HP Laser 408dn Printer Handleiding

Categorie
Kopieerapparaten
Type
Handleiding
Inhoudsopgave
Gebruikershandleiding
HP Laser 408dn
www.hp.com/support/laser408
Auteursrecht en licentie | 2
Auteursrecht en licentie
© Copyright 2020 HP Development Company, L. P.
Reproductie, aanpassing of vertaling zonder voorafgaande schriftelijke toestemming is verboden, behalve
zoals toegestaan onder de wetten op het auteursrecht.
De informatie in dit document is onderhevig aan verandering zonder kennisgeving.
De enige garanties voor HP-producten en -diensten zijn vastgelegd in de garantieverklaringen bij de
betreffende producten en diensten. Niets hierin mag worden opgevat als een aanvullende garantie. HP is niet
aansprakelijk voor technische of redactionele fouten of weglatingen in dit document.
• Adobe
®
, Adobe Photoshop
®
, Acrobat
®
en PostScript
®
zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
• Microsoft
®
en Windows
®
zijn in de V.S. geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
• Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
REV. 1.00
3
Inleiding
Belangrijkste voordelen 6
Functies per model 7
Nuttig om te weten 9
Informatie over deze gebruikershandleiding 10
Veiligheidsinformatie 11
Apparaatoverzicht 17
Overzicht van het bedieningspaneel 20
Het apparaat inschakelen 22
De software installeren 23
Menuoverzicht en
basisinstellingen
Menuoverzicht 25
De standaardinstellingen van het apparaat 27
Afdrukmateriaal en lade 29
Een via een netwerk
aangesloten apparaat
gebruiken
Instelling bekabeld netwerk 44
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
46
HP Embedded Web Server gebruiken 47
Afdrukken
Standaard afdruk 51
Een afdruktaak annuleren 52
Voorkeursinstellingen openen 53
Voorkeursinstellingen gebruiken 54
Help gebruiken 55
Beveiligd afdrukken 56
Afdrukfuncties 58
Printerstatus-programma's gebruiken 65
Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 79
Beschikbare verbruiksartikelen 80
Beschikbare accessoires 82
De tonercassette bewaren 83
Toner herverdelen 85
De tonercassette vervangen 86
BASIS
4
De beeldeenheid vervangen 87
Accessoires installeren 88
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 91
Instellen van de waarschuwing toner/beeldeenheid
bijna op 92
Het apparaat reinigen 93
Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen 98
Papierstoringen verhelpen 99
Informatie over de LED's 104
Informatie over displaymeldingen 106
Een bericht "Low Toner" of "Very Low Toner" wordt
weergegeven in het rapport informatie over
benodigheden. 111
Problemen met papierinvoer 112
Problemen met de voeding en het netsnoer 113
Andere problemen oplossen 114
Bijlage
Algemene specificaties 126
Specificaties van de afdrukmedia 127
Systeemvereisten 130
Inleiding
In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te gebruiken.
• Belangrijkste voordelen 6
• Functies per model
7
• Nuttig om te weten 9
• Informati
e over deze gebruikershandleiding 10
• Veiligheidsinformatie 11
• Apparaatoverzicht 17
• Overzicht van het bedieningspaneel 20
• Het apparaat inschakelen 22
• De software installeren 23
Belangrijkste voordelen | 6
Belangrijkste voordelen
Milieuvriendelijk
• U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen.
• Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik aanzienlijk te
beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
• We raden aan kringlooppapier te gebruiken om energie te besparen.
Gemak
• Als u toegang heeft tot internet, kunt u hulp, ondersteuning, apparaatdrivers, handleidingen,
en informatie van de website van HP bestellen (www.hp.com/support/laser408).
Grote functionaliteit en brede ondersteuning van toepassingen.
• Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Algemene specificaties" op pagina
126).
• Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten voorzien van een watermerk (bijv.
"Vertrouwelijk").
• Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op alle pagina's van uw document worden
vergroot en afgedrukt over meerdere vellen papier, en deze kunnen vervolgens worden
samengevoegd tot een poster.
Functies per model | 7
Functies per model
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van
model of land.
Besturingssysteem
(: ondersteund)
Software
(: ondersteund)
Besturingssysteem HP Laser 408dn
Windows
Software HP Laser 408dn
PCL-printerstuurprogramma
PS-printerstuurprogramma
1
1.Download het HP UPD-printerstuurprogramma op de HP-website en installeer deze:
www.hp.com/support/laser408. Controleer of het besturingssysteem van uw computer de software
ondersteunt voordat u met de installatie begint.
HP Embedded Web Server
Functies per model | 8
Verschillende functies
(: ondersteund, : optioneel)
functies HP Laser 408dn
Hi-Speed USB 2.0
Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base TX bedraad
LAN
Eco-afdruk
Dubbelzijdig afdrukken
Geheugenmodule
Optionele lade (lade 3)
Nuttig om te weten | 9
Nuttig om te weten
Het apparaat drukt niet af.
• Open de afdruklijst en verwijder het document uit de lijst (zie "Een
afdruktaak annuleren" op pagina 52).
• Verwijder het stuurprogramma en installeer deze opnieuw (zie "De
software installeren" op pagina 23).
• Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows.
Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen kopen?
• Informeer bij een HP-distributeur of uw winkelier.
• Bezoek de website van HP (https://store.hp.com/). U kunt de
productservice-informatie bekijken.
De status-LED knippert of blijft branden.
• Schakel het apparaat uit en weer in.
• Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in deze handleiding en los
het probleem op (zie "Informatie over de LED's" op pagina 104).
Er is papier vastgelopen.
• Zoek de instructies voor het verwijderen van vastgelopen papier in deze
handleiding en los het probleem op (zie "Papierstoringen verhelpen" op
pagina 99).
De afdrukken zijn vaag.
• Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de tonercassette (zie
"Toner herverdelen" op pagina 85).
Probeer een andere instelling voor de resolutie (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 53).
• Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 86).
Waar kan ik het stuurprogramma van de printer downloaden?
• Bezoek www.hp.com/support/laser408 om de nieuwste
stuurprogramma's van de printer te downloaden en te installeren op uw
systeem.
Informatie over deze gebruikershandleiding | 10
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens
gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het
gebruik van het apparaat.
• Gooi deze handleiding niet weg, maar bewaar deze ter referentie.
• Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
• Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij gebruik van
het apparaat.
• De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het
hoofdstuk met de woordenlijst.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en
komen mogelijk niet helemaal overeen met het door u gekochte apparaat.
• De schermafbeeldingen in deze gebruikershandleiding kunnen afwijken van de
schermweergave van uw apparaat afhankelijk van de firmware-/stuurprogrammaversie.
• De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7.
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn verwisselbaar:
• Document is synoniem met origineel.
• Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
• Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
Algemene pictogrammen
Pictogram Tekst Omschrijving
Waarschu
wing
Gebruikt om gebruikers te waarschuwen voor de mogelijkheid op
persoonlijk letsel.
Opgepast
Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen
mogelijke mechanische schade of defecten.
Opmerkin
g
Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een
functie of voorziening van het apparaat.
Veiligheidsinformatie | 11
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en
verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het
apparaat in gebruik neemt. Bewaar dit document goed nadat u het hebt gelezen.
Belangrijke veiligheidssymbolen
Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in dit hoofdstuk
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Waarschu
wing
Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen
veroorzaken.
Opgepast
Gevaren of onveilige praktijken die een klein letsel of
eigendomsschade kunnen veroorzaken.
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware voorwerpen,
kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
• Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het vreemde
geluiden of verspreidt het vreemde geuren. Schakel onmiddellijk de
stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los.
De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval van nood de stekker
uit het stopcontact te kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op.
Het trappen op of beknellen van het netsnoer door een zwaar voorwerp kan een
elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer te trekken; trek
de stekker er niet uit met natte handen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie | 12
Opgepast
Bedieningswijze
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het apparaat niet
gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd lijkt, koppelt u het
apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt uitgevoerd,
koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd
technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een elektricien om het
stopcontact te vervangen.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de
computer bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw huisdier
verwonden.
Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen veroorzaken.
Veiligheidsinformatie | 13
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde van het
uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om vastgelopen papier te
verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand ontstaan of kan het
apparaat beschadigd raken.
Het gebruik van sturingen of instellingen of het uitvoeren van procedures die
afwijken van deze hier vermeld kan resulteren in gevaarlijke blootstelling aan
straling.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het stopcontact.
Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op een plek waar
water lekt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats de machine in een omgeving die voldoet aan de gestelde specificaties
voor werkingstemperatuur en vochtigheid.
Gebruik het apparaat niet bij vriestemperaturen of nadat het pas vanuit een
plaats met vriestemperaturen werd verplaatst. Dit kan het apparaat
beschadigen. Gebruik het apparaat alleen wanneer de interne
apparaattemperatuur zich binnen de bedrijfstemperatuur- en
vochtigheidsspecificaties bevindt.
Anders kunnen er kwaliteitsproblemen voorkomen en schade aan het apparaat
veroorzaken (zie "Algemene specificaties" op pagina 126).
Veiligheidsinformatie | 14
Opgepast
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het apparaat verplaatst.
De onderstaande informatie bevat slechts aanbevelingen gebaseerd op het
apparaatgewicht. Wanneer u vanwege uw medische conditie niet kunt tillen, til
het apparaat dan niet op. Voor veilig tillen moet u anderen vragen om u te
helpen en het apparaat altijd met het juiste aantal personen optillen.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
• Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één persoon worden
opgetild.
• een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee personen worden
opgetild.
• een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of meer personen
worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken.
Kies een locatie met een vlakke ondergrond en voldoende ventilatie voor het
apparaat. Houd ook rekening met een ruimte die nodig is voor het deksel en de
laden.
De ruimte moet goed geventileerd zijn en het apparaat mag niet worden
blootgesteld aan direct zonlicht, hitte en vocht.
Wanneer u het apparaat langdurig gebruikt of een groot aantal pagina's in een
niet-geventileerde ruimte afdrukt, kan de lucht vervuild raken en schadelijk
worden voor uw gezondheid. Plaats het apparaat in een goed geventileerde
ruimte of open regelmatig een raam om schonen lucht binnen te laten.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
1
of, indien nodig, een grotere
telefoondraad.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken.
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw apparaat werd
meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat langer is dan 2 meter voor een
apparaat van 110V, moet het snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht geventileerde ruimte,
zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er brand ontstaan.
Veiligheidsinformatie | 15
Onderhoud/controle
Opgepast
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron met het
spanningsniveau dat is aangegeven op het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren, neemt u contact
op met de elektriciteitsmaatschappij.
1.AWG: American Wire Gauge
Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u de binnenkant van
het apparaat wilt reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen,
verdunningsmiddel of alcohol, en spuit geen water in het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u verbruiksartikelen in het
apparaat vervangt of de binnenkant schoonmaakt.
U kunt letsel oplopen.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer in elkaar steken.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een professioneel
technicus als het apparaat gerepareerd moet worden.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het apparaat werd
meegeleverd om het apparaat te reinigen en te bedienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof- en watervrij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
• Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die vastgeschroefd zijn.
• Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een gekwalificeerde
servicemedewerker. Reparatie door niet-gekwalificeerde technici kan
brand of elektrische schokken veroorzaken.
Het apparaat mag alleen worden hersteld door een HP-servicemedewerker.
Veiligheidsinformatie | 16
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u verbruiksartikelen
(bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals toner, kan het
apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede verbruiksartikelen
zullen reparatiekosten in rekening worden gebracht.
Volg de onderstaande instructies voor verbruiksartikelen die tonerstof
bevatten (tonercartridge, cassette voor gebruikte toner, beeldeenheid,
enzovoort).
• Volg de instructies voor verwijdering wanneer u de verbruiksartikelen
weggooit. Raadpleeg de plaatselijke verkoper voor
verwijderingsinstructies.
• De verbruiksartikelen mogen niet gewassen worden.
• Gebruik de cassette voor gebruikte toner niet opnieuw nadat u deze hebt
geleegd.
Als u de bovenstaande instructies niet opvolgt, kan dit resulterende defecten
in het apparaat of verontreiniging van het milieu. De garantie dekt geen
kosten die zijn veroorzaakt door nalatigheid van de gebruiker.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm water
gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik altijd koud water.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij terechtkomt bij het
vervangen van de tonercassette of het verwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Apparaatoverzicht | 17
Apparaatoverzicht
Onderdelen
Het werkelijke onderdeel kan verschillen van de onderstaande illustratie. Sommige onderdelen
kunnen afhankelijk van de omstandigheden afwijken.
Apparaat
Installatiehandleiding en naslaghandleiding
Netsnoer
Div. accessoires
1
1.Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek
model.
Apparaatoverzicht | 18
Voorkant
1 Uitvoerlade
2 Papieruitvoersteun
3 Bedieningspaneel
4 Klep moederbord
5 Voorklep
6 Indicator papierniveau
7
Lade3
1
1.optioneel apparaat.
8 Lade 2
9 Lade 1
10 Druk-ontgrendelingsknop van de voorklep
11 Papierbreedtegeleiders op lade 1
12 Tonercassette
13 Beeldeenheid
3
4
1
2
5
6
7
8
9
10
1112
11
1113
Apparaatoverzicht | 19
Achterkant
1 Netwerkpoort
2 USB-poort
3 Stroomschakelaar
4 Aansluiting netsnoer
5 Duplex-eenheid
6 Achterklep
Overzicht van het bedieningspaneel | 20
Overzicht van het bedieningspaneel
1 weergavescherm
Toont de huidige status en geeft meldingen weer tijdens het
gebruik.
2Menu
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de
beschikbare menu's (zie "Menuoverzicht" op pagina 25).
3
Pijlen-links/rec
hts
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het
geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden.
4 Numeriek toetsenblok
Hiermee kiest u een nummer of voert u alfanumerieke
tekens in.
5
Energiebespari
ng
Schakelt over naar de slaapstand.
6Informatie
Hier vindt u gedetailleerde informatie over het apparaat.
Drukt een configuratiepagina af door op deze knop te
drukken.
7 Status-LED
De functie geeft de status van uw printer weer (zie
"Informatie over de LED's" op pagina 104).
Overzicht van het bedieningspaneel | 21
8OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
9Terug Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
10 Annuleren Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd.
11 Aan/uit
Het apparaat in- of uitschakelen of het apparaat activeren
vanuit de energiebesparingsmodus. Druk langer dan drie
seconden op deze knop om het apparaat uit te schakelen.
Het apparaat inschakelen | 22
Het apparaat inschakelen
1 Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
2 Zet de schakelaar aan.
3 De stroom wordt automatisch ingeschakeld.
Of, druk op de knop (Aan/Uit) op het bedieningspaneel.
Als u wilt de stroom wilt uit te schakelen, houdt de (Aan/uit)-knop ongeveer 3
seconden ingedrukt.
De software installeren | 23
De software installeren
Installeer de printersoftware nadat u de printer hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt
aangesloten. Het PCL 6-printerstuurprogramma kan worden gedownload van de website voor
printerondersteuning. Download het stuurprogramma en gebruik vervolgens het
hulpprogramma Microsoft Printer toevoegen om het te installeren.
Vóór de installatie, controleer of uw computers besturingssysteem de software ondersteunt (zie
"Besturingssysteem" op pagina 7).
Ga naar www.hp.com/support/laser408 voor HP's allesomvattende hulp.
Vindt de volgende ondersteuning:
• Installeren en configureren
• Leren en gebruiken
• Problemen oplossen
• Download software- en firmware-updates
• Meld u aan bij ondersteuningsfora
• Vindt informatie met betrekking tot garantie en regelgeving
• Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw computer is
aangesloten. Als uw apparaat aan een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande
stappen over en gaat u verder met de installatie van het stuurprogramma voor een
netwerkapparaat (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op
pagina 46).
• Wanneer u HP UPD gebruikt, raadt HP een netwerkverbinding aan in plaats van een
USB-verbinding. Vanwege de beperking van bidirectionele USB-communicatie, biedt
het stuurprogramma via USB-verbinding slechts een beperkte optie.
Gebruik alleen een USB-kabel die niet langer is dan 3 meter (118 inch).
Menuoverzicht en
basisinstellingen
Dit hoofdstuk levert informatie over de algemene menustructuur en de opties voor de
basisinstellingen.
• Menuoverzicht 25
• De standaardinstellingen van het apparaat 27
• Afdrukmateriaal en lade 29
Menuoverzicht | 25
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de instelling en het gebruik
van het apparaat.
• Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het
display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
• Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op uw apparaat een
andere naam hebben.
Toegang tot het menu
1 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2 Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menuonderdeel verschijnt en druk op OK.
3 Herhaal stap 2 als het geselecteerde menu-item submenu’s heeft.
4 Druk op OK om de selectie op te slaan.
5 Druk op (Annuleren) om terug te keren naar de gereedmodus.
Informatie
(Zie "Informatie" op
pagina 68.)
Lay-out
(Zie "Lay-out" op
pagina 69.)
Papier
(Zie "Papier" op
pagina 70.)
Grafisch
(Zie "Grafisch" op
pagina 71.)
Menuoverzicht
Configuratie
Demopagina
Info verb.art.
Gebruiksteller
PCL-lettertype
EPSON-lettert.
Foutinformatie.
Afdrukstand
Staand
Liggend
Marge
Algemene
marge
Lade 1
<Lade X>
Emulatiemarge
Dubbelzijdig
Uit
Lange zijde
Korte zijde
Exemplaren
Lade <x>
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Lade 1
Lade 2
Lade 3
1
Auto
Resolutie
Standaard
Hoge resolutie
Duid. Tekst
Uit
Minimum
Normaal
Maximum
Auto CR
Menuoverzicht | 26
1.Deze optie wordt alleen weergegeven wanneer een optionele lade (lade 3) is geïnstalleerd.
Systeeminst.
(Zie "Systeeminst." op pagina 72.)
Emulatie
(Zie "Emulatie" op pagina 74.)
Taal
Standrdpapier
Energ.spaarst.
Ontw.gebeurt.
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Normaal
Hoog 1
Hoog 2
Hoog 3
Hoog 4
Aut. doorgaan
Auto lade wis.
Verv. papier
Lade bescherm.
Blanco pagina’s overslaan
Onderhoud
Toner Op wis.
1
Gebruiksduur
Beeldmgr.
Ws tr bijna op
Bldeenh bn lg
Ramschijf
Tonerbesparing
Autom. uitsch.
1.Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette nog een kleine hoeveelheid toner bevat.
Type emulatie
Instellingen
Netwerk
(Zie "Netwerk" op pagina 75.)
Taakbeheer
1
(Zie "Taakbeheer" op pagina
76.)
1.Deze optie is beschikbaar als het optionele geheugen is geïnstalleerd of de ramschijf is gecontroleerd.
PrinterOn
2
(Zie "PrinterOn" op pagina
77.)
2.Deze functie is alleen beschikbaar als PrinterOn is ingeschakeld. De submenu's die in dit menu
verschijnen kunnen verschillen als uw printer wel of niet is verbonden met de PrinterOn-server.
TCP/IP (IPv4)
DHCP
BOOTP
Statisch
TCP/IP (IPv6)
IPv6-protocol
DHCPv6 config
Ethernet
Ethernetpoort
Ethernet-snel.
802.1x
Protocolmgr.
Netwerkconf.
Instel. wissen
Actieve taak
Beveil. taak
Opgesl. taak
Afdrukken
Verwijderen
Namenbeleid
Naam wijzigen
Overschr.
De standaardinstellingen van het apparaat | 27
De standaardinstellingen van het apparaat
U kunt de in het apparaat ingestelde apparaatinstellingen wijzigen vanaf HP Embedded
Web Server. Als uw apparaat op het netwerk is aangesloten, kunt u de
apparaatinstellingen instellen vanaf HP Embedded Web Server > tabblad Settings >
Machine Settings (zie "HP Embedded Web Server gebruiken" op pagina 47).
Standaardinstellingen apparaat
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven.
Om de standaardinstellingen van het apparaat aan te passen, volgt u de volgende stappen:
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere
niveaus te gaan.
1 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2 Druk op Systeeminst. > Apparaatinst..
3 Kies de gewenste optie en druk op OK.
4 Kies de gewenste sub-optie en druk op OK.
5 Druk op OK om de selectie op te slaan.
6 Druk op (Annuleren) om terug te keren naar de gereedmodus.
De standaardinstellingen van het apparaat | 28
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk, die wordt bepaald door de
hoogte boven zeeniveau waar het apparaat staat. De volgende informatie zal u helpen bij de
instelling van uw apparaat voor de beste afdrukkwaliteit.
Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in.
Normaal: 0 ~ 1.000 m
Hoog 1: 1.000 m ~ 2.000 m
Hoog 2: 2.000 m ~ 3.000 m
Hoog 3: 3.000 m ~ 4.000 m
Hoog 4: 4.000 m ~ 5.000 m
Als uw apparaat op het netwerk is aangesloten, kunt u de apparaatinstellingen instellen
vanaf HP Embedded Web Server > tabblad Settings > Machine Settings (zie "HP
Embedded Web Server gebruiken" op pagina 47).
U kunt de hoogte ook instellen via de optie Systeeminstellingen op het display van het
apparaat.
Afdrukmateriaal en lade | 29
Afdrukmateriaal en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
Afdrukmateriaal selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals op gewoon papier, enveloppen, etiketten
en transparanten. Gebruik altijd afdrukmedia die voldoen aan de richtlijnen voor gebruik met uw
machine.
Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen kunnen de
volgende problemen veroorzaken:
• Slechte afdrukkwaliteit.
• Meer papierstoringen
• Versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, zijn van
grote invloed op de prestaties van het apparaat en de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van
afdrukmedia rekening met het volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat worden beschreven in
de specificaties van afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 127).
• Gewenst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor het doel.
• Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere,
helderdere en levendigere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt hoe scherp de afdrukken
er uitzien op papier.
• Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmedia aan alle richtlijnen van deze
gebruikershandleiding voldoen en toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit
kan het gevolg zijn van eigenschappen van de vellen, een onjuiste bediening, een
ongewenst temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden
waarover men geen controle heeft.
• Voordat u grote hoeveelheden afdrukmedia koopt, controleert u of het papier voldoet
aan de vereisten in deze handleiding.
Afdrukmateriaal en lade | 30
• Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet aan deze specificaties, kan dit
problemen veroorzaken waarvoor reparatie vereist is. Deregelijke reparaties worden
niet gedekt door HP's garantie of de service-overeenkomsten.
• Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het gebruikte
afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 127).
• Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan uw apparaat
beschadigen.
• Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken.
Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina
127).
Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van vreemde materialen in de
printer kan oververhitting veroorzaken en in zeldzame gevallen brand.
Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het gebruikte afdrukmateriaal (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 127).
Afdrukmateriaal en lade | 31
Lade overzicht
Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk scheef of op de
verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier vastloopt.
Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen.
De duplexeenheid is standaard ingesteld op het papierformaat Letter/LGL of A4, afhankelijk van
het land waar u de printer hebt gekocht. Om het papierformaat te wijzigen past u de geleider aan
zoals hieronder aangegeven.
1. Geleider voor lade-uitbreiding
2. Papierlengtegeleider
3. Papierbreedtegeleider
A4
Afdrukmateriaal en lade | 32
De papierniveau-indicator geeft aan hoeveel papier er in de lade ligt.
1. Vol
2. Leeg
Papier in de lade plaatsen
Lade 2 / Lade 3 (optionele lade)
1 Trek de lade uit.
Afdrukmateriaal en lade | 33
2 Houd om het formaat te wijzigen de breedtegeleider en lengtegeleider ingedrukt om ze in
de sleuf te plaatsen met het papierformaat dat onderaan de lade wordt aangegeven (zie
"Lade overzicht" op pagina 31).
3 Buig de papierstapel of waaier het papier uit, om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u
het papier in het apparaat plaatst.
4 Houd de breedtegeleider en lengtegeleider ingedrukt nadat u het papier in de lade heeft
geplaatst.
Afdrukmateriaal en lade | 34
Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk scheef of op
de verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier vastloopt.
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het papier, omdat het
papier daardoor kan buigen.
• Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier vastlopen.
Gebruik geen papier waarvan de voorste rand opgekruld is. Hierdoor kan het papier
vastlopen of kreukelen.
5 Plaats de lade terug in het apparaat.
6 Stel het papiertype en -formaat voor de lade in als u een document wilt afdrukken (zie
"Papierformaat en -type instellen" op pagina 42).
Afdrukmateriaal en lade | 35
Lade 1
In Lade 1 kunnen speciale soorten en formaten afdrukmateriaal worden geplaatst, zoals
briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina
127).
Tips voor het gebruik van Lade 1
• Plaats slechts één type, formaat en gewicht van de afdrukmedia tegelijk in Lade 1.
• Voeg tijdens het afdrukken geen papier toe als de lade nog papier bevat. Dit zou
papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit is ook van toepassing op andere typen afdrukmedia.
• Plaats alleen afdrukmedia die voldoen aan de specificaties. Zo voorkomt u papierstoringen en
problemen met de afdrukkwaliteit (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 127).
• Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten vlak, voor u ze in Lade 1 plaatst.
1 Houd de druk-ontgrendeling van Lade 1 om deze te openen.
2 Plaats het papier in de lade.
1
2
Afdrukmateriaal en lade | 36
3 Druk de papierbreedtegeleiders van Lade 1 in en stel ze in op de breedte van het papier.
Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan gaan plooien waardoor een papierstoring ontstaat
of het papier scheeftrekt.
• Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmateriaal de richtlijnen voor het plaatsen
van afdrukmateriaal (zie "Afdrukken op speciale afdrukmedia" op pagina 37).
• Als vellen overlappen bij het afdrukken via Lade 1, Lade 3, verwijdert u de
overlappende vellen en probeert u opnieuw af te drukken.
4 Stel het papiertype en -formaat voor Lade 1 in als u een document wilt afdrukken (zie
"Papierformaat en -type instellen" op pagina 42).
Afdrukmateriaal en lade | 37
Afdrukken op speciale afdrukmedia
De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale afdrukmedia voor elke lade.
De papierinstelling van de machine en het stuurprogramma moeten overeenkomen om af te
drukken zonder dat er een foutmelding voor verkeerd papier wordt gegeven.
Om de papierinstelling die op de machine is ingesteld te wijzigen, kunt u deze instellen op het
bedieningspaneel.
Vervolgens kunt u het papiertype instellen via het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken > het tabblad Papier > de optie Type papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 53).
Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 127voor papiergewicht per vel.
(: Ondersteund, leeg: niet ondersteund)
Types Lade 1 Lade 2 Lade3
1
1.Deze functie is beschikbaar als u de optionele lade (Lade 3) (zie "Verschillende functies" op pagina 8).
Normaal papier ●●
Gemiddeld gewicht 96-110 g ●●
Karton 176-220 g
Licht 60-74 g ●●
Bankpost ●●
Gekleurd
Extra zwaar 121-163 g ●●
Etiketten
Envelop
Voorbedrukt ●●
Birefhoofd ●●
HP LaserJet 90 g
Kringlooppapier ●●
Gemiddeld 85-95 g ●●
Afdrukmateriaal en lade | 38
Enveloppen
Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit.
Plaats een envelop op de volgende manier om deze te bedrukken.
• Als de afgedrukte enveloppen kreuken, vouwen of dikke zwarte lijnen vertonen, opent
u de achterklep, verschuift u de achterste geleider aan de rechterkant ongeveer 90
graden en probeert u opnieuw af te drukken. Houd de achterklep tijdens het afdrukken
geopend.
1. Hendel
• Als u op een envelop afdrukt, moet u de uitvoersteun sluiten. Anders kan er een
papierstoring optreden.
1. Papieruitvoersteun
1
Afdrukmateriaal en lade | 39
• Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: niet zwaarder dan 90g/m
2
, anders kunnen de enveloppen vastlopen.
- Samenstelling: plat liggend met minder dan 6 mm opkrullende rand, zonder lucht.
- Toestand: geen gekrulde, verkreukelde of beschadigde enveloppen.
- Temperatuur: dienen tegen de warmte en druk van het apparaat in werking te kunnen.
• Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
• Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen.
• Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit.
• Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1. Aanvaardbaar
2. Onaanvaardbaar
• Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep
moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de
fixeertemperatuur van het apparaat, ongeveer 170°C. De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de fixeereenheid
beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan 15mm van de rand van
de envelop.
• Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Afdrukmateriaal en lade | 40
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend etiketten die speciaal
zijn ontworpen voor laserprinters.
• Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van het apparaat (circa 170°C).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel tussen de etiketten niet
blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van
het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer dan 13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het
rugvel.
• Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen
kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan
vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
• Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een
keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins
beschadigd zijn.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Afdrukmateriaal en lade | 41
• Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4mm van de zijkanten van de
afdrukmedia.
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan liggen en mag de
voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn geen garanties wat
de afdrukkwaliteit betreft.
• Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0,1 seconde worden blootgesteld aan de
fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C) van het apparaat.
• De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet
beschadigen.
• Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is.
Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor de
afdrukkwaliteit afneemt.
Afdrukmateriaal en lade | 42
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het papierformaat en -type instellen met
behulp van de knoppen op het bedieningspaneel.
De papierinstelling van de machine en het stuurprogramma moeten overeenkomen om af te
drukken zonder dat er een foutmelding voor verkeerd papier wordt gegeven.
Om de papierinstelling die op de machine is ingesteld te wijzigen, kunt u deze instellen op het
bedieningspaneel.
Vervolgens kunt u het papiertype instellen via het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken > het tabblad Papier > de optie Type papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 53).
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere
niveaus te gaan.
1 Selecteer (Menu) > Papier > u wilt de lade selecteren > Papiergrootte of Type papier op
het bedieningspaneel.
2 Selecteer de gewenste optie.
3 Druk op OK om de selectie op te slaan.
4 Druk op (Annuleren) om terug te keren naar de gereedmodus.
Als u papier met speciale afmetingen wilt gebruiken, zoals factuurpapier, selecteert u het
tabblad Papier > Formaat > Bewerken... en stelt u Instellingen aangepast papierformaat
in Voorkeursinstellingen voor afdrukken in (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 53).
Een via een netwerk
aangesloten
apparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt dat via het netwerk
aangesloten is en hoe u de software instelt.
• Instelling bekabeld netwerk 44
• Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 46
• HP Embedded Web Server gebruiken 47
Instelling bekabeld netwerk | 44
Instelling bekabeld netwerk
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat,
waarin de huidige netwerkinstellingen van uw apparaat worden weergegeven. Dit zal u helpen
bij de installatie van een netwerk.
Druk op de (Menu)-knop op het bedieningspaneel en selecteer Netwerk > Netwerkconf..
In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden.
Voorbeeld:
• MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
• IP-adres: 169.254.192.192
Het IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via het netwerk. In de
meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen via een DHCP-server (Dynamic
Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt.
Als u het printerstuurprogramma installeert, moet u niet zowel IPv4 als IPv6 configureren.
We raden u aan IPv4 óf IPv6 te configureren (zie "Installeren van een stuurprogramma
over het netwerk" op pagina 46).
IPv4-configuratie
Ook kunt u de TCP/IPv4 vanaf Embedded Web Server instellen. Wanneer het venster Embedded
Web Server wordt geopend, verplaatst u de muiscursor over de Settings van de bovenste
menubalk, en klik vervolgens op Network Settings ("Het tabblad Settings" op pagina 48).
IPv6-configuratie
IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies.
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken vanaf het netwerk en
voor netwerkbeheer.
Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres begint met FE80).
Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-adres.
Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-adres.
Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6-adres te gebruiken.
Instelling bekabeld netwerk | 45
IPv6 activeren
1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het
apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga
naar.
2 Als u voor de eerste keer inlogt op HP Embedded Web Server, moet u zich aanmelden als
beheerder. Typ de standaard ID (admin) in. Het standaardwachtwoord is ‘none’. Wij raden u
aan om het standaard wachtwoord in te stellen vanwege veiligheidsredenen. U kunt uw ID
en wachtwoord wijzigen via Security > System Security > System Administrator.
3 Wanneer het venster Embedded Web Server wordt geopend, verplaatst u de muiscursor
over de Settings van de bovenste menubalk, en klik vervolgens op Network Settings.
4 Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
5 Schakel het selectievakje IPv6 Protocol in om IPv6 te activeren.
6 Klik op de knop Apply.
7 Zet het apparaat uit en weer aan.
• U kunt ook DHCPv6 instellen.
• Ga als volgt te werk om het IPv6-adres handmatig in te stellen:
Schakel het selectievakje Manual Address in. Vervolgens wordt het tekstvak
Address/Prefix geactiveerd. Voer de rest van het adres in (bijv.
3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F).
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk | 46
Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk
• Vóór de installatie, controleer of uw computers besturingssysteem de software
ondersteunt (zie "Besturingssysteem" op pagina 7).
• Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u deze functie niet
gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 19).
• U moet de software pakketten van de website van HP downloaden om de
printersoftware te installeren. Ga naar www.hp.com/support/laser408 voor HP's
allesomvattende hulp.
Windows
De firewallsoftware blokkeert mogelijk de netwerkcommunicatie. Voordat u het apparaat
aansluit op het netwerk, schakel de firewall van de computer uit.
1 Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en ingeschakeld is. Het IP-adres
van uw apparaat moet reeds ingesteld zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina 44).
2 Download het printerstuurprogramma van de HP website
(www.hp.com/support/laser408).
3 Schakel het apparaat in.
4 Pak het stuurprogrammapakket uit en voer de installatie van het stuurprogramma uit.
5 Volg de instructies in het installatievenster.
HP Embedded Web Server gebruiken | 47
HP Embedded Web Server gebruiken
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een netwerkomgeving de
netwerkinstellingen op een eenvoudige manier in te voeren. Zo kan de netwerkbeheerder
diverse apparaten in het netwerk beheren.
• Internet Explorer 8.0 of hoger is de minimale eis voor HP Embedded Web Server.
• Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken moet u het IP-adres instellen.
• Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk
van model of land (zie "Verschillende functies" op pagina 8).
HP Embedded Web Server
De embedded web server op uw netwerkapparaat stelt u in staat de volgende taken uit te voeren:
• Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen.
• Apparaatinstellingen aanpassen.
De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat instellen, zodat u een verbinding kunt
maken met diverse netwerkomgevingen.
Totegang tot HP Embedded Web Server
1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de
Enter-toets of klik op Ga naar.
2 De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
Inloggen op HP Embedded Web Server
Voor het configureren van de opties in HP Embedded Web Server dient u in te loggen als
beheerder. U kunt nog steeds gebruik maken van HP Embedded Web Server zonder in te loggen,
maar heeft u geen toegang tot het tabblad Settings en het tabblad Security.
1 Klik op Login in de rechterbovenhoek van de HP Embedded Web Server-website.
2 Als u voor de eerste keer inlogt op HP Embedded Web Server, moet u zich aanmelden als
beheerder. Typ de standaard ID (admin) in. Het standaardwachtwoord is ‘none’. Wij raden u
aan om het standaard wachtwoord in te stellen vanwege veiligheidsredenen. U kunt uw ID
en wachtwoord wijzigen via Security > System Security > System Administrator.
HP Embedded Web Server gebruiken | 48
Overzicht HP Embedded Web Server
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu's mogelijk niet verschijnen.
Het tabblad Information
Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat weergegeven. U kunt diverse
gegevens controleren, waaronder de resterende hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten
afdrukken, zoals een foutenrapport.
Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn gegenereerd en hun ernst.
Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel toner er nog in de cassette zit.
Usage Counters: Toont de gebruiksteller van het aantal vellen per type afdruk: enkelzijdig en
dubbelzijdig.
Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk.
Print information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde rapporten, e-mailadressen
en lettertyperapporten.
Security Information: Geeft de beveiligingsinformatie van het apparaat weer.
Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen. U moet zich
aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven.
Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine geleverde opties in.
Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de netwerkomgeving. Stelt opties in zoals
TCP/IP en netwerkprotocollen.
Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het netwerk instellen. U
moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven.
System Security: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in en schakelt tevens de
apparaatfuncties in- of uit.
Network Security: Hiermee kunt u instellen opgeven voor IPv4-/IPv6-filtering.
Het tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te upgraden en
contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen. U kunt ook een verbinding maken
met de website van HP of stuurprogramma's downloaden het Link-menu te selecteren.
Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat.
Contact Information: Contactgegevens tonen.
Wi-Fi Interface: U kunt het Wi-Fi-menu in- of uitschakelen.
Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt downloaden of lezen.
HP Embedded Web Server gebruiken | 49
Informatie over de systeembeheerder instellen
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het
display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de
Enter-toets of klik op Ga naar.
2 De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
3 Selecteer op het tabblad SecuritySystem Security > System Administrator
4 Voer de naam van de beheerder, telefoonnummer en locatie in.
5 Klik op Apply.
Afdrukken
In dit hoofdstuk staat informatie over de algemene afdrukopties.
• Standaard afdruk 51
• Een afdruktaak annuleren 52
• Voorkeursinstellingen openen 53
• Voorkeursinstellingen gebruiken 54
• Help gebruiken 55
• Beveiligd afdrukken 56
• Afdrukfuncties 58
• Printerstatus-programma's gebruiken 65
Het PCL 6-printerstuurprogramma kan worden gedownload van de website voor printerondersteuning.
Download het stuurprogramma en gebruik vervolgens het hulpprogramma Microsoft Printer
toevoegen om het te installeren. Ga naar www.hp.com/support/laser408 voor HP's allesomvattende
hulp.
Standaard afdruk | 51
Standaard afdruk
Vóór het afdrukken, controleer of uw computers besturingssysteem de software
ondersteunt (zie "Besturingssysteem" op pagina 7).
Het volgende scherm met Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor Notepad in Windows 7.
Uw scherm met Voorkeursinstellingen voor afdrukken kan hiervan afwijken, afhankelijk van het
besturingssysteem of van het programma dat u gebruikt.
1 Open het document dat u wilt afdrukken.
2 Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
3 Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4 De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het afdrukbereik, worden
geselecteerd in het venster Afdrukken.
Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om gebruik te maken
van de geavanceerde afdrukopties. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 53).
5 Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten.
Een afdruktaak annuleren | 52
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te worden, annuleert u
op de volgende manier:
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het pictogram van het apparaat
( ) in de taakbalk van Windows.
• U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op (Annuleren) op het
bedieningspaneel.
Voorkeursinstellingen openen | 53
Voorkeursinstellingen openen
• Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in deze gebruikshandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet omdat dit afhankelijk is van de gebruikte
printer.
• Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor afdrukken verschijnt er
mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u
deze optie wel kunt selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil
zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of omgeving van
het apparaat.
1 Open het document dat u wilt afdrukken.
2 Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt weergegeven.
3 Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4 Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren. Klik of tik op de tabbladen in de printerdriver om
de beschikbare opties te configureren.
• In Windows 10, 8.1, en 8, hebben deze toepassingen een verschillende lay-out met
verschillende functies uit wat hieronder beschreven is voor desktoptoepassingen.
Om toegang te krijgen tot de afdrukfunctie vanaf een Startscherm van de app, voer
de volgende stappen uit:
- Windows 10: Selecteer Afdrukken op en selecteer de printer.
- Windows 8.1 of 8: Selecteer Apparaten, selecteer Afdrukken en selecteer de
printer.
• U kunt de huidige status van het apparaat controleren door op de knop
Printerstatus te drukken (zie "Printerstatus-programma's gebruiken" op pagina 65).
Voorkeursinstellingen gebruiken | 54
Voorkeursinstellingen gebruiken
De optie Favorieten, die u terugvindt op elk tabblad voorkeuren behalve voor het tabblad Over,
kunt u opslaan in de huidige voorkeuren voor toekomstig gebruik.
Volg deze stappen om een Favorieten-item op te slaan:
1 Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2 Selecteer (Toevoegen) in het invoervak Favorieten.
3 Voer een naam en beschrijving in en selecteer vervolgens de gewenste pictogram.
4 Klik op OK. Als u instellingen opslaat onder Favorieten worden alle huidige
stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, kiest u deze op het tabblad Favorieten. Het
apparaat is nu ingesteld om afdrukken te maken met de geselecteerde instellingen. Om
een opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u deze uit de vervolgkeuzelijst
Favorieten en klikt u op Verwijderen.
Help gebruiken | 55
Help gebruiken
Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en druk op F1 op uw toetsenbord.
Beveiligd afdrukken | 56
Beveiligd afdrukken
• Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het
display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
Mogelijk kunt u complexe documenten niet afdrukken wanneer u gebruikmaakt van de
RAM-schijf. Als u complexe documenten wilt afdrukken, moet u aanvullend geheugen
installeren.
Als u een printer op kantoor, op school of in een andere openbare ruimte gebruikt, kunt u uw
persoonlijke documenten of vertrouwelijke informatie beschermen met de beveiligde
afdrukfuncties.
Beveiligd afdrukken starten vanuit de HP Embedded Web Server
1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de
Enter-toets of klik op Ga naar.
2 Klik op Aanmelden in de rechterbovenhoek van de HP Embedded Web Server-website.
3 Settings > Machine Settings > System > Ram Disk.
4 Schakel Ram Disk in.
Deze functie wordt mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van de opties of het model. Als
dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
Beveiligde documenten afdrukken vanaf het bedieningspaneel
1 Select (Menu) > Taakbeheer > Opgesl. taal op het bedieningspaneel van de printer.
2 Selecteer het document dat u wilt afdrukken.
3 Voer het wachtwoord in dat u in het printerstuurprogramma heeft ingesteld.
Beveiligd afdrukken | 57
4 Druk het document af.
5 Druk op (Annuleren) om terug te keren naar de gereedmodus.
Afdrukfuncties | 58
Afdrukfuncties
• Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of het optionele
apparaat (zie "Functies per model" op pagina 7).
• U moet de software pakketten van de website van HP downloaden om de
printersoftware te installeren. Ga naar www.hp.com/support/laser408 voor HP's
allesomvattende hulp.
Speciale afdrukfuncties verklaard
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of
Voorkeuren in het venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. De
apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het
gebruikte apparaat.
• Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het
display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
• Selecteer het menu Help, of klik op de knop uit het venster, of druk op F1 op uw
toetsenbord, en klik op de optie waar u meer over wilt weten (zie "Help gebruiken" op
pagina 55).
Item Omschrijving
Meerdere pagina’s per
vel
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt
afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de
pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde
gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken.
Afdrukfuncties | 59
Poster afdrukken
U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2),
9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4) papier drukken om
ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken.
Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in
millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het
tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar
te kunnen plakken.
Boekje afdrukken
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het
papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
• De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle
papierformaten. Kies de Formaat-optie onder het tabblad
Papier om te kijken welke papierformaten beschikbaar
zijn.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt
deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer
alleen beschikbaar papier (papier waarbij geen of
staat).
Item Omschrijving
8
9
Afdrukfuncties | 60
Tweezijdig afdrukken
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige
menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het
geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
Standaardinstelling printer: Als u deze optie selecteert, wordt
deze functie bepaald door de instelling die u hebt opgegeven op
het bedieningspaneel van de printer.
Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij
boekbinden wordt gebruikt.
Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor
kalenders wordt gebruikt.
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: Schakel deze optie in om de
afdrukvolgorde om te keren bij het dubbelzijdig afdrukken.
Papieropties
Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner of
groter op het vel afgedrukt wordt, door een percentage in te
voeren waarmee het document vergroot of verkleind wordt.
Watermerk
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document. U gebruikt de optie bijvoorbeeld om in grote grijze
letters "DRAFT" of "CONFIDENTIAL" diagonaal op de eerste pagina
of op alle pagina’s van een document af te drukken.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties | 61
Watermerk
(Een watermerk maken)
a. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 53).
b. Op het tabblad Geavanceerd selecteert u Bewerken... in de
keuzelijst Watermerk.
c. Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in. U kunt maximaal
256 tekens invoeren.
Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt, wordt
het watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
d. Watermerkopties selecteren.
U kunt de naam, stijl, kleur, grootte en grijswaarde van het
lettertype selecteren in het gedeelte Tekenstijl, en de hoek van
het watermerk instellen in het gedeelte Uitlijning en hoek van
watermerk.
e. Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst Huidige
watermerken toe te voegen.
f. Wanneer u klaar bent met bewerken klikt u op OK of Afdrukken
tot u het menu Afdrukken verlaat.
Watermerk
(Een watermerk
bewerken)
a. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 53).
b. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
c. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u
wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
d. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
e. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Watermerk
(Een watermerk
verwijderen)
a. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
b. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
c. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u
wilt verwijderen en klik op de knop Verwijderen.
d. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties | 62
Overlay
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van
de computer is opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die
in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays
worden vaak gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren en
papier met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt
briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde
informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf
wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het
apparaat te plaatsen. U drukt het briefhoofd gewoon als overlay op
uw document af.
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding.
• Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde
zijn als dat van de documenten die u met de overlay
afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn
als die van het document waarop u de overlay wilt
afdrukken.
Overlay
(Het creëren van een
overlay)
a. Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u
voor de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of
afbeelding precies op de plaats staat waar deze als overlay moet
worden afgedrukt.
b. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het
document als een overlay wilt opslaan.
c. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Maken in de
vervolgkeuzelijst Overlay.
d. Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Opslaan als
in het venster Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map
waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de
map C:\Formover.
e. Klik op Opslaan.
f. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt
gevraagd, klikt u op Ja.
g. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de
harde schijf van uw computer.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties | 63
Overlay
(Een paginaoverlay
gebruiken)
a. Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
b. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
c. Klik op het tabblad Geavanceerd.
d. Selecteer Overlay afdrukken van de vervolgkeuzelijst Overlay.
e. Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster
Laden.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden
afgedrukt. Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht
overlays.
f. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor
afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt
telkens als u een document naar de printer verzendt een
berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u
een overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is
geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document
afgedrukt.
g. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
Overlay
(Een paginaoverlay
verwijderen)
a. Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het
tabblad Geavanceerd.
b. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
d. Klik op Verwijderen.
e. Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt
gevraagd, klikt u op Ja.
f. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u
verwijderen.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties | 64
Afdrukmodus
• Deze functie is alleen beschikbaar als u het
massaopslagapparaat of optionele geheugen hebt
geïnstalleerd (zie "Verschillende functies" op pagina 8).
• Deze functie is niet ingeschakeld, Opslagopties
controleer (zie "Apparaatopties instellen" op pagina 88).
• Als het massaopslagapparaat niet is geïnstalleerd, biedt
de Ramschijf slechts 3 opties: Normaal, Proefafdruk en
Vertrouwelijk.
Afdrukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal, en is
bedoeld om af te drukken zonder het afdrukbestand op te slaan
in het geheugen.
- Normaal: in deze modus wordt uw document afgedrukt zonder
het op te slaan in het optioneel geheugen.
- Proefafdruk: deze modus is handig als u meer dan een
exemplaar wilt afdrukken. U kunt eerst een exemplaar
afdrukken om te controleren en daarna de andere exemplaren
afdrukken.
- Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken
van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord
invoeren om af te drukken.
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand zoekt via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand zoekt via het bedieningspaneel.
Automatisch wordt de gebruikersnaam weergegeven
waarmee u zich bij Windows aanmeldt.
- Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het
door u geselecteerd documentenvak ingesteld is op
Beveiligd moet u een wachtwoord voor het
documentenvak invoeren. Deze optie wordt gebruikt
om een opgeslagen bestand te laden via het
bedieningspaneel.
- Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord ter
bevestiging opnieuw in.
Item Omschrijving
Printerstatus-programma's gebruiken | 65
Printerstatus-programma's gebruiken
Printerstatus is een programma dat controleert en u informeert over de status van het apparaat.
• Het Printerstatus-venster en de inhoud ervan zoals weergegeven in deze handleiding
kunnen verschillen, afhankelijk van het apparaat of gebruikte besturingssysteem.
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat (zie
"Systeemvereisten" op pagina 130).
Overzicht Printerstatus
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik, kunt u de fout controleren vanuit de Printerstatus.
Printerstatus wordt automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van de apparaatsoftware.
U kunt Printerstatusook handmatig opstarten. Ga naar de Voorkeursinstellingen, klik op het
tabblad, behalve het tabblad Over > de knop Printerstatus. De optie Favorieten die zichtbaar is
bij elke voorkeur.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Pictogr
am
betekent Omschrijving
Normaal
Het apparaat staat klaar voor gebruik en er zijn geen fouten
of waarschuwingen.
Waarschuwing
Het apparaat is in een toestand waarin er in de toekomst
een fout kan optreden. Dit is bijvoorbeeld als het niveau van
de toner laag is, wat kan leiden tot de toner-leegstatus.
Fout Er is minstens één fout in het apparaat.
Printerstatus-programma's gebruiken | 66
1
Apparaatinformatie
In deze omgeving kunt u de apparaatstatus, de modelnaam van
de huidige printer en de naam van de verbonden poort zien.
2
Gebruikershandleidi
ng
Gebruikershandleiding is uitgeschakeld. U kunt de
gebruikershandleiding downloaden op
www.hp.com/support/laser408.
3
informatie over
benodigdheden
U kunt het percentage resterende toner in de cassette(s)
weergeven. Het apparaat en het aantal tonercassette(s) in het
bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken over deze
functie.
4
Optie
U kunt instellingen voor waarschuwingen gerelateerd aan
afdruktaken opgeven.
5
Bestellen
Verbruiksartikelen
U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
6
Afdrukken annuleren
of
Sluiten
Afdrukken annuleren: Als er een afdruktaak in de
afdrukwachtrij of printer staat, annuleert u alle printtaken van
de gebruiker die in de afdrukwachtrij of printer staan.
Sluiten: Afhankelijk van de status van het apparaat of de
ondersteunde functies kan de knop Sluiten mogelijk
verschijnen om het statusscherm te sluiten.
Menu´s met nuttige
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde
apparaatinstellingen instelt.
• Informatie 68
• Lay-out 69
• Papier 70
• Grafisch 71
• Systeeminst. 72
• Emulatie 74
• Netwerk 75
• Taakbeheer 76
• PrinterOn 77
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen.
Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
Informatie | 68
Informatie
Om de menuopties te wijzigen,
drukt u op (Menu) > Informatie op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Menuoverzicht
Drukt het menuoverzicht met de lay-out en de huidige instellingen
van dit apparaat af.
Configuratie Drukt een overzicht van de globale instellingen van het apparaat af.
Info verb.art. Een pagina met gegevens over verbruiksartikelen afdrukken.
Gebruiksteller
Drukt een gebruikspagina af. De pagina met gebruiksinformatie
bevat het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
PCL-lettertype De lijst met PCL-lettertypen afdrukken.
EPSON-lettert. De lijst met EPSON-lettertypen afdrukken.
Foutinformatie. Drukt een pagina af met foutinformatie.
Lay-out | 69
Lay-out
Om de menuopties te wijzigen,
Druk op (Menu) > Lay-out op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Afdrukstand
Selecteert de richting waarin informatie wordt afgedrukt op een pagina.
Staand
Liggend
Marge
Algemene marge: Hiermee wordt de marge voor elke zijde van het
papier ingesteld.
Lade 1: Stelt de papiermarges in Papierlade 1 in.
Lade X: Stelt de papiermarges in de laden in.
Emulatiemarge/Emulatiemarge: Stelt de papiermarge voor de
emulatie-afdrukpagina in.
Dubbelzijdig
Als u op beide zijden van het papier wilt afdrukken kiest u de bindrand.
Uit: Hiermee schakelt u deze optie uit.
Lange zijde
Korte zijde
Papier | 70
Papier
Om de menuopties te wijzigen,
Druk op (Menu) > Papier op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Exemplaren Hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren.
Papierlade 1/
Papierlade <x>
Papierformaat: Selecteert het standaard papierformaat.
Type papier: Selecteert het type papier dat zich momenteel in de
lade bevindt.
Papierinvoer
Bepaalt welke papierlade standaard wordt gebruikt.
Auto: Hiermee wordt automatisch de lade geselecteerd met
papier van dezelfde afmetingen als het origineel.
Grafisch | 71
Grafisch
Om de menuopties te wijzigen,
Druk op (Menu) > Grafisch op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Resolutie
Specificeert het aantal afgedrukte punten per inch (dpi - dots per inch).
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt.
Duid. Tekst Drukt de tekst donkerder af dan op een normaal document.
Auto CR
Met deze optie kunt u een harde return plaatsen aan het einde van een
regel, zeer handig voor Unix- of DOS-gebruikers.
Systeeminst. | 72
Systeeminst.
Om de menuopties te wijzigen,
Druk op (Menu) > Systeeminst. op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Taal Stelt de taal van de tekst op het bedieningspaneel in.
Standrdpapier Hiermee kunt u het standaard papierformaat selecteren.
Energ.spaarst.
Stel in na welke wachttijd de printer overschakelt naar de
energiebesparende modus.
Wanneer het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens
ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verlaagd.
Ontw.gebeurt.
Als deze optie Aan is, voert u de volgende handelingen uit om het
apparaat uit de energiespaarstand te laten ontwaken:
• Papier in een lade plaatsen.
• De voorklep openen of sluiten.
• Een lade verwijderen of een lade in de printer plaatsen.
Time-out taak
Als er gedurende een bepaalde periode geen gegevens worden
ontvangen, wordt een taak afgesloten. U kunt instellen hoe lang het
apparaat moet wachten voordat de taak wordt afgesloten.
Luchtdrukcorr.
Afdrukkwaliteit optimaliseren naargelang de hoogte boven
zeeniveau ("Aanpassing aan luchtdruk of hoogte" op pagina 28).
Aut. doorgaan
Bepaalt of de printer door moet gaan met afdrukken als
waargenomen wordt dat het gebruikte papier niet overeenkomt met
de instellingen.
0 Sec: Met deze optie kunt u toch doorgaan met afdrukken als het
geselecteerde papierformaat niet overeenkomt met het papier in
de lade.
30 Sec: Als er een papierstoring optreedt, wordt er een foutbericht
getoond. De printer zal ongeveer 30 seconden wachten, het
bericht automatisch wissen en doorgaan met afdrukken.
Uit: Als het type of formaat papier niet overeenkomt, wacht het
apparaat tot u de juiste papiersoort invoert.
Systeeminst. | 73
Auto lade wis.
Hiermee bepaalt u of het apparaat moet doorgaan met afdrukken als
wordt vastgesteld dat het gebruikte papier niet overeenkomt met de
instellingen. Als bijvoorbeeld lade 2 en lade 3 zijn gevuld met
hetzelfde papierformaat, drukt het apparaat automatisch af vanuit
lade 3 als het papier op is in lade 2.
Deze optie wordt niet weergegeven als u Automatisch hebt
geselecteerd bij Papierinvoer in het printerstuurprogramma.
Verv. papier
Hiermee wordt het ingestelde papierformaat in het
printerstuurprogramma automatisch vervangen om inconsistenties
tussen A4- en Letter-papier te voorkomen. Als u bijvoorbeeld
A4-papier in de lade hebt geplaatst, maar u het papierformaat in het
printerstuurprogramma op Letter hebt ingesteld, zal het apparaat
afdrukken op A4-papier en omgekeerd.
Lade bescherm.
Stel in of u de functie Automatische ladekeuze voor een bepaalde
lade wilt gebruiken. Als u deze functie bijvoorbeeld inschakelt voor
lade 2, wordt lade 2 bij de ladewisseling uitgesloten.
Lege pg oversl
De printer detecteert de afdrukgegevens van de computer ongeacht
of de pagina leeg is of gegevens bevat. U kunt instellen dat de pagina
moet worden afgedrukt of overgeslagen.
Onderhoud
Toner Op wis.: Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette
leeg is.
Gebruiksduur: Via dit menu-item kunt u zien hoeveel afdrukken er
zijn gemaakt en hoeveel toner er nog in de cassette zit.
Beeldmgr.: Hiermee kunt u de dichtheid aanpassen.
Ws tr bijna op: Als er geen toner meer in de tonercassette zit,
verschijnt een bericht waarin de gebruiker wordt gevraagd om de
tonercassette te vervangen. U kunt de weergave van dit bericht in-
en uitschakelen.
ImgU. Bijna leeg: Hiermee kunt u het alarm instellen voor als de
beeldeenheid bijna leeg is.
Ramschijf: Schakelt de ramschijf in of uit voor het beheren van
afdruktaken.
Tonerbesparing
Als u deze modus activeert, gaat uw tonercassette langer mee en zijn
de kosten per pagina lager dan wanneer u in de normale modus
afdrukt. Dit gaat echter wel ten koste van de afdrukkwaliteit.
Autom. uitsch.
Stel de printer in zodat deze automatisch wordt uitgeschakeld als
het apparaat gedurende de opgegeven tijd in het bedieningspaneel
in de energiebesparingsmodus heeft gestaan.
Item Omschrijving
Emulatie | 74
Emulatie
Om de menuopties te wijzigen,
Druk op (Menu) > Emulatie op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Type emulatie
De apparaattaal definieert hoe de computer met het apparaat
communiceert.
Instellingen
Stelt de gedetailleerde instellingen voor het geselecteerde
emulatietype in.
Netwerk | 75
Netwerk
Om de menuopties te wijzigen,
Druk op (Menu) > Netwerk op het bedieningspaneel.
U kunt deze functie ook gebruiken in HP Embedded Web Server. Open de webbrowser
vanaf uw netwerkcomputer en typ het IP-adres van uw apparaat. Wanneer HP Embedded
Web Server wordt geopend, klikt u op Settings > Network Settings (zie "HP Embedded
Web Server gebruiken" op pagina 47).
Optie Omschrijving
TCP/IP (IPv4)
Selecteer het passende protocol en de configuratieparameters voor
gebruik in de netwerkomgeving (zie "Het IP-adres instellen" op pagina
44).
Er moeten heel wat parameters ingesteld worden. Als u niet
zeker bent, laat u ze ongemoeid of raadpleegt u de
netwerkbeheerder.
TCP/IP (IPv6)
Selecteer deze optie om gebruik te maken van een
IPv6-netwerkomgeving (zie "IPv6-configuratie" op pagina 44).
Ethernet
Configureer de Ethernet-poort en de overdrachtsnelheid van het
netwerk.
Schakel het apparaat uit en weer in nadat u deze optie hebt
gewijzigd.
802.1x
U kunt de gebruikersverificatie voor netwerkcommunicatie instellen.
Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor details.
Protocolmgr.
U kunt de protocollen activeren of uitschakelen.
Schakel het apparaat uit en weer in nadat u deze optie hebt
gewijzigd.
Netwerkconf.
Deze lijst toont informatie over de netwerkverbinding en -configuratie
van uw apparaat (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 44).
Instel. wissen
Hiermee zet u de standaard netwerkinstellingen terug.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Taakbeheer | 76
Taakbeheer
Deze optie is beschikbaar als het optionele geheugen is geïnstalleerd of de ramschijf is
gecontroleerd.
Om de menuopties te wijzigen,
Druk op (Menu) > Taakbeheer op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Actieve taak
Hiermee worden de afdruktaken weergegeven die nog moeten worden
afgedrukt.
Beveil. taak Hiermee worden de beveiligde afdruktaken op de schijf weergegeven.
Opgesl. taak
Hiermee worden de afdruktaken weergegeven die zijn opgeslagen op
de schijf.
Namenbeleid
Als een bestandsnaam die u invoert al aanwezig is in het geheugen, kunt
u de naam wijzigen of het bestand overschrijven.
PrinterOn | 77
PrinterOn
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het
display verschijnen.
Om de menuopties te wijzigen,
Druk op (Menu) > PrinterOn op het bedieningspaneel.
U kunt de functie PrinterOn inschakelen in het menu PrinterOn.
Voordat u de functie PrinterOn kunt gebruiken, moet u de netwerkfunctie van de machine
configureren. Als u geen verbinding met de printer kunt maken na het configureren van
de netwerkverbinding, moet u waarschijnlijk de externe verbinding van het netwerk
controleren.
Als de functie PrinterOn is ingeschakeld, kunt u deze instellen op de modus Vrijgavecode
of Auto. Deze modi kunnen worden gewijzigd op de PrinterOn-server.
Vrijgavecode: Gebruikers moeten een Vrijgavecode invoeren om een document af te
drukken dat via PrinterOn is verzonden.
Auto: Het apparaat drukt via PrinterOn verzonden documenten automatisch af, zonder
dat de gebruiker een Vrijgavecode hoeft in te voeren.
Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het
onderhoud van uw apparaat kunt aankopen.
• Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 79
• Beschikbare verbruiksartikelen 80
• Beschikbare accessoires 82
• De tonercassette bewaren 83
• Toner herverdelen 85
• De tonercassette vervangen 86
• De beeldeenheid vervangen 87
• Accessoires installeren 88
• De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren 91
Instellen van de waarschuwing toner/beeldeenheid bijna op
92
• Het apparaat reinigen 93
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen | 79
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met
uw verkoper voor de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en onderdelen (zie
"Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 80,"Beschikbare accessoires" op pagina 82).
Om door HP geautoriseerde verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor onderhoud te
bestellen, neemt u contact op met uw lokale HP-dealer of de winkel waar u het apparaat heeft
gekocht. U kunt ook een bezoek brengen aan https://store.hp.com/, en selecteert vervolgens uw
land/regio voor het verkrijgen van de contactgegevens vor service.
Beschikbare verbruiksartikelen | 80
Beschikbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur naderen, kunt u de volgende
verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen:
Type Productnaam
Productn
ummer
Regionaal
1
1.Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit best in het land waar u het
apparaat hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere verbruiksartikelen zijn mogelijk niet compatibel
met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes en andere verbruiksartikelen per land
kunnen verschillen.
Gemiddeld aantal
afdrukken
2
Tonercass
ette
Originele zwarte HP 330A
lasertonercassette
W1330A
Alleen voor
gebruik in
Noord-amer
ika,
latijns-Amer
ika
Gemiddelde
tonercapaciteit: Ong.
5.000 standaard
pagina's
Originele zwarte HP 330X
lasertonercassette met
hoog rendement
W1330X
Gemiddelde
tonercapaciteit: Ong.
15.000 standaard
pagina's
Originele zwarte HP
330XC lasertonercassette
met hoog rendement
W1330XC
Originele zwarte HP 331A
lasertonercassette
W1331A
Alleen voor
gebruik in
Europa,
Rusland, het
GOS,
benodigdhe
den het
Midden-Oos
ten en
Afrika
Gemiddelde
tonercapaciteit: Ong.
5.000 standaard
pagina's
Originele zwarte HP 331X
lasertonercassette met
hoog rendement
W1331X
Gemiddelde
tonercapaciteit: Ong.
15.000 standaard
pagina's
Originele zwarte HP 331XC
lasertonercassette met
hoog rendement
W1331XC
Originele zwarte HP 331XH
lasertonercassette met
hoog rendement
W1331XH
Beeldrum
HP 332A zwarte originele
laser beelddrum
W1332A
Voor
gebruik in
alle regio's
Ong. 30.000 pagina's
HP 332AH zwarte originele
laser beelddrum
W1332AH
HP 332AC zwarte originele
laser beelddrum
W1332AC
Beschikbare verbruiksartikelen | 81
De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de opties, het
percentage afbeeldingen en de taakmodus.
Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit best in het land
waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere verbruiksartikelen
zijn mogelijk niet compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes
en andere verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
HP raadt het gebruik van een niet originele HP-tonercassettes, zoals opnieuw gevuld of
gereviseerd, af. HP kan de kwaliteit van een niet-originele HP-tonercassette niet
garanderen. Service of reparaties die nodig zijn als gevolg van het gebruik van
niet-originele HP- tonercassettes zijn niet gedekt onder de garantie van het apparaat.
2.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC19752. Het aantal pagina's kan worden beïnvloed door
de gebruiksomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken, afbeeldingen en het type en formaat van het
afdrukmateriaal.
Beschikbare accessoires | 82
Beschikbare accessoires
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit van uw apparaat te
verbeteren.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van
model of land (zie "Functies per model" op pagina 7).
Optie Functie
Benaming van
onderdeel
Geheugenmodule
(512MB)
Hiermee breidt u de geheugencapaciteit van uw
apparaat uit.
5PJ81A
Optionele lade Als u frequent problemen met de papiertoevoer
hebt, kunt u een extra 520 vastmaken
1
bladlade.
1.voor normaal papier van 80 g/m
2
(bankpostpapier)
7YG00A
De tonercassette bewaren | 83
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht, temperatuur en vochtigheid.
HP raadt gebruikt aan deze aanbevelingen op te volgen om te zorgen voor optimale prestaties,
de hoogste kwaliteit en de langste levensduur van uw nieuwe HP-tonercassette.
Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt gebruikt. Idealiter in een omgeving met
gecontroleerde temperatuur en vochtigheid. Haal de tonercassette pas uit haar originele,
ongeopende verpakking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de originele
verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de cassette bedekken met papier en
moet u de cassette in een donkere kast bewaren.
Door de verpakking van de cassette te openen voor u de cassette in gebruik neemt, zal de
levensduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk verkorten. Bewaar tonercassetten niet op
de grond. Volg de onderstaande procedures om een tonercassette die u uit de printer hebt
verwijderd, te bewaren.
• Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele verpakking.
• Bewaar de tonercassette liggend (niet staand) met dezelfde kant boven als bij de installatie.
• Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden:
- Temperaturen boven 40°C (104°F).
- In een omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of van meer dan 80%.
- In een omgeving met extreme temperatuur- of vochtigheidsschommelingen.
- In direct zon- of kunstlicht.
- Op stoffige plaatsen.
- In een auto gedurende een lange periode.
- In een omgeving met corrosieve dampen.
- In een omgeving met zilte lucht.
Behandelingsinstructies
• Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de tonercassette niet aan.
• Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde richting. Dit kan interne schade en
een tonerlek veroorzaken.
Gebruik tonercassette
HP beveelt het gebruik van niet-merk HP-tonercassettes in uw printer niet aan, met inbegrip van
generieke, winkelmerken, bijgevulde of gereviseerde tonercassettes.
HP's printergarantie dekt geen schade aan het apparaat veroorzaakt door het gebruik van
een hervulde, gereviseerde, of niet-merk HP-tonercassettes.
De tonercassette bewaren | 84
Geschatte levensduur van tonercassette
De geschatte levensduur van een cassette is afhankelijk van de hoeveelheid toner die
afdruktaken vereisen. De eigenlijke capaciteit kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid
van de pagina’s waarop u afdrukt, de omgeving, percentage afbeeldingen, de tijd tussen de
afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt,
wordt er meer toner verbruikt en moet de cassette waarschijnlijk vaker worden vervangen.
Toner herverdelen | 85
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
• Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende dichtheid aan beide kanten.
• De Status-LED knippert rood. Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat
de toner bijna op is.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de
tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte strepen of lichtere gebieden
voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is verdeeld. Vervang de tonercassette (zie "Beschikbare
verbruiksartikelen" op pagina 80).
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet
langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de cassette zo nodig af
met een stuk papier.
• Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Pak de cassette vast bij de
handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
• Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van
de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken mogelijk krassen op het
oppervlak van de cassette.
• Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en
was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof.
1
2
;
De tonercassette vervangen | 86
De tonercassette vervangen
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt:
• De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display geven aan dat de
tonercassette vervangen moet worden.
Schud de tonercassette grondig. Dit verhoogt de afdrukkwaliteit in het begin.
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet
langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de cassette zo nodig af
met een stuk papier.
• Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de
handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
• Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van
de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken mogelijk krassen op het
oppervlak van de cassette.
• Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en
was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof.
Tonercassette
Als een tonercassette het eind van de levensduur bereikt heeft, stopt de printer met afdrukken.
2
1
;
De beeldeenheid vervangen | 87
De beeldeenheid vervangen
Als een beeldeenheid het einde van de levensduur bereikt heeft, stopt de printer met afdrukken.
• Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van
de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken mogelijk krassen op het
oppervlak van de cassette.
• Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en
was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof.
Beeldeenheid
2
1
1
2
Accessoires installeren | 88
Accessoires installeren
Voorzorgsmaatregelen
• Koppel het netsnoer los.
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord als de stroom is ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los als u interne of externe accessoires installeert of verwijdert om
het risico op een elektrische schok te voorkomen.
• Ontlaad statische elektriciteit.
Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of geheugenmodule) zijn
gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u interne accessoires installeert of verwijdert,
moet u de statische elektriciteit van uw lichaam ontladen door een metalen voorwerp aan te
raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat op een geaarde
stroombron is aangesloten. Als u voor het beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt
u deze procedure om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij in het apparaat valt
onder de service. Vervang ze niet zelf. Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt
vervangen door een verkeerd type. Uw dienstverlener dient de oude batterij uit uw
apparaat te verwijderen en deze volgens de in uw land van toepassing zijnde wetgeving
af te voeren.
Apparaatopties instellen
Dit apparaat detecteert en stelt automatisch de optionele apparaten in die u installeert, zoals een
optionele lade, geheugen, enz. Als u de optionele apparaten die u in dit stuurprogramma hebt
geïnstalleerd niet kunt gebruiken, dient u de optionele apparaten in te stellen in Apparaatopties.
1 Klik op het menu Start van Windows.
2 Selecteer Printers en faxen.
3 Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4 Selecteer Eigenschappen of Printereigenschappen.
Het venster Eigenschappen kan variëren afhankelijk van het stuurprogramma of
besturingssysteem dat u gebruikt.
5 Selecteer Apparaatopties.
Accessoires installeren | 89
6 Selecteer de juiste optie.
Bepaalde menu's kunnen niet voorkomen op het scherm, afhankelijk van de opties of
modellen. Indien dit het geval is, is dit niet van toepassing op uw apparaat.
Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u heeft geïnstalleerd. U kunt de lade
selecteren.
Opslagopties: Selecteer het optionele geheugen dat u heeft geïnstalleerd. Als deze
mogelijkheid aangevinkt is, kunt u de Afdrukmodus selecteren.
Printerconfiguratie: Selecteer de printertaal voor de afdrukopdracht.
Administratorinstellingen: U kunt de Printerstatus en EMF-spooling selecteren.
Instellingen aangepast papierformaat: U kunt een aangepast papierformaat opgeven.
7 Klik op OK totdat u het venster Eigenschappen of Eigenschappen van printer verlaat.
Accessoires installeren | 90
Een geheugenmodule upgraden
Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM). Gebruik deze
geheugenmodule om extra geheugen te installeren. We raden u aan om alleen DIMM's van HP te
gebruiken. Uw garantie is niet geldig als blijkt dat het probleem met uw apparaat wordt
veroorzaakt door DIMM's van derden.
Voor het bestellen van optionele accessoires zijn bestelgegevens beschikbaar (zie "Beschikbare
accessoires" op pagina 82).
Als het optionele geheugen is geïnstalleerd, kunt u gebruikmaken van geavanceerde
afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de wachtrij op de harde schijf plaatsen,
een afdruktaak controleren en een persoonlijke afdruktaak specificeren in het venster
Eigenschappen van printer. U kunt de actieve opdrachtlijst en het bestandsbeleid beheren
in het menu Taakbeheer.
1
1
2
2
2
2
1
1
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren | 91
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u
het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Vervang indien nodig de
betrokken onderdelen.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere
niveaus te gaan.
1 Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Gebruiksduur op het bedieningspaneel.
2 Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
3 Druk op (Annuleren) om terug te keren naar de gereedmodus.
Instellen van de waarschuwing toner/beeldeenheid bijna op | 92
Instellen van de waarschuwing
toner/beeldeenheid bijna op
Als de tonercassette bijna leeg is, verschijnt een bericht of gaat er een LED branden die aangeeft
dat u de tonercassette moet vervangen. U kunt instellen of u wenst dat dit bericht of deze LED
verschijnt of niet.
1 Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Ws tr bijna op of Bldeenh bn lgop het
bedieningspaneel.
2 Selecteer de optie die u wenst en druk op OK om de selectie op te slaan.
3 Druk op (Annuleren) om terug te keren naar de gereedmodus.
Het apparaat reinigen | 93
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke
omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit
te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te verlengen.
• Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol,
oplosmiddelen of andere agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren
of vervormen.
• Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden
wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water bevochtigde doek of
tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan
schadelijk voor u zijn.
De buitenkant of het schermpje reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant en het schermpje van het display schoon met een zachte,
pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water
op of in het apparaat terechtkomt.
Het apparaat reinigen | 94
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan
op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of
vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet
langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de cassette zo nodig af
met een stuk papier.
• Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Pak de cassette vast bij de
handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
• Gebruik een droge pluisvrije doek voor het reinigen van de binnenkant van het
apparaat. Let op dat u de transportrol of andere onderdelen niet beschadigt. Gebruik
geen oplosmiddelen, zoals benzeen of verdunner. Dit kan de afdrukkwaliteit negatief
beïnvloeden en het apparaat beschadigen.
• Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen.
• Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht totdat het
apparaat is afgekoeld. Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de
aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
Het apparaat reinigen | 95
2
2
1
1
1
2
1
1
2
2
Het apparaat reinigen | 96
Reinigen van de opneemrol
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht totdat het apparaat
is afgekoeld. Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar
uit voordat u het apparaat reinigt.
Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
• Tips om papierstoringen te voorkomen 98
• Papierstoringen verhelpen 99
• Informatie over de LED's 104
• Informatie over displaymeldingen 106
Een bericht "Low Toner" of "Very Low Toner" wordt
weergegeven in het rapport informatie over benodigheden.
111
• Problemen met papierinvoer 112
• Problemen met de voeding en het netsnoer 113
• Andere problemen oplossen 114
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. Als uw
apparaat een display heeft, controleert u eerst het bericht op dit scherm om de fout op te lossen. Als u
de oplossing niet kunt vinden in deze Gebruikershandleiding of het probleem blijft aanhouden, neem
dan contact op met een servicecentrum.
Tips om papierstoringen te voorkomen | 98
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie
de volgende tips om storingen met vastzittend papier te voorkomen:
• Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina
31).
• Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de
maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
• Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
• Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
• Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
• Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina
127).
Papierstoringen verhelpen | 99
Papierstoringen verhelpen
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat
het scheurt.
In Lade 1
In Lade 2
Papierstoringen verhelpen | 100
In optionele lade (lade 3)
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
Papierstoringen verhelpen | 101
Binnenin het apparaat
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het
apparaat verwijdert.
1
2
1
2
Papierstoringen verhelpen | 102
In het uitvoergebied
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het
apparaat verwijdert.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
1
1
2
1
1
2
Papierstoringen verhelpen | 103
Rond de duplexeenheid
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
1
1
1
1
2
2
Informatie over de LED's | 104
Informatie over de LED's
De kleur van de LED geeft het huidige gedrag van de machine aan.
• Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar (zie
"Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 20).
• Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen (zie
"Informatie over displaymeldingen" op pagina 106).
• Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich
blijft voordoen.
Status-LED
LED Status Omschrijving
Status
Uit Het apparaat is offline.
Groen
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Knippert
Wanneer de machine gegevens ontvangt of afdrukt,
knippert de achtergrondverlichting.
Oranje
Aan Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout.
Knippert
• Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat
wacht tot het probleem is verholpen. Bekijk het bericht
op het display. Als het probleem is opgelost, gaat de
printer door met afdrukken.
• De tonercassette is bijna leeg. Geschatte levensduur
van een cassette
1
van de tonercassette is bijna bereikt.
Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de
oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door
de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op
pagina 85).
• De klep is geopend. Sluit de klep.
• De papierlade is leeg tijdens het ontvangen of
afdrukken van gegevens. Plaats papier in de lade.
Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen
verhelpen" op pagina 99).
1.De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van
een tonercassette. Dit geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden gemaakt met de
cassette conform ISO/IEC 19752. Het aantal pagina's kan worden beïnvloed door de
omgevingsomstandigheden, het percentage van het afdrukgebied, de tijd tussen afdruktaken,
afbeeldingen, media en het formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de
cassette, ook als de oranje LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
Informatie over de LED's | 105
Aan/uit-LED
Status Omschrijving
(Aan/
uit)
Wit
Aan Het apparaat bevindt zich in gereedmodus.
Knippert Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus.
Informatie over displaymeldingen | 106
Informatie over displaymeldingen
Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de status van het apparaat
of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en
verhelp indien nodig het probleem.
• Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit en weer in en
probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
• Als u contact opneemt met de klantenservice, is het nuttig dat u het bericht op het
display doorgeeft aan een medewerker van de klantenservice.
• Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige meldingen mogelijk niet
op het display.
• [foutnummer] geeft het foutnummer aan.
• [ladenummer] geeft het ladenummer aan.
• [type media] geeft het type media aan.
• [formaat media] geeft het formaat van de media aan.
Foutmeldingen gerelateerd aan vastgelopen papier
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Pap.st.
in uitv.gebied
Er is papier vastgelopen bij
de uitgang.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"In het uitvoergebied" op pagina 102).
Pap.st.
in DE
Het papier is vastgelopen
bij het dubbelzijdig
afdrukken. Dit geldt alleen
voor apparaten die over
deze functie beschikken.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"Rond de duplexeenheid" op pagina
103).
Pap.st.
in app.
Er is papier vastgelopen in
het apparaat.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"Binnenin het apparaat" op pagina
101).
Papierstoring in lade 2
Er is papier vastgelopen in
lade 2.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"In Lade 2" op pagina 99).
Papierstoring in lade 3
Er is papier vastgelopen in
de optionele lade (lade 3).
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"In optionele lade (lade 3)" op pagina
100).
Papierstoring in lade 1
Er is papier vastgelopen in
lade 1.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"In Lade 1" op pagina 99).
Informatie over displaymeldingen | 107
Meldingen over de tonercassette
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Plaats tonercas. Er is geen
tonercassette
geplaatst.
Installeer de tonercassette opnieuw.
Er is geen
tonercassette
geplaatst.
Installeer de tonercassette twee of drie keer om er
zeker van te zijn dat deze juist is geplaatst. Neem
contact op met de klantenservice als het probleem
zich blijft voordoen.
Beschermende film
niet verwijderd van
de toner.
Verwijder de beschermende laag van de
tonercassette.
TC niet
comp.
De aangegeven
tonercassette is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Vervang de tonercassette door een tonercassette
van HP die speciaal is ontworpen voor uw
apparaat (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 86).
Bereid nieuwe
cass. Voor
De tonercassette
bevat nog een kleine
hoeveelheid toner.
Geschatte
levensduur van een
cassette
1
van de
tonercassette is bijna
bereikt.
1.De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van
een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er met de cassette gemiddeld kunnen worden
gemaakt conform ISO/IEC19798 (zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 80). Het aantal pagina’s
kan afhankelijk zijn van de omgevingsomstandigheden, het percentage afbeeldingen, de tijd tussen de
afdruktaken, media en het mediaformaat. Het is mogelijk dat de cassette nog wat toner bevat wanneer
de desbetreffende melding verschijnt en de printer stopt met afdrukken.
Houd een nieuwe cassette gereed om de oude
cassette te vervangen. U kunt de afdrukkwaliteit
tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen
(zie "Toner herverdelen" op pagina 85).
Plaats
nieuwe cass.
De tonercassette
heeft de geschatte
levensduur bereikt
1
.
• U kunt kiezen tussen Stop of Doorgaan, zoals
weergegeven op het bedieningspaneel. Als u
Stop kiest, stopt de printer met afdrukken. Als u
Doorgaan kiest, gaat de printer door met
afdrukken maar kan de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
• Als u van een optimale afdrukkwaliteit wilt
blijven genieten, dient u de tonercassette te
vervangen wanneer dit bericht verschijnt. Als u
de cassette verder blijft gebruiken kunnen er
problemen optreden met de afdrukkwaliteit (zie
"De tonercassette vervangen" op pagina 86).
Informatie over displaymeldingen | 108
HP raadt het gebruik van een niet originele HP-tonercassetee, zoals opnieuw gevuld of
gereviseerd, af. HP kan de kwaliteit van een niet-originele HP-tonercassette niet
garanderen. Service of reparaties die nodig zijn als gevolg van het gebruik van
niet-originele HP-tonercassettes zijn niet gedekt onder de garantie van het apparaat.
Beeldeenheid-gerelateerde meldingen
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Geen BE
geplaatst
Er is een
beeldeenheid niet
geïnstalleerd.
Herinstalleer de beeldeenheid.
Een beeldeenheid
wordt niet
gedetecteerd.
Installeer de beeldeenheid opnieuw. Herhaal dit
twee of drie keer om te controleren of hij goed op
zijn plaats komt. Als het probleem aanhoudt moet
u contact opnemen met de
servicevertegenwoordiger.
Verwijder de
beschermende film
niet van de toner.
Verwijder de beschermende film van de
beeldeenheid.
BE
niet comp.
De beeldeenheid is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Installeer de overeenstemmende tonercassette
met een orginele HP-cassette (zie "De
beeldeenheid vervangen" op pagina 87).
Houd een nieuwe
beeldeenheid
gereed
De beeldeenheid
bevat nog een kleine
hoeveelheid toner.
Het einde van de
geschatte
levensduur van de
cassette is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe beeldeenheid gereed om de
oude te vervangen.
Informatie over displaymeldingen | 109
HP raadt het gebruik van een niet-originele HP-tonercassette, zoals opnieuw gevulde of
gereviseerde cassettes, af. HP kan de kwaliteit van een niet-originele HP-cassette niet
garanderen. Service of reparaties die nodig zijn als gevolg van het gebruik van
niet-originele HP-cassettes zijn niet gedekt onder de garantie van het apparaat.
Meldingen over de papierlade
Meldingen over het netwerk
Plaat een nieuwe
beeldeenheid
De tonercassette van
de beeldeenheid is
aan het eind van de
geschatte
levensduur.
• U kunt kiezen tussen Stop of Doorgaan, zoals
weergegeven op het bedieningspaneel. Als u
Stop selecteert, zal de printer stoppen met
afdrukken. Als u Doorgaan kiest, gaat de printer
door met afdrukken maar kan de
afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd.
• Als u van een optimale afdrukkwaliteit wilt
blijven genieten, dient u de beeldeenheid te
vervangen wanneer dit bericht verschijnt. Als u
de cassette verder blijft gebruiken kunnen er
problemen optreden met de afdrukkwaliteit (zie
"De beeldeenheid vervangen" op pagina 87).
Als het apparaat stopt met afdrukken, vervangt
u de beeldeenheid (zie "De beeldeenheid
vervangen" op pagina 87).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Papier lade
in [nummer] op
De aangegeven
papierlade is leeg.
Plaats papier in de lade (zie "Papier in de
lade plaatsen" op pagina 32).
Papier bijna op
in [ladenummer]
De aangegeven
papierlade is bijna
leeg.
Plaats papier in de lade (zie "Papier in de
lade plaatsen" op pagina 32).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Netw.probl.:
IP-conflict
Het IP-adres wordt
elders gebruikt.
Controleer het IP-adres of vraag een
nieuw IP-adres aan.
802.1x
netwerkfout
Verificatie mislukt.
Controleer het
netwerkverificatieprotocol. Neem
contact op met uw netwerkbeheerder als
dit probleem zich blijft voordoen.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen | 110
Div. meldingen
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Klep open
Sluit klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed. Deze moet
vastklikken.
Fout[foutnummer]
Plaats tonercassette
De tonercassette is
verkeerd geïnstalleerd of
de connector is vuil.
Installeer de tonercassette van HP
twee of drie keer om er zeker van te
zijn dat deze juist is geplaatst. Als het
probleem zich blijft voordoen, neem
dan contact op met een
servicecentrum.
Fout[foutnummer]
Zet uit en aan
Het apparaat kan niet
bestuurd worden.
Start het apparaat opnieuw op en
probeer nogmaals af te drukken. Als
het probleem zich blijft voordoen,
neem dan contact op met een
servicecentrum.
Fout[foutnummer]
Cont. klantend.
Nt juiste k.tmp.
Verplaats apparaat
Het apparaat staat
opgesteld in een vertrek
met een ongeschikte
kamertemperatuur.
Verplaats het apparaat naar een vetrek
met de geschikte kamertemperatuur.
Uitvoervak vol
Verw. pap.
De uitvoerlade is vol.
Zodra het papier uit de uitvoerlade is
verwijderd, gaat de printer door met
afdrukken. Neem contact op met de
klantendienst als het probleem zich
blijft voordoen.
Fuser weldra
vervangen
De fixeereenheid is
versleten.
Vervang de fixeereenheid door een
nieuwe. Als het probleem zich blijft
voordoen, neem dan contact op met
een servicecentrum.
Plaats nieuwe
fixeereenheid
De fixeereenheid is
versleten.
Plaats nieuwe
rol voor lade 2
Plaats nieuwe
rol voor lade 3
De lade-opneemrol is
versleten.
Vervang de lade-opneemrol door een
nieuwe. Als het probleem zich blijft
voordoen, neem dan contact op met
een servicecentrum.
De lade-opneemrol is
versleten.
Een bericht "Low Toner" of "Very Low Toner" wordt weergegeven in het rapport informatie over benodigheden.
Een bericht "Low Toner" of "Very Low Toner"
wordt weergegeven in het rapport informatie
over benodigheden.
Low Toner: De printer geeft aan wanneer een tonercartridge bijna leeg is. Werkelijke resterende
levensduur van en cartridge kan variëren. Overweeg een vervangend exemplaat te plaatsen als
de afdrukkwaliteit niet meer aanvaardbaar is. De cartridge hoeft niet nu vervangen te worden.
Als u doorgaat met afdrukken met de huidige cassette totdat toner opnieuw wordt verdeeld, zal
resulteren in een niet-acceptabele afdrukkwaliteit. Om de toner opnieuw te verdelen, verwijdert
u de tonercassette uit de printer en schudt u de cassette voorzichtig heen en weer om de
horizontale as. Voor afbeeldingen raadpleegt u de instructies voor het vervangen van cassettes.
Plaats de tonercassette weer in de printer en sluit de klep.
Very Low Toner: De printer geeft aan wanneer een tonercartridge zeer laag is. Werkelijke
resterende levensduur van en cartridge kan variëren. Overweeg een vervangend exemplaat te
plaatsen als de afdrukkwaliteit niet meer aanvaardbaar is. De cartridge hoeft niet te worden
vervangen nu, tenzij de afdrukkwaliteit niet meer aanvaardbaar is.
Zodra een HP tonercassette Very Low Toner heeft bereikt is HP's Premium Protection garantie op
die toner cartridge beëindigd.
Naar het rapport informatie over benodigdheden:
1 Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Rapport > Informatie over benodigdheden op het
bedieningsscherm.
2 Druk op OK.
Het apparaat begint met afdrukken.
Problemen met papierinvoer | 112
Problemen met papierinvoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het papier loopt vast tijdens
het afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier.
Papier kleeft aan elkaar.
• Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade.
• Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
• Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar
blijven kleven.
Invoerprobleem met een
aantal vellen tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst.
Plaats alleen papier van hetzelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt niet
ingevoerd.
• Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
• Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en
plaats het op de juiste manier in de lade.
• Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
• Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de
specificaties van het apparaat.
Het papier blijft vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Als u op
speciaal materiaal wilt afdrukken, moet u deze handmatig invoeren in
de lade.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet
aan de specificaties van het apparaat.
• Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep
en verwijder de resten.
Enveloppen trekken scheef of
worden niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn
ingesteld (ze moeten de envelop net raken).
Problemen met de voeding en het netsnoer | 113
Problemen met de voeding en het netsnoer
Start het apparaat opnieuw op. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met
een servicecentrum.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat krijgt geen stroom,
of de verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet
goed aangesloten.
1. Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
2. Controleer de USB-kabel of de netwerkkabel aan de
achterkant van het apparaat.
3. Verwijder de USB-kabel of de netwerkkabel aan de
achterkant van het apparaat en plaats de kabel
opnieuw.
Andere problemen oplossen | 114
Andere problemen oplossen
Afdrukproblemen
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt geen
stroom.
Controleer of het netsnoer is aangesloten.
Controleer de aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet als
standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als standaardprinter in
Windows.
Controleer het volgende:
• De bovenklep is niet gesloten. Sluit de bovenklep.
• Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 99).
• De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op
pagina 32).
• Er is geen tonercassette geplaatst. Vervang de tonercassette (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 86).
Zorg dat het beschermingsmateriaal is verwijderd van de tonercassette (zie
"De tonercassette vervangen" op pagina 86).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een
systeemfout optreedt.
De verbindingskabel tussen
de computer en het apparaat
is niet goed aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit
hem opnieuw aan (zie "Achterkant" op pagina
19).
De verbindingskabel tussen
de computer en het apparaat
is mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een
andere computer die naar behoren werkt en
druk een document af. U kunt ook proberen
om een andere kabel voor uw apparaat te
gebruiken.
De poortinstelling is niet juist.
Controleer de printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de afdruktaak naar de
juiste poort wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten heeft,
controleert u of het apparaat op de juiste
poort is aangesloten.
Het apparaat is mogelijk niet
goed geconfigureerd.
Controleer de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken om na te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Andere problemen oplossen | 115
Het apparaat
drukt niet af.
Mogelijk is het
printerstuurprogramma niet
goed geïnstalleerd.
Deïnstalleer het stuurprogramma van uw
printer en installeer het programma
opnieuw.
Het apparaat werkt niet goed.
Kijk of het display van het bedieningspaneel
een systeemfout aangeeft. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Het document is zo groot dat
er niet voldoende ruimte op
de harde schijf van de
computer is om toegang te
krijgen tot de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en
druk het document opnieuw af.
De uitvoerlade is vol.
Wanneer het papier uit de uitvoerlade is
verwijderd, gaat het apparaat door met
afdrukken.
Het apparaat
haalt papier
uit de
verkeerde
invoer.
De papieroptie die in
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken is geselecteerd is
mogelijk onjuist.
In veel softwaretoepassingen kunt u de
papierbron instellen op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina
53). Selecteer de juiste papierbron.
Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma (zie "Help
gebruiken" op pagina 55).
Een
afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder complex of wijzig de
instellingen voor de afdrukkwaliteit.
De helft van
de pagina is
blanco.
Mogelijk is de afdrukstand
verkeerd ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende
programma (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 53). Raadpleeg Help bij
het printerstuurprogramma (zie "Help
gebruiken" op pagina 55).
Het ingestelde papierformaat
stemt niet overeen met het
formaat van het papier in de
lade.
Controleer of het papierformaat dat is
ingesteld in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in de
papierlade. Controleer of het papierformaat
dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma overeenstemt met
het papier dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina
53).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Andere problemen oplossen | 116
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst
is niet
correct,
vervormd of
niet volledig.
De kabel van het apparaat zit
los of is defect.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit
hem opnieuw aan. Druk een document af dat
u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken.
Sluit de kabel en het apparaat indien
mogelijk aan op een andere computer en
druk een document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles
niet helpt, probeert u een nieuwe
printerkabel.
Het verkeerde
printControleer de
papiersoort en de kwaliteit
van het
papier.erstuurprogramma is
geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de
toepassing of u de juiste printer hebt
geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt
niet naar behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit
een andere toepassing.
Het besturingssysteem werkt
niet naar behoren.
Sluit Windows af en start de computer
opnieuw op. Schakel het apparaat uit en
weer in.
Er worden
blanco
pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is leeg of
beschadigd.
Herverdeel indien nodig het tonerpoeder.
Vervang indien nodig de tonercassette.
• Zie "Toner herverdelen" op pagina 85.
• Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 86.
Mogelijk bevat het bestand
blanco pagina’s.
Controleer of het bestand blanco pagina’s
bevat.
Mogelijk is een onderdeel van
het apparaat defect
(bijvoorbeeld de controller of
het moederbord).
Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Het apparaat
drukt het
PDF-bestand
niet juist af.
Sommige
delen van
afbeeldingen
, tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit tussen het
PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden afgedrukt door het
PDF-bestand af te drukken als een
afbeelding. Schakel Afdrukken als
afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat
in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Andere problemen oplossen | 117
De
afdrukkwalit
eit van foto’s
is niet goed.
De
afbeeldingen
zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de foto is
zeer laag.
Verklein de afmetingen van de foto. Als u de
afmetingen van de foto in het programma
vergroot, wordt de resolutie verlaagd.
Er komt voor
het
afdrukken ter
hoogte van
de
uitvoerlade
stoom uit het
apparaat.
Het gebruik van nat of vochtig
papier kan damp veroorzaken
tijdens het afdrukken.
Dit is geen probleem. U kunt gewoon
doorgaan met afdrukken. Als u last hebt van
de damp, kunt u het papier vervangen door
nieuw papier uit een ongeopend pak.
Het apparaat
drukt geen
speciaal
papier zoals
rekeningpapi
er af.
Het papierformaat en de
papierformaatinstelling
komen niet overeen.
Stel het juist papierformaat in bij Aangepast
op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken
(zie"Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 53).
Het
afgedrukte
papier krult
op.
De instelling voor de
papiersoort klopt niet.
Wijzig de instelling van de printer en probeer
het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen
voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en
stel het type in op Zwaar 90-120 g (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina
53).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Andere problemen oplossen | 118
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een
verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is
de toner bijna op. Plaats een nieuwe tonercassette (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 86).
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het
papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of
is de tonerbespaarstand ingeschakeld. Wijzig de afdrukresolutie en
schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
• Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de
tonercassette moet worden gereinigd. Reinig de binnenkant van het
apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 93).
• Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn.
Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 93). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost,
neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
De bovenste helft
van het papier is
lichter bedrukt dan
de rest van het
papier.
De toner hecht mogelijk niet goed aan dit papiertype.
• Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en
stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 53).
Tonervlekken • Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan
bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
• Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het
apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 93).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact
op met een medewerker van de klantenservice (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 93).
Andere problemen oplossen | 119
Onregelmatigheden
Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken
verschijnen:
• Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document
opnieuw af.
• Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het
papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk.
• Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie
kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
• Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en
stel het papiertype in op Zwaar 90-120 g (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 53).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact
op met een medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
• Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne
onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan zijn.
Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 93).
• Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de
binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina
93).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact
op met een medewerker van de klantenservice.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
• Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de
tonercassette in het apparaat. Verwijder de tonercassette en plaats
een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 86).
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
• Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn.
Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 93). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost,
neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Zwarte achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze
achtergrond):
• Gebruik papier met een lager gewicht.
• Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge
omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV)
kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond.
• Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 86).
• Herverdeel de toner grondig (zie "Toner herverdelen" op pagina 85).
Toestand Voorgestelde oplossing
Andere problemen oplossen | 120
Tonervegen • Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 93).
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
• Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 86).
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen
vertoont:
• De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als de problemen zich na
het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude tonercassette
door een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 86).
• Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als
de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden zal het
probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
• De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner
die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen.
• Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier
van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment
dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
• Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een
envelop om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan
problemen veroorzaken.
Of kies evenelopafmeting vanaf het venster Afrukvoorkeuren (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 53).
• Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt
met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie in het
programma of in Voorkeursinstellingen voor afdrukken
(zie"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 53). Controleer of u
het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Zwaar
90-120 g wordt geselecteerd, maar Normaal daadwerkelijk wordt
gebruikt, kan een overbelasting optreden waardoor dit
kwaliteitsprobleem met kopiëren ontstaan.
• Als u een nieuwe tonercassette gebruikt, moet u de toner eerst
herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 85).
Toestand Voorgestelde oplossing
Andere problemen oplossen | 121
Er blijven
tonerdeeltjes
hangen rond
vetgedrukte tekens
of donkere foto’s.
De toner hecht mogelijk niet goed aan dit papiertype.
• Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en
stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 53).
• Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld:
Als Zwaar 90-120 g wordt geselecteerd, maar Normaal
daadwerkelijk wordt gebruikt, kan een overbelasting optreden
waardoor dit kwaliteitsprobleem met kopiëren ontstaan.
Misvormde tekst • Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier
mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier.
Papier schuin • Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
• Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de
stapel papier.
Gekruld of gegolfd • Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan
krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier
180° te draaien in de lade.
Toestand Voorgestelde oplossing
Andere problemen oplossen | 122
Vouwen of kreuken • Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier
180° te draaien in de lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
• Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het
apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 93).
Volledig gekleurde
of zwarte pagina’s
• Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de
cassette en plaats deze opnieuw.
• Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en
plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 86).
• Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 93).
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
• Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 86).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden
hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossing
Andere problemen oplossen | 123
Openingen in
tekens
Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken
verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
• Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder
het papier en draai het om.
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties.
Horizontale strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
• De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de
cassette en plaats deze opnieuw.
• Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en
plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 86).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk
worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt
ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier
180° te draaien in de lade.
• Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga
naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Licht 60-69 g (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 53).
Op enkele vellen
verschijnt
herhaaldelijk een
onbekende
afbeelding.
Losse toner
Vage afdruk of
vervuiling
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of
hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv.
losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte
(zie "Aanpassing aan luchtdruk of hoogte" op pagina 28).
Toestand Voorgestelde oplossing
Andere problemen oplossen | 124
Problemen met het besturingssysteem
Algemene Windows-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is
meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows.
Toestand Voorgestelde oplossing
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software
uit de opstartgroep en start vervolgens Windows weer op.
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering", "Spool 32"
of "Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op
en probeer opnieuw af te drukken.
De berichten "Kan niet
afdrukken" of "Er is een
time-outfout in de printer
opgetreden" verschijnen.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen.
Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken.
Als het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor
gebruik of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de
aansluiting en gaat u na of er een fout is opgetreden.
Apparaatgegevens worden
niet weergegeven wanneer u
op het apparaat in Apparaten
en printers klikt.
Selecteer het selectievakje Eigenschappen van printer. Klik
op de tab Poorten.
(Configuratiescherm > Apparaten en printers > Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en
selecteer Eigenschappen van printer)
Als de poort is ingesteld op Bestand of LPT, verwijdert u de
selectiemarkering en selecteert u TCP/IP, USB of WSD.
Bijlage
In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met betrekking tot toepasbare
regelgeving.
• Algemene specificaties 126
• Specificaties van de afdrukmedia 127
• Systeemvereisten 130
Algemene specificaties | 126
Algemene specificaties
De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Zie www.hp.com/support/laser408 voor mogelijke wijzigingen in de informatie.
Items Omschrijving
Afmetingen Breedte x Diepte x
Hoogte
366 x 365,6 x 262,5 mm
Gewicht (apparaat met verbruiksartikelen)
10,09 kg (22,24 lbs)
Temperatuur Gebruik 15 to 32 °C
Opslag (in verpakking) -20 tot 40 °C
Relatieve
luchtvochtigh
eid
Gebruik 10 tot 80% RV
Opslag (in verpakking)
10 tot 90% RV
Nominaal
vermogen
1
1.Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (hertz) en het type stroom
(A) voor uw apparaat.
Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt
AC 220 – 240 V
Specificaties van de afdrukmedia | 127
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
1
Papierlade 2/
Papierlade 3
Lade 1
Normaal
papier
Letter
216 x 279
mm
70 tot 85 g/m
2
• 250 vellen van 80
g/m
2
.
70 tot 85 g/m
2
• 50 vellen van 80
g/m
2
.
Legal
216 x
356mm
Oficio 8,5 x
13
216 x
330mm
A4
210 × 297
mm
Oficio 216 x
343 mm
216 x 343
mm
Executive
184 x 267
mm
A5
148 × 210
mm
A6
105 x 148
mm
• 150 vellen van 75
g/m
2
.
3 x 5 76 x 127 mm
Niet beschikbaar in
lade 2/ optionele
lade (Lade 3).
4 x 6
102 x 152
mm
Niet beschikbaar in
lade 2/ optionele
lade (Lade 3).
Specificaties van de afdrukmedia | 128
Envelop
Envelop-Mo
narch
98 x 191mm
Niet beschikbaar in
lade 2/ optionele
lade (Lade 3).
75 tot 90 g/m
2
Envelop #10
105 x 241
mm
Envelop DL
110 x 220
mm
Envelop C5
162 × 229
mm
Envelop C6
114 × 162
mm
Envelop #9 98 x 225mm
Gemiddeld
gewicht
96-110 g
Zie Normaal papier
86 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
86 tot 105 g/m
2
Karton
176-220 g
Zie Normaal papier
Niet beschikbaar in
lade 2/ optionele
lade (Lade 3).
164 tot 220 g/m
2
HP LaserJet 90
g
Letter, Legal, Oficio 8.5 x 13,
Oficio 216 x 343 mm, A4, JIS
B5, Executive, A5,
Statement, A6
Niet beschikbaar in
lade 2/ optionele
lade (Lade 3).
75 tot 85 g/m
2
(bankpostpapier)
Gekleurd
Letter, Legal, Oficio 8.5 x 13,
Oficio 216 x 343 mm, A4, JIS
B5, Executive, A5,
Statement, A6
Niet beschikbaar in
lade 2/ optionele
lade (Lade 3).
75 tot 85 g/m
2
(bankpostpapier)
Voorbedrukt
Zie het gedeelte Normaal en
enveloppepapier
75 tot 85 g/m
2
(bankpostpapier)
75 tot 85 g/m
2
(bankpostpapier)
Gemiddeld
85-95 g
Letter, Legal, Oficio 8.5 x 13,
Oficio 216 x 343 mm, A4, JIS
B5, Executive, A5,
Statement, A6
70 tot 85 g/m
2
(19 tot
24 lbs
bankpostpapier)
• 250 vellen van 80
g/m
2
(bankpostpapier)
70 tot 85 g/m
2
(19 tot
24 lbs
bankpostpapier)
• 50 vellen van 80
g/m
2
(bankpostpapier)
Licht 60-74 g
Letter, Legal, Oficio 8.5 x 13,
Oficio 216 x 343 mm, A4, JIS
B5, Executive, A5,
Statement, A6
60 tot 70 g/m
2
60 tot 70 g/m
2
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
1
Papierlade 2/
Papierlade 3
Lade 1
Specificaties van de afdrukmedia | 129
Kringlooppapi
er
Letter, Legal, Oficio 8.5 x 13,
Oficio 216 x 343 mm, A4, JIS
B5, Executive, A5,
Statement, A6
70 tot 85 g/m
2
(19 tot
24 lbs
bankpostpapier)
• 250 vellen van 80
g/m
2
(bankpostpapier)
70 tot 85 g/m
2
(19 tot
24 lbs
bankpostpapier)
• 50 vellen van 80
g/m
2
(bankpostpapier)
Etiketten
2
Letter, Legal, Oficio 8.5 x 13,
Oficio 216 x 343 mm, A4, JIS
B5, Executive, A5,
Statement, A6
Niet beschikbaar in
lade 2/ optionele
lade (Lade 3).
120 tot 150 g/m
2
Birefhoofd
Letter, Legal, Oficio 8.5 x 13,
Oficio 216 x 343 mm, A4, JIS
B5, Executive, A5,
Statement, A6
70 tot 85 g/m
2
(19 tot
24 lbs
bankpostpapier)
• 250 vellen van 80
g/m
2
(bankpostpapier)
70 tot 85 g/m
2
(19 tot
24 lbs
bankpostpapier)
• 50 vellen van 80
g/m
2
(bankpostpapier)
Extra zwaar
121-163 g
Zie Normaal papier
121 tot 163 g/m
2
121 tot 163 g/m
2
Bankpost
Letter, Legal, Oficio 8.5 x 13,
Oficio 216 x 343 mm, A4, JIS
B5, Executive, A5,
Statement, A6
105 tot 120 g/m
2
105 tot 120 g/m
2
Minimaal formaat
(aangepast)
Lade 1: 76
× 127 mm
Lade 1,
Lade 2,
Lade 3: 98
x
148,5mm
(3,86 x
5,85 inch)
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat
(aangepast)
216 x
356mm
1.De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en
de omgevingsomstandigheden.
2.De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen.
Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
1
Papierlade 2/
Papierlade 3
Lade 1
Systeemvereisten | 130
Systeemvereisten
Printersoftware wordt af en toe bijgewerkt vanwege de release van een nieuw
besturingssysteem en dergelijke. Download indien nodig de nieuwste versie van de
website van HP (www.hp.com/support/laser408).
Microsoft
®
Windows
®
Windows 7, 32-bit
en 64-bit
De printerspecifieke printerdriver van
HP is voor dit besturingssysteem
geïnstalleerd als onderdeel van de
software-installatie.
Windows 8, 32-bit
en 64-bit
De printerspecifieke printerdriver van
HP is voor dit besturingssysteem
geïnstalleerd als onderdeel van de
software-installatie.
Windows 8.1,
32-bit en 64-bit
De printerspecifieke printerdriver van
HP V4 is voor dit besturingssysteem
geïnstalleerd als onderdeel van de
software-installatie.
Windows 10, 32-bit
en 64-bit
De printerspecifieke printerdriver van
HP V4 is voor dit besturingssysteem
geïnstalleerd als onderdeel van de
software-installatie.
Windows Server
2008 R2, 64-bit
Het HP PCLm.S-printerspecifieke
printerstuurprogramma kan worden
gedownload van de website voor
printerondersteuning. Download het
stuurprogramma en gebruik
vervolgens het hulpprogramma
Microsoft Printer toevoegen om het te
installeren.
Microsoft heeft
mainstream-ondersteuning
voor Windows Server 2008 in
januari 2015 stopgezet. HP blijft
ondersteuning bieden voor de
best effort voor het beëindigde
Server
2008-besturingssysteem.
Windows Server
2008 R2, SP1,
64-bit
De printerspecifieke printerdriver van
HP is voor dit besturingssysteem
geïnstalleerd als onderdeel van de
software-installatie.
Windows Server
2012
De printerspecifieke printerdriver van
HP is voor dit besturingssysteem
geïnstalleerd als onderdeel van de
software-installatie.
Systeemvereisten | 131
Windows Server
2012 R2
De printerspecifieke printerdriver van
HP is voor dit besturingssysteem
geïnstalleerd als onderdeel van de
software-installatie.
Windows Server
2016, 64-bit
De printerspecifieke printerdriver van
HP is voor dit besturingssysteem
geïnstalleerd als onderdeel van de
software-installatie.
Verklarende woordenlijst | 132
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het product en de terminologie die in
deze gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE
LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2.4 GHz. 802.11b ondersteunt een
bandbreedte tot maximaal 11 Mbps, 802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps.
802.11b/g/n-apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en
Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat dat
draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale
zender en ontvanger van WLAN-radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert
zodat het apparaat een gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc ontwikkelde protocollen voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Mac (1984) en wordt nu door Apple
ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een
bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een kleurtabel.
Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows
(GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
Verklarende woordenlijst | 133
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkclient om automatisch het
IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IP-adres toe uit een pool van adressen.
Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk maakt. Het
CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen
wanneer u het apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt.
Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige kopieën
worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop de bedienings- of
controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het
apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad
van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of
origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik
hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te
wisselen tussen verschillende toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en is min
of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een scanmechanisme waarmee een origineel
automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt
ingesteld of wordt geïnitialiseerd.
Verklarende woordenlijst | 134
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt
configuratieparameters naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen uitmaken van
een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het
apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee apparaten in een thuisnetwerk gegevens
met elkaar kunnen uitwisselen via het netwerk.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde
database op netwerken, zoals het internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door
middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een
typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het
algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter
bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een dienst van de telefoonmaatschappij
waarmee een gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Duplex
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan
bedrukken (of scannen). Een printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier
tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet
beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De
levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de garantieperiode. Als het
afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal
pagina’s tot 2 400 per dag.
Verklarende woordenlijst | 135
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in
faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als
het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot
simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met
betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Hiermee worden de
bedrading en de signalen gedefinieerd voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de
MAC/gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3.
Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de
oorspronkelijke Mac (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd zodat andere apparaten van
derden, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van
bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. De eenheid bestaat uit een rol
die het papier verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart
ook waarom het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways
worden veel gebruikt omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of
netwerken.
Verklarende woordenlijst | 136
Grijswaarden
Een grijstint die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven worden omgezet in grijswaarden;
kleuren worden door verschillende grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te variëren. Kleurrijke gebieden
bestaan uit een groot aantal punten, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
Massaopslagapparaat (HDD)
Een massaopslagapparaat (HDD), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig
opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op snel draaiende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale professionele
non-profitorganisatie voor de bevordering van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics
Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel
die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het
openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten
uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest
zichtbare dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren
en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. Het
IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van
afdruktaken, mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel
effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
Verklarende woordenlijst | 137
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat
wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices
aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is
met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een bijzonder efficiënt
protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een internationale organisatie die normen vastlegt
en samengesteld is uit vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert
wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie die is opgericht voor de
standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge
verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden
gemaakt. De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van
nauwkeurigheid of kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder
voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze
indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van
directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een netwerkadapter is gekoppeld. Het
MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de
fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
Verklarende woordenlijst | 138
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat verschillende functies in één fysieke behuizing
combineert, bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen
faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is
een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende
wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee
de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te coderen en een dergelijk signaal
demoduleert om de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst
gescande lijn met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik
van coöperatieve multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel
TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met
behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum op den duur aangetast door het
gebruik in de printer. De drum moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact
met de ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of
omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International
Organization for Standardization). OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele
Verklarende woordenlijst | 139
lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten
onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en
inmiddels is uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste
inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde bestandsindeling voor het
weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die voornamelijk gebruikt wordt voor
e-publishing en desktop publishing. - die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de
computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of
kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer en verwijst naar het
aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan communiceren met het
apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden
vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers
inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
Verklarende woordenlijst | 140
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd
dat in een bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor gebruikersidentificatie en accounting
op afstand. RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp van
een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde
bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief
eenvoudig op tekst gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven,
waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht
verzendt naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in
een draadloos netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn
hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres
het netwerkadres is en welk deel het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set communicatieprotocollen die de
protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en
het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte
verzending wordt afgedrukt.
Verklarende woordenlijst | 141
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie.
TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-afbeeldingen maken
gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze
flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die met diverse
beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en die toner bevat. Toner is een
poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op
afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor
het zich aan de vezels in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele scanner wordt gebruikt met een
TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; Dit is een API voor het
vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Mac.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in
Windows NT en andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet.
Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het
IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers
en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een
enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron
wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere
officiële documenten om fraude te voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om
eenzelfde beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via
radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere kunnen worden verzonden.
Verklarende woordenlijst | 142
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van
een WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de beveiliging van draadloze (Wi-Fi)
computernetwerken die ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus voor kleine ondernemingen en
thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze
toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor
elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als
uw draadloze toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk
configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw
uitwisselbaar documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd apparaatonafhankelijk
documentformaat is gebaseerd op XML en op een nieuw afdrukpad.
Index | 143
Index
A
accessoires
bestellen 82
installeren 88
afdrukfunctie 58
afdrukken
een document afdrukken
Windows 51
informatie over benodigdheden 111
speciale afdrukfuncties 58
afdrukmateriaal
richtlijnen 29
afdrukmedia
envelop 38
etiketten 40
het papierformaat instellen 42
het papiertype instellen 42
kartonpapier 40
speciale media 37
uitvoersteun gebruiken 127
voorbedrukt papier 41
algemene pictogrammen 10
apparaatopties 88
apparaatoverzicht
achterkant 19
voorkant 18
B
bedieningspaneel 20
beveiligd afdrukken 56
C
conventie 10
F
foutmelding 106
functies 6
eigenschappen van afdrukmateriaal 127
functies van het apparaat 67
G
geheugen
geheugen uitbreiden 90
H
handmatige invoermultifunctionele lade
gebruikstips 35
plaatsen 35
speciale afdrukmedia gebruiken 37
help gebruiken 55
HP Embedded Web Server 47
algemene informatie 47
I
informatie over benodigdheden 111
informatie over de statusLED 104
instellingen voor favorieten voor afdrukken 54
Index | 144
L
lade
breedte en lengte instellen 31
de grootte van de lade aanpassen 31
een optionele lade bestellen 82
papier in de handmatige
invoermultifunctionele lade plaatsen 35
papierformaat en type instellen 42
layout 69
M
menu
emulatie 74
info 68
printeron 77
taakbeheer 76
menuoverzicht 25, 68
N
netwerk
algemene instellingen 75
instelling bekabeld netwerk 44
IPv6configuratie 44
stuurprogrammainstallatie
Windows 46
O
optionele lade 82
bestellen 82
overlay afdrukken
afdrukken 63
maken 62
verwijderen 63
P
papier 70
papierstoring
papier verwijderen 99
tips om papierstoringen te voorkomen 98
plaatsen
papier in lade 1 35
papier in lade 1optionele laden 32
plaatsen in lade 1 32
speciale media 37
plaatsing van het apparaat
aanpassing aan de hoogte 28
Printerstatus 65
printerstatus
algemene informatie 65
problemen
afdrukproblemen 114
problemen met betrekking tot netvoeding
113
problemen met de afdrukkwaliteit 118
problemen met papierinvoer 112
R
reinigen
binnenkant 94
buitenkant 93
opneemrol 96
S
specificaties
afdrukmedia 127
standaardinstellingen
instellingen voor lade 42
status 20
stuurprogrammainstallatie 23
Index | 145
Systeeminst 72
T
toetsen
numeriek toetsenblok 20
tonercassette
behandelingsinstructies 83
de cassette vervangen 86
geschatte levensduur 84
nietHP en opnieuw gevuld 83
opslaan 83
toner herverdelen 85
U
uw apparaat reinigen 93
V
veiligheid
info 11
symbolen 11
verbruiksartikelen
apparaatgegevens 68
beschikbare verbruiksartikelen 80
bestellen 80
de gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 91
geschatte levensduur van tonercassette 84
tonercassette vervangen 86
verklarende woordenlijst 132
W
watermerk
bewerken 61
maken 61
verwijderen 61
Windows
installatie van het stuurprogramma voor het
verbonden netwerk 46
stuurprogrammainstallatie 23
systeemvereisten 130
veelvoorkomende problemen onder Windows
124
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145

HP Laser 408dn Printer Handleiding

Categorie
Kopieerapparaten
Type
Handleiding