterpagina van het boek af.
Beide pagina’s (vanaf links): drukt beide tegenoverliggende
pagina's af vanaf de linkerzijde.
Beide pagina’s (vanaf rechts): drukt beide tegenoverliggende
pagina's af vanaf de rechterzijde.
Boek centreren en rand wissen: wist de schaduwen van de
bindings- of boekrand in het midden en aan de zijkanten van
kopieën.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Watermerk
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document. U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote grijze letters "CONCEPT"
of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s af
te drukken.
Afhankelijk van het model of de geïnstalleerde optionele kits kan deze
functie niet beschikbaar zijn.
Kopiëren_ 63
Er zijn verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat
worden meegeleverd. U kunt ook een persoonlijk watermerk invoeren.
Wanneer u deze optie gebruikt, is Boekje op het tabblad
Geavanceerd uitgeschakeld.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 53).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Watermerk.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Andere vooraf ingestelde waarden: Hiermee kunt u eenvoudig
veelgebruikte waarden selecteren.
Aangp.: hiermee kunt u een tekstbericht invoeren via het
pop-uptoetsenbord.
6. Stel de instellingen voor Watermerk in.
Pagina's: selecteer om de optie op alle pagina's of alleen op de
eerste pagina af te drukken.
Tekstkleur/afmeting: selecteer de kleur en de grootte van het
tekstbericht.
Positie: selecteer de afdrukpositie van het tekstbericht.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Stempel
Drukt datum en tijd, IP-adres, apparaatinformatie en ingevoerde
opmerkingen af op afdrukken.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer,
Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis (zie
"De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 53).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Stempel.
5. Schakel het selectievakje rechts in.
6. Schakel het selectievakje rechts in.
IP-adres: met deze optie kunt u een IP-adres afdrukken op de
afdrukken.
ID: met deze optie kunt u een gebruikers-id afdrukken op de
afdrukken.
Apparaatinformatie: met deze optie kunt u apparaatinformatie
afdrukken op de afdrukken.
Opmerking: met deze optie kunt u uw opmerkingen afdrukken op
de afdrukken.
Tijd en datum: met deze optie kunt u tijd- en datumstempels
afdrukken op de afdrukken.
7. Druk in het scherm op OK.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Het type origineel selecteren
De instelling van het type origineel wordt gebruikt om de kopieerkwaliteit te
verbeteren door documenttypen voor de huidige kopieertaken te selecteren.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 53).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Type origineel.
5. Druk op de juiste optie.
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst
bestaan.
Tekst/Foto (Tekst en afgedrukte foto): gebruik deze optie voor
originelen die zowel tekst als foto's bevatten.
Foto: gebruik deze optie voor foto's.
Gekopieerd origineel: gebruik deze optie voor gekopieerde
documenten.
Kopiëren_ 64
Kaart: gebruik deze optie voor kaarten.
Licht origineel: gebruik deze optie voor lichte documenten.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
De achtergrond aanpassen
Deze functie is handig als u originelen kopieert die kleuren op de
achtergrond bevatten, zoals bij kranten of catalogi.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 53).
4. Druk op het tabblad Afbeelding > Achtergrond aanpassen.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: De achtergrond wordt geoptimaliseerd.
Verbet.: des te hoger het getal, des te levendiger de achtergrond.
Wissen: des te hoger het getal, des te lichter de achtergrond.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Wanneer het origineel dun is en afbeeldingen op de achterzijde door het
papier heenschijnen, gebruikt u deze functie om de afbeeldingen op de
achterzijde te wissen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 53).
4. Druk op het tabblad Afbeelding > Afbeel. aan achterk. wissen.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Wissen: des te hoger het getal, des te lichter het achtergrondbeeld.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Kopiëren_ 65
De instelling van een programma gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt ook de eerdere instellingen van de vorige taak gebruiken.
Programmas opslaan
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer,
Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis (zie
"De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 53).
3. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 56).
4. Druk op het tabblad Basis of Terug.
5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
6. Druk op Programmas.
7. Druk op Opslaan.
8. Druk op het invoergebied van Naam programma. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk op Gereed.
U kunt de waarden van ingestelde Programmas functies bekijken
door omhoog of omlaag te schuiven en controleer de waarden met
behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
9. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt worden
de ingestelde instellingen opgeslagen. Druk op OK om de lijst aan te
vinken of druk op Annul..
Programmas laden
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Druk op Programmas > Laden.
4. Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
5. Druk op Toep..
Het apparaat is nu ingesteld om te kopiëren volgens de door u
geselecteerde instelling.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Het menu Snel kopiëren gebruiken
Met het menu Snel kopiëren kunt u snel kopieeropties instellen zonder
naar een onderliggend menu of ander tabblad te gaan. Dit menu beschikt
echter niet over alle kopieeropties. Als u andere kopieeropties wilt
gebruiken, gebruikt u de kopieeropties in het menu Kopie (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 53 of "Bijzondere kopieerfuncties
gebruiken" op pagina 56).
1. Druk in het scherm op Snel kopiëren.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot,
Dubbelzijdig/X-op-1, Uitvoer, Papierinvoer, etc.
U kunt de standaardopties voor Snel kopiëren in Machine
instellen > Toepassingsinstellingen > Instellingen voor
kopiëren op het weergavescherm instellen. Stel de meest
gebruikte kopieerinstellingen in.
4. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
5. Druk op (Start) vanuit het bedieningspaneel om met kopiëren te
beginnen.
Faxen (optioneel)_ 66
4.Faxen (optioneel)
Deze handleiding bevat informatie over het gebruik van het apparaat als faxtoestel.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Voorbereiden om te faxen
Een fax verzenden vanaf uw computer
Uitleg over het faxscherm
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
De documentinstellingen aanpassen
Een rapport faxrapport
Een programma-instelling gebruiken
*** 'Documenten opslaan en laden' on page 76 ***
U kunt dit apparaat niet als een faxapparaat gebruiken via een
internettelefoonlijn. Raadpleeg uw internetprovider voor meer
informatie.
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge
telefoondiensten. (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u
telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere
internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit
van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van een
microfilter. Een microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de
kwaliteit van de netwerk/internetverbinding. Aangezien de DSL
Micro-filter niet met het apparaat wordt meegeleverd, kunt u het
beste contact opnemen met uw internetprovider als u er gebruik
van wilt maken.
1 Lijnpoort
2 Micro-filter
3 DSL-modem/telefoonlijn
Voorbereiden om te faxen
Voordat u faxen kunt verzenden of ontvangen, moet u de meegeleverde
telefoonkabel aansluiten op de wandaansluiting. Raadpleeg de
installatiehandleiding bij de optionele faxkit voor informatie over het tot
stand brengen van een verbinding. De aansluiting van een telefoonsnoer
verschilt van land tot land.
Een fax verzenden vanaf uw computer
hiermee kunt u een fax verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te
maken van het bedieningspaneel op het apparaat. Zorg ervoor dat uw
apparaat en de computer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten.
Een fax verzenden (Windows)
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma
Samsung Network PC Fax zijn geïnstalleerd. Dit programma wordt
automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma.
1. Open het document dat u wilt verzenden.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit
venster er iets anders uitzien.
3. Selecteer Samsung Network PC Fax in het venster Afdrukken
4. Klik op Afdrukken of op OK.
5. Voer het faxnummer van de ontvanger in en stel indien nodig de opties
in.
Voor meer informatie over Samsung Network PC Fax klikt u op
Help.
6. Klik op verzenden.
Faxen (optioneel)_ 67
Een lijst met verzonden faxberichten controleren
(Windows)
U kunt de lijst met verzonden faxberichten op uw computer controleren.
Klik in het menu Start op Programma's of Alle programma's > Samsung
Printers > Network PC Fax > Faxjournaal. Vervolgens wordt Faxjournaal
weergegeven met een lijst met verzonden faxberichten.
Voor meer informatie over Faxjournaal klikt u op Help.
Een fax verzenden (Mac)
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma
Faxhulpprogramma’s geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt automatisch
geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
Volg onderstaande stappen voor Mac OS X 10.5 of 10.6. De onderstaande
stappen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem.
1. Open het document dat u wilt verzenden.
2. Selecteer Druk af in het menu Bestand.
Het venster Druk af verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit
venster er iets anders uitzien.
3. Selecteer Samsung CLX-9201 9301 Series fax in de vervolgkeuzelijst
in Printer.
4. Kies het aantal kopieën en pagina’s.
5. Selecteer papierformaat, afdrukstand en schaal.
6. Voer het faxnummer van de ontvanger in het invoervak Aan. U kunt ook
op de knop Adressen drukken
als u veelgebruikte faxnummers
hebt opgeslagen.
7. Voer indien nodig de toegangscode in het invoergebied Draai eerst een
in.
8. U kunt, indien nodig, de fax verzenden met een voorblad: schakel
daartoe Voorblad gebruiken in.
Voer het onderwerp en bericht van de faxtaak in.
U kunt meer gedetailleerde opties voor de voorpagina instellen in
Samsung Fax - Voorblad. Selecteer Samsung Fax - Voorblad in
de vervolgkeuzelijst Afdrukstand.
9. Klik op Fax.
10. Het pictogram Fax ( ) verschijnt op uw Mac-dock. Klik op het
pictogram.
U kunt de status van de faxtaak zien. U kunt de faxtaak verwijderen,
bijhouden, hervatten of pauzeren.
Faxen (optioneel)_ 68
Uitleg over het faxscherm
Als u de faxfunctie wilt gebruiken, drukt u op Fax in het scherm.
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u de optionele faxkit op uw
apparaat installeren.
Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op ( ) om naar het
beginscherm te gaan.
Het tabblad Basis
Invoergebied voor faxnummer:: Voer het faxnummer van de
ontvanger in met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel. Als u het adresboek hebt geconfigureerd, drukt u op
Adresboek (zie
"Een adresboek maken via het bedieningspaneel" op
pagina 95 of "Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™ Web
Service" op pagina 97).
Resolutie: hiermee past u de resolutieopties aan (zie "De resolutie
wijzigen" op pagina 73).
Adresboek: U kunt de faxnummers van de geadresseerden invoeren
door op opgeslagen nummers te drukken. Veelgebruikte faxnummers
kunt u opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™
Web Service (zie
"Een adresboek maken via het bedieningspaneel" op
pagina 95 of "Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™ Web
Service" op pagina 97).
Programmas: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie
"Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 75).
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het formaat van het origineel (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 72).
Dubbelzijdig: hiermee stelt u in of één of beide zijden van het origineel
moeten worden gefaxt (zie
"Faxen van beide zijden van originelen" op
pagina 72).
Oorspronkelijke stand: selecteert de afdrukstand van de originelen
(zie
"De richting van originelen selecteren" op pagina 73).
Uitgesteld verzenden: hiermee stelt u in dat een fax automatisch op
een later tijdstip wordt verzonden (zie
"Een faxverzending uitstellen" op
pagina 70).
Het tabblad Afbeelding
Type origineel: verbetert de faxkwaliteit op basis van het originele
documenttype dat wordt gescand (zie
"Het type origineel selecteren" op
pagina 74).
Een fax verzenden
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een fax verzendt en welke bijzondere
verzendmethoden u kunt gebruiken.
U kunt de originelen zowel in de DADI als op de glasplaat van de
scanner plaatsen. Als er zich zowel originelen in de DADI als op de
glasplaat van de scanner bevinden, worden de originelen in de DADI
eerst gelezen omdat de DADI een hogere prioriteit heeft bij het
scannen.
Instellen van faxhoofd
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden.
Faxen (optioneel)_ 69
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Apparaat-id en faxnr. op het weergavescherm.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3. Druk op het invoergebied Id-naam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer uw naam of bedrijfsnaam in. Druk op OK.
4. Druk op het invoergebied van Faxnummer.
Voer uw faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op
het bedieningspaneel.
5. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Een fax verzenden
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 39).
Dit apparaat past automatisch het originele document aan de
papiergrootte van de ontvangende fax aan. Als de originele
documentgrootte bijvoorbeeld een A3-formaat is en het geladen
papier in de ontvangende fax is van A4-formaat, dan wordt de
originele papiergrootte aan het A4-formaat aangepast.
2. Druk in het scherm op Fax.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 72).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 73).
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
U kunt een fax naar maximaal 10 ontvangers tegelijk
verzenden.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Pauze tijdens het
invoeren van het faxnummer. Op het display wordt de pauze
aangegeven met een koppelteken ("–").
7. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand
en gefaxt naar het gekozen nummer.
U kunt een fax rechtstreeks vanaf uw computer verzenden (zie
"Een fax verzenden vanaf uw computer" op pagina 66).
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint. U kunt ook op de knop Job Status op het
bedieningspaneel drukken, de gewenste taak selecteren en
vervolgens op Verwijd. drukken (zie "Knop Job Status" op
pagina 37).
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een
pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u
klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Het verzenden van een fax met behulp van
snelkiesnummers
Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om het te
kiezen nummer in te voeren, voert u het eerder ingestelde snelkiesnummer
in (zie "Een adresboek maken" op pagina 95).
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
2. Druk in het scherm op Fax.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 72).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 73).
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert:
bij ééncijferige (0-9) snelkiesnummers, druk en houd het
desbetreffende cijfertoets ingedrukt op het numerieke toetsenblok
van het bedieningspaneel;
bij twee- of driecijferige snelkiesnummers, druk de eerste of de
eerste twee cijfertoetsen in en houd de laatste cijfertoets ingedrukt
op het numerieke toetsenblok van het bedieningspaneel.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel.
Het document wordt gescand en gefaxt naar het gekozen nummer.
Een fax handmatig verzenden middels Op de haak
Bij deze methode wordt een fax verzonden met behulp van Op de haak in
het tabblad Basis.
Als u Uitgesteld verzenden, Snelstart faxen en Prioritair
verzenden in het tabblad Geavanceerd gebruikt, is het niet mogelijk
om een fax te verzenden met Op de haak.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
2. Druk in het scherm op Fax.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 72).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 73).
6. Druk op Op de haak in het scherm.
7. Als u een kiestoon hoort, vult u het faxnummer in met behulp van het
numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
8. Druk op Start zodra u een hoge faxtoon hoort van het ontvangende
faxapparaat.
Faxen (optioneel)_ 70
Handmatig een fax verzenden via een intern
telefoontoestel
Bij deze methode wordt een fax verzonden met behulp van een intern
telefoontoestel. Zorg dat het intern telefoontoestel op de EXT-aansluiting
van de faxkit op het apparaat is aangesloten.
Tijdens telefoongesprekken met het telefoontoestel aangesloten op
de EXT-aansluiting, zijn de kopieer- en scanfuncties niet beschikbaar.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 39).
2. Druk in het scherm op Fax.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 72).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 73).
6. Pak de hoorn op van het intern telefoontoestel.
7. Als u een kiestoon hoort, voer dan het faxnummer op het intern
telefoontoestel in.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel wanneer u een hoogfrequent
faxsignaal hoort van het intern telefoontoestel.
Automatisch opnieuw verzenden
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de
ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen.
Als u het interval tussen kiespogingen en/of het aantal kiespogingen wilt
wijzigen, voert u de volgende stappen uit.
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Opnieuw kiezen op het weergavescherm.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3. Stel de optie Tijd tussen kiespogingen [1-15] min in met behulp van
de pijl-omhoog/omlaag.
4. Stel de optie Aantal kiespogingen [0-13] in met behulp van de
pijl-omhoog/omlaag.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Recent: toont de 10 laatst gebruikte faxnummers. U kunt ook faxnummers
kiezen in plaats van het nummer in te toetsen.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
2. Druk in het scherm op Fax.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 72).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 73).
6. Druk op Recent.
7. Voer het faxnummer in dat u opnieuw wenst te kiezen. Druk vervolgens
op OK.
Toevoegen aan adres: hiermee kunt u een faxnummer in de
Recent resultaten toe te voegen aan het Adresboek.
Verwijd.: Om een faxnummer in de Recent resultaten te
verwijderen. Druk op het faxnummer dat u wenst te
verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand
en naar de bestemmingen gefaxt.
Een faxverzending uitstellen
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden.
Als u deze optie gebruikt, zijn de functies Snelstart faxen en
Prioritair verzenden in het tabblad Geavanceerd niet actief.
Als u deze optie gebruikt, kunt u geen fax verzenden met de knop
Op de haak op het scherm.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
2. Druk in het scherm op Fax.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 72).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 73).
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
7. Druk op het tabblad Geavanceerd > Uitgesteld verzenden.
8. Druk op het invoergebied van Taaknaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste taaknaam in. Druk op Gereed.
Als u geen taaknaam invoert, kent het apparaat de taaknaam "Faxtaak
verzenden" toe.
9. De uitgestelde verzending instellen.
U kunt de uitgestelde verzending 15 minuten later dan de huidige
tijd instellen. Als het bijvoorbeeld 1:00 uur is, kunt u de startijd op
1:15 instellen. Als het ingestelde tijdstip onjuist is, verschijnt een
waarschuwingsbericht en wordt de waarde opnieuw ingesteld op
de huidige tijd.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat begint met het
opslaan van de gescande originele gegevens in het geheugen.
Als u de uitgestelde faxverzending wilt annuleren, drukt u op Uit
voordat het verzenden wordt gestart.
Faxen (optioneel)_ 71
Een fax ontvangen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke
bijzondere ontvangstmethoden u daarvoor kunt gebruiken.
Ontvangstmodus wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op de Faxmodus. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende
stappen uit als u de ontvangstmodus wilt wijzigen:
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Initiële faxinstellingen op het weergavescherm.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3. Druk op Ontvangstmodus.
4. Druk op de juiste optie.
Telefoon: Hiermee ontvangt u een fax door op Op de haak en
vervolgens Start te drukken.
Fax: Hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en
wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
Antwoordapparaat/Fax: wordt gebruikt als er een
antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten. Inkomende
oproepen worden beantwoord door het antwoordapparaat en de
beller kan een boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Als
het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het
automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen.
5. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Handmatig ontvangen in telefoonmodus
U kunt een faxoproep ontvangen door te drukken op Op de haak en
vervolgens op Start wanneer u de faxtoon van het extern faxapparaat hoort.
Het apparaat ontvangt een fax.
Een fax handmatig ontvangen gebruiken van een
intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best als u gebruikmaakt van een intern
telefoontoestel dat is aangesloten op de EXT-aansluiting aan de achterkant
van uw apparaat.
Als u een oproep krijgt op het intern telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het andere
faxapparaat nog steeds hoort, probeert u opnieuw op *9* te drukken.
Om *9* te wijzigen in bijvoorbeeld *3* volgt u volgende stappen.
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Startc. ontv. op het weergavescherm.
2. Druk op Aan om deze functie te activeren.
3. Voer het nummer 3 in met behulp van het numerieke toetsenbord op het
bedieningspaneel
4. Druk op OK.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige
ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens
uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden
alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen.
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Veilig ontvangen op het weergavescherm.
De modus Veilig ontvangen kan uitsluitend worden
geconfigureerd door een gemachtigde gebruiker die een ID en een
wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het
apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3. Druk op Aan om deze functie te activeren.
Wanneer het apparaat in deze modus een fax ontvangt, wordt
Afdrukk. geactiveerd. Als u de beveiligde faxberichten wilt
afdrukken, druk dan op Afdrukk.. Alle beveiligde faxberichten
worden afgedrukt.
4. Als u wilt dat inkomende faxberichten altijd naar het geheugen gaan,
druk dan op Hele dag. In andere gevallen, gaat u door met de volgende
stap.
5. Stel de Starttijd in met behulp van de knoppen +/-. Druk op OK.
6. Druk op Eindtijd en stel de specifieke eindtijd in met de pijltoetsen
omhoog/omlaag of links/rechts. Druk vervolgens op OK.
7. Druk in het scherm op OK.
Als u de functie Veilig ontvangen wilt uitschakelen, drukt u op Uit.
Hierna wordt de ontvangen fax afgedrukt.
Een ontvangen faxbericht-uitvoerlade selecteren
Met deze optie kunt u aangeven in welke lade het faxbericht moet worden
afgedrukt.
Faxen (optioneel)_ 72
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Ontvangen fax afdrukken > Uitvoerlade op het
weergavescherm.
2. Druk op de desbetreffende lade.
In de CLX-9301 Series is de Rechterlade (voorkant omhoog)
een optioneel apparaat.
De Lade van afwerk. enBovenste lade zijn alleen
beschikbaar wanneer de optionele interne afwerkeenheid of
een boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Wanneer de optionele interne afwerkeenheid of een
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, is Middelste lade niet
actief.
3. Druk op OK.
Afdrukken ontvangend faxen op beide zijden van het
papier
Stel deze duplex-functie in om papier te besparen. Hiermee worden de
ontvangen faxgegevens dubbelzijdig afgedrukt.
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Ontvangen fax afdrukken > Dubbelzijdig op het
weergavescherm.
2. Druk op de juiste optie.
Uit: Drukt op slechts één zijde van het papier af.
Lange zijde: Drukt op beide zijden van het papier af met een
bindrand langs de lange kant.
Korte zijde: Drukt op beide zijden van het papier af met een
bindrand langs de korte kant.
3. Druk op OK.
Ontvangen faxberichten afdrukken naar de lade voor
rechte papierdoorvoer (naar boven)
Met dit apparaat is het mogelijk om inkomende faxberichten in de lade voor
rechte papierdoorvoer te ontvangen (bedrukte zijde naar boven). Als u de
lade voor rechte papierdoorvoer gebruikt, worden de ontvangen
faxberichten in de lade op volgorde gestapeld waarbij de eerste pagina
onderaan komt te liggen.
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Ontvangen fax afdrukken > Uitvoerlade >
Rechterlade (voorkant omhoog) op het weergavescherm.
2. Druk op OK.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of
afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het
geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
De documentinstellingen aanpassen
Voordat u een fax verzendt, kunt u de documentinstellingen aanpassen,
zoals de resolutie, tonerdichtheid, kleuren, duplex-functie, etc.
De documentinstellingen die u hiermee opgeeft, hebben alleen
betrekking op de huidige taak. Als u de standaardinstellingen voor het
document wilt wijzigen, raadpleegt u Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Standaardwaarde.
Het formaat van de originelen selecteren
Als het formaat van het originele document niet automatisch kan worden
herkend of wanneer u een bepaalde documentgrootte wilt selecteren, kunt u
na het opgeven van de originele documentgrootte het faxbericht verzenden.
1. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel.
2. Druk op de juiste optie.
Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u
de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld
in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat.
Auto: het formaat van de originelen wordt automatisch
gedetecteerd maar bij deze optie worden alleen originelen van het
formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5
ondersteund.
Andere vooraf ingestelde waarden: Hiermee kunt u eenvoudig
veelgebruikte waarden selecteren.
3. Druk in het scherm op OK.
Faxen van beide zijden van originelen
Deze functie is speciaal bedoeld voor dubbelzijdige originelen. U kunt
instellen of het apparaat een enkelzijdige of dubbelzijdige fax moet
verzenden.
Faxen (optioneel)_ 73
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Dubbelzijdig en selecteer
vervolgens de richting van het origineel.
2. Druk op de juiste optie.
1-zijdig: Voor originelen die slechts aan één zijde zijn bedrukt.
2-zijdig, boek: Voor originelen die aan beide zijden bedrukt moeten
worden.
2-zijdig, kalender: Voor originelen die aan beide zijden zijn
bedrukt, maar waarvan de achterkant 180° is gedraaid.
Om 2-zijdig, boek en 2-zijdig, kalender te gebruiken, plaatst u de
originelen in de DADI. Als het apparaat het origineel in de DADI
niet vindt, wordt de optie automatisch gewijzigd in 1-zijdig.
3. Druk in het scherm op OK.
De richting van originelen selecteren
Bij het faxen van dubbelzijdige documenten moet u de richting van het
document aan te geven. Anders kunnen faxberichten niet worden afgedrukt
in de correcte paginavolgorde of de correcte voor- en achterbladindeling.
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke stand en
selecteer vervolgens de richting van het origineel.
2. Druk op de juiste optie.
Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
Liggende afbeeldingen: Selecteer deze instelling voor een
geladen origineel in de DADI met de bovenkant van het originele
document naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel
document op de glasplaat van de scanner geplaatst met de
bovenkant van het originele document naar de rechterzijde van het
apparaat.
3. Druk in het scherm op OK.
De resolutie wijzigen
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten
of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax
van een betere kwaliteit te versturen.
Druk op de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen.
Standaard: deze instelling wordt doorgaans aanbevolen voor
originelen met tekst. Met deze optie vermindert u de verzendtijd.
Fijn: deze instelling wordt aanbevolen voor originelen met kleine
tekens, dunne lijnen of tekst die met een matrixprinter is afgedrukt.
Superfijn: aanbevolen voor originelen met fijne details. Deze optie is
alleen ingeschakeld als het ontvangende apparaat ook de resolutie
Superfijn ondersteunt.
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Symbool
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Symbool
Faxen (optioneel)_ 74
Ultrafijn: Aanbevolen voor originelen met extreem fijne details. Deze
optie is alleen ingeschakeld als het ontvangende apparaat ook de
resolutie Ultrafijn ondersteunt.
Wanneer uw apparaat is ingesteld op de resolutie Superfijn of
Ultrafijn en het faxapparaat waarmee u communiceert ondersteunt
niet de resolutie Superfijn of Ultrafijn, verzendt het apparaat de fax
met de hoogste resolutiemodus die door het andere faxapparaat
wordt ondersteund.
Het type origineel selecteren
U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit van een
document dat wordt gescand te verbeteren.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Type origineel.
2. Druk op de juiste optie.
Tekst: instelling voor originelen met tekst of lijntekeningen.
Tekst/Foto: instelling voor originelen met tekst en foto’s.
Foto: voor originelen die halftoonfoto’s zijn.
De tonersterkte wijzigen
U kunt de helderheid van het originele document selecteren.
1. Druk op het tabblad Basis > Tonersterkte op het weergavescherm.
2. Druk op de pijl-links/rechts om de licht- of donkerheid te wijzingen.
Een rapport faxrapport
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt waarin wordt aangegeven of de fax correct is verzonden en
ontvangen.
Als een rapport tekens of lettertypes bevat die niet worden
ondersteund door het apparaat, verschijnt in plaats van de tekens/
lettertypes het woord Unknown in het rapport.
1. Druk op Machine instellen > Rapport > Faxrapporten > Instellingen
op het weergavescherm.
2. Druk op de juiste optie.
Resultaat multifaxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af na
het verzenden van een fax naar meerdere bestemmingen.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
- Aan-Fout: drukt alleen een rapport af als er een transmissiefout
optreedt.
Resultaat faxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af dat
aangeeft of de verzending is gelukt, hoeveel pagina’s er zijn
verzonden en andere informatie.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
- Aan-Fout: drukt alleen een rapport af als er een transmissiefout
optreedt.
Geschiedenis faxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af dat
aangeeft of de verzending is gelukt, hoeveel pagina’s er zijn
verzonden en andere informatie.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
Geschiedenis faxontvangst: drukt een bevestigingsrapport af dat
aangeeft of de fax is ontvangen, hoeveel pagina's er zijn ontvangen
en andere informatie.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
3. Druk in het scherm op OK.
Faxen (optioneel)_ 75
Een programma-instelling gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt tevens de instellingen van voorgaande taken gebruiken.
Programmas opslaan
1. Druk in het scherm op Fax.
2. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 72).
3. Druk op het tabblad Basis.
4. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 73).
5. Druk op Programmas.
6. Druk op het invoergebied van Naam programma. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK.
U kunt de waarden van ingestelde Programmas functies bekijken
door omhoog of omlaag te schuiven en controleer de waarden met
behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
7. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt worden
de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst of op
Sluiten.
Programmas gebruiken
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
2. Druk in het scherm op Fax.
3. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
4. Druk op Programmas > Lijst.
5. Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
6. Druk op OK.
7. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te faxen volgens de geselecteerde
instelling.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat start het scannen
en verzendt een fax naar de nummers.
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint of druk op de knop Job Status op het
bedieningspaneel, selecteer de te wissen taak en druk op Verwijd.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een
pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u
klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Programmas beheren
1. Druk in het scherm op Fax.
2. Druk op Programmas > Lijst.
3. Druk op de juiste optie.
Alles selecteren: Selecteer alle programma's.
Detail: Toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde
programma.
Bewer.: Wijzigt de naam van het geselecteerde programma.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde programma's.
4. Druk op Annul. om naar het tabblad Basis terug te gaan.
Faxen (optioneel)_ 76
Documenten opslaan en laden
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt ook de eerdere instellingen van de vorige taak gebruiken.
Opslaan
1. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server , Scannen naar
gedeelde map of Naar USB scannen op het weergavescherm.
2. Stel de scanfuncties in op het tabblad Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 82).
3. Druk op het tabblad Basis.
4. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie.
5. Druk op Programmas > Opslaan.
6. Druk op het invoergebied van Naam programma. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK.
U kunt de waarden van ingestelde Programmas functies bekijken
door omhoog of omlaag te schuiven en controleer de waarden met
behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
7. Druk op Opslaan.
8. U kunt alle instellingen nog eens controleren. Als alles in orde is, drukt u
op Toevg. aan start om een snelkoppeling op het startscherm te
plaatsen, Opslaan om de huidige instellingen op te slaan of Annul. om
af te sluiten zonder opslaan.
Laden
1. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen
op het scherm.
2. Druk op Programmas > Laden.
3. Druk op de te gebruiken vorige instelling.
Het apparaat is nu zo ingesteld dat wordt gescand met de instellingen
die u hebt geselecteerd.
4. Druk op Toevg. aan start om een snelkoppeling op het hoofdscherm te
plaatsen, Verwijd. om de huidige instellingen te verwijderen of Toep.
om de geselecteerde instelling te gebruiken.
Scannen_ 77
5.Scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basis Scanmethode
Informatie over scanmethodes
Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)
Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP (scannen naar server)
Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat
(scannen naar USB)
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
Een programma-instelling gebruiken
Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc
scannen)
Scannen met TWAIN-compatibele software
Scannen met de Mac
Scannen in Linux
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de
bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en wat u scant,
mogelijk niet kunnen scannen in bepaalde resoluties, vooral niet in
een hogere resolutie.
Basis Scanmethode
U kunt de originelen met uw apparaat scannen via het netwerk.
Easy Printer Manager(EPM): EPM is een Windows-programma
waarbinnen alle printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats
samengebracht zijn.
TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen.
Wanneer u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing
gestart zodat u het scanproces kunt beheren. Deze functie kunt u
gebruiken via de netwerkverbinding (zie
"Scannen met
TWAIN-compatibele software" op pagina 88).
Easy Document Creator(EDC): Dit programma wordt standaard
geleverd bij uw apparaat. U kunt dit programma gebruiken voor het
scannen van afbeeldingen of documenten. (zie "Samsung Easy
Document Creator begrijpen" op pagina 122).
E-mail: U kunt de gescande afbeelding als e-mailbijlage verzenden (zie
"Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)" op
pagina 78).
Server: Hiermee kunt u een afbeelding scannen en naar een server
uploaden, bijvoorbeeld een FTP- of SMB-server (zie
"Originelen
scannen en verzenden via SMB/FTP (scannen naar server)" op
pagina 79).
USB: U kunt een afbeelding scannen en op een
USB-geheugenapparaat opslaan (zie
"Originelen scannen en
verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)" op
pagina 81).
Informatie over scanmethodes
Als u de scanfunctie wilt gebruiken, drukt u op Scan nr Email, Naar USB
scannen, Scannen naar server, Scan nr pc of Scannen naar gedeelde
map op het weergavescherm.
Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op ( ) om naar het
beginscherm te gaan.
Scan nr Email: scant en verzendt de gescande uitvoer per e-mail naar
de bestemming (zie
"Originelen scannen en per e-mail verzenden
(scannen naar e-mail)" op pagina 78).
Scannen naar server: Hiermee scant u het document en zendt u de
gescande uitvoer naar de bestemming via SMB of FTP (zie
"Originelen
scannen en verzenden via SMB/FTP (scannen naar server)" op
pagina 79).
Naar USB scannen: Hiermee scant u een document en slaat u de
gescande uitvoer naar een USB-gegevensapparaat (zie
"Originelen
scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen
naar USB)" op pagina 81).
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een
USB-geheugenapparaat aan te sluiten op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
Scan nr pc: Hiermee scant u een document en zendt u de gescande
uitvoer naar een computer (zie
"Originelen inscannen en naar uw
computer verzenden (naar pc scannen)" op pagina 88).
Scannen naar gedeelde map: Hiermee scant u een document en slaat
u de gescande uitvoer op in de gedeelde map.
Scannen_ 78
Originelen scannen en per e-mail verzenden
(scannen naar e-mail)
U kunt originelen scannen en de gescande afbeelding vanaf het apparaat
per e-mail naar verschillende bestemmingen verzenden.
Om een afbeelding te scannen en als bijlage via e-mail te verzenden
moet u eerst de netwerkparameters, SMTP-instellingen en Scan nr
Email-instellingen instellen met behulp van het bedieningspaneel of
SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over hoe u
de netwerkparameters en de e-mailinstellingen instelt, raadpleeg de
beheerdershandleiding op de meegeleverde cd.
Informatie over het scherm Scan nr Email
Druk op Scan nr Email in het scherm.
Het tabblad Basis
Naar mij verzenden: Druk op het tabblad Geavanceerd >
Instellingen voor e-mail en voer het e-mailadres van de afzender
in. Schakel het selectievakje rechts in om de scan naar uzelf te
verzenden.
Dir. invoer: Tik op het scherm om de e-mailadressen van
ontvangers toe te voegen.
Bestandnaam: maakt de bestandsnaam van het bestand dat wordt
verstuurd (zie
"Best.beleid" op pagina 86).
Bestandsindeling: Selecteer de bestandsindeling voordat u
doorgaat met de scantaak (zie
"Bestandsindeling" op pagina 86).
Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De
resolutie wijzigen" op pagina 83).
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan
(zie
"Tonersterkte wijzigen" op pagina 83).
Recent: toont de 10 laatst gebruikte e-mailadressen. U kunt ook
e-mailadressen kiezen in plaats van deze met het
pop-uptoetsenbord in te voeren (zie "Opnieuw versturen naar het
laatste e-mailadres" op pagina 79).
( ) Favoriet: toont de regelmatig gebruikte adressen.
Alle: Toont alle adressen.
ABC: Toont de adressen die alfabetische tekens bevatten.
123/!@#: toont de adressen die cijfers of speciale tekens bevatten.
Programmas: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie
"Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 87).
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 84).
Oorspronkelijke stand: selecteert de afdrukstand van de
originelen (zie
"De richting van originelen selecteren" op pagina 83).
E-mailinstelling: Geef de informatie op, waaronder Van,
Onderwerp en Bericht.
Dubbelzijdig: hiermee stelt u het apparaat in op dubbelzijdig
kopiëren.
Het tabblad Afbeelding
U kunt naar de volgende of vorige pagina gaan met behulp van de pijlen
omhoog/omlaag linksonder.
Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto enz.
(zie
"Het type origineel selecteren" op pagina 84).
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan
(zie
"De kleurmodus selecteren" op pagina 84).
Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond deels
wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen (zie
"De
achtergrond aanpassen" op pagina 85).
Achterzijde wissen: voorkomt bij het scannen van de voorkant dat
de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegescand
(zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op pagina 85).
Scannen_ 79
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan
(zie
"Kwalit." op pagina 86).
Bestandnaam: maakt de bestandsnaam van het bestand dat wordt
verstuurd (zie
"Best.beleid" op pagina 86).
Opnieuw versturen naar het laatste e-mailadres
Een document opnieuw versturen naar het laatst gebruikte e-mailadres:
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
2. Druk in het scherm op Scan nr Email.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 82).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op het invoergebied van Aan en Recent.
6. Druk op het e-mailadres waarnaar u het document opnieuw wilt
verzenden.. Druk vervolgens op OK.
Toevoegen aan adres: Maakt het mogelijk om een
e-mailadres toe te voegen in de Recent resultaten van het
Adresboek.
Verwijderen: Maakt het mogelijk om een e-mailadres te
verwijderen in de Recent resultaten. Druk op het e-mailadres
dat u wilt verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
7. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 83 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 83).
8. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt waarin wordt aangegeven of de e-mail is verzonden.
Als een rapport tekens of lettertypen bevat die niet door het apparaat
worden ondersteund, wordt in het rapport mogelijk Unknown
afgedrukt in plaats van de tekens/lettertypen.
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen > Scan naar
e-mailinstellingen op het scherm.
2. Druk op de betreffende optie in Bladen afdrukbevestiging.
Alleen bij fouten: drukt alleen een bevestigingsrapport af wanneer
de overdracht van een e-mail mislukt.
Altijd: drukt altijd een bevestigingsrapport af of een overdracht van
een e-mail is gelukt of niet.
Nooit: drukt nooit een bevestigingsrapport af.
3. Druk op om naar het vorige scherm terug te keren.
Originelen scannen en verzenden via SMB/FTP
(scannen naar server)
U kunt een afbeelding scannen en verzenden naar in totaal drie
bestemmingen via de SMB- of FTP-server.
Als u een afbeelding wilt scannen en naar een server wilt verzenden
moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van het
bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde
informatie over hoe u de netwerkparameters instelt, raadpleeg de
beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd.
Informatie over het scherm Scannen naar server
Druk op Scannen naar server in het scherm.
Het tabblad Basis
Bestandsnaam: maakt de bestandsnaam van het bestand dat
wordt verstuurd (zie
"Best.beleid" op pagina 86).
Scannen_ 80
Adresboek: geeft het adres van de ontvanger in door op een
opgeslagen adres te drukken. Veelgebruikte e-mailadressen kunt u
opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web
Service (zie
"Een adresboek maken via het bedieningspaneel" op
pagina 95 of "Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™
Web Service" op pagina 97).
Recent: toont de 10 laatst gebruikte e-mailadressen. U kunt ook
e-mailadressen kiezen in plaats van deze met het
pop-uptoetsenbord in te voeren (zie "Opnieuw versturen naar het
laatste e-mailadres" op pagina 79).
Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De
resolutie wijzigen" op pagina 83).
Programmas: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie
"Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 87).
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan
(zie
"Tonersterkte wijzigen" op pagina 83).
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 84).
Oorspronkelijke stand: selecteert de afdrukstand van de
originelen (zie
"De richting van originelen selecteren" op pagina 83).
Dubbelzijdig: hiermee stelt u het apparaat in op dubbelzijdig
kopiëren.
Het tabblad Afbeelding
U kunt naar de volgende of vorige pagina gaan met behulp van de pijlen
omhoog/omlaag linksonder.
Type origineel: Bepaalt of het origineel een tekst, een foto, etc. is
(zie
"Het type origineel selecteren" op pagina 84).
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan
(zie
"De kleurmodus selecteren" op pagina 84).
Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond deels
wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen (zie
"De
achtergrond aanpassen" op pagina 85).
Achterzijde wissen: voorkomt bij het scannen van de voorkant dat
de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegescand
(zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op pagina 85).
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan
(zie
"Kwalit." op pagina 86).
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de
gescande uitvoer (zie
"Bestandsindeling" op pagina 86).
Scannen en verzenden naar een SMB-/FTP-server
U kunt tot drie bestemmingen selecteren via SMB- of FTP-servers.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 39).
2. Druk op Scannen naar server op het scherm
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 82).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op het invoergebied van de servernaam. U kunt het serveradres
van de ontvanger handmatig invoeren. U kunt geen adres in het tweede
veld invullen voordat u een adres in het eerste veld hebt ingevuld.
U kunt ook Adresboek gebruiken om het adres op een eenvoudige
manier in te voeren (zie
"Een adresboek maken" op pagina 95).
6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 83 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 83).
7. Druk op Start op het bedieningspaneel.
Het apparaat begint met te scannen en verzendt het origineel daarna
naar de opgegeven server.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie
"Knop Job Status" op pagina 37).
Scannen_ 81
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van gescande gegevens.
Opnieuw verzenden naar het laatste serveradres
Een bestand verzenden naar het laatste serveradres:
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
2. Druk in het scherm op Scannen naar server.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 82).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op Recent.
6. Druk op het serveradres waarnaar u opnieuw wilt verzenden. Druk
vervolgens op OK.
Toevoegen aan adres: maakt het mogelijk om een
serveradres toe te voegen in de Recent resultaten van het
Adresboek.
Verwijd.: maakt het mogelijk om een serveradres te
verwijderen in de Recent resultaten. Druk op het serveradres
dat u wilt verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
7. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 83 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 83).
8. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Originelen scannen en verzenden naar een
USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een
USB-geheugenapparaat opslaan. Wanneer u een document scant, gebruikt
het apparaat de standaardinstellingen, zoals de resolutie. U kunt bovendien
uw eigen scaninstellingen aanpassen (zie
"De instellingen van de
scanfunctie wijzigen" op pagina 82).
Informatie over het scherm Naar USB scannen
Druk op Naar USB scannen in het scherm.
Het tabblad Basis
Niveau omhoog: gaat terug naar het bovenliggende menu.
Selecteren: gaat naar de geselecteerde map.
Nieuwe map: maakt een nieuwe map aan op het
USB-geheugenapparaat.
Detail: toont de informatie van de geselecteerde map of bestand.
Bewer.: wijzigt de naam van de geselecteerde map of bestand.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde map of het geselecteerde
bestand.
Bestandnaam: maakt een bestandsnaam om de gescande
gegevens op te slaan.
Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De
resolutie wijzigen" op pagina 83).
Programmas: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie
"Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 87).
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 84).
Oorspronkelijke stand: selecteert de afdrukstand van de
originelen (zie
"De richting van originelen selecteren" op pagina 83).
E-mailinstelling: Geef de informatie op, waaronder Van,
Onderwerp en Bericht.
Dubbelzijdig: hiermee stelt u het apparaat in op dubbelzijdig
kopiëren.
Scannen_ 82
Het tabblad Afbeelding
Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of
vorige pagina’s gaan.
Type origineel: Bepaalt of het origineel een tekst, een foto, etc. is
(zie
"Het type origineel selecteren" op pagina 84).
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan
(zie
"De kleurmodus selecteren" op pagina 84).
Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond deels
wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen (zie
"De
achtergrond aanpassen" op pagina 85).
Achterzijde wissen: voorkomt bij het scannen van de voorkant dat
de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegescand
(zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op pagina 85).
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan
(zie
"Kwalit." op pagina 86).
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de
gescande uitvoer (zie
"Bestandsindeling" op pagina 86).
Best.beleid: wijzigt of overschrijft automatisch de naam wanneer er
op het USB-apparaat al een bestand met dezelfde bestandsnaam
bestaat (zie "Best.beleid" op pagina 86).
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Het apparaat kan het niet geformatteerd USB-geheugenapparaat
niet detecteren. Formatteer en steek het USB-geheugenapparaat
in de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
Het apparaat kan het USB-geheugenapparaat niet detecteren als
het apparaat in de energiebesparende modus staat. Wacht tot het
apparaat zich in stand-bymodus bevindt en sluit vervolgens het
USB-geheugenapparaat opnieuw op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat aan.
Het apparaat heeft twee USB-geheugenpoorten. Als er al een
USB-geheugen op een van de poorten is aangesloten en u een
USB-geheugenapparaat op een andere poort aansluit, zal het
apparaat deze laatste niet detecteren. Verwijder het als eerste
geplaatste USB-geheugenapparaat en sluit vervolgens het
gewenste USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Druk in het scherm op Naar USB scannen.
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer een map voor het opslaan van de gescande afbeelding. Als u
geen map selecteert, wordt de gescande afbeelding in de hoofdmap
opgeslagen.
6. Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
7. Voer een bestandsnaam in om de gescande gegevens op te slaan. Druk
op de optie die aangeeft dat u Gereed bent.
8. Stel de Bestandsindeling, de Resolutie en de Tonersterkte in (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 83 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 83).
9. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 82).
10. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en op te slaan.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
11. Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
In dit gedeelte leest u hoe u de documentinstellingen aanpast voor elke
scantaak, zoals resolutie, dubbelzijdig afdrukken, formaat van het origineel,
type, kleurmodus, tonerdichtheid enzovoort. De opties die u wijzigt, blijven
enige tijd behouden, maar wanneer die periode is verstreken, worden de
standaardwaarden voor deze opties hersteld.
Scannen_ 83
De resolutie wijzigen
U kunt de resolutie van het document aanpassen.
Druk op de resolutie en kies de waarden. Des te hoger de waarde die u
selecteert, des te duidelijker het resultaat, maar het scannen kan langer
duren.
De volgende tabel toont gedetailleerde informatie over de opties voor deze
functie, resolutie en bestandsindeling.
Tonersterkte wijzigen
U kunt de tonerdichtheid van de gescande uitvoer selecteren. Als uw
originele document licht of flets is, verplaatst u de witte balk naar rechts om
de uitvoer donkerder te maken.
1. Druk op de witte balk en verplaats deze om een waarde te kiezen.
Dubbelzijdig scannen van originelen
Deze functie is van toepassing op het scannen van dubbelzijdig bedrukte
documenten. U kunt aangeven of er enkelzijdig of dubbelzijdig moet worden
gescand.
Druk op het tabblad Geavanceerd > Dubbelzijdig en selecteer een optie.
1-zijdig: instelling voor enkelzijdig bedrukte originelen.
2-zijdig, boek: instelling voor dubbelzijdige originelen.
2-zijdig, kalender: voor dubbelzijdig bedrukte originelen waarvan de
achterzijde 180 graden is gedraaid.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
selecteert u bij deze optie Nee.
De richting van originelen selecteren
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke stand en
selecteer vervolgens de richting van het origineel.
2. Druk op de juiste optie.
Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
Functie Resolutie (dpi) Bestandsind.
Scan nr Email
100, 200, 300, 600 JPEG, PDF, TIFF, XPS
Naar USB
scannen
Scannen naar
server
Scannen naar
gedeelde map
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogra
m
Scannen_ 84
Liggende afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel in de DADI met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel
document op de glasplaat van de scanner met de bovenkant van het
originele document gericht naar de rechterzijde van het apparaat.
3. Druk op om naar het vorige scherm terug te keren.
Het formaat van de originelen selecteren
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Formaat van origineel en
selecteer een optie.
2. Druk op de juiste optie.
Door op Grootte in inch of Grootte in mm te drukken, kunt u de
papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onderverdeeld
in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat.
Aangp.: selecteert het kopieergebied van het origineel. Druk op de
pijlknoppen om het formaat in te stellen.
Het aangepaste formaat verschilt afhankelijk van de plaats van
de originelen.
Auto: het formaat van de originelen wordt automatisch
gedetecteerd maar bij deze optie worden alleen originelen van het
formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5
ondersteund.
3. Druk op om naar het vorige scherm terug te keren.
Het type origineel selecteren
Met de instelling oorspronkelijk type kunt u de scankwaliteit verbeteren door
het type document voor de huidige scanopdracht te selecteren.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Type origineel.
2. Druk op de juiste optie.
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst
bestaan.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s
bevatten.
Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
3. Druk op om naar het vorige scherm terug te keren.
De kleurmodus selecteren
Gebruik een van deze opties om het origineel te scannen: Auto, Kleur,
Grijs of Mono.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Kleurmodus.
Selecteer de juiste optie.
2. Druk op de juiste optie.
Auto : detecteert automatisch de kleur van het origineel en scant
deze.
Kleur: gebruikt kleur om een afbeelding weer te geven. Voor 1 pixel
worden 24 bits per pixel en 8 bits voor elke RGB-waarde gebruikt.
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogra
m
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Minimumformaat 128 x 128 mm 25 x 25 mm
Maximumformaat 297 x 432 mm 297 x 432 mm
Scannen_ 85
Grijs: gebruik de grijsschaal om een afbeelding weer te geven: 8
bits per pixel.
Mono: Hiermee wordt een afbeelding in zwart-wit weergegeven. 1
bit per pixel.
3. Druk op om naar het vorige scherm terug te keren.
De achtergrond aanpassen
Past de achtergrond enigszins aan door de dichtheid of helderheid aan te
passen. U kunt bij gekleurd papier of krantenknipsel de donkere
achtergronden lichter maken of verwijderen.
Als u deze optie gebruikt, is Afbeel. aan achterk. wissen in het
tabblad Afbeelding niet actief.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Achtergrond
aanpassen.
2. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: past de helderheid van de achtergrond automatisch aan.
Verbet.: hiermee maakt u de achtergrond donkerder. Gebruik de
pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen.
Wissen: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de
pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen.
3. Druk op om naar het vorige scherm terug te keren.
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Deze functie voorkomt bij het scannen van de voorkant dat de afbeelding op
de achterzijde van het origineel wordt meegescand
Als u deze functie gebruikt, is Achtergrond aanpassen op het
tabblad Afbeelding niet actief.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Afbeel. aan achterk.
wissen.
2. Druk op de juiste optie.
Uit: Hiermee schakelt u deze optie uit.
Wissen: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de
pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen.
3. Druk op om naar het vorige scherm terug te keren.
Scannen_ 86
Kwalit.
Gebruik deze optie als u een kwalitatief hoogwaardig document wilt
produceren. Des te hoger de kwaliteit die u selecteert, des te groter wordt
het bestandsformaat.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Kwalit..
2. Druk op de juiste optie.
Beste: produceert een kwalitatief hoogwaardige afbeelding. Dit leidt
echter tot een grotere bestandsgrootte.
Normaal: zowel de afbeeldingskwaliteit als het bestandsformaat zal
tussen Beste en Concept liggen.
Concept: produceert een afbeelding van een lage kwaliteit. Dit leidt
echter tot een kleinere bestandsgrootte.
3. Druk in het scherm op OK.
Wanneer u Kleurmodus naar Mono zet in het tabblad Afbeelding,
zal de optie Kwalit. niet beschikbaar zijn.
Best.beleid
U kunt het beleid kiezen voor het genereren van bestandsnamen voor u
doorgaat met de scantaak via het USB-geheugenapparaat. Als het
USB-geheugenapparaat al een bestand met dezelfde naam heeft, kunt u de
naam wijzigen of overschrijven.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Best.beleid.
2. Druk op de juiste optie.
Naam wijzigen: Als het USB-geheugenapparaat dezelfde naam
heeft als de bestandsnaam die u opgeeft, wordt het bestand
opgeslagen onder een andere bestandsnaam die automatisch wordt
gegenereerd.
Annuleren: Het gescande bestand wordt niet verzonden wanneer
er op de server al een bestand met dezelfde naam bestaat.
Overschr.: Het bestaande bestand wordt door het verzonden
bestand overschreven.
3. Druk op om naar het vorige scherm terug te keren.
Bestandsindeling
U kunt de bestandsindeling selecteren voordat u de scantaak uitvoert.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Bestandsindeling.
2. Druk op de juiste optie.
JPEG: scant originelen in JPEG-indeling.
PDF: Scant originelen als PDF-bestand. U kunt het bestand openen
met Adobe Acrobat Reader.
- Meerdere pagina’s: Als u meerdere originelen als één bestand
wilt scannen, drukt u op Meerdere pagina’s.
- Beveiligd: u kunt het wachtwoord voor het pdf-bestand dat met
deze opties is gemaakt instellen. U kunt ook instellen of u
gebruikers toegang wilt geven tot het gemaakte pdf-bestand om
af te drukken of te wijzigen.
- Doorzoekbaar: het apparaat detecteert tekst in de gescande
afbeelding en creëert een doorzoekbare PDF om tekst te
doorzoeken. Druk op deze knop en selecteer de taal die in de
gescande afbeelding wordt gebruikt. Druk op OK.
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele
Advanced Scan-kit is geïnstalleerd.
- Compact: U kunt originelen comprimeren als u een bestand met
een kleine bestandsgrootte wilt maken. Druk daartoe op
Compact. Deze compressiemethode verschilt van de normale
PDF-indeling. Bepaalde delen van de gegevens kunnen verloren
gaan tijdens de compressie.
- Dig. handtek. Toevoe.: U kunt een digitale handtekening
toevoegen aan het PDF-bestand met een certificaat.
Alleen de beheerder kan het digitale certificaat beheren op
Digitale handtekening in PDF in SyncThru™ Web
Service. Voor gedetailleerde informatie over Digitale
handtekening in PDF, raadpleeg de
beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd.
TIFF: Scant originelen als TIFF-bestand (Tagged Image File
Format). Als u meerdere originelen als één bestand wilt scannen,
drukt u op Meerdere pagina’s.
XPS: Scant originelen als XPS-bestand (papierspecificatie voor
XML). Als u meerdere originelen als één bestand wilt scannen, drukt
u op Meerdere pagina’s.
3. Druk op om naar het vorige scherm terug te keren.
Scannen_ 87
De bestandsindeling JPEG kan niet geselecteerd worden in de optie
Bestandsindeling als Mono in plaats van Kleurmodus in het tabblad
Afbeelding is geselecteerd.
De taakvoltooiingsmelding instellen
Wanneer de scannen naar e-mail- of de scannen naar server-taak is
voltooid, kan dit apparaat een voltooiingsmelding via e-mail verzenden.
Deze functie is handig wanneer u grote hoeveelheden documenten scant
en verzendt. U hoeft niet naast het apparaat te wachten totdat de scannen
naar e-mail- of de scannen naar server-taak is voltooid.
Als u een taakvoltooiingsmelding wilt ontvangen, moet u de
netwerkparameters en de e-mailinstellingen instellen met behulp van
het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor
gedetailleerde informatie over hoe u de netwerkparameters en de
e-mailinstellingen instelt, raadpleeg de beheerdershandleiding op de
meegeleverde cd.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
2. Druk in het scherm op Scan nr Email of Scannen naar server.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 82).
4. Voer de bestemmingsinformatie in.
5. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 83 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 83).
6. Druk op het tabblad Geavanceerd > Melding taak voltooid.
7. Druk op Aan om deze functie te activeren.
8. Druk op het invoergebied van Emailadres. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer het e-mailadres in waarnaar u de taakvoltooiingsmelding wilt
verzenden. Druk op OK.
U kunt het e-mailadres selecteren door op Adresboek te
drukken.
U kunt alleen een e-mailadres invoeren.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen.
Een programma-instelling gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt ook de eerdere instellingen van de vorige taak gebruiken.
Opslaan
1. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server , Scannen naar
gedeelde map of Naar USB scannen op het weergavescherm.
2. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 82).
3. Druk op het tabblad Basis.
4. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 83 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 83).
5. Druk op Programmas > Opslaan.
6. Druk op het invoergebied van Naam programma. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK.
U kunt de waarden van ingestelde Programmas functies bekijken
door omhoog of omlaag te schuiven en controleer de waarden met
behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
7. Druk op Opslaan.
8. U kunt alle instellingen opnieuw controleren. Als alles in orde is, drukt u
op Toevg. aan start om een snelkoppeling op het startscherm te
plaatsen, drukt u op Opslaan om de huidige instellingen op te slaan of
drukt u op Annul. om af te sluiten zonder op te slaan.
Laden
1. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen
op het scherm.
2. Druk op Programmas > Laden.
3. Druk op de te gebruiken vorige instelling.
Het apparaat is nu ingesteld om te faxen volgens de geselecteerde
instelling.
4. Druk op Toevg. aan start om een snelkoppeling op het hoofdscherm te
plaatsen, Verwijd. om de huidige instellingen te verwijderen of Toep.
om de geselecteerde instelling te gebruiken.
Scannen_ 88
Originelen inscannen en naar uw computer
verzenden (naar pc scannen)
Met deze optie kunt u op het apparaat een afbeelding scannen en deze
naar uw met het netwerk verbonden computer verzenden.
Voor een apparaat dat met een netwerk is verbonden
Zorg ervoor dat het scannerstuurprogramma op uw computer is
geïnstalleerd.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat en de computer zijn aangesloten op een
netwerk.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Druk in het scherm op Scan nr pc.
4. Selecteer de naam van uw computer en druk op OK. Als het apparaat u
vraagt om een wachtwoord in te voeren, voert u het wachtwoord in met
het nurmerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
5. Druk op het gewenste toepassingsprogramma en op Selecteren.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie in het tabblad
Basis.
7. Stel de grootte van het origineel in op het tabblad Geavanceerd. Als u
het oorspronkelijke formaat niet kent, selecteert u Auto.
8. Stel de kleurmodus in bij het tabblad Afbeelding.
9. Stel de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden
opgeslagen in het tabblad Uitvoer.
Bestandsindeling is alleen actief wanneer u het
toepassingsprogramma als Mijn documenten selecteert.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen scannen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de
computer.
Scannen met TWAIN-compatibele software
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze
TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop.
Volg de onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-compatibele
software.
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld
is.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop.
4. Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5. Scan en sla uw gescande afbeeldingen op.
Scannen met de Mac
U kunt documenten scannen met het programma Fotolader. Mac OS X
biedt het programma Fotolader.
Scannen met netwerk
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld
is.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
3. Start Toepassingen en klik op Fotolader.
4. In MAC OS X 10.4 ~10.5
Klik achtereenvolgens op Apparaten en Blader door apparaten
In MAC OS X 10.6
Selecteer uw apparaat onder GEDEELD. Ga door met stap 6.
5. In Mac OS X 10.4
Selecteer uw apparaat in de optie TWAIN-Apparaten. Zorg ervoor dat
het selectievakje naast Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld en
klik op Verbind.
Als er een waarschuwing verschijnt, klikt u op Poort wijzigen om
een poort te selecteren.
Als de gebruikersinterface van TWAIN verschijnt, klikt u op het
tabblad Voorkeuren op Poort wijzigen om de poort te selecteren.
In Mac OS X 10.5
Controleer of het selectievakje Verbonden naast uw apparaat is
ingeschakeld is in Bonjour-apparaten.
Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande procedure
voor Mac OS X 10.4.
6. Stel de scanopties in dit programma in.
7. Scan uw afbeelding en sla deze op.
Raadpleeg de Help-informatie bij Fotolader voor meer informatie
over het gebruik van Fotolader.
Gebruik TWAIN-compatibele software voor meer scanopties.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
Als u niet kunt scannen met Fotolader moet u Mac OS
opwaarderen tot de laatste versie. Fotolader werkt naar behoren
onder Mac OS X 10.4.7 of hogere versies.
Scannen_ 89
Scannen in Linux
U kunt een document scannen via het venster Unified Driver Configurator.
Scannen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
2. Klik op de knop om naar het venster Scanners Configuration te
gaan.
3. Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één apparaat gebruikt, als dit apparaat is aangesloten op
de computer en als dit apparaat is ingeschakeld, wordt uw scanner in de
lijst weergegeven en wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u
voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een
document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede
scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak
gelijktijdig starten.
4. Klik op Properties.
5. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 39).
6. Klik in het venster Scanner Properties op Preview.
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de
afbeelding in het Preview Pane.
7. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het
Preview Pane.
8. Wijzig de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area.
Image Quality: hiermee kunt u de kleurcompositie en scanresolutie
voor de afbeelding selecteren.
Scan Area: hiermee kunt u het paginaformaat selecteren. Klik op
de knop Advanced als u het paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u een van de vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, selecteert
u de optie in de vervolgkeuzelijst Job Type (zie
"Instellingen voor
taaktypen toevoegen" op pagina 89).
Klik op Default om de standaardinstelling voor de scanopties te
herstellen.
9. Als u klaar bent, klikt u op Scan om het scannen te starten.
Links onderaan het venster verschijnt de statusbalk die de voortgang
van het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren, klikt u
op Cancel.
10. De gescande afbeelding verschijnt.
Gebruik de werkbalk om de gescande afbeelding te bewerken (zie
"Image Manager gebruiken" op pagina 90).
11. Als u klaar bent, klikt u op Save op de werkbalk.
12. Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan en typ de
bestandsnaam.
13. Klik op Save.
Instellingen voor taaktypen toevoegen
U kunt uw scaninstellingen opslaan en deze opnieuw gebruiken.
Zo slaat u een nieuw taaktype op:
1. Wijzig de opties in het venster Scanner Properties.
2. Klik op Save As.
3. Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
4. Klik op OK.
De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst Saved
Settings.
Scannen_ 90
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1. Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst Job Type.
2. De volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn
de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de
scantaak.
Een opgeslagen taaktype verwijderen
1. Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst
Job Type.
2. Klik op Delete.
De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
Image Manager gebruiken
In de toepassing Image Manager vindt u menuopties en knoppen om uw
gescande afbeeldingen te bewerken.
Gebruik de volgende gereedschappen om de afbeelding te bewerken:
Raadpleeg de schermhulp voor meer informatie over de toepassing Image
Manager.
Hulpmi
ddelen
Naam Functie
Save Hiermee slaat u de afbeelding op.
Undo Hiermee maakt u de laatste bewerking
ongedaan.
Redo Hiermee herstelt u de laatst ongedaan
gemaakte bewerking.
Scroll Hiermee schuift u door de afbeelding.
Crop Hiermee kunt u het geselecteerde gebied van
de afbeelding bijsnijden.
Zoom Out Hiermee kunt u uitzoomen op de afbeelding.
Zoom In Hiermee kunt u inzoomen op de afbeelding.
Scale Hiermee kunt u de schaal van de afbeelding
wijzigen. U kunt het formaat handmatig
invoeren of instellen dat de afbeelding
proportioneel, verticaal of horizontaal wordt
geschaald.
Rotate Hiermee kunt u de afbeelding draaien. U kunt
het aantal graden selecteren in de
vervolgkeuzelijst.
Flip Hiermee kunt u de afbeelding horizontaal of
verticaal spiegelen.
Brightness Hiermee kunt u de helderheid of het contrast
van de afbeelding aanpassen of de afbeelding
omkeren.
Properties Hiermee kunt u de eigenschappen van de
afbeelding weergeven.
Smarthru Workflow gebruiken, Gedeelde map en opgeslagen document_ 91
6.Smarthru Workflow gebruiken, Gedeelde
map en opgeslagen document
In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u SmarThru Workflow met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over SmarThru Workflow
Uitleg over het scherm van SmarThru Workflow
Werkformulier uitvoeren
Over SmarThru Workflow
SmarThru™ Workflow is een documentverzendoplossing waarmee
gebruikers apparaten in het netwerk kunnen bedienen door het uitvoeren
van een reeks vooraf ingestelde taken, die een "Werkformulier" worden
genoemd. Deze Werkformulieren maken het mogelijk herhaaldelijke en
tijdrovende taken te automatiseren, wat het dagelijkse werk van gebruikers
minder saai en veel productiever maakt.
Uitleg over het scherm van SmarThru Workflow
Als u de functie SmarThru Workflow wilt gebruiken, drukt u op SmarThru
Workflow op het hoofdscherm.
Om over te schakelen naar de andere schermweergave, drukt u op de
pijl-links/pijl-rechts op het weergavescherm.
1
LDAP-server, Domeinserver
8
FTP-server
2
Microsoft Sharepoint-server
9
Faxserver
3
Netwerkmap
10
Google Docs
4
PCFax-server
11
E-mailserver
5
Database
12
Clientsystemen
6
Gebruiker
7
SMTP-server
Smarthru Workflow gebruiken, Gedeelde map en opgeslagen document_ 92
Het scherm Workflow
Wat houden "Werkformulier" en "Metagegevens" in?
Een "Werkformulier" is een werkproces die tot stand is gekomen door
diverse ingebedde plug-ins samen te voegen en zo een gewenst
eindresultaat voor een document te behalen.
Metagegevens zijn de extra gegevens die door de maker van het
Werkformulier worden aangeleverd voor Werkformulieren die de
invoerplug-ins Scan of Direct gebruiken.
Tabblad Openbaar werkformulier
Het tabblad Openbaar toont openbare Werkformulieren die door de
beheerder ten behoeve van gebruikersgroepen zijn gemaakt.
Vernieuwen: De gegevens van een Werkformulier vernieuwen.
Detail: Toont de details van een Werkformulier.
Selecteren: Selecteer het Werkformulier voor de uitvoering van een
taak
Tabblad Persoonlijk Werkformulier
Het tabblad Persoonlijk toont persoonlijke Werkformulieren die door de
huidige geverifieerde gebruiker voor een privégebruiker zijn gemaakt.
Vernieuwen: De gegevens van een Werkformulier vernieuwen.
Detail: Toont de details van een Werkformulier.
Selecteren: Laat gebruikers naar het volgende scherm gaan voor
meer opties.
Het scherm Werkformulier maken
Als u een nieuw Werkformulier wilt maken, voert u SmarThru Workflow uit
en meld u zich aan. U kunt maximaal 100 openbare Werkformulieren
maken.
SmarThru Workflow moet zijn geïnstalleerd op de netwerkserver. Voor
informatie over het installeren van SmarThru Workflow raadpleegt u
de Beheerdershandleiding op de meegeleverde cd.
Werkformulier maken
1. Voer SmarThru Workflow uit
(Programma's > SmarThru Workflow > SmarThru Workflow).
2. Meld u aan bij het systeem met uw id en wachtwoord.
3. Selecteer Werkformulier > Werkformulierbeheer in het hoofdmenu.
4. Selecteer of het om een Openbaar Werkformulier of een
Persoonlijk Werkformulier gaat in het linkervenster.
5. Klik op Maken.
De pagina Werkformulier maken wordt geopend.
6. Voer de eigenschappen van het werkformulier in.
7. Sleep de plug-ins vanuit het linkervenster en zet ze neer in het
betreffende gedeelte in het gegevensvenster, of klik op het groene
vinkje dat in de rechterbovenhoek van het pictogram verschijnt.
Elke taak in het werkformulier wordt uitgevoerd in de volgorde
waarin deze op het werkformulier verschijnt.
8. Klik op Opslaan.
Het werkformulier verschijnt op de pagina Werkformulierbeheer.
9. Als de status Niet voltooid is, is een plug-in nog niet volledig
geconfigureerd. Selecteer het werkformulier en klik op Bewerken om
wijzigingen in het formulier aan te brengen.
Smarthru Workflow gebruiken, Gedeelde map en opgeslagen document_ 93
Werkformulier uitvoeren
Gebruikers kunnen met werkformulieren diverse taken uitvoeren.
1. Druk op SmarThru Workflow op het hoofdscherm.
2. Druk op een werkformulier in de lijst en kies Selecteren.
3. Druk op Metagegevens en Volgende.
Wijzig.: Hiermee kunnen gebruikers de geselecteerde
metagegevensinformatie wijzingen.
Volg.: Hiermee kan de gebruiker de volgende metagegevens
selecteren.
Annul. : Afsluiten zonder op te slaan.
4. Pas de parameters op de tabbladen Basis, Geavanceerd, Afbeelding en
Uitvoer aan om de instellingen te wijzigen.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel. De bestanden worden
opgeslagen op de locatie die u hebt ingesteld bij het maken van het
werkformulier.
Informatie over het scherm Gedeelde map
Met deze functie kan het geheugen van het apparaat als een gedeelde map
worden gebruikt. Het voordeel van deze functie is dat u de gedeelde map
via uw computer eenvoudig kunt gebruiken.
De beheerder kan de id en het wachtwoord instellen om de toegang
van de gebruiker te beperken. Daarnaast kan de beheerder het
maximaal aantal gelijktijdige gebruikers instellen.
Een gedeelde map maken
1. Druk op het pictogram in de rechterbovenhoek om een map te
maken.
2. Geef de naam voor de map op in het lege veld.
3. Druk op OK.
De gedeelde map gebruiken
U kunt de gedeelde map op precies dezelfde manier gebruiken als op een
normale computer. Maak, bewerk en verwijder de map of het bestand zoals
een normale Windows-map. U kunt ook de gescande gegevens in de
gedeelde map opslaan. U kunt bestanden die zijn opgeslagen in een
gedeelde map rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG- en
PRN-bestanden afdrukken.
Smarthru Workflow gebruiken, Gedeelde map en opgeslagen document_ 94
Gebruikers registreren
U kunt de gedeelde map op precies dezelfde manier gebruiken als op een
normale computer. Maak, bewerk en verwijder de map of het bestand zoals
een normale Windows-map. U kunt ook de gescande gegevens in de
gedeelde map opslaan. U kunt bestanden die zijn opgeslagen in een
gedeelde map rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG- en
PRN-bestanden afdrukken.
1. Druk op Opgeslagen doc. in het hoofdscherm.
2. Druk op het tabblad Openbaar of Privé, hiermee kunt u de opgeslagen
bestanden zien.
Als er geen bestanden zijn, kunt u bestanden opslaan vanaf uw
computer (zie
"Afdrukmodus" op pagina 106).
3. U kunt de bestandsnaam wijzigen en bestanden verwijderen en
afdrukken.
4. Selecteer Werkformulier > Werkformulierbeheer in het hoofdmenu.
Informatie over het scherm Opgeslagen
documenten
U kunt door computers gestuurde bestanden of gescande afbeeldingen
opslaan in het Opgeslagen doc.. Het Opgeslagen doc. bevindt zich op de
vaste schijf van het apparaat, hetgeen inhoudt dat de documenten op de
vaste schijf worden opgeslagen. U kunt bepaalde opgeslagen documenten
beveiligen met een wachtwoord om te voorkomen dat onbevoegde
gebruikers toegang hebben tot de documenten. Daarnaast, kunt u
opgeslagen documenten met behulp van verschillende afdrukfuncties
afdrukken en documenten verzenden naar bestemmingen, zoals e-mail,
server of fax. U kunt een Opgeslagen document instellen en een functie
voor Opgeslagen document gebruiken met SyncThru™ Web Service (zie
"Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™ Web Service" op
pagina 97).
Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in het Opgeslagen doc.,
raden wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te
maken. Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid
voor schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of
verkeerd gebruik van het apparaat.
Om de Opgeslagen doc. functie te gebruiken, drukt u op Opgeslagen doc.
in het scherm.
Met Opgeslagen doc. kunt u gescande gegevens op de vaste schijf (de
vaste schijf van uw apparaat) opslaan. De opgeslagen gegevens kunnen
naar verschillende bestemmingen worden verstuurd, zoals Fax, E-mail,
Server, Vak of USB.
Openbaar: Alle gebruikers hebben toegang tot de bestanden.
Private: Stel een wachtwoord in om te voorkomen dat onbevoegde
personen toegang hebben.
Documenten opslaan in Opgeslagen
documenten
1. Druk op Opgeslagen doc. in het hoofdscherm.
2. Druk op het tabblad Openbaar of Privé, hiermee kunt u de opgeslagen
bestanden zien.
Als er geen bestanden zijn, kunt u bestanden opslaan vanaf uw
computer (zie
"Afdrukmodus" op pagina 106).
3. U kunt de bestandsnaam wijzigen en bestanden verwijderen en
afdrukken.
Een adresboek maken_ 95
7.Een adresboek maken
Deze handleiding beschrijft de richtlijnen voor het adresboek.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een adresboek maken via het bedieningspaneel Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™ Web Service
Een adresboek maken via het bedieningspaneel
U kunt veelgebruikte faxnummers, e-mailadressen, SMB-serveradressen,
SMB-serveradressen en FTP-serveradressen op uw apparaat opslaan.
Individueel: hiermee kunt u informatie van maximaal 500 ontvangers
opslaan.
Groep: hiermee maakt u groepen als u regelmatig eenzelfde document
naar meerdere bestemmingen verzendt. U kunt maximaal 500
ontvangers bij een groep aanmelden. U kunt de nummers die u hier
opslaat alleen selecteren in de verzendlijst op het tabblad Basis van
Fax, Scan nr Email of Scannen naar server. U kunt ook een Groep
voor verzenden instellen die bestaat uit tal van verschillende
afzonderlijke vermeldingen.
U kunt een groep niet aanmelden zoals u een individueel adres bij
een groep aanmeldt.
Individuele adressen opslaan (Fax, E-mail)
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen > Adresboek
> New op het weergavescherm.
2. Druk op het invoergebied Naam. Voer vervolgens de naam van de
ontvanger in.
Benut het pictogram (favoriet) voor adressen die u vaak
gebruikt. U kunt ze gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
3. Snelkiesnummer wordt automatisch ingevuld met het eerste
beschikbare nummer.
Snelkiesnummer is het nummer dat de gegevens van een
ontvanger vertegenwoordigt: u kunt het numerieke toetsenblok op
het bedieningspaneel gebruiken.
4. Druk op het invoergebied Faxnum. en voer het faxnummer in met
behulp van het toetsenblok op het bedieningspaneel.
Een pauze invoegen: bij sommige telefooncentrales moet u
eerst een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en
vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dat
geval moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen.
5. Druk op het invoergebied E-mail. Voer vervolgens het e-mailadres van
de ontvanger in.
6. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Individuele adressen opslaan (SMB, FTP)
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen > Adresboek
> Nieuw > SMB, FTP of
(Individueel) op het scherm.
2. Druk op het invoergebied Naam. Voer vervolgens de naam van de
ontvanger in.
Benut het pictogram (favoriet) voor adressen die u vaak
gebruikt. U kunt ze gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
3. Druk op IP of Host en druk op het invoergebied IP-adres/Host. Voer
vervolgens het serveradres in als decimale notatie met punten of als
hostnaam.
4. Druk op het invoergebied Poortnr.. Voer daarna het serverpoortnummer
in.
5. Druk op het invoergebied Gebruik.naam. Voer daarna de
gebruikersnaam in.
In het geval van SMB of FTP, als u wilt dat de server toegang
verleent aan niet-gemachtigde personen. Druk op het vakje
Anoniem. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als u
het vakje Anoniem hebt ingeschakelt, ga dan naar stap 7.
6. Druk op het invoergebied van Wachtwoord. Voer daarna het
wachtwoord in.
Een adresboek maken_ 96
7. Druk op het invoergebied Gebruikersdomein. Voer daarna de
domeinnaam in.
Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein heeft,
laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van de
SMB-server in.
8. Druk op het invoergebied Pad. Voer vervolgens de naam van het
bestand of van de map waarin de te verzenden bestanden moeten
worden opgeslagen.
Voorbeeld: /FileFolder/
9. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Voer de naam van het
verzonden bestand in.
10. Selecteer de gewenste optie Best.beleid met behulp van de pijl. Als de
server al een bestand met dezelfde naam heeft, wordt het bestand
verwerkt volgens het door u geselecteerde bestandsbeleid.
Naam wijzigen: Het verzonden bestand wordt opgeslagen onder
een andere bestandsnaam die automatisch wordt gegenereerd.
Annul.: slaat het verzonden bestand niet op.
Overschr.: Het bestaande bestand wordt door het verzonden
bestand overschreven.
11. Selecteer de gewenste optie voor Map maken.
Aanmeldingsnaam gebruiken: Als u deze optie selecteert, maakt
het apparaat een onderliggende map in de geselecteerde
bestandsmap aan. De submap krijgt dezelfde naam als de
gebruikersnaam die u hebt ingevoerd bij stap 5.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde naam,
maakt het apparaat geen submap.
Mapaanmaakcyclus: U kunt de cyclus voor het maken van een
submap instellen. Het apparaat maakt dan een submap volgens
deze ingestelde optie.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde naam,
maakt het apparaat geen submap.
- Elke dag: Elke dag wordt er een submap gemaakt. De notatie
van de naam van de submap is JJJJ-MM-DD (bv. 2012-01-01).
- Elke maand: Elke maand wordt er een submap gemaakt. De
notatie van de naam van de submap is JJJJ-MM (bv. 2012-01).
- Elk jaar: Elk jaar wordt er een submap gemaakt. De notatie van
de naam van de submap is JJJJ (bv. 2012).
Map maken Voor meerdere bestanden: Als u deze optie
selecteert en meerdere bestanden hebt gescand, maakt het
apparaat een submap in de map die u hebt geselecteerd en worden
de verzonden bestanden opgeslagen in de submap.
Als alle opties voor het maken van een map tegelijkertijd worden
geactiveerd, worden de verzonden bestanden op de onderstaande
wijze opgeslagen.
Als een enkel gescand bestand wordt verzonden:
\\map\gebruikersnaam\2012-01-01\DOC.jpg
Als er meerdere gescande bestanden worden verzonden:
\\map\gebruikersnaam\2012-01-01\DOCJPEG\DOC000.jpg
\\map\gebruikersnaam\2012-01-01\DOCJPEG\DOC001.jpg
\\map\gebruikersnaam\2012-01-01\DOCJPEG\DOC002.jpg
12. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Individuele adressen bewerken
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen > Adresboek
op het scherm.
2. Druk op de naam van het individuele adres dat u wilt bewerken. Druk op
pictogram (bewerken).
Als u een individueel adres wilt verwijderen, schakelt u het
bijbehorende selectievakje voor het adres in en drukt u op het
pictogram
(verwijderen).
3. Druk op het invoergebied dat u wilt wijzigen. Wijzig vervolgens de
inhoud met behulp van het pop-upvenster of het numerieke toetsenblok
op het bedieningspaneel. Als u het pop-uptoetsenbord gebruikt.
4. Druk op het pictogram om de informatie op te slaan.
Groepsadressen opslaan
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen > Adresboek
> het pictogram
(nieuw) en het pictogram (groep) op het
weergavescherm.
2. Druk op het invoergebied Groepsnaam. Voer daarna de groepsnaam
in.
3. Druk op Lid toevoegen. Schakel het selectievakje in voor het
individuele adres dat u wilt opnemen en druk op het pictogram
.
Als u de naam niet zeker weet, kunt u het gebied Invoeradres
gebruiken. Geef de eerste paar letters op of druk op
pictogram (zoeken). Het apparaat toont de individuele
adressenlijst. Schakel het selectievakje in voor het individuele
adres dat u wilt invoegen en druk op het pictogram
.
4. Druk op het pictogram om de informatie op te slaan.
Groepsadressen bewerken
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen > Adresboek
op het weergavescherm.
2. Druk op de naam van de groep die u wilt bewerken. Druk op
pictogram (bewerken).
Als u een groepsadres wilt verwijderen, schakelt u het
desbetreffende selectievakje in en drukt u op het pictogram
(verwijderen).
3. Druk op het invoergebied Groepsnaam. Wijzig de naam van de groep.
4. Druk op Lid toevoegen. Schakel het selectievakje in voor het
individuele adres dat u wilt opnemen en druk op het pictogram .
Als u de naam niet zeker weet, kunt u het gebied Invoeradres
gebruiken. Geef de eerste paar letters op of druk op
pictogram (zoeken). Het apparaat toont de individuele
adressenlijst. Schakel het selectievakje in voor het individuele
adres dat u wilt invoegen en druk op het pictogram
.
5. Als u een individueel adres wilt verwijderen, schakelt u het
desbetreffende selectievakje in en drukt u op het pictogram
(verwijderen). De naam van het individuele adres wordt verwijderd uit de
groep.
6. Druk op het pictogram om de informatie op te slaan.
Een adresboek maken_ 97
Een item in het adresboek zoeken
U kunt de adressen zoeken die in het adresboek zijn opgeslagen.
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen > Adresboek
> knop linksboven op het weergavescherm.
2. Druk op de gewenste specifieke categorie.
U kunt adressen opzoeken binnen een specifieke categorie, zoals Alle,
Individueel, Groep, Favoriet, of E-mail.
3. Het apparaat toont de zoekresultaten.
Als u de naam niet zeker weet, kunt u het gebied Invoeradres
gebruiken. Geef de eerste paar letters op of druk op
pictogram (zoeken).
Een item in het adresboek verwijderen
U kunt het geselecteerde adres uit het adresboek verwijderen.
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen > Adresboek
op het scherm.
2. Schakel het selectievakje in voor het adres dat u wilt verwijderen en druk
op het pictogram (verwijderen).
3. Druk op het pictogram wanneer het venster wordt weergegeven
waarin u om een bevestiging wordt gevraagd.
Het geselecteerde adres wordt uit de lijst verwijderd.
Een item in het adresboek controleren
U kunt de informatie van een individueel of groepsadres weergeven.
1. Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen > Adresboek
op het scherm.
2. Druk op het adres dat u wilt zien.
Het scherm geeft de volledige informatie van het adres weer.
Als u het adres rechtstreeks wilt bewerken, drukt u op het
pictogram (bewerken) in het detailscherm, of als u een
groepsadres selecteert, kunt u ook de individuele adressen in het
groepsadres bekijken.
Een adresboek instellen met behulp van
SyncThru™ Web Service
U kunt eenvoudig adressen opslaan vanaf netwerkcomputers met
SyncThru™ Web Service. Alleen gemachtigde gebruikers van het apparaat
kunnen via aanmelding bij SyncThru™ Web Service adressen opslaan.
Opslaan op uw computer
Deze methode veronderstelt dat u adressen op de vaste schijf van uw
apparaat opslaat. U kunt e-mailadressen toevoegen en ze in aparte
categorieën groeperen.
Adressen toevoegen aan het Individueel adresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding.
5. Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Toevoegen.
9. Voer de toe te voegen naam in en selecteer het snelkiesnummer in
Algemeen.
Snelkiesnummer is het nummer dat de informatie van een
ontvanger vertegenwoordigt. Gebruik voor de invoer het
numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
Controleer Favoriet voor adressen die u vaak gebruikt. U
kunt ze gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
10. Voer het e-mailadres in bij E-mail.
11. Voer het faxnummer in bij Fax.
12. Controleer het selectievakje SMB in SMB. U kunt de SMB-informatie
invoeren wanneer u het selectievakje hebt ingeschakeld.
13. Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of voer een
hostnaam in bij SMB-serveradres.
14. Voer het serverpoortnummer in bij SMB-serverpoort.
15. Voer de aanmeldingsnaam in bij Aanmeldingsnaam.
In het geval van SMB of FTP, als u wilt dat de server toegang
verleent aan niet-gemachtigde personen. Druk op het vakje
Anoniem. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als u
het vakje Anoniem hebt aangevinkt, ga dan naar stap 18.
16. Voer het wachtwoord in bij Wachtwoord en voer opnieuw het
wachtwoord in bij Wachtwoord bevestigen.
17. Voer de domeinnaam in bij Domein.
Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein
heeft, laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van de
SMB-server in.
Een adresboek maken_ 98
18. Voer de Scan File Folder in voor de opslag van gescande
afbeeldingen bij Pad.
Voorbeeld: /sharedFolder/
19. Selecteer de gewenste optie Beleid voor aanmaken scanmappen.
Nieuwe map aanmaken op aanmeldingsnaam: Als u deze
optie selecteert, maakt het apparaat een submap in de
bestandsmap die u hebt geselecteerd. De submap krijgt dezelfde
naam als de gebruikersnaam die u hebt ingevoerd bij stap 15.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde
naam, maakt het apparaat geen submap.
Nieuwe map aanmaken, elke: U kunt de cyclus voor het maken
van een submap instellen. Het apparaat maakt een submap op
basis deze ingestelde optie.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde
naam, maakt het apparaat geen submap.
- Dag: Elke dag wordt er een submap gemaakt. De notatie
van de naam van de submap is JJJJ-MM-DD (bv.
2012-01-01).
- Maand: Elke maand wordt er een submap gemaakt. De
notatie van de naam van de submap is JJJJ-MM (bv.
2012-01).
- Jaar: Elk jaar wordt er een submap gemaakt. De notatie van
de naam van de submap is JJJJ (bv. 2012).
Alleen nieuwe map aanmaken als scanuitvoer uit
verschillende bestanden bestaat:
Als u deze optie selecteert
en meerdere bestanden hebt gescand, maakt het apparaat een
submap in de map die u hebt geselecteerd en worden de
verzonden bestanden opgeslagen in de submap.
Als alle opties voor het maken van een map tegelijkertijd
worden geactiveerd, worden de verzonden bestanden op de
onderstaande wijze opgeslagen.
Als een enkel gescand bestand wordt verzonden:
\\map\gebruikersnaam\2012-01-01\DOC.jpg
Als er meerdere gescande bestanden worden verzonden:
\\map\gebruikersnaam\2012-01-01\DOCJPEG\DOC000.j
pg
\\map\gebruikersnaam\2012-01-01\DOCJPEG\DOC001.j
pg
\\map\gebruikersnaam\2012-01-01\DOCJPEG\DOC002.j
pg
20. Selecteer het beleid voor het genereren van een bestandsnaam bij
Archiveringsbeleid. Als de server al een bestand met dezelfde
naam heeft, wordt het bestand verwerkt op basis van het door u
geselecteerde bestandsbeleid.
Naam wijzigen: Het verzonden bestand wordt opgeslagen
onder een andere bestandsnaam die automatisch wordt
gegenereerd.
Annuleren: slaat het verzonden bestand niet op.
Overschrijven: Het bestaande bestand wordt door het
verzonden bestand overschreven.
21. Voer de bestandsnaam in bij Bestandsnaam die op de server moet
worden opgeslagen.
22. Klik op Test om de informatie van de server te controleren.
23. Voer de gegevens van de FTP-server in op vrijwel dezelfde wijze als
bij SMB.
24. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het Toevoegen
scherm gesloten.
Adressen bewerken in een individueel adresboek
1. Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding.
5. Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Vink het adres aan dat u wilt bewerken en druk op Wijzigen.
9. Wijzig de adresgegevens.
10. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het Wijzigen
scherm gesloten.
Adressen verwijderen uit een individueel adresboek
1. Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding.
5. Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Vink het adres aan dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
Als u het selectievakje van de kolomkop inschakelt, worden alle
adressen aangevinkt.
Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt.
Adressen zoeken in een individueel adresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
Een adresboek maken_ 99
4. Klik op Aanmelding.
5. Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
U kunt de indeling wijzigen door op de afzonderlijke
kolomkoppen te klikken. Als u bijvoorbeeld op
Snelkiesnummer klikt, worden de adressen in de volgorde
van het snelkiesnummer weergegeven. Als u opnieuw op
Snelkiesnummer klikt, worden deze in omgekeerde volgorde
weergegeven.
8. Typ de naam die u wilt zoeken in het zoekinvoergebied.
U kunt adressen in een specifieke categorie zoeken, zoals
Faxnummer, E-mail, SMB, etc.
Als u bijvoorbeeld een faxnummer zoekt, klikt u op de
vervolgkeuzelijst naast en selecteert u Faxnummer.
9. Klik op . Vervolgens verschijnt het zoekresultaat.
U kunt de adressen in een specifieke categorie zien, zoals
Faxnummer, E-mail, SMB, etc.
Als u bijvoorbeeld de adressen wilt zien die een faxnummer
hebben, klikt u op de vervolgkeuzelijst onder LDAP en
selecteert u Faxnummer.
Een individueel adresboek importeren
U kunt het adresboekbestand van een server of een computer
importeren. Het bestand moet de bestandsextensie "csv" hebben. U
kunt ook adressen importeren van een LDAP-server. Voordat de
adressen op uw apparaat kunt importeren, moet een
LDAP-serverbeheerder deze adressen eerst opslaan.
1. Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding.
5. Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Importeren.
9. Selecteer URL of Bureaublad en voer het adres of mapnaam in
waarin het bestand is opgeslagen.
10. Klik op OK.
Een individueel adresboek exporteren
U kunt het adresboekbestand naar uw computer exporteren als back-up
van het bestand of u kunt dit naar andere Samsung-apparaten
exporteren.
1. Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding.
5. Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Exporteren.
9. Klik op Exporteren. Vervolgens wordt het adresboekbestand
opgeslagen op uw computer.
Adressen groeperen in Groepsadresboek
1. Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding.
5. Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Klik op Groep toevoegen.
10. Voer de toe te voegen groepsnaam in Groepsnaam in.
11. Selecteer Een of meer personen toevoegen nadat deze groep is
gemaakt.
Als u geen individuele adressen wilt toevoegen aan de
gemaakte groepsadressen, slaagt u deze stap over. U kunt de
volgende keer individuele adressen toevoegen door op
Groepsdetails te drukken.
12. Klik op Toepassen.
13. Schakel de adressen in die u wilt toevoegen aan Groepsadresboek
in Individueel adresboek.
14. Klik op de pijl in het midden. De geselecteerd adressen worden
toegevoegd aan Groepsadresboek.
15. Klik op Toepassen.
Een adresboek maken_ 100
Groepsadressen bewerken in Groepsadresboek
1. Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding.
5. Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Vink het groepsadres aan dat u wilt bewerken en druk op Groep
bewerken.
10. De informatie van het groepsadres wijzigen.
11. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het venster
Wijzigen gesloten.
Groepsadressen verwijderen in een Groepsadresboek
1. Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding.
5. Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Vink de groepsadressen aan die u wilt verwijderen.
10. Klik op Groep verwijderen.
Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt.
Groepsadressen aanvinken
U kunt informatie voor groepsadressen weergeven. In het
Groepsdetails scherm kunt u ook individuele adressen toevoegen of
verwijderen.
1. Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding.
5. Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Druk op het groepsadres dat u wilt zien. Druk op Groepsdetails.
U kunt individuele adressen direct toevoegen. Schakel de
adressen in die u wilt toevoegen aan Groepsadresboek in
Individueel adresboek.
U kunt individuele adressen direct verwijderen. Controleer
de adressen die u wilt verwijderen en druk op Verwijderen
in Groepsadresboek.
Afdrukken_ 101
8.Afdrukken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Eenvoudige afdruktaken
Voorkeursinstellingen openen
Help gebruiken
Apparaatopties instellen
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Direct Printing Utility gebruiken
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
Uw apparaat instellen als standaardprinter
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Afdrukken vanaf een Mac
Afdrukken in Linux
Afdrukken in UNIX
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows XP.
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van afdrukstand, formaat, bron en type afdrukmedia.
Aantal exemplaren.
U kunt ook verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
Een aantal modellen of besturingssystemen biedt mogelijk geen
ondersteuning voor een of meerdere functies uit de tabel.
(: ondersteund. Leeg: niet ondersteund)
Eenvoudige afdruktaken
Afdrukken vanaf een Mac (zie "Afdrukken vanaf een Mac" op
pagina 112).
Afdrukken vanuit Linux (zie "Afdrukken in Linux" op pagina 115).
Afdrukken vanuit UNIX (zie "Afdrukken in UNIX" op pagina 116).
Het volgende scherm met Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Notepad in Windows 7. Uw scherm met Voorkeursinstellingen voor
afdrukken kan hiervan afwijken, afhankelijk van het besturingssysteem of
van het programma dat u gebruikt.
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
Functie
PCL/PS
a
/
XPS
PS
Windows MAC Linux Unix
Optie printerkwaliteit
Poster afdrukken
Meerdere pagina’s per
vel
Boekjes afdrukken
Afdruk aan pagina
aanpassen
Afdrukken vergroten
en verkleinen
Andere lade voor
eerste pagina
Voorbladopties
Rastercompressie
(alleen
PCL)
Afwerkingsopties
Uitvoeropties
Watermerk
Overlay
(alleen
PCL)
Dubbelzijdig
afdrukken (duplex)
a.Het PostScript-stuurprogramma wordt aanbevolen voor de beste
afdrukkwaliteit voor op PostScript gebaseerde toepassingen, zoals
Acrobat Reader®, Adobe Illustrator®, Adobe Photoshop®, etc.
Functie
PCL/PS
a
/
XPS
PS
Windows MAC Linux Unix
Afdrukken_ 102
3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
De basisafdrukinstellingen, waaronder het aantal kopieën en het
afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Als u de printerfuncties van uw printerstuurprogramma wilt
gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeuren in het
venster Afdruk van de toepassing om de afdrukinstelling te
wijzigen (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
4. Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te
starten.
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier:
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat (
) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op (Stop) op
het bedieningspaneel.
Voorkeursinstellingen openen
Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen verschijnt er
mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken ( )
betekent dat u de optie in kwestie kunt inschakelen, maar dat dit niet
wordt aangeraden. Het teken ( ) betekent dat u de optie in kwestie
niet kunt inschakelen vanwege de instellingen van het apparaat of de
omgeving.
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
3. Selecteer uw printerstuurprogramma in de lijst Printer selecteren.
4. Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren.
U kunt de huidige status van het apparaat controleren door op de
knop Printerstatus te drukken
Tabblad Favorieten
Afdrukken_ 103
Het tabblad Basis
Afdrukstand
Met behulp van dit menu kunt u selecteren in welke richting informatie
op een pagina wordt afgedrukt.
Lay-outopties
Met deze optie kunt u verschillende manieren selecteren om uw
document op te maken.
Eén pagina per vel: deze optie beschikt over een optie
basisopmaak. Met deze optie kunt u een pagina afdrukken op een
zijde van een vel papier.
Meerdere pagina's per zijde: zie "Bezig met afdrukken meerdere
pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 108.
Poster afdrukken: zie "Posters afdrukken" op pagina 108.
Paginakader: Deze optie maakt het mogelijk om documenten met
markeringslijnen af te drukken. Deze optie is niet beschikbaar voor
Poster afdrukken en Boekje afdrukken.
Dubbelzijdig afdrukken
Met deze optie kunt u op beide zijden van een vel papier afdrukken (zie
"Afdrukken op beide zijden van het papier" op pagina 108).
Afwerkingsopties
Met deze optie kunt u het aantal nietjes opgeven.
De optie Nieten is alleen beschikbaar wanneer de optionele
interne afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Het tabblad Papier
Gebruik de opties in het tabblad Papier om de basisinstellingen van
papierverwerking op te geven.
Klik op het tabblad Papier om onderstaande opties weer te geven.
Exemplaren
Met deze optie kunt u aangeven hoeveel exemplaren u wilt afdrukken. U
kunt tot 9 999 exemplaren instellen.
Papieropties
Oorspronk. formaat: met deze optie stelt u de actuele
papiergrootte van de originelen in.
Uitvoerformaat: Met deze optie kunt u uw afdruktaak aanpassen
aan elk geselecteerd papierformaat, ongeacht de grootte van het
origineel (zie "Een document aan een bepaald papierformaat
aanpassen" op pagina 109).
- Percentage: Met deze optie kunt u de grootte van de inhoud
van een pagina wijzigen, zodat deze groter of kleiner wordt
afgedrukt. Dat doet u door het gewenste verkleinings- of
vergrotingspercentage in te voeren (zie
"Het formaat van uw
document wijzigen" op pagina 109).
Invoer: Controleer of de Invoer op de overeenkomstige papierlade
is ingesteld. Gebruik Multifunctionele lade als u op speciaal
materiaal wilt afdrukken, zoals enveloppen of transparanten.
Type: met deze optie kunt u het papiertype in de lade instellen. Op
die manier bekomt u de beste afdrukkwaliteit. Zo niet, wordt de
gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet bereikt
Speciale pagina: met deze optie kunt u speciale pagina’s maken,
zoals voorbladen. U kunt de speciale pagina-instellingen aan de lijst
toevoegen, uit de lijst verwijderen of bijwerken.
Afdrukken_ 104
Het tabblad Grafisch
Gebruik de opties op het tabblad Grafisch om de afdrukkwaliteit aan te
passen voor speciale afdrukbehoeften.
Documenttype
U kunt het documenttype bepalen. Met deze optie kunt u het
daadwerkelijke type van de originelen instellen.
Kleurenmodus
U kunt kleuropties kiezen. De instelling Kleur biedt gewoonlijk de beste
afdrukkwaliteit voor kleurendocumenten. Als u een gekleurd document
in grijstinten wilt afdrukken selecteert u Grijstinten.
Klik op Geavanceerd om de kleur handmatig in te stellen. Verplaats de
schuifregelaar voor kleurenbalans in het tabblad Niveaus om de kleur
aan te passen of klik op het tabblad Aanpassing voor de
kleurencorrectie van het stuurprogramma voor algemene verwerking
van afbeeldingen.
Klik op het vraagteken ( ) in de rechterbovenhoek van het venster
en klik op de optie waarover u meer informatie wilt weergeven.
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor
Niveaus of Aanpassing opnieuw ingesteld.
U kunt de afbeelding wijzigen die in de Geavanceerd optie
staat. Klik op de knop Afbeelding importeren en selecteer de
gewenste afbeelding.
Lettertype/tekst
Selecteer Duidelijke tekst om tekst donkerder af te drukken dan bij een
normaal document.
Schakel het selectievakje voor Alle tekst zwart in om in het zwart af te
drukken, ongeacht de kleur die op het scherm wordt weergegeven.
Geavanceerd
Klik op het vraagteken ( ) in de rechterbovenhoek van het venster
en klik op de optie waarover u meer informatie wilt weergeven.
Voor het PCL-printerstuurprogramma:
Voor het PS-printerstuurprogramma:
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor de
optie Geavanceerd opnieuw ingesteld.
Het tabblad Afwerking
Sorteeropties: Met deze optie kunt u de afdrukken gemakkelijk
sorteren.
- Geen: Hiermee schakelt u deze optie uit.
- Begin aangeven: Bij het afdrukken van meerdere kopieën
verschuift deze optie de uitvoerpositie van elke set.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de interne
afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Afdrukken_ 105
- Draaien: Bij het afdrukken van meerdere kopieën, worden de
afdrukken kruislings gestapeld in sets.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is
geïnstalleerd.
Deze functie is alleen beschikbaar bij afdrukmateriaal van
Letter- en A4-formaat.
Voordat u deze functie gebruikt, moet u het papier laden in
de laden met SEF (Short edge feed) en LEF (Long edge
feed). De richting van de papierinvoer in lade 1 is
bijvoorbeeld SEF, terwijl de richting van de papierinvoer in
lade 2 LEF is.
Nietopties: Met deze optie kunt u het aantal nietjes en de nietpositie
bepalen. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de optionele
interne afwerkeenheid is geïnstalleerd..
Opties voor uitvoerlade: Met deze optie kunt u de lade opgeven voor
de uitvoer van de afgedrukte documenten (zie
"Instellingen voor lade"
op pagina 48”).
Het tabblad Geavanceerd
Gebruik het tabblad Geavanceerd om verschillende afdrukopties in te
stellen.
Watermerk
zie "Watermerken gebruiken" op pagina 109.
Overlay
zie "Overlay gebruiken" op pagina 110.
Uitvoeropties
Afdrukvolgorde: met deze optie kunt u de volgorde instellen
waarin de pagina's zullen worden afgedrukt. Oneven pagina’s
afdrukken en Even pagina’s afdrukken zijn alleen beschikbaar
wanneer u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
Blanco pagina's overslaan: maakt het mogelijk een blanco of
gedrukt scheidingsvel aan transparanten toe te voegen.
Handmatige marge: Met deze optie kunt u de bindmarge opgeven.
De bindmarge past de bindpositie aan. Deze optie is niet
beschikbaar wanneer u het PS-printerstuurprogramma gebruikt.
PostScript-opties: Deze opties zijn alleen beschikbaar als u het PS
stuurprogramma gebruikt. Klik op het vraagteken (
) in de
rechterbovenhoek van het venster en klik op de optie waarover u
meer wilt weten.
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor de
optie Geavanceerd opnieuw ingesteld.
Beveiliging
Hiermee worden afdrukgegevens eerst gecodeerd en vervolgens
verzonden naar het apparaat. Met deze functie blijven de
afdrukgegevens beveiligd, zelfs als de gegevens worden onderschept
op een netwerk. De functie Taakcodering is alleen beschikbaar als een
harde schijf is geïnstalleerd in de printer. De harde schijf wordt gebruikt
om de afdrukgegevens te decoderen.
Taakaccountbeheer
Met deze opties kunt u afdrukken met de toegekende machtigingen.
Gebruikersmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen
gebruikers met gebruikermachtiging een afdruktaak starten.
Groepsmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen
groepen met groepsmachtiging een afdruktaak starten.
Klik op het vraagteken ( ) in de rechterbovenhoek van het
venster en klik op de optie waarover u meer informatie wilt
weergeven.
Administrators kunnen taakaccountbeheer inschakelen en
toestemmingen configureren op het bedieningspaneel of in
SyncThru™ Web Service. Raadpleeg de
beheerdershandleiding voor meer informatie over de
beheerders.
Afdrukken_ 106
Het tabblad Eco
In het tabblad Eco kunt u afdrukbronnen besparen en milieuvriendelijker
kopiëren. Als u Eco-afdruk selecteert, ziet u de ecoafbeelding (
) bij
bepaalde opties. Daarnaast zijn bepaalde opties niet beschikbaar voor
gebruik in de ecomodus.
Eco-opties
Standaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt
deze functie bepaald door de instelling die u op het
bedieningspaneel van het apparaat hebt opgegeven.
Geen: Hiermee schakelt u deze optie uit.
Eco-afdruk: activeert de ecomodus. Selecteer Dubbelzijdig
afdrukken, Lay-out, Kleurenmodus en Blanco pagina's
overslaan die u in de ecomodus wilt gebruiken. Zolang u de opties
van andere tabbladen niet wijzigt, wordt het document zoals
ingesteld in de ecomodus afgedrukt.
Wachtwoord: als de beheerder Geforceerd aan in Standaard
eco-modus voor dit apparaat instelt, is de ecomodus door de
eco-instelling van het apparaat altijd ingesteld, omdat de Eco-opties
van het printerstuurprogramma zijn uitgeschakeld. Als u de
afdrukinstellingen moet wijzigen, klikt u op Wachtwoord en vult u
het wachtwoord in of neem contact op met uw beheerder.
Resultaatsimulator
Resultaatsimulator toont het resultaat van de hoeveelheden
gereduceerde CO2-uitstoot, verbruikte elektriciteit en bespaard papier
als gevolg van de instellingen die u geselecteerd heeft.
De resultaten worden berekend op basis van een totaal aantal
van honderd pagina´s zonder blanco pagina, als de eco-modus
is uitgeschakeld.
Zie voor de berekeningscoëfficient met betrekking tot CO2,
energie en papier het IEA, het kengetal van het Japanse
ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie, en
www.remanufacturing.org.uk. Elk model gebruikt een ander
kengetal.
Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus verwijst naar het
gemiddelde verbruik tijdens afdrukken met dit apparaat.
De werkelijke bespaarde of verlaagde hoeveelheden kan
verschillen naargelang het gebruikte besturingssysteem,
computerkracht, programma´s, aansluitmethode, mediatype,
mediaformaat, complexiteit van de afdruktaak, enz.
Het tabblad Samsung
Gebruik het tabblad Samsung om de copyrightinformatie en het
versienummer van het stuurprogramma weer te geven. Als uw computer is
op internet is aangesloten, hebt u toegang tot de aanvullende
apparaatservices.
Afdrukmodus
Met deze optie kunt u kiezen of het bestand moet worden afgedrukt of
opgeslagen op de vaste schijf van het apparaat. De standaard
Afdrukmodus is Normaal. Hiermee kunt u afdrukken zonder het
afdrukbestand op de harde schijf op te slaan. U kunt deze optie ook in
andere tabbladen gebruiken.
Normaal: deze modus drukt uw document af zonder op te slaan.
Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van
vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord invoeren om het
document te kunnen afdrukken.
Opslaan: deze modus wordt alleen gebruikt voor het opslaan van
documenten op de harde schijf. Indien nodig kunt u opgeslagen
bestanden laden en afdrukken. U vindt het opgeslagen bestand bij
Opgeslagen doc.. Kies eerst een Opgeslagen document in Doelmap
en stel vervolgens de Opties in.
Opslaan en afdrukken: deze modus wordt gebruikt voor het gelijktijdig
afdrukken en opslaan van documenten. Indien nodig kunt u opgeslagen
bestanden laden en afdrukken. U vindt het opgeslagen bestand bij
Opgeslagen doc.. Kies eerst een Opgeslagen document in Doelmap
en stel vervolgens de Opties in.
Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand zoekt via het bedieningspaneel.
Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand zoekt via het bedieningspaneel. Automatisch
wordt de gebruikersnaam weergegeven waarmee u zich bij
Windows aanmeldt.
Afdrukken_ 107
Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het
Opgeslagen document Beveiligdis, moet u het wachtwoord voor
het Opgeslagen document invoeren. Deze optie wordt gebruikt om
een opgeslagen bestand te laden via het bedieningspaneel.
Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord ter bevestiging
opnieuw in.
De instelling favoriet gebruiken
Met de optie Favorieten die op elk tabblad maar niet op het tabblad
Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Om een item op te slaan bij uw Favorieten:
1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2. Typ in het invoervak Favorieten een naam voor deze instellingen.
3. Klik op . Vervolgens worden alle huidige
stuurprogramma-instellingen opgeslagen. Als u de door u aangemaakte
instelling wilt bijwerken, selecteert u meer opties en klikt u op .
Wilt u een als Favoriet opgeslagen set instellingen gebruiken, selecteer
dan in de keuzelijst Favorieten de naam waaronder u deze instellingen
hebt opgeslagen. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de
instellingen van de geselecteerde favoriet.
Als u een opgeslagen instelling wilt verwijderen, selecteert u deze in de
vervolgkeuzelijst Favorieten en klikt u op (
).
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook
herstellen door Standaard Favorieten te selecteren in de
vervolgkeuzelijst Favorieten.
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op de
optie waarover u meer informatie wilt weergeven. Er verschijnt een
pop-upvenster met informatie over de functie van die optie waarover het
stuurprogramma beschikt.
Als het vraagteken niet verschijnt, selecteert u de optie waarover u meer wilt
weten en drukt u op F1 op uw toetsenbord.
Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een sleutelwoord, klikt u op
het tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en voert u een sleutelwoord in op de invoerregel van de optie
Help.
Apparaatopties instellen
Wanneer u de optionele apparaten zoals de optionele dubbele
cassette-invoer, interne afwerkeenheid, etc. installeert, detecteert het
apparaat automatisch de optionele apparaten. Als u de optionele apparaten
die u installeerde niet kunt gebruiken in deze driver, kunt u de optionele
apparaten instellen inApparaatopties. Met taakaccountbeheer kunt u met
de gegeven machtiging afdrukken.
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
Voor PS-stuurprogramma selecteert u het PS-stuurprogramma en
klikt u op de rechtermuisknop om de Eigenschappen te openen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen
van printer in het snelmenu.
Als het item Eigenschappen van printer een -markering bevat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s selecteren die met de
geselecteerde printer zijn verbonden.
5. Apparaatopties selecteren.
Het venster Eigenschappen kan variëren afhankelijk van het
stuurprogramma of besturingssysteem dat u gebruikt.
6. Selecteer de juiste optie.
Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u heeft geïnstalleerd. U
kunt de Lade 3, 4 (dubbele cassette-invoer) selecteren.
Afwerkingsopties: Selecteer de optionele afwerkeenheid die u
hebt geïnstalleerd.
Administratorinstellingen: U kunt de Printerstatus en
EMF-spooling selecteren.
Geavanceerd: Selecteer één van de opties. Deze optie is alleen
beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt. Klik op
het vraagteken (
) in de rechterbovenhoek van het venster en
klik op de optie waarover u meer wilt weten.
Als u op Opnieuw instellen klikt, worden de
standaardinstellingen voor Geavanceerd opnieuw ingesteld.
Ander lettertype: toont de vervangingstabel voor lettertypen en de
opties voor het wijzigen van de TrueType-naar-printer
lettertypetoewijzing. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Taakaccountbeheer: Hiermee kunt u de gebruiker koppelen aan
de accountidentificatie-informatie bij elk document dat u afdrukt.
- Gebruikersmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen
alleen gebruikers met gebruikermachtiging een afdruktaak
starten.
- Groepsmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen
groepen met groepsmachtiging een afdruktaak starten.
Als u het wachtwoord voor taakaccountbeheer wilt
coderen, vinkt u Wachtwoordcodering
taakaccountbeheer aan.
Administrators kunnen taakaccountbeheer inschakelen en
toestemmingen configureren op het bedieningspaneel of in
SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie
over de beheerders, raadpleeg de beheerdershandleiding.
7. Klik op OK totdat u het venster Eigenschappen of Eigenschappen van
printer verlaat.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer:
"Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier"
op pagina 108.
"Posters afdrukken" op pagina 108.
"Afdrukken op beide zijden van het papier" op pagina 108.
"Het formaat van uw document wijzigen" op pagina 109.
Afdrukken_ 108
"Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op
pagina 109.
"Watermerken gebruiken" op pagina 109.
"Overlay gebruiken" op pagina 110.
Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u
meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de
door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s
afdrukken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina's per zijde in
de vervolgkeuzelijst Type.
3. Schakel het selectievakje Paginakader in als u rond elke pagina op het
vel een kader wilt afdrukken.
4. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u
per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16).
5. Selecteer indien nodig de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde.
6. Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat, Invoer en
Type.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 4, 9
of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt kleven om er zo
een poster van te maken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Selecteer de gewenste paginaopmaak.
Specificatie van de paginaopmaak:
4. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in
millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het
tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te
kunnen plakken.
5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat, Invoer en
Type.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
7. U kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven.
Afdrukken op beide zijden van het papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (duplex). Voor u
afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U
kunt deze functie alleen gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal,
Oficio, US Folio, A4, ISO B5, JIS B5, Statement, Executive, A5, 8K, 16K,
Ledger of JIS B4.
Het wordt afgeraden dubbelzijdig af te drukken op speciale
afdrukmedia, zoals etiketten, enveloppen of dik papier. Dit kan een
papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
2. Klik op het tabblad Basis.
3. Selecteer in de sectie Dubbelzijdig afdrukken de gewenste bindoptie.
Standaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt
deze functie bepaald door de instelling die u op het
bedieningspaneel van het apparaat hebt opgegeven. Deze optie is
alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij
boekbinden wordt gebruikt.
Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor
kalenders wordt gebruikt.
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: Schakel deze optie in om de
afdrukvolgorde om te keren bij het dubbelzijdig afdrukken.
4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat, Invoer en
Type.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Afdrukken_ 109
Het formaat van uw document wijzigen
U kunt de grootte van een document wijzigen, zodat de inhoud op de
afgedrukte pagina's groter of kleiner wordt weergegeven door het gewenste
verkleinings- of vergrotingspercentage in te voeren.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
2. Klik op het tabblad Papier.
3. Selecteer het daadwerkelijke papierformaat van de originelen bij
Oorspronk. formaat.
4. Geef in het invoervak Percentage de schaalfactor op.
U kunt ook op de pijl-omlaag/pijl-omhoog te klikken om de schaalfactor
te selecteren.
U kunt deze functie niet gebruiken wanneer u een papiergrootte
selecteert in Uitvoerformaat.
5. Selecteer Invoer en Type.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Een document aan een bepaald papierformaat
aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst
papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Deze optie kan
nuttig zijn als u de fijne details van een klein document wilt bekijken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
2. Klik op het tabblad Papier.
3. Selecteer de actuele papiergrootte van de originelen in de Oorspronk.
formaat.
4. Selecteer de in de lade af te drukken papiergrootte in Uitvoerformaat.
5. Selecteer Invoer en Type.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Watermerken gebruiken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document. U gebruikt de optie bijvoorbeeld om in grote grijze letters
"DRAFT" of "CONFIDENTIAL" diagonaal op de eerste pagina of op alle
pagina’s van een document af te drukken.
Er zijn verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat
worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u kunt er nieuwe
aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste
watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een watermerk maken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
2. Op het tabblad Geavanceerd selecteert u Bewerken... in de
keuzelijst Watermerk.
3. Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in. U kunt maximaal 256
tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
weergegeven.
Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt, wordt het
watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4. Watermerkopties selecteren.
U kunt de naam, stijl, kleur, grootte en grijswaarde van het lettertype
selecteren in het gedeelte Tekenstijl, en de hoek van het watermerk
instellen in het gedeelte Hoek watermerk.
5. Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst Huidige
watermerken toe te voegen.
6. Wanneer u klaar bent met bewerken klikt u op OK of Afdrukken tot
u het menu Afdruk verlaat.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken selecteert u Geen in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
Een watermerk bewerken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Afdrukken_ 110
Een watermerk verwijderen
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
verwijderen en klik op de knop Wissen.
4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Overlay gebruiken
Deze optie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma
gebruikt.
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die in een speciale
bestandsindeling zijn opgeslagen op de vaste schijf van de computer en
die in een willekeurig document kunnen worden afgedrukt. Overlays
worden vaak gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren en papier
met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een
overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een
brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen
voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt het
briefhoofd gewoon als overlay op uw document af.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding.
1. Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de
overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies
op de plaats staat waar deze als overlay moet worden afgedrukt.
2. Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document
als een overlay wilt opslaan (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 102).
3. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Tekst.
4. Klik in het venster Overlay bewerken op Maken.
5. Typ een naam (maximaal acht tekens) in het vak Opslaan als in het
venster Bestandsnaam. Selecteer, indien nodig, de map waarin u
het overlaybestand wilt opslaan (standaard is dit de map
C:\Formover).
6. Klik op opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
8. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het bestand wordt opgeslagen op
de vaste schijf van uw computer.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat
van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen
overlay met een watermerk.
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt kan deze met uw document worden
afgedrukt. Dit doet u als volgt:
1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 102).
3. Klik op het tabblad Geavanceerd.
4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst
voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt u op Laden.
Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Laden.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays.
6. Schakel, indien nodig, het selectievakje Overlay bevestigen voor
afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt er telkens
als u een document naar de printer verzendt, een berichtvenster
weergegeven, waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een
overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is
geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document
afgedrukt.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die
van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Een paginaoverlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het
tabblad Geavanceerd.
2. Selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Tekst.
3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
4. Klik op Wissen.
5. Als er een venster wordt weergegeven waarin u om bevestiging
wordt gevraagd, klikt u op Ja.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Direct Printing Utility gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met Direct Printing Utility
PDF-bestanden kunt afdrukken zonder ze te openen.
Uw apparaat moet beschikken over een vaste schijf om
PDF-bestanden af te drukken met dit programma.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking
uit en probeer opnieuw af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord
worden beschermd. Schakel de wachtwoordfunctie uit en probeer
opnieuw af te drukken.
Of een PDF-bestand al dan niet afgedrukt kan worden met behulp
van het hulpprogramma Direct afdrukken hangt af van de manier
waarop het PDF-bestand werd gemaakt.
Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt
PDF-versie 1.7 en ouder. Bestanden van een hogere versie moet
u openen om te kunnen afdrukken.
Afdrukken_ 111
Wat is het Hulpprogramma direct afdrukken?
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden
rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze
bestanden hoeft te openen. De gegevens worden via de Windows-spooler
en de poort van het printerstuurprogramma verzonden. Alleen
PDF-documenten worden ondersteund.
Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Geavanceerde installatie
-> Aangepaste installatie en schakelt u het selectievakje voor het
programma in tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
Bezig met afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het
Hulpprogramma Direct afdrukken.
Vanaf het venster Hulpprogramma Direct afdrukken
1. Selecteer in het menu Start Programma's of Alle programma's >
Samsung Printers > Direct Printing Utility > Hulpprogramma
Direct afdrukken.
2. Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en
klik op Bladeren.
3. Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen.
Het PDF-bestand wordt nu toegevoegd in het gedeelte Bestanden
selecteren.
4. Pas de printerinstellingen naar wens aan.
5. Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
Via het contextmenu
1. Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en
kies Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. Het
PDF-bestand is hierin al toegevoegd.
2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
3. Pas de printerinstellingen naar wens aan.
4. Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer
verzonden.
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het
printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom
raden wij u aan eerst alle afdrukinstellingen in uw programma te
wijzigen en alleen de instellingen die u daar niet vindt aan te passen in
het printerstuurprogramma.
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. Druk in Windows 2000, XP, 2003 en Vista op Voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in het snelmenu.
Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken
staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de
geselecteerde printer selecteren.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6. Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1. Klik op het menu Start van Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Selecteer uw apparaat.
4. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaard instellen.
Als u Windows 7 of Windows Server 2008 R2 gebruikt en bij het
item Als standaard instellen het teken staat, kunt u andere
printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
Afdrukken_ 112
1. Schakel het selectievak Afdrukken naar bestand in het venster Afdruk
in.
2. Klik op Afdruk.
3. Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert, wordt het bestand
automatisch opgeslagen in Mijn documenten, Documents and
Settings of Gebruikers. De opslagmap kan verschillen,
afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte
programma.
Afdrukken vanaf een Mac
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u moet afdrukken vanaf een
Macintosh-computer.
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Mac, moet u in elke toepassing die u gebruikt de
instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg de
onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Mac:
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
3. Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en zorg
ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4. Open het menu Bestand en klik op Druk af.
5. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6. Klik op Druk af.
Optionele apparaten of accessoires activeren
Na het installeren van optionele apparaten of accessoires, moet u de opties
activeren.
1. Open Systeemvoorkeuren en klik op Afdrukken en faxen.
2. Selecteer uw apparaat en klik op Opties en toebehoren….
3. Selecteer Besturingsbestand en stel de vereiste opties in.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties van uw printer gebruiken.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De
apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven,
wijkt mogelijk af afhankelijk van het gebruikte apparaat. Het
printereigenschappenvenster is afgezien van de naam vergelijkbaar met het
onderstaande venster.
De instellingsopties kunnen verschillen afhankelijk van de printer
en de Mac OS X-versie.
De volgende vensters kunnen verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.
Het volgende venster is het eerste venster dat u ziet wanneer u het
printereigenschappenvenster opent. Selecteer andere geavanceerde
functies in de vervolgkeuzelijst.
Lay-out
Op het tabblad Lay-out vindt u opties waarmee u de afdruklay-out van
het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één vel
papier afdrukken. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst.
Afdrukken_ 113
Pagina's per vel: Hier kunt u aangeven hoeveel pagina’s op één
vel papier moeten worden afgedrukt (zie
"Bezig met afdrukken
meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 114).
Lay-outrichting: Met deze optie kunt u de afdrukrichting op een
pagina bepalen, vergelijkbaar met de voorbeelden op de
gebruikersinterface.
Rand: hiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader wilt
afdrukken.
Dubblezijdig: Met deze optie kunt u op beide zijden van een vel
papier afdrukken (zie
"Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 114).
Keer paginarichting om: Hiermee kunt u het papier 180 graden
draaien.
Grafisch
Het tabblad Grafisch bevat opties voor het selecteren van Kwaliteit.
Selecteer Grafisch in de vervolgkeuzelijst.
Kwaliteit: met deze optie stelt u de afdrukresolutie in. Hoe hoger de
instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden afgedrukt.
Als u een hoge instelling selecteert, kan het iets langer duren
voordat het document is afgedrukt.
Kleurmodus: u kunt de kleuropties instellen. De instelling Gekl.
papier biedt gewoonlijk de beste afdrukkwaliteit voor documenten in
kleur. Als u een gekleurd document in grijstinten wilt afdrukken
selecteert u Grijstinten.
Taakaccountbeheer
Met deze opties kunt u afdrukken met de toegekende machtigingen.
Accountingtype: U kunt een door uw systeembeheerder
opgegeven accounttype selecteren.
- Accounts: U kunt afdrukverificatie inschakelen op basis van
een gebruikers-id en een wachtwoord.
- Alleen id: U kunt afdrukverificatie inschakelen op basis van
alleen een gebruikers-id.
Gebruikersmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen
gebruikers met gebruikermachtiging een afdruktaak starten.
Groepsmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen
groepen met groepsmachtiging een afdruktaak starten.
Als u het wachtwoord voor taakbeheer wilt coderen, raadpleegt
u de help
links onderaan in het printerinstellingenpaneel.
Administrators kunnen taakaccountbeheer inschakelen en
toestemmingen configureren op het bedieningspaneel of in
SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over
de beheerders, raadpleeg de beheerdershandleiding.
Taakinstellingen
Met deze optie kunt u kiezen hoe het bestand moet worden afgedrukt
met behulp van de vaste schijf van uw apparaat. Met deze optie kunt u
kiezen hoe het bestand moet worden afgedrukt of opgeslagen met
behulp van de vaste schijf van uw apparaat.
Afdrukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal.
- Normaal: deze modus drukt uw document af zonder op te slaan.
- Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken
van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord
invoeren om het document te kunnen afdrukken.
- Opslaan: deze modus wordt alleen gebruikt voor het opslaan
van documenten op de harde schijf. Indien nodig kunt u
opgeslagen bestanden laden en afdrukken. U vindt het
opgeslagen bestand bij Opgeslagen doc. (zie
"Documenten
opslaan in Opgeslagen documenten" op pagina 94).
- Opslaan en afdrukken: deze modus wordt gebruikt voor het
gelijktijdig afdrukken en opslaan van documenten. Indien nodig
kunt u opgeslagen bestanden laden en afdrukken. U vindt het
opgeslagen bestand bij Opgeslagen doc. (zie
"Documenten
opslaan in Opgeslagen documenten" op pagina 94).
- Afdrukschema: gebruik deze optie om een specifieke tijd voor
het afdrukken van de taak in te voeren. Dit is handig om grote
hoeveelheden gegevens af te drukken of wanneer u al uw taken
gelijktijdig wilt afdrukken. selecteer de datum en tijd voor het
afdrukken. Gebruikersnaam en Taaknaam worden gebruikt als
u een opgeslagen bestand moet vinden via het
bedieningspaneel.
Afdrukken_ 114
Afdrukken om: selecteer de datum en tijd voor het afdrukken.
Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand zoekt via het bedieningspaneel. Zodra de
gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, wordt automatisch zijn
gebruikersnaam weergegeven.
Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand zoekt via het bedieningspaneel.
Printerfuncties
Afwerking: U kunt de uitvoeropties voor afdrukken selecteren,
zoals nieten, offset, etc. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer
de optionele interne afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Boekje afdrukken: Met deze functie kunt u een document op beide
zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo
gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om
een boekje te maken. Bepaalde opties in Boekje afdrukken zijn
uitsluitend beschikbaar als de optionele standaard afwerkeenheid of
de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Voorkant omslag: drukt het document af met een voorblad. Het
voorblad kan een blanco pagina zijn of de eerste pagina van het
document.
Achterkant omslag: drukt het document af met een achterblad. Het
achterblad kan een blanco pagina zijn of de laatste pagina van het
document.
Voor/achterkant omslag: drukt het document af met een voorblad
en een achterblad. Het voor- en achterblad kunnen blanco pagina’s
zijn of de eerste en laatste pagina van het document.
Papiertype: Met deze optie kunt u instellen welk papertype zich in
de lade bevindt van waaruit u wilt afdrukken. Op die manier bekomt
u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmedia plaatst
moet u het overeenkomstige papiertype te selecteren.
Rand verbetering: met deze optie kunt u tekstranden en fijne lijnen
accentueren voor een betere leesbaarheid.
RGB-kleurensimulator: met deze instelling kunt u instellen hoe
kleuren worden weergegeven. Standaard is de meest gebruikte
instelling, waarbij de kleurtoon het dichtst die van een
standaardmonitor (sRGB-monitor) benadert. De modus Levendig is
geschikt voor het afdrukken van presentatiegegevens en grafieken.
De kleurtoon van de modus Levendig levert kleurafbeeldingen op
die meer Levendig zijn dan de Standaardmodus. De modus
Apparaat wordt het best gebruikt voor het afdrukken van fijne lijnen,
kleine tekens en tekeningen in kleur. De kleurtoon van de modus
Apparaat kan verschillen van de kleurtoon van het beeldscherm. De
zuivere tonerkleuren worden gebruikt voor het afdrukken van cyaan,
magenta en geel. Huisstijl is de meest gebruikelijke kleurinstelling
voor bedrijfstoepassingen.
Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1. Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand.
2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in de
vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina’s dat u op één vel
papier wilt afdrukken.
3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
4. Klik op Druk af, waarna de printer het geselecteerde aantal pagina’s
afdrukt dat u op één vel papier wilt afdrukken.
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voordat u dubbelzijdig
afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De
bindopties zijn:
Lange kant binden. dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden
wordt gebruikt.
Korte kant binden. deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders.
1. Selecteer in uw Mac-toepassing Druk af in het menu Bestand.
2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand.
3. Selecteer een bindrichting bij Dubblezijdig.
4. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
5. Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af.
Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en de tweede
kopie op hetzelfde vel papier worden afgedrukt. Vermijd op beide
zijden van het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt.
Afdrukken_ 115
Afdrukken in Linux
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar.
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw
printer afdrukken.
1. Open een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2. Selecteer rechtstreeks Print via LPR.
3. Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI en
klik op Properties.
4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden
weergegeven.
General: met deze optie kunt u papierformaat en -type alsook de
afdrukstand van de documenten wijzigen. Hiermee kunt u de functie
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, scheidingspagina’s toevoegen
en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Text: hier kunt u de paginamarges opgeven en tekstopties instellen,
zoals regelafstand en kolommen.
Graphics: op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het
afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of
positie van de afbeelding.
Advanced: op dit tabblad kunt u de afdrukresolutie, papierinvoer en
bestemming instellen.
5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6. Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
7. Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak
controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. U
kunt dat met het CUPS LPR-hulpgramma, maar het programma uit het
besturingsbestand vervangt het standaard LPR-hulpprogramma door een
veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1. Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en
druk op Enter.
Als u alleen LPR typt en op Enter drukt, wordt eerst het venster Select
file(s) to print weergegeven. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op Open.
2. In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt u
de eigenschappen van de afdruktaak.
3. Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1. Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2. Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3. Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General: hier kunt u de locatie en naam van de printer wijzigen. De
naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de
printerlijst in Printers configuration.
Connection: hiermee kunt u een andere poort bekijken of
selecteren. Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in
parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort
van het apparaat op dit tabblad opnieuw configureren.
Afdrukken_ 116
Driver: op dit tabblad kunt u een ander apparaatstuurprogramma
bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van
het apparaat wilt instellen.
Jobs: hiermee geeft u de lijst met afdruktaken weer. Klik op Cancel
job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het
selectievakje Show completed jobs in om een lijst met vorige
afdruktaken weer te geven.
Classes: Hiermee kunt u uw apparaatklasse weergeven. Klik op
Add to Class om uw machine aan een specifieke klasse toe te
voegen of klik op Remove from Class om uw machine uit de
geselecteerde klasse te verwijderen.
4. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer
Properties.
Afdrukken in UNIX
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar.
Doorgaan met de afdruktaak
Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst of PS-bestand om
af te drukken.
1. Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit.
U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken.
printui document1
Hiermee wordt Print Job Manager van het
UNIX-printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan instellen.
2. Selecteer een printer die reeds is toegevoegd.
3. Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection.
4. Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u nodig hebt.
Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties
die uw printerstuurprogramma biedt.
5. Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak.
Printerinstellingen wijzigen
Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties.
De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor
OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel.
Het tabblad General
Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat
instellen op A4, Letter of andere papierformaten.
Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit
de keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick.
Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet
worden. De standaardinstelling is Auto Selection.
Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie
wordt afgedrukt op een pagina.
Duplex: U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken als u
papier wilt besparen.
Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk
niet beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief
kunt u het lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken
voor het afdrukken van even en oneven pagina's.
Multiple pages: Hiermee drukt meerdere pagina’s af op één vel
papier.
Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen (bv.:
Single-line hairline, Double-line hairline).
Het tabblad Image
Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een
afbeelding op uw document wijzigen.
Het tabblad Text
Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in.
Het tabblad Margins
Use Margins: hiermee stelt u de marges van het document in. De
marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges
instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen.
Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde
papierformaat.
Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of
centimeters.
Het tabblad Printer-Specific Settings
Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om
verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor
de printer en afhankelijk van het PPD-bestand.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 117
9.Een USB-geheugenapparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Informatie over het USB-scherm
Over een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
USB-geheugen beheren
Informatie over het USB-scherm
Als u de USB-functie wilt gebruiken, drukt u op USB op het scherm.
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een USB-geheugenapparaat
aan te sluiten op de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
USB-weergave: Toont informatie over de map of het bestand.
: hiermee gaat u terug naar het hogerliggende menu.
: maakt een nieuwe map aan op het USB-geheugenapparaat.
: wijzigt de naam van de geselecteerde map of bestand.
: verwijdert de geselecteerde map of het geselecteerde bestand.
: formatteert het USB-geheugenapparaat.
: u kunt bestanden die opgeslagen zijn op een
USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, JPEG-
PDF- en PRN-bestanden afdrukken (zie "Afdrukken vanaf een
USB-geheugenapparaat" op pagina 118).
: Naar USB scannen wordt gebruikt (zie "Scannen naar een
USB-geheugenapparaat" op pagina 82).
Over een USB-geheugenapparaat
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s,
hoge-resolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of
verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een
USB-geheugenapparaat:
documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan,
adrukken vanaf een USB-geheugenapparaat,
het USB-geheugenapparaat formatteren.
Uw apparaat ondersteunt USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en
sectoren van 512 bytes.
Controleer het bestandssysteem van het USB-geheugenapparaat van uw
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat over een connector met
een metalen afscherming beschikt.
A B
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 118
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat een
compatibiliteitscertificaat heeft, anders herkent uw apparaat het mogelijk
niet.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw
apparaat.
Sluit het USB-geheugenapparaat niet aan op andere poorten dan de
poorten die in de afbeelding hieronder zijn weergegeven. Als u het
USB-geheugenapparaat op een andere poort aansluit, geeft het
apparaat een waarschuwingsmelding op het scherm weer.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet als het in gebruik is.
Schade veroorzaakt door onjuist gebruik valt niet onder de
garantie.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw apparaat
het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van het USB-geheugenapparaat voor meer
informatie over deze functies.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, JPEG- en PRN-bestanden afdrukken.
U kunt 50 bestanden selecteren en alle geselecteerde bestanden in één
keer afdrukken.
Bestandstypen die door de USB-afdrukoptie worden ondersteund:
PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel. PRN-bestanden kunnen worden
gemaakt door het selectievakje Afdrukken naar bestand in te
schakelen voor het afdrukken. Het document wordt dan niet afgedrukt,
maar als een PRN-bestand opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op
deze wijze zijn gemaakt kunnen rechtstreeks vanaf het
USB-geheugenapparaat worden afgedrukt (zie
"Afdrukken naar een
bestand (PRN)" op pagina 111).
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
PDF: PDF 1.7 en ouder
XPS: .
In geval van 8-bits CMYK JPEG-bestanden moet de taak worden
geannuleerd.
Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat:
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
gegevens in die erop zijn opgeslagen (zie
"Over een
USB-geheugenapparaat" op pagina 117).
Het apparaat kan een niet-geformatteerd
USB-geheugenapparaat niet detecteren. Formatteer en steek
het USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort van uw
apparaat.
Het apparaat kan het USB-geheugenapparaat niet detecteren
als het apparaat zich in de energiebesparende modus bevindt.
Wacht tot het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en sluit
vervolgens het USB-geheugenapparaat opnieuw op de
USB-geheugenpoort van uw apparaat aan.
Het apparaat heeft twee USB-geheugenpoorten. Als er al een
USB-geheugenapparaat op één van de poorten is aangesloten
en u een USB-geheugenapparaat op een andere poort
aansluit, zal het apparaat deze laatste niet detecteren.
Verwijder het als eerste geplaatste USB-geheugenapparaat en
sluit vervolgens het gewenste USB-geheugenapparaat aan op
de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Het apparaat geeft alle bestanden op het USB-geheugenapparaat weer.
Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken. U kunt ook meerdere
bestanden selecteren als u een aantal bestanden wilt afdrukken.
Of druk op de naam van de map waarin het bestand zich
bevindt. Druk vervolgens op Selecteren.
Als het pdf-bestand dat u hebt geselecteerd met een
wachtwoord is beveiligd, moet u het wachtwoord kennen om
het af te drukken. Voer het wachtwoord in wanneer het
apparaat daarom vraagt. Als u het wachtwoord niet kent, wordt
de afdruktaak geannulleerd.
4. Druk op Afdrukk..
5. Druk op de juiste optie.
Exempl.: hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren.
Kleurmodus: selecteert de kleurmodus van de kopieën.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 119
Dubbelzijdig: selecteert het apparaat voor dubbelzijdig kopiëren.
Auto aanpassen: hiermee kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
geselecteerd papierformaat, ongeacht de grootte van het document.
Selecteer een lade en druk op Aan.
Papierinvoer: selecteert de papierlade met het af te drukken
papier.
Uitvoer: stelt de verschillende uitvoeropties van het apparaat in
zoals uitvoeropties voor kopiëren (zie
"De vorm van het gekopieerde
resultaat bepalen" op pagina 55).
6. Druk op de knop Start om het bestand af te drukken.
7. Druk op om naar het vorige scherm terug te keren.
8. Na het afdrukken kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen. Druk op USB.
USB-geheugen beheren
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt
verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Bevestig dan dat u de data niet meer nodig hebt
alvorens deze te verwijderen.
USB-geheugenapparaat formatteren
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Druk op Formatteren.
4. Druk op OK wanneer het bevestigingsscherm wordt weergegeven.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Het apparaat toont alle bestanden op het USB-geheugenapparaat.
Druk op het bestand dat u wilt verwijderen.
Of druk op de naam van de map waarin het bestand zich bevindt.
Druk vervolgens op Selecteren.
4. Druk op Verwijd..
5. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Beheerprogramma’s_ 120
10.Beheerprogramma’s
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Easy Capture Manager
Samsung AnyWeb Print
Easy Eco Driver
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
Samsung Printer Status gebruiken
Werken met Samsung Easy Document Creator
Unified Driver Configurator in Linux gebruiken
Easy Capture Manager
Alleen beschikbaar voor gebruikers met
Windows-besturingssystemen.
Maak een schermafbeelding en start Easy Capture Manager door op de
toets Scherm afdrukken te drukken. U kunt nu gemakkelijk uw
schermafbeelding onbewerkt of bewerkt afdrukken.
Samsung AnyWeb Print
Alleen beschikbaar voor Windows- en Mac OS X-gebruikers.
Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows Internet Explorer
een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel
eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start >
Alle programma's > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print >
Download the latest version om naar de website te gaan waar u het
hulpprogramma kunt downloaden.
Easy Eco Driver
Alleen beschikbaar voor gebruikers met
Windows-besturingssystemen.
Met Easy Eco Driver kunt u ecofuncties toepassen om papier en toner te
besparen voordat u afdrukt. Als u deze toepassing wilt gebruiken, moet u
het selectievakje Easy Eco Driver starten voordat taak wordt afgedrukt
in de printereigenschappen inschakelen.
Met Easy Eco Driver kunt u ook eenvoudige bewerkingen uitvoeren, zoals
het verwijderen van afbeeldingen en tekst, het wijzigen van lettertypen, en
meer. U kunt instellingen die u vaak gebruikt, opslaan als voorinstelling.
Gebruiken:
1. Open een document dat u wilt afdrukken.
2. Druk het document af.
3. Selecteer de opties die u wilt toepassen op het document.
U kunt een voorbeeld van de toegepaste functies bekijken.
4. Klik op Afdrukken.
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het
model of de extra opties.
Alleen beschikbaar voor Windows- en Mac OS X-gebruikers.
Voor Samsung Easy Printer Manager is minimaal Microsoft
Internet Explorer 6.0 of hoger vereist.
Samsung Easy Printer Manager is een programma waarbinnen alle
printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht zijn.
Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met
omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze
functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw
Samsung-printer. Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende
interfaces waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een
interface voor gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de twee
interfaces is eenvoudig: klik gewoon op een knop.
Informatie over Samsung Easy Printer Manager
Openen van het programma:
Voor Windows:
Kies Start > Programma's of Alle programma's > Samsung Printers >
Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy Printer Manager.
Voor de Mac,
Open de map Toepassingen > de map Samsung > Samsung Easy
Printer Manager.
De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende
kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
Beheerprogramma’s_ 121
Selecteer het menu Help of klik op de knop in het venster, en klik
op de optie waar u meer over wilt weten.
Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van
het netwerk en de printers.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
Apparaatinstellingen
U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling,
emulatie, netwerk en afdrukinformatie instellen.
Instellingen voor scannen naar pc
Dit menu bevat instellingen waarmee u profielen voor scannen naar pc
kunt maken of verwijderen.
Scannen activeren: Hiermee bepaalt u of de scanfunctie is
ingeschakeld op het apparaat.
Het tabblad Standaard: Dit tabblad bevat algemene scan- en
apparaatinstellingen.
Het tabblad Afbeelding: Dit tabblad bevat instellingen voor
beeldbewerking.
Instellingen voor faxen naar pc
Dit menu bevat instellingen voor de basisfaxfunctie van het
geselecteerde apparaat.
Uitschakelen: Als Uitschakelen is ingesteld op Aan, worden
binnenkomende faxen niet ontvangen op dit apparaat.
Faxontvangst op apparaat inschakelen: Hiermee kunt u faxen op
het apparaat inschakelen en meer opties voor de faxfunctie instellen.
Waarschuwingsinstellingen (alleen voor Windows)
Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over
fouten en storingen.
Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot
wanneer waarschuwingen ontvangen worden.
E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het
ontvangen van waarschuwingen via e-mail.
Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met
betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de
toner.
Taakaccountbeheer
Levert een overzicht van informatie over de verdeling van afdruktaken
per specifieke gebruiker. Deze verdeling kan aangemaakt en toegepast
worden op op apparaten via taakaccountancysoftware zoals
SyncThru™ of de CounThru™ administratiesoftware.
Samsung Printer Status gebruiken
Samsung Printer Status is een programma dat de status van de printer
controleert en u daarvan op de hoogte houdt.
Het venster Samsung Printer Status en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
1
Printerlijst De printerlijst geeft printers weer die geïnstalleerd
zijn op uw computer en netwerkprinters die zijn
toegevoegd met netwerkverkenning (alleen in
Windows).
2
Printerinformat
ie
In dit kader staat algemene informatie over uw
apparaat. U kunt deze informatie controleren, zoals
de naam van het printermodel, het IP-adres (of
poortnummer) en de printerstatus.
U kunt de Handleiding online bekijken.
Knop Problemen oplossen: Deze knop
verandert in Probleemoplossingsgids als er
een fout optreedt. U kunt direct naar het
desbetreffende deel in de
gebruikershandleiding gaan.
3
Programma-in
formatie
Bevat koppelingen voor overschakelen naar
geavanceerde instellingen, voorkeursinstellingen,
hulp en informatie over het programma.
Met de knop kunt u de interface
wijzigen in de interface voor gevorderde
gebruikers (zie
"Overzicht interface
instellingen voor gevorderde gebruikers" op
pagina 121).
4
Snelkoppeling
en
Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke
functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar
toepassingen in de geavanceerde instellingen.
Als u op uw apparaat verbinding maakt met
een netwerk, wordt het pictogram
SyncThru™ Web Service ingeschakeld.
5
Inhoud Toont informatie over de geselecteerde printer, het
niveau van de toner en het papier. De informatie
wijzigt naargelang de gekozen printer. Niet alle
apparaten beschikken over deze functie.
6
Benodigdhede
n bestellen
Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om
verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online
reservetonercassette(s) bestellen.
Beheerprogramma’s_ 122
apparaat (zie "Systeemvereisten" op pagina 173).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met
Windows-besturingssystemen.
Overzicht Samsung Printer Status
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout
controleren in Samsung Printer Status. Samsung Printer Status wordt
automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
U kunt Samsung Printer Status ook handmatig opstarten. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de
knop Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Werken met Samsung Easy Document Creator
Samsung Easy Document Creator is een programma dat u helpt bij het
scannen, verzamelen en bewaren van documenten in verschillende
formaten, inclusief het .epub formaat. Deze documenten kunnen vervolgens
via sociale netwerken of fax worden gedeeld. Of u nu als student
onderzoeksgegevens uit de bibliotheek moet ordenen of als moeder foto's
van het verjaardagsfeestje van vorig jaar wil delen, met Easy Document
Creator beschikt u over alle benodigde hulpmiddelen.
Alleen beschikbaar voor gebruikers met
Windows-besturingssystemen.
U hebt minimaal Windows XP of recenter en Internet Explorer 6.0
of hoger nodig om met Samsung Easy Document Creator te
kunnen werken.
Samsung Easy Document Creator wordt automatisch
geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) rechtsboven in het
venster en de optie waarover u meer wilt weten.
Samsung Easy Document Creator begrijpen
Openen van het programma:
Selecteer Start > Programma's of Alle programma's > Samsung
Printers > Samsung Easy Document Creator > Samsung Easy
Document Creator.
De Samsung Easy Document Creator-interface bestaat uit verschillende
gedeelten die in de onderstaande tabel worden beschreven:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
Pictog
ram
betekent Omschrijving
Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik en er
zijn geen fouten of waarschuwingen.
Waarschuwing Het apparaat is in een toestand waarin er in
de toekomst een fout kan optreden. Dit is
bijvoorbeeld als het niveau van de toner
laag is, wat kan leiden tot de
toner-leegstatus.
Fout Er is minstens één fout in het apparaat.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Optie U kunt instellingen voor waarschuwingen
gerelateerd aan afdruktaken opgeven.
3
Benod.
bestellen
U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
4
User’s Guide U kunt de Gebruikershandleiding online bekijken.
Deze knop verandert in Troubleshooting
Guide als er een fout optreedt. U kunt
direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
5
Sluiten Sluit het venster.
1
(Informatie)
Klik op de knop Informatie voor de
versie-informatie van het programma.
(Help)
Klik op de knop Help voor informatie over de
opties die u wilt gebruiken.
Beheerprogramma’s_ 123
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) rechtsboven in het
venster en de optie waarover u meer wilt weten.
Functies gebruiken
Scannen
1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2. Klik op Scannen in het startscherm.
3. Selecteer de scanmethode of een favoriet en klik op Starten.
4. Pas de afbeelding aan met de opties (Scaninstellingen en Meer
opties).
5. Klik op Scannen om een definitieve afbeelding te scannen of op
Voorbeeldscan om eerst nog een voorbeeld te zien te krijgen.
6. Selecteer Opslaan op locatie, Verzenden via e-mail of Verzenden
naar SNS.
7. Klik op Opslaan (een scan opslaan), Verzenden (een scan
e-mailen) of Delen (Uploaden).
Als er ruimte is op de glasplaat, kan er meer dan één item
tegelijkertijd worden gescand. Gebruik het hulpmiddel
om
meerdere selectiegebieden te kiezen.
Snel scannen
Snel scannen configureren
Ga als volgt te werk om de snelscanopties in te stellen:
1. Klik op Configuratie in het startscherm.
2. Klik op Standaard om de standaardinstelling te gebruiken of
selecteer uw eigen opties.
3. Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan.
Werken met Snel scannen
1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2. Klik op Snel scannen in het startscherm.
2
Snel scannen Scant automatisch met de instellingen die in
Configuratie zijn opgegeven. U kunt hier de
standaardopties instellen zoals type
afbeelding, documentgrootte, resolutie of
bestandstype (zie
"Snel scannen" op
pagina 123).
3
Scannen Bevat meer gedetailleerde opties over het
stuk voor stuk scannen van documenten (zie
"Scannen" op pagina 123).
De functie voor tekst converteren is
alleen beschikbaar als de
OCR-software (optical character
recognition), die als apart
installatiebestand wordt meegeleverd,
is geïnstalleerd.
Afbeelding scannen: Te gebruiken voor
het scannen van een of meerdere
afbeeldingen.
Document scannen: Te gebruiken voor
het scannen van tekstdocumenten of
documenten met tekst en afbeeldingen.
Tekst converteren: Te gebruiken voor
documenten die in een bewerkbare
tekstopmaak moeten worden
opgeslagen.
Boek scannen: Te gebruiken om
boeken via de glasplaat te scannen.
Favorieten: Door gebruikers gemaakte
favorieten voor veelgebruikte
scaninstellingen.
4
Uploaden naar
SNS
Biedt een snelle en eenvoudige manier om
bestanden naar een aantal verschillende
sociale netwerksites (SNS) te uploaden.
Direct een afbeelding scannen of een
bestaande afbeelding selecteren om naar
Facebook, Flickr, Picasa, Google of Twitter
te uploaden (zie
"Naar een sociale
netwerksite scannen" op pagina 124).
Uploaden naar SNS is alleen
beschikbaar na installatie van
Microsoft™.NET Framework 3.5
Service Pack 1 (http://
www.microsoft.com/download/en/
details.aspx?id=22). Daarnaast moet u
Windows XP of recenter en Internet
Explorer 7.0 of hoger hebben
geïnstalleerd
5
Converteren naar
e-book
Biedt de mogelijkheid om meerdere
documenten als één e-book te scannen of
bestaande bestanden naar e-bookopmaak
(.epub) om te zetten (zie
"Converteren naar
e-book" op pagina 124).
6
Fax verzenden Biedt de mogelijkheid om direct vanuit Easy
Document Creator een fax te verzenden als
het Samsung Network PC
Fax-stuurprogramma is geïnstalleerd (zie
"Een fax verzenden vanaf uw computer" op
pagina 66).
Als het Samsung Network PC
Fax-stuurprogramma niet is
geïnstalleerd, is deze functie niet
beschikbaar.
7
Configuratie Geeft toegang tot de opties Veel gebruikt
enSnel scannen.
8
Apparaatnaam Geeft aan welk scan-/faxapparaat klaar is
voor gebruik.
9
Zoeken Indien er geen apparaat wordt weergegeven
dat klaar is voor gebruik, klikt u op deze knop
om er een te zoeken.
Klik op Nu zoeken om automatisch
naar alle apparaten te zoeken waar u
toegang tot hebt.
Beheerprogramma’s_ 124
3. Selecteer een locatie om de gescande afbeeldingen op te slaan.
4. Klik op Opslaan om de afbeelding op te slaan.
Klik op Meer scannen om een andere afbeelding te scannen op
basis van dezelfde instellingen.
Naar een sociale netwerksite scannen
Direct scannen
1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2. Klik op Uploaden naar SNS in het startscherm.
3. Klik opNaar SNS scannen > Starten.
4. Klik op Scannen.
Bestaand bestand uploaden
1. Klik op Uploaden naar SNS in het startscherm.
2. Klik op Bestaand bestand naar SNS > Starten.
3. Selecteer de site en klik op Afb. toev. om het te uploaden bestand te
zoeken.
4. Selecteer een sociale netwerksite waar u de afbeelding naartoe wilt
sturen en klik op Volgende.
5. Volg de aanwijzingen op elke sociale netwerksite.
Als u als gevolg van een netwerkbeperking problemen ondervindt
bij de toegang tot of het uploaden van bestanden naar een SNS,
moet u de beveiligingsinstellingen van uw netwerk met uw
netwerkbeheerder bespreken. Voor het juist functioneren van
Uploaden naar SNS in Samsung Easy Document Creator moet u
een onbeperkte netwerkomgeving hebben waarin
HTTPS-communicatie is toegestaan.
Converteren naar e-book
Direct scannen
1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2. Klik op Converteren naar e-book in het startscherm.
3. Klik op Scannen naar e-book > Starten.
4. Voer een naam en auteur in die gebruikt worden als
metataginformatie voor het .epub-bestand. Voer daarna een
bestandsnaam in en selecteer een locatie om het bestand op te
slaan.
5. Klik op opslaan.
Converteren van bestaande bestanden
1. Klik op Converteren naar e-book in het startscherm.
2. Klik op Bestaand bestand naar e-book > Starten.
3. Klik op Afb. toev. om het te converteren bestand te zoeken.
4. Voer een naam en auteur in die gebruikt worden als
metataginformatie voor het .epub-bestand. Voer daarna een
bestandsnaam in en selecteer een locatie om het bestand op te
slaan.
5. Klik op opslaan.
Een fax verzenden
1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2. Klik op Fax verzenden in het startscherm.
3. Klik op Bestand toevoegen en zoek het te faxen bestand.
4. Klik op Fax verzenden.
5. Voer de faxinformatie in (nummer ontvanger, voorbladinformatie,
enz).
6. Klik op verzenden.
Plug-ins
Easy Document Creator maakt ook nieuwe plug-ins aan voor Microsoft
PowerPoint, Word en Excel. Deze nieuwe plug-ins verschijnen in een nieuw
menu van Easy Document Creator in de menubalken van de toepassing:
Scannen naar Office, Fax verzenden en E-book.
Unified Driver Configurator in Linux gebruiken
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken. Raadplaag
de Beheerdershandleiding.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
De Unified Driver Configurator openen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
U kunt ook op pictogram van het menu Startup klikken en Samsung
Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2. Klik op de knoppen links om het overeenkomstige configuratievenster te
openen.
Klik op Help voor schermhulp.
3. Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified
Driver Configurator te sluiten.
1 Configuratie van
de printer
2 Configuratie van
de scanner
Beheerprogramma’s_ 125
Printers configuration
Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te
geven.
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als
standaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of
de printer goed werkt.
Properties: hiermee kunt u de printereigenschappen weergeven en
wijzigen.
Het tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
Scanners configuration
In dit venster kunt u de status van scanners controleren, een lijst met
geïnstalleerde apparaten van Samsung weergeven, eigenschappen van
apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
1
Schakelt naar Printers configuration.
2
Toont alle geïnstalleerde apparaten.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat
weergegeven.
1
Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in
de klasse aan.
1
Schakelt naar Scanners configuration.
2
Toont alle geïnstalleerde scanners.
Beheerprogramma’s_ 126
Properties: hiermee kunt u scaneigenschappen wijzigen en een
document scannen.
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
Refresh: hiermee kunt u de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
Release port: hiermee kunt u geselecteerde poort vrijgeven.
Poorten tussen printers en scanners delen
Uw apparaat kan via een parallelle of USB-poort op een hostcomputer
worden aangesloten. Aangezien het apparaat uit meer dan één
apparaat bestaat (printer en scanner), is het noodzakelijk dat de
toegang van 'consumententoepassingen' tot deze apparaten via de
enige I/O-poort op de juiste manier wordt verzorgd.
Het Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een geschikt
mechanisme voor het delen van poorten dat wordt gebruikt door de
printer- en scannerstuurprogramma’s van Samsung. De
stuurprogramma’s benaderen de apparaten via zogenaamde
MFP-poorten. De huidige status van een MFP-poort kan worden
bekeken in Ports configuration. Door poorten te delen voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl een ander
blok in gebruik is.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken als u een nieuw
apparaat op uw systeem installeert. In dat geval wordt u gevraagd een I/
O-poort voor het nieuwe apparaat te kiezen. Met deze keuze stelt u de
meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor
MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
scannerstuurprogramma’s zodat de juiste instellingen standaard worden
toegepast.
3
Toont de leverancier, de modelnaam en het type van de scanner.
1
Schakelt naar Ports configuration.
2
Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer.
3
Hiermee geeft u poorttype, aangesloten apparaat en status weer.
Problemen oplossen_ 127
11.Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Toner herverdelen
De tonercassette vervangen
Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van
beeldeenheden
De beeldeenheid vervangen
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Vastgelopen originelen verwijderen
Tips om papierstoringen te voorkomen
Papierstoringen verhelpen
Weergegevenberichten op het display begrijpen
Andere problemen oplossen
Neem contact op met uw systeembeheerder of servicecenter als u het
probleem niet kunt oplossen aan de hand van dit hoofdstuk. U kunt de
contactgegevens bekijken vanuit Machine instellen > Andere >
Contactgegevens. Deze gegevens worden geconfigureerd door de
beheerder van het apparaat.
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
verschijnen er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk,
en verschijnt de melding dat de toner bijna op is op het display,
de Status-LED knippert rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende
toner in de tonercassette te herverdelen. Soms blijven die witte strepen of
lichtere gebieden voorkomen, zelfs nadat de toner is herverdeeld.
Klik op deze koppeling (link) om een animatie over het herverdelen
van de toner te bekijken.
1. Open de voorklep.
Er kunnen tonerdeeltjes vrijkomen in het apparaat, maar dit
betekent niet dat het apparaat beschadigd is. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice als er zich problemen
met de afdrukkwaliteit voordoen.
2. Haal de betreffende tonercassette uit het apparaat.
3. Schud de nieuwe tonercassette vijf tot zes keer heen en weer om de
toner in de tonercassette gelijkmatig te verdelen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water
hecht de toner zich aan de stof.
1
2
1
2
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
Problemen oplossen_ 128
4. Neem de tonercassette en zet deze op één lijn met de
corresponderende opening in het apparaat. Steek deze terug totdat
deze op zijn plaats wordt vergrendeld.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
De tonercassette vervangen
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
Als de tonercassette volledig leeg is
De status-LED licht rood op en het scherm toont de foutmelding dat de
tonercassette moet worden vervangen.
Het apparaat stopt met afdrukken en inkomende faxberichten worden
opgeslagen in het geheugen. Als de kleurentonercassettes leeg zijn,
maar er nog een toner in de zwarte tonercassette zit, kunt u nog
afdrukken in zwart-wit (de afdruktaak moet in zwart-wit zijn).
Controleer het type tonercassette voor uw machine (zie
"Verbruiksartikelen en accessoires" op pagina 166).
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u de
tonercassette kunt vervangen.
1. Open de voorklep.
2. Haal de betreffende tonercassette uit het apparaat.
3. Haal de nieuwe tonercassettes uit de verpakking.
4. Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner in de
cassette gelijkmatig te verdelen.
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
1
2
1
2
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series
SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
Problemen oplossen_ 129
5. Trek de tape voorzichtig en volledig uit de cassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water
hecht de toner zich aan de stof.
6. Neem de tonercassette en zet deze op één lijn met de
corresponderende opening in het apparaat. Steek deze terug tot deze
op zijn plaats vergrendeld.
7. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick
en laders van beeldeenheden
De papier-stofverwijderingsstick en de lader van de beeldeenheid moeten
na een bepaald aantal afgedrukte pagina's worden gereinigd. Als de
melding om de lader te reinigen wordt weergegeven, moet u eerst de
papier-stofverwijderingsstick reinigen en daarna de lader. Het moment
waarop de melding wordt weergegeven, is afhankelijk van
omgevingsfactoren zoals hoogte, temperatuur, vochtigheid, etc. Om de
afdrukkwaliteit te behouden, moet u de papier-stofverwijderingsstick en de
lader reinigen. Na het reinigen zal de melding automatische verdwijnen.
Volg de onderstaande reinigingsprocedure.
1. Open de voorklep.
2. Houd de vergrendelhendels links/rechts vast en duw ze tegelijkertijd
naar binnen. Verwijder vervolgens de cassette voor gebruikte toner.
3. Haal de papier-stofverwijderingsstick uit het apparaat.
CLX-92x1 / 93x1 Series
SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
1
2
1
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series
Problemen oplossen_ 130
4. Verwijder het papierstof.
5. Plaats opnieuw de papier-stofverwijderingsstick in het apparaat.
6. Trek en duw de overeenkomstige opladerreiniger volledig, zoals
hieronder weergegeven (alleen SCX-812x Series).
Trek niet te hard aan de laderreiniger, zodat deze niet volledig
loskomt van het apparaat. Dit kan het apparaat beschadigen.
Herhaal stap 6 vijf maal.
7. Schuif de cassette voor gebruikte toner erin tot ze vastklikt.
8. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als het bericht nog steeds verschijnt, voert u stap 7 en 8 opnieuw uit.
SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series
SCX-812x Series
SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
Problemen oplossen_ 131
De beeldeenheid vervangen
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een aparte
beeldeenheid: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
Als de levensduur van de beeldeenheid volledig verstreken is.
De status-LED licht rood op en op het scherm wordt een foutbericht
weergegeven waarin wordt vermeld dat de beeldeenheid moet worden
vervangen.
Controleer het type beeldeenheid voor uw apparaat (zie
"Verbruiksartikelen en accessoires" op pagina 166).
Dit betekent dat de beeldeenheid vervangen moet worden.
1. Open de voorklep.
2. Duw tegen de vergrendelhendels links/rechts en trek ze tegelijkertijd
naar binnen. Verwijder vervolgens de cassette voor gebruikte toner.
3. Haal de betreffende beeldeenheid uit het apparaat.
4. Haal de nieuwe beeldeenheid uit de verpakking.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om
de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak
van de beeldeenheid kunnen beschadigen.
5. Ga naar stap 9 (alleen CLX-92x1 Series).
6. Trek het beschermkussentje eruit (alleen SCX-812x Series).
Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water
hecht de toner zich aan de stof.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht om schade te voorkomen. Bedek de printercassette indien
nodig met een stuk papier om ze te beschermen.
7. Trek de rubberen plug uit de ontwikkelaar (alleen SCX-812x Series).
1
2
1
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series
SCX-812x Series
1
2
3
SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series
Problemen oplossen_ 132
8. Verwijder de tape van de beeldeenheid (alleen SCX-812x Series).
9. Verwijder het beschermende papier van de beeldeenheid.
10. Houd de hendels van de nieuwe beeldeenheid vast en duw tegen de
beeldeenheid tot ze vastklikt.
11. Neem het reinigingsstaafje LSU-venster eruit (alleen CLX-92x1 Series).
12. Lokaliseer de LSU-schermreinigingsopening en plaats de
LSU-schermreinigingsstick. Trek en duw langzaam 4 of 5 maal tegen
het reinigingsstaafje LSU-venster om het LSU-venster te reinigen
(alleen CLX-92x1 Series).
13. Plaats het reinigingsstaafje LSU-venster terug (alleen CLX-92x1
Series).
14. Schuif de cassette voor gebruikte toner erin tot ze vastklikt.
SCX-812x SeriesCLX-92x1 / 93x1 Series
CLX-92x1 / 93x1 Series
SCX-812x Series
2
1
SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series
Problemen oplossen_ 133
15. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Wanneer de levensduur van de cassette voor gebruikte toner verlopen is,
verschijnt op het beeldscherm de foutmelding om de cassette voor
gebruikte toner te vervangen.
Dit betekent dat de cassette voor gebruikte toner moet worden vervangen.
Controleer het type toneropvangbak voor uw apparaat (zie
"Verbruiksartikelen en accessoires" op pagina 166).
1. Open de voorklep.
2. Duw tegen de vergrendelhendels links/rechts duw trek ze naar buiten
zoals weergegeven. Verwijder vervolgens de cassette voor gebruikte
toner.
3. Haal een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking.
4. Schuif de nieuwe cassette voor gebruikte toner in tot ze op haar plaats
zit.
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
1
2
1
CLX-92x1 / 93x1 Series SCX-812x Series
SCX-812x Series
CLX-92x1 / 93x1 Series
Problemen oplossen_ 134
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Problemen oplossen_ 135
Vastgelopen originelen verwijderen
Als een origineel vastloopt in de dubbelzijdige automatische
documentinvoer (DADI) wordt er een waarschuwingsbericht op het display
weergegeven.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of
gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI.
Problemen oplossen_ 136
Het origineel is in de scanner vastgelopen
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI. Als u het
vastgelopen papier niet beet kunt nemen, gebruikt u de hendel zoals
getoond in onderstaande afbeelding.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
Problemen oplossen_ 137
4. Open de DADI-invoerlade.
5. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
6. Sluit de klep en invoerlade van de DADI.
7. Open de DADI.
Problemen oplossen_ 138
8. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het papier uit het
invoergebied door er voorzichtig met beide handen aan te trekken.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
9. Sluit de DADI.
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een
papierstoring optreedt.
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie
"Papier in de lade plaatsen" op pagina 41).
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Instellingen voor lade"
op pagina 48).
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de
papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is
gericht.
Problemen oplossen_ 139
Papierstoringen verhelpen
Als er papier is vastgelopen, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het
scherm.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
Papierstoring in lade 1, 2
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Sluit de klep rechts.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
3. Trek lade 1 of 2 eruit.
1
2
Problemen oplossen_ 140
4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
5. Plaats lade 1 of 2 terug in het apparaat totdat deze op zijn plaats wordt
vergrendeld. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 141
Papierstoring in lade 3, 4
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
3. Trek lade 3 of 4 eruit.
4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
5. Plaats lade 3 of 4 terug in het apparaat totdat deze op zijn plaats wordt
vergrendeld. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 142
Vastgelopen papier in multifunctionele lade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Als het papier niet op de juiste wijze werd ingevoerd, trekt u het uit het
apparaat.
2. Open en sluit de voorklep om verder te gaan met afdrukken.
Papierstoring binnen in het apparaat (Storing bij
invoeren 1, 2)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
1
2
Problemen oplossen_ 143
Papierstoring binnen in het apparaat (Storing bij
invoeren 3, 4)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
Vastgelopen papier in het apparaat (detectie van
vastgelopen papier)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
1
2
Problemen oplossen_ 144
Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen
papier bij fixeeruitvoer)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Open de klep van de fixeereenheid. Verwijder vervolgens het
vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep van de fixeereenheid en de rechterdeur.
Papierstoring aan bovenkant duplexpad, (Storing bij
retour duplex, Storing duplex 1)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
1
2
1
2
1
2
1
2
Problemen oplossen_ 145
Papierstoring in het dubbelzijdige pad (storing
dubbelzijdig 2)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdige registratie)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
1
2
1
2
1
2
Problemen oplossen_ 146
Papierstoring in het uitvoergebied (storing uitvoer
voorkant omlaag)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
2. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Als de optionele interne afwerkeenheid of een boekjes-afwerkeenheid
is geïnstalleerd is geïnstalleerd, verwijderd u het vastgelopen papier
zoals hieronder aangegeven.
Als de papierstoring zich blijft voordoen, controleer of de
lade-vol-sensor geopend is. De sensor 'lade vol' bevindt zich aan de
voorkant van de uitvoerlade.
Papierstoring aan uitgang afwerkingseenheid
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Trek het papier voorzichtig uit de uitgang van de afwerkingseenheid.
2. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer
gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 147
Papierstoring in afwerkeenheid
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Til de bovenklep van de afwerkingseenheid op.
2. Laat het vastgelopen papier naar buiten komen door aan papierrol te
draaien.
3. Trek het vastgelopen papier er voorzichtig uit. Sluit de bovenklep.
4. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer
gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 148
Weergegevenberichten op het display begrijpen
Op het display worden berichten weergegeven om de status van het
apparaat of fouten aan te geven. Sommige foutmeldingen worden
geïllustreerd met afbeeldingen om u te helpen bij de oplossing van het
probleem. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de
berichten en verhelp indien nodig het probleem. De berichten en de
verklaringen staan in alfabetische volgorde.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat
uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren.
Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft
voordoen.
Als u contact opneemt met de klantenservice, is het nuttig dat u
het bericht op het display doorgeeft aan een medewerker van de
klantenservice.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige meldingen
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
[kleur] geeft de kleur van de toner of van de afbeeldingseenheid
aan.
[ladenummer] geeft het ladenummer aan.
[type media] geeft het type media aan.
[mediaformaat] geeft het papierformaat aan.
[foutnummer] geeft het foutnummer aan.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Storing
ventilatie-aandrijvi
ng [foutnummer]:
Open en sluit de
klep.
Er is een probleem in
de ventilator.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing signaal
ventilatieaandrijvin
g. [foutnummer]:
Open en sluit de
klep.
Er is een probleem in
de ventilator.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing
aandrijfmotor
[foutnummer]:
Open en sluit de
klep.
Er is een probleem
met de motor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met een medewerker van
de klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing
aandrijfsensor
[foutnummer]:
Open en sluit de
klep.
Er is een probleem in
de sensor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing
ADI-systeem
[foutnummer]:Nee
m contact op met
klantend. als probl.
zich blijft
voordoen.
Er is een probleem in
de dubbele
automatische
documentinvoer.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Fout boekjesmaker
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
de boekjes-maker.
Open en sluit de klep aan
de voorzijde van de
boekjes-afwerkeenheid.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
[color]
beeldeenheid
storing [error
number]: plaats
beeldeenheid
[color] opnieuw.
Er is een probleem
met de beeldeenheid.
Herinstalleer de
beeldeenheid. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
[color]
beeldeenheid
storing [error
number]: open en
sluit de klep.
Er is een probleem
met de beeldeenheid.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
[color]
beeldeenheid
storing [error
number]: zet
apparaat uit en
aan.
Er is een probleem
met de beeldeenheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
[color]
beeldeenheid is
niet compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandlei
ding.
De beeldeenheid die u
hebt geïnstalleerd, is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Plaats een originele, voor
uw apparaat ontworpen
Samsung-beeldeenheid
(zie 'Beschikbare
verbruiksartikelen' op
pagina 160).
[color] beeldeeheid
is niet
geïnstalleerd.
Plaats er een.
De beeldeenheid is
niet of niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
beeldeenheid. Als de
beeldeenheid al is
geïnstalleerd, installeert u
deze opnieuw. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
[color]
beeldeenheid is
geen originele
Samsung-beeldeen
heid. Raadpleeg de
gebruikershandlei
ding.
De beeldeenheid die u
hebt geïnstalleerd, is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Plaats een originele, voor
uw apparaat ontworpen
Samsung-beeldeenheid
(zie 'Beschikbare
verbruiksartikelen' op
pagina 160).
[color]
beeldeenheid
vereist dat de lader
wordt gereinigd.
Reinig de eenheid.
Na een gespecificeerd
aantal afdrukken moet
de lader van de
beeldeenheid worden
gereinigd.
Reinig de lader van de
beeldeenheid (zie
"Het
reinigen van
papier-stofverwijderingsst
ick en laders van
beeldeenheden" op
pagina 129).
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Problemen oplossen_ 149
Probl.
[foutnummer] met
[kleur] LSU. Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem
met de LSU (Laser
Scanning Unit).
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
[color]
tonercassette
storing [error
number]: plaats
[color]
tonercassette
opnieuw.
Er is een probleem in
de tonercassette.
Installeer de
tonercassette opnieuw.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
[color]
tonercassette
storing [error
number]: plaats
[color]
tonercassette
opnieuw.
De tonercassette die u
hebt geplaatst is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie "Controleer
het type tonercassette
voor uw machine (zie
"Verbruiksartikelen en
accessoires" op
pagina 166)." op
pagina 128).
[color]
tonercassette
storing [error
number]: open en
sluit klep.
De tonercassette
levert onvoldoende
toner.
Schud de cassette vijf
tot zes keer heen en
weer om de toner in de
cassette gelijkmatig te
verdelen (zie
"Toner
herverdelen" op
pagina 127).
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Of controleer of
de afdichtingstape van
de tonercassette is
verwijderd (zie
"De
tonercassette
vervangen" op
pagina 128).
Neem contact op met
de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
[color]
tonercassette is
niet compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandlei
ding.
De tonercassette die u
hebt geplaatst is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie
"Controleer
het type tonercassette
voor uw machine (zie
"Verbruiksartikelen en
accessoires" op
pagina 166)." op
pagina 128).
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
[color]
tonercassette is
niet geïnstalleerd.
Plaats er een.
De tonercassette is
niet of niet goed
geïnstalleerd.
Plaats een tonercassette.
Indien geïnstalleerd,
probeer de tonercassette
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
DCF-syst. Control.
interne
DCF-verbind.
Er is een probleem in
de dubbele
capaciteitsinvoer.
Open en sluit de dubbele
capaciteitsinvoer of
controleer de verbinding
van de dubbele
capaciteitsinvoer met het
apparaat. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Storing
DCF-systeem
[foutnummer]:Ope
n en sluit
[ladenummer].
Er is een probleem in
de dubbele
capaciteitsinvoer.
Open en sluit de lade.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Einde
gebruiksduur.
Plaats nieuwe
beeldeenheid voor
[kleur]
De levensduur van de
beeldeenheid is
verlopen.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie
"De
beeldeenheid vervangen"
op pagina 131).
Einde
gebruiksduur.
Plaats nieuwe
cassette met
[kleur] toner
De tonercassette is
leeg. Het apparaat
stopt met afdrukken.
Er kan een kleine
hoeveelheid toner
achterblijven in de
cassette, zelfs
wanneer het apparaat
het afdrukken stopt.
Dit bericht verschijnt als
de toner op is, en de
printer stopt met
afdrukken. Vervang de
tonercassette door een
originele tonercassette
van Samsung (zie
"De
tonercassette vervangen"
op pagina 128).
De transportriem is
versleten. Plaats
een nieuwe.
De levensduur van de
transportriemeenheid
is volledig verstreken.
Vervang de
transportriemeenheid
door een originele
transportriemeenheid van
Samsung.
Storing
engine-systeem
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
het motorsysteem.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
motorsyst. Zet app.
uit en aan.
Er is een probleem in
het motorsysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Problemen oplossen_ 150
Faxmodemkaart is
niet geïnstalleerd.
Plaats de kaart.
De optionele faxkit is
niet geïnstalleerd.
Installeer de optionele
faxkit. Indien
geïnstalleerd, probeer de
optionele faxkit opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probleem
[foutnummer] met
het faxsysteem.
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem in
het faxsysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
FDI-apparaat niet
geplaatst. Plaats
het apparaat.
De FDI optionele
FDI-kit is niet
geïnstalleerd.
Installeer de optionele
FDI-kit. Indien
geïnstalleerd, probeer de
optionele FDI-kit opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Invoerklep staat
open. Sluit de klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
De klep van de
afwerkingseenheid
is open. Sluit de
klep.
De klep van de
afwerkeenheid is niet
goed vergrendeld.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Probleem met de
afwerkeenheid
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
de afwerkeenheid.
Open en sluit de klep van
de afwerkeenheid. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probleem met de
afwerkeenheid:
[foutnummer]. Zet
het apparaat uit en
weer aan.
Er is een probleem in
de afwerkeenheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met een medewerker
van de klantenservice als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing
afwerksysteem
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
de afwerkeenheid.
Open en sluit de klep van
de afwerkeenheid. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
afwerksyst.Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem in
de afwerkeenheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met een medewerker
van de klantenservice als
het probleem zich blijft
voordoen.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
De voorklep is
open. Sluit de klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Fixeereenheid
storing [error
number]: zet
apparaat uit en
aan.
Er is een probleem
met de fixeereenheid
(fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Fixeereenheid niet
compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandlei
ding.
De fixeereenheid die u
hebt geïnstalleerd, is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een originele
fixeereenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat.
Fixeereenheid is
niet correct
geplaatst. Plaats er
een.
De fixeereenheid is
niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
fixeereenheid opnieuw.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
HDD is bijna vol-1.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Controleer Adresboek of
Gebruikersprofiel.
Verwijder indien nodig
ongebruikte gegevens
van Adresboek of
Gebruikersprofiel.
HDD is bijna vol-2.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Controleer Opgeslagen
doc. of Beveiligde taak
bij Job Status. Verwijder
indien nodig de gegevens
die niet worden gebruikt
in Opgeslagen doc. of
Beveiligde taak.
HDD is bijna vol-3.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Controleer
Systeemlogboek onder
Beveiliging in
SyncThru™ Web
Service. Verwijder indien
nodig de gegevens in
Systeemlogboek.
HDD is bijna vol-4.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Druk de afdruktaken in
de wachtrij af of
verwijder deze. U kunt
de afdruktaken
controleren door te
drukken op Job
Status (zie
"Knop Job
Status" op pagina 37).
Druk de ontvangen
faxtaken in Veilig
ontvangen af of
verwijder ze (zie
"Ontvangen in veilige
ontvangstmodus" op
pagina 71).
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Problemen oplossen_ 151
HDD is bijna vol-5.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Er is een probleem in het
apparaat. Controleer het
foutbericht op het display
en los het probleem op.
HDD is bijna vol-6.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Er is een probleem in het
apparaat. Controleer het
foutbericht op het display
en los het probleem op.
Probl.
[foutnummer] met
vasteschijfsyst.
Zet app. uit en aan.
Er is een probleem in
de vaste schijf.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Probleem
[foutnummer] met
het invoersysteem.
Open en sluit lade
1.
Er is een probleem in
de lade.
Open en sluit de lade.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Reinigingseenheid
riem
beeldoverdracht is
niet compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandlei
ding.
De geïnstalleerde
reinigingseenheid van
de beeldtransportriem
is niet geschikt voor
uw apparaat.
Installeer een originele
reinigingseenheid voor
de beeldtransportriem
van Samsung die
speciaal is ontworpen
voor uw apparaat.
Riemeenheid
beeldoverdracht is
geen origineel
Samsung-onderde
el. Raadpleeg de
gebruikershandlei
ding.
De geïnstalleerde
beeldtransportriem is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een originele
beeldtransportriem van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat.
Storing
ITB-eenheid [error
number]: zet
apparaat uit en
aan.
Er is een probleem
met de
beeldtransportriemee
nheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Storing
MSOK-systeem.
[foutnummer]:Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem in
het motorsysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Netwerkkabel is
losgekoppeld.
Controleer deze.
Het apparaat is niet
verbonden met een
netwerkkabel.
Verbind uw printer met
het netwerk door middel
van een standaard
netwerkkabel.
Optionele
invoerklep staat
open. Sluit de klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Er is een origineel
vastgelopen vóór
de scanner
De originelen zijn
vastgelopen in de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Er is een origineel
vastgelopen vóór de
scanner" op pagina 135).
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Het origineel is in
de scanner
vastgelopen
De originelen zijn
vastgelopen in de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Het origineel is in de
scanner vastgelopen" op
pagina 136).
Uitvoerlade
(voorkant omlaag)
is vol. Verwijder de
afgedrukte media
De uitvoerlade
(voorkant omlaag) is
vol.
Verwijder het papier uit
de uitvoerlade (voorkant
omlaag), waarna de
printer doorgaat met
afdrukken.
Uitvoerlade
(voorkant omhoog)
is vol. Verwijder de
afgedrukte media
De uitvoerlade
(voorkant omhoog) is
vol.
Verwijder het papier uit
de uitvoerlade (voorkant
omhoog), waarna de
printer doorgaat met
afdrukken.
Papier is op in [tray
number]. Vul
papier bij.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Papier is op in lade
MP. Vul papier bij.
Er is geen papier in de
multifunctionele lade.
Plaats papier in de
multifunctionele lade.
Papier is bijna op
in [tray number].
Vul papier bij.
Papier in lade raakt
op.
Plaats papier in de lade.
Papierst. bij ingang
van
afwerkeenheid.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in
afwerkeenheid" op
pagina 147).
Papierstoring
uitvoergebied
afwerkeenh
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring aan
uitgang
afwerkingseenheid" op
pagina 146).
Papierstoring
onderaan het
duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring onderaan
het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdige
registratie)" op
pagina 145).
Papierstoring in
het duplexpad.
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in het
dubbelzijdige pad (storing
dubbelzijdig 2)" op
pagina 145).
Papierst. bij retour
van duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring aan
bovenkant duplexpad,
(Storing bij retour duplex,
Storing duplex 1)" op
pagina 144).
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Problemen oplossen_ 152
Papierstoring
bovenaan het
duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring aan
bovenkant duplexpad,
(Storing bij retour duplex,
Storing duplex 1)" op
pagina 144).
Papierstoring in de
afwerkeenheid
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in
afwerkeenheid" op
pagina 147).
Papierstoring
binnenin het
apparaat
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring binnen in
het apparaat (Storing bij
invoeren 1, 2)" op
pagina 142 of
"Papierstoring binnen in
het apparaat (Storing bij
invoeren 3, 4)" op
pagina 143 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat (detectie
van vastgelopen papier)"
op pagina 143 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(vastgelopen papier bij
fixeeruitvoer)" op
pagina 144).
Papierstoring in
lade 1
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 1,
2" op pagina 139).
Papierstoring in
lade 2
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 1,
2" op pagina 139).
Papierstoring in
lade 3
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 3,
4" op pagina 141).
Papierstoring in
lade 4
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 3,
4" op pagina 141).
Papierstoring in
MP-lade
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Vastgelopen papier in
multifunctionele lade" op
pagina 142).
Bereid nieuwe
[kleur]
beeldeenheid voor.
De geschatte
levensduur van de
beeldeenheid is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
beeldeenheid gereed om
de oude te vervangen.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Bereid nieuwe
cassette met
[kleur] toner voor.
De tonercassette
bevat nog een kleine
hoeveelheid toner.
Het einde van de
geschatte levensduur
van de cassette is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
cassette gereed om de
oude cassette te
vervangen. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk
verhogen door de toner
te herverdelen (zie
"Toner herverdelen" op
pagina 127).
Nieuwe fuser
voorbereiden.
De geschatte
levensduur van de
fixeereenheid is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
fixeereenheid gereed om
de oude te vervangen,
neem contact op met een
servicecentrum.
Bereid nieuwe
reinigingseenheid
van transportriem
voor
De geschatte
levensduur van de
transportriemreiniging
seenheid is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
transportriemreinigingsee
nheid gereed om de oude
te vervangen, neem
contact op met een
servicecentrum.
Bereid nieuwe
transportriem voor
De geschatte
levensduur van de
transportriem is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
transportriem gereed om
de oude te vervangen,
neem contact op met een
servicecentrum.
Bereid nieuwe
transportrol voor.
De geschatte
levensduur van de
transportrol is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
transportrol gereed om
de oude te vervangen,
neem contact op met een
servicecentrum.
Verwijder de
afdichtingstape
van [color]
beeldeenheid en
plaats opnieuw.
De afdichtingstape
van de beeldeenheid
is niet verwijderd.
Verwijder de
afdichtingstape van de
beeldeenheid (zie "De
beeldeenheid vervangen"
op pagina 131).
Plaats nieuwe
beeldeenheid voor
[kleur].
De aangegeven
beeldeenheid is bijna
aan het einde van de
geschatte levensduur.
Het apparaat stopt
met afdrukken.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung (zie
"De
beeldeenheid vervangen"
op pagina 131).
Plaats een nieuwe
fixeereenheid.
De levensduur van de
fixeereenheid is
verlopen.
Vervang de fixeereenheid
door een originele
fixeereenheid van
Samsung.
Plaats nieuwe
transportrol.
De levensduur van de
transportrol is volledig
verstreken.
Vervang de transportrol
door een originele
transportrol van
Samsung.
Plaats een nieuwe
opneemrol voor
[ladenummer].
De levensduur van de
opneemrol van de
lade is volledig
verstreken.
Vervang de opneemrol
voor de lade door een
originele opneemrol van
Samsung.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Problemen oplossen_ 153
Plaats een nieuwe
MP-opneemrol.
De levensduur van de
MF-opneemrol is
volledig verstreken.
Vervang de
MF-opneemrol voor de
lade door een originele
opneemrol van Samsung.
Rechterklep staat
open. Sluit de klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Scanner
geblokkeerd of een
ander probleem.
De
CCD-vergrendeling
(Charged Coupled
Device) is
geactiveerd.
Deactiveer de
CCD-vergrendeling. Of
schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen. Scanner
Probleem
[foutnummer] met
het scansysteem.
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem in
het scansysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Tweede
faxmodemkaart
niet geplaatst.
Plaats de kaart.
De tweede optionele
Fax Multiline Kit is niet
geïnstalleerd.
Installeer de optionele
Fax Multiline Kit. Indien
geïnstalleerd, probeer de
optionele Fax Multiline Kit
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Schud de cassette
met [kleur] toner
heen en weer
De tonercassette
bevat nog een kleine
hoeveelheid toner.
U kunt de afdrukkwaliteit
tijdelijk verhogen door de
toner te herverdelen (zie
"Toner herverdelen" op
pagina 127).
Klep zij-invoer
staat open. Sluit de
klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Nietcassette is
leeg. Vervang de
cassette.
De nietjescassette
heeft het einde van
haar gebruiksduur
bereikt.
Dit bericht verschijnt als
de nietjescassette
volledig leeg is. Vervang
de nietjescassette.
Nietcassette is
bijna leeg. Plaats
nieuwe cassette.
De nietjescassette is
bijna leeg. De
geschatte levensduur
van de nietjescassette
is bijna bereikt.
Houd een nieuwe
nietjescassette gereed
om de oude cassette te
vervangen.
Nietcassette is niet
geplaatst. Plaats
hem in
afwerkingseenheid
.
De nietjescassette is
niet of niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
nietjescassette. Indien
geïnstalleerd, probeer de
nietjescassette opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Nietcassette voor
boekjes I is leeg.
Plaats nieuwe
cassette.
De nietjescassette
voor boekjes heeft het
einde van haar
levensduur bereikt.
Dit bericht verschijnt als
de nietjescassette
volledig leeg is. Vervang
de nietjescassette.
Nietcassette voor
boekjes I is bijna
leeg. Plaats nieuwe
cassette.
De nietjescassette
van boekjes is bijna
leeg. De geschatte
levensduur van de
nietjescassette is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
nietjescassette gereed
om de oude cassette te
vervangen.
Nietcassette voor
boekjes I is niet
geplaatst. Plaats
de cassette.
De nietjescassette
van boekjes is niet of
niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
nietjescassette. Indien
geïnstalleerd, probeer de
nietjescassette opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
De klok staat weer
op de
beginwaarde. Stel
de klok opnieuw in.
De tijdsinstelling van
het apparaat is
geïnitialiseerd.
Stel de tijdsinstelling in bij
Machine instellen.
Te veel afdrukken
in middelste lade.
Verwijder de
afdrukken.
De middenlade is vol. Verwijder de afdrukken
uit de middenlade,
waarna de printer
doorgaat met afdrukken.
Te veel
afdrukmedia in
boekjeslade.
Verwijder de
afdrukken.
De boekjeslade is vol. Verwijder de afdrukken
uit de boekjeslade,
waarna de printer
doorgaat met afdrukken.
Te veel
afdrukmedia in
lade van
afwerkingseenheid
. Verwijder de
afdrukken.
De afwerklade is vol. Verwijder de afdrukken
uit de afwerklade, waarna
de printer doorgaat met
afdrukken.
De bovenklep van
de scanner staat
open
De klep van de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer is
niet goed vergrendeld.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Reinigingseenheid
transportriem niet
geplaatst. Plaats er
een.
De
transportriemreiniging
seenheid is niet
geïnstalleerd.
Schakel het apparaat in/
uit. Neem contact op met
een servicecentrum als
het probleem zich blijft
voordoen.
Transportriem niet
geplaatst. Plaats er
een.
De transportriem is
niet geïnstalleerd.
Schakel het apparaat in/
uit. Neem contact op met
een servicecentrum als
het probleem zich blijft
voordoen.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Problemen oplossen_ 154
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met
de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven
volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice als het probleem aanhoudt.
Andere mogelijke problemen:
zie "Problemen met de voeding en het netsnoer" op pagina 154.
zie "Beeldschermprobleem" op pagina 154.
zie "Problemen met papierinvoer" op pagina 154.
zie "Afdrukproblemen" op pagina 155.
zie "Problemen met de afdrukkwaliteit" op pagina 157.
zie "Problemen met kopiëren" op pagina 160.
zie "Problemen met scannen" op pagina 161.
zie "Faxproblemen (optioneel)" op pagina 161.
zie "Algemene PostScript-problemen" op pagina 162.
zie "Algemene problemen onder Windows" op pagina 162.
zie "Algemene Linux-problemen" op pagina 163.
zie "Algemene Mac-problemen" op pagina 165.
Problemen met de voeding en het netsnoer
Beeldschermprobleem
Problemen met papierinvoer
Reinigingseenheid
transportriem is
op. Plaats een
nieuwe.
De levensduur van de
transportriemreiniging
seenheid is volledig
verstreken.
Vervang de
transportriemreinigingsee
nheid door een originele
eenheid van Samsung.
Transportriemeenh
eid is op. Vervang
de cassette.
De levensduur van de
transportriemeenheid
is volledig verstreken.
Vervang de
transportriemeenheid
door een originele
transportriemeenheid van
Samsung.
[tray
number]-cassette
is geopend. Plaats
deze op de juiste
manier.
De lade is niet goed
gesloten.
Sluit de lade goed tot ze
vastklikt.
[tray number]-klep
is geopend. Sluit
de klep.
De lade is niet goed
gesloten.
Sluit de lade goed tot ze
vastklikt.
Storing UI-systeem
[foutnummer]:Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem in
het UI-systeem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Probleem
[foutnummer] met
het videosysteem.
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem in
de CPU.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Motor voor
afvaltoner werkt
niet. Zet uit en
weer aan.
Er is een probleem in
de afvalmotor.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Toneropvangbak is
bijna vol. Bestel
een nieuwe.
De geschatte
levensduur van de
cassette voor
gebruikte toner is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
cassette voor gebruikte
toner gereed om de oude
te vervangen.
Toneropvangbak is
vol. Vervang de
cassette.
De levensduur van de
cassette voor
gebruikte toner is
bijna verstreken.
Vervang de
tonerafvalcontainer door
een originele
tonerafvalcontainer van
Samsung (zie "De
cassette voor gebruikte
toner vervangen" op
pagina 133).
Toneropvangbak
niet geplaatst.
Plaats er een.
De
tonerafvalcontainer is
niet geïnstalleerd.
Installeer de cassette
voor gebruikte toner.
Indien geïnstalleerd,
probeer de
tonerafvalcontainer
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Toestand Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
krijgt geen
stroom,
of de
verbindingskabel
tussen de
computer en het
apparaat is niet
goed
aangesloten.
Steek de stekker in het stopcontact en zet het
apparaat aan (zie
"Het apparaat aanzetten" op
pagina 33).
Klik op deze koppeling om een animatie te
bekijken over het oplossen van problemen
met de voeding.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem
opnieuw (zie
"Een printerkabel aansluiten" op
pagina 35).
Klik op deze koppeling om een animatie te
bekijken over het oplossen van
verbindingsproblemen.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Er wordt niets
weergegeven op het
beeldscherm.
Past de helderheid van het scherm aan.
Schakel het apparaat uit en weer in. Neem
contact op met de klantendienst als het
probleem zich blijft voordoen.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Het papier loopt vast
tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 139).
Problemen oplossen_ 155
Afdrukproblemen
Papier kleeft aan
elkaar.
Controleer de maximale papiercapaciteit van
de lade (zie
"Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 171).
Gebruik de geschikte papiersoort (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 171).
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen
bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven
kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk
in de lade worden geplaatst. Plaats alleen
papier van dezelfde soort en hetzelfde
formaat en gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er
meerdere vellen tegelijk zijn ingevoerd,
verwijdert u het vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 139).
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade
geplaatst. Verwijder het papier en plaats het
op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties van het apparaat voldoet
(zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 171).
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubbermatje van de DADI
mogelijk worden vervangen. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele
lade om af te drukken op speciale materialen.
U gebruikt een verkeerde papiersoort.
Gebruik alleen papier dat aan de specificaties
van het apparaat voldoet (zie
"Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 171).
Er zitten mogelijk materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder
eventuele resten.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubbermatje van de DADI
mogelijk worden vervangen. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Transparanten
kleven aan elkaar in
de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal zijn
bedoeld voor laserprinters. Verwijder elk
transparant zodra het is uitgevoerd.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
Toestand Voorgestelde oplossingen
Toestand
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de
aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als de
standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De voorklep is niet gesloten. Sluit de voorklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen
verhelpen" op pagina 139).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in
de lade plaatsen" op pagina 41).
De tonercassette of de beeldeenheid is niet
geïnstalleerd. Installeer de tonercassette of de
beeldeenheid.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De
verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan.
De
verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en druk
een document af. U kunt ook
proberen om een andere kabel
voor uw apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is
verkeerd.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste poort
wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken om na te gaan of
alle afdrukinstellingen correct
zijn (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 102).
Het
printerstuurprogram
ma is mogelijk niet
goed geïnstalleerd.
Herstel de software van het
apparaat.
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Problemen oplossen_ 156
(Vervolg) Het
apparaat drukt
niet af.
Het document is zo
groot dat er
onvoldoende ruimte
is op de harde schijf
van de computer
om toegang te
krijgen tot de
afdruktaak.
Maak extra ruimte vrij op de
harde schijf en druk het
document opnieuw af.
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoerbron.
De papieroptie die
in de
Voorkeursinstellin
gen voor
afdrukken is
geselecteerd is
mogelijk onjuist.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken. Selecteer de juiste
papierbron. Raadpleeg de Help
bij het printerstuurprogramma
(zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 102).
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is blanco.
De afdrukstand
werd mogelijk
verkeerd ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat
stemt niet overeen
met het formaat van
het papier in de
lade.
Controleer of het papierformaat
in de printerinstellingen
overeenstemt met het papier in
de lade of met de papierselectie
in de instellingen van de
softwaretoepassing die u
gebruikt.
Toestand
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
drukt wel af, maar
de tekst is niet
correct,
vervormd of niet
volledig.
De kabel van het
apparaat zit los of is
defect.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan. Druk een
document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen afdrukken.
Sluit de kabel en het apparaat
indien mogelijk aan op een
andere computer en druk een
document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen afdrukken.
Als dit alles niet helpt, probeert
u een nieuwe printerkabel.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het
printerkeuzemenu van de
toepassing of uw apparaat is
geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Schakel
het apparaat uit en weer in.
Als u in een
DOS-omgeving
werkt is het
mogelijk dat het
lettertype voor uw
apparaat verkeerd
is ingesteld.
Wijzig de lettertype-instelling.
Er worden blanco
pagina’s
"afgedrukt".
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel de toner indien
nodig. Vervang indien nodig de
tonercassette.
Het bestand bevat
mogelijk blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Er is mogelijk een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Het apparaat
drukt het
PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het
PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden
afgedrukt door het
PDF-bestand af te drukken als
een afbeelding. Schakel
Afdrukken als afbeelding uit
de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in beslag.
Toestand
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 157
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande
tabel om het probleem te verhelpen.
De foto’s worden
niet goed
afgedrukt. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is erg laag.
Maak de foto kleiner. Als u de
foto in de softwaretoepassing
vergroot, vermindert de
resolutie.
Er komt voor het
afdrukken stoom
uit het apparaat
ter hoogte van de
uitvoerlade.
Het gebruik van
geperforeerd papier
kan aanleiding
geven tot de
verspreiding van
dampen tijdens het
afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga
gewoon door met afdrukken.
Het apparaat
drukt geen
speciaal papier
zoals
rekeningpapier
af.
Het papierformaat
en de
papierformaatinstell
ing komen niet
overeen.
Stel het juiste papierformaat in
onder Aangepaste
papierformatenlijst in het
tabblad Papier in de
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken (zie
"Het tabblad
Papier" op pagina 103).
Uw apparaat
geeft een
vreemde geur af
tijdens het eerste
gebruik.
Dit wordt
veroorzaakt door
het verdampen van
de olie die de
fixeereenheid
beschermt.
De geur verdwijnt nadat u
ongeveer 100 kleurenpagina’s
hebt afgedrukt. Dit probleem is
van voorbijgaande aard.
Toestand
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Toestand Voorgestelde oplossingen
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag
gedeelte op de afdruk ziet is de toner bijna op.
Door de resterende toner over de cassette te
verdelen kunt u er waarschijnlijk nog een
aantal afdrukken mee maken. Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet verbetert moet u
een nieuwe tonercassette plaatsen.
De kleurtoon is mogelijk niet aangepast. Pas
de kleurtoon aan.
Het papier voldoet mogelijk niet aan de
papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn (zie
"Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 171).
Als de hele pagina te licht is, is de
afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het
apparaat zich in energiebesparende modus.
Wijzig de afdrukresolutie en schakel de
energiebesparende modus uit. Raadpleeg de
Help bij het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen
kan erop wijzen dat de tonercassette moet
worden gereinigd. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het
LSU-gedeelte, neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Tonervlekken Het papier voldoet mogelijk niet aan de
papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 171).
De transportrol is mogelijk vuil. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Controleer de locatie van het apparaat. Als de
ruimte niet voldoende wordt geventileerd, kan
dit probleem optreden.
Problemen oplossen_ 158
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans
ronde, plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het
papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk (zie
"Specificaties van de afdrukmedia"
op pagina 171).
De hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
Wijzig de instelling van de printer en probeer
het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen
voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en
stel het type in op dik papier (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 102).
Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost neemt u contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel vuil van het
papier op de interne onderdelen van het
apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Reinig de binnenkant of neem contact op met
een medewerker van de klantenservice.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant of
neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Verticale strepen Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de
drumcassette in de printer. Verwijder de
beeldeenheid en plaats een nieuwe. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant of
neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Als de pagina verticale strepen vertoont:
Mogelijk is het oppervlak van het scannerglas
en het witte blad vuil. Reinig de binnenkant of
neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Gekleurde of zwarte
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Vervang de beeldtransportriem bij het
bereiken van zijn levensduur. Neem contact
op met een medewerker van de
klantenservice.
Controleer de omgevingsvoorwaarden:
bijzonder droge omstandigheden (lage
luchtvochtigheid) of een hoge luchtvochtigheid
(meer dan 80% RV) kunnen leiden tot een
grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats
een nieuwe.
Tonervegen Als er tonervegen op de pagina verschijnen:
Reinig de binnenkant van het apparaat. Reinig
de binnenkant of neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie
"Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 171).
Verwijder de beeldeenheid en plaats een
nieuwe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Vervang de beeldtransportriem bij het
bereiken van zijn levensduur. Neem contact
op met een medewerker van de
klantenservice.
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
Mogelijk is de beeldeenheid beschadigd. Als
een markering zich met regelmatige
tussenafstanden herhaalt, moet u enkele
reinigingsvellen door het apparaat halen om
de beeldeenheid te reinigen. De binnenkant
reinigen. Als u nog steeds dezelfde problemen
ondervindt, verwijdert u de beeldeenheid en
installeert u een nieuwe. Neem contact op met
een medewerker van de klantenservice.
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op
de achterkant van de pagina bevinden zal het
probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s
vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid is mogelijk beschadigd.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 159
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op
de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af
te drukken op papier van een andere partij.
Maak een pak papier pas open op het
moment dat u het gaat gebruiken zodat het
papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te voorkomen
dat er wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte
pagina wordt bedekt met schaduwvlekken,
kiest u een andere afdrukresolutie in het
softwareprogramma of in de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 102).
Vervormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect)
is het papier mogelijk te glad. Probeer een
ander soort papier (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 171).
Als tekens er vervormd uitzien en een golvend
effect vertonen, vereist de scannereenheid
mogelijk onderhoud. Reinig de scaneenheid of
neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie
"Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 171).
Zorg ervoor dat papier of andere afdrukmedia
juist zijn geplaatst en dat de geleiders niet te
los of te strak zijn afgesteld.
Controleer of de klep rechts onderaan van de
standaardlade, de klep rechts onderaan van de
dubbele cassetteinvoer of de klep rechts
onderaan van de hogecapaciteitsinvoer goed
vergrendeld is. Zijn de kleppen onderaan niet
volledig gesloten, open en sluit dan de kleppen
onderaan.
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 171).
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
Toestand Voorgestelde oplossingen
A
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie
"Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 171).
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
Controleer of de klep rechts onderaan van de
standaardlade, de klep rechts onderaan van de
dubbele cassetteinvoer of de klep rechts
onderaan van de hogecapaciteitsinvoer goed
vergrendeld is. Zijn de kleppen onderaan niet
volledig gesloten, open en sluit dan de kleppen
onderaan.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Reinig de
binnenkant of neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Eén effen kleur of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de beeldeenheid niet juist
geïnstalleerd. Verwijder de beeldeenheid en
plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de beeldeenheid defect en moet ze
worden vervangen. Verwijder de beeldeenheid
en plaats een nieuwe. Neem contact op met
een medewerker van de klantenservice.
Het apparaat moet mogelijk worden hersteld.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat. Reinig
de binnenkant of neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie
"Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 171).
Verwijder de beeldeenheid en plaats een
nieuwe. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossingen
A
Problemen oplossen_ 160
Problemen met kopiëren
Onvolledige tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er
witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart
zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten
probeert u een ander soort transparant. Als
gevolg van de samenstelling van de
transparanten kunnen onvolledige tekens
voorkomen.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het papier. Verwijder het papier en draai het
om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties (zie
"Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 171).
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
Mogelijk is de beeldeenheid verkeerd
geïnstalleerd. Verwijder de beeldeenheid en
plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de beeldeenheid defect. Verwijder
de beeldeenheid en plaats een nieuwe. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
Wijzig de instelling van de printer en probeer
het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen
voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en
stel type in op dik papier (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 102).
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk of de afdruk
is te licht of vuil.
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een
hoogte van 1 000 m of meer. Een dergelijke
hoogte kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv.
losse toner of een lichte afdruk). Pas de
luchtdrukaanpassing van uw apparaat aan.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik de Licht- en Donker-pijlen om de
achtergrond van de kopieën respectievelijk
lichter of donkerder te maken op het tabblad
Basis in het menu Kopie.
Toestand Voorgestelde oplossingen
A
Er verschijnen
vegen, strepen,
vlekken of stippen
op kopieën.
In geval van onregelmatigheden op het
origineel drukt u op de pijl-links/rechts om de
achtergrond van de kopieën respectievelijk
lichter of donkerder te maken op het tabblad
Basis in het menu Kopie (zie
"De
tonersterkte wijzigen" op pagina 55).
Als het origineel geen onregelmatigheden
vertoont, moet u de scannereenheid reinigen.
Reinig de scaneenheid of neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Kopie is scheef. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde
naar beneden op de glasplaat van de scanner
is geplaatst of met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI.
Controleer of het kopieerpapier op de juiste
manier in het apparaat is geplaatst.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Afgedrukte kopieën
zijn blanco.
Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner is
geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een nieuw pak.
In vochtige omstandigheden mag u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg hem
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een nieuw
pak. Controleer de papiergeleiders en stel
deze zo nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten van kopieerpapier in
het apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat minder lang
mee dan verwacht.
Uw originelen bevatten mogelijk
afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke
lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere
documenten die meer toner verbruiken.
Mogelijk is het deksel van de DADI open
gelaten tijdens het kopiëren.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 161
Problemen met scannen
Faxproblemen (optioneel)
Probleem Voorgestelde oplossingen
De scanner doet het
niet.
Zorg dat u het origineel met de te scannen
zijde naar beneden op de glasplaat plaatst
of met de te scannen zijde naar boven in de
DADI.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen
beschikbaar voor het document dat u wilt
scannen. Ga na of de functie
Voorbeeldscan werkt. Probeer een lagere
scanresolutie.
Controleer of de kabel van uw apparaat op
de juiste wijze is aangesloten.
Controleer of de USB-kabel is beschadigd.
Vervang de kabel door een kabel waarvan u
zeker weet dat hij werkt. Vervang zo nodig
de kabel.
Controleer of de scanner op de juiste manier
is geconfigureerd. Controleer de
scaninstellingen in Easy Document Creator
of in de toepassing die u wilt gebruiken om
er zeker van te zijn dat de scantaak naar de
juiste poort wordt verzonden (bijvoorbeeld
USB001).
Het apparaat doet erg
lang over een
scanopdracht.
Controleer of er tegelijkertijd ontvangen
gegevens worden afgedrukt op het
apparaat. Wacht in dat geval met scannen
tot de afdruktaak is voltooid.
Het inscannen van afbeeldingen kost meer
tijd dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig
is om de ingescande afbeelding te
analyseren en te reproduceren. Stel de
printerpoort van uw computer in op de
ECP-modus (in de BIOS-instellingen van de
computer). De communicatiesnelheid gaat
dan omhoog. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van uw computer
voor meer informatie over de
BIOS-instellingen.
Het volgende bericht
verschijnt op het
computerscherm:
Apparaat kan niet
in de gewenste H/
W-modus staan.
Poort wordt
gebruikt door een
ander programma.
Poort is
gedeactiveerd.
Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
gegevens.
Probeer het
opnieuw zodra de
huidige taak is
voltooid.
Ongeldige ingang.
Scannen is
mislukt.
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak
uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te
voeren nadat de voorgaande taak is
voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het opnieuw.
De kabel van uw apparaat is mogelijk niet
goed aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of het besturingssysteem is
niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat op de juiste wijze
is aangesloten en ingeschakeld is. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is mogelijk niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat werkt
niet, het display blijft
leeg of de toetsen
reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek hem er weer in.
Controleer of er stroom staat op het
stopcontact.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste
wijze is aangesloten.
Controleer of de wandcontactdoos in orde is
door er een ander telefoontoestel op aan te
sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen
nummers worden
verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen (zie
"Een adresboek
maken" op pagina 95).
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga
na of het origineel het juiste formaat heeft en
niet te dik of te dun is.
Controleer of de DADI goed is gesloten.
Het rubbermatje van de DADI moet mogelijk
worden vervangen. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Faxberichten
worden niet
automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Controleer of er een foutmelding wordt
weergegeven op het display. Los in dat geval
het probleem op.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 162
Algemene PostScript-problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en
kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt.
Algemene problemen onder Windows
Het apparaat
verzendt geen
faxberichten.
Zorg dat het origineel zich in de DADI of op de
glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer het faxapparaat van de ontvanger
(als er een probleem is).
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco
of is van slechte
kwaliteit.
Er is mogelijk een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te
maken.
De tonercassette is mogelijk leeg. Vervang de
tonercassette.
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Er is een tijdelijke storing opgetreden in het
documenttransport vanaf het apparaat waarvan
het faxbericht afkomstig is.
Er staan strepen op
de originelen die u
hebt verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig
ze indien nodig. De scaneenheid reinigen.
Het nummer wordt
gekozen maar er kan
geen verbinding tot
stand worden
gebracht met de
andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er
geen oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere apparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als het scherm met de status
van het geheugen verschijnt, verwijdert u
faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het
geheugen en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan.
Er verschijnen
blanco stukken
onderaan op de
pagina, met een
kleine strook tekst
bovenaan.
U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Voor informatie over papierinstellingen
(zie
"Instellingen voor lade" op pagina 48).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Oplossing
Het
PostScript-bestand
kan niet worden
afgedrukt.
Het
PostScript-stuurpro
gramma is mogelijk
niet correct
geïnstalleerd.
Installeer het
PostScript-stuurprogra
mma.
Druk een
configuratiepagina af
en controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Neem contact op met
een medewerker van
de klantenservice als
het probleem
aanhoudt.
Het bericht "Fout
limietcontrole"
verschijnt.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder
complex of breid het
geheugen uit.
Er wordt een
PostScript-foutenpa
gina afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de
afdruktaak een
PostScript-taak is.
Controleer of de
softwaretoepassing
verwacht dat er een
installatiebestand of
PostScript-headerbestan
d naar het apparaat
wordt gestuurd.
In het
stuurprogramma is
de optionele dubbele
cassette-invoer (lade
3, lade 4) niet
geselecteerd.
Het
printerstuurprogram
ma is niet
geconfigureerd om
de optionele
dubbele
cassette-invoer te
herkennen (lade 3,
lade 4).
Open de eigenschappen
van het
PostScript-stuurprogram
ma, selecteer het tabblad
Apparaatopties en stel
de ladeoptie in de sectie
Ladeopties in.
Als u op een
Mac-computer een
document afdrukt
met Acrobat
Reader 6.0 of hoger,
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
De
resolutie-instelling
in het
printerstuurprogram
ma komt mogelijk
niet overeen met de
resolutie-instelling
in Acrobat Reader.
Controleer of de
resolutie-instelling in uw
printerstuurprogramma
overeenkomt met de
resolutie-instelling in
Acrobat Reader.
Toestand Voorgestelde oplossingen
“Tijdens de
installatie verschijnt
het bericht "Bestand
in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle
software uit de printerprogrammagroep en start
Windows opnieuw op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Problemen oplossen_ 163
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows 2000/
XP/2003/Vista die met uw computer werd meegeleverd voor meer
informatie over foutmeldingen in Windows.
Algemene Linux-problemen
“Het bericht
"Algemene
beveiligingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32", of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in
de printer
opgetreden"
verschijnt.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht tot het apparaat klaar is met
afdrukken. Als het bericht verschijnt in
stand-bymodus of nadat de afdruk is voltooid,
controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er
een fout is opgetreden.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
Configurator en selecteer het tabblad
Printers in Printers configuration om de lijst
met beschikbare printers weer te geven.
Controleer of uw apparaat in de lijst staat. Als
dit niet zo is, opent u Add new printer wizard
om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer
uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Stopped als de
status de tekenreeks Start bevat. Hierna zou
het apparaat weer normaal moeten werken.
De status "stopped" kan geactiveerd zijn als
er zich problemen met het afdrukken hebben
voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht
geven om een document af te drukken terwijl
de poort gebruikt wordt door een
scantoepassing.
Controleer of de MFP-poort bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van het
apparaat (printer en scanner) dezelfde I/
O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen tegelijkertijd
toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde
poort. Om conflicten te voorkomen mag
slechts één toepassing tegelijk een taak
uitvoeren op het apparaat. Op het systeem
van de andere gebruiker wordt de melding
"Device busy" weergegeven. Open de
poortconfiguratie en selecteer de poort die is
toegewezen aan uw printer. In het
deelvenster Selected port kunt u zien of de
poort door een andere toepassing wordt
gebruikt. Als dit het geval is, wacht u totdat de
uit te voeren taak is voltooid of klikt u op de
knop Release port als u zeker weet dat de
huidige toepassing niet naar behoren werkt.
Controleer of uw toepassing een speciale
afdrukoptie heeft, zoals "-oraw". Als de
parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. In een Gimp
front-end kiest u "Print" -> "Setup printer" en
bewerkt u de opdrachtregelparameter in het
opdrachtitem.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het Internet Printing
Protocol (IPP). Gebruik Socket Printing in
plaats van IPP of installeer een recentere
versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Problemen oplossen_ 164
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer
werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af. Slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is bij
bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript
Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL
Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de
meest recente versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Ik kan niet scannen
via mijn Gimp
front-end.
Controleer of de Gimp front-end over Xsane
beschikt: Device dialog in het menu Acquire.
Als dat niet het geval is, moet u de
Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de
computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp
op de CD van uw Linux-distibrutie of op de
homepage van Gimp. Raadpleeg het
Help-systeem op de cd van uw Linux-distributie
of van de Gimp front-endtoepassing voor meer
informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleeg dan de Help van de
toepassing.
De foutmelding
"Cannot open port
device file"
verschijnt als ik een
document afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als de
afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken wordt vergrendeld,
blijft deze vergrendeld door het abrupte
afbreken van het stuurprogramma zodat de
poort niet beschikbaar is voor volgende
afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet,
probeert u de poort vrij te geven door Release
port te selecteren in Port configuration.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of uw apparaat met uw computer
is verbonden, op de juiste manier op de
USB-poort is aangesloten en ingeschakeld is.
Controleer of het scannerstuurprogramma
voor uw apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open de Unified Linux
Driver-configurator, ga naar Scanners
configuration en druk op Drivers. Kijk of de
lijst in het venster een stuurprogramma voor
uw apparaat bevat.
Controleer of de MFP-poort bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van het
apparaat (printer en scanner) dezelfde I/
O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen tegelijkertijd
toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde
poort. Om conflicten te voorkomen mag
slechts één toepassing tegelijk een taak
uitvoeren op het apparaat. Op het systeem
van de andere gebruiker wordt de melding
"Device busy" weergegeven. Dit gebeurt
doorgaans bij het starten van een
scanprocedure. Er verschijnt een
overeenkomstig dialoogvenster.
U kunt proberen de oorsprong van het
probleem te achterhalen door Ports
configuration te openen en de aan uw
scanner toegewezen poort te selecteren.
Poorttoewijzing /dev/mfp0 stemt overeen met
de bestemming LP:0 die wordt weergegeven
in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft
betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten
beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op
USB:0 komt overeen met dev/mfp4
enzovoort. In het deelvenster Selected port
kunt u zien of de poort door een andere
toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is,
wacht u totdat de uit te voeren taak is voltooid
of drukt u op de knop Release port als u
zeker weet dat de huidige poort niet naar
behoren werkt.
Het apparaat scant
niet.
Zorg ervoor dat het document in het apparaat
is geladen en dat uw apparaat met de
computer is verbonden.
Mogelijk treedt er een I/O-fout op tijdens het
scannen.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 165
Algemene Mac-problemen
Raadpleeg de Mac-gebruikershandleiding van die met uw computer is
meegeleverd voor meer informatie over Mac-foutmeldingen.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
het PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen, tekst
of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het
PDF-bestand af te drukken als een afbeelding.
Schakel Afdrukken als afbeelding uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in
Mac OS X 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot MAC OS X
10.3.3. of hoger.
Bepaalde letters
worden niet normaal
weergegeven tijdens
het afdrukken van
het voorblad.
Mac OS X kan het lettertype niet maken bij het
afdrukken van het voorblad. Letters en cijfers
worden normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een
Mac-computer een
document afdrukt
met Acrobat
Reader 6.0 of hoger,
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw
printerstuurprogramma overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Verbruiksartikelen en accessoires_ 166
12.Verbruiksartikelen en accessoires
In deze handleiding wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van uw
apparaat kunt aankopen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Aankoopmogelijkheden
Beschikbaar verbruiksartikelen
Beschikbare accessoires
De resterende levensduur van verbruiksartikelen controleren
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land.
Neem contact op met uw verkoper om de lijst met beschikbare
accessoires te ontvangen.
Aankoopmogelijkheden
Voor de bestelling van door Samsung erkende verbruiksartikelen,
accessoires en onderdelen voor onderhoud neemt u contact op met uw
plaatselijke Samsung-verdeler of de winkel waar u uw apparaat hebt
gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies, en selecteer uw land/
regio voor meer informatie over ondersteuning.
Beschikbaar verbruiksartikelen
Als verbruiksartikelen het einde van hun levensduur naderen kunt u de
volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen.
De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de
opties en de taakmodus.
U moet tonercassettes en andere verbruiksartikelen aankopen in het
land waar u het apparaat hebt gekocht. Tonercassettes en andere
verbruiksartikelen kunnen immers incompatibel zijn met uw apparaat
aangezien de configuratie ervan verschilt van land tot land.
SCX-812x Series
CLX-92x1_9301 Series
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 5% dekking.
Benaming van
onderdeel
Tonercassette Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 25 000
standaardpagina’s
MLT-D709S (Zwart)
Beeldeenheid Ong. 100 000
afbeeldingen
MLT-R709
Opvangbak
voor gebruikte
toner
Ong. 100 000 beeldscans MLT-W709
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 5% dekking.
Benaming van
onderdeel
Tonercassette Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 20 000
standaardpagina’s
CLT-K809S (Zwart)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met kleurencassette:
15 000 standaardpagina’s
(cyaan/magenta/geel)
CLT-C809S (Cyaan)
CLT-M809S (Magenta)
CLT-Y809S (Geel)
Beeldeenheid Ong. 50 000 afbeeldingen CLT-R809
Opvangbak
voor gebruikte
toner
Ong. 100 000 beeldscans CLT-W809
Verbruiksartikelen en accessoires_ 167
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen
bij de installatie-accessoires
Koppel het netsnoer los.
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord als de stroom is
ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los als u interne of externe accessoires
installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te
voorkomen.
Ontlaad statische elektriciteit.
Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of
geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u
interne accessoires installeert of verwijdert, moet u de statische
elektriciteit van uw lichaam ontladen door een metalen voorwerp aan te
raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat op
een geaarde stroombron is aangesloten. Als u voor het beëindigen van
de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure om nogmaals
eventuele statische elektriciteit te ontladen.
Toegevoegde accessoires in de eigenschappen van het
PS-stuurprogramma activeren.
Na de installatie van een accessoire, zoals een optionele lade, moeten
gebruikers van een PS-stuurprogramma een bijkomende instelling
opgeven. Ga naar de PS-printereigenschappen en activeer de
toegevoegde accessoire.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij
in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een
verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
Beschikbare accessoires
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en
capaciteit van uw apparaat te verbeteren.
Optie Functie
Benaming van
onderdeel
Kastonderstel U kunt het apparaat
plaatsen op het
ergonomisch
ontworpen onderstel
waarmee het apparaat
goed toegankelijk is. U
kunt het onderstel ook
verplaatsen dankzij de
wielen en verschillende
artikelen zoals papier in
het onderstel opslaan.
CLX-DSK20T
Dubbele
cassette-invoer
Als u regelmatig
papierbronproblemen
ondervindt, kunt u een
extra papierlade
plaatsen. De optionele
lade heeft een
maximale capaciteit
van 1 040 vellen. U
kunt documenten op
verschillende formaten
en soorten afdrukmedia
afdrukken.
CLX-PFP100
Internet
afwerkeenheid
voor 300 vel
Met deze interne
afwerkeenheid kunt u
afdrukken sorteren,
groeperen en nieten.
CLX-FIN50S
Werktafel Op de werktafel kunt u
een extern
verificatieapparaat of
andere items plaatsen.
CLX-WKT000
Faxkit Met deze faxkit kunt u
uw apparaat als fax
gebruiken.
CLX-FAX160
FDI-kit (Foreign
Device Interface)
Deze kaart wordt in het
apparaat geplaatst
zodat een apparaat van
derden kan worden
aangesloten,
bijvoorbeeld een
muntautomaat of een
kaartlezer. Met deze
apparaten kunt u laten
betalen voor
afdrukservices die
worden uitgevoerd met
uw apparaat.
CLX-KIT10F
Harddisk-kit Deze harddisk-kit helpt
het apparaat op
verschillende manieren
te gebruiken.
ML-HDK471
Taakscheider Deze Taakscheider
helpt het apparaat bij
het sorteren van
afdrukken.
CLX-JST100
Optie Functie
Benaming van
onderdeel
Verbruiksartikelen en accessoires_ 168
De resterende levensduur van verbruiksartikelen
controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleer dan de levensduur van de verbruiksartikelen.
Vervang indien nodig de betrokken onderdelen.
1. Druk op Machine Setup > Others > Levensduur art. vanuit het
hoofdscherm.
2. Controleer de levensduur van de verbruiksartikelen.
3. Druk op Back om naar het vorige scherm te gaan.
Specificaties_ 169
Specificaties
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de specificaties van het apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Hardwarespecificaties
Milieuspecificaties
Electrische specificaties
Specificaties van de afdrukmedia
De hier vermelde specificatiewaarden zijn gebaseerd op voorlopige gegevens. Zie www.samsung.com voor actuele informatie.
Hardwarespecificaties
Milieuspecificaties
Onderdeel SCX-812x Series
CLX-93x1 Series
CLX-92x1 Series
Afmetingen Hoogte (met Dubbelzijdige automatische
documentinvoer)
700,8 mm (27,6 inches) 1102,5 mm (43,4 inches)
Diepte 600 mm (23,6 inches) 620 mm
Breedte 560 mm (22 inches)
Gewicht Apparaat zonder verbruiksartikelen en opties 55,5 Kg 72,5 Kg
Dubbelzijdige automatische documentinvoer 5 Kg (11 lbs)
Onderdeel SCX-812x Series
CLX-93x1 Series
CLX-92x1 Series
Geluidsniveau
a
a.Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
Stand-bymodus 43 dB(A)
Afdrukmodus (Enkelzijdig)
(Dubbelzijdig: Enkelzijdig+2dBA)
Lade 1: 52dB (A)
Multifunctionele lade : 54 dB(A)
Optionele lade : 54 dB(A)
Lade 1: 52dB (A)
Multifunctionele lade : 54 dB(A)
Optionele lade : 54 dB(A)
Kopieermodus (Enkelzijdig)
(Dubbelzijdig: Enkelzijdig+2dBA)
Lade 1: 55dB(A)
Multifunctionele lade : 57 dB(A)
Optionele lade : 57 dB(A)
Lade 1: 55dB(A)
Multifunctionele lade : 57 dB(A)
Optionele lade : 57 dB(A)
Afdrukmodus (met
afwerkingseenheid)
(Enkelzijdig)
(Dubbelzijdig: Enkelzijdig+2dBA)
Lade 1: 54 dB(A)
Multifunctionele lade : 56 dB(A)
Optionele lade : 56 dB(A)
Lade 1: 54 dB(A)
Multifunctionele lade : 56 dB(A)
Optionele lade : 56 dB(A)
Kopieermodus (met
afwerkingseenheid)
(Enkelzijdig)
(Dubbelzijdig: Enkelzijdig+2dBA)
Lade 1: 57 dB(A)
Multifunctionele lade : 59 dB(A)
Optionele lade : 59 dB(A)
Lade 1: 57 dB(A)
Multifunctionele lade : 59 dB(A)
Optionele lade : 59 dB(A)
Temperatuur Gebruik 10 tot 32 °C
Opslag -20 tot 40 °C
Relatieve luchtvochtigheid Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag 10 tot 90% RV
Specificaties_ 170
Electrische specificaties
De voedingsvereisten zijn gebaseerd op het land/gebied waar het apparaat is verkocht. Schakel werkingsvoltages niet om. Doet u dit toch, dan kan het
apparaat beschadigd raken en vervalt de productgarantie.
Onderdeel Beschrijving
Nominaal vermogen
a
a.zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste spanning, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat.
Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V
Stroomverbruik Gemiddeld vermogen Minder dan 1100 Watt
Stand-bymodus Minder dan 250 Watt
Energiebesparende modus Minder dan 3 Watt
Uitgeschakelde toestand minder dan 0 Watt
Specificaties_ 171
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat Afmetingen
gewicht/capaciteit afdrukmedia (Enkelzijdig)
a
lade 1, 2, 3, 4 multifunctionele lade
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
71 tot 90 g/m
2
520 vellen van 80 g/m
2
voor
elke papierlade
2 000 vellen van 80 g/m
2
voor
de hogecapaciteitsinvoer
A3 en 8K worden niet
ondersteund in Lade 1.
71 tot 90 g/m
2
100 vellen van 80 g/m
2
Grootboek 279 x 432 mm
Legal 216 x 356 mm
Executive 184 x 267 mm
Statement 140 x 216 mm
A3 297 x 420 mm
A4 210 x 297 mm
A5 148 x 210 mm
B4 257 x 364 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
US Folio 216 x 330 mm
Oficio 216 x 343 mm
8K 270 x 390 mm
16K 195 x 270 mm
A6 105 x 148 mm Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
Enveloppen Letter, Statement, A4,
A5, JIS B5, A6, ISO
B5
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
75 tot 90 g/m
2
10 vellen stapelen
Envelop Monarch 98 x 191 mm
Envelop No. 10 105 x 241 mm
Envelop No. 9 98 x 225 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Envelop C4 229 x 324 mm
Dik papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
91 tot 105 g/m
2
400 vellen voor elke
papierlade
1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
91 tot 105 g/m
2
50 vellen stapelen
Zwaar papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
106 tot 175 g/m
2
350 vellen stapelen
1 400 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
106 tot 175 g/m
2
20 vellen stapelen
Extra zwaar 1 Zie Normaal papier Zie Normaal papier
176 tot 216 g/m
2
200 vellen stapelen
Niet beschikbaar in de
hogecapaciteitsinvoer
176 tot 216 g/m
2
10 vellen stapelen
Extra zwaar 2 Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
217 tot 253 g/m
2
10 vellen stapelen
Specificaties_ 172
Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
520 vellen stapelen
2 000 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
60 tot 70 g/m
2
100 vellen stapelen
Katoen Zie Normaal papier Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m
2
400 vellen stapelen
1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
75 tot 90 g/m
2
50 vellen stapelen
Gekleurd/
voorbedrukt
Zie Normaal papier Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m
2
400 vellen stapelen
1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
75 tot 90 g/m
2
50 vellen stapelen
Kringlooppapier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
60 tot 90 g/m
2
400 vellen stapelen
1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
60 tot 90 g/m
2
100 vellen stapelen
Dun karton Zie Normaal papier Zie Normaal papier
105 tot 163 g/m
2
350 vellen stapelen
1 400 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
105 tot 163 g/m
2
20 vellen stapelen
Dik karton Zie Normaal papier Zie Normaal papier
170 tot 216 g/m
2
350 vellen stapelen
Niet beschikbaar in de
hogecapaciteitsinvoer
170 tot 216 g/m
2
20 vellen stapelen
Dun glanzend Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
106 tot 169 g/m
2
20 vellen stapelen
Dik glanzend Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
170 tot 253 g/m
2
10 vellen stapelen
Etiketten
b
Letter, A4 Zie Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
(32 tot 40 lb bond)
20 vellen stapelen
Postkaarten Postkaarten 4 x 6 101,6 x 152,4 mm (4 x 6 inches) Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
60 tot 105 g/m
2
(16 tot 28 lb bond)
20 vellen stapelen
Minimumformaat Lade 1 (aangepast) 139,7 x 210 mm
60 tot 216 g/m
2
-
Maximumformaat Lade 1 (aangepast) 257 x 364 mm (10,1 x 14,3 inches)
Minimumformaat Lade 2, 3, 4
(aangepast)
139,7 x 210 mm (5,5 x 8,27 inches)
Maximumformaat Lade 2, 3, 4
(aangepast)
305 x 457 mm
Multifunctionele lade minimaal formaat
(aangepast)
98 x 148 mm -
60 tot 253 g/m
2
Multifunctionele lade maximaal formaat
(aangepast)
297 x 1 200 mm (11,7 x 47,2 inches)
a.De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
b.De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
Type Formaat Afmetingen
gewicht/capaciteit afdrukmedia (Enkelzijdig)
a
lade 1, 2, 3, 4 multifunctionele lade
Specificaties_ 173
Systeemvereisten
Voordat u begint, controleer of uw systeem aan de volgende vereisten voldoet:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
Voor Windows 2000 is Services Pack 4 of hoger vereist.
MAC
BESTURINGSSYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Windows® 2000 Intel® Pentium® II 400 MHz (Pentium III 933 MHz) 64 MB (128 MB) 600 MB
Windows® XP Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (256 MB) 1,5 GB
Windows Server® 2003 Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHrmz) 128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB
Windows Server® 2008 Intel® Pentium® IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (2 048 MB) 10 GB
Windows Vist Intel® Pentium® IV 3 GHz 512 MB (1 024 MB) 15 GB
Windows® 7 Intel® Pentium® IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger 1 GB (2 GB) 16 GB
Ondersteuning voor DirectX® 9 graphics met 128 MB geheugen
(om het Aero-thema in te schakelen).
DVD-R/W-station
Windows Server® 2008
R2
Intel® Pentium® IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2
GHz of sneller)
512 MB (2 048 MB) 10 GB
BESTURINGSSYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Mac OS X 10.4 Intel™-processoren
PowerPC G4/G5
128 MB voor Mac met PowerPC
(512 MB)
512 MB voor een Mac op basis van
Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5 Intel™-processoren
867 MHz of sneller Power PC G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6 Intel™-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB
Mac OS X 10.7 Intel™-processoren 2 GB 4 GB
Specificaties_ 174
Linux
UNIX
Item Vereisten
Besturingssysteem RedHat™ Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits)
Fedora 5 ~ 13 (32/64 bits)
SuSE Linux 10.1 (32 bits)
OpenSuSE™ 10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bit)
Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bits)
SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bit)
Debian 4.0, 5.0 (32/64 bit)
Processor Pentium IV 2,4 GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1 024 MB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
Item Vereisten
Besturingssysteem Sun Solaris 9, 10 (x86, SPARC)
HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC, Itanium)
IBM AIX 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 (PowerPC)
Vrije schijfruimte Tot 100 MB
Contact SAMSUNG worldwide_ 175
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
Country/Region Customer Care Center Web Site
ALBANIA 42 27 5755 www.samsung.com
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com
ARMENIA 0-800-05-555 www.samsung.com
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com
AUSTRIA 0810-SAMSUNG
(7267864, € 0.07/min)
www.samsung.com
AZERBAIJAN 088-55-55-555 www.samsung.com
BAHRAIN 8000-4726 www.samsung.com
BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung.com
BELGIUM 02-201-24-18 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/
be_fr (French)
BOLIVIA 800-10-7260 www.samsung.com
BOSNIA 05 133 1999 www.samsung.com
BRAZIL 0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com
CAMEROON 7095-0077 www.samsung.com
CANADA 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/ca
www.samsung.com/
ca_fr (French)
CHILE 800-SAMSUNG
(726-7864)
From mobile 02-482 82 00
www.samsung.com
CHINA 400-810-5858 www.samsung.com
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com
COTE D’LVOIRE 8000 0077 www.samsung.com
CROATIA 062 SAMSUNG (062 726
7864)
www.samsung.com
CYPRUS 8009 4000 only from
landline
www.samsung.com
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com
Samsung Electronics Czech and Slovak, s.r.o.,
Oasis Florenc, Sokolovská 394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com
DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com
EGYPT 08000-726786 www.samsung.com
EIRE 0818 717100 www.samsung.com
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com
FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com
FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com
GERMANY 01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.com
GEORGIA 8-800-555-555 www.samsung.com
GHANA 0800-10077
0302-200077
www.samsung.com
GREECE 80111-SAMSUNG (80111
726 7864) only from land
line(+30) 210 6897691
from mobile and land line
www.samsung.com
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com
HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com
HONG KONG (852) 3698-4698 www.samsung.com/hk
www.samsung.com/
hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
INDIA 1800 1100 11
3030 8282
1800 3000 8282
1800 266 8282
www.samsung.com
INDONESIA 0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
IRAN 021-8255 www.samsung.com
ITALY 800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com
JORDAN 800-22273 www.samsung.com
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500
(GSM:7799)
www.samsung.com
KENYA 0800 724 000 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide_ 176
KOSOVO +381 0113216899 www.samsung.com
KUWAIT 183-2255 www.samsung.com
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com
LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com
MACEDONIA 023 207 777 www.samsung.com
MEXICO 01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
MOLDOVA 00-800-500-55-500 www.samsung.com
MONGOLIA www.samsung.com
MONTENEGRO 020 405 888 www.samsung.com
MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com
NIGERIA 0800-726-7864 www.samsung.com
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€ 0,10/
min)
www.samsung.com
NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800
726 786)
www.samsung.com
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com
NORWAY 815-56 480 www.samsung.com
OMAN 800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
PANAMA 800-7267 www.samsung.com
PERU 0-800-777-08 www.samsung.com
PHILIPPINES 1-800-10-SAMSUNG(726
-7864) for PLDT
1-800-3-SAMSUNG(726-
7864) for Digitel
1-800-8-SAMSUNG(726-
7864) for Globe
02-5805777
www.samsung.com
POLAND 0 801-1 SAMSUNG
(172-678)
+48 22 607-93-33
www.samsung.com
PORTUGAL 808 20-SAMSUNG (808
20 7267)
www.samsung.com
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com
ROMANIA 08010 SAMSUNG (08010
726 7864) only from
landline(+40) 21 206 01
10 from mobile and land
line
www.samsung.com
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com
SENEGAL 800-00-0077 www.samsung.com
SERBIA 0700 SAMSUNG (0700
726 7864)
www.samsung.com
SINGAPORE 1800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG
(0800-726-7864)
www.samsung.com
SOUTH AFRICA 0860-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SPAIN 902-1-SAMSUNG(902
172 678)
www.samsung.com
SWEDEN 0771 726 7864
(SAMSUNG)
www.samsung.com
SWITZERLAND 0848-SAMSUNG
(7267864, CHF 0.08/min)
www.samsung.com/ch
www.samsung.com/
ch_fr(French)
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
TAIWAN 0800-329-999
0266-026-066
www.samsung.com
TANZANIA 0685 88 99 00 www.samsung.com
THAILAND 1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com
U.A.E 800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
UGANDA 0800-300 300 www.samsung.com
U.K 0330 SAMSUNG
(7267864)
www.samsung.com
U.S.A 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
UKRAINE 0-800-502-000 www.samsung.com/ua
www.samsung.com/
ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Verklarende woordenlijst_ 177
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor
draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE
LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802).
802.11b/g
802.11b/g kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2.4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps;
802.11g tot 54 Mbps. 802.11b/g-apparaten kunnen interferentie
ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en
Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een
apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een
draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en
ontvanger van WLAN-radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Het was inbegrepen
in de originele Mac (1984) en wordt nu door Apple ontraden ten gunste
van TCP/IP netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans
monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt
als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop
uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere
client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen
computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen
voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de
overige kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte
waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven.
Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het
afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld
dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het
papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de
dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt
en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op
niet-Microsoftplatformen.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd
en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan
inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt
geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te
Verklarende woordenlijst_ 178
kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen
via het netwerk.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer
loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een
van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een
typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een
groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een
vel papier tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de
printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per
jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal
binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000
pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het
aantal pagina’s tot 2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die
soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt.
Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in
tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van
het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne
staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd
voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van
afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Het was inbegrepen in de originele Mac (1984) en
wordt nu door Apple ontraden ten gunste van TCP/IP netwerken.
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden
uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk
dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat onder andere uit onderdelen die het papier
verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is
aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte en druk om
ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart ook
waarom het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt
omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere
computers of netwerken.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Verklarende woordenlijst_ 179
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten
te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten,
terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering
van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare
dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier
aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken)
en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen
de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De
ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de
organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de
compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen,
in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e).
Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een
netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een
hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in
grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
Verklarende woordenlijst_ 180
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken
van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden
verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door
ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd
lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een
doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie
te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden
informatie te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH.
De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en
verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de
drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum
moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het
contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het
reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot
een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de
eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor
thermische printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems
ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. -
die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat
in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een
printer in één minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software
kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard
invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
zie PostScript.
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
Verklarende woordenlijst_ 181
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol
voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe
om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met
behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en
accounting) voor het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor
e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst
gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht
worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is
een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt
naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos
netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk
gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s
zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals
de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s.
Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een
mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de
kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn
gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt
en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een
combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich
aan de vezels in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan
een scan worden gestart vanuit het programma; Het is een
API-beeldopname voor het Windows-besturingssysteem van Microsoft
en het Mac-besturingssysteem van Apple.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum,
Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar
te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen
om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere
randapparaten te verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau
als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze
via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het
andere kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
Verklarende woordenlijst_ 182
besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld
werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of
een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze
toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten.
WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een
draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere
veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand
brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze
toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding
gemakkelijk configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op
een nieuw afdrukpad.
Index_ 183
Index
A
aanraakscherm
probleemoplossing 154
aansluiten
netwerkkabel 35
printerkabel 35
accessoires
bestellen 167
installeren 167
achtergrond wissen
kopiëren 64
scannen 85
achterkant 27
achterzijde wissen
scannen 85
adresboek
SyncThru Web Service 97
afdrukken
afdrukken naar een bestand 111
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
111
Macintosh 114
Windows 108
een document aan een bepaald
papierformaat aanpassen 109
Windows 101
het afdrukpercentage wijzigen 109, 110
Linux 115
Macintosh 112
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Macintosh 114
Windows 108
overlay gebruiken 110
poster 108
UNIX 116
watermerken gebruiken 109
afdrukmateriaal
briefhoofdvoorgedrukt papier 48
etiketten 47
glanzend 48
het papierformaat instellen 48
kartonpapier 47
richtlijnen 40
speciale media 46
uitvoersteun gebruiken 171
afdrukmedia
envelop 46
het tabblad Papier in de
printervoorkeurinstellingen 103
afdrukresolutie instellen
Macintosh 113
AnyWeb Print 120
apparaatopties 107
automatische documentinvoer 40
B
bedieningspaneel 30
beeldeenheid
beeldeenheid vervangen 131
bestandsbeleid
scannen 86
bestandsindeling
scannen 86
bewerken
groepsadres 96
individueel adres 96
binnenkant 28, 29
C
cassette voor gebruikte toner
de cassette voor gebruikte toner
vervangen 133
conventie 21
copying
collation 55, 53
D
de achtergrond aanpassen
kopiëren 64
documentenvak
informatie over het scherm
Documentenvak 94
dubbelzijdig afdrukken
afdrukken 108
kopiëren 72
dubbelzijdig verzenden
faxen 72
scannen 83
E
easy document creator 122
apparaatnaam 123
configuratie 123, 124
fax verzenden 123, 124
Naar SNS scannen 124
plugin 124
scannen 123
Uploaden naar SNS 123
zoeken 123
een adresboek maken
vanaf het bedieningspaneel 95
een document afdrukken
Linux 115
Macintosh 112
UNIX 116
een fax ontvangen
de ontvangstmodus wijzigen 71, 72
een intern telefoontoestel 71
in antwoordapparaatfax 72
veilig ontvangen 71
een intern telefoontoestel 71
F
fax email
individueel adres 95
fax sending
resending automatically 70
fax verzenden
een fax verzenden 68
het laatste nummer opnieuw kiezen 70
uitgesteld verzenden 70
faxen
de richting van originelen selecteren 73,
72
een fax in het geheugen ontvangen 72, 74
helderheid aanpassen 74, 68, 72, 70
informatie over het faxscherm 68
ontvangen 71
programmainstelling 75
resolutie aanpassen 73
uitgestelde faxverzending 70
versturen 68, 66
formaat van het origineel
Index_ 184
faxen 72
foutmelding 148
functies 23
eigenschappen van afdrukmateriaal 171
functies van het apparaat 169
printerstuurprogramma 101
G
gedeelde map 93
glasplaat van de scanner
documenten plaatsen 39
groep
groepsadres 96
H
harde schijf 24
help gebruiken 107
hulpprogramma Direct afdrukken 110
I
info 9
informatie over het faxscherm 68
informatie over het scherm Scannen 77
informatie over wettelijke voorschriften 14
instellingen voor favorieten voor afdrukken
107
J
JPEG
USB scanning memory device 86, 96, 98
K
kleurmodus
scannen 84
knoppen
ECO 37
Onderbreken 38
Taakstatus 37, 36
kopie ID 57
kopiëren
achtergrondafbeeldingen aanpassen 64
boek kopiëren 62, 61
de papierinvoerlade selecteren 53, 56, 53
helderheid aanpassen 55, 56, 63
IDkaart kopiëren 57
informatie over het scherm Kopiëren 51
kleur wijzigen 54, 53
meerdere pagina's per vel kopiëren Xop1
58
normaal kopiëren 52
programmainstelling 65
sorteren 55, 63
watermerk 62
kwaliteit
scannen 86
L
lade
een optionele lade bestellen 167
papier in de multifunctionele lade plaatsen
43, 48
LED
apparaatstatus 32
informatie over de statusLED 31, 32
knop onderbreken 38
Linux
afdrukken 115
printereigenschappen 115
scannen 89, 174
unified driver configurator 124
veelvoorkomende problemen onder Linux
163
M
Macintosh
afdrukken 112, 165
scannen 88, 173
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
nup
Macintosh 114
Windows 108
Meerdere pagina's per vel kopiëren Xop1
58
Multifunctionele lade
plaatsen 43
multifunctionele lade
gebruikstips 43
speciale afdrukmedia gebruiken 46
N
naar een USBgeheugenapparaat 81, 82
O
optionele lade
bestellen 167
papier plaatsen 41
origineel document
plaatsen
in de automatische documentinvoer
40
op de glasplaat van de scanner 39
vastgelopen papier verwijderen 135
overlay afdrukken
afdrukken 110
maken 110
verwijderen 110
P
papierinvoerlade
kopiëren 53
papierstoring
papier verwijderen 139
tips om papierstoringen te voorkomen 138
plaatsen
in de automatische documentinvoer 40
originelen op de glasplaat 39
papier in de multifunctionele lade plaatsen
43, 41
speciale media 46
poster afdrukken 108
PostScriptstuurprogramma
problemen oplossen 162
print resolution set
Linux 115
printereigenschappen
printervoorkeurinstellingen openen 102
printerstatus
algemene informatie 121
printervoorkeursinstellingen
Linux 115
problemen
aanraakscherm 154
problemen met de afdrukkwaliteit 157,
160, 154
voedingsproblemen 154
R
rapporten
emailbevestigingsrapport 79
faxrapport 74
resolutie
faxen 73
scannen 83
richting van origineel
faxen 73
kopiëren 56
scannen 83
Index_ 185
S
Samsungprinterstatus 121
scannen
afbeeldingen op de achterzijde wissen 85
basisinformatie 77, 86
de richting van originelen selecteren 83
helderheid aanpassen 83, 84
instellingen wijzigen 82
Linux 89
Macintosh 88
programmainstelling 76, 87
resolutie 83
scankwaliteit 86
taakvoltooiingsmelding 87
TWAIN 88
voor een netwerkverbinding
naar email 78, 79
scannen naar email 78
scannen naar server 79
scanner
documenten plaatsen 39
glasplaat 39
service contact numbers 175
SMB FTP
individueel adres 95
snel kopiëren 65
specificaties
afdrukmateriaal 171, 169
standaardinstellingen
een faxhoofd instellen 68
instellingen voor lade 48
stoptoets 30
T
tonercassette
toner herverdelen 127, 128
TWAIN scannen 88
type origineel
faxen 74
kopiëren 56
scannen 84
U
UNIX
afdrukken 116
systeemvereisten 174
usb
informatie over het USBscherm 117
USBgeheugen
hoe beheren 119
USBgeheugen beheren 119
USBgeheugenapparaat
afdrukken 118
hoe u moet scannen 81
V
veiligheid
info 9
symbolen 9
verbruiksartikelen
beschikbare verbruiksartikelen 166
vereisten
Linux 174
Macintosh 173
systeem 173
Unix 174
Windows 173
verklarende woordenlijst 177
verwijderen
adresboek 97
voorkant 1 25
voorkant 2 26
W
watermerk
afdrukken 109
bewerken 109
maken 109
verwijderen 110
weergavescherm 30
Windows
afdrukken 101, 162
scannen 77, 173
Z
zoeken
adresboek 97
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185