Documenttranscriptie
ML-331x Series
ML-371x Series
Gebruikershandleiding
Basis
imagine the possibilities
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en het
oplossen van problemen in Windows.
Inhoud
1. Inleiding
3. Onderhoud
5
Belangrijkste voordelen
49 Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
7
Functies per model
50 Beschikbare verbruiksartikelen
8
Nuttig om te weten
51 Beschikbare accessoires
9
Informatie over deze gebruikershandleiding
52 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
10 Veiligheidsinformatie
53 Toner herverdelen
16 Apparaatoverzicht
55 De tonercassette vervangen
19 Overzicht van het bedieningspaneel
57 Een geheugenmodule upgraden
22 Het apparaat inschakelen
59 De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren
23 Lokaal installeren van het stuurprogramma
24 Het stuurprogramma opnieuw installeren
2
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
26 Menuoverzicht
28 Een testpagina afdrukken
29 De taal op het display wijzigen
30 Afdrukmateriaal en lade
42 Eenvoudige afdruktaken
60 Instellen van de waarschuwing "Toner bijna
op"
61 Het apparaat reinigen
4. Problemen oplossen
65 Tips om papierstoringen te voorkomen
66 Papierstoringen verhelpen
73 Informatie over de status-LED
76 Informatie over displaymeldingen
Inhoud
5. Bijlage
83 Specificaties
93 Informatie over wettelijke voorschriften
105 Copyright
3
1. Inleiding
In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te
gebruiken.
• Belangrijkste voordelen
5
• Functies per model
7
• Nuttig om te weten
8
• Informatie over deze gebruikershandleiding
9
• Veiligheidsinformatie
10
• Apparaatoverzicht
16
• Overzicht van het bedieningspaneel
19
• Het apparaat inschakelen
22
• Lokaal installeren van het stuurprogramma
23
• Het stuurprogramma opnieuw installeren
24
Belangrijkste voordelen
Milieuvriendelijk
• Dit apparaat beschikt over een Eco-functie waarmee u toner en
papier kunt sparen.
• U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te
besparen (zie handleiding Geavanceerd).
• Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier
afdrukken (dubbelzijdig afdrukken) (zie handleiding
Geavanceerd).
• Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat
niet wordt gebruikt.
Afdrukken met hoge snelheid en uitstekende
kwaliteit
• U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 x 1.200 dpi
effectieve uitvoer.
• Snel on-demand afdrukken.
ML-331xD of ML-331xND:
- Voor enkelzijdig afdrukken, 31 ppm (A4) of 33 ppm (Letter).
- Voor dubbelzijdig afdrukken, 15 ppm (A4) of 16 ppm (Letter).
ML-371xD, ML-371xND of ML-371xDW:
- Voor enkelzijdig afdrukken, 35 ppm (A4) of 37 ppm (Letter).
- Voor dubbelzijdig afdrukken, 17 ppm (A4) of 18 ppm (Letter).
Belangrijkste voordelen
Gemak
• Samsung Easy Printer Manager en Samsung Printer Status (of Smart Panel) zijn programma´s die de status van het apparaat
controleren en u deze doorgeven, en waarmee u de instellingen van het apparaat kunt aanpassen (zie handleiding Geavanceerd).
• Met AnyWeb Print kunt u van een scherm in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken
op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma (zie handleiding Geavanceerd).
Grote functionaliteit en brede ondersteuning van toepassingen.
•
•
•
•
•
Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 85).
Watermerken afdrukken:
U kunt uw documenten voorzien van een watermerk zoals "Vertrouwelijk" (zie handleiding Geavanceerd).
Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen
papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie handleiding Geavanceerd).
U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie "Systeemvereisten" op pagina 88).
Het apparaat is uitgerust met een USB- en/of een netwerkinterface.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
• Dit apparaat heeft een extra geheugensleuf om het geheugen uit te breiden (zie "Beschikbare accessoires" op pagina 51).
• Zoran IPS Emulation, compatibel met PostScript 3 (PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.L
Functies per model
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land.
functies
ML-331xD
ML-331xND
ML-371xD
ML-371xND
ML-371xDW
Hi-Speed USB 2.0
●
●
●
●
●
IEEE 1284 parallelstekker
○
○
○
○
○
●
●
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX
bedraad LAN
●
Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000
Base TX bedraad LAN
Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos
LAN
●
IPv6
Eco-afdrukken
●
●
●
●
●
●
●
●
Wi-Fi Protected Setup™ (WPS)
●
Dubbelzijdig afdrukken
●
●
●
●
●
Samsung Easy Printer Driver Manager
●
●
●
●
●
○
○
○
○
○
○
●
●
Geheugen
lade 2 (520 vellen)
○
SyncThru™ Web Service
●
( ●: inclusief, ○: optioneel, leeg: niet beschikbaar)
Nuttig om te weten
Het apparaat drukt niet af.
Er is papier vastgelopen.
• Open de afdruklijst en verwijder het document uit de
lijst (zie "Een afdruktaak annuleren" op pagina 42).
• Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer.
• Verwijder het stuurprogramma en installeer deze
opnieuw (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 23).
• Selecteer uw printer als de standaardprinter in
Windows.
• Zoek de instructies voor het verwijderen van
vastgelopen papier in deze handleiding en los het
probleem op (zie "Papierstoringen verhelpen" op
pagina 66).
De afdrukken zijn vaag.
Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen
kopen?
• Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de
tonercassette heen en weer.
• Vraag na bij een Samsung-distributeur of uw
detailhandelaar.
• Probeer een andere instelling voor de resolutie.
• Kijk op www.samsung.com/supplies. Kies uw land of
regio voor productinformatie.
De status-LED knippert of blijft branden.
• Schakel het apparaat uit en weer in.
• Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in
deze handleiding en los het probleem op (zie
"Informatie over de status-LED" op pagina 73).
• Vervang de tonercassette.
Waar kan ik het stuurprogramma van de printer
downloaden?
• Kijk op www.samsung.com/printer voor de laaste
versie van het stuurprogramma van de printer en
installeer deze op uw systeem.
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het
apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de
verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het
gebruik van het apparaat.
•
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik
neemt.
•
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u
problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat.
•
De termen die in deze gebruikershandleiding worden
gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de
woordenlijst.
•
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn
afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk
niet helemaal overeen met het door u gekochte apparaat.
•
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn
voornamelijk gebaseerd op Windows 7.
1
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn
verwisselbaar:
•
Document is synoniem met origineel.
•
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
•
1. Inleiding
9
Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
2
Algemene pictogrammen
Pictogra
m
Tekst
Opgepast
Omschrijving
Biedt gebruikers informatie om het
apparaat te beschermen tegen
mogelijke mechanische schade of
defecten.
Biedt aanvullende informatie of
Opmerking gedetailleerde uitleg over een functie of
voorziening van het apparaat.
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele
beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of
anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u
het apparaat in gebruik neemt. Bewaar dit document goed nadat
u het hebt gelezen.
1. Inleiding
10
4
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
3
Belangrijke veiligheidssymbolen
Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in
dit hoofdstuk
Waarsch Gevaren of onveilige praktijken die ernstig
uwing letsel of de dood kunnen veroorzaken.
Gevaren of onveilige praktijken die een
Opgepast klein letsel of eigendomsschade kunnen
veroorzaken.
NIET proberen.
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of
zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten,
enzovoort).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
• Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit,
maakt het vreemde geluiden of verspreidt het
vreemde geuren. Schakel onmiddellijk de
stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los.
• De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in
geval van nood de stekker uit het stopcontact te
kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
1. Inleiding
11
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware
voorwerpen op.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren
als hij er moeilijk ingaat.
Het trappen op of beknellen van het netsnoer door
een zwaar voorwerp kan een elektrische schok of
brand veroorzaken.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op
met een elektricien om het stopcontact te vervangen.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het
netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met
natte handen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of
als u het apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing
beschadigd lijkt, koppelt u het apparaat volledig los
en roept u de hulp in van een gekwalificeerd
technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de
telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken
en/of uw huisdier verwonden.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze
instructies hebt uitgevoerd, koppelt u het apparaat
volledig los en roept u de hulp in van een
gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
1. Inleiding
12
5
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de
onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd
kinderen uit de buurt.
Bedieningswijze
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Opgepast
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen
om vastgelopen papier te verwijderen.
Trek het papier niet uit de printer tijdens het
afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de
papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de
papierlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
U kunt letsel oplopen.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit
het stopcontact.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen
voorwerpen in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er
brand ontstaan of kan het apparaat beschadigd
raken.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of
vastgelopen papier verwijdert.
6
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden
kunnen veroorzaken.
Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige
ruimte of op een plek waar water lekt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
Opgepast
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los
voordat u het apparaat verplaatst.
1. Inleiding
13
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWGa of,
indien nodig, een grotere telefoondraad.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een
slecht geventileerde ruimte, zoals een kast.
• Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag
door één persoon worden opgetild.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd,
kan er brand ontstaan.
• een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee
personen worden opgetild.
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
• een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet
door vier of meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of
schade veroorzaken.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin
oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of
schade veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een
spanningsbron met hetzelfde energieniveau als op
het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt
controleren, neemt u contact op met de
elektriciteitsmaatschappij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact
of verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische
schok of brand veroorzaken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat
met uw apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer
gebruikt dat langer is dan 2 meter voor een apparaat
van 110 V, moet het snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een
elektrische schok of brand veroorzaken.
a. AWG: American Wire Gauge
Veiligheidsinformatie
1. Inleiding
14
7
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Onderhoud/controle
Kinderen kunnen letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen
of weer in elkaar steken.
Opgepast
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op
met een professioneel technicus als het apparaat
gerepareerd moet worden.
Trek het netsnoer van het apparaat uit het
stopcontact als u de binnenkant van het apparaat
wilt reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen,
verdunningsmiddel of alcohol, en spuit geen water
in het apparaat.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die
met het apparaat werd meegeleverd om het
apparaat te reinigen en te bedienen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u
verbruiksartikelen in het apparaat vervangt of de
binnenkant schoonmaakt.
U kunt letsel oplopen.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de
stekker stof- en watervrij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen
die vastgeschroefd zijn.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een
medewerker van de technische dienst van
Samsung.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
8
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opname.
Veiligheidsinformatie
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een
tonercassette of fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand
veroorzaken.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of
kledij terechtkomt bij het vervangen van de
tonercassette of het verwijderen van vastgelopen
papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opname.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes)
bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opname.
Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen,
zoals toner, kan het apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van
gerecyclede verbruiksartikelen zullen
reparatiekosten in rekening worden gebracht.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u
geen warm water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof.
Gebruik altijd koud water.
1. Inleiding
15
Apparaatoverzicht
1. Inleiding
9
Toebehoren
Netsnoer
Beknopte installatiehandleiding
Software-cda
Div. accessoiresb
a. De software-cd bevat het stuurprogramma van de printer en programma´s.
b. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en
specifiek model.
16
Apparaatoverzicht
1. Inleiding
10
Voorkant
• Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
• Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land.
1
9
2
10
8
3
7
4
11
6
5
1
2
3
Uitvoerlade
Bedieningspaneel
Klep moederbord
4
Voorklep
7
5 Indicator
papierniveau
8
6
9
Lade 2
Lade 1
Multifunctionele lade
Extensie voor
multifunctionele lade
10
11
Papierbreedtegeleiders op de
multifunctionele lade
Papieruitvoersteun
17
Apparaatoverzicht
1. Inleiding
11
Achterkant
• Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
• Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land.
1
2
3
8
4
5
6
1
Netwerkpoort
2 USB-poort
3
IEEE 1284 parallelstekker
4 Stroomschakelaar
7
5
Aansluiting
netsnoer
7
6
Duplex-eenheid
8
Achterklep
Achterklep lade
18
Overzicht van het bedieningspaneel
Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model
afwijken van uw apparaat. Er zijn verschillende types
bedieningspanelen.
1. Inleiding
2
Stopt een handeling op ieder moment.
Heeft nog meerdere functies.
• Annuleert de huidige taak.
(Annuleren)
12
• Configuratierapporten afdrukken:
Houd deze knop ongeveer drie
seconden ingedrukt tot de groene LED
begint te knipperen.
Type A
1
3
2
(Power)
4
(Status-LED)
3
4
5
1
Eco
• Testpagina afdrukken: Houd deze
knop ongeveer vijf seconden ingedrukt
tot de groene LED begint te knipperen.
Gaat naar de eco-modus voor het
besparen van toner en papier (zie "Ecoopties" op pagina 46).
5
Met deze knop kunt u de stroom in- en
uitschakelen.
Toont de status van uw printer (zie "Status
LED" op pagina 74).
Toont de status van uw apparaat (zie
(Papierstoring "Papierstoringen verhelpen" op pagina
66).
LED)
19
Overzicht van het bedieningspaneel
1. Inleiding
13
3
Type B
Hiermee bevestigt u het op het
display geselecteerde item.
OK
4
1
5
9
6
4
5
6
7
(Annuleren)
(Power)
8
(StatusLED)
7
8
1
Display
2
(Menu)
Toont de huidige status en geeft
meldingen weer tijdens het
gebruik.
Hiermee opent u de menumodus
en bladert u door de beschikbare
menu’s.
Hiermee keert u terug naar het
bovenliggende menu.
Gaat naar de eco-modus voor het
besparen van toner en papier (zie
"Eco-opties" op pagina 46).
Eco
2
3
(Achterkant)
9
Pijltoetsen
Hiermee kunt u op elk moment een
taak onderbreken.
Met deze knop kunt u de stroom inen uitschakelen.
Toont de status van uw printer (zie
"Status LED" op pagina 74).
Door beschikbare waarden
bladeren door naar vorige of
volgende opties te gaan.
20
Overzicht van het bedieningspaneel
1. Inleiding
21
14
4
Type C
(Achterkant)
5
Gaat naar de eco-modus voor het
besparen van toner en papier (zie
"Eco-opties" op pagina 46).
Eco
1
2
3
10
4
9
5
6
7
(Annuleren)
(Power)
8
(StatusLED)
6
9
1
Display
2
3
(Menu)
OK
Toont de huidige status en geeft
meldingen weer tijdens het gebruik.
Hiermee opent u de menumodus en
bladert u door de beschikbare
menu’s.
Hiermee bevestigt u het op het
display geselecteerde item.
Hiermee kunt u op elk moment een
taak onderbreken.
Met deze knop kunt u de stroom inen uitschakelen.
Toont de status van uw printer (zie
"Status LED" op pagina 74).
(WPS)
Als uw draadloze toegangspunt WiFi Protected Setup™ (WPS)
ondersteunt, kunt u het apparaat
eenvoudig configureren zonder
computer (zie handleiding
Geavanceerd).
Pijltoetsen
Door beschikbare waarden bladeren
door naar vorige of volgende opties
te gaan.
7
8
Hiermee keert u terug naar het
bovenliggende menu.
10
Het apparaat inschakelen
1
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
2
Druk op
Als het apparaat een aa/uit-schakelaar heeft, zet deze dan aan.
(Power-knop).
1. Inleiding
22
Lokaal installeren van het stuurprogramma
Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op
uw computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk
is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u
naar het deel over de installatie van het stuurprogramma voor
een apparaat dat met een netwerk is verbonden (zie handleiding
Geavanceerd).
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Selecteer Nu installeren.
4
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het
selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de
gebruiksrechtovereenkomst in. Klik daarna op
Volgende.
5
Volg de instructies in het installatievenster.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
• Door Geavanceerde Installatie > Aangepaste
installatie te selecteren kunt u kiezen welke
programma’s u wilt installeren.
• Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3
meter.
15
1
Windows
23
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe
hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren
om het venster te sluiten.
• Zie de handleiding Geavanceerd als u een Macintosh,
Linux of Unix OS-gebruiker bent.
• Het installatievenster in deze gebruikershandleiding
kan verschillen afhankelijk van het apparaat en de
gebruikte interface.
1. Inleiding
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
Het stuurprogramma opnieuw installeren
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan
de onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te
installeren.
16
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Selecteer in het menu Start achtereenvolgens
Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers
> naam van uw printerstuurprogramma >
Deïnstalleren.
3
4
Volg de instructies in het installatievenster.
Plaats de software-cd in uw cd-rom-station in installeer het
stuurprogramma opnieuw (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 23).
1. Inleiding
24
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende hoofdstuk om waarden in
te stellen of te wijzigen. Dit hoofdstuk levert informatie over de
algemene menustructuur en de opties voor de basisinstellingen.
• Menuoverzicht
26
• Een testpagina afdrukken
28
• De taal op het display wijzigen
29
• Afdrukmateriaal en lade
30
• Eenvoudige afdruktaken
42
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s
voor de instelling van het apparaat en het gebruik van de functies
van het apparaat.
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Items
Opties
Menuoverzicht
Configuratie
• Druk op de knop
(Menu) om toegang te krijgen tot
deze menu’s. Druk op de pijl-links/rechts tot het
gewenste menuonderdeel verschijnt en druk op OK.
• Naast het gekozen menu verschijnt een sterretje (*).
Info verb.art.
Demopagina
Informatie
PS-lettertype
• Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige
menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit
het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
EPSON-lettert.
Gebruiksteller
Accountrapport
• Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder
displayscherm op het bedieningspaneel.
• Afhankelijk van het model kunnen sommige menuonderdelen op uw apparaat een andere naam hebben.
PCL-lettertype
Afdrukstand
Algemene marge
Lay-out
MF-lade
Lade X
Emulatiemarge
Dubbelzijdig
Exemplaren
Papier
MF-lade/ [Lade <x>]
Papierinvoer
Ladekoppeling
26
Menuoverzicht
Items
Grafisch
Opties
Items
TCP/IP (IPv4)
Tkst dnk. mk.
TCP/IP(IPv6)
Taal
Ethernet-snel.
Energ.spaarst.
802.1x
Netwerk
Instell. wissen
Auto CR
Netwerkconf.
Time-out taak
Net. activeren
Onderhoud
Http activeren
Aangepasta
Eco-inst.
Instel. wissen
Emulatie
Draadloos
Luchtdrukcorr.
Tonerbesparing
Type emulatie
Instellingen
27
Opties
Resolutie
Ontw.gebeurt.
Systeeminst.
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Actieve taak
Taakbeheer
Taak opslaan
Best.beleid
a. U kunt de toepassingsprogramma´s starten. U moet het
toepassingsprogramma registreren via SyncThru™ Web Service voordat
u het programma start.
Een testpagina afdrukken
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een
testpagina afdrukken.
1
2
3
Druk op
de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
Druk op Informatie > OK > Demopagina > OK.
Druk op Afdrukken? > Ja > OK.
Er wordt een testpagina afgedrukt.
Als uw apparaat niet beschikt over een displayscherm,
houd u de knop
(Annuleren) ongeveer 5 seconden
ingedrukt, tot de status-LED knippert.
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
28
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het bedieningspaneel
te wijzigen:
Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder
displayscherm op het bedieningspaneel.
1
2
3
Druk op
de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
Druk op Systeeminst. > OK > Taal > OK.
Druk op de toets OK om de gewenste taal te selecteren.
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
29
Afdrukmateriaal en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw
apparaat plaatst.
1
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben
dat de afdruk scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt
wordt, of dat het papier vastloopt.
Lade overzicht
Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders
aanpassen.
2
1
1 Papierlengtegeleider
2 Papierbreedtegelei
der
4
A
De duplexeenheid is standaard ingesteld op het papierformaat
Letter/LGL of A4, afhankelijk van het land waar u de printer hebt
gekocht. Stel de papiergeleider als volgt in om het papierformaat
te wijzigen.
30
Afdrukmateriaal en lade
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
31
2
De papierniveau-indicator geeft aan hoeveel papier er in
de lade ligt.
1
1 Vol
2 Leeg
Plaats papier in de lade/optionele lade
1
2
Open de papierlade (zie "Lade overzicht" op pagina 30).
3
Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar
onder.
Buig de papierstapel om of waaier het papier uit om de
pagina’s van elkaar te scheiden voordat u het papier in de
lade plaatst.
2
Afdrukmateriaal en lade
4
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Verschuif de lengtegeleider tot deze lichtjes de stapel
papier raakt.
32
• Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de
rand van het papier, aangezien het papier hierdoor kan
buigen.
• Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier
vastlopen.
• Gebruik geen papier waarvan de voorste rand
opgekruld is. Hierdoor kan het papier vastlopen of
kreukelen.
5
Houd de breedtegeleider ingedrukt en schuif deze zonder
deze te buigen tegen de stapel papier.
6
7
Plaats de lade terug in het apparaat.
Stel de papiersoort en het -formaat in voor lade 1 (zie
"Papierformaat en -type instellen" op pagina 41).
Afdrukmateriaal en lade
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het
bedieningspaneel werden opgegeven.
a Als u afdrukt vanuit een toepassing, opent u de
toepassing en het afdrukmenu.
b Open Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 43).
c Klik op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen
en selecteer een passend papiertype.
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
33
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
• Voeg geen papier toe als er nog papier in de
multifunctionele lade ligt. Dit kan papierstoringen
veroorzaken.
• Afdrukmedia moeten met de voorzijde naar boven en
de bovenkant eerst in het midden van de
multifunctionele lade worden geplaatst.
• Let voor optimale adrukkwaliteit en ter voorkoming van
vastlopend papier (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 85) op de volgende
aanwijzingen.
3
Papier vullen multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van
afdrukmedia bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en
enveloppen.
•
De printer heeft geen displayscherm: 1 vellen van 80 g/m2
(bankpostpapier).
•
De machine heeft een displayscherm: 50 vellen van 80 g/
m2 (bankpostpapier).
• Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten
eerst vlak voor u ze in de multifunctionele lade plaatst.
• Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmedia de
richtlijnen voor het plaatsen van afdrukmateriaal (zie
"Afdrukken op speciale afdrukmedia" op pagina 35).
• Als vellen overlappen bij het afdrukken via de
multifunctionele lade, opent u lade 1, verwijdert u de
overlappende vellen en probeert u opnieuw af te
drukken.
• Als het papier niet goed wordt doorgevoerd bij het
afdrukken, duwt u het papier met de hand tot het
automatisch wordt doorgevoerd.
Afdrukmateriaal en lade
1
Open de multifunctionele lade en trek het verlengstuk van
de multifunctionele lade uit zoals afgebeeld.
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
34
3
Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de
pagina’s van elkaar te scheiden voordat u het papier in de
lade plaatst.
4
Plaats het papier in de lade. Druk de
papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
stel ze in op de breedte van het papier.
5
Stel de papiersoort en het -formaat in op het
bedieningspaneel (zie "Papierformaat en -type instellen"
op pagina 41).
2
1
2
Pas de multifunctionele lade met de papiergeleiders aan
op de breedte van het papier.
Afdrukmateriaal en lade
De instellingen die via het stuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen via het
bedieningspaneel.
a Als u afdrukt vanuit een toepassing, opent u de
toepassing en het afdrukmenu.
b Open Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 43).
c Klik op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen
en selecteer het juiste papiertype.
Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u
het papiertype in op Etiketten.
d Selecteer MF-lade bij papierbron en druk vervolgens
op OK.
e Start het afdrukken vanuit de toepassing.
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
• Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u
aan om telkens een vel per keer in te voeren (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 85).
• Afdrukken op speciale media (voorzijde naar
boven)
Als speciale media afdrukt worden met vouwen,
kreuken of dikke zwarte lijnen, moet u de achterklep
openen en het afdrukken nogmaals proberen. Houd de
achterklep tijdens het afdrukken geopend.
4
Afdrukken op speciale afdrukmedia
De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale
afdrukmedia in elke lade.
De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen.
Kies het correcte mediatype voor de beste afdrukkwaliteit.
35
Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 85 voor
papiergewicht per vel.
Afdrukmateriaal en lade
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Enveloppen
Lade 1
Optionele
lade
Multifunctionele
lade
Normaal
papier
●
●
●
Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de
kwaliteit.
Dik papier
●
●
Plaats een envelop op de volgende manier om deze te
bedrukken.
Types
●
Dikker
●
Dun papier
●
●
●
Bankpost
●
●
●
Kleur
Kartonpapier
36
●
●
●
●
Etiketten
●
Transparant
en
●
Envelop
●
Voorbedrukt
●
Katoen
●
Kringlooppa
pier
●
●
●
Archiefpapier
●
●
●
( ●: beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar)
Als de afgedrukte enveloppen kreuken, vouwen of dikke zwarte
lijnen vertonen, opent u de achterklep, verschuift u de achterste
geleider aan de rechterkant ongeveer 90° graden en probeert u
opnieuw af te drukken. Houd de achterklep tijdens het afdrukken
geopend.
Afdrukmateriaal en lade
1
•
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
37
•
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen,
vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen
of andere synthetische materialen.
•
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van
slechte kwaliteit.
•
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop
helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 Hendel
1
2
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende
factoren:
-
Gewicht: niet zwaarder dan 90 g/m2, anders kunnen de
enveloppen vastlopen.
-
Samenstelling: plat liggend met minder dan 6 mm
opkrullende rand, zonder lucht.
-
Toestand: geen gekrulde, verkreukelde of beschadigde
enveloppen.
-
Temperatuur: dienen tegen de warmte en druk van het
apparaat in werking te kunnen.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
•
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn
voorzien dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de
fixeertemperatuur van het apparaat (ongeveer 170 °C). De
extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en
papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
•
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe
vouwen.
•
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet
dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
•
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
•
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop
samenkomen.
Afdrukmateriaal en lade
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
38
Transparanten
•
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of
gescheurde hoeken hebben.
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u
uitsluitend transparanten gebruiken die speciaal zijn ontworpen
voor laserprinters.
•
Gebruik geen transparanten die loskomen van de
achterzijde.
•
Om te vermijden dat afgedrukte transparanten aan elkaar
gaan kleven, mag u ze tijdens het afdrukken niet laten
opstapelen in de uitvoerlade.
•
Aanbevolen afdrukmedia: transparanten voor een
kleurenlaserprinter van Xerox, zoals 3R 91331 (A4) en 3R
2780 (Letter)
•
Bestand tegen de fixeertemperatuur in het apparaat.
•
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het
apparaat hebt gehaald.
•
Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan
zich dan stof en vuil op afzetten, wat leidt tot vlekken bij het
afdrukken.
•
Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten
maakt. Dit veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
•
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige
blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan
vervagen.
Afdrukmateriaal en lade
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
39
Etiketten
-
Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer
dan 13 mm omkrullen.
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u
uitsluitend etiketten die speciaal zijn ontworpen voor
laserprinters.
-
Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
•
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de
volgende factoren:
-
Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van
het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat
voor informatie over de fixeertemperatuur (ongeveer
170 °C).
-
Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het
rugvel tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen
met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten
loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen
tot gevolg hebben.
•
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal
blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat
etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het
papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van
het apparaat beschadigd raken.
•
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De
klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat
worden gevoerd.
•
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes
vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Afdrukmateriaal en lade
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
40
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde
bovenaan liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij
invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn geen garanties
wat de afdrukkwaliteit betreft.
•
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste
6,4 mm van de zijkanten van het afdrukmedia.
•
Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige
inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als
ze gedurende 0,1 seconde worden blootgesteld aan de
fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C) van het apparaat.
•
De inkt op het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn en mag
de printerrollen niet beschadigen.
•
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of
de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het
fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor
de afdrukkwaliteit afneemt.
Afdrukmateriaal en lade
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
41
5
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het
papierformaat en -type instellen met behulp van de knoppen op
het bedieningspaneel.
• De instellingen die via het stuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen via het
bedieningspaneel.
• Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder
displayscherm op het bedieningspaneel.
1
2
3
4
5
Druk op
(Menu) de knop op het bedieningspaneel.
Druk op Papier > OK > Kies de gewenste lade > OK.
Druk op Papierformaat > OK > Kies de gewenste optie >
OK.
Druk op Papiertype > OK > Kies de gewenste optie > OK.
Druk op
bymodus.
(Annuleren) om terug te keren naar stand-
Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals
factuurpapier, selecteert u Aangepast op het tabblad
Papier in Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 43).
Eenvoudige afdruktaken
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
4
6
Tijdens het afdrukken
De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en
het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster
Afdrukken.
Klik op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het
venster Afdrukken om gebruik te maken van de
geavanceerde afdrukopties. (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 43).
Zie de handleiding Geavanceerd als u een Macintosh,
Linux of Unix OS-gebruiker bent.
Het volgende venster Voorkeursinstellingen is voor Notepad in
Windows 7.
1
2
3
42
5
Open het document dat u wilt afdrukken.
Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de
afdruktaak te starten.
7
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
Een afdruktaak annuleren
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om
afgedrukt te worden, annuleert u op de volgende manier:
•
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op
het pictogram van het apparaat (
Windows.
•
) in de taakbalk van
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op
(Annuleren) op het bedieningspaneel.
Eenvoudige afdruktaken
8
Voorkeursinstellingen openen
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
4
43
Klik op Eigenschap of op Voorkeuren.
• Het venster Voorkeursinstellingen in deze
gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet omdat dit afhankelijk is van de gebruikte
printer. Het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken bevat echter vrijwel dezelfde
eigenschappen.
• Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen
voor afdrukken verschijnt er mogelijk een
waarschuwingsteken,
of . Een uitroepteken ( )
wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar
dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil zeggen
dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de
instellingen of omgeving van het apparaat.
1
2
3
Open het document dat u wilt afdrukken.
Kies Afdrukken in het menu Bestand.
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
U kunt de huidige status van het apparaat controleren
met de knop Printer Status (zie handleiding
Geavanceerd).
Eenvoudige afdruktaken
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
44
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met de optie Vooraf ingest. die op elk tabblad maar niet op het
tabblad Samsung verschijnt kunt u de huidige
voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik.
Volg deze stappen om een Vooraf ingest.-item op te slaan.
1
2
3
Kies meer opties en klik op
(Wijzigen). De instellingen
worden toegevoegd aan de voorkeuzeinstellingen. Kies
een van deze instellingen met de Vooraf ingest.
vervolgkeuzelijst. Het apparaat is nu ingesteld om
afdrukken te maken met de gekozen instellingen. Om de
opgeslagen instellingen te wissen kiest u deze uit de
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op
(Wissen).
Typ in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze
instellingen.
U kunt de standaardinstellingen van het
printerstuurprogramma ook herstellen door Vooraf
ingest. stand. te selecteren in de vervolgkeuzelijst
Vooraf ingest.
Klik op
(Toevoegen). Als u instellingen opslaat onder
Vooraf ingest. worden alle huidige stuurprogrammainstellingen opgeslagen.
Eenvoudige afdruktaken
9
Help gebruiken
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
45
Instellen van eco-modus op het
bedieningspaneel.
Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster
Afdrukvoorkeur en druk op F1 op uw toetsenbord.
• De instellingen die via het stuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen via het
bedieningspaneel.
10
• Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder
displayscherm op het bedieningspaneel.
Eco-afdruk
Met de functie Eco spaart u toner en papier uit. De functie Eco
spaart natuurlijke hulpbronnen en helpt u milieuvriendelijke
afdrukken te maken.
Als u op het bedieningspaneel op de knop Eco drukt, staat deze
modus aan. De standaardinstelling in de eco-modus is
dubbelzijdig afdrukken (lange zijde), 2 op 1 veel, blanco pagina´s
overslaan en tonerbesparing.
1
2
3
Druk op
de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
Druk op Systeeminst. > OK > Eco-instellingen > OK.
Druk op de toetsen OK om de gewenste modus te
selecteren.
•
Standaardmodus: In deze modus is de eco-modus
uitgeschakeld. (Dubbelzijdig (lange zijde)/
tonerbesparing/2 op 1 vel/blanco pagina´s overslaan)
-
Uit: Zet de eco-modus uit.
-
Aan: Zet de eco-modus aan.
Eenvoudige afdruktaken
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
46
Eco-modus in het stuurprogramma instellen
Als u de eco-modus instelt met een wachtwoord via de
SyncThru™ Web Service (tabblad Settings > Machine
Settings > System > Eco > Settings), de melding Altijd
aan verschijnt. U moet het wachtwoord invoeren om de
eco-modus te wijzigen.
•
Sjabloon wijzigen.: Kies het eco-sjabloon.
-
-
Standaard Eco: De standaardinstelling in de ecomodus is dubbelzijdig afdrukken, 2 op 1 veel, blanco
pagina´s overslaan en tonerbesparing.
Aang Eco: Volg de instellingen van de Syncthru™
Web Service. Voordat u dit onderdeel selecteert,
moet u de eco-functie instellen de SyncThru™ Web
Service> tabblad Settings > Machine Settings >
System > Eco > Settings.
Open het tabblad Eco om de eco-modus in te stellen. Als u de
eco-afbeelding ziet (
), betekent dit dat de eco-modus
momenteel is ingeschakeld.
► Eco-opties
•
Standaardinstelling printer: Volg de instellingen op het
bedieningspaneel van de printer.
•
Geen: Schakelt eco-modus uit.
•
Eco-afdruk: Schakelt eco-modus in. Activeert de
verschillende te gebruiken eco-onderdelen.
•
Wachtwoord: Als de beheerder heeft vastgesteld de ecomodus te gebruiken, moet u een wachtwoord invoeren om de
status te wijzigen.
Eenvoudige afdruktaken
► Resultaatsimulator
De Resultaatsimulator toont de resultaten van verlaagde
kooldioxide-emissies, elektriciteitsverbruik en de hoeveelheid
uitgespaard papier, naargelang de door u gekozen instellingen.
•
De resultaten worden berekend op basis van een totaal
aantal van honderd pagina´s zonder blanco pagina, als de
eco-modus is uitgeschakeld.
•
Zie voor de berekeningscoëfficient met betrkking tot CO2,
energie en papier het IEA, het kengetal van het Japanse
ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie, en
www.remanufacturing.org.uk. Elk model gebruikt een ander
kengetal.
•
Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus betreft bij dit
apparaat het gemiddelde elektriciteitsverbruik bij afdrukken.
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
•
47
De werkelijke bespaarde of verlaagde hoeveelheden kan
verschillen naargelang het gebruikte besturingssysteem,
computerkracht, programma´s, aansluitmethode, mediatype,
mediaformaat, complexiteit van de afdruktaak, enz.
3. Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen,
accessoires en onderdelen voor het onderhoud van uw apparaat kunt
aankopen.
• Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
49
• Beschikbare verbruiksartikelen
50
• Beschikbare accessoires
51
• Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
52
• Toner herverdelen
53
• De tonercassette vervangen
55
• Een geheugenmodule upgraden
57
• De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren
59
• Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op"
60
• Het apparaat reinigen
61
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
3. Onderhoud
49
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met
beschikbare verbruiksartikelen en onderdelen.
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of reserveonderdelen wilt bestellen, neemt u contact op met de
lokale Samsung-dealer of de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw
land/regio voor de contactgegevens van de klantenservice.
Beschikbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur
naderen, kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw
apparaat bestellen:
Type
Standaardrendem
ent tonercassette
Gemiddeld aantal
afdrukkena
Benaming van
onderdeel
Ong. 2.000 pagina’s
MLT-D205S
Tonercassette met Ong. 5.000 pagina’s
hoge capaciteit
MLT-D205L
Tonercassette met Ong. 10.000 pagina’s MLT-D205E
extrahoge
capaciteitb
a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19752.
b. De tonercassette is alleen voor de ML-371x-serie verkrijgbaar.
De gebruiksduur van de tonercassette kan variëren
afhankelijk van de opties en de taakmodus.
3. Onderhoud
50
Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen
aanschaft, doet u dit best in het land waar u het apparaat
hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere
verbruiksartikelen zijn mogelijk niet compatibel met het
apparaat omdat de configuratie van tonercassettes en
andere verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsungtonercassettes (bijv. hervulde of gereviseerde
tonercassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van nietoriginele Samsung-tonercassettes niet garanderen.
Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg
van het gebruik van andere tonercassettes dan die van
Samsung vallen niet onder de garantie van het apparaat.
Beschikbare accessoires
3. Onderhoud
51
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit van uw apparaat te verbeteren.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7).
Optie
Geheugenmodule
Lade 2
IEEE 1284
parallelstekker
Functie
Hiermee breidt u de geheugencapaciteit van uw apparaat uit.
Benaming van onderdeel
• CLP-MEM201: 128 MB
• CLP-MEM202: 256 MB
Als u regelmatig papiertoevoerproblemen ondervindt, kunt u een extra
papierlade plaatsen.
ML-S3710A
Maakt het gebruik van verschillende interfaces mogelijk.
ML-PAR100
• Als het printerstuurprogramma met een IEEE1284parallelstekker geïnstalleerd wordt, kan het apparaat mogelijk
niet gevonden worden en zijn na installatie van het
stuurprogramma alleen de basisfuncties voor het afdrukken
beschikbaar.
• Als u de status van het apparaat wilt controleren of de
instellingen wijzigen, moet u de machine met een USB-kabel
of een netwerk op een computer aansluiten.
• Als u de IEEE1284-parallelstekker gebruikt, kunt u niet
tegelijkertijd een USB-kabel aansluiten.
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
3. Onderhoud
52
Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te bestellen. Laat onderhoudsonderdelen
alleen vervangen door een erkende servicemedewerker, de leverancier of personeel van de winkel waar u het apparaat hebt gekocht.
De vervanging van onderdelen waarvan de gemiddelde levensduur is verstreken, valt niet onder de garantie.
Onderhoudsonderdelen worden op gezette tijdstippen vervangen om te verhinderen dat de afdrukkwaliteit verslechtert en er
papierinvoerstoringen optreden als gevolg van versleten onderdelen (zie onderstaande tabel). Uw apparaat moet op elk moment
perfect functioneren. De te vervangen onderdelen moeten worden vervangen wanneer de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
Onderdelen
Gemiddeld aantal afdrukkena
Transportrol
Ong. 100.000 pagina’s
fixeereenheid
Ong. 90.000 pagina’s
Opneemrol
Ong. 90.000 pagina’s
Vertragingsrol
Ong. 60.000 pagina’s
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte
toepassing, de verbindingsmethode, het type en formaat van de afdrukmedia en de complexiteit van de taak.
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
•
Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende
dichtheid aan beide kanten.
•
knippert de Status-LED rood.
3. Onderhoud
2
53
Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de
toner in de cassette gelijkmatig te verdelen.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de
resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms
blijven die witte strepen of lichtere gebieden voorkomen, ook
nadat de toner opnieuw is verdeeld.
1
Open de klep aan de voorkant en verwijder de
tonercassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner
dan af met een droge doek en was de kleding in koud
water. Met warm water hecht de toner zich aan de stof.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet
aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te
vermijden dat u de onderkant aanraakt.
3
Toner herverdelen
3
Houd de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de
cassette voorzichtig in de opening van het apparaat.
4
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
3. Onderhoud
54
De tonercassette vervangen
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier kunt verwijderen.
3. Onderhoud
55
3
Verwijder het etiket van de tonercassette, zoals hieronder
getoond.
4
Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de
toner in de cassette gelijkmatig te verdelen.
Als een tonercassette het eind van de levensduur bereikt heeft,
stopt de printer met afdrukken.
1
Open de klep aan de voorkant en verwijder de
tonercassette.
3
2
Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner
dan af met een droge doek en was de kleding in koud
water. Met warm water hecht de toner zich aan de stof.
De tonercassette vervangen
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet
aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te
vermijden dat u de onderkant aanraakt.
5
Houd de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de
cassette voorzichtig in de opening van het apparaat.
6
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
3. Onderhoud
56
Een geheugenmodule upgraden
Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule
(DIMM). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te
installeren.
3. Onderhoud
4
Raadpleeg de bestelgegevens voor een bijkomende
geheugenmodule. (zie "Beschikbare accessoires" op pagina
51).
57
Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de
geheugenmodule op één lijn met de sleuf in een hoek van
ongeveer 30 graden. Zorg dat de inkepingen van de
module en de openingen van de sleuf in elkaar passen.
1
Een geheugenmodule installeren
1
Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het
apparaat los.
2
Verwijder de klep van het moederbord.
3
De hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen
afwijken van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
5
Haal de nieuwe geheugenmodule uit de verpakking.
Druk de geheugenmodule voorzichtig in de sleuf tot u een
klikgeluid hoort.
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de
sleuf om te vermijden dat u ze beschadigt. Als de module
niet goed in de sleuf lijkt te passen, voert u de procedure
nogmaals voorzichtig uit.
Een geheugenmodule upgraden
6
7
Plaats het toegangspaneel van het moederbord terug.
Sluit het netsnoer en de apparaatkabel opnieuw aan en zet
het apparaat aan.
3. Onderhoud
58
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren
Volg de onderstaande stappen om de indicatoren van de levensduur van de verbruiksartikelen weer te geven.
1
2
3
4
Druk op
(Menu) op het bedieningspaneel.
Druk op Systeeminst > OK > Onderhoud > OK.
Druk op Info verb.art > OK.
Druk op de toetsen OK om de gewenste optie te selecteren.
Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder displayscherm op het bedieningspaneel.
3. Onderhoud
59
Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op"
3. Onderhoud
Als de tonercassette bijna leeg is, verschijnt een bericht of gaat er een LED branden die aangeeft dat u de tonercassette moet
vervangen. U kunt instellen of u wenst dat dit bericht of deze LED verschijnt of niet.
1
2
3
4
Druk op
(Menu) op het bedieningspaneel.
Druk op Systeeminst > OK > Onderhoud > OK.
Klik op Toner bijna op > OK.
Kies de gewenste optie en druk op OK.
Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder displayscherm op het bedieningspaneel.
60
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u
uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw
apparaat regelmatig schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit
te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te
verlengen.
• Als u de behuizing van het apparaat reinigt met
reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of
andere agressieve substanties bevatten, kan de
behuizing verkleuren of vervormen.
• Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving
ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner
te verwijderen met een zachte, met water bevochtigde
doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de
toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u
zijn.
3. Onderhoud
3
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten,
toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment
problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals
tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden
gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat
te reinigen.
1
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het
stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld.
2
Open de klep aan de voorkant en verwijder de
tonercassette. Plaats de tonercassette op een schoon,
horizontaal oppervlak.
2
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte,
pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water,
maar let erop dat er geen water op of in het apparaat
terechtkomt.
61
3
Het apparaat reinigen
3. Onderhoud
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet
u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele
minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de cassette
zo nodig af met een stuk papier.
Zorg dat u bij het reinigen van de binnenkant van het
apparaat de transportrol of andere onderdelen niet
beschadigt. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals benzeen
of verdunner. Er kunnen zich problemen voordoen met
de afdrukkwaliteit en het apparaat kan worden
beschadigd.
• Raak de groene onderkant van de tonercassette niet
aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te
vermijden dat u de onderkant aanraakt.
3
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel
stof en gemorste toner in en rond de ruimte voor de
tonercassette.
62
4
Steek de tonercassette er opnieuw in en sluit de voorklep.
Het apparaat reinigen
4
Reinigen van de opneemrol
1
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het
stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld.
2
Open lade 1.
3. Onderhoud
3
Maak de opneemrol schoon met een zachte, pluisvrije
doek.
4
Plaats de lade terug in het apparaat.
63
4. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er
een probleem optreedt.
• Tips om papierstoringen te voorkomen
65
• Papierstoringen verhelpen
66
• Informatie over de status-LED
73
• Informatie over displaymeldingen
76
Dit hoofdstuk levert nuttige informatie voor als u een
foutmelding opmerkt. Als uw apparaat beschikt over een
displayscherm, moet u eerst hierop kijken om de fout op te
lossen. Als u in dit hoofdstuk geen oplossing voor uw probleem
kunt vinden, kijkt u in het hoofdstuk Problemen oplossen in
de gebruikshandleiding Geavanceerd. Als u hierin geen
oplossing kunt vinden of als het probleem blijft optreden kunt u
naar de klantenservice bellen.
Tips om papierstoringen te voorkomen
4. Problemen oplossen
65
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met
vastzittend papier te voorkomen:
•
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 30).
•
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade
uitkomt.
•
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
•
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
•
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
•
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
•
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 85).
Papierstoringen verhelpen
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam
naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
1
In lade 1
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
4. Problemen oplossen
1
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het
vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd.
Ga naar de volgende stap als het papier niet wordt
uitgeworpen.
2
Open lade 1.
66
Papierstoringen verhelpen
3
Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in
een rechte lijn naar buiten te trekken.
4. Problemen oplossen
67
2
In de optionele lade 2
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
1
2
Als het papier niet beweegt als u eraan trekt, of als er geen
papier te zien is in dit deel van de printer, controleert u de
fixeereenheid rond de tonercassette (zie "Binnenin het
apparaat" op pagina 69).
4
Schuif lade 1 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De
printer gaat automatisch door met afdrukken.
Trek de optionele lade 2 naar buiten.
Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
Papierstoringen verhelpen
Stop als het papier niet beweegt als u eraan trekt of als u
het papier niet kunt zien in dit deel van de printer, en ga
door met de volgende stap.
3
4
5
4. Problemen oplossen
3
In de multifunctionele lade
Trek lade 1 half uit de printer.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
rek het papier recht naar boven en verwijder het.
Plaats de laden weer in het apparaat. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
68
1
Als het papier niet op de juiste wijze werd ingevoerd, trekt
u het uit het apparaat.
2
Open en sluit de klep aan de voorzijde om door te gaan
met afdrukken.
Papierstoringen verhelpen
4. Problemen oplossen
4
Binnenin het apparaat
69
2
Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in
een rechte lijn naar buiten te trekken.
3
Plaats de tonercassette terug en sluit de klep aan de
voorzijde. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees
voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
1
Open de klep aan de voorkant en verwijder de
tonercassette.
5
In het uitvoergebied
3
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
Papierstoringen verhelpen
1
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het
vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd.
4. Problemen oplossen
4
70
Verwijder het vastgelopen papier zoals op de volgende
afbeelding wordt getoond.
Wanneer u geen vastgelopen papier ziet, gaat u door met
de volgende stap.
2
2
Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
1
1
3
3
5
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u
weerstand ervaart als u eraan trekt en ga door met de
volgende stap.
3
Open de achterklep.
Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met
afdrukken.
Papierstoringen verhelpen
6
Rond de duplexeenheid
4. Problemen oplossen
2
71
Verwijder het vastgelopen papier uit de duplexeenheid.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over
hoe u vastgelopen papier moet verwijderen.
1
Haal de duplex-eenheid uit het apparaat.
Als het papier er niet samen met de duplex-eenheid
uitkomt, verwijdert u het papier onderaan in het apparaat.
Ga door met de volgende stap als u het papier niet kunt
zien.
Papierstoringen verhelpen
3
4
5
Schuif de duplexeenheid in het apparaat.
Open de achterklep.
Verwijder het vastgelopen papier zoals op de volgende
afbeelding wordt getoond.
2
1
1
3
3
4. Problemen oplossen
72
6
Plaats de klep van de fixeereenheid en de hendels terug in
hun oorspronkelijke positie.
7
Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met
afdrukken.
Informatie over de status-LED
4. Problemen oplossen
De kleur van de LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
• Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar.
• Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen.
• U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster Samsung-printerstatus of Smart Panel.
• Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
73
Informatie over de status-LED
4. Problemen oplossen
74
7
Status LED
Status
Omschrijving
Off
Groen
(StatusLED)
Het apparaat is offline.
Knippert
• Als het lampje langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer.
• Als het lampje snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
Aan
• Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Knippert
• Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Bekijk het
bericht op het display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken. Deze functie
is niet van toepassing op enkele modellen zonder displayscherm op het bedieningspaneel.
• De tonercassette is bijna leeg. Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is
bijna bereikt. Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op
pagina 53).
Aan
• De tonercassette heeft de geschatte levensduur aHet verdient aanbeveling de tonercassette
te vervangen (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 55).
• De klep is geopend. Sluit de klep.
• De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
• Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Bekijk de melding op het display
(zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 76).
Rood
a. bijna bereikt.
De geschatte levensduur verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden
gemaakt met de cassette volgens ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken en het type
en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
Informatie over de status-LED
4. Problemen oplossen
8
Papierstoring LED / WPS-LED
Status
(Papierstoring
LED)
(WPS-LED)
Omschrijving
Oranje
Aan
Blauw
Aan
Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 66).
Als het apparaat met een draadloos netwerk is verbonden, licht de WPS-LED blauw
op (zie handleiding Geavanceerd).
75
Informatie over displaymeldingen
Er verschijnen berichten op het display van het
bedieningspaneel om de status van het apparaat of fouten te
melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis
van de berichten en verhelp indien nodig het probleem.
9
Berichten op het display controleren
• Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het
apparaat uit en weer in en probeert u de afdruktaak
opnieuw uit te voeren. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice als het probleem
zich blijft voordoen.
• Als u contact opneemt met de klantenservice, is het
nuttig dat u het bericht op het display doorgeeft aan
een medewerker van de klantenservice.
• Afhankelijk van de opties of het model verschijnen
sommige meldingen mogelijk niet op het display.
• [foutnummer] geeft het foutnummer aan.
4. Problemen oplossen
76
Informatie over displaymeldingen
4. Problemen oplossen
77
Foutmeldingen gerelateerd aan vastgelopen papier
Bericht
Pap.st.
Betekenis
Er is papier vastgelopen bij de papierinvoer.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "In lade 1"
op pagina 66).
Er is papier vastgelopen in de optionele lade.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "In de
optionele lade 2" op pagina 67).
Er is papier vastgelopen in de multifunctionele lade.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "In de
multifunctionele lade" op pagina 68).
Er is papier vastgelopen in het apparaat.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "Binnenin
het apparaat" op pagina 69).
Er is papier vastgelopen in het papieruitvoergebied.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "In het
uitvoergebied" op pagina 69).
Er is papier vastgelopen in het duplex-gebied.
Verwijder het vastgelopen papier (zie "Rond de
duplexeenheid" op pagina 71).
in lade 1
Pap.st.
in lade 2
Pap.st.
in MF-lade
Pap.st.
in app.
Pap.st.
in uitv.gebied
Pap.st.
onderk. DE
Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen
4. Problemen oplossen
Meldingen over de tonercassette
Melding
Betekenis
Voorgestelde oplossing
Plaats
tonercas.
Er is geen tonercassette geplaatst.
Plaats een tonercassette.
TC niet
De tonercassette die u hebt geplaatst, is niet geschikt voor
uw apparaat.
Installeer tonercassettes van Samsung die speciaal
bedoeld zijn voor uw apparaat.
comp.
78
Informatie over displaymeldingen
Melding
Betekenis
4. Problemen oplossen
79
Voorgestelde oplossing
• U kunt kiezen tussen Stop of Doorgaan, zoals weergegeven
De aangegeven tonercassette is bijna aan het einde van
op het bedieningspaneel. Als u Stop selecteert, stopt de
haar geschatte levensduur. Het apparaat stopt mogelijk met
printer met afdrukken en kunt u niet meer afdrukken zolang u
afdrukken.
de cassette niet hebt vervangen. Als u Doorgaan kiest, gaat
de printer door met afdrukken maar kan de afdrukkwaliteit
niet worden gegarandeerd.
De geschatte gebruiksduur van een cassette
verwijst naar de verwachte of geschatte
• Als u van een optimale afdrukkwaliteit wilt blijven genieten,
gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan
dient u de tonercassette te vervangen wanneer dit bericht
hoeveel afdrukken er met de cassette gemiddeld
verschijnt. Als u de cassette verder blijft gebruiken kunnen er
kunnen worden gemaakt conform ISO/IEC 19752
problemen optreden met de afdrukkwaliteit (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 55).
(zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina
50). Het aantal pagina’s kan afhankelijk zijn van de
Plaats
omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen de
nieuwe cass.
Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsungafdruktaken, het type media, het percentage
tonercassettes (bijv. hervulde of gereviseerde
afbeeldingen en het mediaformaat. Het is mogelijk
tonercassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van
dat de cassette nog wat toner bevat wanneer de
niet-originele Samsung-tonercassettes niet
desbetreffende melding verschijnt en de printer
garanderen. Onderhoud en herstellingen die vereist
stopt met afdrukken.
zijn als gevolg van het gebruik van andere
tonercassettes dan die van Samsung worden niet
gedekt door de garantie van het apparaat.
• Als het apparaat stopt met afdrukken, vervangt u de
tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina
55).
Informatie over displaymeldingen
Melding
Betekenis
4. Problemen oplossen
80
Voorgestelde oplossing
De tonercassette bevat nog een kleine hoeveelheid toner.
Bereid
Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is
nieuwe cass.
bijna bereikt.
Voor
Houd een nieuwe cassette gereed om de oude cassette
te vervangen. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen
door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op
pagina 53).
Meldingen over de papierlade
Melding
Lade 1
Betekenis
Voorgestelde oplossing
Er zit geen papier in lade 1.
Plaats papier in lade 1 (zie "Plaats papier in de lade/optionele lade" op pagina 31).
Er zit geen papier in lade 2.
Plaats papier in lade 2 (zie "Plaats papier in de lade/optionele lade" op pagina 31).
Er is geen papier in de
multifunctionele lade.
Plaats papier in de multifunctionele lade (zie "Papier vullen multifunctionele lade"
op pagina 33).
leeg
Lade 2
leeg
MF-lade
leeg
Uitvoerlade vol De uitvoerlade is vol.
Verw. pap.
Zodra het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat de printer door met
afdrukken.
Informatie over displaymeldingen
Meldingen over het netwerk
Voorgestelde
oplossing
Betekenis
Controleer het IPadres en stel het
zonodig opnieuw in
(zie handleiding
Geavanceerd).
Klep open
Netwerkprobl.
Het door u ingestelde
IP-adres wordt al
door iemand anders
gebruikt.
Verificatie mislukt.
Controleer het
netwerkverificatieproto
col. Neem contact op
met uw
netwerkbeheerder als
dit probleem zich blijft
voordoen.
Fout
[foutnummer]
802.1x
Netwerkfout
81
Div. meldingen
Melding
IP-conflict
4. Problemen oplossen
Melding
Sluit klep.
Cont. klantend.
Fout
[foutnummer]
Zet uit en aan
Betekenis
Voorgestelde
oplossing
De voor- of
achterklep is niet
goed gesloten.
Sluit de klep goed.
Deze moet
vastklikken.
Er is een
systeemfout
opgetreden.
Start het apparaat
opnieuw op en probeer
nogmaals af te
drukken. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Het apparaat kan niet Start het apparaat
bestuurd worden.
opnieuw op en probeer
nogmaals af te
drukken. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
5. Bijlage
In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met
betrekking tot toepasbare regelgeving.
• Specificaties
83
• Informatie over wettelijke voorschriften
93
• Copyright
105
Specificaties
5. Bijlage
83
1
Algemene specificaties
De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. zie www.samsung.com/printer voor
mogelijke wijzigingen.
Items
Omschrijving
• ML-331xD: 366 x 368 x 240,6 mm (14,40 x 14,48 x 9,47 inches) zonder
optionele papierlade
Afmetingen
Breedte x Lengte x
Hoogte
Gewicht
Apparaat inclusief
verbruiksartikelen
• ML-331x Series: 9,74 kg
Stand-bymodus
26 dB (A)
Geluidsniveaua
Temperatuur
Relatieve
luchtvochtigheid
Afdrukmodus
• ML-331xND/ML-371xD/ML-371xND/ML-371xDW: 366 x 368 x 252.9 mm
(14,40 x 14,48 x 9.96 inches) zonder optionele papierlade
• ML-371x Series: 9,95 kg
• ML-331x Series: 51 dB (A)
• ML-371x Series: 52 dB (A)
Gebruik
10 tot 32 °C
Opslag (in verpakking)
-20 tot 40 °C
Gebruik
20 tot 80% RV
Opslag (in verpakking)
10 tot 90% RV
Specificaties
5. Bijlage
Items
Nominaal vermogenb
Stroomverbruik
Draadloosd
Omschrijving
Modellen op 110 volt
AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt
AC 220 – 240 V
Gemiddeld vermogen
Minder dan 550 Watt
Stand-bymodus
Minder dan 60 Watt
Energiebesparende
modus
Minder dan 3,5 Watt
Uitgeschakelde toestand
Minder dan 0,4 Watt (0,1 Wattc)
Module
U98Z058
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
b. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (Hertz) en de stroomsterkte (A) voor uw apparaat.
c. Printer met aan/uit-schakelaar.
d. Alleen voor draadloos model (zie "Functies per model" op pagina 7).
84
Specificaties
5. Bijlage
85
2
Specificaties van de afdrukmedia
Type
Normaal
papier
Formaat
Afmetingen
Letter
216 x 279 mm
Legal
216 x 356 mm
US Folio
216 x 330 mm
A4
210 x 297 mm
Oficio
216 x 343 mm
JIS B5
182 x 257 mm
ISO B5
176 x 250 mm
Executive
184 x 267 mm
A5
148 x 210 mm
A6
105 x 148 mm
Gewicht/capaciteit afdrukmediaa
Lade 1/Optionele lade
70 tot 90 g/m2
(bankpostpapier)
Multifunctionele ladeb
70 tot 90 g/m2
(bankpostpapier)
• De printer heeft geen
• 250 vellen van 80 g/m2
displayscherm: 1 vellen
(bankpostpapier) voor lade1
van 80 g/m2
2
• 520 vellen van 80 g/m
(bankpostpapier)
(bankpostpapier) voor de
• De machine heeft een
optionele lade.
displayscherm: 50
vellen van 80 g/m2
• 150 vellen van 75 g/m2
(bankpostpapier).
Specificaties
Type
Formaat
5. Bijlage
Afmetingen
Monarch-envelop 98 x 191 mm
Gewicht/capaciteit afdrukmediaa
Lade 1/Optionele lade
Multifunctionele ladeb
Niet beschikbaar in lade1/
optionele lade.
75 tot 90 g/m2
(bankpostpapier).
Envelop Nr. 10
105 x 241 mm
Envelop DL
110 x 220 mm
Envelop C5
162 x 229 mm
Envelop C6
114 x 162 mm
Dik papier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
91 tot 105 g/m2
(bankpostpapier).
91 tot 105 g/m2
(bankpostpapier).
Dikker papier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
Niet beschikbaar in lade1/
optionele lade.
164 tot 220 g/m2
(bankpostpapier).
Dun papier
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m2
(bankpostpapier).
60 tot 70 g/m2
(bankpostpapier).
Transparanten
Letter, A4
Zie Normaal papier
Niet beschikbaar in lade1/
optionele lade.
138 tot 146 g/m2
(bankpostpapier).
Zie Normaal papier
Etikettenc
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5,
ISO B5,
Executive, A5
Niet beschikbaar in lade1/
optionele lade.
120 tot 150 g/m2
(bankpostpapier).
Enveloppen
86
Specificaties
5. Bijlage
Gewicht/capaciteit afdrukmediaa
Type
Formaat
Zie Normaal papier
Kartonpapier
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5,
ISO B5,
Executive, A5
121 tot 163 g/m2
(bankpostpapier).
121 tot 163 g/m2
(bankpostpapier).
bankpost;
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
106 tot 120 g/m2
(bankpostpapier).
106 tot 120 g/m2
(bankpostpapier).
• Multifunctionele lade: 76 x 127
mm
60 tot 163 g/m2 (bankpostpapier)d, e
Minimaal formaat (aangepast)
Afmetingen
• Lade 1: 105 x 148,5 mm
Maximaal formaat (aangepast)
87
Lade 1/Optionele lade
Multifunctionele ladeb
Niet beschikbaar in de optionele lade.
216 x 356 mm
a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
b. De printer heeft geen displayscherm: 1 vel voor de multifunctionele lade.
c. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het
gladheidsniveau.
d. De beschikbare papiersoorten in de multifunctionele lade: Normaal, Dik, Dikker, Dun, Katoen-, Gekleurd, Voorbedrukt, Kringloop-, Envelop, Transparant,
Etiketten, Karton, Bankpost-, Archiefe. De beschikbare papiersoorten in lade 1: Normaal, Dik, Dun, Kringloop-, Karton, Bankpost-, Archief-
Specificaties
5. Bijlage
88
3
Systeemvereisten
Microsoft® Windows®
Vereisten (aanbevolen)
Besturingssysteem
Processor
RAM
Vrije
schijfruimte
Windows® 2000
Intel® Pentium® II 400 MHz (Pentium III 933 MHz)
64 MB (128 MB)
Windows® XP
Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (256 MB) 1,5 GB
Windows Server® 2003
Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB
Windows Server® 2008
Intel® Pentium® IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz)
512 MB (2 GB)
10 GB
Windows Vista®
Intel® Pentium® IV 3 GHz
512 MB (1 GB)
15 GB
Intel® Pentium® IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger
1 GB (2 GB)
16 GB
Windows® 7
600 MB
• Ondersteuning voor DirectX® 9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen).
• DVD-R/W-station
Windows Server® 2008
R2
Intel® Pentium® IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2
GHz of sneller)
512 MB (2 GB)
10 GB
Specificaties
5. Bijlage
• Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
• Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
• Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
Macintosh
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor
• Intel®-processoren
Mac OS X 10.3 ~ 10.4
• PowerPC G4/G5
• Intel®-processoren
Mac OS X 10.5
• 867 MHz of sneller
Power PC G4/G5
Mac OS X 10.6
• Intel®-processoren
RAM
• 128 MB voor Mac met
PowerPC (512 MB)
Vrije schijfruimte
1 GB
• 512 MB voor een Mac op
basis van Intel (1 GB)
512 MB (1 GB)
1 GB
1 GB (2 GB)
1 GB
89
Specificaties
5. Bijlage
Linux
Items
Vereisten
Fedora 4 ~ 12 (32/ 64 bit)
OpenSuSE® 10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bit)
SuSE 10.0, 10.1 (32 bit)
Besturingssysteem
Ubuntu 5.04, 5.10, 6.04, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10 (32/64 bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2009.1 (32/64 bits)
Debian 4.0, 5.0 (32/64 bits)
Redhat® Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bits)
Processor
Pentium IV 2,4GHz (Intel Core™2)
RAM
512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte
1 GB (2 GB)
90
Specificaties
5. Bijlage
Unix
Items
Vereisten
Sun Solaris 9, 10 (x86, SPARC)
Besturingssysteem
HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC,
Itanium)
IBM AIX 5.1, 5.2, 5,3, 5.4
Vrije schijfruimte
Tot 100 MB
91
Specificaties
5. Bijlage
4
Netwerkomgeving
Alleen voor netwerk en draadloos model (zie "Functies per model" op pagina 7).
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. In de volgende tabel
worden de netwerkomgevingen vermeld die door het apparaat worden ondersteund.
Items
Netwerkinterface
Specificaties
• Ethernet 10/100/1000 Base-TX
• 802.11 b/g/n draadloos LAN
•
•
Netwerkbesturingssysteem
•
•
Windows 2000/Server 2003/Server 2008/XP/Vista/7/Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.3 ~ 10.6
Unix
Netwerkprotocollen
•
•
•
•
•
•
TCP/IPv4
DHCP, BOOTP
DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP
Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD
SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec
TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec)
Draadloze
netwerkbeveiliging
• Verificatie: OSA, gedeelde sleutel, WPA Personal, WPA2 Personal (PSK), WPA Enterprise, WPA2 Enterprise
• Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES
92
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is
gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften.
5
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in
overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR,
hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1),
en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat
voldoet aan de vereisten van IEC 60825-1: 2007.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk
beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen
dat bij normaal gebruik, gebruiksonderhoud of onder de
voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden
blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
•
Golflengte: 800 nm
•
Bundeldivergentie
•
-
Parallel: 12 graden
-
Verticaal: 35 graden
Maximum vermogen of energie-output: 15 mW
5. Bijlage
Waarschuwing
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de
beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze
onzichtbaar is, kan de gereflecteerde laserstraal uw ogen
beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire
veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand,
elektrische schokken en letsels te beperken.
93
Informatie over wettelijke voorschriften
6
5. Bijlage
94
8
Alleen voor Taiwan
Energiebesparingsmodus
Deze printer is uitgerust met een geavanceerde
energiebesparende technologie die het
stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat
niet wordt gebruikt.
7
Veiligheid in verband met ozon
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens
ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch
verlaagd.
De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1
ppm. Ozon is zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat
dus op een plaats met goede ventilatie.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn
gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STARprogramma vindt u op http://www.energystar.gov
9
Recycleren
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of
verwijder ze op een milieuvriendelijke wijze.
Informatie over wettelijke voorschriften
10
5. Bijlage
95
11
Alleen voor China
Correcte verwijdering van dit product (afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur)
(Van toepassing in de Europese Unie en andere
Europese landen met gescheiden
inzamelingssystemen voor batterijen)
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in
de documentatie geeft aan dat het product en zijn
elektronische accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon,
USB-kabel) aan het eind van hun levensduur niet met
ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid.
Gelieve deze items te scheiden van andere soorten afval
en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog
op een duurzaam hergebruik van materialen en ter
voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de
gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde
afvalverwijdering.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met
de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de
gemeente waar ze wonen om te vernemen waar en hoe
ze deze artikelen milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun
leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van
de verkoopovereenkomst te controleren. Dit product en
zijn elektronische accessoires mogen niet met ander
bedrijfsafval voor verwijdering worden gemengd.
Informatie over wettelijke voorschriften
12
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het
gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee
voorwaarden:
•
dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken
•
en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief
interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor Klasse B
digitale producten zoals vastgelegd in Deel 15 van de FCCregels. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke
bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie
binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk
radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de
richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke
interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter
niet worden gegarandeerd dat bij een bepaalde installatie geen
interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie
voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren
door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker
aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen
te treffen:
•
Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op.
5. Bijlage
96
•
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
•
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere
stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
•
raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/
televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn
goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen
dat het apparaat aan de normen voldoet) kunnen ertoe
leiden dat de toestemming aan de gebruiker om het
apparaat te gebruiken vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen van klasse B voor
stoorsignalen uit digitale apparatuur, zoals bepaald in de norm
voor interferentieveroorzakende apparatuur, "Digital Apparatus",
ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits
radioélectriques applicables aux appareils numériques de
Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur:
« Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et
Sciences Canada.
Informatie over wettelijke voorschriften
13
Verenigde Staten
Federal Communications Commission (FCC)
► Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag
vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze
communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Deze
sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig
zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze
apparaten aanwezig zijn.
Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel
gekwalificeerd voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika
als er een FCC ID-nummer op het systeemlabel staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen een draadloos apparaat en
het lichaam minstens 20 cm moet bedragen, bij gebruik van het
apparaat nabij het lichaam (uitstekende delen niet
meegerekend). Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het
lichaam worden gehouden wanneer de draadloze apparatuur is
ingeschakeld. Het afgegeven vermogen van het draadloze
apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer
zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RFblootstellingsgrenzen die de FCC heeft bepaald.
5. Bijlage
97
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender
worden opgesteld of bediend.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende
twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke
interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle
ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die
een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf
worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding
gewijzigd worden. Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan
een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie.
Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant.
FCC-bepaling voor het gebruik in draadloze
LAN’s
Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie
van deze zender en antenne kan dicht bij de
geïnstalleerde antenne de RF-blootstellingsgrens van 1
mW/cm2 worden overschreden. Daarom moet de
gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de
antenne. Dit apparaat kan niet worden geïnstalleerd met
een andere zender en verzendantenne.
Informatie over wettelijke voorschriften
14
5. Bijlage
98
17
Alleen voor Taiwan
Alleen voor Turkije
18
De stekker van het netsnoer vervangen
(alleen voor het VK)
Belangrijk
15
Alleen voor Rusland
16
Alleen Duitsland
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een
standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering
van 13 ampère. Als u de zekering vervangt, moet u het juiste
type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt
gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de
zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering
verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een
nieuwe afdekkap hebt op gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt
gekocht.
Informatie over wettelijke voorschriften
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het
Verenigd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden
gebruikt. Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter
geen normale stopcontacten van 13 ampère. U moet een
geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de
aangegoten stekker van het netsnoer.
5. Bijlage
99
Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd
is met de letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen
is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de
letter "N" of zwart is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de
letter "L" of de kleur zwart.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u
hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een
elektrische schok te krijgen als u hem in het stopcontact
steekt.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van
13 ampère zijn aangebracht.
19
Belangrijke waarschuwing:
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden
aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende
kleurcodering:
• Groen/geel: aarding
• Blauw: neutraal
• Bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer
niet overeenstemmen met die van de stekker.
Verklaring van overeenstemming
(Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de
conformiteitsverklaring van Samsung Electronics Co.,
Ltd. ten aanzien van richtlijnen 93/68/EEC van de
Europese Unie vanaf volgende data:
Informatie over wettelijke voorschriften
Samsung Electronics verklaart dat dit product in
overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere
relevante bepalingen van:
•
ML-331x Series, ML-371x Series: De laagspanningsrichtlijn
(2006/95/EG) en de EMC-richtlijn (2004/108/EG)
5. Bijlage
100
Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor
producten uitgerust met door de EU
goedgekeurde radioapparaten)
De conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op
www.samsung.com/printer. Ga naar Support > Download
center en voer de naam van uw printer (MFP) in om te bladeren
door de EuDoC.
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor.
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag
vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze
communicatie) die werken in de 2,4/5 GHz-band. Deze sectie is
alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn.
Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze
apparaten aanwezig zijn.
1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EG van het Europees
Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing
van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch
materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde
spanningsgrenzen.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn
mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s
alleen worden gebruikt als een EG-conformiteitsmerkteken
met een registratienummer van een aangemelde instantie en het
waarschuwingssymbool op het systeemlabel staan.
1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EG (92/31/EEG) van de Raad
inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten
betreffende elektromagnetische compatibiliteit.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de
draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd,
ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de
Europese Commissie in de R&TTE-richtlijn heeft vastgelegd.
•
ML-371xDW: R&TTE-richtlijn (1999/5/EG).
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad inzake
radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie en de
onderlinge herkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw
vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een
volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de
normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd.
► Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten
gekwalificeerde Europese lidstaten:
EU
Informatie over wettelijke voorschriften
België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland,
Frankrijk (met frequentiebeperkingen), Griekenland, Hongarije,
Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland,
Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
EEA/EFTA-landen
Ijsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
► Europese landen met gebruiksbeperkingen:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5
MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10
mW, zoals draadloze apparaten
EEA/EFTA-landen
Geen beperkingen op dit ogenblik.
5. Bijlage
101
20
Mededelingen aangaande normen
Draadloze geleiding
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag
vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze
communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. De
volgende sectie geeft een algemeen overzicht van
beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een
draadloos apparaat.
Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen
voor specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke
landensecties (of landengroepensecties). De draadloze
apparaten in uw systeem zijn uitsluitend gekwalificeerd voor
gebruik in de landen die geïdentificeerd kunnen worden aan de
hand van de markering "Radio gekeurd" op het
systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos
apparaat wilt gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u
contact op met het plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring
voor meer informatie over de vereisten. Draadloze apparaten
zijn streng gereguleerd en mogen niet worden gebruikt.
Informatie over wettelijke voorschriften
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de
draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd,
ligt ruimschoots onder de tot dusver bekende RFblootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen apparaten (die
mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie afgeven
dan conform de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake
radiofrequentie is toegestaan, is de producent ervan overtuigd
dat deze apparaten veilig zijn in het gebruik. Ongeacht het
vermogensniveau moet menselijk contact tijdens de normale
werking zoveel mogelijk worden vermeden.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen het draadloze apparaat en
het lichaam, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het
lichaam (zonder uitstekende delen), minstens 20 cm moet
bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam
worden gehouden, wanneer de draadloze apparatuur is
ingeschakeld en bezig is met zenden.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender
worden opgesteld of bediend.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan
draadloze apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van
gebruikelijke beperkingen opgenomen.
5. Bijlage
102
Draadloze RF-communicatie kan interferentie
veroorzaken met apparatuur aan boord van
burgerluchtvaarttoestellen. De huidige
luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze
toestellen aan boord van een vliegtuig worden
uitgeschakeld tijdens de vlucht. IEEE 802.11- (beter
bekend als draadloos Ethernet) en Bluetoothcommunicatieapparaten zijn voorbeelden van draadloze
communicatieapparaten.
In omgevingen waar het risico op interferentie met andere
apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt
beschouwd, kan gebruik van een draadloos apparaat
beperkt of verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen
en ruimtes gevuld met zuurstof en ontvlambare gassen
zijn enkele voorbeelden van omgevingen waar het gebruik
van draadloze apparaten beperkt of verboden kan zijn. Als
u zich in een omgeving bevindt waarvan u niet zeker weet
of het gebruik van draadloze apparaten gesanctioneerd is,
vraagt u de plaatselijke autoriteiten om toelating voor u het
draadloze apparaat inschakelt of in gebruik neemt.
Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het
gebruik van draadloze apparaten. Aangezien uw systeem
uitgerust is met een draadloos apparaat, moet u, als u van
het ene land naar het andere reist, voorafgaand aan uw
vertrek bij de plaatselijke radiogoedkeuringsinstanties
informeren of er beperkingen gelden voor het gebruik van
draadloze apparaten in het land van bestemming.
Informatie over wettelijke voorschriften
Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos
apparaat, mag u het draadloos apparaat niet gebruiken
tenzij alle kleppen en schermen op hun plaats zitten en het
systeem compleet is.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf
worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding
gewijzigd worden. Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan
een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie.
Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn
voor het land waar het apparaat gebruikt zal worden.
Raadpleeg de systeemherstelkit van de fabrikant of neem
contact op met de technische dienst van de fabrikant voor
meer informatie.
5. Bijlage
103
Informatie over wettelijke voorschriften
21
Alleen voor China
5. Bijlage
104
Copyright
5. Bijlage
105
© 2010 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het
gebruik van deze gebruikershandleiding.
•
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
•
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van Microsoft Corporation.
•
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
•
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV. 1.02
Index
106
A
E
accessoires
ecoafdruk
bestellen
51
achterkant
18
afdrukken
een document afdrukken
Windows
L
ecoknop
45
19, 20, 21
F
foutmelding
42
lade
afdrukmedia
5
eigenschappen van afdrukmateriaal 85
30
de grootte van de lade aanpassen
30
een optionele lade bestellen
51
papier in de multifunctionele lade plaatsen
33
76
functies
breedte en lengte instellen
papierformaat en type instellen
41
Linux
envelop
36
etiketten
39
het papierformaat instellen
41
het papiertype instellen
41
geheugen uitbreiden
57
stuurprogramma opnieuw installeren 24
kartonpapier
40
geheugenmodule installeren
57
stuurprogrammainstallatie
speciale media
35
transparanten
38
uitvoersteun gebruiken
85
voorbedrukt papier
40
algemene pictogrammen
9
19
C
conventie
systeemvereisten
9
23
M
H
help gebruiken
91
Lokaal
geheugen
45
Macintosh
systeemvereisten
I
informatie over de statusLED
B
bedieningspaneel
G
menuoverzicht
73
89
26
Multifunctionele lade
informatie over wettelijke voorschriften
gebruikstips
33
93
plaatsen
33
instellingen voor favorieten voor
afdrukken
speciale afdrukmedia gebruiken
35
44
N
netwerk
Index
installatieomgeving
107
92
S
specificaties
O
onderdelen voor onderhoud
52
optionele lade
51
bestellen
51
papier plaatsen
31
83
85
afdrukmedia
standaardinstellingen
instellingen voor lade
stoptoets
41
19, 20, 21
papier verwijderen
66
Parallel
bestellen
51
plaatsen
papier in de multifunctionele lade plaatsen
33
toner herverdelen
53
U
Unix
systeemvereisten
90
61
speciale media
35
V
veiligheid
61
buitenkant
61
opneemrol
63
20, 21
systeemvereisten
uw apparaat reinigen
binnenkant
weergavescherm
55
31
reinigen
W
de cassette vervangen
plaatsen in lade 1
R
17
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
23, 24
tonercassette
tips om papierstoringen te voorkomen 65
voorkant
55
42
Tijdens
papierstoring
tonercassette vervangen
Windows
T
P
de gebruiksduur van de verbruiksartikelen
59
controleren
info
10
symbolen
10
verbruiksartikelen
beschikbare verbruiksartikelen
50
bestellen
50
88
ML-331x Series
ML-371x Series
Gebruikershandleiding
Geavanceerd
imagine the possibilities
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en het
oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar.
Inhoud
2
62 Systeeminstallatie
1. Installatie van de software
5
Installatie voor de Macintosh
7
Opnieuw installeren voor Macintosh
8
Installatie voor Linux
10 Opnieuw installeren voor Linux
66 Emulatie
67 Netwerk
68 Beheerinstellingen
4. Speciale functies
70 Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
71 De lettertype-instelling wijzigen
72 De standaardafdrukinstellingen wijzigen
73 Uw apparaat instellen als standaardprinter
12 Nuttige netwerkprogramma’s
74 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
13 Instelling bekabeld netwerk
82 Gebruiken van Hulpprogramma Direct
afdrukken (alleen voor Windows).
17 Installeren van een stuurprogramma over
het netwerk
84 Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties
25 IPv6-configuratie
85 Afdrukken in Macintosh
28 Draadloos netwerk instellen
87 Afdrukken in Linux
89 Afdrukken in Unix
3. Menu´s met nuttige instellingen
58 Informatie
59 Lay-out
60 Papier
61 Grafisch
Inhoud
5. Onderhoud
92 De tonercassette bewaren
94 Tips voor het verplaatsen en opbergen van
uw apparaat
95 Nuttige beheerprogramma´s
6. Problemen oplossen
108 Problemen met papierinvoer
109 Problemen met de voeding en het netsnoer
110 Afdrukproblemen
114 Problemen met de afdrukkwaliteit
122 Problemen met het besturingssysteem
Contact SAMSUNG worldwide
Verklarende woordenlijst
3
1. Installatie van de software
Dit hoofdstuk levert instructies voor het installeren van essentiële en nuttige
software voor gebruik in een opstelling waarbij het apparaat via een kabel
aangesloten is. Een lokale printer is een printer die via een kabel
rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat op een
netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u
verder met de installatie van het stuurprogramma voor een
netwerkapparaat (zie Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk17).
• Installatie voor de Macintosh
5
• Opnieuw installeren voor Macintosh
7
• Installatie voor Linux
8
• Opnieuw installeren voor Linux
10
• Als u gebruik maakt van het besturingsysteem Windows, kijkt u
in de basishandleiding voor installatie van het stuurprogramma.
• Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
Installatie voor de Macintosh
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram
Installer OS X.
5
6
7
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
Klik op Volgende/Ga door (10.4).
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende/
Ga door (10.4).
1. Installatie van de software
9
5
Selecteer Eenvoudige installatie/Standaardinstallatie
(10.4) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie wordt
aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen
die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden
geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie / Maak installatie
ongedaan (10.4) selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat
10 Op
alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende /
Ga door (10.4).
Selecteer Typische installatie voor een lokale printer
11 en
klik vervolgens op OK.
12 Klik op Volgende / Ga door(10.4) in het venster Leesmij.
de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten => Sluit
13 Nadat
af (10.4).
Installatie voor de Macintosh
Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
14 Printerconfiguratie.
•
Voor Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map
Programma’s > Systeemvoorkeuren en klikt u op
Afdrukken en faxen.
15 Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
•
Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op het pictogram +,
waarna een venster verschijnt.
16 In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad USB.
•
In Mac OS X10.4 klikt u op Standaardkiezer en zoekt
u de USB-verbinding.
•
In Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op Standaard en zoekt u
de USB-verbinding.
1. Installatie van de software
6
automatisch selecteren in Mac OS X 10.3 niet goed
17 Als
werkt, selecteert u Samsung in Printermodel en de naam
van uw apparaat in Modelnaam.
•
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed
werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de
naam van uw apparaat in Model.
•
Voor Mac OS X 10.5-10.6: als Automatisch selecteren
niet goed werkt, selecteert u Selecteer
besturingsbestand… en de naam van uw apparaat in
Druk af via.
Uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld
als standaardapparaat.
18 Klik op Voeg toe.
Opnieuw installeren voor Macintosh
Als het printerbesturingsbestand niet correct werkt, maakt u de
installatie van het besturingsbestand ongedaan en installeert u
het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
9
1. Installatie van de software
7
Selecteer Installatie ongedaan maken / Maak installatie
ongedaan (10.4) en klik op Installatie ongedaan maken
/ Maak installatie ongedaan (10.4).
het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat
10 Op
alle programma´s worden afgesloten. Klik op Volgende /
Ga door (10.4).
2
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram
Installer OS X.
5
6
7
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
Klik op Volgende / Ga door (10.4).
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende
/ Ga door (10.4).
de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
11 Nadat
Afsluiten / Sluit af (10.4).
Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen
via Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen.
Installatie voor Linux
1. Installatie van de software
5
6
7
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website
van Samsung om de printersoftware te installeren (http://
www.samsung.com/printer).
1
Het Unified Linux-stuurprogramma
installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt
u "root" in het veld Login en voert u het
systeemwachtwoord in.
8
Dubbelklik op cdroot > autorun.
Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt.
Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
Configurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified
Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Als u problemen
ondervindt, raadpleegt u de schermhulp die u kunt openen via
het systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket van
Windows-toepassingen, zoals Unified Driver Configurator of
Image Manager.
2
Smart Panel installeren
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3
Download het Unified Linux Driver-pakket van de website
van Samsung.
4
Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driverpakket en pak het uit.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt
u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord
in.
Installatie voor Linux
1. Installatie van de software
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3
Download het Smart Panel-pakket van de website van
Samsung en plaats het op uw computer.
3
Download het pakket Printer Settings Utility vanaf de
website van Samsung.
4
Klik met uw rechtermuisknop op het Smart Panel-pakket
en pak het uit.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pakket Printer
Settings Utility en decomprimeer het.
5
Dubbelklik op cdroot > Linux > smartpanel > install.sh.
5
Dubbelklik op cdroot > Linux > psu > install.sh.
3
Printer Settings Utility installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt
u "root" in het veld Login en voert u het
systeemwachtwoord in.
9
Opnieuw installeren voor Linux
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de
installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het
opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt
u "root" in het veld Login en voert u het
systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
installatie van het printerstuurprogramma ongedaan te
maken. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact
op met uw systeembeheerder.
3
Klik op het pictogram onderaan op het bureaublad.
Wanneer het venster Terminal verschijnt, typt u het
volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
4
5
6
Klik op Uninstall.
Klik op Next.
Klik op Finish.
1. Installatie van de software
10
2. Een via een netwerk
aangesloten apparaat
gebruiken
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt
dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de software instelt.
• Nuttige netwerkprogramma’s
12
• Instelling bekabeld netwerk
13
• Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
17
• IPv6-configuratie
25
• Draadloos netwerk instellen
28
Nuttige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een
netwerkomgeving de netwerkinstellingen op een eenvoudige
manier in te voeren. Zo kan de netwerkbeheerder diverse
apparaten in het netwerk beheren.
Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken
moet u het IP-adres instellen.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
12
2
SyncThru™ Web Admin Service
Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor
netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u
netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en op
afstand controleren. U kunt bovendien problemen oplossen
vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt tot het
bedrijfsnetwerk. U kunt dit programma downloaden via http://
solution.samsungprinter.com.
1
3
SyncThru™ Web Service
SetIP
Met de in de netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u
het volgende doen (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op
pagina 27):
Met dit hulpprogramma kunt u een netwerkinterface selecteren
en handmatig IP-adressen configureren voor gebruik met het
TCP/IP-protocol.
•
Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen.
•
•
Apparaatinstellingen aanpassen.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows)"
op pagina 14.
•
E-mail-meldingsopties instellen. Als u deze optie instelt,
wordt de apparaatstatus (als de tonercassette leeg is of als er
een foutmelding is) automatisch naar het e-mailadres van
een bepaalde persoon gestuurd.
•
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh)"
op pagina 15.
•
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux)" op
pagina 16.
•
De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat
instellen, zodat u een verbinding kunt maken met diverse
netwerkomgevingen.
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
Instelling bekabeld netwerk
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het
apparaat in uw netwerk te kunnen gebruiken.
U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt
aangesloten op de desbetreffende poort op uw computer.
•
•
Gebruik de programma´s SyncThru™ Web Service of SetIP
bij modellen zonder display op het bedieningspaneel.
-
zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 95.
-
zie "Het IP-adres instellen" op pagina 14.
Modellen met een display op het bedieningspaneel moeten
de netwerkinstellingen ingesteld worden door op het
bedieningspaneel op de knop
(Menu) > Netwerk te
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
13
4
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige
netwerkinstellingen van uw apparaat worden weergegeven. Dit
zal u helpen bij de installatie van een netwerk.
•
De machine heeft een displayscherm: Druk op de knop
(Menu) op het bedieningpaneel en kies Netwerk >
Netwerkinst. (Netwerkinstellingen)> Ja.
•
De printer heeft geen display: Houd de knop
(Annuleren of Stop/Clear) op het bedieningspaneel langer
dan vijf seconden ingedrukt.
drukken (zie "Netwerk" op pagina 67).
In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IPadres van uw apparaat vinden.
Voorbeeld:
•
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
•
IP-adres: 192.0.0.192
Instelling bekabeld netwerk
5
Het IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en
afdrukken via het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IPadres automatisch toegewezen via een DHCP-server (Dynamic
Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk
bevindt.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Windows)
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
14
5
In het menu Start van Windows selecteert u Alle
programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP.
6
Klik op het pictogram
(derde van links) in het scherm
SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen.
7
Voer als volgt de nieuwe apparaatgegevens in in het
configuratievenster. In een bedrijfsintranet moeten deze
gegevens mogelijk worden toegewezen door een
netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan.
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van
de computer uitschakelen via Configuratiescherm > Systeem
en beveiliging > Windows Firewall.
1
Installeer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom
door te dubbelklikken op Application > SetIP >
Setup.exe.
2
3
Volg de instructies in het installatievenster.
4
Schakel het apparaat in.
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een
netwerkkabel.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport
en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 13).
Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
Instelling bekabeld netwerk
8
Klik op Apply en vervolgens op OK. Het
Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het
apparaat afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Macintosh)
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
4
Klik op het pictogram
(derde van links) in het scherm
SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen.
5
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze
gegevens mogelijk worden toegewezen door een
netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan.
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van
de computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren >
Beveiliging > Firewall.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport
en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 13).
Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
De volgende instructies kunnen verschillen per model.
1
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een
netwerkkabel.
2
Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster.
Selecteer vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer >
SetIP > SetIPapplet.html.
3
Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch
worden geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De
pagina SetIPApplet.html wordt geopend in de browser.
Hier vindt u de naam en het IP-adres van de printer.
15
6
7
Selecteer Apply, OK en opnieuw OK.
Sluit Safari af.
Instelling bekabeld netwerk
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Linux)
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport
en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 13).
Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van
de computer uitschakelen via System Preferences or
Administrator.
De volgende instructies kunnen verschillen per model of
besturingssysteem.
1
2
3
4
Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/.
Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html.
Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen.
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze
gegevens mogelijk worden toegewezen door een
netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan.
16
5
Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op
het apparaat afgedrukt.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
6
1
Windows
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden
en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet
reeds ingesteld zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina
14).
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe
hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren
om het venster te sluiten.
2
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
Selecteer Nu installeren.
Als u op Geavanceerde instellingen klikt, kunt u gebruik
maken van de optie Aangepaste installatie.
Aangepaste installatie laat u toe om de verbinding van
het apparaat te selecteren en aan te geven welke
individuele onderdelen u wilt installeren. Volg de
aanwijzingen op het scherm.
4
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
17
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en vink het
selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de
gebruiksrechtovereenkomst aan. Klik daarna op
Volgende.
Het programma zoekt het apparaat.
Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt
gevonden, verschijnt er een foutbericht.
• Schakel deze optie in als u de software wilt
installeren zonder de printer aan te sluiten.
- Schakel deze optie in als u dit programma wilt
installeren zonder dat er een apparaat is
aangesloten. In dit geval wordt het venster voor het
afdrukken van een testpagina overgeslagen en
wordt de installatie voltooid.
• Opnieuw zoeken
Wanneer u op deze knop klikt, verschijnt er een
venster met een firewall-waarschuwing.
- Schakel de firewall uit en klik op Opnieuw zoeken.
In Windows klikt u op Start > Configuratiescherm
> Windows Firewall en schakelt u deze optie uit.
- Schakel naast de firewall van het besturingssysteem
ook die van andere programma’s uit. Raadpleeg de
handleiding van de desbetreffende programma’s.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
• Directe invoer
Directe invoer laat u toe om een specifiek apparaat te
zoeken op het netwerk.
- Zoeken op IP-adres: voer hier het IP-adres of de
hostnaam in. Klik vervolgens op Volgende.
Druk een netwerkconfiguratierapport af om het IPadres van uw apparaat te controleren (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina
13).
- Zoeken op netwerkpad: U kunt een gedeelde
printer (UNC-pad) opgeven door de gedeelde naam
handmatig in te voeren of door te klikken op
Bladeren en de gedeelde printer te zoeken. Klik
vervolgens op Volgende.
• Help
Als uw printer niet op de computer of het netwerk is
aangesloten kunt u met deze Help-knop gedetailleerde
informatie over de aansluiting van het apparaat
weergeven.
• SNMP-community-naam
Als uw systeembeheerder de nieuwe SNMPcommunity-naam op het apparaat heeft ingesteld,
vindt u het apparaat terug in het netwerk. Neem
contact op met uw systeembeheerder voor de nieuwe
SNMP-community-naam.
5
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
18
De gevonden apparaten worden op het scherm
weergegeven. Selecteer het gewenste apparaat en klik op
OK.
Als er slechts één apparaat is gevonden, verschijnt het
bevestigingsvenster.
6
Volg de instructies in het installatievenster.
7
Macintosh
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden
en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet
reeds ingesteld zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina
14).
2
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram
Installer OS X.
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
5
6
7
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
9
Selecteer Eenvoudige installatie / Standaardinstallatie
(10.4) en klik op Installeer. Standaardinstallatie wordt
aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen
die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden
geïnstalleerd.
Klik op Volgende / Ga door (10.4).
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende
/ Ga door (10.4).
Als u Aangepaste installatie / Maak installatie
ongedaan (10.4) selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat
10 Op
alle programma´s worden afgesloten. Klik op Volgende /
Ga door (10.4).
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
13 Klik op OK om door te gaan met de installatie.
op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) in het
14 Klik
venster Leesmij.
15 Nadat de installatie is voltooid klikt u op OK.
Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
16 Printerconfiguratie.
•
Voor Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map
Programma’s > Systeemvoorkeuren en klikt u op
Afdrukken en faxen.
17 Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
•
In Mac OS X 10.5 -10,6 klikt u op het pictogram "+". Er
verschijnt een weergavevenster.
18 InIP.Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad Afdrukken via
•
In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
•
In Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op IP.
Typische installatie voor een netwerkprinter
11 Selecteer
19 Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol.
en klik op OK.
12 Het programma SetIP wordt automatisch uitgevoerd.
19
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
20
8
Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de
prestaties van de printer verbeteren door Socket te
kiezen in de opties bij Printertype (voor Mac OS X 10.4,
10.5 Protocol).
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website
van Samsung om de printersoftware te installeren (http://
www.samsung.com/printer).
20 Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres.
de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrij. Als u de
21 Typ
wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen,
Om andere software te installeren:
• zie "Smart Panel installeren" op pagina 8.
• zie "Printer Settings Utility installeren" op pagina 9.
probeert u eerst de standaardwachtrij.
automatisch selecteren in Mac OS X 10.3 niet goed
22 Als
werkt, selecteert u Samsung in Printermodel en de naam
van uw apparaat in Modelnaam.
Linux
Het Linux-stuurprogramma installeren en een
netwerkprinter toevoegen
•
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed
werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de
naam van uw apparaat in Model.
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden
en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet
bovendien zijn ingesteld.
•
Als bij Mac OS X 10.5-10.6 Automatisch selecteren niet
goed werkt, kiest u Printersoftware selecteren en de
naam van uw apparaat in Druk af via.
2
Download het Unified Linux Driver-pakket van de website
van Samsung.
3
Extraheer het bestand UnifiedLinuxDriver.tar.gz en open
de nieuwe map.
4
Dubbelklik op de map Linux > het pictogram install.sh.
23 Klik op Toevoegen.
Uw printer verschijnt op de Printerlijst en wordt ingesteld
als standaardprinter.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
5
6
7
8
Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op
Continue.
Het venster "Add printer wizard" gaat open. Klik op Next.
Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.
Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de
lijst.
9 Selecteer uw apparaat en klik op Next.
10 Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
11 Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
12 Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
4
5
Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
6
7
8
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
21
Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in
de lijst weergegeven.
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
9
UNIX
Controleer of uw printer het besturingssysteem UNIX
ondersteunt, voordat u het UNIX-stuurprogramma
installeert (zie basishandleiding).
Een netwerkprinter toevoegen
1
2
3
Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
Klik op Add Printer.
Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op
Next.
Om het UNIX-printerstuurprogramma te gebruiken moet u eerst
het UNIX-printerstuurprogrammapakket installeren en
vervolgens de printer instellen. U kunt het UNIXprinterstuurprogrammapakket downloaden van de website van
Samsung.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
Het UNIX-printerstuurprogrammapakket
installeren
4
De installatieprocedure is identiek voor alle varianten van het
bovengenoemde UNIX-besturingssysteem.
1
Download het UNIX-stuurprogrammapakket van de
website van Samsung en pak het uit op uw computer.
2
Zorg dat u machtigingen voor de hoofdmap heeft.
3
Kopieer het juiste stuurprogrammabestand naar de UNIXcomputer.
su -
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
22
Pak het UNIX-printerstuurprogrammabestand uit.
Op de IBM AIX gebruikt u bijvoorbeeld de volgende
commando’s:
cd /tmp
gzip –dc /cdrom/unix/packages/aix_power/
aix_power.tar.gz | tar –xvf –
De map "binaries" bevat de bestanden en mappen binz,
install, share.
5
6
Kopieer de map "binaries" naar een plaatselijke map.
Schakel over naar de map "binaries" van het
stuurprogramma.
cd aix_power/binaries
Raadpleeg de handleiding van uw UNIXbesturingssysteem voor meer informatie.
7
Voer het installatiescript uit.
./install
install is het installatiescriptbestand dat wordt gebruikt om
het UNIX-printerstuurprogrammapakket te installeren/
deïnstalleren.
Gebruik de opdracht "chmod 755 install" om de
uitvoering van het installatiescript te machtigen.
8
Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de
installatie te controleren.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
9
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel. Hiermee
wordt het venster van de wizard Add Printer Wizard
geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende
manier in:
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
23
c Klik op Delete om de printer uit het systeem te
verwijderen.
d Voer de opdracht ". /install –d" uit om de installatie van
het volledige pakket ongedaan te maken.
e Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten
van de deïnstallatie te controleren.
In sommige UNIX-besturingssystemen, zoals Solaris 10,
zijn zojuist toegevoegde printers mogelijk niet
ingeschakeld en/of kunnen geen taken ontvangen. In dat
geval moet u de volgende twee opdrachten uitvoeren in
de root-terminal:
Gebruik de opdracht ". /install" om de binaire gegevens opnieuw
te installeren.
accept <printer_name>
De printer instellen
enable <printer_name>
De installatie van het
printerstuurprogrammapakket ongedaan maken
Het hulpprogramma moet gebruikt worden om de
geïnstalleerde printer uit het systeem te verwijderen.
a Voer de opdracht "uninstallprinter" uit vanaf de
terminal.
Hierdoor wordt Uninstall Printer Wizard geopend.
De geïnstalleerde printers verschijnen in de
vervolgkeuzelijst.
b Selecteer de printer die u wilt verwijderen.
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel om de printer toe
te voegen aan uw UNIX-systeem. Hiermee wordt het venster
van de wizard Printer toevoegen geopend. Stel in dit venster de
printer op de volgende manier in:
1
2
3
Typ de naam van de printer.
4
Geef in het veld Description een beschrijving van de
printer op. Dit is optioneel.
Selecteer het juiste printermodel uit de lijst van modellen.
Voer een beschrijving in voor het type van uw printer in het
veld Type. Dit is optioneel.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
5
Geef in het veld Location een beschrijving van de printer
op.
6
Typ het IP-adres of de DNS-naam van de printer in het
tekstvak Device voor netwerkprinters. Op IBM AIX met
jetdirect kunt u alleen Queue type invoeren. U kunt geen
numeriek IP-adres invoeren.
7
Queue type toont de verbinding als lpd of jetdirect in de
overeenkomstige keuzelijst. Op Sun Solaris OS is
bovendien een usb type beschikbaar.
8
9
Selecteer Copies om het aantal exemplaren in te stellen.
Schakel de optie Collate in om exemplaren gesorteerd af
te drukken.
Schakel de optie Reverse Order in om exemplaren in
10 omgekeerde
volgorde af te drukken.
de optie Make Default in om deze printer in te
11 Schakel
stellen als standaardprinter.
12 Klik op OK om de printer toe te voegen.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
24
IPv6-configuratie
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of
latere versies.
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle
netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en
probeert u het opnieuw met behulp van Instel. wissen
(zie "Netwerk" op pagina 67).
5
Klik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster
van Printers en faxapparaten.
6
Kies Een lokale printer toevoegen op het venster Printer
toevoegen.
7
Het venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend.
Volg de instructies in het venster.
Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt
gebruikt, activeert u IPv6. Raadpleeg de volgende sectie.
Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om
het IPv6-adres te gebruiken.
10
1
2
3
4
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een
netwerkkabel.
Schakel het apparaat in.
Druk een netwerkconfiguratierappor af om de IPv6adressen te controleren (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 13).
Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en
faxapparaten.
25
1
2
3
4
5
IPv6 activeren
Druk op
de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > IPv6 activeren.
Selecteer Aan en druk op OK.
Zet het apparaat uit en weer aan.
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
IPv6-configuratie
11
IPv6-adressen instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
3
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het
afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
•
Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6adressen (adres begint met FE80).
•
Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter
geconfigureerd IPv6-adres.
•
Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd
IPv6-adres.
•
Manual Address: Door de gebruiker handmatig
geconfigureerd IPv6-adres.
DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful)
Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u
een van de volgende opties instellen voor standaard
dynamische host-configuratie.
1
2
Druk op
de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
Klik op Netwerk > OK > TCP/IP (IPv6) > OK > DHCPv6
config.
26
Druk op de toets OK om de gewenste waarde te
selecteren.
•
DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de
router er niet om vraagt.
•
DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een
router erom vraagt.
•
Router: Gebruik DHCPv6 alleen als een router erom
vraagt.
Handmatige adresconfiguratie
1
Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6adressering als URL ondersteunt.
2
Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt
geopend, plaatst u de muisaanwijzer op Settings
bovenaan in de menublak en klikt u op Network Settings.
3
4
Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
Schakel het selectievakje voor Manual Address in.
Vervolgens wordt het tekstvak Address/Prefix
geactiveerd.
IPv6-configuratie
5
Voer de rest van het adres in (bijv.
3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A
tot F).
6
Klik op de knop Apply.
12
SyncThru™ Web Service gebruiken
1
Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6adressering als URL ondersteunt.
2
Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local
Address, Stateless Address, Stateful Address, Manual
Address) uit het netwerkconfiguratierapport (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 13).
3
Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://
[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[
]")worden geplaatst.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
27
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
28
Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel
Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk
ondersteunt. Afhankelijk van het model is een draadloos
netwerk mogelijk niet beschikbaar.
13
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau.
Als u voor het eerst een toegangspunt installeert, worden een
netwerknaam (SSID), een beveiligings-id en een netwerksleutel
voor het netwerk gegenereerd. Zoek deze gegevens op voordat
u verder gaat met de installatie van de printer.
Aan de slag
14
Uitleg over het type netwerk
Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één
verbinding tegelijk mogelijk.
Infrastructuurmodus
Deze modus wordt doorgaans gebruikt in
woningen, kleine kantoren en thuiskantoren. In
deze modus verloopt de communicatie met het
draadloze apparaat via een toegangspunt.
Ad-hocmodus
In deze modus wordt geen toegangspunt
gebruikt. De draadloze computer en het
draadloze apparaat communiceren rechtstreeks
met elkaar.
Kiezen van het installatietype
U kunt een draadloos netwerk installeren via het
bedieningspaneel van het apparaat of via de computer.
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
29
Via het bedieningspaneel
Via de computer
De meeste gebruikers raden wij aan de knop
(WPS) te
gebruiken voor het configureren van de instellingen voor
het draadloze netwerk.
Wij raden aan een USB-kabel te gebruiken met het
programma dat op de meegeleverde cd met software staat.
•
(WPS): Als uw apparaat en een toegangspunt (of
draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS)
ondersteunen, kunt u de draadloze netwerkinstellingen
configureren door te drukken op de knop
(WPS) op het
bedieningspaneel (zie "De knop WPS gebruiken" op pagina
30).
•
•
Bedieningspaneel: U kunt draadloze parameters
configureren via het bedieningspaneel (zie "Gebruik van de
Menu-knop" op pagina 33).
zie "Instellen met Windows" op pagina 36.
Met een USB-kabel: U kunt een draadloos netwerk instellen
met behulp van het programma op de bijgeleverde cd met
software. Alleen de besturingssystemen Windows en
Macintosh worden ondersteund (zie "Instellen met Windows"
op pagina 36 of "Instellen met Macintosh" op pagina 44).
U kunt een draadloos netwerk ook met behulp van een
USB-kabel installeren via Hulpprogramma
Printerinstellingen nadat u het stuurprogramma hebt
geïnstalleerd (dit werkt onder Windows en Macintosh).
•
Met een netwerkkabel: U kunt een draadloos netwerk
instellen met behulp van het programma SyncThru™ Web
Service (zie "Een netwerkkabel gebruiken" op pagina 50).
Draadloos netwerk instellen
15
De knop WPS gebruiken
Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi
Protected Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen
voor het draadloze netwerk eenvoudig en zonder computer
configureren door op het bedieningspaneel op de knop
(WPS) te drukken.
Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de
infrastructuurmodus, koppelt u de netwerkkabel los van
het apparaat. Of u de knop WPS (PBC) gebruikt of het
PIN-nummer invoert om verbinding te maken met het
toegangspunt, hangt af van het toegangspunt (of de
draadloze router) die u gebruikt. Raadpleeg de
gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de
draadloze router) dat u gebruikt voor meer informatie.
Wat u nodig hebt
•
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi
Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
•
Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS)
ondersteunt.
•
Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus)
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
30
Uw type kiezen
Met behulp van de knop
(WPS) op het bedieningspaneel kunt
u op twee manieren een verbinding met een draadloos netwerk
tot stand brengen voor uw apparaat.
Met de Push Button Configuration (PBC)-methode kunt u het
apparaat een verbinding laten maken met een draadloos
netwerk door te drukken op de knop
(WPS) op het
bedieningspaneel van uw apparaat en op de WPS-knop (of
PBC-knop) op een toegangspunt dat (of draadloze router die)
Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u
uw apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk
door de meegeleverde PIN-gegevens in te voeren op een
toegangspunt (of draadloze router) dat WPS (Wi-Fi Protected
Setup™) ondersteunt.
De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze
wordt aanbevolen voor een gewone draadloze
netwerkomgeving.
Druk op
(Menu) > Draadloos > OK > WPS-inst. om
de WPS-modus te wijzigen.
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Apparaten met een display
► Verbinding maken in PIN-modus
► Aansluiten in PBC-modus
1
Druk meer dan twee seconden op de knop
het bedieningspaneel.
(WPS) op
De machine wacht maximaal twee minuten tot u op de
knop WPS (of PBC) op het toegangspunt (of de draadloze
router) hebt gedrukt.
2
31
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de
draadloze router).
De berichten worden in de onderstaande volgorde op het
LCD-display weergegeven:
a Verbinden: Het apparaat is bezig verbinding te maken
met het toegangspunt (of de draadloze router).
b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het
draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden.
c AP SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het
draadloos netwerk, verschijnt de SSID van het
toegangspunt op het display.
1
Druk meer dan twee seconden op de knop
het bedieningspaneel.
2
De achtcijferige PIN-code verschijnt op het display.
(WPS) op
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code
invoeren op de computer die is aangesloten op het
toegangspunt (of de draadloze router).
De berichten worden in de onderstaande volgorde op het
LCD-display weergegeven:
a Verbinden: het apparaat maakt een verbinding met het
draadloos netwerk.
b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het
draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden.
c AP SSID: Nadat de verbinding met het draadloze
netwerk is gemaakt, worden de SSID-gegevens van
het toegangspunt weergegeven op het LCD-display.
Draadloos netwerk instellen
Apparaten zonder een display
► Aansluiten in PBC-modus
1
1
b Als het apparaat verbonden is met het draadloze
netwerk, blijft de WPS-LED branden.
Het netwerkconfiguratierapport met het PIN-nummer moet
worden afgedrukt.
Houd in de stand-bymodus de knop
(Annuleren of
Stop/Clear) op het bedieningspaneel ca. 5 seconden
ingedrukt. Het PIN-nummer van uw apparaat wordt
weergegeven.
2
Houd de knop
(WPS) op het bedieningspaneel
ingedrukt totdat de status-LED snel gaat branden (na 4
seconden).
Het apparaat maakt verbinding met het toegangspunt (of
draadloze router).
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de
draadloze router).
a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het
apparaat is bezig verbinding te maken met het
toegangspunt (of de draadloze router).
32
► Verbinding maken in PIN-modus
Houd de knop
(WPS) op het bedieningspaneel
ingedrukt totdat de status-LED snel begint te knipperen
(na ongeveer 2 - 4 seconden).
Er wordt verbinding gemaakt met het draadloze netwerk.
De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u
op de PBC-knop op een toegangspunt (of draadloze
router) drukt.
2
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
3
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code
invoeren op de computer die is aangesloten op het
toegangspunt (of de draadloze router).
De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u
de achtcijferige PIN-code invoert.
De WPS-LED begint op de volgende manier te knipperen:
a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het
apparaat is bezig verbinding te maken met het
toegangspunt (of de draadloze router).
b Als het apparaat verbonden is met het draadloze
netwerk, blijft de WPS-LED branden.
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
33
Opnieuw verbinding maken met een netwerk
Verbinding met een netwerk verbreken
Wanneer de draadloze netwerkfunctie is uitgeschakeld, wordt
automatisch opnieuw geprobeerd een verbinding tot stand te
brengen met het toegangspunt (of de draadloze router) met
behulp van de eerder gebruikte instellingen voor de draadloze
verbinding en het adres.
U kunt de draadloze netwerkverbinding verbreken door langer
dan twee seconden op de knop
(WPS) op het
bedieningspaneel te drukken.
In de volgende gevallen wordt automatisch een nieuwe
verbinding met het draadloze netwerk tot stand gebracht:
•
Als het Wi-Fi-netwerk zich in de niet-actieve modus
bevindt: De verbinding tussen het apparaat en het draadloze
netwerk wordt onmiddellijk verbroken en de WPS-LED is uit.
•
Wanneer het Wi-Fi-netwerk in gebruik is: Zolang het
apparaat wacht tot de huidige taak is afgerond, knippert het
lampje van de WPS-LED snel. Vervolgens wordt de
verbinding met het draadloze netwerkverbinding automatisch
verbroken. De WPS-LED gaat uit.
• Het apparaat wordt uit- en weer aangezet.
• Het toegangspunt (of de draadloze router) wordt uit- en
weer ingeschakeld.
16
Annuleren van het maken van een verbinding
Als u het verbinden met een draadloos netwerk wilt annuleren
terwijl dit proces wordt uitgevoerd, drukt u op de knop
(Annuleren of Stop/Clear) op het bedieningspaneel en laat u
deze weer los. Wacht 2 minuten voordat u opnieuw
verbinding met het draadloze netwerk probeert te maken.
Gebruik van de Menu-knop
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos
netwerk kennen, evenals de netwerksleutel als deze is
gecodeerd. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt
(of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw
netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze
omgeving waarin u werkt.
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
34
Wizard-modus
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is
gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma
installeren om vanuit een toepassing te kunnen
afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over
het netwerk" op pagina 17).
1
2
Druk op Netwerk > OK > Draadloos > OK > WLANinstellingen > OK.
3
Druk op OK om de gewenste installatiemethode te
selecteren.
Druk op
•
•
1
De interfacekaart voor het draadloze netwerk van het
apparaat zoekt naar draadloze netwerken in de omgeving
en toont de resultaten.
2
Druk op Zoeklijst > OK > kies een netwerk > OK.
de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
Wizard: De interfacekaart voor het draadloos netwerk
van het apparaat zoekt naar draadloze netwerken in de
omgeving, waarna de resultaten worden weergegeven.
3
4
U kunt een netwerk selecteren met SSID.
Druk op WLAN Beveilig. > OK > Geen > OK.
Ga door met de volgende stap als u een ander bericht ziet.
Afhankelijk van het netwerk dat u selecteert zal de WLANbeveiligingscodering WEP of WPA zijn.
•
In geval van WEP drukt u op Open systeem of Ged.
sleutel.
-
Open syst.: Verificatie wordt niet gebruikt, en
Codering kan wel of niet worden gebruikt,
afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging. Voer de WEP-sleutel in nadat
u Open syst. hebt geselecteerd.
-
Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een
apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang
tot het netwerk. Voer de WEP-sleutel in na selectie
van Ged. sleutel.
Aangepast: U kunt de instellingen voor het draadloos
netwerk naar wens configureren.
Draadloos netwerk instellen
•
5
Bij WPA voert u de WPA Key in. De sleutel mag 8 tot
63 tekens lang zijn.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
5
Druk op OK om de WLAN-beveliging te selecteren.
•
Geen: Dit wordt gebruikt wanneer de validatie van de
identiteit van een draadloos apparaat en
gegevenscodering niet vereist zijn voor uw netwerk.
Open systeem wordt gebruikt voor IEEE 802.11verificatie.
•
Statisch WEP: Maakt gebruik van het WEP-algoritme
(Wired Equivalent Privacy) dat door de IEEE 802.11standaard wordt voorgesteld voor
beveiligingsdoeleinden. De beveiligingsmodus Statisch
WEP vereist een WEP-sleutel voor gegevenscodering,
decodering en IEEE 802.11-verificatie. Druk op OK om
de instelmethode in Verificatie te selecteren.
Druk op OK.
Aangepaste modus
1
Voer de SSID in als SSID bewerken op de bovenste regel
van het display verschijnt. Dit is de naam van een
draadloos netwerk. De SSID is hoofdlettergevoelig, dus let
op tijdens het invoeren. Druk op OK.
2
3
Selecteer het type draadloze verbinding.
Druk op OK om de Werkingsmodus te selecteren.
•
•
4
Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze apparaten
rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-topeer-omgeving. Ga naar stap 4.
Infrastruct.: in deze modus kunnen draadloze
apparaten via een toegangspunt met elkaar te
communiceren. Ga naar stap 5.
Druk op OK om de Kanaalkeuze te selecteren.
Als u Auto selecteert, worden de kanalen automatisch
ingesteld met de draadloze-netwerkinterfacekaart in uw
apparaat.
35
-
Open syst.: Verificatie wordt niet gebruikt en
codering wordt eventueel gebruikt, naargelang de
behoefte aan gegevensbeveiliging. Voer de WEPsleutel in.
-
Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Voer de
WEP-sleutel in na selectie van Ged. sleutel.
Draadloos netwerk instellen
•
WPA-PSK of WPA2-PSK: U kunt WPA-PSK of
WPA2-PSK selecteren om op basis van een vooraf
gedeelde WPA-sleutel de afdrukserver te verifiëren.
Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(doorgaans vooraf gedeelde wachtwoordzin genoemd)
die handmatig wordt geconfigureerd op het
toegangspunt en elk van zijn clients.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
17
Instellen met Windows
Snelkoppeling naar programma Draadloze
verbindingen instellen zonder CD: All u het
printerstuurprogramma eenmaal heeft geïnstalleerd,
heeft u zonder CD toegang tot het programma Draadloze
verbindingen instellen. Selecteer in het Startmenu
achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > naam van uw
printerstuurprogramma > Programma voor het
instellen van draadloze verbindingen.
a Druk op OK als WPA-PSK of WPA2-PSK op het
display verschijnt.
b Druk op OK om TKIP te selecteren of AES in
Codering. Als u WPA2-PSK selecteert, drukt u op
OK om in Codering AES of TKIP + AES te
selecteren.
c Voer de WPA Key in.
6
Druk op OK.
Koppel de netwerkkabel los (standaard of crossover). Als
het goed is, communiceert uw apparaat nu draadloos met
het netwerk. In de ad-hocmodus kunt u tegelijkertijd een
draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken.
36
Toegangspunt via USB-kabel
► Wat u nodig hebt
•
Toegangspunt
•
Netwerkcomputer
•
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
•
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloosnetwerkinterface
•
USB-kabel
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
► Opzetten van de netwerkinfrastructuur
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is
aangesloten.
2
3
4
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
•
37
Draadloze verbindingen instellen en installeren:
Configureer de draadloze netwerkinstellingen van uw
apparaat en installeer vervolgens het
printerstuurprogramma met behulp van de USB-kabel.
Deze procedure is uitsluitend bedoeld voor gebruikers
die nog nooit een draadloze netwerkverbinding hebben
ingesteld.
5
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik
aanvaard de bepalingen van de
gebruiksrechtovereenkomst. Klik daarna op Volgende.
6
De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden,
controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de
printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het
venster.
•
Nu installeren: Als u al een draadloos netwerk hebt
ingesteld, klikt u op deze knop om het
printerstuurprogramma te installeren, zodat u de
draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog
geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de
knop Draadloze verbindingen instellen en
installeren om een draadloos netwerk in te stellen. Klik
daarna op de knop Nu installeren.
7
Na de zoekactie toont het venster de draadloze
netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het
toegangspunt dat u gebruikt en klik op Volgende.
Draadloos netwerk instellen
Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of
als u de draadloze configuratie handmatig wilt instellen,
klikt u op Geavanceerde instelling.
• Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
• Werkingsmodus: Selecteer Infrastructuur.
• Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en
codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging
vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat
met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het
netwerk.
WPA Privé of WPA2 Personal: selecteer deze optie
als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op
basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij
wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de
zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die
handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt
en elk van de bijbehorende clients.
• Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP AES).
• Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
• Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de
sleutelwaarde van de netwerkcodering.
• WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
38
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk
verschijnt. Het venster kan verschillen naargelang de
beveiligingsmodus: WEP of WPA.
• WEP
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de
verificatie en typ de WEP-beveiligingssleutel. Klik op
Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een
beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden
geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze
netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden
met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel
gecodeerd.
• WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van
een geheime sleutel die op gezette tijden automatisch
wordt gewijzigd. Bij WPA worden tevens TKIP
(Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced
Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt.
Draadloos netwerk instellen
8
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Het venster bevat de instellingen voor het draadloze
netwerk en controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op
Volgende.
•
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld.
Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode in DHCP te
wijzigen.
•
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch
is, controleert u of Statisch in het venster wordt
vermeld. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop
TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voordat
u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op
met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
-
IP-adres: 169.254.133.42
-
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt:
-
IP-adres: 169.254.133.43
9
-
Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het
subnetmasker van de computer).
-
Gateway: 169.254.133.1
39
Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid,
koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het
apparaat los. Klik op Volgende.
venster Instelling van draadloos netwerk voltooid
10 Het
wordt geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt
doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting
11 bevestigen
verschijnt.
de onderdelen die u wilt installeren. Klik op
12 Selecteer
Volgende.
u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook
13 Wanneer
de printernaam wijzigen, de printer instellen voor gedeeld
gebruik in het netwerk, de printer instellen als
standaardprinter en de poortnaam van elk apparaat
wijzigen. Klik op Volgende.
Draadloos netwerk instellen
de installatie is voltooid, verschijnt er een venster
14 Wanneer
met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een
testpagina wilt afdrukken klikt u op Een testpagina
afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met
stap 16.
15
Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt
u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken.
Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat
16 zodat
u informatie kunt ontvangen van Samsung, klikt u op
Online registratie.
17 Klik op Voltooien.
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog
draadloos met uw computer verbinden door een draadloos adhocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige
stappen.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
40
► Wat u nodig hebt
•
Netwerkcomputer
•
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
•
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloosnetwerkinterface
•
USB-kabel
► Ad-hocnetwerken in Windows instellen
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is
aangesloten.
2
3
Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan.
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Draadloos netwerk instellen
4
Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
41
5
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik
aanvaard de bepalingen van de
gebruiksrechtovereenkomst. Klik daarna op Volgende.
6
De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het netwerk niet kan worden gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en de printer op de
juiste manier is aangesloten. Volg verder de instructies in
het venster.
•
•
Nu installeren: Als u een draadloos netwerk hebt
ingesteld, klikt u op deze knop om het
printerstuurprogramma te installeren, zodat u de
draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog
geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de
knop Draadloze verbindingen instellen en
installeren om een draadloos netwerk in te stellen.
Pas daarna klikt u op de knop Nu installeren.
Draadloze verbindingen instellen en installeren:
Configureer de draadloze netwerkinstellingen van uw
apparaat en installeer vervolgens het
printerstuurprogramma met behulp van de USB-kabel.
Deze procedure geldt uitsluitend voor gebruikers die
nog nooit een draadloze netwerkverbinding hebben
ingesteld.
7
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het
apparaat heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van
Samsung wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze
netwerk in de lijst met de Netwerknaam (SSID). Deze is
portthru en het Signaal is Printernetwerk.
Klik daarna op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een
ander draadloos netwerk in de lijst.
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk
verschijnt als het ad-hocnetwerk een
beveiligingsinstelling heeft.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop
Geavanceerde instelling.
• Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer
de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk
verschijnt. Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de
verificatie en klik op Volgende.
• Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
• WEP (Wired Equivalent Privacy) is een
beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden
geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze
netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden
met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel
gecodeerd.
• Kanaal: selecteer het kanaal. (Auto-inst. of 2.412 tot
2.467 MHz.)
• Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en
codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging
vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat
met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het
netwerk.
• Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of
WEP128).
• Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
• Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de
sleutelwaarde van de netwerkcodering.
• WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
42
8
Er verschijnt een venster met de instellingen van het
draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op
Volgende.
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het
subnetmasker van de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op
DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook
DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer
is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het
draadloze netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken,
neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het
statische IP-adres.
• Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk.
Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IPadres automatisch ontvangen (DHCP).
• Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch
is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het
venster Bevestiging van instelling van draadloos
netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop
TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt
43
9
Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn,
koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer
los. Klik op Volgende.
Als het venster Computernetwerkinstelling wijzigen
verschijnt, volgt u de stappen op het venster.
Klik op Volgende als u klaar bent met de instellingen voor
het draadloze netwerk van de computer.
Als het draadloze netwerk van de computer is ingesteld
op DHCP, duurt het enkele minuten om het IP-adres te
ontvangen.
Draadloos netwerk instellen
venster Instelling van draadloos netwerk voltooid
10 Het
wordt geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt
doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt
14 Als
u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken.
u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat
15 Als
om informatie te ontvangen van Samsung, klikt u op
Online registratie.
Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting
11 bevestigen
16 Klik op Voltooien.
verschijnt.
de onderdelen die u wilt installeren. Klik op
12 Selecteer
Volgende.
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de
naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om
in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen
als standaardapparaat en de poortnaam van elk apparaat
wijzigen. Klik op Volgende.
13
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster
met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een
testpagina wilt afdrukken klikt u op Een testpagina
afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met
stap 15.
44
18
Instellen met Macintosh
Wat u nodig hebt
•
Toegangspunt
•
Netwerkcomputer
•
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
•
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloosnetwerkinterface
•
USB-kabel
Draadloos netwerk instellen
Toegangspunt via USB-kabel
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
45
Eenvoudige installatie / Standaardinstallatie
12 Selecteer
(10.4) en klik op Installeer. Standaardinstallatie wordt
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is
aangesloten.
aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen
die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden
geïnstalleerd.
2
3
4
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Als u Maak installatie ongedaan selecteert, kunt u
aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt
installeren.
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
de optie Draadloze verbindingen instellen en
13 Selecteer
installeren.
5
6
7
8
9
Dubbelklik op de map MAC_Installer.
14 De software zoekt het draadloos netwerk.
Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
Klik op Volgende / Ga door (10.4).
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende
/ Ga door (10.4).
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden,
controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de
printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het
venster.
de zoekactie toont het venster de draadloze
15 Na
netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het
toegangspunt dat u gebruikt en klik op Volgende.
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
10 gebruiksrechtovereenkomst.
11 Klik op Volgende / Ga door (10.4).
Draadloos netwerk instellen
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u
op Geavanceerde instelling.
• Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
• Werkingsmodus: selecteer Infrastructuur.
• Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en
codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging
vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat
met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het
netwerk.
WPA Privé of WPA2 Personal: selecteer deze optie
als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op
basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij
wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de
zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die
handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt
en elk van de bijbehorende clients.
• Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP, AES.)
• Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
46
• Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de
sleutelwaarde van de netwerkcodering.
• WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk
verschijnt. Het venster kan verschillen naargelang de
beveiligingsmodus: WEP of WPA.
• WEP
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de
verificatie en typ de WEP-beveiligingssleutel. Klik op
Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een
beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden
geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze
netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden
met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel
gecodeerd.
• WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van
een geheime sleutel die op gezette tijden automatisch
wordt gewijzigd. Bij WPA worden tevens TKIP
(Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced
Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt.
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
venster bevat de instellingen voor het draadloze
16 Het
netwerk en controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op
Volgende.
•
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld.
Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode in DHCP te
wijzigen.
•
Voorbeeld:
Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het
subnetmasker van de computer).
-
Gateway: 169.254.133.1
wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt
17 Ervolgens
de netwerkconfiguratie.
de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn,
18 Als
koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer
los.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch
is, controleert u of Statisch in het venster wordt
vermeld. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop
TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voordat
u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op
met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
-
de aanwijzingen op het scherm om de installatie te
19 Volg
voltooien. Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Sluit
af of Start opnieuw.
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog
draadloos verbinden met uw computer door een draadloos adhocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige
stappen.
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
-
IP-adres: 169.254.133.42
► Wat u nodig hebt
-
Subnetmasker: 255.255.0.0
•
Netwerkcomputer
•
Cd met software die bij uw apparaat is geleverd
Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt:
-
IP-adres: 169.254.133.43
47
Draadloos netwerk instellen
•
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloosnetwerkinterface
•
USB-kabel.
► Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is
aangesloten.
Schakel de computer en de printer in.
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
Dubbelklik op de map MAC_Installer.
Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
Klik op Volgende / Ga door (10.4).
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende
/ Ga door (10.4).
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
48
op Akkoord als u akkoord gaat met de
10 Klik
gebruiksrechtovereenkomst.
Eenvoudige installatie / Standaardinstallatie
11 Selecteer
(10.4) en klik op Installeer. Standaardinstallatie wordt
aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen
die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden
geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak
installatie ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
op Draadloze verbindingen instellen en
12 Klik
installeren.
13 De software zoekt naar draadloze netwerkapparaten.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden,
controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de
printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het
venster.
Draadloos netwerk instellen
verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het
14 Erapparaat
heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van
Samsung wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze
netwerk in de lijst met de Netwerknaam (SSID). Deze is
portthru en het Signaal isPrinternetwerk.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
49
• Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
• Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de
sleutelwaarde van de netwerkcodering.
• WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Klik daarna op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een
ander draadloos netwerk in de lijst.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop
Geavanceerde instelling.
• Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer
de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig).
• Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
• Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz
tot 2467 MHz).
• Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en
codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging
vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat
met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het
netwerk.
• Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of
WEP128).
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk
verschijnt als het ad-hocnetwerk een
beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk
verschijnt. Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de
verificatie en klik op Volgende.
• WEP (Wired Equivalent Privacy) is een
beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden
geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze
netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden
met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel
gecodeerd.
verschijnt een venster met de instellingen van het
15 Erdraadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op
Volgende.
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het
subnetmasker van de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op
DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook
DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer
is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het
draadloos netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken,
neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het
statische IP-adres.
• Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk.
Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IPadres automatisch ontvangen (DHCP).
• Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch
is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het
venster Bevestiging van instelling van draadloos
netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop
TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt
50
wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt
16 Ervolgens
de netwerkconfiguratie.
de instelling van het draadloos netwerk is voltooid,
17 Als
koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het
apparaat los.
de aanwijzingen op het scherm om de installatie te
18 Volg
voltooien. Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Sluit
af of Start opnieuw.
19
Een netwerkkabel gebruiken
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat
netwerkcompatibel te maken, moet u enkele
configuratieprocedures doorlopen.
Draadloos netwerk instellen
• Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is
gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma
installeren om vanuit een toepassing te kunnen
afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma
over het netwerk" op pagina 17).
• Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de
persoon die uw draadloos netwerk heeft ingesteld voor
informatie over uw netwerkconfiguratie.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
51
IP-adres instellen via het programma SetIP
(Windows)
Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat
handmatig in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te
communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een
hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt
in het netwerkconfiguratierapport terugvindt.
zie "Het IP-adres instellen" op pagina 14.
Wat u nodig hebt
•
Toegangspunt
•
Netwerkcomputer
•
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
•
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloosnetwerkinterface
•
Netwerkkabel
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat
worden gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te
drukken.
zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 13.
Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren
Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw
draadloze netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd)
weten. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of
de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw
netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze
omgeving waarin u werkt.
Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt
u SyncThru™ Web Service gebruiken.
Draadloos netwerk instellen
SyncThru™ Web Service gebruiken
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
6
Klik op Wireless > Wizard.
Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met
de configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk.
1
2
Controleer of de netwerkkabel op de printer is
aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een
standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten.
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of
Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres
van uw apparaat in.
De Wizard zal u door de configuratie van het draadloos
netwerk loodsen. Als u het draadloos netwerk echter
rechtstreeks wilt instellen, selecteert u Custom.
7
Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst.
•
SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een
draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en
draadloze apparaten die een verbinding proberen te
maken met een bepaald draadloos netwerk, moeten
dezelfde SSID gebruiken. De SSID is
hoofdlettergevoelig.
•
Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het
type draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos
netwerk en netwerksleutel" op pagina 28).
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de
SyncThru™ Web Service-website.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik
vervolgens op Login.
5
•
ID: admin
•
Password: sec00000
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Network Settings.
52
-
Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze
apparaten rechtstreeks met elkaar communiceren
in een peer-to-peer-omgeving.
-
Infrastructure: in deze modus kunnen draadloze
apparaten via een toegangspunt met elkaar te
communiceren.
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
53
20
Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op
Infrastructure selecteert u de SSID van het
toegangspunt. Als Operation Mode ingesteld is op Adhoc selecteert u de SSID van het apparaat. Houd er
rekening mee dat "portthru" de standaard SSID van uw
apparaat is.
8
9
Klik op Next.
1
Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is
aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een
standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of
Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres
van uw apparaat in.
Als het venster met beveiligingsinstellingen voor
draadloze netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde
wachtwoord (netwerksleutel) in en klikt u op Next.
Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de
instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen
juist zijn, klikt u op Apply.
Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Als
het goed is, communiceert uw apparaat nu draadloos met
het netwerk. In de ad-hocmodus kunt u tegelijkertijd een
draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken.
Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de
SyncThru™ Web Service-website.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik
vervolgens op Login.
•
ID: admin
•
Password: sec00000
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Network Settings.
6
Klik op Wireless > Custom.
U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen.
Draadloos netwerk instellen
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
54
► Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
21
Problemen oplossen
•
Problemen tijdens het instellen of de installatie
van het stuurprogramma
De beveiliging is niet goed geconfigureerd. Controleer de
beveiliging die op het toegangspunt en de printer is
geconfigureerd.
► Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
► Printers niet gevonden
•
Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer
aan.
•
De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet
aangesloten. Verbind de printer met de computer door middel
van de USB-kabel.
•
Het apparaat ondersteunt geen draadloze netwerken.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer op de
software-cd die bij het apparaat is geleverd en zorg dat u
beschikt over een draadloze netwerkprinter.
•
Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat.
Controleer de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
► Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
•
De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de
netwerkkabel los van uw apparaat.
► Fout bij verbinding met pc
•
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding
maken tussen uw computer en het apparaat.
-
► Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
•
•
De geselecteerde of opgegeven netwerknaam (SSID) kan
niet worden gevonden. Controleer de netwerknaam (SSID)
op uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te
maken.
Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt
aan.
Voor een DHCP-netwerkomgeving
De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als
de toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op
DHCP.
-
Voor een statische netwerkomgeving
De printer gebruikt het statische adres als de
toewijzingsmethode voor het IP-adres op de computer is
ingesteld op Statisch.
Draadloos netwerk instellen
Voorbeeld:
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
•
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer
en de computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de
communicatie met het netwerk te herstellen.
•
Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de
communicatie blokkeert.
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
▪
IP-adres: 169.254.133.42
▪
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
▪
IP-adres: 169.254.133.43
▪
Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het
subnetmasker van de computer).
▪
Gateway: 169.254.133.1
Andere problemen
Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk
problemen voordoen, controleert u de volgende punten:
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het
toegangspunt (of de draadloze router) voor specifieke
informatie.
•
Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze
router) of de printer niet ingeschakeld.
•
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het
apparaat. Als de router ver van de printer staat of als er een
obstakel in de weg staat, kan dat de ontvangst van het
signaal bemoeilijken.
55
Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn
aangesloten maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert
de firewall-software mogelijk de communicatie. Raadpleeg
de gebruikershandleiding bij de firewall-software voor
informatie over het uitschakelen van de firewall. Probeer
vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden.
•
Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is
toegewezen. U kunt het IP-adres controleren door het
netwerkconfiguratierapport af te drukken.
•
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met
een wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is
ingesteld, neemt u contact op met de beheerder van het
toegangspunt (of de draadloze router).
•
Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om
een verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij
DHCP is het mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert
als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt of als het
toegangspunt opnieuw is ingesteld.
Draadloos netwerk instellen
•
Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen
verbinding maken met het netwerk in de
infrastructuuromgeving waar u gebruikersgegevens moet
invoeren voordat u een verbinding hebt gemaakt met een
toegangspunt (of draadloze router).
•
Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi.
Andere draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth)
worden niet ondersteund.
•
In de ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals
Windows Vista is het mogelijk dat u de draadloze verbinding
bij elk gebruik van de draadloze printer opnieuw moet
instellen.
•
Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kunnen de
infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd
worden gebruikt.
•
Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos
netwerk bevinden.
•
De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het
draadloze signaal kunnen blokkeren.
Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het
toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat
bevinden.
Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van
metaal of beton tussen de printer en het draadloze
toegangspunt (of de draadloze router) staan.
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
•
56
De printer mag niet in de buurt staan van andere
elektronische apparaten die het draadloze signaal kunnen
verstoren.
Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen
verstoren, waaronder magnetrons en bepaalde Bluetoothapparaten.
3. Menu´s met nuttige
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert
en hoe u geavanceerde apparaatinstellingen instelt.
• Informatie
58
• Lay-out
59
• Papier
60
• Grafisch
61
• Systeeminstallatie
62
• Emulatie
66
• Netwerk
67
• Beheerinstellingen
68
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de
instelling van het apparaat en het gebruik van de functies van het apparaat.
Druk op
(Menu) om toegang te krijgen tot deze menu’s.
• Naast het gekozen menu verschijnt een sterretje (*).
• Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
• Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder displayscherm
op het bedieningspaneel.
• Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op uw
apparaat een andere naam hebben.
Informatie
Item
3. Menu´s met nuttige instellingen
Omschrijving
Menuoverzicht
Drukt het menuoverzicht met de lay-out en
de huidige instellingen van dit apparaat af.
Configuratie
Drukt een overzicht van de globale
instellingen van het apparaat af.
Info verb.art.
Demopagina
Drukt een pagina met gegevens over
verbruiksartikelen af.
Item
De lijst met PCL-lettertypen afdrukken.
PS-lettertype
(Lijst met PSlettert.)
De lijst met PS-lettertypen afdrukken.
EPSON-lettert.
(Lijst met
EPSON-lettert.)
De lijst met EPSON-lettertypen afdrukken.
KSC5843letteryp.
De lijst met KS-lettertypen afdrukken.
KSC5895lettertyp.
De lijst met KS5895-lettertypen afdrukken.
KSSM-lettertyp.
De lijst met KSSM-lettertypen afdrukken.
Omschrijving
Opgeslagen
taken
Drukt de momenteel in het geheugen of op
een harde schijf (HDD) opgeslagen
afdruktaken af.
Gebruiksteller
Drukt een verbruikspagina af. De pagina met
informatie over het verbruik bevat het totaal
aantal afgedrukte pagina’s.
Voltooide taak
Drukt de lijst met voltooide afdruktaken af.
Accountrapport
Deze functie is alleen beschikbaar als Job
Accounting is ingeschakeld in het
programma SyncThru™ Web Admin
Service. Voor elke gebruiker kunt u een
rapport met aantal afdrukken printen.
Druk de demopagina af om te controleren of
uw apparaat goed werkt.
PCL-lettertype
(PCL-lettert.)
58
Lay-out
Item
Afdrukstand
3. Menu´s met nuttige instellingen
Omschrijving
Selecteert de richting waarin informatie wordt
afgedrukt op een pagina.
• Marge enkelz.: Stelt de marge voor
enkelzijdig afdrukken in.
Item
Emulatiemarge
(Emulatiemarge)
MF-lade
• Bovenmarge: Stelt de bovenmarge in, van
0,0 tot 250 mm.
• Linkermarge: Stelt de linkermarge in, van
0,0 tot 164 mm.
Als u op beide zijden van het papier wilt
afdrukken kiest u de bindrand.
• Binding: Bij het afdrukken op beide zijden
van het papier is de marge op kant A het
dichtst bij de bindrand evengroot als de
smalste marge op zijde B. De marges aan
de andere kant van de bindrind zijn in beide
gevallen ook hetzelfde.
Stelt de papiermarge in de multifunctionele
lade in.
Omschrijving
Stelt de papiermarge voor de emulatieafdrukpagina in.
• Dubbelzijdig: Stelt de marge voor
dubbelzijdig afdrukken in.
Algemene
marge
• Uit: Hiermee schakelt u deze optie uit.
• Lange zijde: Deze bindrand is de
conventionele lay-out voor boekbinden.
Dubbelzijdig
• Enkelzijdig: Stelt de marge voor
enkelzijdig afdrukken in.
• Korte zijde: Deze bindrand is de
conventionele lay-out voor kalenders.
• Dubbelzijdig: Stelt de marges voor
dubbelzijdig afdrukken in.
Stelt de papiermarges in de laden in.
Lade X
• Enkelzijdig: Stelt de marge voor
enkelzijdig afdrukken in.
• Dubbelzijdig: Stelt de marges voor
dubbelzijdig afdrukken in.
59
Nietpositie bij
afdrukstand
Liggend
Stelt de plaats van de nietjes in.
Papier
Item
Exemplaren
MF-lade / [Lade
<x>]
Papierinvoer
Ladekoppeling
(Aut.
Ladekeuze)
Lade
bevestigen
3. Menu´s met nuttige instellingen
Omschrijving
Hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren.
• Papierformaat: Selecteert het standaard
papierformaat.
• Type papier: Selecteert het type papier dat
zich momenteel in de lade bevindt.
Stelt in uit welke lade papier gebruikt moet
worden.
Als u onder Auto een andere waarde dan
Papierinvoer kiest en de geselecteerde lade
is leeg, kunt u instellen dat het apparaat
automatisch vanuit een andere lade afdrukt.
Als u bij Papierinvoer de optie Auto
kies, zal deze melding niet getoond
worden.
Activeert de melding ter bevestiging van de
lade. Als u een lade opent en sluit, wordt een
venster geopend met de vraag om het
papierformaat en -type van de zojuist
geopende lade in te stellen.
60
Grafisch
Item
3. Menu´s met nuttige instellingen
Omschrijving
Resolutie
Specificeert het aantal afgedrukte punten per
inch (dpi - dots per inch). Hoe hoger de
instelling, hoe scherper de tekens en
afbeeldingen worden afgedrukt.
Tkst dnk. mk.
(Tkst. lcht. mk.)
Drukt de tekst donkerder af dan op een
normaal document.
Tonersterkte
Maakt de afdrukk op de pagina helderder of
donkerder. De instelling Normaal levert
doorgaans het beste resultaat. Gebruik de
instelling Licht om toner te besparen.
61
Systeeminstallatie
Item
3. Menu´s met nuttige instellingen
62
Omschrijving
Datum & Tijd
Stelt de datum en tijd in.
Klokmodus
Stelt de indeling voor het weergeven van de tijd in, 12-uur of 24-uur.
• Uit: hiermee kunt u afdrukken in modus Normaal.
Menu Formulier
Form. select
• Single Form: Hiermee worden alle pagina’s afgedrukt met het eerste formulier.
• Double Form: hiermee wordt het voorblad afgedrukt met het eerste formulier, en de achterpagina met het tweede
formulier.
Formulier-overlay zijn afbeeldingen die op de harde schijf van de printer zijn opgeslagen in een speciale
bestandsindeling en die in een willekeurig document in lagen kunnen worden afgedrukt.
In wachtrij
plaatsen op
vaste schijf
Als deze optie Aan staat, worden documenten op de harde schijf opgeslagen voor afdrukken op het netwerk.
Taal
Stelt de taal van de tekst op het display in.
Standaardpapie Hiermee kunt u het standaard papierformaat selecteren.
rformaat
Energie
besparen
Stel in na welke wachttijd de printer overschakelt naar de energiebesparende modus.
Wanneer het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt wordt het energiegebruik automatisch
verlaagd.
U kunt instellen in welke situaties de printer moet ontwaken uit sluimerstand. Zet het onderdeel aan.
Ontw.gebeurt.
• Druk op knop: Als u op een willekeurige knop drukt, uitgezonderd de aan/uitknop, wordt het apparaat wakker uit
sluimerstand.
• Printer: Als u de papierlade opent of sluit, ontwaakt het apparaat uit de sluimerstand.
Systeeminstallatie
Item
3. Menu´s met nuttige instellingen
Omschrijving
Bepaalt of de printer door moet gaan met afdrukken als waargenomen wordt dat het gebruikte papier niet
overeenkomt met de instellingen.
Aut. doorgaan
• Uit: Als het type of formaat papier niet overeenkomt, wacht het apparaat tot u de juiste papiersoort invoert.
• Aan: Als er een papierstoring optreedt, wordt er een foutbericht getoond. De printer zal ongeveer 30 seconden
wachten, het bericht automatisch wissen en doorgaan met afdrukken.
Luchtdrukcorre
ctie
Afdrukkwaliteit optimaliseren naargelang de hoogte boven zeeniveau.
Auto CR
Met deze optie kunt u een harde return plaatsen aan het einde van een regel, zeer handig voor Unix- of DOSgebruikers.
Time-out taak
Als er gedurende een bepaalde periode geen gegevens worden ontvangen, wordt een taak afgesloten. U kunt
instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat de taak wordt afgesloten.
Meerdere
vakken
• Modus: Selecteert de te gebruiken modus met meerdere vakken.
• Standaardlade: Selecteert de te gebruiken lade als standaardlade.
63
Systeeminstallatie
Item
3. Menu´s met nuttige instellingen
64
Omschrijving
• Drum reinigen: Reinigt de OPC-drum van de cassette door middel van het afdrukken van een vel.
• Fixeereenheid reinigen: Reinigt de fixeereenheid door middel van het afdrukken van een vel.
• Toner Op wis.: Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette leeg is.
Onderhoud
• Info verb.art.: Via dit menu-item kunt u zien hoeveel afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel toner er nog in de
cassette zit.
• Toner bijna op: Als er geen toner meer in de tonercassette zit, verschijnt een bericht waarin de gebruiker wordt
gevraagd om de tonercassette te vervangen. U kunt de weergave van dit bericht in- en uitschakelen.
• Papier stapel.: Als u het apparaat in een vochtige omgeving gebruikt of afdrukmaterialen gebruikt die vochtig zijn
als gevolg van een hoge luchtvochtigheid, kunnen de afgedrukte vellen krullen vertonen en worden ze mogelijk niet
goed gestapeld. In dit geval kunt u het apparaat instellen om de functie te gebruiken waarmee de afdrukken goed
gestapeld worden. Deze functie zal de afdruksnelheid echter verlagen.
Inst. import
Importeert gegevens opgeslagen op een USB-geheugenstick naar het apparaat.
Inst. export
Exporteert de op het apparaat opgeslagen instellingen naar een geheugenstick.
Tonerbesparing
Als u deze modus activeert, gaat uw tonercassette langer mee en zijn de kosten per pagina lager dan wanneer u in
de normale modus afdrukt. Dit gaat echter wel ten koste van de afdrukkwaliteit.
Stille modus
Met dit menu kan de hoeveelheid lawaai tijdens het afdrukken verminderd worden. De snelheid en de kwaliteit van
de afdruk kan echter lager worden.
Systeeminstallatie
Item
3. Menu´s met nuttige instellingen
65
Omschrijving
Met deze optie kunt u hulpbronnen besparen en milieuvriendelijke afdrukken maken.
• Standaardmodus: Selecteert of de Eco-modus in- of uitgeschakeld wordt.
Ecoinstellingen
Altijd aan: Schakelt de Eco-modus in en beveiligt de instelling met een wachtwoord. Als een gebruiker de
Eco-modus wil wijzigen, moet deze het wachtwoord invoeren.
• Sjabloon wijzigen: Kiest het ingetelde eco-sjabloon via de SyncThru™ Web Service.
Instell. wissen
Herstelt de standaardinstellingen vanuit de fabriek.
Emulatie
Item
3. Menu´s met nuttige instellingen
Omschrijving
Type emulatie
De apparaattaal definieert hoe de computer
met het apparaat communiceert.
Instelling
Stelt de gedetailleerde instelllingen voor het
geselecteerde emulatietype in.
66
Netwerk
Optie
3. Menu´s met nuttige instellingen
Omschrijving
Selecteer het passende protocol en de
configuratieparameters voor gebruik in de
netwerkomgeving.
TCP/IP (IPv4)
Er moeten heel wat parameters
ingesteld worden. Als u niet zeker
bent, laat u ze ongemoeid of
raadpleeg u de netwerkbeheerder.
TCP/IP(IPv6)
Selecteer deze optie om gebruik te maken
van een IPv6-netwerkomgeving (zie "IPv6configuratie" op pagina 25).
Ethernet-snel
Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van
het netwerk configureren.
802.1x
U kunt de gebruikersverificatie voor
netwerkcommunicatie instellen. Raadpleeg
uw netwerkbeheerder voor details.
Draadloos
Selecteer deze optie om gebruik te maken
van een draadloos netwerk.
Instell. wissen
Hiermee zet u de standaard
netwerkinstellingen terug.
Optie
67
Omschrijving
Netwerkconf.
(Netwerkconfig
uratie)
Deze lijst toont informatie over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Net. activeren
U kunt instellen of u Ethernet aan of uit wilt
zetten.
Http activeren
U kunt selecteren of u al dan niet gebruik wilt
maken van de functie SyncThru™ Web
Service.
Beheerinstellingen
Item
Wacht
bescherming
Wachtw.
wijzigen
Omschrijving
3. Menu´s met nuttige instellingen
Item
68
Omschrijving
• Fixeereenheid reinigen: Reinigt de
fixeereenheid door middel van het afdrukken
van een vel. Het afgedrukte vel bevat
tonerresten.
Stelt het wachtwoord in voor toegang tot het
menu Beheerinstellingen. Kies Aan om
gebruik te maken van deze optie en om het
wachtwoord in te voeren.
• Toner Op wis.: Voorkomt dat het bericht
Toner bijna op op het display wordt
weergegeven.
Wijzigt het wachtwoord voor toegang tot de
Beheerinstellingen van het apparaat.
• Info verb.art.: Via dit menu-item kunt u zien
hoeveel afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel
toner er nog in de cassette zit.
Onderhoud
• Ws tr bijna op: Als er geen toner meer in de
tonercassette zit, verschijnt een bericht
waarin de gebruiker wordt gevraagd om de
tonercassette te vervangen. U kunt de
weergave van dit bericht in- en uitschakelen.
• Ramschijf: Schakelt de Ramschijf in of uit
voor het beheren van afdruktaken. Afhankelijk
van de grootte van het geïnstalleerde
optionele geheugen, kunt u de grootte van de
Ramschijf instellen tussen 32 en 64 MB. Deze
optie verschijnt niet als u een harde schijf
geïnstalleerd heeft.
4. Speciale functies
In dit hoofdstuk worden speciale afdrukfuncties verklaard.
• Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
70
• De lettertype-instelling wijzigen
71
• De standaardafdrukinstellingen wijzigen
72
• Uw apparaat instellen als standaardprinter
73
• Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
74
• Gebruiken van Hulpprogramma Direct afdrukken
(alleen voor Windows).
82
• Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties
84
• Afdrukken in Macintosh
85
• Afdrukken in Linux
87
• Afdrukken in Unix
89
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op
Windows 7.
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk,
die wordt bepaald door de hoogte boven zeeniveau waar het
apparaat staat. De volgende informatie zal u helpen bij de
instelling van uw apparaat voor de beste afdrukkwaliteit.
Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk
in.
4,000 m
(13,123 ft)
1
3,000 m
(9,842 ft)
2
2,000 m
(6,561 ft)
3
1,000 m
(3,280 ft)
4
0
1
2
3
4
Hoog 3
Hoog 2
Hoog 1
Normaal
In de sectie Instelling of Apparaat van het hulpprogramma
Printerinstelling kunt u de waarde van de hoogte instellen.
•
Zie "Apparaatinstellingen" op pagina 100 als u Windows
gebruikt.
•
Zie "Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en
Linux)" op pagina 102 als u Macintosh, Linux of UNIX OS
gebruikt.
4. Speciale functies
70
• Als uw computer met het internet is verbonden, kunt u
de hoogte instellen via SyncThru™ Web Service.
• U kunt de hoogte ook instellen via de optie
Systeeminst. op het display van het apparaat.
De lettertype-instelling wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw
regio of land wordt gebruikt.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt
instellen in een speciale omgeving (bijvoorbeeld DOS), kunt u de
lettertype-instelling wijzigen met de sectie Emulatie in het
hulpprogramma Printerinstelling.
•
Zie "Apparaatinstellingen" op pagina 100 als u Windows
gebruikt.
•
Zie "Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en
Linux)" op pagina 102 als u Macintosh, Linux of UNIX OS
gebruikt.
• Als uw computer met het internet is verbonden, kunt u
de lettertypes instellen via SyncThru™ Web Service.
• U kunt het lettertype ook wijzigen via de optie Emulatie
op het display van het apparaat.
• Hieronder vindt u de lijst met lettertypen voor de
overeenkomstige talen.
- Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
- Hebreeuws: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7
(alleen voor Israël)
- Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
- Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic,
Code Page 864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
- OCR: OCR-A, OCR-B
4. Speciale functies
71
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1
2
Klik op het menu Start van Windows.
Als bij het item Voorkeursinstellingen het teken ►
staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de
geselecteerde printer selecteren.
In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen >
Printers.
•
•
3
4
4. Speciale functies
Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u
Printers en faxapparaten.
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Printers.
•
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm >
Apparaten en Printers.
•
In Windows Server 2008 R2 selecteert u
Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en
printers.
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista kiest u
Voorkeursinstellingen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de
contextmenu’s.
5
6
Wijzig de instellingen op elk tabblad.
Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
72
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1
2
3
4
Klik op het menu Start van Windows.
In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen >
Printers.
•
Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u
Printers en faxapparaten.
•
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Printers.
•
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm >
Apparaten en Printers.
•
In Windows Server 2008 R2 selecteert u
Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en
printers.
Selecteer uw apparaat.
Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer
Als standaardprinter instellen.
Als bij het item Als standaardprinter instellen voor
Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het teken ►
staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s selecteren
die met de geselecteerde printer verbonden zijn.
4. Speciale functies
73
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
4. Speciale functies
74
1
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand
automatisch opgeslagen in Mijn documenten,
Documenten of Gebruikers. De opslagmap kan
verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het
gebruikte programma.
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te
slaan als een bestand.
1
Kruis het selectievak Afdrukken naar bestand in het
venster Afdrukken aan.
2
Speciale afdrukfuncties verklaard
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te
gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen
in het venster Afdrukken van de toepassing om de
afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in het
printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk
van het gebruikte apparaat.
2
3
Klik op Afdrukken.
Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik
vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
Item
4. Speciale functies
75
Omschrijving
Meerdere pagina's per U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt
zijde
worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16
pagina’s afdrukken.
Poster afdrukken
U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van
4x4) papier drukken om ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken.
Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door het keuzerondje
bovenaan rechts op het tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen plakken.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
Item
4. Speciale functies
76
Omschrijving
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo
gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
Boekje afdrukken
8
9
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio
of Oficio.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Kies de Papierformaatoptie onder het tabblad Papier om te kijken welke papierformaten beschikbaar zijn.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch
geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar papier (papier waarbij geen
of staat).
U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken (dubbelzijdig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste
afdrukstand van het document opgeven.
Dubbelzijdig
afdrukken
• U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
• Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer
drukt eerst elke andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw
computer.
• De functie Blanco pagina´s overslaan werkt niet als u de dubbelzijdige optie heeft ingeschakeld.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
Item
4. Speciale functies
77
Omschrijving
• Standaardinstelling printer: Als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die
u hebt opgegeven op het bedieningspaneel van de printer. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van
het PCL-stuurprogramma.
• Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit.
• Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij boekbinden wordt gebruikt.
Dubbelzijdig
afdrukken
(Optie)
• Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor kalenders wordt gebruikt.
• Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: Schakel deze optie in om de afdrukvolgorde om te keren bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Papieropties
Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner of groter op het vel afgedrukt wordt, door een
percentage in te voeren waarmee het document vergroot of verkleind wordt.
Watermerk
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U gebruikt het bijvoorbeeld om
in grote grijze letters "CONCEPT" of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s
afdrukken.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
Item
Watermerk
(Een watermerk
maken)
Watermerk
(Een watermerk
bewerken)
Watermerk
(Een watermerk
verwijderen)
4. Speciale functies
78
Omschrijving
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt geopend.
c Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in.
U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het
watermerk en de opties.
d Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen.
d Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
Item
4. Speciale functies
79
Omschrijving
Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL-stuurprogramma.
Overlay
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer is opgeslagen in een speciale
bestandsindeling en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in
plaats van voorgedrukte formulieren en papier met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd
kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van
uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt het
briefhoofd gewoon als overlay op uw document af.
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding.
• Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de
overlay afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk.
• De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de
overlay wilt afdrukken.
Overlay
a Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken... als u het document als een overlay wilt opslaan.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster
(Een nieuwe
Overlay bewerken verschijnt.
paginaoverlay maken)
c Klik in het venster Overlay bewerken op Maken.
d Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Bestandsnaam in het venster Opslaan als. Selecteer
indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover.
e Klik op Opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
Item
Overlay
(Een paginaoverlay
gebruiken)
Overlay
(Een paginaoverlay
verwijderen)
4. Speciale functies
80
Omschrijving
a Klik op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... in
de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden
vanuit het venster Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en
kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays.
d Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is
ingeschakeld, verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u
gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch
op uw document afgedrukt.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
a
b
c
d
e
f
Klik in het venster Voorkeursinstellingen op het tabblad Geavanceerd.
Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst.
Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen.
Klik op Wissen.
Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja.
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer
gebruikt, kunt u verwijderen.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
Item
4. Speciale functies
81
Omschrijving
• Deze functie is alleen beschikbaar als u het optionele geheugen of de harde schijf heeft
geïnstalleerd.
• Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display
verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
Afdrukmodus
• Afdrukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal, en is bedoeld om af te drukken zonder het
afdrukbestand op te slaan in het geheugen.
- Normaal: in deze modus wordt uw document afgedrukt zonder het op te slaan in het optioneel geheugen.
- Proefafdruk: deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt eerst een
exemplaar afdrukken om te controleren en daarna de andere exemplaren afdrukken.
- Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van vertrouwelijke documenten. U moet
een wachtwoord invoeren om af te drukken.
- Opslaan: selecteer deze instelling om een document op de harde schijf op te slaan zonder het af te
drukken.
- Wachtrij: deze optie is handig om een grote hoeveelheid gegevens te verwerken. Als u deze instelling
selecteert, wordt het document op de harde schijf in een afdrukwachtrij geplaatst en vervolgens van
daaruit afgedrukt. Op die manier wordt de belasting van de computer lager.
- Afdrukschema: selecteer deze instelling om het document op een opgegeven tijdstip af te drukken.
• Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt vinden via het
bedieningspaneel.
• Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt vinden via het bedieningspaneel.
Gebruiken van Hulpprogramma Direct afdrukken (alleen voor Windows).
Wat is het Hulpprogramma Direct
afdrukken?
• Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken
ondersteunt PDF versie 1,7 en lager. Bestanden van
latere versies moet u openen om te kunnen afdrukken.
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PRN,
TXT, TIFF, XPS en PDF-bestanden rechtstreeks naar uw printer
stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze bestanden hoeft te
openen.
• Uw apparaat moet beschikken over een harde schijf
om met dit programma deze bestanden af te drukken.
• U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de
afdrukbeperking uit en probeer opnieuw af te drukken.
82
• Of een PDF-bestand al dan niet afgedrukt kan worden
met behulp van het hulpprogramma Direct afdrukken
hangt af van de manier waarop het PDF-bestand werd
gemaakt.
3
Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Geavanceerde
installatie > Aangepaste installatie en schakelt u het
selectievakje voor het programma in tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma.
4. Speciale functies
4
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het
Hulpprogramma Direct afdrukken.
1
Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle
programma’s > Samsung Printers > Hulpprogramma
Direct afdrukken > Hulpprogramma Direct afdrukken.
Of dubbelklik op het snelkoppelingspictogram
Hulpprogramma Direct afdrukken op uw bureaublad.
• U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een
wachtwoord worden beschermd. Schakel de
wachtwoordfunctie uit en probeer opnieuw af te
drukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt
geopend.
2
Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer
selecteren en klik op Bladeren.
Gebruiken van Hulpprogramma Direct afdrukken (alleen voor Windows).
3
Het bestand wordt nu toegevoegd aan de sectie
Bestanden selecteren.
4
5
3
Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en klik op
Openen.
4. Speciale functies
83
Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt
naar de printer verzonden.
6
Via het contextmenu
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt
naar de printer verzonden.
1
Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt
afdrukken en kies Hulpprogramma Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt
geopend. Het PDF-bestand is hierin al toegevoegd.
5
Via het snelkoppelingspictogram
1
Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en sleep
het naar de snelkoppeling van het Hulpprogramma Direct
afdrukken op uw bureaublad.
Als het standaardapparaat Hulpprogramma Direct
afdrukken niet ondersteunt, wordt er een berichtvenster
geopend waarin u wordt gevraagd om de juiste printer te
selecteren. Selecteer het juiste apparaat in de sectie
Printer selecteren.
2
De apparaatinstellingen aanpassen.
2
3
4
Kies het te gebruiken apparaat.
De apparaatinstellingen aanpassen.
Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt
naar de printer verzonden.
Gebruik van geheugen-/harde schijffuncties
4. Speciale functies
84
8
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige
menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit
het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
Via het bedieningspaneel
Als uw apparaat beschikt over een optioneel geheugen of een
optionele harde schijf, dan kunt u deze functies gebruiken via de
knop
7
vanuit het stuurprogramma van de printer
Als het optionele geheugen is geïnstalleerd, kunt u
gebruikmaken van geavanceerde afdrukfuncties, zoals een
afdruktaak opslaan of in de wachtrij op de harde schijf plaatsen,
een afdruktaak controleren en een persoonlijke afdruktaak
specificeren in het venster Afdrukken. Kies Eigenschappen of
Voorkeuren en stel de afdrukmodus in.
(Menu) > Systeeminst. > Taakmanagement.
•
Actieve taak: Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt
bevinden zich in de actieve wachtrij in de volgorde waarin u
ze naar de printer hebt gestuurd. U kunt een afdruktaak
verwijderen uit de wachtrij voordat deze wordt afgedrukt of
een afdruktaak sneller laten afdrukken.
•
Best.beleid: U kunt het bestandsbeleid kiezen voor het
genereren van een bestandsnaam voor u doorgaat met een
afdruktaak vanaf het optioneel geheugen. Als de naam reeds
in het optioneel geheugen is opgeslagen, wijzigt u de naam
of overschrijft u de bestaande naam.
•
Opgesl. taak: Hiermee kunt u een opgeslagen afdruktaak
afdrukken of verwijderen.
Na het installeren van de harde schijf kunt u ook de
vooraf gedefinieerde documentsjablonen afdrukken via
de knop
(Menu) > Systeeminst. > Menu Formulier.
Afdrukken in Macintosh
9
4. Speciale functies
85
10
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke
toepassing die u gebruikt de instellingen van het
printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande
stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1
2
Open het af te drukken document.
3
Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere
opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd.
Klik op OK.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Archief/
Bestand (10.4). De printernaam die in het
printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van de
gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is afgezien van de
naam vergelijkbaar met het onderstaande venster.
11
Open het menu Archief en klik op Pagina-instelling
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
4
5
Open het menu Bestand/Archief (10.4) en klik op Print.
6
Klik op Afdrukken.
Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u
wilt afdrukken.
Afdrukken meerdere pagina's op één blad
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is
een goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1
Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu
Archief/Bestand (10.4).
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting.
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina´s per vel het
aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken.
3
4
Kies de andere te gebruiken opties.
Klik op Afdrukken.
Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel
papier af.
Afdrukken in Macintosh
4. Speciale functies
86
12
Dubbelzijdig afdrukken
Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en
de tweede kopie op hetzelfde vel papier worden
afgedrukt. Vermijd op beide zijden van het papier af te
drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt.
Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke
rand u de pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn:
•
•
Lange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het
boekbinden wordt gebruikt.
Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor
kalenders.
1
Selecteer Druk af in het menu Archief/Bestand (10.4)
van uw Macintosh-toepassing.
2
3
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting.
4
5
Kies de andere te gebruiken opties.
Selecteer een bindrichting in de optie Dubbelzijdig
afdrukken/Dubbelzijdig (10.4).
Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van
het papier af.
13
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en
klik op het onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt
een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie
waarover het stuurprogramma beschikt.
Afdrukken in Linux
4. Speciale functies
14
•
Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties
instellen voor het afdrukken van
afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of
positie van de afbeelding.
•
Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming
instellen.
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken
met Common UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al
deze toepassingen met uw printer afdrukken.
1
2
3
4
Open een toepassing en selecteer Print in het menu File.
Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster
LPR GUI en klik op Properties.
Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp
van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het
venster worden weergegeven.
•
•
General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de
afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de
functie dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en
eindvaandels toevoegen en het aantal pagina’s per vel
wijzigen.
Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals
regelafstand en kolommen in.
87
5
Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Properties.
6
Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te
beginnen.
7
Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van
de afdruktaak controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
15
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit
apparaat door de standaard-CUPS-methode direct vanaf de
opdrachtregel toe te passen. Met het CUPS-lpr-hulpgramma
kunt u dat doen, maar het programma uit het besturingsbestand
vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een veel
gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma.
Afdrukken in Linux
Zo drukt u elk bestand af:
1
4. Speciale functies
3
Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de
Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt
geopend.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt
eerst het venster Select file(s) to print. Selecteer de
bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open.
2
In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst
en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak.
3
Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
16
Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
•
General: locatie en naam van de printer wijzigen. De
naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven
in de printerlijst in Printers configuration.
•
Connection: een andere poort bekijken of selecteren.
Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in
parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is,
moet u de poort van het apparaat op dit tabblad
opnieuw configureren.
•
Driver: Hiermee kunt u een ander
printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op
Options als u de standaardopties van het apparaat wilt
instellen.
•
Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op
Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren.
Schakel het selectievakje Show completed jobs in om
een lijst met vorige afdruktaken weer te geven.
•
Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat
behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te
voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove
from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een
geselecteerde klasse.
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw
printer wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers
en klik op Properties.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
4
88
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Printer Properties.
Afdrukken in Unix
17
4. Speciale functies
89
18
Doorgaan met de afdruktaak
Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst, PS- of
HPGL-bestand om af te drukken.
1
Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit.
U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken.
Printerinstellingen wijzigen
Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de
gebruiker verschillende afdrukopties kan selecteren in printer
Properties.
De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor
Help, "O" voor OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel.
printui document1
Hiermee wordt Print Job Manager van het UNIXprinterstuurprogramma geopend waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan instellen.
2
3
Selecteer een printer die reeds is toegevoegd.
4
Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u
nodig hebt.
Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page
Selection.
Druk op Properties om gebruik te maken van de
printerfuncties die uw printerstuurprogramma biedt (zie
"Printerinstellingen wijzigen" op pagina 85).
5
Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak.
Het tabblad General
•
Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het
papierformaat instellen op A4, Letter of andere
papierformaten.
•
Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare
opties uit de keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick.
•
Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet
worden. De standaardinstelling is Auto Selection.
•
Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin
informatie wordt afgedrukt op een pagina.
•
Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt
om papier te besparen.
•
Multiple pages: Hiermee worden meerdere pagina’s
afgedrukt op één vel papier.
•
Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen
(bv.: Single-line hairline, Double-line hairline).
Afdrukken in Unix
4. Speciale functies
90
Het tabblad Image
Het tabblad Margins
Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van
een afbeelding op uw document wijzigen.
•
Use Margins: Hiermee stelt u de marges van het document
in. De marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan
de marges instellen door de waarde in de respectieve velden
aan te passen. Standaard worden deze waarden bepaald
door het geselecteerde papierformaat.
Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk
in.
•
Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches
of centimeters.
Het tabblad HPGL/2
Het tabblad Printer-Specific Settings
•
Use only black pen: Hiermee worden alle grafische
elementen in zwart/wit afgedrukt.
•
Fit plot to page: Hiermee wordt de volledige afbeelding
aangepast zodat ze op een enkele pagina past.
Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om
verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn
specifiek voor de printer en afhankelijk van het PPD-bestand.
•
Pen Width: Hiermee kunt u de waarde voor de pendikte
wijzigen. De standaardwaarde is 1.000.
Het tabblad Text
5. Onderhoud
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de
mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten. Er wordt ook
informatie gegeven over het onderhoud van de tonercassette.
• De tonercassette bewaren
92
• Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw
apparaat
94
• Nuttige beheerprogramma´s
95
De tonercassette bewaren
5. Onderhoud
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor
licht, temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan deze
aanbevelingen te volgen met het oog op optimale prestaties, de
hoogste kwaliteit en de langste gebruiksduur van uw nieuwe
Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt
gebruikt; idealiter in een omgeving met gecontroleerde
temperatuur en vochtigheid. Haal de tonercassette pas uit haar
originele, ongeopende verpakking op het moment dat u de
cassette gaat installeren. Als de originele verpakking ontbreekt,
moet u de bovenste opening van de cassette bedekken met
papier en moet u de cassette in een donkere kast bewaren.
92
-
in een omgeving met een luchtvochtigheid lager dan 20%
of hoger dan 80%.
-
in een omgeving met extreme temperatuur- of
vochtigheidsschommelingen.
-
in direct zon- of kunstlicht.
-
op stoffige plaatsen.
-
in een auto gedurende een lange periode.
-
in een omgeving met corrosieve gassen.
-
in een omgeving met zilte lucht.
1
Door de verpakking van de cassette te openen voor u de
cassette in gebruik neemt, zal de levensduur en bewaartijd van
de cassette aanzienlijk verkorten. Plaats ze niet op de vloer. Volg
de onderstaande procedures om een tonercassette die u uit de
printer hebt verwijderd te bewaren.
Behandelingsrichtlijnen
•
Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de
cassette niet aan.
•
Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele
verpakking.
•
Stel de cassette niet nodeloos bloot aan schokken of
trillingen.
•
Bewaar de tonercassette liggend (niet staand) met dezelfde
kant boven als bij de installatie.
•
Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde
richting. Dit kan interne schade en een tonerlek veroorzaken.
•
Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende
omstandigheden:
-
bij temperaturen boven 40 °C.
De tonercassette bewaren
2
Gebruik tonercassette
Samsung Electronics raadt het gebruik van tonercassettes van
andere merken dan Samsung af, met inbegrip van generische,
hervulde of gerecycleerde tonercassettes of tonercassettes van
witte producten.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan
het apparaat die ontstaan is door het gebruik van een
bijgevulde cassette, gerecyclede cassette of een
tonercassette van een ander merk dan Samsung.
3
Geschatte levensduur van cassette
De geschatte levensduur van een cassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. Het werkelijk aantal
pagina’s kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de
pagina’s waarop u afdrukt, het besturingssysteem, de tijd tussen
de afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u
bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, wordt er meer toner
verbruikt en moet de cassette waarschijnlijk vaker worden
vervangen.
5. Onderhoud
93
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
•
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of
op zijn kant houden. Er kan hierbij toner vrijkomen in het
apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan
of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
•
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten
minste twee mensen het apparaat goed vasthouden.
5. Onderhoud
94
Nuttige beheerprogramma´s
4
Samsung AnyWeb Print
Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows
Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken
en afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan in het
gebruikelijke programma. Klik op Start > Alle programma’s >
Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download
the latest version om naar de website te gaan waar u het
hulpprogramma kunt downloaden.
5. Onderhoud
95
SyncThru™ Web Service weergeven
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet
Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx)
in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga
naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
► Aanmelden bij SyncThru™ Web Service
5
SyncThru™ Web Service gebruiken
• Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet
Explorer 6.0 of hoger vereist.
• De uitleg over SyncThru™ Web Service in deze
gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de
opties en het model, en komt mogelijk niet helemaal
overeen met uw apparaat.
• Alleen voor netwerkmodel.
Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet
u zich aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web
Service nog altijd gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult
geen toegang hebben tot het tabblad Settings en het tabblad
Security.
1
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de
SyncThru™ Web Service-website.
2
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik
vervolgens op Login.
•
ID: admin
•
Password: sec00000
Nuttige beheerprogramma´s
SyncThru™ Web Service overzicht
5. Onderhoud
96
► Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk
instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad
weer te geven.
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu’s
mogelijk niet verschijnen.
•
Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine
geleverde opties in.
•
Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de
netwerkomgeving. Stelt opties in zoals TCP/IP en
netwerkprotocollen.
► Het tabblad Information
Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat
weergegeven. U kunt diverse gegevens controleren, waaronder
de resterende hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten
afdrukken, zoals een foutenrapport.
•
Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat
zijn gegenereerd en hun ernst.
•
Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel
toner er nog in de cassette zit.
•
Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per
type afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig.
•
Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het
netwerk.
•
Print information: Drukt rapporten af zoals
systeemgerelateerde rapporten, e-mailadressen en
lettertyperapporten.
► Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem
en van het netwerk instellen. U moet zich aanmelden als
beheerder om dit tabblad weer te geven.
•
System Security: Stelt de gegevens van de
systeembeheerder in en schakelt tevens de apparaatfuncties
in- of uit.
•
Network Security: Stelt instellingen voor HTTPs, IPSec,
IPv4/IPv6 filtering, 802.1x en verificatieservers in.
Nuttige beheerprogramma´s
► Het tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de
firmware te upgraden en contactgegevens voor het versturen
van e-mails in te stellen. U kunt ook verbinding maken met de
website van Samsung of stuurprogramma's downloaden door
het menu Link te selecteren.
•
Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw
apparaat.
•
Contact Information: Contactgegevens tonen.
•
Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie
kunt downloaden of lezen.
5. Onderhoud
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet
Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx)
in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga
naar.
2
3
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
Selecteer Machine Settings > E-mail Notification op het
tabblad Settings.
Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt
geconfigureerd, gaat u naar Settings > Network
Settings > Outgoing Mail Server(SMTP) om de
netwerkomgeving te configureren voor u e-mailmelding
instelt.
E-mailmelding instellen
U kunt e-mails ontvangen over de status van uw apparaat door
deze optie in te stellen. Door gegevens, zoals IP-adressen,
hostnaam, e-mailadressen en SMTP-servergegevens in te
stellen zal de apparaatstatus (tonercassette leeg of
machinefout) automatisch naar het e-mailadres van een bepaald
persoon worden verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker
gebruikt door een apparaatbeheerder.
97
4
Schakel het selectievakje voor Enable in om E-mail
Notification te gebruiken.
5
Klik op de knop Add om een gebruiker van e-mailmelding
in te stellen.
Stel de naam van de ontvanger in en het (de) emailadres(sen) met meldingsitems waarvoor u een
waarschuwing wilt ontvangen.
Nuttige beheerprogramma´s
6
Klik op Apply.
Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet
verzonden kunnen worden. Neem in dat geval contact op
met de netwerkbeheerder.
Informatie over de systeembeheerder instellen
Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de
optie e-mailmelding.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet
Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx)
in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga
naar.
2
3
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
4
Voer de naam, het telefoonnummer, locatie en emailadres van de beheerder in.
5
Klik op Apply.
Selecteer op het tabblad Security System Security >
System Administrator.
5. Onderhoud
98
6
Gebruiken van Samsung Easy Printer
Manager (alleen voor Windows)
Samsung Easy Printer Manager is een Windows-programma
waarbinnen alle printerinstellingen van Samsung op een enkele
plaats samengebracht zijn. Samsung Easy Printer Manager
combineert printerinstellingen met omgevingsfactoren,
instellingen/taakopties en startopties. Met al deze functies heeft
overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsung-printer.
Easy Printer Manager biedt twee verschillende interfaces
waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een
interface voor gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de
twee interfaces is eenvoudig: klik gewoon op een knop.
Voor Samsung Easy Printer Manager is minimaal
Internet Explorer 6.0 of hoger vereist.
Nuttige beheerprogramma´s
5. Onderhoud
Informatie over Samsung Easy Printer Manager
Printerinfor In dit kader staat algemene informatie over uw
matie
apparaat. U kunt deze informatie controleren,
zoals de naam van het printermodel, het IPadres (of poortnummer) en de printerstatus.
Openen van het programma:
Kies Start > Programma´s or Alle Programma´s > Samsung
Printers > Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy
Printer Manager.
De Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende
kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven:
99
2
Knop Gebruikershandleiding:
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een
fout optreedt. U kunt direct naar het
desbetreffende deel in de
gebruikershandleiding gaan.
Programma Bevat koppelingen voor overschakelen naar
-informatie geavanceerde instellingen,
voorkeursinstellingen, hulp en informatie over
het programma.
3
Met de knop
kunt u de interface
wijzigen in de interface voor
gevorderde gebruikers.
Printerlijst
1
De printerlijst toont pictogrammen die
corresponderen met de foutstatus van
aangetroffen netwerk- en lokale printers.
Snelkoppeli Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke
ngen
functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen
4
naar toepassingen in de geavanceerde
instellingen.
Nuttige beheerprogramma´s
Inhoud
5
Benodighe
6 den
bestellen
Toont informatie over de geselecteede printer,
het niveau van de toner en het papier. De
informatie wijzigt naargelang de gekozen
printer. Niet alle apparaten beschikken over
deze functie.
Klik op de knop Bestellen in het deelvenster
om verbruiksartikelen te bestellen. U kunt
online reservetonercassette(s) bestellen.
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) rechtsboven
in het venster en de optie waarover u meer wilt weten.
5. Onderhoud
100
► Advarselsindstilling
Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen
over fouten en storingen.
•
Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot
wanneer waarschuwingen ontvangen worden.
•
E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het
ontvangen van waarschuwingen via e-mail.
•
Geschiedenis waarschuwingen: Levert een geschiedenis
met betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het
apparaat en de toner.
► Taakaccountbeheer
Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de
beheerder van het netwerk en de printers.
► Apparaatinstellingen
U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling,
emulatie, netwerk en afdrukinformatie instellen.
Levert een overzicht van informatie over de verdeling van
afdruktaken per specifieke gebruiker. Deze verdeling kan
aangemaakt en toegepast worden op op apparaten via
taakaccountancysoftware zoals SyncThru™ of de CounThru™
administratiesoftware.
Nuttige beheerprogramma´s
5. Onderhoud
101
7
Gebruiken van Samsung-printerstatus
(alleen voor Windows)
Picto
gram
betekent
Normaal
Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de
printer controleert en u daarvan op de hoogte houdt.
• Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in
deze gebruikershandleiding worden getoond, kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het
gebruikte besturingssysteem.
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn
met uw apparaat (zie basishandleiding).
Overzicht Samsung-printerstatus
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat,
kunt u de fout controleren in Samsung-printerstatus. Samsungprinterstatus wordt automatisch geïnstalleerd wanneer u de
apparaatsoftware installeert.
U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga
naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Basis > de knop Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Omschrijving
Het apparaat staat klaar voor gebruik en er
zijn geen fouten of waarschuwingen.
Waarschu Het apparaat is in een toestand waarin er in
wing
de toekomst een fout kan optreden. Dit is
bijvoorbeeld als het niveau van de toner laag
is, wat kan leiden tot de toner-leegstatus.
Fout
Er is minstens één fout in het apparaat.
Nuttige beheerprogramma´s
5. Onderhoud
102
8
Tonerniveau
1
Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en
het aantal tonercassette(s) in het
bovenstaande venster kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer. Niet
alle apparaten beschikken over deze
functie.
2
Waarschuw.inst Selecteer de gewenste instellingen in het
ellingen
venster Opties.
3
Benod.
bestellen
U kunt reservetonercassette(s) online
bestellen.
Problemen
4 oplossen
U kunt direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
5 Sluiten
Sluit het venster.
Gebruiken van Smart Panel (alleen voor
Macintosh en Linux)
Smart Panel is een programma waarmee de status van het
apparaat wordt bewaakt. U kunt de status bekijken en de
apparaatinstellingen aanpassen. Bij Macintosh wordt Smart
Panel automatisch geïnstalleerd op het moment dat u de
apparaatsoftware installeert. Voor Linux kunt u Smart Panel
downloaden van de website van Samsung (zie "Smart Panel
installeren" op pagina 8).
• Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het
gebruikte besturingssysteem.
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn
met uw apparaat (zie basishandleiding).
Overzicht Smart Panel
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik, kunt u de fout
controleren in Smart Panel. U kunt Smart Panel ook handmatig
starten.
Nuttige beheerprogramma´s
Macintosh
Klik op het Smart Panel-pictogram op de
menubalk.
Linux
Dubbelklik op het Smart Panel-pictogram in
het berichtenkader.
5. Onderhoud
Gebruikershan U kunt de Onlinegebruikershandleiding
dleiding
bekijken.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er
een fout optreedt. U kunt direct
naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
3
Instelling
printer
Tonerniveau
1
2
Nu kopen
Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en
het aantal tonercassette(s) in het
bovenstaande venster kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer. Niet
alle apparaten beschikken over deze
functie.
U kunt online reservetonercassette(s)
bestellen.
103
4
U kunt diverse apparaatinstellingen
configureren in het venster Hulpprogramma
Printerinstellingen. Niet alle apparaten
beschikken over deze functie.
Als u uw apparaat op een netwerk
aansluit, verschijnt het venster
SyncThru™ Web Service in
plaats van Hulpprogramma
Printerinstellingen.
Nuttige beheerprogramma´s
Wijzigen van de instellingen van Smart Panel
Klik met de rechtermuisknop in Linux of Mac OS X op het
pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster Opties.
5. Onderhoud
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het
bureaublad.
U kunt ook op pictogram van het menu Startup klikken en
Samsung Unified Driver > Unified Driver Configurator
selecteren.
9
De Linux Unified Driver Configurator
gebruiken
104
2
Klik op de knoppen links om het overeenkomstige
configuratievenster te openen.
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat
hoofdzakelijk bestemd is voor de configuratie van apparaten. U
moet Unified Linux Driver installeren om Unified Driver
Configurator te kunnen gebruiken (zie "Installatie voor Linux" op
pagina 8).
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem
wordt automatisch het pictogram voor Unified Driver
Configurator op uw bureaublad geplaatst.
1 Printer Configuration
2 Port Configuration
Klik op Help voor schermhulp.
Nuttige beheerprogramma´s
3
5. Onderhoud
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit
om Unified Driver Configurator te sluiten.
Printers configuration
3
105
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw
apparaat weergegeven.
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
•
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare
apparaten.
•
Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
► Het tabblad Printers
•
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster
Unified Driver Configurator om de printerconfiguratie van het
huidige systeem weer te geven.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde
apparaat.
•
Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat
in als standaardapparaat.
•
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
•
Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te
controleren of de printer goed werkt.
•
Properties: Hiermee kunt u de eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
Printers configuration bevat twee tabbladen: Printers en
Classes.
1
Schakelt naar Printers configuration.
2
Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven.
Nuttige beheerprogramma´s
► Het tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
apparaatklassen weergegeven.
5. Onderhoud
106
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die
bezet wordt door een afgebroken taak.
1
2
1
2
3
1
Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal
apparaten in de klasse aan.
•
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
•
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse
toevoegen.
•
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
1
Schakelt naar Ports configuration.
2
Alle beschikbare poorten.
3
Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten
apparaat en de status weer.
•
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare
poorten.
•
Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort
vrijgeven.
6. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een
probleem optreedt.
• Problemen met papierinvoer
108
• Problemen met de voeding en het netsnoer
109
• Afdrukproblemen
110
• Problemen met de afdrukkwaliteit
114
• Problemen met het besturingssysteem
122
Problemen met papierinvoer
Toestand
6. Problemen oplossen
108
Voorgestelde oplossing
Het papier loopt vast tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier.
Papier kleeft aan elkaar.
•
•
•
•
Invoerprobleem met een aantal
vellen tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde
soort en hetzelfde formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt niet
ingevoerd.
• Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
• Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de
lade.
• Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
• Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Het papier blijft vastlopen.
• Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele lade (of de
handmatige papierinvoer) om af te drukken op speciale materialen.
• U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het
apparaat.
• Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Transparanten plakken aan elkaar Gebruik alleen transparanten die speciaal zijn bedoeld voor laserprinters. Verwijder elk transparant zodra het
is uitgevoerd.
in de papieruitvoerlade.
Enveloppen trekken scheef of
worden niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de
envelop net raken).
Problemen met de voeding en het netsnoer
6. Problemen oplossen
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over het oplossen van problemen met de netvoeding.
Toestand
Het apparaat krijgt geen stroom,
of de verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet
goed aangesloten.
Voorgestelde oplossing
• Sluit de machine eerst aan op het stopcontact en druk op de knop
bedieningspaneel.
• Maak de kabel van het apparaat los en sluit deze opnieuw aan.
(Power) op het
109
Afdrukproblemen
Toestand
Het apparaat drukt
niet af.
6. Problemen oplossen
Mogelijke oorzaak
110
Voorgestelde oplossing
Het apparaat krijgt geen stroom.
Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/uitschakelaar en het stopcontact.
Het apparaat is niet als
standaardprinter geselecteerd.
Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
• De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de voorklep.
• Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier.
• De papierlade is leeg. Vul papier bij.
• Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een tonercassette.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet goed
aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan.
De verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is mogelijk
defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar
behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een
andere kabel voor uw apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is niet juist.
Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer
meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort
is aangesloten.
Het apparaat is mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan
of alle afdrukinstellingen correct zijn.
Afdrukproblemen
Toestand
Het apparaat drukt
niet af.
Mogelijke oorzaak
6. Problemen oplossen
111
Voorgestelde oplossing
Mogelijk is het printerstuurprogramma
niet goed geïnstalleerd.
Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het
programma opnieuw.
Het apparaat werkt niet goed.
Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout
aangeeft. Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Het document is zo groot dat er niet
Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document
voldoende ruimte op de harde schijf van opnieuw af.
de computer is om toegang te krijgen
tot de afdruktaak.
Het apparaat haalt
papier uit de
verkeerde invoer.
De uitvoerlade is vol.
Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat
door met afdrukken.
De papieroptie die in
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken is geselecteerd is mogelijk
onjuist.
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het
tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Selecteer
de juiste papierbron. Raadpleeg de help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de
wordt uiterst
afdrukkwaliteit.
langzaam afgedrukt.
De helft van de
pagina is blanco.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Raadpleeg
de help bij het printerstuurprogramma.
Het ingestelde papierformaat stemt niet Controleer of het papierformaat in de printerinstellingen overeenstemt
overeen met het formaat van het papier met het papier in de lade of met de papierselectie in de instellingen van
in de lade.
de softwaretoepassing die u gebruikt.
Afdrukproblemen
Toestand
Mogelijke oorzaak
6. Problemen oplossen
112
Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt
De kabel van het apparaat zit los of is
wel af, maar de tekst defect.
is niet correct,
vervormd of niet
volledig.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk
een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit
de kabel en het apparaat indien mogelijk aan op een andere computer
en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen
afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe printerkabel.
Het verkeerde printerstuurprogramma
is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer
hebt geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Het besturingssysteem werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het
apparaat uit en weer in.
Als u in een DOS-omgeving werkt, is
het mogelijk dat het lettertype voor uw
apparaat verkeerd is ingesteld.
zie "De lettertype-instelling wijzigen" op pagina 71.
Er worden blanco
pagina’s afgedrukt.
De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een onderdeel van het
apparaat defect (bijvoorbeeld de
controller of het moederbord).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Afdrukproblemen
Toestand
Mogelijke oorzaak
6. Problemen oplossen
113
Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt het Incompatibiliteit tussen het PDFPDF-bestand niet juist bestand en de Acrobat-producten.
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken
als een afbeelding. Schakel Print As Image uit de afdrukopties van
Acrobat in.
De afdrukkwaliteit van De resolutie van de foto is zeer laag.
foto’s is niet goed. De
afbeeldingen zijn niet
duidelijk.
Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in
het programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd.
Er komt voor het
Het gebruik van geperforeerd papier
afdrukken ter hoogte
kan damp veroorzaken tijdens het
van de uitvoerlade
afdrukken.
stoom uit het apparaat.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.
Het apparaat drukt
geen speciaal papier
zoals rekeningpapier
af.
Het papierformaat en de
papierformaatinstelling komen niet
overeen.
Stel het juiste papierformaat in onder Aangepast in het tabblad Papier
in Voorkeursinstellingen.
Het afgedrukte
papier krult op.
De instelling voor de papiersoort klopt
niet.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier
en stel het type in op Dik papier.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd
in beslag.
Problemen met de afdrukkwaliteit
6. Problemen oplossen
114
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de
onderstaande tabel om het probleem te verhelpen.
Toestand
Voorgestelde oplossing
Lichte of vage afdrukken • Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe
tonercassette.
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te
ruw zijn.
• Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het apparaat zich in
energiebesparende modus. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit.
Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
• Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd.
Reinig de binnenkant van het apparaat.
• Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de
klantenservice.
De bovenste helft van het De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
papier is lichter bedrukt • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor
dan de rest van het
afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier.
papier.
Problemen met de afdrukkwaliteit
Toestand
Tonervlekken
A aB bC c
A aB bC c
A aB bC c
A aB bC c
A aB bC c
Onregelmatigheden
A aBb C
A aBb C
A aBb C
A aBb C
A aBb C
6. Problemen oplossen
115
Voorgestelde oplossing
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
• Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat.
• Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen:
• Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
• Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer
papier van een ander merk.
• Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige
delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier.
• Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor
afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dik of Dikker (zie de Basishandleiding voor
papiergewicht per vel).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
• Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst
dat de rol vuil kan zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat.
• Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Problemen met de afdrukkwaliteit
Toestand
Verticale strepen
6. Problemen oplossen
116
Voorgestelde oplossing
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
• Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette in het apparaat.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
• Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Zwarte achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
• Gebruik papier met een lager gewicht.
• Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid
(meer dan 80% RV) kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond.
• Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Tonervegen
• Reinig de binnenkant van het apparaat.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
• Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe.
Problemen met de afdrukkwaliteit
Toestand
Verticaal terugkerende
afwijkingen
6. Problemen oplossen
117
Voorgestelde oplossing
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
• De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als u nog steeds dezelfde problemen ondervindt, verwijdert u
de tonercassette en plaatst u een nieuwe.
• Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant
van de pagina bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
• De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Schaduwvlekken
A
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de
afdruk voorkomen.
• Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak
papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
• Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt
afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
• Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken kiest u een
andere afdrukresolutie in het softwareprogramma of in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd,
maar als er momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit
probleem tot gevolg hebben.
Problemen met de afdrukkwaliteit
Toestand
6. Problemen oplossen
118
Voorgestelde oplossing
Er blijven tonerdeeltjes
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
hangen rond vetgedrukte • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor
tekens of donkere foto’s.
afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier. Controleer of u het
juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg
hebben.
Misvormde tekst
• Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort
papier.
Papier schuin
• Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
• Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier.
Problemen met de afdrukkwaliteit
Toestand
Gekruld of gegolfd
6. Problemen oplossen
Voorgestelde oplossing
• Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de
vochtigheid te hoog is.
• Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken
• Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
• Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
• Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat.
119
Problemen met de afdrukkwaliteit
Toestand
Volledig gekleurde of
zwarte pagina’s
A
Losse toner
6. Problemen oplossen
120
Voorgestelde oplossing
• Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
• Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe.
• Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
• Reinig de binnenkant van het apparaat.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
• Verwijder de tonercassette en installeer een nieuwe.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Openingen in tekens
A
Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden
moeten zijn:
• Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeert u een ander soort transparant. Als gevolg van de
samenstelling van de transparanten kunnen onvolledige tekens voorkomen.
• Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om.
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties.
Problemen met de afdrukkwaliteit
Toestand
Horizontale strepen
6. Problemen oplossen
121
Voorgestelde oplossing
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
• De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
• Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met
een medewerker van de klantenservice.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
• Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
• Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dun papier.
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de
• Op enkele vellen
verschijnt
afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte
herhaaldelijk een
(zie "Aanpassing aan luchtdruk of hoogte" op pagina 70).
onbekende afbeelding.
• Losse toner
• Vage afdruk of
vervuiling
Problemen met het besturingssysteem
6. Problemen oplossen
122
1
Algemene Windows-problemen
Toestand
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Voorgestelde oplossing
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows
weer op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool 32" of "Ongeldige
bewerking" verschijnt.
De berichten "Kan niet
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is
afdrukken" of "Er is een met afdrukken. Als het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid,
time-outfout in de printer controleert u de aansluiting en gaat u na of er een fout is opgetreden.
opgetreden"
verschijnen.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows 2000/XP/2003/Vista die met uw pc werd meegeleverd voor meer
informatie over foutmeldingen in Windows.
Problemen met het besturingssysteem
6. Problemen oplossen
123
2
Algemene Macintosh-problemen
Toestand
Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt het PDF-bestand Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel
niet juist af. Sommige delen van
Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in.
afbeeldingen, tekst of illustraties
ontbreken.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is afgedrukt, maar de Werk uw Mac OS-versie bij tot MAC OS X 10.3.3. of hoger.
afdruktaak blijft in de wachtrij van
Mac OS X 10.3.2 staan.
Bepaalde letters worden niet
normaal weergegeven tijdens het
afdrukken van het voorblad.
Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters
en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een Macintosh-computer
een document afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger worden de
kleuren niet op de juiste wijze
afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutieinstelling in Acrobat Reader.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-foutmeldingen.
Problemen met het besturingssysteem
6. Problemen oplossen
124
3
Algemene Linux-problemen
Toestand
Het apparaat drukt niet af.
Voorgestelde oplossing
• Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer
het tabblad Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven.
Controleer of uw apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw
apparaat in te stellen.
• Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit
de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start
als tussen de status de tekenreeks Stopped voorkomt. Hierna zou de printer weer normaal moeten
werken. De status "stopped" is mogelijk geactiveerd wanneer zich problemen met het afdrukken
voordoen.
• Controleer of er speciale afdrukopties zijn ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter
"-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor
Gimp front-end kiest u “print” -> “Setup printer” en bewerkt u de opdrachtregelparameter in de
menuoptie.
Het apparaat drukt geen
volledige pagina’s af.
Slechts de helft van de
pagina wordt afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een
oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als
Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download
de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Problemen met het besturingssysteem
6. Problemen oplossen
125
Toestand
Voorgestelde oplossing
Tijdens het afdrukken
van een document wordt
de foutmelding "Cannot
open port device file"
getoond.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (bijvoorbeeld met LPR GUI) terwijl er een afdruktaak wordt
uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden
gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux
Driver de poort tijdens het afdrukken wordt vergrendelt, blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken
van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als deze situatie
zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port configuration.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linuxfoutberichten.
Problemen met het besturingssysteem
6. Problemen oplossen
126
4
Veelvoorkomende PostScript-problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt.
Probleem
Het PostScript-bestand
kan niet worden
afgedrukt.
Mogelijke oorzaak
Mogelijk is het PostScriptstuurprogramma niet correct
geïnstalleerd.
Oplossing
• Installeer het PostScript-stuurprogramma (zie "Installatie van
de software" op pagina 4).
• Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt
afdrukken in PS.
• Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich
blijft voordoen.
Het rapport Fout
limietcontrole wordt
afgedrukt.
De afdruktaak is te complex.
Er wordt een PostScript- De afdruktaak is mogelijk geen
foutenpagina afgedrukt. PostScript-taak.
De optionele lade is niet
geselecteerd in het
stuurprogramma.
Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit.
Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of
de softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of
PostScript-headerbestand naar het apparaat wordt gestuurd.
Het printerstuurprogramma is niet
Open de eigenschappen van het PostScript-stuurprogramma,
geconfigureerd om de optionele lade te selecteer het tabblad Apparaatopties en stel de ladeoptie in.
herkennen.
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung
products, contact the Samsung customer care center.
Country/
Region
Customer Care Center
ALBANIA
42 27 5755
ARGENTINE
0800-333-3733
ARMENIA
0-800-05-555
127
Country/
Region
Customer Care Center
Web Site
BULGARIA
07001 33 11
www.samsung.com
CANADA
1-800-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
www.samsung.com
CHILE
800-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
400-810-5858
www.samsung.com
Web Site
AUSTRALIA
1300 362 603
www.samsung.com
CHINA
AUSTRIA
0810-SAMSUNG
(7267864, € 0.07/min)
www.samsung.com
COLOMBIA
01-8000112112
www.samsung.com
AZERBAIJAN
088-55-55-555
COSTA RICA
0-800-507-7267
www.samsung.com
BAHRAIN
8000-4726
CROATIA
062 SAMSUNG (062 726
7864)
www.samsung.com
BELARUS
810-800-500-55-500
800-SAMSUNG (800726786)
www.samsung.com
02-201-24-18
BELGIUM
BOSNIA
BRAZIL
www.samsung.com
www.samsung.com
/be (Dutch)
www.samsung.com
/be_fr (French)
05 133 1999
0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
CZECH
REPUBLIC
010-6475 1880
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis
Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK
70 70 19 70
www.samsung.com
DOMINICA
1-800-751-2676
www.samsung.com
ECUADOR
1-800-10-7267
www.samsung.com
EGYPT
0800-726786
www.samsung.com
Contact SAMSUNG worldwide
Country/
Region
EIRE
Customer Care Center
0818 717100
Web Site
128
Country/
Region
3030 8282
www.samsung.com
EL SALVADOR 800-6225
www.samsung.com
ESTONIA
800-7267
www.samsung.com
FINLAND
030-6227 515
www.samsung.com
FRANCE
01 48 63 00 00
www.samsung.com
GERMANY
01805 - SAMSUNG (7267864 € 0,14/min)
www.samsung.com
GEORGIA
8-800-555-555
GREECE
8011-SAMSUNG (80111 www.samsung.com
7267864) from land line,
local charge/210 6897691
from mobile
Customer Care Center
INDIA
Web Site
www.samsung.com
1800 110011
1800 3000 8282
1800 266 8282
INDONESIA
0800-112-8888
www.samsung.com
021-5699-7777
ITALY
800-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
JAMAICA
1-800-234-7267
www.samsung.com
JAPAN
0120-327-527
www.samsung.com
JORDAN
800-22273
www.samsung.com
KAZAKHSTAN
8-10-800-500-55-500
(GSM:7799)
www.samsung.com
GUATEMALA
1-800-299-0013
www.samsung.com
HONDURAS
800-7919267
www.samsung.com
KOSOVO
+381 0113216899
(852) 3698-4698
www.samsung.com
/hk
KYRGYZSTAN
00-800-500-55-500
www.samsung.com
LATVIA
8000-7267
www.samsung.com
LITHUANIA
8-800-77777
www.samsung.com
LUXEMBURG
261 03 710
www.samsung.com
HONG KONG
HUNGARY
www.samsung.com
/hk_en/
06-80-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
Contact SAMSUNG worldwide
Country/
Region
Customer Care Center
MALAYSIA
1800-88-9999
MACEDONIA
023 207 777
MEXICO
01-800-SAMSUNG (7267864)
Web Site
129
Country/
Region
www.samsung.com
www.samsung.com
Customer Care Center
Web Site
1800-10-SAMSUNG (726- www.samsung.com
7864)
PHILIPPINES
1-800-3-SAMSUNG (7267864)
MOLDOVA
00-800-500-55-500
1-800-8-SAMSUNG (7267864)
MONTENEGRO
020 405 888
02-5805777
MOROCCO
080 100 2255
www.samsung.com
NIGERIA
080-SAMSUNG(7267864)
www.samsung.com
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG (09007267864) (€ 0,10/min)
www.samsung.com
NEW
ZEALAND
0800 SAMSUNG (0800
726 786)
www.samsung.com
NICARAGUA
00-1800-5077267
www.samsung.com
NORWAY
815-56 480
www.samsung.com
OMAN
800-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
PANAMA
800-7267
www.samsung.com
PERU
0-800-777-08
www.samsung.com
POLAND
0 801 1SAMSUNG
(172678)
www.samsung.com
022-607-93-33
PORTUGAL
80820-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
PUERTO RICO
1-800-682-3180
www.samsung.com
RUMANIA
08010 SAMSUNG (08010 www.samsung.com
726 7864) only from
landline, local network
Romtelecom - local tariff /
021 206 01 10 for landline
and mobile, normal tariff.
RUSSIA
8-800-555-55-55
SAUDI ARABIA 9200-21230
www.samsung.com
www.samsung.com
Contact SAMSUNG worldwide
Country/
Region
Customer Care Center
Web Site
130
Country/
Region
Customer Care Center
Web Site
SERBIA
0700 SAMSUNG (0700
726 7864)
www.samsung.com
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
SINGAPORE
1800-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
TURKEY
444 77 11
www.samsung.com
U.A.E
800-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
U.K
0330 SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
U.S.A
1-800-SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
0-800-502-000
www.samsung.ua
SLOVAKIA
SOUTH
AFRICA
SPAIN
SWEDEN
SWITZERLAND
0800-SAMSUNG (7267864)
0860 SAMSUNG (7267864)
www.samsung.com
www.samsung.com
902-1-SAMSUNG(902
172 678)
www.samsung.com
0771 726 7864
(SAMSUNG)
www.samsung.com
UKRAINE
0848-SAMSUNG
(7267864, CHF 0.08/min)
www.samsung.com
/ch
UZBEKISTAN
8-10-800-500-55-500
www.samsung.com
VENEZUELA
0-800-100-5303
www.samsung.com
VIETNAM
1 800 588 889
www.samsung.com
www.samsung.com
/ch_fr/
TADJIKISTAN
8-10-800-500-55-500
www.samsung.com
TAIWAN
0800-329-999
www.samsung.com
1800-29-3232
www.samsung.com
THAILAND
02-689-3232
www.samsung.com
/ua_ru
Verklarende woordenlijst
131
Toegangspunt
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken
met het product en de terminologie die in deze
gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt
met afdrukken.
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is
een apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in
een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale
zender en ontvanger van WLAN-radiosignalen.
802.11
ADF
802.11 bevat een reeks standaarden voor draadlozenetwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/
MAN-Standards Committee (IEEE 802).
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat
een gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
802.11b/g/n
AppleTalk
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte
van 2,4 GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot
maximaal 11 Mbps, 802.11n ondersteunt een bandbreedte tot
150 Mbps. 802.11b/g/n-apparaten kunnen interferentie
ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en Bluetoothapparaten.
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door
Apple Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken.
Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh
(1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Verklarende woordenlijst
132
Bitdiepte
CCD
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig
zijn om de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te
vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder
scala van te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits
toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een
kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of
zwart-wit genoemd.
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak
mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook
gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te
voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en
algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische
bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
een netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit
gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of de
daarop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers
wijzen aan iedere client een IP-adres toe uit een pool van
adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos
werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd
besturingssysteem wordt geladen.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit
meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie
Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt
voordat de overige kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale,
gedeelte waarop de bedienings- of controle-instrumenten
worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de
voorzijde van het apparaat.
Verklarende woordenlijst
133
Dekkingsgraad
Standaard
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij
het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst
bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen
of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het
tonergebruik hoger.
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit
de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt
geïnitialiseerd.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type
bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te
wisselen tussen verschillende toepassingen. Deze
bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en is min of
meer de norm geworden in de IT-sector, ook op nietMicrosoftplatformen.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt
configuratieparameters naar de DHCP-clienthost die deze
gegevens opvraagt om deel te kunnen uitmaken van een IPnetwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing
van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
DADF
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat
met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op,
zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van
het papier kan inscannen.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard
waarmee apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar
kunnen uitwisselen via het netwerk.
Verklarende woordenlijst
134
DNS
Duplex
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat
domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database
op netwerken, zoals het internet.
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat
het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of
scannen). Een printer met een duplexeenheid kan afdrukken op
beide zijden van een vel papier tijdens één printcyclus.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en
weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt
geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt
een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details
in de afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie
is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een
gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar
verschillende telefoonnummers kan ontvangen.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte
pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt.
Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een
bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de
gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de
garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000
pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer
het aantal pagina’s tot 2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems
van Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van
faxen, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn,
automatisch opgespoord en gecorrigeerd.
Verklarende woordenlijst
135
Emulatie
EtherTalk
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met een ander.
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de
oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple
ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een
ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste
gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van
extern gedrag, in tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband
met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd,
vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde
computernetwerktechnologie voor LAN’s. Hiermee worden de
bedrading en de signalen gedefinieerd voor de fysieke laag en
frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt
meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de
jaren ’90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte LANtechnologie.
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat
is geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kunnen
worden aangesloten. Met deze apparaten kunt u laten betalen
voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen
gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een
willekeurig netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals
internet of een intranet).
Verklarende woordenlijst
136
Fixeereenheid
Halftoon
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het
afdrukmateriaal fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het
papier verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het
papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte
en druk om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht.
Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het uit een
laserprinter komt.
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal
punten te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot
aantal punten, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal
punten bestaan.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel
gebruikt omdat het computers of netwerken zijn die toegang
bieden tot andere computers of netwerken.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal
gecodeerde gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een
magnetisch oppervlak.
IEEE
Grijswaarden
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is
een internationale professionele non-profitorganisatie voor de
bevordering van elektrische technologie.
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden
door verschillende grijstinten weergegeven.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het
IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term
"1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het
uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op
het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Verklarende woordenlijst
137
Intranet
IPP
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige
manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te
laten uitvoeren. De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar
de meest zichtbare dienst, de interne website.
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor
zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken,
mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het
internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt
tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het
een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere
oplossingen.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit
te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocolstandaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de
snelheid van een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het
aantal vellen papier aan dat een printer binnen één minuut
eenzijdig kan bedrukken.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced
Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt
door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX
bieden beide verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met
TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX
vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie
bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een bijzonder
efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de
prestaties die van TCP/IP in een LAN).
Verklarende woordenlijst
138
ISO
JBIG
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld
is uit vertegenwoordigers van nationale
standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert wereldwijd
industriële en commerciële normen.
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de
compressie van afbeeldingen zonder verlies van
nauwkeurigheid of kwaliteit, die ontworpen is voor de
compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder voor
faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
ITU-T
JPEG
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en
regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De
belangrijkste taken omvatten standaardisering, de toewijzing
van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge
verbindingen tussen verschillende landen waarmee
internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De
-T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt
gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s over het
internet.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T
voor het verzenden van faxdocumenten.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een
netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van
directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status
van een apparaat aangeeft.
Verklarende woordenlijst
139
MAC-adres
MH
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat
aan een netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een
unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12
hexadecimale tekens die telkens per twee worden gegroepeerd
(bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans
door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC)
geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen
faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te
versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is een op
een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat
geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes
te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit
witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste
faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert,
bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en
scanner.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die
wordt aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale
informatie te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
Verklarende woordenlijst
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn
met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de
eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de
verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell,
Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve
multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen
uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de
klassieke Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt
NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een
virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een
laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en
cilindervormig.
140
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak
van de drum op den duur aangetast door het gebruik in de
printer. De drum moet dan ook regelmatig worden vervangen,
omdat deze slijt door het contact met de ontwikkelborstel van de
cassette, het reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of
tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om
volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets
anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel
dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for
Standardization). OSI biedt een standaard modulaire
benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set
complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf
staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder:
applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
Verklarende woordenlijst
141
PABX
Printerstuurprogramma
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PCL
Afdrukmedia
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL)
die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is
uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is in verschillende
versies verschenen voor thermische printers, matrix- en
laserprinters.
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en
transparanten, dat in een printer, scanner, fax of
kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
PDF
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van
de snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s
dat een printer in één minuut kan afdrukken.
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems
ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PRN-bestand
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal
die voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop
publishing. - die in een interpreter wordt uitgevoerd om een
afbeelding te produceren.
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs
software kan communiceren met het apparaatstuurprogramma
via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken
worden vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst
142
Protocol
Resolutie
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en
het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of
controleert.
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per
inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
PS
Zie PostScript.
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een
protocol voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand.
RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen
en wachtwoorden met behulp van een AAA-concept
(authentication, authorization en accounting) voor het beheer
van de netwerktoegang.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat
hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers,
seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten
in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd
communicatiemechanisme voor processen onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor emailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op
tekst gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van
een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt
verzonden. Het is een client-serverprotocol, waarbij de client een
e-mailbericht verzendt naar de server.
Verklarende woordenlijst
143
SSID
TIFF
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos
netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos
netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te
communiceren. De SSID’s zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot
32 tekens lang zijn.
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de
scanner. TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags:
trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand
opgenomen afbeelding. Deze flexibele en
platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor
illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn
gemaakt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het
netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het
netwerkadres is en welk deel het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol):
de set communicatieprotocollen die de protocolstack
implementeren waarop het internet en de meeste commerciële
netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending
weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal
verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt
gebruikt en die toner bevat. Toner is een poeder dat in
laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het
vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt
gefixeerd door een combinatie van hitte en druk vanuit de
fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels in het papier
gaat hechten.
Verklarende woordenlijst
144
TWAIN
USB
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAINcompatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het
programma; dit een API voor het vastleggen van afbeeldingen
voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple
Macintosh.
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers
Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers en
randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de
parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computerUSB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te
verbinden.
UNC-pad
Watermerk
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en
andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt
gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het
Italiaanse Bologna gebruikt door papiermakers om hun product
te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld
en andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel
van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en
het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar
de informatiebron zich bevindt.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde
beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP
beveiligt gegevens door deze via radiogolven te coderen, zodat
ze veilig van het ene punt naar het andere kunnen worden
verzonden.
Verklarende woordenlijst
145
WIA
WPS
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart door middel van een WIAcompatibele scanner.
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand
brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze
toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze
netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor
de beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die
ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPAmodus voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een
gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt
geconfigureerd in het draadloze toegangspunt (WAP) en
draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert
een unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client
en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit
vectorgebaseerd apparaatonafhankelijk documentformaat is
gebaseerd op XML en op een nieuw afdrukpad.
Index
146
A
D
afdrukken
De
afdrukken naar een bestand
74
functies van het apparaat
71
draadloos
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
72
adhocmodus
28
bedieningspaneel
29
dubbelzijdig afdrukken
Macintosh
computer
29
Infrastructuurmodus
28
installatie
28
USBkabel
36
86
het hulpprogramma Direct afdrukken
gebruiken
82
Linux
87
Macintosh
85
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Macintosh
85
UNIX
89
afdrukresolutie instellen
Linux
algemene instellingen
apparaat instellen
apparaatstatus
58
apparaatgegevens
58
WPS De printer heeft geen display
PBC
PIN
32
32
netwerkkabel
93
G
general settings
een document afdrukken
Linux
87
Macintosh
85
UNIX
89
functies
62
H
help gebruiken
het programma SetIP
hulpprogramma Direct afdrukken
86
14, 51
82
L
LCDdisplay
de status van het apparaat controleren
58
lettertypeinstellingen
71
Linux
afdrukken
algemene Linuxproblemen
F
benodigdheden
50
E
B
geschatte gebruiksduur van
tonercassette
31
draadloos netwerk
87
59, 60, 61, 66
WPS
verbinding verbreken
57
87
124
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
10
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
20
printereigenschappen
88
SetIP gebruiken
16
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
Index
147
8
unified driver configurator
104
M
Macintosh
afdrukken
85
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
7
veelvoorkomende problemen onder
Macintosh
123
Meerdere paginas op één vel afdrukken
nup
Macintosh
85
afdrukken
80
speciale afdrukfuncties
maken
79
stuurprogrammainstallatie
verwijderen
80
algemene informatie
plaatsing van het apparaat
aanpassing aan de hoogte
70
PostScriptstuurprogramma
69
21
algemene informatie
95
T
126
Printerstatus
problemen
101, 102
afdrukproblemen
geschatte gebruiksduur
93
instructies voor het hanteren van
cassettes
92
nietoriginele Samsung en bijgevulde
cassettes
93
88
opslaan
110
introductie van netwerkprogrammas 12
problemen met betrekking tot netvoeding
109
IPv6configuratie
problemen met de afdrukkwaliteit
25
127
tonercassette
problemen oplossen
Linux
14, 15, 16, 51
Unix
58, 62
SyncThru Web Service
P
netwerk
het programma SetIP
apparaatgegevens
service contact numbers
printervoorkeursinstellingen
67
rapporten
overlay afdrukken
N
algemene instelling
108
R
S
15
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
5
20
18
21
17
O
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
18
SetIP gebruiken
problemen met papierinvoer
stuurprogrammainstallatie
Linux
Macintosh
UNIX
Windows
114
92
U
UNIX
afdrukken
89
Index
148
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
21
USBkabel
besturingsbestand opnieuw installeren 7,
10
stuurprogrammainstallatie
5, 8
V
verklarende woordenlijst
131
W
watermerk
bewerken
78
maken
78
verwijderen
78
Windows
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
17
SetIP gebruiken
14, 51
veelvoorkomende problemen onder
Windows
122