Dell 1130 Laser Mono Printer Gebruikershandleiding

Categorie
Afdrukken
Type
Gebruikershandleiding
Copyright
Veiligheidsinformatie
Informatie over deze gebruikersh
De functies van uw nieuwe laser
Inleiding
Aan de slag
Netwerkinstelling (alleen bij Dell
Basisinstellingen
Afdrukmedia en lade
Afdrukken
Beheerprogrammaā€™s
Onderhoud
Problemen oplossen
Verbruiksartikelen
Specificaties
Bijlage
Verklarende woordenlijst
www.dell.com | www.support.dell.com
Dell 1130
Dell 1130n
aanpassen
ladeformaat
achterkant
afdrukken
afdrukken naar een bestand
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
dubbelzijdig afdrukken
een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
een document afdrukken
Linux
Macintosh
Macintosh
poster
verschillende paginaā€™s afdrukken op Ć©Ć©n vel papier
Windows
Windows
Windows
verschillende paginaā€™s afdrukken op Ć©Ć©n vel papier
afdrukmedia
briefhoofdpapier
de standaardlade en het papier instellen
envelop
etiketten
fotopapier
glanzend papier
kartonpapier
op de computer
papieruitvoersteun
richtlijnen
transparanten
voorbedrukt papier
afdrukresolutie instellen
Linux
afdrukresolutie, instellen
Macintosh
bedieningspaneel
boekjes
boekjes afdrukken
conventie
dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
printerstuurprogramma
een apparaat reinigen
aanpassen
ladeformaat
achterkant
afdrukken
afdrukken naar een bestand
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
dubbelzijdig afdrukken
een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
een document afdrukken
Linux
Macintosh
Macintosh
poster
verschillende paginaā€™s afdrukken op Ć©Ć©n vel papier
Windows
Windows
Windows
verschillende paginaā€™s afdrukken op Ć©Ć©n vel papier
afdrukmedia
briefhoofdpapier
de standaardlade en het papier instellen
envelop
etiketten
fotopapier
glanzend papier
kartonpapier
op de computer
papieruitvoersteun
richtlijnen
transparanten
voorbedrukt papier
afdrukresolutie instellen
Linux
afdrukresolutie, instellen
Macintosh
bedieningspaneel
boekjes
boekjes afdrukken
conventie
Copyright
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Ā© 2010 Dell Inc. Alle rechten voorbehouden.
Reproductie van deze materialen op enigerlei wijze zonder schriftelijke toestemming van Dell Inc. is ten strengste
verboden.
Handelsmerken in deze tekst: Dell, het DELL-logo en Dell-tonerbeheersysteem zijn handelsmerken van Dell Inc.; Microsoft,
Windows, Windows Vista en Windows Server zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de VS en/of
andere landen. Adobe en Acrobat Reader zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems
Incorporated in de VS en/of andere landen.
Mogelijk worden in dit document andere handelsmerken en handelsnamen gebruikt om te verwijzen naar de entiteiten die
aanspraak maken op de merken en namen van hun producten.
Dell Inc. doet afstand van eigendomsbelangen in handelsmerken en -namen behalve de eigen.
Zie het bestand "LICENSE.txt" op de bijgeleverde cd voor informatie over de open source-licentie.
REV. 1.00
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan
uzelf of anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt.
Gebruik uw apparaat, net als andere elektrische toestellen, met gezond verstand. Neem alle waarschuwingen en instructies
in acht die op het apparaat en in de bijbehorende documentatie worden vermeld. Bewaar dit document goed nadat u het
gelezen hebt.
Belangrijk veiligheidssymbolen
In dit deel wordt de betekenis van alle pictogrammen en tekens uit de gebruikershandleiding verklaard. Deze
veiligheidssymbolen zijn gerangschikt volgens gevaarsniveau.
Verklaring van alle pictogrammen en tekens die in de
gebruikershandleiding worden gebruikt.
Waarschuwing Gevaren of onveilige praktijken die ernstige letsels of de dood kunnen meebrengen.
Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die kleine letsels of eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Volg de instructies nauwgezet op.
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats
er geen zware voorwerpen op.
Op het netsnoer stappen of het
door een zwaar voorwerp
verpletteren kan een elektrische schok of
brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of
zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten enz.).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het
stopcontact door aan het
netsnoer te trekken; trek de
stekker er niet uit met natte
handen.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt
het vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren.
Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel
het apparaat los.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens
een elektrische storm of als u het apparaat
niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als
hij er moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricien om het stopcontact te vervangen.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Voorkom dat huisdieren in het netsnoer, de telefoonkabel
of computerkabels bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of
uw huisdier verwonden.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing
beschadigd lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en
roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Dit kan immers een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies
hebt uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en
roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Dit kan immers een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als de prestaties van het apparaat plots opvallend
veranderen, koppelt u het apparaat volledig los en
roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Dit kan immers een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Bedieningswijze
Opgepast
Trek het papier niet uit de printer
tijdens het afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de
onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd
kinderen uit de buurt.
Kinderen kunnen brandwonden oplopen.
Houd uw hand niet tussen het
apparaat en de papierlade.
U kunt zich kwetsen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen
om vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er
geen voorwerpen in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan
er brand ontstaan of kan het apparaat beschadigd
raken.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de
papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Snijd u niet aan het papier bij het vervangen
van papier of verwijderen van vastgelopen papier.
U kunt zich kwetsen.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stopcontact.
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Plaats het apparaat niet in een omgeving waar veel stof, vocht of waterlekken aanwezig zijn.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgepast
Schakel de stroom uit, maak
alle kabels los en til het
apparaat met minstens twee
personen op om het te
verplaatsen.
Plaats geen deksel op het apparaat of plaats het niet in een
luchtdichte ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er brand
ontstaan.
Het apparaat zou kunnen vallen en
verwondingen veroorzaken of het apparaat
beschadigen.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel
oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en
verwondingen veroorzaken of het apparaat
beschadigen.
Steek het netsnoer in een geaard stopcontact.
Dit kan immers een elektrische schok of brand veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op
een spanningsbron met hetzelfde
energieniveau, zoals aangegeven op het
label.
Als u niet zeker bent en het energieniveau
wilt controleren, neemt u contact op met de
elektriciteitsmaatschappij.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer
aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Gebruik alleen Nr. 26 AWG
[a]
of, indien
nodig, een grotere telefoondraad.
Het apparaat kan immers beschadigd raken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw apparaat
werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat langer is dan 2 meter
met een apparaat van 140 V, moet het minstens 16 AWG dik zijn.
Het apparaat kan immers beschadigd raken en een elektrische schok of
brand veroorzaken.
[a]
AWG: American Wire Gauge
Onderhoud/controle
Opgepast
Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u
de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw
apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol;
spuit geen water in het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Houd reinigingsproducten uit
de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen zich eraan
kwetsen.
Gebruik het apparaat niet terwijl u verbruiksartikelen
vervangt of de binnenkant van het apparaat reinigt.
U kunt zich kwetsen.
U mag het apparaat niet zelf
demonteren, herstellen en
weer in elkaar steken.
Dit kan het apparaat
beschadigen. Neem contact op met een
gekwalificeerd technicus als het apparaat
moet worden hersteld.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof- en
watervrij.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Volg de richtlijnen uit de
gebruikershandleiding die met het apparaat
werd meegeleverd om het apparaat te
reinigen en te bedienen.
Het apparaat kan immers beschadigd
raken.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die vastgeschroefd
zijn.
Dit apparaat mag alleen worden gerepareerd door een medewerker van
de technische dienst van Dell.
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan erg schadelijk zijn voor de mens.
Houd kinderen uit de buurt van de
plaats waar u verbruiksartikelen (bv.
tonercassettes) bewaart.
Tonerstof kan erg schadelijk zijn voor
de mens.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een
tonercassette of fixeereenheid.
Het kan een explosie of brand veroorzaken.
Gerecycleerde verbruiksartikelen (bv. toner)
kunnen het apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van
gerecycleerde verbruiksartikelen zullen er
reparatiekosten worden aangerekend.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
verwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan erg schadelijk zijn voor de mens.
Informatie over deze
gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de
verschillende procedures die doorlopen worden bij het gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat. (Zie
Problemen oplossen.)
De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de
woordenlijst. (Zie
Verklarende woordenlijst.)
Het is mogelijk dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dat
is afhankelijk van de opties en het model.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn hoofdzakelijk gebaseerd op Windows XP.
Conventie
Sommige termen in deze gebruikershandleiding worden afwisselend gebruikt:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze handleiding worden gebruikt.
Conventie Beschrijving Voorbeeld
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of benamingen van
knoppen op het apparaat.
Annuleren
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een
functie of voorziening van het apparaat.
De datumnotatie kan
verschillen van land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen
tegen mogelijke mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderkant van
de tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een
bepaalde zin.
a. paginaā€™s per minuut
("Kruisverwijzing") Verwijst gebruikers naar een andere pagina, waar extra
gedetailleerde informatie kan worden gevonden.
(Zie
Meer informatie.)
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dat kunnen papieren
of on-linedocumenten zijn.
Materiaalnaam Beschrijving
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding
volgen om het apparaat gebruiksklaar te maken.
Gebruikershandleiding Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies om de functies van uw apparaat maximaal te
benutten en biedt informatie over het onderhoud van uw apparaat, de oplossing van
problemen en de vervanging van verbruiksartikelen.
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Deze help biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies
voor de instelling van de afdrukopties. (Zie
Help gebruiken.)
Website van Dell Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning,
printerstuurprogrammaā€™s, handleidingen en bestelinformatie vinden op de Dell-websites
www.dell.com of support.dell.com.
De functies van uw nieuwe
laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt
verbeteren.
Speciale functies
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt afdrukken met een effectieve resolutie van maximaal 1.200 x 600 dpi (Dell 1130) of 1.200 x
1.200 dpi (Dell 1130n).
De Dell 1130 kan tot 18 A4-pagina's per minuut (of tot 19 Letter-pagina's per minuut) afdrukken. De
Delll 1130n kan tot 24 A4-pagina's of Letter-pagina's per minuut afdrukken.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De lade voor handmatige invoer kan worden gebruikt voor normaal papier van diverse afmetingen,
briefhoofdpapier, enveloppen, etiketten, aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier.
De lade voor 250 vellen ondersteunt normaal papier.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien van een watermerk (bijv. "Vertrouwelijk").
(Zie
Watermerken gebruiken.)
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en
afgedrukt op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster. (Zie
Posters
afdrukken.)
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en normaal papier met briefhoofd. (Zie Overlay
gebruiken.)
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere paginaā€™s op Ć©Ć©n vel afdrukken om papier te besparen. (Zie Meerdere paginaā€™s op Ć©Ć©n
vel papier afdrukken.)
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer
het apparaat niet wordt gebruikt.
Als u papier wilt besparen, kunt u beide zijden van het vel bedrukken (handmatige invoer). (Zie
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig).)
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken onder de besturingssystemen Windows, Linux en Mac OS.
Uw apparaat is uitgerust met een USB-interface.
De Dell 1130n wordt geleverd met een ingebouwde netwerkinterface, 10/100 Base TX.
IPv6
Dit apparaat ondersteunt IPv6 (alleen bij Dell 1130n).
Functies per model
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken tot meer
geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf.
Functies per model zijn onder andere:
FUNCTIES Dell 1130 Dell 1130n
Hi-Speed USB 2.0
ā—
[a]
ā—
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN ā—
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) ā— ā—
[a]
USB 1.1
(ā—: inclusief. leeg: niet beschikbaar)
Inleiding
Dit hoodstuk biedt een overzicht van uw apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Kennismaking met het bedieningspaneel
Apparaatoverzicht
Voorkant
Deze illustratie kan afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model.
1
Documentuitvoerlade
6
Handmatige invoer
2
Bedieningspaneel
7
Lade voor handmatige invoer
3
Handgreep op de voorklep
8
Papieruitvoersteun
4
Voorklep
9
Tonercassette
5
Lade 1
Achterkant
Deze illustratie kan afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model.
1
Achterklep
3
USB-poort
2
Netwerkpoort
[a]
4
Aansluiting netsnoer
[a]
Alleen bij Dell 1130n.
Overzicht van het bedieningspaneel
Dit bedieningspaneel kan afwijken van uw apparaat, afhankelijk van het model.
1
Papierstoring Geeft aan of er papier is vastgelopen. (Zie LEDā€™s.)
2
Online/Fout Toont de status van uw apparaat. (Zie LEDā€™s.)
3
Annuleren Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd. Er zijn ook meer functies. (Zie
Kennismaking met het bedieningspaneel.)
4
Aan/uit Schakelt de stroom in of uit. (Zie Kennismaking met het bedieningspaneel.)
Kennismaking met het bedieningspaneel
LEDā€™s
De kleur van de LEDā€™s geeft de huidige status van het apparaat aan.
LED Status Beschrijving
Papierstoring
(
)
Oranje Aan Het papier is vastgelopen. (Zie
Papierstoringen verhelpen.)
Online/Fout
( )
Uit
Het apparaat is offline.
Groen Aan
Het apparaat bevindt zich in energiebesparingsmodus.
Het apparaat is online en kan gegevens ontvangen van de computer.
Knipperen
Wanneer de LED langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de
computer.
Wanneer de LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
Rood Aan
De klep is open. Sluit de klep.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ersntige fout.
Uw systeem heeft enkele problemen. Neem contact op met een
onderhoudstechnicus in geval dit probleem zich voordoet.
De tonercassette is bijna aan het eind van de geschatte gebruiksduur
[a]
. Het
verdient aanbeveling de tonercassette te vervangen. (Zie
De tonercassette
vervangen.)
Knipperen
Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is
verholpen. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken.
De toner is bijna op. Vervang de cassette. De geschatte gebruiksduur van de
cassette
[a]
is bijna bereikt. Houd een nieuwe cassette klaar ter vervanging
van de oude cassette. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de
toner te herverdelen. (Zie Toner herverdelen.)
[a]
De geschatte gebruiksduur van een tonercassette verwijst naar het gemiddelde aantal resterende afdrukken
volgens de ISO/IEC 19752-norm. Het aantal paginaā€™s kan worden beĆÆnvloed door de omgevingsvoorwaarden, de tijd
tussen afdruktaken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette,
ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
Dell raadt het gebruik van niet-originele Dell-tonercassettes (bijv. hervulde of gerecyclede cassettes) af. Dell kan
de kwaliteit van niet-originele Dell-tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en reparaties die vereist zijn als
gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan die van Dell vallen niet onder de garantie van het apparaat.
Alle afdrukfouten worden in het venster van het programma Printerstatusmonitor weergegeven. Neem contact op
met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen.
Toetsen
(Knop Annuleren)
Met
(knop Annuleren) kunt u:
Functie Beschrijving
Testpagina
afdrukken
[a]
Houd deze knop 2 seconden lang ingedrukt in gereedmodus tot de status-LED traag begint te
knipperen. (Zie Een testpagina afdrukken.)
Configuratiepagina
afdrukken
[b]
Houd deze knop 5 seconden lang ingedrukt in gereedmodus tot de status-LED snel begint te
knipperen. (Zie Een rapport met apparaatgegevens afdrukken.)
Een
reinigingspagina
afdrukken
[b]
Houd deze knop 10 seconden lang ingedrukt in gereedmodus tot de status-LED traag begint te
knipperen. (Zie De binnenkant reinigen.)
De afdruktaak
annuleren
Druk tijdens het afdrukken op
(knop Annuleren). De rode LED knippert terwijl de afdruktaak
uit de computer en het apparaat wordt gewist, waarna het apparaat terugkeert naar
gereedmodus. Dit kan even duren afhankelijk van de omvang van de afdruktaak.
Handmatig
afdrukken
Druk op
(knop Annuleren) telkens wanneer u een vel papier in de
lade voor handmatige invoer hebt geplaatst als in uw softwaretoepassing Handmatige invoer is
ingesteld voor Invoer.
[a]
Wanneer u de testpagina van de Dell 1130 afdrukt, wordt ook een configuratiepagina afgedrukt.
[b]
Alleen bij Dell 1130n.
(Aan/Uit-knop)
Gebruik deze knop om het apparaat in en uit te schakelen.
Het apparaat inschakelen
1. Het netsnoer aansluiten.
2. Druk op (Aan/Uit-knop) op het bedieningspaneel.
Als u het apparaat wilt uitschakelen, houdt u deze knop 1 seconde ingedrukt.
Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het met USB verbonden apparaat en de software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Een testpagina afdrukken
Meegeleverde software
Systeemvereisten
Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat
Uw printer lokaal delen
De hardware installeren
Dit deel beschrijft de stappen voor de installatie van de hardware, zoals toegelicht in de Beknopte installatiehandleiding.
Lees de Beknopte installatiehandleiding en voer de volgende stappen uit.
Locatie
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak en stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte
vrij voor het openen van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of
koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg de hoogte-instellingen voor optimaal
afdrukken. (Zie Luchtdrukaanpassing.)
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak zodat het niet meer dan 2 mm overhelt, anders verslechtert
de afdrukkwaliteit.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen.
3. Verwijder de tape rond het apparaat.
4. Plaats de tonercassette.
5. Plaats papier. (Zie Papier in de lade plaatsen.)
6. Controleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
7. Zet het apparaat aan. (Zie Het apparaat inschakelen.)
Dit apparaat werkt niet wanneer het elektriciteitsnet uitvalt.
Een testpagina afdrukken
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina afdrukken.
Een testpagina afdrukken:
Houd in de stand-bymodus de knop (Annuleren) ongeveer 2 seconden ingedrukt.
Meegeleverde software
Installeer de printersoftware vanaf de meegeleverde cd-rom nadat u de printer hebt geĆÆnstalleerd en op de computer
hebt aangesloten. De cd-rom bevat de volgende software:
Besturingssysteem Inhoud
Windows
Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat
maximaal te benutten.
Printerstatusmonitor: dit programma geeft de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken.
Hulpprogramma Printerinstellingen (alleen bij Dell 1130n): met dit programma kunt u
de andere opties van de printer instellen vanaf het bureaublad van uw computer.
Dell-tonerbeheersysteemā„¢: hiermee worden de status van de printer en de naam van de
taak weergegeven wanneer u een afdruktaak verzendt. In het venster Dell-
tonerbeheersysteemā„¢ wordt ook het resterende tonerniveau weergegeven en kunt u nieuwe
tonercassettes bestellen.
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware: met dit programma kunt u de
firmware van de printer bijwerken.
SetIP (alleen bij Dell 1130n): met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen van uw
apparaat instellen.
Macintosh
Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat
maximaal te benutten.
Linux
Unified Linux Driver: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat
maximaal te benutten.
Systeemvereisten
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
MicrosoftĀ® WindowsĀ®
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
BESTURINGSSYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
vrije HDD-
ruimte
Windows 2000 IntelĀ® PentiumĀ® II 400 MHz (Pentium III 933 MHz) 64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP IntelĀ® PentiumĀ® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows ServerĀ® 2003 IntelĀ® PentiumĀ® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2 GB
Windows Server 2008 IntelĀ® PentiumĀ® IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB
(2.048 MB)
10 GB
Windows VistaĀ® IntelĀ® PentiumĀ® IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows 7 IntelĀ® PentiumĀ® IV 1 GHz 32-bit of 64-bit processor of
sneller
1 GB (2 GB) 16 GB
Ondersteuning voor DirectXĀ® 9-graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema
te kunnen gebruiken)
DVD-R/W-station
Windows Server 2008
R2
IntelĀ® PentiumĀ® IV 1 GHz (x86) of 1,4 GHz (x64)
processors (2 GHz of sneller)
512 MB
(2.048 MB)
10 GB
Internet ExplorerĀ® 5.0 of hoger is vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Voor de installatie van de software hebt u beheerdersrechten nodig:
Dit apparaat is compatibel met Windows Terminal Services.
Macintosh
BESTURINGSSYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
vrije HDD-
ruimte
Mac OS X 10.3-10.4
Intel-processoren
PowerPC G4/G5
128 MB voor een PowerPC-gebaseerde
Mac (512 MB)
512 MB voor een Mac op basis van
Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
Intel-processoren
867 MHz of snellere Power
PC G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6
Intel-processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
Linux
Item Vereisten (aanbevolen)
Besturingssysteem RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits)
Fedora Core 2-10 (32/64 bit)
SuSE Linux 9.1 (32 bit)
OpenSuSE 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2, 10.3, 11.0, 11.1 (32/64 bit)
Mandrake 10.0, 10.1 (32/64 bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bits)
Debian 3.1, 4.0, 5.0 (32/64 bit)
Processor Pentium IV 2,4 GHz (Intel Coreā„¢2)
RAM 512 MB (1.024 MB)
Vrije HDD-ruimte 1 GB (2 GB)
Het stuurprogramma installeren voor een USB-
apparaat
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat met
een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u naar het deel over de installatie van het
stuurprogramma voor een apparaat dat met een netwerk is verbonden. (Zie Het stuurprogramma installeren voor een
apparaat dat via het netwerk is aangesloten.)
Gebruik een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
Windows
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de aangepaste methode.
De meeste gebruikers die hun printer rechtstreeks aansluiten op hun computer gaan door met de volgende stappen.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geĆÆnstalleerd.
1. Zorg ervoor dat het apparaat met de computer is verbonden en aan staat.
Als tijdens de installatie het venster Wizard Nieuwe hardware gevonden verschijnt, klikt u op Annuleren
om het venster te sluiten.
2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.
De software-cd start automatisch en er verschijnt een installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe,
waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-/dvd-station. Klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 gebruikt, klikt u op Start > Alle programmaā€™s
> Bureau-accessoires > Uitvoeren...
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-/dvd-station, en klik op OK.
Als in Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het venster Automatisch afspelen verschijnt,
klikt u op Uitvoeren... Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op
Doorgaan of Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer.
3. Klik op Volgende.
Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.
4.
Selecteer Standaard voor een lokale printer. Klik vervolgens op Volgende.
Als u Aangepast kiest, kunt u de apparaataansluiting kiezen en de te installeren onderdelen selecteren. Volg de
instructies op het scherm.
Als het apparaat niet op de computer is aangesloten, verschijnt het volgende venster.
Nadat u het apparaat hebt verbonden klikt u op Volgende.
Als u de printer nog niet wilt aansluiten, klikt u op Volgende, waarna u in het volgende venster op Nee
klikt. De installatie begint, maar er wordt geen testpagina afgedrukt aan het eind van de
installatieprocedure.
Mogelijk verschilt het installatievenster in deze Gebruikershandleiding van het venster dat u ziet. Dit is
namelijk afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface.
5. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een
testpagina wilt afdrukken schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende. In het andere geval klikt u
gewoon op Volgende en gaat u naar stap 7.
6.
Als de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken.
7. Klik op Voltooien.
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de onderstaande stappen om het te repareren of
opnieuw te installeren.
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en aan staat.
2. Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programmaā€™s of Alle programmaā€™s > Dell > Dell-printers >
de naam van uw printerstuurprogramma > Onderhoud.
3. Selecteer de gewenste optie en volg de instructies op het scherm.
Macintosh
De cd-rom die met uw apparaat werd meegeleverd bevat het PPD-bestand waarmee u het CUPS- of Apple LaserWriter-
stuurprogramma kunt gebruiken (alleen beschikbaar als u een apparaat gebruikt dat een PostScript-stuurprogramma
ondersteunt) om af te drukken vanaf een Macintosh-computer.
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is.
2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.
3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.
4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
6. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7. Het venster van het installatieprogramma van Dell wordt geopend. Klik op Continue.
8. Selecteer Easy Install en klik op Install. Easy Install wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle
onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geĆÆnstalleerd.
Als u Custom Install selecteert kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
9. Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Continue.
10. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Quit.
11. Open de map Applications > Utilities > Print Setup Utility.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map Applications > System Preferences en klikt u op Print & Fax.
12. Klik op Add in de Printer List.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op het pictogram "+", waarna een venster verschijnt.
13. In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad USB.
Klik voor Mac OS X 10.4 op Default Browser en zoek de USB-verbinding.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op Default en zoekt u de USB-verbinding.
14. Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.3 niet goed werkt, selecteert u Dell in Printer Model en de naam
van uw apparaat in Model Name.
Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Dell in Print Using en de naam
van uw apparaat in Model.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X 10.5-10.6, selecteert u Select a driver to
use... en de naam van uw printer in Print Using.
Uw apparaat verschijnt in de Printer List en wordt ingesteld als standaardprinter.
15. Klik op Add.
Als de printer niet correct werkt maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het
opnieuw.
Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor Macintosh ongedaan te maken.
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is.
2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.
3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.
4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
6. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7. Het venster van het installatieprogramma van Dell wordt geopend. Klik op Continue.
8.
Selecteer Uninstall en klik op Uninstall.
9. Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Continue.
10. Nadat de installatie ongedaan is gemaakt klikt u op Quit.
Linux
Volg onderstaande stappen om het stuurprogramma voor Linux te installeren. Wanneer u het stuurprogramma
installeert, wordt tegelijkertijd het pakket Unified Linux Driver automatisch geĆÆnstalleerd.
Op de meegeleverde software-cd vindt u het Unified Linux Driver-pakket om uw printer gemakkelijk te kunnen
gebruiken in een UI-gebaseerd beheerprogramma op een Linux-computer. (Zie Werken met Unified Linux Driver
Configurator).
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is.
2. Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in het veld Login en voert u het
systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de apparaatsoftware te installeren. Als u geen
supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.
De cd-rom wordt automatisch gestart.
Als de cd niet automatisch wordt gestart, klikt u onderaan op het bureaublad op het pictogram
. Wanneer het
terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
Als het cd-romstation ingesteld is als secundaire master en de te koppelen locatie /mnt/cdrom is,
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./install.sh
Als de software op de software-cd nog steeds niet wordt uitgevoerd, typt u het volgende in de juiste volgorde:
[root@localhost root]#umount /dev/hdc
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom
Het installatieprogramma wordt automatisch gestart als AutoRun is geĆÆnstalleerd en geconfigureerd.
4. Klik op Next als het welkomstvenster verschijnt.
5. Klik op Finish als de installatie is voltooid.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung
Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Raadpleeg bij problemen de on-linehelpfunctie. U opent de help via
het systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket voor Windows-toepassingen, zoals Unified Driver
Configurator of Image Manager.
Het stuurprogramma in de tekstmodus installeren:
Als u de grafische interface niet gebruikt of het stuurprogramma niet hebt kunnen installeren, moet u het
stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken.
Volg de stappen 1 tot en met 3, voer [root@localhost Linux]# ./install.sh in en volg daarna de instructies op het
terminalscherm. De installatie is voltooid.
Voor het verwijderen van het stuurprogramma volgt u de bovenstaande installatie-instructies, maar voert u
[root@localhost Linux]# ./uninstall.sh in op het terminalscherm.
Als de printer niet correct werkt maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het
opnieuw.
Volg de onderstaande stappen om de installatie van het stuurprogramma voor Linux ongedaan te maken.
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is.
2. Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het
systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie van de printersoftware ongedaan te maken. Als
u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.
De cd-rom wordt automatisch gestart.
Als de cd niet automatisch wordt gestart, klikt u onderaan op het bureaublad op het pictogram
. Als het
terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
Als het cd-romstation ingesteld is als secundaire master en de te koppelen locatie /mnt/cdrom is,
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost Linux]#./uninstall.sh
Het installatieprogramma wordt automatisch gestart als AutoRun is geĆÆnstalleerd en geconfigureerd.
4. Klik op Uninstall.
5. Klik op Next.
6. Klik op Finish.
Uw printer lokaal delen
Volg onderstaande stappen om ervoor te zorgen dat de computers uw apparaat lokaal delen.
Als de hostcomputer via een USB-kabel rechtstreeks op het apparaat is aangesloten en met de lokale netwerkomgeving
is verbonden kan de clientcomputer die met het lokale netwerk is verbonden het gedeelde apparaat gebruiken om af te
drukken via de hostcomputer.
1
Hostcomputer Een computer die rechtstreeks met het apparaat is verbonden via een USB-kabel.
2
Clientcomputers Computers die gebruikmaken van het apparaat dat gedeeld wordt via de hostcomputer.
Windows
Instellen als hostcomputer
1. Het stuurprogramma van uw printer installeren. (Zie Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat,
Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het netwerk is aangesloten.)
2. Klik op het menu Start in Windows.
3. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.
4.
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
5. In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista klikt u op Eigenschappen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen van printer in het snelmenu.
Als bij het item Eigenschappen van printer het teken ā–ŗ staat, kunt u andere printerstuurprogrammaā€™s
voor de geselecteerde printer selecteren.
6. Selecteer het tabblad Delen.
7. Selecteer Opties voor delen wijzigen.
8. Schakel het selectievakje voor Deze printer delen in.
9. Vul het veld Sharenaam in. Klik op OK.
Instellen als clientcomputer
1. Het stuurprogramma van uw printer installeren. (Zie Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat,
Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het netwerk is aangesloten.)
2. Klik op het menu Start in Windows.
3. Selecteer Alle programmaā€™s > Bureau-accessoires > Windows Verkenner.
4. Voer het IP-adres van de hostcomputer in op de adresbalk en druk op Enter op uw toetsenbord.
Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam en Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.
5. Klik met uw rechtermuisknop op de gewenste printer en selecteer Verbinding maken...
6. Klik op OK zodra het bericht verschijnt dat de installatie is voltooid.
7. Open het bestand dat uw wilt afdrukken en begin met afdrukken.
Macintosh
De volgende stappen gelden voor Mac OS X 10.5-10.6. Raadpleeg de Help van Mac voor andere OS-versies.
Instellen als hostcomputer
1. Het stuurprogramma van uw printer installeren. (Zie Macintosh.)
2. Open de map Applications > System Preferences en klik op Print & Fax.
3. Selecteer de printer die u wilt delen in de Printers list.
4. Selecteer Share this printer.
Instellen als clientcomputer
1. Het stuurprogramma van uw printer installeren. (Zie Macintosh.)
2. Open de map Applications > System Preferences en klik op Print & Fax.
3. Klik op het pictogram "+".
Er verschijnt een weergavescherm met de naam van uw gedeelde printer.
4. Selecteer uw apparaat en klik op Add.
Netwerkinstelling (alleen bij Dell
1130n)
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de
software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Netwerkomgeving
Introductie van handige netwerkprogrammaā€™s
Een bedraad netwerk gebruiken
Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het netwerk is aangesloten
IPv6-configuratie
Netwerkomgeving
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken.
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:
Item Vereisten
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerkbesturingssysteem
Windows 2000/XP/Server 2003/Server 2008/Vista/7/2008 Server R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.3-10.6
Netwerkprotocollen
TCP/IPv4
DHCP, BOOTP
DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP
Standaard TCP/IP afdrukken (RAW), LPR, IPP
SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec
TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec)
(Zie
IPv6-configuratie.)
Introductie van handige netwerkprogrammaā€™s
Er bestaan verschillende programma's om de netwerkinstellingen op te geven in een netwerkomgeving.
Stel het IP-adres in voordat u onderstaande programma's gaat gebruiken.
Embedded Web Service
Een in de netwerkafdrukserver ingebouwde webserver laat u toe om:
Netwerkparameters voor het apparaat te configureren zodat u een verbinding kunt maken met diverse
netwerkomgevingen.
Apparaatinstellingen aanpassen.
(Zie
Embedded Web Service (alleen bij Dell 1130n).)
SetIP
Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol. (Zie IP instellen via het programma SetIP.)
TCP/IPv6 wordt niet door dit programma ondersteund.
Een bedraad netwerk gebruiken
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit
hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u dit kunt doen.
U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt aangesloten op de overeenkomstige poort op uw computer.
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport
worden de huidige netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van een
netwerk en het oplossen van problemen.
Het rapport afdrukken:
Houd in de stand-bymodus de knop (Annuleren) ongeveer 5 seconden ingedrukt. In dit rapport vindt u het MAC-
adres en IP-adres van uw apparaat.
Bijvoorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 192.0.0.192
IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken over het netwerk. In de meeste gevallen wordt
een IP-adres automatisch toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in
het netwerk bevindt.
In een aantal gevallen moet u het IP-adres handmatig instellen. Men spreekt dan van een statisch IP dat vaak om
veiligheidsredenen verplicht is in bedrijfsintranetten.
Toewijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het netwerk en wacht enkele minuten tot de
DHCP-server een IP-adres toewijst aan het apparaat. Druk vervolgens het netwerkconfiguratierapport af zoals
hierboven is uitgelegd. Als uit het rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het nieuwe
IP-adres wordt vermeld in het rapport.
Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het IP-adres van uw computer wijzigen.
In een kantooromgeving raden we u aan om contact op te nemen met een netwerkbeheerder die dit adres voor u kan
instellen.
IP instellen via het programma SetIP
Met dit programma kunt u het IP-adres van uw apparaat handmatig instellen met behulp van het MAC-adres om te
communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u
terugvindt in het netwerkconfiguratierapport terugvindt.
Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de computer uit voor u doorgaat met het volgende:
1. Klik op Start > Alle programmaā€™s > Configuratiescherm.
2. Dubbelklik op Beveiligingscentrum.
3. Klik op Windows Firewall.
4. Schakel de firewall uit.
Het programma installeren
1. Plaats de software-cd die met het apparaat werd meegeleverd in het cd-romstation. Als de cd met
stuurprogrammaā€™s automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster.
2. Start Windows Verkenner en open station X (X staat voor de letter die aan het cd-/dvd-station is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4.
Dubbelklik op Setup.exe om het programma te installeren.
5. Klik op OK. Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel.
2. Zet het apparaat aan.
3. In het menu Start van Windows selecteert u Alle programmaā€™s > Dell-printers > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het venster TCP/IP-configuratie te openen.
5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet
moeten deze gegevens u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u verder kunt gaan.
MAC-adres: hiermee zoekt u het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voert u het
vervolgens in zonder dubbele punten. Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8.
IP-adres: hiermee voert u een nieuw IP-adres voor uw printer in.
Als het IP-adres van uw computer bijvoorbeeld 192.168.1.150 is, voer dan 192.168.1.X in ("X" is een getal
tussen 1 en 254 dat verschilt van het getal uit het adres van de computer).
Subnetmasker: hiermee voert u een subnetmasker in.
Standaardgateway: hiermee voert u een standaardgateway in.
6. Klik op Toepassen en vervolgens op OK. De printer zal het netwerkconfiguratierapport automatisch
afdrukken. Controleer of alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Afsluiten om het programma SetIP te sluiten.
8. Indien nodig schakelt u opnieuw de firewall van de computer in.
Netwerkparameters instellen
U kunt de verschillende netwerkinstellingen ook opgeven via netwerkbeheerprogramma's zoals Embedded Web
Service.
Standaardinstellingen terugzetten
Mogelijk moet u de standaardfabrieksinstellingen terugzetten als het apparaat dat u gebruikt met een nieuwe
netwerkomgeving wordt verbonden.
De standaardinstellingen terugzetten met behulp van Embedded
Web Service
1.
Start uw webbrowser en typ het nieuwe IP-adres van de printer in de adresbalk van de browser.
Bijvoorbeeld,
2. Wanneer het venster Embedded Web Service wordt geopend, klikt u op Netwerkinstellingen.
3. Klik op Terugstellen. Klik vervolgens op Wissen voor netwerk.
4. Schakel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen.
Het stuurprogramma installeren voor een
apparaat dat via het netwerk is aangesloten
Windows
U kunt het apparaatstuurprogramma instellen. Volg daarbij de onderstaande stappen.
Deze installatie is aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geĆÆnstalleerd.
1. Zorg ervoor dat het apparaat met het netwerk is verbonden en aan staat.
2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe,
waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-rom-station. Klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 gebruikt, klikt u op Start > Alle programmaā€™s
> Bureau-accessoires > Uitvoeren...
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-rom-station, en klik op OK.
Als in Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het venster Automatisch afspelen verschijnt,
klikt u op Uitvoeren... Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op
Doorgaan of Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer.
3. Klik op Volgende.
Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.
4. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter. Klik vervolgens op Volgende.
Als u Aangepaste installatie kiest, kunt u de aansluiting van het apparaat selecteren en kunt u kiezen welke
componenten u wilt installeren. Volg de weergegeven instructies.
5. Er verschijnt een lijst van de beschikbare printers in het netwerk. Selecteer in deze lijst de printer die u wilt
installeren en klik op Volgende.
Als uw printer niet in de lijst staat, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-
poort toevoegen. om uw printer aan het netwerk toe te voegen. Om de printer aan het netwerk toe te
voegen, voert u de poortnaam en het IP-adres van de printer in.
Druk een netwerkconfiguratiepagina af om het IP-adres van uw printer te controleren. Door de knop
(Annuleren) ongeveer 5 seconden ingedrukt te houden en vervolgens los te laten. (Een voorbeeld van een IP-
adres is 13.121.52.104.)
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de
gedeelde naam handmatig in, of zoek een gedeelde printer door op de knop Bladeren te klikken.
Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden, schakelt u de firewall uit en klikt u op Bijwerken.
Klik in Windows op Start > Configuratiescherm, start de Windows-firewall en schakel deze optie uit. Voor
andere besturingssystemen raadpleegt u de on-linehandleiding.
6. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een
testpagina wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende. In het andere geval klikt u
gewoon op Volgende en gaat u verder met stap 8.
7. Als de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken.
8. Klik op Voltooien.
Na installatie van het stuurprogramma mag u de firewall inschakelen.
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de onderstaande stappen om het te
repareren of opnieuw te installeren.
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en aan staat.
2. Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programmaā€™s of Alle programmaā€™s > Dell > Dell-printers
> de naam van uw printerstuurprogramma > Onderhoud.
3. Selecteer de gewenste optie en volg de instructies op het scherm.
Macintosh
1. Zorg ervoor dat het apparaat met uw netwerk is verbonden en aan staat. Het IP-adres van uw apparaat moet ook
reeds zijn ingesteld.
2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.
3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.
4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
6. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7. Het venster van het installatieprogramma van Dell wordt geopend. Klik op Continue.
8. Selecteer Easy Install en klik op Install. Easy Install wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle
onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geĆÆnstalleerd.
Als u Custom Install selecteert kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
9. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten wordt op de computer weergegeven.
Klik op Continue.
10. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Quit.
11. Open de map Applications > Utilities > Print Setup Utility.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map Applications > System Preferences en klikt u op Print & Fax.
12. Klik op Add in de Printer List.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op het pictogram "+", waarna een venster verschijnt.
13. Voor Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad IP Printing.
Voor Mac OS X 10.4 klikt u op IP Printer.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op IP.
14. Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printer Type.
Als u een document van vele paginaā€™s afdrukt, kunt u de prestaties van de printer verbeteren door Socket te
kiezen bij de opties bij Printer Type.
15. Typ het IP-adres van het apparaat in het vak Printer Address.
16. Typ de wachtrijnaam in het vak Queue Name. Als u de wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen
probeert u eerst de standaardwachtrij.
17. Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.3 niet goed werkt, selecteert u Dell in Printer Model en de naam
van uw apparaat in Model Name.
Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Dell in Print Using en de naam
van uw apparaat in Model.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X 10.5-10.6, selecteert u Select a driver to
use... en de naam van uw printer in Print Using.
Uw apparaat verschijnt in de Printer List en wordt ingesteld als standaardprinter.
18. Klik op Add.
Als de printer niet correct werkt maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het
opnieuw.
Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor Macintosh ongedaan te maken.
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is.
2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.
3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.
4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
6. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7. Het venster van het installatieprogramma van Dell wordt geopend. Klik op Continue.
8. Selecteer Uninstall en klik op Uninstall.
9. Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op
Continue.
10. Nadat de installatie ongedaan is gemaakt klikt u op Quit.
Linux
Het Linux-stuurprogramma installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat met uw netwerk is verbonden en aan staat. Het IP-adres van uw apparaat moet
ook reeds zijn ingesteld.
2. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-/dvd-station.
3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Linux-computer.
4. Dubbelklik op de map Linux.
5. Dubbelklik op het pictogram install.sh.
6. Het venster van het installatieprogramma van Dell wordt geopend. Klik op Continue.
7. Het venster van de Add printer wizard gaat open. Klik op Next.
8. Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.
9. Het IP-adres en de modelnaam van de printer verschijnen in de lijst.
10. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
Een netwerkprinter toevoegen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2. Klik op Add Printer...
3. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
4. Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst weergegeven.
6. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7. Voer de printerbeschrijving in en klik op Next.
8. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish.
IPv6-configuratie
TCP/IPv6 wordt alleen ondersteund in Windows Vista of recentere versies.
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, stel dan alle netwerkinstellingen in op de standaardwaarden en probeer
het opnieuw. (Zie
Standaardinstellingen terugzetten.)
Om de IPv6-netwerkomgeving te gebruiken, volgt u de volgende procedure om het IPv6-adres te gebruiken:
Het apparaat wordt geleverd met IPv6 ingeschakeld.
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel.
2. Zet het apparaat aan.
3. Druk een netwerkconfiguratierapport af vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de
IPv6-adressen gecontroleerd.
4. Kies Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers > Printer toevoegen.
5.
Klik op Een lokale printer toevoegen in het venster Printer toevoegen.
6. Volg de weergegeven instructies.
Als het apparaat niet werkt in de netwerkomgeving, activeer dan IPv6. Zie het volgende deel.
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport
worden de huidige netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van een
netwerk en het oplossen van problemen.
Het rapport afdrukken:
Houd in de stand-bymodus de knop (Annuleren) ongeveer 5 seconden ingedrukt. In dit rapport vindt u het MAC-
adres en IP-adres van uw apparaat.
Bijvoorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 192.0.0.192
IPv6-adressen instellen
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen. (Adres begint met FE80.)
Stateless Address: door een netwerkrouter automatisch geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-adres.
Manual Address: door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-adres.
Manual address-configuratie
1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering als URL ondersteunt. (Zie Embedded Web
Service (alleen bij Dell 1130n).)
Voor IPv4 voert u het IPv4-adres (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld in en drukt u op de Enter-toets of
klikt u op Ga naar.
2. Wanneer het venster Embedded Web Service wordt geopend, klikt u op Netwerkinstellingen.
3. Klik op TCP/IP.
4. Schakel Handmatig Adres in de sectie TCP/IPv6 in.
5. Selecteer het Routerprefix en klik op de knop Toevoegen. Het routerprefix zal automatisch ingevoerd worden in
het adresveld.
Voer de rest van het adres in. (bijv.: 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F.)
6. Klik op de knop Toepassen.
Het printerstuurprogramma installeren
De installatie van het stuurprogramma voor de netwerkprinter in een IPv6-netwerkomgeving verloopt op dezelfde
wijze als voor TCP/IPv4. (Zie Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het netwerk is aangesloten.)
Selecteer de TCP/IP-poort en selecteer het IPv6-adres van uw apparaat wanneer de lijst met apparaten wordt
weergegeven.
Embedded Web Service gebruiken
1. Start een webbrowser (bijv. Internet Explorer) die IPv6-adressering als URL ondersteunt.
2. Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless Address, Stateful Address, Manual
Address) uit het netwerkconfiguratierapport.
3. Voer de IPv6-adressen in (bijv.: http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen "[]" haakjes worden geplaatst.
Basisinstellingen
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende
hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat
instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Luchtdrukaanpassing
De standaardlade en het papier instellen
Lettertype-instellingen wijzigen (alleen bij Dell 1130n)
Luchtdrukaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beĆÆnvloed door de atmosferische druk die wordt bepaald door de hoogte boven het zeeniveau
waarop het apparaat zich bevindt. De volgende informatie zal u helpen om uw apparaat in te stellen op de beste
afdrukkwaliteit. Voor u de hoogte instelt, moet u opzoeken wat de hoogte is van de plaats waar u het apparaat gebruikt.
1. Hoog 1
2. Hoog 2
3. Hoog 3
4. Normaal
Voor Dell 1130
1. Stuurprogramma installeren. (Zie Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat of Het stuurprogramma
installeren voor een apparaat dat via het netwerk is aangesloten.)
2. Klik op het menu Start in Windows.
In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.
3. Selecteer het stuurprogramma van uw apparaat en klik op uw rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
4. In de eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert u Apparaatopties.
5. Selecteer de juiste instelling in de vervolgkeuzelijst Luchtdrukaanpassing.
6. Klik op OK.
Voor Dell 1130n
U kunt de luchtdrukaanpassing instellen in het Hulpprogramma Printerinstellingen.
1. U kunt de toepassing starten door in het menu Start achtereenvolgens Programmaā€™s of Alle programmaā€™s >
Dell > Dell-printers > de naam van uw printerstuurprogramma > Hulpprogramma Printerinstellingen te
kiezen.
2.
Selecteer de juiste instelling in de vervolgkeuzelijst Luchtdrukaanpassing.
3. Klik op de knop Toepassen.
Dit kan ook worden aangepast via Embedded Web Service.
De standaardlade en het papier instellen
U kunt de lade en het papier selecteren die u standaard wilt gebruiken voor uw afdruktaken.
Op de computer
Windows
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista klikt u op Voorkeursinstellingen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken in het
snelmenu.
Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken ā–ŗ staat, kunt u andere
printerstuurprogrammaā€™s voor de geselecteerde printer selecteren.
5. Klik op het tabblad Papier.
6. Selecteer een lade en de bijhorende opties, zoals het papierformaat en de papiersoort.
7. Druk op OK.
Macintosh
Macintosh ondersteunt deze functie niet. Macintosh-gebruikers moeten de standaardinstelling handmatig wijzigen
als ze op basis van andere instellingen willen afdrukken.
1. Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.
2. Open het menu File en klik op Print.
3. Ga naar het paneel Paper Feed.
4. Open het menu File en klik op Print.
5. Ga naar het paneel Paper Feed.
6. Stel de juiste lade in van waaruit u wilt afdrukken.
7. Ga naar het paneel Paper.
8. Stel het papiertype in op basis van het papier dat in de lade werd geplaatst van waaruit u wilt afdrukken.
9. Klik op Print om het afdrukken te starten.
De energiebesparingsfunctie gebruiken
Gebruik deze functie om energie te besparen als u het apparaat niet gebruikt.
Voor Dell 1130
1. Installeer het stuurprogramma. (Zie Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat of Het
stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het netwerk is aangesloten.)
2. Klik op het menu Start van Windows.
In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.
3. Selecteer het stuurprogramma van uw apparaat en klik op uw rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
4. In de eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert u Apparaatopties.
5. Selecteer de gewenste tijd in de vervolgkeuzelijst Energiespaarstand.
6. Klik op OK.
Voor Dell 1130n
U kunt de energiebesparing wijzigen in het Hulpprogramma Printerinstellingen.
1. U kunt de toepassing starten door in het menu Start achtereenvolgens Programmaā€™s of Alle programmaā€™s >
Dell > Dell-printers > de naam van uw printerstuurprogramma > Hulpprogramma Printerinstellingen te
kiezen.
2. Klik op Energiebesparing. Selecteer de juiste waarde in de vervolgkeuzelijst en klik op Toepassen.
Lettertype-instellingen wijzigen (alleen bij Dell
1130n)
Uw apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw regio of land wordt gebruikt.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen in een speciale omgeving (bijv. onder DOS), kunt u
de lettertype-instelling als volgt wijzigen:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geĆÆnstalleerd met behulp van de bijgeleverde software-cd.
2. Als u een Windows-gebruiker bent, kunt u de toepassing starten door in het menu Start achtereenvolgens
Programmaā€™s of Alle programmaā€™s > Dell > Dell-printers > de naam van uw printerstuurprogramma >
Hulpprogramma Printerinstellingen te kiezen.
3. Klik op Type emulatie.
4. Selecteer het gewenste lettertype.
5. Klik op Toepassen.
Hieronder vindt u de lijst met lettertypen voor de overeenkomstige talen.
Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Hebreeuws: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israƫl)
Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
OCR: OCR-A, OCR-B
Afdrukmedia en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Afdrukmedia selecteren
De grootte van de lade aanpassen
Papier in de lade plaatsen
Afdrukken op speciale media
De papieruitvoersteun gebruiken
Afdrukmedia selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals op normaal papier, enveloppen, etiketten en transparanten.
Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen.
Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen kunnen de volgende problemen
veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit.
Meer papierstoringen.
Versnelde slijtage van het apparaat.
Eigenschappen, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, hebben een grote invloed op de prestaties van
het apparaat en de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het volgende:
Het type, formaat en gewicht van de afdrukmedia voor uw apparaat worden beschreven onder Specificaties van
afdrukmedia. (Zie
Specificaties van het afdrukmateriaal.)
Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn voor het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere en levendigere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal bepaalt hoe scherp de afdrukken er op papier
uitzien.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen
bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een ongewenst
temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover men geen controle heeft.
Controleer, voor u grote hoeveelheden afdrukmedia aanschaft, of ze voldoen aan de vereisten die in deze
gebruikershandleiding worden vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen kan problemen veroorzaken die een
herstelling vereisen. Dergelijke herstellingen zijn niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten.
De hoeveelheid papier die in de lade wordt gelegd kan verschillen afhankelijk van het gebruikte type media. (Zie
Specificaties van het afdrukmateriaal.)
Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden
ondersteund
Modus Formaat Type Invoer
Enkelzijdig
afdrukken
Zie Specificaties van het
afdrukmateriaal voor informatie
over papierformaten.
Zie Specificaties van het afdrukmateriaal
voor informatie over papiersoorten.
lade 1
Lade voor
handmatige
invoer
Dubbelzijdig Letter, A4, Legal, US Folio, Oficio. Normaal papier, gekleurd papier,
lade 1
afdrukken
(handmatig)
[a]
voorbedrukt papier, kringlooppapier,
bankpostpapier, archiefpapier.
[a]
alleen 75 tot 90 g/m
2
De grootte van de lade aanpassen
De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk van het land waar u de printer hebt
gekocht. Om het formaat te wijzigen moet u de papiergeleiders aanpassen.
1. Ondersteunende geleider
2. Papierlengtegeleider
3. Vergrendeling van de geleider
4. Papierbreedtegeleider
1. Houd met een hand de vergrendeling van de geleider ingedrukt en houd met de andere hand de lengtegeleider en de
ondersteuningsgeleider samen. Verschuif de lengtegeleider en de ondersteuningsgeleider om ze in de sleuf voor het
juiste papierformaat te plaatsen.
2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de paginaā€™s van elkaar te scheiden voor u het papier in het apparaat
plaatst. Plaats het papier in de papierlade.
3. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, stelt u de ondersteunende geleider zodanig in dat deze de stapel
lichtjes raakt.
4.
Houd de breedtegeleiders ingedrukt en verschuif ze tot het gewenste formaat zoals aangegeven op de bodem van de
papierlade.
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het papier omdat het papier daardoor kan
buigen.
Als u de breedtegeleider niet aanpast kan het papier vastlopen.
Gebruik geen papier met een krul van meer dan 6 mm.
Papier in de lade plaatsen
Lade 1
1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van de geplaatste media aan. (Zie De grootte van
de lade aanpassen.)
2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de paginaā€™s van elkaar te scheiden voor u het papier in het
apparaat plaatst.
3. Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar onder.
4.
Stel de papiersoort en het -formaat in voor lade 1 (zie De standaardlade en het papier instellen).
Controleer als u problemen ondervindt met de papierinvoer of het papier beantwoordt aan de specificaties van
de afdrukmedia. (Zie Specificaties van het afdrukmateriaal.)
Lade voor handmatige invoer
In de lade voor handmatige invoer kunnen speciale typen en formaten afdrukmateriaal worden geplaatst, zoals
briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u maar Ć©Ć©n pagina wilt afdrukken op papier met
briefhoofd of op gekleurd papier.
Tips voor het gebruik van de handmatige invoer
Als u in uw softwaretoepassing Handmatige invoer selecteert voor Invoer, moet u op (knop Annuleren)
drukken telkens wanneer u een pagina afdrukt. Plaats slechts Ć©Ć©n type, formaat en gewicht van afdrukmateriaal
tegelijk in de lade voor handmatige invoer.
Voeg tijdens het afdrukken geen papier toe. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor
andere soorten afdrukmateriaal.
Plaats afdrukmaterialen met de te bedrukken zijde naar boven en de bovenrand eerst in de handmatige invoer
en zorg ervoor dat het materiaal in het midden van de lade ligt.
Plaats alleen afdrukmedia die voldoen aan de specificaties. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met de
afdrukkwaliteit. (Zie
Specificaties van het afdrukmateriaal.)
Strijk alle vervormingen in briefkaarten, enveloppes en etiketten glad vooraleer u ze in de lade voor manuele
invoer plaatst.
1. Plaats het papier in de lade voor handmatige invoer.
De stapel papier moet onder de markering blijven.
Volg bij het afdrukken op speciale afdrukmedia de richtlijn voor het plaatsen van afdrukmedia. (Zie
Afdrukken op speciale media.)
Als vellen overlappen bij het afdrukken vanuit de lade voor handmatige invoer, opent u lade 1,
verwijdert u de overlappende vellen en probeert u opnieuw af te drukken.
Als het papier tijdens het afdrukken niet goed wordt ingevoerd, duwt u het handmatig naar binnen tot
het automatisch wordt ingevoerd.
2. Duw de papierbreedtegeleiders van de lade voor handmatige invoer naar elkaar toe en stel ze in op de breedte
van het papier. Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan gaan plooien waardoor een papierstoring ontstaat of
het papier scheeftrekt.
3. Om vanuit een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en start u het afdrukmenu.
4. Open Voorkeursinstellingen. (Zie Voorkeurinstellingen openen.)
5. Druk op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen en selecteer het juiste papiertype.
Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken stelt u het papiertype in op Etiketten.
6. Selecteer Handmatige invoer bij papierbron en druk vervolgens op OK.
7. Start het afdrukken vanuit de toepassing.
Als u twee of meer paginaā€™s wilt afdrukken, plaatst u het volgende vel nadat de eerste pagina is afgedrukt en
drukt u op (knop Annuleren). Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden afgedrukt.
Afdrukken op speciale media
Onderstaande tabel toont de beschikbare speciale afdrukmedia voor elke lade.
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens een vel per keer in te voeren. Controleer
hoeveel vellen u maximaal in elke lade mag plaatsen. (Zie Specificaties van het afdrukmateriaal.)
Types Lade 1 Lade voor handmatige invoer
Normaal papier ā— ā—
Dik papier ā— ā—
Dun papier ā— ā—
Bankpost
ā—
Gekleurd papier
ā—
Kaarten
ā—
Etiketten
ā—
Transparanten
ā—
Enveloppen
ā—
Voorbedrukt
ā—
Katoen
ā—
Kringlooppapier ā— ā—
Archiefpapier ā— ā—
(ā—: ondersteund, blanco: niet ondersteund)
De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen Met de optie papiertype kunt u het papiertype instellen dat
in de lade moet worden geladen. Deze instelling verschijnt in de vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Op die
manier bekomt u de beste afdrukkwaliteit. Zo niet, wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet bereikt.
Normaal papier: gewoon papier van 60 tot 120 g/m
2
.
Dik papier: dik papier van 90 g/m
2
.
Dun papier: dun papier van 60 tot 70 g/m
2
.
Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m
2
.
Gekleurd papier: papier met gekleurde achtergrond van 75 tot 90 g/m
2
.
Kaarten: kartonpapier van 105 tot 163 g/m
2
.
Etiketten: etiketten van 120 tot 150 g/m
2
.
Transparanten: transparant van 138 tot 146 g/m
2
.
Enveloppen: envelop van 75 tot 90 g/m
2
.
Voorbedrukt: voorbedrukt papier/papier met briefhoofd van 75 tot 90 g/m
2
.
Katoen: katoenpapier van 75 tot 90 g/m
2
.
Kringlooppapier: kringlooppapier van 75 tot 90 g/m
2
.
Als u kringlooppapier gebruikt, kunnen de afdrukken kreukelen.
Archiefpapier: 70 tot 90 g/m
2
. Selecteer deze optie als u de afdrukken lang wilt bewaren (bijv. in uw archief).
Envelop
Of enveloppen goed worden bedrukt is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen.
De hoek voor de postzegel moet zich links bevinden en de kant van de envelop met de postzegelhoek moet eerst in de
printer gaan en moet in het midden van de handmatige invoer worden geplaatst.
Als de afgedrukte enveloppen kreuken, vouwen of dikke zwarte lijnen vertonen, opent u de achterklep, duwt u de
hendel naar beneden en probeert u opnieuw af te drukken. Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend.
1. Hendel
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan 90 g/m
2
bedragen om te vermijden dat er
een papierstoring optreedt.
Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm
omkrullen en mogen geen lucht bevatten.
Probleem: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of beschadigd zijn.
Temperatuur: gebruik enveloppen die bestand zijn tegen de druk en de hitte die tijdens het afdrukken in het
apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende
sluitingen of andere synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1. Aanvaardbaar
2. Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan Ć©Ć©n zelfklevende vouwbare klep moeten van een
kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur (circa 170 Ā°C) van het
apparaat. De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, mag u uitsluitend transparanten gebruiken die speciaal zijn
ontworpen voor laserprinters.
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de fixeertemperatuur van het apparaat.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat hebt gehaald.
Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft
tot vlekken bij het afdrukken.
Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten achterlaat. Dit veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan
vervagen.
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om te vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op
elkaar worden gestapeld terwijl ze worden afgedrukt.
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen gebruikt u best uitsluitend etiketten voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende factoren:
Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de fixeertemperatuur van het apparaat (ongeveer 170
Ā°C).
Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen
met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen
tot gevolg hebben.
Krullen: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm
omkrullen.
Probleem: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Zorg ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor
zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor
onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat
worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
U kunt met deze printer afdrukken op briefkaarten, kaarten en andere materialen met aangepaste formaten.
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm en korter dan 127 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de zijkanten van de afdrukmedia.
Probeer via de achterklep af te drukken (voorkant naar boven) als het afdrukmateriaal zwaarder is dan 160 g/m
2
.
Briefhoofd/voorbedrukt papier
Eenzijdig Dubbelzijdig
Papierlade 1 Voorzijde naar beneden Voorzijde naar boven
Lade voor handmatige
invoer
Voorzijde naar boven Voorzijde naar beneden
Papier met briefhoofd/voorbedrukt papier moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
schadelijke gassen vrijgeeft als hij gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur (170 Ā°C)
van het apparaat.
De inkt op het briefhoofd/voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet beschadigen.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige verpakking worden bewaard om aantasting
tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voor u het briefhoofd/voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is. Natte
inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte papier waardoor de afdrukkwaliteit vermindert.
Foto
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan het apparaat beschadigen.
Glanzend
Plaats Ć©Ć©n vel tegelijk in de lade voor handmatige invoer met de glanzende zijde naar boven.
Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP Brochure Paper (product: uitsluitend
Q6611A).
Aanbevolen afdrukmateriaal: glanzend papier (A4) voor dit apparaat: alleen HP Superior Paper 160 glossy
(product: Q6616A).
De papieruitvoersteun gebruiken
Als u een groot aantal paginaā€™s tegelijk afdrukt kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het
oppervlak niet aan en houd kinderen uit de buurt.
De afgedrukte paginaā€™s worden in de uitvoerlade gestapeld en de papieruitvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte
paginaā€™s worden uitgelijnd. De uitvoer wordt standaard naar de uitvoerlade gestuurd. Als u de uitvoerlade wilt gebruiken,
moet de achterklep gesloten zijn.
Als u A5-papier gebruikt, moet u de uitvoerlade openklappen Om te vermijden dat de afgedrukte paginaā€™s geen
rechte stapel vormen of vastlopen.
Afdrukken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Eenvoudige afdruktaken
Voorkeurinstellingen openen
Help gebruiken
Speciale kopieerfuncties gebruiken
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
Uw apparaat als standaardapparaat instellen
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Afdrukken in Macintosh
Afdrukken in Linux
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows XP.
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Uw printerstuurprogrammaā€™s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van afdrukstand, formaat, bron en type afdrukmedia.
Aantal exemplaren.
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht
van de functies die door uw printerstuurprogrammaā€™s worden ondersteund:
Een aantal modellen of besturingssystemen ondersteunen een of meerdere functies uit de tabel mogelijk niet.
Printerstuurprogramma
Functie Windows
Optie printerkwaliteit ā—
Poster afdrukken ā—
Meerdere paginaā€™s per vel ā—
Boekjes afdrukken (handmatig) ā—
Afdruk aan pagina aanpassen ā—
Afdrukken vergroten en verkleinen ā—
Andere lade voor eerste pagina ā—
Watermerk ā—
Overlay ā—
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) ā—
(ā—: ondersteund, blanco: niet ondersteund)
Eenvoudige afdruktaken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen in Windows, Macintosh of Linux. De exacte procedure kan
verschillen per toepassing.
Het venster Voorkeursinstellingen in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet
omdat het afhankelijk is van het gebruikte apparaat. Het venster Voorkeursinstellingen bevat echter vrijwel
dezelfde eigenschappen. Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat. Zie
Compatibiliteit met besturingssystemen onder Printerspecificaties. (Zie
Systeemvereisten.)
Wanneer u in Voorkeursinstellingen een optie selecteert, verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken ( of
). Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren, maar dat dit niet wordt aanbevolen.
Het teken
wil zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of omgeving van het
apparaat.
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te drukken vanuit verschillende Windows-
toepassingen.
Eenvoudige afdruktaken in Macintosh. (Zie Afdrukken in Macintosh.)
Eenvoudige afdruktaken in Linux. (Zie Afdrukken in Linux.)
Het volgende venster Voorkeursinstellingen is voor Kladblok in Windows XP. Uw venster Voorkeursinstellingen kan
verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt geopend.
3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
De basisinstellingen voor het afdrukken, zoals het aantal exemplaren en het afdrukbereik, worden geselecteerd in het
venster Afdrukken.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken klikt u op Eigenschappen of
Voorkeursinstellingen in het venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
4. Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten.
Een afdruktaak annuleren
Als de afdruktaak in de wachtrij of afdrukspooler is opgenomen, kunt u de afdruktaak als volgt annuleren:
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.
3. In Windows 2000, XP, Server 2003 en Vista dubbelklikt u op uw apparaat.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en
selecteert u Afdruktaken weergeven in het snelmenu.
Als bij het item Afdruktaken weergeven het teken ā–ŗ staat, kunt u andere printerstuurprogrammaā€™s voor de
geselecteerde printer selecteren.
4. Selecteer Annuleren in het menu Document.
U kunt dit venster ook openen door te dubbelklikken op het pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van
Windows.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op
op het bedieningspaneel.
Voorkeurinstellingen openen
U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in Voorkeursinstellingen voor afdrukken... bekijken.
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt geopend.
3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4. Klik op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen.
Voorkeurinstellingen gebruiken
Met behulp van de optie Vooraf ingest. die op ieder tabblad Voorkeursinstellingen behalve op het tabblad Dell
verschijnt, kunt u de huidige voorkeursinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan Vooraf ingest.:
1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2. Typ in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze instellingen.
3. Klik op Toevoegen. Als u instellingen opslaat onder Vooraf ingest., worden alle huidige stuurprogramma-
instellingen opgeslagen.
Als u op Toevoegen klikt, verandert de knop Toevoegen in de knop Wijzigen. Selecteer meer opties en klik op
Wijzigen. De instellingen worden toegevoegd aan de Vooraf ingest.
Om de bewaarde instelling te gebruiken kiest u het uit de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. De printer is nu ingesteld
om af te drukken volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om de opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u ze uit de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op
Wissen.
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook herstellen door Vooraf ingest. stand. te
selecteren in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op een optie waarover u meer wilt weten. Er
verschijnt een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma beschikt.
Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een sleutelwoord, klikt u op het tabblad Dell in het venster
Voorkeursinstellingen en voert u een sleutelwoord in op de invoerregel van de optie Help. Voor meer informatie over
verbruiksartikelen, stuurprogramma-updates, registratie enzovoort, klikt u op de overeenkomstige knoppen.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer:
Meerdere paginaā€™s op Ć©Ć©n vel papier afdrukken.
Posters afdrukken.
Boekjes afdrukken (handmatig).
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig).
Het afdrukpercentage van uw document wijzigen.
Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen.
Watermerken gebruiken.
Overlay gebruiken.
Geavanceerde opties.
Meerdere paginaā€™s op Ć©Ć©n vel papier afdrukken
U kunt het aantal paginaā€™s selecteren dat u op Ć©Ć©n vel wilt afdrukken. Als u meer dan Ć©Ć©n pagina per vel afdrukt
worden de paginaā€™s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op Ć©Ć©n vel tot 16 paginaā€™s
afdrukken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2.
Klik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere paginaā€™s per vel in de vervolgkeuzelijst Type.
3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Paginaā€™s/vel het aantal paginaā€™s dat u per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16).
4. Selecteer indien nodig de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst Paginavolgorde.
5. Als u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken selecteert u Paginakaders afdrukken.
6. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van Ć©Ć©n pagina afdrukken over 4, 9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen
aan elkaar kunt kleven om er zo een poster van te maken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type.
3. Selecteer de gewenste paginaopmaak.
Specificatie van de paginaopmaak:
Poster 2x2: het document wordt vergroot en wordt over 4 paginaā€™s verdeeld.
Poster 3x3: het document wordt vergroot en wordt over 9 paginaā€™s verdeeld.
Poster 4x4: het document wordt vergroot en wordt over 16 paginaā€™s verdeeld.
4. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door de radioknop
bovenaan rechts in het tabblad Basis in te schakelen om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen kleven.
5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
7. U kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven.
Boekjes afdrukken (handmatig)
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de paginaā€™s zo gerangschikt
dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of
Oficio.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type.
3. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Om na te gaan welke
papierformaten beschikbaar zijn voor deze functie selecteert u het beschikbare papierformaat in de optie
Formaat van het tabblad Papier.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd.
Selecteer alleen beschikbaar papier (papier zonder - of -markering).
4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
5. Vervolgens kunt u de paginaā€™s vouwen en nieten.
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (duplex). Voor u afdrukt moet u de gewenste afdrukstand van het
document opgeven. U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
(Zie Specificaties van het afdrukmateriaal.)
Wij raden aan om niet af te drukken op beide zijden van speciale afdrukmedia, zoals etiketten, enveloppen of
dik papier. Het kan een papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen.
De functie Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) is alleen beschikbaar als u afdrukt vanuit lade 1.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2. Klik op het tabblad Geavanceerd.
3. Selecteer in de sectie Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) de gewenste bindoptie.
Geen
Lange zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor boekbinden.
Korte zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor kalenders.
4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Als uw printer geen eenheid voor dubbelzijdig afdrukken heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De
printer drukt eerst elke andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer. Volg
de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner wordt afgedrukt. Dat doet u door het
gewenste percentage in te voeren.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2. Klik op het tabblad Papier.
3. Geef in het invoervak Percentage de schaalfactor op.
U kunt ook op de pijl-omaag/pijl-omhoog te klikken om de schaalfactor te selecteren.
4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het
document. Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2. Klik op het tabblad Papier.
3. Selecteer het gewenste papierformaat in Aanpassen aan papierformaat.
4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Watermerken gebruiken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document. U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote
grijze letters "CONCEPT" of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle paginaā€™s afdrukken.
Er zijn verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat worden meegeleverd. Ze kunnen worden
aangepast of u kunt er nieuwe aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk.
Het geselecteerde watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een watermerk maken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2. Selecteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... fin de keuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt geopend.
3. Voer tekst in het vak Tekst watermerk in. U kunt tot 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het
voorbeeldvenster weergegeven.
Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt, wordt het watermerk alleen op de eerste pagina
afgedrukt.
4. Watermerkopties selecteren.
U kunt de naam, stijl, grootte en grijswaarde van het lettertype selecteren in de sectie Tekenstijl en de hoek
van het watermerk instellen in de sectie Hoek watermerk.
5. Klik op Toevoegen om een nieuw watermerk aan de lijst Huidige watermerken toe te voegen.
6. Na de bewerking klikt u op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken selecteert u Geen in de vervolgkeuzelijst Watermerk.
Een watermerk bewerken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2.
Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt geopend.
3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het
watermerk en de opties.
4. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen op wilt slaan.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een watermerk verwijderen
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt geopend.
3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen.
4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Overlay gebruiken
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer zijn opgeslagen in een speciale
bestandsindeling en die in een willekeurig document kunnen worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in
plaats van voorbedrukte formulieren en papier met een briefhoofd. In plaats van een voorbedrukt briefhoofd kunt u
een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt gewoon de overlay met het
briefhoofd af op uw document.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of met een
afbeelding.
1. Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de
tekst of afbeelding precies op de plaats staat waar deze als overlay moet worden afgedrukt.
2. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken... als u het document als een overlay wilt opslaan. (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
3. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster
Overlay bewerken wordt geopend.
4. Klik in het venster Overlay bewerken op Maken.
5. Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Bestandsnaam in het venster Opslaan als. Selecteer
indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. (De standaardinstelling is C:\Formover.)
6. Klik op Opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
8. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de vaste schijf van uw computer.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van het document dat u met de overlay
afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk.
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt kan deze met uw document worden afgedrukt. Dit doet u als volgt:
1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
3. Klik op het tabblad Geavanceerd.
4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
5.
Als het gewenste overlaybestand niet in de vervolgkeuzelijst Tekst staat, selecteert u Bewerken... in de lijst
en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit
het venster Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan
worden afgedrukt. Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays.
6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is
ingeschakeld verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u
gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch
afgedrukt op uw document.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt
afdrukken.
Een paginaoverlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt kunt u verwijderen.
1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen op het tabblad Geavanceerd.
2. Selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Overlay.
3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen.
4. Klik op Wissen.
5. Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Geavanceerde opties
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de afdrukkwaliteit.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
2. Klik op het tabblad Grafische elementen.
Welke opties u kunt selecteren, hangt af van het printermodel.
Raadpleeg de on-linehelpfunctie voor iedere optie uit Voorkeursinstellingen voor afdrukken...
Lettertype/tekst: selecteer Tekst donkerder maken om teksten donkerder af te drukken dan op een
normaal document. Gebruik Alle tekst zwart om alles in het zwart af te drukken, ongeacht de kleuren op
het scherm.
Geavanceerd (alleen bij Dell 1130n): als u geavanceerde opties wilt instellen, klikt u op Geavanceerd.
TrueType-opties: met de keuzerondjes in dit vak kunt u bepalen wat het stuurprogramma de printer
vertelt over de voorstelling van de tekst in uw document. Selecteer de instelling die bij uw document
past.
Downloaden als contour: als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma de
TrueType-lettertypen die in uw document voorkomen maar nog niet in uw printer zijn opgeslagen.
Als u constateert dat de lettertypen niet juist zijn afgedrukt, kiest u Downloaden als
bitmapafbeelding en drukt u het document nogmaals af. De instelling Downloaden als
bitmapafbeelding is vaak handig als u afdrukt vanuit AdobeĀ®.
Downloaden als bitmap: als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma de
lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen. Documenten met complexe lettertypen, zoals Koreaanse
of Chinese lettertypen, of diverse andere lettertypen worden sneller afgedrukt als u dit keuzerondje
selecteert.
Grafisch afdrukken: als dit keuzerondje is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma alle
lettertypen als afbeeldingen. Als u documenten met veel afbeeldingen en relatief weinig TrueType-
lettertypen afdrukt, kunt u het afdrukken versnellen met deze instelling.
Printerlettertypen gebruiken: als Printerlettertypen gebruiken is ingeschakeld, gebruikt de printer
bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het geheugen zijn opgeslagen en worden de
lettertypen die in uw document worden gebruikt niet gedownload. Omdat het downloaden van lettertypen
enige tijd in beslag neemt, verlopen afdruktaken mogelijk sneller als u deze optie selecteert. Als u deze
optie inschakelt, probeert de printer lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk
overeenkomen met de lettertypen in het document. Als u in uw document echter lettertypen gebruikt die
sterk afwijken van de lettertypen in het geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan
het document op het scherm.
Grafische controller: Fijne randen biedt u de mogelijkheid om randen van letters en fijne lijnen te
accentueren voor een betere leesbaarheid.
Tonerspaarstand: als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten
per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
Printerinstelling: als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die u op het
bedieningspaneel van het apparaat hebt opgegeven.
Aan: selecteer deze optie als u wilt dat de printer minder toner per pagina verbruikt.
Uit: selecteer deze optie als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten.
Tonerdichtheid: met deze optie kunt u de tonerdichtheid aanpassen. De beschikbare opties zijn Normaal,
Licht en Donker.
Bij de Dell 1130n kunt u de tonerdichtheid instellen in het Hulpprogramma Printerinstellingen.
3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom
raden wij u aan eerst alle afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen de instellingen die u daar niet
vindt aan te passen in het printerstuurprogramma.
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista klikt u op Voorkeursinstellingen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken... in het snelmenu.
Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken... het teken ā–ŗ staat, kunt u andere
printerstuurprogrammaā€™s voor de geselecteerde printer selecteren.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6. Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken... kunt u de instellingen voor elke afdruktaak wijzigen.
Uw apparaat als standaardapparaat instellen
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.
3. Selecteer uw apparaat.
4. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als standaardprinter instellen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2
Als bij het item Als standaardprinter instellen het teken ā–ŗ staat, kunt u andere printerstuurprogrammaā€™s voor
de geselecteerde printer selecteren.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1. Schakel het selectievak Naar bestand in het venster Afdrukken in.
2. Klik op Afdrukken
3. Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld C:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch opgeslagen in Mijn documenten. De map
kan verschillen afhankelijk van uw besturingssysteem.
Afdrukken in Macintosh
In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u moet afdrukken in Macintosh. U moet de afdrukomgeving instellen voor u gaat
afdrukken.
Verbonden via USB. (Zie Macintosh.)
Aangesloten via netwerk. (Zie Macintosh.)
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh moet u in elke toepassing die u gebruikt de instelling van het printerstuurprogramma
controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1. Open een toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.
2. Open het menu File en klik op Page Setup (Document Setup in een aantal toepassingen).
3. Selecteer papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd.
Klik op OK.
4. Open het menu File en klik op Print.
5. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke paginaā€™s u wilt afdrukken.
6. Klik op Print.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Print in het menu File. De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster
wordt weergegeven is afhankelijk van het gebruikte apparaat. Het printereigenschappenvenster is afgezien van de
naam vergelijkbaar het volgende.
De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer en de Mac OS-versie.
Layout
Op het tabblad Layout vindt u opties waarmee u de afdruklay-out van het document kunt aanpassen. U kunt
verschillende paginaā€™s op Ć©Ć©n vel papier afdrukken. Selecteer Layout in de vervolgkeuzelijst onder Orientation om
toegang te krijgen tot de volgende functies.
Pages per Sheet: hier kunt u opgeven hoeveel paginaā€™s op Ć©Ć©n vel worden afgedrukt. (Zie Meerdere paginaā€™s
op Ć©Ć©n vel papier afdrukken.)
Layout Direction: hier kunt u de afdrukrichting op een pagina selecteren, vergelijkbaar met de voorbeelden op
de gebruikersinterface.
Border: hiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader wilt afdrukken.
Reverse Page Orientation: hiermee kunt u het papier 180 graden draaien.
Grafisch
Het tabblad Graphics bevat opties voor de selectie van de Resolution. Selecteer Graphics in de vervolgkeuzelijst
onder Orientation om toegang te krijgen tot de grafische functies.
Resolution(Quality): met deze optie stelt u de afdrukresolutie in. Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens
en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert kan het iets langer duren voordat het
document is afgedrukt.
Darkness: met deze optie kunt u afdrukken verbeteren. De beschikbare opties zijn Normal, Light en Dark.
Paper
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Paper Type het type papier dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te
drukken. Op die manier bekomt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmedia plaatst moet u het
overeenkomstige papiertype te selecteren.
Printer Settings
Op het tabblad Printer Settings vindt u de opties Toner Save Mode, Reprint When Jammed en Power Save.
Kies Printer Settings in de vervolgkeuzelijst bij Orientation om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Toner Save Mode: als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per
pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
Printer Setting: als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die u op het
bedieningspaneel van het apparaat hebt opgegeven.
On: selecteer deze optie als u wilt dat de printer minder toner per pagina verbruikt.
Off: selecteer deze optie als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten.
Reprint When Jammed: als deze optie is ingeschakeld, behoudt de printer de afbeelding voor een afgedrukte
pagina tot de printer aangeeft dat de pagina de printer heeft verlaten. Als er papier vastloopt, zal de printer de
laatste pagina die door de computer is verzonden, opnieuw afdrukken, nadat u de papierstoring hebt verholpen.
(Alleen bij Dell 1130.)
Power Save: als deze optie is geselecteerd, schakelt de printer na de opgegeven tijd over naar de
energiebesparende modus.
Meerdere paginaā€™s op Ć©Ć©n vel papier afdrukken
U kunt meer dan Ć©Ć©n pagina afdrukken op Ć©Ć©n vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpaginaā€™s af te
drukken.
1. Open een toepassing en selecteer Print uit het menu File.
2. Selecteer Layout in de vervolgkeuzelijst Orientation. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pages per Sheet het
aantal paginaā€™s dat u op Ć©Ć©n vel papier wilt afdrukken.
3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
4. Klik op Print, waarna het apparaat het geselecteerde aantal paginaā€™s op een enkel vel papier afdrukt.
Afdrukken in Linux
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS). Met uw
printer kunt u vanuit al deze toepassingen afdrukken.
1. Open een toepassing en selecteer Print uit het menu File.
2. Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
3. In het venster LPR GUI selecteert u uw model in de lijst met printers en klikt u op Properties.
4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het
venster verschijnen.
General: met deze optie kunt u papierformaat en -type alsook de afdrukstand van de documenten wijzigen.
U kunt dubbelzijdig afdrukken, scheidingspaginaā€™s toevoegen aan het begin en op het einde, en het aantal
paginaā€™s per vel wijzigen.
Text: hier kunt u de paginamarges opgeven en tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Graphics: hier kunt u grafische opties instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden, bijvoorbeeld
kleuropties en de grootte of positie van de afbeelding.
Advanced: met deze optie kunt u de afdrukresolutie, papierinvoer en speciale afdrukfuncties instellen.
Als een optie is uitgegrijsd wordt die optie niet ondersteund.
5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties.
6. Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
7. Het venster Printing verschijnt, waarin u de status van de afdruktaak kunt controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de standaard-CUPS-methode toe te passen:
direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met het CUPS lpr-programma. Maar de stuurprogrammareeks beschikt over
een veel gebruikersvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1. Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI
verschijnt.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het venster Select file(s) to print. Selecteer de
bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open.
2. In het venster LPR GUI selecteert u uw printer uit de lijst en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak.
3. Klik op OK om het afdrukken te starten.
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers configuration kunt u de verschillende
eigenschappen van uw printer wijzigen.
1.
Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2. Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties.
3. Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General: hier kunt u de locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert wordt
weergegeven in de printerlijst in Printers configuration.
Connection: hiermee kunt u een andere poort bekijken of selecteren. Als u de printerpoort van USB wijzigt in
parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is moet u de printerpoort op dit tabblad opnieuw
configureren.
Driver: hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options als u de
standaardopties van het apparaat wilt instellen.
Jobs: hiermee geeft u de lijst met afdruktaken weer. Klik op Cancel job om de geselecteerde taak te
annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in voor een lijst met eerder opgegeven
afdruktaken.
Classes: hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te
voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een
geselecteerde klasse.
4. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties.
Beheerprogrammaā€™s
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogrammaā€™s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Introductie van handige beheerprogrammaā€™s
Embedded Web Service (alleen bij Dell 1130n)
Printerstatusmonitor gebruiken
Introductie van handige beheerprogrammaā€™s
Het hulpprogramma voor printerinstellingen gebruiken
Hulpprogramma voor het bijwerken van de firmware
Werken met Unified Linux Driver Configurator
Introductie van handige beheerprogrammaā€™s
De onderstaande programmaā€™s helpen u om uw apparaat op een gebruiksvriendelijke wijze te gebruiken.
Embedded Web Service (alleen bij Dell 1130n).
Printerstatusmonitor gebruiken.
Werken met Unified Linux Driver Configurator.
Embedded Web Service (alleen bij Dell 1130n)
Het venster Embedded Web Service in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat
dat afhankelijk is van het gebruikte apparaat.
Als u uw apparaat hebt aangesloten op een netwerk en de TCP/IP-parameters juist hebt ingesteld, kunt u uw apparaat
beheren via Embedded Web Service, een ingebouwde webserver. Gebruik Embedded Web Service om:
De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te stellen.
Printervoorkeuren te wijzigen.
Berichten die u informeren over de status van het apparaat per e-mail in te stellen.
Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service:
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
2. De in het apparaat geintegreerde website wordt geopend.
Overzicht van Embedded Web Service:
Tabblad Informatie: op dit tabblad ziet u algemene informatie over uw apparaat. U kunt allerlei dingen
controleren, zoals het IP-adres van het apparaat, de resterende hoeveelheid toner, ethernetinformatie, de
firmwareversie enz. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals onder meer een foutenrapport.
Tabblad Apparaatinstellingen: met dit tabblad kunt u opties instellen die beschikbaar zijn op uw apparaat.
Tabblad Netwerkinstellingen: met dit tabblad kunt u de netwerkomgeving bekijken en wijzigen. U kunt TCP/IP
instellen, EtherTalk inschakelen, enz.
Tabblad Onderhoud: met dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te upgraden en door
beveiligingsinformatie in te stellen.
Tabblad Ondersteuning: met dit tabblad kunt u contactgegevens instellen om e-mails te verzenden. U kunt ook
een verbinding maken met de website van Dell of stuurprogrammaā€™s downloaden door Koppeling te selecteren.
E-mailservice installeren
U kunt e-mails ontvangen over de status van uw apparaat door deze optie in te stellen. Als u gegevens zoals het IP-
adres, de hostnaam, het e-mailadres en SMTP-servergegevens instelt, wordt de apparaatstatus (tonercassette bijna
leeg of machinefout) automatisch naar het opgegeven e-mailadres verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker
gebruikt door een apparaatbeheerder.
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
2. De in het apparaat geintegreerde website wordt geopend.
3. Selecteer Instelling Melding per e-mail in Apparaatinstellingen.
4. Stel de vereiste instellingen in.
Stel de SMTP-servergegevens en andere instellingen in om gebruik te maken van de meldingsfunctie via e-mail.
Na het instellen van de netwerkomgeving selecteert u de ontvangerslijst. Door op een radioknop te klikken kunt u
instellen wanneer u een waarschuwingsmelding wilt ontvangen.
5. Klik op Toepassen.
Contactgegevens instellen
Geef de gegevens op van de apparaatbeheerder. Deze instelling is nodig voor het gebruik van de optie e-mailmelding.
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
2. De in het apparaat geĆÆntegreerde website wordt geopend.
3. Selecteer Ondersteuning.
4. Voer naam, telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de apparaatbeheerder in.
5. Klik op Toepassen.
Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden kunnen worden. Neem in dat geval
contact op met de netwerkbeheerder.
Printerstatusmonitor gebruiken
Printerstatusmonitor kan alleen onder Windows worden gebruikt.
Printerstatusmonitor is een programma dat de status van de printer controleert en u daarvan op de hoogte houdt.
Printerstatusmonitor wordt automatisch geĆÆnstalleerd wanneer u de printersoftware installeert.
Dit zijn de systeemvereisten om dit programma te gebruiken:
Windows. Ga na welke Windows-versies compatibel zijn met uw apparaat. (Zie Systeemvereisten.)
Informatie over Printerstatusmonitor
Als tijdens het afdrukken een fout optreedt, kunt u de fout controleren in Printerstatusmonitor.
U kunt de toepassing starten door in het menu Start achtereenvolgens Programmaā€™s of Alle programmaā€™s > Dell >
Dell-printers > de naam van uw printerstuurprogramma > Printerstatusmonitor te kiezen.
Het programma Printerstatusmonitor vermeldt de actuele status van de printer, het geschatte resterende tonerniveau
in de tonercassette(s) en diverse andere informatie.
1
Afdrukstatus De Printerstatusmonitor geeft de actuele status van de printer weer.
2
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven.
3
Artikelen
best.
Reservetonercassette(s) on line bestellen.
4
Help me De knop Help me verschijnt wanneer een fout optreedt. U kunt rechtstreeks het deel met de
probleemoplossing openen in de gebruikershandleiding.
De Probleemoplossingsgids openen
In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de Printerstatusmonitor en selecteer Probleemoplossingsgids.
De programma-instellingen van de Printerstatusmonitor wijzigen
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de Printerstatusmonitor en selecteer Opties. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster Opties.
Het Dell-tonerbeheersysteemā„¢ gebruiken
De printerstatusmonitor geeft de status van de printer (printer gereed, printer offline, foutcontrole) en het tonerniveau
(100%, 50%, toner bijna op) van uw printer weer.
Het hulpprogramma voor printerinstellingen
gebruiken
Wanneer u de Dell-software installeert, wordt automatisch het Hulpprogramma Printerinstellingen mee geĆÆnstalleerd.
U kunt het Hulpprogramma Printerinstellingen als volgt openen:
Als u een Windows-gebruiker bent, kunt u de toepassing starten door in het menu Start achtereenvolgens
Programmaā€™s of Alle programmaā€™s > Dell > Dell-printers > de naam van uw printerstuurprogramma >
Hulpprogramma Printerinstellingen te kiezen.
Het venster Hulpprogramma Printerinstellingen biedt verschillende mogelijkheden.
Klik op het Help-pictogram voor meer informatie.
Hulpprogramma voor het bijwerken van de
firmware
Met het Hulpprogramma voor het updaten van de firmware kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te
upgraden.
Als u een Windows-gebruiker bent, kunt u de toepassing starten door in het menu Start achtereenvolgens
Programmaā€™s of Alle programmaā€™s > Dell > Dell-printers > de naam van uw printerstuurprogramma >
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware te kiezen.
Werken met Unified Linux Driver Configurator
Op de meegeleverde software-cd vindt u het pakket Unified Linux Driver om uw apparaat gemakkelijk te kunnen
gebruiken op een Linux-computer.
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat voornamelijk bestemd is voor de configuratie van apparaten.
Nadat het stuurprogramma op uw Linux-systeem is geĆÆnstalleerd, wordt automatisch het pictogram voor Unified Linux
Driver Configurator op uw bureaublad geplaatst.
Unified Driver Configurator openen
1. Dubbelklik op pictogram voor Unified Driver Configurator op het bureaublad.
U kunt ook op het pictogram Startup klikken en Dell Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2. Druk op de knoppen links om over te schakelen naar het overeenkomstige configuratievenster.
1. Printers configuration
2. Ports configuration
Klik op Help voor schermhulp.
3. Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified Driver Configurator te sluiten.
Printers configuration
Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes.
Tabblad Printer
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Linux Configurator voor een overzicht van de
printers die voor het systeem zijn geconfigureerd.
1
Schakelt over naar Printers configuration.
2
Hier worden alle geĆÆnstalleerde apparaten weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat weergegeven.
De besturingsknoppen van de printer zijn:
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het huidige apparaat in als standaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt.
Properties: hiermee kunt u eigenschappen van de printer weergeven en wijzigen.
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen weergegeven.
1
Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de klasse aan.
Refresh: de lijst met klassen vernieuwen.
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde apparaatklasse.
Port configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status van elke poort controleren en een poort
vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak.
1
Schakelt over naar Ports configuration.
2
Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer.
3
Hiermee geeft u poorttype, aangesloten apparaat en status weer.
Refresh: hiermee kunt u de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
Release port: hiermee kunt u geselecteerde poort vrijgeven.
Onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een rapport met apparaatgegevens afdrukken
Waarschuwing toner bijna op (alleen bij Dell 1130n)
Een apparaat reinigen
De tonercassette bewaren
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
Een rapport met apparaatgegevens afdrukken
U kunt een configuratiepagina afdrukken om de huidige printerinstellingen te bekijken of problemen met de printer op te
lossen.
Houd in de stand-bymodus de knop (Annuleren) ongeveer 5 seconden ingedrukt.
De configuratiepagina wordt afgedrukt.
Bij de Dell 1130 wordt deze informatie afgedrukt op de testpagina.
Waarschuwing toner bijna op (alleen bij Dell
1130n)
Als de tonercassette bijna leeg is, knippert de -LED rood. U kunt instellen of u wenst dat deze -LED al dan
niet gaat knipperen.
1. Installeer het stuurprogramma. (Zie Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat of Het stuurprogramma
installeren voor een apparaat dat via het netwerk is aangesloten.)
2. U kunt de toepassing starten door in het menu Start achtereenvolgens Programmaā€™s of Alle programmaā€™s > Dell
> Dell-printers > de naam van uw printerstuurprogramma > Hulpprogramma Printerinstellingen te kiezen.
3. Klik op Toner bijna op. Selecteer de gewenste instelling en klik vervolgens op Toepassen.
Een apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u
uw apparaat regelmatig schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de levensduur van uw
apparaat te verlengen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere
agressieve substanties bevatten kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om dit te
reinigen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in
de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn.
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek bevochtigen met een
beetje water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat terechtkomt.
Een reinigingsvel afdrukken (alleen bij Dell 1130n)
Als uw afdrukken onscherp zijn of vlekken vertonen, kunt u het probleem proberen op te lossen door een
reinigingspagina af te drukken.
Een reinigingspagina afdrukken:
Houd in de stand-bymodus de knop (Annuleren) ongeveer 10 seconden ingedrukt.
Reinigingspagina voor de OPC-drum: reinigt de OPC-drum van de tonercassette.
Deze handeling resulteert in een pagina met tonerafval die u moet weggooien.
Uw apparaat neemt automatisch een vel papier uit de papierlade op en drukt een reinigingspagina af waaraan stof- of
tonerdeeltjes blijven kleven.
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven
moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden
gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de klep aan de voorkant en verwijder de tonercassette. Plaats de tonercassette op een schoon, vlak
oppervlak.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele
minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de cassette zo nodig af met een stuk papier.
Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u
de onderzijde niet hoeft aan te raken.
3. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner in en rond de ruimte voor de
tonercassette.
Zorg dat u bij het reinigen van de binnenkant van het apparaat de transportrol onder de tonercassette of
andere onderdelen binnenin niet beschadigt. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals benzeen of verdunner, om te
reinigen. Dit kan de afdrukkwaliteit negatief beĆÆnvloeden en het apparaat beschadigen.
4. Haal voorzichtig een witte katoenen doek over de lange glasplaat (LSU) in het apparaat om te zien of er vuil aan
blijft zitten.
5. Steek de tonercassette er opnieuw in en sluit de voorklep.
6. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht, temperatuur en vochtigheid. Dell raadt u aan de
aanbevelingen te volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de langste gebruiksduur van uw
nieuwe Dell-tonercassette.
Bewaar deze cassette op dezelfde plaats als waar de printer wordt gebruikt, in het ideale geval een kantoor waar de
temperatuur en vochtigheid worden geregeld. Haal de tonercassette pas uit zijn originele, ongeopende verpakkking op
het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de originele verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de
cassette bedekken met papier en moet u de cassette bewaren in een donkere kast.
Als u de verpakking van de cassette opent voordat u de cassette gebruikt, nemen de gebruiksduur en bewaartijd van de
cassette aanzienlijk af. Bewaar de cassette niet op de grond. Als de tonercassette uit de printer wordt verwijderd, moet
de cassette altijd worden bewaard:
In de beschermhoes van de originele verpakking.
Liggend (niet rechtopstaand), met dezelfde kant naar boven als wanneer de cassette in de printer zit.
Bewaar verbruiksartikelen niet:
in temperaturen boven 40 Ā°C,
in een omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of meer dan 80%,
in een omgeving met extreme temperatuur- of vochtigheidsschommelingen,
in direct zon- of kunstlicht,
op stoffige plaatsen,
in een auto gedurende een lange periode,
in een omgeving met corrosieve dampen,
in een omgeving met zilte lucht.
Instructies voor het hanteren van cassettes
Raak het oppervlak van de lichtgevoelige drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Draai de drum nooit handmatig, vooral niet in de omgekeerde richting, want hierdoor kan de cassette binnenin
worden beschadigd en gaan lekken.
Gebruik van tonercassettes van andere merken dan Dell en
bijgevulde tonercassettes
Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Dell in uw printer wordt door Dell niet aangeraden noch
goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor generieke, bijgevulde of gerecyclede tonercassettes, alsook tonercassettes van een
bepaald winkelmerk.
De printergarantie van Dell dekt geen schade aan het apparaat die ontstaan is door het gebruik van een bijgevulde
cassette, een gerecyclede cassette of een tonercassette van een ander merk dan Dell.
Geschatte gebruiksduur van tonercassette
De geschatte gebruiksduur van een tonercassette is afhankelijk van de hoeveelheid toner die nodig is voor uw
afdruktaken. Het eigenlijke aantal afdrukken kan verschillen afhankelijk van de afdrukdichtheid, de
omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld
veel afbeeldingen afdrukt, ligt het tonerverbruik hoog en moet u de cassette sneller vervangen.
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw
apparaat
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen
binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden.
Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Toner herverdelen
Tips om papierkrulling te vermijden
Tips om papierstoringen te voorkomen
Papierstoringen verhelpen
Andere problemen oplossen
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
Verschijnen er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk.
Knippert de -LED rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette te herverdelen.
Soms blijven die witte strepen of lichtere gebieden voorkomen, zelfs nadat de toner is herverdeeld.
1. Open de voorklep.
2. Verwijder de tonercassette.
3. Rol de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner gelijkmatig te verdelen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud
water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de
onderzijde niet hoeft aan te raken.
4. Houd de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de cassette voorzichtig in de opening van het apparaat.
De nokken aan de zijkanten van de cassette en de corresponderende groeven in het apparaat leiden de cassette in de
juiste positie tot ze vastklikt.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Tips om papierkrulling te vermijden
1. Open de achterklep.
2. Duw de hendel aan weerskanten naar beneden.
1. Hendel
Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend.
Doe dit enkel als de afdruk meer dan 20 mm omgekruld is.
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende
richtlijnen als er een papierstoring optreedt.
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld. (Zie Papier in de lade plaatsen.)
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde
van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voor u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmedia.
Zorg ervoor dat het papier in de lade ligt met de te bedrukken zijde naar onder of in de lade voor handmatige invoer
met de te bedrukken zijde naar boven.
Papierstoringen verhelpen
Als het papier vastloopt, licht de -LED op het bedieningspaneel oranje op. Zoek en verwijder het vastgelopen papier.
Om door te gaan met afdrukken na het verwijderen van vastgelopen papier, moet u de voorklep openen en vervolgens
weer sluiten.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de
aanwijzingen in de volgende hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
In de papierlade
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen van vastgelopen papier.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd.
Als het papier niet uit het apparaat komt, gaat u door met de volgende stap.
2. Open de lade.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken.
Als het papier niet beweegt als u eraan trekt, of als er geen papier te zien is in dit deel van de printer, controleert
u de fixeereenheid rond de tonercassette. (Zie Binnen in het apparaat.)
4. Schuif de lade terug in het apparaat totdat deze vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
In de lade voor handmatige invoer
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen van vastgelopen papier.
1. Als het papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u het uit het apparaat.
2. Open en sluit de klep aan de voorzijde om door te gaan met afdrukken.
Binnen in het apparaat
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen van vastgelopen papier.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep aan de voorzijde en trek de tonercassette naar buiten door ze voorzichtig naar beneden te drukken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken.
3. Plaats de tonercassette terug en sluit de klep aan de voorzijde. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
In het uitvoergebied
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het verwijderen van vastgelopen papier.
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd.
1.
Ga naar de volgende stap als u geen vastgelopen papier ziet.
2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand ondervindt wanneer u eraan trekt, en ga door
met de volgende stap.
3. Open de achterklep.
4. Duw de hendels naar beneden en verwijder het papier.
Zet de hendels terug in de oorspronkelijke positie.
1. Hendel
Ga naar de volgende stap als u geen vastgelopen papier ziet.
5. Duw de hendels van de fixeereenheid naar beneden en verwijder het papier.
Zet de hendels terug in de oorspronkelijke stand.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
6.
Sluit de achterklep.
7. Open en sluit de klep aan de voorzijde. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met de bijhorende oplossingen. Voer de stappen
uit in de aangegeven volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met de klantendienst als het probleem
zich blijft voordoen.
Stroomproblemen
Klik op deze koppeling om een animatie over stroomproblemen te bekijken.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat krijgt geen stroom,
of de verbindingskabel tussen de computer en het apparaat
is niet goed aangesloten.
Steek het netsnoer in en druk op (Aan/Uit-knop)
op het bedieningspaneel.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem
opnieuw aan.
Lokaal afdrukken
Voor afdrukken binnen een netwerk (alleen
bij Dell 1130n.)
Problemen met papierinvoer
Probleem Voorgestelde oplossingen
Papier loopt vast tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie Papierstoringen verhelpen.)
Papier kleeft aan elkaar.
Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade. (Zie Specificaties van het
afdrukmateriaal.)
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt. (Zie Specificaties van het
afdrukmateriaal.)
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven
kleven.
Invoerprobleem met een
aantal vellen tegelijk.
Er kan niet meer dan Ć©Ć©n papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats
alleen papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt niet
ingevoerd.
Verwijder eventuele vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade geplaatst. Verwijder het papier en plaats het
op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het
apparaat voldoet. (Zie
Specificaties van het afdrukmateriaal.)
Het papier blijft vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade
voor handmatige invoer als u op speciaal materiaal afdrukt.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat aan de
specificaties van het apparaat voldoet. (Zie
Specificaties van het
afdrukmateriaal.)
Er zitten mogelijk materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder
de resten.
Transparanten kleven aan
elkaar in de papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal voor laserprinters zijn bedoeld. Verwijder
elke transparant zodra het is uitgevoerd.
Enveloppen trekken scheef of
worden niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze
moeten de envelop net raken).
Afdrukproblemen
Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
niet af.
Het apparaat krijgt geen
stroom.
Controleer of het netsnoer is aangesloten.
Het apparaat is niet als
standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de voorklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier. (Zie Papierstoringen
verhelpen.)
De papierlade is leeg. Plaats papier. (Zie Papier in de lade plaatsen.)
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de tonercassette.
Neem contact op met de serviceafdeling als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer en
het apparaat is niet goed
aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer en
het apparaat is mogelijk
defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die
naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook
proberen om een andere kabel voor uw apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is
verkeerd.
Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of
de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten heeft controleert u of het apparaat op
de juiste poort is aangesloten.
Het apparaat is mogelijk
niet goed
Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken... om na
te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn. (Zie
geconfigureerd. Voorkeurinstellingen openen.)
Het
printerstuurprogramma
is mogelijk niet goed
geĆÆnstalleerd.
Herstel de apparaatsoftware. (Zie Het stuurprogramma installeren
voor een USB-apparaat, Het stuurprogramma installeren voor een
apparaat dat via het netwerk is aangesloten.)
Het apparaat werkt niet
goed.
Controleer of de LEDā€™s op het bedieningspaneel een
systeemfout aangeven. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
U kunt een foutbericht ook controleren vanuit de
Printerstatusmonitor op uw computer.
Het apparaat drukt
niet af.
Het document is zo groot
dat er onvoldoende
ruimte is op de harde
schijf van de computer
om toegang te krijgen
tot de afdruktaak.
Maak extra ruimte vrij op de harde schijf en druk het document
opnieuw af.
De uitvoerlade is vol. De uitvoerlade kan tot 80 vellen normaal papier bevatten.
Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het
apparaat door met afdrukken.
Het apparaat haalt
papier uit de
verkeerde
invoerbron.
De papieroptie die in de
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken... is
geselecteerd is mogelijk
onjuist.
In veel softwaretoepassingen kan de lade worden geselecteerd op
het tabblad Papier in de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij
het printerstuurprogramma. (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
Een afdruktaak wordt
uiterst langzaam
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk zeer complex.
Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
De afdrukstand werd
mogelijk verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma.
Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt niet
overeen met het formaat
van het papier in de
lade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma overeenstemt met het papier in de
papierlade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is
geselecteerd in het programma dat u gebruikt.
Het apparaat drukt
wel af, maar de tekst
is niet correct,
vervormd of niet
compleet.
De kabel van het
apparaat zit los of is
defect.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan.
Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en apparaat indien mogelijk aan op een
andere computer en druk een document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u
een nieuwe printerkabel.
Het verkeerde
printerstuurprogramma
is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste
printer hebt geselecteerd.
De softwaretoepassing
werkt niet naar behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere
toepassing.
Het besturingssysteem
werkt niet naar behoren.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het
apparaat uit en weer in.
Als u in een DOS-
omgeving werkt is het
mogelijk dat het
lettertype voor uw
apparaat verkeerd is
ingesteld.
Zie Lettertype-instellingen wijzigen (alleen bij Dell 1130n).
Er worden blanco
paginaā€™s "afgedrukt".
De tonercassette is leeg
of beschadigd.
Herverdeel de toner indien nodig. Vervang indien nodig de
tonercassette.
Het bestand bevat
mogelijk blanco
Controleer of het bestand blanco paginaā€™s bevat.
paginaā€™s.
Er is mogelijk een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het apparaat drukt
het PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen, tekst
of illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit tussen
het PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te
drukken als een afbeelding. Schakel Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in
beslag.
De fotoā€™s worden niet
goed afgedrukt. De
afbeeldingen zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de foto
is erg laag.
Maak de foto kleiner. Als u de foto in de softwaretoepassing
vergroot, vermindert de resolutie.
Er komt voor het
afdrukken stoom uit
het apparaat ter
hoogte van de
uitvoerlade.
Het gebruik van
geperforeerd papier kan
aanleiding geven tot de
verspreiding van
dampen tijdens het
afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.
Het apparaat drukt
geen speciaal papier
zoals rekeningpapier
af.
Papierformaat en
papierformaatinstelling
komen niet overeen.
Stel het juiste papierformaat in onder Bewerken... op het tabblad
Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit.
Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Lichte of vage afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet is de toner
bijna op. Door de resterende toner over de cassette te verdelen kunt u er
waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken. (Zie
Toner herverdelen.)
Als de afdrukkwaliteit hierdoor niet verbetert, moet u een nieuwe tonercassette
plaatsen.
Het papier voldoet mogelijk niet aan de papierspecificaties. Het papier kan
bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. (Zie
Specificaties van het
afdrukmateriaal.)
Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of staat het
apparaat in de tonerspaarstand. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de
tonerspaarstand uit. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de
tonercassette gereinigd moet worden. (Zie
De binnenkant reinigen.)
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. (Zie De
binnenkant reinigen.)
Tonervlekken
Het papier voldoet mogelijk niet aan de specificaties. Het papier kan
bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. (Zie
Specificaties van het
afdrukmateriaal.)
De transportrol is mogelijk vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem
contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met
een medewerker van de klantenservice.
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw
af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier
bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk. (Zie
Specificaties van
het afdrukmateriaal.)
De hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen
ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of
merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken..., klik op het tabblad Papier en stel
het type in op Dik papier. (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost neemt u contact op met
een medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel vuil vanaf het papier op de interne
onderdelen van het apparaat waardoor de rol vuil kan zijn. Reinig de
binnenkant van het apparaat. (Zie
De binnenkant reinigen.)
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. (Zie De binnenkant
reinigen.)
Verticale strepen
Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont:
Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de
tonercassette. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie
De
tonercassette vervangen.)
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. (Zie De
binnenkant reinigen.)
Zwarte achtergrond Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een kleiner gewicht. (Zie Specificaties van het
afdrukmateriaal.)
Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een
hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV) kunnen aanleiding geven tot een
grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie De tonercassette
vervangen.)
Tonervegen Als er tonervlakken op de pagina verschijnen:
Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie De binnenkant reinigen.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie Specificaties van
het afdrukmateriaal.)
Verwijder de tonercassette en installeer een nieuwe. (Zie De tonercassette
vervangen.)
Verticaal terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Als u nog steeds dezelfde problemen
ondervindt, verwijdert u de tonercassette en plaatst u een nieuwe. (Zie
De
tonercassette vervangen.)
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de
afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden zal het probleem
waarschijnlijk na enkele paginaā€™s vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die
willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een
andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat
gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om
te voorkomen dat er wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden
aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met
schaduwvlekken kiest u een andere afdrukresolutie in het softwareprogramma
of in Voorkeursinstellingen voor afdrukken... (Zie
Voorkeurinstellingen
openen.)
Misvormde tekst
Als tekst er vervormd uitziet (ā€œuitgeholdā€ effect) is het papier mogelijk te glad.
Probeer een ander soort papier. (Zie
Specificaties van het afdrukmateriaal.)
Papier schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie Specificaties van
het afdrukmateriaal.)
Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel
papier.
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als
de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. (Zie
Specificaties van het
afdrukmateriaal.)
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens het papier 180Ā° te
draaien in de lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie Specificaties van
het afdrukmateriaal.)
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens het papier 180Ā° te
draaien in de lade.
Achterkant van afdrukken is vuil
Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie De
binnenkant reinigen.)
EĆ©n vaste kleur of zwarte
paginaā€™s
De tonercassette werd mogelijk niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en
plaats ze opnieuw.
De tonercassette is mogelijk defect. Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie
De tonercassette vervangen.)
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Losse toner
Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie De binnenkant reinigen.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie Specificaties van
het afdrukmateriaal.)
Verwijder de tonercassette en installeer een nieuwe. (Zie De tonercassette
vervangen.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden
hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Openingen in tekens
Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op
plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten probeert u een ander soort
transparant. Omwille van de samenstelling van de transparanten zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier
en draai het om.
Het papier voldoet mogelijk niet aan de papierspecificaties. (Zie Specificaties
van het afdrukmateriaal.)
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
De tonercassette werd mogelijk onjuist geplaatst. Verwijder de cassette en
plaats ze opnieuw.
De tonercassette is mogelijk defect. Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie
De tonercassette vervangen.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden
hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het
volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens het papier 180Ā° te
draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken..., klik op het tabblad Papier en stel
het type in op Dun papier. (Zie
Voorkeurinstellingen openen.)
Er verschijnt voortdurend een
onbekende afbeelding op enkele
vellen, er zit losse toner op de
afdruk, of de afdruk is te licht of
vuil.
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of meer. Een
dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit beĆÆnvloeden (bijv. losse toner of een
lichte afdruk). Pas de luchtdrukaanpassing van uw apparaat aan. (Zie
Luchtdrukaanpassing.)
Veelvoorkomende problemen onder Windows
Probleem Voorgestelde oplossingen
Tijdens de installatie verschijnt
het bericht "Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en
start vervolgens Windows weer op. Installeer het printerstuurprogramma
opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout", "OE-
uitzondering", "Spool 32" of
"Ongeldige bewerking" verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw
af te drukken.
Het bericht "Kan niet afdrukken"
of "Er is een time-outfout in de
printer opgetreden" verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in gereedmodus of
nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat u na of er een
fout is opgetreden.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is meegeleverd voor meer
informatie over foutmeldingen in Windows.
Veelvoorkomende problemen onder Linux
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
drukt niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is geĆÆnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en
selecteer het tabblad Printers in het venster Printers configuration om de lijst met beschikbare
printers weer te geven. Controleer of het apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add
new printer wizard om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw
apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het paneel Selected printer. Druk op
de knop Start als de status de tekenreeks Stopped bevat. Hierna zou het apparaat weer normaal
moeten werken. De status "stopped" kan geactiveerd zijn wanneer er zich problemen met het
afdrukken hebben voorgedaan.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de
parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op
te lossen. Voor Gimp front-end kiest u "print" -> "Setup printer" en bewerkt u de
opdrachtregelparameter in de menuoptie.
Het apparaat
drukt geen
volledige
paginaā€™s af.
Slechts de
helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een gekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of
een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is aan bugs.ghostscript.com
gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 of een
hogere versie. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen.
De
foutmelding
"Cannot open
port device
file"
verschijnt als
ik een
document
afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak
wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties
worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien
Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken vergrendelt, blijft deze vergrendeld door het
abrupte afbreken van de driver zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als
deze situatie zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in
Port configuration.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over
Linux-foutmeldingen.
Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt PDF-bestanden niet juist af.
Sommige delen van afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te
drukken als een afbeelding. Schakel Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd
in beslag.
Het document is afgedrukt, maar de afdruktaak is
niet verdwenen uit de wachtrij in Mac OS X 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot Mac OS X 10.3.3 of een hogere
versie.
Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven
tijdens het afdrukken van het voorblad.
Mac OS kan het lettertype niet aanmaken tijdens het afdrukken
van het voorblad. Het Nederlandse alfabet en Nederlandse
cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een Macintosh-computer een document
afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger worden
de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw
printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling
in AcrobatĀ® ReaderĀ®.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie
over Macintosh-foutmeldingen.
Verbruiksartikelen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen en onderdelen voor het onderhoud van uw apparaat kunt
aankopen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Aankoopmogelijkheden
Verkrijgbare verbruiksartikelen
De tonercassette vervangen
De beschikbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper om de lijst met
beschikbare accessoires te ontvangen.
Aankoopmogelijkheden
Als u door Dell goedgekeurde verbruiksartikelen en accessoires wilt bestellen, ga dan naar www.dell.com/supplies of
neem contact op met de lokale Dell-verdeler bij wie u de printer hebt gekocht. U kunt ook naar www.dell.com of
support.dell.com surfen en uw land/regio selecteren voor informatie over technische ondersteuning.
Verkrijgbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun levensduur naderen kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat
bestellen:
Type
Gemiddeld aantal afdrukken
[a]
Naam van het onderdeel
Tonercassette met standaardcapaciteit Ong. 1.500 paginaā€™s 3J11D
Tonercassette met hoge capaciteit Ong. 2.500 paginaā€™s 2MMJP
[a]
Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19752.
Zie
De tonercassette vervangen voor het vervangen van de tonercassette.
De levensduur van de tonercassette kan variƫren afhankelijk van de opties en de taakmodus.
U moet tonercassettes en andere verbruiksartikelen aankopen in het land waar u uw apparaat hebt gekocht. De
verbruiksartikelen zijn mogelijk immers niet compatibel met uw apparaat omdat de systeemconfiguratie verschilt van
land tot land.
Dell raadt het gebruik van niet-originele Dell-tonercassettes (bijv. bijgevulde of gerecyclede tonercassettes) af. Dell
kan de kwaliteit van niet-originele Dell-tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en reparaties die vereist zijn als
gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan die van Dell vallen niet onder de garantie van het apparaat.
De tonercassette vervangen
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het vervangen van een tonercassette.
Wanneer de tonercassette de geschatte gebruiksduur heeft bereikt:
Het venster van het programma Printerstatusmonitor verschijnt en geeft aan dat u de tonercassette moet vervangen.
Stopt het apparaat met afdrukken.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het type tonercassette van uw apparaat. (Zie
Verkrijgbare verbruiksartikelen.)
1. Open de voorklep.
2. Verwijder de tonercassette.
3. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
4. Verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen.
5. Trek de afdichtingstape aan het uiteinde van de tonercassette voorzichtig uit de cassette en gooi de tape weg.
Het afsluittape is als het op de juiste wijze verwijderd is, langer dan 60 cm.
U moet de tape recht van de inktcassette trekken om deze te verwijderen. Let op dat de tape niet afscheurt.
Als dit gebeurt, is de tonercassette onbruikbaar.
Zie de afbeeldingen met instructies op de verpakking van de cassette.
6. Schud de cassette voorzichtig vijf tot zes keer heen en weer om de toner gelijkmatig te verdelen. Zo zorgt u ervoor
dat u het maximum aantal kopieƫn per cassette kunt maken.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud
water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de
onderzijde niet hoeft aan te raken.
7. Houd de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de cassette voorzichtig in de opening van het apparaat.
De nokken aan de zijkanten van de cassette en de corresponderende groeven in het apparaat leiden de cassette in de
juiste positie tot ze vastklikt.
8. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Specificaties
In dit hoofdstuk vindt u meer informatie over de specificaties van het apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Hardwarespecificaties
Omgevingsvoorwaarden
Elektrische specificaties
Specificaties van het afdrukmateriaal
De specificaties zijn gebaseerd op voorlopige gegevens. Zie www.dell.com of support.dell.com voor actuele
informatie.
Hardwarespecificaties
Item Beschrijving
Afmetingen Hoogte 197 mm
Diepte 389 mm
Breedte 360 mm
Gewicht Apparaat met verbruiksartikelen
Dell 1130: 7,25 kg
Dell 1130n: 7,30 kg
Verpakkingsgewicht Papier 1,23 kg
Plastic 0,19 kg
Omgevingsvoorwaarden
Item Beschrijving
Geluidsniveau
[a]
Gereedmodus 26 dB (A)
Afdrukmodus
Dell 1130: 49 dB (A)
Dell 1130n: 50 dB (A)
Temperatuur Werking 10 tot 32 Ā°C
Opslag (zonder verpakking) 0 tot 40 Ā°C
Relatieve luchtvochtigheid Werking 20 tot 80% RV
Opslag (zonder verpakking) 10 tot 80% RV
[a]
Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig
afdrukken.
Elektrische specificaties
De stroomvereisten zijn gebaseerd op het land of de regio waar het apparaat wordt verkocht. De bedrijfsspanning
mag niet worden gewijzigd. Doet u dit toch, dan kan het apparaat worden beschadigd en vervalt de productgarantie.
Item Beschrijving
Voeding
[a]
Model dat op 110 volt werkt AC 110-127 V
Model dat op 220 volt werkt AC 220-240 V
Stroomverbruik Gemiddelde bedrijfsmodus Minder dan 360 W
Gereedmodus
Dell 1130: Minder dan 45 W
Dell 1130n: Minder dan 60 W
Energiebesparende modus
Dell 1130: Minder dan 4,5 W
Dell 1130n: Minder dan 6,5 W
Uitgeschakelde toestand Minder dan 0,8 W
[a]
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste spanning, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw
apparaat.
Specificaties van het afdrukmateriaal
Type Formaat Afmetingen
Gewicht van het
afdrukmateriaal
[a]
/capaciteit
[b]
Papierlade 1
Lade voor
handmatige
invoer
Normaal
papier
Letter 216 Ɨ
279 mm
60 tot
120 g/m
2
250 vellen
van
80 g/m
2
60 tot 220 g/m
2
1 vel stapeling
Legal 216 Ɨ
356 mm
US Folio 216 Ɨ
330 mm
A4 210 Ɨ
297 mm
Oficio 216 Ɨ
343 mm
JIS B5 182 Ɨ
257 mm
60 tot 90 g/m
2
150 vellen
van
80 g/m
2
ISO B5 176 Ɨ
250 mm
Executive 184 Ɨ
267 mm
A5 148 Ɨ
210 mm
A6 105 Ɨ
148 mm
Envelop Monarch-env. 98 Ɨ
191 mm
Niet
beschikbaar in
lade 1
75 tot 90 g/m
2
1 vel stapeling
Env. nr.10 105 Ɨ
241 mm
Envelop DL 110 Ɨ
220 mm
Envelop C5 162 Ɨ
229 mm
Envelop C6 114 Ɨ
162 mm
Dik papier Zie Normaal papier Zie Normaal
papier
90 g/m
2
90 g/m
2
1 vel stapeling
Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal
papier
60 tot 70 g/m
2
60 tot 70 g/m
2
1 vel stapeling
Transparanten Zie Normaal papier Zie Normaal
papier
Niet
beschikbaar in
lade 1
138 tot 146 g/m
2
1 vel stapeling
Etiketten
[c]
Letter, Legal, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5,
Executive, A5, Statement
Zie Normaal
papier
Niet
beschikbaar in
lade 1
120 tot 150 g/m
2
1 vel stapeling
Kartonpapier Letter, Legal, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5,
Executive, A5, Statement, Briefkaart 4x6
Zie Normaal
papier
Niet
beschikbaar in
lade 1
105 tot 163 g/m
2
1 vel stapeling
Minimaal formaat (aangepast) 76 Ɨ
127 mm
60 tot
163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 Ɨ
356 mm
[a]
Plaats het papier vel per vel in de lade als het afdrukmateriaal meer weegt dan 120 g/m
2
.
[b]
De maximumcapaciteit kan verschillen, afhankelijk van de omgevingsvoorwaarden en van het gewicht en de dikte
van het afdrukmateriaal.
[c]
Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield).
Bijlage
Beleid van Dell voor technische ondersteuning
Indien bij het oplossen van problemen gebruik wordt gemaakt van technische ondersteuning door een technicus, is
medewerking en actieve deelname van de klant vereist. De ondersteuning herstelt het besturingssysteem, de
applicatiesoftware en de hardwarestuurprogrammaā€™s door deze terug te zetten in de oorspronkelijke, door Dell geleverde
standaardconfiguratie. Verder wordt gecontroleerd of de printer en alle door Dell geĆÆnstalleerde hardware juist werken.
Naast deze technische ondersteuning door een technicus biedt Dell ook online technische ondersteuning op de website
support.dell.com. Meer mogelijkheden voor technische ondersteuning zijn beschikbaar tegen betaling.
Dell biedt beperkte technische ondersteuning voor de printer en door Dell geĆÆnstalleerde software en randapparatuur.
Ondersteuning voor software en randapparaten van derden wordt geboden door de oorspronkelijke fabrikant. Dit geldt
ook voor software en randapparaten die zijn aangeschaft en/of geĆÆnstalleerd via Software & Peripherals (DellWare),
ReadyWare en Custom Factory Integration (CFI/DellPlus).
Contact opnemen met Dell
Gebruikers in de Verenigde Staten kunnen terecht op het nummer 800-WWW-DELL (800-999-3355).
Als u geen actieve internetverbinding hebt, kunt u de contactinformatie vinden op uw aankoopbon, pakbon, factuur of
in de productcatalogus van Dell.
Dell biedt verschillende online en telefonische ondersteunings- en serviceopties. De beschikbaarheid varieert per land en
per product, en sommige services zijn mogelijk niet beschikbaar in uw regio. U kunt als volgt contact opnemen met Dell
voor vragen aan de verkoopafdeling, technische ondersteuning of klantenservice:
1. Ga naar support.dell.com en kies uw land of regio in de vervolgkeuzelijst Choose A Country/Region onderaan op de
pagina.
2. Klik op Contact opnemen aan de linkerzijde van de pagina, en klik op de koppeling voor de service of
ondersteuning die u nodig hebt.
Garantie- en retourneringsbeleid
Dell Inc. ("Dell") maakt voor de productie van hardware gebruik van nieuwe of gelijkwaardige onderdelen en werkt
volgens de normen die in de sector gelden. Voor meer informatie over de printergarantie van Dell verwijzen we naar de
Productinformatiegids.
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd raken met het product en de terminologie die in deze
gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE
LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802).
802.11b/g
802.11b/g kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4 GHz. 802.11b ondersteunt bandbreedtes tot
11 Mbps; 802.11g tot 54 Mbps. 802.11b/g-apparaten kunnen interferentie ondervinden van microgolfovens,
draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloze toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat dat draadloze communicatie-apparaten
verbindt in een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-
radiosignalen.
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het
apparaat een gedeelte van het papier in een keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc ontwikkelde protocollen voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple
ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van Ć©Ć©n pixel in een bitmap-
afbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren.
Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur
wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI)
en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkcliƫnt om automatisch het IP-adres op
te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde besturingssystemen. De
BOOTP-servers wijzen aan iedere cliƫnt een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme
wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer
de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige kopieƫn worden
gemaakt.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is het plat, doorgaans verticaal, gedeelte waarop de bedienings- of controle-instrumenten
worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5%
betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel
ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Comma Separated Values (CSV). CSV (Comma Separated Value) is een type bestandsindeling. CSV wordt gebruikt
om gegevens uit te wisselen tussen verschillende toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de IT-sector, zelfs voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een mechanisme waarmee een origineel vel papier
automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt
ingesteld of geĆÆnitialiseerd wordt.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliƫnt/server-netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt
configuratieparameters naar de DHCP-client host die daarom vraagt en die de clienthost nodig heeft om deel uit te
kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan
clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het
apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op
netwerken, zoals het internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel
van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het
algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter
bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie) Distinctive Ring is een dienst van de
telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende
telefoonnummers kan ontvangen.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken
(of scannen). Een printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte paginaā€™s per maand die de printerprestaties niet beĆÆnvloedt.
Doorgaans heeft de printer een beperkt levensduur, zoals een bepaald aantal paginaā€™s per jaar. De levensduur duidt
de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48.000
paginaā€™s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina's tot 2.400 per dag.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of
faxmodems van Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het verzendingsproces van faxen, die soms worden veroorzaakt
door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met een apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van Ć©Ć©n systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het
eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag; in tegenstelling tot simulatie die
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne
staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LANā€™s. Het definieert de bedrading en
signalen voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag van het OSI-
model. Ethernet wordt meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren '90 van afgelopen eeuw de
meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de
oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is geĆÆnstalleerd zodat andere apparaten van een
derde, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kan worden aangesloten. Met deze apparaten kunt u laten
betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig
netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een
reserverol. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te
zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het uit een laserprinter
komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt
omdat het een computer/netwerk betreft die/dat toegang biedt tot een andere computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven worden omgezet in grijswaarden; kleuren
worden door verschillende grijstinten weergegeven.
Halftint
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te variƫren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een
groot aantal dots, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat
digitaal gecodeerde gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale professionele non-profitorganisatie
voor de bevordering van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers).
De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden
aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of
verrichtingen te laten uitvoeren. De term verwijst nu en dan enkel naar de meest zichtbare dienst, de interne
website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en
informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
Apm (afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. Apm geeft het
aantal vellen papier aan dat een printer binnen Ć©Ć©n minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken,
mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en
ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt
gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices aan die
vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LANā€™s (Local Area Networks) en is een bijzonder efficiĆ«nt protocol voor
dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een internationale organisatie die normen vastlegt en
samengesteld is uit vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert wereldwijd
industriƫle en commerciƫle normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale organisatie die is opgericht voor de
standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten
standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen
verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-T duidt op
telecommunicatie.
ITU-T Nr. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van
nauwkeurigheid of kwaliteit die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder voor
faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor fotoā€™s. Deze
indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van fotoā€™s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van
directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres
is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens per twee
worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC
(Network Interface Card) geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten
kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat verschillende functies in Ć©Ć©n fysieke behuizing
combineert, bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
MH
Modified Huffman (MH) is een compressiemethode voor het beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen
faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te versturen en aanbevolen wordt door ITU-T T.4. MH is een op
een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes
te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de
meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te coderen en een dergelijk signaal
demoduleert om de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande
lijn met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en
vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van
coƶperatieve multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen
gebaseerd op de klassiek Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp
van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
De belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de printer en moet van tijd tot tijd worden
vervangen, omdat de papierkorrel hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of
omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International
Organization for Standardization). OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de
vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn
van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description Language) die ontwikkeld is door HP als
printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL is aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste
inkjetprinters en is later op de markt gebracht voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkeld bestandsindeling voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die voornamelijk in e-publishing en desktop
publishing wordt gebruikt. - die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar
de printer.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of
kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer en verwijst naar het aantal
paginaā€™s dat een printer in Ć©Ć©n minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan communiceren met het
apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers
inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken
wereldwijd dat in een bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
Remote Authentication Dial In User Service (RADIUS) is een protocol voor gebruikersidentificatie en accounting op
afstand. RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp van een AAA-
concept (authentication, authorization en accounting) voor het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden,
printers, seriƫle poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een
geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief
eenvoudig op tekst gebaseerd protocol waarbij Ć©Ć©n of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna
de berichttekst wordt verzonden. Het is een cliƫnt-serverprotocol, waarbij de cliƫnt een e-mailbericht verzendt naar
de server.
SSID
Service Set Identifier (SSID) is een benaming van een draadloos netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een
draadloos netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID's zijn hoofdlettergevoelig en
kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het
netwerkadres is en welk deel het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set communicatieprotocollen die de protocolstack
implementeren waarop het internet en de meeste commerciƫle netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het
verzendresultaat en het aantal verzonden paginaā€™s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na
een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF
beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-afbeeldingen maken gebruik
van tags: trefwoorden die de kenmerken definiƫren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en
platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen
zijn gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles die toner bevat in een apparaat, zoals een printer. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt door de
hitte van de fixeereenheid gesmolten, waardoor het zich aan de vezels in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-
compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een API voor het vastleggen van
afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT
en andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het
eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de
domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers en
randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele
computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt
gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door papiermakers om hun
product te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiƫle documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een beveiligingsprotocol dat gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde
beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door ze over radio te encrypteren
zodat het beveiligd van een punt naar een ander worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
Wi-Fi Protected Access (WPA) is een klasse van systemen voor de beveiliging van draadloze (Wi-Fi)
computernetwerken die ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (WPA Pre-Shared Key) is een speciale WPA-modus voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een
gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt (WAP) en draadloze
laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en
de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108

Dell 1130 Laser Mono Printer Gebruikershandleiding

Categorie
Afdrukken
Type
Gebruikershandleiding